Upload
maarten-van-gent
View
217
Download
1
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Boek over opvang buitenschool voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte. In samenwerking met Julien Arts
Citation preview
Handleiding:Geintegreerde Buitenschoolse Opvang voor kinderen met specifieke zorgbehoeftes
Een uitdaging met perspectief!
Tilburg, SSOT, januari 2009
_
3_
Handleiding:Geïntegreerde Buitenschoolse Opvang voor kinderen met specifieke zorgbehoeftes
Een uitdaging met perspectief!
Inhoudsopgave
Inleiding
Voorwoord
1. De doelen en achtergronden van het
project ‘geïntegreerde buitenschoolse opvang’
2. De randvoorwaarden voor het opzetten van
een buitenschoolse opvang regulier+ locatie
3. De procedures en werkbeschrijvingen
4. Samenwerking tussen de kinderopvang
en (jeugd) zorgorganisaties.
Bijlage 1 Intakeformulier voor aanmelding
buitenschoolse opvang regulier+
Bijlage 2 Toestemmingsverklaring informatieoverdracht
tussen BSO en school
Bijlage 3 Overdrachtsformulier van school naar BSO
Bijlage 4 Evaluatie formulier bijscholing
Bijlage 5 Lijst met gehanteerde afkortingen
Bijlage 6 Telgegevens buitenschoolse opvang
de Flierefluiters (peildatum 1.6.2009)
p. 6
p. 10
p. 16
p. 34
p. 50
p. 76
p. 96
p. 102
p. 104
p. 108
p. 110
p. 112
_
6_
Inleiding
Voor u ligt een handleiding die u behulpzaam kan zijn bij visie-
vorming, voorbereiding, opzet en uitvoering van geïntegreerde
thuisnabije buitenschoolse opvang voor kinderen met specifieke
zorgbehoeftes. Voorliggende handleiding is gebaseerd op het
doorgemaakte proces tijdens het Tilburgse project “geïntegreerde
buitenschoolse opvang”. Het project heeft zich vanuit de praktijk
ontwikkeld.
De handleiding geeft richtlijnen voor
de uitvoeringspraktijk van een buitenschoolse opvanggroep •
regulier+;
het management van een kinderopvangorganisatie die vorm •
wil geven aan geïntegreerde buitenschoolse opvang;
visie en beleidsontwikkeling ten aanzien van afstemming en •
samenwerking met betrekking tot integratie van kinderen uit
het (speciaal) basisonderwijs en de reguliere buitenschoolse
opvang.
Concreet richt de handleiding zich op professionals werkzaam in
de kinderopvang en het (speciaal) basisonderwijs, organisaties
die buitenschoolse dagbehandeling ofwel -begeleiding bieden
aan kinderen met specifieke zorgbehoeftes en gemeenten.
Tussen september 2007 en juni 2009 heeft er een project plaats
gevonden tussen de in de regio Tilburg en omgeving gesitueer-
de kinderopvangorganisatie Kinderstad en Stichting Speciaal
7_
Onderwijs Tilburg. In het kader van het project werd een pilot
gehouden, dat zich richtte op een groep kinderen van het speci-
aal basisonderwijs, SBO Noorderlicht, die in de reguliere buiten-
schoolse opvang, BSO de Flierefluiters, samen met andere kinde-
ren uit de wijk geïntegreerd opgevangen werden. Dit stuk beschrijft
op een dusdanige wijze de ontwikkeling en de uitvoering van de
het project dat het de lezer ideeën en inspiratie zal geven om op de
eigen locatie een dergelijke samenwerking op te gaan zetten.
In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de achtergronden, visie, beleid
en doelen van het project “Geïntegreerde buitenschoolse opvang”.
Daarnaast zal het verloop van het project worden beschreven.
Hoofdstuk 2 gaat in op de randvoorwaarden om een start te maken
met het opzetten van een geïntegreerde BSO locatie.
In hoofdstuk 3 worden de interne procedures en werkbeschrij-
vingen uiteengezet die de twee organisaties doormaakten met
betrekking tot de aanmeldingsprocedures naar geschikte vormen
van buitenschoolse opvang. Met name zal worden ingegaan op de
samenwerking tussen het speciaal basisonderwijs en de kinder-
opvang.
Hoofdstuk 4 beschrijft het externe samenwerkingstraject met
lokale (jeugd)zorg organisaties. Deze samenwerking heeft ge-
leid tot het ontwikkeling van een aanmeldingsprocedures en
het gezamenlijk opzetten en uitvoeren van een bijscholing
ten behoeve van pedagogische medewerkers werkzaam in de
buitenschoolse opvang. Meer informatie over de bijscholing is
te krijgen bij Kinderstad op afdeling Kwaliteit en Innovatie.
8_
In de bijlagen zijn de in de praktijk gehanteerde formulieren
toegevoegd.
Integratie van kinderen met specifieke zorgbehoeftes is geen
nieuw begrip in het onderwijs en de kinderopvang. Tijdens het
project hebben de ontwikkelaars er een nieuwe dimensie aan
gegeven door te kiezen voor een vernieuwende vorm van integra-
tie. Om deze reden heeft de handleiding de titel “Geïntegreerde
buitenschoolse opvang voor kinderen met specifieke zorgbehoef-
tes, een uitdaging met perspectief! gekregen.
10_
Voorwoord
Binnen de reguliere kinderopvang wordt de vraag van het basis-
onderwijs én het speciaal basisonderwijs naar buitenschoolse
opvang steeds groter. Motie Aartsen / Bos, waarin is vastgesteld
dat de verantwoordelijkheid voor het bieden van buitenschoolse
opvang een taak van school is, is al van kracht voor het reguliere
basisonderwijs en vermoedelijk binnen enkele jaren ook voor het
speciaal basisonderwijs. Dat neemt niet weg dat er nu al gean-
ticipeerd moet worden op deze nieuwe doelgroep kinderen met
specifieke zorgbehoeftes waaronder kinderen met ontwikkelings-
kenmerken zoals autisme, ADHD, etc.
Landelijke ontwikkelingen
De wet buitenschoolse opvang is sinds 2007 van kracht waarin
basisscholen verplicht zijn gesteld om voor kinderen buiten-
schoolse opvang te organiseren. Ook kinderen vanuit het speciaal
(basis) onderwijs hebben recht op buitenschoolse opvang1.
Voor het speciaal basisonderwijs geldt deze wettelijke verplich-
ting echter nog niet.
Buitenschoolse opvang voor kinderen uit het speciaal basison-
derwijs ofwel kinderen met specifieke zorgbehoeftes, staat nog in
de kinderschoenen. In de reguliere buitenschoolse opvang vormt
de onbekendheid met deze kinderen vaak een struikelblok als het
gaat om aanmelding, screening en het bieden van daadwerkelijke
opvang. Landelijk onderzoek toont aan dat het speciaal basison-
derwijs en steeds meer ouders met een kind met specifieke zorg-
1 Ver
schi
llend
e or
gani
sati
es
gebr
uike
n pa
ralle
l of i
n pl
aats
va
n ‘b
uite
nsch
ools
e op
vang
’ de
uit
druk
king
‘nas
choo
lse
opva
ng’.
In d
it s
tuk
wor
dt v
oor
het l
eesg
emak
de
term
bui
ten-
scho
olse
opv
ang
geha
ntee
rd.
11_
behoeftes de weg vinden naar de reguliere buitenschoolse opvang.
Uit onderzoek van Sardes2 (2008) blijkt dat ouders wiens kind op
het speciaal basisonderwijs zit hun kind het liefst geïntegreerd
op een reguliere buitenschoolse opvang willen plaatsen, dat in
hun woonwijk ligt en waar speciaal gekwalificeerde pedagogische
medewerkers werkzaam zijn.
De ontwikkelingen in het land tonen verder dat er verschillende
vormen van buitenschoolse opvang zijn opgezet: speciale op-
vang gesitueerd in een ruimte binnen het schoolgebouw van het
speciaal basisonderwijs, of in een aparte ruimte binnen een re-
guliere buitenschoolse opvang, de zogeheten BSO-plus3. Ook zijn
er initiatieven voor specifieke buitenschoolse opvang plekken
voor bijvoorbeeld kinderen met autisme en / of ADHD.
Het komt minder vaak voor dat kinderen uit het speciaal basis-
onderwijs of met een speciale zorgvraag geïntegreerd worden
opgevangen in een reguliere groep. Inclusie is wél de manier om
veel barrières en vooroordelen te doorbreken. Inclusie betekent,
kort gezegd, verandering. Verandering is een proces waarvoor tijd,
motivatie, geduld, samenwerking maar bovenal veel enthousiasme
nodig is. Passend onderwijs is de ontwikkeling die het voor elke
leerling mogelijk gaat maken optimaal gebruik te maken van de
onderwijsvoorzieningen en alle ondersteuning die daarbij geboden
kan worden.4 Vanaf 2004 is men op landelijk en regionaal niveau
bezig om te zoeken naar manieren om dit in de praktijk te kunnen
realiseren. Kinderstad en Stichting Speciaal Onderwijs Tilburg
(SSOT) hebben geanticipeerd op bovengenoemde signalen en
hebben gezamenlijk gekozen om samen de weg van inclusie,
verandering in te gaan.
2 B
uite
nsch
ools
e op
vang
voo
r ki
nder
en m
et e
en b
eper
king
; ee
n na
dere
inve
ntar
isat
ie,
IJsb
rand
Jep
ma,
Kar
in W
es-
terb
eek,
m.m
.v. E
ls R
ietv
eld,
Sar
des
2008
3 ww
w.s
am n
naar
deki
nder
-op
vang
.nl
4 ww
w.p
asse
ndon
derw
ijs.n
l
12_
Opvang voor ieder kind
Elk kind heeft recht op geschikte buitenschoolse opvang onge-
acht de achtergrond van het kind. Het maakt in principe dus niet
uit of een kind regulier of speciaal onderwijs volgt. Elk kind moet
gebruik kunnen maken van buitenschoolse opvang, zo mogelijk
dichtbij thuis, dat past bij of zo nodig aangepast wordt aan de
behoeften van het kind. Als deze opvang niet aanwezig is, dan is
Kinderstad van mening dat een lokale kinderopvangorganisatie
deze taak op zich moet nemen en moet bekijken hoe te anticipe-
ren op de individuele ontwikkelingsmogelijkheden van het kind.
Dit kan een kinderopvangorganisatie echter niet zelfstandig,
maar alleen in samenwerking met onderwijs en andere (zorg)
instanties.
Dit dient meerdere doelen
kinderen integreren meer in de eigen woonomgeving;•
kinderen hebben de mogelijkheid om in een veilige omgeving •
zich op sociaal en emotioneel gebied weerbaarder te maken;
kinderen hebben de mogelijkheid tot zinvolle •
vrijetijdsbesteding dat aangeboden wordt op hun
individueel ontwikkelingsniveau.
Tot slot een dankzegging aan alle mensen die zich met
enthousiasme hebben ingezet om het project tot een
succes te maken.
Anni Tüski
projectleider
16_
1. De doelen en achtergronden van het project ‘geïntegreerde buitenschoolse opvang’
Basisvisie geïntegreerde buitenschoolse opvang
In dit project is de basis visie ten aanzien van geïntegreerde
buitenschoolse opvang als volgt omschreven: “Regulier waar
mogelijk en speciaal waar nodig”
Elk kind en of jongere heeft recht op geschikte buitenschoolse
opvang ongeacht welke achtergrond het heeft. Het maakt in prin-
cipe dus niet uit of een kind regulier basisonderwijs of speciaal
basisonderwijs volgt. Elk kind moet de kans krijgen om buiten-
schoolse opvang te krijgen in een zo mogelijk thuisnabije omge-
ving, dat past of zo nodig aangepast moet worden naar zijn / haar
behoeftes. Als deze niet aanwezig is dan is het in deze visie de
taak van een lokale organisatie om te anticiperen op de individu-
ele behoefte van een kind. Dit kan een kinderopvang organisatie
echter niet zelfstandig maar alleen in samenwerking met onder-
wijs en andere (zorg)instanties.
Doelgroepomschrijving zorgkinderen / jongeren
Zorgkinderen zijn kinderen die speciale aandacht behoeven we-
gens medische redenen en / of wegens (dreigende) problemen in de
ontwikkeling. Het gaat hier ook om kinderen met een licht verstan-
delijke beperking. In deze handleiding hanteren we voor al deze
kinderen het begrip ‘kinderen met specifieke zorgbehoeftes’.
17_
Doelgroep
Kinderstad wil thuisnabije ofwel wijknabije buitenschoolse
opvang bieden voor:
kinderen van 4• - 12 jaar die speciaal basisonderwijs volgen;
Kinderen van 4• – 12 jaar die regulier geïntegreerd basis-
onderwijs volgen maar speciale aandacht behoeven
(medisch/sociaal/algemene ontwikkeling).
Opvangmogelijkheden
Geïntegreerd op een buitenschoolse reguliere opvanglocatie;•
Geïntegreerd op een buitenschoolse opvang regulier+ •
(BSO regulier+).
Buitenschoolse opvang regulier+
Dit betekent dat zorgkinderen met minimale ondersteuning in
principe zelfstandig kunnen functioneren in de reguliere groep.
Kinderstad kiest hiervoor vanuit de visie dat integratie van
kinderen uit het speciaal basisonderwijs zo vroeg mogelijk moet
plaatsvinden. Dit is niet alleen belangrijk voor deze kinderen maar
juist ook voor kinderen uit het regulier basisonderwijs. Kinderen
leren zo op een jonge leeftijd om te gaan met mensen die zich op
een andere manier / in een ander tempo ontwikkelen dan zijzelf.
Kinderen die ‘anders zijn’ zijn dan niet vreemd meer of speciaal,
maar ‘horen er gewoon bij’.
Ondersteuning op de BSO regulier+
De pedagogisch medewerkers zijn extra geschoold en kunnen zo-
doende gerichte oefen- en leermogelijkheden creëren voor deze
18_
kinderen. Ten aanzien van de organisatie kan extra structuur, in de
vorm van pictogrammen of pictoagenda, aangeboden worden.
Voor de kinderen betekent dit concreet
Het bieden van een zinvolle vrijetijdsbesteding zo nodig •
met aangepaste activiteiten en aangepaste dagstructuur;
Het bieden van een plek waar kinderen op een natuurlijke •
manier sociale vaardigheden kunnen oefenen en zo aan-
sluiting vinden met leeftijdsgenoten. Dit wordt afhankelijk
van het kind aangeboden middels pictogrammen waarin
activiteiten worden uitgebeeld;
Individuele programma’s voor kinderen die daar •
behoeften aan hebben in een zogeheten pictoagenda;
Tijdsafbakening van spelen middels een time-timer •
(is een klok waarbij middels kleur de overgebleven
tijd wordt aangeven).
Achtergrond en doelen project
Het project geïntegreerde buitenschoolse opvang vond plaats
tussen september 2007 en juni 2009 in het kader van een sub-
sidietoekenning van het Agentschap SZW.
Het centrale doel van dit project is het ontwikkelen van kwalita-
tief hoogwaardig, zo mogelijk thuisnabije, buitenschoolse opvang
voor kinderen uit het speciaal basisonderwijs waarbij alle andere
kinderen met specifieke zorgbehoeftes worden meegenomen.
Dit doel wordt gerealiseerd door een zestal verschillende projec-
tactiviteiten te ontwikkelen en uit te voeren. Al deze activiteiten
19_
zijn min of meer direct gerelateerd aan één buitenschoolse opvang
locatie in Tilburg-Noord waar een pilot werd gehouden.
Daadwerkelijk is er op één buitenschoolse opvanglocatie thuis-
nabije geïntegreerde opvang voor kinderen van één speciaal
basisonderwijs school gerealiseerd. De pilot richtte zich in eerste
instantie op de kinderen van het SBO school die ook woonachtig
zijn in de wijk.
Projectactiviteiten
In overleg met ouders opzetten van een toeleidingstraject •
voor kinderen naar thuisnabije, regulier / geïntegreerde
buitenschoolse opvang, dan wel naar wijknabije, speciale
buitenschoolse opvang;
Het ontwikkelen van een screeningsmodel voor kinderen uit •
het speciaal basisonderwijs voor het ‘toewijzen’ van de voor
de kinderen meest geschikte, door de ouders gewenste en
meest thuisnabije buitenschoolse opvang;
Procedures ontwikkelen voor het genereren van •
aanvullende middelen voor geheel of gedeeltelijk
gesubsidieerde buitenschoolse opvang;
Ontwikkelen van een overdrachtsformulier• / observatielijst
en een implementatieplan;
Het opleiden van personeel in de buitenschoolse opvang •
zodat zij in staat zijn binnen een reguliere groep enkele
kinderen van het speciaal basisonderwijs op te vangen
of dat zij gespecialiseerd zijn in het begeleiden van een
specifieke groep wijk nabij;
20_
Projectbeschrijving in de vorm van deze handleiding.•
Samenwerking
In dit project is intensief samengewerkt teneinde de doelstel-
lingen te realiseren door de pilot school, de kinderopvang en de
volgende gespecialiseerde instellingen:
MEE regio Tilburg, landelijke organisatie met een regionaal •
bureau die gratis informatie, advies en ondersteuning
biedt aan alle mensen met een beperking en hun families /
betrokkenen;
Orthopedagogisch Centrum Brabant, behandeling en •
begeleiding licht verstandelijk beperkten;
Bureau Jeugdzorg Tilburg, regionaal bureau waar kinderen en •
jongeren tot 18 jaar met opvoedings- en opgroeiproblemen
en hun ouders voor hulp terecht kunnen;
Kompaan - De Bocht, organisatie voor jeugdhulpverlening;•
Amarant, instelling zorg voor verstandelijk beperkten;•
ROC Tilburg; •
SOM onderwijsadviseurs.•
In de beschrijving zal duidelijk worden op welke manier elke
organisatie zijn bijdrage heeft geleverd.
Deze vorm van samenwerking heeft er toe geleid dat de geschei-
den expertise bij aanvang van het project nu gebundeld ingezet
is. De deelnemende organisaties waren allen van mening dat de
overdracht van kennis en vaardigheden en de onderlinge afstem-
21_
ming, de waarborg bieden voor kwalitatief hoogwaardige thuis-
nabije reguliere buitenschoolse opvang of wijknabije speciale
buitenschoolse opvang.
Uitkomsten project
Hieronder volgt een beknopte beschrijving van de belangrijkste
ontwikkelingsmomenten van de voorgenomen activiteiten en de
geboekte resultaten. Er wordt beschreven wat er per activiteit
gedaan is en met welk resultaat. In de hoofdstukken twee en
drie zullen de resultaten van de activiteiten uitgebreider aan bod
komen.
Activiteit 1
In overleg met ouders opzetten van een toeleidingstraject voor
kinderen naar thuisnabije, regulier / geïntegreerde buitenschoolse
opvang, dan wel naar wijknabije, speciale buitenschoolse opvang.
Op welke manier weten ouders wat er aan aanbod aanwezig is in
hun stad, woonwijk? Hoe weten deze ouders wat het beste aan-
sluit bij de behoeftes van hun kind? Deze vragen werden gesteld
en beantwoord middels het in kaart brengen van bestaande infor-
matie lijnen naar de ouders. Concreet: welke organisaties bieden
informatie, ondersteuning, advies ten aanzien van buitenschoolse
opvang. Belangrijk was, dat ouders duidelijkheid kregen welke
verschillende vormen van buitenschoolse opvang er aanwezig zijn
in hun wijk.
De praktijk laat zien, dat voor de ouders de school een eerste
belangrijke informatiebron is als het gaat over toeleiding naar
geschikte buitenschoolse opvang. Via het interne zorgteam van
de school is verder de informatielijn voor de ouders gevolgd en
22_
zo kwam men in eerste instantie uit op de volgende twee orga-
nisaties die ouders ondersteunt en adviseert: MEE regio Tilburg
en Bureau Jeugdzorg Tilburg elk met eigen afgebakende taken
en bevoegdheden met betrekking tot buitenschoolse opvang.
Bij deze organisaties kunnen ouders gezamenlijk met hulpverle-
ners een keuze maken. Dit betekent echter niet dat elk kind altijd
in de voor / hem meest geschikte vorm van buitenschoolse opvang
werd geplaatst. Het aanbod past zich niet altijd aan op de vraag.
Concreet: in veel gevallen is er geen geschikte wijkgebonden bui-
tenschoolse opvang aanwezig. Hierdoor moeten kinderen nood-
gedwongen verder reizen voor een plaatsing op een ‘zwaardere’
vorm van buitenschoolse opvang.
In het kader van het project was het verzamelen van bovenstaan-
de informatie voldoende maar vooruitdenkend was het belangrijk
om ook te kijken naar manieren waarop ouders nog beter bereikt
kunnen worden. Met name ook de ouders wiens kinderen geïnte-
greerd basisonderwijs volgen. De plaatsing van deze kinderen op
een reguliere buitenschoolse opvang vormde ook een struikelblok
voor de kinderopvang. Bij aanmelding is niet altijd duidelijk of het
gaat om bijvoorbeeld een kind met specifieke zorgbehoefte, zoals
autisme. Vaak kwam dit pas ter sprake ná een plaatsing.
De resultaten van deze activiteit werden gebundeld met de resul-
taten van activiteit 2.
23_
Activiteit 2
Het ontwikkelen van een screeningsmodel voor kinderen uit het
speciaal basisonderwijs voor het ‘toewijzen’ van de voor de kin-
deren meest geschikte, door de ouders gewenste en meest
thuisnabije buitenschoolse opvang. Om erachter te komen welke
vormen van buitenschoolse opvang het meest geschikt is voor een
kind moest eerst het volgende in kaart worden gebracht: wat is er
in Tilburg e.o. aanwezig, in welke vorm, wat verstaat men er onder,
en op welke (wijkgerichte) locaties zijn deze organisaties actief.
Onderstaande tabel geeft hiervan een overzicht. Door duidelijk-
heid te krijgen over de vormen en definities en locaties (in deze
tabel zijn deze niet genoemd) weet elke deelnemende organisatie
van elkaar wat men daadwerkelijk aanbiedt. Dit vormde de basis
om in deze activiteit en de volgende activiteiten verdere stappen
uit te werken.
wat welke vorm definitie
Buitenschoolse Opvang Thuisnabije opvang van schoolgaande opvang regulier kinderen van 4 - 12 jaar na schooltijd1
Buitenschoolse Opvang en minimale Thuisnabije opvang voor speciaalopvang regulier+ ondersteuning basisonderwijs gaande kinderen van 4 - 12 jaar na schooltijd geïntegreerd in buitenschoolse opvang regulier
Buitenschoolse Opvang en Wijknabije opvang in een aparte groep opvang+ ondersteuning groep van speciaal basisschoolgaande kinderen van 4 - 12 jaar na schooltijd gevestigd in combinatie met een reguliere buitenschoolse opvangvoor- ziening
Buitenschoolse Begeleiding/ Over het algemeen verstaat men onderopvang speciaal behandeling dit begrip een kinderopvangvoorziening voor kinderen van 4 – 18 jaar met extra begeleiding en mogelijkheden voor de zogeheten kwetsbare kinderen. Het gaat hierbij vaak om één of meer- dere problemen. Ontwikkelingsproble- men, sociaal-emotionele problemen en opvoedingsproblemen. Ook wordt doorgaans opvoedingsondersteuning aan ouders/verzorgers geboden2
1 ht
tp:/
/ww
w.t
hesa
urus
zorg
enw
elzi
jn.n
l/na
scho
olse
opva
ng.
htm
2 ht
tp:/
/ww
w.js
o.nl
/web
/sho
w/
id=
4749
6/co
nten
tid=
149
24_
Buitenschoolse Behandeling Dagbehandeling (naschoolse) voor dagopvang schoolgaande en (tijdelijk) niet-school- gaande jongeren met ontwikkelings- en/of gedragsproblemen, opvoedings- problemen en hun ouders; er wordt een meer individuele inrichting van het hulpverleningstraject en individuele trainingen geboden1
Dagbehandeling Behandeling Idem boven
De volgende stap was het in kaart brengen van het verloop van de
aanmeldings- en plaatsingsprocedure van de deelnemende orga-
nisaties. Achtereenvolgend werden van de volgende organisaties
de interne procedures in kaart gebracht en besproken:
Buitenschoolse opvang regulier bij Kinderstad;•
Het speciaal basisonderwijs (toeleiding naar buitenschoolse •
opvang);
Orthopedagogisch Centrum Brabant (buitenschoolse •
behandeling / begeleiding);
Stichting Kompaan (buitenschoolse dagbehandeling).•
Door deze aanmeldings- en plaatsingsprocedures transparant
te maken was het mogelijk om gezamenlijk de hiaten te bekijken.
Zo waren er situaties waarin kinderen deeltijd waren geplaatst
op een buitenschoolse behandelgroep en deeltijd geplaatst bij
Kinderstad op een reguliere groep zonder dat men dit van elkaar
wist. Bij aanmelding bij Kinderstad melden de ouders dit meestal
niet. Pas toen er problemen met een kind ontstond op de regu-
liere groep kwam het aan het licht. Daarnaast ondervonden de
organisaties die buitenschoolse behandeling / begeleiding bieden
problemen in het eind traject. De overgang van een kleine, hoog
1 ht
tp:/
/ww
w.t
hesa
urus
zorg
enw
elzi
jn.n
l/da
gbeh
ande
lingo
ude
reje
ugd.
htm
25_
gestructureerde groep naar een grote, minder gestructureerde
groep is voor veel kinderen met speciale zorgvragen vaak groot.
De kans op terugval en op een succesvolle plaatsing neemt hier-
door af. Ten tijde van de pilot was er nog geen buitenschoolse
opvang+ voorziening aanwezig. De insteek van het project was
immers het ontwikkelen van buitenschoolse opvang regulier+.
Met deze ervaring zou na afronding van dit project de mogelijk-
heden worden bekeken voor ontwikkeling van een buitenschoolse
opvang+.
Met de gezamenlijke visie dat het kind ten alle tijde centraal moet
staan, werden de volgende drie nieuwe procedures ontwikkeld:
Toeleidingsprocedure bij het speciaal basisonderwijs 1.
(SBO Noorderlicht) met betrekking tot toeleiding naar één
van de vormen van buitenschoolse opvang;
Aanmeldings- en plaatsingsprocedure bij Kinderstad met 2.
betrekking tot buitenschoolse opvang regulier+ ten behoeve
van kinderen uit het speciaal basisonderwijs;
Aanmeldings- en plaatsingsprocedure van buitenschoolse 3.
dagbehandeling / begeleiding (Kompaan ofwel Orthopeda-
gisch Centrum Brabant) naar buitenschoolse opvang regulier
+ (Kinderstad).
Door deze drie nieuwe procedures werden de tot dan toe onder-
vonden hiaten gevuld en kon elke organisatie intern aan de slag
om deze werkwijze geïntegreerd te krijgen in de eigen interne pro-
cedures. In hoofdstuk drie en vier wordt dit verder beschreven.
26_
Activiteit 3
Procedures ontwikkelen voor het genereren van aanvullende
middelen voor geheel of gedeeltelijk gesubsidieerde buiten-
schoolse opvang.
Door de informatie uit activiteit 1 en 2 kon tegelijkertijd in kaart
worden gebracht op welke manier de verschillende vormen van
buitenschoolse opvang gefinancierd worden. Het (Nederlandse)
subsidie systeem met betrekking tot alle buitenschoolse opvang
vormen is georganiseerd volgens een ingekaderd systeem:
Als een kind naar de reguliere buitenschoolse opvang gaat wordt
het kind geplaatst via de Wet Kinderopvang. Als een kind naar
de buitenschoolse behandeling / begeleiding gaat wordt het,
afhankelijk van IQ geplaatst middels indicatie Jeugdzorg en / of
een indicatie AWBZ.
Dit principe: op elk potje past de juiste deksel, werkt niet bij de
doelgroep kinderen die deze pilot voor ogen heeft: kinderen die
in principe geen behandeling / begeleiding nodig hebben. Het ligt
financieel juist ingewikkelder bij kinderen waarvan men van
mening is, dat geïntegreerde plaatsing de ontwikkeling juist
bevorderd en daarmee wil voorkómen dat het kind in een behand-
elgroep (dus duurdere zorg) terecht komt en / of blijft. Daarnaast
wordt door deze plaatsing ook een gezin ontlast. Plaatsing via de
Wet Kinderopvang is een gedeeltelijke optie omdat de praktijk
aangeeft dat elk kind uit het speciale basisonderwijs in meer of
mindere mate extra ondersteuning in de reguliere groep nodig
heeft. Dit betekent in de meeste gevallen (tijdelijk) extra persone-
le inzet, de groep verkleinen en pedagogisch medewerkers extra
toerusten / scholen.
27_
Een van de resultaten van activiteit 2 is de beschreven Aanmel-
dings- en plaatsingsprocedure van een locatie voor buitenschool-
se dagbehandeling / begeleiding naar de buitenschoolse opvang
regulier+ (zie hoofstuk 4).
Op basis van deze procedure is gezamenlijk besloten om mogelijk-
heden te bekijken op welke manier de financiële rugzak van een
kind die in behandeling / begeleidingsgroep zit in de eindfase mee
kan worden genomen op een buitenschoolse opvang regulier+
locatie. Dit zou betekenen dat personeel van Kompaan - De Bocht
uit de buitenschoolse dagbehandeling het laatste traject ambu-
lant uitvoert in eerste instantie op de buitenschoolse opvang regu-
lier+ groep. Op deze manier zou het voor een kind mogelijk zijn om
geleidelijk te wennen aan de overgang en kan worden bekeken of
het kind daadwerkelijk op zijn plaats is in betreffende setting.
Dit idee is in een projectaanvraag geformuleerd en gezamenlijk
ingediend bij het zorgkantoor door Kompaan - De Bocht, Bureau
Jeugdzorg en Kinderstad. Bij Kinderstad is het niet gebruike-
lijk dat een kind op de reguliere buitenschoolse opvang middels
een Persoons Gebonden Budget wordt geplaatst. Tijdens de pilot
kwam men voor een situatie waarin dit onvermijdelijk was. SBO
Noorderlicht heeft de ouder ondersteund bij de aanvraag van een
Persoons Gebonden Budget.
Resultaat activiteit 1, 2 en 3
Aangezien de resultaten van activiteit 1, 2 en 3 met elkaar te
maken hebben, is besloten om alle resultaten in één informa-
tiebron te bundelen: een website: www.buitenschoolseopvang-
breed.nl Ten tijde van de pilot is Centrum Jeugd en Gezin Tilburg
28_
van start gegaan. Bovengenoemde website is gelinkt op de web-
site van Centrum Jeugd en Gezin Tilburg zodat ouders en profes-
sionals toegang hebben tot deze informatie bron.
Activiteit 4
Ontwikkelen van een overdrachtsformulier / observatielijst en
een implementatieplan. De kern van het project “Geïntegreerde
buitenschoolse opvang” is de plaatsing van kinderen van de pilot
school SBO Noorderlicht op de pilot locatie BSO de Flierefluiters.
Vóór aanvang van het project waren al kinderen via de reguliere weg
geplaatst op BSO de Flierefluiters. Om deze reden was er al mini-
male samenwerking gaande tussen de twee pilot locaties. Middels
de resultaten van activiteit 2 is er stap voor stap nagegaan welke
procedures en afspraken er nodig zijn voor het onderling afstem-
men en uitwisselen van de onderwijs- en zorgplannen tussen het
interne zorgteam van de school en de pedagogische medewerkers
van de buitenschoolse opvang teneinde een doorgaande harmoni-
sche ontwikkeling van de kinderen mogelijk te maken.
Concreet is dit gedaan door de toeleidingsprocedure van de school
en de aanmeldingsprocedure van Kinderstad op elkaar aan te
sluiten en in de praktijk te toetsen. Hierbij werd de bij activiteit 2
ontwikkelde volgende twee procedures in de praktijk uitgepro-
beerd en zo nodig aangepast.
Toeleidingsprocedure bij het speciaal basisonderwijs met betrek-
king tot toeleiding naar één van de vormen van buitenschoolse
opvang. Aanmeldings- en plaatsingsprocedure bij Kinderstad met
betrekking tot buitenschoolse opvang regulier+ ten behoeve van
kinderen uit het speciaal basisonderwijs.
29_
Resultaten activiteit 4
Het interne zorgteam van de school is in staat om middels •
een goede screening kinderen voor te dragen naar één van
de vormen van buitenschoolse opvang;
Er is een standaard toestemmingsformulier waarin ouders •
toestemming geven dat er informatie mag worden uitgewis-
seld over het kind tussen de school en de buitenschoolse
opvang;
Kinderstad hanteert bij aanmelding een extra intakevragen-•
lijst waarin gerichte vragen over het kind kunnen worden
gesteld aan de ouders (ouderbetrokkenheid);
Kinderstad gebruikt de extra intake vragenlijst als uitgangs-•
punt bij het intern kindgericht overleg1;
Er is een vaste contactpersoon tussen de school en de •
buitenschoolse opvang (korte lijnen);
Er is een standaard overdrachtsperiode tussen de school en •
de buitenschoolse opvang van 3 maanden vastgesteld;
Er is een overdrachtformulier vanuit school met actuele •
informatie over het kind. Deze wordt na plaatsing van het
kind op de buitenschoolse opvang door de leerkracht van
het kind ingevuld en toegestuurd;
Er is een communicatieschrift tussen de school, de buiten-•
schoolse opvang en de ouders van het kind.
1 H
et in
tern
kin
dger
icht
ove
rleg
ko
mt i
n ac
tie
als
er e
en a
an-
mel
ding
kom
t van
een
kin
d m
et
opva
llend
ged
rag,
met
med
isch
in
dica
tie
dan
wel
han
dica
p. In
dit o
verl
eg z
it e
en d
irec
tiel
id,
unit
man
ager
en
kwal
itei
ts-
func
tion
aris
. Zo
nodi
g w
ordt
ee
n ex
tern
e de
skun
dige
aa
nget
rokk
en. D
aarn
aast
kom
t
dit o
verl
eg in
act
ie a
ls e
r na
plaa
tsin
g va
n ee
n ki
nd p
robl
e-m
en o
ntst
aan.
30_
Activiteit 5:
Het opleiden van personeel in de buitenschoolse opvang zodat zij
in staat zijn binnen een reguliere groep enkele kinderen van het
speciaal basisonderwijs op te vangen of dat zij gespecialiseerd
zijn in het begeleiden van een specifieke groep wijknabij. De in
de voorgaande beschreven activiteiten gaan met name over de
randvoorwaarden om een kind geïntegreerd geplaatst te krijgen.
Éen van de belangrijkste elementen op een succesvolle geïnte-
greerde plaatsing is de inzet en motivatie van de pedagogische
medewerkers op de locatie. Dit kan alleen als ze 100% steun krij-
gen van hun direct leidinggevende en de beleidsmakers van de or-
ganisatie waarin zij werken. Het is van belang dat de pedagogische
medewerkers op de werkvloer de juiste handvaten en vaardighe-
den krijgen om deze doelgroep kinderen op een kwalitatief hoog-
waardig niveau te ondersteunen.
De voornaamste manier om de kennis en vaardigheden van de
pedagogisch medewerkers te verbreden is door middel van een
bijscholing. Gezien het uitzonderlijk karakter van de pilot is
besloten om zelf een bijscholing te ontwikkelen. De bijscholing
is middels een unieke samenwerking ontwikkeld door de volgen-
de (jeugd)zorg, welzijn en onderwijs organisaties in Tilburg e.o.:
MEE regio Tilburg, Stichting Kompaan - De Bocht, Orthopedago-
gisch Centrum Brabant, Kinderstad; het team van buitenschoolse
opvang de Flierefluiters. In de beginfase is SBO Noorderlicht ook
betrokken geweest maar zij hebben zich daarna volledig gericht
op de ontwikkeling van de samenwerking tussen de school en de
buitenschoolse opvang. Daarnaast is de ontwikkeling inhoudelijk
ondersteund door SOM Onderwijsadviseurs en het ROC Tilburg
(docent van school voor Welzijn).
31_
De bijscholing bestaat uit de volgende modules
Algemene inleiding: ontwikkelingsproblematiek: •
ontwikkelingsachterstand, specifieke stoornissen:
ADHD en autisme;
Pedagogisch klimaat en competentiegericht werken;•
Grensoverschrijdend gedrag;•
Samenwerking en afstemming;•
Ouders met een licht verstandelijke beperking.•
Elke module is steeds door een orthopedagoog en / of een GZ-
psycholoog, trainer / supervisor werkzaam bij één van de eerder
genoemde instellingen, in samenwerking, inhoudelijk ontwikkeld,
opgezet en uitgevoerd. Elke module is met het team apart geëva-
lueerd en daarna ook door de betrokkenen docenten. De modules
zijn gebundeld in één landelijk overdraagbare bijscholingsreader
met de titel: “Buitenschoolse opvang voor iedereen! Opvang voor
kinderen met specifieke zorgbehoeftes.”
De bijscholing duurde één kalenderjaar, waarbij voortdurend
intensief vaardigheden in de praktijk zijn geoefend. Daarnaast zijn
door middel van huiswerkopdrachten de theoretische kennis in
de praktijk doorgevoerd. Dit betreft veranderingen op het gebied
van inrichting, inzet visuele middelen, aanschaf (spel) materialen,
oudercontacten en de dagstructuur. Deelnemers aan de scholing
zijn naast de pedagogisch medewerkers ook de direct leiding-
gevende.
34_
2. De randvoorwaarden voor het opzetten van een buitenschoolse opvang regulier+ locatie
In dit gedeelte wordt beschreven welke vereiste stappen er
nodig zijn om op een locatie buitenschoolse opvang regulier+ op
te zetten. Aangezien de kinderopvang de meeste interne verande-
ringen heeft doorgemaakt zal de kinderopvang als uitgangspunt
worden genomen. De randvoorwaarden voor de samenwerkende
partners zoals de school en (zorg) organisaties komen daarna aan
bod komen.
In 2006 is in samenwerking met expertise centrum Jeugd Sa-
menleving en Opvoeding (JSO) door het Interprovinciaal Platform
Kinderopvang (IPK)1 een geactualiseerde versie van de Hand-
leiding Beleid Integratie van Kinderen met een Handicap in de
Kinderopvang uitgebracht. Dit stuk richt zich op het kinderdag-
verblijf, de peuterspeelzaal en het gastouderbureau (0 - 4 jaar).
Dit hoofdstuk heeft zich laten inspireren op bovengenoemd stuk
door de voorwaarden zo praktisch mogelijk neer te zetten.
Intern verandertraject per instelling
Intern verandertraject kinderopvang
Wanneer je als Kinderopvang organisatie het voorgestelde BSO
regulier+ wilt gaan realiseren, stap je een uitdagend verander-
traject in.
1 htt
p://
ww
w.js
o.nl
/upl
oad/
92
644_
647_
1225
1920
8179
7-In
tegr
atie
_han
dica
pKin
dero
p-va
ng_A
ange
past
e_ve
rsie
35_
Werkwijze
Het is aan te raden een projectgroep te formeren bestaande uit
een beleidsmedewerker / pedagoog, de locatie manager en een
of meerdere pedagogisch medewerkers. Het team van de locatie
waar dit gerealiseerd wordt, zal vanaf het begin ook betrokken
moeten worden. Dit kan door één pedagogisch medewerker deel
te laten nemen in het projectgroep. Deze persoon zit daar namens
het team en kan gevraagd worden om bepaalde ontwikkelacti-
viteiten samen met het team uit te werken. Afhankelijk van het
proces eventueel aangevuld met de P&O medewerker, in verband
met de bijscholing.
Belangrijk is dat één van de projectgroepleden de coördina-
tie krijgt. Deze persoon houdt overzicht en bewaakt het gehele
veranderproces en de voortgang binnen het team.
Huidige situatie in kaart
Een van de eerste stappen is het in kaart brengen van de begin-
situatie van waaruit je als instelling vertrekt. Het huidige beleid
van de eigen instelling dient hierbij als uitgangspunt. Met behulp
van de vragen in het schema “Huidige situatie in kaart” breng je
de eigen beginsituatie van de Kinderopvang organisatie in kaart.
Je beantwoordt stapsgewijs elke vraag. Je kunt er voor kiezen om
de aangereikte volgorde aan te houden of je eigen prioriteiten te
stellen.
Mocht de vraag binnen de organisatie al beantwoord zijn, ga dan
naar de tweede kolom voor het inventariseren van aanvullende
ideeën. Mocht de vraag nog niet beantwoord zijn, gebruik dan de
aanvullende ideeën in de laatste kolom.
36_
De inventarisatie- en analysevragen richten zich op de
volgende thema’s
Algemeen beleid;•
Pedagogisch werken;•
Het gebouw;•
Organisatorisch;•
Personeel.•
Door deze vragen te beantwoorden krijg je als organisatie inzicht
in datgene wat er al aan kennis en ervaring in huis is en wat er
aanvullend nodig is, zowel intern en vervolgens extern, om de
opvang van de doelgroep kinderen te starten.
Op basis van voorgaande inventarisatie en analyse kan een plan
van aanpak worden geformuleerd en geïmplementeerd.
37_
01
02
03
04
05
06
07
Huidige situatie in kaart
vraag vraag reeds uitgewerkt vraag nog niet uitgewerkt binnen de organisatie binnen de organisatie
Algemeen beleid Is er een huidige visie Volstaat deze visie ten aanzien Formuleer als project- omschreven ten aanzien van van het voorgenomen plan om groep gezamenlijk een opvang van kinderen met buitenschoolse opvang conceptvisie als uitgangs-speciale zorgbehoeftes? regulier+ op te zetten? punt, dit kan later in het proces nog worden bijge- steld
Welke ervaring is er reeds Maak onderscheid tussen Stel vast waarom er tot nuopgedaan met de buiten- kinderen uit het speciaal toe voor gekozen is omschoolse opvang van kinderen basisonderwijs en kinderen geen kinderen met speci-met speciale zorgbehoeftes? met speciale zorgvragen die ale zorgbehoeftes op te op een reguliere basisschool vangen? zitten.
Is dit vastgelegd in een protocol?
Hoe verloopt de huidige Zijn er plaatsingscriteria Stel basis voorwaarden plaatsingsprocedure? vastgelegd met betrekking tot vast, wat je als organi- de plaatsing van kinderen met saties bij voorbaat al wilt speciale zorgbehoeftes? vastleggen wat betreft plaatsingscriteria. Dit kan Is dit vastgelegd in de later in het proces nog plaatsingsprocedure? worden bijgesteld
Wat is de visie / beleid van de Is dit vastgelegd in een Neem als organisatie ruimorganisatie ten aanzien van protocol? de tijd om vraag 4 tegrensoverschrijdend gedrag beantwoorden. Formuleertussen kinderen, tussen hierbij wat je onder grens-kinderen gericht naar overschrijdend gedragpersoneel? verstaat. Dit kan later in het proces nog worden bijgesteld
Met welke organisaties wordt Is dat vastgelegd in een Breng de lokale organisa- er nu al door de buitenschoolse samenwerkingsdocument? ties in kaart met wie je opvang samengewerkt? samen zou willen werken
Pedagogisch werken
Waarom willen we kinderen uit Stel vast waarom je als het speciaal basisonderwijs organisatie hiervoor kiest, en / of kinderen met specifieke formuleer hierbij ook zorgbehoeftes gaan opvangen concreet de doelgroep in onze BSO? kinderen
Wat moet er in het pedagogisch Breng huidige zorgstructuur in Maak hiervoor een eerstbeleid veranderd / aangepast kaart, wat loopt er goed / wat opzet zodat je dit laterworden? zijn de hiaten ten aanzien van stap voor stap verder kunt plaatsing kinderen in de BSO uitwerken regulier + locatie.
38_
vraag vraag reeds uitgewerkt vraag nog niet uitgewerkt binnen de organisatie binnen de organisatie
Het gebouw / de locatie
Is de huidige locatie geschikt Gebruik vraag 9 en 10 als Beantwoord deze vraag voor de opvang van doelgroep checklist door uitwerking van vraag kinderen in de reguliere groep? 9 en 10
Hoe ziet de huidige inrichting van de locatie er uit en zijn alle teamleden het met deze inrichting eens?
Kijk naar:
- hoeveel speelhoeken - hoge / lage (eet)tafels - zithoek met / zonder tv - beschikbare afzonderlijke
ruimtes- ligging toilet (met/zonder
begeleiding door gebouw)- ligging buitenspeelplaats
(met / zonder begeleiding naar buiten)
Is de huidige ruimte geschikt voor inzet extra hulpmiddelen zoals:
- pictogrammen of visualisatie-bord
- inzet visualisatie in alle ruimtesen hoeken, (spel)kasten
- time-timer klok(ken)- time-out hoek - rustige / prikkelarme werk /
speelhoek- zonodig vaste zitplek aan tafel
voor een kind
Organisatorisch
Welke organisatorische Bestudeer alle interne veranderingen zal dit met zich afdelingen / mensen die meebrengen? direct met plaatsing te maken hebben.
Hoe ziet de team samenstelling Betrek het betreffende team in De huidige situatie vaner uit? de discussie over plaatsing van het deelnemende team doelgroep kinderen. Deel visie moet in kaart worden en plannen maar maak ook gebracht: opleiding, werk ruimte voor vooroordelen, ervaring, huidige kennis bedenkingen. ten aanzien doelgroep kinderen en motivatie!
08
09
10
11
12
39_
vraag vraag reeds uitgewerkt vraag nog niet uitgewerkt binnen de organisatie binnen de organisatie
Personeel
Hoe kijkt het team aan tegen Veranderbereidheid / de voorgenomen verandering? verandermogelijkheid. Top down of bottom up
Wat betekent het om kinderen Kom tot één visiemet specifieke zorgbehoeftes op te vangen?
Wat heeft het team als geheel Stel een prioriteitenlijst samen Beantwoord vraag en stel nodig om geïntegreerde buiten- op een prioriteitenlijst schoolse opvang te kunnen samen op realiseren?
Wat hebben individuele Maak een inventarisatie van Maak een inventarisatiepedagogisch medewerkers individuele leer- ontwikkel en van individuele leer- nodig? ondersteuningsvragen ontwikkel en ondersteu- ningsvragen
Wat heeft de locatie nodig om Betrek het team bij het Betrek het team bij het geïntegreerde buitenschoolse bekijken of aangewezen locatie bekijken of aangewezen opvang te kunnen realiseren? geschikt is voor de opvang van locatie geschikt is voor kinderen met specifieke de opvang van kinderen zorgbehoeftes (zie vragen 8 - 10 met specifieke zorgbe- uit eerder vermelde schema) hoeftes (zie vragen 8 - 10 uit eerder vermelde schema)
13
14
15
16
17
Intern verandertraject speciaal basisschool (SBO)
Onderstaande stappen zijn geformuleerd vanuit het uitgangspunt
dat het SBO beschikt over een intern zorgteam en / of Zorg Advies
Team. Net als bij de kinderopvang is het hier ook aan te raden om
ten aanzien van het verandertraject een projectgroep op te zet-
ten waarin de volgende mensen kunnen deelnemen: voorzitter
intern zorgteam, schoolmaatschappelijk werker en een intern
begeleider eventueel aangevuld met een leerkracht. Deze groep
kan onderstaande stappen uitwerken en implementeren. De voor-
zitter van het intern zorgteam draagt de coördinatie ten aanzien
van de implementatie en voortgang.
In hoofdstuk 1 van deze handleiding is al reeds benadrukt dat
de school een centrale rol speelt bij ouders als het gaat over het
40_
geven van advies met betrekking tot het vinden van geschikte
buitenschoolse opvang voor hun kind. Om deze reden zal door de
projectgroep in eerste instantie de huidige situatie goed in kaart
moeten worden gebracht en op basis daarvan geleidelijk verande-
ringen invoeren.
Wat moet er in kaart worden gebracht?
Alle vormen van buitenschoolse opvang waar mee het •SBO te maken heeft (zie schema hoofdstuk 1);
De kinderen die gebruik maken van bovenstaande opgesom-•de verschillende vormen van buitenschoolse opvang. Kijk ook
naar ligging buitenschoolse opvang vanuit het kind gezien:
schoolnabij, thuisnabij;
Zet de criteria op een rij om welke redenen (criteria) naar •welke type buitenschoolse opvang wordt doorverwezen.
Inventariseer op welke manier, wanneer en waarom er •contact is tussen school en de BSO;
(b.v. dagelijks, telefonisch, via ouders, via school •maatschappelijk werker, leerkracht, etc.).
Doorontwikkeling
Als de doorverwijzingscriteria op een rijtje zijn gezet, •blijft er een ‘restgroep’ van de kinderen over.
Formuleer voor deze kinderen redenen om geplaatst te
worden op een buitenschoolse opvang regulier+ locatie.
Als er al kinderen naar een reguliere buitenschoolse opvang
gaan, gebruik dan deze ervaring. Mocht dit niet het geval zijn,
zoek een school die al wel deze ervaring heeft;
41_
In hoofdstuk 3 van deze handleiding zullen de ervaring
van SBO Noorderlicht te Tilburg met BSO de Flierefluiter
uitgebreid aan bod komen;
Stel voor het dagelijks contact tussen school en de BSO •één vaste contactpersoon aan;
Stel vast welke informatie over het kind relevant is om te •weten voor de pedagogische medewerkers werkzaam in de
BSO. Denk hierbij aan: benaderingswijze van het kind maar
ook informatie over (spel)activiteiten, inzet visuele middelen,
picto agenda etc.
Intern verandertraject regulier basisonderwijs
Basisscholen die kinderen met specifieke zorgvragen aanleveren
voor buitenschoolse opvang en hiervan werk willen maken, kun-
nen in grote lijnen dezelfde stappen zetten als hiervoor beschre-
ven voor SBO scholen.
Samenwerking
Bij de start van een nieuwe samenwerking of verdieping van
bestaande samenwerkingsverbanden is er altijd iemand nodig
die de kar trekt en de verbindingen tussen de verschillende or-
ganisaties legt. Aangezien de meeste veranderingen binnen de
kinderopvang zal plaatsvinden, is het te adviseren om binnen die
organisatie iemand aan te stellen die voor een periode toeziet dat
de interne randvoorwaarden worden geïmplementeerd maar ook
een verbinding maakt met de samenwerkende partners. Als je
als kinderopvang organisatie intern op een rijtje hebt welke koers
je wilt varen, nodig dan de externe partners uit om gezamenlijk
42_
in gesprek te gaan. Nodig niet alleen uitvoerende organisaties uit
maar ook anderen zoals MEE of een onderwijsadviseur. Door deze
bredere samenstelling kan een ruimer licht worden geworpen bij
vraagstukken zoals financiën, specifiek inhoudelijke informatie en
kennis, ondersteuning van de samenwerkings- en veranderings-
processen enz.
Uit project ervaring is gebleken dat de kracht van samenwerking
hier begint: praten en luisteren. Echter in Nederland heerst een
vergadercultuur en iedere manager loopt met een drukke digita-
le agenda te zwaaien. Om deze reden is ook het advies: praat en
luister naar elkaar maar kom daarna ook in actie! De inhoudelijke
stappen die hieronder worden beschreven zijn om die reden per
organisatie praktijkgericht geformuleerd.
Samenwerking tussen het speciaal basisonderwijs en de
kinderopvang
Inhoudelijke stappen
Begin klein: start tussen één buitenschoolse opvang locatie en
één SBO school. Stel vast of er al kinderen geplaatst zijn van
betreffende school op betreffende buitenschoolse opvang loca-
tie. Als dit het geval is, gebruik deze plaatsing(en) als uitgangs-
punt voor onderstaande stappen.
Gebruik als uitgangspunt in dit hele proces het kind en zijn / haar
ouders: transparante communicatie en een eenduidige benade-
ring van het kind.
Informatieoverdracht: In het intern verandertraject van de school
(zie boven onder kopje ‘doorontwikkeling’ heeft de school al vast-
43_
gelegd welke informatie zij relevant vinden om over te dragen aan
een buitenschoolse opvang locatie. Deel dit met de buitenschool-
se opvang locatie en de ouders en bepaal dan gezamenlijk wat
relevante informatie is voor informatieoverdracht bij plaatsings-
procedure en na een plaatsing bij de verdere dagelijkse / wekelijkse
overdracht. Belangrijk naar ouders is om de relevantie van infor-
matieoverdracht duidelijk te maken: eenduidige benaderingswijze
van hun kind.
Overdrachtsperiode: stel na de plaatsing van een kind een over-
drachtsperiode vast (advies:koppel het aan drie maanden proef-
tijd). Stel gezamenlijk vast wat er in die periode aan overdracht
plaatsvindt, met wie deze overdracht plaatsvindt. Het is belang-
rijk om dit van te voren goed af te spreken. De ervaring leert,
dat als er tijdig relevante informatie is over het kind op de BSO,
de pedagogische medewerkers de juiste benaderingswijze kun-
nen overnemen. Het betreffende kind zal zich ook sneller op zijn
gemak gaan voelen. (In hoofdstuk drie zijn de ervaring van dit
project beschreven)
Communicatieschrift: start na de plaatsing een communicatie-
schrift tussen de school − BSO − thuis. Aangezien de school vaak
al een communicatieschrift heeft tussen school en thuis, is het
handig om deze te gebruiken.
Samenwerking buitenschoolse behandeling / begeleiding
en de kinderopvang
Gebruik als uitgangspunt in dit hele proces het kind en zijn / haar
ouders: transparante communicatie en een eenduidige benade-
ring van het kind.
44_
Inventariseer of er kinderen zijn die zowel op de buitenschoolse
opvang zitten als deeltijd buitenschoolse behandeling / begelei-
ding krijgen. Gebruik deze ervaring voor verder uitwerking van
onderstaande.
Stel als kinderopvang de redenen vast wanneer een kind gebaat
is bij een buitenschoolse opvang regulier+ plaatsing. Stel als
buitenschoolse behandeling / begeleiding vast wanneer een kind
gebaat is bij een buitenschoolse opvang regulier+ plaatsing
(b.v. in het kader van eindtraject behandeling). Breng deze infor-
matie samen en kom tot een gezamenlijk standpunt en afspraken
wat betreft:
Aanmeldingsprocedure vanuit de kinderopvang naar •behandeling / begeleiding;
Aanmeldingsprocedure vanuit behandeling• / begeleiding naar
de kinderopvang.
Neem hierin ook de overlap periode mee: Dus als een kind al
deeltijd geplaatst is op een reguliere buitenschoolse opvang en
behandeling / begeleiding. Denk ook aan de mogelijkheid om een
behandelingstraject af te bouwen op een BSO regulier+ locatie en
omgekeerd.
Financiën
Plaatsing op een buitenschoolse opvang regulier+ geschiedt
veelal middels de Wet Kinderopvang. Let wel: het gaat hier om de
plaatsing van kinderen die met aanvullende ondersteuning zich
redden op de groep. Echter in de begin periode zal er extra perso-
nele inzet nodig zijn zodat de pedagogische medewerkers ruimte
45_
krijgen om nieuwe vaardigheden eigen te maken. De Kinderop-
vang organisatie moet erover nadenken hoe zij dit kan faciliteren.
Ten tijde van het project heeft Kinderstad dit bekostigt uit de
projectsubsidie in het kader van de bijscholing. Daarnaast heeft
Kinderstad met toestemming van de oudercommissie de uurprijs
minimaal verhoogd waaruit óf extra personeel kan worden bekos-
tigd óf een kleinere groep wordt gerealiseerd.
Tijdens de plaatsingprocedure zal de kinderopvang informatie
moeten vergaren van school en de ouders om zo een inschatting te
maken wat het kind aan ondersteuning nodig zal hebben m.n. in de
begin periode. Als blijkt dat dit te veel vergt, voor zowel het kind,
de pedagogisch medewerkers als de groep dan is het de vraag
of de deze vorm van buitenschoolse opvang wel aansluit bij de
behoefte van dit kind.
Deze handleiding geeft geen richtlijn wat betreft pedagogische
medewerker / kind ratio. Ook geeft het bewust geen richtlijn over
hoeveel kinderen met speciale zorgvragen in een reguliere groep
kunnen worden opgevangen. Wederom: individuele situatie is
hierin leidend.
Welke mogelijkheden liggen er om voor de aanvullende
momenten extra personeel in te zetten
Inventariseer binnen de gemeente naar aanvullende •subsidiemogelijkheden;
Gebruik de kennis en ervaring van de andere organisaties en •ouders wat betreft het gebruik van AWBZ mogelijkheden;
Inventariseer de mogelijkheid waarin het eindtraject van de •
46_
behandeling / begeleiding op de BSO regulier+ plaatsvindt.
Zo kan b.v. ambulante begeleiding als indicatie worden
ingezet. Dit betekent dat in de overgang periode extra per-
soneel kan worden ingezet. Let wel: uitvoerend personeel is
dan personeel dat werkzaam is in behandeling / begeleiding.
Deze begeleider komt dan op de BSO regulier+ om het kind
daar te ondersteunen.
50_
3. De procedures en werkbeschrijvingen
Doorverwijzing van SBO Noorderlicht naar Kinderstad
In dit hoofdstuk zal de praktijk worden beschreven van de ont-
wikkeling van de samenwerking tijdens het project tussen SBO
Noorderlicht en Kinderstad, de instelling voor kinderopvang waar-
onder BSO de Flierefluiter valt. Ook zullen de resultaten worden
beschreven van de interne veranderingsprocessen die de twee
organisaties doormaakten met betrekking tot de aanmelding-
sprocedures naar geschikte buitenschoolse opvang. Deze infor-
matie dient als praktijkvoorbeeld ten aanzien van de voorwaarden
zoals omgeschreven in hoofdstuk 2.
Toeleidingsprocedure op SBO Noorderlicht
Vraag naar buitenschoolse opvang
Ouders kunnen met hun vraag dat ze op zoek zijn naar buiten-
schoolse opvang voor hun kind, rechtstreeks contact opnemen
met het schoolmaatschappelijk werk (SMW). De redenen kunnen
divers zijn:
Ouder(s) werkt• / werken;
Ontlasting van het gezin voor kortere of langere tijd;•
Bevordering van de sociaal emotionele ontwikkeling van •het kind.
51_
Het onderwijs maakt met het interne zorgteam op basis van hun
kennis over het kind een eerste screening tussen buitenschoolse
opvang regulier+ en behandeling / begeleiding. Dit wordt via de
school maatschappelijk werker teruggekoppeld naar de ouders.
Omgekeerd kan een leerkracht een ouder adviseren om gebruik te
maken van reguliere buitenschoolse opvang. Bijvoorbeeld uit pre-
ventief oogpunt omdat hij / zij ziet dat het wat minder goed dreigt
te gaan in het gezin. Tijdelijke ontlasting kan al veel uitmaken.
In voorkomende situaties wordt de ouder door de school doorver-
wezen naar de afdeling Planning en Bemiddeling van Kinderstad.
De ouders kunnen daar hun kind zelf aanmelden.
Vraag naar buitenschoolse opvang bij zorgsignalen
In de situatie waarin iets niet goed gaat met het kind, is de situatie
wat complexer. De leerkracht is dé persoon die merkt dat er iets
aan de hand is met een kind. Het duidelijkste signaal is dat een
kind zich anders gedraagt dan normaal. Een druk aanwezig kind
kan opeens rustig en teruggetrokken zijn. Ook kan het tegenover-
gestelde gebeuren.
Leerkracht
In eerste instantie gaat de leerkracht bij het kind na of het om iets
tijdelijks gaat. Dit wordt gedaan middels een gesprekje. Een vol-
gende stap is om middels contact met de ouders na te gaan of er
bijzonderheden thuis zijn.
Schoolmaatschappelijk werk
Als de leerkracht het niet vertrouwt, wordt er contact gezocht
52_
met de schoolmaatschappelijk werker. De schoolmaatschappe-
lijk werker inventariseert samen met de leerkracht alle mogelijk
signalen over het kind en zijn omgeving. In grote lijnen wordt geke-
ken naar kindfactoren en milieu factoren.
Kindfactoren kunnen zijn (ervaren door leerkracht én / of ouders):
averechts gedragspatroon, moeilijk te hanteren gedrag, zorgen
rond specifieke ontwikkelingsgebieden m.n. rond sociaal-emoti-
onele ontwikkeling, etc.
Milieufactoren zijn factoren in de nabije omgeving van het kind
die de kindfactoren kunnen beïnvloeden: armoede, opvoedings-
vragen ouders, ruzie / geweld, culturele / taal aspecten, beperking
ouders, etc.
De schoolmaatschappelijk werker gebruikt een standaard
vragenlijst om met de ouders na te gaan wat de problemen /
behoeftes zijn. De ‘zwaarte’ van de uitkomsten van bovengenoem-
de factoren vormen gelijk de criteria om een kind door te verwijzen
naar buitenschoolse opvang of naar naschoolse dagbehandeling.
Belangrijkste pijler hierbij is: zonder ingrijpen dreigt het kind in
zijn ontwikkeling vast te lopen of is dit reeds gebeurd.
Na één gesprek kán het duidelijk worden welke vorm van buiten-
schoolse opvang vanuit SMW wordt geadviseerd.
Het Zorg Advies (en Begeleidings) team
De schoolmaatschappelijk werker kan een kind en gezin inbren-
gen in het Zorg Advies (en Begeleidings)team (ZA(B)T)1. Dit gebeurt
wanneer:
Ouders niet op gesprek komen bij de schoolmaatschappelijk •
1 Z
ie v
erde
r ove
r het
Zor
g A
dvie
s (e
n B
egel
eidi
ngs)
team
op
SB
O N
oord
erlic
ht h
et h
and-
boek
: Ond
erw
ijs m
et Z
org:
de
scha
kels
ver
bond
en.
53_
werker (zorgmijders);
Als tijdens het eerste (en vervolg) gesprek met ouders •complexe vraagstukken naar boven komen. Het betreffen
m.n. milieu factoren. (multi-problem);
Als er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van het kind.•
In het ZA(B)T kan worden nagegaan of het kind en gezin al be-
kend is bij andere organisaties. Op basis van de uitkomsten in het
ZA(B)T wordt er actie ondernomen. Één van die acties kan zijn,
doorverwijzing naar één van de vormen van buitenschoolse opvang
bijvoorbeeld naar buitenschoolse behandeling.
Contactpersoon buitenschoolse opvang
Als aan ouders wordt geadviseerd om hun kind te plaatsen op een
buitenschoolse opvang regulier+, dan kunnen zij ondersteuning
krijgen van een interne contactpersoon die binnen de school werkt.
SBO Noorderlicht heeft ten tijde van het project er voor gekozen
om hiervoor een aparte persoon aan te stellen in de vorm van een
onderwijs assistente maar een interne begeleider zou deze taak
ook goed kunnen vervullen2. De resultaten van het project geven
aan dat een aparte contactpersoon er voor zorgt dat de dagelijkse
communicatie lijnen over het kind korter zijn tussen de school en
de buitenschoolse opvang. Dit bevordert de directe samenwerking
tussen school en de pedagogische medewerkers en komt ten goe-
de voor een eenduidige benaderingswijze van het kind. Daarnaast
betekent dit dat het werk van de schoolmaatschappelijk werker
wordt ontlast. De school maatschappelijk werker kan zich toeleg-
gen op de complexere vraagstukken.
2 V
oor h
et le
esge
mak
wor
dt d
e co
ntac
tper
soon
bui
tens
choo
l-se
opv
ang
hier
onde
r ond
erw
ijs-
assi
sten
te g
enoe
md.
Het
mog
e du
idel
ijk z
ijn, d
at ie
der s
choo
l
naar
eig
en in
zich
t bep
aalt
wie
de
ze n
even
taak
ver
rich
t.
54_
De onderwijsassistent is dus het aanspreekpunt tussen de school,
opvang regulier+ en thuis.
De onderwijsassistent heeft de volgende taken
Ondersteunt zo nodig ouders bij het invullen en het versturen •van het aanmeldingsformulier;
Voorziet tijdens het plaatsingsproces op verzoek van de unit-•manager van de opvanglocatie Kinderstad relevante informa-
tie over het kind;
Onderhoudt namens de leerkracht de contacten met de •buitenschoolse opvang betreffende geplaatste kinderen;
Voert intern overleg betreffende aangemelde kinderen en al •geplaatste kinderen;
Verzorgt namens de leerkracht van het kind de overdracht •tussen school en opvang (schriftelijk en persoonlijk);
Voert minimaal 2 keer per jaar kort overleg met de mentor •van de geplaatst kinderen (telefonisch of persoonlijk).
Aanmeldings- en plaatsingprocedure bij Kinderstad
Als er bij de afdeling Planning en Bemiddeling een aanmelding
komt van een kind die op school gaat naar SBO Noorderlicht
wordt het kind niet automatisch geplaatst. Er vindt eerst een
intake plaats om helder te krijgen welke specifieke zorgbehoeftes
het kind heeft.
Locatiemanager
De ouders worden door de locatiemanager van de in aanmerking
55_
komende BSO uitgenodigd voor een intakegesprek. Tijdens het in-
takegesprek wordt met de ouders / verzorgers een intakevragen-
lijst doorgenomen. De gebruikte intakevragenlijst is ten tijde van
het project ontwikkeld en ingevoerd op basis van de bevindingen
van het project “Een beetje anders en toch gewoon”1.
Als bij aanmelding duidelijk was dat het ging om een kind met
specifieke zorgvragen vond voorheen geen intakegesprek plaats
met de ouders maar in eerste instantie een intern kindgericht
overleg. Zo nodig werd externe expertise gevraagd. Het intern
kindgericht overleg vindt nog steeds plaats hieronder wordt
beschreven op welke manier.
De locatiemanager heeft als taak om zo veel mogelijk informatie
te verzamelen om op basis daarvan een besluit te kunnen ne-
men. Het doel is om vast te stellen of de buitenschoolse opvang
regulier+ locatie aansluit bij de behoefte van het betreffende
kind en het gezin. De locatie manager neemt hierbij achtereenvol-
gend de volgende perspectieven in acht: het kind, de ouders, de
school, de actuele groep en het team. Door de ouders en de school
actief bij de plaatsingsprocedure te betrekken voorkom je dat je
ná een plaatsing voor onnodige verrassingen komt te staan. Dit is
ten tijde van het project ingevoerd.
Het kind
Tijdens het intake gesprek met de ouders wordt een vragenlijst
doorgenomen (zie bijlage 1) Het gesprek gaat over bijzonderheden
van het kind: ontwikkeling, gedrag, sociaal emotioneel, spelvoor-
keuren, etc. Het doel van deze vragenlijst is om vanuit de ouders
een beeld te krijgen over het kind.
1 E
en b
eetj
e an
ders
en
toch
ge
woo
n: n
asch
ools
e op
vang
+
in V
eene
ndaa
l, N
etty
Jon
ge-
pier
, 200
4, w
ww
.nji.
nl
56_
De ouders
Komen de verwachtingen van de ouders over de opvang •overeen met datgene wat de buitenschoolse opvang te
bieden heeft?
Is het de ouders duidelijk en gaan zij akkoord met het •gegeven dat zij geen ‘hulpverlening’ kunnen verwachten?
Stemmen de ouders er mee in dat zo nodig extern •ondersteuning en deskundigheid wordt gezocht?1
Tijdens het intakegesprek tekent de ouder een toestemmings-
verklaring dat Kinderstad ten alle tijden contact mag opnemen
met school voor informatieoverdracht over het kind (zie bijlage 2).
De locatiemanager kan op deze manier na het gesprek met de
ouders extra informatie van de school in winnen over het kind.
De school
Hoe functioneert het kind in de groep?•
Op welke manier speelt het kind met andere kinderen •(in de groep, vrije spel situatie)
Worden er aangepaste dagstructuurmiddelen gebruikt zoals •pictoagenda?
Welke begeleiding heeft het kind in de klas?•
Heeft de school tips, handvaten mocht het kind geplaatst •worden op de buitenschoolse opvang regulier+?
1 U
it: I
nteg
rati
e va
n ki
nde-
ren
met
een
han
dica
p in
de
kind
erop
vang
, Int
erpr
ovin
ciaa
l P
latf
orm
Kin
dero
pvan
g, 2
006
57_
Vanuit de actuele groep2
Hoe is de sfeer in de beoogde BSO-groep (relaties en •machtsverdeling tussen de kinderen; groepsgedrag of
los-zand structuur?);
Blijft er genoeg aandacht over voor de andere kinderen in •de groep wanneer het beoogde kind geplaatst zou worden?;
Het temperament van de kinderen van de bestaande groep •(veel drukke chaotische of juist veel rustige kinderen)?;
Het aantal kinderen in de groep en de wisselingen tussen •de kinderen in de week;
Past de groep bij het kind? En andersom? Is de ruimte en •samenstelling van de groep geen aanzienlijke belemmering
voor het kind?
Vanuit het team3
Is de draagkracht van de pedagogische •medewerkers voldoende?
Is er voldoende actuele kennis en vaardigheid in •buitenschoolse opvang aanwezig?
Is de ruimte en samenstelling van het team geen •aanzienlijke belemmering voor het kind?
Zijn er mogelijkheden voor deskundige ondersteuning •beschikbaar?
Zijn er mogelijkheden voor extra aanpassingen• / materialen
beschikbaar?
2 E
Uit
:idem
11
3 E
Uit
:idem
11
58_
Zijn er momenten beschikbaar voor evaluatie?•
Bovenstaande vragen zijn hulpmiddelen voor de locatiemanager
om een afgewogen besluit te kunnen nemen. Tijdens het project
is er bewust voor gekozen om geen objectieve plaatsingscriteria
vast te stellen. Belangrijkste reden hiervoor is: de actuele situatie
op basis van bovenstaande perspectieven bepaalt het besluit.
Met uitzondering is er één plaatsingsvoorwaarde vastgesteld:
het kind moet in dezelfde wijk woonachtig zijn als waar de opvang
is gesitueerd zodat wijknabij opvang kan worden gerealiseerd.
Brenda werd niet op de vrijdagmiddag geplaatst omdat
er op die middag al 5 kinderen met extra zorgvragen ge-
plaatst waren waardoor het een extra drukke groep was.
Ook zou Brenda hier geen baat bij hebben. Ze kon wel op
de woensdagmiddag geplaatst worden, waar het betrek-
kelijk rustiger was voor haar.
Proefplaatsing
De locatiemanager kan besluiten tot een proefplaatsing van 3
maanden om te kijken of het kind écht op zijn plek is. Dit wordt
in gezamenlijkheid met de ouders, de pedagogische medewerkers
en de contactpersoon van de school gedaan. Het intern kinderge-
richt overleg hoeft dan nog niet gevoerd te worden.
Intern kindgericht overleg
Als een locatiemanager niet tot een beslissing kan komen, kan
het advies vragen bij het intern kindgericht overleg. Dit is een in-
tern overlegorgaan van Kinderstad bestaande uit een kwaliteits-
medewerker, een directeur, en de betreffende locatiemanager.
59_
De locatiemanager kan tijdens dit overleg zijn / haar vragen en twij-
fels neerleggen. Aan het eind van dit overleg wordt er een besluit
genomen over wel / niet plaatsing. De directeur is eindverantwoor-
delijk in het genomen besluit. Wanneer er besloten wordt voor
geen plaatsing, dan zal er een advies aan de ouders worden ge-
geven voor doorverwijzing naar een andere vorm van buitenschool-
se opvang. Dit gebeurt altijd in overleg met de school.
Tijdens de pilot periode heeft de praktijk aangetoond dat de kin-
deren die volgens bovenstaande procedure vanuit SBO Noorder-
licht naar Kinderstad zijn doorverwezen in alle gevallen succesvol
geplaatst zijn op de buitenschoolse opvang regulier+.
Een student pedagogiek heeft onderzoek gedaan naar de erva-
ringen van de betrokkenen met betrekking tot het gebruik van de
vragenlijst die tijdens het intake gesprek met de ouders wordt
doorgenomen (zie bijlage 1). Uit het praktijkonderzoek is geble-
ken dat de extra- intakevragenlijst bijdraagt aan het maken van
een betere inschatting rondom wel of geen plaatsing1. Daarnaast
blijkt, dat de extra- intakevragenlijst zonder koppeling met school
niet compleet is. Ook werd duidelijk dat de ouders zich door dit
gesprek meer serieus genomen voelden en daardoor ook actiever
betrokken bij het vaststellen of hun kind bij Kinderstad op zijn plek
is. De extra vragenlijst is dus een meerwaarde voor de locatiema-
nager om een goed beeld te krijgen over een kind.
Overdracht tussen SBO Noorderlicht en BSO de Flierefluiters
De overdracht is gericht op relevante informatie over het kind met
betrekking tot zijn / haar ontwikkeling, gedrag, benaderingswijze
en dagelijkse bezigheden.
1 In
tegr
eren
bin
nen
de re
gulie
re
buit
ensc
hool
se o
pvan
g; E
en
kwal
itat
ief o
nder
zoek
naa
r de
ext
ra-
inta
kevr
agen
lijst
, M
.P.J
. van
den
Oet
elaa
r, Fo
ntys
Hog
esch
ool v
oor P
edag
ogie
k te
Ti
lbur
g, ju
ni 2
009
60_
Doel van de overdracht
Tijdens het project is ondervonden, dat kindgerichte informatie
alleen van de ouders niet voldoende is om een volledig beeld van
het kind te krijgen.
De pedagogische medewerkers zijn op de hoogte van het feit
dat kinderen die van het speciaal basisonderwijs komen extra
aandacht / ondersteuning nodig hebben. Om deze reden is het
belangrijk dat de pedagogische medewerkers werkzaam in de BSO
voldoende informatie krijgen over het geplaatste kind zodat zij
hun gedrag kunnen afstemmen op de specifieke zorgbehoefte.
Juist op school, waar het kind overdag de meeste tijd doorbrengt,
heeft de leerkracht waardevolle informatie, die van belang kan zijn
voor een succesvolle plaatsing op de opvang. Tijdens het project
heeft de pilot tussen SBO Noorderlicht en BSO de Flierefluiters
aangetoond dat het daarnaast ook belangrijk is dat er dagelijks
actuele informatie over het kind meegenomen wordt naar de BSO.
Zo kunnen de pedagogische medewerkers adequaat inspelen op
de actualiteit en de overgang tussen school en de BSO zo soepel
mogelijk maken voor het kind. Het overdrachtsschriftje speelt
hierbij een belangrijke rol.
Bas had ’s ochtends flinke ruzie gehad op het schoolplein
met een ander kind. Het was de leerkracht niet gelukt om
hem daarna geheel tot rust te krijgen. Bas kan moeilijk
zijn gevoelens verwoorden en reageert opvliegend als hij
niet begrepen wordt. Nog opgefokt liep Bas richting de
buitenschoolse opvang. In de tussentijd belde de leer-
kracht naar de opvang om pedagogische medewerker
Linda op de hoogte te brengen. Bij de ingang wachtte
61_
Linda Bas op en gaf hem de ruimte om op verhaal te
komen.
Vormen van overdracht
Tussen de school en de opvang zijn twee vormen van overdracht
ontwikkeld.
Schriftelijke overdracht: • - Het overdrachtsformulier wat direct ná een plaatsing
aangeleverd wordt. Hierin wordt actuele informatie over
het betreffende kind vermeld (zie bijlage 3)
- Het communicatieschriftje wat dagelijks op en neer
gaat tussen SBO school en BSO. Hierover verderop
meer bij “Verdere contact na plaatsing”.
Persoonlijke overdracht: • Een gesprek tussen de vaste contactpersoon buiten-
schoolse opvang van de school (onderwijsassistent)
en een toegewezen mentor van het kind / een vaste
pedagogisch medewerker van het SBO. Dit gesprek
vindt plaats binnen 6 weken ná plaatsing van het kind.
De onderwijsassistent en de mentor op de BSO
De onderwijsassistent en mentor zijn de eerste aanspreekper-
sonen voor alle zaken betreffende het kind. Beide vormen van
informatieoverdracht verloopt tussen de onderwijsassistent
en de mentor. Als er verder zaken zijn over het kind (buiten het
dagelijkse overdrachtsschriftje) dan verloopt dit ook via de men-
tor en de onderwijsassistent. Zo zijn de lijnen voor iedereen
helder. Als een van de pedagogische medewerkers zich zor-
gen maakt om een kind met specifieke zorgbehoeftes wordt dit
62_
eerst intern met de mentor van desbetreffend kind besproken.
Bij afwezigheid wegens ziekte / vakantie overleggen de pedago-
gische medewerkers onderling, nemen zo nodig contact op met
hun leidinggevend en dan pas met de onderwijsassistent.
Stapsgewijs schriftelijke overdracht
Stap 1 De onderwijsassistent krijgt informatie van locatiemanager Kinderstad van de locatie (via mail) dat een kind van SBO Noorderlicht geplaatst is op de BSO en wanneer eerste opvangdag is.
Stap 2 De onderwijsassistent vult overdrachtformulier in en stuurt dit terug naar de BSO.
Stap 3 De onderwijsassistent neemt contact op met mentor van betreffende kind voor afspraak persoonlijke overdracht (binnen eerste 6 weken ná plaatsing).
Stapsgewijs persoonlijke overdracht
Stap 1 Pedagogische medewerker (mentor van betreffende kind) ontvangt overdrachtsformulier, leest informatie aanmeldingsformulier Kinderstad en bereidt zo nodig vragen voor.
Stap 2 Er vindt een gesprek plaats tussen de onderwijsassistent en mentor van betreffende kind. Dit kan plaatsvinden in de eerste 6 weken ná plaatsing. Overdrachtsformulier wordt besproken, afspraken vastgelegd.
Stap 3 De onderwijsassistent verblijft zo nodig 2 - 3 contact- momenten op de BSO en is er voor betreffende kind, geeft middels eigen praktisch handelen aanwijzingen aan pedagogisch medewerker op welke manier in welke situatie het kind beste benaderd kan worden. Dit kan zo nodig verspreid zijn over een periode van 3 maanden, afhankelijk van de situatie.
Stap 4 Pedagogisch medewerkers nemen stapsgewijs werkwijze van de onderwijsassistent over. (pictogrammen agenda, communicatie, etc.)
Stap 5 Na 2-3 contactmomenten volgt afsluitingsmoment waarbij onderwijsassistent en de mentor samen beslissen of verdere overdracht nodig is. De locatiemanager is eind- verantwoordelijk.
63_
verantwoordelijk.
Stap 6 Als verlenging persoonlijke -Vaststellen voor welke overdracht nodig is: periode
-Concrete reden vaststellen: nodig voor kind en / of pedagogische medewerkers?
-Aan welke aandachtspunten wordt gewerkt? Dit wordt vastgelegd
-Communicatie naar ouders via mentor van het kind
Verdere contact na de plaatsing
Na plaatsing blijft er nauw contact over het kind tussen thuis,
school (contactpersoon) en buitenschoolse opvang middels het
communicatieschrift. Er wordt gebruik gemaakt van het com-
municatieschrift van de school. Deze samenwerking noemen we
DRIEHOEK.
Het doel van DRIEHOEK is dat iedereen op de hoogte is over het
dagelijkse welzijn van het kind zodat er een zo eenduidig moge-
lijk aanpak is naar het kind toe. Dit is ook belangrijk voor het kind,
zodat hij / zij zich overal veilig en prettig voelt.
De praktijk heeft geleerd, dat de ervaringen van school over een
kind aanvullend zijn voor de BSO maar dat er wel een verschil is in
kijk op een kind. Een kind gedraagt zich immers anders op een BSO
dan op school. Dit is natuurlijk ook logisch omdat op een school
elke minuut bepaald wordt wat een kind doet (hoge structuur).
Op de buitenschoolse opvang is er sprake van minder structuur
Stap 6 Als verlenging persoonlijke Vaststellen voor welke overdracht nodig is: periode
Concrete reden vaststellen: nodig voor kind en / of pedagogische medewerkers?
Aan welke aandachtspunten wordt gewerkt? Dit wordt vastgelegd
Communicatie naar ouders via mentor van het kind
Stap 7 Als persoonlijke overdracht De contactpersoon vult zo wordt afgerond: nodig de schriftelijke over- dracht aan met extra aanbevelingen.
Stap 8 Als persoonlijke overdacht De Contactpersoon vult wordt afgerond: zo nodig de schriftelijke overdracht aan met extra aanbevelingen.
64_
ofwel voor het individuele kind aangepaste structuur. Meer is ook
niet nodig omdat middels deze aanpassingen het kind geen les
hoeft te volgen maar een zinvolle vrijetijdsbesteding heeft met als
doel aansluiting te vinden met leeftijdsgenootjes.
Einde plaatsing buitenschoolse opvang regulier+
Plaatsing op de buitenschoolse opvang regulier+ kan om de
volgende redenen worden beëindigd:
een kind verlaat de basisschool •
een kind gaat verhuizen•
een ouder besluit dat opvang niet meer nodig is•
de minimale ondersteuning vanuit de BSO is niet voldoende •voor het kind om aan zijn / haar zorgbehoefte te voldoen
De eerste twee redenen spreken voor zich en behoeven geen
verdere uitleg.
Een ouder besluit dat opvang niet meer nodig is
Ieder ouder heeft het recht om er voor te kiezen geen gebruik meer
te maken van de buitenschoolse opvang. In een reguliere situa-
tie volgt een eindgesprek met de ouders en wordt de einddatum
vastgesteld.
Latifa, de moeder van Samira besluit buitenschoolse
opvang te stoppen. De mentor Bianca maakt een stan-
daard afspraak met haar voor een eindgesprek. Omdat
Samira oorspronkelijk geplaatst is wegens ontlasting
van het gezin (preventieve redenen) vraagt Bianca tijdens
het eindgesprek dieper door over de redenen van beëin-
65_
diging. Tijdens het gesprek blijkt dat Latifa flinke schul-
den heeft opgebouwd. Met toestemming van Latifa neemt
Bianca contact op met de onderwijsassistent Marga.
Marga bespreekt dit met de schoolmaatschappelijk wer-
ker die Latifa uitnodigt voor een gesprek. Latifa krijgt
uiteindelijk hulp en Samira kan naar de opvang blijven
komen.
De pedagogisch medewerker moet dus de contactpersoon van
school tijdig in lichten over de voorgenomen keuze van de ouder
om de opvang te stoppen. Bovenstaand voorbeeld geeft aan hoe
belangrijk het is om rechtstreeks te communiceren tussen school
en de opvang.
Minimale ondersteuning is niet voldoende voor het kind om aan
zijn / haar zorgbehoefte te voldoen
Het is mogelijk dat een kind met extra zorgvragen wegens (exter-
ne) omstandigheden veranderend, extremer gedrag gaat vertonen
ofwel zodanige ondersteuning nodig heeft die de buitenschoolse
opvang regulier+ niet meer kan bieden. Het is aan de locatiema-
nager, in overleg met het team, de ouders en de school om vast te
stellen of het om iets tijdelijks gaat b.v. ouders van het kind gaan
scheiden en dit brengt veel onduidelijkheid met zich mee bij het
kind.
Hoe stel je dit vast?
Een locatiemanager kan terug naar de basis gaan en gebruik
maken van de vragen die gesteld zijn ten tijde van de plaatsings-
procedure. Op deze manier kan bekeken worden of dit type opvang
nog steeds aansluit bij de behoefte van het kind. Op basis hiervan
66_
wordt een besluit genomen en vastgesteld of het betreffende kind
er eventueel meer bij gebaat is, gebruik te maken van een andere
vorm van buitenschoolse opvang.
Aanpassingen op de opvang locatie
Welke aanpassingen zijn er nodig op een locatie om kinderen met
extra zorgvragen op te vangen? Om antwoord te geven op deze
vraag moet er onderscheid worden gemaakt tussen veranderingen
in de ruimte / inrichting, aangepaste pedagogische benadering en
gebruik van een observatie instrument.
Veranderingen in de ruimte/inrichting
Elke kind tussen 4 en 12 jaar heeft structuur en overzicht nodig
als het een ruimte binnen komt. De ruimtelijke indeling is voor veel
kinderen al voldoende visuele stimulans om te weten wat ze er
kunnen doen. Op een reguliere BSO wordt er al gebruik gemaakt
van verschillende ruimtes en (speel)hoek indelingen. Voor kinde-
ren met extra zorgvragen kan dezelfde ruimte echter onoverzich-
telijk zijn en onduidelijk zijn wat waar gespeeld kan worden.
Als centrale aanpassing is het daarom nodig om de functies van de
verschillende ruimtes en (speel) hoeken concreter af te bakenen
en te visualiseren met visuele ondersteuning zoals bijvoorbeeld
pictogrammen. Bijvoorbeeld een bouwhoek letterlijk in de hoek
plaatsen met een hogere kast als afbakening zodat er meer rust
wordt gecreëerd.
Activiteiten waarbij er gebruik wordt gemaakt van elektroni-
sche apparatuur kunnen het beste in een aparte ruimte of bij
gebrek daarvan in een rustiger deel van de BSO worden geplaatst.
67_
Bijvoorbeeld plaats de tv niet centraal in de ruimte. Dit geeft te
veel extra achtergrondgeluid en kan onrust veroorzaken. Dit zelf-
de geldt voor de (spel)computers en muziekinstallatie.
Zorg voor een aparte ‘hangbank’, niet voor de televisie, waar ge-
lezen, bij gekletst kan worden of waar kinderen gewoon even tot
rust komen.
In de opvang wordt veelvuldig gebruik gemaakt van multifunctio-
nele tafels: er wordt gegeten, gedronken, geknutseld, gepuzzeld,
etc. Voor bepaalde kinderen kan dit te druk of onduidelijk zijn en
is het nodig om op bepaalde momenten een activiteit (puzzel,
kleuren, boekje lezen, etc.) aan een kleinere tafel te verrichten.
Zet bij voorkeur de tafel tegen de muur. Als dit gezien de ruimte
niet mogelijk is, zorg voor de mogelijkheid dat een kind een vaste
zitplek heeft aan de multifunctionele tafel.
Voor kinderen met extra zorgvragen kan een middag op de BSO
lang duren m.n. als ze nog geen klok kunnen kijken. Ook zijn er
kinderen voor wie de overgang van de ene spelgelegenheid naar
de ander onrust kan veroorzaken. Dit kan simpel worden opge-
lost met een zogeheten time-timer. Dit is een tijdsklok waarbij de
resterende tijd met een rode kleur wordt aangegeven. Op deze
manier weet een kind bijvoorbeeld hoe lang het nog achter de
computer kan spelen.
Het is onvermijdelijk dat kinderen onderling af en toe ruzie maken.
Dit kan soms uit de hand lopen. Op zulke momenten is een time
out hoek een geschikte plek om iemand even in een prikkelarme
omgeving te laten bezinken. Dit geldt niet alleen voor kinderen met
speciale zorgvragen maar voor álle kinderen!
68_
Aangepaste pedagogische benadering
Een kind met extra zorgvragen vraagt om andere vormen van
pedagogische benaderingen. Tijdens het project is bekeken welke
dit zijn en wat haalbaar is binnen een reguliere setting. Deze zijn
gebundeld in de bijscholing “Buitenschoolse opvang voor ieder-
een!”, bestemd voor pedagogisch medewerkers. De bijscholing is
speciaal in het kader van het project geïntegreerde buitenschool-
se opvang ontwikkeld. De bijscholing buitenschoolse opvang voor
iedereen! gaat er van uit dat je als buitenschoolse opvangorga-
nisatie open staat voor alle kinderen uit de buurt. Er zijn kinde-
ren die in individuele situaties extra ondersteuning nodig heb-
ben. Wegens gebrek aan kennis en vaardigheden wordt er soms
op de werkvloer door de pedagogisch medewerkers inadequaat
gereageerd. Dit geldt m.n. voor situaties die gaan over kinderen
die communicatief anders reageren op dagelijkse situaties en dus
anders over komen op zowel personeel als leeftijdsgenoten.
De bijscholing heeft de volgende doelstellingen:
Pedagogische medewerkers bekend te maken met de •groep kinderen uit het speciaal basisonderwijs
(ontwikkelingsachterstand, ontwikkelingsstoornis);
Pedagogische medewerkers praktische handvaten bieden •ten aanzien van opvang van deze doelgroep (communicatie,
groepsdynamica, dagstructuur, activiteiten,
oudergesprekken);
Het bieden van kennis en vaardigheden rond de samenwer-•king tussen school, thuis, evt. hulpinstanties, en de buiten-
schoolse opvang ten aanzien van het individuele kind.
69_
Op basis van de bijscholing is er in het dagelijks werk van
de pedagogisch medewerkers het volgende veranderd
de wijze van communiceren en dus benaderen van kinderen •met zorgvragen;
omgaan met grensoverschrijdend gedrag;•
indeling van het middagprogramma;•
voorbereiding en aanbieden van individuele en groeps- •activiteiten;
het houden van oudergesprekken.•
Daarnaast is het volgende principe toepasbaar: elk geplaatst kind
bepaalt wat er aan aanpassing nodig is. De samenwerking met de
school en de ouders is hierbij doorslaggevend. Er wordt aange-
sloten bij wat een kind reeds aan ondersteuning heeft / ervaart.
Dus maakt een kind gebruik van visualisatie, bepaalde dagstruc-
tuur, rituelen dan wordt dit zo binnen het haalbare overgenomen
op de opvang. De onderwijsassistent draagt zorg dat in ieder geval
de mentor van het kind ingewerkt wordt, zodat andere collega’s
van de BSO dit over kunnen nemen.
Joey gebruikt op school een pictogrammen agenda waar-
in hij kan zien welke activiteiten er volgen. Dit geeft hem
duidelijkheid en daardoor rust. Jannie zijn mentor op de
buitenschoolse opvang en Marga, de contactpersoon van
school, bekijken samen welke pictogrammen van school
ook toepasbaar zijn voor de buitenschoolse opvang.
Op deze manier wordt de pictogrammen agenda uit
70_
gebreid en toepasbaar gemaakt voor Joey als hij op de
buitenschoolse opvang regulier+ komt.
Hoe te handelen?
Zet samen op een rijtje met de ouders en school hoe te handelen
bij het kind bijvoorbeeld:
wat te doen bij een driftbui, •
aanspreekwijze individueel en in groepsverband•
inzet time-timer •
inzet visuele middelen•
omgang vrije spel momenten: b.v. kan kind het aan om •zomaar buiten te spelen of moet de pedagogisch mede-
werker dit structureren door een spelkeuze te geven?
Op welke manier introduceer je een onverwachte wijziging •van het programma: b.v. spontaan naar de speeltuin omdat
het toch niet is gaan regenen.
Observatie instrumenten
Welbevinden
Kinderstad gebruikt het observatie-instrument “welbevinden”.
Dit is een manier om systematisch te kijken naar kinderen, hun
welbevinden te evalueren en zo de kwaliteit van de opvang te
verbeteren. Het observatie – instrument is toepasbaar op het
welbevinden van kinderen en de verschillende ontwikkelings-
aspecten, zoals de sociaal-emotionele- , motorische, taal- en
spelontwikkeling.
71_
Het sociogram
Tijdens het project is gekeken naar mogelijkheden om het be-
staande instrument aan te vullen met andere observatie instru-
menten. In samenwerking met Stichting Rijswijkse Kinderopvang
is het sociogram ingezet. Met dit instrument kunnen de relaties
van de kinderen onderling in kaart worden gebracht. Centrale doel
van het gebruik van een sociogram is om te kijken of de geplaats-
te zorgkinderen het naar hun zin hebben en ook of de reguliere
kinderen het naar hun zin hebben.
Tijdens het project is een sociogram gemaakt op de dagen dat er
zorgkinderen op de opvang komen. Het sociogram is afgenomen
door het stellen van de volgende vier vragen:
Naast wie zit je het liefst aan tafel?1.
Met wie wil je het liefst spelen?2.
Wie vind je het aardigst?3.
Wie vind je het minst aardig?4.
De uitkomsten werden positief bevonden door de pedagogisch
medewerkers in die zin dat de zorgkinderen niet buiten de groep
vielen. Maar het team heeft wel zijn vraagtekens gesteld bij het feit
of het werkelijk een aanvulling is op het instrument welbevinden.
Het gebruik van een sociogram is immers een momentopname en
daarnaast is het afnemen van een sociogram ook tijdsintensief.
Er is echter wel vastgesteld dat het sociogram als methode
inzetbaar is. Het kan pedagogisch medewerkers behulpzaam
zijn wanneer ze moeilijk zicht hebben op wat er gaande is in de
groepsdynamiek en de positionering van kinderen uit het speci-
72_
aal basisonderwijs in de BSO groep. Een sociogram kan helpen om
de actuele groep te begrijpen.
Onderlinge informatie-uitwisseling
Daarnaast vormt als belangrijk ‘observatie instrument’ het
contact tussen de pedagogisch medewerkers, de school en de
ouders. Doordat er over en weer informatie wordt uitgewisseld
over het kind worden signalen sneller opgepakt. De DRIEHOEK
en het communicatieschriftje zijn uitwerkingen hiervan.
Ontwikkeling van kindbesprekingen op de BSO
Tijdens de bijscholing hebben de pedagogisch medewerkers een
methode geleerd om op een andere manier naar probleemge-
drag te kijken: S-R-C (Stimulus- Respons- Consequence ofwel:
situatie- gedrag- gevolgen). Dit komt vanuit de methode com-
petentiegericht werken en is aangepast voor de BSO situatie.
Ze hebben uitleg gekregen op welke manier ze het S-R-C kunnen
gebruiken (doel, inzicht in gedrag, inzicht in wanneer ingrijpen
en nodig om goed concreet gedrag naar kinderen te kunnen be-
noemen).
Gedurende het project zijn extra kindbesprekingen gehouden
met als doel deze methode te oefenen en wordt nu zo nodig
ingezet tijdens kindbesprekingen. Daarnaast bestaat er de moge-
lijkheid om de onderwijsassistent van de school uit te nodigen bij
een kindbespreking. Dit gebeurt alleen als er sprake is van com-
plexe vragen, waarbij afstemming nodig is tussen de BSO en de
school.
73_
De oudercommissie
Tijdens het project is de oudercommissie van de BSO Fliere-
fluiters voortdurend op de hoogte gehouden van de ontwikkeling-
en van de pilot met SBO Noorderlicht. Mocht een kinderopvang
er voor kiezen om een regulier+ opvang te ontwikkelen, dan is het
van belang om tijdig in gesprek te gaan met alle ouders van de BSO.
Zo kunnen mogelijke vragen, vooroordelen de wereld uit worden ge-
holpen.
Als er aanpassingen worden doorgevoerd, zoals hierboven om-
schreven, zal de oudercommissie ook op de hoogte moeten wor-
den gehouden en bij aanpassingen in het pedagogisch beleid
advies kunnen geven.
Het is de ervaring van dit project, dat door actieve betrokkenheid
en transparantie, de oudercommissie enthousiast was over de
vorderingen. Toen bijvoorbeeld de zogeheten time–timer klokken
werden geïntroduceerd, bleek dat dit voor álle kinderen behulp-
zaam was. De oudercommissie steunde dan ook deze verandering.
76_
4. Samenwerking tussen de kinderopvang en (jeugd) zorgorganisaties
Inleiding
Tijdens het project geïntegreerde buitenschoolse opvang is ook
intensief samengewerkt met lokale (jeugd) zorg organisaties.
Concreet zijn alle organisaties betrokken die kinderen en ou-
ders toeleiden naar geschikte buitenschoolse opvang (Bureau
Jeugdzorg Tilburg en MEE regio Tilburg) en de organisaties die na
schooltijd opvang bieden in de vorm van begeleiding / behande-
ling (Orthopedagogisch Centrum Brabant, Kompaan - De Bocht en
Amarant).
Wat is de meerwaarde om in het kader van de ontwikkeling van
buitenschoolse opvang regulier+ locatie zo een brede samenwerk-
ing op te zetten?
Knelpunten
Eerder in deze handleiding is vermeld dat met name bij de toe-
leiding naar geschikte buitenschoolse opvang hiaten werden
geconstateerd. Op de kinderopvang werden kinderen geplaatst
waarbij tijdens de plaatsing bleek dat ze niet op hun plek waren.
Andersom waren er kinderen die in het eindtraject zaten van
begeleiding / behandeling en de begeleiders / ouders moeilijk hun
kind doorgeplaatst kregen naar een reguliere opvang.
77_
Resultaten
De resultaten van dit project geven aan dat er door de intensieve
samenwerking beter kan worden gekeken in welke vorm van op-
vang een kind het best op zijn plek is. Daarnaast zijn er bruggen
gebouwd om de overgang van de ene opvang naar de andere vorm
van opvang voor het kind en de ouders te versoepelen.
Een ander resultaat is dat de grenzen van de taken van een organi-
satie beter bewaakt kunnen worden. Net zoals de andere organi-
saties kan de kinderopvang zich nu op zijn kerntaken toeleggen.
Bijscholing
De organisaties die (in)direct betrokken zijn bij het (aan)bieden
van andere vormen van buitenschoolse opvang beschikken over
specifieke kennis en ervaringen die relevant zijn gebleken voor
de pedagogisch medewerkers van de reguliere kinderopvang.
Om deze reden is er dan ook voor gekozen om gezamenlijk een
bijscholing voor de pedagogisch medewerkers van de reguliere
opvang te ontwikkelen.
Het ontwikkelingstraject van de bijscholing heeft een tweeledig
doel gehad.
Opzetten en uitvoeren van een bijscholing voor medewerkers •van een BSO regulier+;
Vanuit de praktijk de grenzen verkennen waaraan een •BSO regulier+ kan voldoen.
Van de lesontwikkelaars werd gevraagd dat zij hun kennis op een
dusdanige manier overdraagbaar maakten, dat het voor de peda-
gogisch medewerkers in een reguliere opvangsetting uitvoerbaar
78_
zou zijn. Hiervoor moesten de lesontwikkelaars niet alleen les-
modules ontwikkelen en uitvoeren maar daarnaast ook intensief
samenwerken en afstemmen met de pedagogisch medewerkers,
de direct leidinggevende van de BSO en de projectleider. Dit ont-
wikkeltraject werd begeleid door een externe adviseur van SOM
Onderwijsadviseurs. De ontwikkelde modules werden vervolgens
meegelezen en beoordeeld door een docent van het ROC en de ad-
viseur van SOM Onderwijsadviseurs.
In dit hoofdstuk zal eerst de samenwerking tussen Kompaan - De
Bocht en het Orthopedagogisch Centrum Brabant rond de aan-
meldingsprocedures worden beschreven. Vervolgens wordt een
beschrijving van het bijscholingstraject gegeven.
Aanmeldings- en plaatsingsprocedures naar BSO regulier+ van-
uit behandel / begeleidingssetting
Behandel / begeleidingssetting
Op SBO Noorderlicht zijn er kinderen die dusdanige zorgvragen
hebben dat behandeling en begeleiding door gespecialiseerde in-
stellingen geboden is. Er wordt nauw samengewerkt met de jeugd-
hulpverleningsinstellingen Kompaan - De Bocht en het Orthopeda-
gogisch Centrum Brabant (OCB).
Kompaan
Kompaan biedt hulp aan jeugd van 0 tot 18 jaar en hun ouders of
verzorgers als er complexe opgroei- en opvoedingsproblemen zijn.
De hulp kan bestaan uit ondersteuning, begeleiding, training of
behandeling. Soms is het beter dat een kind (tijdelijk) niet meer
thuis woont. Kompaan biedt dan verblijf in de vorm van: dagbe-
79_
handeling, dag- en nachtbehandeling of pleegzorg. In overleg met
het kind en de ouders wordt een individueel hulpplan samen-
gesteld.1
Orthopedagogisch Centrum Brabant
Orthopedagogisch Centrum Brabant (OCB) is een instelling voor
behandeling van jongeren met een lichte verstandelijke beperking
en hun gezin. Naschoolse dagbehandeling is een passend aanbod
als ouders in de opvoeding van een jongere met LVG-problematiek
tegen problemen aanlopen waar ze ondersteuning bij nodig heb-
ben. De problemen zijn niet goed op te lossen met hulp aan huis.
Maar ze zijn ook weer niet van díen aard, dat de jongere opgeno-
men moet worden. De dagbehandeling vindt na schooltijd plaats.
Bij deze vorm van hulp wordt nauw samengewerkt met scholen.2
Van begeleiding / behandeling naar reguliere opvang
Aan het eind van de begeleiding / behandeling op het OCB of
Kompaan - De Bocht, wordt de vraag gesteld: “hoe verder?”
In de meeste gevallen gaat de ouder op zoek naar een andere vorm
van buitenschoolse opvang.
Juist in de eindfase van de begeleiding / behandeling is het van be-
lang, dat kinderen en hun ouders op een goede manier worden toe
geleid naar een andere geschikte buitenschoolse opvang.
1 B
ron:
ww
w.s
tich
ting
kom
-pa
an.n
l
2 w
ww
.ocb
raba
nt.n
l
80_
Dit heeft verschillende redenen:
kinderen met een licht verstandelijk beperking of met •gedrags-, ontwikkelings-, ofwel psychiatrische problematiek
hebben ook recht op reguliere opvang;
plaatsing op een reguliere opvangsetting geeft de mogelijk-•heid om te zien of een kind echt klaar is voor een reguliere
opvang;
(gedeeltelijke) plaatsing van een behandelsetting naar •reguliere opvang kan een preventief effect te weeg brengen
(kans op terugval oud gedrag wordt hierdoor verkleind);
overstap van reguliere opvang naar (gedeeltelijke) •behandelsetting kan een preventief effect te weeg brengen;
geleidelijke overgang gewenst van een behandelsetting naar •een reguliere opvang. Hierbij aandacht voor: kennismaking
andere locatie, eenduidige begeleiding en overdracht in aan-
pak ten aanzien van het kind door betrokken professionals;
ouders behouden de mogelijkheid om te werken.•
Afbouwperiode
Aan het begin van de afbouwperiode van de behandeling / begelei-
ding bij Kompaan - De Bocht / OCB wordt aan de ouders advies ge-
geven welke vorm van buitenschoolse opvang het beste zou kun-
nen aansluiten bij de zorg en behoefte van hun kind.
Als er gekozen wordt voor een plaatsing op een BSO regulier+ kan
de overgang voor het kind te groot zijn. Daarom kan er worden
gekozen voor een zogeheten afbouwperiode. Dit is een periode
81_
van 2 tot 3 maanden waarbij een kind geleidelijk de dagdelen op
de behandel / begeleidingsgroep afbouwt en een aantal dagdelen
bij Kinderstad geplaatst wordt. Zo kan een kind wennen aan de
nieuwe omgeving. Ook kan er dan worden bekeken of het kind echt
op zijn plek is en welke vorm van begeleiding het nog nodig heeft.
Als afbouwperiode niet vereist is
Aan het begin van de afbouwperiode wordt duidelijk of een kind
‘klaar’ is met de behandeling en in principe aan het eind van de
afbouwperiode zonder intensieve begeleiding maar wel met een
goede overdracht naar een regulier buitenschoolse opvang kan.
Met toestemming van de ouders neemt de kinderopvang contact
op met de school van het kind zodat de in hoofdstuk drie bespro-
ken DRIEHOEK samenwerking kan worden geïnitieerd. Daarnaast
kan het interne zorgteam kijken welke rol het kan spelen voor het
gezin.
Kompaan - De Bocht / OCB geven advies aan ouders. In voorko-
mende situaties kunnen ouders in principe zelfstandig hun kind
aanmelden bij Kinderstad. Op het aanmeldingsformulier moet de
ouder wel aangegeven, dat kind vanuit een behandelsetting komt.
Ook wordt aan de ouder gevraagd een toestemmingsverklaring
te ondertekenen, zodat er een goede informatieoverdracht kan
plaatsvinden.
Als afbouwperiode wel vereist is
In veruit de meest situaties is een overgangssituatie vereist.
Dit betekent dat in de afbouwperiode de behandeling doorloopt,
maar dat dit geleidelijk ten aanzien van het kind op de reguliere
buitenschoolse opvang wordt opgepakt. Met toestemming van de
82_
ouders neemt de kinderopvang contact op met de school van het
kind zodat de in hoofdstuk drie besproken DRIEHOEK samenwer-
king kan worden geïnitieerd. Daarnaast kan het interne zorgteam
kijken welke rol het kan spelen voor het gezin.
Plaatsingsvoorwaarden ten aanzien van het kind als
afbouwperiode vereist is
Als een kind extra ondersteuning nodig heeft voor •bepaalde tijd;
Als plaatsing mogelijkerwijs een preventief effect te •weeg brengt;
Als plaatsing op een reguliere opvangsetting de mogelijkheid •geeft om te zien of een kind echt klaar is voor een reguliere
opvang. (kans op terugval oud gedrag wordt hierdoor
verminderd).
Inzet financiële middelen
Om bovenstaande in de praktijk te kunnen realiseren is als rand-
voorwaarde het ontwikkelen van ingebedde financieringsstroming
ten behoeve van overdrachtsplaatsing vanuit (dag) behandeling /
begeleiding naar buitenschoolse opvang regulier+ ofwel omge-
keerd. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden, die ten tijde van
het schrijven van deze handleiding nog in ontwikkeling zijn:
De plaatsing wordt voortgezet in de buitenschoolse opvang •regulier+ met verlenging van indicatie deeltijdverblijf en
indicatie jeugdhulp thuis. binnen de gestelde indicatie,
als onderdeel van een afbouwtraject;
83_
Kinderstad verzorgt de reguliere plaatsing en daarnaast is •er een indicatie voor jeugdhulp thuis: zowel voor Praktische
Pedagogische Thuishulp als gezinsbegeleiding. De indicatie
wordt afgegeven door Bureau Jeugdzorg voor drie tot zes
maanden. Hier is dan wel sprake van een verlenging van
de indicatie;
Kinderstad verzorgt de reguliere plaatsing en Kompaan - •De Bocht vraagt voor de kinderen met een beperking en /
of psychiatrische problematiek via de AWBZ (indicatie BG
groep). Dit kan zowel via Bureau jeugdzorg als het CIZ worden
aangevraagd. Zo nodig kunnen ouders eventueel met on-
dersteuning van MEE regio Tilburg een indicatie aanvragen.
Kompaan - De Bocht ofwel het OCB zet dan ondersteunende
begeleiding in door:
1. pedagogisch medewerkers van Kinderstad te laten
ondersteunen door pedagogisch medewerkers van
Kompaan - De Bocht ofwel het OCB
2. daarnaast wordt het kind op de BSO-groep onder
steund door pedagogisch medewerker van Kompaan
ofwel het OCB (1 en 2 indicatie BG groep)
3. een ambulante hulpverlener in te zetten voor de be-
geleiding in de thuissituatie (indicatie BG-individueel).
Plaatsingsvoorwaarden BSO regulier+:
Er moet sprake zijn van thuis/wijknabije buitenschoolse •opvang;
Ouders kunnen een beroep doen op de Wet op Kinderopvang •
84_
met betrekking tot de reguliere buitenschoolse opvang. Als
de ouders geen beroep kunnen doen op de regulier BSO van-
uit de wet KO omdat het kind b.v. alleen met voortdurende
extra begeleiding in de reguliere opvang kan verblijven, dan
zou bureau jeugdzorg dit in de indicatie kunnen meenemen;
Als nog sprake is van complexe opvoed- en opgroeiproble-•men, dient de reguliere buitenschoolse opvang aangevuld
te worden met een indicatie voor deeltijdverblijf en jeugdhulp
thuis, of dienen die indicaties uitgevoerd te worden op de
locatie van de reguliere buitenschoolse opvang en onder-
steund door Kompaan ofwel het OCB (binnen de gestelde
indicatie, in het kader van het afbouwtraject);
Als indicatie behandeling is afgelopen, her-indicatie in het •kader van AWBZ bij kinderen met een licht verstandelijke
beperking en psychiatrische grondslag;
Kinderstad verzorgt de reguliere plaatsing volgens Kinder-•stad plaatsingsprocedure (zoals omschreven in hoofdstuk 3).
Het bijscholingstraject
Aangezien er ten tijde van het project ‘geïntegreerde buitens-
schoolse opvang’ geen bestaande bijscholing beschikbaar was
dat aansloot bij het doel van het project en de leerbehoeften van
het team, is besloten om lokaal zelf een bijscholing op maat te
ontwikkelen.
Er is samengewerkt met dezelfde organisaties die bij andere
activiteiten van dit project betrokken waren: MEE regio Tilburg,
Stichting Kompaan - De Bocht, Orthopedagogisch Centrum Bra-
85_
bant, het team BSO de Flierefluiters, SBO Noorderlicht. Daar-
naast zijn het ROC Tilburg (docent van school voor Welzijn) en SOM
Onderwijsadviseurs inhoudelijk betrokken bij het tot stand komen
van de bijscholingsmap en docentenhandleiding “Geïntegreerde
buitenschoolse opvang voor iedereen!”.
Voor het opstarten van een buitenschoolse opvang regulier+
locatie zal een organisatie dus de keus moeten maken: zelf een
bijscholing op maat te ontwikkelen ofwel gebruik te maken van al
reeds ontwikkelde bijscholingen zoals de bijscholingsmap ont-
wikkeld in het kader van dit traject “Geïntegreerde buitenschool-
se opvang voor iedereen”! of Tis knap Lastig!, ontwikkeld door
het Nederlands Jeugd Instituut.
Op maat ontwikkelen van een bijscholing
Het zelf ontwikkelen van een bijscholing is een intensief en tijdro-
vend proces. Een organisatie kan zich de vraag stellen of het deze
investering wel waard is. De praktijk heeft echter aangetoond dat
er in het proces van ontwikkelen niet alleen een bijscholing is ont-
staan maar dat de betrokken organisaties meer openheid toon-
den naar elkaar waardoor er op andere activiteiten steeds meer
natuurlijke samenwerking ontstond. Dit is ten goede gekomen
voor de langdurige implementatie van de andere ontwikkelde
activiteiten in het kader van dit project.
Wat is er nodig om een bijscholing op maat te ontwikkelen?
De kinderopvang heeft de regie in de ontwikkeling en •zal als eerste stap de doelgroep kinderen moeten
vaststellen. Op basis hiervan kunnen inhoudelijke
thema’s worden bepaald;
86_
Laat het team hun leerbehoeften formuleren; •
Stel vast welke organisatie, een bepaald thema •mogelijk zou kunnen ontwikkelen en uitvoeren;
Presenteer thema’s aan de betrokken organisaties •in een overleg;
Bepaal gezamenlijk welke organisaties welke thema’s •gaan ontwikkelen en uitvoeren;
Zorg indien mogelijk, dat per module twee verschillende •organisaties betrokken zijn bij ontwikkeling en uitvoering.
(bevordert de ontwikkeling én de onderlinge samenwerking);
Betrek een onderwijsadviseur of onderwijsinstantie •als externe adviseur. Zij kunnen advies geven over rand-
voorwaarden, niveau lesmateriaal, inzet didactische
middelen, etc;
Zorg tijdig voor een goede tijdsplanning van de bijscholing; •
Plan na elke module een evaluatiemoment in met betrokken •ontwikkelaars en externe adviseur(s);
Laat de deelnemers na elk afgeronde module schriftelijk •evalueren (zie bijlage 4).
87_
Bijscholing “Buitenschoolse opvang voor iedereen!”
Hieronder volgt een korte impressie van de opbouw van de bij-
scholing die in het kader van het project ‘geïntegreerde buiten-
schoolse opvang’ is ontwikkeld. Voor meer informatie over deze
bijscholingsreader: Kinderstad, afdeling Kwaliteit & Innovatie,
www.kinder-stad.nl
Doelgroep bijscholing
De bijscholing is bedoeld voor pedagogische medewerkers werk-
zaam in de reguliere buitenschoolse opvang. De lesstof sluit in
principe aan op de opleiding pedagogisch werker MBO niveau 3
maar is ook geschikt voor mensen met een hogere opleiding.
De bijscholing wordt in teamverband gegeven zodat het team
gezamenlijk kan groeien in het bieden van kwalitatief hoogwaar-
dige opvang voor kinderen met specifieke zorgvragen. De locatie-
manager heeft hierbij haar / zijn eigen rol. Het is mogelijk dat twee
opvanglocaties gezamenlijk de theoretische lessen volgen. Voor
de praktijkgerichte lessen is het echter aan te beleven dat dit
afzonderlijk per locatie gebeurd.
88_
Doelstelling bijscholing
Aan het eind van de bijscholing zullen de deelnemers de volgende
doelstellingen hebben bereikt:
De pedagogische medewerker is bekend met:• - de doelgroep kinderen uit het speciaal basisonderwijs
ofwel kinderen met speciale zorgvragen (ontwikkelings
achterstand, ontwikkelingsstoornis).
- De aanpassing die dit vraagt ten aanzien van zijn eigen
pedagogisch handelen
De pedagogische medewerkers heeft theoretische en prakti-•sche handvaten op de volgende gebieden:
- Communicatie
- Groepsdynamica versus individuele benadering
- Ontwikkelen van aangepaste dagstructuur
- Aanbieden van aangepaste (vrijetijdsactiviteiten en / of
ontwikkelingsgerichte activiteiten
- Voeren van kindgerichte besprekingen rond zorgvragen
- Voeren van specifieke oudergesprekken
De pedagogisch medewerker heeft kennis en vaardig- •heden om ten aanzien van het individuele kind vanuit een
systeemgerichte benadering samen te werken met de vol-
gende partners:
- het (speciaal) basisonderwijs;
- de ouders;
- eventueel betrokken hulpinstanties.
Tijdens de bijscholing wordt de pedagogisch medewerker in staat
gesteld om kinderen met specifieke zorgvragen op te vangen en te
89_
ondersteunen in een reguliere groep. Daarnaast biedt de bijscho-
ling voldoende handvaten om voor kinderen die hun plekje niet
hebben gevonden op een reguliere groep, een specifieke BSO+
groep op te zetten. Bij voorkeur in het zelfde gebouw als een regu-
liere groep. In hoofdstuk 1 is BSO+ als volgt omschreven: Wijkna-
bije opvang in een aparte groep van speciaal basisschoolgaande
kinderen van 4 - 12 jaar na schooltijd gevestigd in combinatie met
een reguliere naschoolse opvang voorziening.
Kenmerken van BSO+
Buitenschoolse opvang+ betekent, dat zorgkinderen in een klei-
nere groep met extra ondersteuning en begeleiding op een ont-
spannen en zinvolle manier hun vrije tijd doorbrengen. Het gaat
om kinderen bij wie de ontwikkelingsproblemen dusdanig zijn dat
ze (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen functioneren in een grote
groep. Plaatsing in een reguliere opvanggroep is te hoog gegre-
pen voor deze kinderen, waardoor ze te veel op hun tenen moeten
lopen. Het programma aanbod voor deze kinderen is meer
gestructureerd en voorspelbaar. Bovendien wordt het program-
ma meer afgestemd op elk individueel kind naar behoefte en
ontwikkelingsniveau. Aan het eind van de bijscholing is een team
in staat om deze doelgroep kinderen in de reguliere groep op een
professionele en verantwoorde manier op te vangen. Daarnaast
kunnen de pedagogische medewerkers, in een reguliere setting,
een specifieke buitenschoolse opvang+ groep op zetten voor kin-
deren die hun plekje niet hebben gevonden op een reguliere groep
maar voor wie buitenschoolse behandeling en / of begeleiding niet
perse noodzakelijk is.
90_
Werkmethoden
Kenmerk van de bijscholing is de directe relatie met het werk
op de werkvloer. De bijscholing bestaat uit diverse modules.
Per module worden de volgende werkmethoden gehanteerd:
Theoretische lessen met aansluitend praktijkopdrachten;•Praktijkgerichte lessen waar vaardigheden getraind en •geoefend worden;
Ondersteuning op de werkvloer door een interne dan wel •externe coach.
De theoretische lessen hebben als doel om per thema module de
bestaande theoretische kennis van de pedagogische medewer-
kers op te frissen ofwel te verbreden met nieuwe kennis.
De praktijkgerichte lessen hebben als doel om vanuit de theorie
met het team in de praktijk de huidige vaardigheden verder te
ontwikkelen
Coaching is gericht op professionalisering van de pedagogisch
medewerker in de directe taakuitoefening en omgang met het kind
met zijn specifieke zorgbehoefte.
Werkvormen
Per module is beschreven welke werkvormen kunnen worden in-
gezet vóór, tijdens en ná de theorie en praktijklessen. Te denken
valt aan huiswerkopdrachten, video interactie begeleiding, rollen-
spellen, etc. (zie verder de module beschrijvingen)
91_
Inhoudelijk aanbod
Module 1 Algemene inleiding over ontwikkelingsproblematiek
- Ontwikkelingsachterstand
- Ontwikkelingsstoornissen zoals LVB, ADHD, Autisme, PDD-NOS
Module 2. Pedagogisch klimaat en pedagogisch handelen geba-
seerd op competentiegericht werken
- Ruimte en inrichting
- Dagelijkse routines
- Basishouding van de professional
- Observeren van gedrag
Module 3. Omgaan met grensoverschrijdend gedrag
- Ontwikkeling van agressie bij kinderen tot 12 jaar
- Frustratie agressie en instrumentele agressie
- Analyse probleemgedrag
- Grensoverschrijdend gedrag bij ADHD, Autisme, PDD-NOS
- Interventies van de pedagogisch medewerker
Module 4. Samenwerking en afstemming
- De systeem theoretische benadering
- De contextuele benadering
- Balansmodel; draagkracht en draaglast
Model 5. Ouders met een Licht Verstandelijke Beperking
- Specifieke opvoedingsvragen
- Empowermentbenadering
- Houding en bejegening van de ouders
92_
De toekomst
Deze handleiding heeft de praktijkervaringen beschreven ten
aanzien van het opstarten van een buitenschoolse opvang regu-
lier+ locatie. De belangrijkste resultaten zijn te omschrijven als:
tevreden kinderen, tevreden ouders, transparante samenwerking
tussen de BSO en de school en de andere vormen van buiten-
schoolse opvang.
De vraag is nu: wat biedt de toekomst?
Het risico van een project, is dat het na afronding kan stoppen.
Vaak wordt hiervoor als reden de financering genoemd. Dit pro-
ject heeft echter aangetoond, dat naast een financiële investering
ten tijde van het project, de meeste investeringen geen geld heb-
ben gekost, maar daadkracht en motivatie van de meewerkende
mensen.
De belangrijkste resultaten die verder geïmplementeerd kunnen
worden, zoals beschreven in deze handleiding, is een kwestie van
het opzetten en coördineren van een goede samenwerking tussen
mensen. Dit is de kracht geweest van dit project! Dit houdt in dat
voor de toekomst deze handleiding een inspiratiebron mag zijn
om op andere locaties een dergelijke samenwerking op te zetten.
Hulpmiddelen die wij vanuit de pilot hierbij aanreiken zijn:
Uitwerking van een visie op en concretisering van een BSO •regulier+;
Uitgeschreven toeleidingsprocedure van speciaal •basisonderwijs naar één van de vormen van BSO;
Uitgewerkte aanmelding- en plaatsingsprocedure bij een •Kinderopvang-organisatie met betrekking BSO regulier plus;
93_
Website www.buitenschoolseopvang-breed.nl waar onder •andere informatie te vinden is over het genereren van
aanvullende middelen in samenwerking met (jeugd)zorgin-
stanties voor geheel of gedeeltelijke gesubsidieerde
BSO regulier plus door inzet van Persoonsgebonden
Budget (PGB) of anderszins;
Ontwikkelde formulieren en vragenlijsten te hanteren bij •screening, toeleiding, aanmelding en plaatsing op een
BSO regulier plus;
Een bijscholingsreader op maat “Buitenschoolse opvang •voor iedereen! Opvang voor kinderen met specifieke zorg-
behoeftes. Informatie bij Kinderstad, Afdeling Kwaliteit
en Innovatie;
Voorliggende handleiding Geintegreerde buitenschoolse •opvang regulier + voor kinderen met specifieke zorg-
behoeftes. Een uitdaging met perspectief!
Overige kansen
Brede School ontwikkelingen in wijk of buurt bieden kansen om tot
bredere invoering van BSO regulier+ over te gaan. In samenwerking
met bestaande netwerkpartners van de Brede School kan verdere
uitwerking plaats vinden voor met name kinderen met specifieke
zorgbehoeftes uit het regulier basisonderwijs die naar de regulier
buitenschoolse opvang gaan. In de opleiding, professionalisering
en aanstelling van personeel zou de combifunctie van onderwijs-
assistent én pedagogisch medewerker, een mogelijkheid zijn tot
verder ontwikkeling.
Het is onvermijdelijk om als kinderopvang organisatie in de toe-
komst bezig te blijven met zoeken naar aanvullende middelen
voor geheel of gedeeltelijk gesubsideerde buitenschoolse opvang.
De ervaring uit het project geeft aan dat de kindgericht benadering
hierin leidraad is. Met name het gebruik van het persoonsgebon-
den budget bij een bepaalde groep kinderen en de samenwerking
met (jeugd)zorg instanties zoals omschreven in hoofdstuk vier zijn
verdere ontwikkelgebieden.
Tot slot
Deze handleiding beschrijft de buitenschoolse opvang+ als andere
vorm van geïntegreerde buitenschoolse opvang. Dit project heeft
de deelnemende organisaties gestimuleerd om samen verder te
werken en een dergelijke vorm van opvang in Tilburg op meerdere
locaties op te starten.
Als je samenwerking als vanzelfsprekendheid neemt, dan bete-
kent samenwerking: samen denken, samen doen, samen fouten
maken én samen waarmaken van je doelen! Wij hopen dat u de
uitdaging aan gaat en wensen hierbij een veelbelovende toekomst
voor kinderen met specifieke zorgbehoeftes.
94_
98_
Bijlage 1Intakeformulier voor aanmelding buitenschoolse opvang regulier+
(uni
tman
ager
vul
t dit
tijd
ens
inta
kege
spre
k m
et d
e ou
ders
in)
Dat
um:
Inge
vuld
doo
r:
Geg
even
s ki
nd:
Naa
m:
Geb
oort
edat
um:
Jong
en/m
eisj
e:
B
ijzon
derh
eden
: (re
ligie
uze
/etn
isch
e ac
hter
gron
d
Wel
ke s
choo
l bez
oekt
het
kin
d:
In
wel
ke g
roep
zit
het
kin
d:
Gez
inss
itua
tie:
( )
twee
-oud
er g
ezin
( )
een-
oude
r gez
in(
) C
o-ou
ders
chap
( )
oude
r (va
der/
moe
der)
met
nie
uwe
part
ner
( )
plee
ggez
in(
) ad
opti
egez
in(
) an
ders
, nam
elijk
Pla
ats
in d
e ki
ndri
j(
) en
ig k
ind
( )
eers
te k
ind
( )
…. d
e ki
nd
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
in d
e ge
zins
situ
atie
(bijv
oorb
eeld
zie
kte,
ech
tsch
eidi
ng)?
Aanm
eldi
ng /
plaa
tsin
gD
oor w
ie is
het
kin
d aa
ngem
eld
/ ver
wez
en:
Red
enen
aan
mel
ding
:w
erk
oude
r(s)
/ ve
rzor
ger
scho
ling
oude
r(s)
/ ve
rzor
ger
med
isch
e in
dica
tie
oude
r(s)
m
edis
che
indi
cati
e ki
ndan
ders
, nl.
Ont
wik
kelin
g/ge
drag
/zor
gvra
gen
Zijn
er z
orgv
rage
n/ b
ijzon
derh
eden
op
het g
ebie
d va
n ge
zond
heid
/ lic
ham
elijk
e as
pect
en (b
ijvoo
rbee
ld
licha
mel
ijke
hand
icap
, zin
delij
khei
d, a
llerg
ie, m
otor
iek)
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
in d
e on
twik
kelin
g va
n he
t kin
d?
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
op
het g
ebie
d va
n ge
drag
(bijv
oorb
eeld
dru
k (e
vt. A
DH
D),
stil,
verl
egen
, te
rugg
etro
kken
, sne
l geï
rrit
eerd
, boo
s, e
tc.)
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
op
emot
ione
el g
ebie
d (b
ijvoo
rbee
ld: t
empe
ram
entv
ol, b
lij, v
rolij
k, a
ngst
ig, o
nzek
er,
teru
gget
rokk
en, a
anda
chts
trek
ker)
99_
(uni
tman
ager
vul
t dit
tijd
ens
inta
kege
spre
k m
et d
e ou
ders
in)
Dat
um:
Inge
vuld
doo
r:
Geg
even
s ki
nd:
Naa
m:
Geb
oort
edat
um:
Jong
en/m
eisj
e:
B
ijzon
derh
eden
: (re
ligie
uze
/etn
isch
e ac
hter
gron
d
Wel
ke s
choo
l bez
oekt
het
kin
d:
In
wel
ke g
roep
zit
het
kin
d:
Gez
inss
itua
tie:
( )
twee
-oud
er g
ezin
( )
een-
oude
r gez
in(
) C
o-ou
ders
chap
( )
oude
r (va
der/
moe
der)
met
nie
uwe
part
ner
( )
plee
ggez
in(
) ad
opti
egez
in(
) an
ders
, nam
elijk
Pla
ats
in d
e ki
ndri
j(
) en
ig k
ind
( )
eers
te k
ind
( )
…. d
e ki
nd
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
in d
e ge
zins
situ
atie
(bijv
oorb
eeld
zie
kte,
ech
tsch
eidi
ng)?
Aanm
eldi
ng /
plaa
tsin
gD
oor w
ie is
het
kin
d aa
ngem
eld
/ ver
wez
en:
Red
enen
aan
mel
ding
:w
erk
oude
r(s)
/ ve
rzor
ger
scho
ling
oude
r(s)
/ ve
rzor
ger
med
isch
e in
dica
tie
oude
r(s)
m
edis
che
indi
cati
e ki
ndan
ders
, nl.
Ont
wik
kelin
g/ge
drag
/zor
gvra
gen
Zijn
er z
orgv
rage
n/ b
ijzon
derh
eden
op
het g
ebie
d va
n ge
zond
heid
/ lic
ham
elijk
e as
pect
en (b
ijvoo
rbee
ld
licha
mel
ijke
hand
icap
, zin
delij
khei
d, a
llerg
ie, m
otor
iek)
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
in d
e on
twik
kelin
g va
n he
t kin
d?
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
op
het g
ebie
d va
n ge
drag
(bijv
oorb
eeld
dru
k (e
vt. A
DH
D),
stil,
verl
egen
, te
rugg
etro
kken
, sne
l geï
rrit
eerd
, boo
s, e
tc.)
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
op
emot
ione
el g
ebie
d (b
ijvoo
rbee
ld: t
empe
ram
entv
ol, b
lij, v
rolij
k, a
ngst
ig, o
nzek
er,
teru
gget
rokk
en, a
anda
chts
trek
ker)
100_
Hoe
is d
e om
gang
met
and
ere
kind
eren
(bijv
oorb
eeld
: maa
kt m
akke
lijk/
moe
ilijk
con
tact
met
and
ere
ki
nder
en: t
huis
, op
scho
ol, i
n de
buu
rt)
Hoe
is d
e om
gang
met
vol
was
sene
n (b
ijvoo
rbee
ld: c
onta
ct m
aken
, aan
dach
t vra
gen,
luis
tere
n)
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
op
het g
ebie
d va
n de
spr
aak/
taal
?
Hoe
spe
elt u
kin
d m
et a
nder
e ki
nder
en?
Waa
r spe
elt u
kin
d gr
aag
mee
? (b
ijvoo
rbee
ld g
raag
spe
len,
zi
ch v
erve
len,
alle
en/s
amen
met
and
ere
kind
eren
spe
len,
voo
rkeu
r voo
r wel
ke a
ctiv
itei
ten
Hoe
zit
het
met
redz
aam
heid
/zel
fsta
ndig
heid
(bijv
oorb
eeld
op
het g
ebie
d va
n et
en, n
aar h
et to
ilet g
aan,
aa
n-ui
tkle
den,
pro
blee
mpj
es o
plos
sen)
Voor
akk
oord
get
eken
d do
or o
uder
(s)/
ver
zorg
er(s
):
Dat
um:
In te
vul
len
door
loca
tiem
anag
er:
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
gem
eld
vanu
it s
choo
l?
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
gem
eld
vanu
it h
et te
am B
SO
? (a
ctue
le g
roep
ssit
uati
e, d
raag
krac
ht/d
raag
last
te
amle
den,
loca
tie
gesc
hikt
?)
Advi
es v
oor /
van
uit i
nter
n ki
nder
over
leg:
101_
Hoe
is d
e om
gang
met
and
ere
kind
eren
(bijv
oorb
eeld
: maa
kt m
akke
lijk/
moe
ilijk
con
tact
met
and
ere
ki
nder
en: t
huis
, op
scho
ol, i
n de
buu
rt)
Hoe
is d
e om
gang
met
vol
was
sene
n (b
ijvoo
rbee
ld: c
onta
ct m
aken
, aan
dach
t vra
gen,
luis
tere
n)
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
op
het g
ebie
d va
n de
spr
aak/
taal
?
Hoe
spe
elt u
kin
d m
et a
nder
e ki
nder
en?
Waa
r spe
elt u
kin
d gr
aag
mee
? (b
ijvoo
rbee
ld g
raag
spe
len,
zi
ch v
erve
len,
alle
en/s
amen
met
and
ere
kind
eren
spe
len,
voo
rkeu
r voo
r wel
ke a
ctiv
itei
ten
Hoe
zit
het
met
redz
aam
heid
/zel
fsta
ndig
heid
(bijv
oorb
eeld
op
het g
ebie
d va
n et
en, n
aar h
et to
ilet g
aan,
aa
n-ui
tkle
den,
pro
blee
mpj
es o
plos
sen)
Voor
akk
oord
get
eken
d do
or o
uder
(s)/
ver
zorg
er(s
):
Dat
um:
In te
vul
len
door
loca
tiem
anag
er:
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
gem
eld
vanu
it s
choo
l?
Zijn
er b
ijzon
derh
eden
gem
eld
vanu
it h
et te
am B
SO
? (a
ctue
le g
roep
ssit
uati
e, d
raag
krac
ht/d
raag
last
te
amle
den,
loca
tie
gesc
hikt
?)
Advi
es v
oor /
van
uit i
nter
n ki
nder
over
leg:
102_
Bijlage 2Toestemmingsverklaring informatieoverdracht tussen BSO en school
Naa
m o
uder
/ver
zorg
er:
Adre
s:
Post
code
/woo
npla
ats:
Naa
m k
ind:
G
eboo
rted
atum
:
Bui
tens
choo
lse
opva
ng:
Naa
m g
roep
:
Sch
ool:
G
roep
:
Hie
rmee
gee
f ik
toes
tem
min
g om
ten
tijd
e va
n de
pla
atsi
ngsp
roce
dure
én
opva
ngpe
riod
e op
B
SO
___
____
____
____
inf
orm
atie
uit
te w
isse
len
rond
om h
et w
elzi
jn e
n de
ont
wik
kelin
g va
n
mijn
kin
d.
( )
Ove
rige
afs
prak
enIn
dien
er w
ijzig
inge
n zi
jn w
ordt
de
toes
tem
min
gsve
rkla
ring
aan
gepa
stJa
arlij
ks w
ordt
de
toes
tem
min
gsve
rkla
ring
gee
valu
eerd
tijd
ens
het o
uder
gesp
rek
Info
rmat
ieui
twis
selin
g ge
schi
edt a
lleen
voo
r zov
er d
at m
et h
et o
og o
p go
ede
opva
ng o
p de
B
SO
van
ons
kin
d no
odza
kelij
k is
. De
info
rmat
ie w
ordt
alle
en v
erw
erkt
doo
r per
sone
n di
e ui
t ho
ofde
van
ber
oep
tot g
ehei
mho
udin
g zi
jn v
erpl
icht
. Al
dus
in tw
eevo
ud
Opg
emaa
kt te
:
Dat
um:
Han
dtek
enin
g ou
der/
verz
orge
r:
H
andt
eken
ing
unit
man
ager
BS
O:
103_
Naa
m o
uder
/ver
zorg
er:
Adre
s:
Post
code
/woo
npla
ats:
Naa
m k
ind:
G
eboo
rted
atum
:
Bui
tens
choo
lse
opva
ng:
Naa
m g
roep
:
Sch
ool:
G
roep
:
Hie
rmee
gee
f ik
toes
tem
min
g om
ten
tijd
e va
n de
pla
atsi
ngsp
roce
dure
én
opva
ngpe
riod
e op
B
SO
___
____
____
____
inf
orm
atie
uit
te w
isse
len
rond
om h
et w
elzi
jn e
n de
ont
wik
kelin
g va
n
mijn
kin
d.
( )
Ove
rige
afs
prak
enIn
dien
er w
ijzig
inge
n zi
jn w
ordt
de
toes
tem
min
gsve
rkla
ring
aan
gepa
stJa
arlij
ks w
ordt
de
toes
tem
min
gsve
rkla
ring
gee
valu
eerd
tijd
ens
het o
uder
gesp
rek
Info
rmat
ieui
twis
selin
g ge
schi
edt a
lleen
voo
r zov
er d
at m
et h
et o
og o
p go
ede
opva
ng o
p de
B
SO
van
ons
kin
d no
odza
kelij
k is
. De
info
rmat
ie w
ordt
alle
en v
erw
erkt
doo
r per
sone
n di
e ui
t ho
ofde
van
ber
oep
tot g
ehei
mho
udin
g zi
jn v
erpl
icht
. Al
dus
in tw
eevo
ud
Opg
emaa
kt te
:
Dat
um:
Han
dtek
enin
g ou
der/
verz
orge
r:
H
andt
eken
ing
unit
man
ager
BS
O:
104_
Bijlage 3Overdrachtsformulier van school naar BSO
(uni
tman
ager
vul
t dit
tijd
ens
inta
kege
spre
k m
et d
e ou
ders
in)
Geg
even
s ki
nd:
Naa
m:
Gro
ep:
Leef
tijd
:
Geg
even
s sc
hool
:
Sch
ool:
Te
l:
Adre
s:
Leer
krac
ht:
Form
ulie
r ing
evul
d do
or:
Naa
m:
D
atum
:
Func
tie:
Han
dete
king
:
Actu
ele
info
rmat
ie:
Hou
dt v
an d
e vo
lgen
de a
ctiv
itei
ten:
Hou
dt n
iet v
an d
e vo
lgen
de a
ctiv
itei
ten:
Aand
acht
spun
ten
groe
psge
rich
te a
ctiv
itei
ten:
105_
(uni
tman
ager
vul
t dit
tijd
ens
inta
kege
spre
k m
et d
e ou
ders
in)
Geg
even
s ki
nd:
Naa
m:
Gro
ep:
Leef
tijd
:
Geg
even
s sc
hool
:
Sch
ool:
Te
l:
Adre
s:
Leer
krac
ht:
Form
ulie
r ing
evul
d do
or:
Naa
m:
D
atum
:
Func
tie:
Han
dete
king
:
Actu
ele
info
rmat
ie:
Hou
dt v
an d
e vo
lgen
de a
ctiv
itei
ten:
Hou
dt n
iet v
an d
e vo
lgen
de a
ctiv
itei
ten:
Aand
acht
spun
ten
groe
psge
rich
te a
ctiv
itei
ten:
106_
Aand
acht
spun
ten
vrije
spe
l sit
uati
e:
Ove
rdra
chts
peri
ode
verl
engd
Voor
wel
ke p
erio
de:
Red
en: (
kind
fact
or e
n/of
ped
agog
isch
med
ewer
ker f
acto
r)
Aand
acht
spun
ten:
Ove
rdra
chts
peri
ode
afge
rond
:
Aanb
evel
inge
n ná
ove
rdra
chts
peri
ode:
107_
Aand
acht
spun
ten
vrije
spe
l sit
uati
e:
Ove
rdra
chts
peri
ode
verl
engd
Voor
wel
ke p
erio
de:
Red
en: (
kind
fact
or e
n/of
ped
agog
isch
med
ewer
ker f
acto
r)
Aand
acht
spun
ten:
Ove
rdra
chts
peri
ode
afge
rond
:
Aanb
evel
inge
n ná
ove
rdra
chts
peri
ode:
108_
Bijlage 4Evaluatie formulier bijscholing
Naa
m c
ursi
st:
Mod
ule:
Les:
Cur
sus
Dat
um:
D
ocen
t:
Je w
ordt
ver
zoch
t om
op
onde
rsta
ande
ste
lling
en je
cijf
erw
aard
erin
g al
s vo
lgt u
it te
dru
kken
: 1.
hel
emaa
l nie
t m
ee e
ens
2. o
neen
s 3.
mee
een
s 4.
hel
emaa
l mee
een
sD
aarn
aast
is e
r rui
mte
om
per
vra
ag to
elic
htin
g te
gev
en a
ls je
het
nod
ig v
indt
.
A. D
e in
houd
van
de
les
was
nie
uw v
oor
mij.
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
B. D
e in
houd
van
de
les
is re
leva
nt v
oor
mijn
hui
dige
wer
kzaa
mhe
den.
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
C. D
e in
houd
van
de
les
is re
leva
nt v
oor
mijn
col
lega
`s in
het
wer
kvel
d.
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
D. D
e ui
tged
eeld
e ha
nd-o
uts
slui
ten
aan
bij d
e le
ssto
f. (A
ls e
r sp
rake
was
)
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
E. D
e hu
isw
erko
pdra
chte
n zi
jn re
leva
nt v
oor
mijn
leer
proc
es. (
Als
er
spra
ke w
as)
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
F. D
e m
anie
r w
aaro
p de
doc
ent
vers
chill
ende
wer
kvor
men
han
teer
de v
ind
ik p
rett
ig.
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
G.
De
doce
nt g
af g
eleg
enhe
id o
m v
rage
n ui
t de
pra
ktijk
te b
espr
eken
.
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
Heb
je n
og id
eeën
, aa
nvul
linge
n, v
erde
re o
pmer
king
en m
et b
etre
kkin
g to
t de
ze le
s?
109_
Naa
m c
ursi
st:
Mod
ule:
Les:
Cur
sus
Dat
um:
D
ocen
t:
Je w
ordt
ver
zoch
t om
op
onde
rsta
ande
ste
lling
en je
cijf
erw
aard
erin
g al
s vo
lgt u
it te
dru
kken
: 1.
hel
emaa
l nie
t m
ee e
ens
2. o
neen
s 3.
mee
een
s 4.
hel
emaa
l mee
een
sD
aarn
aast
is e
r rui
mte
om
per
vra
ag to
elic
htin
g te
gev
en a
ls je
het
nod
ig v
indt
.
A. D
e in
houd
van
de
les
was
nie
uw v
oor
mij.
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
B. D
e in
houd
van
de
les
is re
leva
nt v
oor
mijn
hui
dige
wer
kzaa
mhe
den.
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
C. D
e in
houd
van
de
les
is re
leva
nt v
oor
mijn
col
lega
`s in
het
wer
kvel
d.
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
D. D
e ui
tged
eeld
e ha
nd-o
uts
slui
ten
aan
bij d
e le
ssto
f. (A
ls e
r sp
rake
was
)
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
E. D
e hu
isw
erko
pdra
chte
n zi
jn re
leva
nt v
oor
mijn
leer
proc
es. (
Als
er
spra
ke w
as)
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
F. D
e m
anie
r w
aaro
p de
doc
ent
vers
chill
ende
wer
kvor
men
han
teer
de v
ind
ik p
rett
ig.
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
G.
De
doce
nt g
af g
eleg
enhe
id o
m v
rage
n ui
t de
pra
ktijk
te b
espr
eken
.
1. h
elem
aal n
iet m
ee e
ens
2. o
neen
s
3
. mee
een
s
4.
hele
maa
l mee
een
s
Heb
je n
og id
eeën
, aa
nvul
linge
n, v
erde
re o
pmer
king
en m
et b
etre
kkin
g to
t de
ze le
s?
110_
Bijlage 5Lijst met gehanteerde afkortingen
BSO: buitenschoolse opvang
IB’er: interne begeleiding (binnen het onderwijs)
IKO: intern kindergericht overleg wordt binnen Kinderstad
gevoerd als er sprake is van aanmelding van een kind met
zorgvragen. Ofwel als er tijdens de plaatsing het team voor
zodanig zorgvragen komt te staan, dat ze extern advies nodig
hebben. Locatiemanager: direct leidinggevende van de
pedagogische medewerker
NSO: in de behandel / begeleiding setting spreekt men
over naschoolse opvang. Deze handleiding hanteert
echter het begrip BSO
SBO: speciaal basisonderwijs
SMW: school maatschappelijk werker
OCB: orthopedagogisch centrum Brabant
ZABT: zorg advies en begeleidingsteam
(landelijk bekend als Zorg Advies Team)
112_
Bijlage 6 Telgegevens buitenschoolse opvang de Flierefluiters (peildatum 1.6.2009)
Ruimten
Buitenschoolse opvang de Flierefluiters is gesitueerd op de eer-
ste verdieping in een wijkcentrum in Tilburg-Noord direct gelegen
naast SBO Noorderlicht. De BSO bestaat uit 2 ruimtes de aan-
sluitend op elkaar inlopen. Daarnaast is er een aparte tv / lees-
kamer en een galerij dat zich boven de ruimtes bevindt. Hier staan
de spelcomputers voor de kinderen. Er is een afgesloten buiten-
speelplaats voor de kinderen. Dit is via een buitentrap te berei-
ken zodat de kinderen niet door het gebouw heen hoeven te lopen.
De rest van het wijkcentrum bestaat uit verschillende (vergader)
ruimtes, een kantine, kantoorruimtes. Op de dagen dat er meer
kinderen worden opgevangen wordt er gebruik gemaakt van één
van de aparte ruimtes.
Personele bezetting
Het team BSO de Flierefluiters bestaat uit:
2 gastvrouwen;•
6 pedagogisch medewerkers; •
1 stagiaire (pedagogiek student of student pedagogisch •medewerker. De student is afhankelijk van de studie 3-4
113_
dagen in de week beschikbaar).
De BSO wordt op afstand aangestuurd door een unitmanager die
een kantoor heeft op een andere Kinderstad locatie in Tilburg-
Noord. Daarnaast kan de BSO nog gebruik maken van onderstaan-
de centrale diensten:
Kwaliteit en Innovatie;•
Communicatie;•
Planning en Bemiddelen;•
Financiën.•
Kindplaatsen
Op BSO de Flierefluiters zijn in totaal 220 kindplaatsen beschik-
baar. Tijdens de looptijd van het project (september 2007 en 1
juni 2009) zijn in totaal 128 kinderen opgevangen. Dit betekent
dat een kind naar behoefte één of meer middagen per week wordt
opgevangen.
Op maandag en donderdag zijn er 50 kindplaatsen doordat •de opvang gebruik kan maken van buitenkamers van het
wijkcentrum;
Op dinsdag- woensdag en vrijdag 40 kindplaatsen.•
Kinderen van SBO Noorderlicht
Ten tijde van het project zijn in totaal 7 kinderen van SBO Noorder-
licht door BSO de Flierefluiter opgevangen. Dit betreft 5,4 % van
het totaal bezoekende kinderen van BSO de Flierefluiter. Vijf van
deze zeven kinderen hebben een andere ethnische achtergrond
dan de Nederlandse.
114_
Één aanmelding vanuit SBO Noorderlicht is niet aangenomen
op BSO de Flierefluiters omdat het kind niet in de wijk woont.
Betreffende kind is doorverwezen en aangenomen op een ander
Kinderstad locatie. Er is gebruik gemaakt van dezelfde overdracht
tussen SBO Noorderlicht en BSO de Flierefluiters.
Op het eind van het project, 1 juni 2009, bezoeken 5 van de 7
kinderen van SBO Noorderlicht BSO de Flierefluiter. Twee kinde-
ren van SBO Noorderlicht hebben in de projectperiode BSO de
Flierefluiter verlaten:
Voor één kind is de opvang beëindigd wegens verhuizing;•
Voor één kind is de opvang beëindigd omdat het kind vond •dat ze te weinig leeftijdgenootjes had om mee te spelen.
Kinderen met specifieke zorgbehoeftes van een andere SBO
Naast bovengenoemde kinderen werden ten tijde van het project
2 kinderen uit een andere SBO, maar woonachtend in de wijk,
opgevangen. Zij waren reeds geplaatst vóór aanvang van het
project.
Één kind is ten tijde van het project verhuisd waardoor de •opvang stopte;
Aan het eind van het project wordt 1 kind van het andere •SBO op de donderdag en vrijdag opgevangen.
115_
Kinderen met specifieke zorgbehoeftes uit het regulier basis
onderwijs
Aan het eind van het project bezoekt 1 kind vanuit het regulier ba-
sisonderwijs de BSO, waarbij duidelijk is, dat er sprake is van ont-
wikkelingsproblematiek maar waarvan de concrete diagnose nog
niet bekend is.
Daarnaast zijn er 5 kinderen, die door de pedagogisch medewer-
kers meer sturing vereisen. Er is bij deze kinderen geen sprake
van concreet (gediagnostiseerd) ontwikkelingsproblematiek en
vallen ook niet onder de in deze handleiding gehanteerde definitie
van een kind met specifieke zorgbehoeftes. Echter deze kinderen
worden hier wel vermeld om een totaal beeld te schetsen van kin-
deren met speciale zorgbehoeftes op BSO de Flierefluiters.
Concreet vragen deze kinderen ofwel veel aandacht, óf zijn ze ge-
middeld drukker, worden snel boos, óf vertonen juist teruggetrok-
ken gedrag. Bij deze vijf kinderen is er veelal sprake van veran-
derende (thuis) omstandigheden zoals verhuizing, scheiding van
de ouders, blijven zitten. Het is uiteraard moeilijk vast te stellen
in hoeverre het (tijdelijk) veranderend gedrag bij het kind veelal
hierdoor wordt bepaalt en/of mede ook door door het karakter /
persoonlijkheid van een kind.
116_
Tot slot
Figuur 1 geeft een overzicht van het aantal kindbezoeken, het
personeel en kinderen met specifieke zorgbehoeftes op BSO de
Flierefluiters ten tijde van het project.
Op de teldatum 1.6.2009 vinden 220 kindbezoeken per •week plaats;
Hiervan zijn op de teldatum 28 (ruim 12 %) kindbezoeken •van kinderen met specifieke zorgbehoeftes;
In de periode september 2007-1 juni 2009 worden deze •220 kindbezoeken door 128 kinderen afgelegd;
De 28 kindbezoeken van kinderen met specifieke •zorgbehoeftes zijn door 12 kinderen afgelegd;
Wanneer we uitgaan van 128 bezoekende kinderen waarvan •12 kinderen met specifieke zorgbehoeftes, betreft dit 10%
van het aantal kinderen van BSO de Flierefluiters.
117_
dag aantalkindplaatsen
beschikbareruimte
beschikbaarpersoneel
aantal kinderenmet specifiekezorgbehoeftes
maandag 50 BSO ruimte *+ één aparte ruimte van het wijkcentrum
Gastvrouwen1
Pedagogisch medewerkers
5
Stagiaire1
SBO Noorderlicht3
Andere SBO1
Regulier basisschool3
dinsdag 40 BSO ruimte * Gastvrouwen1
Pedagogisch medewerkers
4
Stagiaire1
SBO Noorderlicht 2
Regulier basisschool1
woensdag 40 BSO ruimte * Gastvrouwen2
Pedagogisch medewerkers
4
Stagiaire1
SBO Noorderlicht 2
Regulier basisschool1
donderdag 50 BSO ruimte * + één aparte ruimte van het wijkcentrum
Gastvrouwen1
Pedagogisch medewerkers
5
SBO Noorderlicht 3
Andere SBO 1
Regulier basisschool 6
vrijdag 40 BSO ruimte * Gastvrouwen2
Pedagogisch medewerkers
4
SBO Noorderlicht2
Ander SBO1
Regulier basisschool2
220 28
Figuur 1: Aantal kindbezoeken per week teldatum 1.6.2009
Totaal aantalkindbezoekenper week
118_
Colofon
Samengesteld en geschreven door: Anni Tüski.
Eindredactie: Ton Hafkemeijer-van der Steen
Met medewerking van: Theo Arts, Myrian Kramer,
Marian de Brouwer, team BSO de Flierefluiters
Ontwerp: Julien Arts & Maarten van Gent
Lettertype: Family Akkurat