135
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2008-2009 IS ER NOOD AAN INDIVIDUEEL MAATSCHAPPELIJK WERK BIJ DE INGESCHREVEN PATIËNTENPOPULATIE EN HULPVERLENERS VAN EEN MULTIDISCIPLINAIRE EERSTELIJNSPRAKTIJK IN EEN ACHTERGESTELDE BUURT IN GENT: EEN BEHOEFTENANALYSE Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering Door Niek Vanmaeckelberghe Prof. Jan De Maeseneer Bruno Art

UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

  • Upload
    others

  • View
    15

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

  

UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2008-2009

IS ER NOOD AAN INDIVIDUEEL MAATSCHAPPELIJK WERK BIJ DE

INGESCHREVEN PATIËNTENPOPULATIE EN HULPVERLENERS VAN EEN

MULTIDISCIPLINAIRE EERSTELIJNSPRAKTIJK IN EEN ACHTERGESTELDE

BUURT IN GENT: EEN BEHOEFTENANALYSE

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering

Door Niek Vanmaeckelberghe

Prof. Jan De Maeseneer Bruno Art 

Page 2: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

II  

Abstract 

Probleemstelling:  artsen krijgen  geregeld niet‐medische  vragen/problemen van 

patiënten  te  horen.  Door  gebrek  aan  tijd  of  kennis  blijven  bepaalde  vragen 

onbeantwoord  of  vinden  de  patiënten  de  weg  niet  naar  de  voorziene 

hulpverleningsinstanties.  

Doelstelling: nagaan  of  het  voor  de  patiënten  en  het  team  van  het  Universitair 

Gezondheidscentrum  (UGC)  Nieuw  Gent  een  meerwaarde  kan  zijn  als  een 

maatschappelijk assistent intern aanwezig zou zijn, om sociale vragen/problemen 

van patiënten op te vangen en te behandelen. 

Methode:  kwantitatief,  beschrijvend  onderzoek  waarbij  twee  afzonderlijke 

vragenlijsten werden afgenomen: één voor de patiënten en één voor de teamleden 

van  UGC  Nieuw  Gent.  De  vragenlijsten  bestaan  voornamelijk  uit 

semigestructureerde, kwantitatieve meerkeuzevragen en werden verwerkt aan de 

hand van beschrijvende statistiek (frequenties). 

Onderzoeksbevindingen:  ongeveer 1/4 van de bevraagde patiënten kampt met 

sociale problemen. Er  is  een hoge melding van deze problemen bij  het  team van 

het  UGC, maar  deze  blijft  lager  in  vergelijking met  de meldingen  bij  een  sociale 

dienst.  Het  team  vindt  het  een  deel  van  hun werktaak  om  sociale  problemen  te 

detecteren,  te  aanhoren  en  door  te  verwijzen  naar  de  juiste  instanties.  Ze  geven 

echter aan hiervoor wel over de nodige tijd te beschikken maar niet altijd over de 

nodige kennis. 

Conclusie:  een  maatschappelijk  assistent  binnen  het  team  van  het  UGC  Nieuw 

Gent kan een meerwaarde betekenen voor de patiënten en het team, wanneer de 

maatschappelijk  assistent  instaat  voor  de  doorverwijzing  naar  de  sociale 

hulpverlening.  Hierdoor  wordt  de  taak  van  de  arts  ontlast  en  wordt  de  patiënt 

ondersteund in zijn kennismaking met de sociale hulpverlening. 

 

 

Page 3: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

III  

De inhoudstafel 

1. Algemene inleiding ……………………………………………………………...………….1 1.1 Probleem situeren………………..……………………………………………….………………1 

1.2 Titel nader omschrijven…………………………………….……………………………….....2 

1.2.1 Individueel maatschappelijk werk……………………………………………………………2 

1.2.2 Een multidisciplinaire eerstelijnspraktijk: een wijkgezondheidscentrum…..3 

1.2.3 Een achtergestelde buurt in Gent: Nieuw Gent – Steenakker…………………….4 

1.3 Belang van dit onderzoek……………………………………………………………...………5 

 

2. Literatuurstudie……………………………………….………………….……………….......6 2.1 De wijkgezondheidscentra………………………...………………………………………….6 

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis…………………………………………………………………………….6 

2.1.2 Actuele situatie………………………………………………………………………………………..7 

2.2 Toegankelijkheid van de zorg in België………………………………………………..9 

2.2.1 De link tussen welzijnszorg en de gezondheidszorg…………………………………..9 

2.2.2 De toegankelijkheid van de hulp‐ of dienstverlening……………………………….10 

2.2.3 Gedeelde methodieken uit de gezondheidszorg en de welzijnszorg………….13 

2.2.4 Besluit…………………………………………………………………………………………………..14 

2.3 Maatschappelijk werk binnen de eerstelijnsgezondheids­ 

zorg beïnvloedt (on)rechtstreeks de gezondheid………………………………14 

2.3.1 Inkomen en gezondheid………………………………………………………………………...15 

2.3.2 Aanwijzen van sociaal‐economische ongelijkheden…………………………………16 

2.3.3 Psychosociale problemen kunnen oplossen…………………………………………….17 

2.3.4 Conclusie………………………………………………………………………………………………19  

2.4 De samenwerking tussen de maatschappelijk assistent en de arts…...19 

2.4.1 De voordelen van deze samenwerking……………………………………………………20 

2.4.2 De nadelen van deze samenwerking: problemen en moeilijkheden………….22 

2.4.3 Conclusie………………………………………………………………………………………………23 

2.5 Besluit………………………………………………………………………………………………….23 

 

Page 4: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

IV  

3. Methodologie………………………………………………………………………………...25 

3.1 Bevraging van de patiënten………………………………………………………………...25 

3.1.1 Steekproef……………………………………………………………………………………………..25 

3.1.2 Onderzoeksmethode: de vragenlijst………………………………………………………..26 

3.2 Bevraging team van het UGC Nieuw Gent………………………………………………..27 

3.2.1 Steekproef……………………………………………………………………………………………..27 

3.2.2 Onderzoeksmethode: de vragenlijst………………………………………………………..27 

 

4. Resultaten………………………………………………………………………………………...28 

4.1 Socio­demografische gegevens patiënten..…………………………………………28 

4.2 Resultaten bevraging patiënten………………………………………………………….29 

4.2.1 Patiëntengegevens…………………………………………………………………………………29 

4.2.2 Sociale problemen: algemeen…………………………………………………………………30 

4.2.3 Sociale problemen: per topic………………………………………………………………….31 

4.2.4 Het invullen van officiële papieren…………………………………………………………38 

4.3 Resultaten bevraging team UGC Nieuw Gent………………………………………39 

4.3.1 Respondenten……………………………………………………………………………………….39 

4.3.2 Vragen of problemen van patiënten………………………………………………………..39 

4.3.3 Oplossingsstrategieën voor vragen of problemen van patiënten………………42 

4.3.4 Suggesties voor verbetering werksituatie……………………………………………….44 

 

5. Discussie…………………………………………………………………………………………...45 

5.1 Interpretatie van de resultaten…………………………………………………………..45 

5.1.1 Socio‐demografische gegevens van patiënt..……………………………………………45 

5.1.2 Resultaten bevraging patiënten……………………………………………………………...45 

5.1.3 Resultaten bevraging team UGC Nieuw Gent…………………………………………...48 

5.2 Sterktes en zwaktes van het onderzoek……………………………………………..48 

5.2.1 Sterktes…………………………………………………………………………………………………48 

5.2.2 Zwaktes………………………………………………………………………………………………...49 

5.2.3 Mogelijke oplossingen……………………………………………………………………………50 

Page 5: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

V  

5.3 Conclusie en aanbevelingen………………………………………………………………..51 

5.3.1 Conclusies……………………………………………………………………………………………..51 

5.3.2 Aanbevelingen……………………………………………………………………………………….52 

 

Bijlagen……………………………………………………………………………………………………………54 

Literatuurlijst..……………………………………………………………………………………………….123 

Lijst van tabellen en figuren….………………………………………………………………………128 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 6: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

VI  

Woord vooraf 

Uiteindelijk  heeft  het  bijna  twee  jaar  geduurd  vooraleer  deze Masterproef  klaar 

was.  Het  schrijven  werd  een  extra  uitdaging  toen  mijn  statuut  van  studente 

wijzigde  in  bediende  alvorens  het  academiejaar  voltooid  was.  Door  het  ‘échte 

leven’ in te duiken, vervaagde mijn gevoel van verbondenheid met de Universiteit 

en  ‘het  student  zijn’,  waardoor  de  verplichtingen  als  student  af  en  toe  werden 

vergeten.  Hierdoor  wil  ik  in  de  eerste  plaats  mijn  dank  betuigen  aan  mijn  co‐

promotor  Dhr.  Bruno  Art  (Assisterend  academisch  personeel  op  de  vakgroep 

Huisartsgeneeskunde en eerstelijnszorg en huisarts binnen het UGC Nieuw Gent) 

die  geduldig  bleef  wachten  op  nieuws  en  mij  het  constante  uitstellen  vergaf.  Ik 

kreeg  veel  feedback,  advies  en  informatie  van  hem  doorgespeeld  die  praktisch 

allemaal  van  invloed  waren  op  het  eindresultaat.  Ook  zijn  snel  reageren  en 

antwoorden  zorgden  ervoor  dat  ik  de  deadline  voor  eerste  zittijd  uiteindelijk 

haalde.  Maar  ook  de  faculteit  zelf  wil  ik  bedanken,  die  ondanks  de  duidelijke 

procedures zich af en toe enigszins soepel opstelde, toen ik op stiptheid niet hoog 

scoorde. Als  laatste  persoon,  behorende  tot  de Universiteit  van Gent, wil  ik mijn 

promotor  Professor  Jan  De  Maeseneer  (vakgroepvoorzitter  van  de  vakgroep 

Huisartsgeneeskunde  en  eerstelijnszorg)  bedanken  voor  de  grote  inhoudelijke 

input die ik terugvond in zijn teksten, cursussen en boeken van hem. 

Vanaf  het  begin  van  dit  schrijven  tot  het  einde  zijn  mensen  erg  hulpvaardig 

geweest. Hiervoor wil ik aan allen mijn dank betuigen. 

Er waren  veldwerkers  die met  plezier  hun mening,  ervaringen  en  kennis met 

mij wilden  delen:  Leen Deroo  (WGC De  Botermarkt),  Betty  Johnson  (WGC De 

Sleep),  Lieve  Henckens  (WGC  De  Brugse  Poort),  Sven  Devissch  en  Thomas 

Maeseele (Faculteit Psychologie en pedagogische wetenschappen). Bedankt! 

Daarnaast  wil  ik  ook  de  teamleden  en  de  patiënten  van  het  Universitair 

Gezondheidscentrum  Nieuw  Gent  bedanken.  Door  het  invullen  van  de 

vragenlijst  die  ik  hen  opstuurde  of  overhandigde,  kon  ik  voldoende  gegevens 

verzamelen voor mijn onderzoek. Bedankt! 

Page 7: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

VII  

Sylvie  Ackaert,  Olivier  Pintelon,  Maarten  Vandenabeele  en  Greet 

Vanmaeckelberghe wil ik bedanken om dit ganse werk grondig na te lezen en te 

vrijwaren van spel‐ en dt‐fouten. Een groot werk op korte tijd, bedankt! 

Wim Verleene, de  informaticus van de  familie wil  ik bedanken voor de nodige 

technische steun en back‐up mogelijkheden. Bedankt! 

De  laatste  twee  personen  die  ik  zeker  niet  mag  vergeten  zijn  mijn  ouders. 

Dankzij  hun  steun,  hun  verdraagzaamheid  in  het  eeuwige uitstellen  en  vooral 

dankzij hun geloven in mijn kunnen sta ik na twee jaar op de plaats waar ik nu 

sta. Bedankt! 

 

Een dankwoord schrijven is altijd gevaarlijk. Ook al probeerde ik alle namen op te 

schrijven van de mensen die ik tijdens het schrijf‐ en onderzoeksproces ontmoette 

toch kan er hier en daar mij een naam ontglipt zijn. Bij deze verontschuldig ik mij 

aan de mensen die ik misschien vergeet te vermelden. 

Nu  rest  mij  enkel  nog  u  veel  leesplezier  toe  te  wensen  en  hopelijk  ontdekt  u 

nieuwe elementen die bruikbaar kunnen zijn voor verdere discussie. 

 

Niek Vanmaeckelberghe 

Page 8: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     1  

1. Algemene inleiding 

 

In  deze  algemene  inleiding  wordt  eerst  stilgestaan  bij  de  probleemsituering 

waaruit  de  vraagstelling  voortvloeide.  Om  deze  vraagstelling  correct  te 

interpreteren wordt de titel nader omschreven door een aantal begrippen extra te 

bespreken. Als afsluiter wordt het belang van het onderzoek toegelicht. 

 

1.1 Probleem situeren 

 

“There  has  been  an  increasing  presence  in  health  policy  of  a  recognition  that  the 

tasks  of primary  care  include  the promotion  of health as well as  the  treatment  of 

sickness and  that a  seamless  service  should be  the  target as health and  social care 

work more closely together (Department of Health, 1997 In: Greasly & Small, 2005, 

p. 519)”.  

De  artsen  van  het  Universitair  Gezondheidscentrum  Nieuw  Gent  melden  dat  ze 

meer  en  meer  vragen  en  probleemsignalen  van  hun  patiënten  krijgen  die  niet 

enkel  tot  hun  medische  vakgebied  behoren.  Vaak  krijgen  ze  signalen  of 

rechtstreekse  vragen  over  de  patiënt  zijn moeilijke  of  problematische  financiële, 

sociale of  juridische  situatie. Ook zijn  er patiënten die problemen kennen bij  het 

invullen  van  hun  officiële  papieren  voor  bijvoorbeeld  het  OCMW  of  de 

belastingdienst  en  zich  hiermee  tot  de  arts  richten.  Dit  zorgt  ervoor  dat  het 

takenpakket van de arts meer en meer op dat van een maatschappelijk assistent 

lijkt dan louter op dat van een arts. Dit groeiende fenomeen doet ons stilstaan bij 

volgende vragen:  

- Wanneer een patiënt zich met zijn problematiek richt  tot de arts krijgt hij 

dan  een  efficiënt  antwoord  en  richt  hij  zich  dan  ook  tot  de  voorziene 

hulpverleningsorganisatie?  

Page 9: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     2  

- Kan  de  arts  zich  bezighouden  met  deze  zaken  binnen  zijn  beperkte 

consultatietijd, zonder dat het medische onderzoek aan de kant geschoven 

wordt?  

- Ervaren  ook  andere  leden  van  het  team  van  het  Universitair 

Gezondheidscentrum Nieuw Gent dit fenomeen?  

 “General practitioners and community nurses are exceptionally well placed to detect 

those who are suffering genuine financial hardship but they are not well equipped to 

give advice about the complex system of state social security benefit  (Jarman, 1985, 

p. 522)”. 

Uit  het  vorige  citaat  wordt  de  vraag  gesteld  of  binnen  het  Universitair 

Gezondheidscentrum Nieuw  Gent  een meerwaarde  kan  geboden worden  aan  de 

patiënten (op vlak van gezondheid) en aan het multidisciplinaire team (op vlak van 

kwaliteit  en werkdruk),  door  een maatschappelijk  assistent  op  te  nemen binnen 

het  centrum.  Vandaar  de  onderzoeksvraag:  “Is  er  nood  aan  individueel 

maatschappelijk werk bij de  ingeschreven patiëntenpopulatie en hulpverleners van 

een multidisciplinaire  eerstelijnspraktijk  in  een  achtergestelde  buurt  in  Gent:  een 

behoefteanalyse.”  

 

1.2 Titel nader omschrijven  

1.2.1 Individueel maatschappelijk werk 

De  definitie  van  maatschappelijk  werk  uit  Van  Dale  is  als  volgt  (Geerts  & 

Heestermans, 1995): 

- “Maatschappelijk werk: Betrekking hebbend op handelingen en maatregelen 

ten  aanzien  van  hen  die  in moeilijke  sociaal­economische  omstandigheden 

verkeren.” 

- “Maatschappelijk  werker  of  maatschappelijk  assistent:  Iemand  die 

maatschappelijk werk verricht (in overheids­ of particuliere dienst).”  

Page 10: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     3  

De link tussen maatschappelijk werk en gezondheidsvoorlichting‐ en bevordering1 

(GVO)  ligt  in  de  definitie  voor  gezondheid,  opgesteld  door  ‘The  World  Health 

Organisation’ (WHO) in 1946 en aangenomen door de lidstaten van de Verenigde 

Naties. WHO definieert gezondheid als: “ […] een toestand van volledig lichamelijk, 

psychisch  en  sociaal  welzijn  en  niet  enkel  als  de  afwezigheid  van  ziekte  (De 

Maeseneer, 2007, p. 6).”  

Om effectief de gezondheid van mensen te bevorderen aan de hand van GVO is het  

noodzakelijk  dat  er  niet  enkel  naar  het  medische  luik  van  gezondheid  gekeken 

wordt, maar dat men ook de  sociale,  politieke,  economische,  organisatorische en 

wettelijke  condities  die  het  gezond  gedrag  (on)rechtstreeks  beïnvloedt  in  beeld 

brengen  (Kok,  Schaalma,  &  Brug,  2007).  Maatschappelijk  werk  heeft  op  zich  als 

hoofddoel het sociaal welzijn van mensen te verbeteren. Hierdoor werkt men mee 

aan  de  bevordering  van  de mensen  hun  gezondheid.  Beiden  houden daarbij  ook 

rekening met de effecten van de omgeving op de toestand van de cliënt/patiënt. In 

de literatuurstudie wordt hier dieper op ingegaan (Zie ook hoofdstuk 2.2.1 De link 

tussen welzijnszorg en gezondheidszorg). 

 

1.2.2 Een multidisciplinaire eerstelijnspraktijk: een wijkgezondheidscentrum 

 “Een wijkgezondheidscentrum  is een  laagdrempelig, multidisciplinair centrum voor 

eerstelijnsgezondheidszorg  dat wijkgericht werkt  in  het  kader  van  het  forfaitaire 

betalingssysteem. (Wijkgezondheidscentrum De Botermarkt, 2008)”. 

In Vlaanderen bestaan er 14 wijk‐ en/of buurtgezondheidscentra die aangesloten 

zijn bij de Vereniging van Wijkgezondheidscentra. Van deze 14 centra bevinden er 

zich  vijf  in  Gent  (Vereniging  van  wijkgezondheidscentra,  2008).  In  de 

literatuurstudie  wordt  hier  dieper  op  ingegaan  (zie:  2.1  De 

wijkgezondheidscentra).  

 

                                                             1 Green en Keuter (2005) definiëren gezondheidsbevordering als “ [… een combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen die (samen) gezond gedrag en gezonde leefcondities stimuleren” (Kok, Schaalma, & Brug, 2007, p. 18). 

Page 11: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     4  

1.2.3 Een achtergestelde buurt in Gent: Nieuw Gent – Steenakker  

Een achtergestelde buurt wordt “[…] gekenmerkt door ruimtelijk verval, gebrek aan 

voorzieningen en wegtrekken van de meest dynamische krachten (De Maeseneer J.  , 

Art, Derese, & Willems, 2003, p. 310).” 

Dit onderzoek situeert  zich  in de wijk Nieuw Gent – Steenakker,  één van de vele 

wijken die het grondgebied Gent telt. Deze wijk ligt tussen campus Krijgslaan ‐ De 

pintelaan,  de  Schelde  en  de  ringvaart  en wordt  doorkruist  door  het  Universitair 

Ziekenhuis (UZ), de E17 en de Zwijnaardsesteenweg. Door de doorkruising van de 

Zwijnaardsesteenweg wordt de wijk geografisch verdeeld in twee woonbuurten:  

- Steenakker, ten oosten van de Zwijnaardsesteenweg 

- Nieuw Gent, ten westen van de Zwijnaardsesteenweg 

 

Figuur 1: Kaart van de wijk  (Dienst Stedenbeleid en Internationale 

Betrekkingen. Cel gebiedsgerichte Werking, 2005) 

 

Deze wijk heeft een specifieke problematiek omtrent drie topics: huisvesting, 

etnisch‐culturele minderheden en kansarmoede (Zie Bijlage 1: De problematiek van de 

wijk Nieuw Gent – Steenakker). Door de gevolgen van zijn problematiek wordt de wijk 

Page 12: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     5  

gedefinieerd als achtergestelde buurt, toch zijn er de laatste jaren veel 

inspanningen geleverd door de Stad Gent samen met andere diensten en 

organisaties. De wijk heeft zelf verschillende voorzieningen en diensten op zijn 

grondgebied, zoals de Stedelijke buurtwerking en het Welzijnsbureau waar er 

onderdak geboden wordt aan verschillende organisaties, zoals het OCMW, de 

Lokale Werkwinkel, het Inloopteam Reddie Teddy, Kind & Gezin, het wijkresto, 

RISO, intercultureel Netwerk Gent, het Stedelijk Buurtwerk Nieuw Gent  en het 

Universitair Gezondheidscentrum Nieuw Gent (Vereniging van 

wijkgezondheidscentra, 2008; Dienst Stedenbeleid en Internationale Betrekkingen. 

Cel gebiedsgerichte Werking, 2005). 

 

1.3 Belang van dit onderzoek 

 

De resultaten van dit onderzoek kunnen belangrijk zijn binnen de huidige discussie 

in  verband met de mogelijke uitbreiding  van het  team.  In Gent  zijn  er  reeds een 

tweetal wijkgezondheidscentra waar een maatschappelijk assistent actief is binnen 

het team: het WGC De botermarkt en het WGC De Brugse Poort. Daarnaast kan de 

bestudering ook een antwoord bieden op het maatschappelijke probleem van de 

hoogdrempeligheid  van  hulpverleningsorganisaties.  Belangrijk  voor  deze 

bestudering  is dat  ze erg  lokaal gebeurt. Dit wil  zeggen dat de resultaten van dit 

onderzoek niet representatief zijn voor andere wijkgezondheidscentra.   Het biedt 

enkel  een  antwoord  op  maat  voor  het  Universitair  Wijkgezondheidscentrum 

Nieuw Gent. 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 13: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     6  

2. Literatuurstudie 

 2.1 De wijkgezondheidscentra 

 

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis 

Midden jaren zeventig zochten een aantal huisartsen naar een mogelijk alternatief 

voor een zinvolle professionele toekomst. Men wou een antwoord formuleren op 

de  vraag  hoe  men  zich  als  arts  meer  dienstbaard  kon  maken  aan  de  noden  en 

behoeften  van  de  samenleving,  vooral  van  de  maatschappelijk  kwetsbaren  

(Passchyn,  2008).  De  filosofie  sluit  nauw  aan  bij  het  ‘Health  for  all  by  the  year 

2000’‐programma van The World Health Organisation (WHO) dat opgemaakt werd 

in  1978    (De  Maeseneer,  Art,  Derese,  &  Willems,  2003).  Hierin  stond  dat:  “[...] 

eerstelijnsgezondheidszorg een essentiële vorm van gezondheidszorg is, gebaseerd op 

wetenschappelijk  onderbouwde  en  maatschappelijk  aanvaarde  methoden  en 

technieken  die  universeel  toegankelijk  zijn  voor  individuen  en  gezinnen  in  een 

gemeenschap, en waarbij de participatie van de  lokale bevolking  erg belangrijk  is. 

Deze zorg verleend aan een betaalbare kostprijs zodat de  lokale gemeenschap zich 

kan  ontwikkelen  in  een  geest  van  zelfbeschikking  en  emancipatie  (De Maeseneer, 

Art, Derese, & Willems, 2003, p. 301)”. 

Het  antwoord  op  de  zoektocht  van  de  huisartsen  was  een 

‘wijkgezondheidscentrum’.  Dit  centrum  biedt  wijkgericht  laagdrempelige, 

kwaliteitsvolle  gezondheidszorg  aan.  Daarbij  is  er  een  hoge  aandacht  voor 

preventie,  gezondheidspromotie  en  participatie  van  de  doelgroep  (Passchyn, 

2008). Deze zorg moet voor  iedereen van de wijk betaalbaar en toegankelijk zijn 

ongeacht  afkomst,  rang  en  ras.  Vandaar  dat  er  gewerkt wordt met  een  forfaitair 

betalingssysteem2.  De  patiënt  zelf  betaalt  hierdoor  enkel  de  medicatie,  het 

verzorgingsmateriaal en de raadpleging bij tandarts en/of specialist.  

                                                            2 Dit wil zeggen dat, volgens de wet van 14 juli 1999 Art. 52§1, de patiënt de zorgen van de huisarts, de (thuis)verpleegkundige  en/of  de  kinesitherapeut  via  een  abonnementsysteem  kan  betalen.  Het wijkgezondheidscentrum ontvangt maandelijks een  vast bedrag  voor  alle  ingeschreven patiënten. Dit 

Page 14: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     7  

In een wijkgezondheidscentrum zijn verschillende disciplines aanwezig.   Men kan 

er  terecht  voor  het  volledige  zorgaanbod  van  bijvoorbeeld:  huisartsen, 

verpleegkundigen,  preventiewerkers  en  diëtisten.  Men  spreekt  dan  ook  van  een 

multidisciplinaire eerstelijnspraktijk. Hierdoor wordt de geïsoleerde opstelling van 

artsen  en  paramedici  doorbroken  en  de  medische  zorg  in  een  breder  kader 

geïntegreerd, wat gezien werd “[…] als een noodzakelijke voorwaarde voor een meer 

integrale patiëntenzorg  (De Maeseneer, Art, Derese, & Willems, 2003, p. 301)”.  

In 1976 werden de deuren van het eerste Vlaamse wijkgezondheidscentrum, het 

buurtgezondheidscentrum De Restèl  in Alken,  geopend.  Gent  volgde  in  datzelfde 

jaar met de oprichting van het Wijkgezondheidscentrum De Sleep. In het jaar 2000 

werd het Universitair Centrum voor Eerstelijnsgezondheidszorg Nieuw Gent –wat 

later  het  Universitair  Gezondheidscentrum  (UGC)  Nieuw  Gent  zou  heten‐ 

opgericht.    Op  1  mei  2008  werd  het  jongste  wijkgezondheidscentrum,  WGC 

MediKuregem  in Anderlecht,  officieel geopend en hierdoor  zijn er momenteel 14 

wijkgezonheidscentra aangesloten bij de Vereniging voor Wijkgezondheidscentra 

in Vlaanderen (Passchyn, 2008). 

 

2.1.2 Actuele situatie 

Het  oprichten  van  deze  centra  gebeurde  in  overeenstemming  met,  de  eerder 

vernoemde WHO‐definitie van gezondheid. De wijkgezondheidscentra hebben als 

doel  gezondheid  te  bevorderen  en  dit  door  te  participeren  op  alle  niveaus:  het 

fysieke, psychische en sociale niveau. Deze participatie wordt verwezenlijkt  in de 

samenwerkingsverbanden  binnen  een  multidisciplinair  team  van  huisartsen, 

(thuis)verpleging, kinesitherapeuten, diëtisten en maatschappelijk werkers. 

Vier  wijkgezondheidscentra  in  Vlaanderen  werken  intern  met  deze  laatste 

discipline:  maatschappelijk  werk.  Deze  centra  zijn:  WGC  De  Botermarkt  (Gent), 

WGC  De  Brugse  Poort  (Gent)  en  WGC  De  Ridderbuurt  en  

Buurtgezondheidscentrum  Zwartberg‐Waterschei  (Genk)  (Passchyn,  2008). 

                                                                                                                                                                              bedrag komt overeen met wat de  ziekteverzekering gemiddeld  terugbetaalt aan patiënten voor deze zorgverlening, rekening houdend met het verzekeringsstatuut van de patiënt. 

Page 15: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     8  

Daarnaast  zijn  er  tien  wijkgezondheidscentra  die  deze  discipline  niet  in  huis 

hebben waaronder het Universitair Gezondheidscentrum Nieuw Gent. Bij deze tien 

bestaat er  in bepaalde gevallen wel een nauwe samenwerking met andere  lokale 

diensten.    De  wijkgezondheidscentra  kunnen  met  andere  woorden  in  twee 

categorieën worden verdeeld:  

1. de WGC met een maatschappelijk assistent binnen het eigen team. 

2. de WGC die een nauwe samenwerking aangaan met een externe dienst die 

de discipline maatschappelijk werk heeft 

Door deze opsplitsing is er een discussie gaande rond de vraag wat de meerwaarde 

van  een maatschappelijk  werker  binnen  het  eigen  team  is  ten  opzichte  van  een 

betere  samenwerking met  een  lokale  sociale  dienst waarbinnen maatschappelijk 

werkers actief zijn. 

Ook binnen het Universitair Gezondheidscentrum Nieuw Gent, waar dit onderzoek 

zich  afspeelt,  heerst  deze discussie.  Tijdens  interviews met medewerkers  van de 

wijkgezondheidscentra in Gent kwamen een aantal argumenten naar voren, zowel 

pro  als  contra,  om  een  maatschappelijk  assistent  binnen  het  multidisciplinaire 

team op te nemen. (Zie bijlage 2: Pro’s en contra’s maatschappelijk werk binnen het team van 

de  wijkgezondheidscentra).  Ook  verschillende  onderzoeken  geven  voor‐  en  nadelen 

weer  Uit  deze  pro  lijst  worden  de  twee  meest  vernoemde  hypothesen  verder 

uitgespit: 

 

Hypothese  1:  de  toegankelijkheid  van  de welzijnszorg  is  hoogdrempelig,  door 

een samenwerking met de gezondheidszorg zou ze bevorderd kunnen worden. 

(zie 2.2 Toegankelijkheid van de zorg in België) 

Hypothese  2:  de  maatschappelijk  werker  binnen  het  team  biedt  andere 

invalshoeken  en perspectieven  aan binnen de  gewone praktijk  van de  arts  en 

bevordert  zo  (on)rechtstreeks  de  gezondheid  van  de  patiënt.  (zie  2.3 

Maatschappelijk  werk  binnen  de  eerstelijnsgezondheidszorg  beïnvloedt 

(on)rechtstreeks de gezondheid) 

Page 16: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     9  

2.2 Toegankelijkheid  van de zorg in België 

In  het  volgende  onderdeel  wordt  dieper  ingegaan  op  het  probleem  van  de 

toegankelijkheid  van  de  welzijnsvoorzieningen.  Eerst  wordt  de  link  tussen  de 

welzijnszorg  en  gezondheidszorg  gekaderd,  daarna  het  probleem  van  de 

toegankelijkheid bij welzijnsvoorzieningen en  de mogelijke oplossingen hiervoor. 

 

2.2.1 De link tussen de  welzijnszorg en de  gezondheidszorg 

De theoretische link tussen de welzijnszorg en de gezondheidszorg is vastgelegd in 

de  eerder  besproken  WHO‐definitie  van  gezondheid.  “Gezondheid  wordt 

gedefinieerd als een toestand van volledig  lichamelijk, psychisch en sociaal welzijn 

en niet enkel als afwezigheid van ziekte  (De Maeseneer J. , 2007, p. 6)”. 

Daarnaast  wordt  de  definitie  van  welzijn  geciteerd  door  de  Koning  Boudewijn 

Stichting  in een publicatie van Luyten   (2000) als: “Een toestand van welbevinden 

die  ontstaat  wanneer  iemand  tot  ontplooiing  van  zijn  bestaan  komt  in  zijn 

verschillende facetten en dit met respect en engagement voor de ontplooiing van de 

anderen.  Wat  betreft  de  facetten  kan  verwezen  worden  naar  de  lichamelijke 

conditie, de psychische gezondheid, de relaties met anderen, de deelname aan de 

samenleving, het materieel een menswaardig bestaan kunnen leiden, etc.”.  

De facetten lichamelijke conditie, psychische gezondheid en sociaal welzijn komen 

in beide definities naar voren. Met andere woorden zowel de gezondheidszorg als 

de welzijnszorg hebben als doelstelling de gezondheid van mensen te bevorderen, 

dit  echter  vanuit  een  andere  invalshoek.  Daarnaast  wordt  zowel  binnen  de 

gezondheidszorg  als  binnen  de  welzijnszorg  met  gelijknamige  doelstellingen 

gewerkt  om  gezondheid  te  bereiken  bij mensen.  Gelijkaardige  principes worden 

gehanteerd  in  de  praktijk,  dit  echter  elk  binnen  hun  eigen  gebied: 

fysieke/psychische  gezondheid  en  sociaal  welzijn.    Wanneer  blijkt  dat 

gezondheidszorg  meer  laagdrempelig  is  voor  sommige  patiënten  dan  de 

welzijnszorg,  zou  een  samenwerking  tussen  beide  disciplines  een  meerwaarde 

kunnen betekenen. 

Page 17: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     10  

2.2.2 De toegankelijkheid van de hulp‐ of dienstverlening 

“België  mag  ongetwijfeld  gerekend  worden  tot  die  landen  waar  de 

welzijnsvoorzieningen  heel  uitgebreid  zijn  en  een  hoog  niveau  van  ontwikkeling 

hebben bereikt  (Hermans, Declercq, & Lammertyn, 2003, p. 281)”. 

A/ Het probleem 

Toch blijkt uit onderzoek dat niet  iedereen  in gelijke mate gebruik maakt van de 

Belgische  welzijnsvoorzieningen3.  Vooral  de  doelgroep  die  deze 

welzijnsvoorzieningen  het  meeste  nodig  heeft,  vindt  zijn  weg  er  niet  naartoe. 

Barrières  hiervoor  zijn:  onvoldoende  kennis  over  de  voorzieningen,  niet  over 

voldoende persoonlijke capaciteiten beschikken om zijn of haar weg te vinden naar 

en  in  de  voorzieningen  en  zich  niet  welkom  voelen  bij  bepaalde  diensten 

(Hermans, Declercq, & Lammertyn, 2003). 

Toegankelijkheid  heeft  zowel  te  maken  met  bereikbaarheid  (ligging, 

betaalbaarheid,  inrichting  van  het  gebouw,  bekendheid  van  de  dienst…)  als met 

bruikbaarheid  (een  antwoord  krijgen).  Het  begrip  toegankelijkheid  zit 

gedefinieerd in de drie fasen van het hulpverleningsproces dat de toegankelijkheid 

van  een  organisatie  beïnvloedt.  In  de  eerste  fase  moet  het  probleem  door  de 

hulpvrager  voor  zichzelf  geformuleerd  worden  als  een  hulpvraag.  Hier  spelen 

persoonsvariabelen  een  belangrijke  rol.  In  de  tweede  fase  stapt  de  hulpvrager 

effectief naar een hulporganisatie  toe en worden zowel de kenmerken, eigen aan 

het systeem van de welzijnszorg, als de relatie met de hulpverlener een belangrijke 

factor. In de laatste fase wordt de hulpvrager toegelaten binnen de organisatie, die 

zowel  formele  als  informele  voorwaarden  en  beïnvloedende  maatschappelijke 

determinanten  heeft.  Om  op  de  vraag  ‘Waarom  er  nu  ongelijkheid  is  in  de 

toegankelijkheid  tot deze welzijnsvoorzieningen’  te kunnen antwoorden, moet er 

gekeken  worden  naar  zowel  het  aantal  barrières  die  hulpzoekenden  moeten 

overwinnen om te krijgen wat ze nodig hebben, als naar de verschillende niveaus 

                                                            3 Welzijnsvoorziening is een verzamelbegrip voor alle voorzieningen gericht op de vorming en ontplooiing van de mens. (Dale, 1992) Voorbeelden: OCMW, CAW, integratiedienst, Mutualiteitendienst, CGG, stedelijke welzijnsdienst, wijkgezondheidscentra, …. 

Page 18: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     11  

die  de  toegankelijkheid  beïnvloeden:  het  niveau  van  de  hulpvrager,  van  de 

hulpverlener,    van  de  organisatie  en  van  het welzijnsbeleid  van de  overheid. Dit 

laatste bevat namelijk de prioriteiten van diegene die de middelen moet toewijzen 

(Hermans, Declercq, & Lammertyn, 2003; Sannen, 2003). 

Op basis van het literatuuronderzoek van Sannen (2003) naar de toegankelijkheid 

van  voorzieningen  werd  een  analysekader  uitgetekend.  Daarin  worden  de 

drempels  die  cliënten  ervaren  wanneer  zij  een  beroep  (willen)  doen  op 

(welzijns)voorzieningen weergegeven.  Er werd  een  onderscheid  gemaakt  tussen 

drempels  die  verband  houden  met  de  voorzieningen  (aanbodzijde), 

cliëntgebonden drempels  (vraagzijde)  en drempels met  betrekking  tot  de  relatie 

tussen hulpverlener en cliënt. (Zie bijlage 3: Analysekader van Sannen: Mogelijke drempels 

tot welzijnsvoorzieningen op basis van literatuuronderzoek)  

 

B/ Mogelijke oplossingen 

Er zijn een aantal mogelijke oplossingen die de ongelijkheid in de toegankelijkheid 

kunnen  verkleinen.  Hieronder worden  een  aantal  voorbeelden weergegeven  per 

fase  van  het  hulpverlenerproces  die  de  toegankelijkheid  van  een  organisatie 

beïnvloeden. 

Op het eerste niveau: probleemformulering door de hulpvrager 

Probleemverheldering waarbij de maatschappelijk assistent samen met de 

patiënt het kluwen aan problemen tracht te ontwarren om zo een overzicht 

te krijgen van de situatie  (Deroo, 2007). 

Op het tweede niveau: Effectief hulp vragen 

Een sociaal huis bieden waar alle diensten onder één dak zitten (Vranken & 

e.a., 2002) zodat de hulpvrager niet zelf moet zoeken naar de locatie van de 

organisatie die op zijn vraag een passend antwoord weet. 

 

 

 

Page 19: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     12  

Op het derde niveau: Hulp krijgen 

Werken aan de hand van case‐management4 waar het enkel gaat over het 

plannen,  regelen  en  evalueren  van  de  zorg  bij  de  individuele  cliënt  

(Vandenbrempt, 2001). 

Zorg  op  maat  bieden,  wat  wil  zeggen  dat  men  niet  meer  aanbodsgericht 

werkt,  maar  de  hulp  organiseert  in  dialoog  met  de  hulpvrager,  waarbij 

respect  voor  de  vrije  keuze  voorop  staat    (Hermans,  Declercq,  & 

Lammertyn, 2003).  

Ook zijn er oplossingen die op elk niveau een invloed hebben: 

In situaties van kansarmoede blijkt uit ervaring de concrete zorg‐, hulp‐, en 

dienstverlening  van  de  wijkgezondheidscentra  een  zinvolle  en  effectieve 

benadering  te zijn. Dit  zolang men deze verleningen koppelt aan vorming, 

gezondheidspromotie  en  maatschappelijke  acties  (De  Maeseneer,  Art, 

Derese,  &  Willems,  2003).  De  sterkste  troeven  van  de  Vlaamse 

wijkgezondheidscentra zijn: 

1. De territoriale inbedding 

2. De laagdrempeligheid 

3. De multidisciplinaire samenwerking 

 

Initiatieven binnen de samenlevingsopbouw5 kunnen een bijdrage  leveren 

tot  een  afbouw  van  de  barrières  die  hulpvragers  ervaren  (Hermans, 

Declercq, & Lammertyn, 2003).  

 

 

 

 

                                                            4 Definitie case‐management: een proces waarbij op het niveau van de individuele cliënt een hulpverleningsplan en een zorgpakket wordt samengesteld, georganiseerd, gecoördineerd, opgevolgd en geëvalueerd met de bedoeling een goed georganiseerde hulp‐ en dienstverlening te waarborgen en zo het functioneren en welzijn van de cliënt  te verbeteren (Vandenbrempt, 2001). 5 Definitie samenlevingsopbouw: een verzamelbegrip voor sociaal‐agogische interventies waarbij lokale samenlevingsverbanden gemobiliseerd worden om een bijdrage te leveren tot de aanpak van maatschappelijke problemen (Desmet A. , 1999, p. 155). 

Page 20: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     13  

2.2.3 Gedeelde methodieken uit de gezondheidszorg en de welzijnszorg 

De link tussen bijvoorbeeld het samenlevingsopbouwwerk en de gezondheidszorg 

zit  in de doelstelling van de  samenlevingsopbouw  (De Maeseneer, Art, Derese, & 

Willems,  2003).  Deze  doelstelling  klinkt  volgens  Baert  als  volgt:  “De 

samenlevingsopbouw stelt zich tot doel in de nabije  woon­, leef­ en werksituaties de 

rol  van  burgers  te  versterken  en  hun  verantwoordelijkheid  te  bevorderen  in  het 

organiseren  en  sturen  van  sociale  verhoudingen    (De  Maeseneer,  Art,  Derese,  & 

Willems,  2003,  p.  299)”.  Vanuit  de  gezondheidszorg  zijn  er  een  aantal 

aanknopingspunten  met  deze  doelstelling.  Ten  eerste  wordt  gezondheid  sterk 

beïnvloed  door  de  woon‐,  leef‐,  en  werksituatie  en  ten  tweede  heeft  de 

gezondheidszorg er alle belang bij dat burgers (patiënten) een sterke rol opnemen 

in  het  maatschappelijk  gebeuren,  vermits  gezondheidszorg  ook  over  sociale 

verhoudingen  gaat.  Dit  belang  situeert  zich  zowel  op  het  individuele  vlak  (arts‐

patiëntrelatie)  als  op  het  vlak  van  structuren  en  organisaties  (bijv. 

toegankelijkheid van de gezondheidszorg).  

Door  deze  aanknopingspunten  kunnen  de  samenlevingsopbouwprincipes  binnen 

de  gezondheidzorg  toegepast  worden.  Deze  toepassingen  uiten  zich  in  het 

oprichten van zelfhulpgroepen voor mensen met een bepaalde aandoening (zoals 

bijvoorbeeld kanker, ADHD, MS…),  in  initiatieven die de belangen van een groep 

patiënten  verdedigt maar  ook  in  projecten met  als  doel  de  burgers  in  de  nabije 

woon‐,  leef‐  en  werksituatie  actief  te  betrekken  bij  de  organisatie  van  de 

gezondheidszorg  (De Maeseneer, Art, Derese, & Willems, 2003).  

Actueel zijn er verschillende wijkgezondheidscentra die acties uitwerken volgens 

de samenlevingsopbouwprincipes (bijvoorbeeld: COPC‐model) om een territoriaal 

gezondheidsprobleem aan te pakken. Hierdoor kan er bijgedragen worden aan de 

toegankelijkheid  van  de  gezondheidszorg  voor  maatschappelijk  kwetsbare 

groepen. Met andere woorden, een werking vanuit de gezondheidszorg volgens de 

principes van de welzijnszorg werkt bevorderend voor de toegankelijkheid van de 

gezondheidszorg.  Heeft  deze  samenwerking  dan  ook  invloed  op  de 

toegankelijkheid van de welzijnszorg? Greasly & Small (2005) hebben aan de hand 

van  focusgroepen  onderzocht  wat  de  voordelen  zijn  van  een  dienst  waarbij  een 

Page 21: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     14  

maatschappelijk assistent aanwezig  is  in een artsenpraktijk. Uit deze studie blijkt 

dat  maatschappelijk  assistenten  ondervinden  dat  ze  op  deze  manier  een  aantal 

hulpbehoevende mensen kunnen bereiken die ze anders niet zouden bereiken via 

het  gewone  welzijnscircuit.  De  toegang  tot  het  welzijnsadvies  wordt  dus  voor 

sommige  patiënten  vergemakkelijkt  door  hun  aanwezigheid  in  de  artsenpraktijk 

(Greasley & Small, 2005).   

Daarnaast  rapporteren  verschillende  projecten  uit  het  Verenigd  Koninkrijk  

significante  voordelen  voor  patiënten,  zoals  een  vergemakkelijking  van  de 

toegankelijkheid  van  het  welzijnsadvies  en  het  verzekeren  van  het  feit  dat 

rechthebbenden hun uitkering wel degelijk krijgen  (Greasley & Small, 2002; Abbot 

& Hobby, 2003; Toeg, Mercer, Iliffe, & Lenihan, 2003). Hier wordt later verder op 

ingegaan (Zie ook hoofdstuk 2.3.3 Psychosociale problemen kunnen oplossen). 

 

2.2.4 Besluit 

Uit  al  het  voorgaande  kan  er  besloten worden  dat  een  samenwerking  tussen  de 

welzijnszorg  en  de  gezondheidszorg  een  bevorderende  invloed  heeft  op  de 

toegankelijkheid van de zorg in het algemeen. 

 

2.3 Maatschappelijk  werk  binnen  de  eerstelijnsgezondheidszorg 

beïnvloedt (on)rechtstreeks de gezondheid 

 

Het tweede argument geeft aan dat een maatschappelijk assistent binnen het team 

van  een  artsenpraktijk  andere  invalshoeken  en  perspectieven  kan  bieden  en  zo 

rechtstreeks  of  onrechtstreeks  de  gezondheid  van  de  patiënt  bevordert.  Uit 

verschillende  onderzoeken  komen  drie  belangrijke  elementen,  die  een 

maatschappelijk  assistent  kan  beïnvloeden,  naar  voren:  inkomen,  het  aanwijzen 

van  sociaal‐economische  ongelijkheden  en  het  oplossen  van  psychosociale 

problemen. 

Page 22: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     15  

2.3.1 Inkomen en gezondheid 

“Income and  socio­economic  status are key determinants of health  (Lynch, Davey‐

Smith, Kaplan, & House, 2000; Marmot & Wilkinson, 2000; Wilkinson & Marmot, 

2003).  […]continually  struggling  to  cope  with  difficult  material  conditions  (e.g. 

adequate  income, housing and  food) can  lead  to greater experience of psychosocial 

stress (Wilkinson, 1996; Brunner & Mamot, 1999). Increased levels of stress may, in 

turn,  influence  susceptibility  to  somatic disease  through weakening of  the  immune 

system (Wilkinson, 1996; Watkins, 1997; Elstad, 1998), and lead to the adoption of 

health­threatening behaviours  (e.g. excessive alcohol and  carbohydratedense diets)  

(Jarvis & Wardle, 1999)  (Greasley & Small, 2004, p. 256)”. 

De reeds aangehaalde studie uit het Verenigd Koninkrijk  (Greasley & Small, 2005) 

en andere studies (Greasley & Small, 2002; Toeg, Mercer,  Iliffe, & Lenihan, 2003) 

geven  aan  dat  er  een  toename  is  in  de  effectiviteit  van  het  toekennen  van 

gezondheidsgerelateerde welzijnstoelagen wanneer een maatschappelijk assistent 

actief  is  binnen  een  artsenpraktijk.  Deze  financiële  toelagen  bleven  voordien 

onbehandeld door een tekort aan oplettendheid van de arts rond de geschiktheid 

van de patiënt. Daarnaast blijkt de complexiteit van het uitkeringssysteem en het 

stigmatiserende karakter redenen te zijn waarom mensen die recht hebben op een 

uitkering, deze toch niet aanvragen (Costigan, Finch, Jackson, Legard, & & Ritchie, 

1999).  Bijvoorbeeld:  slechts  40‐60%  van  de  mensen  die  recht  hebben  op 

bijkomende uitkeringen, eisen deze op. Door een maatschappelijk assistent binnen 

de artsenpraktijk te brengen, werden meer mensen op de hoogte gesteld van hun 

rechten op deze gezondheidsgerelateerde toelagen, waardoor dit recht door meer 

rechtmatigen werd opgeëist (National Audit Office, 2002). Het toekennen van deze 

toelagen  heeft  een  significante  invloed  op  de  levenskwaliteit  van  het  individu 

(Greasley & Small, 2004) en een kleine, maar significante invloed op de gezondheid 

op  individueel  niveau    (Abbot,  Hobby,  &  Cotter,  2005).  In  dit  laatste  onderzoek 

werd  gewerkt  met  gestructureerde  interviews,  die  afgenomen  werden  bij 

patiënten,  die  binnen  een  afgebakende  tijdsperiode  welzijnsadvies  gekregen 

hadden. Het  gaat  hier  over  patiënten  die  naar  een  artsenpraktijk  gaan waar  een 

maatschappelijk assistent aanwezig is. Het onderzoek gaf aan dat, door een stijging 

Page 23: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     16  

van  het  inkomen,  een  reductie  van  de  lichamelijke  pijn  op  zes maanden  en  een 

bevordering van de mentale gezondheid en het emotioneel functioneren op twaalf 

maanden  vastgesteld  werd  (Abbot,  Hobby,  &  Cotter,  2005).  De  verklaring  voor 

deze vaststellingen zou  luiden dat, wanneer mensen over een verhoogd  inkomen 

beschikken,  ze minder  stress  beleven.  Ze  hebben  dan  immers  een  zekerheid  dat 

hun  rekeningen  betaald  kunnen worden  én  dat  ze meer  gebruik  kunnen maken 

van het openbaar vervoer, zodat ze hun sociale netwerken kunnen onderhouden. 

Slechts 1/3 van de deelnemers  aan de  steekproef  gaf  extra  geld uit  aan voeding. 

Een  inkomensstijging  heeft  dus  geen  directe  gevolgen  op  de  fysieke  gezondheid 

maar  wel  op  de  psychologische  en  sociale  gezondheid  van  het  individu  (Abbot, 

Hobby, & Cotter, 2005). Een eerder uitgevoerd onderzoek van Abbot en Davidson 

(2000) verklaart deze reductie van fysieke pijn door een toename in het inkomen 

op een andere manier: de patiënt beschikt over meer  inkomen waardoor hij zich 

minder zorgen maakt over zijn financiële en sociale problemen én de patiënt voelt 

zich meer  in staat om aan de hand van doktersbezoeken zijn  fysieke symptomen 

uit te klaren. 

Een inkomensverlaging zou echter meer effect hebben op de gezondheid dan een 

inkomenstoename (Benzeval & Judge, 2001).  

 

2.3.2 Aanwijzen van sociaal‐economische ongelijkheden 

Onderzoek  toont  aan  dat  organisaties  die  welzijnsadvies  verlenen,  goed 

functioneren  in  het  aanwijzen  van  ongelijkheden  in  gezondheid  die  gerelateerd 

zijn aan armoede en uitsluiting  (Acheson, 1998). Deze diensten voorzien ook een 

middenweg  waarbij  de  eerstelijnsorganisaties  de  sociale,  economische  en 

omgevingsinvloeden op de gezondheid van hun populatie kunnen aanwijzen. Er is 

bewijs  aangehaald  in  een  Engels  onderzoek  dat  een  maatschappelijk  assistent 

binnen  een  eerstelijnsgezondheidsorganisatie  ervoor  kan  zorgen  dat  de 

gezondheid  of  de  levenskwaliteit  van  de  patiënten  verbetert.  Dit  door  het 

verminderen  van  de  angst  en  stress,  die  veroorzaakt  worden  door  omkeerbare 

sociaal‐economische  omstandigheden  (Greasley  &  Small,  2002;  Abbot  &  Hobby, 

Page 24: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     17  

2000).  Een  maatschappelijk  assistent  binnen  de  artsenpraktijk  blijkt  uit  de 

literatuur  een meerwaarde  te  zijn,  doordat  de  socio‐economische  noden  van  de 

patiënt beter aangepakt kunnen worden. Hierdoor zou niet alleen de patiënt beter 

geholpen zijn, het zou ook een lastvermindering betekenen voor de arts  (Greasley 

& Small, 2002; Harding, Sherr, Sherr, & al, 2003). 

 

2.3.3 Psychosociale problemen6 kunnen oplossen 

Literatuur  toont aan dat de behandeling van psychosociale problemen binnen de 

huisartsenpraktijken verwaarloosd wordt,  ook al  is  er  een grote  groep patiënten 

met psychische gezondheidsproblemen in behandeling bij een geneesheer  (Lesser 

J.  G.,  2000).  Daarnaast  wordt  door  verschillende  onderzoekers  aangetoond  dat, 

ondanks  het  hoge  aantal  patiënten met  een  gematigde  depressie  en  angsten  die 

binnen  de  artsenpraktijken  behandeld  worden,  er  toch  slechts  beperkte 

doorverwijzingen  of  consultatiesessies  door  de  geneesheer  zijn  om  deze 

psychosociale  problemen  aan  te  pakken  (Blount,  1998;  Bray  &  Rogers,  1997; 

Higgings, 1994; Katon, et al., 1990; Kroenke & Mangelsdorff, 1989; Paulsen, 1997; 

Spitzer, et al., 1995). Het gebrek aan aandacht voor deze problemen bij patiënten 

van huisartsen  zou  te wijten  zijn  aan  tijdsgebrek en een  te kort  aan  training om 

met deze problemen om te kunnen gaan  (Dorwart, 1990; Magruder‐Habib, Zung, 

&  Feussner,  1990).  In  het  artikel  van  Lesser  (2000)  wordt  deze  problematiek 

besproken en worden diverse oplossingsstrategieën weergegeven. Berkman et al. 

(1996)  geven  aan  dat  het  onrealistisch  is,  om  van  de  arts  in  de  eerstelijn  te 

verwachten  om  zowel  het  psychosociale  probleem  in  te  schatten,  als  te  werken 

met patiënten die  een  specifieke behandeling niet  toestaan,  als  ook de  familie  te 

betrekken én door te verwijzen naar sociale diensten. Deze auteurs geven echter 

wel  aan  dat  de  arts  de  vaardigheden  van  maatschappelijk  werkers  zou  moeten 

aanleren om zo de psychosociale aspecten van de ziekte te kunnen aanpakken. Ze 

baseren  zich  hiervoor  op  de  discussie  omtrent  de  verenigbaarheid  van 

                                                            6 Psychosociaal = “behorend tot of betrekking hebbend op de sociale aspecten van en invloeden op psychische verschijnselen (Geerts & Heestermans, 1995)”. 

Page 25: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     18  

huisartsengeneeskunde  en  maatschappelijk  werk,  omdat  beide  strekkingen  zich 

bezighouden  met  de  biologische  en  psychosociale  aspecten  van  gezondheid 

(Lowry, 1987). Een mogelijke oplossing volgens verschillende auteurs  is dan ook 

het  ontwikkelen  van  behandelingteams  binnen  eerstelijnsvoorzieningen  (Belar, 

1995;  Belar  &  Deardorff,  1995;  Bray  &  Rogers,  1995;  Lesser  M.  ,  1993;  Pace, 

Chaney, Mullins, & Olson, 1995; White, Gundrum, Shearer, & Simmons, 1994). De 

waarde van een multidisciplinair team binnen de eerstelijnszorg bestaat eruit dat  

het  gebruik  van  psychische  hulpdiensten  zal  toenemen  wanneer  deze  diensten 

gelokaliseerd  zijn  in  de  medische  setting.  Deze  diensten  zijn  hierdoor 

toegankelijker  en  het  mogelijke  stigma  dat  geassocieerd  wordt  met  psychische 

gezondheidsdiensten,  wordt  gereduceerd.  Daarnaast  geeft  een  onderzoek  van 

Goldberg  en  Neil  (1972),  waarin  ze  de  doorverwijzingen  naar  maatschappelijk 

assistenten  binnen  een  ziekenhuis  onderzochten,  aan  dat  patiënten  een  interne 

doorverwijzing  naar  een maatschappelijk  assistent  binnen  het  gezondheidsteam 

gemakkelijker  accepteerden,  doordat  er  geen  openlijk  stigma  van  de  sociale 

welzijnsorganisaties  was  en  doordat  de  diensten  deel  uitmaakten  van  het 

ziekenhuis. Met andere woorden: de toegankelijkheidsdrempel, door de vrees voor 

stigmatisering, verdwijnt voor zowel psychische als voor sociale hulporganisaties 

wanneer  deze  hulpverleners  intern  aanwezig  zijn  binnen  dezelfde  setting,  bij 

voorkeur  een  artsenpraktijk.  Een  ander  onderzoek  (Huntington,  1981)  had  als 

resultaat  dat  50%  van  de  bevraagde  patiënten  die  naar  een  maatschappelijk 

assistent  werden  doorverwezen,  niet  op  deze  doorverwijzing  zou  ingegaan  zijn, 

indien de maatschappelijk assistent zich buiten de medische setting zou bevinden.  

De  psychosociale  evaluatie  van  de  patiënt,  gemaakt  door  de  maatschappelijk 

assistent, is een aanvulling op de fysieke onderzoeken uitgevoerd door de arts. Een 

samenwerking  met  de  arts  rond  een  behandelingsplan  is  hierdoor  dan  ook 

mogelijk.  Deze  bevinding,  dat  een  psychische  en  sociale  dienst  binnen  een 

eerstelijnsgezondheidszorgsetting bevorderend werkt, werd bekrachtigd in andere 

onderzoeken  (Blount  &  Bayona,  1994;  Bray  &  Rogers,  1997;  Mitchell  &  Haber, 

1997; Paulsen, 1997; White, Gundrum, Shearer, & Simmons, 1994).  

2.3.4 Conclusie 

Page 26: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     19  

Een  maatschappelijk  assistent  binnen  een  artsenpraktijk  zou  rechtstreeks  en 

onrechtstreeks de gezondheid op verschillende manieren kunnen beïnvloeden. 

Ten eerste vinden rechthebbende patiënten vlotter de  toegang  tot hun  financiële 

toelagen.  Ten  tweede  kan  er  sneller  geanticipeerd  worden  op  de  sociale, 

economische  en  omgevingsfactoren  die  de  gezondheid  beïnvloeden.  Ten  derde 

verloopt  een  doorverwijzing  naar  een  maatschappelijk  assistent  binnen  het 

gezondheidsteam gemakkelijker. Er wordt namelijk geen openlijk stigma ervaren 

dat  geassocieerd  wordt  met  de  sociale  welzijnsorganisaties  en  de  hoge 

bereikbaarheid van de diensten binnen de artsenpraktijken is ook een pluspunt. 

 

2.4 De samenwerking tussen de maatschappelijk assistent en de arts 

 

Ondanks  de  ervaren  voordelen  worden  maatschappelijk  assistenten  niet  altijd 

welkom  geheten  door  geneeskundigen.  Deze  samenwerking  zou  namelijk  een 

inbreuk betekenen binnen de algemene artsenpraktijk. Het zou de grenzen van de 

medische  zorg  schenden.  Door  deze  samenwerking  zou  er  een  tijdperk  worden 

aangekondigd  waarin  men verwacht van de arts zowel verantwoordelijk voor als 

gespecialiseerd in alle vormen van welzijn en alle sociale en medische situaties die 

hun patiënten beïnvloeden,  te  zijn  (Chaggar, 1993). Zoals een citaat van Chaggar 

zegt: “It is a burden we can do without  (Greasley & Small, 2005, p. 514)”. Ook wordt 

in  hetzelfde  artikel  het  gevaar  voor  het  medicaliseren  van  sociale  problemen 

aangekaart. Dit wordt ook bevestigd  in een evaluatie van de Engelse  ‘CAB advice 

service’ uit Liverpool. De tegenargumenten van de artsen voor deze samenwerking 

bestonden  voornamelijk  uit  het  extra  papierwerk  dat  ze  hierdoor  kregen.  Met 

extra papierwerk wordt de weergave van diagnostische en functionele informatie 

bedoeld  en  een  ondersteunende  brief  die  ze  moeten  opsturen  naar  de  sociale 

dienst die de uitkeringen toekent (Abbot & Hobby, 1999).  

 

In  het  Britse  onderzoek  van  Greasley  en  Small  (2005)  werden  focusgroepen 

georganiseerd  om  de  samenwerking  tussen  de  eerstelijnszorg  en  de 

Page 27: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     20  

maatschappelijk  assistenten  tijdens  een  twaalf  maanden  durend  project  te 

evalueren.  Na  acht maanden  kwamen  zes maatschappelijk  assistenten  samen  in 

een  focusgroep. Daarbij werd de vraag gesteld welke voordelen  zij  ondervonden 

bij  het  geven  van welzijnsadvies  in  eerstelijnszorgpraktijken.  Voordelen  voor  de 

patiënt,  voor de praktijk  zelf  en voor  zichzelf  (zie 2.4.1 De voordelen). Maar ook 

welke problemen men ondervond bij het inbrengen van deze sociale dienst binnen 

de  eerstelijnspraktijk  (zie  2.4.2  De  nadelen).  Na  twaalf  maanden  werden  voor 

datzelfde onderzoek binnen veertien eerstelijnszorgpraktijken voor de  leden van 

de eerstelijnszorg focusgroepen georganiseerd. Hier werkten in totaal aan mee: elf 

artsen, dertien coördinatoren, vijf verpleegkundigen en acht leden van het onthaal. 

Er  werd  nagegaan  wat  de  voordelen  waren  van  een  sociale  dienst  binnen  de 

eerstelijnspraktijk (zie 2.4.1 De voordelen), welke problemen ze ondervonden om 

een sociale dienst te huisvesten en hoe deze problemen vermeden konden worden 

(zie hoofdstuk 5 Discussie en aanbevelingen). 

 

2.4.1 De voordelen van deze samenwerking 

De  voordelen  van  een  samenwerking,  die  door  de  maatschappelijk  assistenten 

aangegeven werden, zijn gericht rond:  

1. De  mogelijkheid  om  welzijnsadvies  te  kunnen  bieden  binnen  een 

dokterspraktijk.  

Dit  zorgt  voor  een  verbetering  in  het  vinden  van  de  weg  naar  de 

sociale  diensten.  Binnen  dit  onderzoek  was  dit  een  voordeel  dat 

voornamelijk  van  toepassing  was  bij  mensen  met  een  mentaal 

gezondheidsprobleem of vrouwen van Zuid‐Aziatische origine.  

Daarnaast  consulteert  men  steeds  dezelfde  maatschappelijk 

assistent, in tegenstelling tot bij de algemene sociale diensten, wat de 

vertrouwensrelatie bevordert.  

De mogelijkheid om huisbezoeken af te leggen is ook aanwezig. 

 

2.  Er is sprake van integraal werken.   

Page 28: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     21  

Door  de  relatie  tussen  de  maatschappelijk  assistent  en  de 

arts/verpleegkundige  kan  er  sneller  noodzakelijke  informatie 

uitgewisseld  worden.  Bijvoorbeeld:  informatie  die  nodig  is  om  de 

procedure  voor  het  opeisen  van  de  rechthebbende  uitkering  te 

kunnen  vervolledigen.  Dit  doordat  de  arts  op  dezelfde  locatie 

aanwezig  is  en er hierdoor geen verplaatsing moet  gebeuren, maar 

ook  doordat  ze  tot  hetzelfde  team  behoren  en  daardoor  meer 

behulpzaam zijn naar elkaar toe. 

3. Verbetering in gezondheid en levenskwaliteit 

Zoals eerder aangehaald werd, wordt dit voordeel veroorzaakt door 

het  aanpakken  van  sociale  en  economische  problemen,  door 

bijvoorbeeld mensen te helpen met het opeisen van hun uitkeringen 

of preventief  te werken rond de financiële situatie van mensen met 

mentale gezondheidsproblemen. Door deze aanpak wordt de  stress 

en de angst die de patiënt rond zijn situatie beleeft, gereduceerd en 

ontstaat  er  een  verbetering  van  de  sociale  en  economische 

omstandigheden van de patiënt. 

Dit laatste wordt ook door verschillende onderzoeken aangetoond. Veranderingen 

op  sociaal  en economisch niveau houden een verbetering  in  voor de  gezondheid 

(Greasley & Small, 2002; Abbot & Hobby, 2000). 

Het  team  van  de  eerstelijnszorgpraktijk  binnen  het  onderzoek  van  Greasly  en 

Small (2005) gaf als voordeel van deze samenwerking aan, dat de maatschappelijk 

assistenten beschouwd werden als een bron om patiënten naar door te verwijzen 

voor welzijnsadvies. 

Dit  houdt  in  voor  het  medische  team  dat  er  een  verdere 

professionele  betekenis  gegeven  wordt  aan  het  benoemen  van  de 

patiënten hun noden. 

Dit zorgt ook voor het reduceren van de werkdruk voor de medische 

staf:  zij  moeten  zich  niet  meer  bezighouden  met  het  invullen  van 

formulieren rond uitkeringen, maar kunnen hiervoor doorverwijzen 

Page 29: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     22  

naar een meer gespecialiseerd teamlid: de maatschappelijk assistent. 

De  ongerustheid  om  deze  formulieren  verkeerd  in  te  vullen, 

verdwijnt hierdoor ook. 

De praktijkmanagers staan positief  tegenover deze samenwerking. Er zou sprake 

zijn  van  een  verbetering  van  de  dienst  voor  de  patiënt.  Deze  verbetering  zou 

voornamelijk  te  danken  zijn  aan  het  voordeel  dat  de  dienst  gemakkelijk 

toegankelijk  is,  ten  tweede  door  de  professionele  welzijnsadviezen  die  aan  de 

patiënten  gegeven  worden  en  ten  derde  de  tijdsbesparing  voor  het  overige 

personeel.  Op  één  praktijkmanager  na  wilden  alle  praktijkmanagers    binnen  de 

studie van Greasly en Small (2005) deze samenwerking behouden. Voor sommige 

diensten hield dit een constante bemanning in, voor anderen een bemanning van 

slechts een aantal uren in de week. 

 

2.4.2 De nadelen van deze samenwerking: problemen en moeilijkheden 

De  maatschappelijk  assistenten  haalden  twee  nadelen  aan  rond  deze 

samenwerking (Greasley & Small 2005):  

1. Er waren een aantal ongepaste doorverwijzingen. 

Dit  zou  deels  te wijten  zijn  aan  een  tekort  aan  kennis  bij  sommige 

leden  van  het  eerstelijnsgezondheidszorgteam  rond  de  rol  van  de 

maatschappelijk  assistenten  en  het  soort  advies  dat  zij  kunnen 

geven. 

2. Er  werd  een  tekort  aan  toewijding  en  verbondenheid  met  de  praktijk 

ervaren in sommige gevallen.     

Sommige  maatschappelijk  assistenten  rapporteerden  dat  het 

medische  team  niet  geïnteresseerd  was  in  hun  rol  binnen  de 

voorziening en wat dit als voordelen kon hebben voor de patiënt.  

In  het  onderzoek  van  Kharicha  et  al  (2005)  werden  aan  de  hand  van 

gestructureerde interviews 52 maatschappelijk assistenten bevraagd naar de voor‐ 

en  nadelen  van  een  samenwerking  tussen  maatschappelijk  assistenten  en 

huisartsen.  Zij  gaven  aan  dat  de  grootste  moeilijkheden  binnen  deze 

Page 30: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     23  

samenwerking  veroorzaakt  werden  doordat  er  binnen  de  samenwerking  een 

gebrek  is  aan  duidelijkheid  en  begrip  voor  elkaars  rol,  verantwoordelijkheid, 

noden  en  moeilijkheden  en  organisatorische  procedures.  Artsen  en 

maatschappelijk werkers hebben namelijk een verschillende visie op tijd en op de 

invulling van de term ‘dringend’. Daarnaast hebben artsen ook geen inzicht in het 

sociale  en het  gezondheidszorgbeleid en wordt de  relatie  tussen een arts en een 

sociaal assistent als  ‘command and control’ benoemd. Dit  laatste betekent dat de 

arts  reeds  een  sociale  diagnose  van  het  probleem  heeft  gemaakt  vanuit  zijn 

medische invalshoek en niet inziet dat de maatschappelijk assistent het probleem 

vanuit  een  andere  hoek  bekijkt  en  hierdoor  een  andere  sociale  diagnose  kan 

stellen.  

 

2.4.3 Conclusie 

Er  kan  geconcludeerd worden dat  een  samenwerking  tussen de maatschappelijk 

assistent en de arts niet evident  is. Er zijn een aantal afspraken, methodieken en 

visies die vooraf afgetoetst en besproken moeten worden opdat een samenwerking 

succesvol  kan  gaan  zonder  dat  daarbij  de  eigenheid  van  elke  beroepstak  in  het 

gedrang  komt.  Greasly  en  Small  (2005)  geven  aan  dat  er  binnen  deze 

samenwerking  verder  nagedacht moet worden  over  een  feedbacksysteem,  zodat 

het medische team weet of hun doorverwijzing opgevolgd werd, efficiënt was én of 

er  gewerkt  wordt  aan  voldoende  informatieverspreiding  zodat  de  patiënten  de 

sociale dienst binnen de artsenpraktijk leren kennen.  

  

2.5 Besluit 

Het  besluit  van  de  studie  van  Greasly  en  Small  (2005)  luidt  als  volgt:  de 

samenwerking tussen de maatschappelijk assistent en het medische korps binnen 

de  eerstelijnspraktijk  hebben  als  voordeel  dat  er  een  hulpmiddel  is  om  meer 

sociale  en  economische  problemen  van  patiënten  aan  te  pakken  en  dat  het 

medische korps minder tijd spendeert aan advies in verband met welzijn.  

Page 31: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO  Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009     24  

De retrospectieve studie  in Bradford  in 2004 maakte een gelijkaardige conclusie. 

Er  werd  geconcludeerd  dat  een  welzijnsdienst  binnen  een  artsenpraktijk  een 

“excellente  strategie”  is  voor  de  eerstelijngezondheidsorganisaties  om  sociale, 

economische  en  omgevingsfactoren  die  de  gezondheid  van  hun  populatie 

beïnvloeden,  te  kunnen  detecteren  en  te  kunnen  aanwijzen  (Greasley  &  Small, 

2004).  

Ook in de studie van Kharicha et al. (2005) waren de artsen en de maatschappelijk 

assistenten  het  erover  eens  dat  een  samenwerking  voordelen  heeft  voor  hun 

gedeeld cliënteel. 

De  twee  opgesomde  hypothesen  worden  met  andere  woorden  door  onderzoek 

ondersteund.  Nu  is  echter  de  vraag  of  dit  ook  geldt  voor  een 

wijkgezondheidscentrum, meer bepaald voor het UGC Nieuw Gent. 

Vandaar de onderzoeksvraag: “Is er nood aan individueel maatschappelijk werk bij 

de  ingeschreven  patiëntenpopulatie  en  hulpverleners  van  een  multidisciplinaire 

eerstelijnspraktijk in een achtergestelde buurt in Gent: een behoefteanalyse.” 

 

 

 

 

Page 32: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   25  

3. Methodologie 

 

Dit kwantitatief, beschrijvende onderzoek bestaat uit twee delen: de bevraging van 

de  patiënten  en  de  bevraging  van  de  teamleden  van  het  Universitair 

Gezondheidscentrum (UGC) Nieuw Gent.  

 

3.1 Bevraging van de patiënten 

 

3.1.1 Steekproef 

De ingeschreven patiënten werden eenmalig in de wachtzaal door de onderzoeker 

aangesproken na of voor hun consultatie en gevraagd of ze wilden deelnemen aan 

het  onderzoek.  Dit  gebeurde  tijdens  de  maand  februari  van  2008  tot  er  100 

volledig  ingevulde  vragenlijsten  verzameld  waren.  Er  werd  op  voorhand  geen 

stratificatiestrategie uitgewerkt, maar iedereen die aanwezig was in de wachtzaal 

binnen de onderzoeksperiode, werd aangesproken zonder onderscheid  te maken 

tussen geslacht, sociaal‐economische status en leeftijd. Dit omdat de onderzoeker 

geen sociaal demografische achtergrondinformatie heeft over de patiënten. Nadien 

werd nagegaan of alle groepen vertegenwoordigd waren in het onderzoek.  

De  vragenlijst  werd  vertaald  in  drie  talen  (Nederlands,  Frans  en  Engels)  om  de  

doelgroep die de Nederlandse taal niet voldoende machtig is, niet uit te sluiten.  

Er waren een aantal exclusie criteria, zoals minderjarigen, niet of pas ingeschreven 

patiënten  en  patiënten  met  bepaalde  medische  en  psychologische  problemen 

waarbij  het  aanbieden  van  een  vragenlijst  ongewenst  is  of  waarbij  het  invullen 

onmogelijk is. 

De  respondenten  gaven  mondelinge  toestemming  voor  hun  deelname  aan  het 

onderzoek  (‘implied  consent’).  Er  waren  ongeveer  vijf  patiënten  die  weigerden 

deel  te nemen aan het onderzoek. Over het algemeen waren dit patiënten die op 

het moment  van de  bevraging  zich  zichtbaar  niet  goed voelden  en niet  gestoord 

wilden worden, alsook mensen die door een taalbarrière de vraag niet verstonden.  

 

Page 33: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   26  

3.1.2 Onderzoeksmethode: de vragenlijst 

Met goedkeuring van het Ethisch Comité werd eenmalig een semigestructureerde 

vragenlijst afgenomen. Deze vragenlijst bestond uit gesloten vragen, voornamelijk 

in  de  vorm  van  meerkeuzevragen.  De  patiënt  had  de  keuze  om  samen  met  de 

onderzoeker  de  vragenlijst  in  te  vullen  of  om  dit  zelfstandig  te  doen.  De 

meerderheid  van  de  respondenten  kozen  om  samen  met  de  onderzoeker  de 

vragenlijst  in  te  vullen.  Er  werd  echter  gelet  op  het  feit  dat  dit  geen 

semigestructureerd,  kwalitatief  interview  werd,  maar  dat  de  vragenlijst  strikt 

gevolgd werd.  De  duur  van  het  invullen  van  de  vragenlijst  lag  tussen  de  5  à  15 

minuten. 

Aan  de  hand  van  deze  vragenlijst  werd  gevraagd  of  patiënten  bepaalde 

vragen/problemen  hadden  of  actueel  hebben  rond  een  aantal  thema’s  zoals 

huisvesting,  relaties  met  partner/kind(eren),  werk‐  of  werkloosheidsstatuut, 

verzekeringen, financiële situatie, juridische problemen, verblijfsvergunning en      

‐mogelijkheden  in  België.  Daarnaast  kregen  ze  ook  de  vraag  of  ze  problemen 

ondervinden bij het invullen van officiële papieren (bijvoorbeeld: papieren van de 

belastingen,  kinderbijslag…).  De  bedoeling  was  om  te  inventariseren  hoeveel 

mensen  met  deze  vragen  zitten/zaten  en  hoeveel  van  de  patiënten  deze 

problemen/vragen reeds besproken hebben met iemand van het UGC Nieuw Gent 

of  met  iemand  van  een  andere  dienst  buiten  het  centrum.  Indien  men  deze 

problematiek reeds besproken heeft met een organisatie werd er nagegaan wat de 

oplossing was die men kreeg en of deze efficiënt was voor hem. 

De 100 vragenlijsten van de patiënten werden verwerkt aan de hand van het SPSS 

programma door frequenties te laten lopen.  

Er  werd  gekozen  voor  deze  methodiek  en  niet  voor  de  methodiek  van 

focusgroepen  omwille  van  de  doelgroep  en  het  thema.  Doordat  het  praktisch 

moeilijker is om deze doelgroep aan te schrijven, omwille van de bescherming van 

de privacy, werd er geopteerd om de bezoekende patiënt aan te spreken, in plaats 

van  alle  patiënten  schriftelijk  uit  te  nodigen  voor  een  gesprek.  Ook  om  het 

stigmatiserende  effect  te  vermijden.  In  de  periode  dat  de  patiënten wachten  op 

Page 34: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   27  

hun consultatie is er geen plaats en tijd om een focusgroep of diepte interview te 

houden,  daardoor  werd  er  geopteerd  om  een  vlot  invulbare  vragenlijst  te 

gebruiken om de gegevens  te verzamelen. Deze vragenlijst heeft als voordeel dat 

ze  gemakkelijk  te  verwerken  is  en  dat  de  bias  ‘sociaal  wenselijk  antwoorden’ 

minder voorkomt door de gewaarborgde anonimiteit van de respondent. 

   

3.2 Bevraging team van het UGC Nieuw Gent 

 

3.2.1 Steekproef 

De  teamleden  van  het  Universitair  Gezondheidscentrum  Nieuw  Gent  die  om 

professionele redenen in contact komen met de patiënten, werden meermaals via 

e‐mail gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek. Het gaat om twaalf mensen 

waarvan  volgende  functies  vertegenwoordigd  zijn:  arts,  verpleegkundige,  diëtist, 

gezondheidspromotor, onthaal en administratief medewerker. Eén arts werd niet 

bevraagd gezien zijn betrokkenheid als co‐promotor van deze Masterproef.  

Ook hier werd gewerkt met een ‘implied consent’. 

 

3.2.2 Onderzoeksmethode: de vragenlijst  

De  teamleden  kregen  een  vragenlijst  opgestuurd  via  e‐mail.  Deze  mails  werden 

verspreid  via  de  arts  die  niet  deelneemt  aan  het  onderzoek  gezien  zijn 

betrokkenheid. Er werd hen gevraagd de ingevulde vragenlijst terug te sturen naar 

de  onderzoeker  om  de  geheimhouding  van  de  antwoorden  ten  opzichte  van  de 

andere  teamleden  te  bewaren.  In  totaal  werden  zeven  ingevulde  vragenlijsten 

ontvangen van de twaalf verzonden exemplaren. 

De semigestructureerde vragenlijst bevatte gesloten vragen en het duurde 5 à 15 

minuten om hem volledig in te vullen. De zeven vragenlijsten van het team werden 

verwerkt aan de hand van beschrijvende statistiek (frequenties). Aan de hand van 

deze  vragenlijst  werd  nagegaan  hoe  frequent  patiënten  niet‐medische  vragen  of 

problemen voorleggen en over welke thema’s het gaat. Hoe ze hiermee omgaan en 

of  ze dit  ervaren als  een onderdeel  van het werkpakket of  als belastend voor de 

werkdruk door tekort aan tijd en/of expertise. 

Page 35: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   28  

4 Resultaten   

4.1 Socio­demografische gegevens patiënten 

 

  Tabel 1: Socio­demografische gegevens patiënten (N=100) 

Topic     frequentie  gevalideerd % 

Geslacht  Vrouw  61  61%

   Man  39  39%

Taal vragenlijst  Nederlands  82  82%

   Frans  13  13%

   Engels  5  5%

Leeftijd  <18 jaar  1  1%

   18‐25 jaar  28  29%

   26‐35 jaar  27  27,90%

   36‐45 jaar  17  17,60%

   46‐55 jaar  11  11,30%

   56‐65 jaar  7  7,10%

   66‐75 jaar  6  6,10%

Woonsituatie  Alleen  29  29%

   Samen met partner  18  18%

   Samen met partner en kind(eren)  33  33%

   Samen met kind(eren)  12  12%

   Bij zij/haar ouders  6  6%   Samen met iemand (niet zijn/haar partner)  2  2%

Burgerlijke status  Officieel alleenstaand  42  43,30%

   Getrouwd/wettelijk samenwonend  40  41,20%

   Gescheiden  10  10,30%

   Weduwenaar/ weduwe  5  5,20%

Kinderen  Ja  67  67%   Nee  33  33%

hoogste   Geen opleidingsniveau  6  6%

 opleidingsniveau  Lagere school  17  17%

   Middelbare school  39  39%

   Hoge school korte type (3jaar)  11  11%

   Hoge school lange type (5jaar)  4  4%

   Universiteit  14  14%   Getuigschrift  9  9%

Werksituatie  Arbeider  27  27%

   Werkloos  20  20%

   Bediende  15  15%

   Student  11  11%

   Werkonbekwaam  10  10%

   Andere  10  10%

   Huisvrouw/huisman  7  7%

Page 36: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   29  

4.2 Resultaten bevraging patiënten 

 

4.2.1 Patiëntengegevens 

De  meerderheid  van  de  respondenten  (45,8%)  is  reeds  tussen  1  en  5  jaar 

ingeschreven  als  patiënt  binnen  het  UGC  Nieuw  Gent.  Meer  dan  5  jaar 

ingeschreven zijn, geldt voor 31,3% en bij 22,9% is dit minder dan 1 jaar.  

Tabel 2: Regelmaat in bezoek aan het UGC Nieuw Gent 

Bezoek aan:  Elke 

dag  

1 of    >1 

per 

week  

1  of  >  1 

per 

maand  

1  of  >1 

per jaar 

Nooit Totaal 

(missing) 

Onthaal  

Frequentie: 

Gevalideerd procent: 

 

0% 

12 

13% 

47 

51,1% 

30 

32,6% 

3,3% 

 

92 (8) 

100% 

Arts 

Frequentie: 

 Gevalideerd procent: 

 

0% 

12 

12,5% 

49 

51% 

33 

34,4% 

2,1% 

 

96 (4) 

100% 

Verpleegkundige 

Frequentie: 

Gevalideerd procent: 

 

0% 

2,1% 

17 

18,1% 

13 

13,8% 

62 

66% 

 

94 (6) 

100% 

Gezondheidspromotor  

Frequentie: 

Gevalideerd procent: 

 

0% 

0% 

1,1% 

4,3% 

88 

94,6% 

 

93 (7) 

100% 

 Diëtist 

Frequentie: 

Gevalideerd procent: 

 

0% 

1% 

0% 

7,3% 

88 

91,7% 

 

96 (4) 

100% 

     N = 100 

De  contactwaarde  met  het  onthaal  wordt  door  59,3%  omschreven  als  ‘louter 

formeel’  en  door  22%  als  ‘vluchtig’.  Voor  14,3%  is  dit  contact  ‘diepgaand  en 

persoonlijk’. 

De  contactwaarde met  de  arts  wordt  door  60,9%  als  ‘diepgaand  en  persoonlijk’ 

omschreven, door 26,1% als ‘louter formeel’ en door 12% als ‘vluchtig’. 

Met de verpleegkundige wordt de  contactwaarde door 12,4% als  ‘louter  formeel’, 

door  12,4%  als  ‘diepgaand  en  persoonlijk’  en  door  10,3%  als  ‘vluchtig’ 

Page 37: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   30  

omschreven.  Echter  gaven  64,9%  van  de  respondenten  aan  niet  met  de 

verpleegkundigen in contact te komen. 

Van  de  8,3%  van  de  respondenten  die  in  contact  komen  met  de 

gezondheidspromotor  omschrijft  3,1%  het  contact  als  ‘diepgaand  en  persoonlijk’, 

3,1% als ‘vluchtig’ en 2,1% als ‘louter formeel’. 

Van de 10,3% respondenten die in contact komen met de diëtist wordt dit contact 

door 4,1% als  ‘louter formeel’ benoemt, door 3,1% als  ‘vluchtig’ en door 3,1% als 

‘diepgaand en persoonlijk’. 

 

4.2.2 Sociale problemen: algemeen 

Tabel 3: Aanwezigheid sociale problemen 

Onderwerp:  Ja Nee Totaal (Missing) 

Huisvesting 

Frequentie: 

Gevalideerd procent: 

34 

34% 

66 

66% 

 

100 (0) 

100% 

Relaties met partner en/of kinderen 

Frequentie: 

Gevalideerd procent: 

25 

25% 

75 

75% 

 

100 (0) 

100% 

Werk/werkloosheid/sociale wetgeving

Frequentie: 

Gevalideerd procent: 

29 

29,3% 

70 

70,7% 

 

99 (1) 

100% 

Verblijfsvergunning en/of –mogelijkheden

Frequentie: 

Gevalideerd procent: 

7,2% 

90 

92,8% 

 

97 (3) 

100% 

Verzekeringen 

Frequentie: 

Gevalideerd procent: 

17 

17% 

83 

83% 

 

100 (0) 

100% 

Juridische zaken 

Frequentie: 

Gevalideerd procent: 

18 

18,4% 

80 

81,6% 

 

98 (2) 

100% 

Financiën 

Frequentie: 

Gevalideerd procent: 

35 

35,4% 

64 

64,4% 

 

99 (1) 

99.8% 

Het invullen van officiële papieren 

Frequentie: 

Gevalideerd procent: 

28 

28,9% 

69 

71,1% 

 

97 (3) 

100% 

Page 38: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   31  

Ongeveer 3/4 van de bevraagde patiënten heeft geen problemen/vragen met één 

van  deze  onderwerpen.  De  meeste  problemen/vragen  gaan  over  financiën 

(35,4%),  huisvesting  (34%),  de  werksituatie  (29,3%),  het  invullen  van  officiële 

papieren  (28,9%)  en  relaties  (25%).  Minder  dan  een  vierde  van  de  bevraagde 

patiënten  heeft  problemen/vragen  betreffende  juridische  zaken  (18,4%), 

verzekeringen (17%) of hun verblijfvergunning of –mogelijkheden (7,2%). 

 

4.2.3 Sociale problemen: per topic 

De patiënten werden bevraagd naar het bestaan van (actuele) vragen of problemen 

rond  een  sociaal  topic.  Hierbij  moest  men  aangeven  of  men  deze 

problemen/vragen heeft of had. Zo ja, of de patiënt deze vraag of dit probleem al 

voorgelegd heeft  aan  iemand van het UGC Nieuw Gent of  aan  een  sociale dienst. 

Welke oplossing men toen kreeg en of deze oplossing efficiënt was. Het overzicht 

van de resultaten op deze vragen worden in onderstaand schema weergegeven en 

daarna besproken. (zie Tabel 4: Beschrijvende statistieken resultaten patiënten (N = 100) 

In  bijlage  4  (Schematische  analyse  van  de  sociale  problemen)  wordt  schematisch  een 

overzicht gegeven van de meldingen van een probleem aan het UGC Nieuw Gent 

ten  opzichte  van  de  meldingen  bij  een  sociale  dienst.  Daarnaast  wordt  ook 

vergeleken wat met  die melding  gebeurt  en de  effectiviteit  daarvan. Deze  cijfers 

komen overeen met de subjectieve antwoorden van de patiënt. 

 

 

 

 

 

 

 

    

Page 39: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   32  

Tabel 4: Beschrijvende  statistieken resultaten patiënten (N = 100) 

   Huisvesting Relatie‐problemen 

Sociale wetgeving 

Verblijfs‐problematiek Verzekeringen 

Juridische zaken  Financiën 

Probleem? 

Ja              aantal (%) 

34 (34%)  25 (25%)  29 (29,3%)  7 (7,2%)  17 (17%)  18 (18,4%)  35 (35,4%) 

Nee            aantal (%) 

66 (66%)  75 (75%)  70 (70,7%)  90 (92,8%)  83 (83%)  80 (81,6%)  64 (64,4%) 

I Melding UGC? 

Ja              aantal (%) 

15 (44,1%)  16 (64%)  9 (31%)  2 (33,3%)  3 (17,6%)  4 (22,2%)  8 (22,9%) 

Nee            aantal (%) 

19 (55,9%)  9 (36%)  20 (69%)  4 (66,7%)  14 (82,4%)  14 (77,8%)  27 (77,1%) 

reactie? 

niks  6 (46,2%)  2 (12,5%)  1 (11,1%)  1 (50%)  /  1 (25%)  1 (16,7%)  meteen antwoord  3 (23,1%)  8 (50%)  5 (55,6%)  1 (50%)  2 (100%)  2 (50%)  3 (50%) na info 

opzoeken  1 (7,7%)  1 (6,2%)  /  /  /  /  / 

doorverwijzing  3 (23,1%)  5 (31,2%)  3 (33,3%)  /  /  1 (25%)  2 (33,3%) 

succesvolle opl.? 

Ja  4 (30,8%)  11(73,3%)  8 (88,9%)  /  2 (100%)  /  2 (40%) 

Een beetje  1 (7,7%)  /  /  /  /  2 (66,7%)  1 (20%) 

Nee  8 (61,7%)  4 (26,7%)  1 (11,1%)  2 (100%)  /  1 (33,3%)  2 (40%) 

II Melding andere dienst? 

Ja              aantal (%)      

20 (58,8%)  16 (64%)  21 (75%)  4 (57,1%)  14 (87,5%)  10 (55,6%)  24 (68,6%) 

Nee            aantal (%) 

14 (41,2%)  9 (36%)  7 (25%)  3 (42,9%)  2 (12,5%)  8 (44,4%)  11 (31,4%) 

reactie? 

niks  5 (29,4%)  /  2 (10%)  1 (33,3%)  /  1 (12,5%)  2 (9,5%) meteen antwoord  9 (52,9%)  8 (88,9%)  17 (85%)  2 (66,7%)  12 (100%)  5 (62,5%)  18 (85,7%) na info 

opzoeken  /  /  /  /  /  /  / 

doorverwijzing  3 (17,6%)  1 (11,1%)  1 (5%)  /  /  2 (25%)  1 (4,8%) 

succesvolle opl.? 

Ja  4 (28,6%)  2 (25%)  14 (70%)  1 (33,3%)  7 (63,6%)  4 (50%)  13 (61,9%) 

Een beetje  4 (28,6%)  4 (50%)  4 (20%)  1 (33,3%)  1 (9,1%)  2 (25%)  5 (23,8%) 

Nee  6 (42,9%)  2 (25%)  2 (10%)  1 (33,3%)  3 (27,3%)  2(25%)  3 (14,3%) 

 

A/ Problematiek: Huisvesting 

Van  alle  bevraagden  gaven  34  patiënten  (34%)  aan  dat  ze  problemen  of  vragen 

hebben/hadden met hun huisvesting.  

 

I. Hiervan hebben vijftien patiënten (44,1%) dit gemeld aan de arts van het UGC 

Nieuw Gent.  Bij  zes  patiënten  (46,2%) werd  er  geen  oplossing  gegeven,  bij 

drie patiënten  (23,1%) werd meteen een antwoord van de arts gegeven en 

drie  andere  patiënten  werden  doorverwezen.  Alle  drie  hebben  deze 

doorverwijzing opgevolgd. Bij één andere patiënt (7,7%) zocht de arts eerst 

Page 40: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   33  

informatie  op  vooraleer  hij  een  antwoord  gaf.  Twee  patiënten  gaven  geen 

antwoord op deze vraag. De oplossingen werden door vier patiënten (30,8%) 

als  succesvol  ervaren, door één patiënt  (7,7%) als gedeeltelijk  succesvol  en 

bij acht patiënten (61,7%) was er geen succeservaring. 

 

II.  Twintig  patiënten  (58,8%) meldden  dit  aan  een  andere  dienst  dan  het UGC 

Nieuw Gent.  Hiervan  ging    42,1%  naar  het  OCMW,  21,1%  naar  een  sociale 

dienst  en  36,8%  naar  een  andere  dienst.  Negen  patiënten  kregen  meteen 

antwoord/hulp  (52,9%),  drie  patiënten  werden  doorverwezen  (17,6%)  en 

vijf  patiënten  kregen  geen  oplossing  (29,4%).  Er waren  drie  patiënten  doe 

geen antwoord gegeven hadden op deze vraag. Door vier patiënten werd de 

oplossing  die  men  aangeboden  kreeg  als  succesvol  omschreven  (28,6%). 

Voor  vier  andere  patiënten  was  deze  oplossing  gedeeltelijk  succesvol 

(28,6%)  en  voor  zes  patiënten was  deze  oplossing  niet  succesvol  (42,9%). 

Zes patiënten gaven geen antwoord op deze laatste vraag. 

 

B/ Problematiek: Relatie met partner en/of kind(eren) 

Van  alle  bevraagden  gaven  25  patiënten  (25%)  aan  dat  ze  problemen  of  vragen 

hebben/hadden over hun relatie(s) met partner en/of kind(eren).  

 

I. Hiervan hebben zestien patiënten (46%) dit gemeld aan  iemand van het UGC 

Nieuw  Gent.  76,9%  besprak  hun  probleem  met  de  arts,  15,4%  ging  naar 

iemand anders binnen het centrum en 7,7% besprak dit met het onthaal. Bij 

twee patiënten werd geen oplossing gegeven (12,5%), acht patiënten kregen 

meteen een antwoord (50%) en vijf andere patiënten werden doorverwezen 

(31,2%).  Alle  vijf  hebben  deze  doorverwijzing  opgevolgd.  Bij  één  andere 

patiënt  zocht  men  eerst  informatie  op  vooraleer  men  een  antwoord  gaf 

(6,2%).  Deze  oplossing  werd  door  elf  patiënten  (73,3%)  als  succesvol 

ervaren  en  door  vier  patiënten  (26,7%)  als  niet  succesvol.  Eén  patiënt  gaf 

geen antwoord op deze vraag. 

 

Page 41: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   34  

II. Zestien patiënten (64%) hebben dit aan een andere dienst dan het UGC Nieuw 

Gent  gemeld.  Hiervan  ging  44,4%  naar  het  OCMW,  22,2%  naar  een  sociale 

dienst  en  33,3%  naar  een  andere  dienst.    Acht  patiënten  kregen  meteen 

antwoord/hulp (88,9%) en één patiënt werd doorverwezen (11,1%). Zeven 

patiënten gaven geen antwoord op deze vraag. Door twee patiënten werd de 

oplossing die men aangeboden kreeg als succesvol omschreven (25%). Voor 

vier  patiënten  was  deze  oplossing  gedeeltelijk  succesvol  (50%)  en  twee 

patiënten gaven aan, de oplossing als niet succesvol beleefd te hebben (25%). 

Acht patiënten gaven geen antwoord op deze vraag. 

 

C/ Problematiek: Werksituatie/ werkloosheid/ sociale wetgeving 

Van alle bevraagden gaven 29 patiënten (29,3%) aan dat ze problemen of vragen 

hebben/hadden  in  verband  met  hun  werksituatie/werkloosheid/sociale 

wetgeving/problemen op het werk.  

 

I. Hiervan  hebben negen patiënten  (31%) dit gemeld aan de arts  van het UGC 

Nieuw  Gent.  Bij  één  patiënt  werd  geen  oplossing  gegeven  (11,1%),  vijf 

patiënten  kregen  meteen  een  antwoord  (55,6%)  en  drie  andere  patiënten  

werden  doorverwezen  (33,3%).  Alle  drie  patiënten  hebben  deze 

doorverwijzing opgevolgd. Deze oplossing werd door acht patiënten (88,8%) 

als succesvol ervaren en door een patiënt (11,1%) als niet succesvol. 

  

II. Eenentwintig patiënten (75%) hebben dit aan een andere dienst dan het UGC 

Nieuw Gent gemeld.  Eén  patiënt  gaf  geen  antwoord  op  deze  vraag. Hiervan 

ging 28,6% naar het OCMW, 14,3% naar een sociale dienst en 57,1% naar een 

andere dienst. Twee patiënten kregen geen antwoord van de dienst  (10%), 

zeventien  patiënten  kregen  meteen  antwoord/hulp  (85%)  en  één  patiënt 

werd  doorverwezen  (5%).  Eén  patiënt  gaf  geen  antwoord  op  deze  vraag. 

Door    veertien  patiënten werd  de  oplossing die men  aangeboden  kreeg  als 

succesvol  omschreven  (70%),  voor  vier  patiënten  was  deze  oplossing 

Page 42: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   35  

gedeeltelijk  succesvol  (20%) en  twee patiënten gaven aan, de oplossing als 

niet succesvol te ervaren (10%).  

 

D/ Problematiek:  Verblijfsvergunning en verblijfsmogelijkheden in België 

Van  alle  bevraagden  gaven  7  patiënten  (7,2%)  aan  dat  ze  problemen  of  vragen 

hebben/hadden met hun verblijfsvergunning en/of –mogelijkheden in België. 

  

I. Hiervan hebben  twee patiënten (33,3%) dit gemeld aan  iemand van het UGC 

Nieuw  Gent.  Eén  patiënt  besprak  z’n  probleem  met  de  arts  en  de  andere 

patiënt met iemand van het onthaal. De ene patiënt kreeg meteen antwoord 

en  de  andere  patiënt  kreeg  geen  antwoord.  In  beide  gevallen  was  er  geen 

succes ervaring. 

 

II. Vier patiënten  (57,1%) hebben dit aan een andere dienst dan het UGC Nieuw 

Gent gemeld. Hiervan ging één patiënt naar een andere sociale dienst dan het 

OCMW  en  drie  patiënten  naar  een  andere  dienst.    Twee  patiënten  kregen 

meteen  antwoord/hulp  (66,7%)  en  één  patiënt  kreeg  geen  antwoord 

(33,3%). Door één patiënt werd de oplossing die men aangeboden kreeg als 

succesvol  omschreven,  door de  andere patiënt  als  gedeeltelijk  succesvol  en 

door de laatste patiënt als niet succesvol. 

 

E/ Problematiek:  Verzekeringen 

Van  alle  bevraagden  gaven  17  patiënten  (17%)  aan  dat  ze  problemen  of  vragen 

hebben/hadden over verzekeringen. 

 

I. Hiervan  hebben drie patiënten  (17,6%) dit gemeld aan  iemand  van het UGC 

Nieuw  Gent.  Eén  patiënt  besprak  dit  met  zijn  arts  en  de  andere  twee 

patiënten met iemand van het onthaal. Twee patiënten gaven aan meteen een 

succesvol  antwoord  gekregen  te  hebben.  De  andere  patiënt  gaf  geen 

antwoord op deze vraag.  

 

Page 43: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   36  

II. Veertien  patiënten  (87,5%)  hebben  dit  aan  een  andere  dienst  dan  het  UGC 

Nieuw Gent gemeld.  Eén  patiënt  gaf  geen  antwoord  op  deze  vraag. Hiervan 

ging 30,8% naar het OCMW, 7,7% naar een sociale dienst en 61,5% naar een 

andere  dienst.  Twaalf  patiënten  kregen  meteen  antwoord/hulp.  De  twee 

andere patiënten gaven geen antwoord op deze vraag. Door zeven patiënten 

werd  de  oplossing  die  men  aangeboden  kreeg  als  succesvol  omschreven 

(63,6%), voor één patiënt was deze oplossing gedeeltelijk  succesvol  (9,1%) 

en drie andere patiënten gaven aan, de oplossing als niet succesvol beleefd te 

hebben (27,3%). Drie patiënten gaven geen antwoord op deze vraag. 

 

F/ Problematiek: Juridische zaken 

Van alle bevraagden gaven 18 patiënten (18,4%) aan dat ze problemen of vragen 

hebben/hadden met juridische zaken. 

 

I. Hiervan hebben vier patiënten  (22,2%) dit gemeld aan een arts van het UGC 

Nieuw  Gent.  Bij  één  patiënt  werd  geen  oplossing  gegeven  (25%),  twee 

patiënten kregen meteen een antwoord (50%) en een andere patiënt   werd 

doorverwezen (25%) en heeft dit advies ook opgevolgd. De oplossing werd 

door twee patiënten (66,7%) als gedeeltelijk succesvol ervaren en door één 

patiënt  (33,3%)  als  niet  succesvol.  Eén  patiënt  gaf  geen  antwoord  op  deze 

vraag. 

 

II. Tien patiënten (55,6%) hebben dit aan een andere dienst dan het UGC Nieuw 

Gent gemeld. Hiervan ging 20% naar het OCMW, 10% naar een sociale dienst 

en 70% naar een andere dienst. Vijf patiënten kregen meteen antwoord/hulp 

(62,5%),  twee patiënten werden doorverwezen (25%) en één patiënt kreeg 

geen antwoord (12,5%). Twee patiënten gaven geen antwoord op deze vraag. 

Door  vier  patiënten  werd  de  oplossing  die  men  aangeboden  kreeg  als 

succesvol  omschreven  (50%),  voor  twee  patiënten  was  deze  oplossing 

gedeeltelijk  succesvol  (25%)  en  twee  andere  patiënten  gaven  aan,  de 

Page 44: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   37  

oplossing als niet succesvol beleefd te hebben (25%). Twee patiënten gaven 

geen antwoord op deze vraag. 

 

G/ Problematiek: Financiën 

Van alle bevraagden gaven 35 patiënten (35,4%) aan dat ze problemen of vragen 

hebben/hadden met hun financiën.  

 

I. Hiervan hebben acht patiënten  (22,9%) dit gemeld aan  iemand van het UGC 

Nieuw Gent. Zeven patiënten bespraken dit probleem met de arts (87,5%) en 

één patiënt richtte zich hiervoor tot het onthaal (12,5%). Bij één patiënt werd 

geen oplossing gegeven (16,7%), drie patiënten kregen meteen een antwoord 

(50%) en twee andere patiënten  werden doorverwezen (33,3%). Alle  twee 

hebben  deze  doorverwijzing  opgevolgd.  Twee  patiënten  gaven  geen 

antwoord op deze vraag. De oplossing werd door  twee patiënten (40%) als 

succesvol  ervaren,  door  twee  patiënten  (40%)  als  niet  succesvol  en  één 

patiënt  gaf  aan deze  oplossing  gedeeltelijk  succesvol  te  vinden  (20%). Drie 

patiënten gaven geen antwoord op deze vraag. 

 

II. Vierentwintig patiënten (68,6%) hebben dit aan een andere dienst dan het UGC 

Nieuw Gent gemeld. Hiervan ging 75% naar het OCMW, 8,3% naar een sociale 

dienst  en 16,7% naar een andere dienst. Achttien patiënten kregen meteen 

antwoord/hulp  (85,7%),  één  patiënt  werd  doorverwezen  (4,8%)  en  twee 

patiënten kregen geen antwoord op hun vraag (9,5%). Drie patiënten gaven 

geen antwoord op deze vraag. Door dertien patiënten werd de oplossing die 

men  aangeboden  kreeg  als  succesvol  omschreven  (61,9%),  voor  vijf 

patiënten  was  deze  oplossing  gedeeltelijk  succesvol  (23,8%)  en  drie 

patiënten  gaven  aan,  de  oplossing  als  niet  succesvol  beleefd  te  hebben 

(14,3%). Drie patiënten gaven geen antwoord op deze vraag. 

 

 

Page 45: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   38  

4.2.4 Het invullen van officiële papieren 

Van alle bevraagden gaven 28 patiënten (28,9%) aan dat ze problemen of vragen 

hebben/hadden  met  het  invullen  van  hun  officiële  papieren.  In  tabel  5  wordt 

weergegeven, met welke papieren men vragen of problemen had. 

 

Tabel 5: Soorten papieren 

Papieren voor:  Ja Nee 

Belastingen  22,7% 77,3% 

Kinderbijslag  9,3 % 90,7% 

Verzekeringen  9,3% 90,7% 

Uitkeringsinstanties 6,2 % 93,8% 

Huisvestingsmaatschappij  5,2% 94,8% 

Studietoelagen  3,1% 96,9% 

Verblijfsvergunningen  0% 100 % 

Andere   1% 99% 

N = 97 

Vier  van  de  achtentwintig  patiënten  die  met  deze  vragen/problemen  zitten  of 

zaten hebben dit gemeld aan iemand van het UGC Nieuw Gent (14,8%). Eén patiënt 

gaf  geen  antwoord  op  deze  vraag  en  drieëntwintig  patiënten  hebben  het  niet 

gemeld. 

Over het algemeen vinden de patiënten dat niemand van het UGC Nieuw Gent  in 

staat is om hen hierbij te helpen (73,6%). Volgens 7,7% van de patiënten zijn het 

onthaal of de arts in staat om hen hierbij te helpen. Er hebben slechts zesentwintig 

patiënten van de honderd op deze vraag geantwoord, waardoor dit antwoord niet 

geldt voor alle bevraagde patiënten.  

 

 

 

 

 

Page 46: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   39  

4.3 Resultaten bevraging team UGC Nieuw Gent 

 

4.3.1 Respondenten 

Binnen  het  team werken  twaalf mensen:  vier  artsen,  een HAIO,  drie  onthaal‐  en 

administratieve  medewerkers,  twee  verpleegkundigen,  een  coördinator  en  een 

diëtiste. Er is geen maatschappelijk assistent aanwezig binnen het team. 

Zeven  teamleden  hebben  de  vragenlijst  ingevuld.  Het  gaat  om  twee  artsen,  een 

gezondheidspromotor, twee verpleegkundigen en twee medewerkers voor onthaal 

en administratie. 

De  anciënniteit  van  de  respondenten  ligt  tussen  een  en  zeven  jaar.  De 

gezondheidspromotor  en  onthaalmedewerkers  komen  slechts  beperkt  in  contact 

met de patiënten terwijl de artsen en verpleegkundigen het grootste deel van hun 

tijd. De onthaalmedewerkers benoemen dit contact als zakelijk en louter formeel. 

De  artsen  en  verpleegkundigen  hebben  diepgaand  contact met  hun patiënten  en 

voor de gezondheidspromotor is dit afhankelijk van de soort consultatie. 

 

4.3.2 Vragen of problemen van patiënten 

A/ Soorten vragen 

Tabel 6:  Welke vragen hebben patiënten al ooit gesteld? Vragen i.v.m.:   Aantal 

Huisvesting  5 

Relatie met partner  5 

Relatie met kinderen  4 

Opvoeding  3 

Werkloosheid  3 

Problemen op het werk  5 

Financiële problemen  6 

Terugbetaling medische zorg  6 

Ziekenhuisfactuur  6 

Verzekeringen  3 

Juridische problemen  3 

Sociale wetgeving  2 

Verblijfsvergunning in België  4 

Verblijfmogelijkheden in België  1 

Werkvergunning in België  1 

Psychologische problemen  4 

  N = 7 

Page 47: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   40  

Door  één  respondent  (arts) worden  deze  vragen  als  ‘belastend’  ervaren  doordat 

het  extra werk met  zich meebrengt  bovenop  het medische werk. De  respondent 

geeft  aan dat hij/zij niet  geschoold  is  in deze zaken en al doende  leert. Dit  zorgt 

ervoor  dat  hij/zij  vooral  over  de  sociale  problemen  blijft  piekeren  of  een 

onvoldaan  gevoel  heeft  bij  het  beantwoorden  van  deze  vragen  of  problemen. 

Echter  beschouwt  hij/zij  dit  niet  als  “erg belastend”,  omdat  het  een  evident  deel 

van  de  job  is  en  deze  vragen/problemen  horen  bij  de  totale  aanpak  van  de 

gezondheid van de patiënten. Deze  respondent geeft aan hier ongeveer 2uur per 

week mee bezig te zijn.  

Door de zes andere respondenten worden deze vragen als ‘niet belastend’ ervaren. 

Vijf van deze zes respondenten geven aan dat dit behoort tot de taken van het UGC 

en drie respondenten vervolledigen hun antwoord door aan te geven dat dit “de job 

net interessanter of boeiender maakt”. 

 B/ Frequentie van de vragen 

Tabel 7: Frequentie van de vragen  Vragen i.v.m:  Elke dag  1 of 

meer per week 

1 of meer per 

maand 

Erg zelden  Nooit  Missing value 

Huisvesting      3  3    1 Relatie met partner      3  3    1 Relatie met kind(eren)      3  2    2 Opvoeding      2  3    2 Werkloosheid      2  2    3 Problemen op het werk      3  2    2 Financiële problemen    2  3  1    1 Terugbetaling medische zorgen    3  1  2    1 Ziekenhuisfactuur    1  1  3  1  1 Verzekeringen      1  3  1  2 Juridische problemen      1  3    3 Sociale wetgeving      1  1  1  4 Verblijfsvergunning in België      1  2    4 Verblijfsmogelijkheden in België      1  1  2  3 Psychologische problemen  2  1  1  1    2 

  N = 7 

Het  aantal  uren  dat  iemand  bezig  is  met  deze  problematiek,  ligt  verschillend 

volgens  functie.  Eén  van  de  twee  respondenten  met  de  functie  ‘onthaal  en 

administratieve hulp’ geeft aan 1uur per week bezig te zijn met deze problematiek. 

De andere respondent met deze functie gaf geen antwoord. De respondent met de 

functie gezondheidspromotor  is 4uur per week bezig met deze problematiek. De 

Page 48: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   41  

twee respondenten met de functie van verpleegkundige geven elk een verschillend 

antwoord: 1  à 2uur per week en 20uur per week. De  respondent met de  functie 

arts geeft aan 1uur per week bezig te zijn met deze problematiek. 

Alle  respondenten geven aan dat ze soms patiënten hebben waarbij het lijkt dat ze 

lijden aan meerdere problemen, waarbij  ze hulp nodig hebben om dit  kluwen  te 

kunnen  ontwarren.  Daarbij  geven  alle  respondenten  aan,  dit  een  onderdeel  van 

hun werktaak  te vinden. Drie respondenten nuanceren hun antwoord met  “enkel 

luisteren en doorverwijzen” als werktaak. Vijf van de zeven respondenten geven aan 

voldoende tijd te hebben om efficiënt met deze patiënten te kunnen omgaan. 

C/ Hulp bij het invullen van officiële papieren 

Bij één respondent komen er geen patiënten met hun officiële papieren, het gaat 

hier over de functie van gezondheidspromotor. Deze respondent geeft daarbij aan 

dat hij/zij dit   geen onderdeel van zijn werktaak vindt en hij er onvoldoende tijd 

voor heeft  om dit  efficiënt  te  kunnen doen. De overige  zes  respondenten krijgen 

wel patiënten die hulp vragen bij het invullen van officiële papieren. Het gaat over 

officiële  papieren  van  uitkeringsinstanties  (N=6),  de  huisvestingsmaatschappij 

(N=5),  kinderbijslagfondsen  (N=4),  verblijfsvergunningen  (N=4),  verzekeringen 

(N=3),  belastingen  (N=1),  studietoelagen  (N=1)  en  aanvraag  voor  integratie‐

tegemoetkoming  (N=1). Eén respondent geeft aan dat bepaalde patiënten, die de 

landstaal niet machtig zijn, vragen om bepaalde ‘telefoontjes’ voor hen te plegen in 

verband met deze papieren. Van deze zes respondenten vinden drie respondenten 

dit een onderdeel van hun werktaak. Het gaat om een arts, een verpleegkundige en 

een  medewerker  voor  onthaal  en  administratie.  Deze  antwoorden  worden 

genuanceerd door de werktaak te omschrijven als “doorverwijzing naar collega’s of 

diensten”  en  door  aan  te  geven  dat  hulp  bieden  bij  het  invullen  van  officiële 

papieren “voor  sommige zaken behoren  tot de werktaak maar niet voor allemaal”.  

Alle  drie  de  respondenten  geven  aan  voldoende  tijd  te  hebben  om  efficiënt  te 

kunnen omgaan met deze vragen. Van de drie respondenten die aangeven dit geen 

onderdeel  van  hun  werktaak  te  vinden,  is  één  respondent  van  mening  dat  de 

onthaalmedewerkers van het UGC de patiënten hiermee kunnen helpen. Twee van 

deze  drie  respondenten  geven  aan  over  onvoldoende  tijd  te  beschikken  om hier 

Page 49: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   42  

efficiënt mee om te kunnen gaan. De derde respondent gaf geen antwoord op deze 

vraag. 

 4.3.3 Oplossingsstrategieën voor vragen of problemen van patiënten 

A/ Oplossing vragen Tabel 8: Hoe gaat u om met deze vragen? Actie  Vragen in verband met:   N De  patiënt  wordt  doorgestuurd  naar  een  collega binnen het wijkgezondheidscentrum. 

• Relatie met partner • Relatie met kind(eren) • Opvoeding • Problemen op het werk • Psychologische problemen • Terugbetaling medische zorgen • Ziekenhuisfactuur 

2 1 1 1 2 2 1 

Er wordt doorverwezen naar de sociale dienst.  • Huisvesting • Relatie met partner • Relatie met kind(eren) • Opvoeding • Werkloosheid • Financiële problemen • Terugbetaling medische zorgen • Ziekenhuisfactuur • Verzekeringen • Juridische problemen • Sociale wetgeving • Verblijfsvergunning • verblijfsmogelijkheden 

6 1 1 1 4 6 3 4 2 2 2 2 2 

De  vraag  van de patiënt wordt beantwoord door het teamlid zelf. 

• relatie met partner • relatie met kinderen • opvoeding • problemen op het werk • terugbetaling medische zorgen • ziekenhuisfactuur • verzekeringen • juridische problemen • psychologische problemen 

2 2 2 1 2 2 2 1 2 

Er wordt  een  antwoord  op  de  vraag  gezocht  op  het internet of door contact op te nemen met een sociale dienst. 

• Relatie met partner • relatie met kind(eren) • opvoeding • problemen op het werk • werkloosheid • juridische problemen • sociale wetgeving • verblijfsvergunning • Ziekenhuisfactuur • Terugbetaling medische factuur • Psychologische problemen 

1 2 2 1 1 2 2 2 2 2 2 

Er  wordt  niks  gedaan,  omdat  het  teamlid  hier  geen kennis over heeft. 

• Problemen op het werk  1 

 

 

Page 50: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   43  

B/ Doorverwijzingen patiënten 

Eén respondent geeft aan bij alle vragen voldoende kennis te hebben om efficiënt 

te  kunnen  doorverwijzen.  De  respondent  verwijst  voornamelijk  door  naar  de 

sociale  dienst  of  intern  naar  een  collega  en  vindt  het  niet  nodig  om  hier  meer 

kennis over te hebben omdat het niet tot zijn vakgebied behoort. 

De zes andere respondenten geven aan voldoende kennis  te hebben bij bepaalde 

vragen maar niet bij allemaal. Vijf van deze zes respondenten vinden dat ze meer 

kennis moeten hebben hierover.  

Tabel 9: Naar wie wordt er doorverwezen? Vragen i.v.m.:  Doorverwijzen naar:  Aantal Huisvesting  OCMW  

sociale huisvestingsmaatschappij 5 4 

Relatie met partner  Arts van UGC CAW Psycholoog 

4 2 1 

Relatie met kinderen  Arts van UGC CLB CGGZ Pedagoog/ Kind&Gezin/ Inloopteam/ CAW 

2 1 1 4 

Opvoeding  Arts van UGC Pedagoog Kind&Gezin / Inloopteam/ CAW 

2 1 3 

Werkloosheid  OCMW Werkwinkel VDAB 

3 2 2 

Problemen op het werk  Arts van UGC Vakbond / arbeidsgeneesheer 

2 2 

Financiële problemen  OCMW  6 Terugbetaling medische zorg  Mutualiteit 

OCMW Onthaal UGC Sociale dienst 

5 2 1 1 

Ziekenhuisfactuur  Mutualiteit OCMW Onthaal UGC Sociale dienst van ziekenhuis 

3 4 1 3 

Verzekeringen  OCMW Verzekeringsinstellingen 

1 1 

Juridische problemen  OCMW Advocaat 

4 1 

Sociale wetgeving  OCMW Sociale dienst mutualiteit of Ziekenhuis 

3 2 

Verblijfsvergunning in  België  OCMW Ambassade 

4 1 

Verblijfsmogelijkheden in België  OCMW Stad gent Vzw Transithuis 

2 1 1 

Psychologische problemen  Arts van UGC CGGZ Psycholoog CAW 

3 2 1 1 

Page 51: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   44  

Eén respondent (onthaal en administratieve hulp) geeft aan de sociale kaart niet te 

gebruiken  op  het werk.  De  zes  andere  respondenten  gebruiken  de  sociale  kaart 

wel. Dit om adressen en telefoonnummers op te zoeken om zo contacten te kunnen 

leggen  in  verband met  doorverwijzing  van  patiënten  (N=3)  en  om  gegevens  van 

een bepaalde organisatie te zoeken (N=1). 

C/ Ondersteuning geven aan patiënten 

Zes  respondenten  geven  aan  dat  ze  soms  ondersteuning  moeten  geven  aan 

patiënten  die  zich  alleen  gelaten  voelen  met  hun  problemen.  Deze  zes 

respondenten  vinden  dit  een  onderdeel  van  hun  werktaak.  Vier  respondenten 

hebben  voldoende  tijd  om  hier  efficiënt  mee  om  te  kunnen  gaan  en  twee 

respondenten  vinden  van  niet.  Eén  respondent  (de  gezondheidspromotor)  geeft 

aan  dat  hij/zij  geen  ondersteuning  moet  geven  aan  patiënten  die  zich  alleen 

gelaten voelen met hun problemen. Hij/zij  vindt dit ook geen onderdeel van zijn 

werktaak  en  geeft  aan  over  onvoldoende  tijd  te  beschikken  om  dit  efficiënt  te 

kunnen doen. 

 

4.3.4 Suggestie voor verbetering werksituatie 

Mogelijke oplossingen om de extra werkdruk te reduceren zijn: 

o Intensievere samenwerking met andere diensten (N= 4) 

o Nieuwe discipline aannemen binnen het team die deze vragen opvangt 

(N=5) 

o Nieuwe discipline aannemen binnen het team die de doorverwijzing op 

zich neemt (N=4) 

o Beter doorverwijzen en hiervoor voldoende zelf kennis hebben (N=4) 

Door  vier  van  de  zeven  respondenten  wordt,  als  voorstel  voor  een  nieuwe 

discipline binnen het team, een maatschappelijk assistent genoemd. Twee van deze 

vier respondenten vinden dat een maatschappelijk assistent de doorverwijzing op 

zich kan nemen, zodat dit de artsen hun taak verlicht, maar zelf geen  individuele 

maatschappelijk werk moet  opstarten. De  andere  twee  respondenten  vinden dat 

de maatschappelijk assistent vooral deze vragen moet opvangen. 

Page 52: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   45  

5 Discussie 

 5.1 Interpretatie van de resultaten 

 

5.1.1 Socio‐demografische gegevens van patiënt 

A/ Profiel van de respondent 

Profiel  van  de  gemiddelde  respondent:  Nederlandstalige  vrouw  binnen  de 

leeftijdscategorie van 18‐35 jaar, die samenwoont met partner en kind(eren), maar 

officieel alleenstaand is, als hoogste opleidingsniveau de middelbare school aangaf 

en momenteel werkzaam is als arbeider.  

 

B/ Profiel van de gemiddelde patiënt 

Profiel  van  de  gemiddelde  patiënt  op  consultatie  (mensen  die  in  de  wachtzaal 

zitten): meer zorgbehoevend, ouder, meer allochtoon, iets meer vrouwen. Maar het 

profiel  van  de  gemiddelde  patiënt  is:    28  jaar  en  alleenstaand,  50%  van  niet‐

Belgische origine, middelbare opleiding en arbeider (Art, 2009). 

 

C/ Besluit 

Het  profiel  van  de  gemiddelde  respondent  komt  grotendeels  overeen  met  het 

profiel  van  de  gemiddelde  patiënt.  Uit  Tabel  1  (Socio­demografische  resultaten 

patiënten),  kan  er  besloten  worden  dat  van  elke  categorie  (leeftijd,  burgerlijke 

status, beroepsniveau,…) een minimale vertegenwoordiging aanwezig was binnen 

de respondentengroep. 

 

5.1.2 Resultaten bevraging patiënten 

A/ Patiëntengegevens 

Uit  Tabel  2  (Regelmaat  in  bezoek  aan  het  UGC  Nieuw  Gent)  kan  er  vastgesteld 

worden  dat  de  bevraagde  patiënten  voornamelijk  op  consultatie  komen  naar  de 

artsen van het UGC Nieuw Gent  en hierdoor ook  contact  hebben met de onthaal 

medewerker.  Deze  vaststelling  is  duidelijk  te  merken  in  de  resultaten  van  het 

Page 53: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   46  

onderzoek. Zelden worden problemen of vragen gesteld aan de verpleegkundige, 

diëtist  of  de  gezondheidspromotor.  Uit  de  bevraging  van  het  team  van  het  UGC 

Nieuw  Gent  komt  echter  wel  naar  voren  dat  ook  de  verpleegkundige  en  de 

gezondheidspromotor (af en toe) sociale vragen van patiënten krijgen. 

Uit het onderzoek komt ook naar voren dat het contact met de arts als ‘diepgaand 

en persoonlijk’  omschreven wordt door 60,9% van de bevraagden. Dit bevestigd 

het argument van Henckens (zie bijlage 2: pro’s en contra’s maatschappelijk werk binnen het 

team van een wgc) dat het vertrouwen in een arts groot is.  

 

B/ Sociale problemen: algemeen 

 Aanwezigheid problematiek 

Uit het onderzoek komt duidelijk naar voren dat 3/4 van de bevraagde patiënten 

geen problemen of vragen hebben rond één van de thema’s.  

Bij de bevraagden die wel een probleem/vraag hebben of hadden rond één van de 

topics scoorden problemen/vragen rond ‘financiën’, ‘huisvesting’ en ‘werksituatie’ 

het  hoogst.  Deze  drie  zijn  typische  problemen  voor  de  wijk  Nieuw  Gent  – 

Steenakker  (Zie Bijlage 1:  Problematiek  van  de wijk Nieuw Gent  ­  Steenakker).  Daarnaast 

ervaart meer dan 1/4 van de bevraagden problemen bij het invullen van officiële 

papieren  en  problemen  rond  relaties  met  partner/kind(eren).  Dit  werd  ook 

bevestigd in de bevraging van het team. 

 Melding van de problematiek 

Veel mensen die kampen met deze vragen of problemen, melden dit niet aan een 

sociale dienst of aan iemand van het UGC Nieuw Gent. Dit komt overeen met wat in 

de  literatuur  van  Hermans,  Declerq  &  Lammertyn  (2003)  naar  voren  komt, 

namelijk de ontoegankelijkheid van de welzijnszorg. Binnen dit onderzoek werden 

echter  geen  vragen  gesteld  over  de  reden  waarom  mensen  hun  problemen  of 

vragen  niet melden  aan  een  sociale  dienst  of  het  UGC Nieuw Gent, waardoor  er 

hiervoor geen reden gegeven kan worden. 

 

Page 54: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   47  

Bij de  respondenten die  aangeven dat  ze  een probleem/vraag hebben of hadden 

omtrent één van de topics, stelt het onderzoek vast dat er meer meldingen van het 

probleem  gedaan  worden  bij  een  sociale  dienst  dan  bij  het  team  van  het 

Universitair  Gezondheidscentrum  Nieuw  Gent.    Enkel  in  het  geval  van  een 

relatione(e)l(e) vraag/probleem zijn er evenveel meldingen bij het UGC als bij een 

sociale dienst. (Zie bijlage 4: Schematische analyse van de sociale problemen) 

 Gevolgen van melding 

De  kans  dat  de  patiënt  een  antwoord  krijgt  op  zijn  vraag/probleem  van  iemand 

van het team van het UGC Nieuw Gent, is in veel gevallen kleiner dan wanneer de 

melding gebeurt binnen een sociale dienst. Enkel bij de topics  ‘problemen op het 

werk’ en ‘verzekeringen’ is er evenveel kans op navolging. 

De antwoorden/oplossingen op de vraagstelling/probleemmelding van de patiënt 

door iemand van het team van het UGC Nieuw Gent worden in de meeste gevallen 

minder  als  (gedeeltelijk)  succesvol  ervaren  in  vergelijking  met  de 

antwoorden/oplossingen  van  een  sociale  dienst.  Enkel  bij  de  topics  ‘relationele 

problemen met partner/kind(eren)’ en ‘problemen op het werk’ wordt gemeld dat 

er evenveel kans is op een (gedeeltelijk) succesvol(le) antwoord/oplossing. Bij de 

topic  ‘verzekeringen’  wordt  gemeld  dat  er  meer  kans  is  op  een  (gedeeltelijk) 

succesvol  antwoord  door  iemand  van  het  team  van  het  UGC  Nieuw  Gent  in 

vergelijking met het  antwoord van de  sociale diensten.  (Zie bijlage 4:  Schematische 

analyse van de sociale problemen) 

Uit  het  onderzoek  komt  ook  duidelijk  naar  voren  dat  wanneer  een  patiënt 

doorverwezen  wordt  door  iemand  van  het  UGC  Nieuw  Gent,  hij/zij  dit  advies 

opvolgt.  Dit  bevestigd  het  besluit  van  dat  een  samenwerking  tussen  de 

welzijnszorg  en  de  gezondheidszorg  een  bevorderende  invloed  heeft  op  de 

toegankelijkheid  van  de  zorg  in  het  algemeen  (Zie:  2.2.4  Besluit).  Men  zou  met 

andere woorden de stap sneller zetten naar de hulpverlening wanneer een expert 

(arts) hen dit aanbeveelt. 

 

 

 

Page 55: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   48  

5.1.3 Resultaten bevraging team UGC Nieuw Gent 

De  bevraagde  teamleden  geven  aan  dat  het  detecteren,  luisteren  naar  sociale 

vraag‐  of  probleemmeldingen  en  het  doorsturen  van  patiënten  een  onderdeel  is 

van  hun  werk.  De  meest  gebruikte  oplossingstrategie  is  dan  ook  ‘het 

doorverwijzen naar een sociale dienst’. Vaak wordt doorverwezen naar het OCMW. 

De meesten ervaren deze vragen dan ook niet  als  ‘erg belastend’. De  tijd dat het 

teamlid bezig is met deze vragen ligt tussen 1 en 4 uur per week, afhankelijk van 

de  functie van de persoon. Een aantal respondenten geven echter wel aan dat ze 

nood  hebben  aan  meer  kennis  omtrent  doorverwijzen,  zodat  ze  sneller  kunnen 

werken  en  minder  met  een  piekerend  of  onvoldaan  gevoel  blijven  zitten.  Als 

suggestie om de werkdruk te reduceren wordt voorgesteld om een extra discipline, 

m.n. maatschappelijk werk, binnen het  team te creëren om dergelijke problemen 

en  vragen  op  te  vangen  en  de  patiënten  correct  te  laten  doorverwijzen.  Het 

onderzoek van Greasly & Small (2005) toont aan dat een samenwerking tussen het 

team en een maatschappelijk assistent dit als voordeel heeft. Namelijk, het gevoel 

van onzekerheid wordt gereduceerd wanneer de arts kan doorverwijzen naar een 

intern persoon (maatschappelijk assistent) waarvan hij weet dat de patiënt correct 

opgevangen zal worden. 

 

5.2 Sterktes en zwaktes van het onderzoek 

 

Dit  hoofdstuk  geeft  de methodologische  limieten weer  van de Masterproef. Deze 

zijn  belangrijk  om  de  validiteit  van  de  resultaten  te  kunnen  inschatten.  Ook  de 

gegevens  uit  de  literatuurstudie  kunnen  hierbij  helpen.  Veel  gegevens  en 

vaststellingen  die  uit  andere  onderzoeken  naar  voren  kwamen,  worden  in  dit 

onderzoek bevestigd (zie hoofdstuk 2 Literatuurstudie).  

 5.2.1 Sterktes  

Door  te werken met  een vragenlijst  kon er  gewerkt worden  in verschillende 

talen. Er was een Nederlandstalige, Franstalige en Engelstalige versie van de 

Page 56: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   49  

vragenlijst  aanwezig.  Hierdoor wordt  de  doelgroep,  die  de  Nederlandse  taal 

niet voldoende machtig,  is niet uitgesloten. Wat wel het geval  zou zijn  in het 

geval van focusgroepen. 

De  verwerking  van  deze  subjectieve  vragen  kon  objectief  gebeuren  aan  de 

hand van SPSS doordat  er  gewerkt werd met meerkeuze vragen en niet met 

open vragen. 

Door alle patiënten te benaderen werd niemand geviseerd en was de drempel 

om mee te werken aan het onderzoek laag. 

Alle  vragenlijsten  werden  door  dezelfde  onderzoeker  geïntroduceerd 

waardoor de procedure telkens hetzelfde was. 

De  vragenlijst  voor  het  team  van  het  UGC  Nieuw  Gent  werd  digitaal 

doorgestuurd,  waardoor  deze  vlot  kon  worden  ingevuld.  Doordat  de 

onderzoeker  de  vragenlijsten  terug  kreeg  en  niet  een  collega  was  er  meer 

zekerheid in het behouden van de vertrouwelijkheid.  

 

5.2.2 Zwaktes  

Elke methode kent zijn beperkingen, hieronder worden er enkele met betrekking 

tot deze Masterproef opgesomd:  

Aangezien  het  studiemateriaal  bestaat  uit  subjectieve  antwoorden  van  een 

beperkt  staal  patiënten  en  medewerkers  van  het  Universitair 

Gezondheidscentrum  Nieuw  Gent  zijn  de  resultaten  slechts  zeer  beperkt 

representatief voor andere wijkgezondheidscentra.  

De bevraging was georganiseerd in de krokusvakantie (februari 2008), dit om 

praktische redenen. Er werd echter zoveel mogelijk rekening gehouden om op 

verschillende tijdstippen naar het UGC te komen, om zo te vermijden dat enkel 

de  patiënten  die  ’s  morgens  en  ’s  middags  op  consultatie  komen,  bevraagd 

zouden  worden,  maar  ook  de  patiënten  die  ’s  avonds  op  consultatie  komen. 

Door  de  vakantieperiode  kan  deze  poging  echter  sterk  beïnvloed  zijn.  Het  is 

met andere woorden mogelijk dat, wanneer het onderzoek drie maanden later 

Page 57: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   50  

opnieuw  zou  gedaan  worden,  de  onderzoeksgroep  een  verschillende 

samenstelling zou hebben. 

Ook  al  werd  er  gewerkt  met  vragenlijsten  in  verschillende  talen,  er  moet 

rekening  gehouden  worden  met  het  feit  dat  deze  vragenlijst  voor  sommige 

patiënten  niet  in  hun  moedertaal  was,  waardoor  vertekening  door  een 

taalbarrière  niet  ondenkbaar  is.  Bijna  alle  vragenlijsten  werden  mondeling 

overlopen  met  de  onderzoeker,  afhankelijk  van  de  wens  van  de  bevraagde 

patiënt.  Ook  wanneer  het  ging  om  een  Engelstalige  vragenlijst  was  er  een 

mondelinge  bevraging.  Dit  echter  niet  wanneer  het  ging  om  een  Franstalige 

vragenlijst,  omdat  deze  taal  niet  voldoende  beheerst  wordt  door  de 

onderzoeker. Hierdoor was er geen controle op het feit of de patiënt de vragen 

correct begreep of de onderzoeker het antwoord correct interpreteerde. 

Een  aantal  patiënten  gingen  in  op  de  mogelijkheid  om  samen  met  de 

onderzoeker  de  vragenlijst  te  overlopen.  Dit  had  als  voordeel  dat  de 

onderzoeker  zeker  was  dat  de  bevraagde  patiënt  alle  vragen  begrepen  had. 

Echter  had  dit  wel  als  nadeel  dat  er  mogelijk  een  beïnvloeding  was  van  de 

onderzoeker en dat de bevraagde sociaal wenselijke antwoorden gaf. 

Retrospectieve zelfrapportage kan beïnvloed worden door een slecht geheugen 

(Marx  et  al,  1996).  Ook  was  er  geen  tijd  afgebakend  waarover  de  patiënt 

bevraagd werd, net zoals er geen concrete definitie gegeven werd van wat ‘een 

probleem’ of ‘vraag’ is. 

 

5.2.3 Mogelijke oplossingen 

 

Mocht het onderzoek uitgevoerd kunnen worden door meerdere onderzoekers 

en  op  verschillende  tijdstippen,  dan  kon  er  een  correcter  beeld  van  de 

patiënten  van  het  UGC  Nieuw  Gent  weergegeven  worden,  in  plaats  van  een 

momentopname.  Echter  is  het  dan  belangrijk  om  een  duidelijke 

afneemprocedure af te spreken. 

Door het werken met  tolken kunnen de taalbarrière en taalbiassen vermeden 

worden. 

Page 58: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   51  

Dit onderzoek bestaat louter uit subjectieve gegevens. Het geeft enkel een beeld 

reproduceerbare objectieve feiten weer. Een onderzoek waarin een combinatie 

van  objectief  (bijvoorbeeld  medische  gegevens  uit  de  patiëntendossiers)  en 

subjectief onderzoek zit, zou een meerwaarde.  

Al  deze  mogelijke  oplossingen  waren  echter  niet  realiseerbaar  voor  deze 

Masterproef, voornamelijk door gebrek aan tijd en mogelijkheden.  

 

5.3 Conclusie en aanbevelingen 

 

5.3.1 Conclusie 

De minderheid van de bevraagde patiënten, namelijk 25 tot 35% ervaart of ervoer 

problemen  of  vragen  rond  financiën,  huisvesting,  werksituatie  of  relaties  met 

partner/kind(eren).  

In bijna alle gevallen is het aantal meldingen aan iemand van het UGC Nieuw Gent 

lager  in vergelijking met de meldingen aan een  sociale dienst. Een  sociale dienst 

blijft met andere woorden een betere voorziening om sociale vragen en problemen 

te  beantwoorden  dan  iemand  van  het  UGC Nieuw  Gent.  Deze  vaststelling wordt 

ook weergegeven  in het  citaat  van  Jarman  (zie pagina 2). Belangrijk  is  echter de 

vaststelling dat de  teamleden van het UGC Nieuw Gent een grote  invloed hebben 

op  het  opvolgen  van  doorverwijsadvies.  De  teamleden  van  het  UGC Nieuw Gent 

vinden het een onderdeel van hun werktaak om sociale problemen te detecteren 

en door te verwijzen. Er wordt nog een bepaalde onzekerheid of tekort aan kennis 

om door te verwijzen, ervaren. 

Op de onderzoeksvraag kan er dus met ‘ja’ geantwoord worden. Voor het team zou 

het  een  meerwaarde  zijn,  mocht  een  intern  maatschappelijk  assistent  de 

doorverwijzingen op zich nemen, zodat patiënten gemakkelijker de weg naar het 

sociale hulpverlenernetwerk vinden en het de leden van het UGC Nieuw Gent wat 

ontlast.  Door  de  opmerkzaamheid  van  de  arts  en  het  intern  doorverwijzen  naar 

een  sociaal  assistent  is  het mogelijk  dat  ook  de mensen,  die  de weg  niet  vinden 

Page 59: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   52  

naar de hulpverlening, er terecht komen. Belangrijk voor het UGC Nieuw Gent is uit 

te maken of een fulltime of een parttime maatschappelijk assistent efficiënt is voor 

hun werking. Doordat 3/4 van de bevraagde patiënten binnen dit onderzoek geen 

problemen of vragen hebben omtrent de sociale thema’s. 

  

5.3.2 Aanbevelingen 

“General practitioners and community nurses are exceptionally well placed to detect 

those who are suffering genuine financial hardship but they are not well equipped to 

give advice about the complex system of state social security benefits.  (Jarman, 1985, 

p. 522)”. 

Onderzoek  (Verhaak  &  Wennik,  1990;  Barry,  Bradley,  Britten,  &  al.,  2000; 

Gulbrandsen,  Fugelli,  Sandvik,  &  al.,  1998)  geeft  aan  dat  de  oorzaken  waarom  

artsen niet reageren op patiënten hun sociale problemen, complex zijn, maar deels 

te verklaren door: 

‐ de tegenzin van patiënten om sociale problemen te onthullen; 

‐ de tegenzin van artsen om deze problemen te onderzoeken. 

Wanneer  artsen  het  bestaan  van  de  sociale  problemen  herkennen,  reageren  ze 

eerder met troost en geruststelling dan met praktische hulp en/of doorverwijzing 

naar  gespecialiseerde  diensten,  dit  door  een  tekort  aan  kennis  van  de  locale 

diensten (Hopton & Dlugolecka, 1995; Verhaak & Wennik, 1990; Gropper, 1987). 

Een interne samenwerking tussen de arts en een maatschappelijk assistent die de 

doorverwijzing op zich neemt, kan deze verklaringen doen omkeren.  In dit geval 

moet  de  arts  de  sociale  problemen  detecteren  en  intern  doorverwijzen.  Dit 

detecteren is echter een uitdaging voor de arts, omdat weinig patiënten de sociale 

problemen rechtstreeks aan de arts melden (Popay, Kowarzik, Mallinson, Mackian, 

& Barker, 2007). Daarnaast geeft onderzoek aan dat een mogelijke samenwerking 

tussen  een  maatschappelijk  assistent  en  een  artsenpraktijk  niet  altijd  even 

gemakkelijk  verloopt.  De  moeilijkheden  en  problemen  die  hierbij  opduiken, 

Page 60: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   53  

werden  reeds  beschreven  in  hoofdstuk  2.4.2  (De  nadelen  van  deze 

samenwerking:problemen  en  moeilijkheden).  De  problemen  die  deze 

samenwerking met zich meebrengt, moeten opgelost worden in het voordeel van 

de  patiënten.  Er  is  coördinatie  nodig  om  te  vermijden  dat  ten  eerste 

cliënten/patiënten  door  de  mazen  van  het  net  glippen  en  ten  tweede  om 

overlapping van de professionele tussenkomsten, die frustratie en verwarring met 

zich meebrengen voor de oudere patiënten,  te vermijden    (Kharicha,  Iliffe, Levin, 

Davey, & Fleming, 2005).  

Mogelijke oplossingen komen voort uit verschillende onderzoeken.  

Kharicha  et  al  (2005)  geven  aan  dat  methoden  om  de  samenwerking  te 

bevorderen  (bijvoorbeeld:  face‐to‐face  contact,  multidisciplinair 

patiëntenoverleg) en een gemeenschappelijke huisvesting de oplossingen zijn.  

Volgens  Greasley  &  Small  (2005)  bestaat  de  oplossing  uit  enerzijds  een 

intensieve training rond de aangeboden diensten naar het medische team toe 

en  anderzijds  het  toepassen  van  een  aantal  strategieën  om de  toewijding  en 

verbondenheid  met  de  praktijk  te  bevorderen  (bijvijvoorbeeld:  werken  met 

een  vast  aanspreekpunt  voor  interne  klachten  en  een  feedbacksysteem  rond 

de cliënten, waardoor het medische team te horen krijgt of hun patiënt al dan 

niet geholpen werd en/of hun doorverwijzing nuttig was of niet).  

 

 

 

 

 

 

 

Page 61: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   54  

Bijlagen 

 

Bijlage 1:  De problematiek van de wijk Nieuw Gent – Steenakker...............................55 

 

Bijlage 2:  Pro’s en contra’s maatschappelijk werk binnen het team van de   

                     Wijkgezondheidscentra……………………………………………………………………57 

 

Bijlage 3:  Analysekader van Sannen: mogelijke drempels tot  

                     welzijnsvoorzieningen op basis van literatuuronderzoek…………………60 

 

Bijlage 4:  Schematische analyse van de sociale problemen………………………………62 

 

Bijlage 5:  Nederlandstalige vragenlijst voor de patiënten…………………………………69 

 

Bijlage 6:  Engelstalige vragenlijst voor de patiënten………………………………………...85 

 

Bijlage 7:  Franstalige vragenlijst voor de patiënten………………………………………..100 

 

Bijlage 8:  Vragenlijst voor het team van het UGC Nieuw Gent…………………………115 

 

 

 

Page 62: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   55  

Bijlage 1 

Problematiek van de wijk Nieuw Gent – Steenakker 

 

De problematiek van de wijk Nieuw Gent – Steenakker is onder te verdelen in drie 

topics: huisvesting, etnisch‐culturele minderheden en kansarmoede. 

 

1. Huisvesting 

De  wijk  heeft  een  oppervlakte  van  1,22km²  en  had  in  2004    een  totaal 

bevolkingsaantal  van  7.957  inwoners.  (Stadsbestuur  Gent,  2007).  Terwijl 

Nieuw  Gent  –  Steenakker  één  van  de  kleinere  wijken  van  Gent  is,  is  de 

bevolkingsdichtheid  van  de  wijk  (1.916  inwoners/km²),  in  vergelijking  met 

het gemiddelde van groot Gent (1.462 inwoners/km²), veel groter. Daarnaast 

is  de  bebouwingsgraad  van  de  wijk  (16%)  hoger  dan  de  gemiddelde 

bebouwingsgraad  van  Gent  (11,5%).  Er  leven  met  andere  woorden  veel 

mensen  op  een  beperkte  oppervlakte,  dit  terwijl  het  bevolkingsaantal  de 

laatste  jaren  blijft  toenemen.  (Dienst  Stedenbeleid  en  Internationale 

Betrekkingen. Cel gebiedsgerichte Werking, 2005).  

 

2. Etnisch­culturele minderheden 

Mensen  die  behoren  tot  een  etnisch‐culturele  minderheid  zijn:  Belgen  van 

allochtone  afkomst,  woonwagen‐bewoners,  vluchtelingen  en mensen  zonder 

papieren.  In  2003  had  minder  dan  de  helft  van  deze  groep  de  Belgische 

nationaliteit.  Het  aandeel  niet‐Belgen  in  2003  bedroeg  voor  deze  wijk  11% 

terwijl het gemiddelde van groot Gent op 6,8%  ligt.    (Dienst Stedenbeleid en 

Internationale  Betrekkingen.  Cel  gebiedsgerichte  Werking,  2005).  De  wijk 

bevat  een  grote  groep  mensen  die  behoren  tot  een  etnisch‐culturele 

minderheid.  Er  waren  toen  in  totaal  68  verschillende  nationaliteiten 

vertegenwoordigd  in  de wijk.  Vandaag  schat men  dit  totaal  op  ongeveer  70. 

(Devisch,  2007;  Maeseele,  2007).  Er  is  sprake  van  interculturele  conflicten 

Page 63: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   56  

tussen Belgische ouderen en allochtone kinderen, problemen in verband met 

racisme  en  problemen  tussen  de  allochtone  bevolking  onderling.  (Devisch, 

2007; Maeseele, 2007) 

3. Kansarmoede  

Een grote groep mensen leeft in kansarmoede. Het aantal inkomens onder de 

€12.395  volgens  het  aanslagjaar  2000  (44,9%)  ligt  veel  hoger  binnen  deze 

wijk  dan  voor  Gent  in  het  algemeen  (32,8%).  Daarnaast  is  aantal  geboortes 

binnen kansarme gezinnen (14%) hoger voor deze wijk in vergelijking met het 

algemeen gemiddelde voor Gent (11%). Veel mensen zijn afhankelijk van een 

werkloosheidsuitkering  of  OCMW7‐steun.  In  2004  bedroeg  de 

werkloosheidsgraad  13,2%,  wat  hoger  ligt  dan  de  gemiddelde 

werkloosheidsgraad in Gent (10,1%). Het aantal steungerechtigden bedroeg in 

2003  5,4%  en  is  de  laatste  jaren  gestegen.  Het  aantal  inkomens  onder  de 

€12.395  volgens  het  aanslagjaar  2000  (44,9%)  ligt  veel  hoger  binnen  deze 

wijk  dan  voor  Gent  in  het  algemeen  (32,8%).  (Dienst  Stedenbeleid  en 

Internationale Betrekkingen. Cel gebiedsgerichte Werking, 2005). 

 

 

 

 

 

 

 

                                                            7 OCMW = Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Werk 

Page 64: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   57  

Bijlage 2 

Pro’s en contra’s maatschappelijk werk binnen de teams van de 

wijkgezondheidscentra (interviews WGC Gent) 

 

PRO argumenten 

1. Pro argumenten (Henckens, 2007) 

Het is laagdrempelig 

 

Het zorgt voor overzicht over alle diensten die de patiënt/cliënt gebruikt 

voor zijn situatie, zowel medisch als sociaal. 

 

Het vertrouwen in een arts is groot. Dit vertrouwen komt ongeveer 

automatisch mee naar de maatschappelijk werker, wanneer deze samen 

werkt met de arts binnen het centrum. 

 

Het zorgt voor een meerwaarde in het team:  

1. Er is sprake van een verbetering van kennis in sociale zaken voor de 

andere disciplines door de patiëntenbesprekingen. 

2. De andere disciplines binnen het team kunnen er zelf een beroep op 

doen in plaats van te rekenen op het werk van anderen. 

3. De arts zelf moet het probleem niet meer oplossen, waardoor dit tijd 

uitspaart en het risico, dat het probleem onopgelost blijft liggen, 

verkleint. 

4. Je creëert een automatische reflex om problemen ruimer en dus 

vanuit andere invalshoeken te zien en te zoeken naar meerdere 

oplossingen in plaats van een directe doorverwijzing naar het 

OCMW. 

 

Page 65: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   58  

De dienst zelf moeten ze niet betalen, waardoor het eigenbelang van de 

patiënt geen barrière kan vormen. 

 

Wanneer de maatschappelijk werker tewerkgesteld is binnen het centrum 

kan er veel korter op de bal gespeeld worden, dan wanneer er enkel sprake 

is van een samenwerkingsverband met sociale diensten.  

 

De maatschappelijk werker kan meteen doorverwijzen indien nodig en ‘ziet’ 

de extra nood sneller. Er moet echter zeker een multidisciplinair overleg 

zijn, anders  

heeft een maatschappelijk werker binnen het centrum minder nut en geen 

meerwaarde in vergelijking met een nauwe externe samenwerking. 

 

2. Pro argumenten (Johnson, 2007) 

De samenwerking tussen gezondheidszorg en maatschappelijk werk biedt 

een meerwaarde. Voornamelijk door de ontlasting van de artsen  

 

3. Pro argumenten  (Deroo, 2007) 

Deze samenwerking heeft als meerwaarde: 

1. ontlasting van de arts 

2. Bijstand voor de arts 

3. Andere invalshoeken dan de medische kant worden aan de artsen 

doorgegeven. 

4. Er kan informatie aan de verpleegkundigen doorgegeven worden, 

mits zij niet altijd een persoonlijk contact hebben. 

5. Er kan informatie voor andere diensten verzameld worden over de 

patiënt zijn situatie. Informatie die de andere dienst nodig heeft 

vooraleer ze aan de slag kunnen. Het zogenaamde ‘vuile werk’, 

bijvoorbeeld: alle paperassen in orde brengen zodat er een beeld van 

de financiële situatie van de patiënt gevormd kan worden. 

6. Zorgsubstitutie 

Page 66: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   59  

 

De maatschappelijk werker neemt niet de taken over van reeds bestaande 

diensten in de wijk, maar zorgt voor een overzicht van de volledige situatie 

van de patiënt en vangt de mensen op die uiteindelijk toch nog uit de boot 

vallen, door bijvoorbeeld analfabetisme, wachtlijsten,… 

Naar het OCMW toestappen blijkt voor de meeste patiënten niet zo evident, 

dit door een te hoge drempel. Terwijl men sneller naar de maatschappelijk  

werker/dokter binnen het wijkgezondheidscentrum durft te komen om zijn 

problemen te bespreken of zijn vragen te stellen. Vaak gaat het ook slechts 

om kleine hulp, zoals bijvoorbeeld meegaan naar een bank en tonen hoe de 

self service automaten werken. 

 

Omdat het centrum ervoor koos om de gezondheid en het sociale samen te 

zien in het referentiekader is het logisch dat beide disciplines in één huis 

gevestigd zijn. 

 

CONTRA argumenten (Johnson, 2007) 

We hebben teveel ingeschreven patiënten (6000), het team van 

maatschappelijk werkers zou dan ook te groot worden om al deze patiënten 

te kunnen bereiken en om hen te helpen. 

 

We hebben reeds ondersteuning in huis voor de patiënten door onze 

intercultureel werkster, verpleegkundigen die begeleidend werk doen, 

artsen die zelf opzoekingwerk kunnen doen en een multidisciplinaire 

vergadering tussen OCMW en WGC De Sleep. 

 

Er is voldoende maatschappelijk werk aanwezig in de omgeving. 

 

 

Page 67: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   60  

Bijlage 3 

Analysekader van Sannen: Mogelijke drempels tot welzijnsvoorzieningen op basis van literatuuronderzoek.  

Drempels die cliënten ervaren wanneer zij beroep (willen) doen op welzijns­voorzieningen (Sannen, 2003, p. 36). 

Drempels              Voorbeelden 

A. Drempels m.b.t. voorzieningen 1. Bestuurlijk­organisatorisch 

a) Intern‐ organisatorisch            ‐  Interne organisatie (bureaucratisering, schaal‐ 

  vergroting, anonimisering, reglementering, be‐     sparingen, onduidelijke doelstelling voorziening,    fysieke ontoegankelijkheid, territoriale    bereikbaarheid) 

                                         ‐ Doorgedreven informatisering   ‐ Te lage personeelsbezetting   afroming,  

                       wachtlijsten   ‐ Hoge instapvoorwaarden   ‐ Financiële drempel   ‐ ‘Winkelmodel’   ‐ Te beperkt aanbod   wachtlijsten 

   b) Globale structuur welzijnssector     ‐ Gebrek aan informatie, onbekendheid  

    dienst  ‐ Versnippering aanbod    ‐ Aanbod niet afgestemd op vraag  ‐ Categoriale voorzieningen     

2. Wetgeving                  ‐ Doelgroepomschrijving   ‐ Ingewikkelde regelgeving   ‐ Afroming door resultaatsverbintenissen   

 ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ 

B. Drempels m.b.t. de hulpvragers              ­ Voorkeur voor hulpverleningen door verwanten 

  ‐ Anticipatie op discriminatie   ‐ Vooroordelen, wantrouwen en          machteloosheid 

Page 68: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   61  

  ‐ Overlevingscultuur   ‐ Isolement   ‐ Situationele drempels 

­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ C. Drempels m.b.t. de relatie hulpverlener ­ cliënt 

1. Sociaal­culturele drempels                  ‐ Differentiële sociale positie        hulpverlener‐cliënt     ‐ Discriminatie     ‐ Professionalisering hulpverlening     ‐ Te hoge verwachtingen t.a.v. cliënt     ‐ Mattheüseffect    

 2. Psychosociale drempels                                      ‐ Gevoelens van schaamte, onmacht,  

                                                                              Stigmatisering ‐ Leven in het hier en nu ‐ Wantrouwen, gestoorde       communicatie,faalangst ‐ Bindingsangst ‐ Financiële machtsbalans ‐ Verschillende beeldvorming 

 3. Drempels t.g.v. het kampen met meervoudige problemen 

‐  Op meer dan één hulpverlener      aangewezen ‐ Gebrek aan afstemming tussen      hulpverleners ‐ Moeilijk om hulpvragen te categoriseren ‐ Nood aan ‘mentale ruimte’ 

       Voor verdere verdieping:  SANNEN, L. Drempels naar welzijnsvoorzieningen: de Cliënt aan het woord. Literatuurstudie en diepte­     interviews bij kansarmen en etnisch­culturele minderheden. Leuven, Hoger instituut voor arbeid (K.U.      Leuven), 2003, blz. 19‐37 

 

 

 

Page 69: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   62  

Bijlag 4 

Schematische analyse van de sociale problemen 

 

1. Huisvestingsprobleem 

 

      Huisvestingsprobleem 

 

                                    Ja      Nee 

                                   34%                     66%  

 

Naar WGC                                                              Naar andere dienst 

     44,1%                                                       58,8% 

 

 

Niets                      Iets                                  Niets                                          Iets 

46,2%                     53,9%                            29,4%                                         70,5% 

 

Succes              Beetje            Geen                          Succes        Beetje      Geen 

30,8%                7,7%                61,7%                       28,6%          28,6%     42,9%    

 

Page 70: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   63  

2. Relationele problemen 

 

Relationele probleem 

 

                                    Ja      Nee 

                                   25%                     75%  

 

Naar WGC                                                              Naar andere dienst 

64%                                                      64 % 

 

 

Niets                      Iets                                  Niets                                          Iets 

12,5%                     87,4%                               0%                                            100% 

 

Succes              Beetje            Geen                            Succes          Beetje    Geen 

73,3%                0%                 26,7%                            25%               50%       25%    

Page 71: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   64  

3. Problemen i.v.m. werksituatie 

 

 

Werk/werkloosheid 

 

                                    Ja      Nee 

                                 29,3%                  70,7%  

 

Naar WGC                                                              Naar andere dienst 

    31%                                                      75% 

 

 

Niets                      Iets                                  Niets                                          Iets 

11,1%                     88,9%                              10 %                                           90% 

 

Succes              Beetje            Geen                            Succes        Beetje      Geen 

88,9%                   0%               11,1%                             70%          20%           10%    

 

Page 72: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   65  

4. Problemen i.v.m. verblijfsvergunning of ­mogelijkheden 

 

 

       Verblijfsvergunning of ‐mogelijkheden 

 

                                    Ja      Nee 

                                  7,2%                    92,8%  

 

Naar WGC                                                              Naar andere dienst 

   33,3%                                                      57,1% 

 

 

Niets                      Iets                                  Niets                                          Iets 

   50%                      50%                               33,3%                                         66,7% 

 

Succes              Beetje            Geen                         Succes          Beetje       Geen 

  0%                    0%                  100%                        33,3%            33,3%      3,3%   

Page 73: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   lxvi  

5. Problemen i.v.m. verzekeringen 

 

 

Verzekeringen 

 

                                    Ja      Nee 

                                  17%                      83%  

 

Naar WGC                                                              Naar andere dienst 

   17,6%                                                     87,5% 

 

 

Niets                      Iets                                  Niets                                          Iets 

   0%                        100%                               0%                                             100% 

 

Succes              Beetje            Geen                            Succes          Beetje          Geen 

  100%                 0%                  0%                                63,6%            9,1%          27,3%   

 

Page 74: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   lxvii  

6. Juridische problemen 

 

 

Juridische problemen 

 

                                    Ja      Nee 

                                  18,4%                 81,6%  

 

Naar WGC                                                              Naar andere dienst 

      22,2%                                                     55,6% 

 

 

Niets                      Iets                                  Niets                                          Iets 

  25%                       75%                               12,5%                                         87,5 % 

 

Succes              Beetje            Geen                            Succes          Beetje          Geen 

    0%                 66,7%              33,3%                             50%              25%            25%   

   

Page 75: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   68  

7. Financiële problemen 

 

 

    Financiële problemen 

 

                                    Ja      Nee 

                                  35,4%                  64,4%  

 

Naar WGC                                                              Naar andere dienst 

   22,9%                                                   68,6% 

 

 

Niets                      Iets                                  Niets                                          Iets 

  16,7%                  83,3 %                             9,5%                                          90,5% 

 

Succes              Beetje            Geen                            Succes          Beetje    Geen 

   40%                 20%                40%                              61,9%         23,8%   14,3%   

 

 

Page 76: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   69  

Bijlage 5 Nederlandstalige vragenlijst voor patiënten   

Vragenlijst voor de patiënten van het UGC Nieuw Gent. 

 Beste, Deze vragenlijst wordt afgenomen in functie van mijn studies.  Aan de hand van deze vragen wil ik nagaan welke vragen/problemen (zowel sociale vragen, financiële vragen, relatie‐ en opvoedingsvragen,…)  er leven onder de patiënten van het wijkgezondheidscentrum Nieuw Gent. Ik onderzoek hierbij welke van deze vragen/problemen door de patiënten aan het team (dokter, diëtist, onthaal,…) voorgelegd worden en of men daar al dan niet een gepast antwoord op krijgt. Hieraan gekoppeld zal een andere vragenlijst gericht aan het team van het wijkgezondheidscentrum nagaan of het team dan ook uitgebreid moet worden of niet.   Deze vragenlijst wordt enkel door mij verwerkt, zodanig dat u anoniem blijft. Ik verzeker u dan ook dat niemand inzage krijgt in uw vragenlijst, zowel het team van het wijkgezondheidscentrum niet als geen ander. Gelieve deze vragenlijst zo correct en eerlijk mogelijk naar eigen aanvoelen in te vullen, er bestaan geen foute of juiste antwoorden! Bij vragen spreek gerust Niek, de onderzoekster aan, zij loopt rond in de wachtzaal!  Dank bij voorbaat! 

 

1. Hoe lang bent u al patiënt in het wijkgezondheidscentrum Nieuw Gent:    

2. Wat is uw geslacht: o Man o Vrouw 

 

3. Hoe oud bent u?  

4. Woont u: o Alleen o Samen met uw partner o Samen met uw partner en kind(eren) o Samen met uw kind(eren) o Samen met iemand die niet uw partner is o Bij uw ouders 

Page 77: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   70  

5. Bent u officieel:  o Alleenstaand o Getrouwd o Gescheiden 

 

6. Heeft u kinderen? o Ja, hoeveel: ……………………………. o Nee 

 

7.  Uw hoogste opleidingsniveau is: o Geen o Lagere school o Middelbare school o Hoge school korte type (3 jaar opleiding) o Hoge school lange type (5 jaar opleiding) o Universiteit  o Getuigschrift 

 

8. Werksituatie, bent u: o Arbeider o Bediende o Student o Werkloos o Werkonbekwaam (bv. door invaliditeit) o Huismoeder/huisvader o Andere: ……………………………… 

              

Page 78: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   71  

9. Gaat u geregeld naar het wijkgezondheidscentrum en bij wie?  (zet een kruisje in de juiste kolom)  

Bij :  Elke dag 1 of meer 

keer per week 

1 of meer keer per maand 

1 of meer keer per jaar 

Nooit

het onthaal    

de dokter    de Verpleegkundige   de gezondheidspromotor (bijv.: voor beweeg‐ of rookstopadvies) 

 

de diëtist   Andere:………………………   

   

10. Hoe zou u, uw contact met volgende personen omschrijven: (zet een kruisje in de juiste kolom) 

met:  Louter formeel 

vluchtig  Diepgaand en persoonlijk 

Kom ik niet mee in contact 

het onthaal    

de dokter    de Verpleegkundige   de gezondheidspromotor  (bijv.: voor beweeg‐ of rookstopadvies) 

 

de diëtist   Andere:……………………   

         

Page 79: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   72  

11. Hebt u reeds vragen/problemen gehad omtrent huisvesting/woning (zowel rond uw eigendom of huurwoning)? 

o Nee (  ga door naar vraag 12)  o Ja 

 Bent u met dit probleem naar iemand van het wijkgezondheids‐centrum gegaan?  

o Nee  o Ja    Wie heeft u hierover aangesproken? 

o Onthaal o Dokter o Verpleegkundige o Gezondheidspromotor o Diëtiste o Andere: …………………………………………. 

 

Bent u met dit probleem al naar een andere dienst/persoon gegaan? o Nee  o Ja   Welke dienst/persoon? 

o OCMW o Een andere sociale dienst: ……………………………….. o Andere: ……………………………………………………….  

A/ Als u dit probleem besproken heeft in het wijkgezondheidscentrum:  (  zo niet ga naar vraag B)  wat werd er dan mee gedaan? 

o Niets o Ik kreeg meteen een antwoord en werd meteen geholpen. o Ik kreeg een antwoord nadat die persoon info opzocht. o Ik werd doorgestuurd naar een collega binnen het centrum o Ik werd doorverwezen naar een andere dienst of persoon,        namelijk: ……………………………………………………………………………… 

   Indien u voor dit probleem doorverwezen bent naar een andere dienst of persoon, bent u daar dan naartoe gegaan? 

o Ja o Nee, want………………………………………………………… ………………………………………………………………………….  

 Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van het wijkgezondheidscentrum kreeg u om uw probleem of vraag op te lossen? 

o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig 

   

Page 80: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   73  

B/ Als u dit probleem besproken heeft bij een andere dienst/persoon buiten het Wijkgezondheidscentrum: (  zo niet ga naar vraag 12) 

   wat werd er dan mee gedaan? o Ik werd meteen geholpen/men is nog bezig mij te helpen. o Ik werd naar een andere dienst of persoon gestuurd. o Niets. 

  Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van deze dienst/persoon kreeg u 

om       uw probleem of vraag op te lossen? 

o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig 

 

12. Hebt u reeds vragen/problemen gehad omtrent relatie met partner/kinderen? 

o Nee  (  ga door naar vraag 13) o Ja 

 Bent u met dit probleem naar iemand van het wijkgezondheidscentrum gegaan?  

o Nee  o Ja   Wie heeft u hierover aangesproken? 

o Onthaal o Dokter o Verpleegkundige o Gezondheidspromotor o Diëtiste o Andere: ………………………………………………... 

 Bent u met dit probleem al naar een andere dienst of persoon gegaan? o Nee  o Ja  Welke dienst/persoon? 

o OCMW o Een andere sociale dienst: ………………… 

o Andere: ……………………………………………………….          

Page 81: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   74  

A/Als u dit probleem besproken heeft in het wijkgezondheidscentrum:  (  zo niet ga naar vraag B)  wat werd er dan mee gedaan? 

o Niets o Ik kreeg meteen een antwoord en werd meteen geholpen. o Ik kreeg een antwoord nadat die persoon info opzocht. o Ik werd doorgestuurd naar een collega binnen het centrum o Ik werd doorverwezen naar een andere dienst of persoon,        namelijk: ………………………………………………………………………………. 

   Indien u voor dit probleem doorverwezen bent naar een         andere dienst of persoon, bent u daar dan naartoe gegaan? 

o Ja o Nee, want…………………………………………………………  ………………………………………………………………………… 

 Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van het Wijkgezondheidscentrum       kreeg u om uw  probleem of vraag op te lossen? 

o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig 

 

B/ Als u dit probleem besproken heeft bij een andere dienst/ persoon buiten het wijkgezondheidscentrum: (  zo niet ga naar vraag 13) 

   wat werd er dan mee gedaan? o Ik werd meteen geholpen/men is nog bezig mij te helpen. o Ik werd naar een andere dienst of persoon gestuurd. o Niets.  

 Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van deze dienst/persoon kreeg u om       uw probleem of vraag op te lossen? 

o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig 

          

Page 82: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   75  

13. Hebt u reeds vragen/problemen gehad omtrent werkloosheid/ wetgeving rond uw werk (=sociale wetgeving en vergunningen)/ problemen op het werk (werk‐verzuim, pesten op het werk)? 

o Nee (  ga door naar vraag 14) o Ja 

 Bent u met dit probleem naar iemand van het wijkgezondheidscentrum gegaan?  

o Nee  o Ja   Wie heeft u hierover aangesproken? 

o Onthaal o Dokter o Verpleegkundige o Gezondheidspromotor o Diëtiste o Andere: …………………………………………. 

 

Bent u met dit probleem al naar een andere dienst of persoon gegaan? o Nee  o Ja  Welke dienst/persoon? 

o OCMW o Een andere sociale dienst:…………………………….. o Andere: ………………………………………………………….. 

 

A/ Als u dit probleem besproken heeft in het wijkgezondheidscentrum: (  zo niet ga naar vraag B)  wat werd er dan mee gedaan? 

o Niets o Ik kreeg meteen een antwoord en werd meteen geholpen. o Ik kreeg een antwoord nadat die persoon info opzocht. o Ik werd doorgestuurd naar een collega binnen het centrum o Ik werd doorverwezen naar een andere dienst of persoon,        namelijk: ……………………………………………………………………………… 

   Indien u voor dit probleem doorverwezen bent naar een andere dienst of  persoon, bent u daar dan naartoe gegaan? 

o Ja o Nee, want…………………………………………………….. 

 Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van het wijkgezondheidscentrum kreeg u om uw  probleem of vraag op te lossen? 

o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig 

  

Page 83: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   76  

B/ als u dit probleem besproken heeft bij een andere dienst/persoon buiten het Wijkgezondheidscentrum: (  zo niet ga naar vraag 14) 

   wat werd er dan mee gedaan? o Ik werd meteen geholpen/men is nog bezig mij te helpen. o Ik werd naar een andere dienst of persoon gestuurd. o Niets.  

  Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van deze dienst/persoon kreeg u 

om uw probleem of vraag op te lossen? o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig 

 

14.  Hebt u reeds vragen/problemen gehad omtrent verblijfsvergunning en verblijfsmogelijkheden in België? 

o Nee (  ga door naar vraag 15) o Ja 

 Bent u met dit probleem naar iemand van het wijkgezondheidscentrum gegaan?  

o Nee  o Ja   Wie heeft u hierover aangesproken? 

o Onthaal o Dokter o Verpleegkundige o Gezondheidspromotor o Diëtiste o Andere: …………………………………………. 

 

Bent u met dit probleem al naar een andere dienst of persoon gegaan? o Nee  o Ja  Welke dienst/persoon? 

o OCMW o Een andere sociale dienst:……………………………. o Andere: …………………………………………………………..  

         

Page 84: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   77  

A/ Als u dit probleem besproken heeft in het wijkgezondheidscentrum.  (  zo niet ga naar vraag 14.3)  wat werd er dan mee gedaan? 

o Niets o Ik kreeg meteen een antwoord en werd meteen geholpen. o Ik kreeg een antwoord nadat die persoon info opzocht. o Ik werd doorgestuurd naar een collega binnen het centrum o Ik werd doorverwezen naar een andere dienst of persoon,        namelijk: …………………………………………………………………………… 

   Indien u voor dit probleem doorverwezen bent naar een andere dienst of  persoon, bent u daar dan naartoe gegaan? 

o Ja Nee, want…………………………………………………… ……………………………………………………………….. 

 Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van het Wijkgezondheidscentrum kreeg u om uw  probleem of vraag op te lossen? 

o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig 

  

B/ Als u dit probleem besproken heeft bij een andere dienst /persoon buiten het Wijkgezondheidscentrum: (  zo niet ga naar vraag 15) 

   wat werd er dan mee gedaan? o Ik werd meteen geholpen/men is nog bezig mij te helpen. o Ik werd naar een andere dienst of persoon gestuurd. o Niets.  

 Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van deze dienst/persoon kreeg u om uw probleem of vraag op te lossen? 

o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig 

           

Page 85: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   78  

15. Hebt u reeds vragen/problemen gehad omtrent juridische problemen (alles omtrent de rechtbank)? 

o Nee (  ga door naar vraag 16) o Ja 

 Bent u met dit probleem naar iemand van het wijkgezondheidscentrum gegaan?  

o Nee  o Ja    Wie heeft u hierover aangesproken? 

o Onthaal o Dokter o Verpleegkundige o Gezondheidspromotor o Diëtiste o Andere: …………………………………………. 

 Bent u met dit probleem al naar een andere dienst of persoon gegaan? 

o Nee  o Ja  Welke dienst/persoon? 

o OCMW o Een andere sociale dienst:………………………………….. o Andere: ………………………………………………………. 

 

A/ Als u dit probleem besproken heeft in het wijkgezondheidscentrum.  (  zo niet ga naar vraag B)  wat werd er dan mee gedaan? 

o Niets o Ik kreeg meteen een antwoord en werd meteen geholpen. o Ik kreeg een antwoord nadat die persoon info opzocht. o Ik werd doorgestuurd naar een collega binnen het centrum o Ik werd doorverwezen naar een andere dienst of persoon,        namelijk:………………………………………………………………………………. 

   Indien u voor dit probleem doorverwezen bent naar een andere dienst of persoon, bent u daar dan naartoe gegaan? 

o Ja o Nee, want……………………………………………………… ……………………………………………………………………… 

 Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van het Wijkgezondheidscentrum kreeg u om uw  probleem of vraag op te lossen? 

o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig 

 

 

Page 86: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   79  

B/ Als u dit probleem besproken heeft bij een andere dienst /persoon          buiten het Wijkgezondheidscentrum: (  zo niet ga naar vraag 16) 

   wat werd er dan mee gedaan? o Ik werd meteen geholpen/men is nog bezig mij te helpen. o Ik werd naar een andere dienst of persoon gestuurd. o Niets.  

 Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van deze dienst/persoon kreeg u om uw probleem of vraag op te lossen? 

o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig  

16. Hebt u reeds vragen/problemen gehad omtrent verzekeringen  (Brand‐, ongevallen‐ of hospitalisatieverzekering)? 

o Nee (  ga door naar vraag 17) o Ja 

 Bent u met dit probleem naar iemand van het wijkgezondheidscentrum gegaan?  

o Nee  o Ja   Wie heeft u hierover aangesproken? 

o Onthaal o Dokter o Verpleegkundige o Gezondheidspromotor o Diëtiste o Andere: …………………………………………. 

 Bent u met dit probleem al naar een andere dienst of persoon gegaan? 

o Nee  o Ja  Welke dienst/persoon? 

o OCMW o Een andere sociale dienst:………………………………. o Andere……………………………………………………….........  

          

Page 87: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   80  

A/ Als u dit probleem besproken heeft in het wijkgezondheidscentrum.  (  zo niet ga naar vraag B)  wat werd er dan mee gedaan? 

o Niets o Ik kreeg meteen een antwoord en werd meteen geholpen. o Ik kreeg een antwoord nadat die persoon info opzocht. o Ik werd doorgestuurd naar een collega binnen het centrum o Ik werd doorverwezen naar een andere dienst of persoon,        namelijk: ……………………………………………………………………………. 

   Indien u voor dit probleem doorverwezen bent naar een andere dienst of  persoon, bent u daar dan naartoe gegaan? 

o Ja o Nee, want…………………………………………………………  

…………………………………………………………………… 

  Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van het 

Wijkgezondheidscentrum kreeg u om uw  probleem of vraag op te lossen? o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig 

 B/ Als u dit probleem besproken heeft bij een andere dienst of persoon buiten het Wijkgezondheidscentrum: (  zo niet ga naar vraag 17) 

   wat werd er dan mee gedaan? o Ik werd meteen geholpen/men is nog bezig mij te helpen. o Ik werd naar een andere dienst of persoon gestuurd. o Niets.  

 Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van deze dienst/persoon kreeg u om uw probleem of vraag op te lossen? 

o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig 

          

Page 88: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   81  

17. Hebt u reeds vragen/problemen gehad omtrent financiën (Inkomen, uitkeringen, schulden)?  

o Nee (  ga door naar vraag 18) o Ja 

 Bent u met dit probleem naar iemand van het wijkgezondheidscentrum gegaan?  

o Nee  o Ja   Wie heeft u hierover aangesproken? 

o Onthaal o Dokter o Verpleegkundige o Gezondheidspromotor o Diëtiste o Andere: …………………………………………. 

 Bent u met dit probleem al naar een andere dienst of persoon gegaan? 

o Nee  o Ja  Welke dienst/persoon? 

o OCMW o Een andere sociale dienst:………………………………. o Andere……………………………………………………….........  

 

A/ als u dit probleem besproken heeft in het wijkgezondheidscentrum.  (  zo niet ga naar vraag B)  wat werd er dan mee gedaan? 

o Niets o Ik kreeg meteen een antwoord en werd meteen geholpen. o Ik kreeg een antwoord nadat die persoon info opzocht. o Ik werd doorgestuurd naar een collega binnen het centrum o Ik werd doorverwezen naar een andere dienst of persoon,        namelijk: ……………………………………………………………………………. 

   Indien u voor dit probleem doorverwezen bent naar een andere dienst of persoon, bent u daar dan naartoe gegaan? 

o Ja o Nee, want…………………………………………………………    ……………………………………………………………………….. 

 Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van het Wijkgezondheidscentrum kreeg u om uw  probleem of vraag op te lossen? 

o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig 

  

Page 89: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   82  

B/ Als u dit probleem besproken heeft bij een andere dienst of persoon       buiten het Wijkgezondheidscentrum: (  zo niet ga naar vraag 17) 

   wat werd er dan mee gedaan? o Ik werd meteen geholpen/men is nog bezig mij te helpen. o Ik werd naar een andere dienst of persoon gestuurd. o Niets.  

 Hielp/helpt de hulp of het advies die u daarbij van deze dienst/persoon kreeg u om uw probleem of vraag op te lossen? 

o Ja o Neen o Een beetje wel, maar niet volledig 

   

18. Hebt u reeds vragen/problemen gehad omtrent het invullen van papieren?  

o Nee (  ga door naar vraag 19)  o Ja, bij papieren van: 

o Kinderbijslagfondsen o Belastingen o Verzekeringen (bv. Hospitalisatieverzekering) o Uitkeringsinstanties o Studietoelagen o De huisvestingsmaatschappij o Verblijfsvergunningen o Andere:……………………………………….. o Andere:………………………………………... 

  Bent u met dit probleem naar iemand van het wijkgezondheidscentrum 

gegaan?  o Nee  o Ja 

            

Page 90: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   83  

 Door wie van het wijkgezondheidscentrum werd u of denkt u      geholpen te  kunnen worden met deze papieren?     (zet een kruisje in de juiste kolom) 

 

 

19  Zou u zelf nog iets willen zeggen rond de werking van het wijkgezondheidscentrum? 

          Bedankt voor jullie medewerking!  Gelieve deze lijst af te geven aan het onthaal of aan de onderzoekster (Niek). 

 

Papieren van:  Het onthaal 

De arts  De verpleeg‐kundige 

De gezondheids‐promotor 

De diëtist 

Niemand 

Kinderbijslag             

Belastingen             

Verzekeringen             

Uitkerings‐instanties             

Studietoelagen             

Huisvestigings‐maatschappij 

           

Verblijfsvergunningen  

           

Andere:………………….…………………………………………. 

           

Page 91: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   84  

Bijlage 6 Engelstalige vragenlijst voor patiënten   

Questionnaire for patients of ‘the UGC Nieuw Gent’. 

 Dear, This questionnaire is something that I have to do as part of my study. With these questions I want to investigate which questions/problems patients of this Centrum have and what they do about it. Questions about social and financial status, relationship, houses, work, licenses,... Do they come to the doctor/nurse/… of this center to talk about it. And if people do, do they get a proper answer/solution? Another questionnaire for the people who work at this center has to investigate if this team have enough skills to handle these questions/problems or not.  Please, fill in this questionnaire as honest and correct as possible to help me with my investigation. There are no wrong answers. No other person then I will work with this information, so no one will know what you have filled in. If you have a question about this questionnaire please be free to ask them to me, Niek, the investigator who is present in the waiting room.  Thank you for your cooperation!   

1. For how long are you a patient in this center?:    

2. what is your sexes: o Male o Female 

 

3. How old are you?  

4. Do you live: o alone o together with your partner o together with your partner and kid(s) o together with your kid(s) o together with someone who is not your partner o at your parents place 

Page 92: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   85  

5. Are you:  o single o married o divorced 

  

6. Do you have kids? o Yes, how many: ……………………………. o No  

7.  Your highest finished education level is: o Non o primary school o High school o College (3 years) o college (5 years) o University  o Certificate 

 

8. Are you a : o worker o clerk o Student o Unemployed o Not able to work (for example: because of infirmity)  o Housewife (male or female) o Others: ……………………………… 

             

Page 93: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   86  

9. Do you visit this Centrum regular and who do you visit then?  (put an X in the Wright box.)  

I visit the  :  Every day 

Once or more a week 

Once or more a month 

once or more a year 

Never

Reception    

Doctor    

Nurse   Health promoter (for example.: for advice about exercises and stop smoking) 

 

Diëtist   Others:………………………   

   

10. How would you subscribe your contact with following people: (put an X in the Wright box) 

with:  Only formal 

quick  Deep and personal 

I don’t come in contact 

with them The reception   

The doctor   The nurses   the health promoter (for example: advice about exercises and stop smoking) 

 

The diëtist   Others:…………………   

        

Page 94: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   87  

11. Did you already had some questions/problems about your home/house (your property or rented house)? 

o No (  go to question 12)  o Yes 

 Did you  talked about your question/problem with someone of this Centrum?  

o No  o Yes    With who? 

o Reception o Doctor o Nurse o Health promoter o Diëtiste o Others: …………………………………………. 

Did you talked about your problem with a person of another service outside this Centrum? 

o No  o Yes   Which service/person? 

o OCMW o Another social service: ……………………………….. o Others: ……………………………………………………….  

 A/ If you have talked about this problem with someone of this Centrum:  

(  if not go to question B)  what did they do with it? 

o Nothing o I got an answer immediately and was helped. o I got an answer after the person looked up some information for me. o They send me to a colleague in the Centrum 

o They send me to another Social Service outside this Centrum,      named: ……………………………………………………………………………… 

 If they send you to someone else outside this Centrum did you go to that person? 

o Yes o No, because…………………………………………………… ………………………………………………………………………….  

 Did the help or advice you got from someone of this Centrum helped you to solute your question or problem? 

o Yes o No o Just a little but not completely 

 

Page 95: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   88  

B/ If you talked about your question/problem with someone outside this Centrum: (  If not got o question 12) 

   What did they do? o They helped me immediately/ they are still helping me. o They send me to another service/person o Nothing.  

 Did the help you got of this person outside this Centrum, helped you to solute your problem/question? 

o Yes o No o A little but not completely 

   

12. Did you already had some questions/problems about your relationships with your partner/kids ? 

o No (  go to question 13)  o Yes 

 Did you  talked about your question/problem with someone of this Centrum?  

o No  o Yes    With who? 

o Reception o Doctor o Nurse o Health promoter o Diëtist o Others: …………………………………………. 

 Did you talked about your problem with a person of another service outside 

this Centrum? o No  o Yes   Which service/person? 

o OCMW o Another social service: ……………………………….. o Others: ……………………………………………………….  

      

Page 96: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   89  

A/ If you have talked about this problem with someone of this Centrum:  (  if not go to question B)  what did they do with it? 

o Nothing o I got an answer immediately and was helped. o I got an answer after the person looked up some information for me. o They send me to a colleague in the Centrum 

o They send me to another Social Service outside this Centrum,      named: ……………………………………………………………………………… 

 If they send you to someone else outside this Centrum did you go to that person? 

o Yes o No, because…………………………………………………… ………………………………………………………………………….  

 Did the help or advice you got from someone of this Centrum helped you to solute your question or problem? 

o Yes o No o Just a little but not completely 

 B/ If you talked about your question/problem with someone outside this Centrum: (  If not got o question 14) 

   What did they do? o They helped me immediately/ they are still helping me. o They send me to another service/person o Nothing.  

 Did the help you got of this person outside this Centrum, helped you to solute your problem/question? 

o Yes o No o A little but not completely 

           

Page 97: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   90  

13. Did you already had some questions/problems about your work/ the laws about working/ unemployment/ work licenses/  problems at work (for example: discrimination/racism at work)? 

o No (  go to question 14)  o Yes 

 Did you  talked about your question/problem with someone of this Centrum?  

o No  o Yes    With who? 

o Reception o Doctor o Nurse o Health promoter o Diëtist o Others: …………………………………………. 

 

Did you talked about your problem with a person of another service outside this Centrum? 

o No  o Yes   Which service/person? 

o OCMW o Another social service: ……………………………….. o Others: ……………………………………………………….  

 A/ If you have talked about this problem with someone of this Centrum:  

(  if not go to question B)  what did they do with it? 

o Nothing o I got an answer immediately and was helped. o I got an answer after the person looked up some information for me. o They send me to a colleague in the Centrum 

o They send me to another Social Service outside this Centrum,      named: ……………………………………………………………………………… 

 If they send you to someone else outside this Centrum did you go to that person? 

o Yes o No, because…………………………………………………… ………………………………………………………………………….  

 Did the help or advice you got from someone of this Centrum helped you to solute your question or problem? 

o Yes o No o Just a little but not completely 

Page 98: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   91  

B/ If you talked about your question/problem with someone outside this Centrum: (  If not got o question 14) 

   What did they do? o They helped me immediately/ they are still helping me. o They send me to another service/person o Nothing.  

 Did the help you got of this person outside this Centrum, helped you to solute your problem/question? 

o Yes o No o A little but not completely 

   

14.  Did you already had some questions/problems about your stay licenses/ stay possibilities in Belgium? 

o No (  go to question 15)  o Yes 

 Did you  talked about your question/problem with someone of this Centrum?  

o No  o Yes    With who? 

o Reception o Doctor o Nurse o Health promoter o Diëtist o Others: …………………………………………. 

 Did you talked about your problem with a person of another service outside 

this Centrum? o No  o Yes   Which service/person? 

o OCMW o Another social service: ……………………………….. o Others: ……………………………………………………….  

      

Page 99: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   92  

A/ If you have talked about this problem with someone of this Centrum:  (  if not go to question B)  what did they do with it? 

o Nothing o I got an answer immediately and was helped. o I got an answer after the person looked up some information for me. o They send me to a colleague in the Centrum 

o They send me to another Social Service outside this Centrum,  named: ……………………………………………………………………………… 

 If they send you to someone else outside this Centrum did you go to that person? 

o Yes o No, because…………………………………………………… ………………………………………………………………………….  

  Did the help or advice you got from someone of this Centrum helped you to 

solute your question or problem? o Yes o No o Just a little but not completely 

 

B/ If you talked about your question/problem with someone outside this Centrum: (  If not got o question 15) 

   What did they do? o They helped me immediately/ they are still helping me. o They send me to another service/person o Nothing.  

 Did the help you got of this person outside this Centrum, helped you to solute your problem/question? 

o Yes o No o A little but not completely 

           

Page 100: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   93  

15. Did you already had some questions/problems about laws/ court? No (  go to question 16)  

o Yes  Did you  talked about your question/problem with someone of this 

Centrum?  o No  o Yes    With who? 

o Reception o Doctor o Nurse o Health promoter o Diëtist o Others: …………………………………………. 

 

Did you talked about your problem with a person of another service outside this Centrum? 

o No  o Yes   Which service/person? 

o OCMW o Another social service: ……………………………….. o Others: ……………………………………………………….  

 

A/ If you have talked about this problem with someone of this Centrum:  (  if not go to question B)  what did they do with it? 

o Nothing o I got an answer immediately and was helped. o I got an answer after the person looked up some information for me. o They send me to a colleague in the Centrum 

o They send me to another Social Service outside this Centrum,      named: ……………………………………………………………………………… 

 If they send you to someone else outside this Centrum did you go to that person? 

o Yes o No, because…………………………………………………… ………………………………………………………………………….   

 Did the help or advice you got from someone of this Centrum helped you to solute your question or problem? 

o Yes o No o Just a little but not completely 

 

Page 101: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   94  

 B/ If you talked about your question/problem with someone outside this Centrum: (  If not got o question 16) 

   What did they do? o They helped me immediately/ they are still helping me. o They send me to another service/person o Nothing.  

 Did the help you got of this person outside this Centrum, helped you to solute your problem/question? 

o Yes o No o A little but not completely 

   

16. Did you already had some questions/problems about insurances?  (fire‐, accident‐, hospitalization insurances) 

o No (  go to question 17)  o Yes 

 Did you  talked about your question/problem with someone of this Centrum?  

o No  o Yes    With who? 

o Reception o Doctor o Nurse o Health promoter o Diëtist o Others: …………………………………………. 

 Did you talked about your problem with a person of another service outside 

this Centrum? o No  o Yes   Which service/person? 

o OCMW o Another social service: ……………………………….. o Others: ……………………………………………………….  

      

Page 102: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   95  

A/ If you have talked about this problem with someone of this Centrum:  (  if not go to question B)  what did they do with it? 

o Nothing o I got an answer immediately and was helped. o I got an answer after the person looked up some information for me. o They send me to a colleague in the Centrum 

o They send me to another Social Service outside this Centrum,      named: ……………………………………………………………………………… 

 If they send you to someone else outside this Centrum did you go to that person? 

o Yes o No, because…………………………………………………… ………………………………………………………………………….  

  Did the help or advice you got from someone of this Centrum helped you to 

solute your question or problem? o Yes o No o Just a little but not completely 

  B/ If you talked about your question/problem with someone outside this Centrum: (  If not got o question 17) 

   What did they do? o They helped me immediately/ they are still helping me. o They send me to another service/person o Nothing.  

  Did the help you got of this person outside this Centrum, helped you to solute 

your problem/question? o Yes o No o A little but not completely 

        

Page 103: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   96  

17. Did you already had some questions/problems about your financial situation (for example: about your income)? 

o No (  go to question 18)  o Yes 

 Did you  talked about your question/problem with someone of this Centrum?  

o No  o Yes    With who? 

o Reception o Doctor o Nurse o Health promoter o Diëtist o Others: …………………………………………. 

 Did you talked about your problem with a person of another service outside 

this Centrum? o No  o Yes   Which service/person? 

o OCMW o Another social service: ……………………………….. o Others: ……………………………………………………….  

 A/ If you have talked about this problem with someone of this Centrum:  

(  if not go to question B)  what did they do with it? 

o Nothing o I got an answer immediately and was helped. o I got an answer after the person looked up some information for me. o They send me to a colleague in the Centrum 

o They send me to another Social Service outside this Centrum,      named: ……………………………………………………………………………… 

 If they send you to someone else outside this Centrum did you go to that person? 

o Yes o No, because…………………………………………………… ………………………………………………………………………….  

  Did the help or advice you got from someone of this Centrum helped you to 

solute your question or problem? o Yes o No o Just a little but not completely 

Page 104: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   97  

B/ If you talked about your question/problem with someone outside this Centrum: (  If not got o question 18) 

   What did they do? o They helped me immediately/ they are still helping me. o They send me to another service/person o Nothing.  

 Did the help you got of this person outside this Centrum, helped you to solute your problem/question? 

o Yes o No o A little but not completely 

   

18. Did you already had some questions/problems when you were filling in your official papers? 

o No (  go to question 19)  o Yes, with the papers of: 

o child allowance funds  o taxes/loads o Insurances (for example.  Hospitalization insurances)  o payments authorities (for example: unemployment payments) o scholarship o De housings society  o stay licenses o Others:……………………………………….. o Others:………………………………………... 

  Did you go with this problem to someone of this Centrum? 

o No  o Yes   to: ………………………………… 

  

            

Page 105: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   98  

 Who, of all the persons working in this Centrum, do you think can help you with these papers   (put an “X’ in the Wright box): 

 

   

19.  Is there something that you want to change about the working of this Centrum?   

         Thank you very much for your cooperation! Pleas give this questionnaire to the investigator Niek or the reception. 

With the papers of:  reception  doctor  nurse  Health promoter 

diëtist  nobody 

child allowance funds 

           

Taxes/loads             

Insurances             

payments authorities 

           

scholarship             

De housings society             

stay licenses             

Others:…………………………………. 

           

Page 106: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   99  

Bijlage 7 

Franstalige vragenlijst voor patiënten 

 

Enquête pour les patients de centre Santé (Nieuw Gent). 

 Madame, Monsieur,  L’enquête que vous trouvez ci‐dessus est très importante pour mon étude. Je demande aux patients s’ ils ont des questions/problèmes (des problèmes avec la situation financière, la situation sociale, des questions concernant les  relations avec les enfants, …) et ce qu'il font avec des questions/problèmes éventuels.  Est‐ce qu’ils posent des questions à une personne qui travaille dans le Centre de santé Nieuw Gent ? Les réponses qu'ils recoivent, aident‐elles ?  Une deuxième enquête, destinée aux personnes qui travaillent dans le Centre de santé Nieuw Gent doit examiner l’appropriété des réponses. Cette enquête est anonyme et je suis la seule personne qui travaillera avec l’information obtenue par l'enquête.   Je voudrais vous demander de remplir cette enquête aussisi honnête et correcte que possible. Il n’y a pas de faux réponses. Si vous avez des questions, n'hésitez pas à contacter la chercheuse Niek. Elle vous aidera avec plaisir.   Merci beaucoup! 

 

1. Ca fait combien d'années que vous êtes un patient du centre de Santé Nieuw Gent?:     

2. Votre sexe est: o masculin o féminin 

  

3. Vous avez quel âge?     

Page 107: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   100  

4. Vous habitez: o Seul ? o Ensemble avec votre partenaire ? o Ensemble avec votre partenaire et vos enfants ? o Ensemble avec vos enfants ? o Ensemble avec une autre personne que votre partenaire ? o Avec vos parents? 

 

5. Vous êtes:  o seul o marié o divorcé 

 

6. Avez ‐vous des enfants? o Oui, combien: ……………………………. o Non   

7.  Votre niveau de formation est: o Je n'ai pas joui d'une formation scolaire. o école primaire o enseignement du second degré o grande école (3 années) o grande école (5 années) o Université  o certificat 

  

8. Dans votre situation de travail vous êtes: o Travailleur/travailleuse o commis o étudiant(e) o chômeur/chômeuse o Je suis incapable de travailler (par exemple : invalidité) o homme au foyer/femme au foyer o Autre : ……………………………… 

     

Page 108: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   101  

9. Allez‐vous régulièrement au Centre de Santé (Nieuw Gent) ?        Et qui visitez‐vous? 

(mettez un ‘X’ dans le cadre correspondant)  

Chez :  Chaque jour Une fois ou plus par semaine 

Une fois ou plus par mois 

Une fois ou plus par année 

jamais

La réception      

Le docteur      Les infirmières    Le promoteur de santé (p.e.: pour de l'avis de mouvement, pour de l’avis pour quitter de fumer) 

   

La diététicienne     Autre:…………………     

  

10.  Comment est votre contact avec le personnel?: (mettez un ‘X’ dans le cadre correspondant) 

avec:  formel  rapide  profond et personnel 

Je n’ai pas de contact avec le 

personnel La réception    

Le docteur    Les infirmières  Le promoteur de santé (p.e.: pour de l'avis de mouvement, pour de l’avis pour quitter de fumer) 

 

La diététicienne   Autre:……………………   

      

Page 109: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   102  

11.   Avez‐vous des questions/problèmes concernant votre maison ? (Maison en location ou votre propriété)? 

o Non (  allez à la question 12)  o Oui 

 Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu’un du centre de Santé Nieuw Gent? 

o Non  o Oui   A qui? 

o La réception o Le docteur o Une infirmière o Le promoteur de santé o La diététicienne o Autre: …………………………………………. 

  Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu'un (un autre 

service ou une autre personne) hors du centre de Santé Nieuw Gent ? o Non  o Oui  Quel service/quelle personne? 

o OCMW o Un autre service social: ……………………………….. o Autre: ……………………………………………………….  

 A/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans le centre de santé Nieuw Gent : (  No= allez à la question B) 

 Qu’est ce qu’ ils ont fait? o rien o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J'ai reçu une réponse après que cette personne ait cherché de 

l'information. o J’ai été renvoyé à un collègue du centre de santé Nieuw Gent. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne, c’est à dire: 

……………………………………………………………………………………….    Si vous avez été renvoyé à un autre service/ à une autre   

personne, vous y êtes allé? o Oui o Non, parce que………………………………………………… ………………………………………………………………………………  

 La réponse/ l’ aide que vous avez reçu dans le centre de santé Nieuw Gent, vous ont aidés pour résoudre votre problème/question?  

o Oui o Non o Un peu, mais pas complètement 

 

Page 110: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   103  

B/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans une autre service, dehors le centre de santé Nieuw Gent  (  Non, allez à la question 12) 

 Qu’ est‐ce qu’ ils ont fait? o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne o Rien  

 Aide La réponse/ l’ aide qui vous avez reçu dans le service dehors le centre de santé Nieuw Gent pour résoudre votre problème/question? 

o Oui o Non o Un peu, mais pas complètement 

   

12.   Avez‐vous des questions/problèmes concernant votre relation avec votre partenaire/votre enfants ? 

o Non, (  allez à la question 13) o Oui 

 Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu’un du centre de santé Nieuw Gent ? 

o Non  o Oui   A qui? 

o La réception o Le docteur o Une infirmière o Le promoteur de santé o La diététicienne o Autre: …………………………………………. 

  Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu'un (un autre 

service ou une autre personne) hors du centre de santé Nieuw Gent? o Non  o Oui  Quel service/quelle personne? 

o OCMW o Un autre service social: ……………………………….. o Autre: ……………………………………………………….  

    

 

Page 111: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   104  

A/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans le centre de santé Nieuw Gent : (  No= allez à la question B) 

 Qu’est ce qu’ ils ont fait? o rien o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J'ai reçu une réponse après que cette personne ait cherché de 

l'information. o J’ai été renvoyé à un collègue du centre de santé Nieuw Gent. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne, c’est à dire: 

……………………………………………………………………………………….    Si vous avez été renvoyé à un autre service/ à une autre 

personne, vous y êtes allé? o Oui o Non, parce que………………………………………………… ………………………………………………………………………….  

 La réponse/ l’ aide que vous avez reçu dans le centre de santé Nieuw Gent, vous ont aidés pour résoudre votre problème/question?  

o Oui o Non o Un peu, mais pas complètement 

  

B/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans une autre service, dehors le centre de santé Nieuw Gent: (  Non, allez à la question 13) 

 Qu’ est‐ce qu’ ils ont fait? o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne o Rien  

 Aide La réponse/ l’ aide qui vous avez reçu dans le service dehors le centre de santé Nieuw Gent pour résoudre votre problème/question? 

o Oui o Non 

          

  

Page 112: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   105  

13.  Avez‐vous des questions/problèmes concernant  chômage/ législation de travail (législation sociale, permis de travail) / problèmes de travail ?  

o Non, (  allez à la question 14) o Oui 

 Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu’un du centre de santé Nieuw Gent ? 

o Non  o Oui   A qui? 

o La réception o Le docteur o Une infirmière o Le promoteur de santé o La diététicienne o Autre: …………………………………………. 

  Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu'un (un autre 

service ou une autre personne) hors du centre de santé Nieuw Gent ? o Non  o Oui  Quel service/quelle personne? 

o OCMW o Un autre service social: ……………………………….. o Autre: ……………………………………………………….  

 A/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans le centre de santé Nieuw Gent : (  No= allez à la question B) 

 Qu’est ce qu’ ils ont fait? o rien o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J'ai reçu une réponse après que cette personne ait cherché de 

l'information. o J’ai été renvoyé à un collègue du centre de santé Nieuw Gent. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne, c’est à dire: 

……………………………………………………………………………………….    Si vous avez été renvoyé à un autre service/ à une autre 

personne, vous y êtes allé? o Oui o Non, parce que…………………………………………………  

  La réponse/ l’ aide que vous avez reçu dans le centre de santé Nieuw Gent, vous ont aidés pour résoudre votre problème/question?  

o Oui o Non o Un peu, mais pas complètement 

Page 113: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   106  

 B/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans une autre service, dehors le centre de santé Nieuw Gent :   (  Non, allez à la question 14) 

 Qu’ est‐ce qu’ ils ont fait? o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne o Rien  

 Aide La réponse/ l’ aide qui vous avez reçu dans le service dehors le centre de santé Nieuw Gent pour résoudre votre problème/question? 

o Oui o Non o Un peu, mais pas complètement  

   

14.  Avez‐vous des questions/problèmes concernant votre permis de séjour/ les possibilités de séjour en Belgique?  

o Non, (  allez à la question 15) o Oui 

 Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu’un du centre de santé Nieuw Gent ? 

o Non  o Oui   A qui? 

o La réception o Le docteur o Une infirmière o Le promoteur de santé o La diététicienne o Autre: …………………………………………. 

 Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu'un (un autre service ou une autre personne) hors du centre de santé Nieuw Gent ? 

o Non  o Oui  Quel service/quelle personne? 

o OCMW o Un autre service social: ……………………………….. o Autre: ……………………………………………………….  

    

Page 114: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   107  

A/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans le centre de santé Nieuw Gent : (  No= allez à la question B) 

 Qu’est ce qu’ ils ont fait? o rien o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J'ai reçu une réponse après que cette personne ait cherché de 

l'information. o J’ai été renvoyé à un collègue du centre de santé Nieuw Gent. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne, c’est à dire: 

……………………………………………………………………………………….    Si vous avez été renvoyé à un autre service/ à une autre 

personne, vous y êtes allé? o Oui o Non, parce que………………………………………………… ………………………………………………………………………….  

 La réponse/ l’ aide que vous avez reçu dans le centre de santé Nieuw gent, vous ont aidés pour résoudre votre problème/question?  

o Oui o Non o Un peu, mais pas complètement 

  B/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans une autre service, dehors le centre de santé Nieuw Gent  (  Non, allez à la question 15) 

 Qu’ est‐ce qu’ ils ont fait? o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne o Rien  

 Aide La réponse/ l’ aide qui vous avez reçu dans le service dehors le centre de santé Nieuw Gent pour résoudre votre problème/question? 

o Oui o Non 

           

Page 115: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   108  

15.  Avez‐vous des questions/problèmes concernant des affaires juridiques (tout ce qui concerne le tribunal)?  

o Non (  allez à la question 16)  o Oui 

 Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu’un du centre de santé Nieuw Gent ? 

o Non  o Oui   A qui? 

o La réception o Le docteur o Une infirmière o Le promoteur de santé o La diététicienne o Autre: ………………………………………….  

 Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu'un (un autre service ou une autre personne) hors du centre de santé Nieuw Gent ? 

o Non  o Oui  Quel service/quelle personne? 

o OCMW o Un autre service social: ……………………………….. o Autre: ……………………………………………………….  

 A/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans le centre de santé Nieuw Gent : (  No= allez à la question B) 

 Qu’est ce qu’ ils ont fait? o rien o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J'ai reçu une réponse après que cette personne ait cherché de 

l'information. o J’ai été renvoyé à un collègue du centre de santé Nieuw Gent. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne, c’est à dire: 

……………………………………………………………………………………….    Si vous avez été renvoyé à un autre service/ à une autre   

personne, vous y êtes allé? o Oui o Non, parce que………………………………………………… ………………………………………………………………………….  

 La réponse/ l’ aide que vous avez reçu dans le centre de santé Nieuw Gent, vous ont aidés pour résoudre votre problème/question?  

o Oui o Non o Un peu, mais pas complètement 

Page 116: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   109  

 

B/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans une autre service, dehors le centre de santé Nieuw Gent  (  Non, allez à la question 16) 

 Qu’ est‐ce qu’ ils ont fait? o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne o Rien  

  Aide La réponse/ l’ aide qui vous avez reçu dans le service dehors le centre de 

santé Nieuw Gent pour résoudre votre problème/question? o Oui o Non o Un peu, mais pas complètement  

  

16.  Avez‐vous des questions/problèmes concernant assurances  (assurance contre l’incendie/ contre les accidents/assurance de l’hôpital/…) ?  

o Non (  allez à la question 17)  o Oui 

 Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu’un du centre de santé Nieuw Gent ? 

o Non  o Oui   A qui? 

o La réception o Le docteur o Une infirmière o Le promoteur de santé o La diététicienne o Autre: …………………………………………. 

 

 Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu'un (un autre service ou une autre personne) hors du centre de santé Nieuw Gent ? 

o Non  o Oui  Quel service/quelle personne? 

o OCMW o Un autre service social: ……………………………….. o Autre: ……………………………………………………….  

     

Page 117: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   110  

A/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans le centre de santé Nieuw Gent : (  No= allez à la question B) 

 Qu’est ce qu’ ils ont fait? o rien o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J'ai reçu une réponse après que cette personne ait cherché de 

l'information. o J’ai été renvoyé à un collègue du centre de santé Nieuw Gent. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne, c’est à dire: 

……………………………………………………………………………………….    Si vous avez été renvoyé à un autre service/ à une autre   

personne, vous y êtes allé? o Oui o Non, parce que………………………………………………… ………………………………………………………………………….  

  La réponse/ l’ aide que vous avez reçu dans le centre de santé Nieuw Gent, 

vous ont aidés pour résoudre votre problème/question?  o Oui o Non o Un peu, mais pas complètement 

 B/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans une autre service, dehors le centre de santé Nieuw Gent  (  Non, allez à la question 17) 

 Qu’ est‐ce qu’ ils ont fait? o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne o Rien  

 Aide La réponse/ l’ aide qui vous avez reçu dans le service dehors le centre de santé Nieuw Gent pour résoudre votre problème/question? 

o Oui o Non o Un peu, mais pas complètement 

         

Page 118: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   111  

17. Avez‐vous des questions/problèmes concernant situation financière 

o Non (  allez à la question 18)  o Oui 

 Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu’un du centre de santé Nieuw Gent ? 

o Non  o Oui   A qui? 

o La réception o Le docteur o Une infirmière o Le promoteur de santé o La diététicienne o Autre: ………………………………………… 

 

 Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu'un (un autre service ou une autre personne) hors du centre de santé Nieuw Gent? 

o Non  o Oui  Quel service/quelle personne? 

o OCMW o Un autre service social: ……………………………….. o Autre: ……………………………………………………….   

A/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans le centre de santé Nieuw Gent : (  No= allez à la question B) 

 Qu’est ce qu’ ils ont fait? o rien o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J'ai reçu une réponse après que cette personne ait cherché de 

l'information. o J’ai été renvoyé à un collègue du centre de santé Nieuw Gent. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne, c’est à dire: 

……………………………………………………………………………………….    Si vous avez été renvoyé à un autre service/ à une autre   

personne, vous y êtes allé? o Oui o Non, parce que………………………………………………… ………………………………………………………………………….  

 La réponse/ l’ aide que vous avez reçu dans le centre de santé Nieuw Gent, vous ont aidés pour résoudre votre problème/question?  

o Oui o Non o Un peu, mais pas complètement  

Page 119: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   112  

B/ Si vous avez parlé de cette problème/question dans une autre service, dehors le centre de santé Nieuw Gent  (  Non, allez à la question 18) 

 Qu’ est‐ce qu’ ils ont fait? o J'ai immédiatement reçu une réponse qui m'a aidée. o J’ai été renvoyé à un autre service/ une autre personne o Rien  

  Aide La réponse/ l’ aide qui vous avez reçu dans le service dehors le centre de 

santé Nieuw Gent pour résoudre votre problème/question? o Oui o Non o Un peu, mais pas complètement 

  18. Avez‐vous des questions/ des problèmes pour remplir vos papiers?  

o Non (  allez à la question 19)  o Oui, avec les papiers de: 

o Allocations familiales o Taxes/impôts o Assurances (p.e : assurance l’hôpital) o Prestation sociale/allocation (p.e : l’ allocation de chômage) o Allocation pour étudier o Logement o Permis de séjour o Autre : ……………………………….  

 Avez‐vous raconté cette question ou ce problème à quelqu’un du centre de santé Nieuw Gent ? 

o Non o Oui 

             

 Quelle personne pensez‐vous peut vous aider avec des papiers? 

Page 120: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   113  

   (Mettez un X dans le cadre correct) 

  

19.  Vous avez des remarques ou des suggestions concernant le fonctionnement du Centre de nouveau Gand ? 

          Merci pour votre participation!  Voulez donner cette enquête à la chercheuse Niek ou à la réception. 

Papiers de:  La réception 

Le docteur 

Une infirmière 

Le promoteur de santé 

La diététi‐cienne 

Personne 

Allocations familiales 

           

Taxes/impôts             

Assurances             

Prestation sociale/ allocation 

           

Allocation pour étudier 

           

Logement             

Permis de séjour 

           

Autre :..             

Page 121: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   114  

Bijlage 8 

Vragenlijst team UGC Nieuw Gent 

 

Vragenlijst voor het team van het UGC Nieuw Gent. 

 

Beste, 

Deze vragenlijst wordt afgenomen in functie van mijn Masterproef.  Aan de hand van deze vragen wil ik nagaan met welke vragen van de patiënten, de hulpverleners in een wijkgezondheidscentrum geconfronteerd worden en of er al dan niet een nood is aan uitbreiding van de expertise binnen het team. Een andere vragenlijst gericht naar de patiënten van jullie centrum zal onderzoeken welke noden er onder hen leven.  

Deze vragenlijst wordt enkel door mij geanalyseerd en verwerkt, zodanig dat uw anonimiteit gewaarborgd blijft. Ik verzeker u dan ook dat noch uw collega’s noch anderen hier inzage in krijgen. 

Gelieve deze vragenlijst zo correct en eerlijk mogelijk, naar eigen aanvoelen in te vullen, er bestaan geen foute of juiste antwoorden! 

Bij vragen aarzel niet me te contacteren via [email protected] 

Dank bij voorbaat! 

 

1. Aantal jaren actief binnen UGC Nieuw Gent:   

2. Functie binnen het team: (Gelieve het bolletje voor uw antwoord in te kleuren) o Onthaal en administratieve hulp o Arts o Verpleegkundige o Gezondheidspromotor o Diëtist o Coördinator 

Page 122: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   115  

3.1 Komt u in contact met de patiënten? o Ja, het grootste deel van mijn tijd o Ja, beperkt o Nooit 

 3.2 Hoe zou u dit contact omschrijven? 

o Diepgaand o Zakelijk of louter formeel  o Vluchtig o Andere: 

…………………………………………………………………………………………………….   

4. Heeft een patiënt reeds één (of meerdere) van deze onderstaande vragen gesteld aan u? (Meerdere antwoorden zijn mogelijk, kleur het bolletje van de reeds gestelde 

vraag)  

Vragen in verband met: o huisvesting o relatie met partner o relatie met kinderen o opvoeding o werkloosheid o problemen op het werk (bv. Werkverzuim, pesten op het werk, …) o financiële problemen o terugbetaling medische zorgen o ziekenhuisfactuur o verzekeringen (bv. Brandverzekering, ongevallenverzekering, 

hospitalisatieverzekering, …)  o juridische problemen o sociale wetgeving o verblijfsvergunningen in België o verblijfsmogelijkheden in België o werkvergunningen in België o psychologische problemen o andere: 

……………………………………………………………………………………………………………… o andere: 

……………………………………………………………………………………………………………….  

 

Page 123: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   116  

5. Hoe frequent krijgt u deze vragen? (zet een kruisje in het juiste vakje)  

Vragen i.v.m:  Elke dag  1 of meer per week 

1 of meer per 

maand 

Erg zelden 

Nooit

Huisvesting           Relatie met partner           Relatie met kinderen           Opvoeding           Werkloosheid           Problemen op het werk 

         

Financiële problemen           Terugbetaling medische zorgen 

         

ziekenhuisfactuur           verzekeringen           Juridische problemen           Sociale wetgeving           Verblijfsvergunning in België 

         

Verblijfsmogelijkheden in België 

         

Psychologische problemen 

         

Andere:……………………..           Andere:………………………           Andere:………………………           Andere:……………………..           Andere:……………………..           

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 124: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   117  

6. Indien u deze vragen krijgt, hoe gaat u dan meestal om met deze vragen? 

o Ik krijg deze vragen niet. (Ga door naar vraag 7) 

o Ik krijg deze vragen wel. (Gelieve onderstaande kolom in te vullen)  

Vragen i.v.m:  Ik verwijs door naar de Sociale Dienst. 

Ik zoek zelf een antwoord. D.m.v: ‐ het internet ‐ een sociale dienst te contacteren

Ik be‐antwoord ze zelf. 

Ik stuur ze door naar een collega binnen het wgc. 

Ik doe niets, ik heb hier geen tijd voor 

Ik doe niets, ik heb hier geen kennis voor 

Huisvesting             Relatie met partner 

           

Relatie met kinderen 

           

Opvoeding             Werkloosheid             Problemen op het werk 

           

Financiële problemen 

           

Terugbetaling medische zorgen 

           

ziekenhuisfactuur             verzekeringen             Juridische problemen 

           

Sociale wetgeving             Verblijfsvergunning in België 

           

Verblijfsmogelijkheden in België 

           

Psychologische problemen 

           

Andere:…………………….. 

           

 

Indien u uw vorige antwoord wil nuanceren: 

Page 125: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   118  

7. Hebt u voldoende kennis om efficiënt te kunnen doorverwijzen, zodanig dat de patiënt geholpen wordt met zijn vraag? 

o Nee, helemaal niet. 

o Ja, bij alle vragen. 

o Ja, maar niet bij alle vragen. Enkel bij de vragen rond:……………………………………. 

 

8. Vindt u zelf dat u hier rond meer kennis zou moeten hebben? 

o Ja 

o Ja,  maar eerder een basiskennis 

o Nee, het behoort niet tot mijn vakgebied 

 

9. Wanneer u doorverwijst, naar welke dienst of naar wie verwijst u dan meestal door? Bij een vraag rond: 

o Huisvesting:            …………………………………………………    o relatie met partner:       ………………………………………………… o relatie met kinderen:       ………………………………………………… o opvoeding:         ………………………………………………… o werkloosheid:         ………………………………………………… o problemen op het werk:      ………………………………………………… (bv. Werkverzuim, pesten op het werk, …) o financiële problemen:       ………………………………………………… o terugbetaling medische zorgen:   ………………………………………………… o ziekenhuisfactuur:       ………………………………………………… o verzekeringen: (bv. Brand‐ ,       ………………………………………………… ongevallen‐ ,hospitalisatieverzekering)  o juridische problemen:       ………………………………………………… o sociale wetgeving:       ………………………………………………… o hun verblijfsvergunning in België:   ………………………………………………… o hun verblijfsmogelijkheden in België:   ………………………………………………… o psychologische problemen:     ………………………………………………… o andere: ………………………………………:   ………………………………………………… 

 

Page 126: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   119  

9.1 Gebruikt u op uw werk een (digitale) Sociale Kaart?  o Ja  o Nee  (Ga meteen naar vraag 10)   

9.2 Zo ja, wat vind u van deze Sociale Kaart?   

  

9.3 Zo ja, voor welke vragen raadpleegt u deze?       

10. Beschouwt u deze vragen en problemen van patiënten als belastend? o Ja,  

want:……………………………………………………………………………………………………… o Nee, 

want:………………………………………………………………………………………………………    

11. Hoeveel uur per week bent u hiermee ongeveer bezig.  (incl. patiëntencontact en overleg)     

12.1 Krijgt u soms patiënten waarbij het lijkt dat ze lijden aan meerdere problemen (sociaal, psychologisch en fysisch) en hulp nodig hebben om dit kluwen te kunnen ontwarren? 

o Ja o Nee 

 12.2 Vind u dit een onderdeel van uw werktaak? 

o Ja  o Nee 

 

Page 127: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   120  

12.3 Hebt u voldoende tijd om hier efficiënt mee om te kunnen gaan?  o Ja  o Nee 

 13.1  Moet u soms ondersteuning geven aan patiënten die zich alleen gelaten 

voelen met hun problemen? o Ja o Nee 

 13.2 Vind u dit een onderdeel van uw werktaak? 

o Ja  o Nee 

 13.3 Hebt u voldoende tijd om hier efficiënt mee om te kunnen gaan?  

o Ja  o Nee 

 14.1 Zijn er patiënten die met hun papierwerk naar u toe komen om hulp te vragen 

bij het invullen? o Nee o Ja, papieren van: 

o Kinderbijslagfondsen o Belastingen o Verzekeringen (bv. Hospitalisatieverzekering) o Uitkeringsinstanties o Studietoelagen o De huisvestingsmaatschappij o Verblijfsvergunningen o Andere:……………………………………….. 

 14.2 Vind u dit een onderdeel van uw werktaak? 

o Ja  o Nee 

 14.3 Hebt u voldoende tijd om hier efficiënt mee om te kunnen gaan?  

o Ja  o Nee 

  

Page 128: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   121  

15. Wat is uw suggestie om te werken aan deze eventueel extra ervaren werkdruk, door vragen/problemen van patiënten die niet tot uw vakdomein behoren? 

o Intensievere samenwerking met andere diensten o Strenger zijn tegen de patiënten en hun vragen negeren o Beter doorverwijzen en hiervoor voldoende zelf kennis te hebben o Zelf bijscholing volgen om zelf de vragen te kunnen beantwoorden o Nieuwe discipline aannemen binnen het team die de doorverwijzing op 

zich neemt: …………………………………………………………………………………………………… 

o Nieuwe discipline aannemen binnen het team die deze vragen opvangt:………………………………………………………………………………………………. 

o Andere: …………………………………………………………………………………………………….  

16. Wilt u zelf nog iets toevoegen rond de noden van het team, dat nog niet aanbod kwam tijdens deze vragenlijst? 

            Bedankt voor uw medewerking! Gelieve deze lijst ingevuld terug te sturen naar [email protected] of in bijgevoegde gesloten enveloppe af te geven aan het onthaal van het UGC Nieuw Gent 

 

 

 

Page 129: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   122  

Literatuurlijst 

 Abbot, S., & Hobby, L. (1999). An Evaluation of the Health and Advice project: Its Impact on the 

Health of Those Using the Service. Liverpool: University of Liverpool, Health and Community Care Research Unit. 

Abbot, S., & Hobby, L. (2000). Welfare benefits advice in primary care: evidence of improvements in health. Public Health, 114 , 324‐327. 

Abbot, s., & Hobby, L. (2003). Who uses welfare benefits advice services in primary care? Health and Social Care in the Community 11 , 168‐174. 

Abbot, S., Hobby, L., & Cotter, S. (2005). What is the impact on individual health of services in general practice settings which offer welfare benefits advice? Health and Social Care in the community 14 (1) , 1‐8. 

Abbott, S., & Davidson, L. (2000). Easing the burden on primary care in deprived urban areas: a service model. Health Care Research and Development 1 , 201‐206. 

Acheson, S. D. (1998). Independent Inquiry into Inequalities in Health Report. London: The Stationary Office. 

Barry, C., Bradley, C., Britten, N., & al., e. (2000). Patients unvoiced agendas in general practice consultations: qualitative study. BMJ 320 , 1246‐1250. 

Belar, C. (1995). Collaboration in capitated care: Challenges for psychology. Professional Psychology: Research and Practice, 26 , 139‐146. 

Belar, C., & Deardorff, W. (1995). Clinical health psychology in medical settings: A practicioner's guidebook. Washington, DC: American Psychological Association. 

Benzeval, M., & Judge, K. (2001). Income and health: the time dimension. Social Science and Medicine 52 , 1371‐1390. 

Berkman, B., Shearer, S., Simmons, W., White, M., Robinson, M. S., Holmes, W., et al. (1996). Ambulatory elderly patients of primary care physicians: Functional psychosocial and environmental predictors of need for social work management. Social Wok in Health Care, 22 (3) , 1‐21. 

Blount, A. (1998). Integrated primary care: The future of medical and mental health collaboration. New York: W.W. Norton. 

Blount, A., & Bayona, J. (1994). Toward a system of integrated primary care. Family Systems Medicine, 12 , 171‐182. 

Page 130: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   123  

Bray, J., & Rogers, J. (1995). Linking psychologists and family physicians for collaborative practice. Professional Psychology: research and Practice, 26 , 132‐138. 

Bray, J., & Rogers, J. (1997). The linkages project: Training behavioral health professionals for collaborative practice with primary care physicians. Families, Systems and health 15 , 55‐63. 

Bray, J., & Rogers, J. (1997). The linkages project: Training behavioral health professionals for collaborative practice with primary care physicians. Families, Systems and Health, 15 , 55‐63. 

Brunner, E., & Mamot, M. (1999). Social organization, stress and health. In R. (. Wilkinson, Social Determinants of Health. (pp. 17‐43). Oxford University Press: Oxford. 

Chaggar, J. (1993). Citizens' advice in general practice: a burden GPs could do without. Br Med J, 307 , 261. 

Costigan, P., Finch, H., Jackson, B., Legard, R., & & Ritchie, J. (1999). Overcoming Barriers: Older People and Income Support. London: The Stationary Office. 

De Maeseneer, J. (2007). Cursus Gemeenschapsgerichte Eerstelijnszorg. Gent, Oost‐Vlaanderen, België: faculteit geneeskunde en gezondheidswetenschappen. 

De Maeseneer, J., Art, B., Anselm, D., & Willems, S. (2003). Samenlevingsopbouw en de toegankelijkheid van de gezondheidszorg: werken aan een gezonde "samen‐leving". In H. Baert, M. De Bie, A. Desmet, M. Van Elslander, & L. verbeke, Handboek Samenlevingsopbouw in Vlaanderen (pp. 299‐315). Brugge: Die Keure. 

De Maeseneer, J., Art, B., Derese, A., & Willems, S. (2003). Samenlevingsopbouw en de toegankelijkheid van de gezondheidszorg: werken aan een gezonde "samen‐leving". In H. Baert, M. De Bie, A. Desmet, M. Van Elslander, & L. (. Verbeke, Handboek Samenlevingsopbouw in Vlaanderen. (pp. 299‐314). Brugge: Die Keure. 

Deroo, L. (2007, augustus 18). Wat doet een maatschappelijk werker binnen een wgc? (N. Vanmaeckelberghe, Interviewer) 

Devisch. (2007, Oktober 2). Hoe ziet de wijk Nieuw Gent eruit? (Vanmaeckelberghe, Interviewer) 

Dienst Stedenbeleid en Internationale Betrekkingen. Cel gebiedsgerichte Werking. (2005, Juni). Samen werken aan Nieuw Gent Steenakker. Nota Juni. Gent, Oost‐Vlaanderen, België: Stad Gent. 

Dorwart, R. (1990). Managed mental health care: Myths and realities in the 1990's. Hospital and Community Psychiatry, 41 , 1087‐1091. 

Elstad, J. (1998). The psycho‐social perspective on social inequalities in health. Sociology of Health and Illness 20 , 598‐618. 

Page 131: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   124  

Geerts, G., & Heestermans, H. (1995). Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse Taal. Utrecht‐Antwerpen: Van Dale Lexicografie. 

Goldberg, E., & Neil, J. (1972). Social work in general practice. London: Allen & Unwin. 

Greasley, P., & Small, N. (2005). Establishing a welfare advice service in family practices: views of advice workers and primary care staff. Bradford: Oxford University Press. 

Greasley, P., & Small, N. (2005). Establishing a welfare advice service in family practices: views of advice workers and primary care staff. Oxford: Oxford University Press. 

Greasley, P., & Small, N. (2004). Providing welfare advice in general practice: referrals, issues and outcomes. Health and Social Care int the Community 13(3) , 249‐258. 

Greasley, P., & Small, N. (2002). Welfare Advice in Primary Care: A Review of the literature. Leeds: Nuffield Institute for Health Portfolio Program. 

Green, L., & Kreuter, M. (2005). Health program planning: An educational and ecological approach. New York: McGraw‐Hill Companies, inc. 

Gropper, M. (1987). A study of the preferences of family practitioners and other primary care physicians in treating patients' psychosocial problems. Social Work Health Care 13 , 75‐91. 

Gulbrandsen, P., Fugelli, P., Sandvik, L., & al., e. (1998). Influence of social problems on management in general practice: multipractice questionnaire survey. BMJ 317 , 28‐32. 

Harding, R., Sherr, L., Sherr, A., & al, e. (2003). Welfare rights advice in primary care: prevalence, processes and specialist provision. Fam Pract , 48‐53. 

Hermans, K., Declercq, A., & Lammertyn, F. (2003). Aspecten van (on)toegankelijkheid van de welzijnszorg en de samenlevingsopbouw. Een sociologische duiding. In H. Baert, D. B. Maria, A. Desmet, M. Van Elslander, & L. Verbeke, Handboek samenlevingsopbouw in Vlaanderen. (pp. 279‐295). Brugge: Die Keure. 

Higgings, E. S. (1994). A review of unrecognized mental illness in primary care. Archives of Family Medicine 3 , 908‐917. 

Hopton, J., & Dlugolecka, M. (1995). Need and demand for primary health care: a comparative study approach. BMJ 10 , 369‐379. 

Huntington, J. (1981). Social work and general medical practice: Collaboration or conflict. London: George Allen University. 

Jarman, B. (1985). Giving advice about welfare benefits in general practice. British Medical Journa. 290l , 522‐524. 

Page 132: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   125  

Jarvis, M., & Wardle, J. (1999). Social patterning of individual health behaviours: the case of cigarette smoking. In R. (. Wilkinson, Social Determinants of health. (pp. 340‐255). Oxford: Oxford University Press. 

Katon, W., Von Korff, M., Lin, E., Lipscomb, P., Russo, J., Wagner, E., et al. (1990). Distressed high utilizers of medical care: DSM IIIR diagnoses and treatment needs. General Hospital Psychiatry 12 , 355‐362. 

Kharicha, K., Iliffe, S., Levin, E., Davey, B., & Fleming, C. (2005). Tearing down the Berlin wall: social workers' perspectives on joint working with general practice. Oxford University Press. 

Kharicha, K., Iliffe, S., Levin, E., Davey, B., & Fleming, C. (2005). Tearing down the Berlin wall: social workers' perspectives on joint working with general practice. oxford: Oxford University Press. 

Kok, G., Schaalma, H., & Brug, J. (2007). Planmatige bevordering van gezond gedrag. In J. Brug, P. Van Assema, & L. Lechner, Gezondheidsvoorliching en gedragsverandering. Een planmatige aanpak. (pp. 15‐32). Assen: Koninklijke van Gorcum BV. 

Kroenke, K., & Mangelsdorff, D. (1989). Common symptoms in ambulatory care: Incidence, evaluation, therapy and outcome. American Journal of Medicine. 86 , 262‐266. 

Lesser, J. (2000). Clinical Social Work and Family Medicine: A Partnership in Community Service. Health & Social work, volume 25, nr 2 , 119‐126. 

Lesser, J. G. (2000). Clinical Social Work and Family Medicin: A Partnership in Community Service. Healt & Social Work/ volume 25, 2 , 119‐126. 

Lesser, M. (1993). Integrating mental health into primary care through on‐site counseling. Hampden Hippocrat , 17‐18. 

Lowry, C. (1987). Generic social work practice and family practice: Students build a foundation for partnership. Social Work in Health Care, 12(2) , 15‐25. 

Luyten, D. (2000). Sociaal Huis tussen gemeente en gemeenschap. Over de verhouding OCMW en gemeente. OCMW‐Visies 3 , 2‐10. 

Lynch, J., Davey‐Smith, G., Kaplan, G., & House, J. (2000). Income inequality and mortality: importance to health of individual income, psychosocial environment or material conditions. British Medical Journal 320 , 1200‐1204. 

Maeseele, t. (2007, Oktober 2). Hoe ziet de wijk Nieuw gent eruit? (vanmaeckelberghe, Interviewer) 

Magruder‐Habib, K., Zung, W., & Feussner, J. (1990). Improving physician's recognition and treatment of depression in general medical care. Medical Care, 28 , 239‐250. 

Page 133: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   126  

Marmot, M., & Wilkinson, R. (2000). Social Determinants of Health. Oxford: Oxford University Press. 

Mitchell, G. E., & Haber, J. (1997). Clinical practice update incorporating mental health into primary care practice. Behavioral Healthcare Tomorrow , 23‐24. 

National Audit Office. (2002). Tackling Pensioner Poverty: Encouraging Take‐up of Entitlements. London: The Stationery Office. 

Pace, T., Chaney, J., Mullins, L., & Olson, R. (1995). Psychological consultation with primary care physicians: Obstacles and opportunities in the medical setting. Professional Psychology: Research and Practice, 26 , 123‐131. 

Paulsen, R. (1997). The primary care/psychotherapy relationship. Psychotherapy Forum, 4(2) , 1‐8. 

Paulsen, R. (1997). The primary care/psycho‐therapy relationship. Psychotherapy Forum 4(2) , 1‐8. 

Popay, J., Kowarzik, U., Mallinson, S., Mackian, S., & Barker, J. (2007). Social problems, primary care and pathways to help and support: adressing health inequalities at the individual level. Part I: the GP Perspective. J Epidemiol Community Health 61 , 966‐971. 

Sannen, L. (2003). Drempels naar welzijnsvoorzieningen: de cliënt aan het woord. Literatuurstudie en diepte‐interviews bij kansarmen en etnisch‐culturele minderheden. Leuven: Hoger instituut voor de arbeid (K.U. Leuven). 

Spitzer, R., K., K., Linzer, M., Hahn, S., Williams, J., DeGruy, F., et al. (1995). Health related quality of life in primary care patients with mental disorders: Results from the PRIME‐MD 1000 study. Jama, 274 , 1511‐1517. 

Stadsbestuur Gent. (2007, november 12). Nieuw Gent ‐ UZ. Opgeroepen op februari 2009, van Stad Gent: http://www.gent.be/nieuwgent‐uz 

Toeg, D., Mercer, L., Iliffe, S., & Lenihan, P. (2003). Proactive, targeted benefits advice for older people in general practice: a feasibilitiy study. Health and Social Care in the Community 11 , 124‐128. 

Toeg, D., Mercer, L., Iliffe, S., & Lenihan, P. (2003). Proactive, targeted benefits advice for older people in general practice: a feasibility study. Health and Social Care in the Community, 11 , 124‐128. 

Vandenbrempt, K. (2001). Case‐management: "de nieuwe kleren van de keizer"? Cliëntoverleg tussen systeemoplossing en zorginhoudelijke ontwikkeling: een literatuurstudie. Leuven: Hiva. 

Vereniging van wijkgezondheidscentra. (2008, april 1). voorstelling van de Vereniging van Wijkgezondheidscentra. Opgeroepen op april 2, 2008, van website van De vereniging van 

Page 134: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   127  

Wijkgezondheidscentra : www.vwgc.be/index.php?module=pagemaster&PAGE_user_op=view_page&PAGE_id:3&MMN_position=14:14 

Verhaak, P., & Wennik, H. (1990). What does a doctor do with psychological problems in primary care? Int J Psychiatry Med 20 , 151‐162. 

Verplegingswetenschap Universiteit Gent. (2007). Richtlijnen voor scripties en stages voorgelegd tot het behalen van de graad van master in de gezondheidsvoorlichting en ‐bevordering. Gent: Universiteit Gent. 

Vranken, J., & e.a. (2002). Armoede en sociale uitsluiting, Jaarboek 2002. Leuven: Acco. 

Watkins, A. (1997). Mind‐Body Medicine: A Clinician's Guide to Psychoneuroimmunology. Edingburgh: Churchill Livingstone. 

White, M., Gundrum, G., Shearer, S., & Simmons, W. (1994). A role for case managers in the physician office. Journal of Case Management, 2(3) , 62‐68. 

White, M., Gundrum, G., Shearer, S., & Simmons, W. (1994). A role for case managers in the physician office. Journal of Case Management, 2(3) , 62‐68. 

Wijkgezondheidscentrum De Botermarkt. (sd). Opgeroepen op april 2, 2008, van www.wgcbotermarkt.be: www.wgcbotermarkt.be/index.php?pagina=visie 

Wilkinson, R. (1996). Unhealthy Societies: The Afflictions of Inequality. London: Routledge. 

Wilkinson, R., & Marmot, M. (2003). Social Determinants of Health: the Solid Facts, 2nd edn. Copenhagen: World Health Organization Europe Office. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 135: UNIVERSITEIT GENT - lib.ugent.be

 

Vanmaeckelberghe Niek – Richting: GVO Faculteit Geneeskunde en gezondheidwetenschappen, Academiejaar 2008‐2009   128  

 

Lijst van figuren en tabellen 

 Figuur 1: Kaart van de wijk……...………………………………………………………………………...4 

 

Tabel 1: Socio‐demografische gegevens patiënten…………………………………………….28 

 

Tabel 2: Regelmaat in bezoek aan het UGC Nieuw Gent……………………………………..29 

 

Tabel 3: Aanwezigheid sociale problemen………………………………………………………..30 

 

Tabel 4: Beschrijvende statistieken resultaten patiënten (N=100)………………….....32 

 

Tabel 5: Soorten papieren………………………………………………………………………………..38 

 

Tabel 6: Welke vragen hebben patiënten ooit gesteld?......................................................39 

 

Tabel 7: Frequentie van de vragen…………………………………………………………………...40 

 

Tabel 8: Hoe gaat u om met deze vragen?.................................................................................42 

 

Tabel 9: Naar wie wordt er doorverwezen?............................................................................43