Upload
yvonne-pit
View
1.025
Download
0
Embed Size (px)
Meten is weten. Zorgt meten voor gedragsverandering?
Adviesrapport
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering?
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 1
Titelblad Titel: Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? Ondertitel: Adviesrapport Auteur: Yvonne K. Pit Studentnummer: 353501 Opleiding: Toegepaste Psychologie, Instituut voor Sociale Studies Hanzehogeschool te Groningen Afstudeerdocent: Dr. A. van den Bos, docent Instituut voor Sociale Studies Opdrachtgever: Quantified Self Institute Praktijkbegeleider: Dr. M. de Groot, lectoraat transparante zorgverlening, senior onderzoeker &
programmaleider van het Quantified Self Institute Datum: 13 januari 2014 Plaats: Groningen
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 2
Abstract
4.9 million Dutch people don’t get enough exercise (Poortvliet, Schrijvers & Baan, 2007). To get
healthier people should walk 10.000 steps a day or get an intensive exercise of thirty minutes, at
least five times a week. When people don’t get enough exercise the risk of diseases and disorders
increases (Taylor, 2006 ; Paffenbarger, Hyde, Wing & Hsieh, 1986). Type 2 diabetes is originally a
disease for the older people but nowadays it occurs among a lot of young people as well (World
Health Organization, 2003). The main reason for this shift is the lack of exercise and consumption of
unhealthy food (Putten, 2009). The ‘Innovatie Werkplaats Diabetes’ (IWPD) was created to stimulate
people with type 2 diabetes to live more active and healthier.
The goal of this research is to give recommendations to optimize a self-monitoring system for people
with type 2 diabetes to stimulate physical exercise. Two main questions lead the research:
What factors play a positive and / or negative role in encouraging physical activity in people
with type 2 diabetes by means of a self-monitoring system?
How do people with type 2 diabetes experience the Fitbit and e-vitality zorgmaatwerk?
The first question will be answered by examining the literature. To answer the second question
people with type 2 diabetes will be interviewed. For two weeks a heterogeneous group of nine
people with type 2 diabetes used a digital pedometer (Fitbit). The Fitbit recorded their steps and
miles and the amount of calories they burned. In addition to the Fitbit respondents used an e-health
platform on the Internet, ‘e-vitality zorgmaatwerk’. On this platform they were able to collect the
data from the Fitbit, and get in contact with the health care professional. The professional provided
the respondents with physical exercises and questionnaires. After the test period all respondents
were interviewed using a semi-structured interview schedule.
A literature study revealed that many factors play an important positive role in encouraging physical
activity in people with type 2 diabetes. The five most important factors are: awareness of current
risky behavior, the extent to which a person is self-regulated, the extent to which one believes in his
own abilities (self-efficacy), the intention that someone has to change behavior and the reward this
person receives.
The interviews revealed that respondents experienced the use of the Fitbit and e-vitality as positive.
It is user-friendly, intuitive and they both are products for everyone to use. It creates awareness and
encourages more exercise.
Both products were well received by the respondents. Everyone wishes to make use of a self-
monitoring system when offered by a professional. However, literature research and the interviews
revealed a number of recommendations for the self-monitoring system. The effectiveness can be
increased by providing more information on healthy and high-risk behavior. In the self-monitoring
system people with type 2 diabetes need to create their own goals and challenges and they need to
be able to control them. When goals are achieved, a reward should be given. Other sporting activities
and blood sugar rate should be registered on e- vitality. Finally, a forum can be added so that users of
the platform can find social support and share information.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 3
Samenvatting
4.9 miljoen Nederlanders bewegen te weinig (Poortvliet, Schrijvers & Baan, 2007). 10.000 stappen
per dag of dertig minuten intensief sporten is de norm om gezondheid te bevorderen (Tudor-Locke &
Basset jr, 2004). Wanneer men te weinig beweegt is de kans groter op ziekten en aandoeningen
(Taylor, 2006 ; Paffenbarger, et al.,1986). Diabetes type 2 is oorspronkelijk een ouderdomsziekte
maar komt tegenwoordig al op jonge leeftijd voor (World Health Organization, 2003). De
voornaamste reden hiervoor is te weinig beweging en ongezonde voeding (Putten, 2009). De
Innovatie Werkplaats Diabetes (IWPD) is in het leven geroepen om mensen met diabetes type 2 te
stimuleren actiever en gezonder te leven.
Het doel van dit onderzoek is aanbevelingen te geven ter optimalisering van een
zelfmonitoringssysteem voor mensen met diabetes type 2 om lichaamsbeweging te stimuleren. Er
staan twee vragen centraal gedurende het onderzoek:
Welke factoren spelen een positieve en/of negatieve rol bij het stimuleren van
lichaamsbeweging van mensen met diabetes type 2 door middel van een
zelfmonitoringssysteem?
Hoe ervaren mensen met diabetes type 2 de Fitbit en e-vitality zorgmaatwerk?
De eerste vraag is beantwoord middels literatuuronderzoek. Om de tweede vraag te beantwoorden
werden interviews afgenomen. Een heterogene groep van negen mensen met diabetes type 2,
gebruikten twee weken lang een digitale stappenteller (Fitbit). De Fitbit hield bij hoeveel stappen en
kilometers iemand liep en hoeveel calorieën daarmee verbrand werden. Naast de Fitbit maakten de
respondenten gebruik van een e-health platform op internet; e-vitality zorgmaatwerk. Op dit
platform konden zij de gegevens van de Fitbit registreren, oefeningen en testen maken en contact
met de zorgverlener opnemen. Na de testperiode zijn alle respondenten geïnterviewd met behulp
van een semigestructureerd interviewschema.
Geconcludeerd kan worden dat vele factoren een belangrijke positieve rol spelen bij het stimuleren
van lichaamsbeweging van mensen met diabetes type 2. De vijf belangrijkste factoren zijn:
bewustwording van huidig risicovol gedrag, de mate waarin iemand zelfregulatie bezit, de mate
waarin iemand gelooft in eigen kunnen (eigen effectiviteit), de intentie die iemand heeft om gedrag
te veranderen en de beloning die iemand ontvangt.
Uit de interviews bleek dat de respondenten het gebruik van de Fitbit en e-vitality zorgmaatwerk als
positief hebben ervaren. Het zijn gebruiksvriendelijke, overzichtelijke producten die voor iedereen te
gebruiken zijn. Het creëert bewustwording en stimuleert om meer te bewegen. Iedereen gaf aan
gebruik te willen maken van een zelfmonitoringssysteem als dit door de zorgverlener aangeboden
werd.
Wel kwamen een aantal aanbevelingen uit de literatuur en interviews rollen. De effectiviteit van een
zelfmonitoringssysteem kan verhoogd worden door meer informatie over gezond en risicovolgedrag
aan te bieden. Daarnaast moeten mensen met diabetes type 2 zelfstandig doelen en uitdagingen
kunnen opstellen. Aan het behalen van deze doelen moet een beloningssysteem gekoppeld worden.
Andere sportieve activiteiten en de bloedsuikerspiegel moeten geregistreerd kunnen worden op e-
vitality zorgmaatwerk. Tot slot kan een forum toegevoegd worden waardoor gebruikers van het
platform sociale steun kunnen zoeken en informatie kunnen delen.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 4
Voorwoord
Voor u ligt het adviesrapport: Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering?
In opdracht van de Innovatiewerkplaats Active Ageing Diabetes is onderzoek uitgevoerd naar het
stimuleren van lichaamsbeweging van mensen met diabetes type 2. Dit is het eerste onderzoek dat
uitgevoerd wordt door een junior onderzoeker van de opleiding Toegepaste Psychologie.
De kans om deze opdracht uit te voeren is mogelijk gemaakt door mijn begeleider en tevens senior
onderzoeker bij het lectoraat transparante zorgverlening en programmaleider van het Quantified Self
Institute, Martijn de Groot. Ik wil hem dan ook bedanken voor de fijne samenwerking en begeleiding.
Daarnaast wil ik mijn afstudeerbegeleider Arne van den Bos bedanken voor het begeleiden van mijn
onderzoek en het geven van feedback.
Groningen, 13 januari 2014
Yvonne Pit
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 5
Inhoudsopgave 1. Inleiding ............................................................................................................................... 6
1.1 Doelstelling & centrale vraag ........................................................................................................ 9
1.2 Leeswijzer ...................................................................................................................................... 9
2. Onderzoeksopzet ................................................................................................................ 10
2.1 Centrale vraag 1 .......................................................................................................................... 10
2.1.1 Literatuuronderzoek ............................................................................................................. 10
2.2 Centrale vraag 2 .......................................................................................................................... 10
2.2.1 Expertinterview .................................................................................................................... 10
2.2.2 Diepte-interviews ................................................................................................................. 10
3. Theoretisch kader ............................................................................................................... 12
3.1 Zelfregulatie ................................................................................................................................ 12
3.2 Theorie van Gepland Gedrag (TGG) ............................................................................................ 13
3.3 Health Action Process Approach (HAPA) ..................................................................................... 14
3.4 Zelfmonitoringssysteem .............................................................................................................. 16
4. Resultaten .......................................................................................................................... 19
4.1 Stimuleren van lichaamsbeweging .............................................................................................. 19
4.2 Gebruiksvriendelijkheid Fitbit & E-vitality zorgmaatwerk .......................................................... 22
4.3 Feedback op beweeggedrag ........................................................................................................ 23
5. Conclusie & aanbevelingen.................................................................................................. 26
5.1 Conclusie ..................................................................................................................................... 26
5.2 Aanbevelingen ............................................................................................................................. 27
6. Discussie ............................................................................................................................. 30
Literatuurlijst ............................................................................................................................. 31
Bijlagen ...................................................................................................................................... 35
Bijlage 1: Werving respondenten ...................................................................................................... 35
Bijlage 2: Handleiding installatie Fitbit & E-vitality ........................................................................... 36
Bijlage 3: Interviewschema ............................................................................................................... 37
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 6
1. Inleiding
Gezonde leefstijl
Algemeen bekend is dat beweging goed is voor het lichaam, de gezondheid en de psychische
gesteldheid van de mens. Een half uur actieve lichaamsbeweging of 10.000 stappen per dag is gezond
beweeggedrag en wordt gezien als richtlijn wanneer getracht wordt gezondheid te bevorderen
(Tudor-Locke & Basset jr, 2004). Door dit dagelijks uit te voeren wordt het risico op aandoeningen
zoals borstkanker, beroertes, hartaandoeningen, chronische ziektes of voortijdig overlijden verkleind
(Taylor, 2006 ; Paffenbarger, et al., 1986). Dat lichaamsbeweging ook goed is voor psychische
gesteldheid blijkt uit verschillende onderzoeken. Deze laten zien dat regelmatige lichaamsbeweging
positieve invloed heeft op de gemoedstoestand, het herstelproces bevordert en het psychisch
welbevinden vergroot (Bijvoorbeeld: McCann & Holmes, 1984; Berlin, Kop & Deuster, 2006; Singh,
Stavrinos, Scarbeck, Galambos, Liber & Fiatore Singh, 2001; Babyak, Blumenthal & James, 2000;
Plante & Rodin, 1990). Ondanks dat deze feiten al decennia bekend zijn, bewegen mensen nog
steeds te weinig (Caspersen, 1989). Uit onderzoek van Poortvliet, Schrijvers & Baan (2007) blijkt dat
4,9 miljoen Nederlanders zich niet aan de richtlijn van beweging houden en te weinig lichamelijk
actief zijn. Deze ongezonde leefstijl kan leiden tot (chronische) ziektes en aandoeningen (Chorus &
Hopman-Rock, 2003).
Tegenwoordig worden veel technologische gadgets en applicaties ontwikkeld om een gezonde
leefstijl en voldoende beweging te stimuleren. Er wordt onder andere gebruik gemaakt van
sensortechnologie. Sensoren kunnen beweging, bloeddruk, hartslag, ademhaling en andere
lichamelijke processen waarnemen en weergeven. Dit wordt ook wel Quantified Self genoemd.
Quantified Self geeft mensen de kans om zelfmonitorende apparaten te gebruiken om inzicht te
krijgen in de individuele leefstijl en om risicovol gedrag te verkleinen.
Quantified Self Institute (QSI)
28 september 2012 is het Quantified Self Institute (QSI) opgericht voor de uitvoering van
wetenschappelijk onderzoek op het gebied van zelfmeting, zelfmonitoring en Quantified Self
producten. De focus van het QSI ligt op zelfmeting in relatie tot gezond opgroeien en gezond ouder
worden met een hoge ‘fun factor’ (Quantified Self Institute, 2012). Het QSI is vanaf september 2013
een nauw samenwerkingsverband aangegaan met de Kwadrant groep, E-vitality, Target Holding,
Tizin, Alfa college en het Bethesda Diabetes Research Center. Samen vormen zij de
Innovatiewerkplaats Diabetes (IWPD). De IWPD is samen gekomen met als doel mensen met
diabetes type 2 een betere kwaliteit van leven te geven door het bevorderen van een gezonde en
actieve levensstijl. Door (pilot) onderzoeken wordt in kaart gebracht of gedragsverandering door het
gebruik van zelfmonitorende producten is gestimuleerd. Allerlei nieuwe methodes, producten en
interventies gericht op e-health en zelfmonitoren middels (sensor)technologie worden ingezet. De
IWPD streeft ernaar om de gezondheid van mensen met diabetes type 2 te verbeteren en draagt
daarmee ook indirect bij aan de kostenvermindering in de zorg (Poos, Baan & Hamberg-van Reenen,
2012).
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 7
Fitbit
Er verschijnen steeds meer Quantified Self producten op de markt. De Fitbit is een veelgebruikte
digitale stappenteller die bijhoudt hoeveel stappen iemand zet, hoe groot de totaal gelopen afstand
is en hoeveel calorieën iemand verbrandt. Het is een klein apparaat dat gemakkelijk en onzichtbaar
te bevestigen is aan kleding. Via de webapplicatie van Fitbit of synchronisatie zijn gegevens
gemakkelijk te bekijken via een computer of smartphone. Het is ook mogelijk om persoonlijke hoofd-
en subdoelen op te stellen, voedingsschema’s te gebruiken, activiteiten te vergelijken met anderen
of wedstrijden te houden. Oftewel een klein apparaat als de Fitbit zorgt voor bewustwording van de
dagelijkste activiteit, kan meer beweging stimuleren en hierdoor de gezondheid van mensen
bevorderen. Zie figuur 1.1 voor een visuele weergave van de Fitbit.
Figuur 1.1 Fitbit (www.pedometersaustralia.com)
Uit onderzoek van Adam Noah, Spierer, Gu & Bronner (2013) blijkt dat de Fitbit betrouwbaar en
valide is wat betreft het monitoren van activiteit (het aantal stappen) en het energieverbruik (aantal
verbrande calorieën). Tevens is onderzoek verricht naar de gevolgen van het dragen van een Fitbit
onder vrouwen. Hieruit bleek dat het dragen van een Fitbit het beweeggedrag en bewustzijn
verbetert. Zelfs wanneer de Fitbit een lange periode gedragen werd, bleef er een positief stijgende
lijn te zien in het beweeggedrag (Thosar, Johnson, Johnston & Wallace, 2012).
E-vitality zorgmaatwerk
De Fitbit kan gekoppeld worden aan een e-health platform. E-health is een term die de laatste jaren
populair is geworden. In de literatuur wordt e-health omschreven als “een opkomend gebied dat een
kruising is van medische informatie, de volksgezondheid en het bedrijfsleven. Er worden
gezondheidsdiensten aangeboden, informatie aangeleverd of verstrekt via het internet en
aanverwante technologieën” (Eysenback, 2001). E-vitality zorgmaatwerk is een e-health platform
speciaal ontwikkeld voor mensen met diabetes type 2 (zorgvragers). Het platform ondersteunt
zorgverleners en zorgvragers bij zelfmonitoren en stimuleren van gezond beweeggedrag. De Fitbit
wordt eerst op de computer geïnstalleerd en vervolgens aan e-vitality zorgmaatwerk gekoppeld. Dit
is een eenmalige handeling waarna deze producten automatisch synchroniseren. De zorgverlener
stelt een reeks oefeningen en een aantal testen voor de respondenten beschikbaar op e-vitality.
Deze oefeningen zijn opgesteld door fysiotherapeuten en professionals. Op ieder moment van de
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 8
dag kan ingelogd worden op een persoonlijk account om gegevens te bekijken. E-vitality biedt de
mogelijkheid om oefenprogramma’s, demonstraties, adviezen, het effect van activiteiten te bekijken
en de Fitbit te koppelen (E-vitality, 2013). Het is dus een eenvoudige en laagdrempelige manier om
gezondheid te monitoren en aan te passen.
Figuur 1.2 E-vitality zorgmaatwerk (E-vitality, 2013)
Diabetes
Een ongezonde leefstijl kan leiden tot de chronische ziekte diabetes (Putten, 2009). De IWPD is
gevormd om mensen met diabetes type 2 te helpen gezonder en actiever te leven. De chronische
somatische ziekte diabetes mellitus type 2 is oorspronkelijk een ouderdomsziekte die bij mensen
boven de 40 ontstaat. Door ongezonde voeding en te weinig beweging komt diabetes type 2
tegenwoordig al op jonge leeftijd voor (World Health Organization, 2003). Vanaf 1970 worden
mensen met diabetes type 2 aan zelfmeting en zelfmonitoren onderworpen. Zij hebben dan ook de
meeste ervaring met Quantified Self (Goetz, 2013). Wanneer men een gezonde leefstijl heeft kan
diabetes type 2 beter onder controle worden gehouden, voorkomen of zelfs genezen worden (Greef
& Van Wijck, 2005). Toch zijn in Nederland ongeveer een miljoen mensen met de ziekte diabetes
waarvan 90% diabetes type 2 heeft (Baan & Spijkerman, 2013). Het probleem dat overheerst bij
mensen met diabetes type 2 is dat de werkelijke leefstijl niet overeenkomt met de gewenste,
gezonde leefstijl (Poortvliet, Schrijvers & Baan, 2007). Door het aanbieden van een Fitbit en e-vitality
zorgmaatwerk wordt gepoogd deze dissonantie weg te nemen.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 9
1.1 Doelstelling & centrale vraag
De IWPD wil in drie jaar tijd een virtuele omgeving creëren met de huidige technologie voor mensen
met diabetes type 2 zodat zij zelfstandig een gezonde en actieve leefstijl kunnen hanteren op een
leuke manier. Dit onderzoek draagt daaraan bij en heeft als doel aanbevelingen te geven ter
optimalisering van een zelfmonitoringssysteem voor mensen met diabetes type 2 om
lichaamsbeweging te stimuleren.
Gedurende het onderzoek worden twee centrale vragen beantwoord:
Welke factoren spelen een positieve en/of negatieve rol bij het stimuleren van
lichaamsbeweging van mensen met diabetes type 2 door middel van een
zelfmonitoringssysteem?
Hoe ervaren mensen met diabetes type 2 de Fitbit en e-vitality zorgmaatwerk?
Hoe ervaren mensen met diabetes type 2 het gebruiksgemak van de Fitbit en e-
vitality zorgmaatwerk?
Hoe ervaren mensen met diabetes type 2 het krijgen van feedback door middel van
de Fitbit en e-vitality zorgmaatwerk op beweeggedrag?
1.2 Leeswijzer
Allereerst wordt de methodesectie beschreven per centrale vraag. Daarna is een theoretisch kader
gevormd waarin twee belangrijke modellen omtrent gedragsverandering met bijbehorende
determinanten toegelicht worden. Vervolgens wordt in het theoretisch kader ingegaan op aspecten
die van belang zijn bij het gebruik van een zelfmonitoringssysteem. Gekozen is voor een
zandloperstrategie om een breed overzicht te geven van de verschillende factoren die
gedragsverandering beïnvloeden. Vervolgens worden de resultaten van het onderzoek weergegeven.
De conclusie en aanbevelingen aan het Quantified Self Institute volgen hierop. Tot slot wordt in de
discussie aandacht besteed aan de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 10
2. Onderzoeksopzet Het onderzoek is van start gegaan met een uitgebreid literatuuronderzoek. Naast
literatuuronderzoek zijn er twee kwalitatieve onderzoeksmethoden gebruikt: expertinterview en
diepte-interviews. Per centrale vraag wordt toegelicht welke methode is gebruikt om tot het
resultaat te komen.
2.1 Centrale vraag 1
2.1.1 Literatuuronderzoek
Om de vraag ‘Welke factoren spelen een positieve en/of negatieve rol bij het stimuleren van
lichaamsbeweging van mensen met diabetes type 2 door middel van een zelfmonitoringssysteem?’
te beantwoorden is uitgebreid literatuuronderzoek uitgevoerd. Eerst zijn algemene begrippen zoals
gedragsverandering, beweeggedrag en gezonde leefstijl geanalyseerd. De meest toepasbare
gedragsverandering theorieën zijn verder uitgediept. Vervolgens is ingegaan op specifiekere
begrippen zoals feedback, zelfregulatie, zelfmonitoring, motivatie en gamification.
Zowel Engelstalige als Nederlandstalige wetenschappelijke onderzoeken beschrijven veel
verschillende factoren die gedragsverandering teweeg brengen of tegenhouden. Tijdens het
literatuuronderzoek bleek weinig literatuur beschikbaar te zijn over de toegevoegde waarde van
technologie, zelfmeten of zelfmonitoren op gedragsverandering. Aangezien de literatuur niet
toereikend was, is soms informatie verkregen van blogs, Linked-in of forums.
Naast het feit dat literatuuronderzoek zorgt voor afbakening, verbreding van kennis en een
multidisciplinair kader (Boeije, 2005), is het in dit onderzoek tevens de basis voor het
semigestructureerd interviewschema. Deze is gebruikt om kwalitatieve gegevens te vergaren. In
hoofdstuk drie is de literatuur uiteengezet in een theoretisch kader waarin wordt ingegaan op
factoren die gedragsverandering beïnvloeden.
2.2 Centrale vraag 2
Om de tweede centrale vraag van dit onderzoek ‘Hoe ervaren mensen met diabetes type 2 de Fitbit
en e-vitality zorgmaatwerk?’ te beantwoorden zijn verschillende methodes gebruikt.
2.2.1 Expertinterview
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de expertise van een hoogleraar op het gebied van Sociale
Psychologie van Gezondheid en Ziekte en Gezondheidspsychologie, genaamd Arie Dijkstra. Gekozen
is voor een expertinterview om literatuur extra kracht bij te zetten. In de literatuur worden
uiteenlopende factoren beschreven die nodig zijn om gedragsverandering teweeg te brengen. De
mening van een hoogleraar die al jaren onderzoek uitvoert op het gebied van gedragsverandering is
belangrijk en kan nieuwe inzichten opleveren. Het expertinterview is alleen gebruikt om het
semigestructureerde interviewschema en theoretisch kader te ontwikkelen.
2.2.2 Diepte-interviews
Doelgroep
In totaal hebben negen respondenten deelgenomen aan het onderzoek. Zij zijn geworven middels
een brief die door de onderzoeker is verspreid in apotheken, huisartspraktijken, het Universitair
Medisch Centrum Groningen (UMCG), de thuiszorg en op de Hanzehogeschool te Groningen. De brief
om respondenten te werven, is te vinden in bijlage 1, pagina 35. Alle respondenten hadden zich
vrijwillig opgegeven en waren bereid zich volledig in te zetten. Wanneer iemand zich had aangemeld
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 11
werd een intakegesprek gevoerd. Tijdens dit gesprek was ruimte voor vragen en informatie.
Wanneer de respondenten akkoord gingen, werd het traject gestart.
Om de resultaten zo breed mogelijk te kunnen generaliseren, is een heterogene groep respondenten
samengesteld. In totaal hebben zes vrouwen en drie mannen, woonachtig in de provincie Groningen
in de leeftijdscategorie tussen de 24 en 74 deelgenomen. Vier zijn nog werkzaam, de anderen met
pensioen of arbeidsongeschikt. Bij sommige is diabetes type 2 jaren geleden gediagnostiseerd,
anderen hebben het recent ontdekt. Vier respondenten gaven aan redelijk sportief te zijn, de
anderen niet en één respondent was gedurende de testperiode fysiek niet geheel vitaal.
Uitvoering onderzoek
De negen respondenten hebben twee weken gebruik gemaakt van de Fitbit en het platform e-vitality
zorgmaatwerk. De onderzoeker heeft de Fitbit op de computer van de respondenten geïnstalleerd en
een e-vitality zorgmaatwerk account aangemaakt. De Fitbit werd gekoppeld aan het account, dit is
een eenmalige handeling waarna deze producten automatisch synchroniseren. De onderzoeker
installeerde alles zodat met zekerheid vastgesteld kon worden dat beide producten valide gebruikt
werden. Een handleiding voor juiste installatie en gebruik van de producten is te vinden in bijlage 2,
pagina 36. Nadat alles geïnstalleerd en gekoppeld was, hielden de respondenten dagelijks het aantal
gelopen stappen bij en maakten oefeningen en testen. De zorgverlener stelde een reeks oefeningen
en testen beschikbaar op e-vitality. Deze oefeningen zijn opgesteld door fysiotherapeuten en
professionals die deelnemen aan de IWPD.
Semigestructureerde interviews
Na twee weken werden alle respondenten geïnterviewd over het gebruik van de Fitbit en e-vitality
zorgmaatwerk met behulp van een semigestructureerd interviewschema. De betreffende
onderwerpen waren: gebruiksvriendelijkheid, feedback, attitude, sociale steun en beweging. Het
semigestructureerd interviewschema dat gebruikt is voor alle interviews is te vinden in bijlage 3,
pagina 37. Na negen interviews werd geen nieuwe informatie genoemd over de relevante
onderwerpen. De verzadigingsgraad was bereikt (Boeije, 2005). De interviews zijn getranscribeerd,
gefragmenteerd en gecodeerd. Op basis van deze resultaten zijn conclusies getrokken en
aanbevelingen geformuleerd.
Ethisch aspect
Gedurende het onderzoek zijn een aantal ethische aspecten gehanteerd om de privacy van de
respondenten te waarborgen:
Iedere respondent heeft zich vrijwillig opgegeven voor het onderzoek.
Alle interviews zijn anoniem verwerkt. Voor het gebruik van citaten is aan iedere respondent
toestemming gevraagd.
Alle geluidsopnames zijn na het onderzoek direct vernietigd.
De uitkomsten van het onderzoek hebben geen nadelig effect voor de respondenten Het onderzoek is op een eerlijke en objectieve manier uitgevoerd (Baarda, De Goede en
Teunissen 2005).
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 12
3. Theoretisch kader Gedragsverandering is een veel besproken onderwerp in de psychologie. Veel theorieën en
concepten beschrijven hoe gedragsverandering het beste teweeg gebracht en beïnvloedt kan
worden. Hieronder volgt eerst uitleg over zelfregulatie, een belangrijk begrip bij gedragsverandering
en daarna een uiteenzetting van twee belangrijke theorieën die van toepassing zijn voor het
onderzoek.
3.1 Zelfregulatie
Zelfregulatie is de basis om gedragsverandering te kunnen bewerkstelligen. Het is een proces waarbij
mensen invloed uitoefenen op gedrag, gedachten en gevoelens. Aan het werk gaan, proberen af te
vallen of niet aan een oude liefde denken zijn voorbeelden van zelfregulatie. Zelfregulatie kan leiden
tot succes maar het mislukken hiervan kan zorgen voor problemen (Wiekens, 2012). Iedere theorie
omtrent gedragsverandering gaat in op datgene dat iemand zelf kan of wil beïnvloeden.
Om zelfregulatie succesvol te laten verlopen is het van belang doelen te formuleren. Mensen zijn
vaak te optimistisch over het gewenste gedrag en hoe ze dit gaan bereiken, dit wordt irrealistisch
optimisme genoemd (Weinstein, 1980; Taylor & Brown, 1988; 1994). Irrealistisch optimisme is één
van de vele positieve illusies die iedereen heeft. Mensen zien zichzelf als beter dan gemiddeld en
denken zich beter te gedragen dan zij in werkelijkheid doen. Het is heel normaal dat mensen denken
dat ze meer bewegen dan ze feitelijk doen. Om irrealistisch optimisme te voorkomen is het belangrijk
een concreet en realistisch doel op positieve wijze te formuleren (Linde, Jeffrey, Finch, Ng &
Rothman, 2004).
Een ander aspect dat van groot belang is bij zelfregulatie is de mate van energie die iemand heeft.
Zelfregulatie maakt veel aanspraak op iemand zijn energievoorraad. Energie is beperkt en mensen
kunnen niet altijd vol energie aan een gezonde leefstijl werken. Het resultaat is dat op korte termijn
het gewenste gedrag wordt volhouden maar uiteindelijk impulsen en oude gedragspatronen de
overhand nemen. Slaaptekort, stress en angst zijn omstandigheden die leiden tot verslechterde
zelfregulatie. Deze omstandigheden hebben een negatieve invloed op de energievoorraad en het
functioneren van de prefrontale cortex. Dit gedeelte in de hersenen is betrokken bij het verwerken
van informatie, plannen, aandacht en onderdrukken van ongewenst gedrag of vertonen van gewenst
gedrag (Wiekens, 2012). Belangrijk is dat iemand vol energie in een onbewogen periode ongewenst
gedrag veranderd.
Tot slot is het noodzakelijk goede vaardigheden op het gebied van zelfregulatie te beheersen wil men
gedrag kunnen veranderen. Belangrijke vaardigheden zijn bijvoorbeeld: beheersing, plannen en
discipline. Deze vaardigheden worden aangeleerd en kunnen op late leeftijd nog steeds ontwikkelen.
Het aanleren van vaardigheden loopt parallel aan de ontwikkeling van de hersenen. Van een peuter
kan niet verwacht worden dat hij discipline heeft, van een adolescent wel. Zelfregulatie is de sleutel
tot succes of falen van gedragsverandering.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 13
3.2 Theorie van Gepland Gedrag (TGG)
De Theorie van Gepland Gedrag (TGG) van Ajzen (1991) is een veel gebruikte theorie bij
gedragsverandering. Deze theorie stelt dat de mate waarin het geplande gedrag wordt uitgevoerd,
beïnvloedt wordt door de intentie. Drie determinanten bepalen de intentie.
Figuur 3.1: Theorie van Gepland Gedrag (Ajzen, 1991)
Attitude
Iemand zijn attitude oftewel houding tegenover het gewenste gedrag, meer bewegen, is van invloed
op de intentie om gedrag te veranderen en op de mate waarin het gewenste gedrag behaald wordt.
Het driecomponentenmodel van attitude veronderstelt dat een attitude bestaat uit drie onderdelen:
Gedachte: de normen, waarden en verwachtingen ten opzichte van het object van de
attitude (meer bewegen is gezond).
Gevoel: gevoelens ten opzichte van het object van de attitude (lopen is heerlijk).
Gedrag: voorgenomen handelingen ten opzichte van het object van de attitude (ik ga meer
bewegen) (Vries, Modde & Stoeller, 2009).
Sociale controle
Sociale controle kan zowel positieve als negatieve invloed hebben op gedragsverandering.
Sociale steun is positief en wordt bij gedragsverandering veel gebruikt. Denk aan groepen zoals de
Anonieme Alcoholisten (AA) of forums op internet waar mensen samen komen om steun en
gelijkgestemden te zoeken. Sociale steun speelt een belangrijke rol bij het tackelen van uitstelgedrag
of gebrek aan motivatie. Iemand die over veel sociale contacten en steun beschikt, heeft minder last
van gezondheidsproblemen en gaat hier beter mee om (Penninx, Tilburg, Kriegsman, Deeg, Boeke &
Eijk, 1997). Bij gedragsverandering wordt aangeraden sociale steun te zoeken bij bekenden of
mensen die hetzelfde gedrag proberen te bereiken of dezelfde gezondheidsproblemen hebben. Dit
bevordert de kans van slagen van het gewenste gedrag (Prochaska, Redding & Evers, 2002).
Sociale druk daarentegen is negatief en kan leiden tot verlies van zelfbewustzijn en persoonlijke
identiteit (Appelo, 2011). In een groep zijn we juist passiever en verdwijnen onze remmingen (Diener,
1979). Groepsdruk zet mensen aan tot gedrag dat ze niet zouden vertonen wanneer zij alleen zijn.
Het is dus van belang steun te zoeken bij mensen die het gewenste gedrag stimuleren.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 14
Eigen effectiviteit (self efficacy)
Het geloof in eigen kunnen (eigen effectiviteit) is als rode draad verweven door modellen omtrent
gedragsverandering. De eigen effectiviteit kan vergroot worden door zelf problemen op te lossen,
uitdagingen te overwinnen of taken correct af te ronden. Wanneer de eigen effectiviteit hoog is, is de
intentie om te veranderen groter en wordt het gedrag eerder vertoond en volgehouden (Bandura,
1977). Daarnaast is het van belang doelen op het individu af te stemmen en te zorgen dat ze
realistisch en haalbaar zijn. Kleine doelen opstellen die wekelijks worden behaald, zorgen voor
verhoging van de eigen effectiviteit en op lange termijn voor de instandhouding van het geplande
gedrag.
Intentie
Uit onderzoek blijkt dat gedragsverandering het meest effectief is wanneer bewustwording van het
huidig risicovolle gedrag plaatsvindt in combinatie met het actief omgaan met het gewenste gedrag
(Brug, Assema & Lechner, 2010). De intentie om het gewenste gedrag uit te voeren ontstaat pas
wanneer iemand zich bewust is van zijn huidige gedrag. Daarnaast moeten voldoende determinanten
uit de TGG positief gerelateerd zijn aan het gewenste gedrag. Helaas is dit geen garantie dat het
gedrag uitgevoerd of volgehouden wordt. Er kunnen barrières ontstaan, iemand bezit over te weinig
zelfregulatie of het kost teveel energie om het gewenste gedrag vol te houden. Het is daarom van
belang een specifiek actieplan op te stellen met daarin alle stappen om het gewenste gedrag te
vertonen en/of barrières tegen te gaan (Gollwitzer, 1999). De intentie om gedrag te veranderen komt
ook in het Health Action Process Approach model in de volgende paragraaf voor.
3.3 Health Action Process Approach (HAPA)
In de TGG wordt omschreven dat de intentie bepaald in welke mate het geplande gedrag wordt
uitgevoerd. Het HAPA model is gericht op het overbruggen van de kloof tussen de intentie en het
gedrag. Mensen slagen lang niet altijd erin intenties om te zetten in gedrag. Het model is van
toepassing op gedrag dat te maken heeft met gezondheid, of het nu na- of voordelig is voor de
gezondheid. De nadruk ligt op zelfredzaamheid en het opstellen van een gedegen actieplan
(Schwarzer, 1992). Het model bestaat uit twee fasen: pre-intentionele motivatiefase en een
postintentionele volitiefase.
Figuur 3.2: Health Action Process Approach (Schwarzer, 1992)
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 15
Pre-intentionele motivatiefase
In deze fase moet iemand gemotiveerd worden gedrag te veranderen. De intentie om gedrag te
veranderen wordt ontwikkeld en er wordt beschreven welk gedrag iemand wil veranderen (“Ik wil
10.000 stappen per dag zetten”). Om gedrag te willen veranderen is het noodzakelijk eerst bewust
te worden van risicogedrag, dit is een essentiële stap in het proces van gedragsverandering (Brug,
Assema & Lechner, 2010). Zonder inzicht te hebben in het huidige gedrag kan geen intentie gevormd
worden om gedrag te veranderen. Wanneer iemand niet weet dat hij te weinig beweegt, kan de
intentie om meer te bewegen niet ontstaan.
Postintentionele volitiefase
Zodra de intentie is geformuleerd wordt deze verwerkt in een planning zodat de intentie omgezet
wordt in daden. Door de vragen wanneer, waar en hoe te beantwoorden wordt de intentie een
specifiek actieplan. Het plan wordt het liefst in de vorm van een als-dan schema opgesteld (Boeijinga,
Joling, Hoeken, & Sanders, 2013).
In beide fasen van het HAPA model zijn zelfredzaamheid en resultaatverwachting belangrijke
voorspellende factoren voor de mate waarin het gedrag daadwerkelijk wordt veranderd.
Groepen
In het HAPA model worden drie verschillenden groepen mensen onderscheiden.
Nonintenders: Dit zijn mensen die geheel geen intentie hebben om bepaald gedrag te
veranderen. Zij zitten nog in de pre-intentionele motivatiefase.
Intenders: Deze mensen hebben wel de intentie om gedrag te veranderen echter handelen zij
hier nog niet naar. Zij bevinden zich in de postintentionele volitiefase.
Actors: Dit zijn mensen die handelen in overeenstemming met hun intentie. Zij bevinden zich
ook in de postintentionele volitiefase (Boeijinga, et al., 2013).
Om de effectiviteit van de interventie te waarborgen is het van belang te weten in welke fase iemand
zich bevind. De twee laatste groepen hebben immers geen behoefte aan informatie over risicovol
gedrag. Zij hebben de intentie om gedrag te veranderen en moeten hierin gestimuleerd worden. De
kloof tussen intentie en gedrag moet weggenomen worden. Een interventie met focus op de
volitiefase, het opstellen van een actieplan en coping plan, ondersteunt de gedragsverandering . Tot
slot hangt de gedragsverandering af van het vertrouwen dat eventuele obstakels overwonnen
worden (maintenance self-efficacy) en hoe snel iemand hiervan herstelt (recovery self-efficacy)
(Boeijinga, et al, 2013).
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 16
Figuur 3.3: De blikvanger
(www.pcz.nl)
3.4 Zelfmonitoringssysteem
§3.1, §3.2 en §3.3 beschrijven algemene factoren die invloed hebben op het teweegbrengen van
gedragsverandering. Deze paragraaf gaat specifiek in op factoren die een belangrijke rol spelen bij
het beïnvloeden van gedrag middels een zelfmonitoringssysteem.
Feedback
Het voordeel van een Quantified Self apparaat zoals de Fitbit is dat men dagelijks feedback ontvangt.
Door objectieve feedback te ontvangen over het aantal gelopen stappen, kilometers en verbrande
calorieën wordt de werkelijke leefstijl weergegeven. Feedback verschaft inzicht in het huidige gedrag.
Tevens maakt het mogelijk beter gedefinieerde en meer ambitieuze doelen op te stellen en
negatieve gedragingen te vervangen door positieve (Goetz, 2011). Uit onderzoek blijkt dat mensen
die feedback van een stappenteller ontvangen, in combinatie met begeleiding en stimulatie van een
gezonde leefstijl, dagelijks meer lopen. Zij lopen gemiddeld 69% meer stappen per dag dan de
controle groep die geen gebruik maakt van een stappenteller (Blok, Greef, Hacken, Sprenger,
Postema & Wempe, 2006).
Vormgeving
Naast het krijgen van objectieve feedback op het huidige gedrag heeft het gebruik van een
zelfmonitoringssysteem meer voordelen. Ten eerste kan iemand zelf kiezen welke vorm het systeem
moet hebben. Wil iemand een stappenteller zoals de Fitbit die zich vastklemt, is er meer behoefte
aan een applicatie op de telefoon of dragen mensen liever een armband? Er zijn allerlei vormen,
maten en kleuren beschikbaar en dus is de kans groot dat iedereen een geschikt
zelfmonitoringssysteem vindt. Daarnaast is volop keus in de processen die een apparaat meet. De
Fitbit meet het aantal gelopen stappen, kilometers en het aantal verbrande calorieën. De applicatie
‘moves’ meet daarbovenop ook hoeveel iemand fietst (www.moves-app.com). De applicatie
‘runkeeper’ richt zich alleen op hardlopen (www.runkeeper.com). Wil iemand meer processen
monitoren dan is de ‘Zephyr bioharness’ aan te raden, een typisch Quantified Self product. De Zephyr
is een harnas die onder kleding gedragen wordt. Het meet de hartslag, ademhaling, soort inspanning
en snelheid (www.zephyranywhere.com).
Gamification
Naast de verscheidenheid in de zelfmonitoringssystemen kunnen ook allerlei factoren toegevoegd
worden om meer bewegen aangenamer, makkelijker en leuker te maken. Gamification is opkomend
en wordt veel gebruikt om gedragsverandering te stimuleren. Onder gamification wordt verstaan:
het gebruik van spelelementen in een non-game context (Deterding, Dixon, Khaled & Nacke, 2011).
Denk aan ‘de blikvanger’ langs de kant van de weg of de ‘piano trap’ in Stockholm om mensen te
stimuleren de trap te nemen.
Figuur 3.4: De piano trap
(www.nsmbl.nl)
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 17
Uit meta-analyse over gamification blijkt dat het fenomeen zorgt voor positieve effecten. De effecten
zijn afhankelijk van de gebruikers en de context waarin gamification wordt toegepast. De effecten en
het plezier van gamification op lange termijn is nog onbekend. Gedacht wordt dat het op lange
termijn voor een novelty effect kan zorgen (Hamari, Koivisto & Sarsa, 2014). Het novelty effect houdt
in dat mensen gedrag veranderen uit belangstelling voor nieuwe interventies en technologie. Zij
veranderen niet uit het oogpunt om hun ongezonde leefstijl te veranderen. De voorspelling is dat
gamification een belangrijke rol gaat spelen in de zorg en dat in 2016 2,6 biljoen dollar hieraan wordt
besteed (Comstock, 2013).
Uitdaging
Gamification is goed te integreren in het proces van gedragsverandering. Mensen gaan hierdoor
eerder gedrag veranderen, hebben meer plezier en houden gewenst gedrag langer vol. Het is van
belang dat mensen uitdaging ervaren. Wanneer verandering of het behalen van doelen moeiteloos
verloopt, is het plezier snel weg. Mensen moeten uit hun comfortabele zone worden gehaald maar
het gewenste gedrag moet wel haalbaar zijn (Lee & Hammer, 2011). Het (proberen te) voltooien van
haalbare doelen zorgt voor een gevoel van controle en een verhoging van de eigen effectiviteit.
Uitdaging kan ook gevonden worden in competitie met anderen.
Beloning
Om gedragsverandering te stimuleren moeten behaalde uitdagingen en doelen worden beloond.
Mensen zijn meer gemotiveerd wanneer inspanningen beloond worden (Wang, Shen & Ritterfeld,
2009). Beloningen kunnen in verschillende vormen plaatsvinden. Het is mogelijk een virtuele beker te
ontvangen, een puntensysteem te gebruiken, extra levels te openen of meer opdrachten te
ontvangen (Koster, 2005; Antin & Churchill, 2011; Laschke & Hassenzahl, 2011). Belangrijk is de
beloning visueel aan te bieden. Het moet niet alleen in woorden uitgedrukt worden maar
ondersteund worden door plaatjes, een virtuele beker, grafieken et cetera. Het ontvangen van een
beloning is een vorm van feedback. Door het krijgen van een beloning weet diegene dat het doel
behaald is. Het is belangrijk niet alleen aan het eind, maar ook tussendoor feedback te ontvangen.
Dit stimuleert gedragsverandering en geeft aan of iemand op de goede weg zit (Antin & Churchill,
2011; Brewer, Lee, Xu, Desiato, Katchuk & Johnson, 2011). Wel is belangrijk variatie te waarborgen in
de beloningen. Wanneer iemand bij het behalen van doelen iedere keer dezelfde beloning ontvangt,
slaat de verveling toe en vervallen mensen eerder in oude gedragspatronen (Narashimhan,
Chiricescu & Vasudevan, 2011).
Motivatie
Een zelfmonitoringssysteem is in ontzettend veel verschillende vormen en maten te krijgen en geeft
objectieve feedback. Spelelementen, uitdagingen en beloningen kunnen worden toegevoegd. Al deze
factoren zijn van belang bij gedragsverandering, maar verhogen het risico dat iemand extrinsiek
gemotiveerd raakt. Extrinsieke motivatie wordt gewekt doordat mensen van buitenaf aangezet of
beloond worden. Vaak spelen geld, status of vervelende gevoelens een rol bij veranderingen waar
iemand van buitenaf voor gemotiveerd is (Vonk, 2009). Uit onderzoek blijkt dat mensen meer
intrinsiek, van binnenuit, gemotiveerd zijn voor een activiteit wanneer zij het gevoel hebben dat de
activiteit bij hun als persoon past en wanneer zij autonomie ervaren (Deci & Ryan, 2000).
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 18
Doelen
Tot slot is een belangrijke factor het opstellen van doelen. Een zelfmonitoringssysteem is ontwikkeld
om de regie in eigen handen te nemen. Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun leefstijl of
gedragsverandering. Het opstellen van doelen draagt bij aan verhoging van zelfregulatie, eigen
effectiviteit, de kans van slagen en het zet de intentie om in daden. Bovendien is het opstellen van
doelen noodzakelijk om beloningen uit te reiken.
Het is van belang dat doelen geïmplementeerd kunnen worden en dat ze realistisch en haalbaar zijn.
Verschillende methoden zijn hier geschikt voor:
SMART: Wanneer een doel SMART opgesteld wordt, ontstaat een concreet stappenplan om
tot het gewenste gedrag te komen. SMART staat voor: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel,
Realistisch en Tijdgebonden (Geluk, 2010).
GADS: Martin Appelo (2012) beschrijft het GADS, het Geautomatiseerde Als-Dan Schema. In
dit schema wordt inzichtelijk gemaakt welke stappen iemand moet ondernemen om tot het
gewenste gedrag te komen. Tevens wordt inzichtelijk bij welke stap het risico het grootst is
dat iemand in zijn oude gedrag vervalt. Er vormt zich een keten waarin beschreven wordt
welke prikkels automatisch tot welke reacties leiden. Het verloop van het huidige
gedragspatroon, inclusief zwakke schakel, wordt helder. Op deze zwakke schakel moet
geïntervenieerd worden.
Zelf-concordant: Een doel moet zelf-concordant zijn. Dit houdt in dat het doel in
overeenstemming is met datgene dat iemand wil bereiken, zijn waarden en normen. Door
een zelf-concordant doel op te stellen nemen positieve relaties met anderen, ervaren
autonomie en gevoel van eigen regie toe. Wanneer iemand streeft om een zelf-concordant
doel te behalen is de kans groter dat het lukt (Sheldon & Elliot, 2005).
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 19
4. Resultaten In dit onderzoek staan twee vragen centraal. De eerste vraag wordt beantwoord op basis van
literatuuronderzoek en het theoretisch kader. De resultaten onder §4.2 en §4.3 zijn afkomstig uit
negen interviews, afgenomen bij mensen met diabetes type 2.
4.1 Stimuleren van lichaamsbeweging
Op basis van de gedragsveranderingsmodellen en –theorieën uit het theoretisch kader wordt
onderstaande vraag beantwoord:
Vraag 1: Welke factoren spelen een positieve en/of negatieve rol bij het stimuleren van
lichaamsbeweging van mensen met diabetes type 2 door middel van een zelfmonitoringssysteem?
Veel factoren kunnen zowel een positief als negatief effect hebben. Zie tabel 4.1 voor stimulerende
en belemmerende factoren van gedragsverandering. Onder de tabel staat verdere toelichting.
Tabel 4.1. Gedragsveranderingsfactoren
Positieve factoren Negatieve factoren
Zelfregulatie Irrealistisch optimisme
Positieve attitude Negatieve attitude
Sociale steun Sociale druk
Hoge eigen effectiviteit Lage eigen effectiviteit
Intentie
Vaardigheden Barrières
Feedback
Vormgeving
Gamification
Uitdaging
Beloning
Intrinsieke motivatie Extrinsieke motivatie
Doelen opstellen
Bewustwording
Stress
Slaaptekort
Angst
Novelty effect
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 20
Zelfregulatie
Zoals in §3.1 benoemd, is zelfregulatie de basis om gedragsverandering te kunnen bewerkstelligen.
Zelfregulatie kan leiden tot succes, mits mensen over goede vaardigheden beschikken. Vaardigheden
die belangrijk zijn wanneer men een gezond en actief leven wil leiden zijn discipline, beheersing,
doorzettingsvermogen en begrenzing. Het verschilt per individu welke vaardigheid sterk is of
verbeterd moet worden. Om zelfregulatie te ondersteunen is het van belang concrete, realistische
doelen op te stellen. Tevens is belangrijk dat mensen met diabetes type 2 hun leefstijl veranderen op
het moment dat ze voldoende slapen, niet teveel stress of angst ervaren. Een belemmerende factor
is irrealistisch optimisme. Het dragen van een Fitbit geeft inzicht in de werkelijke beweging en tackelt
hiermee de valkuil.
Attitude
Om lichaamsbeweging te stimuleren middels een zelfmonitoringssysteem is het belangrijk dat
mensen met diabetes type 2 een positieve attitude hebben tegenover zelfmonitoren en meer
bewegen. Deze positieve attitude kan gecreëerd worden door informatie te geven over risicovol
gedrag. Wanneer de attitude positief is, wordt de intentie om meer te gaan bewegen positief
beïnvloed en is de kans groter dat iemand actiever gaat leven. Een negatieve attitude tegenover
beweging zorgt voor weinig tot geen verandering in het huidige beweeggedrag.
Sociale controle
Sociale steun is een positieve factor om mensen met diabetes type 2 te stimuleren meer te bewegen.
Het creëert motivatie en tackelt uitstelgedrag. Sociale steun kan het beste gezocht worden bij
vrienden en familie maar ook bij anderen met diabetes (type 2). Belangrijk is dat sociale steun niet
omslaat naar sociale druk. Sociale druk kan de gedragsverandering tegenhouden doordat men zich
optrekt aan anderen die niet hetzelfde doel hebben: “De andere Fitbit gebruikers lopen ook geen
10.000 stappen per dag, waarom zou ik dat dan wel doen?”.
Eigen effectiviteit
Een hoge eigen effectiviteit stimuleert de mate waarin iemand meer gaat bewegen. De mate waarin
iemand gelooft in eigen kunnen heeft niet alleen invloed op de intentie, maar ook op de
vaardigheden die ingezet worden. Het is dus van belang dat mensen met diabetes type 2 geloven dat
ze actiever kunnen leven. Wanneer ze dat geloven vergroot de intentie om meer te bewegen en
kunnen ze vaardigheden zoals fietsen, hardlopen en doorzettingsvermogen toepassen. De eigen
effectiviteit kan verhoogd worden door doelen op te stellen en te behalen.
Intentie
Zowel in de TGG als het HAPA model (§3.2 en § 3.3) is de intentie belangrijk. De mate waarin iemand
de intentie heeft om meer te gaan bewegen is een positieve stimulerende factor. Om een intentie te
ontwikkelen moet iemand eerst bewust worden van het huidige (risicovolle) gedrag. Een
zelfmonitoringssysteem zoals de Fitbit creëert deze bewustwording.
Vervolgens is het relevant kloven te vermijden tussen de intentie om meer te gaan bewegen en de
uitvoering hiervan. Om kloven te dichten is het noodzakelijk de intentie te implementeren in het
leven middels een specifiek actieplan.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 21
Feedback
Feedback is een zeer positieve factor om mensen met diabetes type 2 te stimuleren om meer te
bewegen. Iedereen heeft de hele dag te maken met het uitvoeren van gedrag, het ontvangen van
feedback op dit gedrag en het gedrag op basis van de feedback aanpassen. Bijvoorbeeld: wanneer
iemand in een rechte lijn van punt A naar punt B wil lopen maar paal C in de weg staat, geven de
hersenen tijdens het lopen feedback. Zij geven door dat niet in een rechte lijn, maar met een boog
om paal C gelopen moet worden. Dit wordt een feedbackloop genoemd. Wanneer paal C gepasseerd
is start de feedbackloop opnieuw. Bij iedere handeling die geen routine is, wordt feedback gegeven.
Het doel van een feedbackloop is mensen voorzien van informatie over hun gedrag. Zo kunnen zij
veranderen en streven naar een betere leefstijl (Goetz, 2011). Feedbackloops maken het mogelijk dat
mensen met diabetes type 2 zelfstandig kunnen werken aan een gezondere leefstijl. Feedback kan in
allerlei verschillende vormen teruggekoppeld worden.
Gamification
Het Quantified Self Institute en de IWPD willen mensen met diabetes type 2 stimuleren meer te
bewegen op een leuke manier. Gamification is geschikt om een ‘fun factor’ toe te voegen. Het houdt
in dat spelelementen worden gebruikt om mensen met diabetes type 2 meer te laten bewegen. Dit
heeft als gevolg dat mensen minder weerstand bieden aan een actiever leven omdat ze plezier
ervaren. Twee belangrijke factoren die ieder spel bevat zijn uitdaging en beloning. In §3.4 wordt
expliciet ingegaan op deze twee factoren die lichaamsbeweging stimuleren.
Motivatie
Een nadeel van het inzetten van bovenstaande factoren, is dat de kans bestaat dat mensen met
diabetes type 2 extrinsiek gemotiveerd raken om meer te bewegen. Wanneer dat het geval is, is het
een negatieve factor en vervallen mensen in oude gedragspatronen. Getracht moet worden
zorgvragers intrinsiek te motiveren meer te bewegen. Wanneer iemand intrinsiek gemotiveerd is, is
beweging een doel op zich en beleeft men plezier aan het nieuwe gedrag.
Doelen stellen
Om bovenstaande factoren te ondersteunen en gedragsverandering daadwerkelijk teweeg te
brengen, moeten doelen worden opgesteld. Zoals de TGG, het HAPA model en de meeste
determinanten in het theoretisch kader omschrijven (hoofdstuk 3), zijn doelen van cruciaal belang
om gedrag te veranderen. Doelen opstellen helpt problemen te voorkomen zoals een kloof tussen
intentie en gedrag of een lage eigen effectiviteit. Het is één van de belangrijkste positieve factoren bij
het simuleren van lichaamsbeweging van mensen met diabetes type 2, mits de doelen goed
opgesteld worden (§3.4).
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 22
4.2 Gebruiksvriendelijkheid Fitbit & E-vitality zorgmaatwerk
Uit de interviews zijn zowel positieve als negatieve ervaringen naar boven gekomen. Eerst wordt
ingegaan op ervaringen van het gebruik van de Fitbit, vervolgens op het gebruik van e-vitality
zorgmaatwerk. In de inleiding is een visuele weergave opgenomen van zowel de Fitbit als e-vitality
zorgmaatwerk ter illustratie van alle functies.
Vraag 2.1: Hoe ervaren mensen met diabetes type 2 het gebruiksgemak van de Fitbit en e-vitality
zorgmaatwerk?
Fitbit
Alle respondenten waren ontzettend enthousiast over de Fitbit. Iedereen gaf aan de Fitbit als zeer
gebruiksvriendelijk te ervaren. Makkelijk, handig, onopvallend en praktisch waren de woorden die in
ieder interview genoemd werden.
“Drie keer tikken en je ziet alles, heel simpel maar mooi.“ (man, 60)
“Ik vond het heel duidelijk. Wel handig dat hij het allemaal automatisch registreert. Ik had soms
zelfs niet door dat ik hem op had. Mensen zeiden dan: ‘wat heb jij daar nou zitten’ en ik dacht
‘huh wat heb ik dan’. O ja, de Fitbit!” (vrouw, 24)
Het tikken op het scherm om naar de volgende variabele te gaan werd als zeer handig en
gebruiksvriendelijk ervaren. Het gewicht, de grootte en de stevige klem werden als erg praktisch
ervaren. Het feit dat de Fitbit onopvallend is, was voor de meerderheid van de respondenten erg
belangrijk. Uit de interviews bleek dat het krijgen van een actievere leefstijl een ingrijpende
verandering is, die zelfstandig uitgevoerd moet worden. De respondenten wilden het liefst anoniem
en zelfstandig aan deze verandering werken en eventueel steun zoeken bij bekenden. Dit is in
tegenspraak met de literatuur, die omschrijft dat sociale steun (van gelijkgestemden) van belang is.
Slechts twee respondenten gaven aan belang te hebben bij sociale steun van gelijkgestemden.
“Je zou bijvoorbeeld een forum kunnen maken waarop je informatie kan delen. Dat kan voor
een ander weer heel leerzaam zijn. Je kan positieve en negatieve ervaringen delen. Doordat je
hoort dat je niet de enige bent en dat andere mensen het erger hebben wordt je
gestimuleerd, hoe raar dat ook klinkt. Je denkt ‘wat zeur ik, gewoon mee doen’. En je merkt
als je mee doet dat je fitter wordt en in je hoofd beter gaat voelen en dat stimuleert natuurlijk
ook. Daarom is zo’n forum wel leuk denk ik, dat mensen dingen erop kunnen zetten en dat je
een beetje contact krijgt. Dat werkt stimulerend.” (man, 60 jaar)
Het feit dat de Fitbit onopvallend is, draagt bij aan het zelfstandig werken aan een actievere leefstijl.
Op ieder moment van de dag kan bekeken worden hoe veel stappen en (kilo)meters gelopen zijn. Dit
is niet alleen gebruiksvriendelijk maar zorgt ook dat op één respondent na, iedereen gestimuleerd
werd om meer te bewegen.
“ik kijk op de Fitbit en dan denk ik ‘oeh ik moet wel even extra lopen of fietsen’.
Ik weet zeker dat ik meer beweeg met de Fitbit dan zonder.” (man, 60 jaar)
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 23
De onopvallendheid van de Fitbit is een voordeel en tegelijkertijd een nadeel. Meerdere
respondenten waren de Fitbit een keer vergeten om te doen of van de werkkleding te verwisselen.
E-vitality zorgmaatwerk
Over de gebruiksvriendelijkheid van het e-health platform e-vitality zorgmaatwerk waren de
meningen verdeeld. Positieve geluiden hadden betrekking op de automatische registratie van de
Fitbit gegevens, de chat (e-consult) functie en de oefeningen.
“Het geeft ook een persoonlijke tint dat je kunt communiceren. Als je al tegen het bewegen of de oefeningen opziet dat je even steun kan zoeken of je vragen kan stellen.” (vrouw, 54)
De grote meerderheid was snel wegwijs op het platform. Oefeningen en testen zijn makkelijk te
vinden en het is prettig om de voortgang te kunnen bekijken. E-vitality werd als een
gebruiksvriendelijk, overzichtelijk en duidelijk platform ervaren.
De smileys op het ‘moodboard’ werden als grappig maar onduidelijk ervaren. De meerderheid van de
respondenten gaf aan dat de smileys beter functioneren met een bijbehorend cijfer. Een cijfer is
concreet waardoor de zorgvrager beter de gradatie van pijn kan aangeven. Daarnaast werd het als
een gemis ervaren dat het aantal gelopen (kilo)meters niet in de grafiek op het dashboard zijn
opgenomen. De Fitbit meet drie verschillende variabelen, maar twee worden op het platform
geregistreerd. Het gebruiksgemak wordt vergroot wanneer alle gegevens overzichtelijk in één grafiek
geregistreerd worden.
De respondenten gaven aan behoefte te hebben aan registratie van andere sportieve activiteiten.
Het doel is dat mensen met diabetes type 2 actiever gaan leven. Lopen is niet de enige manier om dit
te bereiken. Twee respondenten gaven aan regelmatig te zwemmen, meerdere respondenten gaven
aan dagelijks te fietsen en één iemand was twee maal per week op de sportschool te vinden. Het
werd als een tekortkoming ervaren dat deze activiteiten niet werden meegerekend in de dagelijkse
beweging.
“Wat me wel opviel is dat je nu alleen stappen registreert. Als je gaat fietsen of zwemmen of
wat dan ook kun je dat nergens registreren, dat valt gewoon buiten beeld. Dat is wel iets
waarvan ik dacht ik heb eigenlijk wel meer bewogen dan de stappen die op de teller staan,
dat vind ik jammer!” (vrouw, 24)
4.3 Feedback op beweeggedrag
Vraag 2.2: Hoe ervaren mensen met diabetes type 2 het krijgen van feedback door middel van de
Fitbit en e-vitality zorgmaatwerk op beweeggedrag?
Fitbit
Uit alle interviews bleek dat het krijgen van feedback op beweeggedrag door middel van een Fitbit
leuk, interessant en stimulerend is. De meerderheid gaf aan dagelijks meer te lopen dan ze dachten.
Ze waren positief verrast en kregen bevestiging. Ondanks dat ze meer liepen dan gedacht had de
Fitbit een stimulerende werking. Veel respondenten keken regelmatig hoeveel ze hadden gelopen en
lieten zich daardoor positief beïnvloeden. De terugkoppeling van dagelijkse beweging zorgt voor
inzicht, bewustwording, zelfregulatie en een positieve attitude. Dit zijn factoren die in hoofdstuk drie
beschreven worden als de basis voor gedragsverandering.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 24
“Het stimuleert zeker, het zet me wel in beweging. Het stimuleerde zelfs het gezin om mij in actie te krijgen”. (vrouw, 51) “Ik was me wel bewust van dat ik moest lopen. De Fitbit stimuleert om een paar stappen
meer te zetten. Het is wel een positieve stimulans ja”. (vrouw, 57)
Het calorieverbruik begrepen de respondenten niet. De Fitbit maakt een schatting van het
calorieverbruik op basis van ‘standaard’ dagelijkse activiteiten. Het precieze aantal verbrande
calorieën werd niet berekend, waardoor verwarring ontstond bij de respondenten.
“Vaak was het zo als ik uit bed kwam dat ik al een aantal calorieën had verbrand, dat begreep ik niet. Ik denk dat het wel een vertekend beeld kan geven en dat mensen denken ‘oh ik heb nu al zo veel calorieën verbrand dan kan ik nu wel op de bank gaan liggen’.” (vrouw, 24)
Uit onderzoek blijkt dat de Fitbit betrouwbaar en valide is (Adam Noah et al., 2013). Echter werd het
calorieverbruik door geen enkele respondent begrepen en het aantal gelopen stappen was niet altijd
correct. Meerdere respondenten gaven aan dat de Fitbit stappen telde terwijl sprake was van
trillingen.
“Op een gegeven ogenblik zat mijn man gewoon in de stoel en ging hij een beetje heen en
weer wiebelen, toen registreerde de Fitbit dat ook. Dan denk ik ‘ja je doet geen stappen
terwijl de Fitbit wel verder telt’. Dat vind ik niet correct.” (vrouw, 57)
E-vitality zorgmaatwerk
De ervaringen met e-vitality waren positief, doch werden veel verbeterpunten aangedragen.
Iedereen was enthousiast over de terugkoppeling in de vorm van een grafiek. Het is een
overzichtelijke, leuke weergave van de gegevens die de Fitbit meet. Het is een makkelijke manier om
het verloop en voor- of achteruitgang in beweeggedrag te zien. Net zoals bij de Fitbit stimuleert
feedback het beweeggedrag.
Doelen werden als belangrijk ervaren om de gedragsverandering daadwerkelijk door te zetten en vol
te houden. Het is dus van cruciaal belang dat tijdens het gebruik van de Fitbit en e-vitality
persoonlijke doelen door de zorgvrager worden opgesteld. Wanneer geen doelen worden opgesteld
is het enkel inzicht verkrijgen in beweegpatronen. Feedback op doelen in combinatie met goede
informatie en een (virtuele) beloning zorgt volgens de respondenten voor verandering in leefstijl. De
literatuur ondersteunt deze gegevens, zie §3.4.
Naast de positieve ervaringen werden een aantal belangrijke verbeterpunten aangedragen. Ten
eerste hadden alle respondenten behoefte aan meer informatie. Denk hierbij aan informatie over
waarom bewegen gezond is, waarom 10.000 stappen de norm is en welke invloed beweging op
diabetes type 2 heeft. Dat gezonde voeding en voldoende beweging gezond is, zijn geen nieuwe
feiten. De koppeling tussen een actieve, gezonde leefstijl en diabetes moet volgens de respondenten
beter uitgelegd worden. Een platform zoals e-vitality is daar uiterst geschikt voor. Uit de literatuur
blijkt dat feedbackloops ontzettend belangrijk zijn maar ook de manier waarop feedback
geformuleerd wordt. Wanneer wetenschappelijke informatie gekoppeld wordt aan feedback heeft
dit positieve effecten.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 25
“Als je bewust bent van de invloed die je kan hebben op diabetes door extra bewegen, iets
afvallen en wat meer water drinken stimuleert dat. En als dat gepromoot wordt scheelt het
uiteindelijk medicijnen nemen.” (vrouw, 57)
Een tip die eenmalig werd genoemd maar bruikbaar en passend is, is het toevoegen van de
bloedsuikerspiegel op e-vitality. Als de mensen met diabetes type 2 zelfstandig kunnen prikken en
deze waarde toevoegen op het platform, scheelt dat een bezoek aan de praktijkondersteuner.
Tevens komt de verantwoordelijkheid te liggen bij de zorgvragers en wordt het fenomeen ‘zorg op
afstand’ en ‘zelfmonitoren’ gerealiseerd. Een ander voordeel van het registreren van de
bloedsuikerspiegel is dat personen kunnen zien of een gezondere en actievere leefstijl effect heeft op
diabetes. Iets waar iedereen met diabetes waarschijnlijk nieuwsgierig naar is. Bovendien is het een
extra feedbackmoment.
“Je kan zo’n apparaatje krijgen van de huisarts en dan kun je zelf even bloedprikken en meten
en binnen 10 seconden weet je je bloedsuikergehalte. Ik was wel nieuwsgierig of het verschil
maakt of je veel of weinig beweegt.” (man, 72)
Aan het einde van elk interview werd dezelfde vraag gesteld:
“Als vanaf morgen een project start en u gebruik kunt maken van de Fitbit en e-vitality en de focus
ligt op zorg op maat en zorg op afstand, zou u hieraan deelnemen?”. Alle respondenten gaven aan
deel te nemen aan het project.
“Als ze het mij aanbieden dan zou ik het gebruiken, ja zeker weten! Dit is ideaal vind ik! Dat je
zelf kan zeggen, dit zijn mijn gegevens en dat je dan teruggekoppeld krijgt van u moet dit
meer of dit minder. Dat vind ik wel prachtig ja, het is een positieve ontwikkeling”. (man, 72)
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 26
5. Conclusie & aanbevelingen Het doel van het onderzoek is inzicht verschaffen in factoren die mensen met diabetes type 2
stimuleren om zelfstandig, op een leuke manier actiever te leven met behulp van
zelfmonitoringssystemen. Onderstaande twee vragen geven hierop antwoord. In §5.2 staan
aanbevelingen beschreven ter optimalisering van het huidige zelfmonitoringssysteem.
5.1 Conclusie
Welke factoren spelen een positieve en/of negatieve rol bij het stimuleren van lichaamsbeweging
van mensen met diabetes type 2 door middel van een zelfmonitoringssysteem?
Uit literatuuronderzoek bleken 26 factoren een belangrijke positieve dan wel negatieve invloed te
hebben op het stimuleren van lichaamsbeweging van mensen met diabetes type 2. Zie tabel 4.1 voor
alle factoren en hoofdstuk 3 voor bijbehorende literatuur. De belangrijkste factoren die een positieve
rol spelen zijn:
Bewustwording van huidig risicovol gedrag: mensen moeten zich bewust worden van het feit
dat zij te weinig bewegen. Door een zelfmonitoringssysteem wordt dit inzicht verschaft. Pas
dan kan iemand de intentie ontwikkelen om te veranderen en zelf verantwoordelijk te
worden voor zijn leefstijl (§ 3.2, § 3.3).
Het bezitten van zelfregulatie: Iemand moet invloed kunnen uitoefenen op zijn gedachten,
gevoel en gedrag. Tevens is het van belang om over energie en geschikte vaardigheden zoals
doorzettingsvermogen of zelfstandigheid te beschikken (§ 3.1).
Een hoge mate van eigen effectiviteit: de mate waarin iemand gelooft dat hij met een
zelfmonitoringssysteem meer kan bewegen, bepaalt of iemand daadwerkelijk meer gaat
bewegen (§ 3.2).
Het bezitten van de intentie om te veranderen en gedrag te implementeren: wanneer iemand
weet dat hij te weinig beweegt, wordt de intentie gevormd om te veranderen. De intentie
om meer te bewegen moet geïntegreerd worden in het dagelijks leven door een als-dan
schema op te stellen (§ 3.2, § 3.3).
Het stellen van uitdagingen/doelen met daaraan gekoppeld beloningen: om te waarborgen
dat iemand gaat veranderen moeten doelen opgesteld worden. Het krijgen van een beloning
zorgt dat het nieuwe gedrag leuk is en op lange termijn stand houdt (§ 3.4).
Hoe ervaren mensen met diabetes type 2 de Fitbit en e-vitality zorgmaatwerk?
Het gebruik van de Fitbit en e-vitality zijn als zeer positief ervaren. De positieve ervaringen hadden
betrekking op:
De Fitbit is gebruiksvriendelijk. Hij is onopvallend, lichtgewicht, goed te bevestigen en
makkelijk in gebruik door het touchscreen (§ 4.2).
De Fitbit moet eenmalig geïnstalleerd worden waarna hij automatisch alle gegevens op de
computer of smartphone registreert (§4.2).
De feedback die de Fitbit terugkoppelt voldoet om inzicht te krijgen in het huidige
beweeggedrag. Dit inzicht creëert bewustwording en stimuleert beweging (§4.3).
Twee punten die als negatief werden ervaren waren de registratie van de calorieën en de stappen.
De Fitbit is erg gevoelig waardoor soms een trilling als stap werd geregistreerd (§4.3).
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 27
Positieve ervaringen omtrent het e-health platform e-vitality zorgmaatwerk:
Na eenmalige koppeling van de Fitbit en het platform synchroniseren zij automatisch.
De beschikbaarheid van veel oefeningen en testen. Ze zijn eenvoudig te vinden en te
gebruiken.
De mogelijkheid tot chatten met de zorgverlener via een e-consult.
Het is een overzichtelijk platform.
De respondenten hadden ook een aantal negatieve ervaringen:
De smileys op het ‘moodboard’ werden niet door iedereen begrepen.
Het aantal gelopen kilometers ontbrak in de grafiek waarin de gegevens van de Fitbit worden
geregistreerd.
Lopen is de enige sportactiviteit die geregistreerd wordt op e-vitality zorgmaatwerk.
Op het platform is geen informatie te vinden over risicovol en gezond gedrag en de invloed
hiervan op diabetes type 2.
5.2 Aanbevelingen
Uit de conclusies blijkt dat theorie en praktijk samenvallen. Onderstaande aanbevelingen vloeien
voort uit psychologische theorieën, wetenschappelijke literatuur en meningen en tips van
ervaringsdeskundigen. Het levert een bijdrage aan het ontwikkelen van een virtuele omgeving met
gebruik van zelfmonitoringssystemen voor mensen met diabetes type 2, zodat ze zelfstandig
gezonder en actiever kunnen leven op een leuke manier.
Informatie
Op e-vitality is geen informatie te vinden over de gevolgen van risicovol gedrag of het hebben van
een gezonde leefstijl. Belangrijk is dat mensen met diabetes kunnen opzoeken wat een gezonde
leefstijl inhoudt, wat de positieve gevolgen zijn van voldoende lichaamsbeweging en wat beweging
voor effect heeft op diabetes. Bijvoorbeeld:
Lichaamsbeweging verkleint het risico op aandoeningen zoals borstkanker, beroertes,
hartaandoeningen en chronische ziektes. Eveneens neemt het risico af van vroegtijdig overlijden
(Taylor, 2006 ; Paffenbarger et al., 1986).Daarnaast is beweging goed voor de geest. Het heeft
positieve invloed op de gemoedstoestand, het bevordert herstelprocessen en het psychische
welbevinden vergroot (Bijvoorbeeld: McCann & Holmes, 1984; Berlin et al., 2006; Singh et al., 2001;
Babyak et al., 2000; Plante & Rodin, 1990). Lichaamsbeweging heeft ook effect op het verloop van
diabetes. Wanneer iemand met diabetes type 2 voldoende lichaamsbeweging krijgt kan de ziekte
beter onder controle worden gehouden, voorkomen of zelfs genezen worden (Greef & Van Wijck,
2005).
Door informatie te verschaffen over de gevolgen van genoeg lichaamsbeweging wordt iemand zijn
attitude tegenover beweging positiever. Informatie kan tevens ingezet worden als beloning of
feedback.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 28
Doelen stellen
Doelen zijn van cruciaal belang om mensen met diabetes type 2 meer te laten bewegen. Het
opstellen van doelen draagt bij aan het verhogen van zelfregulatie, het verhogen van de eigen
effectiviteit, het implementeren van de intentie tot gedragsverandering en draagt bij aan de fun-
factor die het QSI wil waarborgen.
Het is van belang dat op e-vitality zorgmaatwerk niet zomaar doelen opgesteld worden maar dat het
gewenste gedrag volgens de SMART methode als concreet stappenplan wordt geformuleerd.
Bijvoorbeeld: “Ik wil over vier weken iedere dag 10.000 stappen lopen. Ik begin met 6000 stappen per
dag en voeg iedere week 1000 stappen hieraan toe. Over vier weken kan iedereen zien dat ik 10.000
stappen per dag loop omdat de Fitbit mijn stappen telt en automatisch op e-vitality registreert.“
Wanneer mensen met diabetes type 2 steeds in oude gedragspatronen vervallen of de intentie om
het gedrag te implementeren in het leven ontbreekt, is het GADS van toepassing. Door dit Als – Dan
schema op te stellen wordt de zwakke plek zichtbaar en kan geïntervenieerd worden, bijvoorbeeld:
Als ik gezonder en actiever wil leven Dan moet ik meer gaan hardlopen Als ik meer wil
hardlopen Dan moet het niet regenen Als het regent Dan ga ik niet hardlopen Als ik niet ga
hardlopen Dan leef ik niet gezond en actief.
De zwakke schakel in dit schema is de regen. Om te voorkomen dat iemand stil zit wanneer het
regent moet iemand zelf een alternatief/interventie ontwikkelen. Een paar voorbeelden van
interventies zijn:
Als het regent Dan ga ik thuis met gewichten trainen
Dan ga ik naar de sportschool
Dan ga ik hardlopen op de loopband
Tot slot is het van belang dat een doel opgesteld wordt in overeenstemming met iemand zijn normen
en waarden en doelen. Hierdoor neemt het gevoel van autonomie en regie toe. Op e-vitality is het
opstellen van doelen nu de taak van de zorgverlener. Aangeraden wordt zorgvragers zelfstandig
doelen te laten formuleren. Het advies is kleine weekdoelen opstellen. Hoe meer realistische doelen
behaald worden hoe hoger de eigen effectiviteit en zelfregulatie.
Beloning
Het behalen van doelen met behulp van een zelfmonitoringssysteem moet beloond worden. Op e-
vitality is dit niet het geval. Beloningen zijn belangrijk om het plezier te waarborgen, inspanning te
belonen, te stimuleren en te informeren.
Beloningen kunnen in verschillende vormen plaatsvinden, hieronder een aantal voorbeelden:
Een beloning in de vorm van informatie: “Vandaag heeft u uw doel van 10.000 stappen
bereikt. U heeft daardoor het hormoon endorfine aangemaakt dat zorgt voor een gevoel van
geluk en heeft een pijnstillende werking, ga zo door!”
Een puntensysteem: wanneer iemand een doel behaald worden 10 punten uitgereikt. Bij het
behalen van 50 punten wordt een nieuwe oefening vrijgegeven.
Een beloning in de vorm van visuele informatie: laat op een anatomische afbeelding zien
welke processen in gang worden gezet en welke hormonen worden aangemaakt tijdens
beweging. Iedere keer wanneer een doel behaald is komt er een proces bij.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 29
Geadviseerd wordt variatie aan te brengen in de soorten beloningen. Tevens is het van belang
mensen intrinsiek gemotiveerd te houden. Een beloning in de vorm van informatie vergroot de kans
op intrinsieke motivatie.
E-vitality
Uit het onderzoek blijkt dat e-vitality nog niet kan voorzien in alle factoren die mensen met diabetes
type 2 stimuleren meer te bewegen. Hieronder volgen een aantal factoren die toegevoegd kunnen
worden op e-vitality ter optimalisering:
De smileys van het ‘moodboard’ bekrachtigen met cijfers.
Het aantal gelopen kilometers toevoegen aan de ‘Fitbit grafiek’.
Het registreren van andere sportactiviteiten. Het doel om mensen meer te laten bewegen
kan alleen gerealiseerd worden wanneer een compleet beeld geschetst wordt van alle
dagelijkse activiteiten. Daarnaast werkt het motiverend alle activiteiten te kunnen
aanschouwen.
Om het zelfmonitoringssysteem compleet te maken moet voedingsadvies geboden worden
en de mogelijkheid voeding te registreren. Gezonde recepten, informatie over suikers in
eten, water drinken, gevarieerd eten en voedingsstoffen zijn voorbeelden van factoren die
van belang zijn voor een gezonde leefstijl.
De bloedsuikerwaarde registreren zou een grote toevoeging zijn op het platform. Mensen
kunnen dan zelf monitoren welk effect beweging en gezonde voeding heeft op het verloop
van diabetes. Een extra aanbeveling is om mensen met diabetes iedere drie maand zelf de
bloedsuikerwaarde te laten prikken en toevoegen op e-vitality. Op die manier hoeven zij niet
naar de praktijkondersteuner/ het ziekenhuis en wordt de zorgverlener alleen ingeschakeld
wanneer de waarden onvoldoende zijn.
Feedbackloops toevoegen. Voorzie iedereen van informatie over het gedrag dat ze vertonen
en geef de mogelijkheid dit positief te veranderen. Bijvoorbeeld:
“Je hebt vandaag 9387 stappen gelopen, dat is 613 stappen te weinig. Je hebt nog tot 12 uur
vanavond om je doel te behalen.”
Het zou een aanwinst zijn wanneer op e-vitality een forum is waar mensen gegevens kunnen
uitwisselen en steun kunnen zoeken. Iedereen kampt met hetzelfde gezondheidsprobleem
en dat is een voordeel.
Tot slot is het van belang spelelementen toe te voegen. Dit zorgt ervoor dat ‘het saaie,
moeilijk vol te houden gedrag’ plezieriger en makkelijker wordt. Bijvoorbeeld: een competitie
wie de meeste stappen per dag loopt.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 30
6. Discussie Discussiepunten
Dit onderzoek is gehouden onder negen mensen met diabetes type 2. In Nederland hebben ongeveer
een miljoen mensen diabetes waarvan 90% diabetes type 2 heeft (Baan & Spijkerman, 2013). De
externe validiteit kan in twijfel getrokken worden door de omvang van de steekproef (Boeije, 2005).
De periode dat de respondenten de Fitbit en e-vitality getest hebben beslaat twee weken. Sommige
respondenten gaven aan langere tijd gebruik te willen maken van zelfmonitoringssystemen om de
effecten op lange termijn te ervaren.
In eerste instantie zou een pilot gestart worden waar mensen met diabetes en zorgverleners deel
aan zouden nemen. Door juridische omstandigheden is de pilot uitgesteld en moest de onderzoeker
zelf respondenten werven. Zorgverleners hadden geen tijd zich op korte termijn volledig in te zetten
voor het onderzoek. Hierdoor zijn alleen ervaringen van zorgvragers en niet van zorgverleners
meegenomen in het onderzoek.
Vervolgonderzoek
Aangeraden wordt vervolgonderzoek uit te voeren naar mensen met diabetes type 2 die niet bereid
zijn meer te bewegen. De respondenten zijn mensen met verschillende demografische kenmerken.
Desalniettemin was iedereen bereid zijn eigen gedrag onder de loep te nemen en hier verandering in
te brengen. In de praktijk zijn er altijd mensen die aan oude gedragspatronen vast willen houden.
Het is aan te raden voordat het zelfmonitoringssysteem in de praktijk geïntegreerd wordt, een pilot
met zorgverleners en mensen met diabetes type 2 te starten. De pilot moet minimaal een maand
duren. Aangeraden wordt om zorgverleners en zorgvragers te koppelen. Het is dan mogelijk beide
kanten te belichten en niet alleen die van de zorgvragers. Een focusgroep zorgverleners kan nieuwe
input geven en meedenken over spelvormen, interventies en informatie om e-vitality aan te vullen.
Wanneer een pilot wordt gestart moeten meer dan negen respondenten deelnemen. Dit vergroot de
betrouwbaarheid van het onderzoek.
Onderzocht kan worden hoe andere zelfmonitoringssystemen worden ervaren. Uit de interviews
bleek dat de Fitbit erg gevoelig is en het calorieverbruik niet correct was. In vervolgonderzoek kan
uitgezocht worden wat een andere vorm voor gevolgen van de validiteit heeft. Er kan ook gekozen
worden om onderzoek te doen naar effecten van een zelfmonitoringssysteem die andere processen
registreert.
Tot slot moet vervolgonderzoek worden uitgevoerd naar de effecten van de aanbevelingen van dit
onderzoek. Wanneer op e-vitality alle aanbevelingen worden toegevoegd ontstaat een
geoptimaliseerd zelfmonitoringssysteem. Het is aan te raden te onderzoeken of het platform dan
optimaal functioneert.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 31
Literatuurlijst Adam Noah, J., Spierer, D.K., Gu, J. & Bronner, S. (2013). Comparison of steps and energy
expenditure assessment in adults of Fitbit Tracker and Ultra to the Actical and indirect calorimetry.
Journal Of Medical Engineering & Technology. 2013.
Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational behavior and human decision
processes. 50, 79-211.
NSMBL, A. (2011). Speel de piano: neem de trap. Geraadpleegd op 26 december 2013 op:
http://www.nsmbl.nl/een-piano-trap/
Antin, J., Churchill, E. (2011). Badges in social media: a social psychological perspective.
Geraadpleegd op 28 december 2013 op: http://gamification-research.org
Appelo, M. (2011) Het gelaagde brein. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
Baan, C.A. & Spijkerman, A. M. W. (2013). Diabetes mellitus samengevat. In: Volksgezondheid
Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM
Baarda, D.B., Goede, M. P. M. de, & Teunissen, J. (2005). Basisboek kwalitatief onderzoek.
Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Wolters-
Noordhoff.
Babyak M., Blumenthal M., James A. (2000). Exercise Treatment for Major Depression: Maintenance
of Therapeutic Benefit at 10 Months. Psychosomatic Medicine, 62, 633-638.
Bandura, A. (1977). Self-efficacy: Toward a Unifying Theory of Behavioral Change. Psychological
Review 83 (2) 191-215.
Berlin, A. A., Kop, W. J., Deuster, P. A. (2006) Depressive mood symptoms and fatique after Exercise
withdrawal. The potential role of decreased fitness, psychosomatic Medicine. 68, 224-230.
Blok, B. M. J. de, Greef, M. H. G. de, Hacken, N. H. T., ten, Sprenger, S. R., Postema, K. & Wempe, J. B.
(2006). The effects of a lifestyle physical activity counseling program with feedback of a pedometer
during pulmonary rehabilitation in patients with COPD: A pilot study. Patient Education and
Counseling, 61-1, 48-55.
Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Utrecht: Boom onderwijs.
Boeijinga, A., Joling, C., Hoeken, H. & Sanders, J. (2013). Narratieve interventies verleiden tot
gezonder gedrag. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen. 91-5, 253-256.
Brewer, R.S., Lee, G.E., Xu, Y., Desiato, C., Katchuk, M. & Johnson, P.M. (2011). Lights off.
Game on. The Kukui Cup: A dorm energy competition. Geraadpleegd op 28 december 2013 op:
http://gamificationresearch.org
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 32
Brug, J., Assema, van P. & Lechner, L., 2010. Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een
planmatige aanpak. Assen: Van Gorcum & Comp B.V.
Caspersen, C. J. (1989). Physical activity epidemiology: concepts, methods, and applications to
exercise science. Exercise & Sport Sciences Reviews. 17, 423-473.
Chorus, A. M. J. & Hopman-Rock, M. (2003). Chronisch zieken en bewegen: een quick scan. TNO.
Preventie en gezondheid.
Comstock, J. (2013). Four factors driving gamification in healthcare. Geraadpleegd op 9 december
2013 op: http://mobihealthnews.com/27298/four-factors-driving-gamification-in-
healthcare/?utm_campaign=Argyle%2BSocial-2013-
11&utm_medium=Argyle%2BSocial&utm_source=twitter&utm_term=2013-11-14-15-35-00
Deci, E. L. & Ryan, R. M. (2000). The “what” and “why” of goal pursuits: Humand needs and the self
determinantion of behavior. Psychological inquiry. 11:4, 227-268.
Deterding, S., Dixon, D., Khaled, R., & Nacke, L. (2011). From game design elements to gamefulness:
Defining "Gamification". Proceedings from MindTrek '11. Tampere, Finland: ACM.
Diener, E. (1979). Deindividuation, self-awareness and disinhibition. Journal of Personality and Social
Psychology, 37, 1160-1171.
E-vitality. (2013). Home. Geraadpleegd op 20 september 2013 op: https://e-vitality.nl
Eysenback, G. (2001). What is e-health? Journal of medical internet research. 3 (2), 20-21.
Goetz, T. (2011). Harnessing the power of feedback loops. Geraadpleegd op 2 januari 2014 op: http://www.wired.com/magazine/2011/06/ff_feedbackloop
Goetz, T. (2013). The Diabetic’s Paradox. Health self-tracking is in vogue. But is it more of a boon or a
burden? The Atlantic.
Gollwitzer, P. M. (1999). Implementation intentions: strong effects of simple plans. American
Psychologist. 54: 493 – 503.
Greef, M. & Wijck, R., van. (2005). Ziekteverloop gunstig beïnvloeden met 10.000 stappen per dag.
Nederlands Tijdschrift voor Evidence Based Practise. 3-2, 44-45.
Hamari, J., Koivisto, J., & Sarsa, H. (2014). Does Gamification Work? – A Literature Review of
Empirical Studies on Gamification. In proceedings of the 47th Hawaii International Conference on
System Sciences, Hawaii, USA, January 6-9.
Koster, R. (2005). A theory of fun for game design. Scottsdale: Paraglyph Press.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 33
Laschke, M., & Hassenzahl, M. (2011). Being a “mayor” or a “patron”? The difference
between owning badges and telling stories. Geraadpgd op 28 december 2013 op:
http://gamification-research.org
Lee, J. J. & Hammer, J. (2011). Gamification in Education: What, How, Why Bother? Academic
Exchange Quarterly, 15(2), 2-13.
Linde, J. A., Jeffrey, R. W., Finch, E. A., Ng, D. M. & Rothman, A. J. (2004). Are unrealistic weight loss
goals associated with outcomes for overweight women? Obesity Research, 12, 569 – 576.
McCann, I. L. & Holmes, D. S. (1984). Influence of aerobic exercise on depression. Journal of
Personality and social Psychology. 46, 1142-1147.
Morrison, V & Bennet, P. (2010) Gezondheidspsychologie Amsterdam: Uitgeverij Pearson Education.
Narashimhan, N., Chiricescu, S. & Vasudevan, V. (2011). The gamification of television: is
there life beyond badges? Geraadpleegd op 28 december 2013 op: http://gamification-research.org
Paffenbarger, R. S., Hyde, J. T., Wing, A. L., Hsieh, C. C. (1986) Physical Activity, All-Cause Mortality,
and Longevity of College Alumni. The new England Journal of Medicine. 314:10, 605-613.
PCZ (2013) Geraadpleegd op 26 december 2013 op:
http://www.pzc.nl/polopoly_fs/1.1921290.1350363738!/image/image.jpg_gen/derivatives/fixed_wi
dth_500/image-1921290.jpg
Pedometer Australia (2013) Geraadpleegd op 25 december 2013 op:
http://www.pedometersaustralia.com/c/4455391/1/fitbit-zip-activity-tracker.html
Penninx, B. W., Tilburg, T. van, Kriegsman, D. M., Deeg, D. J., Boeke, A. J. & Eijk, J. T. van (1997).
Effects of social support and personal coping resources on mortality in older age: the Longitudinal
Aging Study Amsterdam. American Journal of Epidemiology, 146, 510 – 519.
Plante, T. G. & Rodin, J. (1990). Ohysical fitness and enhanced psychological healt. Current
Psychology Research and Reviews. 9, 3-24.
Poortvliet, M. C., Schrijvers, C. T. M. & Baan, C. A. (2007) Diabetes in Nederland. Omvang,
risicofactoren en gevolgen, nu en in de toekomst. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu. Rapport 260322001.
Poos, M. J. J. C., Baan, C. A. & Hamberg-van Reenen, H. H. (2012). Hoeveel zorg gebruiken patiënten
met diabetes mellitus en wat zijn de kosten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
Prochaska, J. O., Redding, C. A., & Evers, K. E. (2002). The Transtheoretical Model and Stages of
Change. In K. Glanz, B. K. Rimer & F. M. Lewis (Eds.), Health behavior and health aducation: Theory,
research and practice. Pp. 99-120. San Fransico: Jossey-Bass.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 34
Putten, M. A. (2009). Voeten en diabetes. Houten: Bohn Stafleu van Loghum
Quantified Self Institute. (2012). Home. Geraadpleegd op 11 september 2013 op:
http://quantifiedselfinstitute.org/
Schwarzer, R. (1992). Self efficacy in the adoption and maintenance of health behaviours: theoretical
approaches and a new model. In R. Schwarzer (ed.), Self Efficacy: Thought Control of Action.
Washington: Hemisphere.
Singh, N. A., Stavrinos, T. M., Scarbeck, Y., Galambos, G., Liber, C., & Fiatore Singh, M. A. (2005). A
randomized controlled trial of high versus low intensity weight training versus general practioner
care for clinical depression in older adults. Journal of Gerontology, medical science. 6, 768-776.
Taylor, S. E., (2006). Psychological resources, positieve illusions. American psychologist, 55, 99-109.
Taylor, S. E. & Brown, J. D. (1994). Positieve illusions and well-being revisited: Separating fact from
fiction. Psychological Bulletin, 116, 21 – 27
Taylor, S. E. & Brown, J. D. (1988) Illusion and well-being: A social psychological perspective on
mental health. Psychological Bulletin, 103, 193 – 210.
Thosar, S., Johnson, B., Johnston, J., & Wallace, J. (2012). Sitting and endothelial function: the role of
shear stress. Medical Science Monitor. In press.
Tudor-Locke, C. & Bassett jr, D.R. (2004). How many steps/day are enough? Preliminary pedometer
indices for public health. Sports Medicine. 34, 1-8.
Vonk, R. (2009). Sociale Psychologie. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.
Vries, N. de, Modde, J. & Stoeller, T. (2009). Attitudes en overredende communicatie. In: Vonk, R.
(2009). Sociale Psychologie. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.
Weinstein, N. D. (1980). Unrealistic optimism about future life events. Journal of Personality and
Social Pscyhology. 39, 806 – 820.
Wiekens, C. J. (2012). Beïnvloeden en veranderen van gedrag. Amsterdam: Pearson Education
Benelux.
World Health Organisation. (2003). Diet, nutrition and the prevention of chronic diseases. Geneva:
World Health Organisation.
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 35
Bijlagen
Bijlage 1: Werving respondenten
Geachte heer/mevrouw,
Voor mijn afstudeeronderzoek in het kader van de opleiding Toegepaste Psychologie aan de
Hanzehogeschool te Groningen, ben ik op zoek naar mensen met diabetes type 2. Het betreft een
onderzoek om mensen met diabetes type 2 op een leuke manier te stimuleren meer te bewegen.
U krijgt beschikking over een digitale stappenteller en een e-health platform op internet. Deze zal u
twee weken lang dagelijks gebruiken. Na het gebruik hiervan wil ik graag in gesprek over u
ervaringen. Het gebruik van de digitale stappenteller kost vijf minuten per dag. Het eindgesprek
duurt ongeveer een half uur.
Het gesprek is op locatie naar wens. Alle gegevens worden geheel anoniem verwerkt. Van het
gesprek wordt een geluidsopname gemaakt voor eigen gebruik. Als het gesprek is verwerkt wordt de
opname vernietigd.
Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van het Quantified Self Institute onder begeleiding van
Martijn de Groot. Voor meer informatie kunt op de website terecht:
http://quantifiedselfinstitute.org
Bent u, of kent u iemand die deze chronische ziekte heeft? Lijkt het u/hem/haar leuk om mee te
doen aan innovatief onderzoek, met als doel mensen met diabetes helpen actiever te leven op een
leuke manier? Neem dan contact op via onderstaande gegevens.
Met vriendelijke groet,
Yvonne Pit
Student Toegepaste Psychologie
E-mail: [email protected]
Telefoon: 06 - 543 76 170
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 36
Bijlage 2: Handleiding installatie Fitbit & E-vitality
Handleiding installatie Fitbit & E-vitality zorgmaatwerk
Fitbit:
Open de doos van de Fitbit en controleer alle benodigdheden:
Handleiding Fitbit, Fitbit, beschermhoes Fitbit, batterij, zwarte opener & USB-stick
Draai de achterkant open met de bijgevoegde zwarte opener
Plaats de batterij met de + kant naar boven (zoals op het plaatje in de bijgevoegde
handleiding is aangegeven)
Draai de achterkant dicht met de bijgevoegde zwarte opener
De Fitbit is nu actief en start op
Plaats de USB stick van de Fitbit in de computer
Ga naar de website:
www.fitbit.com/start/zip
Download het bijbehorende programma, stap 3, voor uw PC of MAC.
Volg de aanwijzingen op de computer
E-vitality:
Ga naar de website:
https://zorgmaatwerk.e-vitality.nl
Log in op uw persoonlijke omgeving met uw email adres en zelf gekozen wachtwoord.
Koppel uw Fitbit aan het dashboard van e-vitality, volg instructies van het dashboard.
Log één keer per dag in en leg uw Fitbit naast de computer. Plaats de USB stick van de Fitbit
in de computer. De Fitbit synchroniseert automatisch de gegevens naar het platform.
Experimenteer met de site. Probeer eens een oefening uit, maak een test, vul het
‘moodboard’ in enzovoorts.
Contactgegevens:
Voor vragen, meer informatie of extra uitleg kunt u contact opnemen met:
Yvonne Pit
Student Toegepaste Psychologie
E-mail: [email protected]
Telefoon: 06 - 543 76 170
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 37
Bijlage 3: Interviewschema
Inleiding:
Allereerst wil ik u bedanken voor het meewerken aan mijn onderzoek. Vandaag ga ik u interviewen
over het gebruik van de Fitbit en e-vitality zorgmaatwerk. Ik neem het gesprek met een voice
recorder op zodat ik naderhand alle antwoorden kan terug luisteren. Wanneer de resultaten zijn
verwerkt wordt de opname vernietigd. In mijn adviesrapport is de mogelijkheid dat ik geheel
anoniem zinnen citeer uit het interview. Gaat u hiermee akkoord?
Het interview duurt ongeveer een half uur. Heeft u vooraf nog vragen?
1) U heeft de afgelopen weken met een Fitbit gelopen en gebruik gemaakt van e-vitality. Wat zijn u
ervaringen met beide producten?
Waarom goed?
Waarom slecht?
Wat zou volgens u anders kunnen/moeten?
2a) Hoe gebruiksvriendelijk vond u de Fitbit?
Tegen welke problemen liep u aan?
Wat vond u prettig aan de Fitbit?
Wat moet er volgens u veranderen?
2b) Hoe gebruiksvriendelijk vond u e-vitality zorgmaatwerk
Tegen welke problemen liep u aan?
Wat vond u prettig aan de Fitbit?
Wat moet er volgens u veranderen?
3a) Hoe vond u het om uw beweeggedrag teruggekoppeld te krijgen via de Fitbit?
Waarom prettig?
Waarom onprettig?
Wat moet er volgens u veranderen?
3b) ) Hoe vond u het om uw beweeggedrag teruggekoppeld te krijgen via e-vitality zorgmaatwerk?
Waarom prettig?
Waarom onprettig?
Wat moet er volgens u veranderen?
4) Hoe is uw houding nu tegenover een actievere leefstijl?
Is dit veranderd door het dragen van een Fitbit?
Bent u zich bewust geworden van uw huidige beweeggedrag?
5) Heeft u gegevens gedeeld met anderen?
Waarom wel?
Waarom niet?
Had u graag informatie willen delen?
Wat heeft het delen van de gegevens u opgeleverd?
Meten is weten. Leidt zelfmeting tot gedragsverandering? 38
6) U heeft tijdens het traject doelen opgesteld. Hebben deze een meerwaarde gehad?
Waarom wel/niet?
Wat voor effect hebben de doelen gehad?
Zou u wat willen veranderen aan het opstellen van de doelen?
7) Wat zou u stimuleren om meer te gaan bewegen?
Wat zou u tegenhouden om meer te gaan bewegen?
8) Tot slot: Als vanaf morgen een project start en u gebruik kunt maken van de Fitbit en e-vitality en
de focus ligt op zorg op maat en zorg op afstand, zou u hieraan deelnemen?
Afsluiting:
Zijn er zaken niet besproken die u graag wil vermelden?
Ik wil u heel erg bedanken voor het meewerken aan het onderzoek. Wanneer de resultaten bekend
zijn, zou u het leuk vinden mijn adviesrapport te ontvangen? Zo ja, dan noteer ik graag u email adres
en kunt u rond februari een mail verwachten.