Eemsgolaan 3 9727 DW Groningen Postbus 1416 9701 BK Groningen www.tno.nl T +31 88 866 70 00 F +31 88 866 77 57
TNO-rapport TNO 2016 S10720 | Afstudeerscriptie
Online handhaving in de basis politiezorg
Datum 13 juni 2016 Auteur(s) Ruben Schutte
Rapportnummer Expertisegroep Externe begeleider
S. Veenstra (Lectoraat Cybersafety – NHL Hogeschool)
Aantal pagina's 66 (incl. bijlagen) Aantal bijlagen 1 Begeleider Arnout de Vries - TNO Projectnaam Online handhaving Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan. © 2016 TNO
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 2 / 66
Inhoudsopgave
1 Inleiding .................................................................................................................... 3
Leeswijzer .................................................................................................................. 4
2 Samenvatting ........................................................................................................... 6
3 Theoretisch kader .................................................................................................. 10
4 Onderzoekskaders................................................................................................. 13
4.1 Doelstelling .............................................................................................................. 13
4.2 Onderzoeksvraag .................................................................................................... 13
4.3 Deelvragen .............................................................................................................. 14
5 Verantwoording onderzoeksmethoden ............................................................... 15
5.1 Deskresearch ........................................................................................................... 15
5.2 Juridische analyse ................................................................................................... 15
5.3 Literatuuronderzoek ................................................................................................. 15
5.4 Interviews ................................................................................................................. 17
5.5 Observatie ............................................................................................................... 18
6 Generaliseerbaarheid en betrouwbaarheid ........................................................ 20
6.1 Generaliseerbaarheid .............................................................................................. 20
6.2 Betrouwbaarheid ...................................................................................................... 20
7 Resultaten .............................................................................................................. 22
7.1 Reguliere handhavingstaken ................................................................................... 22
7.2 Bevoegdheid tot handhaven op internet .................................................................. 31
7.3 Handhaving op internet binnen de politie ................................................................ 35
7.4 Kennis, vaardigheden en middelen ......................................................................... 41
7.5 Private partijen ......................................................................................................... 47
8 Conclusies .............................................................................................................. 51
9 Aanbevelingen ....................................................................................................... 56
10 Literatuurlijst .......................................................................................................... 60
11 Bijlagen ................................................................................................................... 63
11.1 Interviewprotocol ...................................................................................................... 63
11.2 Social media in basisteams ..................................................................................... 65
11.3 Social media GOBI .................................................................................................. 66
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 3 / 66
1 Inleiding
‘Begin eens met de wet handhaven op dat vrije internet’, zo luidt de titel van een
artikel uit het NRC van 12 augustus 2013 (Van Dijck & Poell, 2013). Volgens cijfers
van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) werden in 2014 een op de negen
Nederlanders slachtoffer van cybercrime; 0,8% van de Nederlanders kreeg te
maken met identiteitsfraude, 3,5% kreeg te maken met koop- en verkoopfraude
en 5,2% kreeg te maken met een hack (inbraak) op computer, smartphone, e-
mailaccount of website (CBS, 2013). Door de steeds beter wordende
internetverbinding, het feit dat 98% van de huishoudens verbonden is met het
internet, door het online gaan met smartphones en tablets (75% van de bevolking
heeft een smartphone of tablet) en het gebruik van computers en laptops
digitaliseert de samenleving. Doordat steeds meer mensen online zijn verspreiden
de veiligheidsproblemen zich ook op het internet. Digitale apparatuur en
informatie is kwetsbaar en kan worden misbruikt. ‘Cybercrime neemt hand over
hand toe (Nu.nl, 2010)’. Het NCSC schrijft: ‘’Het aantal experts, de kennis en de
middelen moeten dito toenemen, willen we het gevecht winnen en de ICT-
veiligheid kunnen garanderen’’. Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC)
heeft als taak Nederland weerbaarder te maken op internet (Rijksoverheid.nl).
Maar wie doet de online handhaving van veiligheid?
Henk van Essen, lid van de korpsleiding van de Nationale Politie, zei in het
politiedebat van 18 november 2015 op de politieacademie: ‘’Wat is nou de rol van
politie in de digitale wereld? Wat kan je van ons wel verwachten en wat kan je van
ons niet verwachten. Het is fair om te zeggen dat we daar nog geen antwoord op
hebben op dit moment.” Wanneer je zou zeggen dat die rol er wel is voor de
politie en je je voorstelt dat deze rol handhaving betreft, dan kan dit onderzoek
van pas komen. Diverse partijen, zowel de politie als private partijen, zien de
noodzaak in tot het optreden op internet. De politie is aan het onderzoeken hoe zij
meer en beter aanwezig kan zijn op het internet. Private partijen ontwikkelen
software, geven beveiligingsadviezen en stellen middelen ter beschikking aan de
politie. En eindgebruikers, zoals burgers, letten een beetje op elkaar.
Dit onderzoek richt zich niet op de situatie na strafbare feiten, de opsporing. Wel
wordt een korte achtergrond geschetst over opsporing, omdat hiernaar meer
onderzoek gedaan is. Politie en wetenschap heeft onderzoek gedaan naar de
organisatie van de opsporing van cybercrime door de Nederlandse politie
(Struiksma, de Vey Mestdagh, Winter, 2012). Zij komen tot een aantal knelpunten
die zich voordoen bij de opsporing van cybercrime. De belangrijkste knelpunten
zijn de ondersteuning met kennis (bijvoorbeeld wanneer een Team Digitale
Opsporing of High Tech Crime Unit wordt ingezet), de ontwikkeling van kennis
(wordt versnipperd door de organisatie heen gedaan), de opsporing van
cybercrime heeft binnen regio’s een lage prioriteit (maatschappelijke en politieke
onrust zijn vaak doorslaggevend) en er is een gebrek aan aansturing
(opsporingszaken komen bij verkeerde afdelingen terecht en wanneer ze goed
terecht komen heeft de digitale opsporing een capaciteitstekort). De
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 4 / 66
gespecialiseerde teams van de politie kampen met een capaciteitstekort,
waardoor veel zaken onopgelost blijven1
Wanneer het gaat over online handhaving is het ook de vraag of de politie de
aangewezen partij is om te handhaven op internet. De politie heeft diverse
specialistische teams die zich op het internet begeven, maar de specialistische
teams hebben veel minder kennis van wat zich op lokaal niveau afspeelt dan de
basis politiezorg. Het internet kent vele spelers en eigenaren. Vrijwel iedereen in
Nederland heeft toegang tot het internet, maar vrijwel alle websites staan op
private servers van serviceproviders. Het internet is dus deels een publieke en
deels een private ruimte. De politie is primair verantwoordelijk voor de openbare
orde en veiligheid. Om de specialistische teams te ondersteunen met, zoals voor
dit onderzoek is gekozen, de online handhaving, wordt in dit onderzoek gefocust
op de online handhaving in de basis politiezorg. Pieter Jaap Aalbersberg, korpschef
van Amsterdam, heeft tegen de eerder genoemde Henk van Essen gezegd: ‘’ik heb
in mijn organisatie 82 personen binnen de BPZ werken met een afgeronde HBO-
opleiding”. Er zit veel kennis in de basis politiezorg van korps Amsterdam en zij
hebben ook lokale kennis. Deze combinatie zou goed benut kunnen worden. De
manier waarop dat kan plaatsvinden zou kunnen blijken uit dit onderzoek.
Er zijn nog weinig tot geen (wetenschappelijke) onderzoeken die zich richten op
handhaving van de openbare orde en veiligheid op internet, waarbij het internet
(deels) vergeleken kan worden met de publieke ruimte zoals de straat. Daarom
wordt in dit onderzoek ook stil gestaan bij de vragen of internet, of een deel van
het internet, tot de publieke ruimte hoort en in welke mate de
verantwoordelijkheid van de openbare van die publieke ruimte onder het lokale
bestuur en dus de lokale politiezorg valt. Het begrip handhaving wordt nader
verklaard in het theoretisch kader als: Iedere zowel proactieve als reactieve actie
(op het internet) die er op gericht is de naleving van het bij of krachtens wet- en
regelgeving geldende recht te bevorderen en te bewerkstelligen, zo nodig door het
opleggen van sancties. Er is een gebrek aan kennis en inzicht in de mate waarin en
de wijze waarop de politie kan handhaven op het internet. Ook is het onduidelijk
hoe de handhaving op internet beter zou kunnen en of die handhaving überhaupt
wel kan en/of moet plaatsvinden door de politie. Het kan zo zijn dat de politie hulp
nodig heeft van andere instanties of dat private instanties zoals Facebook zelf
handhavingstaken op zich nemen. Het gebrek aan kennis en inzicht in de mate
waarin en de wijze waarop de politie kan handhaven op het internet vormt de
aanleiding voor dit onderzoek.
Leeswijzer
Dit rapport start in hoofdstuk drie met een theoretisch kader over handhaving.
Daarna volgen in hoofdstuk vier de onderzoekskaders en in hoofdstuk vijf de
onderzoeksmethoden. In hoofdstuk zeven volgen de resultaten. Het
resultatenhoofdstuk is ingedeeld aan de hand van de deelvragen die worden
behandeld. Iedere deelvraag heeft een eigen paragraaf. Na de resultaten volgen in
hoofdstuk acht de conclusies die moeten leiden tot de beantwoording van de
hoofdvraag. Naar aanleiding van de conclusies worden in hoofdstuk negen een
1 http://www.nu.nl/internet/3488100/zaken-cybercrime-vaak-onopgelost-weinig-capaciteit.html
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 5 / 66
aantal aanbevelingen gedaan. Binnen het hoofdstuk aanbevelingen wordt ook
uitgewerkt welke vervolgonderzoeken plaats zouden kunnen vinden.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 6 / 66
2 Samenvatting
Agenten die handhaven op de digitale straat is haalbaar of niet?
Burgemeester Paul Depla van Breda is van mening dat zijn stad een virtuele
wijkagent nodig heeft om zo ook het leven dat zich online afspeelt in de gaten te
houden2. Maar hoe kan dat worden vormgegeven? Klopt het dat deze online
wijkagent signalen kan oppikken die anders niet worden opgemerkt? Wordt de
informatiepositie van de politie beter wanneer zij ook virtuele wijkagenten inzet?
Het onderwerp van dit onderzoek is: ‘handhaving op internet door de basis
politiezorg’. Doordat steeds meer mensen online zijn verspreiden de
veiligheidsproblemen zich ook naar het internet. In 2014 werden 1 op de 9
Nederlanders slachtoffer van cybercrime. Er is al veel bekend en onderzocht over
(online) opsporing, maar het thema (online) handhaving wordt vaak vergeten.
Wanneer het over online handhaving gaat is het de vraag of de politie de
aangewezen partij is om te handhaven op internet. Aangezien er nog geen
wetenschappelijke onderzoeken zijn die zich richten op deze preventieve kant van
de basis politiezorg online, richt dit onderzoek zich daarop. Het doel daarbij is om
inzicht te bieden in de mate waarin agenten in de basis politiezorg in staat zijn om
te handhaven op internet en welke mogelijkheden er zijn om de handhaving op
internet te bevorderen. Het externe doel is daarbij om kaders te bieden
waarbinnen deze handhaving kan plaatsvinden, voor zover het mogelijk is om die
kaders te schetsen. De vragen die moeten bijdragen aan het bereiken van deze
doelstelling gaan over: offline handhavingstaken en de vertaling daarvan naar
online handhavingstaken, het juridische kader waarbinnen handhaving op internet
zich kan afspelen, welke best practices en knelpunten er al bekend zijn, welke
vaardigheden de agent moet hebben en welke kennis en middelen daar voor nodig
zijn. Tot slot is bekeken in hoeverre private partijen een rol kunnen spelen in de
handhaving op internet.
Reguliere handhavingstaken
Onder de basis politiezorg vallen alle politietaken die niet apart zijn ondergebracht
bij specialistische politieonderdelen. Een van de voornaamste taken van de basis
politiezorg is het handhaven van de openbare orde onder het gezag van de
burgemeester. De agenten in de basis politiezorg werken in verschillende functies.
Het doel bij de dagelijkse werkzaamheden van de politie is het verbeteren van de
informatiepositie, het deëscalerend optreden bij conflicten en het aangeven van
kaders omtrent de openbare orde. De opsporing wijkt daar vanaf, aangezien de
politie in dat kader onder het gezag van de officier van justitie valt en als doel
heeft om strafvorderlijke beslissingen te ondersteunen. Handhaving is iedere actie
die erop gericht is de naleving van het bij of krachtens wet- en regelgeving
geldende recht te bevorderen en te bewerkstelligen. De offline handhavingstaken
bestaan volgens respondenten uit het leefbaar houden van de wijk, het handhaven
van de openbare orde en het bijsturen van gedrag of het uitdelen van boetes
wanneer mensen zich niet aan de regels houden. Online kan dat mogelijk net zo
2 Binnenlands Bestuur. Depla wil ‘virtuele wijkagent’. Geraadpleegd op 17-4-2016 via
http://www.binnenlandsbestuur.nl/digitaal/nieuws/depla-wil-virtuele-wijkagent.9528423.lynkx?mt=KatbYtwWodA6gCIatFOcWA&vk=f17W0JP2dJnbybrtiBvkOg&pub=1002
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 7 / 66
plaatsvinden maar dan op digitale plekken. Echter, op het internet kan een agent
zich niet net zo identificeren als op straat. Daarnaast kan worden afgevraagd of het
internet onder de publieke ruimte valt. Online handhaving kan worden ingezet als
instrument, maar kan daarnaast ook worden ingezet als middel tegen online
overtredingen zonder dat deze gepaard gaat met een actie op de fysieke straat.
Bevoegdheden en wet- en regelgeving
Alle agenten moeten zich houden aan de politiewet. De politiewet is een
aanvulling op het wetboek van strafvordering. In deze wetten is de opsporing
strikter vastgelegd dan de handhaving. Opsporing mag alleen worden gedaan door
een opsporingsambtenaar. Wettelijk gezien bedient de burgemeester zich bij het
handhaven van de openbare orde van de politie. Dat is tevens vastgelegd in de
politiewet en de gemeentewet. De burgemeester heeft hiervoor een aantal
bevoegdheden. Of hij die online kan, mag en gaat gebruiken is nog veel discussie.
Daarnaast is nog steeds onduidelijkheid over wat de agent wel en niet mag op het
internet. Daarop heeft het Openbaar Ministerie een matrix opgesteld die in maart
2016 is verspreid binnen de politie. Daarin staat per actie aangegeven welke
bevoegdheid de agent al heeft en/of moet vragen. De vraag is of de kaders online
wel of niet ander szijn, of zouden moeten zijn, dan op straat. Kan de scope van het
Wetboek van Strafvordering gezien de ontwikkelingen en de samenleving worden
geprojecteerd op de digitale straat?
Online handhaving binnen de politie
Binnen de politie zijn verschillende onderdelen die zich op het internet richten en
betrekking hebben op handhaving. Deze onderdelen zijn het Crisis Communicatie
Team, het Open Source Intelligence Team, het Real Time Intelligence Center en
wijkagenten en jeugdagenten die actief zijn op social media. Daarnaast maakt het
communicatieteam van iedere politie-eenheid ook gebruik van het internet. Deze
onderdelen van de politie gebruiken internet met name voor berichtgeving en
voor hun eigen informatievoorziening. Daarvoor gebruiken zij programma's die het
internet scannen op trefwoorden. Een overkoepelend onderdeel binnen de politie
is de Dienst Regionale Informatie Organisatie. Daar komt vrijwel alle regionale
informatie van alle politieonderdelen bijeen. Zij hebben ook de bevoegdheid om
de informatie van de verschillende politieonderdelen in te zien.
De politie heeft enkele goede ervaringen met het gebruik van internet in de vorm
van handhaving. De politie in Groningen kreeg via een social media
monitoringprogramma een twitterbericht te zien waarin stond dat iemand het
aanstaande Sinterklaasfeest wilde verstoren. Daarop heeft de politie gereageerd.
De persoon in kwestie had geen reactie verwacht en bood zijn excuses aan.
Daarnaast blijkt het effect van het gebruik van social media bij evenementen
groot. De informatie-inwinning, het managen van grote groepen mensen (crowd
control) en het geven van voorlichting zijn daarbij erg belangrijk.
Tegenover goede ervaringen staan ook knelpunten. en slechte ervaringen, omdat
een online actieve politie ook kwetsbaar is. De politie is nog terughoudend met het
gebruik van internet. Online zijn is nieuw voor de oudere agenten en protocollen
zijn onvoldoende aanwezig binnen de eenheid of de agent weet niet van het
bestaan van de protocollen. Doordat er geen speciale internetpolitie is moeten
agenten uit de basis politiezorg deze taken ook deels op zich nemen. Momenteel
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 8 / 66
wordt dat nog niet gedaan volgens een vastomlijnd kader. De ene agent is erg
actief op het internet en de andere agent maakt vrijwel geen gebruik van internet.
Tot slot is de politie erg georiënteerd op het zenden van informatie. Het
ontvangen van informatie en het verwerken van informatie behoeft een grote
verbeterslag. Daarbij gaat het zowel om informatie vanuit internet- en social
media monitoring programma’s als om de algemene interactie met de burger.
Kennis, vaardigheden en middelen
Er zijn voor de politie cursussen en workshops beschikbaar die ondersteuning
bieden aan agenten om actief te zijn op social media, zoals cursussen in het
effectief zoeken op internet. Deze cursussen hebben tot doel om de agenten
bekwamer te maken in het gebruik van internet als communicatiemiddel en
handhavingsmiddel of gecombineerd. Deze cursussen en workshops zijn voor
iedereen opgenomen in de politieopleiding, maar veel van de huidige agenten
hebben die daarom nog niet gehad. Zij kunnen bijgeschoold worden na een
aanvraag voor een cursus of workshop. Om goed met internet te kunnen werken is
het belangrijk om expertise binnen de politiebureaus te hebben. Agenten worden
steeds meer uitgerust met een smartphone waarmee zij veel zaken op en via
internet kunnen regelen. Zo kunnen zij op social media, maar ook kunnen zij
politiesystemen raadplegen en een bekeuring uitschrijven zonder dat zij daarvoor
een computer nodig hebben. Er is op het intranet van de politie uitleg gegeven
over het opzetten van een twitteraccount en waar het twitteraccount exact aan
moet voldoen. Om kennis en middelen om te zetten naar vaardigheden en deze
ook daadwerkelijk toe te passen is een goede scholing nodig. Aangezien nog niet
iedere agent deze scholing heeft gehad en/of iets doet met de scholing op het
gebied van social media bij het uitvoeren van de alledaagse werkzaamheden, is het
lastig om handhaving op internet te bewerkstelligen.
Private partijen
De politie werkt op specialistisch niveau samen met private partijen zoals
Facebook, Twitter, ICT bedrijven en internet service providers. Daarbij wordt zowel
aan handhaving als aan de bestrijding en opsporing van cybercrime gedaan. De
handhaving die hier wordt uitgevoerd betreft het verwijderen van account
wanneer personen zich niet aan de regels van de website houdt. Ook waarschuwt
facebook een gebruiker wanneer deze zich niet houdt aan de door haar gestelde
regels.
Bij evenementen wordt veel gebruik gemaakt van social media. Daarbij werken
private partijen (organisatoren van evenementen) veel samen met de
communicatieteams van de politie. Daar zijn voornamelijk bij de
bevrijdingsfestivals van 2015 in Nederland goed successen mee geboekt.
Aanbevelingen
Het is aanbevolen om landelijk één beleid te voeren op het gebied van opleiding
en gebruik van social media. Daarnaast is het belangrijk om de kennis van nieuw
ingestroomde agenten op het gebied van social media te benutten en in te zetten
om het kennisniveau van de oudere agenten te verhogen. Tot slot moet er meer
samen worden gewerkt tussen private partijen en de politie, zonder dat de private
partijen de handhaving uitvoeren in plaats van de politie. De daadwerkelijke
uitvoering van de handhaving zou idealiter moeten plaatsvinden door de politie,
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 9 / 66
waarbij de private partijen de informatie aanleveren voor de politie. Door samen
te werken op het gebied van informatie vergaren en verwerken kan de politie
effectiever zijn.
Aangezien dit onderzoek niet alle aspecten kan belichten van de handhaving op
internet is het belangrijk om bepaalde aspecten nader te onderzoeken.
Bijvoorbeeld of de agent zich online ook moet identificeren en zo ja, hoe hij dat
moet doen. Tevens is het belangrijk om de wijzigingen die aanstaande zijn in het
wetboek van strafvordering te volgen. Ook de resultaten van een onderzoek over
de bestuurlijke bevoegdheden van de burgemeester op internet en een
matrix/schema van het openbaar ministerie over de bevoegdheden van de agent
op internet zijn waardevolle aanvullingen op dit onderzoek. Tot slot zou onderzoek
moeten worden gedaan naar het opzetten van een social media team per robuust
basisteam.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 10 / 66
3 Theoretisch kader
In dit hoofdstuk wordt de bestaande kennis over het begrip handhaven
beschreven dat als basis dient voor dit onderzoek. Zo wordt duidelijk waar het
onderzoek naar handhaving van de openbare orde en veiligheid op internet op
gebaseerd is.
In dit onderzoek staat het begrip handhaven centraal. Het begrip handhaven kan
op veel manieren worden uitgelegd (Klabbers, 2011). Voor de beantwoording van
de vraag wat het begrip handhaven inhoudt wordt gebruik gemaakt van een
document dat de politie heeft laten opstellen door de Voorziening Product- en
procesontwikkeling op basis van een uitwerking genaamd ‘Gebiedsgebonden
Politiewerk en Informatie Gestuurde Politie’. Handhaven betekent volgens die
bron dat de politie ervoor zorgt, als uitvoerende instantie, dat het recht in
Nederland wordt nageleefd; ze handhaaft de rechtsorde (Politie, z.j.). De
politionele handhaving is onder te verdelen in twee vormen, namelijk permanent
handhaven en probleemgestuurd handhaven (Goudswaard, 2008, p.3).
‘Permanent handhaven is dat de politie proactief reageert ter ondersteuning van
correct gedrag en repressief reageert bij deviant gedrag. Probleemgestuurd
handhaven is dat de politie specifiek gericht is op fenomenen die extra aandacht
vragen ter stimulering van behoud van balans, om te voorkomen dat de balans
wordt verstoord of waarbij de balans hersteld moet worden. Bij probleemgestuurd
handhaven staan ontwikkelingen in de maatschappij centraal.’ De Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG) definieert handhaving als: ‘Handhaving is elke
(re)actie die erop gericht is de naleving van het bij of krachtens wet- en
regelgeving geldende recht te bevorderen en te bewerkstelligen, zo nodig door het
opleggen van sancties’ (VNG, z.j.).
Op basis van deze verklaringen van het begrip handhaven wordt de definitie van
handhaven op internet in dit onderzoek als volgt vastgesteld:
Iedere zowel proactieve als reactieve actie op het internet die er op gericht is de
naleving van het bij of krachtens wet- en regelgeving geldende recht te bevorderen
en te bewerkstelligen, zo nodig door het opleggen van sancties.
Zoals in de inleiding is benoemd hebben de specialistische politieteams minder
kennis over wat zich op lokaal niveau afspeelt dan de basis politiezorg. Andersom
heeft de basis politiezorg minder kennis van het internet dan sommige
specialistische teams. Daarnaast kan de handhaving van de straat nog niet
eenduidig worden doorgetrokken naar het handhaven van het internet. Eén begrip
vereist nadere toelichting, namelijk ‘basis politiezorg’. In de basis politiezorg (BPZ)
zitten agenten die het basiswerk uitvoeren dat de politie doet alvorens er
specialisten worden ingeschakeld zoals rechercheurs en andere specialistische
teams. De basis politiezorg zorgt voor een veilige en leefbare wijk, stad of regio
waarbij het werk globaal bestaat uit politietoezicht, preventieadvies, het verlenen
van hulp en het handhaven van wetten en regels (Politie, z.j.a). Dit onderzoek richt
zich op het handhaven op het internet (waar sociale media een onderdeel van is)
door de BPZ (op lokaal niveau).
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 11 / 66
Bij het handhaven kan worden gedacht aan het reageren3 op berichten die op
internet worden geplaatst. Het doel van het reageren moet daarbij duidelijk zijn.
Het reageren door de politie kan grofweg drie doelen hebben. De
informatiepositie van de politie moet worden verbeterd, er moet worden
gedeëscaleerd bij een dreigende escalatie van een sociale veiligheidssituatie zoals
een ruzie of een bedreiging en er wordt gereageerd op een bericht om kaders aan
te geven die online gelden met daarbij een duidelijke verwijzing naar wet- en
regelgeving. Wanneer sprake is van een openbare orde verstoring, zou dat kunnen
worden aangepakt. Met kaders worden de waarden en normen bedoeld, die ook
deels in wetgeving zijn geformaliseerd.
Het werkgebied van de politie richt zich met name op de fysieke omgeving. Echter,
met de komst van het internet kan de politie niet meer nalaten ook actief te zijn
op het internet. Daarmee komt een verschuiving in het werkgebied van de politie.
Op het internet geldt geen openbare orde zoals deze op straat geldt, maar de
politie kan wel een onderzoek starten wanneer er onrust ontstaat op bijvoorbeeld
een online community (omgeving voor mensen met dezelfde interesse).
Voorbeeld van online handhaven
Figuur 1: Vertaling stroomschema dreigtweets (eenheid Rotterdam)
Bovenstaand model is een vertaling van een stroomschema ‘’hoe te reageren bij
dreigtweets” naar een stroomschema aangaande deviant gedrag4. De uitleg bij het
model:
3 Digigeren = digitaal reageren. socialmediadna.nl/digigeren 4 Het stroomschema ''hoe te reageren bij dreigtweets'' is een document van de eenheid Rotterdam
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 12 / 66
1. Doordat de politie aanwezig is op het internet kan zij, ook zonder er naar
te zoeken, berichten signaleren met normafwijkend of strafbaar gedrag
(deviante gedragingen).
2. Om een eventueel onderzoek te starten moet bewijsmateriaal worden
verzameld en veiliggesteld. Dat geldt zowel voor handhaving als opsporing.
Tevens moet de direct betrokkene (de persoon die bijvoorbeeld wordt
bedreigd) gecontacteerd worden.
3. Om de plaatser van het bericht af te schrikken kan via een reactie door de
politie of het delen van een bericht door de politie worden aangegeven
dat zij het bericht ook hebben gelezen.
4. Sommige plaatsers van deviante berichten bieden hun excuses aan,
anderen verwijderen het bericht of zelfs hun account en weer anderen
reageren fel als reactie op de politie.
5. Door het onderzoek naar de plaatser bij punt 2 kan een wijkagent of
jeugdagent een bezoek brengen aan de plaatser van het bericht, omdat
alleen een digitale reactie wellicht niet afdoende is.
6. Uiteindelijk kan de plaatser van het bericht het bericht verwijderen.
Wanneer dat niet het geval is kan de plaatser, mits er relevante wet- en
regelgeving is, worden gesanctioneerd. Alles is ter bevordering van de
handhaving van de openbare orde en veiligheid.
Dit model weerspiegelt de werkwijze van specialistische teams op het internet en
wordt tevens onderwezen in de eenheid Rotterdam. Dit schema kan ook van
toepassing zijn op community policing (samenwerkingsverbanden tussen de politie
en de plaatselijke bevolking om problemen op te lossen) en het contact dat
wijkagenten en jeugdagent hebben. De kracht van community policing komt
daarbij terug in het contact met de direct betrokkenen, het interacteren met de
burger en het uitdragen van maatschappelijke waarden en normen5.
Na het uitwerken van een begrip voor handhaven en het weergeven van de
theorie met betrekking tot online handhaving en hoe dat online zou kunnen
worden uitgevoerd binnen de BPZ, worden in hoofdstuk vier meer kaders gegeven
waarbinnen dit onderzoek plaatsvindt.
5 Hawthorne Police Department California. What is community policing. Geraadpleegd via http://discoverpolicing.org/whats_like/community-policing/
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 13 / 66
4 Onderzoekskaders
In dit hoofdstuk wordt, naar aanleiding van de analyse van het probleem in de
inleiding, een doelstelling voor het onderzoek uitgewerkt. Op basis van de
doelstelling is een onderzoeksvraag geformuleerd met daarbij een aantal
deelvragen. Tot slot wordt het beoogde eindresultaat voor het onderzoek
toegelicht.
4.1 Doelstelling
Als de politie en/of handhaver niet op internet aanwezig is kan zij geen toezicht
houden op burgers en bedrijven die wel op internet aanwezig zijn. De doelstelling
die vanuit de probleemstelling naar voren komt is: Inzicht bieden in de mate
waarin agenten in de BPZ in staat zijn om te handhaven op internet en welke
mogelijkheden er zijn om handhaving op internet in de BPZ te bevorderen. Het
externe doel is om kaders te bieden waarbinnen handhaving op internet in de BPZ
kan plaatsvinden.
4.2 Onderzoeksvraag
Naar aanleiding van de geformuleerde probleem- en doelstelling is de volgende
hoofdvraag geformuleerd:
In hoeverre zijn de agenten in de BPZ in staat om te handhaven op internet en
welke mogelijkheden zijn er, indien nodig, om handhaving op internet in de BPZ te
bevorderen?
De hoofdvraag bestaat uit een tweeledig onderzoek. Enerzijds moet in kaart
worden gebracht in hoeverre de BPZ in staat is om te handhaven op internet en
ten tweede moet in kaart worden gebracht welke mogelijkheden er zijn om
handhaving op internet door agenten uit de BPZ te bevorderen.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 14 / 66
4.3 Deelvragen
Om de hoofdvraag zo zorgvuldig mogelijk te beantwoorden wordt er in dit
onderzoek gebruik gemaakt van deelvragen. Elke deelvraag draagt bij aan de
beantwoording van de hoofdvraag.
De deelvragen zijn als volgt geformuleerd:
1. Welke reguliere handhavingstaken zijn door de politie ook toe te passen
op internet?
a. Wat zijn de offline handhavingstaken?
b. In hoeverre zijn offline handhavingstaken te vertalen naar
politiewerk op internet?
2. In hoeverre heeft de agent in de BPZ de bevoegdheid om te handhaven op
internet en waartoe moet die handhaving, gezien het juridische kader,
beperkt blijven?
3. In hoeverre en op welke wijze worden binnen de politie nu al online
handhavingstaken verricht? Door wie? Wat zijn best practices en
knelpunten?
4. Welke kennis, vaardigheden en middelen zijn nodig om te handhaven op
internet? In hoeverre beschikt de agent in de BPZ over deze kennis,
vaardigheden en middelen?
5. In hoeverre spelen private partijen een (aanvullende) rol bij het
handhaven op internet? In welke mate overlapt dit met de politietaken?
6. Hoe kan handhaving op het internet, met het inzicht dat voorgaande
vragen oplevert, worden bevorderd (in de BPZ)?
Omdat het onderzoek over handhaving gaat moet eerst worden onderzocht wat
handhaving is, maar vooral wat handhaving voor inhoud heeft (welke taken het
behelst). De politie doet voor een deel ook al aan handhaving op internet. Daaruit
kunnen best practices en knelpunten worden gefilterd. Op basis daarvan kan
worden gekeken welke kennis, vaardigheden en middelen nodig zijn om te
handhaven op internet en in hoeverre de agent daar al over beschikt. Wanneer
blijkt dat de politie het handhaven op internet er niet bij kan doen in de basis
politiezorg, zou het kunnen zijn dat het op andere plekken binnen de
politieorganisatie moet worden geïntegreerd. Daarnaast zou het kunnen zijn dat
private partijen (deels) kunnen helpen bij het handhaven op internet. Tot slot
komt de samenvattende vraag om te kijken hoe handhaving op het internet kan
worden bevorderd bezien vanuit de lokale veiligheidszorg. Deze vraag wordt
beantwoord in het hoofdstuk conclusies en in het hoofdstuk aanbevelingen.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 15 / 66
5 Verantwoording onderzoeksmethoden
In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van verschillende soorten
onderzoeksmethoden. Dit hoofdstuk omschrijft deze methoden. Er vond
literatuuronderzoek plaats en er werden interviews gehouden met betrokkenen
uit het werkveld. Voor één deelvraag was observatie nodig. Tot slot wordt een
overzicht van alle methoden in een matrix weergeven.
5.1 Deskresearch
Met de deskresearch zijn gegevens/is informatie over handhaven op internet uit
bronnen als websites, databanken, catalogi, kranten, tijdschriften, archieven, in
elektronische of papieren vorm gehaald en geïntegreerd met bestaande kennis.
5.2 Juridische analyse
Er is een juridische analyse gedaan. Dat was nodig om de wettelijke bevoegdheden
en beperkingen voor de agent uit de BPZ bij het handhaven op internet duidelijk te
krijgen (deelvraag 2). In het wetboek van strafvordering staan de kaders
waarbinnen de opsporingsambtenaar zich moet begeven bij het handhaven en
opsporen.
Er heeft een analyse plaatsgevonden van actuele wetsartikelen in het wetboek van
strafrecht (Sr), het wetboek van strafvordering (Sv) en de politiewet (PolW).
Daarnaast wordt de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Wet
politiegegevens geraadpleegd. Op basis van de interviews en het wetboek van
strafrecht, het wetboek van strafvordering en de algemene wet bestuursrecht is
een uitwerking gemaakt van de geldende regels en bevoegdheden.
5.3 Literatuuronderzoek
Er is tijdens dit onderzoek gebruik gemaakt van verschillende databanken en
zoekmachines zoals: BoomLemma, Google Scholar en LexisNexis. Er was geen
toegang tot interne politiesystemen. Om de juiste informatie te vinden is er
gebruik gemaakt van zoektermen die uit de onderzoeksvragen zijn gehaald. Ook de
opdrachtgever is gevraagd of er stukken beschikbaar zijn met betrekking tot dit
onderzoek. Tot slot zijn er modellen gebruikt uit scholing over management.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 16 / 66
Bij het zoeken naar literatuur in de bibliotheek en op internet wordt gebruik
gemaakt van de begrippen:
• Basis politiezorg: om er achter te komen hoe de basis politiezorg is
ingericht
• Digitaal handhaven: wat wordt er verstaan onder digitaal handhaven
• Handhaven op internet: om te kijken of er momenteel ook wordt
gehandhaafd op internet
• Digitale opsporing: om handhaving op internet te kunnen vergelijken met
digitale opsporing
• Vaardigheden handhaven: welke vaardigheden zijn nodig om te
handhaven?
• Handhavingsprotocol: de politie werk met protocollen. Om te zoeken naar
een protocol voor handhaving is deze zoekterm gebruikt.
Om te beoordelen of de gevonden literatuur bruikbaar is, zijn voor het onderzoek
relevantie- en kwaliteitscriteria opgesteld. Er wordt nauwkeurig gelet op de
volgende punten:
� Is er een direct verband met de gevonden literatuur en de
onderzoeksvraag en/of deelvragen?
� Is de publicatie betrouwbaar? (een artikel is betrouwbaar als deze
voldoende bronnen bevat en/of is geschreven door deskundigen wat
betreft het onderwerp van de publicatie)
� Is de publicatie methodologisch verantwoord?
� Is de gevonden literatuur actueel?
� Hoe zijn de gegevens verkregen en geanalyseerd?
� Hoe is de auteur gekomen tot de conclusie?
5.3.1 Literatuuronderzoek in verhouding tot de deelvragen Literatuur is gebruikt ter beantwoording van de deelvragen en uiteindelijk de
hoofdvraag. Met behulp van literatuuronderzoek is inzicht verkregen in de
reguliere handhavingstaken van de politie (deelvraag 1). Er bleek weinig bekend
over wet- en regelgeving en daarmee ook bevoegdheden (deelvraag 2) met
betrekking tot handhaving op internet gepubliceerd in literatuur. Echter, door
bestaande kennis te projecteren op handhaving op internet kan literatuur wel
gebruikt worden. Daarnaast is ook informatie verkregen over bevoegdheden om te
handhaven op internet op basis van best practices en knelpunten uit de literatuur
(deelvraag 3). Tot slot heeft literatuur ook bijgedragen aan de beantwoording over
welke kennis, vaardigheden en middelen de agent nodig heeft (deelvraag 4).De
overige vragen zijn beantwoord aan de hand van observatie(s) en interviews.
Tijdens de zoektocht naar literatuur is gebruik gemaakt van de eerder genoemde
zoektermen. Wanneer de term handhaving werd ingevoerd als zoekterm in online
databanken, op websites van kranten en bij bibliotheken kwamen er weinig
resultaten naar boven die daadwerkelijk over handhaving gaan zoals bedoeld in
het theoretisch kader. Het blijkt dat er erg veel is geschreven over opsporing op
internet. Echter, wanneer wordt gezocht op de zoekterm digitale handhaving
wordt bijvoorbeeld het uitschrijven van een boete via een zakcomputer bedoeld in
plaats van het handhaven van de digitale straat zoals dat in de fysieke wereld ook
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 17 / 66
zou kunnen. Er is weinig geschreven over het daadwerkelijk handhaven op
internet, waardoor veel informatie op basis van interviews tot stand is gekomen.
De meeste informatie met betrekking tot het daadwerkelijk handhaven op internet
is aangetroffen op de website socialmedia.nl en in het boek Social Media: Het
nieuwe DNA (De Vries & Smilda, 2014). Daarnaast zijn er een aantal publicaties
gevonden onder de zoekterm digitaal handhaven. Deze term digitaal handhaven
had echter veel te maken met het handhaven op straat door middel van digitale
middelen (zoals MEOS6 = mobiel effectiever op straat) in plaats van het handhaven
op digitale middelen zoals internet. Deze bleken daarom niet bruikbaar.
Bij het zoeken naar achtergrondinformatie over de basis politiezorg kwamen veel
resultaten naar voren vanuit de politie die vrijwel allemaal gaan over de
verbeteringen die moeten worden doorgevoerd of juist over waarom de basis
politiezorg niet goed zou functioneren. De daadwerkelijke taken en het werk van
de basis politiezorg werd goed duidelijk na het raadplegen van het boek ‘de
magische wereld van de wijkagent’ (Beuvink, 2013).
5.4 Interviews
Er zijn semi gestructureerde interviews afgenomen. De reden hiervoor is dat de
geïnterviewde bij een dergelijk interview de ruimte krijgt om zijn of haar verhaal te
vertellen en dit resulteert in meer informatie. Door deze manier van interviewen
houdt de interviewer de leiding in het interview, maar is er genoeg ruimte over
voor de eigen inbreng van de respondent.
De interviews werden afgenomen door in gesprek te gaan met de geïnterviewde
terwijl de informatie werd genoteerd. Tevens zijn een aantal interviews (met
instemming van de geïnterviewde) opgenomen. Daarop is besloten uitwerkingen
in steekwoorden te maken op papier en de interviews na uitwerking op dezelfde
dag te versturen naar de respondenten. Daardoor konden de respondenten
nakijken of antwoorden bijvoorbeeld verkeerd waren geïnterpreteerd. De
interviews werden gehouden om inzicht te krijgen in welke handhavingstaken de
politie nu heeft (deelvraag 2), welke best practices en knelpunten de politie
tegenkomt bij het handhaven op internet (deelvraag 3), welke kennis,
vaardigheden en middelen beschikbaar zijn (deelvraag 4) en welke rol private
partijen zouden kunnen spelen (deelvraag 5). Deelvraag 1 over reguliere
handhavingstaken is door twee respondenten beantwoord met: ‘’dat kan je
nazoeken op internet’’. Daarom is besloten die vraag niet nogmaals te stellen in
vervolginterviews.
De interviews zijn afgenomen om er achter te komen wat de handhaving op
internet voor inhoud moet hebben. Er zijn geen specifieke deskundigen op het
gebied van online handhaven gevonden. Echter, door respondenten te zoeken met
verschillende achtergronden, gerelateerd aan handhaving en internet, kon wel een
algemeen beeld worden geschetst. Daar waren medewerkers van de basis
politiezorg, leidinggevenden binnen de basis politiezorg, social media experts en
medewerkers van de politieacademie voor geschikt. Daarnaast werden
politieagenten in verschillende functies binnen de BPZ geïnterviewd om er achter
6 www.socialmediadna.nl/meos
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 18 / 66
te komen of de huidige taken van de agent het toelaten om handhaving op
internet er bij te doen of dat die handhaving moet worden belegd in een nieuwe
functie binnen de BPZ. Ook werden mensen geïnterviewd die al bezig zijn met een
vorm van handhaven op internet, maar voor wie het nog geen onderdeel van de
functieomschrijving is. Tot slot was het de bedoeling één specifieke agent,
Boudewijn Mayeur, te interviewen. Hij is de enige agent in heel Nederland die
online wijkagent is zoals in Habbo-hotel (spelomgeving voor kinderen). Echter, het
is niet gelukt hem te spreken, en evenmin is het gelukt een specialistische jurist te
interviewen met affiniteit op dit onderwerp. Wel is hoofdstuk 7.2 van dit rapport
tot stand gekomen door een bijdrage van een juridische wetenschapper van TNO.
Samenvattend zijn enkele BPZ medewerkers (4), communicatiemedewerkers/-
deskundigen vanuit de politie (1), social media specialisten (4), cyberdeskundigen
(1), politie leidinggevenden (2), programmamanager Gebiedsgebonden Politiezorg
(1), recherchekundigen (1), een beleidsmedewerker van de gemeente die tevens
politieagent was (1) en agenten met digitale achtergrond (1) geïnterviewd. Er
worden in de lopende tekst geen namen genoemd van de respondent, maar alleen
de term ‘respondent’ aangegeven. Wanneer het een groter stuk van het interview
betreft, wordt er in de voetnoot eventueel een naam genoemd bij de respondent
indien deze niet in de anonimiteit wil blijven. Tot slot moet worden vermeld dat er
geen medewerkers van private partijen zijn geïnterviewd. Dat maakt de
beantwoording van deelvraag vijf enigszins incompleet. De reden hiervoor was dat
de benaderde personen geen antwoord gaven op verzoeken tot een interview.
In bijlage 1 is het interviewprotocol toegevoegd (hoofdstuk 11.1)
5.5 Observatie
Om inzicht te krijgen in hoe social media en de rest van het internet worden
bekeken door de politie, is meegekeken met iemand van OSINT (Open Source
INTelligence) van de politie. Bij de intelligence-organisatie van de politie
(specialisten, dus niet in de BPZ) zitten politieagenten sociale media te scannen op
trefwoorden en zinnen op internet die een actie van de politie vereisen. Door te
observeren hoe de analyse van deze berichten door middel van tools plaatsvindt is
gekeken of die manier ook (kleinschalig) kan worden toegepast in de basis
politiezorg. De observatie draagt daarmee bij aan de beantwoording van deelvraag
drie.
De observatie vond plaats op twee verschillende dagen en bij twee verschillende
personen. De ene persoon was een social media specialist vallend onder de
eenheid Noord-Nederland en de andere persoon was een recherchekundige van
de zedenafdeling van politie Noord-Nederland. De social media specialist heeft
laten zien hoe de politie scant op berichten die worden geplaatst op Facebook,
Twitter, Linkedin en Instagram. Tijdens die voorbeelden zijn aantekeningen
gemaakt. De recherchekundige heeft laten zien hoe de afdeling zeden gebruik
maakt van Facebook en Twitter. Ook toen zijn aantekeningen gemaakt. Beide
observaties duurden ongeveer 30 minuten en vonden plaats in combinatie met
een interview. Er werd voornamelijk gekeken naar de acties die de beide agenten
uitvoerden op het internet. Het daadwerkelijk meekijken op het scherm van de
social media specialist was niet toegestaan wegens het feit dat het operationele
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 19 / 66
informatie kon betreffen. Wel werden voorbeelden van resultaten gegeven van
het social media programma dat deze agent gebruikte. Er is voor de observatie
geen uitgewerkt protocol gebruikt.
Methodenmatrix
In deze matrix staat overzichtelijk per deelvraag weergeven welke
onderzoeksmethode wordt gebruikt.
Tabel 1: methodenmatrix
Literatuurstudie Interview Observatie
Deelvraag 1
Reguliere handhavingstaken
X X
Deelvraag 2
Bevoegdheid handhaven op internet
X X
Deelvraag 3
Handhaving op internet door politie
X X X
Deelvraag 4
Kennis, vaardigheden en middelen
X X X
Deelvraag 5
Private partijen en handhaven op
internet
X X
Deelvraag 6
Bevordering handhaven op internet
in BPZ
X X
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 20 / 66
6 Generaliseerbaarheid en betrouwbaarheid
In dit hoofdstuk wordt, als onderdeel van de onderbouwing van het onderzoek, de
generaliseerbaarheid en betrouwbaarheid7 van de resultaten omschreven.
Generaliseerbaarheid wordt gedefinieerd als: ‘’de mate waarin de resultaten
gelden voor personen, organisaties, gevallen en verschijnselen die niet zijn
onderzocht → externe validiteit”. De betrouwbaarheid gaat in op de mate waarin
de resultaten hetzelfde zouden zijn wanneer iemand anders het onderzoek zou
uitvoeren op de omschreven manier, kortom de mate waarin het onderzoek
onafhankelijk is van toeval.
6.1 Generaliseerbaarheid
In ieder onderzoek is het mogelijk dat niet alle resultaten zijn meegenomen in de
resultaten en conclusies. De externe validiteit wordt in dit onderzoek hoog
gehouden door niet alleen te focussen op de politie in Noord-Nederland of juist in
de randstad, maar door politie uit heel Nederland te bevragen. Daarnaast is ook
gebruik gemaakt van contacten aan de politieacademie. Tot slot zijn specialisten
uit verschillende politie-eenheden bevraagd. Daardoor wordt de mening en
voornamelijk de kennis van een brede doelgroep verzameld. Door een goede
afbakening in het onderzoek wordt zoveel mogelijk informatie vergaard en
verwerkt binnen het gebied van de afbakening. Wegens het ontbreken van
respondenten van private partijen, is de generaliseerbaarheid van de uitwerking
van deelvraag vijf lager dan in de andere hoofdstukken.
6.2 Betrouwbaarheid
In de wetenschap worden 4 toevalsbronnen onderscheiden. De toevalsbronnen
zijn de factoren die kunnen veranderen per situatie. De 4 toevalsbronnen die
worden onderscheiden zijn: gebruikte instrumenten, onderzochte personen,
omstandigheden en de onderzoeker, observator of interviewer. Dit onderzoek
werd uitgevoerd door één persoon. De instrumenten werden ook maar door één
persoon gebruikt. In dit onderzoek is veel gebruik gemaakt van interviews en
weinig gebruik gemaakt van observaties. In dit kwalitatieve onderzoek is 100%
betrouwbaarheid daarom niet mogelijk.
Bij een observatie en interviews is vaak sprake van subjectiviteit. Iedereen bekijkt
gebeurtenissen vanuit zijn eigen referentiekader. Het referentiekader van de
persoon wordt gevormd door achtergrondkennis, persoonlijke ervaringen en
omgevingsinvloeden. Triangulatie is het beste middel tegen onbetrouwbare
bronnen. Bij triangulatie worden verschillende methoden gebruikt om data te
analyseren. Daarnaast werd in gesprek gegaan met de geobserveerde personen of
respondenten. Daardoor zijn de resultaten zo goed mogelijk objectief vastgesteld.
Bij de interviews is ook gebruik gemaakt van verschillende controlemogelijkheden.
De respondent kan de uitwerking van het interview inzien en aanvullen, wijzigen of
7 Betrouwbaarheid van een onderzoek, geraadpleegd op 14-04-2015 via http://wetenschap.infonu.nl/onderzoek/106529-betrouwbaarheid-van-een-onderzoek.html
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 21 / 66
goedkeuren. Tot slot is het rapport deels ingezien door een medewerker van de
politie en volledig ingezien door een juridisch wetenschapper van TNO.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 22 / 66
7 Resultaten
In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de eerste vijf deelvragen. De
zesde deelvraag wordt opgenomen in de aanbevelingen. In de eerste paragraaf
wordt uitleg gegeven over de offline handhavingsmogelijkheden en daarna wordt
uitgelegd hoe die handhavingstaken te vertalen zijn naar online handhavingstaken.
Op basis van de handhavingstaken die zowel offline als online kunnen plaatsvinden
wordt in de tweede paragraaf ingegaan op de vraag of de agent uit de basis
politiezorg wel de bevoegdheid heeft om de online handhavingstaken uit te
voeren en zo ja, waar dat toe beperkt moet blijven. In de derde paragraaf wordt
uitgewerkt in hoeverre de politie al aan handhaving op internet doet. Op basis
daarvan worden best practices en knelpunten geformuleerd. Daarna volgt een
paragraaf over de kennis, vaardigheden en middelen die een agent moet hebben
om te handhaven op internet. Tot slot wordt in paragraaf vijf gekeken of private
partijen van meerwaarde kunnen zijn bij het handhaven op internet. Op basis van
deze paragrafen kan de hoofdvraag worden beantwoord in de conclusie en
deelvraag zes in de aanbevelingen.
7.1 Reguliere handhavingstaken
Deze paragraaf geeft antwoord op de vraag: ‘’Welke reguliere handhavingstaken
zijn door de politie ook toe te passen op internet?”. De subvragen zijn: ‘Wat zijn de
offline handhavingstaken’ en ‘In hoeverre zijn offline handhavingstaken te vertalen
naar politiewerk op internet'.
Functies in de basis politiezorg
Onder de basis politiezorg, ook BPZ genoemd, vallen alle politietaken die niet apart
zijn ondergebracht bij specialistische politieonderdelen. De taken die binnen de
BPZ vallen zijn het handhaven van de openbare orde en het verlenen van hulp aan
hen die het behoeven. De politiewet omschrijft de taak van de politie als volgt: De
politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in
overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke
handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven
(art. 3 PolW).
Binnen de BPZ werken agenten in veel verschillende functies. De functie van
wijkagent, tegenwoordig specialist GGP (gebiedsgebonden politiezorg) genoemd,
of jeugdagent kan worden gezien als een specialisatie van de allround
politiemedewerker. De wijkagent en de jeugdagent worden wel gezien als een
onderdeel van de BPZ. Namelijk; zowel de wijkagent, de jeugdagent als de allround
politiemedewerker kunnen worden ingezet in de noodhulp (het team dat direct
reageert op 112-meldingen).
Afbakening handhaving tegenover opsporing
Op straat heeft de politie een aantal doelen in haar dagelijkse werkzaamheden.
Het doel is om hun informatiepositie te verbeteren, deëscalerend op te treden bij
conflicten en het aangeven van kaders omtrent de openbare orde. Online
handhaving zou dezelfde uitgangspunten kunnen hebben. Bij het online
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 23 / 66
handhaven kan worden gedacht aan het reageren op berichten die op internet
worden geplaatst. Het doel van het reageren moet daarbij duidelijk zijn. Het
reageren door de politie kan grofweg drie doelen hebben: De informatiepositie
van de politie moet worden verbeterd, er moet worden gedeëscaleerd bij een
dreigende escalatie van een ruzie of iets dergelijks of er wordt gereageerd op een
bericht om kaders aan te geven die online gelden dus het geven van waarden en
normen. Het lastigste op internet is bijvoorbeeld het duiden van berichten. Het is
nog niet in protocollen vastgelegd wanneer de inhoud van een bericht
bijvoorbeeld een dreiging uit. Dat noemt men het duiden van berichten. Het exact
duiden van een bericht op platte tekst is zowel in de offline als online wereld een
lastige opgave. Daardoor komt het aan op de persoon die het bericht leest en
vanuit zijn/haar eigen referentiekader redeneert.
Digitale opsporing en handhaving op internet, zoals gedefinieerd in dit rapport,
liggen dicht tegen elkaar aan. Enerzijds worden berichten door middel van online
tooling of agenten opgespoord, maar anderzijds heeft de agent ook de
mogelijkheid daar op te reageren voor de interactie, maar ook met de
mogelijkheid om te kunnen handhaven. Opsporing wordt gedefinieerd als het
onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie
met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen art. 132a Sv.. Digitale
opsporing wordt uitgevoerd door opsporingsambtenaren zoals
internetrechercheurs die op meerdere plekken in de politieorganisatie zijn
aangesteld. De digitaal forensische opsporing vindt plaats binnen het Team
Digitale Opsporing (TDO).. Handhaving wordt niet gedefinieerd in het wetboek.
Ook bestaat er niet zoiets als een Team Online Handhaving.. Zoals in het
theoretisch kader aangegeven gaat het bij online handhaven om het proactief en
reactief een actie of reactie op het internet uitvoeren zoals het plaatsen van een
reactie bij een dreigend bericht op internet, zodat je als politie laat weten of
merken dat bepaalde berichten op het internet niet toegestaan zijn. “Handhaving
is het beïnvloeden van het gedrag van burgers, bedrijven of instellingen zodat zij
wet- en regelgeving ook naleven”8. Het proces dat wordt uitgevoerd na een
misdrijf, met als doel het traceren van de daders, wordt opsporing genoemd 9.
Wanneer een dreiging dusdanig van aard is dat de persoon voorgeleid zou moeten
worden aan de (hulp)officier van justitie, dan volgt een opsporingsonderzoek
onder leiding van de officier van justitie. Wanneer de persoon geen bekende is
maar het strafbare feit wel is ontdekt, start een opsporingsonderzoek ter
identificatie en arrestatie van de verdachte alsmede voor het verzamelen van
bewijsmateriaal. Het online/digitaal gedeelte van de opsporing, dus het opsporen
in een geautomatiseerd werk, vindt (voornamelijk) plaats door een Team Digitale
Opsporing, internetrechercheurs en het Team High Tech Crime.
Offline handhavingstaken
Politiefunctionarissen in de BPZ houden zich bezig met de daadwerkelijke
handhaving van de rechtsorde. Onderstaande tabel geeft die functionarissen weer
met daarbij een korte toelichten op de handhavingstaken:
8 Handhaving en gedrag. Geraadpleegd op 16-10-2015 via
http://www.hetccv.nl/dossiers/Handhaving+en+gedrag/index 9 Opsporing. Geraadpleegd op 16-10-2015 via https://www.politie.nl/themas/opsporing.html
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 24 / 66
Tabel 2: functie & handhavingstaken politiefunctionarissen
Functienaam Verantwoordelijk
gebied
Taken
Teamchef Deel van een district Aansturen van handhaving door de
agenten op straat: jeugdagent,
wijkagent, surveillanten, etc.
Wijkagent Wijk / gemeente Aansturen van probleemgerichte
handhaving van wijkproblemen met
lokale kennis
Jeugdagent Wijk / gemeente Aansturen van probleemgerichte
handhaving van jeugdproblemen
met kennis
Allround
politiemedewerker
(surveillant)
Wijk / gemeente Permanente handhaving van de
openbare orde en veiligheid,
ondersteuning bij probleemgerichte
handhaving aangestuurd door
wijkagent of jeugdagent + teamchef
De handhavingstaken uit bovenstaande tabel kunnen als volgt worden
omschreven. Op lokaal niveau werkt de politie in basisteams. Dat zijn teams van
agenten met verschillende functies die samen een bepaald gebied voorzien van de
basis politiezorg. Aan het hoofd van een basisteam staat een teamchef. De
teamchef verzorgt de coördinerende taken binnen het basisteam. Daarnaast
functioneert een teamchef als Hulpofficier van Justitie (HOvJ) en als Officier Van
Dienst (OVD) bij situaties waarbij een grote politie-inzet noodzakelijk is. Bij de
dagelijkse handhaving, de permanente handhaving, bedient de teamchef zich van
allround politiemedewerkers. Zij functioneren als surveillanten, bieden de
noodhulpteams ondersteuning en ondersteunen bij probleemgerichte handhaving.
Daarnaast zijn alle politiemedewerkers toezichthouders. Zij houden toezicht op de
naleving van de wetten. In de volgende paragraaf wordt het begrip toezichthouder
verder uitgewerkt. De probleemgerichte handhaving wordt gecoördineerd via de
wijkagenten en jeugdagenten. De wijkagent heeft specifieke kennis over zijn (deel
van de) wijk. De algemene wijkproblemen worden aangepakt door de wijkagent
die zich daarbij laat ondersteunen door allround politiemedewerkers. Daarnaast
maakt de wijkagent de verbinding met de wijk. Wanneer het gaat om
jeugdproblematiek is de jeugdagent de aangewezen politiefunctionaris. Hij zorgt
voor de verbinding met de jeugd. Zowel de jeugdagent als de wijkagent hebben
contact met het lokale bevoegd gezag om zaken tussen gemeente en politie te
bespreken.
Binnen de BPZ lopen de specifieke handhavingstaken van de verschillende
politiefunctionarissen uiteen. Het uiteindelijke doel van de politie in de basis
politiezorg is gericht op het leefbaar houden van de wijk. Het grote onderscheid
wordt gemaakt door het soort handhaving dat de politiefunctionaris uitvoert. De
wijkagent en de jeugdagent doen veel aan probleemgerichte handhaving, terwijl
de allround politiemedewerkers zich meer bezighouden met de permanente
handhaving. De wijkagent en jeugdagent geven sturing aan verantwoordelijke
partijen. Zij werken samen met verschillende instanties in een integrale aanpak ten
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 25 / 66
behoeve van de wijk.10
Daarbij blijft het drieledige doel bestaan. De taken van de
wijkagent en jeugdagent zijn er namelijk op gericht om de informatiepositie van de
politie ten opzichte van de wijk en maatschappij te verbeteren. Daarbij kan zij
deëscalerend optreden wanneer dat nodig blijkt. Ook het aangeven van kaders kan
daartoe bijdragen. Daarbij worden zij ondersteund door de allround
politiemedewerkers. De teamchef ondersteunt de wijkagent en jeugdagent daarbij
met capaciteit en faciliteiten door een goede planning en dagelijkse briefing voor
de inzet van de verschillende politiefunctionarissen en het beschikbaar stellen van
middelen.
Wijkagent
Om in te zoomen op de wijkagent: ‘Het werk van wijkagenten omvat activiteiten
die wat betreft inhoud, complexiteit, duur en eenmaligheid, maar ook wat betreft
hun vooraf geplande gestructureerde karakter sterk uiteenlopen’ (Terpstra, 2008,
p. 71). Dat impliceert dat het werk van de wijkagent uiteenloopt. Echter, het
betreffende boek van Terpstra is geschreven in 2008. Met de komst van de
Nationale Politie in 2013 zijn een aantal zaken rondom de wijkagent veranderd. Zo
is niet alleen de naam van de functie veranderd, maar ook de taken van de
wijkagent zijn aangevuld. De extra handhavingstaken die de wijkagent heeft ten
opzichte van de reguliere BPZ medewerker richten zich voornamelijk op de
verbinding die de wijkagent maakt en hoe hij handhaving uitvoert met
verschillende instanties in plaats van alleen met de politie. De wijkagent werkt
samen met de buitengewoon opsporingsambtenaren van de gemeente (indien de
gemeente over BOA’s beschikt) en staat nauw in contact met de burgers waardoor
ook burgerhandhaving wordt bevorderd. Burgerhandhaving is dat burgers alert
zijn op zaken in de wijk en die doorgeven aan de wijkagent, waardoor de wijkagent
gerichter werk kan verrichten. De jeugdagent heeft op lokaal niveau vanuit de
politie een regiefunctie wanneer het gaat over jeugdzorg. Hij werkt samen met de
gemeente, afdeling jeugdzorg en jongerenwerkers om grip te blijven houden op de
jeugd in het gebied waar hij verantwoordelijk voor is. De specifieke
handhavingstaken die daar bij horen zijn gericht op de jongeren. Daarbij is het niet
zo dat de jeugdagent vooral handhavend optreed door middel van het opleggen
van sancties, maar door het begeleiden van de jongeren en het contact houden
met de jongeren om preventief in te kunnen grijpen. Tot slot heeft de politie de
mogelijkheid om buurtonderzoeken uit te voeren om informatie te vergaren.
10 Interview met Operationeel Specialist GGP
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 26 / 66
Figuur 2: Basis politiezorg en de verschillende politieprocessen
De basis politiezorg is de verbinding tussen specialisten van de politie en
samenleving. Verschillende politieprocessen lopen daarbij via de basis politiezorg
en worden in samenwerking met de specialisten afgerond. De wijkagent is daarbij
idealiter de spin in het web. Hij moet het gat tussen de burger en de politie ten
aanzien van informatie en interactie opvullen. Echter, landelijke en regionale
processen lopen daar soms doorheen. Idealiter weet de wijkagent wat er speelt op
alle vlakken en is hij het informatieknooppunt binnen de BPZ.
De politieprocessen die te onderscheiden zijn, zijn uitgewerkt in het schema.
Allereerst verzorgt de BPZ de intake (aangiftes). Als de burger een aangifte heeft
komt die als eerste bij de intakemedewerker van de BPZ alvorens er eventuele
specialisten worden ingezet zoals digitaal rechercheurs bij digitale zaken. De BPZ is
voor een groot deel verantwoordelijke voor de informatievoorziening vanuit de
politie. Zij werken daarbij samen met de communicatieteams die per eenheid zijn
ingedeeld. Daarnaast is de BPZ betrokken bij de opsporing. Dat heeft tevens te
maken met het feit dat zij betrokken zijn bij de intelligence. Het inwinnen van
informatie op lokaal niveau maakt dat de informatiepositie van de BPZ goed is,
waardoor zij belangrijk zijn bij de opsporing. Ook buurtonderzoeken horen bij de
intelligence en de opsporing. Tot slot werkt de BPZ veel samen met de andere
hulpverleningsorganisaties zoals de GHOR (geneeskundige hulp bij ongevallen en
rampen) en de veiligheidsregio (brandweer). De noodhulp assisteert bijvoorbeeld
bij ongevallen en rijdt bij 112 meldingen als eerste politievoertuig richting het
incident.
Handhaving offline vs. online
Na het uitwerken van de handhavingstaken binnen de BPZ met daarbij een
verdieping van specifieke handhavingstaken van enkele politiefunctionarissen,
volgt hier de mogelijke vertaling van deze offline handhavingswerkzaamheden
naar online handhavingswerkzaamheden.
De handhaving zoals de politie die kent bestaat uit permanente handhaving en
probleemgestuurde handhaving. Voor de handhaving op internet geldt in dit
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 27 / 66
onderzoek de definitie: Iedere zowel proactieve als reactieve actie op het internet
die er op gericht is de naleving van het bij of krachtens wet- en regelgeving
geldende recht te bevorderen en te bewerkstelligen, zo nodig door het opleggen
van sancties. Handhaving is zowel offline als online gericht op hetzelfde doel,
namelijk zichtbaar zijn om informatie te vergaren via surveillance/toezicht en
wanneer men op wangedrag stuit (deëscalerend) optreden teneinde zowel de
fysieke straat als de digitale straat leefbaar te houden.
De offline handhavingswerkzaamheden bestaan volgens de geïnterviewden uit het
leefbaar houden van de wijk, het handhaven (behouden) van de openbare orde en
aanspreken en/of sancties wanneer mensen zich niet aan de regels houden. De
agenten uit de BPZ doen dat door aanwezig te zijn op straat (blauw op straat),
toegankelijk te zijn voor de bewoners in de wijk en door handhavend op te treden
bij ordeverstoringen. Het handhavend optreden kan er uit bestaan dat de
personen worden verwijderd van de plek waar zij orde verstoren, dat zij een boete
krijgen voor het verstoren van de openbare orde of dat zij worden aangehouden
en overgebracht naar het politiebureau. Bij recidive (herhaaldelijk de fout in gaan)
kan de wijkagent in overleg met ketenpartners zoals de gemeente een alternatief
uitvoeren. Datzelfde geldt voor een jeugdagent wanneer het jeugd betreft. Een
voorbeeld van een alternatief zou een ondertoezichtstelling kunnen zijn. De
wijkagent is aanspreekpunt voor alle burgers en de jeugdagent specifiek voor de
jeugd. Bij de politie wordt gehanteerd dat er één wijkagent moet zijn per 5000
inwoners. Bij de handhaving horen ook taken zoals het houden van
verkeerscontroles en het doen van surveillances. In het theoretisch kader wordt
meer informatie verschaft over de offline handhaving.
Openbare orde en veiligheid – offline vs. online
De burgemeester heeft een aantal bevoegdheden. Deze bevoegdheden zijn
grotendeels omschreven in de gemeentewet. Zo geeft art. 175 Gemeentewet de
burgemeester de bevoegdheid om ‘in geval oproerige beweging, van andere
ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het
ontstaan daarvan’ bevelen te geven die hij nodig acht om de openbare orde te
waarborgen of om gevaar te beperken waar hij dat nodig vindt. Uit een onderzoek
(Zijlema, 2015) blijkt dat burgemeester toezicht houden iets vinden voor in het
fysieke domein. Daarbij wordt het vergelijk gemaakt tussen toezicht houden op
internet en cameratoezicht in het publieke domein. Voor beide vormen gaat het
namelijk om een geautomatiseerd systeem, waar een persoon een aantal
handelingen voor uit moet voeren. Het vinden en analyseren/duiden van strafbare
feiten vinden zij bij het OM en de politie horen. Wel vinden de burgemeesters dat
zij in de fysieke wereld gebruik mogen maken van informatie afkomstig van het
internet. Op de vraag of burgemeesters vinden dat zij een handhavende rol op
internet kunnen spelen is geen eenduidig antwoord gekomen. Wel wordt
gevonden dat zij informatie van internet kunnen gebruiken en het
driehoeksoverleg daar het meest toepasbaar voor is.
Op basis van art. 7 GW heeft een ieder het recht om zijn mening te uiten. In de
fysieke wereld kan een beperking worden opgelegd over de vorm waarin dit wordt
gedaan, en alleen indien de openbare orde in het geding komt. Dat kan
bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een vergadering of betoging moet worden
beëindigd wegens de veiligheid of wanneer het belijden van een godsdienst of
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 28 / 66
levensovertuiging tot een aantasting van de openbare orde leidt. Maar kan dit ook
met een online forum waarin een plaatselijke manifestatie wordt aangekondigd?
De burgemeesters uit eerder genoemd onderzoek zien het internet meer als een
informatiebron. Wel zien zij het als een mogelijkheid om een noodbevel uit te
vaardigen wegens de preventieve werking die daar vanuit kan gaan.
Een ander voorbeeld is het sluiten van een drugspand in de fysieke wereld volgens
de last onder bestuursdwang (art. 13b Opiumwet). Er bestaat geen consensus
onder bevraagde burgemeesters, juristen en deskundigen over het toepassen van
deze wetgeving op bijvoorbeeld een website waarop drugs wordt verkocht. Of een
website daarbij als woning of erf kan worden gezien als bedoeld in dit artikel, is
onduidelijk (Van der Wal, 2015). Zou de wetgever hier in een apart artikel in
moeten voorzien, of zou de Wet computercriminaliteit III soelaas bieden?
De burgemeester kan toezicht laten houden naar aanleiding van art. 174 Gw. In
een enquête en interviews heeft Van der Wal (2015) gevraagd in hoeverre die
bevoegdheid ingezet kan worden in cyberspace. Een burgemeester geeft aan dat
toezicht in essentie weinig inhoudt, maar dat de handhaving die daaruit
voortvloeit juist resultaat oplevert. Een andere burgemeester vindt dit wetsartikel
wel van toepassing op een website, maar weet niet hoe ver hij of de politie daarin
mag gaan. Juristen die zijn bevraagd geven aan dat strafbare feiten te maken
hebben met het strafrecht en dat er daarbij geen rol weggelegd is voor de
burgemeester, maar voor de politie en het OM. Kortom, er is geen eenduidig
beeld, maar wat als de burgemeester de politie aanstuurt in het kader van toezicht
ten behoeve van de openbare orde en veiligheid op social media. Hoe de juristen
en burgemeesters daar over denken is niet bekend.
Online handhaving in de praktijk
Vanuit de interviews blijkt dat de handhaving op internet op enkele gebieden net
zo kan plaatsvinden als op straat. Echter, op straat kan een agent zich identificeren
wanneer de persoon die wordt aangesproken daar om vraagt. Daardoor kan de
agent ook sancties opleggen of tot staandehouden en aanhouden over gaan. Op
het internet is er nog geen manier waarop de agent zich officieel kan
identificeren11
. De handhaving op internet kan volgens de leidinggevenden van de
politie waar mee is gesproken niet zonder een offline actie. Een aantal
respondenten vindt dat een reactie op internet samen moet gaan met een reactie
in de offline wereld. Dat is te weerleggen door te stellen dat de politie na een
online reactie een afschrikkende werking creëert en het altijd zowel offline als
online reageren meer werk oplevert. Het merendeel van de respondenten staat
daar ook achter. Als voorbeeld wordt een casus genomen vanuit Groningen. Deze
is toegelicht door een medewerker van het social media team van de politie
Noord-Nederland. In die casus was een tweet geplaatst door een man die zei dat
hij de intocht van sinterklaas in Groningen zou gaan verstoren met een knokploeg.
De politie reageerde daar op dat hij het netjes moest houden omdat het een
kinderfeest betreft. De persoon in kwestie had geen reactie van de politie
verwacht en bood online zijn excuses aan voor zijn tweet. Sindsdien is hij een van
de meest actieve volgers van het twitteraccount van de politie Groningen. Er zullen
ook voorbeelden zijn die iets anders laten zien. Wel kan hieruit blijken dat alleen
11 Interview met onderzoeker TNO.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 29 / 66
een online reactie voldoende effect kan hebben. In Engeland denkt men hier
anders over. Vrijwel iedere online reactie wordt daar aangevuld met een
daadwerkelijk fysiek ingrijpen12
. De politie in Engeland combineert de offline en
online handhaving intensief volgens respondent. Dat vergt een grote
politiecapaciteit, maar werkt wel effectief volgens de respondent. In de praktijk
zou dat per 24 uur per basisteam de capaciteit kosten van 6 agenten (2 agenten
per 8 diensturen)
De agent zou idealiter een combinatiefunctie hebben. In die functie zou de agent
zowel in de offline als in de online wereld actief moeten zijn. Anders vormt zich het
risico voor agenten dat zij het gevoel met de straat kwijt zijn13
. Daarmee bedoelt
respondent dat de agent die online handhaaft niet alleen bezig zou moeten zijn
met digitale handhaving, maar daarnaast ook aan handhaving op straat doen om
het gevoel met het alledaagse politiewerk te behouden. Digitale aanwezigheid
zoals het gebruik van social media zou moeten worden toegevoegd aan het
alledaagse politiewerk. ‘Als politie werk je voor de burger en die verwacht dat de
politie ook online is’. Daarbij moet wel de opmerking worden geplaatst dat steeds
meer agenten, met name wijkagenten en jeugdagenten, online actief zijn.
Door social media en campagnes zoals ‘meer blauw op straat’ heeft de politie, in
combinatie met een andere inzet van de medewerker, een netwerkfunctie in de
wijk gekregen. De volgers van de wijkagent op Twitter worden omschreven als
passieve participanten. De volger helpt de wijkagent dan passief mee door
zijn/haar oproepen of vragen te lezen, maar reageert niet en is daarmee geen
actieve participant (Veltman, 2011). Een actieve participant zou ook daadwerkelijk
bijdragen aan de mogelijkheid tot handhaving door de wijkagent op basis van
informatie die vergaard is via bijvoorbeeld Twitter door deze met de wijkagent te
delen of door de omgeving te informeren. Een interessante vraag in die context is
wat de burger mag en kan en in hoeverre de politie bereid is die informatie te
gebruiken. Die vraag valt echter buiten de scope van dit onderzoek en wordt
daarom niet behandeld.
De handhavingstaken die zowel offline als online kunnen plaatsvinden zijn het
contact houden met burgers, het aanspreken van burgers op gedrag alsmede het
signaleren van strafbare zaken en het optreden tegen deze strafbare zaken. In lijn
met community policing, zoals besproken in het theoretisch kader, draagt dat bij
aan het winnen van vertrouwen, het weten wat er speelt, het altijd aanspreekbaar
zijn en gezicht geven aan het politiewerk. Daardoor krijgt de agent meer
informatie, aangezien het de kans vergroot dat burgers sneller en vaker
misstanden melden. Bij het optreden tegen strafbare zaken kan er naast online
handhaving, wat zou kunnen worden omschreven als een online reactie, ook
offline gehandhaafd worden door bijvoorbeeld de wijkagent of jeugdagent bij een
specifieke persoon langs te sturen om te praten over het online bericht en
eventueel door een boete op te leggen. Ook zou de agent over kunnen gaan tot de
aanhouding van deze persoon om verder onderzoek te doen. Om de intentie van
12 Interview met onderzoeker TNO 13 Interview met Operationeel Specialist GGP
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 30 / 66
het surveilleren op straat te vertalen naar het internet is onvoldoende capaciteit
zeiden twee leidinggevenden afzonderlijk van elkaar14
.
In 2013 heeft een agent een Plan van Aanpak geschreven voor online buurt- c.q.
passantenonderzoek via Twitter. Door de twitteraar geografisch te zoeken en aan
te schrijven, zou men een online buurtonderzoek kunnen uitvoeren. Echter, dat is
niet aangeslagen, maar er is wel mee geëxperimenteerd.
Internetsurveillance kan omschreven worden als toezicht op internet. Daarvoor
heeft de politie, naar een bron uit maart 2013, 4500 politieambtenaren die vanaf
700 werkplekken via het landelijke Internet Recherche Netwerk (IRN) anoniem
online kunnen zijn om toezicht te houden op internet (NRC, 9 maart 2013). Corien
Prins, hoogleraar recht en technologie in Tilburg, zocht dat uit naar aanleiding van
de rellen in Haren. Zij stelt dat de overheid met politietoezicht op internet al vrij
ver is. Daarbij stelt zij dat rechercheurs anoniem ‘meesurfen’ met burgers, sociale
mediasites ‘oogsten’ op interessante profielen en netwerken, en de vergaarde
informatie vervolgens combineren. Echter, daarbij is een discussie ontstaan
wanneer dit soort surveillance onder stelselmatige observatie valt. In het kader
van een gerechtelijk vooronderzoek zou dat onder toezicht van de rechter-
commissaris vallen.
Hieruit zou opgemaakt kunnen worden dat internetsurveillance, of toezicht op
internet genoemd, wordt gezien als een nuttig middel dat kan ondersteunen bij
het online handhaven.
Resume
De basis politiezorg heeft de verantwoordelijkheid over het permanent en
probleemgericht handhaven. Het probleemgericht handhaven wordt
gecoördineerd door de wijkagent en jeugdagent. De teamchef is verantwoordelijk
voor het faciliteren van de basis politiezorg door een goede planning te maken en
voldoende middelen te bieden voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Het
handhaven heeft een drieledig doel: het verbeteren van de informatiepositie, het
de-escalerend optreden indien nodig en het stellen van kaders met betrekking tot
de openbare orde. Online heeft de handhaving, of internetsurveillance, heeft ook
als doel om de informatiepositie te versterken.. De online handhaving kan dan ook
soortgelijk plaatsvinden als de offline handhaving, zoals het vergelijk tussen
cameratoezicht en toezicht op internet. De politieagent kan zich echter niet
officieel identificeren in de online wereld en bijvoorbeeld geen sancties opleggen
of tot aanhouding overgaan.
14 Interview met leidinggevenden politie
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 31 / 66
Onderstaande tabel geeft een overzicht van enkele (handhavings)taken die een
agent nu al offline en online wel of niet kan uitvoeren.
Tabel 3: enkele handhavingstaken die offline/online plaatsvinden
Offline handhaven Online Handhaven
Contact met burgers X X
Aanspreken op gedrag X X
Surveilleren X (nog niet in BPZ)
Toezicht houden X (nog niet in BPZ)
Sancties uitdelen X /
Aanhouden / staande
houden
X /
Noodhulp X /
Hulpverlenen X (alleen nazorg)
Aangiftes opnemen
(intake) – los van online
aangifte
X (nog niet in BPZ)
Buurtonderzoek X (nog niet in BPZ)
7.2 Bevoegdheid tot handhaven op internet
Op basis van het vaststellen van de offline handhavingstaken en de vertaling naar
online handhavingstaken kan worden gekeken in hoeverre agenten de
bevoegdheid hebben om te handhaven op internet. Deze paragraaf geeft
antwoord op de deelvraag: In hoeverre heeft de agent in de BPZ de bevoegdheid
om te handhaven op internet en waartoe moet die handhaving, gezien het
juridische kader, beperkt blijven?
De agenten in de BPZ moeten zich net als alle agenten houden aan de politiewet.
De politiewet is een aanvulling op het wetboek van strafvordering. Op lokaal
niveau betekent dit dat de politie optreedt onder het gezag van de burgemeester
wanneer het handhaven van de openbare orde betreft. Ook surveillance, toezicht
en contact houden met burgers valt daar onder. Wanneer het gaat om
strafrechtelijke handhaving werkt de politie onder het gezag van de officier van
justitie (Politie, z.j.c). Dat geldt bijvoorbeeld wanneer het gaat over sancties en
aanhouden.
De opsporing is strikter vastgelegd in het wetboek dan de handhaving. De
opsporing mag alleen gedaan worden door een (buitengewoon)
opsporingsambtenaar. Een opsporingsambtenaar is een omschreven persoon uit
het wetboek van strafvordering met een specifieke functie volgens art. 142
Wetboek van Strafvordering (Sv). Opsporing is zoals art. 132a Sv omschrijft: het
onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie
met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen. Opsporing valt onder
verschillende wetgeving waaronder wet computercriminaliteit 2. Deze
verschillende wetten zijn echter niet toegespitst op online handhaving.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 32 / 66
Gemeentewet
Zoals gesteld in art. 171 lid 2 Gemeentewet (GemW) bedient de burgemeester zich
bij de handhaving van de openbare orde van de onder zijn gezag staande politie.
Dat is tevens vastgelegd in artikel 3 politiewet (Polw). Wanneer het gaat om
handhavingstaken op grond van een gemeentelijke verordening zoals in art. 174 lid
3 GemW. is de politieambtenaar toezichthouder in de zin van Art. 5:11 Algemene
Wet Bestuursrecht (Awb). Art. 5:11 Awb. omschrijft: "Onder toezichthouder wordt
verstaan: een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden
van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk
voorschrift." Enig wettelijk voorschrift is breder dan alleen een APV (algemene
plaatselijke verordening). Dat houdt in dat handhaving ook voor een deel overeen
komt met toezicht houden. Kortom, een politieambtenaar houdt door het
wettelijk voorschrift toezicht op de naleving van het in de APV omschreven
voorschrift.
Strafrecht en strafvordering
In het wetboek van strafrecht en het wetboek van strafvordering zijn weinig
specifieke handhavingsbevoegdheden opgenomen. Echter, deze twee wetboeken
zijn wel van toepassing op handhaving. Het eerste wetsartikel dat van toepassing
is, is staande houden (art. 52 Sv.). Daarin staat: "Iedere opsporingsambtenaar is
bevoegd den verdachte naar zijn naam, voornamen, geboortedatum,
geboorteplaats, adres waarop hij als ingezetene in de basisadministratie
persoonsgegevens staat ingeschreven en woon- of verblijfplaats te vragen en hem
daartoe staande te houden." Een politieagent is een opsporingsambtenaar in de
zin van art. 141 Sv. Het tweede wetsartikel dat van toepassing is op handhaving is
aanhouden (art. 53 Sv.). Een ieder is bevoegd om bij een heterdaad situatie een
verdachte aan te houden. Deze moet ten spoedigste aan een
opsporingsambtenaar worden overgedragen. Indien een opsporingsambtenaar
een persoon aanhoudt, moet deze worden overgedragen aan diens Hulpofficier
van Justitie of een Officier van Justitie.
Over de bevoegdheden die de agent uit de BPZ heeft op internet is op basis van
wetgeving maar kort antwoord te geven. De agent kan online, net zoals zij offline
doet, toezicht houden. Dat is niet de scope en wellicht ook nooit de bedoeling
geweest van het Wetboek van Strafvordering, maar is gezien de huidige
samenleving in de 21e eeuw, waarin het digitale leven zo verweven is met de
fysieke wereld, is deze wetgeving wel als zodanig te interpreteren. Deze
gedachtengang wordt tevens bevestigd in interviews. Toezicht houden doet de
politie. Wanneer het toezicht op andere instanties betreft, zijn de wet
politiegegevens en de Wet bescherming persoonsgegevens van belang. Echter, de
agent uit de BPZ moet volgens de respondenten geen opsporingstaken uitvoeren
op het internet zoals het binnendringen van computers of het infiltreren in
netwerken of het uitgebreid doorzoeken van profielen op internet. De taak die
volgens respondenten geschikt is voor de agent is het signaleren van berichten,
het reageren op berichten (digigeren) en het doorzetten van berichten die
opsporing vereisen naar opsporingsteams. Berichten uit openbare bronnen mogen
in heel veel gevallen worden gebruikt. In de praktijk wordt dat voornamelijk
gedaan onder de taakstelling bekijken van openbare bronnen (toezichthouden) en
niet bij het plaatsen van een eventuele reactie (handhaven). Echter, er mag onder
andere geen sprake van stelselmatig volgen (art. 126g Sv) of opslag van deze
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 33 / 66
gegevens zijn. Dat mag alleen wanneer een officier van justitie daar toestemming
voor heeft gegeven. Om de politie een duidelijk overzicht te geven wordt er
momenteel bij het landelijk parket van het openbaar ministerie een schema
gemaakt waarin de politieagent kan zien wat online wel en niet mag en voor welke
actie op het internet de politieagent wel of geen toestemming nodig heeft van de
officier van justitie. In het schema wordt onderscheid gemaakt tussen: vrij
uitvoerbaar, mondeling overleg met officier van justitie, toestemming van officier
van justitie (schriftelijk) of vordering/opsporingsbevel. Dit schema is nog niet
uitontwikkeld en tevens nog niet inzichtelijk voor zowel de politie als voor dit
onderzoek16
.
Naar aanleiding van een gastcollege van dr. B.W. Schermer op ziggo-TV kunnen
hieraan een aantal zaken toegevoegd worden. Zo geldt voor het complete
strafrecht en strafvordering dat geen feit strafbaar is zonder dat het strafbaar is
gesteld. Dat wordt het legaliteitsbeginsel genoemd welke zowel in het Wetboek
van Strafrecht als in de Grondwet, namelijk art. 16 GW en art. 1 Sr. Daarnaast
voegt hij toe dat de politie niet mag hacken. Dat wordt door dr. B.W. Schermer
vergeleken met een digitale huiszoeking. Vrijwel alle geautomatiseerde werken
zouden door de politie binnentreden kunnen worden, maar dit mag nog niet door
onduidelijkheid in wetgeving. Wet computercriminaliteit III zou daar een oplossing
voor moeten bieden. Tot slot mag de politie niet uitlokken. Dat wordt het
taloncriterium genoemd. Onder uitlokken wordt in deze context verstaan: “het
uitlokken tot meer doen dan wat de ‘dader’ van plan was”.
Tot slot wordt het vanuit de wet niet duidelijk of er op internet uit kan worden
gegaan van een openbare ruimte en of de burgemeester op lokaal niveau ook op
internet zijn bevoegdheden mag uitvoeren. Er loopt momenteel een onderzoek bij
de NHL naar de inzet van bestuurlijke bevoegdheden van de burgemeester in
cyberspace. Dat zou moeten uitwijzen hoe de wetgeving en/of regelgeving
omtrent dit dilemma is17
.
Privacy en online handhaving
Volgens artikel 10 van de grondwet heeft iedereen recht op privacy. Het artikel
omschrijft in art. 10 lid 1,2,3: ‘’Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te
stellen beperkingen, recht op eerbieding van zijn persoonlijke levenssfeer & De wet
stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het
vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens & De wet stelt regels inzake de
aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en
het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige
gegevens”. Echter, de politie heeft, wanneer het om opsporing gaat, artikel 43 van
de wet bescherming persoonsgegevens voorhanden (art. 43 Wbp.). Daarin staat
dat er over de grenzen van dit grondrecht heen mogen worden gegaan: “voor
zover dit noodzakelijk is in het belang van: a. de veiligheid van de staat / b.
voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten / c. gewichtige
economische en financiële belangen van de staat en andere openbare lichamen / d.
het toezicht op naleving van wettelijke voorschriften die zijn gesteld ten behoeve
van belangen, bedoeld onder b en c / e. de bescherming van betrokkene of van de
16 Op basis van interview met opleider Social Media 17 Op basis van interview met lector Cybercrime
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 34 / 66
rechten en vrijheden van anderen”. Echter, er is weinig jurisprudentie omtrent dit
wetsartikel. De rechter zou daarom in rechtszaken waar dit artikel toegepast is
eerst zelf een interpretatie moeten geven aan de inhoud om vast te stellen welke
bevoegdheden rechtmatig gebruikt zijn. Een gedegen verantwoording van de
agent die gebruik heeft gemaakt van dit wetsartikel is daarbij van belang. Wanneer
die verantwoording er is zou art. 43 Wbp ook kunnen worden toegepast bij de
surveillance en het toezicht houden, wanneer de agent overleg heeft gepleegd
met de Officier van Justitie.
De Autoriteit Persoonsgegevens (voorheen College Bescherming
Persoonsgegevens) is toezichthouder op de Wet bescherming persoonsgegevens.
Tevens moet de politie in vele gevallen, wanneer zij een beroep wil doen op art. 43
Wbp, toestemming hebben van een officier van justitie. Het roept in de
maatschappij een grote discussie op die gaat over in hoeverre hun
persoonsgegevens zijn beschermd. Die discussie gaat over het algemeen over het
evenwicht dat er moet zitten tussen de mate van veiligheid en de mate van
privacy.
Wet politiegegevens
Wanneer de politie actief op het internet en op social media als onderdeel van het
internet, zet zij meer kanalen open om informatie te vergaren. Alle informatie dat
bij de politie binnen komt valt onder de wet politiegegevens. In deze wet staat wat
de politie wel en niet mag met de opgeslagen informatie. Daarnaast is het
belangrijk deze wet belangrijk wanneer het gaat over meldingen die door burgers
worden gedaan. Valse 112-meldingen zijn namelijk strafbaar. In de wet is nog niet
geregeld of valse meldingen over online wangedrag ook strafbaar zijn.
Politiewet
Een artikel uit mei 2015 laat zien dat de België internetpatrouilles mogelijk wil
maken door de Wet op de Politieambt (Nederland = politiewet) te wijzigen
(Datanews, 28 mei 2015). Een privacycommissie in België heeft het goed bevonden
dat de politie semipublieke plaatsen (op internet) bezoekt, bestudeert en er
kopieën van maakt, ook wanneer zij dat onder een ‘dekmantel’ doen, zolang dat
niet richting observatie of infiltratie gaat. Ook mag de politie niet provoceren.
Resume
De agent uit de BPZ heeft in beperkte mate de bevoegdheid om te handhaven op
internet. Wanneer een agent iemand wil volgen op het internet zoals op Twitter
kan dat snel overgaan tot het stelselmatig volgen en daar is toestemming voor
nodig van de officier van justitie, ondanks dat iemand volgen op Twitter niet heel
anders is dan abonneren op een openbare nieuwsfeed (nieuwsoverzicht opgesteld
volgens iemand persoonlijke wensen en onderwerpen).. Wel kan de agent
fungeren als toezichthouder zoals zij dat offline ook doet. Om de acties die de
agent online mag uitvoeren inzichtelijk te maken wordt er bij het landelijk parket
van het openbaar ministerie een schema gemaakt waar op staat in hoeverre er wel
of geen toestemming van een officier van justitie nodig is voor de actie op het
internet. Momenteel wordt de online handhaving binnen hetzelfde juridische
kader uitgevoerd als de offline handhaving. Hoe ver de bevoegdheden officieel
reiken en waartoe de handhaving op internet, gezien het juridische kader, beperkt
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 35 / 66
moet blijven zal het schema moeten uitwijzen. De Wet bescherming
persoonsgegevens en de Wet politiegegevens zijn daarbij ook van toepassing.
7.3 Handhaving op internet binnen de politie
De politie is aanwezig op internet door het gebruik van social media (bijvoorbeeld
Twitterende wijkagenten), de website van de politie en de telefoonapplicatie van
de politie. Vanuit ervaringen met social media en de website van de politie kunnen
best practices en knelpunten worden gefilterd. Deze paragraaf wordt daarom
grotendeels op basis van interviews vormgegeven. In deze paragraaf wordt
antwoord gegeven op de vraag: In hoeverre en op welke wijze worden binnen de
politie nu al online handhavingstaken verricht? Door wie? Wat zijn best practices
en knelpunten?
Verschillende actoren
Binnen de politie is een onderscheid te maken tussen verschillende
organisatieonderdelen die zich op het internet richten en betrekking hebben op
handhaving. Als eerste is er het CCT wat staat voor Crisis Communicatie Team. Het
Crisiscommunicatieteam is een team van communicatieprofessionals op gebied
van crisiscommunicatie die bij een crisis of ramp een afdeling communicatie
kunnen ondersteunen, ook online. Het team bestaat uit 70
communicatieprofessionals van de politie en 25 volontairs die dit naast hun
dagelijkse werkzaamheden doen. De coördinatie van de inzet is belegd bij het
projectteam CCT. Het CCT biedt de mogelijkheid om snel op- en af te kunnen
schalen; zorgt voor een professionele communicatieaanpak van crises, wat leidt
tot vertrouwen; is een landelijk, flexibel team dat de eenheden ondersteunt; levert
maatwerk en ondersteuning en geeft (on)gevraagd advies draagt bij aan
proactieve in plaats van reactieve communicatie; bestaat uit goed opgeleide
mensen met specialistische kennis en kunde; zorgt ervoor dat acute werkdruk
tijdens een crisis verdeeld wordt; verbetert expertise en kennisdeling op het
vakgebied van crisiscommunicatie; streeft naar eenzelfde werkwijze en aanpak bij
crises door de politie-eenheden. Het projectteam CCT vervult verschillende taken
buiten een crisis om en tijdens een crisis. Tijdens een crisis coördineert het
projectteam de inzet. Dit houdt in dat het projectteam de intake opneemt, een
team van CCT-leden mobiliseert en indien nodig voor diverse faciliteiten zorgt
(denk aan hotelovernachting). Tevens wordt er na elke inzet geëvalueerd met de
ingezette CCT'ers en de betrokken eenheid. Deze evaluatie wordt begeleid door
het projectteam.
Als tweede onderdeel is er het OSINT wat staat voor Open Source INTelligence.
Landelijk is er een team dat scant op open bronnen op internet naar dreigingen en
verdachte situaties. Na een filtering zet dit team de berichten die een directe actie
vragen door naar het verantwoordelijke basisteam of een rechercheteam ergens in
het land. Het OSINT is zowel landelijk als per eenheid ingericht (maar dan niet
formeel als afdeling). Zij scannen met behulp van computersoftware (social media
monitoringprogramma’s) op het internet en dragen daardoor bij aan de
informatievoorziening en handhaving door de politie. Zij zijn nauw verbonden met
de communicatieteams van de politie en kunnen ook over gaan tot het reageren
op berichten op internet. De tools en de werkwijze worden besproken in de
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 36 / 66
volgende alinea. Als derde is er het RTIC wat staat voor Real Time Intelligence
Center. Zij houden zich bezig met actuele meldingen, die bij de meldkamer
binnenkomen, voor de politieagent. Op basis van internet en het Integrale
Bevragingsysteem BVI-IB kunnen zij de politie die aanrijdend is naar een melding
extra informatie verschaffen over het incident zodat de collega’s beter voorbereid
zijn. Tot slot zijn er wijkagenten en jeugdagenten op twitter, facebook, instagram
en andere social media. Ook enkele leidinggevende politieagenten bevinden zich
op internet. Deze onderdelen binnen de politie dragen bij aan de handhaving op
internet door communicatie, webcare, social media strategieën en
informatievoorziening te combineren met het alledaagse politiewerk18
.
Binnen het DRIO (Dienst Regionale Informatie Organisatie) wordt een
implementatietraject gedraaid dat OSINT heet (Open Source INTelligence). Alle
regionale politie-informatie wordt opgeslagen en beheerd door het DRIO. Om
meer informatie te vergaren wil het DRIO gebruik maken van OSINT, kortom het
gebruik van open bronnen op internet. Er wordt onderzocht hoe open bronnen
gebruikt kunnen worden voor effectiever politiewerk. De resultaten van dit
onderzoek gelden daarom ook voor de verschillende onderdelen die zich al op
internet richten en betrekking hebben op handhaving. Niet alleen bij TGO’s (Team
Grootschalige Opsporing), maar ook bij offline en online openbare
ordehandhaving, intelligence, communicatie, heterdaadkracht en
incidentmanagement. Naast social media is ook nieuws van belang. In de tools die
de politie gebruikt wordt informatie gehaald vanuit het nieuws, vanuit blogs,
forums en social media. Deze tools scannen het internet vanuit de zojuist
beschreven bronnen op diverse trefwoorden. Voornamelijk sociale media vormen
daarom een belangrijke bron van informatie in dergelijke programma’s.19
Wegens de huidige ontwikkelingen op het gebied van terrorisme is er een extra
reden bij gekomen waarom het belangrijk is dat zowel de politie als het
gemeentebestuur goed weet wat er speelt op lokaal niveau. Voor de
inlichtingendiensten is zowel de straat als het internet een belangrijke bron. De
Nationale Contraterrorismestrategie 2011-2015 van de Nationaal Coördinator
Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) schrijft: “Een vroegtijdige detectie en
aanpak op maat van geradicaliseerde eenlingen is noodzakelijk. De inzet is erop
gericht de alertheid op lokaal niveau te vergroten. Ook wordt nader onderzoek
verricht naar de oorzaken van dit type dreiging en naar concrete
oplossingsrichtingen, zoals eerdere detectie en interventie (NCTV, p. 14)”.
Daarnaast schrijft men: “Op lokaal niveau worden afwijkingen in gedrag of
afwezigheid van bepaalde personen immers het eerst opgemerkt (NCTV, p. 58)”.
Tot slot wordt gezegd: “Om tijdig te kunnen optreden is het van belang dat de
‘ogen en oren’ van het lokaal bestuur en professionals die veel met jongeren
werken (zoals politie en jeugdwerkers) openstaan voor signalen die kunnen duiden
op gewelddadig extremisme en/of terrorisme (NCTV, p. 73)”. Uit een rapport van
RAND cooperation is gebleken dat 40% van de terroristische activiteiten die
stopten, veroorzaakt waren door politieoptreden (Jones & Libicki, p. 35).
18 Alinea op basis van gesprek met medewerker TNO 19 Alinea op basis van gesprek met specialist Open Bronnen
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 37 / 66
7.3.1 Best practices In deze subparagraaf vindt u vormen van online (handhaving-) successen bij de
politie.
Open Source INTelligence
Het OSINT van de politie is ingericht per eenheid. In het team zitten mensen die
voortdurend programma’sgebruiken die filteren op trefwoorden om de meest
relevante berichten te vinden. Twitterberichten (tweets), Facebookberichten en
berichten van Instagram komen vanuit die programma’s naar voren. Wegens de
intensiviteit van dat werk mag een agent niet langer dan vier uren bezig zijn met
het analyseren van deze berichten (Schutte et al., 2014). In de eerder besproken
casus is een tweet gepresenteerd dat door de politie in Groningen is gefilterd en
afgehandeld. Deze is toegelicht door een medewerker van het social media team
van de politie Noord-Nederland. In die casus was een tweet geplaatst door een
man die zei dat hij de intocht van Sinterklaas in Groningen zou gaan verstoren met
een knokploeg. De politie heeft dat bericht gefilterd met haar social media
monitoringprogramma en reageerde daar op dat hij het netjes moest houden
omdat het een kinderfeest betreft. De persoon in kwestie had geen reactie van de
politie verwacht en bood online zijn excuses aan voor zijn tweet, waarmee
eventuele dreigingen en onrust was weggenomen.
Opleidingsplan Social Media
Om social media in de basisteams te integreren heeft de Eenheid Rotterdam een
opleidingsplan social media opgesteld. Het uiteindelijke doel is nog niet bereikt,
maar de opleider social media20
van de eenheid Rotterdam ziet al wel dat de
opleiding een positieve uitwerking heeft. Daarbij zei hij tevens dat de handhaving
op internet een logisch gevolg is van het actief zijn van agenten op het internet en
met name social media. In de bijlage 11.2 wordt een overzicht toegevoegd waarin
de doelstelling staat voor eenheid Rotterdam waarvan men hoopt dat het landelijk
beleid wordt. Dit overzicht is opgesteld door Arnoud Grootenboer. Hij is lid van de
onderzoeksgroep SMPP (Social Media in Politie Processen) en is tevens opleider
Social Media voor de eenheid Rotterdam. Het doel voor de eenheid Rotterdam is
dat er per basisteam een mediateam van 5 tot 7 medewerkers wordt gevormd. De
wijkagent moet idealiter zijn functie 50% offline en 50% online uitvoeren en de
jeugdagent krijgt voldoende uren om zijn taken uit te kunnen voeren. Het mission
statement dat de eenheid Rotterdam daar aan heeft toegevoegd komt van de
landelijk portefeuillehouder Social Media genaamd Martine Vis: "Als politie willen
we niet meer om Social Media heen. We staan midden in de maatschappij en dat
betekent dat we actief aanwezig willen zijn binnen de digitale samenleving.
Burgers verwachten dit van ons en mogen dat ook van ons als professionele
organisatie vragen. Sociale Media bieden ons kansen om in verbinden te staan met
burgers., bij de bestrijding van criminaliteit en het zorgen voor veiligheid. Aan de
andere kant brengt Social Media veiligheidsrisico's met zich mee, die vereisen dat
we 24/7 digitaal alert zijn". Dit mission statement maakt duidelijk hoe de politie
idealiter zou moeten acteren op social media en welke weg de politie daar voor
moet bewandelen.
20 Op basis van interview met opleider social media
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 38 / 66
In bijlage 11.3 wordt een schema toegevoegd waar wordt weergeven hoe het
Social Media GOBI (= Gebruik Open Bronnen Internet) in de politieorganisatie
moet worden geïmplementeerd. Kortom, hoe open bronnen op internet gebruikt
kunnen worden binnen de politie. Het eerste doel is om 60 GOBI Ambassadeurs op
te leiden door middel van een opleiding van Fox-IT. Zij leren casuïstiek omtrent
GOBI en kunnen die kennis delen binnen de politieorganisatie. Zij krijgen ook de
beschikking over IRN-computers waarmee de politie anoniem op internet kan
surfen (zonder dat zij als politie te herleiden zijn). Het tweede doel is om in
gesprek te zijn met de bevolking en proactief te werken en informatie te
verzamelen. Dat wordt online gedaan door een mediateam, ruim 50% door de
wijkagent en ook door de jeugdagent. Alle verzamelde informatie moet volgens
code blauw (richtlijn waarbinnen politie actief is) en volgens een sturingsmodel
terecht komen bij verschillende organisatieonderdelen zoals het DRIO.
Evenementen
Bij evenementen wordt social media meer gebruikt door de politie dan tijdens de
dagelijkse werkzaamheden. Daarbij werkt men ook samen met private partijen. In
hoofdstuk 4.5 wordt daar uitgebreider op in gegaan.
Het nut van social media bij handhaving van de openbare orde, oa ten tijde
van grote evenementen en incidenten, scoort hoog. Vooral informatie
inwinning, voorlichting en crowd management zijn veelgenoemde
toepassingen. Men wenst vooral te monitoren wat er speelt in bepaalde
gebieden en op onderwerp. Dat is vooral als risico-indicatie, maar zeker
ook tijdens en indien nodig achteraf gewenst. Het effect van eigen
berichtgeving wenst men ook inzichtelijk te krijgen, zoals het bereik van
berichten bij voorlichting of het effect van pogingen om geruchten te
weerleggen. Het vaststellen van betrouwbaarheid van berichten van
burgers is minder belangrijk dan bij opsporing. Het gaat vooral om een
globaal beeld (sentimenten en de teneur van de inhoud) en niet om ieder
individueel bericht (Vries, 2011, p. 5).
De politie werkt bij evenementen al veel samen met de organisatie van de
evenementen. Daarnaast zijn er meer private partijen waar de politie mee
samenwerkt. Die worden besproken in hoofdstuk 7.5.
Wijktafel, pop-up politiebureau, Twitter en Skype
De Rotterdamse wijkagent Wilco Berenschot is een wijkagent die de ruimte krijgt
om zijn taak als wijkagent zo uit te voeren als hij dat voor zich ziet. Hij is een goed
voorbeeld van hoe een wijkagent online en offline werken combineert. Hij is erg
goed bereikbaar en actief via Twitter, Instagram en Pinterest. Daarnaast is hij ook
in contact met burgers via Skype wanneer zij daar om vragen. Ook heeft hij de
mogelijkheid gekregen om verspreid in zijn wijk een ruimte te krijgen waar hij
gesprekken kan houden met buurtbewoners. De ene keer is dat in een slooppand,
de andere keer in een leegstaande kamer van een begeleid wonen complex en de
andere keer is dat een leegstaand appartement. Tot slot gaat hij tussen de middag
lunchen bij willekeurige buurtbewoners. Door deze combinatie van offline en
online activiteiten heeft hij een erg goede informatiepositie binnen de wijk waar
hij verantwoordelijk voor is.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 39 / 66
Politie Brummen pikt digitale belediging niet
Om ‘een signaal af te geven’ heeft de politie in Brummen21
een strafrechtelijk
onderzoek gestart naar iemand die via facebook agenten in het dorp heeft
beledigd. Het punt dat zij willen maken is dat iedereen respectvol met elkaar om
gaat. De belediging is door de dader verwijderd.
Dit is een voorbeeld van een educatief doel. Daarnaast wil de politie laten zien dat
een digitale belediging net zo gestraft kan worden als een belediging op straat. Tot
slot is dit een voorbeeld van een combinatie van een offline actie tezamen met
een online actie.
Politieacademie over handhaving op internet
Ook binnen de politie is het duidelijk dat steeds meer mensen zich op internet
bevinden. Uit statistieken van het CBS blijkt dat steeds meer mensen online zijn.
Vooral de jongere generatie is steeds meer online. Een citaat uit een artikel van
Zouridis en Tops (2011). “Ook op het internet zal de politie moeten handhaven”.
Het betekent volgens hen een verandering voor de politie in de communicatie met
het publiek. De manier waarop internet gebruikt wordt is sterk veranderd. Vroeger
was communicatie voornamelijk eenrichtingsverkeer, zoals eerder al aangegeven.
Tegenwoordig is er meer interactie. De politie beschikt daardoor over meer
kanalen om het publiek te bereiken, maar ook om meer informatie te vergaren.
7.3.2 Knelpunten De politie is erg terughoudend met het gebruik van internet, blijkt uit de
interviews. Het online zijn is nieuw voor oudere agenten en protocollen zijn niet
aanwezig of men weet niet van het bestaan van protocollen. Tevens blijkt vanuit
interviews dat leidinggevenden vaak afremmend hebben gehandeld wanneer
agenten initiatieven hadden om het internet meer te gaan gebruiken. De angst
voor imagoschade van de politie in het algemeen is groot, aangezien er in het
verleden een aantal voorbeelden zijn geweest van agenten, waaronder
leidinggevende, die op non-actief zijn gezet wegens de inhoud van berichten op
het internet.
Domein zonder grenzen
Het is lastig om handhaving te vertalen naar het internet. Het internet is een
domein dat niet aan grenzen gebonden is en op internet gaat een ieder op in de
massa. Handhaving vindt nu alleen nog plaats bij overtredingen en misdrijven die
internetgerelateerd zijn en direct aandacht vragen. Om die handhaving vorm te
geven moeten er per afdeling mensen worden geselecteerd die worden opgeleid.
Ook de leidinggevenden moeten op vlieghoogte worden gebracht van de
mogelijkheden en onmogelijkheden. Zij moeten weten wat wel en niet mag. Als ze
dat weten is het ook duidelijk waar en hoe de politie op internet mag handhaven.
Het knelpunt dat hieruit voortkomt is dat de online handhaving moeilijk te
organiseren is en daardoor nauwelijks wordt toegepast in het dagelijkse
politiewerk. Dat wordt toegelicht in de volgende alinea.
21 http://www.destentor.nl/regio/brummen/politie-brummen-pikt-digitale-belediging-niet-1.5660358
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 40 / 66
Geen internetpolitie
Doordat er geen speciale internetpolitie is, moeten de agenten uit de basis
politiezorg de taken op het internet er bij doen wanneer blijkt dat het van
meerwaarde is. Momenteel wordt dat nog niet gedaan volgens een vast omlijnd
kader. De ene agent uit de basis politiezorg is erg actief op social media terwijl de
andere agent erg terughoudend is met het gebruik van social media. Daarnaast
vinden de agenten dat de BlackBerry’s die zij gebruiken vaak verouderde en niet
altijd werkende applicaties bevatten. Echter, met MEOS (Mobiel Effectiever Op
Straat) is dat veranderd. Daar wordt in paragraaf 7.4 verder op in gegaan Wegens
het gebrek aan een vastomlijnd kader waarbinnen de basis politiezorg aanwezig is
op internet en handhavingswerkzaamheden uitvoert, wordt er niet aan
handhaving op internet gedaan binnen de basis politiezorg. Tevens is het de vraag
in hoeverre zij moet handhaven. Moet zij zich alleen richten op jeugd, alleen op
social media of op alle internetplatforms? In de conclusie van dit onderzoek wordt
daar nader op in gegaan.
Berichten zenden
De politie is voornamelijk georiënteerd op het zenden van berichten22
, maar het
ontvangen en verwerken van de informatie heeft nog een verbeterslag nodig. Met
het ontvangen van informatie wordt zowel het filteren van berichten uit online
monitoringprogramma’s als de interactie met het publiek bedoeld. Internet en
social media binnen de handhaving moet niet als iets aparts gezien worden, maar
als een extra omgeving die onlosmakelijk onderdeel kan uitmaken van de publieke
ruimte. Internet en social media kunnen een extra bron van informatie zijn en een
medium om met de bevolking te communiceren. Daarmee is niet gezegd dat een
situatie gegarandeerd via internet en/of social media opgelost kan worden.
Meestal is het een combinatie van fysiek en digitaal optreden nodig. In enkele
gevallen is een fysiek optreden een vereiste.
Resume
Uit eerder behaalde resultaten blijkt dat het online reageren op berichten in
bepaalde gevallen voldoende kan zijn om te handhaven. Er zijn ruim 1500
wijkagenten die offline en online activiteiten met elkaar combineren en een erg
goede informatiepositie hebben in hun wijk. Daarentegen zitten er een aantal
knelpunten aan het doorvoeren van online handhaving in de politieorganisatie. De
politie heeft op het niveau van de basis politiezorg onvoldoende kennis over het
kader van online handhaven en er zijn onvoldoende agenten beschikbaar om op
het niveau van een basisteam permanent actief te zijn op het internet om online
handhaving te kunnen uitvoeren. De hoeveelheid benodigde agenten wordt
toegelicht in paragraaf 7.1. Ook is het geen prioriteit van leidinggevenden door
een gebrek aan kennis, kaders en/of middelen.
22
Rick de Haan (2013). Digitaal politiegekwetter leidt tot veiligere samenleving. Geraadpleegd op 08-08-2015, via
http://twittermania.nl/2013/06/digitaal-politiegekwetter-leidt-tot-veiligere-samenleving/
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 41 / 66
7.4 Kennis, vaardigheden en middelen
Deze paragraaf geeft antwoord op de vraag: Welke kennis, vaardigheden en
middelen zijn nodig om te handhaven op internet? In hoeverre beschikt de agent in
de BPZ over deze kennis, vaardigheden en middelen?
De vaardigheden waar in deze paragraaf naar worden verwezen zijn de
vaardigheden die een agent moet hebben om online handhaven mogelijk te
kunnen maken. Voor de zorgvuldigheid wordt de opgestelde definitie van online
handhaven nog een keer genoemd: Iedere zowel proactieve als reactieve actie en
reactie op het internet die er op gericht is de naleving van het bij of krachtens wet-
en regelgeving geldende recht te bevorderen en te bewerkstelligen, zo nodig door
het opleggen van sancties.
Vanuit interviews blijkt dat agenten uit de basis politiezorg onvoldoende scholing
ontvangen voor het handhaven op internet. Er worden in enkele eenheden
opleidingen verzorgd voor het gebruik van social media, zoals Twittercursussen
voor wijkagenten. Vaak ontvangen politieagenten geen scholing, aldus de
geïnterviewden, door de terughoudendheid waarmee veel leidinggevenden
tegenover het gebruik van social media en internet staan. De discussie die daarbij
volgens de geïnterviewden wel heerst is dat blauw op het internet van groot
belang is, maar niet ten koste mag gaan van de capaciteit op straat. Verspreid in
de organisatie wordt de nut en noodzaak van handhaven op internet al wel
onderkend, maar in de praktijk is men er nog niet mee bezig (bijv. Uitspraak van
Martine Vis).
Kennis
Binnen de eenheid Rotterdam zijn onder leiding van Arnoud Grootenboer en Artje
van der Vliet verschillende documenten opgesteld om de politie op basis van de
leercyclus van Kolb onbewust-bekwaam te maken van social media en internet.
Dat is ook vastgelegd in een opleidingsplan Social Media. De leercyclus van Kolb
houdt in dat mensen van onbewust-onbekwaam via bewust-onbekwaam naar
bewust-bekwaam en onbewust-bekwaam gaan in het gebruik van de social media
en internet. Hier volgt een toelichting: Onbewust-onbekwaam is de fase waarin
men nog niet digibewust is. Wanneer men zich realiseert dat digitale middelen
waaronder social media en internet belangrijk zijn voor het politiewerk wordt zij
digibewust. Daarna komt een proces waarin men meer wil leren en wordt men
bewust-bekwaam. Dat kan gelijk worden gesteld met digi-ervaren werken. Er is
ervaring met social media en internet in dat stadium maar men moet de finesses
nog ontwikkelen. Tot slot is er onbewust-bekwaam. In die fase is iemand
digibekwaam en weet hij of zij goed te werken met social media en internet.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 42 / 66
Figuur 3: Leercyclus van Kolb (bron: www.go4nextlevel.nl)
Om politiemensen in de leercyclus te helpen zijn er voor het gebruik van twitter
ondersteunende documenten en lesmateriaal opgesteld in de eenheid Rotterdam.
De documenten die beschikbaar zijn: handreiking hoe te handelen bij dreigtweets
inclusief een casus dreigtweets, informatie sociale media en schoolveiligheid,
informatiepaper online activiteiten bij opsporing, een leidraad wat kan en mag de
politie op internet en tot slot een handleiding 'beveiliging twitteraccount'. Het kan
namelijk ook zo zijn dat het twitteraccount gehackt kan worden. De stelling van
Arnoud Grootenboer is dat de handhaving op internet na het digibekwaam23
maken van politieagenten een vanzelfsprekend vervolg is. Echter, hij geeft ook aan
dat voorgaande momenteel alleen wordt doorgevoerd in de eenheid Rotterdam.
De documenten zijn landelijk wel gedeeld via Politie KennisNet (PKN) maar niet
overal bekend noch landelijk vastgesteld beleid.
Er zijn voor de politie aanvullende cursussen en workshops beschikbaar die
ondersteuning bieden aan agenten om actief te zijn op social media. Via het
intranet van de politieacademie kunnen alle agenten deze lessen aanvragen, na
toestemming van hun leidinggevenden. Deze lessen zijn inmiddels standaard
opgenomen in de opleiding tot agent en vormen de basis voor het handhaven op
internet ondanks dat ze daar nog niet voor zijn bedoeld. De lessen zijn nu bedoeld
voor het aanwezig zijn en interacteren met het publiek, waardoor men digibewust
en digivaardig kan worden. Een respondent24
zei dat er in de politieopleiding moet
worden gedoceerd in verantwoordelijkheid die men heeft bij het plaatsen van een
bericht op social media, maar er moet ook worden gedoceerd dat men de
interactie met het publiek beter aan moet gaan. Dat wordt momenteel al wel
gedoceerd, maar is nog niet gebruikelijk in de politieorganisatie. Hiermee bedoelt
de respondent dat de politie bij hun online aanwezigheid vaak alleen nog maar
berichten zendt in plaats van interacteert met het publiek op de sociale platforms
en/of forums. Vaak wordt er een bericht geplaatst zoals dat vroeger gebeurde in
23 De agenten die social media binnen de politie willen implementeren en andere agenten opleiden worden social media ambassadeurs genoemd 24 Interview met Docent social media
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 43 / 66
een krant. Het bericht kan worden gelezen, maar er kan niet op worden
gereageerd. Dat is een van de redenen waarom gezegd kan worden dat nog niet
alle functionaliteiten van social media worden benut.
De politie is volgens respondent25
nu nog te passief in de online wereld. Waar de
politie bijvoorbeeld bij een brand al begint met vooronderzoek alvorens de
technische recherche ter plaatse komt, stuurt zij digitale zaken vaker direct naar
een digitaal opsporingsteam. Een politieagent uit de BPZ kan zelf ook al
onderzoeken of reageren op online berichten alvorens de specialisten zich op de
inhoud van de zaak gaan storten. Daarvoor heeft hij alleen basiskennis nodig van
het sociale platform evenals communicatievaardigheden. Er kan bij het Team
Digitale Expertise dat in iedere regio aanwezig is informatie worden opgevraagd
ter ondersteuning van handhaving op internet, aldus deze respondent26
.
Om goed met internet te kunnen werken is het belangrijk expertise binnen de
grote politiebureaus in de regio op een hoger niveau te brengen27
. Er loopt
momenteel een pilot met digicoaches op verschillende politiebureaus. Deze
digicoaches zijn op de hoogte van de laatste digitale ontwikkelingen en weten hoe
de agent goed om moet gaan met het internet en haar aanwezigheid op het
internet. Op 9 april 201528
was er een vak-dag voor de digicoaches. Deze dag stond
in het teken van ‘De kansen van social media voor de politie’. Door deze vakdagen
worden digicoaches bijgeschoold en kunnen zij de opgedane kennis weer verder
verspreiden onder de agenten op de werkvloer.
Middelen
Naast de standaard benodigdheden voor politieagenten zoals handboeien,
pepperspray, wapenstok en een pistool beschikt de politieagent standaard over
een smartphone. Met de smartphone kan de politie tegenwoordig meer dan 20
jaar geleden toen alleen bellen en sms’en tot de opties behoorden. Momenteel
loopt er bij de politie een pilot genaamd MEOS (Mobiel Effectiever Op Straat). De
agenten die deelnemen aan de pilot zijn voorzien van een Samsung Galaxy s5 en
beschikken daarmee over de nieuwste technologieën. Het doel is om alle agenten
uit te rusten met deze telefoon wanneer de pilot succesvol blijkt. Het uitdelen van
boetes, het opnemen van aangiftes en het controleren van de identiteit wordt
door 10.000 agenten al uitgevoerd via MEOS (afbeelding 1) 29
. Daarnaast kan het
programma op de smartphone verschillende politiesystemen raadplegen. Het doel
van MEOS is om de politie, zoals de naam al zegt, effectiever te laten zijn op straat
teneinde minder administratie op het bureau te hebben.
25 Interview met docent social media – politieacademie Apeldoorn. 26 Interview met Agent landelijk social mediateam – Regio Rotterdam 27 Interview met OSINT. 28 Tweet van @melaniezwama op 9 april 2015, via https://twitter.com/melaniezwama/status/586077536003739648 29 NRC (oktober 2015). Politie krijgt app voor identiteitscontrole en boetes. Geraadpleegd op 10-03-2016 via http://www.nrc.nl/nieuws/2015/10/30/politie-krijgt-app-voor-identiteitscontroles-en-boetes
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 44 / 66
Afbeelding 1: MEOS (socialmediadna.nl/meos)
De respondenten reageerden verschillend op de vraag of er voldoende middelen
zijn voor de politie om online te kunnen handhaven en wat deze middelen zijn. De
algemene stelling is dat de Blackberry Bold smartphone onvoldoende uitgerust is
voor het gebruik van andere toepassingen dan Twitter en een raadpleegomgeving
van het BVI-IB. Veel agenten die social media gebruiken nemen hun eigen
apparaten mee. Dat fenomeen wordt ‘Bring Your Own Devices (BYOD)’ genoemd
en kan een risico vormen. De telefoons die uitgegeven worden door de politie zijn
afgeschermd van bepaalde toegang. De systeembeheerder heeft dat zo ingesteld
op de telefoons. Het voordeel van het afschermen is dat de systeembeheerder
bepaalt welke applicaties en websites wel of niet bekeken mogen worden. Ook
bepaalt de systeembeheerder dat apps niet bij gevoelige politiedata kunnen. Het
nadeel ervan is dat de politieagent niet alle capaciteiten van het toestel kan
gebruiken. Zo was het een lange tijd niet mogelijk om op andere social media dan
Twitter te kunnen. Deze beperkingen gelden niet voor eigen apparaten. Eigen
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 45 / 66
apparaten staan vaak bloot30
aan het internet. Daardoor is het voor criminelen
mogelijk te achterhalen wie op hun account heeft gekeken maar ook om de
telefoon te hacken. De eigen apparaten zijn te onveilig om te gebruiken voor
politiewerk. Daarentegen maakt het volgens enkele respondenten niet alleen uit
welke apparatuur je gebruikt maar voornamelijk hoe je het gebruikt. Dat geldt
zowel voor de veiligheid van het gebruik als voor het gebruiken van de
mogelijkheden die het toestel wel biedt. Het ontbreekt echter aan kennis en
digitale vaardigheden om alles uit een smartphone te halen, zelfs wanneer deze
niet door systeembeheerders is afgeschermd.
De politie heeft richtlijnen opgesteld waar accounts op social media aan moeten
voldoen31
. Ondanks dat veel accounts nog niet aan die richtlijn voldoen wegens
een gebrek aan toezicht op de wijze waarop account worden ingericht, is er wel
een duidelijke opzet. Zo wordt er voorgeschreven welke omslagfoto op Twitter en
Facebook moet, welke uitleg er bij het account op Twitter en Facebook moet en
hoe de profielfoto er uit moet zien (nieuw uniform en neutrale achtergrond). De
accounts die worden gebruikt zijn professionele accounts die werkgerelateerd
gebruikt moeten worden. Er zijn enkele agenten die privéaccounts hebben en over
hun privéleven twitteren. Er zijn ook enkele agenten die dat via hun professionele
twitteraccount doen. Volgens respondenten komt dat omdat de agent wil laten
zien dat hij ook nog een privéleven heeft naast zijn politiewerk. Er zijn weinig
richtlijnen bekend over het door elkaar gebruiken van werk- en privéaccounts.
Vaardigheden
Door een gebrek aan kennis lijkt de agent uit de basis politiezorg onvoldoende te
weten hoe hij met digitale middelen zoals een smartphone of het internet moet
werken ten behoeve van handhaving. Daarnaast worden de middelen momenteel
vervangen bij de politie. Daartoe is besloten om iedere agent digitale middelen ten
behoeve van handhaving te bieden, zoals het uitschrijven van een bekeuring
zonder dat er een bekeuring op papier wordt uitgereikt. Door een gebrek aan
kennis, mede veroorzaakt door een gebrek aan scholing, weet men onvoldoende
met de ter beschikking gestelde middelen om te gaan met als gevolg dat men door
het gebruik van de middelen geen vaardigheden op kan bouwen. De vaardigheden
die de agent uit de BPZ op internet en social media heeft zijn daardoor minimaal.
Scholing en begeleiding zouden een uitkomst kunnen bieden.
Mobile Media Lab
Om de communicatie met, door en naar de politie zo goed mogelijk vorm te geven
vraagt de politie overal in Nederland aan de burger hoe zij denken over de politie
en haar communicatie. Dat doet de politie bijvoorbeeld via het zogenoemde
Mobile Media Lab.
Het is onduidelijk wat de burger de gewenste manier van reageren door de
politie op social media vindt. Bij het zoeken op internet naar gewenste
manieren van reageren door de politie op social media, kwam een bericht
naar voren van een Mobile Media Lab (MML). De link naar het artikel is
30 Geen veiligheidstoepassingen zoals internet security, VPN (virtual private network) of systeembeheerder 31 Informatie vanuit gesprek met opleider social media, eenheid Amsterdam
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 46 / 66
toegevoegd als voetnoot en wordt al door de politie uitgevoerd. De
verwachting is dat de resultaten intern zullen worden gepubliceerd. De
politie Nederland gaat met het Mobile Media Lab tot eind 2015 de weg
op32
. In deze aangepaste truck met oplegger kunnen zowel politiemensen
als inwoners feedback op de communicatiemiddelen van de politie geven.
Het doel van deze mobiele truck is het vergroten van de feedback van
burgers op het communiceren van de politie op de website politie.nl en op
social media33
(Schutte et al, 2015).
De interesse voor een bijeenkomst in het MML is erg groot blijkt uit meerdere
twitterberichten van Ed Sabel34
. Hij is projectleider van het MML. Een bijeenkomst
kan er uit bestaan dat de politie vragen heeft over de lokale politie, het landelijk
communiceren van de politie, de digitalisering van de politie of andere specifieke
vragen voor burgers in een specifiek gebied. De vragen kunnen worden
beantwoord via de aanwezige laptops in het MML.
Resume
Er is te weinig kennis over het internet en over social media binnen de basis
politiezorg om te kunnen handhaven op internet. Dat kan worden ondervangen
door scholing. De scholing wordt aangeboden door de politieacademie en in
eenheden. Om deze scholing te volgen moeten agenten zich via het intranet van
de politie inschrijven voor de opleiding na overleg met hun directe leidinggevende.
De agenten die nieuw binnen stromen hebben de scholing over social media
standaard in hun opleiding gehad. Tevens wordt er op eenheidsniveau kennis
verspreid door opleiders in social media. Deze mensen worden ook wel social
media ambassadeurs genoemd. Daarnaast is een digicoach per groot politiebureau
een voordeel om expertise binnen te halen. Zo hebben agenten op een lokaal
niveau beschikken over digitale expertise. Tot slot kan worden gezegd dat de
hoeveelheid kennis, almede scholing, over handhaving op internet sterk verschilt
per eenheid en/of basisteam.
De politie heeft middelen om te kunnen handhaven op het internet en/of op social
media. Echter, wegens het gebrek aan kennis kunnen de agenten nog niet de
volledige capaciteit van de aangereikte middelen benutten. Daarnaast bevat de
beschikbare appartuur ingewikkelde software waardoor het lastig is om goed
gebruik te maken van social media en overige interactieve internetvormen. De
scholing moet het kennisniveau omhoog brengen. Door een hoger kennisniveau
kunnen de agenten vaardigheden ontwikkelen om te komen tot het niveau van
onbewust-bekwaam. Door vervolgens gebruik te maken van de aangereikte
middelen kan de agent succesvol handhaven op het internet wat betreft kennis,
vaardigheden en middelen. Het capaciteitsprobleem, gebrek aan kaders, kennis en
de organisatorische problemen en prioriteitstelling, die besproken zijn in de vorige
paragraaf, zijn daarmee nog niet verholpen. Scholing en een verandering in de
mening van leidinggevenden binnen de politie ten aanzien van social media en
internet kan daar een oplossing voor bieden.
32 Politie.nl (2014). Politie test communicatiemiddelen met Mobile Media Lab. Geraadpleegd op 17 december 2014 via http://www.politie.nl/nieuws/2014/oktober/27/00-politie-test-mediagebruik.html 33 Politie.nl (2014). Mobile Media Lab. Geraadpleegd op 17 december 2014 via http://www.politie.nl/onderwerpen/mobile-media-lab.html 34 @EdSabel: via https://twitter.com/EdSabel
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 47 / 66
Wegens een gebrek aan kennis weet men onvoldoende hoe zij met de middelen
om moet gaan, waardoor de agent geen vaardigheden ontwikkelt. De online
handhaving kan daardoor momenteel nauwelijks plaatsvinden in de basis
politiezorg.
7.5 Private partijen
Wanneer blijkt dat de politie het handhaven op internet niet kan combineren met
de huidige organisatie zou het kunnen zijn dat private partijen kunnen helpen bij
het handhaven op internet. Deze paragraaf geeft daarom antwoord op de vraag: In
hoeverre spelen private partijen een (aanvullende) rol bij het handhaven op
internet? In welke mate overlapt dit met de politietaken?
Uit interviews blijkt dat veel respondenten niet vinden dat private partijen een rol
dienen te spelen bij de dagelijkse handhaving op internet. Wegens het feit dat de
respondenten niet van private partijen afkomstig waren zoals van Fox-IT en
technologiebedrijven is de opinie van de private partijen over samenwerking niet
meegenomen in dit onderzoek. Daardoor zijn er veel meningen van politieagenten
opgenomen in dit onderzoek. Zij stellen dat de politie volgens de politiewet
verantwoordelijk is voor het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Op
lokaal niveau is met name de wijkagent en de jeugdagent verantwoordelijk. Wel
kan er expertise worden ingewonnen bij private partijen. Tevens kunnen private
partijen voorzien in opleiding op het gebied van social media.
Private partijen
Er zijn verschillende private partijen die een rol spelen op het internet.
Voorbeelden daarvan zijn Internet Service Providers (ISP's), Facebook, Twitter,
Telecombedrijven zoals KPN, ICT-bedrijven en dienstaanbieders zoals Marktplaats.
Deze verschillende private partijen hebben elk hun eigen beleid wanneer het gaat
om een vorm van handhaving.
ISP
Internet Service Providers levert diensten op of via internet. Voorbeelden van ISP's
zijn Ziggo en XS4ALL. Iedere ISP heeft eigen regels en beleid over hoe zij omgaan
met misbruik, misstanden en andere zaken. Het Team High Tech Crime werkt
nauw samen met ISP, aangezien al het internetverkeer via ISP wordt geleid.
Daarnaast heeft politie en OM richtlijnen en afspraken opgesteld met ISP ter
bevordering van veilig internetverkeer.
Dienstenaanbieders
Op het internet zijn een aantal partijen die diensten leveren, zoals het verkopen
van goederen en het in contact blijven met elkaar via hun website. Voorbeelden
hiervan zijn bol.com en ebay.com. Deze websites hebben elk hun eigen meldknop
of manier om misbruik, fraude en ongewenste activiteiten te melden.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 48 / 66
Facebook heeft in beleid35
aangegeven welke zaken zij wel en niet toestaan op hun
website. Zo besluit Facebook mensen te verwijderen van de site wanneer zij zich
schuldig maken aan pesten, haatzaaien, misdadig gedrag, zelfverminking of
geweld. Ook wanneer men plaatjes of video's van deze zaken publiceert kan
Facebook besluiten om het account van de gebruiker te verwijderen.
Twitter36
heeft haar beleid37
dusdanig aangepast dat onwenselijke digitale
gedragingen kunnen worden aangepakt. Zij hebben filters die op basis van
taalgebruik bedreigingen en andere zaken kunnen opsporen. Ook kunnen
personen die soortgelijke zaken verspreiden worden verbannen van Twitter van
tijdelijke aard tot definitief. Twitter laat gebruikers een ongewenste tweet
verwijderen of zij verifieert telefoonnummers bij beledigende tweets.
Marktplaats
Marktplaats38
voert beleid ten aanzien van de wet, gebruikersvoorwaarden en het
privacybeleid. Wanneer zij daartoe aanleiding zien kunnen zij ter bescherming van
de gebruikers maatregelen treffen die kunnen inhouden dat de functionaliteiten
van een adverteerder worden beperkt, een account wordt geschorst of dat
marktplaats advertenties van de gebruiker verwijdert.
Habbo Hotel
Habbo hotel heeft een goede samenwerking met de politie opgezet. Een avond
per week heeft een agent van de eenheid Limburg, genaamd Boudewijn Mayeur,
een digitaal spreekuur in Habbo-hotel. Spelers van het virtuele hotel kunnen bij
hem komen wanneer zij bijvoorbeeld zijn lastiggevallen.
ICT-beveiligingsbedrijven
Fox-IT is een uitzonderlijke speler in dit veld. Zij verkopen hun diensten met de
volgende tekst: "Fox-IT voorkomt, onderzoekt en beperkt de meest serieuze
cyberdreigingen met innovatieve oplossingen voor overheid, defensie, politie en
vitale infrastructuren". Fox-IT verzorgt ook, zoals eerder vermeld, een aantal
opleidingen aan de politie wanneer het gaat over de bestrijding van cybercrime en
les in het gebruik van IRN-computers. Daarnaast bieden zij beveiligingsoplossingen
voor zowel bedrijven als overheden.
Telecombedrijven
De telecombedrijven zoals Vodafone, KPN en tele2 hebben hun eigen beleid
wanneer het gaat om misstanden en het aanpakken van fraude via hun netwerk.
De politie kan verzoeken doen bij deze telecombedrijven voor het verkrijgen van
informatie.
35 Nieuw Exit-beleid facebook (2015). Geraadpleegd op 29-05-2015 via http://www.automatiseringgids.nl/nieuws/2015/12/nieuw-exit-beleid-facebook 36 Policy and product updates aimed at combating abuse. Geraadpleegd op 29-05-2015 via https://blog.twitter.com/2015/policy-and-product-updates-aimed-at-combating-abuse 37 Twitter gaat account blokkeren bij dreigtweets (2015). Geraadpleegd op 29-05-2015 via http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/binnenland/twitter-gaat-accounts-blokkeren-bij-dreigtweets 38 Algemene gebruiksvoorwaarden (2015). Geraadpleegd op 29-05-2015 via http://www.marktplaats.nl/i/help/over-marktplaats/voorwaarden-en-privacybeleid/algemene-gebruiksvoorwaarden.dot
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 49 / 66
Evenementen
Organisatoren van grote evenementen werken veel met social media. Social media
kan worden ingezet als middel voor crowd control (controle over een menigte). Bij
grote evenementen is een grote toestroom van publiek. De berichtgeving over het
evenement is in dat geval in handen van de organisatie van de evenementen. De
politie kan daarbij optreden als toezichthouder. Bij evenementen kunnen
verschillende dingen mis gaan zoals zeer slecht weer (Pukkelpop 2011, Pinkpop
2014, Bevrijdingsfestival Almere 2015). Bij Pukkelpop 2011 in Hasselt (België) trok
een zeer hevige onweerbui met veel regen en wind over. De weide waar het feest
werd gehouden stond blank, door windstoten knapten enkele bomen en een tent
waar mensen in gingen schuilen stortte in waardoor er uiteindelijk 5 doden en
meerdere gewonden vielen. Organisatoren van evenementen hebben daarvan
geleerd. Bij Pinkpop in 2014 is een weeralarm gegeven voor slecht weer. Er was
een harde wind op komst in combinatie met onweer en een harde wind. Er vielen
geen gewonden. Wel is het feest op één dag tijdelijk stilgelegd wegens slecht
weer. Dat was ook het geval bij een bevrijdingsfestival in Almere (2015). Deze
werd enkele uren uitgesteld wegens slecht weer dat op komst was. Uiteindelijk
werd het hele feest afgeblazen. Wanneer crowd control niet goed geregeld is
bestaat de kans op verdrukkingen door grote toestroom van publiek. Bij de Love
Parade in Duisburg (Duitsland) in 2010 vielen daardoor 21 doden en 509
gewonden. Het terrein was te vol, de toegangswegen waren te klein en er kwamen
meer bezoekers dan verwacht werd.
Bevrijdingsfestivallen 2015
Tijdens de bevrijdingsfestivallen in Groningen, Assen en Almere39
waren zowel de
politie (beheerders van het Twitteraccount: afdeling communicatie) als de
organisatie van de evenementen actief op Twitter. Zij gaven de actuele
berichtgeving omtrent het weer en in Assen en Almere werd ook doorgegeven hoe
lang het evenement wegens het slechte werd uitgesteld. Uiteindelijk werd het
bevrijdingsfestival in Almere afgelast. Het evenement in Assen startte 90 minuten
later. Door berichten (afbeelding 2) omtrent de toestroom, de veiligheid en het
weer te plaatsen op Twitter werd een groot publiek bereikt. Daardoor boden zij
een handelingsperspectief, vergrootten zij de zelfredzaamheid en namen zij onrust
weg. Tevens gingen de politie en de organisatie van de evenementen berichten
van elkaar delen, zodat een nog groter publiek werd bereikt. Door een goede
samenwerking en een duidelijke berichtgeving zijn daar geen gewonden gevallen
als gevolg van het slechte weer. Of dat kwam door de berichtgeving kan niet
worden vastgesteld.
39 Deze 3 zijn gevolgd tijdens Bevrijdingsdag 2015 in het kader van dit onderzoek
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 50 / 66
Afbeelding 2: Twitterberichten voor en tijdens bevrijdingsfestival (Bron:
www.twitter.com)
Resume
De politie werkt samen met private partijen wanneer het gaat over handhaving op
internet. Ook op het gebied van de bestrijding en opsporing van cybercrime werkt
zij steeds meer samen. Dat wordt echter alleen gedaan door de specialistische
teams van de politie en niet door de basis politiezorg. Tevens staan de gesproken
respondenten daar onwelwillend tegenover. De handhaving via internet doet de
politie bij evenementen met succes. Voornamelijk bij de bevrijdingsfestivallen in
2015 was dat goed te merken. Een groot publiek werd bereikt met de gehanteerde
berichtgeving. Mogelijk zijn er daardoor geen gewonden gevallen. De handhaving
op internet moet idealiter worden ingevuld in gezamenlijkheid met private
partijen, maar niet alleen door de politie of alleen door de private partijen.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 51 / 66
8 Conclusies
Op basis van de beantwoording van de deelvragen worden in dit hoofdstuk een
aantal conclusies getrokken die samen de beantwoording van de hoofdvraag
vormen. De conclusies worden in volgorde van de deelvragen gepresenteerd. De
hoofdvraag die beantwoord moet worden is: In hoeverre zijn de agenten in de BPZ
in staat om te handhaven op internet en welke mogelijkheden zijn er, indien nodig,
om handhaving op internet in de BPZ te bevorderen?
Basis politiezorg
De basis politiezorg heeft de verantwoordelijkheid over het permanent en
probleemgericht handhaven. Het probleemgericht handhaven wordt
gecoördineerd door de wijkagent en jeugdagent. De teamchef is verantwoordelijk
voor het faciliteren van de basis politiezorg door een goede planning te maken en
voldoende middelen te bieden voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Het
handhaven heeft een drieledig doel: het verbeteren van de informatiepositie, het
deëscalerend optreden indien nodig en het stellen van kaders met betrekking tot
de openbare orde. Online heeft de handhaving hetzelfde doel. De online
handhaving kan dan ook soortgelijk plaatsvinden als de offline handhaving. De
politieagent kan zich echter niet officieel identificeren in de online wereld en
bijvoorbeeld geen sancties opleggen of tot aanhouding overgaan.
Uit onderzoek blijkt dat burgemeester terughoudend lijken wanneer het gaat om
het toezicht houden iets vinden voor het fysieke domein en niet voor internet.
Wel vindt men dat zij informatie van internet mag gebruiken voor openbare orde
doeleinden. Toezicht houden op internet mag de burgemeester naar aanleiding
van art. 174 Gw, maar de burgemeester zien daar niet veel in of zij weten niet hoe
ver zij mogen gaan.
De politie heeft volgens het NRC 4500 politieambtenaren die anoniem online
kunnen zijn op internet. Daarbij is wel de discussie ontstaan of dit valt onder
stelselmatig observeren. Toch zou uit dit artikel kunnen worden opgemaakt dat
internetsurveillance, of toezicht op internet genoemd, wordt gezien als een nuttig
middel.
Bevoegdheden
De agent uit de BPZ heeft in beperkte mate de bevoegdheid om te handhaven op
internet. Wanneer een agent iemand wil volgen op het internet zoals op Twitter
kan dat snel overgaan tot het stelselmatig volgen en daar is toestemming voor
nodig van de officier van justitie. Wel kan de agent fungeren als toezichthouder
zoals zij dat offline ook doet. Om de acties die de agent online mag uitvoeren
inzichtelijk te maken wordt er bij het landelijk parket van het openbaar ministerie
een schema gemaakt waar op staat in hoeverre er wel of geen toestemming van
een officier van justitie nodig is voor de actie op het internet. Momenteel wordt de
online handhaving binnen hetzelfde juridische kader uitgevoerd als de offline
handhaving. Hoe ver de bevoegdheden officieel reiken en waartoe de handhaving
op internet, gezien het juridische kader, beperkt moet blijven zal het schema
moeten uitwijzen. De Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 52 / 66
politiegegevens zijn daarbij ook van toepassing. Momenteel wordt het juridisch
kader te smal gevonden om daadwerkelijk te kunnen handhaven/surveilleren op
internet.
Hacken zou kunnen worden vergeleken met een digitale huiszoeking. Vrijwel alle
geautomatiseerde werken zouden op die wijze binnengetreden kunnen worden na
toestemmingen die ook bij een daadwerkelijk huiszoeking van toepassing zijn.
Echter, de wetgeving is hierin niet duidelijk. Nieuwe wetgeving zou daar een
oplossing voor moeten bieden. Daarbij moet rekening worden gehouden met het
taloncriterium (uitlokken tot meer doen dan de dader van plan was). De Belgische
wet gaat daar verder in met toestemming van een Belgische privcaycommissie. De
Belgische politie mag semipublieke, online, plaatsen bezoeken, bestuderen en
kopiëren. Ook mag dat onder dekmantel, zo lang niet wordt geprovoceerd of
geïnfiltreerd zonder toestemming.
(Online) handhaven
Uit eerder behaalde resultaten blijkt dat het online reageren op berichten in
bepaalde gevallen voldoende kan zijn om te handhaven. Er zijn ruim 1500
wijkagenten die offline en online activiteiten met elkaar combineert en een erg
goede informatiepositie hebben in hun wijk. Daarentegen zitten er een aantal
knelpunten aan het doorvoeren van online handhaving in de politieorganisatie. De
politie heeft op het niveau van de basis politiezorg onvoldoende kennis over het
kader van online handhaven en er zijn onvoldoende agenten beschikbaar om op
het niveau van een basisteam permanent actief te zijn op het internet om online
handhaving te kunnen uitvoeren. Ook is het geen prioriteit van leidinggevenden
door een gebrek aan kennis, kaders en/of middelen.
Uit een onderzoek is gebleken dat 40% van de terroristische activiteiten die
stopten, veroorzaakt waren door politieoptreden. Daarom is het ook belangrijk om
te weten wat zich op lokaal niveau afspeelt. Daarnaast schrijft de NCTV dat een
vroegtijdige detectie en aanpak op maat van geradicaliseerde eenlingen
noodzakelijk is. Die eenling bevindt zich voornamelijk op lokaal niveau waarbij het
fysieke en digitale domein door elkaar heen lopen.
Kennis, vaardigheden en middelen
Er is te weinig kennis over het internet en over social media binnen de basis
politiezorg om te kunnen handhaven op internet. Dat kan worden ondervangen
door scholing. De scholing wordt aangeboden door de politieacademie en in
eenheden. Om deze scholing te volgen moeten agenten zich via het intranet van
de politie inschrijven voor de opleiding na overleg met hun directe leidinggevende.
De agenten die nieuw binnen stromen hebben de scholing over social media
standaard in hun opleiding gehad. Tevens wordt er op eenheidsniveau kennis
verspreid door opleiders in social media. Deze mensen worden ook wel social
media ambassadeurs genoemd. Daarnaast is een digicoach per groot politiebureau
een voordeel om expertise binnen te halen. Zo hebben agenten op een lokaal
niveau beschikken over digitale expertise.
De politie heeft voldoende middelen om te kunnen handhaven op het internet
en/of op social media. Echter, wegens het gebrek aan kennis kunnen de agenten
nog niet de volledige capaciteit van de aangereikte middelen benutten. De
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 53 / 66
scholing moet het kennisniveau omhoog brengen. Door een hoger kennisniveau
kunnen de agenten vaardigheden ontwikkelen om te komen tot het niveau van
onbewust-bekwaam. Door vervolgens gebruik te maken van de aangereikte
middelen kan de agent succesvol handhaven op het internet wat betreft kennis,
vaardigheden en middelen. Het capaciteitsprobleem, gebrek aan kaders, kennis en
de organisatorische problemen en prioriteitstelling, die besproken zijn in de vorige
paragraaf, zijn daarmee nog niet verholpen. Scholing en een verandering in de
mening van leidinggevenden binnen de politie ten aanzien van social media en
internet kan daar een oplossing voor bieden.
Hoeveelheid kennis, alsmede de scholing, over handhaving op internet verschilt
sterkt per eenheid en/of basisteam. Gemiddeld genomen weet men, wegens een
gebrek aan kennis, niet hoe zij met de middelen om moet gaan, waardoor de
agent geen vaardigheden ontwikkelt. De online handhaving kan daardoor
momenteel onvoldoende plaatsvinden in de basis politiezorg.
Private partijen
De politie werkt samen met private partijen wanneer het gaat over handhaving op
internet. Ook op het gebied van de bestrijding en opsporing van cybercrime werkt
zij steeds meer samen. Dat wordt echter alleen gedaan door de specialistische
teams van de politie en niet door de basis politiezorg. Tevens staan de gesproken
respondenten daar onwelwillend tegenover. De handhaving via internet doet de
politie bij evenementen met succes. Voornamelijk bij de bevrijdingsfestivallen in
2015 was dat goed te merken. Een groot publiek werd bereikt met de gehanteerde
berichtgeving. Mogelijk zijn er daardoor geen gewonden gevallen. De handhaving
op internet moet idealiter worden ingevuld in gezamenlijkheid met private
partijen, maar niet alleen door de politie of alleen door de private partijen.
Hoofdvraag
Op basis van de conclusie die gefilterd is uit resultaten kan de hoofdvraag worden
beantwoord. De hoofdvraag luidt:
In hoeverre zijn de agenten in de BPZ in staat om te handhaven op internet en
welke mogelijkheden zijn er, indien nodig, om handhaving op internet in de BPZ te
bevorderen?
De agenten in de BPZ zijn onvoldoende in staat om te handhaven op internet. Dat
is te wijten aan een kennistekort, een capaciteitsprobleem en de organisatorische
indeling van de politie. Door een goede scholing en door kennis binnen de
basisteams te krijgen, wat gerealiseerd zou kunnen worden door middel van
digicoaches en nieuwe instroom, kunnen de agenten in de BPZ vaardig worden op
het gebied van handhaving op internet. Ook kan zij haar rol als (online)
toezichthouder dan beter op zich nemen. Een constructieve samenwerking met
private partijen kan helpen om online te handhaven.
Kritische bespreking
In dit onderzoek is onvoldoende licht geschenen op de wettelijke bevoegdheden
en het algemene juridische kader met betrekking tot handhaving en handhaving
op internet. Dat is voornamelijk te wijten aan de personen die zijn geïnterviewd en
het niet beschikbaar hebben van literatuur. Er is weinig tot niets geschreven over
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 54 / 66
handhaving en de respondenten weten onvoldoende van de digitale kant van
handhaving af. Daarom is de conclusie getrokken dat er weinig juridische kaders
zijn en de leiding van de politie bepaalt hoe men om gaat met het handhaven op
internet. Een gedegen vooronderzoek naar de mogelijkheden van handhaving op
internet met betrekking tot het juridisch kader zijn nodig om dat hoofdstuk goed
vorm te kunnen geven. Nu is de conclusie getrokken dat er weinig over geschreven
en bekend is.
Er is geen toegang geweest tot interne politiesystemen. Daardoor is mogelijk veel
informatie met betrekking tot dit onderwerp gemist.
Wegens het afwijzend reageren op een interviewverzoek door twee bedrijven is
het niet mogelijk geweest om een goede onderbouwing te vinden bij het
hoofdstuk over private partijen. Daardoor konden alleen actuele best practices
worden omschreven.
Modellen
Om een goed overzicht te geven van de conclusie en de rode draad door het
onderzoek heen is gebruik gemaakt van een SWOT-analyse (figuur 4) waarin de
Sterktes, Zwaktes, Kansen en Bedreigingen met betrekking tot online handhaving
worden uitgewerkt. De Sterktes en Zwaktes zijn intern en toegespitst op de BPZ.
De Kansen en Bedreigingen zijn extern en toegespitst op het landelijk beleid. Tot
slot is er voor een overzicht van alle in de delen informatie een overzicht gemaakt
volgens het DESTEP-model (figuur 5), waarin alle van belang zijnde Demografische,
Economische, Sociaal-Culturele, Technologische en Politiek-Juridische aspecten
worden omschreven. De Ecologische aspecten (de laatste E) zijn niet van
toepassing. Zowel de SWOT-analyse als het DESTEP-model is niet uitputtend (ze
zouden kunnen worden aangevuld met aanvullend onderzoek).
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 55 / 66
Figuur 4: SWOT-analyse online handhaving
Figuur 5: DESTEP-Model online handhaving
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 56 / 66
9 Aanbevelingen
In dit hoofdstuk volgen de aanbevelingen op basis van de conclusies. Ook volgt
hier een uitwerking waarin staat vermeld welke onderzoeken de opdrachtgever
nog moet uitvoeren om een betere fundering voor het project BART (Burger Alert
Real Time) en het Europese project, waar dit het vooronderzoek van is, te krijgen.
Daarnaast wordt nog een overzicht gegeven van actuele onderzoeken die relevant
kunnen zijn. Niet voor alle conclusies is een vertaling naar de praktijk mogelijk.
Voor enkele conclusies moet nader onderzoek worden gedaan naar de oplossing.
Die onderzoeken worden apart aangegeven.
Aanbeveling 1 – Fundament voor online handhaving
Wegens een gebrek aan literatuur en handvatten in de wet worden een tweetal
onderzoeken aangeraden om uit te voeren zodat er een betere onderbouwing is
voor de conclusies en aanbevelingen uit dit rapport is en vooral voor de
vervolgrapportage in project BART en het Europese project Inspect. Een
belangrijke vraag die speelt is of de politie zich online net zo moet identificeren als
op straat en zo ja, hoe zij dat dan moet doen.
Momenteel is de politiek in Den Haag er mee bezig om een herziening van het
wetboek van strafvordering door te voeren. Deze herziening moet worden gevolgd
om een goed beeld te krijgen van wat de politie kan, mag en moet in het kader van
online handhaving.
Het landelijk parket van het Openbaar Ministerie maakt een uitgebreide
matrix/uitgebreid schema waar de politieagent in kan zien wat hij wel en niet mag
op het internet en waar hij wel en geen toestemming voor nodig heeft van een
officier van justitie. Deze matrix/dit schema wordt leidend en is in maart 2016
verspreid binnen de politie. In de matrix wordt onderscheid gemaakt tussen geen
toestemming nodig (art. 3 politiewet), bij bijzonderheden overleg met Officier van
Justitie, overleg (vooraf) met de OVJ verplicht en Bevel/Vordering/machtiging van
OVJ en Rechter Commissaris nodig onder de BOB wetgeving. Wegens de
vertrouwelijkheid van het document (alleen voor gebruik door opsporingsdiensten
en openbaar ministerie) wordt hier verder niet op in gegaan.
De bestuurlijke bevoegdheden van de burgemeester zijn op lokaal niveau
belangrijk voor het werk van de politie. Momenteel loopt een onderzoek naar de
inzet van bestuurlijke bevoegdheden op het internet met daarbij een focus op
optreden op lokaal niveau.
Aanbeveling 2 – Beleggen + beleid maken
Op het niveau van de basis politiezorg is onvoldoende kennis over online
handhaven. Tevens is de politieorganisatie niet ingericht om online handhaving te
kunnen laten plaatsvinden. Tot slot is er een capaciteitsprobleem bij de politie om
al het politiewerk aan te kunnen pakken. De aanbeveling die daaruit volgt is:
Om landelijk effectief en stap richting online handhaven te maken is het belangrijk
om landelijk één beleid te voeren. Momenteel lopen enkele eenheden voorop met
een opleidingsplan social media en het inrichten van de eenheid om actief op
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 57 / 66
internet te kunnen zijn. Door landelijk hetzelfde beleid te voeren en
leidinggevenden te motiveren om dat beleid te omarmen, duurt de weg naar
online handhaving minder lang. Het formeel beleggen van een functie online
handhaven (social media) en daarvoor beleid ontwikkelen kan een oplossing
bieden.
Aanbeveling 3 - opleiden
Agenten die nieuw bij de politieorganisatie binnen komen krijgen scholing op het
gebied van het gebruik van social media. Zij lopen gemiddeld genomen op dit
aspect voor de agenten die al langer binnen de basis politiezorg werken. Daarnaast
kunnen digicoaches het kennisniveau binnen de basisteams vergroten. De
aanbeveling die daar uit volgt:
Door kennis te benutten van jonge net ingestroomde agenten is het mogelijk om
het gemiddelde kennisniveau met betrekking tot het gebruik van social media en
internet te verhogen. Echter, met alleen affiniteit met digitale middelen is het
probleem niet opgelost. Pas startende agenten zijn vaak onvoldoende bekend met
de (politieke) gevoeligheden, de maatschappelijke positie van de politie ten
opzichte van het online publiek en de risico’s van online gedrag. Communiceren
namens de politie is alleen mogelijk met daadwerkelijke politie-ervaring. Deze
agenten kunnen ingezet worden als digicoach om vragen te kunnen beantwoorden
van collega's die minder weten van social media en internet. Daarbij moet wel
worden opgemerkt dat het daarbij gaat om de technische kennis van het sociale
medium, in plaats van het complete communiceren via social media. Zo wordt
kennis van de straat verenigd met kennis van het digitale. Echter, er moet wel voor
worden gewaakt dat de jonge ingestroomde agenten ook voldoende kennis van de
straat opdoen.
Aanbeveling 4 – Publiek Private Samenwerking
De politie werkt op het gebied van opsporing meer samen met private partijen dan
op het gebied van handhaving. Ook werken specialistische teams meer samen met
private partijen dan de basis politiezorg. Bij evenementen blijkt de samenwerking
tussen de politie en de organisatie van het evenement goed te werken. Door deze
samenwerking wordt een groter publiek bereikt in de berichtgeving. De
aanbeveling die daar uit volgt:
De basis politiezorg kan op andere gebieden dan alleen bij evenementen
samenwerken met private partijen. Zo kan de politie meer samenwerken in de
berichtgeving rondom soortgelijke zaken als evenementen zoals
uitgaansgelegenheden, scholen en activiteiten voor de jeugd. Een PPS-constructie
(publiek-private-samenwerking) vastleggen in beleid zou een oplossing kunnen
bieden.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 58 / 66
Aanbeveling 5 – beleggen per robuust basisteam
Er wordt aanbevolen om meer onderzoek te doen naar het inzetten van social
media op het niveau van het basisteam. Een van de geïnterviewden zei daarover:
“Persoonlijk zie ik wat betreft beleid en uitvoering veel potentie in een social
media team per robuust basisteam. Dit team kan de bekende sociale media
kanalen (geografisch gericht) onderhouden, in aanvulling op twitterende
wijkagenten. Dit team kan vervolgens ook worden gefaciliteerd om online te
handhaven, als zij de beschikking krijgen over een professionele monitoringtool
om een soort webcare-achtige werkwijze erop na te houden. Voor een goede
werking is daarnaast een webcare-team op eenheidsniveau en landelijk niveau
nodig."
Online handhaving
PPS
Opleiden
Beleggen + Beleid
Fundament
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 59 / 66
Uitleg bij piramide
Om online handhaving tot uitvoer te brengen in de politieorganisatie, is het
belangrijk om bij het begin te beginnen. Allereerst moet er een fundament gelegd
worden voor het aanwezig zijn op internet en op social media. De politiek in Den
Haag is wetgeving aan het veranderen en het Openbaar Ministerie maakt een
matrix waarin de politieagent kan zien wat hij wel en niet zonder toestemming van
een Officier van Justitie mag doen op het internet. Om de politieagent uiteindelijk
op het internet aanwezig en actief te krijgen is het noodzakelijk om internet en
social media in een functie te beleggen en beleid te maken om deze functie te
kunnen uitvoeren. Na het beleggen van internet en social media en het schrijven
van beleid moeten agenten opgeleid worden in het gebruiken van het internet en
social media. Opleiden omvat hierbij zowel scholing als training. Social media
training zou idealiter net zo moeten worden geïmplementeerd als IBT (integrale
beroepsvaardighedentraining) van de politie. Die training moet de politie een X
aantal keren per jaar uitvoeren om te testen of zij nog geschikt en inzetbaar zijn.
Zo houdt men het niveau van scholing hoog. Om uiteindelijk te komen tot online
handhaving is samenwerking met private partijen van doorslaggevende betekenis.
Een bekende politiebaas uit Los Angeles, Bill Bratton, zei eens: ‘’Social Media is like
a tool on your belt”. Daarmee bedoelt hij te zeggen dat social media net zo ingezet
kan worden als andere handhavingsmiddelen zoals het dienstwapen, de
pepperspray en de wapenstok maar ook als mondelinge correctie van overtreders.
Samenvattend: social media is een handhavingsmiddel dat in het standaard
arsenaal van elke agent zou moeten zitten.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 60 / 66
10 Literatuurlijst
Beuvink, B. (2013). De magische wereld van de wijkagent. Amsterdam: Reed
Business
Dasselaar, A. (2005). Handboek Digitale Criminaliteit: over daders, daden en
opsporing. Culemborg: Van Duuren Media
Datanews (2015). Politie mag ‘met dekmantel surveilleren’ op internetfora, volgens
privacycommissie. Geraadpleegd op 17-1-2016 via
http://datanews.knack.be/ict/nieuws/politie-mag-met-dekmantel-surveilleren-op-
internetfora-volgens-privacycommissie/article-normal-573877.html
Goudswaard, F.; VPP(2008). Handhaven = brengen van balans: visie op handhaven.
De Bilt: VTSPN/Raad van Korpschefs
Groenendaal, J., Helsloot, I. (2015). De opbrengst van politiële netwerkfunctie
binnen de gebiedsgebonden politiezorg voor de kerntaken handhaving openbare
orde en opsporing. Geraadpleegd op 23 februari 2015 via
http://hdl.handle.net/2066/135100
Holl, L., changinghealthcare (2012). Wijkagent met virtueel politiebureau voor de
jeugd. Geraadpleegd op 3 februari 2015 via
http://www.changinghealthcare.nl/wijkagent-met-virtueel-politiebureau-voor-de-
jeugd/#sthash.M42KrdVU.dpuf
Jones, S.G., Libicki, M.C. (RAND cooperation). How terrorist Group end. Lessons for
Countering al Qa’ida. Geraadpleegd op 06-02-2016 via
http://www.rand.org/content/dam/rand/pubs/monographs/2008/RAND_MG741-
1.pdf
Klabbers, G. (2011). Burgers als oog en oor voor de politie: scriptie over handhaving met social media bij TNO Groningen. (Student thesis, Hogeschool Utrecht, Utrecht). Geraadpleegd via intranet.tno.nl Koops, B.J. (2012). De dynamiek van cybercrime wetgeving. Justitiële verkenning:
veiligheid in cyberspace, 38 (nr.1), 9-24 [Justitiële Verkenning 3/12 (WODC),
Veiligheid in cyberspace, blz 9-24]
Leukfeldt, R., Kentgens, A., Frans, B., Toutenhoofd, M., Stol, W. & Stamhuis, E.
(2012). Alledaags politiewerk in een gedigitaliseerde wereld: Handreiking voor
delicten met een digitale component. Den Haag: Boom Lemma uitgevers
Ministerie V&J (2012). Inrichtingsplan Nationale Politie, december 2012, versie 3.0.
Kamerstuk 07-12-2015 via http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-
publicaties/kamerstukken/2012/12/07/inrichtingsplan-nationale-politie.html
NGB (z.j.). Politiewet 2012. Geraadpleegd op 26 februari 2015 via
http://www.burgemeesters.nl/bevoegdheden/politiewet
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 61 / 66
NRC (2013). Oom agent surft volautomatisch met u mee. Geraadpleegd op 17-1-
2016 via http://www.nrc.nl/handelsblad/2013/03/09/oom-agent-surft-
volautomatisch-met-u-mee-12627793
OECD (1986). Computer-related crime: Analysis of legal policy. Parijs: uitgever
onbekend
Overkleeft-Verburg, G. (2006). Toezicht en handhaving in het lokale
veiligheidsbeleid: bestaande en nieuwe bevoegdheden en wat er nog gaat komen.
77-115. Rogier, LJJ en H. de Doelder (red.), Toezicht, Den Haag: Boom
Politie (2010). Kennis cybercrime schiet tekort. Tijdschrift voor de politie. 72 (9).
19-20
Politie (z.j.a). Politietaken. Geraadpleegd op 23 februari 2015 via
http://www.politie.nl/themas/politietaken.html
Politie (z.j.b). Handhaving. Geraadpleegd op 13 februari 2015 via
http://www.politie.nl/themas/handhaving.html
Politie (z.j.c). Politiewet. Geraadpleegd op 23 februari 2015 via
http://www.politie.nl/over-de-politie/politiewet.html
Rechtspraak (z.j.). Officier van justitie. Geraadpleegd op 26 februari 2015 via
http://www.rechtspraak.nl/Recht-In-Nederland/In-de-
rechtszaal/HoofdrolSpelers/Pages/officier-van-justitie.aspx
Rijksoverheid (z.j.). Wetsvoorstel aanpak computercriminaliteit: Wijziging van het
Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de
verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van
computercriminaliteit (computercriminaliteit III). Geraadpleegd op 25 februari
2015 via http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-
publicaties/kamerstukken/2013/05/02/wetsvoorstel-aanpak-
computercriminaliteit.html
Schutte, R., Wal, D. van der, Zijlema, W., Croezen, E., Keijzer, S.P.C. (2015). Social
media bij onrustgevende berichten. (Studenten onderzoek, Thorbecke Academie,
Leeuwarden. Geraadpleegd via nhl.nl
Sieber, U. (2010). General report on internet crimes in the 18th
International
Congres of the International Academy of Comparative Law. Washington D.C.: Max
Planck Institute for Foreign and International Criminal Law
Struiksma N., Vey Mestdagh C.N.J. de, Winter H. (2012). Politiekunde 43, Politie
en Wetenschap/Reed Business: Amsterdam
Terpstra, J., (2008). Wijkagenten en hun dagelijkse werk: Een onderzoek naar de
uitvoering van gebiedsgebonden politiewerk. Den Haag: Reed business
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 62 / 66
Veltman, L. (2011) Twitterende wijkagenten en de beleving van burgers: Een
onderzoek naar de effecten van een twitterende wijkagent. (Student thesis,
Universiteit van Twente, Enschede). Geraadpleegd via intranet.tno.nl
VNG (z.j.). Handhaving voor en door gemeenten: een juridische handleiding voor de
gemeentelijk praktijk. Geraadpleegd op 13 februari 2015 via
https://www.vng.nl/onderwerpenindex/recht/awb/brieven/vng-publicatie-
handhaving-door-en-voor-gemeenten
Vraaghetdepolitie (z.j.). Is er een speciale internetpolitie? Geraadpleegd op 16
februari 2015 via http://www.vraaghetdepolitie.nl/sf.mcgi?248
Vries, A. de (2011). Resultaten onderzoek naar monitoren en toepassen social
media tbv handhaving en opsporing. Geraadpleegd op 16 februari 2015 via
http://socialmediadna.nl/onderzoek-toepassing-sociale-media-bij-handhaving-en-
opsporing-tno/
Vries, A. de & Smilda, F. (2014). Social media DNA. Amsterdam: Reed Business
Wal, D.P. van der (2015) – lectoraat cybersafety (NHL Hogeschool & Politieacademie). Burgemeester in cyberspace: verkennend onderzoek naar de bevoegdheden van de burgemeester in cyberspace Zijlema, W. (2015) – lectoraat cybersafety (NHL Hogeschool & Politieacademie). Burgemeester in cyberspace: verkennend onderzoek naar de bevoegdheden van de burgemeester in cyberspace. Zouridis, S., & Tops, P., (2011). Sociale media: bronnen van collectieve wijsheid en sociale verstoring. In G. Snel & P. Tops (red.) Een wereld te winnen.... Sociale media en de politie, een eerste verkenning. Apeldoorn, Nederland: Politieacademie.
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 63 / 66
11 Bijlagen
In dit hoofdstuk vindt u de bijlagen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming
van dit rapport
11.1 Interviewprotocol
Algemene interviewvragen 1. Wat is uw functie?
2. Wat zijn uw dagelijkse werkzaamheden?
3. Wat verstaat u onder handhaving?
4. Hoe ziet het handhavingsprotocol van de politie er uit?
Deelvraag 1:
5. Wat zijn de reguliere offline handhavingstaken van de agent uit de BPZ?
6. In hoeverre zijn de handhavingstaken te vertalen naar
handhavingswerkzaamheden op internet?
7. Hoe zouden de handhavingstaken die de agent uit de BPZ op internet
uitvoert volgens u moeten worden vormgeven?
Deelvraag 2:
8. In hoeverre heeft de agent uit de BPZ de bevoegdheid om te handhaven
op internet?
9. Waartoe moet de handhaving van de agent uit de BPZ op internet beperkt
blijven?
Deelvraag 3:
10. In hoeverre doet de agent in de BPZ al aan handhaven op internet?
Waarom wel of niet?
11. Hoe de voert de agent ui de BPZ handhavingstaken uit op internet?
12. Wat zijn volgens u de knelpunten waar de agent uit de BPZ bij het
handhaven op internet tegenaan kan lopen?
Deelvraag 4:
13. In hoeverre worden op andere plaatsen binnen de politie online
handhavingswerkzaamheden verricht?
14. Op welke wijze wordt op andere plaatsen binnen de politie online
handhavingswerkzaamheden verricht?
15. Wat zijn de best practices bij het handhaven op internet? (in verleden
bepaalde resultaten bij politie of vanuit andere organisaties/ervaringen)
16. Wat zijn de knelpunten bij het handhaven op internet?
Deelvraag 5:
17. Welke vaardigheden moet de handhaver op internet bezitten?
18. Welke achtergrond qua opleiding, werk- en denkniveau moet de
handhaver op internet binnen de BPZ hebben?
19. In hoeverre beschikt de agent in de BPZ over deze kennis, vaardigheden en
middelen?
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 64 / 66
20. Welke middelen heeft de agent uit de BPZ op dit moment om te
handhaven op internet?
21. Welke middelen zou de agent uit de BPZ moeten krijgen om te handhaven
op internet?
Deelvraag 6:
22. Als digitale handhaving in de politieorganisatie moet worden geïntegreerd,
moet die functie dan worden ondergebracht in een bestaande of nieuwe
functie?
• Indien bestaande functie → welke func^e en waarom?
• Indien nieuwe functie → hoe moet die func^e worden ingericht?
(24/7 bezetting?)
• Moet het ingericht worden op eenheidsniveau, districtsniveau of
basisteam niveau?
23. In hoeverre spelen private partijen een (aanvullende) rol bij het
handhaven op internet?
24. Welke rol vervullen private partijen bij het handhaven op internet?
Deelvraag 7:
25. Hoe kan de handhaving (op lokaal niveau) op het internet, samenvattend
naar aanleiding van voorgaande vragen, worden bevorderd in de BPZ?
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 65 / 66
11.2 Social media in basisteams
AFSTUDEERSCRIPTIE | TNO 2016 S10720 - juni 2016 66 / 66
11.3 Social media GOBI