16
1 R EVUE TRIMESTRIELLE DE LA F ONDATION B ELGE DE LA V OCATION D RIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN DE B ELGISCHE S TICHTING R OEPING 2001 | 3 A PPEL AUX CANDIDATURES O PROEP VOOR KANDIDATUREN p. 3 B ERLIJN ANNO 1982 E EN STAD AAN DE FRONTLIJN p. 4 R EPORTAGE R ELATIVE V ALUES K ARIM B EN K HELIFA p. 10 I NTERVIEW S IEN E GGERS p. 8 Bureau de dépôt Bruxelles X Afgiftebureau Brussel X v ocatio 3 e trimestre 2001 3 de trimester 2001

Vocatio 3 - 2001

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Revue trimestrielle – driemaandelijks tijdschrift

Citation preview

Page 1: Vocatio 3 - 2001

1

R E V U E T R I M E S T R I E L L ED E L A F O N D A T I O N B E L G E D E L A V O C A T I O N

D R I E M A A N D E L I J K S T I J D S C H R I F TV A N D E B E L G I S C H E S T I C H T I N G R O E P I N G

2001 | 3

A P P E L A U X C A N D I D A T U R E SO P R O E P V O O R K A N D I D A T U R E N

p. 3

B E R L I J N A N N O 1 9 8 2E E N S T A D A A N D E F R O N T L I J N

p. 4

R E P O R T A G E R E L A T I V E V A L U E S

K A R I M B E N K H E L I F A

p. 10

I N T E R V I E W S I E N E G G E R Sp. 8

Bureau de dépôt Bruxelles XAfgiftebureau Brussel X

vo c a t i o3

e

trimestre 2001

3de

trimester 2001

Page 2: Vocatio 3 - 2001

2

vocatioDit derde nummer staat resoluut in het teken van ontmoetin-

gen met oud-laureaten. Die ontmoetingen nemen gaandeweg

toe en geven aanleiding tot rijke, vaak hartelijke uitwisselin-

gen. Laureaten van een jaar of van dertig jaar geleden, al wie

aan Vocatio heeft meegewerkt, deed het met hetzelfde

enthousiasme, met dezelfde wens om mee te bouwen aan een

positief en open initiatief. Wij willen hen daarvoor danken.

Wie kan immers beter getuigen van een roeping dan wie ze

ervaart als iets dat je leven dag na dag zin en vorm geeft?

Door haar werking wil de Stichting persoonlijke engagementen

steunen. Door publicatieruimte open te stellen ligt Vocatio in

het verlengde van die steun. Elk nummer wil een ontdekking

zijn door bijzondere projecten en personen in de kijker te stel-

len. We kijken naar Berlijn, Tokio en Dakar via beelden en

impressies van een reis of een verblijf. Vragen en bedenkingen

komen boven in een magische mengeling van nieuwsgierig-

heid en betrokkenheid. Momentopnamen van een passie vin-

den we ook terug in de gesprekken met zij die ons vertellen

over hun beroepsuitoefening, waarin ze steeds nieuwe uitda-

gingen vinden. Tenslotte vindt u, zoals in elk nummer, een

agenda en nieuwtjes over oud-laureaten.

Een nieuwe promotie laureaten kondigt zich aan. De kandi-

daturen worden tegen uiterlijk eind september verwacht. Aar-

zel dus niet, mogelijk is het de aanzet tot een nieuw begin...

Veel leesgenot!

Edouard JakhianVoorzitter

Belgische Stichting RoepingAlbertinaplein 2, 1000 BrusselTel. 02 213 14 90 – Fax 02 213 14 95E-mail : [email protected] secretariaat is geopend op :• maandag, dinsdag en donderdag van 8.30 tot 12.30 uur

en van 13.30 tot 17 uur ;• woensdag en vrijdag van 8.30 tot 12.30 uur.

Ce troisième numéro est placé sous le signe de la rencontre

avec les anciens lauréats. Ces rencontres s’intensifient et don-

nent lieu à des échanges souvent chaleureux et toujours ami-

caux. Lauréats depuis un an ou lauréats depuis trente ans,

tous ceux qui ont collaboré à Vocatio l’ont fait avec le même

enthousiasme, avec le même désir de participer à une initia-

tive qui se veut ouverte et positive. Qu’ils en soient remerciés

car qui peut mieux parler, illustrer ou témoigner d’une voca-

tion que ceux qui la vivent jour après jour comme un choix de

vie. Par son action, la Fondation soutient des dynamiques et

des engagements personnels. L’objectif de Vocatio est de les

faire connaître dans un esprit de découverte et de partage. A

travers ces pages, vous découvrirez Berlin, Tokyo et Dakar vus

par les yeux de ceux qui y ont vécu, un moment ou quelques

années, et qui par leur réflexion, leurs rencontres, ont tenté

d’écouter et de comprendre une culture qui n’était pas la leur.

D’autres racontent l’implication et la curiosité sans cesse

renouvelées qui enrichissent l’exercice quotidien de leur métier.

Enfin, vous trouverez, comme à chaque numéro, les agendas et

nouvelles concernant d’anciens lauréats.

Cette année encore, une nouvelle promotion de lauréats vien-

dra s’ajouter aux précédentes. Les nouvelles candidatures sont

attendues pour la fin de ce mois de septembre ; alors, n’hési-

tez pas : c’est peut-être une nouvelle aventure qui commence…

Bonne lecture !

Edouard JakhianPrésident

Fondation Belge de la VocationPlace de l’Albertine 21000 BruxellesTél. 02 213 14 90 – Fax 02 213 14 95E-mail : [email protected] secrétariat est ouvert :• lundi, mardi et jeudi de 8h30 à 12h30 et de 13h30 à 17h ;• mercredi et vendredi de 8h30 à 12h30.

É D I T O R I A L

E D I T O R I A A L

É D I T O R I A L

E D I T O R I A A L

Page 3: Vocatio 3 - 2001

3

La Fondation a pour mission de permettre à de jeunes Belges,entre 18 et 30 ans, d’épanouir une vocation dont ils ont déjà

donné des preuves. Chaque année, elle octroie une quin-zaine de bourses de 10 000 ¤ ( soit environ 400 000 francs).Celles-ci sont attribuées quels que soient le niveaud’études, la formation ou la nature de la vocation descandidats (scientifique, artistique, sociale, technique…).L’objectif est non pas d’aider le candidat à entreprendre

des études ou une activité commerciale, mais de lui donnerles moyens de parfaire ou de mener à terme un projet.Le questionnaire de candidature est disponible sur notre siteinternet www.fondationvocation.be ou au secrétariat de laFondation. Il est à renvoyer pour le 30 septembre 2001 au plustard.

De Stichting biedt Belgische jongeren van 18 tot 30 jaar oudde kans om hun roeping te realiseren, voorzover ze al hebbenaangetoond dat ze die werkelijk hebben. Ieder jaar reiktde Belgische Stichting Roeping een vijftiental beurzen uitvan 10 000 ¤ (of ongeveer 400 000 BEF). Die beurzen gaannaar de laureaten, wat ook hun studieniveau, opleidingof aard van de roeping is. Alle domeinen komen in aan-merking: artistiek, sociaal, wetenschappelijk, ambach-telijk, technisch… De beurzen kunnen niet dienen om een stu-die of een commerciële activiteit op te starten.Het inschrijvingsformulier is beschikbaar op onze websitewww.stichtingroeping.be of u kunt het aanvragen op hetsecretariaat van de Stichting. De uiterste datum voor hetindienen van kandidaturen is 30 september 2001.

OPROEP VOOR KANDIDATURENAPPEL AUX CANDIDATURES

Sarah Vanagt, laureate van de promotie2001, filmde van 20 tot 27 augustus methaar ploeg op het Albertinaplein en opde Kunstberg. De film, een kortfilm methistorisch gehalte, wordt samengestelduit oud en nieuw beeldmateriaal. Hijgeeft door de ogen van de standbeel-

den een uitzicht op Brussel, op heden en verleden. Enkeleopnamen werden gedraaid in de burelen van de Stichting van-waaruit men een prachtige uitzicht op de Kunstberg geniet.

Du 20 au 27 août, Sarah Vanagt, lauréate de la promotion 2001,s’est installée avec son équipe sur la Place de l’Albertine et leMont des Arts pour une semaine de tournage. Le film, un courtmétrage à caractère historique, sera également composéd’images d’archives. L’idée est de donner, au travers du regarddes trois statues, des points de vue sur la ville, sur le présentet le passé. Quelques séquences ont été tournées dans lesbureaux de la Fondation qui offrent une vue magnifique sur lesite du Mont des Arts.

Research en concept / Concept et recherche : Sarah Vanagt Camera / Caméra : Lucas JodogneProductie / Production : Wild Heart ProductionsProductieleider / Responsable de production : Bavo BostoenMuziek / Musique : Géographique Art direction / Directeur artistique : Lieven BaesMontage / Montage : Emiliano Battista

TO U R N A G E

Page 4: Vocatio 3 - 2001

4

lijker geworden. Het vergde wel nog heel wat administratieverompslomp om een visum te verkrijgen. De tijd en de energiedie het daarenboven kostte om voorbij de grensposten tegeraken, maakte van een eenvoudig bezoek aan de anderekant van de stad een hele expeditie. Het Oost-Duitse cultu-rele leven was weliswaar rijk aan activiteiten, maar dat trokde op dat vlak verwende West-Berlijnse inwoners niet aan. Erwaren uiteraard nog heel wat familiebanden tussen Oost enWest, maar dat verhielp weinig aan de wederzijdse vervreem-ding. Er was nauwelijks belangstelling onder de West-Berlij-ners voor het leven in Oost-Berlijn. Indien men de houding vande West-Berlijnse bevolking ten opzichte van hun oosterburenin één woord zou willen samenvatten, dan zou het begrip‘onverschilligheid’ geschikt zijn.Er was maar één uitzondering: de literatuur. Oost-Duitsedichters en schrijvers werden graag gelezen. Daardoor vingmen toch een glimp op van het leven in het oosten. Daarbui-ten waren de culturele contacten toch maar mager.

De Oost-Duitse regering deed uiteraard geen moeite om decontacten tussen de beide delen van de natie te bevorderen.Dat was zeer duidelijk op wetenschappelijk vlak: er warengeen studentenuitwisselingen of andere intensieve vormenvan samenwerking tussen de universiteiten. Ideologischebeïnvloeding uit het Westen was uit den boze. De halsstarrigeweigering van West-Duitsland om de Duitse DemocratischeRepubliek (DDR) officieel als een volwaardige staat tebeschouwen, maakte het samenleven niet gemakkelijker. Deoverige West-Europese landen, zoals België, volgden eenandere politiek. Zij hadden de DDR als een tweede Duitsestaat erkend; België had er een cultureel akkoord mee. In het

In het begin van de jaren tachtig was Berlijn geen stad zoals deandere. Het westelijke deel van de stad was een enclave inhet oostelijke gedeelte van het land. Het isolement van destad in het verdeelde Duitsland beheerste het dagelijkseleven. De meeste inwoners kwamen zelden buiten de stads-grenzen. Men moest een tweehonderdtal kilometer afleggenom in West-Duitsland te geraken. Op zich geen grote afstand,maar als je er dan nog de uren bijtelde om door de Oost-Duit-se grensposten te geraken, was Berlijn behoorlijk ver van derest van de wereld.De West-Berlijners hadden zich goed aan hun isolement aan-gepast. Hun stad was zeker groot genoeg, met veel bossen enmeren. Eerder te vergelijken met de provincie Brabant (voor desplitsing) dan met Brussel. De West-Duitse regering deed alhet mogelijke om het stedelijke eiland zo aangenaam mogelijkte maken. Werknemers kregen een loontoeslag van ongeveertien percent. Tot begin jaren tachtig telde Berlijn nauwelijkswerkloosheid. Men had er de beste Duitse orkesten (de BerlinerPhilharmoniker van Herbert von Karajan) en theaters (deSchaubühne van Peter Stein). De gulle financiële steun die hetofficiële culturele gebeuren kreeg, kwam ook de off-scène tengoede. Berlijn telde talloze professionele en amateurgroepen,die de stad de naam gaven van culturele hoofdstad. In Berlijnverblijven gaf ook recht op vrijstelling van militaire dienst.Redenen genoeg dus om de stad uit te kiezen.

De inzet van de Duitse regering in Berlijn was politiek gemo-tiveerd. De stad moest leefbaar blijven. Dat betekende in deeerste plaats dat de bevolking niet mocht wegtrekken. Ooitmoest Berlijn weer de hoofdstad worden van een herenigdDuitsland. Dat was een politiek imperatief (de morele plichttot hereniging was zelfs ingeschreven in de grondwet). Deregering had bij Tiergarten een aantal pronkgebouwen zoalsde Philharmonie en de Staatsbibliotheek laten optrekken, vervan het centrum, aan de buitenrand van West-Berlijn, aan deMuur, maar in het centrum van wat ooit de herenigde stadmoest worden.De bevolking deelde die politieke belangstelling niet. Sindsde jaren zeventig was naar Oost-Berlijn reizen veel gemakke-

B E R L I N , 1982U N E V I L L E E N C L A V É E

Au début des années quatre-vingts, Berlin n’était pas une vil-le comme les autres. La partie ouest de la ville formait uneenclave au sein de la partie est du pays. Malgré la valse desdémarches administratives pour l’obtention d’un visa et leslongues attentes aux nombreux postes frontières, il était àl’époque devenu plus commode de se rendre à l’Est. Pourtantles habitants de Berlin-Ouest ne montraient guère d’intérêtpour leurs voisins et l’attitude générale adoptée face aux Ber-linois de l’Est pouvait se résumer en un seul mot : l’indifféren-ce. L’État est-allemand n’encourageait pas les échanges entreles deux parties de la nation, notamment sur le plan scienti-fique, domaine dans lequel les programmes d’échanges ou decollaboration interuniversitaires étaient tout simplementinexistants. Les autres pays européens, dont la Belgique,avaient par contre pu conclure des accords culturels avec l’É-tat est-allemand. C’est dans le cadre d’un tel accord que j’eusl’occasion d’étudier à Berlin-Est après avoir passé quatreannées d’études à Berlin-Ouest. J’entamais à cette époque undoctorat en philosophie sur la critique de Montesquieu parHegel. Comme Hegel bénéficiait de la même popularité parmi

B E R L I J N A N N O 1982E E N S T A D A A N D E F R O N T L I J N

Bruno Coppieters 1982

1985. Een blik over de Muur.

V E R H A A L

R É C I T

© B

. Cop

piet

ers

Page 5: Vocatio 3 - 2001

5

moest er rekening mee houden dat er steeds iemand was diedaarover bij de "bevoegde instanties" berichtte. Dat had door-gaans geen concrete gevolgen. De discussies waren hoogstabstract en hadden weinig uitstaans met concrete gebeurte-nissen. Men ging er wel van uit dat dergelijke verslagen de ver-dere carrière van de Oost-Duitse filosoof konden beïnvloeden.

kader van die samenwerking had ik in 1982 de mogelijkheidom na een viertal jaren studie in West-Berlijn naar Oost-Ber-lijn te trekken.Ik was toen net begonnen aan een doctoraat in de filosofie-geschiedenis aan de Freie Universität Berlin. Het ging overHegels beoordeling van Montesquieu. Hegel was zowel inOost- als in West-Duitsland populair. Het was dan ook geenprobleem om daarover aan de Oostduitse Humboldt Univer-sität te werken. Ik kreeg een promotor toegewezen, die daaral veel over gepubliceerd had. Hij stond ook bekend in aca-demische middens als politiek vrijdenker met linkse kritiek ophet regime. Vroeger had hij bij de Academie der Wetenschap-pen gewerkt, maar had met zijn publicaties en tussenkomstenmoeilijkheden ondervonden met de autoriteiten. Als 'straf'moest hij in het onderwijs. In Oost-Duitsland gold het onder-zoekswerk aan de Academie der Wetenschappen immers alsprestigieuzer dan het universitair onderwijs. Hij stak zijnopvattingen over het Oost-Duitse regime niet onder stoelen ofbanken. Klaarblijkelijk kon men zich wel kritisch opstellen,zolang men geen open oppositie voerde. Gesprekken metandere vorsers en studenten bevestigden dat. Er bestond wei-nig vrees voor kritische meningsuiting, maar ze reikte nietbuiten de privésfeer van vrienden en kennissen.Het onderwijs zelf aan de Humboldt Universität verliep heelanders dan in West-Duitsland: minder interactief en school-ser. Het kwam in zekere mate overeen met de manier van les-geven aan Belgische universiteiten, die toen in vergelijking methet Amerikaanse of het Duitse systeem een veel passieverehouding van de studenten vereiste. Het Oost-Duitse filosofie-onderwijs had toch wel zijn eigen specificiteiten. In seminariesover hedendaagse filosofie kon je wel je zeg doen, maar je

les philosophes à l’Est qu’à l’Ouest, je trouvai sans difficultésun promoteur de thèse, un professeur qui avait beaucoup publiésur le sujet. Connu comme un libre penseur dans les milieuxacadémiques, celui-ci critiquait fermement le régime en pla-ce. Ce genre d’attitude semblait toléré pour autant qu’il neparticipât pas à des activités dissidentes. Des discussionsmenées avec d’autres étudiants et chercheurs confirmèrentcette thèse : personne ne craignait de s’exprimer librement,mais la critique ne dépassait jamais le cercle privé des amis etdes connaissances. Avec le recul, ce qui m’a le plus frappé est le fait qu’à l’époquepersonne ne croyait au changement politique, même pas lesdissidents. La dissidence traduisait un choix moral plutôt qu’unchoix politique, un refus du système plutôt qu’une réelle ten-tative de changement. Pour tous, sans exception, l’idée mêmeque les choses pouvaient changer dans les années à venir tenaitde l’utopie.Berlin-Est était une ville grise. Non pas morose, car la vie cul-turelle riche et variée n’avait rien à envier à sa voisine occi-dentale, mais sans couleurs. Ici, pas de publicités criardes,pas de voitures de toutes les couleurs, pas de façades peintes.Cette ‘grisaille’ frappait particulièrement ceux qui se rendaientrégulièrement à Berlin-Ouest (les pensionnés et les privilégiésdu parti). Ils se plaignaient tous de la difficulté d’adaptation

à l’exubérance visuelle que dégageait la ville. J’ai moi-mêmevécu cet effet luna park au cours de mes allers et retours régu-liers. En vélo le trajet durait au maximum deux heures, maisquand j’arrivais chez mes amis ouest-allemands, j’avais l’im-pression de débarquer sur une autre planète ! Mes dernières impressions de l’ancien Berlin-Est datent denovembre 1989, le mois où le régime s’effondra. Les premièresmanifestations de masse eurent lieu au début du mois. Descentaines de personnes défilèrent dans les rues. Quelquesjours plus tard, après la chute du Mur, de nombreux habitantsde la partie est « passèrent » pour la première fois à l’Ouest.Mais ce ne fut pas la ruée. La révolution se faisait après lesheures de travail. Nombreux furent ceux qui ne tenaient pas àvisiter aussitôt l’ouest de la ville et qui continuèrent à vivre entoute quiétude, à l’exemple d’un de mes amis qui affirma que« ce n’était pas parce que la cage était ouverte qu’il fallait s’enéchapper comme une bête sauvage ».Bruno Coppieters (1956) est politologue et responsable duCentre de Sciences Politiques à la Vrije Universiteit Brussel(VUB). Il a été lauréat de la Fondation Belge de la Vocation en1982 afin de terminer sa thèse de doctorat en philosophie poli-tique à la Freie Universität Berlin.

November 1989. Betoging in Oost-Berlijn.

© B

. Cop

piet

ers

Page 6: Vocatio 3 - 2001

6

Daarenboven gaf de idee dat iemand mogelijk je meningnoteerde, uiteraard een specifieke sfeer aan de discussies.Wat mij achteraf beschouwd het meeste opviel, is dat nie-

mand in verandering geloofde, zelfs de dissidenten niet. Dis-sidentie was toen eerder een morele keuze dan een politieke,eerder weigeren mee te doen aan 'het systeem' dan een realis-tische poging om machtsverhoudingen te veranderen. Dissi-dentie was ook een uiterst marginaal gegeven. Pas enkelejaren later, met Gorbatsjov en de sovjetperestrojka, zou deoppositie een serieuze uitbreiding kennen. Mensen dachtenwel steeds zelfstandig, maar bleven met hun ideeën binnen-skamers. Illustratief voor het gebrek aan vertrouwen in eenbetere toekomst waren de vele gesprekken over reisplannen.Toerisme was alleen mogelijk in het Oostblok, en dan nog: hetopstandige Polen met Solidarnosc was grotendeels afgeslo-ten. Dromen over reizen naar het Westen kon wel, maar erwaren maar twee mogelijkheden: ofwel wachtte je tot je oudgenoeg was om met pensioen te gaan (65 voor mannen en 60voor vrouwen) en officiële toelating te krijgen om een kijkjeover de Muur te gaan nemen, ofwel besliste je om onmiddel-lijk een aanvraag in te dienen om het land te verlaten. Datwas inderdaad mogelijk: het duurde wel een aantal jaren voorde aanvraag werd goedgekeurd; ondertussen kon je je werkverliezen. Daarenboven moest je rekening houden met allemogelijke pesterijen en miserie, maar het kon. Voor wie nietste verliezen had, was het een mogelijke keuze, maar niet voorde anderen. Mensen met familie moesten er bij het indiendenvan zo'n aanvraag rekening mee houden dat hun kinderen alhun rechten zouden verliezen op een hogere opleiding. Demogelijkheid dat alles in de komende jaren zou veranderen,was zonder uitzondering voor iedereen echter illusoir.Oost-Berlijn kwam in de westerse media over als een kleurlo-ze stad. Dat beeld is zeker verkeerd, wat het culturele levenbetreft, dat zoals gezegd heel rijk was en de vergelijking metde meeste westerse steden goed kon doorstaan. Het beeldwas echter niet verkeerd, wat de industriële kleuren betreft.De veelheid aan kleuren die de westerse industrie kon produ-ceren, was buiten het bereik van het onderontwikkelde pro-ductieapparaat in Oost-Duitsland. De explosie van kleuren inhet Westen na de Tweede Wereldoorlog was aan het Oostenvoorbijgegaan. Mensen kloegen erover dat ze hun Trabantsmaar in een vijftal kleuren konden bestellen. Oost-Berlijn wasgrijs. Dat had merkwaardige gevolgen voor reizen van Oostnaar West. Wie de mogelijkheid had om naar het Westen tereizen (gepensioneerden en zogenaamde ‘reiskaders’) kloe-gen over de problemen die ze in de eerste dagen hadden omaan het bonte stadsbeeld in het Westen gewoon te worden. Ikhad hetzelfde probleem, toen ik om de zoveel maanden vooreen kort bezoek van Oost- naar West-Berlijn trok.. Ik kon snel

met de fiets over Checkpoint Charlie in het Westen geraken.Dat duurde nauwelijks een uur of twee, maar toen ik bij vrien-den in West-Berlijn aankwam, had ik wel het gevoel eenwereldreis te hebben gemaakt. Ik was de vele straatkleurenniet meer gewoon en hield er steeds een kater aan over.Mijn laatste ervaringen met het oude Oost-Duitsland daterenvan november 1989, de maand waarin het regime ten onderging. Ik werkte aan de VUB. Die had een samenwerkingsak-koord met de Humboldt Universität, die de mogelijkheid gafom in Oost-Berlijn onderzoek te doen. Begin november had inde stad de eerste massademonstratie plaats. Honderddui-zenden trokken door de straten. Opvallend was dat er geenenkele leuze weerklonk over de eenheid met West-Duitsland.Enkele dagen later viel de Muur. Vele duizenden gingen voorhet eerst naar West-Berlijn, maar de meesten bleven rustigdoorwerken. Kennissen en vrienden gingen ervan uit dat zeeen bezoek aan het Westen konden uitstellen. Een vriend for-muleerde het zo: het is niet omdat de bewakers de deur van dekooi openen, dat we ons als dieren moeten gedragen. Hij wil-de zelf beslissen wanneer hij naar West-Berlijn zou gaan.In die dagen bleef de sfeer zeer alledaags. De Oost-Duitserevolutie vond buiten de werkuren plaats. Pas bij mijn terug-keer in Brussel begreep ik dat die dagen een historische bete-kenis hadden. Dat besef kwam, toen ik thuis de televisie-beelden van de val van de Muur zag. Je zag een enthousiastemenigte op de Muur zitten, met hamertjes stukjes van de Muurkloppen en met Duitse vlaggen zwaaien. Ook West-Berlijnersvonden blijkbaar groot plezier in die theatrale gestes. Deonverschilligheid van de West-Berlijnse bevolking tegenoverde andere kant hield pas dan op.De nieuwe belangstelling van de West-Duitse bevolking voorOost-Duitsland vond ik uitermate vreemd, vooral onderwetenschappers. Voor 1989 hadden ze zeker geen buitenspo-rige interesse getoond voor het oosten van het land. Er warendan ook nauwelijks goede publicaties over de DDR. Dat ver-anderde in enkele weken tijd. Na 1989 was wetenschappelijkonderzoek over Oost-Duitsland razend populair. Plots warener onbeperkt geldmiddelen voorhanden. West-Duitse weten-schappers kregen ook een bevoorrechte positie in de concur-rentie om jobs aan de nieuwe universiteiten in Oost-Duits-land. Die kentering is zeker begrijpelijk, maar tochmerkwaardig. Het is alsof het Westen Oost-Duitsland pas wil-de leren begrijpen op het ogenblik dat het dat land volledigzou opslorpen.

Bruno Coppieters (1956) is politoloog en hoofd van de vak-groep Politieke Wetenschappen van de Vrije Universiteit Brus-sel (VUB). In 1982 was hij laureaat van de Belgische StichtingRoeping voor het afwerken van zijn doctoraatsthesis in depolitieke filosofie aan de Freie Universität Berlin.

November 1989. Betoging in Oost-Berlijn.

© B

. Cop

piet

ers

Page 7: Vocatio 3 - 2001

7

Etienne Duyckaerts (1956) is conservator van het museum vanLouvain-la-Neuve en verantwoordelijke van CORé, de inter-ventiecel voor het behoud van het openbare patrimonium inhet Waalse gewest. Hij werd laureaat van de Stichting in 1984voor zijn roeping als restaurateur van sculpturen in aarde-werk, in het bijzonder voor de behandeling van een Calvarie

bewaard in Chapelle-à-Wattines, een dorpje in destreek van Aat. De technische analyse van de beelden(assemblage, structuur, beschildering) heeft aange-toond dat dit ensemble niet het werk is van profes-sionele kunstenaars maar wel van handarbeiders diewerkten in de talrijke plaatselijke steenbakkerijen.Etienne Duyckaerts ijvert al jaren voor het behoud enhet beheer van dergelijke uitingen van volkskunst. Viade interventiecel CORé tracht hij plaatselijke instan-

ties zoals gemeentebesturen, kerkfabrieken of regionalemusea te sensibiliseren voor de waarde van het lokale patri-monium waarover zij waken. Door preventie en bewustmakinghoopt hij tot een herwaardering van de populaire kunst tekomen.

Etienne Duyckaerts (1956) est conservateur du musée de Lou-vain-la-Neuve et responsable de la cellule CORé, cellule d’in-tervention pour la conservation et la restauration du patri-moine public en Région wallonne. Il fut lauréat de la FondationBelge de la Vocation en 1984 pour ses projets de restaurationde sculptures en terre cuite.

Mon objectif en tant que conservateur de musée et restaura-teur consiste, notamment, à mettre en valeur - c’est-à-dire àétudier, à valoriser et à sauver - un patrimoine populaire peuconnu, donc souvent négligé. Tout d’abord parce que l’artpopulaire fait partie de notre patrimoine au même titre quel’art savant, ensuite parce qu’il s’agit d’une forme d’art spé-cifique qui réfère à un modèle prestigieux. Ces œuvres peuventse révéler de véritables chaînons manquants dans l’étude del’histoire d’une image, d’une iconographie ou d’un type dereprésentation.

La bourse de la Vocation obtenue en 1984 m’a permis d’effec-tuer le traitement d’un calvaire populaire en terre cuite poly-chrome provenant de Chapelle-à-Wattines et datant du débutdu XIXe siècle. J’effectuais alors mon service civil au musée deLouvain-la-Neuve, que je connaissais bien pour y avoir faitdes stages à l’atelier de restauration au cours de mes étudesd’histoire de l’art. J’avais consacré mon mémoire de licenceaux calvaires populaires en terre cuite de la région d’Ath etj’avais terminé le traitement du calvaire de Moustier, lié géo-graphiquement et chronologiquement au calvaire de Chapel-le-à-Wattines. Celui-ci se trouvait en dépôt au musée en atten-dant que soient débloqués les fonds qui permettraient sarestauration. Calvaires à multiples personnages, ordonnés endeux scènes superposées, l’une des deux scènes figurant laCrucifixion, l’autre la Mise au tombeau, tous deux émanentd’artisans qui n’étaient pas sculpteurs de profession. En effet,l’étude du système de construction des éléments sculptés amontré qu’ils avaient été réalisés par des artisans travaillanthabituellement dans des briqueteries de campagne ou desusines de pannes et de tuyaux, établies en nombre dans larégion à l’époque. Cela se traduit par une certaine fragilitéstructurelle au niveau de l’assemblage, réalisé avec du plâtre,ainsi que par des traitements décoratifs de surface et une poly-chromie richement contrastée dans l’habillage des person-nages. Tout le charme de l’art populaire réside dans cetteapproche technique spontanée, dénuée de tout académisme.

Il est intéressant de souligner que, de manière indirecte, leprojet récompensé par la Fondation a constitué le prélude àla création de la cellule CORé en 1986. En effet, du mouvementqui s’était installé autour de l’œuvre à restaurer et qui réunis-sait historiens de l’art, restaurateurs, conservateurs et res-ponsables locaux, a germé l’idée de créer ce service spéciali-sé dans la sauvegarde et la mise en valeur du patrimoinerégional. Cette cellule agit en étroite concertation avec lesresponsables de ce patrimoine : autorités communales,fabriques d’église, musées et autres associations ou personnesprivées soucieuses de préserver le patrimoine dont elles sont lesgarantes. Aujourd’hui, nous constatons que, petit à petit, l’artet la tradition populaire gagnent en reconnaissance, et surtout

que ceux qui en ont la charge met-tent en valeur leur patrimoine. Cetravail de sensibilisation et deconseil en matière de prévention,d’entretien et de conservationconstitue l’essentiel de notreaction.

É T I E N N E D U Y C K A E R T S

1 2

3 4

5

1,2,3 : Calvaire de Moustier4,5 : Calvaire de Chapelle-à-WattinesPhotos J.-P. Bougnet. Musée de Louvain-la-Neuve

P O R T R A I T

P O R T R E T

1984

Page 8: Vocatio 3 - 2001

8

maar zij praatte met mij alsof ik een volwassene was. Ze luis-terde aandachtig naar me en we voerden lange gesprekken.Het feit dat zij mij als persoon erkende, gaf mij een grootbesef van mijn mogelijkheden. Zij heeft iets wezenlijks in mijgeraakt. Dat gevoel van samenhorigheid, van verwantschapheb ik als actrice achteraf altijd willen terugvinden. Als dat eris, lijkt alles mogelijk.

Een symbiose?Zo kun je het noemen (lacht). Zij kon mij bezielen. Ik gooidemij op de poëzie en toen ik op zestienjarige leeftijd ook mettoneellessen mocht beginnen, scheen de wereld te klein voormijn vreugde. Ik deed mee aan allerlei voordrachtwedstrijdenen sloot aan bij een amateurskring.

Welk aspecten van het beroep spraken je dan zo enorm aan?

Acteren is samen met anderen een nieuwe realiteit samen-stellen, waar mensen naar kunnen kijken. Tonen hoe de dingenkunnen zijn of niet zijn. Mogelijkheden verzinnen, relatiesonderzoeken. Elementen laten samensmelten in een kunst-matige werkelijkheid, waarvan de ingrediënten uit de realiteitkomen. Het is je opdracht als acteur om de toeschouwers tebezielen, zodat ze hun eigen verhaal bij het spel betrekken. Jekunt je taak pas als volbracht beschouwen, als ze achterafkomen vertellen dat het verhaal hen gegrepen heeft, omdat zesituaties uit hun eigen leven herkend hebben. De relatie methet publiek in de zaal is altijd een rechtstreekse, fysieke envooral onvermijdelijke confrontatie. Op de scène hoor je elkekuch, elke beweging; je merkt zowel geïnteresseerde alsongeïnteresseerde blikken op. Daarom is acteren telkens eenavontuur. Steeds weer moet je die wisselwerking met hetpubliek laten plaatsvinden, steeds weer moet je van nulbeginnen. Telkens moet je hopen dat je zenuwen je geen par-ten zullen spelen, dat je de trac zult doorstaan. Nooit weet jevooraf wat het zal worden.

Sommige kunstenaars zeggen dat het creatieprocesvoor hen veel belangrijker is dan het afgewerkte product.

Ik begrijp wat ze bedoelen. Het is natuurlijk een hele opdrachtom elke avond door heel dat verhaal te gaan, soms zestigavonden na mekaar. Een toneelstuk is een geheel waaraan jelang en intens werkt en sleutelt om tot het juiste resultaat tekomen. Toch is elke voorstelling anders, want je bent anders,je voelt je anders, er zitten elke dag andere mensen. Opval-lend is ook dat de voorstellingen waarvan je dacht dat ze dezwaarste zouden zijn, achteraf de sterkste blijken. Zo’n din-gen weet je pas als je wat ouder bent. Soms denk je: "Van-avond heb ik niets te bieden." Tegelijk sta je volledig open,laat je de dingen gebeuren, want de mensen zijn er, ze ver-wachten iets van je. Eigenlijk wil je dan opkomen en zeggen:

En 1972, Francine Eggers obtenait une bourse de la Fondationpour sa vocation théâtrale. Elle avait alors 21 ans. Trente ansplus tard, on l’appelle Sien et elle est devenue une valeur sûredans le paysage théâtral et télévisuel flamand. De nombreuxprix ont ponctué sa carrière, notamment le Vlaamse Theater-prijs en 1992 et le prix néerlandais Colombina pour le meilleursecond rôle en 1999. L’année passée, elle a conquis le grandpublic par sa très forte présence dans la série télévisée humo-ristique In de Gloria (VRT). Parodie dramatique de la vie detous les jours, elle y incarnait des personnages d’une simpli-cité et d’une naiveté touchantes et risibles à la fois. Lors de notre rencontre, elle parle de son métier de comé-dienne avec passion. « Le théâtre c’est construire avec d’autrescomédiens une nouvelle réalité et l’offrir au public. Nous avonsune relation directe, physique avec les spectateurs qui nous per-met de sentir si oui ou non ils sont entraînés, charmés par notrejeu. La tâche ultime du comédien c’est de parvenir à amenerce public, qui change tous les jours, à se reconnaître dans l’his-toire qui se joue devant lui. C’est pourquoi chaque représen-tation est une nouvelle aventure, un nouveau défi qui nous estlancé. Malgré le trac ou la fatigue parfois, nous avons pourbut de faire passer le courant afin que la magie s’installe, pourque rien d’autre n’existe que cette histoire, ces relations quise nouent et se dénouent sur une scène de théâtre. »

Talrijke kijkers hebben vorig jaar genoten van Sien Eggers’acteerprestaties in de televisiereeks In de gloria. Spontaan,grappig, hartelijk; zo is ze ook achter de schermen. In eengesprek aan de koffietafel overlopen we haar veelzijdige car-rière als actrice in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS),Theater Victoria, de VRT-producties: Liegebeest; Meester, hijbegint weer; Buiten de zone… Vijfentwintig jaar al staat ze opde planken. Haar acteertalent is meermaals met prijzenbekroond, onder andere in 1992 met de Vlaamse Theaterprijsvan de Nacht van het Theater en in 1999 met de NederlandseColombinaprijs (prijs voor de beste vrouwelijke bijrol). Een vanhaar eerste onderscheidingen kreeg ze in 1972, toen ze als eer-stejaarsstudente toneel aan het conservatorium van Antwer-pen laureate werd van de Belgische Stichting Roeping.

Was acteren een kinderdroom?Zoals alle kinderen wilde ik piloot worden, of dokter of sport-man, maar het verlangen om het leven in al zijn facetten uit tebeelden of weer te geven, en de toeschouwers te confronterenmet bepaalde levenssituaties, zat al van toen ik klein was, inmij. Mijn passie voor toneel heeft zich langzaam ontwikkeldals gevolg van ontmoetingen en beïnvloedingen. Zo heeft mijnlerares dictie van het Conservatorium in Leuven een belangrij-ke rol gespeeld in mijn roeping. Ik was toen nog maar een kind,

I N T E R V I E W S I E N E G G E R S

I N T E R V I E W S I E N E G G E R S

A C T E R E N I S S A M E N M E T A N D E R E N E E N N I E U W E1972

Page 9: Vocatio 3 - 2001

9

enkele kleine, als marginaal beschouwde troepjes. Gelukkigvond ik snel werk bij het Brussels Kamertoneel (BKT) en ietslater, in 1978, bij de KVS.Ook daar ben ik uiteindelijk weggegaan, toen ik voelde dat ikalles had opgebruikt, dat ik te bieden had. Bij momenten werdhet mij daar zo zwaar, dat ik helemaal stijf van de stress in decoulissen stond. Dat vertrek heb ik lang, te lang uitgesteld. Iktemperde mijn impulsieve kant, in het besef dat weggaan tel-kens wanneer iets je niet aanstaat, ook geen oplossing is.Bovendien was ik bang voor de consequenties van mijn beslis-sing, bang om in een zwart gat te vallen. Ik was toen ook geenvijfentwintig meer, maar zesenveertig.

Is het nu anders voor jonge acteurs dan toen?Helemaal anders. Acteurs zijn mobieler, gaan van het enegezelschap naar het andere. De versnippering en de verschei-denheid zijn enorm. Dat is heel positief voor de evolutie vanhet theater. Er wordt veel geëxperimenteerd, gezocht naarnieuwe vormen. Jongeren krijgen veel meer mogelijkheden omzich te uiten, om hun weg te zoeken. Ik denk ook dat deacteurs beter worden opgeleid, niet alleen vanuit wat ze moe-ten kunnen, maar meer vanuit wie ze zijn, hoe ze denken. Ergaat veel meer aandacht naar hun eigenheid. Toen ik aan hetconservatorium studeerde, waren er enkele leerkrachten diedat ook al begrepen hadden, maar in het algemeen werd ervolgens strikte regels gedoceerd. Je uiterlijk was belangrijkerdan je innerlijk.

Welke uitdagingen wil je nog aangaan?Er moeten andere manieren van filmen en van toneelspelenbestaan. Die wil ik zeker nog meemaken, maar ik kijk niet uitnaar bepaalde rollen, als je dat bedoelt. Je kunt de grootste,de mooiste rol krijgen en er niets aan hebben, omdat desamenwerking met de andere acteurs niet vlot. Of je dan dui-zend of tien zinnen hebt, je bent even ongelukkig, dat weet ikuit ervaring. In dat opzicht kan ik stellen dat ik als actriceheel veel geluk heb gehad. Ik heb in mijn beroep heel waarde-volle mensen ontmoet. Die ontmoetingen hebben mijn carriè-re kleur gegeven.

Interview : Séverine Windels.

"Dames en heren, sorry, vanavond ben ik niet instaat." Dat bedoelen acteurs die zeggen dat het hensoms zwaar valt om te spelen. Ze bedoelen niet dat zeonmenselijke inspanningen moeten leveren of hetonderste uit de kan moeten halen, want zo zit theaternu eenmaal niet in mekaar, maar wel dat ze nooitvooraf weten of die band met het publiek wel totstand zal komen. Zoals ik al zei: het is vaak omdat jedie keer dat je moe was, een zin anders hebt uitge-sproken, dat de hele voorstelling plots een nieuwgezicht kreeg.

Speelt de regisseur een belangrijke rol?Ja. Het succes van een stuk steunt op zijn gave om het besteuit de acteurs te halen. In dat opzicht heb ik in mijn vijfen-twintigjarige carrière al veel bijzondere momenten meege-maakt, momenten van intens aanvoelen van een persoon. Eengoede regisseur is iemand met wie je op dezelfde golflengtekunt komen, die veel aandacht heeft voor je verbeeldingswe-reld, letterlijk de beelden waarin je leeft, die je begrijpt en jezonder dwang meevoert naar zijn wereld. Een goede regisseurkan je, zonder dat je het zelf beseft, dingen laten doen die jenooit eerder hebt gedaan. Als het moeizaam gaat en je alsacteur moet horen: "Het is niet goed" of "Probeer het nogeens", dan zit het fout. Niet alleen maakt dat je onzeker, maarin zo'n situatie kan sowieso niets vruchtbaars tot standkomen. Als een regisseur allerlei kunstjes van je verwacht,verslapt je aandacht en verliest het moment zijn intensiteit.Een regisseur die aanvoelt hoe je bent, brengt je precies waarje mogelijkheden natuurlijk opbloeien. Dan wordt acteren zoeenvoudig. Voor mij is acteren absoluut geen technische aan-gelegenheid. Het is iets wezenlijks in de mens, zuiver gevoels-matig.

Welke momenten zijn beslissend geweest voor je carrière?

Een jaar na het behalen van mijn diploma werkte ik in vast ver-band bij het Mechels Miniatuurtheater en ik ben daar wegge-gaan. Het lag zeker niet aan dat theater zelf, maar ik voelde meer niet thuis. Niemand kon dat begrijpen. Ze zeiden: "Je benteen doodgeboren kind. Niemand kent je. Wij bieden je een vastcontract aan, goede rollen voor het komende jaar, en je gaatweg." Het was een vreselijk moment. Ik vroeg me voortdurend afof ik de juiste keuze maakte. Mijn vertrek was impulsief, wantik wist absoluut niet wat er met mij ging gebeuren, maar nietonredelijk, want innerlijk kon ik me niet verbinden met demanier waarop ze daar met toneel omgingen.Intuïtief voelde ik: toneel is iets anders. Ik was vijfentwintig,ik was rebels. Het leek zelfmoord om zo jong als freelancer tebeginnen. In die periode zag het theaterlandschap er ookhelemaal anders uit dan nu: drie grote gezelschappen beheer-sten de hele toneelwereld; daarbuiten bestonden er slechts

R E A L I T E I T S A M E N S T E L L E N

© S

. Win

dels

Page 10: Vocatio 3 - 2001

10

des abonnés, c'est le géant des quotidiens du monde entier.Un mois plus tard, à Dakar, à 14.000 km de la capitale japonaise,trois journalistes rédigent à la main leurs articles sous un néontremblant, pendant qu'un collègue recopie ceux-ci sur le seulordinateur disponible, une véritable pièce de musée. Noussommes dans les bureaux du Walfadjri, un quotidien nationaltrès respecté, fondé en 1993. Avec trente journalistes, deuxgraphistes, un photographe et un rédacteur en chef, le Walfadjriparticipe à l'émergence d'une activité presque inconnue enAfrique: le journalisme indépendant.La liberté de presse en Afrique, comme dans beaucoup de paysen voie de développement, est rare. Peu de journaux sont réel-lement indépendants, même s'ils prétendent le contraire. Etceux qui le sont, subissent la pression, les menaces ou toutsimplement une interdiction de publication de la part du régi-me politique au pouvoir. Cela dit, il serait incongru de comparerle Walfadjri et l'Asahi Shimbun strictement sur base de leurschoix éditoriaux ou de leurs tendances politiques. L'encadre-ment des journalistes, très différent à Tokyo et Dakar, joue unrôle autrement plus important.

"Vous avez carte blanche! Demandez-moi ce que vous voulez,nous ferons notre possible pour vous satisfaire". C'est en cestermes que Chiaki Asano, chef du département des relationsexternes du bureau du PDG, m'ouvre ainsi les portes d'un desplus importants journaux du monde et l'un des plus respectésdu Japon, l'Asahi Shimbun.Avec 12 millions d'exemplaires vendus quotidiennement, 5 éditions du matin et 3 éditions du soir, l'Asahi Shimbunemploie 2800 journalistes dans son quartier général de Tokyo,ses 4 bureaux régionaux, ses 300 antennes locales et ses 29bureaux étrangers. Fondé en 1879, il fut anéanti par le grandtremblement de terre qui dévasta Tokyo en 1923. Depuis lors,le journal n'a cessé de grandir, atteignant une diffusion d'unmillion d'exemplaires en 1924 et de 5 millions en 1968. En 1976,le quotidien arrache son plus grand scoop en révélant les détailsembarrassants de l'affaire de corruption Lockheed et en for-çant le Premier ministre à démissionner. En 1988, l'Asahi Shim-bun est le premier médium japonais à annoncer que l'empereurdu Japon est condamné par la maladie. Aujourd'hui, avec unediffusion de 12 millions d'exemplaires, dont 99% destinés à

R E L A T I V E VA L U E S

1

2

R E P O R T A G E

R E P O R T A G E

Photos et textes © Karim Ben Khelifa

Page 11: Vocatio 3 - 2001

11

Dans les minuscules bureaux du Walfadjri à Dakar, seules troislignes de téléphone sont disponibles : une pour les appels sor-tants, une pour les appels entrants et une pour Internet. Lorsqueles journalistes veulent consulter la presse étrangère, ils des-cendent au marché de Tilenne, où les journaux distribués gra-tuitement aux passagers des vols internationaux sont reven-dus pour 10 fb pièce. Avec la radio et la télévision, c'est l'uniquesource d'information extérieure.Contraste total à Tokyo, où c'est l'ordre, la hiérarchie et un

incroyable arsenal logistique qui permet aux journalistes decouvrir leurs sujets et, plus important, d'être là les premiers.Lorsqu'un journaliste part en reportage et qu'il a reçu l'autori-sation écrite de son chef de service, il n'a plus qu'à se rendre ausous-sol où l'attend une armée de 135 limousines et chauffeurségalement prévenus par leur responsable. Pour les sujets depremière importance, il peut aussi se rendre sur le toit de l'im-meuble et embarquer à bord d'un des 5 hélicoptères apparte-nant au quotidien, ou prendre une limousine vers l'aéroport dela ville où l'attend un des 2 jets privés de l'Asahi Shimbun.L'Asahi Shimbun prend aussi à sa charge les quelconques

Le journal Asahi ShimbunQuotidien national depuis 1935Diffusion : 12 millions / jour99 % d'abonnés7 500 employés2 800 journalistes130 photographes135 limousines et chauffeurs38 gardes de sécurité2 avions jet5 hélicoptèresSite Internet : 3 000 000 de visites / jourSalaire annuel moyen d’un journaliste : 120 000 $1Le bâtiment appelé "Annex" dans le complexe deTokyo. Le quotidien Asahi Shimbun possède 4rédactions centrales, 300 bureaux locaux partout au Japon et 29 bureaux de correspondance dans le monde.2L'entrée principale du complexe du quotidien AsahiShimbun à Tokyo . Des journalistes et des employéssont salués par des gardes de la sécurité.

Le journal WalfadjriQuotidien national depuis 1993Diffusion : 12 000 / jourO % d’abonnés30 journalistes2 metteurs en pageun photographeun correcteurun garde de sécuritéun mini-busune voitureSite Internet : 200 visites / jourSalaire annuel moyen d’ un journaliste : 2 350 $3Entrée principale du bureau de Walfadjri à Dakar. Le journal n'a aucun bureau régional, les 5correspondants des villes principales envoient leursarticles par fax.

4Dans la rue, en face du journal, l'unique garde desécurité accueille les journalistes arrivant à larédaction.

3

4

K A R I M B E N K H E L I F A2000

Page 12: Vocatio 3 - 2001

12

souhaits de son personnel et anticipe au maximum ses pertes deproductivité. Le complexe de Tokyo offre tellement de servicesqu'il est devenu inutile de quitter le bâtiment :190 lits capsules,deux bains traditionnels japonais, plusieurs restaurants, une sal-le d'aérobic et de musculation, un service de massage, un petithôpital, un cabinet de dentisterie, un salon de coiffure, une agen-ce de voyage, un service de livraison, et une centaine de distri-buteurs automatiques de cigarettes, de boissons, de snacks...A Dakar, devant les bureaux du Walfadjri, une grosse femme nousinvite dans son restaurant, une simple pièce blanchie avec unpanneau Coca-Cola pour seule décoration. Le restaurant, exclu-sivement loué par le journal, est réservé au personnel de celui-cipour pouvoir déjeuner sans perdre trop de temps. Les plats deviande de Yassa et les Thieboudienes, offerts par Walfadjri, sontdégustés dans d'immenses plats communs en aluminium, le théfinal restant à la charge de l'employé.Le restaurant est le seul service externe organisé par le Wal-fadjri. Il est symbolique de la manière dont les journalistes, icicomme ailleurs en Afrique, doivent se battre pour valoriser leurprofession.

Hoe functioneert de geschreven pers? Waar komt de informa-tie vandaan en voor wie is ze bestemd? Welke evolutie zullende media in het volgende millennium doormaken? Om de wer-king van de pers op relevante wijze te kunnen bevragen, moetje haar doelstellingen en haar middelen kennen en begrijpen,en weten welke sferen er invloed op uitoefenen. Kortom, jemoet achterhalen waar de macht ligt.Door een parallel te trekken tussen de hoogtechnologischewerkomstandigheden van de journalisten van de grootsteJapanse krant enerzijds en de dagelijkse plantrekkerij van hunAfrikaanse collega's in Dakar anderzijds wilde Karim Ben Khe-lifa een antwoord vinden op die vragen. Hij wilde een verbandleggen tussen twee extremen, het verhaal vertellen van tweeverschillende werelden. De reportage Relative Values ver-scheen in december 2000 in De Standaard Magazine; in sep-tember 2001 wordt ze geprojecteerd op het festival Visa pourl’Image in Perpignan (FR). Karim Ben Khelifa was laureaat vande Stichting in 2000. Sindsdien heeft hij reportages gemaaktin onder meer Israël, Macedonië en Irak. Een reis naar Brazi-lië is gepland voor februari 2002.

Le journal Walfadjri1La salle de rédaction du quotidien.4Doudou Diop Sall est le seul photographe employé àla rédaction. Il travaille 6 jours par semaine et reçoit120 $ de frais et 30 pellicules photo par mois. Sonmatériel consiste en un boîtier Minolta, une optiquezoom et sa mobylette. Il couvre 3 à 4 sujets par jour.

Le journal Asahi Shimbun2Les "Onegaï" («s'il vous plait» en japonais) sont lescoureurs livreurs de la rédaction centrale de l'AsahiShimbun à Tokyo. Ils sont à la disposition desjournalistes et des metteurs en page. Lorsque lesemployés prononcent "Onegaï", ils arrivent encourant pour réaliser des photocopies, porter desmémos ainsi que livrer les boissons et lescigarettes,... Le journal Asahi Shimbun emploie 20"Onegaï" à plein temps.3Un des 5 hélicoptères du journal Asahi Shimbun mis àla disposition des journalistes et photographes pourcouvrir l'actualité au Japon. Au total, l'AsahiShimbun emploie 130 photographes dont 80 sontbasés à la rédaction de Tokyo.

1

2

Page 13: Vocatio 3 - 2001

13

3

4

Page 14: Vocatio 3 - 2001

14

M U S I Q U EM U Z I E K

Soprano/SopraanSophie Karthaüser Orchestre Philharmonique de Liège

6/10 15.00/Antwerpen, KoninginElisabethzaal Info: 0900 00311

Harpe/HarpSophie HallynckKoninklijk Filharmonisch Orkest vanVlaanderen

18/11 11.00/Berchem, Zaal 7 Debussy / Mallarmé / MoureyInfo : 0800 21036

Violoncelle/CelloMarie Hallynck

15/9 20.00/Église de Vieux-GenappesDuo avec Jean-Claude VendenEynden (piano)Info: 010 61 60 15

Violon/VioolHendrik IdeBrussels International YouthOrchestra

16/10 20.00/Brussel, Paleis voor Schone KunstenCarmina Burana, Carl OrffVioolconcerto in g op.26, Max BruchInfo: 02 507 82 00

Orchestre National de Belgique 1/12 20.00/Charleroi,

Palais des Beaux-Arts Roussel /Vieuxtemps / SchubertInfo : 071 31 12 12

Sophie et MarieHallynckConcert de midi avec le trio RonaldVan Spaendonck

9/10 12.20/Charleroi, Palais des Beaux-Arts Bruck / LysightInfo : 071 31 12 12

piano/pianoJan Michiels Orchestre Philharmonique de Liège

11/10 20.00/Brussel, Paleis voor Schone KunstenGrieg

A G E N D AA G E N D A

NEWSNEWSCécile Henry est nominée pour letitre de " Meilleure actrice " pour lasaison 2000-2001 pour soninterprétation dans Elektra mise enscène de Julien Roy. Choix opéré parla presse culturelle francophone.Résultat en octobre 2001.

P H O T O G R A P H I EF O T O G R A F I E

Karim Ben Khelifa exposedans le cadre de la Biennale de laPhotographie Africaine de Bamakoau Mali en Octobre 2001.

C O U R T M E T R A G E SK O R T F I L M S

Pieter De Buysser schreef hetscenario van de kortfilms “De Dans”en “De Intrede”. De opnamen van“De dans” vonden plaats van 1 tot 6augustus 2001 in Sicilië (regie:Pieter De Buysser, camera: RubenImpens, tweede camera, geluid enassistentie: Anouk De Clercq ,spel:Lise Solar en Alice Chauchat.).De kortfilm "De Intrede" wordtgedraaid in de tweede helft vanseptember (regie: Pieter De Buysser,camera: Ruben Impens, spel:Benjamin Verdonck, Lise Solar, WillyThomas, Guy Dermul, Margijn Bosch,Robby Cleiren, Bruno Van denBroucke, ...).

Prometheus ensemble5/10 20.00/Sint Niklaas, Salons

Mozart / Schönberg / Strauss12/10 20.30/Halle, Stadhuis

Mozart / Schönberg / Strauss13/10 20.00/Op-Brakel,

Sint-MartinuskerkBrahms / Zimmermann

11/11 11.00/Genk, Cultureel CentrumBrahms / Zimmermann

Vlaams Radio Orkest26/10 20.00/Gent, Bijloke

Bartók

S I T E I N T E R N E TW E B S I T E

Vivian Kralartiste-peintrevkral.multimania.com

V I D É OV I D E O

Anouk De Clercq«Stockhausen»

6/10 20.00/ «Muziek in Beeld»-festival inCinema Nova (Brussel) org. Festivalvan Vlaanderen, Argos en QO-2Info: 02 229 00 03 (Argos)«Whoosh»

12/10 20.30/«Rammatutti» Monty(Antwerpen)Info : 03 238 64 97 (Monty)

«The History of Photography inSound»

13/10 13.30-17.00-19.30/«Transit/Leuven New Music Festival»(Leuven) org. door Festival vanVlaanderen Vlaams-BrabantInfo: 016 20 05 40 (Festival vanVlaanderen)

Notre agenda est consacré aux activités d’anciens lauréats.Onze agenda spitst zich toe op deactiviteiten van oud-laureaten.

Whoosh©Anouk De Clercq

Page 15: Vocatio 3 - 2001

15

E X P O S I T I O NT E N T O O N S T E L L I N G

Gabriel Belgeonne «noir d’encre» (estampes1959-2001)Du 17 novembre 2001 à la mi-mars 2002 au Musée de laCohue, 56019 Vannes (France).Van 17 november tot halfmaart 2002 in het Musée de laCohue, 56019 Vannes(Frankrijk).

Gabriel Belgeonne est membre du Jury Arts Plastiques de laFondation depuis 1999.Gabriel Belgeonne is lid van de Jury Plastische Kunsten van deStichting sinds 1999.

AD VALVASAD VALVAS

A N O B L I S S E M E N T A D E L L I J K E T I T E L

A l’occasion de la fête nationale, il a plu à Sa Majesté le RoiAlbert II d’accorder la faveur nobiliaire à M.Jacques Leduc avecle titre de Chevalier. Jacques Leduc est compositeur, recteur dela Chapelle musicale Reine Elisabeth depuis 1976, présidentde l’Association belge des auteurs, compositeurs et éditeurs(Sabam) ainsi que de l’Association des compositeurs belges,et membre du Conseil d’Administration de la Fondation Bern-heim. Ayant rejoint la Fondation Belge de la Vocation en 1977,il en est aujourd’hui vice-président ainsi que vice-président dujury.Notre Fondation adresse au Chevalier Leduc ses vives et ami-cales félicitations.

Ter gelegenheid van de nationale feestdag heeft het ZijneMajesteit Koning Albert II behaagd de adellijke gunst te ver-lenen aan de heer Jacques Leduc met de titel van Ridder. Jac-ques Leduc is componist, rector van de Muziekkapel KoninginElisabeth sind 1976, voorzitter van de Belgische Verenigingvoor auteurs, componisten en uitgevers (Sabam) en van deVereniging van Belgische Componisten, en lid van de Bestuurs-

raad van de Stichting Bernheim. Hij is ondervoorzitter van deBelgische Stichting Roeping en ondervoorzitter van de jury.Onze Stichting wenst Ridder Leduc van harte proficiat.

P U B L I C A T I O N P U B L I C A T I E

Gabriel BelgeonnePublication du catalogue raisonné de l’œuvre de Gabriel Bel-geonne, texte de Pascal Bonafoux, Philippe Roberts Jones etRené Léonard aux Editions Tandem, 42 Place d’Hymié, 6280Gerpinnes. 80 exemplaires sont accompagnés d’une gravurespécialement réalisée à cette occasion.Publicatie van de overzichtscatalogus van het werk vanGabriel Belgeonne, tekst van Pascal Bonafoux, PhilippeRoberts Jones en René Léonard aux Editions Tandem, 42 Placed’Hymié, 6280 Gerpinnes.80 exemplaren zijn voorzien van eenvoor deze gelegenheid gedrukte ets.

De gauche à droite / Van links naar rechts : Baron de Posch, Baron Sion, Chevalier Leduc.

© D.Moulaert, 1992.

Août (4), aquarelle, 1999.

C O M I T É E X É C U T I FU I T V O E R E N D C O M I T É

Président d’honneur | ErevoorzitterClaude WielemansPrésident - VoorzitterEdouard Jakhian

Vice-présidents | OndervoorzittersChevalier EversBaronne VaxelaireBaron de PoschChevalier Leduc

Trésorier | PenningmeesterEdouard De Ruydts

Membre | LidJacques Dopchie

Page 16: Vocatio 3 - 2001

16

PHOTOGRAPHIE DE COUVERTURE | COVERFOTO

© Karim Ben Khelifa, California street, San Francisco.

GRAPHISME | VORMGEVING

Marie-Hélène Grégoire.

R É D A C T I O N | R E D A C T I E

Séverine Windels.

R E L E C T U R E | H E R L E Z I N G

Nadine Wampach, Jan H. Verbanck.

ÉDITEUR RESPONSABLE | VERANTWOORDELIJKE UITGEVER

Edouard Jakhian, Albertinaplein 2 place de l’Albertine, Bruxelles1000 Brussel.

F O N D A T I O N B E L G E D E L A V O C A T I O NSous le haut patronage de Sa Majesté la Reine Fabiola

B E L G I S C H E S T I C H T I N G R O E P I N GOnder de hoge bescherming van Hare Majesteit Koningin Fabiola