84
Professionele bachelorproef Wat is het effect van naschools wiskundig geïntegreerde bewegingslessen op de leerprestaties van de leerlingen in een tweede leerjaar? Academiejaar: 2017-2018 Groep: 3ON OW Student: Yorick Vermeulen Promotor: Nina Sychold

Professionele bachelorproef · 2018-06-06 · mijn beeldmateriaal laten zien met bijhorende uitleg. ... 4. Nood uit het werkveld 7 5. Literatuurstudie 9 5.1 Niveau wiskunde Vlaamse

  • Upload
    others

  • View
    6

  • Download
    1

Embed Size (px)

Citation preview

Professionele bachelorproef

Wat is het effect van naschools wiskundig geïntegreerde bewegingslessen

op de leerprestaties van de leerlingen in een tweede leerjaar?

Academiejaar: 2017-2018

Groep: 3ON OW

Student: Yorick Vermeulen

Promotor: Nina Sychold

3

1. Voorwoord Om deze bachelorproef te kunnen verwezenlijken en tot een goed einde te brengen, wil ik graag enkele belangrijke personen bedanken. Als eerste zou ik mijn ouders willen bedanken. Zij zijn er altijd geweest voor mij als het even moeilijk verliep en zij hebben mij gedurende heel de opleiding gesteund. Bij het opstarten en uitvoeren van mijn bachelorproef speelde zij een belangrijke rol als luisterend oor. Het was niet evident om zelfstandig een eigen project op te starten. Daarom was het voor mij belangrijk dat ik mijn ideeën steeds kon delen met iemand, in eerste instantie mijn ouders. Ook tijdens het uitvoerende deel vroegen ze steeds hoe het verliep en kon ik met fierheid mijn beeldmateriaal laten zien met bijhorende uitleg. Daarnaast zou ik graag mijn begeleidende lector willen bedanken, Nina Sychold. Zij heeft mij heel goed begeleid bij de aspecten waarbij ik even vast zat, bijvoorbeeld: het correct formuleren van de onderzoeksvraag, voorbeelden van bronnen over bewegingsintegratie, het geven van tips, … Ik kon steeds terecht bij haar met al mijn vragen. Tenslotte zou ik graag de directeur (Peter Wintraecken) en mijn mentoren (Pascale Dene, Ilse Vandeuren en Kristin Ceulemans) van de basisschool ‘Het Vliegertje’ een woord van dank willen bieden. Dankzij de directeur had ik na de schooluren de turnzaal ter beschikking om mijn project te kunnen uitvoeren. Mijn mentoren waren een fantastische steun en begeleiding tijdens mijn stageperiodes op deze school. Dankzij de tips die ik van hen heb gekregen, heb ik kunnen sleutelen aan mijn werkpunten om zo te kunnen groeien als leerkracht.

4

2. Abstract De onderzoeksvraag van mijn bachelorproef luidt als volgt: ‘wat is het effect van naschools wiskundig geïntegreerde bewegingslessen op de leerprestaties van de leerlingen in een tweede leerjaar?’ Het hoofddoel van dit onderzoek is het rekenen (de tafels in dit geval) naar een hoger niveau te tillen aan de hand van bewegingsintegratie in naschoolse bewegingslessen. Ik heb zelfstandig een project genaamd “Move and Mathics” opgestart waarbij het rekenen geïntegreerd wordt in het bewegen. De opstart, de uitvoering en de resultaten van dit project worden uitgebreid besproken in deze bachelorproef. Dit eindwerk bestaat uit een theoretisch en een praktisch deel. Het theoretisch deel bevat: - De nood uit het werkveld. - Een literatuurstudie over de bewegingsactiviteit en het niveau van rekenen bij kinderen in Vlaanderen en België. - Plan van aanpak. Het praktisch deel bevat: - Plan van aanpak: opstart, uitwerking, uitvoering en besluit van het project, - Activiteitenbundel “Move and Mathics”. - Beeldmateriaal

5

Inhoudsopgave

1. Voorwoord 3

2. Abstract 4

3. Inleiding 6

4. Nood uit het werkveld 7

5. Literatuurstudie 9

5.1 Niveau wiskunde Vlaamse kinderen 9

5.2 Het belang van wiskunde 11

5.3 Bewegingsactiviteit van Belgische kinderen 13

5.4 Het belang van beweging 15

5.5 Bewegend leren 17

5.6 De bewegingsdriehoek 18

6. Plan van aanpak 20

6.1 Move and Mathics 20

6.2 Activiteiten 21

6.3 Deelnemen aan het project 22

6.4 Verslaggeving 25

6.5 Evaluatie 29

6.6 Resultaten en besluit 31

8. Beeldmateriaal 62

9. Bronnenlijst 83

9.1 Internetbronnen 83

9.2 Literatuur 84

6

3. Inleiding

Uit deze twee bovenstaande artikelen blijkt dat de Belgische kinderen veel te weinig aan beweging doen en dat het niveau van wiskunde een dalende lijn vertoont. Dit zijn twee aspecten die zeer noodzakelijk zijn voor de toekomst van een kind. Ik ben zelf gepassioneerd door sport/beweging en één van mijn favoriete vakken in mijn schoolcarrière is altijd wiskunde geweest. Het leek mij dus een uitdaging om deze twee problematieken aan te pakken in mijn toekomstige loopbaan als leerkracht. Het uitwerken van dit eindwerk leek mij een ideale leerschool om uit te zoeken op welke manier ik hier in een handje kan helpen. In dit eindwerk zal ik onderzoeken wat het effect is van naschools wiskundig geïntegreerde bewegingslessen op de leerprestaties van de leerlingen in een tweede leerjaar. In functie van volgend schooljaar zou ik graag op zelfstandige basis een naschools project leiden waar kinderen tot beweging komen geïntegreerd met de relevante leerinhouden van wiskunde. Voor mijn bachelor proef heb ik een project opgericht en uitgewerkt. Dit project zou ik volgend jaar heel graag verderzetten op de school waar ik aan de slag zal gaan als leerkracht. Mijn project heeft natuurlijk een naam nodig om de aandacht te trekken van leerlingen en ouders om deel te nemen aan het project. De naam die ik heb gekozen voor mijn project is ‘Move and Mathics’ letterlijk vertaald als ‘Beweeg en Wiskunde’. In dit project staat het samenbrengen van beweging en wiskunde centraal. Om het project zo professioneel mogelijk te maken, heb ik zelf ook een logo ontworpen:

“Als uw kind iedere dag een uur lang springt, klimt of loopt, dan is het een uitzondering. Uit resultaten van een internationale studie blijkt dat het heel erg gesteld is met de

lichaamsbeweging van de Belgische kinderen. (Van Den Broek, A. 2016)”

“Sinds 2003 daalt in Vlaanderen de score voor wiskunde systematisch. In 2003 scoorden de Vlaamse jongeren 553 punten. Er wordt dus een daling van 32 punten vastgesteld op 12 jaar

tijd. Hiermee is Vlaanderen de op twee na grootste daler. Enkel Finland heeft een grotere daling van 33 punten. (Evenepoel, K. 2016)”

7

4. Nood uit het werkveld

Beweging: Uit bovenstaande cijfers blijkt dat er zich een probleem stelt bij de bewegingsactiviteit van de kinderen in België. Er is dus duidelijk nood aan kinderen meer te laten bewegen of worden aangezet om tot beweging te komen. In mijn stageklas (21 leerlingen) waar ik mijn onderzoek heb uitgevoerd, was het opvallend dat meer dan de helft van de leerlingen niet aan sport doet na de schooluren. Er worden slechts twee lesuren besteed aan turnen tijdens een schoolweek. De meeste leerlingen komen dus niet aan voldoende beweging gedurende een dag. Wiskunde: Voorgaand op mijn stage heb ik enkele toetsen geanalyseerd om te controleren op welk onderdeel van wiskunde de leerlingen een lage score behaalden. Na overleg met mijn mentor bleek dat de beheersing van ‘de tafels’ opmerkelijk laag lag bij deze klasgroep. In de naschoolse lessen zal ik de focus dus leggen op het automatiseren van de tafels. Besluit: In dit project heb ik getracht om ‘beweging en wiskunde’ hand in hand te laten gaan. Het doel van dit project was om ‘de tafels’ zo optimaal mogelijk te automatiseren en de kinderen aan te zetten tot bewegen. Het project heeft een positieve invloed gehad op de leerprestaties van de kinderen. Resultaten toonden dit aan (verder in het eindwerk).

“Als een kind minder dan één uur per dag beweegt, spreekt men van bewegingsarmoede. In Vlaanderen stelt men vast dat meer dan de helft van de zes- tot negenjarige niet aan dat

uur beweging komt per dag.

De situatie in cijfers van de kinderen in België:

De tijd dat kinderen per dag stilzitten (gemiddeld):

3 tot 9 jaar: 6 uur 27 min 10 tot 17 jaar: 8 uur 44 min

Aantal kinderen met overgewicht:

jonger dan 10 jaar: 1 op 7

10 tot 17 jaar: 1 op 5

Kinderen die dagelijks matig tot intensief actief bewegen (minstens 60 minuten):

6 tot 9 jaar: 48% 10 tot 17 jaar: 29% (Joosten, F 2016)”

8

9

5. Literatuurstudie

5.1 Niveau wiskunde Vlaamse kinderen

“De Vlaamse leerlingen zijn de Europese top in wiskunde: Uit driejaarlijkse studie PISA*-studie blijkt dat de Vlaamse leerlingen de Europese top zijn in wiskunde. Deze studie werd uitgevoerd in opdracht van OESO*. De score van de Vlaamse jongeren ligt hoger dan het gemiddelde van alle jongeren uit de OESO-landen.17 procent van de Vlaamse jongeren scoort echter wel onder het niveau. De PISA-studie is een driejaarlijkse internationale studie. Deze studie test de wiskundige en wetenschappelijke geletterdheid en de leesvaardigheid van 15-jarigen in de geïndustrialiseerde landen. In 2015 waren er 72 deelnemers: 35 OESO-landen en 37 niet OESO-landen. De Vlaamse jongeren zijn de absolute top van Europa wat betreft wiskunde. Vlaanderen staat achtste met 521 punten. Het OESO-gemiddelde staat op 490 punten. Enkel Zwitserland en Estland presteren op hetzelfde niveau. Onze Duitstalige gemeenschap behaalde 502 punten en onze Franse gemeenschap 489 punten. *PISA-studie (Programme for International Student Assessment) *OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling)

“Ik hoor en ik vergeet

Ik zie en ik herinner het me Ik doe en ik begrijp

Ik beweeg en ik begrijp nog steeds” (Lamon A., De Veylder F. & Vaesen E, 1999)

10

Een kanttekening bij dit knappe resultaat: Sinds 2003 daalt in Vlaanderen de score voor wiskunde systematisch. In 2003 scoorden de Vlaamse jongeren 553 punten. Er wordt dus een daling van 32 punten vastgesteld op 12 jaar tijd. Hiermee is Vlaanderen de op twee na grootste daler. Enkel Finland heeft een grotere daling van 33 punten. (Evenepoel, K. 2016)”

11

“Opvallend is dat men uit de nieuwe peilingsresultaten voor de eindtermen van wiskunde heeft vastgesteld dat de leerlingen uit het zesde leerjaar een aantal thema’s onvoldoende beheersen. Het behalen van deze eindtermen blijft vooral moeilijker voor de kwetsbare jongeren. Dit zijn jongeren met een lagere socio-economische status en waarbij het Nederlands niet de thuistaal is. (Onderwijs Vlaanderen, 2017)” Deze dalende trend op vlak van wiskunde bij zowel de leerlingen uit het basisonderwijs als de 15-jarigen mogen niet genegeerd worden. Als toekomstig leerkracht maak ik mij dus zorgen over de toekomst van het wiskundig niveau en wil ik er alles aan doen om mijn steentje bij te dragen om van deze dalende trend terug een positieve trend te maken. Met deze bachelorproef werd getracht om: -de interesse in wiskunde al op jonge leeftijd op te wakkeren. -de kinderen laten inzien dat wiskunde ook op een bewegelijke en speelse manier kan worden uitgevoerd. Dit onderzoek werd toegepast op kinderen uit een tweede leerjaar.

5.2 Het belang van wiskunde “Wiskunde is niet enkel rekenen, maar ook denken, redeneren en structureren. Hoeveel kinderen en volwassenen rekenen er tegenwoordig nog in dit tijdperk van rekenmachines? Onze maatschappij is erg wiskundig onderbouwd. Niet iedereen is zich daarvan bewust. Op je smartphone kan je tegenwoordig bijvoorbeeld financiële verrichtingen doen. Wiskunde is erg belangrijk in vele onderzoeken. Nochtans heeft wiskunde nog steeds te maken met een imagoprobleem. (De Clerck, oktober 2015)” “Men gebruikt wiskunde gedurende de dag door in handelingen en toepassingen. Deze vele toepassingen worden vaak vanzelfsprekend beschouwt, maar ondenkbaar zouden zijn zonder wiskunde. Een paar voorbeelden uit het dagelijks leven waarin wiskunde verweven zit: koken, inkopen doen, iets betalen, een glas drinken inschenken, de tv-post veranderen, kloklezen, … Zonder het te beseffen wordt wiskunde dus doorheen de dag toegepast en het maakt ons leven veel aangenamer. Men denkt nog vaak dat je wiskunde niet nodig hebt omdat deze mensen nooit, of vaak te weinig met die toepassingen heeft laten kennismaken. Het is belangrijk dat jongeren inzien dat technische en wetenschappelijke progressie enkel mogelijk is door diverse disciplines te combineren. (Frank, 2014)”

12

“Wiskunde kan orde scheppen in de chaos: In onze wereld zijn allerlei verbanden aanwezig zoals bijvoorbeeld: tussen tijd en snelheid, tussen de tijd en het bedrag op je bankrekening, of moeilijke verbanden zoals de zwaartekrachten tussen planeten. Formules worden gebruikt om deze verbanden uit te drukken en scheppen op deze manier orde in de chaos. Wiskunde is dus noodzakelijk in ons leven, in de wetenschap, … Zonder wiskundigen waren er bijvoorbeeld geen computers, smartphones, weersvoorspellingen, Dvd’s, enz… Rekenen: In rekenen moet je kunnen werken met getallen. Deze getallen en cijfers kom je overal tegen in het dagelijks leven. Bijvoorbeeld: hoeveelheden, prijzen, tijd, … De taal die je spreekt maakt niet uit want iedereen werkt met getallen. Dankzij wiskunde zijn we in staat om te communiceren zonder menselijk taalgebruik. Wiskunde is een ‘taal’ die overal begrepen wordt. Meetkunde: Meetkunde is een belangrijk onderdeel binnen wiskunde. Dit onderdeel houdt zich bezig met afmetingen en formules om oppervlaktes en inhouden te berekenen. Bijvoorbeeld: als je de oppervlakte van een ruimte in je huis moet uitrekenen om te weten hoeveel vloerbedekking je zal moeten bestellen. Probleemoplossend werken: In wiskunde leer je ook om problemen op te lossen. Op school wordt aangeleerd hoe je wiskundige vraagstukken kan oplossen. De aanpak die je hierbij gebruikt is ook toepasbaar op veel problemen die niets te maken hebben met wiskunde. Van wiskunde word je een betere probleemoplosser. (Dr. Aart)”

13

5.3 Bewegingsactiviteit van Belgische kinderen

De cijfers en het onderzoek zijn nieuw, maar de vaststelling dat onze kinderen een veel te sedentair leven leiden, is dat niet. Al jaren kloppen studies op dezelfde nagel. Meer zelfs: de aanbeveling van het nieuwe rapport stond al bijna letterlijk in een rapport uit 2008. Namelijk dat er hoge nood is aan een brede aanpak, zodat ervoor, tijdens en na school meer kan worden bewogen. (Van Den Broek, A. 2016) Als uw kind iedere dag een uur lang springt, klimt of loopt, dan is het een uitzondering. Uit resultaten van een internationale studie blijkt dat het heel erg gesteld is met de lichaamsbeweging van de Belgische kinderen. Deze studie werd afgenomen in 39 landen. Hierin staat België onderaan samen met: China, Qatar en de VAE. Van alle Europese landen in deze studie doet enkel Estland en Schotland even slecht. 96% van onze Belgische kleuters beweegt minstens drie uur per dag, hier situeert zich het probleem dus niet. Het probleem stelt zich vanaf de lagere school. 7% van de zeven- tot negenjarige komt maar aan een uur beweging per dag. Slechts 2% van de tien- tot zeventienjarige komt aan een uur beweging per dag. De meisjes zouden gemiddeld minder scoren dan de jongens. Het valt op dat het merendeel van de jongeren wel ingeschreven is in een sportclub. Maar dit is niet voldoende het dagelijkse gebrek aan beweging op te vangen. De lagereschoolkinderen in België brengen 53% van de dag door in sedentaire toestand. 41% hiervan vullen ze in met lichte fysieke activiteit en slechts 6% met matig tot intensieve fysieke inspanning. Een positieve balans tussen lichte fysieke activiteit en het sedentair gedrag wordt slechts door 22% van deze kinderen toegepast. Het merendeel van de kinderen oefent dus minder lichte fysieke activiteit uit dan dat ze stilzitten. Slechts 26% komt aan een voldoende matig tot intensieve fysieke inspanning op een dag. Jongens hebben meer totale fysieke activiteit dan meisjes en doen ook meer aan matig tot intensieve fysieke activiteit. Nochtans zijn jongens en meisjes even sedentair. Naarmate de kinderen ouder worden, neemt het sedentair gedrag toe. Ook neemt de totale fysieke activiteit af bij het ouder worden. Deze bedroevende cijfers en vaststellingen, weerspiegelen zich in de lichaamssamenstelling van de kinderen in België. 13% van de lagereschoolkinderen heeft te maken met overgewicht, 2% is obees. Naarmate het ouder worden nemen deze percentages toe. In het middelbaar en op volwassen leeftijd neemt het overgewicht toe tot 15% en 28%. 4% in het middelbaar is obees, bij volwassenen is dit 8%.

De cijfers wijzen dus aan dat het noodzakelijk is om beweging te promoten. (Moelants, J. 2014)”

14

“In het onderwijs in België is het moeilijk om leerlingen aan het bewegen te krijgen. In een schoolweek worden er maar twee lesuren aan lichamelijke opvoeding besteed. Als een kind minder dan één uur per dag beweegt, spreekt men van bewegingsarmoede. In Vlaanderen stelt men vast dat meer dan de helft van de zes- tot negenjarige niet aan dat uur beweging komt per dag. Naarmate het ouder worden, zijn deze cijfers nog dramatischer. De situatie in cijfers: De tijd dat kinderen per dag stilzitten (gemiddeld): 3 tot 9 jaar: 6 uur 27 min 10 tot 17 jaar: 8 uur 44 min Aantal kinderen met overgewicht: jonger dan 10 jaar: 1 op 7 10 tot 17 jaar: 1 op 5 Kinderen die dagelijks matig tot intensief actief bewegen (minstens 60 minuten): 6 tot 9 jaar: 48% 10 tot 17 jaar: 29% (Joosten, F 2016)”

15

5.4 Het belang van beweging

“-Van bewegen word je slimmer. -Bewegen is zeer belangrijk voor de gezondheid. -Bewegen verbetert de cognitieve vaardigheden. MOTORIEK EN LEERPRESTATIES Bewegen heeft een positief effect op de motorische ontwikkeling en het motorisch vaardig zijn. Dit is belangrijk bij het ontdekken en het verkennen van de omgeving. Beweging heeft ook invloed op de gezondheid en bij de ontwikkeling van de hersenen. Er is afgelopen tien jaar vaak onderzoek gedaan naar het verband tussen bewegen en de leerprestaties. Er zijn steeds meer aanwijzingen die aantonen dat de leerprestaties van de kinderen kunnen worden verbeterd door meer beweging op school te geven. In deze bachelorproef wordt onderzocht of bewegingsintegratie na de schooluren ook een gunstig effect heeft op de leerprestaties van kinderen. POSITIEVE INVLOED VAN BEWEGING Beweging heeft duidelijke positieve effecten op de structuur en de functies van de hersenen. Jongeren krijgen ook meer zelfvertrouwen en worden sociaalvaardiger als er sprake is vn een positieve ervaring met beweging en sport. Dankzij beweging kunnen kinderen zich beter concentreren waardoor de leerprestaties verbeterd worden. Gezondheid: Als kinderen aan hun dagelijkse portie beweging komen, heeft dit een positieve invloed op de gezondheid en op een actievere levensstijl op latere leeftijd. Als men op een actieve manier leeft waarin matig tot intensief wordt bewegen, wordt de kans op overgewicht verkleind en zorgt dit voor gezonde bloedwaarden van cholesterol en glucose. Dit kan dan weer hart- en vaatziekten op langere termijn voorkomen. Sociale competenties: Beweging heeft een gunstig effect bij het leren van een taal en speelt een grote rol bij de sociale omgang met leeftijdsgenoten. Op deze manier leren kinderen om samen te spelen en bewegen. Ze leren ook respect hebben voor een ander door bijvoorbeeld op hun beurt te wachten. Als de leerlingen een succeservaring beleven, leren de kinderen veel meer. (Bos, S 2017)”

16

“VAN SPORTEN WORD JE SLIMMER:

1. Als je sport, verbetert je humeur. Dit komt omdat de aandacht wordt verschoven van zorgen naar het lichamelijk bezig zijn.

2. Tijdens het sporten produceer je dopamine. Dit verbetert je controle over bewegingen en gaat Parkinson klachten tegen. Daarnaast komt er ook trypofaan vrij. Dit helpt om emoties te verwerken en zou hetzelfde effect hebben als antidepressiva.

3. Stress neemt af dankzij het sporten, omdat de cortisolhuishouding op peil komt. Dit is voordelig voor het doelgericht gedrag en roept informatie uit je geheugen.

4. Op langere termijn maakt sporten het brein jonger. Hierdoor komt er meer grijze stof in de hersenen waardoor de voorste gebieden beter hun werk doen. Deze gebieden zijn nodig voor het doelgericht gedrag, het organiseren, het plannen en andere ingewikkelde vaardigheden.

5. Op lange termijn worden er nieuwe hersencellen aangemaakt. Hierdoor blijft je brein vitaal en gaat je geheugen zelfs beter werken.

6. Als je aan je conditie werkt, verbetert de verbinding tussen de zenuwcellen. Zo kan informatie gemakkelijker tussen gebieden worden overgedragen.

7. Als je op regelmatige basis sport, worden de executieve functies verbeterd. Verschillende onderzoeken tonen aan dat er een grote verbetering te zien is in: -de aandachtsconcentratie -het lange termijngeheugen -het werkgeheugen Voor zowel volwassenen en kinderen is sporten dus zeker aanbevolen. (Houtman, M 2016)”

17

5.5 Bewegend leren

“Bewegingsintegratie is voor veel leerkrachten nog een concept dat niet gekend is. Veel leerkrachten verwarren dit met bewegingstussendoortjes, maar dit is totaal anders. In bewegingsintegratie wordt leerstof aangeleerd en verwerkt door bewegingen te maken. Deze bewegingen moeten wel in functie staan van het einddoel waardoor de beweging de leerling helpt om de leerstof in het lichaam te vertalen.

Uit onderzoeken rond bewegingsintegratie kunnen volgende voordelen worden vastgesteld:

1. Dankzij beweging kan je je beter concentreren. Zo stijgt het leervermogen.

2. In bewegingsintegratie worden de zintuigen geprikkeld. Zo kan je beter tot leren

komen.

3. De leerstof blijft beter hangen als het wordt ervaren met je eigen lichaam.

4. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die meer aan sport doen, betere prestaties behalen.

5. Bij beweging komen bepaalde stoffen vrij in de hersenen. (Bewegend leren, bewegingsintegratie in de klas, 2015)”

*Welke stoffen komen vrij in de hersenen en wat is hier het effect van? “Tijdens beweging komen neurotrofines vrij. Deze beïnvloeden de gezondheid van de hersenen. Er worden nieuwe hersencellen, nieuwe verbindingen tussen de hersencellen en nieuwe bloedvaatjes in de hersenen aangemaakt. Beweging heeft ook een positief effect op de werking van dopamine. Dit is een stof die belangrijk is bij de communicatie tussen de hersencellen. (Scherder, E)”

18

5.6 De bewegingsdriehoek “Wil je gezond leven? Beweeg en beperk het stilzitten! Om een goede bewegingsmix te vinden, wissel je zitten, staan en bewegen af. De bewegingsdriehoek toont aan hoe je dit zo goed mogelijk aanpakt.

19

De oranje zone: Deze zone is het sedentair gedrag (lang stilzitten) waarbij je heel weinig energie verbruikt. De Vlaming brengt gemiddeld meer dan acht uur per dag door in deze zone en slapen hoort daar niet bij. Voorbeelden: stilzitten, in de auto zitten, aan je bureau zitten op het werk, tv-kijken, … De lichtgroene zone: Deze zone is licht intensieve zone. Deze zone brengt veel gezondheidsvoordelen met zich mee. In deze zone ga je niet sneller ademen, je hartslag blijf normaal en je kan gewoon praten. Voorbeelden: staand bellen, yoga, traag stappen, snookeren, licht huishoudelijk werk, … De donkere groene zone: Deze zone is het matig intensief bewegen. Veel Vlamingen bewegen te weinig om gezond te zijn. Deze zone levert meer gezondheidsvoordeel op dan de licht intensieve zone. Het is aangeraden om elke dag een stukje matig intensief te bewegen. Je merkt dat je matig intensief beweegt als je sneller gaat ademen, je hart sneller gaat slaan, je niet buiten adem bent. Voorbeelden: harken in de tuin, ramen wassen, fietsen naar school of werk, … De donkergroene zone: Deze zone is het hoog intensief bewegen. In deze zone doe je aan een grote fysieke inspanning. Heel intensief bewegen is voordelig voor lichaam en geest. Deze zone levert het grootste gezondheidsvoordeel. Het is aangeraden om minstens één keer per week hoog intensief te bewegen. Je merkt dat je hoog intensief beweegt als je veel sneller gaat ademen, je zweet, moeilijker kan praten en je hart sneller gaat slaan. Voorbeelden: joggen, spitten in je tuin, stevig doorfietsen naar het school of werk, … (Evers, R. 2018)”

20

6. Plan van aanpak

Om zelfstandig een project op te starten, moet je met heel wat aspecten rekening houden. Ik zocht antwoorden op volgende vragen:

• Waarover zal dit project gaan?

• Waar en wanneer werd dit project uitgevoerd?

• Welke activiteiten en leerinhouden komen aan bod tijdens de lessen?

• Wie zal er deelnemen aan het project?

• Hoe geef je de ouders een goed overzicht op de inhoud van de lessen?

• Op welke manier zal dit onderzoek geëvalueerd worden?

6.1 Move and Mathics

• Waarom Move and Mathics? De onderzoeksvraag van dit project luidt als volgt: “Wat is het effect van naschools wiskundig geïntegreerde bewegingslessen op de leerprestaties van de leerlingen in een tweede leerjaar?” Uit de literatuurstudie kan je twee problematieken vaststellen:

1. De Vlaamse kinderen doen veel te weinig aan beweging. Nochtans zou beweging een positief effect hebben op de leerprestaties van kinderen.

2. Het niveau van wiskunde vertoont een dalende lijn in Vlaanderen.

3. Beweging en wiskunde: zo is de naam Move and Mathics ontstaan. Een naam die simpel is, maar toch duidelijk weergeeft over wat het project zal gaan. Vanuit het werkveld werd vastgesteld dat het niveau van ‘de tafels’ onvoldoende geautomatiseerd is bij de leerlingen in 2B van ‘Het Vliegertje’ te Borsbeek. Zo is de keuze ontstaan om naschools wiskundig geïntegreerde bewegingslessen te geven en hierbij ‘de tafels’ te integreren.

• Waar en wanneer werd dit project uitgevoerd? De leerlingen zullen aan beweging doen. Een ruime zaal om optimaal te kunnen functioneren is dus noodzakelijk, bijvoorbeeld de turnzaal. Na overleg met de directeur, werd de turnzaal ter beschikking gesteld om dit project na de schooluren te kunnen uitvoeren. De lessen vonden plaats op volgende momenten: - Dinsdag 6, 13, 20 en 27 maart van 15u25 tot 16u45. - Vrijdag 23 maart van 15u25 tot 16u45. - Woensdag 7 maart van 12u25 tot 13u45.

21

6.2 Activiteiten

• Welke activiteiten en leerinhouden komen aan bod tijdens de lessen?

Om de basis te leggen voor de inhoud van de lessen en activiteiten, werd er inspiratie gehaald uit volgende bronnen:

1) Mooij, C. (1996) Spel. Baarn: Bekadidact

2) Aspacki, C. (2004) Energize! Amstelveen: Stichting Lions Quest Nederland

3) Mooij, C. (1995) Gymnastiekl. Baarn: Bekadidact

4) Pattyn, G. & De Wael, M. (2004) Kinderen bewegen. Antwerpen: De Boeck

5) Mooij, C. (2001) Basisdocument bewegingsonderwijs. Zeist: Jan Luiting Fonds

6) Vandenberg,T. Berkel, M. & Hazelebach, C. (2000) Werkboek

bewegingsonderwijs voor de basisschool. Baarn: Bekadidact

7) Boury, J. (2010) 101 spelen. Brugge: Die Keure

8) Van Gelder, W. & Stroes, H. (2001) Basislessen bewegingsonderwijs 2: spel.

Utrecht: De Tijdstroom

9) Verhoeven, L. & de Wilde, A. (2011) Fit voor leren. Antwerpen: De Boeck

Er werd gezocht naar lessen/oefeningen waarbij je de mogelijkheid hebt om ‘de tafels’ te integreren. Uit bovenstaande bronnen werd een selectie gemaakt van 22 activiteiten. Na het selecteren van deze activiteiten, werd het element wiskunde toegevoegd. In deze activiteiten is de leerinhoud ‘automatiseren van de tafels’ geïntegreerd (zie 7. activiteitenbundel).

22

6.3 Deelnemen aan het project

• Wie zal er deelnemen aan het project? Om de lessen goed te kunnen voorbereiden en organiseren, was het noodzakelijk om een overzicht te krijgen op het aantal leerlingen die zullen deelnemen aan het project. Daarom werd vooraf een brief opgesteld en meegegeven met de kinderen. Daarin werd de leerkracht en het project kort voorgesteld. Via een inschrijvingsstrook konden de ouders hun zoon/dochter inschrijven voor een bepaald aantal lessen of voor de volledige lessenreeks. Deze inschrijvingsstrook moest terug aan de leerkracht worden bezorgd twee weken voor aanvang van de stage. Zo konden de lessen worden afgestemd op het aantal deelnemers. Na het ontvangen van de inschrijvingen, werd een lijst opgesteld. Op deze manier krijg je een duidelijk overzicht van: - Hoeveel kinderen er aanwezig zullen zijn tijdens een les. - Aan hoeveel lessen een leerling in totaal zal deelnemen. - Welke leerlingen er niet zullen deelnemen. - Hoeveel inschrijvingen er zijn voor het totale project.

23

Beste ouder(s), Ik ben Yorick Vermeulen, 22 jaar en laatstejaarsstudent in de leerkrachtenopleiding lager onderwijs met een passie voor lesgeven en sport. In de periode van maandag 5 maart tot en met vrijdag 30 maart, zal ik stage lopen in de klas van juf Ilse en juf Kristin. Voor mijn eindwerk heb ik een project opgestart “Move and Mathics” waarbij ik naschoolse lessen zal geven waarin kinderen tot beweging komen in combinatie met wiskunde. Ik zou graag onderzoeken wat het effect is van deze naschoolse wiskunde bewegingslessen op de leerprestaties van kinderen. Om de resultaten van dit onderzoek zo goed mogelijk in kaart te brengen, is het aangeraden om uw zoon/dochter in te schrijven voor zoveel mogelijk lessen. Liefst de volledige lessenreeks, als dat kan natuurlijk! De lessen zullen plaatsvinden na de schooluren in de turnzaal van de school. Graag in turn- of sportoutfit. Het deelnemen aan deze lessen is volledig kosteloos! Tijdens deze lessen wil ik graag beeldmateriaal maken. Dit beeldmateriaal kan dan op de website van de school worden geplaatst en op de facebookpagina van Move and Mathics, indien u daar de toestemming voor geeft uiteraard.

Gelieve onderstaand formulier in te vullen (en aankruisen wat past), uit te knippen en terug te bezorgen aan de leerkracht. (Ten laatste tegen maandag 19/02) Met vriendelijke en sportieve groeten Yorick Vermeulen

Naam van de leerling: ………………………………………………….. Dinsdag 6 maart, aansluitend na de schooluren tot 16u45. Woensdag 7 maart, aansluitend na de schooluren tot 13u45. Dinsdag 13 maart, aansluitend na de schooluren tot 16u45. Dinsdag 20 maart, aansluitend na de schooluren tot 16u45. Vrijdag 23 maart, aansluitend na de schooluren tot 16u45. Dinsdag 27 maart, aansluitend na de schooluren tot 16u45. Geen interesse. Ik geef de toestemming om beeldmateriaal van mijn zoon/dochter op de facebookpagina van Move and Mathics te plaatsen.

24

X = deelnemen / = niet deelnemen

Naam Les 1 Dinsdag 6 maart

Les 2 Woensdag 7 maart

Les 3 Dinsdag 13 maart

Les 4 Dinsdag 20 maart

Les 5 Vrijdag 23 maart

Les 6 Dinsdag 27 maart

Aantal lessen

Arain Kaila /

/ / / / / 0

Boers Kaat X

X X X / X 5

Bossaert Floris

X

X X X X X 6

Claes Stig /

/ / / / / 0

Cuypers Felix

/

/ / / / / 0

De Knijf Nio X

X

X X / X 5

De Ruijter Gitte

/

X / / X / 2

Gehrke Ziva X

/ / / / X 2

Geysemans Margo

X

/ X X / X 4

Miseur Cloé X

X X X X X 6

Moerman Vince

/

/ / / / / 0

Pierlé Lena X

/ X X / X 4

Schottey Bent

X / X X X X 5

Taibi Amin

X X X X X X 6

Toubadi Alina

/ / / / / / 0

Toumi Dina X

X X X X X 6

Van den Brande Ruben

/

/ / / / / 0

Van de Poel Renée

X

X X X X X 6

Vanliefde Alexie

/

/ / / / / 0

Van Reeth Aiden

X

X X X X X 6

Walckiers Matto

X

X X X X X 6

Aantal lln. 13

10 12 12 9 13 69

25

6.4 Verslaggeving

• Hoe geef je de ouders een goed overzicht op de inhoud van de lessen? In dit project staan de kinderen centraal. Zij moeten gemotiveerd worden om actief deel te nemen aan de lessen om zo tot bewegend leren te komen. De interesse van de ouders moet ook worden geprikkeld. Hiervoor werd een facebookpagina van het project aangemaakt. Op die manier geef je de ouders een kijk op wat er tijdens de lessen wordt gedaan en kunnen zij hun kind in actie zien. Er werden zowel afbeeldingen als video’s op de facebookpagina geplaatst, telkens met een bijschrift van de leerinhoud. Om beeldmateriaal van de kinderen online te plaatsen, moesten de ouders eerst toestemming geven op het inschrijvingsformulier omwille van de privacywet. Het project Move and Mathics heeft twee keer op de schoolwebsite van de basisschool ‘Het vliegertje’ gestaan. Hier konden ouders ook een kijkje nemen op het project.

26

27

28

Zowel de kinderen als de ouders waren zeer enthousiast over het project. Hieronder enkele reacties van ouders:

29

6.5 Evaluatie

• Op welke manier zal dit onderzoek geëvalueerd worden?

Om de resultaten van dit onderzoek te kunnen bepalen, werd een tafeltoets opgesteld. Deze toets bestaat uit 72 oefeningen. De leerlingen schrijven op de achterzijde hun naam en datum. Op signaal van de leerkracht draaien de leerlingen hun toets om en starten ze. Na afloop van de toets leggen de leerlingen hun potlood neer en draaien ze hun toets terug om. Deze toets werd 2 keer afgenomen: - De eerste toets werd afgenomen op 5 maart, hiervoor kregen de leerlingen 8 minuten tijd. (Begin van de stage zonder Move and Mathics) - De tweede toets werd afgenomen op 29 maart, hiervoor kregen de leerlingen 5 minuten tijd. (Einde van de stage en na afloop van Move and Mathics) De resultaten werden per leerling vergeleken. Hierna werd een onderscheid gemaakt tussen de prestaties van de kinderen die wel- en niet hebben deelgenomen aan het project. (Zie 6.6 resultaten en besluit)

30

Tafeltoets

2x2=……..….. 3x1=…………. 4:4=………….. 7x10=……….. 4x4=…………. 15:5=………… 32:4=…………. 7x5=………….. 7x2=………….. 8:4=…………… 40:5=………….. 9x5=……………. 8x4=……………. 12:2=…………… 9x2=…………….. 40:10=………….. 6x3=……………… 8x3=………………

5x4=……………. 2x5=……………. 10:5=…………… 6x4=……………. 0x4=……………. 9x4=……………. 28:4=………….. 45:5=…………. 8x1=…………… 8x2=………….. 7x4=………….. 14:2=………… 6x5=……………. 35:5=…………. 10:2=…………. 10x10=…………. 15:3=…………….. 21:3=………………

5x5=…………… 12:4=………… 18:2=……….. 5x2=…………. 6:2=..……….. 20:4=……….. 20:5=……….. 8x5=………… 3x2=………… 6x2=………… 16:2=……….. 36:4=……….. 50:5=………… 9x5=………….. 3x4=…………. 8:2=………….. 3x3=……………….. 27:3=………………

3x5=…………….. 1x4=……………. 60:10=………… 5:5=……………. 25:5=…………. 16:4=………….. 24:4=………….. 4x2=…………… 10:2=…………. 4:2=…………… 4x10=………… 4x5=………….. 10x5=………… 2x4=………….. 20:2=…………. 30:5=………….. 9x3=……………. 18:3=……………

31

6.6 Resultaten en besluit

Eerst zijn de resultaten in een schema gezet waarbij je duidelijk de vooruitgang of achteruitgang kan zien tussen toets 1 en 2. De punten zijn omgezet in percentages. Daarna werd een schema aangemaakt waarbij je per leerling kan zien aan hoeveel lessen deze leerling heeft deelgenomen en de stijging/daling in % van toets 1 naar toets 2. Tenslotte werd de gemiddelde stijging in % berekend. Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen de leerlingen die wel- en niet hebben deelgenomen aan de lessen.

32

! = nog tijd over.

Naam Punten toets 1 op /72 (8min.)

Punten toets 2 op /72 (5min.)

% toets 1 (8min.)

% toets 2 (5min.)

Arain Kaila 41

71! 57% 99%

Boers Kaat 23

34 31% 47%

Bossaert Floris 25

72! 35% 100%

Claes Stig 6

9 8% 12%

Cuypers Felix 32

25 44% 35%

De Knijf Nio 58

71! 80% 99%

De Ruijter Gitte 54

68 75% 94%

Gehrke Ziva 15

18 21% 25%

Geysemans Margo

22

29 31% 40%

Miseur Cloé 34

38 47% 53%

Moerman Vince

28

26 39% 36%

Pierlé Lena 24

28 33% 39%

Schottey Bent 63

68! 88% 94%

Taibi Amin 65

71! 90% 99%

Toubadi Alina 43

70! 60% 97%

Toumi Dina 61

67! 85% 93%

Van den Brande Ruben

71!

71! 99% 99%

Van de Poel Renée

54

69! 75% 96%

Vanliefde Alexie

21 16 29% 22%

Van Reeth Aiden

14 16 19% 22%

Walckiers Matto

71! 71! 99% 99%

33

Naam Aantal lessen deelgenomen

Stijging/daling in

%

Vaststellingen

Arain Kaila 0

+ 42% De leerlingen kregen bij de tweede toets 3 minuten minder tijd om de oefeningen te maken (72). Bij toets 1 kregen de leerlingen gemiddeld 6,5 seconden per oefening, bij toets 2 was dit slechts 4 seconden. Bij toets 1 hebben slechts 2 leerlingen de toets kunnen afwerken binnen de tijd of met tijd overschot. Hiervan zal 1 leerling (Matto) deelnemen aan de lessen,1 leerling niet (Ruben). Bij toets 2 hebben 10 leerlingen de toets kunnen afwerken binnen de tijd of met tijd overschot. Hiervan hebben 7 leerlingen wel deelgenomen aan de lessen, 3 leerlingen niet. 3 leerlingen die aan geen enkele les hebben deelgenomen, zijn in percentage gedaald bij de tweede toets. De leerling met de grootste stijging (+65%), heeft aan alle lessen deelgenomen. 11 leerlingen behaalden een score hoger dan 90%. Hiervan hebben 8 leerlingen wel deelgenomen aan de lessen en 3 leerlingen niet.

Boers Kaat 5

+ 16%

Bossaert Floris 6

+ 65%

Claes Stig 0

+ 4%

Cuypers Felix 0

- 9%

De Knijf Nio 5

+ 19%

De Ruijter Gitte 2

+ 19%

Gehrke Ziva 2

+ 4%

Geysemans Margo

4

+ 9%

Miseur Cloé 6

+ 6%

Moerman Vince 0

- 3%

Pierlé Lena 4

+ 6%

Schottey Bent 5

+ 6%

Taibi Amin 6

+ 9%

Toubadi Alina 0

+ 37%

Toumi Dina 6

+ 8%

Van den Brande Ruben

0

Even hoog: 99%

Van de Poel Renée

6

+ 21%

Vanliefde Alexie 0 - 7%

Van Reeth Aiden

6 + 3%

Walckiers Matto 6 Even hoog: 99%

34

Gemiddelde (%) toets 1 van de leerlingen die wel zullen deelnemen aan de lessen: 31+35+80+75+21+31+47+33+88+90+85+75+19+99 14 Gemiddelde = 51,2% Gemiddelde (%) toets 2 van de leerlingen die wel hebben deelgenomen aan de lessen: 47+100+99+94+25+40+53+39+94+99+93+96+22+99 14 Gemiddelde= 71,4% Conclusie: bij de leerlingen die wel hebben deelgenomen aan de lessen, stel ik een gemiddelde stijging vast van 20,2%.

Gemiddelde (%) toets 1 van de leerlingen die niet zullen deelnemen aan de lessen: 57+8+44+39+60+99+29 7 Gemiddelde= 48% Gemiddelde (%) toets 2 van de leerlingen die niet hebben deelgenomen aan de lessen: 99+12+35+36+97+99+22 7 Gemiddelde= 57,1% Conclusie: bij de leerlingen die niet hebben deelgenomen aan de lessen, stel ik een gemiddelde stijging vast van 9,1%.

35

BESLUIT: Uit resultaten kunnen we volgende zaken vaststellen:

- Slechts 2 leerlingen hebben toets 1 kunnen afwerken binnen de tijd of met tijd overschot. Hiervan zal 1 leerling (Matto) deelnemen aan de lessen,1 leerling niet (Ruben).

- 10 leerlingen hebben toets 2 kunnen afwerken binnen de tijd of met tijd overschot. Hiervan hebben 7 leerlingen wel deelgenomen aan de lessen, 3 leerlingen niet.

- 3 leerlingen die aan geen enkele les hebben deelgenomen, zijn in percentage gedaald bij de tweede toets.

- De leerling met de grootste stijging (+65%), heeft aan alle lessen deelgenomen.

- 11 leerlingen behaalden een score hoger dan 90%. Hiervan hebben 8 leerlingen wel deelgenomen aan de lessen en 3 leerlingen niet.

- De leerlingen die wel hebben deelgenomen aan de lessen vertonen een gemiddelde stijging van 20,2%.

- De leerlingen die niet hebben deelgenomen aan de lessen vertonen een gemiddelde stijging van 9,1%.

- We merken een verschil op van 11,1% tussen de leerlingen die wel- en niet hebben deelgenomen aan het project. We kunnen dus vaststellen dat het effect van naschools wiskundig geïntegreerde bewegingslessen een positieve invloed heeft op de leerprestaties van de leerlingen uit 2B van ‘Het vliegertje’ te Borsbeek.

36

7. Activiteitenbundel

Activiteit 1: balvaardigheden per twee. Activiteit 2: tafelspringen. Activiteit 3: maaltafel battle. Activiteit 4: honkloopspel. Activiteit 5: getallentwister. Activiteit 6: combinatie van tafelspringen, balvaardigheden, estafettespelen en tafels. Activiteit 7: tikkertje tafel Activiteit 8: tafel tornooi Activiteit 9: ballon hooghouden. Activiteit 10: rugsteun en opstaan. Activiteit 11: hoogspringen. Activiteit 12: Wendsprong over de kast met afzetvlak. Activiteit 13: estafettespelen. Activiteit 14: korfbal. Activiteit 15: kaatsbal. Activiteit 16: matlummelbal. Activiteit 17: ratten en raven. Activiteit 18: krijgertje. Activiteit 19: nummerrugby. Activiteit 20: balvaardigheden in posten. Activiteit 21: klimmen en dalen. Activiteit 22: kringbal.

Activiteiten Move and Mathics

37

Activiteit 1: Balvaardigheden per twee. Verloop: Twee rijen over elkaar. De leerlingen werken per twee met de overstaande lln. Elk duo krijgt een tennisbal. Lln A werpt naar lln B met een bots. Als lln B de bal kan vangen = x aantal punten. (Tellen met sprongen van bv. tafel van 5) Als lln B de bal niet kan vangen = geen punten. Als een duo bijvoorbeeld 10x5= 50 punten heeft, gaan ze zitten. Welk duo is eerst klaar? Variant: Gooien naar elkaar zonder bots en vangen. Gooien met bots in een hoepel en vangen. Materiaal: Kegels, hoepels, tennisballen. Aantal: In duo’s.

38

Activiteit 2: Tafelspringen. Verloop: Er liggen 10 hoepels achter elkaar. De leerling moet zo snel mogelijk aan het einde van de 10 hoepels geraken door telkens de juiste sprong van een tafel te vernoemen. Bijvoorbeeld de tafel van 3 → 3, 6, 9, 12, … Als de leerling een verkeerde sprong zegt moet hij/zij terug opnieuw beginnen. Variant: Sprongen van andere tafels springen. Parcours van 2,3,4 of 5 keer 10 hoepels en telkens een andere tafel springen. Materiaal: 10 hoepels. Aantal: Niet van belang.

39

Activiteit 3: Maaltafel battle. Verloop: 2 teams over elkaar. Team rood en team blauw. 2 boeken kaarten in het midden van de zaal (rood en blauw). Op fluitsignaal loopt van elk team de eerste lln naar het midden. Elke lln draait 1 kaart om van zijn teamkleur. Deze 2 cijfers zijn de vermenigvuldiging die de lln zo snel mogelijk moeten oplossen. Wie eerst is, keert terug naar zijn team. Op fluitsignaal vertrekken de twee volgende lln. De verliezer moet even gaan zitten. Welk team is als eerste al zijn spelers kwijt? Variant: Nieuwe teams maken. Met dobbelstenen in plaats van kaarten. Materiaal: Fluitje, kegels, 2 boeken kaarten. Aantal: +-10 leerlingen (2 groepen van 5)

40

Activiteit 4: Honkloopspel. Verloop: 2 teams. 1 team verspreid in de zaal (vangers) en 1 team aan de kegel (werpers). Op elke tennisbal staat een uitkomst, in de zaal liggen hoepels naast elkaar waar telkens een oefening in ligt. Lln A van de werpers gooit een tennisbal in het veld en loopt zo snel mogelijk van kegel naar kegel om zo terug binnen te komen. De vangers vangen de bal en leggen de bal zo snel mogelijk in de hoepel met de juiste oefening. Als de bal in de juiste hoepel ligt, stopt de werper met lopen en gaat hij naar de vorige bereikte kegel. Als een werper in 1 keer kan uitlopen, heeft zijn team 3 punten gescoord. Als een werper kan uitlopen in meerdere keren, heeft zijn team 1 punt gescoord. Welk team heeft op het eind het meeste punten gescoord? Lk controleert telkens of de uitkomst bij de juiste oefening ligt. Variant: / Materiaal: Kegels, hoepels, tennisballen met een uitkomst op geschreven. Aantal: 2 teams. Bij kleine teams mag elke lln 2x werpen.

41

Activiteit 5: Getallen twister. Verloop: Op de bollen van de twistermat zijn uitkomsten geschreven. De lln die de opdrachten zegt, heeft een kaart met opdrachten: als de lln bijvoorbeeld zegt rechterhand op 3x3, de lln zetten dan de rechterhand op de 9 enzovoort… Wie blijft het langst staan? Observeer of ze het lichaamsdeel op de juiste uitkomst zetten. 2 leerlingen spelen op de mat, 1 leerling leest de opdrachten en 2 lln wachten even tot er een winnaar is. Hierna worden de 2 wachtende, de spelers op de mat. De winnaar uit het spel wordt de opdrachtgever. De opdrachtgever en de verliezer wachten nu even tot er een nieuwe winnaar is. Variant: Teams wisselen van mat. (Andere oefeningen) Materiaal: 2 twistermatten + 2 kaarten met opdrachten. Aantal: +-10 lln, 5 lln per mat.

42

Twister opdrachten 1:

1) Rechterhand:

- Rechterhand op 6x4 - Rechterhand op 4x2 - Rechterhand op 2x2 - Rechterhand op 3x2

- Rechterhand op 16:2 - Rechterhand op 16:4 - Rechterhand op 28:4 - Rechterhand op 36:4 - Rechterhand op 45:5

- Rechterhand op 8x3

3) Rechtervoet:

- Rechtervoet op 12:3 - Rechtervoet op 8x3 - Rechtervoet op 35:5 - Rechtervoet op 2x4

- Rechtervoet op 35:5 - Rechtervoet op 32:4 - Rechtervoet op 12:2 - Rechtervoet op 80:10 - Rechtervoet op 27:3

- Rechtervoet op 45:5

2) Linkerhand:

- Linkerhand op 3x3

- Linkerhand op 14:2 - Linkerhand op 36:4 - Linkerhand op 20:5 - Linkerhand op 40:5 - Linkerhand op 24:3

- Linkerhand op 18:3 - Linkerhand op 8:2 - Linkerhand op 27:3 - Linkerhand op 60:10

4) Linkervoet:

- Linkervoet op 24:4

- Linkervoet op 18:2 - Linkervoet op 24:3 - Linkervoet op 21:3 - Linkervoet op 1x4 - Linkervoet op 30:5

- Linkervoet op 40:10 - Linkervoet op 36:4 - Linkervoet op 70:10 - Linkervoet op 90:10

43

Twister opdrachten 2:

3) Rechterhand:

- Rechterhand op 9x4 - Rechterhand op 4x2 - Rechterhand op 2x2

- Rechterhand op 3x2 - Rechterhand op 16:2 - Rechterhand op 16:4 - Rechterhand op 28:4

- Rechterhand op 36:4 - Rechterhand op 45:5 - Rechterhand op 24:4

5) Rechtervoet:

- Rechtervoet op 12:3 - Rechtervoet op 18:3 - Rechtervoet op 35:5

- Rechtervoet op 2x4 - Rechtervoet op 35:5 - Rechtervoet op 32:4 - Rechtervoet op 12:2

- Rechtervoet op 80:10 - Rechtervoet op 27:3 - Rechtervoet op 45:5

4) Linkerhand:

- Linkerhand op 3x3 - Linkerhand op 14:2 - Linkerhand op 36:4 - Linkerhand op 20:5 - Linkerhand op 40:5

- Linkerhand op 24:3 - Linkerhand op 18:3 - Linkerhand op 8:2 - Linkerhand op 27:3

- Linkerhand op 60:10

6) Linkervoet:

- Linkervoet op 24:4 - Linkervoet op 18:2 - Linkervoet op 24:3 - Linkervoet op 21:3 - Linkervoet op 1x4

- Linkervoet op 30:5 - Linkervoet op 40:10 - Linkervoet op 36:4 - Linkervoet op 70:10

- Linkervoet op 90:10

44

Activiteit 6: Combinatie van tafelspringen, balvaardigheden, estafettespelen en tafels. Verloop: Er wordt gewerkt in 3 groepen (of meer, afhankelijk van de ruimte en het materiaal dat beschikbaar is). Op fluitsignaal vertrekt elke eerste leerling en legt volgend parcours af: Groep 1: tafelspringen van bijvoorbeeld 3, koprol maken op mat met hockeystick tussen de handen, balletje proberen in hockeygoal te slaan, balletje terug op zijn plaats leggen, teruglopen, hockeystick doorgeven, tafeloefening oplossen op het blad en terug aansluiten bij de groep. Groep 2: tafelspringen van bijvoorbeeld 4, aanloop en sprong op trampoline, sprongworp richting goal, bal halen, teruglopen, bal doorgeven, tafeloefening oplossen op het blad en terug aansluiten bij de groep. Groep 3: tafelspringen van bijvoorbeeld 5, koprol maken op mat met bal tussen de benen, bal trappen richting goal, bal halen, teruglopen, bal doorgeven, tafeloefening oplossen op het blad en terug aansluiten bij de groep. Als een team de eerste kolom met oefeningen heeft gemaakt, gaat het hele team zitten. Wanneer alle teams zitten, wordt er doorgeschoven en nu worden de oefeningen in de tweede kolom gemaakt. Tenslotte wordt er nog een derde keer doorgeschoven. Het team dat eerste klaar is, heeft drie punten gescoord. Tweede = 2 punten en derde = 1 punt. Na elke ronde tellen de teams hun punten op. Na de oefeningen verzamelen de kinderen per team op een mat met het invulblad en het potlood. De oefeningen worden verbeterd. Welk team heeft het meeste punten gescoord? (Inclusief de punten die tijdens het spel werden verdiend) Variant: Andere oefeningen in het parcours. Andere tafelsprongen springen. Materiaal: Hoepels, matten, hockeysticks + goal, voetbal en handbal + goal, kegels, trampoline. Aantal: 3 groepen van +- 4 á 5 leerlingen.

45

46

Activiteit 7: Tikkertje tafel Verloop: Er zijn twee tikkers. De andere kinderen lopen vrij rond. Als een leerling wordt getikt, loopt hij/zij naar de stapel met oefeningen en neemt de bovenste oefening. Als hij/zij dit juist heeft mag de leerling terug vrij rondlopen in het spel. Als hij/zij een fout antwoord geeft, moet de leerling rond de kegel lopen aan de andere kant van het veld, teruglopen en een nieuwe oefening nemen. De oefeningen bestaan uit maaltafels of deeltafels. Materiaal: Fluitje, kegels en oefeningen. Aantal: Niet van belang.

47

Activiteit 8: Tafel tornooi. Verloop: De leerlingen verzamelen op een lijn achter een kegel. Op fluitsignaal loopt de eerste leerling naar de stapel met oefeningen en neemt de bovenste oefening. Als hij/zij een juist antwoord geeft, gaat de leerling rechts staan. Als hij/zij een fout antwoord geeft, gaat de leerling links staan. Als de vorige leerling heeft geantwoord, vertrekt de volgende leerling. Als alle leerlingen aan beurt zijn geweest, wordt het spel opnieuw gespeeld met de leerlingen die juist hebben geantwoord. Zo wordt het spel gespeeld tot er 1 winnaar is. Variant: Elke leerling heeft 2 of 3 levens in plaats van 1. Zo speelt de leerling langer mee. Materiaal: Fluitje, kegel en oefeningen. Aantal: Niet van belang.

48

Activiteit 9: Ballon hooghouden. Verloop: De leerlingen lopen vrij rond. Op fluitsignaal → De lln. nemen een ballon en houden de ballon hoog doormiddel van een onderhandse of bovenhandse slag. Bij elke slag noemen de lln. een volgende sprong van de tafel van… Bv. 5, 10, 15, … 50. Variant: Hooghouden doormiddel van te trappen, knieën, hoofd, ... In duo naar elkaar. Materiaal: Fluitje en ballonnen. Aantal: Niet van belang.

49

Activiteit 10: Rugsteun en opstaan Verloop: De leerlingen lopen vrij rond. Op fluitsignaal → per 2 rug tegen rug zitten en opstaan met vb. de sprongen van 4. Bij elke rechtstand zeggen de lln bv. 4, 8, 12,… 40. Hierna lopen de lln. terug vrij rond. Materiaal: Fluitje. Aantal: Even aantal.

50

Activiteit 11: Hoogspringen. Verloop: Twee teams. De leerlingen staan aan in een rij achter de kegel. Lk zegt een oefening, op fluitsignaal → eerste lln loopt vooruit en springt over het toversnoer op de dikke mat en tikt vervolgens om ter eerst het antwoord aan. Welke groep is eerst? 1 punt! (de antwoorden hangen op tegen de muur of liggen op de grond achter de matten) Variant: -Eerst parcours afleggen. -Parcours afleggen, en antwoord op het einde opschrijven op het whiteboard, nadien evalueren. Materiaal: Fluitje, toversnoer, 2 dikke matten, 2 kegels. Aantal: +-10 (2 groepen van 5).

51

Activiteit 12: Wendsprong over de kast met afzetvlak. Verloop: Een kast op heuphoogte (80 cm) in de breedte. Een houten springplank ervoor en 2 matjes erachter. Loop rustig naar de kast en zet met 2 voeten af op de springplank en zet je handen zo, spring over de kast en land met je gezicht in de richting waar je vandaan kwam. De lln. lopen verder naar de leerkracht en krijgen een oefening. Als ze het juist hebben = 1 punt en rustig aansluiten bij de groep. Als ze het fout hebben = geen punt en sprinten rond de kegels om zo aan te sluiten bij de groep. Individueel puntentelling. Op fluitsignaal vertrekken de volgende leerlingen. Variant: Aanloop op een bank, springen op trampoline (halve draai, hele draai, kunstje) landen op dikke mat, lopen naar lk en oefening krijgen. Materiaal: Fluitje, 2 springplanken, 2 kasten, 4 matjes, kegels. Aantal: +-10 leerlingen (2 groepen van 5)

52

Activiteit 13: Estafettespelen. Verloop: De leerlingen staan in rijtjes van maximaal 4 leerlingen aan een kant van de zaal opgesteld. Aan de andere kant van de zaal is een omkeerpunt waar de lln een oefening oplossen (schrijven op het whiteboard). Als je de oefening hebt ingevuld, loop je zo snel mogelijk terug en tik je de volgende lln aan. Variant in estafettespelen: *Startpositie in ruglig, buiklig, gehurkt, zitten, ogen sluiten,5x pompen… *Loopwijze- hinkelen, achterwaarts lopen, kruiwagen met de volgende leerling,… *Spoorlijn estafette, kan in 2 groepen van 7 of meer… De lln liggen achter elkaar met telkens een kleine opening tussen elke lln. De eerste lln loopt naar de muur en lost een oefening op, loopt terug, springt tussen de lln en gaat liggen achter de laatste lln, als die lln ligt, vertrekt de volgende leerling. Welke ploeg is als eerst aan de overkant? * Hefboom estafette, kan in 2 groepen van 7 of meer… De lln liggen geschrankt achter elkaar met telkens een kleine opening tussen elke lln. De eerste lln loopt naar de muur en lost een oefening op, loopt terug, en de andere lln maken het spoor open door de benen omhoog te doen. De eerste lln loopt tussen de lln en gaat liggen achter de laatste lln, als die lln ligt, vertrekt de volgende leerling. Welke ploeg is als eerst aan de overkant? *Dobbelstenen gooien, teruglopen en de oefening opschrijven + oplossen en aansluiten bij de groep. Als de dobbelsteen op een roos kaartje komt, nog eens gooien. *Matje met verschillende oefeningen. De antwoorden liggen bij de lln in de hoepel, eerste lln neemt een antwoord, loopt naar de mat en kleeft het op de juiste oefening, loopt terug en tikt volgende lln aan. Materiaal: Kegels. Aantal: +-10-15 leerlingen (4 groepen van 3á4 leerlingen) Spoorlijn estafette en hefboom estafette kan in 2 grotere groepen.

53

Activiteit 14: Korfbal. Verloop: Startpositie aan kegel, aanlopen naar hoepel, gooien naar korf, bal terug in hoepel leggen. Als leerling scoort = 1 punt en terug aansluiten bij de groep. Als leerling mist = geen punt maar loopt naar leerkracht voor een oefening, als hij juist antwoordt = 1 punt. Bal altijd terug in hoepel leggen. Als bal in de hoepel ligt, vertrekt de volgende leerling. Variant: 4 teams in totaal, 2 teams per korf. Materiaal: Kegels, hoepels, korven en ballen. Aantal: +-10 leerlingen (2 groepen van 5) +-14 leerlingen bij de variant.

54

Activiteit 15: Kaatsbal. Verloop: Een kale muur als kaatswand. Per 2 matje nemen en op ongeveer 2 meter van de muur leggen. Elk duo krijgt 1 bal. Het matje is de gooiplaats, daar staat 1 leerling op, de andere leerling wacht erachter in de hoepel. De leerlingen gooien van de gooiplaats tegen de muur en probeert de bal terug te vangen in 1 keer terwijl hij op het matje staat. Na 1 gooi wisselen de lln van plaats. Als de gooier vangt = punten tellen met sprongen van bv. 4. Als de gooier niet vangt = geen punt. Als het duo in totaal bv. 10x4= 40 punten heeft, gaan ze op het matje zitten, welk duo is eerst? Variant: Als het vangen in 1 keer te moeilijk is, mag het met bots. Materiaal: Matjes, ballen, hoepels. Aantal: Even, in duo’s.

55

Activiteit 16: Matlummelbal. Verloop: 5 spelers: 4 matten in een vierkant opgesteld. 4 spelers: 3 matten in een driehoek opgesteld. Op elke mat 1 gooier, in het midden staat een vanger. De werpers werpen de bal naar elkaar zonder dat de vanger de bal aanraakt of vangt. De werpers mogen niet van de mat komen en de vanger mag niet op de mat komen. De bal mag botsen. De werpers proberen zoveel mogelijk punten te scoren. Als de bal niet aankomt, wordt gevangen, aangeraakt of hij is uit het spel, dan wordt de vanger een gooier. De werpers worden om te beurt een vanger. De werpers mogen de bal niet langer dan 5 seconden vasthouden. Variant: Elke gevangen bal = een x aantal punten waard. (tellen met sprongen) Materiaal: Per groep een bal, matten. Aantal: Groepjes van 4 of 5.

56

Activiteit 17: Ratten en raven. Verloop: Twee rijen over elkaar. Elke rij staat op een lijn. Elke rij is een veelvoud van.. Bijvoorbeeld: De ene rij zijn de veelvouden van 5 en de andere rij zijn de veelvouden van 4. Als de lk een veelvoud zegt van 5, dan lopen deze lln zo snel mogelijk naar de kegels en proberen de andere veelvouden hen te tikken. Als de veelvouden van 5 achter de kegel zijn, zijn ze veilig. Als ze voor de kegel getikt worden, hebben de andere veelvouden een punt verdiend. Variant: Andere veelvouden aan bod laten komen. Andere starthouding (staand, knielend, zittend, liggend) Materiaal: Kegels. Aantal: Even aantal.

57

Activiteit 18: Krijgertje (tikspel). Verloop: 2 ruimtes afgescheiden door banken. De leerlingen worden in 2 groepen verdeeld. In elke ruimte = 1 tikker. Als de tikker een leerling in zijn ruimte kan aantikken, moet die leerling naar de andere ruimte gaan. Elke leerling in zijn ruimte = x aantal punten waard (bv. 10) De tikker die na 1 minuut het minste leerlingen (het minste punten) in zijn ruimte heeft, wint! Variant: Andere waarde van punten per lln. Materiaal: Fluitje, banken, vestjes. Aantal: Niet van belang.

58

Activiteit 19: Nummerrugby. Verloop: 2 teams. Elk team zit op de bank aan 1 kant van de zaal. Achter de bank staat een grote mat. In het midden van de zaal ligt een bal. Elke leerling van de groep krijgt een kaartje met een uitkomst dat ze voor hun voeten leggen. De leerkracht zegt een oefening bv. 24:6 → de leerlingen met het cijfer 6 lopen zo snel mogelijk naar de bal en nemen die mee naar de dikke mat achter zijn eigen team. De leerling die de bal op zijn mat kan duwen, heeft een punt verdiend. De leerling mag op de mat springen met de bal, maar geen salto’s maken. Variant: De leerlingen wisselen van kaartjes om zo andere duels te krijgen. De leerkracht zegt meerdere oefeningen zodat de leerlingen tactisch moeten gaan spelen. Materiaal: 2 banken, bal, fluitje, 2 dikke matten. Aantal: Niet van belang.

59

Activiteit 20: Balvaardigheden in posten. Verloop: Verschillende posten, de leerlingen werken in duo. Bij elke post kunnen ze individueel punten verdienen.

1) Hoepel rollen. Lln A staat aan de kegel met een bal. Lln B staat op een meter afstand van de muur met een hoepel vast. Lln A probeert de bal door de hoepel te rollen. Lln B mag de hoepel niet verschuiven. Hierna wisselen de rollen. Lln B neemt de bal mee naar de kegel en lln A houdt de hoepel vast. Als een lln door de hoepel rolt, heeft hij een punt bv. 4 → tellen met sprongen van 4.

2) Tussen kegels rollen. Om te beurt rollen. Zelfde puntensysteem als 1.

3) Hockey schieten naar doel. Om te beurt schieten, zelfde puntensysteem als 1.

4) Korfbal gooien. Om te beurt gooien. Zelfde puntensysteem als 1.

5) Voetbal trappen. Om te beurt trappen. Zelfde puntensysteem als 1.

6) Hoepel werpen. Om te beurt werpen. Zelfde puntensysteem als 1.

7) Tennisbal werpen tegen muur en laten botsen in hoepel. Om te beurt werpen. Zelfde puntensysteem als 1. De leerlingen houden na elke ronde hun behaalde punten bij. Na afloop wordt besproken hoeveel de leerlingen per ronde hebben gescoord.

Variant: Als de leerlingen doorschuiven, verandert het puntensysteem. 2, 3, 4, 5 of 10 punten. Materiaal: Ballen, tennisballen, hoepels, kegels, korven. Aantal: Niet van belang.

60

Activiteit 21: Klimmen en dalen. Verloop: Op het klimrek hangen verschillende oefeningen op. De leerlingen worden in groepjes verdeeld en staan aan de kegel. Voor de kegel ligt een hoepel waar uitkomsten omgedraaid inliggen. Lln A neemt een kaartje, loopt naar het klimrek en hangt de uitkomst bij de juiste oefening, daalt voorzichtig van het klimrek en loopt terug, tikt lln B en lln B vertrekt. Hierna overlopen hoeveel punten elk team heeft gescoord. Variant: 4 verschillende posten, er kan worden doorgeschoven zodat de leerlingen werken met verschillende inhouden. Techniek van klimmen of dalen: Klimmen met 2 handen en 1 voet, 1 hand en 2 voeten. Dalen in hang zonder voetensteun. Materiaal: Kegels, klimrek, hoepels, matjes leggen onder het klimrek. Aantal: Er kan in 4 groepen gewerkt worden

61

Activiteit 22: Kringbal. Verloop: De leerlingen staan in een kring, 1 leerling heeft een mouche bal vast. De bal wordt doorgegeven in een afgesproken richting. Dit is een telspel waarbij lln 1 telt vanaf 1, lln 2 zegt dan 2, lln 3 zegt dan 3, enz… Bijvoorbeeld: je mag de tafel van 5 niet uitspreken. Bij elke sprong van 5 bots je de bal, je vangt hem en geeft hem door. Je spreekt de sprongen van 5 dus niet uit. Je mag pas je getal zeggen als je de bal vasthebt. Als een leerling de opdracht verkeerd uitvoert, bv. Hij zegt 5 in plaats van de bal te botsen, moet hij rond de kegels in de zaal lopen en op zijn plaats komen zitten. Wie blijft als laatste over? De bal mag max 3 tellen worden vastgehouden. Indien de bal langer wordt vastgehouden, moet deze leerling ook lopen en gaan zitten. Na enige tijd gaan er gaten komen tussen leerlingen waardoor de bal niet meer kan worden aangegeven. Vanaf hier moet de leerling de bal op een normale manier werpen. Als de bal slecht wordt geworpen → lopen en zitten. Als de bal na een goede worp niet wordt gevangen → lopen en zitten. Variant: Andere tafels die verboden zijn of twee tafels combineren. De leerkracht staat in het midden met tafeloefeningen, de leerling die de bal theeft, moet binnen de 5 tellen de uitkomst zeggen, anders moet hij lopen en zitten. Variant in lopen: rond kegels lopen, klimmen op klimrek muur tikken en komen zitten in de kring. IPV botsen, “bom” zeggen. Materiaal: Mouche bal. Aantal: Niet van belang.

62

8. Beeldmateriaal

Tijdens de lessen werd beeldmateriaal gemaakt, zowel foto’s als video’s. Er werd een eigen facebook pagina van het project Move and Mathics opgericht. Op deze pagina werd het beeldmateriaal geplaatst zodat de ouders van de kinderen een zicht kregen op wat er werd gedaan tijdens de lessen en konden zij hun kind in actie zien. Het project Move and Mathics heeft 2 keer een topic gekregen op de schoolsite.

In onderstaande collectie van beeldmateriaal vind je beelden terug van volgende activiteiten alsook enkele sfeerbeelden:

Activiteit 1: balvaardigheden per twee. Activiteit 2: tafelspringen. Activiteit 3: maaltafel battle. Activiteit 4: honkloopspel. Activiteit 6: combinatie van tafelspringen, balvaardigheden, estafettespelen en tafels. Activiteit 7: tikkertje tafel Activiteit 8: tafel tornooi Activiteit 22: kringbal.

63

64

65

66

67

68

69

70

71

72

73

74

75

76

77

78

79

80

81

82

83

9. Bronnenlijst

9.1 Internetbronnen

1) Bewegend leren, bewegingsintegratie in de klas (2015) Wat is bewegingsintegratie? Geraadpleegd op 25 november 2017, van https://bewegenmetblisb.wordpress.com/wat-is-bewegingsintegratie/

2) Bos, S (30 mei 2017). Waarom is bewegingsonderwijs zo belangrijk voor kinderen? Geraadpleegd op 6 mei 2018, van https://avansplus.nl/blog/belang-van-bewegingsonderwijs

3) Chris Visscher, Esther Hartman, Marije T. Elferink-Gemser (2011) Fit, vaardig en verstandig! Geraadpleegd op 25 november 2017, van https://www.kennisbanksportenbewegen.nl/?file=1888&m=1422882972&action=file.download

4) Cielen, JAB (13 juni 2016). Rekenen leer je sneller in de turnzaal. Geraadpleegd op 26 november 2017, van http://www.cielen.eu/rekenen-leer-je-sneller-in-de-turnzaal-DM-2016-06-13.pdf

5) De Clerck, F en Igodt, P (oktober 2015). Het belang van Wiskunde is gigantisch.

Geraadpleegd op 24 november 2017, van

https://wet.kuleuven.be/wetenschapinbreedbeeld/igodtdeclerckeos

6) Dr. Aart. Waarom leren we wiskunde? Geraadpleegd op 10 mei 2018, van

https://www.dr-aart.nl/Contact-waarom-wiskunde.html

7) Evenepoel, K (06 december 2016). Vlaamse leerlingen Europese top in Europa.

Geraadpleegd op 9 mei 2018, van https://www.tijd.be/politiek-

economie/belgie/vlaanderen/vlaamse-leerlingen-europese-top-in-

wiskunde/9838900.html

8) Frank (19 januari 2014). Wat is het nut van wiskunde? Geraadpleegd op 9 mei 2018,

van https://www.ikhebeenvraag.be/vraag/33293/Wat-is-het-nut-van-wiskunde

9) Houtman, M (30 september 2016). 7 redenen om je kind te laten sporten.

Geraadpleegd op 8 mei 2018, van http://www.michellehoutman.nl/kleuters/7-redenen-

om-je-kind-te-laten-sporten/

10) Joosten, F (12 september 2016). Bewegend leren houdt kinderen fysiek én mentaal

scherp. Geraadpleegd op 7 mei 2018, van

https://pxlexperts.smallteaser.com/article/bewegend-leren-houdt-kinderen-fysiek-n-m

11) Moelants, J (18 juli 2014). Sedentariteit, de nieuwe hype? Geraadpleegd op 9 mei

2018, van http://www.icho-info.be/masterproefpdf/thesis/%7B629a37cb-1ad9-7d2f-

ba27-f0596142616d%7D_Thesisdocument.pdf

84

12) Onderwijs Vlaanderen (8 juni 2017) Dalende trend resultaten wiskunde

basisonderwijs vraagt om verder onderzoek. Geraadpleegd op 5 mei 2018, van

https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/dalende-trend-resultaten-wiskunde-basisonderwijs-

vraagt-om-verder-onderzoek

13) Scherder, E (februari 2013). Hersenen en bewegen. Geraadpleegd op 21 december

2017, van http://leefstijlcoachwageningen.nl/wp-content/uploads/2012/06/Hersenen-

en-bewegen-folder.pdf

14) Stegeman, H. (maart 2017). Belgische kinderen bewegen veel te weinig.

Geraadpleegd op 26 november 2017, van http://www.sports-media.be/links/effect-

sport-op-school.pdf

15) Van Den Broek, A (november 2016). Belgische kinderen bewegen veel te weinig.

Geraadpleegd op 21 december 2017, van

https://www.kuleuven.be/thomas/page/media/view/212551/

16) Van Den Broek, A (22 november 2016). Belgische kinderen bewegen nauwelijks.

Geraadpleegd op 6 mei 2018, van http://www.hildecrevits.be/nl/belgische-kinderen-

bewegen-nauwelijks

17) Evers, R. (2018). Bewegingsdriehoek. Geraadpleegd op 27 mei 2018, van

https://www.gezondleven.be

9.2 Literatuur

18) Aspacki, C. (2004) Energize! Amstelveen: Stichting Lions Quest Nederland

19) Boury, J. (2010) 101 spelen. Brugge: Die Keure

20) Lamon A., De Veylder F. & Vaesen E. (1999) Hoe kleuters en jonge kinderen leren rekenen in beweging. Sint-Amandsberg/Gent: PVLO vzw

21) Mooij, C. (1995) Gymnastiekl. Baarn: Bekadidact

22) Mooij, C. (1996) Spel. Baarn: Bekadidact

23) Mooij, C. (2001) Basisdocument bewegingsonderwijs. Zeist: Jan Luiting Fonds

24) Pattyn, G. & De Wael, M. (2004) Kinderen bewegen. Antwerpen: De Boeck

25) Vandenberg,T. Berkel, M. & Hazelebach, C. (2000) Werkboek bewegingsonderwijs voor de basisschool. Baarn: Bekadidact

26) Van Gelder, W. & Stroes, H. (2001) Basislessen bewegingsonderwijs 2: spel. Utrecht: De Tijdstroom

27) Verhoeven, L. & de Wilde, A. (2011) Fit voor leren. Antwerpen: De Boeck