Upload
lydia-gillham
View
236
Download
6
Embed Size (px)
Citation preview
Lymfoedeem en fysiotherapie: onder controle houden, geen genezing
Lydia Gillham
Keywords cellulitis � complextherapie lymfoedeem �compressiepomp � lymfoedeem decongestiva � drainagelymfoedeem � lymfoedeem fysiotherapie �huidvezorging � lymfdrainage � lymfoedeem � manuele
lymfdrainage � bij-lymfoedeem massage � oedeem � bijlymfoedeem oefentherapie � lymfoedeem therapie �zwachtelen lymfoedeem � zwelling lymfoedeem
Samenvatting
Dit artikel vestigt de aandacht op het betrekkelijk lage
niveau van de behandeling die voor patienten met lym-
foedeem mogelijk is, het wisselende karakter van de
kwaliteit van de beschikbare behandelingsvormen en
het gebrek aan research naar de psychosociale invloed
van de aandoening.
De literatuur1 is grondig bestudeerd om te proberen tot
een verklaring voor deze veranderlijke aspecten te komen.
De verhoogde frequentie van secundair lymfoedeem dat
direct na levensreddende operaties optreedt, het relatief
nieuwe karakter van de behandelingen en een verwarde
terminologie die met de aandoening gepaard gaat, zijn alle
onderzocht als bijdragende factoren tot een professionele
respons die niet bevredigend is.
De soorten behandelingen die bijdragen tot de huidige
complextherapie met decongestiva zijn diepgaand bestu-
deerd en de relevante bijdragen van research naar kennis
en ‘manuele’ klinische ervaring wordt besproken.
Vervolgens wordt in dit artikel een zorgvuldig gedo-
cumenteerde beschouwing gegeven van zeven belangrijke
elementen die samen het therapiepakket vormen zoals
dat naar voren lijkt te komen als een professioneel accep-
tabele behandelingsvorm.
Ten slotte wordt voorzichtig gewezen op het feit dat
het huidige doel van de behandeling het onder controle
houden van de aandoening is, en niet de genezing ervan.
Genezing schijnt nog steeds buiten behandelingsbereik
van de fysiotherapie te vallen.
Introductie
Het leven met een gezwollen extremiteit kan moeilijk
zijn en ernstige problemen met zich meebrengen (Golds-
mith, 1984). Het kosmetische effect en het veranderde
lichaamsbeeld kunnen verreikende gevolgen hebben,
zowel psychologisch als sociaal. Vaak worden patienten
in hun dagelijkse activiteiten gehinderd door moeilijk-
heden als verminderde mobiliteit en problemen met
kleding.
Het blijkt echter dat tot op heden geen psychologi-
sche research is gepubliceerd over dit afzonderlijke
aspect van lymfoedeem. Operatieve benaderingen heb-
ben geen bevredigend antwoord op het probleem opge-
leverd (Wolfe, 1990). en derhalve is er een verschuiving
opgetreden naar meer conservatieve benaderingen.
Deze zijn eerder gericht op het onder controle houden
van lymfoedeem dan het genezen van de aandoening. In
de praktijk is de hulp voor deze patienten niet gestan-
daardiseerd; derhalve zijn patienten afhankelijk van
waar zij wonen en door welke beroepsbeoefenaars in
de gezondheidszorg zij worden behandeld.Lydia Gillham (*)Lymphoedema and physiotherapists: control not cure[Physiotherapy 1994; 80:835–43]St Oswald Hospice,Newcastle upon Tyne, Engeland
1 De literatuur bij het originele artikel is opgenomen achteraandeze vertaling.
Stimulus (1996) 15:36–46
DOI 10.1007/BF03062465
13
Waarom is de hulp bij lymfoedeem zo verschillend?
Het is raadselachtig dat de hulp die patienten met lymfoe-
deem wordt geboden zo verschillend is. Er zijn extreme
gevallen waarin patienten eenvoudig wordt verteld dat ‘ze
er maar mee moeten leven’ en er zijn tegenovergestelde
extremen waarbij in centra die gespecialiseerd zijn in lym-
foedeem patienten een aantal weken worden opgenomen
en intensief behandeld. Deze centra zijn ontstaan als ant-
woord op de behoefte en zijn in dit land blijkbaar gestart
door oncologische en palliatieve zorgdeskundigen die
betrokken zijn bij de behandeling van lymfoedeem als
complicatie van kanker of de behandeling ervan. Ze zullen
daarom eerder worden aangetroffen in verpleeghuizen of
ziekenhuizen als het ‘Royal Marsden’ in Londen, die
gespecialiseerd zijn in de zorg voor kankerpatienten. Het
ligt voor de hand dat patientenmet lymfoedeem als gevolg
van andere aandoeningen ook eerder naar deze centra
gaan. In een recent gepubliceerd artikel (Foldi et al.,
1989)). werd gekozen voor de titel: ‘De chaos van lymfoe-
deem: een lancet’: dit geeft duidelijk de mening van een
expert weer ten aanzien van de manier waarop heden ten
dage de klinische hulp aan deze patienten wordt
aangeboden.
Komt het omdat lymfoedeem nieuw is?
Dit is waarschijnlijk niet een goede verklaring, in het
bijzonder niet als er sprake is van primair lymfoedeem,
aangezien dit wordt veroorzaakt door een congenitale
afwijking van het lymfstelsel. Derhalve moeten er altijd
al patienten met deze specifieke vorm van lymfoedeem
zijn geweest.
Het kan echter worden betwist dat het bestaan van
secundair lymfoedeem in deze eeuw toe te schrijven is aan
de vooruitgang in levensreddende operaties bij kanker.
Een typisch voorbeeld hiervan zou zijn lymfoedeem na
mastectomie, waarbij de lymfdrainage in gevaar wordt
gebracht door verwijdering van lymfklieren en door lit-
tekenvorming tengevolge van de aansluitende intensieve
rontgentherapie.
Toch moet, ook voordat dergelijke moderne opera-
tieve procedures werden uitgevoerd, lymfoedeem hebben
bestaan, aangezien de aanwezigheid van een tumor op
zichzelf al invloed kan hebben op de lymfdrainage. In de
praktijk kan ontwikkeling van zwelling in een extremiteit
een vroege indicatie zijn van een aandoening of een reci-
dief ervan.
Komt het omdat de behandeling ervan nieuw is?
Het zou een volkomen terechte bewering zijn dat fysio-
therapeuten altijd lymfoedeem hebben behandeld. Het is
derhalve niet juist om te veronderstellen dat moderne
benaderingen van de begeleiding ervan totaal nieuw
zijn. Het terzijde schuiven van de huidige praktijk van
fysiotherapeuten op basis van een vermoeden dat lymfoe-
deembehandeling een ‘nieuwigheid’ is, kan gemakkelijk
weerstand en afkeuring opwekken. Op het moment
schijnt er in de praktijk een evenwicht te bestaan tussen
twee extremen: er bestaat ofwel een minimale benadering
waarbij de patienten slechts een manier van behandelen
wordt aangeboden zoals compressietherapie, ofwelwordt
er, geheel in tegenstelling daarmee, in specialistische cen-
tra een complexe benadering gegeven.
De fysiotherapeute Patricia Downie (1978) beschreef
een therapie die lijkt op de benadering die wordt toege-
past in moderne praktijken voor lymfoedeem. Deze
omvat massage, behandeling van de huid, een compres-
sie-unit, kleding die zwelling tegengaat, faradische appli-
caties onder druk en elevatie-oefeningen. Aan het eind
van de negentiende eeuw is trouwens een conservatieve
behandeling beschreven die ook veel aspecten van de
huidige benadering omvatte zoals behandeling van de
huid, bedrust, elevatie, drukverbanden, massage en oefe-
ningen (Foldi en Foldi, 1985)).
Het lijkt vreemd dat een benadering die vaak wordt
beschreven als complex(fysio)therapie of complexthera-
pie met decongestiva zou zijn vergeten en opnieuw
moest worden uitgevonden. Dit weer opnieuw tot
leven brengen ervan is echter niet zonder problemen
verlopen en lijkt zo nu en dan negatieve houdingen op
te roepen bij beroepsbeoefenaars zoals fysiotherapeu-
ten. Gray (1987) beschreef de moderne complexbenade-
ring in een tijd waarin slechts een handjevol centra in
Engeland deze vorm van lymfoedeembehandeling toe-
paste. Onwetendheid als gevolg van ontbrekende goede
vakliteratuur kan niet worden aangedragen als de enige
verklaring voor het feit dat leden van onze beroepsgroep
in het algemeen een geringe bereidheid vertonen deze
benadering in de praktijk toe te passen.
‘What’s in a name?’ Oedeem, lymfoedeem of
obstructielymfoedeem
De eerste stap bij het omgaan met lymfoedeem is het
maken van onderscheid tussen patienten die alleen de
minimale benadering van een modaliteit nodig hebben
zoals het toepassen van een compressie-unit en patienten
welke uiteenlopende gradaties van de meer complexe
decongestivatherapie nodig hebben.
Er kan verwarring optreden bij de klinische diagnose
omdat de oorzaak van de gezwollen extremiteiten vaak
moeilijk is vast te stellen.
Stimulus (1996) 15:36–46 37
13
Oedeem
Veel aandoeningen kunnen in een later stadium oedeem
tot gevolg hebben. Badger en Regnard (1989) vermelden
bijvoorbeeld de volgende aandoeningen:
1. renale insufficientie;
2. cardiale insufficientie;
3. obstructie van de vena cava door een tumor;
4. veneuze trombose;
5. verminderd eiwitgehalte door maligniteit.
Fysiotherapeuten zijn in de praktijk ook bekend met
het ontwikkelen van compensatoir oedeem als gevolg van
een slechte spierpompfunctie. Bij bovenstaande voor-
beelden bevat het oedeem weinig protoıne en zou de
behandeling gericht zijn op eliminatie van de oorzaak.
Een complexe decongestivabenadering zou op korte ter-
mijn niet nodig zijn en zou, in het geval van veneuze
trombose, ook risico’s met zich kunnen meebrengen.
In de praktijk worden de termen ‘oedeem’ en ‘lymfoe-
deem’ vaak door elkaar gebruikt en betekenen voor de
therapeut vaak alleen dat er sprake is van vocht. Het zou
nuttiger zijn de term ‘oedeem’ te gebruiken om gezwollen
extremiteiten te beschrijven die het gevolg zijn van oorza-
ken zoals zijn beschreven door Badger en Regnard (1989)
Lymfoedeem of obstructielymfoedeem?
Het woord ‘lymfoedeem’ kan in de praktijk duidelijker
zijn bij de beschrijving van zwelling veroorzaakt door
problemen in het lymfvaatstelsel. Een mogelijke oorzaak
is een ontwikkelingsstoornis waarbij lymfbanen ontbre-
ken of onvoldoende functioneren: de diagnose bij de pati-
ent zou luiden: ‘primair lymfoedeem (Wittlinger en
Wittlinger, 1982). Er bestaan verschillende syndromen
van primair lymfoedeem zoals de aandoening van Milroy
en het gele-nagelsyndroom (Venencie en Dicken, 1984).
De toestand van de lymfvaten kan worden afgebeeld door
een lymfangiogram, maar helaas hebben de resultaten van
die procedure vaak weinig toegevoegde waarde als het
gaat om de therapie van de aandoening. Onderdeel van
de procedure is namelijk een injectie in de eerste interdigi-
tale ruimte van de voet, waarbij een verhoogd risico van
infectie en cellulitis optreedt hetgeen nog meer nadelige
gevolgen voor het lymfstelsel kan hebben (Foldi, 1983).
De lymfdrainage kan ook nadelig worden beınvloed door
een tumor, fibrosis na bestraling of het wegnemen van
lymfklieren. Bij deze patienten zou de diagnose ‘secundair
lymfoedeem’ zijn. Een voorbeeld hiervan dat vaak wordt
gezien is lymfoedeem na verwijdering van de axillaire
lymfklieren en littekenweefsel door intensieve rontgenthe-
rapie na mastectomie (Markowski et al., 1981). Lymfoe-
deem kan zowel vroeg in de postoperatieve fase optreden
als nog dertig jaar na de operatie (Brennan, 1992). De
ontwikkeling van secundair lymfoedeem kan ook optre-
den na operaties waarbij geen sprake is van kanker zoals
heupdysplasieen. Patienten die extra risico lopen zijn die
welke al primair lymfoedeem hebben.
Misschien zou gebruik van de term ‘obstructie-lymfoe-
deem’ bij dergelijke patienten zorgen voor een duidelijker
onderscheid met ander oedeem. Het zou voor de beroeps-
beoefenaars tot uitdrukking brengen wat de oorzaak is en
de vereiste complexiteit van behandeling aangeven. Deze
vorm van zwelling kan een hoog proteınegehalte bevatten.
Een nuttige klinische leidraad voor het in de praktijk vast-
stellen van obstructie-lymfoedeem zou de volgende ‘sleu-
telvragen’ kunnen omvatten;
1. Komt er iets in de anamnese voor dat zou kunnen
duiden op de mogelijkheid van een obstructie van het
lymfvaatstelsel?
2. Is het van lange duur, heeft het zich langzaam gedu-
rende een bepaalde periode ontwikkeld?
3. Zijn alle andere oorzaken van oedeem uitgesloten?
4. Is het met alle eenvoudige behandelingsmethoden niet
gelukt om de omvang van de extremiteit te verminde-
ren gedurende langer dan een paar uur?
Bij een positief antwoord op een van deze vragen moet
men veronderstellen dat er sprake is van obstructie-
lymfoedeem.
Complextherapie met decongestiva
Wat is er nu zo nieuw aan de moderne benadering van de
complextherapie met decongestiva die wordt bepleit van-
uit de specialistische behandelingscentra? Het lijkt erop
dat een ‘pakket’ van mogelijke behandelingen gebundeld
is op een specialemanier. De ‘British Lymphology Interest
Group’ spant zich op het ogenblik erg in om de opleiding
en het specifieke hulpaanbod te standaardiseren.
Elementen van dit pakket van mogelijke behandelin-
gen zijn:
1. medische evaluatie en selectie;
2. metingen en controleren;
3. manuele massage of mechanische massage/manuele
lymfdrainage;
4. zwachtels die in veel lagen worden aangebracht en
gradueel in druk toenemen;
5. kleding die zwelling van de extremiteiten tegengaat;
6. compressiepompen;
7. draagbanden.
Langdurig obstructie-lymfoedeem zal veel van deze
behandelingsvormen vereisen wil het resultaat een succes
worden genoemd.
38 Stimulus (1996) 15:36–46
13
Er zijn voldoende patienten die de goede resultaten
van complextherapie met decongestiva zullen bevestigen.
De betrokken beroepsbeoefenaars zijn overtuigd door
wat ze zien en doen hun best ’ met het heilige vuur dat
grenst aan dat van zendelingen ’ om anderen te overtui-
gen. Als het echter gaat om veranderingen in de praktijk
heeft research ongetwijfeld het nuttigst effect.
Onderzoek is uitgevoerd in het ‘Karolinska Hospital’
in Zweden in 1977. Aan het onderzoek deden 39 patien-
ten mee met lymfoedeem door borstkanker (Swedborg,
1980). Er werden een aantal technieken uitgevoerd in
verschillende combinaties gedurende een periode van
zes maanden. Deze technieken waren:
1. het toepassen van manuele massage of de vibrator
(alleen de arm);
2. isometrische grijpkrachtoefeningen;
3. elevatie van de arm;
4. aan de patient aangepaste elastische mouwen.
Uit het onderzoek bleek dat deze gecombineerde bena-
dering effectief was voor een resultaat van 11–13%
volume-vermindering van het lymfoedeem in de eerste
vier dagen van de behandeling. Gedurende de daarop
volgende drie weken nam de mate van de verbetering
echter drastisch af. De onderzoekers constateerden ten
eerste dat uitbreiden van het aantal behandelingen over
een periode van meerdere weken onverantwoord was, en
ten tweede dat tussen de behandelingen een elastische
mouw moest worden gedragen om de volumeverminde-
ring te handhaven.
Het hierboven beschreven onderzoek, waardoor de
effectiviteit van een intensieve behandeling gedurende
de eerste vier dagen wordt aangetoond, wordt nog
bekrachtigd door een recent uitgevoerd onderzoek in
het ‘Sir Michael Sobell House’ in Oxford (Rose, 1993).
De complextherapie in dit onderzoek omvatte:
1. met veel lagen aangebrachte zwachtels ter compressie;
2. massage van de romp ’ indien oedemateus ’ gedurende
20 minuten twee keer per dag;
3. behandeling van de huid.
Aan het eind van de behandelingsperiode kregen alle
patienten een mouw.
Kan klinische ervaring met ‘manuele’ behandeling
bijdragen tot veranderingen in de praktijk?
Empirische klinische ervaring blijkt vaak te worden
beschouwd als tweederangs bewijs, omdat we leven in
een tijd waarin researchgegevens in het algemeen worden
gezien als de enig valide bron van gegevens. Dit stand-
punt wordt weergegeven in de literatuur. Echter, bij
gebrek aan onderzoeksresultaten moeten we het best
beschikbare bewijs kunnen hanteren.
Een goede klinische ervaring die is opgedaan gedurende
een redelijke tijdsduur en geevalueerd door een rationeel
denkende beroepsbeoefenaar kan trouwens vaak een
acceptabele bijdrage vormen tot ontwikkeling van de
praktijk. Er kan een produktieve samenwerking bestaan
tussen de onderzoeker en de empirische clinicus ’ waarbij
eerstgenoemde directer en nauwkeuriger de behandelings-
gebieden kan observeren, terwijl de ander een breder per-
spectief van de patient en de aandoening kan laten zien en
tegelijkertijd redelijke klinische hulp kan bieden.
Brennan (1992) concludeerde in zijn overzicht van dit
gebied, op basis van dertig gevallen, dat zowel de dia-
gnose als de behandeling grotendeels empirisch blijven.
Maar daarnaast wees hij ook op het feit dat uitgebreide
klinische ervaring erop duidt dat de beste resultaten bij
het behandelen van lymfoedeem worden bereikt door een
multidisciplinaire mix van therapieen. Deze auteur stelt
dat in die omstandigheden bij het merendeel van de
patienten een vermindering van meer dan 50% van het
lymfoedeem wordt gezien.
Een aantal therapeuten in Engeland, ieder met een
ruime ervaring in het behandelen van patienten met
lymfoedeem, hebben de complextherapiebenadering
beschreven en oordelen hierover gunstig (Gray, 1987;
Badger, 1986, 1987, 1988, 1990; Badger en Twycross,
1988;Bennington, 1991;Badger, Mortimer en Regnard,
1991; Williams, 1992;Rose, 1993), Verscheidene van
deze therapeuten betonen hun respect aan het werk van
Foldi (1983) en Foldi en Foldi (1985) in Duitsland die
complextherapie in hun praktijk gebruikten. Interessant
is dat de Foldi’s de benadering beschrijven als complex-
fysio-decongestiva-therapie. Bij ons zou het niet juist
zijn een dergelijke term te gebruiken aangezien er vele
andere medische beroepsbeoefenaars betrokken zijn bij
de zorg voor lymfoedeempatienten ’ verpleegkundigen,
bezigheidstherapeuten, artsen, dietisten en fysiothera-
peuten. Een multidisciplinaire benadering moet worden
aanbevolen want door een bundeling van krachten van
deze beroepsbeoefenaars kan worden verzekerd dat de
patient zo effectief mogelijk wordt behandeld.
Hoewel behandelaars die nauw betrokken zijn bij lym-
foedeempatienten deze complexbenadering aanbevelen,
blijkt dit niet in elke fysiotherapiepraktijk zo snel te
worden geaccepteerd. De reacties zijn vaak nogal
afwijzend:
1. ‘We hebben geen tijd voor dat soort zaken’.
2. ‘Ik denk niet dat dat allemaal nodig is’.
3. ‘Wij gebruiken alleen compressie-units’.
Natuurlijk moeten reacties als deze niet al te serieus
worden genomen. Het zou kunnen betekenen dat deze
Stimulus (1996) 15:36–46 39
13
beroepsbeoefenaars de desbetreffende beschikbare litera-
tuur niet hebben gelezen of ze zijn niet gevoelig voor het
aanbevelende karakter van de betrokken literatuur.
De complexbenadering blijkt nu succesvol te zijn,
gedeeltelijk door de manier waarop een en ander gebun-
deld is, maar ook door de recente technologische pro-
gressie. Er zijn bijvoorbeeld tegenwoordig effectievere
zwachtels en comfortabele kleding verkrijgbaar die zwel-
ling tegengaan. Complextherapie met decongestiva is
echter niet alleen succesvol wegens het aantal verschil-
lende vormen van therapie en de manieren waarop deze
de patient worden aangeboden.
Recente ontwikkelingen en wijzigingen in het
behandelingspakket
Dit deel van het artikel gaat over een aantal subtiele
wijzigingen in de behandeling. De belangrijkste verande-
ringen worden beschreven en bij elke verandering wordt
een overzicht gegeven van de bewijsvoering.
De verschuiving naar massage van de romp in plaats
van alleen de extremiteit
Fysiotherapeuten zijn er zich altijd van bewust geweest
dat als massage wordt toegepast bij oedeem de strijkingen
altijd moeten worden gedaan in de richting van de lymf-
stroom naar oppervlakkige lymfklieren toe. Als deze klie-
ren echter operatief zijn verwijderd of als er sprake is van
obstructie van de normale drainage, bijvoorbeeld door
littekenvorming of een tumor, zal het oedeem zich bevin-
den in de anatomische regio en worden gedraineerd door
de lymfklieren van deze regio. Derhalve kan het voorko-
men dat niet alleen de extremiteit is aangedaan maar ook
het aangrenzende kwadrant van de romp (Foldi, 1983;
Foldi en Foldi, 1985;Carriere, 1988). De vier ondersteu-
nende oppervlakkige huidlymfdrainagestelsels van de
extremiteiten met de bijbehorende vier rompkwadranten
worden gescheiden door lymfscheidingslijnen (Cunning-
ham, 1981). Demassage die wordt toegepast voor lymfoe-
deem door obstructie begint derhalve bij de romp om te
proberen het vocht over te brengen naar een ander kwa-
drant ’ via de overbrugging die, zoals bekend, bestaat
tussen de lymfscheidingslijnen ’ voordat men begint met
massage van de extremiteit. De drainage begint dan in de
oppervlakkige lymfvaten en verloopt naar de dieper lig-
gende via lymfklieren die intact zijn.
De massagehandgrepen worden voorzichtig toege-
past; ze kunnen bestaan uit circulair uitgevoerde knedin-
gen en voorzichtige effleurages.
De verschuiving naar voorzichtige massage of gema-
tigde manuele lymfdrainage
Welke vorm van massage men ook kiest, er bestaat
overeenstemming over het feit dat het zeer voorzichtig en
oppervlakkig moet gebeuren omdat diepe krachtige
manipulatie van weke delen de oedeemproduktie kan
verhogen en weefsels ook kan beschadigen, in het bijzon-
der die in het oedemateuze gebied. Het vocht kan naar
meer dan een niet aangedaan kwadrant worden overge-
heveld indien nodig (Doyle et al., 1993). Winiwater
opperde in 1982 dat: ‘De masseurs die zich op al hun
kracht laten voorstaan en deskundig blauwe plekken op
hun patienten aanbrengen, bieden minder hulp dan een
bekwame leek’ (Foldi, 1983).
Bij niet-medische massagecursussen wordt vaak geoe-
fend op een veel diepere massage dan geschikt en veilig is
voor de behandeling van lymfoedeem. Daarom is het in
de praktijk nuttig om de term ‘manuele lymfdrainage’ te
gebruiken in plaats van het begrip massage bij de behan-
deling van lymfoedeem om een ander en patientvriende-
lijker beeld te creeren.
Een makkelijk te volgen eenvoudige vorm van mas-
sage staat beschreven in het patientenhandboek Lym-
phoedema ’ Advice on treatment(Regnard et al., 1991).
Het is een gewijzigde en aangepaste versie van de meer
gecompliceerde ‘manual lymphatic drainage (MLD)
method’ van dr. Vodder, waarvoor een cursus van een
aantal weken nodig is (Wittlinger en Witllinger, 1982).
De MLD is in het leven geroepen door drs. Estrid en Emil
Vodder in de
jaren 1932–1936, die toen werkzaam waren als mas-
seurs in Cannes, Frankrij (Wittlinger, 1982). De methode
bestond uit een systematische massage van de oppervlak-
kige lymfvaatstelsels, -klieren- en -capillairen. Demethode
blijkt enkele manuele technieken te omvatten die elke
fysiotherapeut kent, bijvoorbeeld cirkelvormige bewegin-
gen op dezelfde plaats’ en ‘effleurages’, maar ook verschil-
lende technieken die geen standaard massagebewegingen
zijn zoals de ‘pomptechniek’ en ‘scooptechniek’.
De MLD van het echtpaar Vodder werd oorspronke-
lijk onderwezen aan masseurs en schoonheidsspecialis-
ten, maar de medisch therapeutische betekenis ervan is
nu groter. Het moet echter voorzichtig worden uitge-
voerd omdat de absolute contra-indicaties, gegeven
door het echtpaar Vodder, ‘alle maligne aandoeningen
en acute ontstekingsprocessen omvatten’ (Wittlinger en
Figuur 1. Massage over de lymfscheidingslijnen heen tot in debovenste rompkwadranten bij obstructie-lymfoedeem van debenen, waarbij de volgorde van de te masseren gebieden wordtgetoond. De pijlen wijzen de richting van demassagestrijkingen aan.
40 Stimulus (1996) 15:36–46
13
Witllinger, 1982). Aangezien lymfoedeem vaak voor-
komt in aanwezigheid van een actieve maligne aandoe-
ning, is de applicatie van MLD in deze gevallen een punt
van discussie.
De meer gecompliceerde benadering heeft zeker ook
nadelen. Ten eerste bestaan er in dit land niet zoveel
opleidingsmogelijkheden en ten tweede neemt het
meestal een groot deel van de therapietijd in beslag.
Zo wees Foldi (1983) er in zijn therapiebeschrijving op
dat patienten manuele lymfdrainage ondergingen gedu-
rende twee sessies van een uur per dag en soms door
twee masseurs tegelijk behandeld moesten worden. Het
is niet waarschijnlijk dat er elders middelen te vinden
zijn die een dergelijk intensieve behandelingsvorm
mogelijk maken. Het derde nadeel van de meer gecom-
pliceerde MLD-procedure is dat het de patient afhanke-
lijk maakt. Dit is misschien het meest negatieve aspect
voor het resultaat op lange termijn omdat, zolang gene-
zing uitblijft, de begeleiding van lymfoedeem gericht
moet zijn op het onder controle houden ervan, en die
controle moet bij voorkeur in handen zijn van de
patienten zelf. Deze controle bestaat uit een dagelijkse
routine van een half uur zelfmassage zoals aanbevolen
door verschillende specialistische centra in Engeland
(Gray, 1987).
Er is tot nu toe geen research gepubliceerd waarin
wordt aangegeven hoeveel massage optimaal is voor de
behoefte van de patienten. Er bestaat trouwens ook geen
bewijs dat manuele massage beter is danmassage door een
elektrisch werkend apparaat (Badger en Rengard, 1989).
Sommige centra hebben ervoor gekozen patienten te
instrueren een van deze apparaten te gebruiken. Daar
zijn waarschijnlijk verschillende redenen voor. Patienten
en familieleden die niet gewend zijn aan ‘manuele’ tech-
nieken kunnen vaak gemakkelijk en snel leren een appa-
raat te gebruiken en bovendien kan dit soort behandeling
worden uitgevoerd over een dunne laag kleding heen,
aangezien het vocht wordt verplaatst door vibratie. Deze
bijzonderheid kan wenselijk zijn in bepaalde sociale
omstandighedenwaarin ontkleden als pijnlijk en onaange-
naam wordt ervaren.
Gebruik van compressiepompen
In de praktijk lijkt het gebruik van een dergelijk apparaat
vaak de eerste behandelingskeus van de fysiotherapeut te
zijn. Als het echter een op zichzelf staande behandeling
voor obstructie-lymfoedeem is, zonder toepassing van
nog een andere behandeling die ervoor moet zorgen dat
het oedeem niet terugkomt, is de toepassing ervan waar-
schijnlijk niet gerechtvaardigd. Partsch (1991)>. liet zien
dat de volumevermindering alleen wordt veroorzaakt
door de re-absorptie van water, waarbij een eiwittenre-
sidu achterblijft dat, simpelweg door osmose opnieuw
een toename van het oedeem zal veroorzaken tussen de
behandelingen in.
In een onderzoek onder patienten met lymfoedeem
van de arm na mastectomie is aangetoond dat, als het
een op zichzelf staande behandeling is, toepassing van
een pneumatische compressiebehandelingsunit effectie-
ver is bij het verplaatsen van vocht vanuit distale dan
vanuit proximale regio’s (Mridha en Odman, 1989). Ver-
ondersteld werd dat dit wellicht wordt veroorzaakt door
een grotere hoeveelheid vrij vocht met een lage viscositeit
en/of de grotere diameters van de kanalen in de periferie.
In de praktijk kan men waarnemen dat ophoping aan
de basis van de extremiteit kan verergeren na gebruik van
een compressiepomp. Daarom is het belangrijk dat com-
pressiepompen nooit worden gebruikt bij patienten die al
voor de behandeling oedeem hebben in een of meer
extremiteiten. Bovendien mag de pompdruk nooit groter
dan 60 mm Hg zijn (Badger en Regnard, 1989): een
grotere druk geeft kans op beschadiging van kwetsbare
weke delen.
Een compressie-unit kan worden gezien als een
bepaald soort massagemiddel. In een artikel waarin
een overzicht wordt gegeven van tien jaar klinische erva-
ring met oedemateuze extremiteiten (Yamazaki et al.,
1988), wordt de compressie-unit beschreven als een
‘pneumatisch massage-apparaat’. In het verslag wordt
de toepassing ervan bij 650 patienten, van wie 646
secundair lymfoedeem hadden, beschreven. Demachine
werd om de dag 50 tot 60 minuten per keer gebruikt, in
combinatie met andere, meer conservatieve, applicaties.
Op deze manier gebruikt ’ als onderdeel van de therapie,
in het bijzonder gedurende een periode van intensieve
behandeling ’ blijken compressie-units effectief te zijn.
Een van de nadelen die het gebruik van dit apparaat
meebrengt in een behandelingsschema op lange termijn
kan zijn dat de patienten gedurende de behandelingstijd
geımmobiliseerd zijn, met extremiteiten ingekokerd.
Rust en hoogleggen alleen blijkt niet effectief te zijn
voor patienten met lymfoedeem. Het andere nadeel dat
gebleken is uit de klinische praktijk is dat patienten te
veel gaan vertrouwen op het apparaat en ze vinden dan
Figuur 2. Massage over de lymfscheidingslijnen heen tot in detegenoverliggende rompkwadranten bij obstructie-lymfoedeemvan de arm, waarbij de volgorde van de te masseren gebiedenwordt getoond. De pijlen wijzen de richting van demassagestrijkingen aan.
Stimulus (1996) 15:36–46 41
13
dat het apparaat een onevenredig groot aandeel krijgt in
het pakket van therapeutische applicaties. Patienten
moeten leren dat er geen kunstmatige genezing bestaat
voor lymfoedeem ’ er zijn alleen maar applicaties moge-
lijk om de aandoening onder controle te houden. Intro-
ductie van indrukwekkende apparatuur kan valse hoop
op herstel geven.
Het aanbrengen van graduele druk uitoefenende
zwachtels, met veel lagen en voorzien van een zachte
beschermlaag
Fysiotherapeuten die langer dan twintig jaar geleden
lymfoedeem behandelden, zullen waarschijnlijk bekend
zijn met het gebruik van zwachtels met een blauwe streep
in het midden voor de behandeling van gezwollen extre-
miteiten. Deze werden soms ook gebruikt in combinatie
met faradische stroom onder druk om de spierpompfunc-
tie te trainen. Deze vorm van zwachtelen wordt niet meer
toegepast bij lymfoedeempatienten omdat het materiaal
zo elastisch is dat de zwachtels gemakkelijk worden opge-
rekt om zich aan te passen, waardoor het lymfoedeem ’
opgehoopt in de ruimte tussen de spieren en de buitenste
zwachtels ’ niet meer reageert op de inzwachteling.
Daarom worden nauwelijks rekkende, niet meegevende
zwachtels gebruikt ’ zoals ‘Secure Forte’ of ‘Setopress’,
om er zeker van te zijn dat tijdens het oefenen deze aanpas-
sing slechts in geringe mate voorkomt en, wat belangrijker
is, dat de lymfoedemateuze weefsels tegelijkertijd onder
druk staan.
Eerst worden de aangedane extremiteiten bedekt met
een beschermende zwachtel van een elastische tricotstof
of ‘Tubifast’ [Tubigrip]. Vervolgens wordt rondom de
gewrichten of de hele extremiteit een zachte laag aange-
bracht van schuimrubber, ‘Velbande’, orthopedische
kussentjes of ‘gamgee’ stof. Dit gebeurt primair om de
druk te egaliseren en om te voorkomen dat de buitenste
zwachtel in de gewrichtsplooien glijdt. Tevens zorgt het
echter voor een meer gelijkmatige cilindrische vorm bij
het appliceren van de compressiezwachtel. Daarnaast
kan het nodig zijn de vingers en tenen te zwachtelen met
repen verbandgaas, of men kan een handschoen van het
type ‘burns’ gebruiken.
De techniek voor het aanbrengen van de buitenste
zwachtel is zeer belangrijk. Om te zorgen voor graduele
druk worden de lagen aangebracht door twee derde van
de eerste, op het onderste deel van de extremiteit aange-
brachte, laag te overlappen en op het bovenste deel van
de extremiteit voor de helft te overlappen (Badger en
Twycross, 1988). Het vermijden van
tussenruimten is essentieel omdat anders de zwelling
tussen de ruimten door zal uitstulpen.
Zwachtelen wordt in het algemeen toegepast om in
korte tijd een snelle volumevermindering te bereiken ’
bijvoorbeeld bij intensieve behandeling. Het middel is
ook nuttig als een extremiteit onregelmatig gevormd is
zodat de mouwen of kousen die de zwelling moeten
tegengaan niet passen. De uiteinden van de zwachtel
moeten worden vastgezet met tape zoals ‘Sleek’ op de
voorgaande winding en niet direct op de huid, omdat
anders irritaties optreden. Zo mogen ook nooit veilig-
heidsspelden worden gebruikt wegens het risico van
huidbeschadiging.
Dagelijks gebruik van kleding die zwelling tegengaat
om recidief van vochtophoping te voorkomen
Er is kleding nodig waarmee behoorlijk grote druk
kan worden uitgeoefend (40–50 mm Hg) om recidief
van vochtophoping te voorkomen. Voordat het kleding-
stuk wordt gepast moet de circulatie van de extremiteit
worden gecontroleerd met een ultrageluidapparaat van
Doppler (Keachie, 1992). Het kledingstuk moet voor-
zichtig worden gepast onder begeleiding van iemand
met ervaring uit de praktijk. De patienten moeten ook
in het begin nauwlettend worden geobserveerd. Het is het
beste om het kledingstuk ‘s ochtends voorzichtig aan te
trekken, waarbij overrekking van het bovenste deel moet
worden vermeden. Als dit toch gebeurt kan het kleding-
stuk naar beneden afrollen en ontstaat het effect van een
tourniquet.
Na drie tot vier maanden in geval van een mouw, zes
maanden in geval van een kous, zullen de kledingstukken
moeten worden vernieuwd aangezien ze langzamerhand
hun effectieve pasvorm verliezen. Het handboek voor de
patient Lymfoedeem: Advice on treatment(Regnard et al.,
1991) bevat handige diagrammen die laten zien hoe de
diverse kledingstukken moeten worden aangetrokken op
de meest efficiente wijze.
In specialistische centra is in de praktijk gebleken dat
een goede voorraad van zowel kousen als mouwen in
Figuur 3. Veellagige gradueel toenemende compressiezwachteling.Eerste laag: de bedekking De bedekking wordt aangebracht om dehuid te beschermen. Gebruik elastische zwachtels van tricotstof,Tubifast of ander soortgelijk materiaal voor dit doel. Het mag ookeen handschoen, vingerzwachtel of teenzwachtel zijn.Tweede laag: zachte laag De zachte laag wordt aangebracht, aalleen rondom de gewrichten of b rondom de hele extremiteit omde druk te egaliseren, de omtrekken van de extremiteiten weer gladte krijgen en zelfs een cilindrische vorm te bewerkstelligen. Gebruik¼-inch schuim van Velbande of orthopedische kussentjes.Derde laag: compressieDe compressiezwachtel wordt gradueel aan-gebracht door over het onderste deel van de extremiteit twee derdevan het vorige windsel te overlappen en de helft van het vorigewindsel over de bovenste extremiteit.
42 Stimulus (1996) 15:36–46
13
verschillende maten nodig is. Dit maakt het mogelijk dat
patienten meteen kunnen passen in plaats van het onge-
mak van een wachttijd tussen het aanmeten en het pas-
sen. Dit is vooral ook belangrijk omdat de omvang van
de gezwollen extremiteit niet statisch is. Soms, zelfs na
het nemen van de maten, passen de uitgekozen kousen of
mouwen niet en moeten patienten nog langer wachten.
Het kan zijn dat sommige patienten meer dan een kle-
dingstuk nodig hebben voor het tegengaan van zwelling
voor ‘goede’ en ‘slechte’ dagen, of zelfs, in geval van een
echt resistente zwelling, dat ze er twee over elkaar heen
moeten dragen.
Dagelijkse huidverzorging ter preventie van cellulitis
Dagelijks insmeren van de huid met een ongeparfu-
meerde zalf om de bovenste laag van de huid in een
soepele conditie te houden is van vitaal belang. Hierdoor
wordt voorkomen dat de huid barstjes krijgt, waardoor
een gepredisponeerde plek voor infectie ontstaat.
Het voorkomen van cellulitis is van groot belang omdat
de ermee gepaard gaande ontsteking kan leiden tot litte-
kenvorming, waardoor de oppervlakkige lymfvaten nog
meer beschadigd zullen worden. Recidiverende perioden
van cellulitis kunnen leiden tot cumulatieve beschadiging
en kunnen derhalve een toename van de chronische zwel-
ling veroorzaken. Patienten wordt geadviseerd om elke
vorm van activiteit met risico’s voor de huid te vermijden
’ bijvoorbeeld tuinieren zonder beschermende handschoe-
nen. Patienten wordt bijvoorbeeld ook geadviseerd in de
gezonde arm te laten prikken als er bloedmonsters moeten
worden afgenomen en andere dergelijke procedures.
In een nogal verontrustend verslag (Brennan enWeitz,
1992) wordt een patiente beschreven die vrij van obstruc-
tie-oedeem was gedurende dertig jaar nadat zij een totale
mastectomie had ondergaan. Echter, tien dagen nadat
was begonnen met dagelijkse injecties in de vinger in
verband met bloedsuikertests ’ omdat recentelijk diabe-
tes mellitus was geconstateerd ’ begon de zwelling. Dit
was duidelijk een situatie die had kunnen worden ver-
meden; de lymfdrainage was waarschijnlijk net afdoende
geweest tot het moment van de nieuwe behandeling en
het ontstaan van een infectie was voldoende om het even-
wicht te verstoren.
Als het toch voorkomt, wordt cellulitis behandeld met
penicilline V of erytromycine. Patienten die verschillende
keren per jaar recidief vertonen kunnen worden behan-
deld met langetermijn profylactische antibiotica ’ bij-
voorbeeld eenmaal daags penicilline V 500 mg (Badger
en Regnard, 1989). Hardnekkige infecties worden behan-
deld met flucloxacilline.
Bij chronisch obstructie-lymfoedeem veroorzaakt het
proteınerijke oedeem veranderingen van de huid en de
onderliggende weefsels. Er treedt hyperkeratosis van de
epidermis op, hetgeen bij gevallen die niet worden behan-
deld kan leiden tot huidschilfers aan de oppervlakte van de
huid (Mortimer en Regnard, 1986). Chronische ontste-
king van de onderliggende weefsels worden vaak gezien
in combinatie met fibrosis en een overproduktie van bind-
weefsel. De latere stadia worden beschreven als ‘lymfosta-
tische elephantiasis’, een term die nogal plastisch de
uiterlijke verschijningsvorm van de extremiteiten illu-
streert (Foldi en Foldi, 1985). Het eerste doel van de
behandeling is de huidschilfers te verwijderen door
gebruik van salicylzuur. De onderliggende huid kan dan
worden schoongemaakt door de extremiteiten onder te
dompelen in goed opgeloste kristallen van potassium per-
manganaat en tenslotte de huid in te smeren met een
neutrale creme zoals een zalf op waterbasis of E45 (Finlay
en MacSherry, 1989). Bij lymforroe kan het lymfvocht
door de huid heen dringen.Dit stoptmeestal wel na enkele
dagen goede huidverzorging en zwachtelen.
Stimulatie van voorzichtig oefenen in combinatie met het
dragen van kleding die de zwelling tegengaat
Spieractiviteit is belangrijk voor het stimuleren van de
vochtdrainage doordat de veneuze en lymfpompfunctie
erdoor worden geactiveerd. Een voorzichtige aanpak,
ritmisch-actieve oefeningen en gebruik van de extremi-
teiten voor de dagelijkse activiteiten moeten worden
gecombineerd met het dragen van compressiezwachtels
of kleding die zwelling tegengaat. De patienten wordt
geadviseerd inspannende activiteiten te vermijden, zoals
het tillen van zware lasten en overmatig oefenen, omdat
daardoor vasodilatatie in de extremiteiten kan ontstaan
waardoor de produktie van lymfvocht toeneemt. Actieve
oefeningen met volledige bewegingsuitslag zijn ook
belangrijk voor het handhaven daarvan (Badger et al.,
1989).
Soms krijgen patienten met secundair lymfoedeem
van de arm een neuropathie van de plexus brachialis
en dan moet hun worden geleerd om passieve bewegin-
gen uit te voeren. Vaak hebben deze patienten een
draagband nodig om de goede arm vrij te maken voor
gebruik. Er moet voor worden gewaakt dat ze de draag-
band de hele tijd dragen waardoor zich gewrichtscon-
tracturen en bijvoorbeeld zwelling rondom de elleboog
ontwikkelen. Om deze complicaties te voorkomen moe-
ten de patienten worden geınstrueerd op het moment
dat ze de draagband krijgen, dat ze regelmatig hun
aangedane arm uit de draagband doen en actieve of
passieve bewegingen ermee uitvoeren; bovendien
Stimulus (1996) 15:36–46 43
13
moeten ze de arm horizontaal laten liggen als ze lang
zitten. De meest geschikte draagbanden zijn die welke
het gewicht van de aangedane arm ondersteunen door
de ‘goede’ schouder (Doyle et al., 1993).
Dagelijkse diafragmale ademhalingsoefeningen kun-
nen worden aangeleerd voor verbetering van het terug-
brengen van het vocht vanuit de onderste extremiteit
door de thoracale pomp te gebruiken (Regnard et al.,
1991).
Het toepassen van hoogleggen als behandeling voor
obstructie-lymfoedeem lijkt in het algemeen als ineffec-
tief te worden beschouwd. Het vocht gaat omhoog naar
de basis van de extremiteit aangezien de normale route
via de lymfklieren is verstoord. Oefeningen met de aan-
gedane extremiteiten in een horizontale stand zijn in deze
gevallen nuttig.
Conclusie: controle maar geen genezing
De begeleiding van patienten met obstructie-lymfoe-
deem vereist een bepaalde mentaliteit van de behande-
lende beroepsbeoefenaars. Ten eerste is het essentieel
dat patienten accepteren dat er geen genezing bestaat,
noch operatief noch conservatief (Wolfe, 1990). Com-
plextherapie met decongestiva geeft waarschijnlijk de
meeste hoop voor de lange-termijn begeleiding van de
aandoening, maar dit moet men slechts zien als een
benadering om de zwelling onder controle te houden.
De patienten zullen sommige of soms alle componenten
van het beschikbare behandelingspakket nodig hebben
om een acceptabele vermindering van de omvang van de
extremiteit te bereiken.
Casusonderzoek
Diagnose
Primair lymfoedeem van beide benen en licht secundair
lymfoedeem van de arm na verwijdering van een (borst)-
kankergezwel.
Deze casus illustreert enkele punten die in dit artikel
zijn benadrukt:
1. hoe verkeerd het advies ‘U zult er mee moeten leren
leven’ kan zijn;
2. hoeveel er zelfs na dertig jaar nog kan worden bereikt;
3. het succes van de benadering met een ‘complex’thera-
pie met decongestiva;
4. het belang van motivatie en medewerking van de kant
van patienten;
5. het feit dat het lymfoedeem onder controle wordt
gehouden maar niet genezen;
6. het belang van snelle hulp bij secundair lymfoedeem.
Mevrouw Smith was 51 jaar oud toen zo voor het
eerst de praktijk voor lymfoedeem van het ‘St. Oswald’s
Hospice’ bezocht in mei 1990. Zij had al sinds dertig jaar
een gezwollen onderbeen dat echter aanzienlijk was
verergerd in de zes maanden voordat de behandeling
begon. De medische anamnese vermeldde geen veneuze
of arteriele trombose, noch had patiente operaties
ondergaan waardoor haar aandoening zou kunnen zijn
ontstaan. Op dat moment waren haar belangrijkste pro-
blemen het kosmetische uiterlijk, het passen van schoe-
nen, intermitterende pijn die op zijn ergst was aan het
eind van de dag, alsmede moeilijkheden met lopen ’
vooral traplopen.
De zwelling was verdeeld over het onderbeen, zoals
dat meestal het geval is bij patienten met primair lymfoe-
deem, dat wil zeggen de onderbenen en in het bijzonder
het dorsum van de voet. Gelukkig waren zelfs na dertig
jaar de oedemateuze weefsels nog zacht, hetgeen deed
vermoeden dat er geen fibrotische symptomen waren,
waardoor het behandelingsprogramma naar alle waar-
schijnlijkheid zou aanslaan. Patiente had juist daarvoor
een tijdje last gehad van cellulitis die in een lokaal zieken-
huis behandeld was met antibioticatherapie, die opname
had geleid tot verwijzing naar de praktijk voor lymfoe-
deem van het ‘St. Oswald’s Hospice’. De toegediende
antibiotica waren penicilline V 500 mg qds en flucloxaci-
line 500 mg qds. Zij kreeg ook het diureticum frusemide
80 mg met langzame K 1200 mg per dag hetgeen weinig
effect had op de zwelling van haar benen.
Voordat werd begonnen met de behandeling van het
lymfoedeem werd de arteriele toevoer naar de onderbe-
nen onderzocht met een Doppler ultrageluidapparaat:
deze werd normaal bevonden. Bij meting werd geschat
dat patiente meer dan zes liter extra vocht in haar
benen had. Het volume werd bij elk bezoek precies geme-
ten door met een verzwaard meetlint metingen van de
extremiteiten te verrichtenmet een tussenruimte van 4 cm
en de meetwaarden in te voeren in een computer. Deze
getallen werden in grafiek gebracht om de vermindering
Figuur 4. De benen van patiente uit de casus in mei 1993.
44 Stimulus (1996) 15:36–46
13
van de hoeveelheid vocht in elk been te laten zien, ver-
geleken met haar bezoeken aan de praktijk.
De vermindering van het vocht in haar linkerbeen met
bijna 2 liter en 2,5 liter in haar rechterbeen wordt gezien
aan het begin van de grafiek na twee weken intensieve aan
huis behandeling.De dagelijkse routine bestaande uit twee
uur aan een compressiepomp, huidverzorging, oefenin-
gen, graduele compressiemet veel lagen compressiezwach-
teling 24 uur per dag en elke dag opnieuw aangelegd en
rompmassage voornamelijk manueel. Bij beeindiging van
de behandeling kreeg patiente kousen aangemeten die
grote compressie gaven (50 mm Hg) die ze overdag
moest dragen. Geadviseerd werd om door te gaan met de
dagelijkse huidverzorging, de massage en de oefeningen.
De grafiek van mevrouw Smith (fig. 5)
toont aan hoe goed ze de afgelopen drie jaar het
obstructie-lymfoedeem onder controle heeft gehouden.
Een grote vochtuitstorting begin 1993 kon worden ver-
klaard door een recentelijk gediagnostiseerde maligniteit
in de borst waarna operatieve verwijdering volgde die het
moeilijk maakte de dagelijkse routine te handhaven. Bij
haar laatste bezoek aan de praktijk bleek echter dat ze
alweer wat was vooruitgegaan.
Na de lymphectomie kreeg patiente een lichte vorm
van oedeem in haar arm, vooral in haar hand en onder-
arm. Bij meting van de arm bleek een teveel van slechts
90 cc vergeleken met de andere arm. Patiente wilde
uiteraard graag voorkomen dat het lymfoedeem in
haar arm chronisch zou worden en is daarom gestart
met een ‘controle’schema.
[95075 ’ vert. A.M. van der Hoek-van Schaijk]
References
Athreya, B H, Ostrov, B E, Eichenfield, A H and Goldsmith, D P(1989). ‘Lymphoedema associated with juvenile rheumatoidarthritis’, Journal of Rheumatology, 10, 1338–40.
Badger, C (1987). ‘Lymphoedema: management of patients withadvanced cancer’, The Professional Nurse, 2, 4, 100–102.
Badger, C and Regnard, C (1989). ‘Oedema in advanced disease: Aflow diagram’, Palliative Medicine, 3, 213–215.
Badger, C and Twycross, R G (1988). Management of Lymphoe-dema Guidelines, (booklet for professionals), Sir MichaelSobell House, Churchill Hospital, Oxford.
Baulieu, F, Baulieu, J L, Vaillant, L, Secctii, V and Barsotti, J(1989). ‘Factorial analysis in radionuclide lymphography:Assessment of the effects of sequential pneumatic compres-sion’, Lymphology, 4, 178–85.
Bednarczyk, J H, Hershler, C and Cooper, D (1992). ‘Developmentand clinical evaluation of a computerised limb volume
measurement system (CLEMS)’, Archives of Physical Medi-cine and Rehabilitation (USA), 1, 60–63.
Brennan, M J (1992). ‘Lymphoedema following the surgical treat-ment of breast cancer: A review of patho-physiology andtreatment’, Journal of Pain Symptom Massage USA, 7, 2,110–116.
Brennan, M J and Weitz, J (1992) ‘Lymphoedema 30 years afterradical mastectomy’, American Journal of Physical Medicineand Rehabilitation, 71, 1, 12–14.
Campisi, C (1991). ‘A rational approach to the management oflymphoedema’, Lymphology (USA), 2, 43–53.
Carriere, B (1988). ‘Edema: Its development and treatment usinglymph drainage massage’,ClinicalManagement, 8, 5, 119–121.
Connwall, J (1991). ‘Managing venous leg ulcers’, CommunityOutlook, May, 36–38.
Cunningham, D J (1981). Textbook of Anatomy, 12th edition,Romanes, London, 982–983.
Dale, J J and Gibson, B (1990). ‘Back-up for the venous pump:Compression hosiery’, Professional Nurse, 9, 481–486.
Downie, P, (1987). Cancer Rehabilitation, Faber and Faber, Lon-don, chap 7, pp 92–95.
Doyle, D, Hankes, G W C and Macdonald, N (1993). OxfordTextbook of Palliative Medicine, Oxford University Press, pp407–415.
Finlay, O and MacSherry, A (1989). ‘A case of lymphostasis ver-uciformis’, Physiotherapy, 75, 3, 134–135.
Foldi, M (1983). ‘Lymphology today’, Angiology, 34, 2, 84–990.Foldi, E, Foldi, M and Weissledger, M D (1985). ‘Conservative
treatment of lympthoedema of the limbs’, Angiology, 36,171–180.
Foldi, E, Foldi,M andClodius L (1989). ‘The lymphoedema chaos:A lancet’, Annals of Plastic Surgery, 6, 505–515.
Francois, A, Richard, C, Bouchet, J Y, Frano, A and Comet, M(1989). ‘Does medical treatment of lymphoedema act byincreasing lymph flow?’ VASA, 18, 4, 281–286.
Goldsmith, M F (1984). ‘A grandmother’s distress leads to lym-phoedema aid’ (news), Journal of the American Medical Asso-ciation, 8, 1002–03.
Gray, R C (1987). ‘The management of limb oedema in patientswith advanced cancer’, Physiotherapy, 73, 10, 504–506.
Gray, B (1987). ‘Management of limb oedema in advanced cancer’,Nursing Times, 83, 49, 39–40.
Keachie, J (1992). ‘Making sense of Doppler ultrasound’, NursingTimes, 88, 10, 54–56.
Klein, M J, Alexander, M A, Wright, J M, Redmond, C K and LeGrasse, A A (1988). ‘Treatment of adult lower extremity lym-phoedema with theWright linear pump ’ Statistical analysis ofa clinical trial’, Archives of Physical Medicine and Rehabilita-tion, 8, 3pt 1, 202–206.
Markowski, J, Wilcox, J P and Helm, P A (1981). ‘Lymphoedemaincidence after specific post-mastectomy therapy’, Archives ofPhysical Medicine and Rehabilitation, 62, 449–452.
Mortimer, P and Regnard, C (1986). ‘Lymphostasis disorders’,British Medical Journal, 293, 347–348.
Mridha, M and Odman, S (1989). ‘Fluid translocation measure-ment: Amethod to study pneumatic compression treatment ofpostmastectomy lymphoedema’, Scandinavian Journal ofRehabilitation Medicine, 21, 2, 63–69.
Newman, G (1988). ‘Which patients with arm oedema are helpedby intermittent external pneumatic compression therapy?’Journal of the Royal Society of Medicine, 81, 7, 377–379.
Partsch, H (1991). ‘Compression therapy of the legs: A review’,Journal of Dermatology and Surgical Oncology (United Sta-tes), 17, 10, 799–805.
Palmer, A, Mocchiaverna, J, Brown, A, Hendrix, R and Miller, A(1991). ‘Compression therapy of limb oedema using hydro-static pressure of mercury’, Angiology, 42, 7, 533–542.
Figuur 5. Volumemetingen ingrafiek gebracht.
Stimulus (1996) 15:36–46 45
13
Regnard, C, Badger, C and Mortimer, P (1991). Lymphoedema:Advice on treatment, Beaconsfield Publishers Ltd, Beacon-sfield, Bucks, 2nd edn.
Rose, K (1993). ‘Volume reduction of arm lymphoedema’, NursingStandard, 7, 35, 29–32.
Swedborg, I (1980). ‘Effectiveness of combined methods of phy-siotherapy for post-mastectomy lymphoedema’, ScandinavianJournal of Rehabilitation Medicine, 12, 77–85.
Swedborg, I (1984). ‘Effects of treatment with an elastic sleeve andintermittent pneumatic compression in post-mastectomypatients with lymphoedema of the arm’, Scandinavian Journalof Rehabilitation Medicine, 16, 35–41.
Venencie, P Y and Dicken, C H (1984). ‘Yellow nail syndrome:Report of five cases’, Journal of American Dermatology, 10,(2pt 1), 187–192.
Williams, A E (1992). ‘Management of lymphoedema: A commu-nity-based approach’, British Journal of Nursing, 8, 383–387.
Wolfe, J H (1990). ‘Progress in the treatment of primary lymphoe-dema is not surgical’, Acta Chirurgica Scandinavica Suppl 555,245–248.
Wolfe, J H N (1992). ‘ABC of Vascular Disease’, British MedicalJournal, 59–62.
Yamazaki, Z, Idezukiy, Y, Nemoto, T and Togawa, T (1988).‘Clinical experiences using pneumatic massage therapy foroedematous limbs over the last 10 years’, Angiology, 2,154–163.
46 Stimulus (1996) 15:36–46
13