88
Bachelorproef Professionele Opleidingen Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk Academiejaar 2015-2016 De impact van het overlijden van een tweelinghelft op de overlevende broer of zus, vanuit een gezinswetenschappelijk perspectief. Bachelorproef aangeboden door Nancy Claeys tot het behalen van de graad van Bachelor in de Gezinswetenschappen Eindproefbegeleider: dr . Adelheid Rigo

Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

Bachelorproef Professionele Opleidingen

Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk

Academiejaar 2015-2016

De impact van het overlijden van een tweelinghelft op de overlevende broer of

zus, vanuit een gezinswetenschappelijk perspectief.

Bachelorproef aangeboden door Nancy Claeys

tot het behalen van de graad van Bachelor in de Gezinswetenschappen

Eindproefbegeleider: dr . Adelheid Rigo

Page 2: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016
Page 3: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016
Page 4: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016
Page 5: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

Bachelorproef Professionele Opleidingen

Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk

Academiejaar 2015-2016

De impact van het overlijden van een

tweelinghelft op de overlevende broer of zus, vanuit een gezinswetenschappelijk perspectief.

Bachelorproef aangeboden door Nancy Claeys

tot het behalen van de graad van Bachelor in de Gezinswetenschappen

Eindproefbegeleider: dr. Adelheid Rigo

Page 6: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016
Page 7: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

ABSTRACT BACHELORPROEF

Opleiding: Bachelor in de Gezinswetenschappen

Voornaam Naam

Student: Nancy Claeys

Eindproefbegeleider: dr. Adelheid Rigo

Titel bachelorproef: De impact van het overlijden van een tweelinghelft op de overlevende broer of zus, vanuit een gezinswetenschappelijk perspectief.

Abstract publiceren

Ja Neen

Indien neen, motiveer hier waarom de abstract niet openbaar gemaakt mag worden (bijv. deontologisch niet verantwoord, onderzoek is nog aan de gang, …, specifieke bedrijfsinformatie)

Kern- / trefwoorden bachelorproef:

Wanneer een tweelinghelft komt te overlijden. Kan men dan nog stellen

dat men een tweeling is?

Dubbele identiteit bij tweelingen

Rouwverwerking

Empowerment

Zingevingsprocessen

Korte samenvatting bachelorproef:

Met deze eindproef heb ik getracht om via literatuur en andere informatie op

zoek te gaan naar hoe men een individu en zijn naaste omgeving zou kunnen

versterken wanneer een persoon zijn tweelinghelft verliest.

De gevolgen van dit verlies op de andere tweelinghelft en zijn of haar omgeving

zijn zeer intens en zeer complex.

Vanuit psychologisch, pedagogisch en ethisch-hermeneutisch perspectief heb ik

getracht om de bijzondere band tussen tweelingen en de impact van het

overlijden van één ervan te benaderen.

Hoe diep en op welke manier werkt dit verlies door en in hoeverre heeft een

ingrijpende gebeurtenis als deze een impact op het latere leven?

Vanuit de psychologische invalshoek heb ik vooral de nadruk gelegd op wat het

betekent om als deel van een tweeling geboren te worden.

Page 8: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

Via vragen als “is men dan nog altijd wel een tweeling als er één helft

overleden is?”, en “hoe sterk weegt het overlijden van een tweelinghelft door

op de psyché en de verdere identiteitsontwikkeling van de overlevende

tweelinghelft?” heb ik hier een antwoord op trachten te formuleren.

Vanuit de pedagogische invalshoek heb ik vooral de nadruk gelegd op het

balansmodel van Bakker & Bakker. Wat betekent dit verlies voor de ouders?

En hoe kunnen zij hun eigen rouwproces en dat van hun overlevende

tweelinghelft een plaats geven als primaire verzorgers binnen de pedagogische

context. Maar eveneens is hier ook een belangrijke opvoedingstaak weggelegd

voor leerkrachten die met overlevende tweelinghelften geconfronteerd worden.

Vanuit de ethische invalshoek, door middel van een ethisch-hermeneutische

lens, heb ik getracht een antwoord te formuleren op vragen als “wat leren de

mythologie, geschiedenis en religie ons over het fenomeen tweeling zijn”. En

“hoe kunnen we het verlies van een tweelinghelft begrijpen als we de

hermeneutische lens scherp stellen”.

Heel veel overlevende tweelinghelften vinden immers steun in hun

hartstochtelijke en oprechte zoektocht naar die ander. Het is hun manier om

zich open te stellen, om vaardigheden te ontwikkelen en om op zoek te gaan

naar ‘zingeving’. Net door hun intense existentiële eenzaamheid zijn ze

misschien nét iets intenser dan éénlingen op zoek naar antwoorden op de

existentiële vragen die hieruit voortvloeien, wat leidt tot een sterke feeling voor

diepzinnigheid. Er gaat van hen vaak een onverklaarbare diepe intuïtieve kracht uit, die geen exacte wetenschap is, maar die wel heel vaak ‘troostende’

gaven weerspiegelt.

Overlevende tweelinghelften hebben elk hun verhaal te vertellen, en dat is niet

alleen een verhaal van verlies, maar ook een verhaal van overleven. Het

vertellen van hun verhaal, door middel van narratieve therapie en door middel van lotgenotencontact, heb ik dan ook meegenomen als veranderingsstrategie.

Ook een terugkeer naar de baarmoeder, naar de prenatale gevoelsbeleving

herbergt een belangrijke sleutel om een helingsproces op gang te brengen. Ik

sta met deze eindproef dan ook graag even stil bij een bijzondere techniek die

hiervoor jaren geleden ontwikkeld werd vanuit de antipsychiatrie beweging

onder de vorm van ‘duiktherapie’.

Luisteren naar hun verhaal, als naaste omgeving maar ook als hulpverlener is

hoe dan ook een belangrijke sleutel binnen het rouwproces.

Hoe men hier binnen de context van het gezin, op de meest efficiënte wijze

vorm aan kan geven, is dan ook het hoofdthema van deze eindproef.

Page 9: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

Referentielijst:

Austermann, A., & Austermann, B. (2006). Het drama in de moederschoot: De

verloren tweelinghelft. Esserveen: Akasha.

Feenstra, C., (2014). Het grote tweelingenboek. Rotterdam: Ad. Donker.

Keirse, M. (2003). Helpen bij verlies en verdriet: Een gids voor het gezin en de

hulpverlener. Tielt: Lannoo.

Segal, N. L. (1999). Entwined lives: Twins and what they tell us about human

behavior. New York: Dutton.

Stroecken, G., & Verdult,R. (2006). De mythe van de gelukkige kindertijd:

Zoektocht naar het miskende kind in onszelf. Antwerpen: Cyclus.

Mailadres:

[email protected]

Page 10: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

Inhoudstafel

Voorwoord

Inleiding 1

1. Casus 3

1.1. Het levensverhaal van Caroline 3 1.2. Belangrijke personen in het leven van Caroline 7

1.2.1. Anne, mama van Caroline 7

1.2.2. Wim, oudere broer van Caroline 8

1.2.3. Tom, echtgenoot van Caroline 9

1.3. Probleemstelling – vraagstelling – veranderingsdoel 11

2. Drie invalshoeken 12

2.1. Psychologische invalshoek 12

2.1.1. Inleiding 12 2.1.2. Een vervaagd ego. Wat leert ons de psychodynamica 14

over de ontwikkeling van ego en bewustzijn van

tweelingen in de prenatale fase?

2.1.3. Identiteitsverlies bij de overlevende tweelinghelft. 18

2.1.4. Een onbewust/bewust versmeltingseffect bij de 22

overlevende tweelinghelft.

2.2. Pedagogische invalshoek 23

2.2.1. Inleiding 23

2.2.2. Opgroeien in balans 24

2.2.3. Beschermende- en risicofactoren 25

2.2.3.1. Microniveau 25 2.2.3.2. Mesoniveau 28

2.2.3.3. Macroniveau 30

2.2.3.4. Afwegen van de balans: 31

Draagkracht versus draaglast. Welke

factoren wegen door?

2.2.4. Rouw binnen schoolse setting: 32 4 rouwtaken

2.2.4.1. Eerste rouwtaak 33

2.2.4.2. Tweede rouwtaak 33

2.2.4.3. Derde rouwtaak 34

2.2.4.4. Vierde rouwtaak 34

Page 11: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

2.3. Ethische invalshoek 36

2.3.1. Een ethisch hermeneutische inkijk 36 2.3.2. De hermeneutische lens hanteren om Caroline’s 37

Angst voor het leven beter te kunnen begrijpen

2.3.3. Het ethisch appel 41

2.3.4. De ethische knoop ontwarren: twee benaderingen 44

2.3.5. Het beantwoorden van de ethische vraag: 47

contemplatie en ontvankelijkheid

3. Veranderingsstrategieën 49

3.1. Inleiding 49

3.2. De narratieve psychologie 50

3.3. Beeldende systeemtherapie 54 3.4. Lotgenotencontact 57

3.4.1. Tweeling-alleen website 60

3.4.2. Twinless-twins website 60

3.5. Vanuit de psychoanalyse: duiktherapie en 61

aquatherapie

4. Aanbevelingen 64

4.1. Aanbevelingen voor Caroline 64

4.2. Aanbevelingen naar hulpverleners, 65

Leerkrachten, familieleden e.a. die

Met tweelingverlies worden geconfronteerd 4.2.1. Kinderboekje: ‘Straal Stella, straal’ 66

4.2.2. Documentaire: Lone Twin van Anna van der Wee 66

5. Besluit 67

6. Literatuurlijst 69

Page 12: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

Voorwoord

“Iemand die je nooit gekend hebt, kan je ook niet missen”. Het is een

alledaagse, diepgewortelde menselijke aanname. Een aanname waarbij we, als

we ze heel letterlijk nemen, de sleutel van een belangrijk proces van heling,

zonder meer en zonder al te veel nadenken, gewoon weggooien.

Tijdens deze opleiding heb ik echter mogen ervaren dat men op het Hoger

Instituut voor Gezinswetenschappen geen sleutels weggooit, en bijgevolg al

evenmin op deze manier deuren onherroepelijk sluit. Integendeel, de brede

visie op het gezin, de mens en zijn denken, welke ik hier de voorbije jaren heb

mogen ervaren, heeft voor mij heel veel deuren geopend om mezelf ten volle te

kunnen ontplooien.

Dankbaar ben ik in het bijzonder docenten Manu Keirse en Koen Baeten, die me

in het tweede jaar, -toeval of niet-, op dezelfde lesdag, de sleutel aanreikten

om deze eindproef aan te durven gaan: “Iemand die je nooit gekend hebt, kan

je wél degelijk heel intens diepmenselijk missen”.

Ik mis hem nu immers al meer dan 40 jaar, mijn tweelingbroer Patrick welke

overleed voor onze geboorte. Ik miste ‘iets’, en ik zocht jarenlang in elke

relatie die ik tegenkwam, naar dat ene gevoel van ‘eenheid’.

Zo kwam ik jaren geleden bij een zelfhulpgroep voor ‘alleengeboren tweelingen’

terecht. Het was binnen deze groep dat ik Caroline mocht ontmoeten wiens

levensverhaal ik als casus voor deze eindproef heb mogen gebruiken, en

waarvoor ik haar ontzettend dankbaar ben.

Een bijzonder grote dank gaat eveneens uit naar mijn fantastische en

liefdevolle echtgenoot Luc, en mijn twee prachtige kinderen Rémi en Emma.

Het was niet altijd even evident om het gezinsleven met studeren te

combineren, maar hun mateloos begrip en hun ongelofelijke steun, zijn een

onmisbare factor geweest om door te zetten.

Een bijzondere en welgemeende dank gaat uiteraard ook uit naar mijn

eindproefpromotor dr. Adelheid Rigo voor het nauwkeurig en kritisch nalezen

van deze eindproef, voor de tips én de fijne samenwerking.

Maar het feit dat ik in deze fase van de opleiding sta waar ik nu sta, heb ik ook,

en zonder enige twijfel te danken aan mijn lieve vriendin Valerie Dellaert. Haar

motiverende en steunende woorden, haar raad en daad, zijn van een voor mij

onschatbare waarde geweest op momenten dat ik door het bos de bomen niet

meer zag.

Page 13: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

Het is haar levensmissie om het werk van haar grootvader, wijlen Professor

Réne Dellaert verder te kunnen zetten. Zijn levenswerk was jaren geleden ooit

al de start van onze mooie vriendschap. Niet toevallig was het Professor

Dellaerts’ trouwe vriend Steven de Batselier, dewelke voor mij, op mijn beurt,

een hele grote inspiratiebron is geweest tijdens het schrijven van deze

eindproef. Ik eindig dan ook graag dit voorwoord met zijn inspirerende,

motiverende en legendarische woorden, welke voor mij als toekomstig

gezinswetenschapster van diep intrinsieke betekenis zijn:

“Het is een geweldige vreugde, experimenteren met zichzelf en vaststellen dat het anders kan – voor de wereld weten, -de

zekerheid hebben – dat het anders moet. Het dubbel facet der Revolutie die morgen waarheid wordt en vandaag begint.

Bewustwording en sociale verantwoordelijkheid: dé uitweg uit de impasse. Samen op weg naar het nieuwe Utopia, naar de stad van morgen, naar opstanding en verrijzenis – met deze

zekerheid voor ogen dat Utopia geen fictie, illusie of hersenschim is, maar een droom en drijfveer voor wat morgen werkelijkheid

wordt.”

Steven De Batselier

Page 14: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016
Page 15: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

1

Inleiding

Caroline werd geboren als deel van een tweeling. Haar zusje Stella overleed 7

dagen na de geboorte.

Caroline heeft het verlies van Stella altijd ervaren als een intrinsiek gemis

hetwelk ze niet meteen een plaats heeft weten geven.

Hoe diep en op welke manier werkte dit verlies door op haar, en in hoeverre

had deze ingrijpende gebeurtenis een impact op haar latere leven?

Deze probleemstelling werd vanuit drie invalshoeken benaderd.

Vanuit de psychologische invalshoek heb ik getracht te onderzoeken wat het

betekent om als deel van een tweeling geboren te worden. Via vragen als “is

men dan nog altijd wel een tweeling”, en “hoe sterk weegt het overlijden van

een tweelinghelft kort na de geboorte door op de verdere

identiteitsontwikkeling van de overlevende tweelinghelft”, heb ik getracht op

wetenschappelijk onderbouwde wijze een antwoord te vinden.

Vanuit de pedagogische invalshoek heb ik vooral de nadruk gelegd op het

balansmodel van Bakker & Bakker. Wat betekent dit verlies voor de ouders?

En hoe kunnen zij hun eigen rouwproces en dat van hun overlevende

tweelinghelft een plaats geven als primaire verzorgers binnen de pedagogische

context.

Vanuit de ethische invalshoek, door middel van een ethisch-hermeneutische

lens, heb ik getracht een antwoord te formuleren op vragen als “wat leren de

mythologie, geschiedenis en religie ons over het fenomeen tweeling zijn”. En

“hoe kunnen we het verlies van een tweelinghelft begrijpen als we de

hermeneutische lens scherp stellen”.

Aan de hand diverse literatuur heb ik belangrijke handvaten gekregen om op

mijn probleemstelling een antwoord te kunnen formuleren.

Page 16: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

2

“Groot Grand Guignol, de negenmaandse schoot,

Wanneer de liefde niet een warme wand is.

Tweelingdier, broer, tast ik nog waar je hand is

Of ben je al dood?, klein, bloedend rood.

Ergste maaltijd voor mijn dom leven,

Terwijl je resten rotten op de vaalt?

Ik heb je nu mijn leven lang vertaald,

Maar nooit de waarheid over ons geschreven”.

Hans Andreus uit: ‘De kleine waanzin.’

Page 17: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

3

1. Casus

1.1. Het levensverhaal van Caroline1:

Caroline werd geboren in januari 1981. Caroline’s moeder wist aanvankelijk

niet dat ze zwanger was van een tweeling. Het was pas toen eind december

1980 haar vliezen vroegtijdig braken en ze in allerijl werd opgenomen in het ziekenhuis, dat men op een röntgenfoto zag dat er twee foetussen in de

baarmoeder aanwezig waren.

Haar mama is dan in het ziekenhuis gebleven en met de nodige medische

zorgen heeft men de bevalling dan toch nog twee weken kunnen uitstellen.

Op 10 januari 1981 werden beide meisjes met een keizersnede geboren. Zusje Stella kreeg meteen bij de geboorte een hartstilstand en kwam in een nog

kritiekere toestand ter wereld dan Caroline. Na een reanimatie van 15 minuten

kregen de artsen het hartje van Stella toch weer op gang. Beide meisjes

werden in een aparte couveuse gelegd, waar ze elk de strijd op leven en dood

aangingen.

De verpleegsters in het ziekenhuis kregen elk een beurtrol toegewezen om te

waken bij de couveuses, zo kritiek was de toestand van beide meisjes. Vader

Jan die in het ziekhuis werkte als elektricien installeerde een alarmbel in de

couveusekamer, zodat de verpleegsters een vervanger konden oproepen

wanneer ze toch even dringend weg moesten.

Kleine anekdotes die duidelijk zijn blijven hangen in het geheugen van de

familie, en die aangeven hoe kritiek de toestand van beide meisjes was geweest.

Ondanks alle goede zorgen liet Stella zes dagen later het leven. Caroline zette

haar strijd verder, al gaven de dokters haar weinig overlevingskansen. Eén

kans op tien dat Caroline in leven zou blijven, dit in combinatie met het

overlijden van dochtertje Stella, had op beide ouders uiteraard een zeer zware impact. Desondanks bleef moeder Anne haar dochtertje trouw elke dag

bezoeken en maakte Caroline, tot ieders grote vreugde en verbazing, grote

sprongen vooruit.

In die tijd was het bezoek van de ouders enkel toegelaten achter glas. Het was

pas de dag dat Caroline naar huis mocht, - toen ze uiteindelijk 3kg woog- dat

Anne haar dochter voor de 2de keer sinds de bevalling in haar armen mocht

sluiten.

1 Omwille van de privacy staan alle betrokkenen in deze casus vermeld onder een pseudoniem

Page 18: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

4

Caroline getuigt expliciet dat het deel van een tweeling zijn haar hele verdere

leven zeer sterk heeft beïnvloed. Eén van haar vroegste herinneringen aan

haar jongere levensjaren gaan terug naar het feit dat ze heel vaak aan haar

mama vroeg: “of ze heel erg gehuild had op het ogenblik dat haar zusje

overleed?”. Moeder Anne, die zelf deel is van een tweeling, -zij heeft een

tweelingzus die nog steeds in leven is-, heeft altijd wel het besef gehad dat

Caroline wel eens sterk zou kunnen gaan lijden onder het verlies van haar

tweelingzus, en ze deed er dan ook alles aan om de herinnering aan Stella

levendig te houden.

Toen Caroline naar de kleuterklas ging werd de juf dan ook heel snel ingelicht

over het feit dat ze oorspronkelijk deel was geweest van een tweeling, en deze

juf nam dit gegeven dan ook heel serieus. Geregeld ging ze met haar klasje

naar het kerkhof, naar het graf van Stella, waar ze bloemetjes of

knutselwerkjes van de klas gingen neerleggen. Voor deze juf was Stella

gewoon een deel van haar klasgroep en ze vond het een verrijking dat de

andere kinderen heel vroeg vertrouwd werden gemaakt met het omgaan met

een verlieservaring.

Tot op vandaag is de blijk van medeleven die haar kleuterjuf destijds geuit

heeft, een herinnering waar Caroline met een heel warm hart op terugblikt. Ze

heeft nog steeds een grote appreciatie naar deze juf toe, en ze is vooral heel

dankbaar voor het feit dat iemand, -die eigenlijk een vreemde voor haar en

haar familie was-, dit met zo een overtuiging wilde doen. Het betekent voor

haar tot op vandaag heel veel.

Deze ervaring staat dan ook in schril contrast met de houding van de

leerkrachten die ze tegenkwam op de lagere school. Deze gingen ervan uit dat

het rouwproces bij Caroline nu wel achter de rug was, en ze hadden geen oog

voor het grote gemis dat Caroline, ondanks alle goede zorgen van haar naaste

omgeving, toch met zich mee bleef dragen. Al heel snel kreeg ze de stempel

‘dromerig’ kind toebedeeld. Verschillende rapporten uit de lagere school zijn

tot op vandaag de stille getuigenis van hoe Caroline doorheen deze hele

periode door juffen en meesters gezien werd, namelijk “een meisje dat altijd

met haar gedachten ergens anders zat”.

Heel vaak kwam het voor dat ze als straf tijdens de speeltijd achter haar

bankje moest blijven zitten om haar taken alsnog af te werken omdat ze tijdens

de les niet afgeraakt waren. Caroline omschrijft deze periode als een fase in

haar leven waarin ze diepongelukkig was, en waarin ze zich heel goed bewust

was van het feit dat samen sterven met Stella, destijds misschien toch een

betere optie was geweest.

Ze was ook vaak heel boos op zichzelf dat ze was blijven leven, en ze wilde in

deze fase graag naar de hemel, waar haar zusje was.

Page 19: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

5

Gelukkig had ze in deze lagere schooltijd ook wel enkele vriendinnetjes met wie

ze een sterke band had, maar waar ze zich, achteraf bekeken, ook heel erg aan

vast had geklampt.

Haar ouders keken ondertussen machteloos toe hoe, ondanks hun liefde en

goede zorgen, Caroline toch zo ongelukkig bleef. Ze voelden zich dan ook heel

vaak schuldig dat ze niet meer voor haar konden doen.

De echte ellende begon pas echt tijdens de middelbare schoolperiode. De

puberteit was een helse periode voor Caroline. Wederom voelde ze zich niet

begrepen door de leerkrachten, en omdat ze zo stil was, werd ze bovendien

door haar klasgenoten gepest. Ze omschrijft zichzelf in deze periode als ‘veel

te stil’ en ‘veel te braaf’.

Verdriet is een emotie welke haar hele puberteit enorm sterk gekleurd heeft.

Meermaals bleef die donkere gedachte dan ook terugkomen en overtuigde ze

zichzelf van het feit dat ze beter als baby was doodgegaan, net als Stella. Ze

miste haar zus immers nog steeds zo intens.

Op een bepaald moment tijdens de periode van Caroline’s puberteit is het gezin

dan verhuisd naar een nieuw huis in een ander dorp. In de nieuwe school ging

het gelukkig wel iets beter, toch beschrijft Caroline zichzelf ook in die periode,

als iemand die zeer bang was en vooral heel wantrouwig naar andere mensen

toe.

Vooral vertrouwensbanden opbouwen met vreemden lukte haar helemaal niet

goed. Ze was er immers steeds van overtuigd dat mensen haar vroeg of laat

wel zouden laten vallen als vriendin.

In het nieuwe dorp was er een jeugdhuis waar ze wel fijne herinneringen aan

heeft. Ze zat er zo goed als elk weekend. Alleen was er het feit dat in dat

jeugdhuis steeds meer en meer koppeltjes gevormd werden. Zij keek dan toe

hoe haar vriendinnen één voor één allemaal verkering kregen met een leuke

jongen. Maar Caroline had zich in het hoofd gestoken dat er voor haar geen

jongen was weggelegd, ‘wie wilde haar nu als vriendin’. Als er dan toch al eens

een jongen toenadering zocht, dan kwam de verlatingsangst bij Caroline zo

sterk naar boven dat het selffulfilling prophecy fenomeen algauw z’n werk deed

en deze jongens na vrij korte tijd de relatie beëindigden.

Caroline haalt zelf aan dat ze op dat moment, eigenlijk niet op zoek was naar

vriendschap of liefde, maar wel naar een gevoel van eenheid, ze zocht iemand

die die tweelingband kon evenaren.

Page 20: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

6

Op haar 25ste leerde ze dan Tom kennen. Maar ook met Tom liep het in het

begin niet zo vlot. Na 14 dagen kwam Caroline in een soort van depressie

terecht. Ze had extreem donkere gedachten, kon haar bed nog amper uit en

deed 2 weken lang niets anders dan huilen. Ze zag het leven echt niet meer

zitten en de dagen dat ze wel de moed vond om naar buiten te gaan, zat ze

urenlang aan het graf van haar zusje.

Op een bepaald moment in die periode is ook haar mama in een diepe crisis

beland. Ze kon het niet langer aanzien dan haar dochter zo bleef lijden onder

het verlies van Stella en tijdens een moment van wanhoop is ze tegen Caroline

beginnen roepen: “laat haar los alsjeblieft”, “doden hebben niet graag dat je zo

treurt” en, “dit gedrag helpt je echt geen stap verder”.

Dat crisismoment met haar moeder heeft haar een klik gegeven en had als

gevolg dat ze toch met goede moed de relatie met Tom heeft verder kunnen

zetten. Algauw groeiden de twee zo sterk naar elkaar toe dat ze ‘twee handen

op één buik’ werden. Ze had haar gevoel van eenheid gevonden. Nu zijn ze 10

jaar samen en ondertussen ook gehuwd. Ze getuigt dat ze nu wel gelukkiger is

dan ooit, maar dat Stella toch nog altijd een centrale rol blijft spelen.

Momenteel staat de relatie wel enigszins onder druk omdat het koppel een

sterke kinderwens heeft en zwanger worden niet spontaan lijkt te lukken. Het

koppel zit nu in fertiliteitsbehandeling en ook binnen deze fase is het tweeling

zijn niet ver weg. “Het liefst van al”, zo stelt ze, “zou ze mama willen worden

van een tweeling”, “dat zou haar echt gelukkig maken”.

Page 21: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

7

1.2. Belangrijke personen in het leven van Caroline2:

1.2.1. Anne, moeder van Caroline:

Anne, de mama van Caroline is zelf deel van een tweeling. Ze heeft een

tweelingzus Myriam, de tante van Caroline dus.

Ook tijdens deze bevalling liep het destijds niet zoals het hoorde. Baby’s

werden destijds nog met de hulp van een huisarts geboren en echotoestellen

waren er niet. Men ging er dus vanuit dat er slechts één kindje was, maar

twintig minuten nadat Myriam geboren was, volgde Anne.

Anne ademde aanvankelijk niet en men ging er dadelijk vanuit dat deze baby

niet meer leefde. Pas enkele seconden later zag de verpleegster dat er toch

een arm van het kindje leek te bewegen. Anne werd vervolgens in een soort

van couveuse gelegd, en ze overleefde. Echter had ze wel een zware

oorontsteking opgelopen aan beide oren, waardoor ze sindsdien kampt met

permanente gehoorschade.

Het feit dat de mama van Caroline zelf deel uitmaakt van een tweeling, maakt

dat zij als geen ander begrijpt hoe sterk het tweeling zijn een deel uitmaakt

van je persoonlijkheid.

Myriam en Anne waren altijd samen, -de onafscheidelijke tweeling werden ze in

de buurt genoemd-, ze droegen ook steeds dezelfde kleding.

Myriam studeerde heel vlot, ze was altijd de eerste van de klas, maar Anne was

net het tegenovergestelde en bengelde altijd achteraan de klas. Doch dat heeft

Anne nooit als storend ervaren. Het geluk van haar tweelingzus stond en staat

nog steeds boven alles.

Er is één moment dat eruit springt hetwelk hun diepe band heel sterk

weergeeft. Op het moment dat Anne ooit haar arm brak, had Myriam vanop

afstand aangevoeld dat er iets gebeurd was met Anne.

De zwangerschap van Caroline en Stella beschrijft Anne als een zeer stressvolle

periode. Ze moest veel rusten omdat ze al eens eerder, na de zwangerschap

van Wim, de oudere broer van Caroline, een miskraam had gehad, en de

dokter geen risico op een herhaling van dit feit wilde nemen. De eerste vier

maanden kreeg Anne dan ook platte rust voorgeschreven, maar daarna is ze

wel weer gewoon gaan werken. Ze wist niet dat ze in verwachting was van een

2 Omwille van de privacy staan alle betrokkenen in deze casus vermeld onder een pseudoniem

Page 22: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

8

tweeling, het was pas in de laatste weken, toen haar vliezen reeds gebroken

waren, dat dit aan het licht kwam.

Wanneer Stella uiteindelijk na 6 dagen overleed, was de omgeving langs de ene

kant heel begripvol, maar tegelijkertijd ook heel hard. Ze had immers reeds

een oudere zoon en nu met een dochter erbij waren er mensen die stelden “dat

de koningswens nu toch vervuld was”. Er was bovendien geen enkele

psychologische steun voorzien en men raadde het echtpaar zelfs aanvankelijk

af om Stella officieel te laten begraven. Het kostte in die tijd immers 1.000,-

Belgische Frank om de lijkwagen te betalen die Stella moest overbrengen van

het ziekenhuis naar het kerkhof, en er waren heel veel mensen die dit toch wel

als een nodeloze kost zagen. Doch het echtpaar zette hun wens door en liet

Stella begraven op het kerkhof van hun dorp. Ze hebben het zich nooit

beklaagd, en zijn opgelucht dat Stella een waardig grafje heeft, wat tot op

heden nog steeds bestaat. Het feit dat er een grafzerk is voor Stella heeft

henzelf maar zeker ook Caroline al heel veel steun bewezen in het rouwproces.

Nadat Caroline naar huis mocht, was het zwangerschapsverlof van Anne ten

einde. Ze moest dus eigenlijk meteen na de thuiskomst van Caroline weer aan

het werk. Dat was mentaal heel zwaar voor haar. Maar gelukkig was er een

sterk uitgebouwd familienetwerk waar ze haar dochter met een gerust hart kon

achterlaten.

1.2.2. Wim, oudere broer van Caroline: Wim is de drie jaar oudere broer van Caroline. Aan hem heeft Caroline altijd

veel steun gehad. Ze hadden, en hebben nog altijd een heel sterke band.

Maar vooral rond de leeftijd van 15 jaar was ze zo goed als altijd samen met

haar broer. Wim kon op dat ogenblik al autorijden en dat maakte dat ze samen

overal naartoe gingen.

Hun band was op een bepaald moment zo intens dat er zelfs mensen waren die

dachten dat hij en Caroline een koppeltje waren. Ze gingen samen naar de

harmonie of samen winkelen, enzovoort. Kortom, samen deelden ze lief en

leed.

Caroline getuigt dat ze altijd in de geruststelling leefde dat als ze toch geen

partner zou vinden, ze dan wel samen zou kunnen gaan wonen met haar broer.

Toen ze uiteindelijk dan toch haar man Tom leerde kennen werd ze overvallen

door enorme schuldgevoelens naar haar broer toe. Ze kon er op dat moment

niet meer voor de volle honderd procent zijn voor hem, en ze was bang dat hij

alleen zou achterblijven.

Page 23: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

9

Ze geeft aan dat ze denkt dat ze in haar onderbewuste Wim al heel vroeg

geprojecteerd heeft als iemand die de vervanging betekende voor de

tweelingband die ze miste. Het feit dat hij een jongen was maakte dat ze in

hem de ideale partner zag. Hij beantwoordde als geen ander aan het

verlangen naar eenheid dat ze toch altijd wel bevredigd wil zien.

1.2.3. Tom, echtgenoot van Caroline: Tom is de echtgenoot van Caroline. Ze leerden elkaar kennen rond hun 25ste

levensjaar. Caroline beschrijft haar echtgenoot als haar ‘soulmate’, als degene

die er altijd is voor haar, ook op de momenten dat het niet zo goed gaat met

haar. Hij is haar maatje en degene met wie ze alles kan delen. Toch geeft ze

ook aan dat ze vaak bang is om Tom te verliezen. Tevens geeft ze aan dat ze

altijd wel iemand nodig heeft gehad in haar leven die dat ‘dubbele’

symboliseert, iemand met wie ze die ‘eenheid’ kan vormen. Dat is een

belangrijk gegeven in haar leven wat herhaaldelijk terugkomt, en wat ze nu in

Tom gevonden heeft. Ze zijn ondertussen al 3 jaar gehuwd en het huwelijk

loopt heel vlot. Alleen zouden ze nu graag hun huwelijk willen bezegelen met

een baby, maar alles wijst er ondertussen op dat dat niet op natuurlijke wijze

zal kunnen verlopen. Het koppel ondergaat momenteel dan ook intensieve

fertiliteitsbehandelingen. Dit weegt bij momenten heel zwaar door op hen,

maar Caroline geeft aan dat ze als koppel sterk genoeg zijn om dit te kunnen

dragen. Het liefst van al zou zij zwanger willen worden van een tweeling. Haar

man geeft wel vaak aan dat hij wel voelt dat Stella ook in hun huwelijk

aanwezig is als een ‘schaduw’. Al kan hij het zelfs geen ‘schaduw’ noemen

want een schaduw die zie je, Stella ziet hij niet. Maar hij beseft wel dat z’n

vrouw een tweeling is en dat dat altijd zo zal zijn, ook al zijn de scherpe kanten

van het verdriet eraf en is er een evolutie in het feit dat ze Stella een plaats

kan geven. Het is een uitdaging om samen te zijn met een vrouw wiens

tweelinghelft er niet meer is. Maar hij wil haar een ankerpunt bieden, iemand

waar ze altijd bij terecht kan.

Caroline is als jonge vrouw duidelijk heel erg getekend door het verlies van haar tweelingzus. Ondanks het feit dat haar ouders en haar broer, en

vandaag de dag haar partner, altijd rekening gehouden hebben met het feit dat het verlies van Stella zwaar doorweegt op de emotionele beleving van

Caroline, zijn ze toch niet altijd in staat om haar te behoeden van de gevoelens van eenzaamheid.

Page 24: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

10

Op ingrijpende momenten in haar leven lijkt het verdriet om haar zus toch steeds weer de kop op te steken. Voor Carolline is het belangrijk dat ze een

zicht krijgt op de ‘waarom’-vraag die ze al heel haar leven met zich meedraagt en die ze niet altijd helemaal voor zichzelf kan begrijpen.

Mensen zeggen haar zo vaak “ben je daar nu nog altijd mee bezig?”, of “heb je dat nu nog altijd niet losgelaten”. En op die momenten duiken er

heel veel onzekerheden bij haarzelf op. Meermaals heeft ze zich al de vraag gesteld of haar gedrag inderdaad wel normaal is. Haar

ondersteuning moet dan ook vooral gericht zijn op het geven van inzichten in haar eigen psychologisch proces welke haar kunnen aantonen dat ze

hierin niet alleen staat. Een strategie die haar kan helpen om de toekomst rooskleuriger tegemoet te treden, en haar tot het punt proberen te brengen dat ze kan leren dat haar zusje altijd een deel van haar leven zal uitmaken,

maar zonder dat ze zichzelf daarbij als individu in hoeft te verliezen.

Er is een citaat dat heel vaak op de zelfhulpgroep en in boeken over tweelingrouw weerkeert en dat een vrij goed beeld geeft over hoe het is om

de tijd in de baarmoeder samen door te brengen. Zelfs al overlijdt er één van de twee voor de geboorte of vlak erna, zoals in de casus van Stella en

Caroline.

‘Once a twin, always a twin’

Er is een onvoorwaardelijke band opgebouwd die, zoals uit verschillende

onderzoeken duidelijk blijkt, reeds voor de geboorte ontstaat. Een

onvoorwaardelijke band, alsof er iemand is met wie je een geheim deelt waar

de buitenwereld niets van lijkt te begrijpen. Iemand die reeds in de oceanische

beleving deel uitmaakte van de leefwereld van het foetus-zijn. Die

onvoorwaardelijke bondgenoot die je daarom ook begrijpt zoals niemand

anders dat lijkt te kunnen. Een bijzondere relatie, een exclusieve club waar je

als tweeling deel van uitmaakt.

Page 25: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

11

Probleemstelling:

Hoe groot is precies de algemene impact van het overlijden van een

tweelinghelft op het verdere leven van de overlevende broer of zus én op de

primaire verzorgers?

Hoe kan je als gezinswetenschapper gezinnen waarin deze situatie zich

aandient, zo optimaal mogelijk informeren en begeleiden?

Vraagstelling:

1. Hoe sterk weegt het overlijden door op de identiteitsontwikkeling van de

overlevende tweelinghelft?

(psychologische invalshoek)

2. Wat betekent dit overlijden voor de ouders en het opvoedproces? Hoe

kunnen zij hun eigen rouwproces en dat van hun overlevende

tweelinghelft een plaats geven binnen de pedagogische context. En

welke rol kunnen leerkrachten spelen binnen dit proces?

(pedagogische invalshoek)

3. Wat leren mythologie, geschiedenis en religie ons over het ‘fenomeen

tweeling’. Reikt de ethische-hermeneutiek ons een handvat?

(Ethische invalshoek)

Veranderingsdoel:

Op welke wijze kan ik als gezinswetenschapster Caroline en haar naaste

omgeving empoweren om het verlies van haar tweelinghelft een plaats te

geven?

Page 26: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

12

2. DRIE INVALSHOEKEN

2.1. Psychologische invalshoek.

2.1.1.Inleiding:

Wanneer we tweelingen willen benaderen vanuit de psychologische invalshoek

kunnen we zo goed als niet voorbij aan het eeuwenoude nature/nurture debat.

Vanuit diverse psychologische stromingen tracht men al jarenlang een

verklaring te vinden voor wat ons maakt tot de mens die we zijn. Welke

factoren van ons mens-zijn zijn aangeboren en welke eigenschappen worden

meer door omgevingsfactoren bepaald?

Tweelingen zijn voor dit soort onderzoeken reeds heel lang dankbare personen

geweest om dit nature/nurture debat uitvoerig op te testen. Of deze

onderzoeken, die in het verleden gebeurden, nu deontologisch verantwoord

waren of niet, ze leerden ons heel wat.

Wellicht het meest recent gevoerde onderzoek is dat van de Vrije Universiteit

van Amsterdam, hetwelk recentelijk nog maar werd afgerond. Via een

zoekmachine voor wetenschappelijk onderzoek, screenden zij één voor één alle

studies die ooit met tweelingen zijn gevoerd, om te vergelijken, én om ons een

antwoord te geven op de vraag: “Welke menselijke eigenschappen nu meer

erfelijk zijn, en welke meer omgevingsgerelateerd?”

Zo kwamen deze onderzoekers tot de conclusie dat meer persoonlijke

eigenschappen, zoals intelligentie, ziektes en stoornissen, een aanzienlijk meer

biologische oorsprong kennen dan eigenschappen zoals seksuele oriëntatie of

geloofsovertuiging, welke dan weer eerder bepaald worden door

omgevingsfactoren.

Het onderzoeksteam moest echter het gehele nature/nurture onderzoek

afsluiten met de conclusie dat de mens in zijn geheel 50% biologisch en 50%

door omgevingsfactoren bepaald wordt (Polderman & Posthuma, 2015).

Doch was ook dit onderzoek, samen met alle anderen die reeds in het verleden

gevoerd werden, erg belangrijk voor de wetenschap. Wanneer immers blijkt

dat een persoonskenmerk meer omgevingsgericht tot ontwikkeling komt, dan

kan men de beïnvloedende kenmerken van de omgeving opsporen, en er in de

mate van het mogelijke, ook op inspelen of er iets aan trachten te wijzigen.

Page 27: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

13

Zo kan men actief op zoek gaan naar het ontstaan van bepaalde ziektepatronen

en de kans dat deze zich ontwikkelen aanzienlijk proberen te verlagen.

Een ééneiige tweeling kent zijn biologische oorsprong wanneer één eicel bij de

conceptie splitst. Dit heeft als gevolg dat een ééneiige tweeling genetisch quasi

identiek is en dat deze tweeling op erfelijk niveau volmaakte kopieën van

elkaar zijn.

Wanneer er toch verschillen bestaan tussen ééneiige tweelingen dan zijn deze

verschillen hoofdzakelijk te vinden in de omgevingsgerelateerde factoren.

Twee-eiige tweelingen echter zijn genetisch op bijna gelijkaardige wijze erfelijk

met elkaar verbonden als alle andere broer en zus relaties. Zij zijn met andere

woorden, genetisch niet identiek. Om vast te kunnen stellen wat hoofdzakelijk

nurture bepaald is en wat nature, gaan deze onderzoeken ééneiige tweelingen

vergelijken met twee-eiige, en zo kunnen nature/nurture onderzoeken ons heel

veel leren over menselijke eigenschappen.

Wanneer men immers vaststelt dat bepaalde kenmerken bij ééneiige

tweelingen hetzelfde zijn en bij twee-eiige niet, dan betreft het hier een

eigenschap die puur erfelijk is. Wanneer ééneiige en twee-eiige tweelingen wél

dezelfde kenmerken vertonen, dan hebben we te maken met zowel erfelijke

eigenschappen als omgevingskenmerken (Van de Pol, 2008).

Eén van de meest voorname onderzoekscentra aangaande tweelingonderzoek

vinden we terug aan de Amerikaanse Universiteit van Minnesota. Al van begin

1960 voert men hier belangrijke onderzoeken op ééneiige tweelingen uit. Van

onschatbare waarde voor de wetenschap die zich specialiseert op het vlak van

tweelingfenomenen zelf, zijn die van ééneiige tweelingen die apart opgroeiden:

‘The Minnesota Study of Twins Reared apart’.

Dokter Nancy Segal, jarenlang een belangrijk figuur verbonden aan dit

centrum, en gaandeweg ook directrice ervan, schreef als hooglerares

ontwikkelingspsychologie zelf ook enkele wetenschappelijke werken aangaande

het gedrag en de ontwikkeling van meerlingen. Haar boek ‘Entwined lives’, is

één van de meest uitvoerige en hoogstaande naslagwerken op het vlak van

tweelingonderzoek. Ze wijdt in dit werk ook uitvoerig uit over het thema ‘rouw

bij tweelingverlies’ (Segal, 1999).

Nancy Segal heeft zelf ook haar tweelinghelft verloren, wat maakt dat haar

inbreng zowel als ontwikkelingspsychologe als tevens ervaringsdeskundige op

dit vlak enorm groot is.

Een andere belangrijke onderzoeker op het vlak van tweelingverlies is

psychiater George Engel. Ook hij verloor zijn tweelinghelft en volgens hem zijn

er drie factoren die aan de basis liggen van het feit dat de psychologische

Page 28: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

14

impact van het verlies van een tweelinghelft op de andere overlevende helft zo

intens maken.

Als allereerste belangrijke factor ziet hij een vervaagd ego opduiken, wat zich

vooral uit in een intrinsieke verwarring die ontstaat bij de overlevende helft.

De overlevende helft vraagt zich op bewust, maar ook op onbewust niveau af:

“Wie is er nu eigenlijk overleden?”

Als tweede belangrijk psychologisch gegeven ziet hij ‘identiteitsverlies’

opduiken bij de overlevende tweelinghelft. De overlevende helft vraagt zich af

wie hij nu nog is in deze wereld, maar vooral de vraag of hij of zij zich nu nog

wel een tweeling mag noemen, levert een belangrijke bijdrage aan het

psychologisch (on)welbevinden van de overlevende helft.

Als laatste factor is er volgens Engel een onbewust/bewust versmeltingseffect

waarneembaar bij de overlevende tweelinghelft. Dit versmeltingseffect draagt

ertoe bij dat de termijn van acceptatie dat de ander er werkelijk niet meer is,

bijzonder lang kan duren. Een gevoel van zelfverlies en het verlies van de wil

tot verder leven ziet men dan ook heel dikwijls opduiken bij mensen die hun

tweelinghelft verloren (Engel, 1975).

Deze drie factoren zijn volgens dr. Engel een bron van onschatbare waarde

voor elke hulpverlener om te hanteren wanneer ze geconfronteerd worden met

een patiënt/cliënt die met het verlies van zijn tweelinghelft worstelt.

In het uitwerken van een ondersteuningsplan voor Caroline wil ik dan ook deze

drie factoren graag dieper uitwerken in het volgende hoofdstuk.

2.1.2.Een vervaagd ego: wat leert ons de psychodynamica over de ontwikkeling van ego en bewustzijn van tweelingen in de prenatale fase?

Reeds van bij de conceptie zijn tweelingen ‘samen’. Ze ontwikkelen ‘samen’

van embryo tot foetus en vervolgens van foetus tot baby. Dat gegeven maakt

dat de grens van ‘ik’ en ‘wij’ reeds van voor de geboorte een onduidelijke factor

is.

Vandaag de dag maken de echobeelden waarop hedendaagse wetenschappers

zich kunnen beroepen, duidelijk dat er zonder twijfel sprake is van een

interactie tussen beide foetussen. Ze raken elkaar aan en ze zoeken elkaars

nabijheid heel frequent op.

Page 29: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

15

In hoeverre ze zich reeds bewust zijn van elkaars aanwezigheid, is tot op heden

niet exact wetenschappelijk verklaard. Doch, er is duidelijk sprake van een

gevoel van ‘samen’ dat zich toch reeds voor de geboorte lijkt te voltrekken.

Evenzeer wijzen de talrijke levensverhalen, -zoals ook dat van Caroline en

Stella-, duidelijk in de richting dat er bij een overlijden rond de geboorteperiode

gevoelens van gemis en eenzaamheid opduiken bij de overlevende

tweelinghelft. Ouders van tweelingen waarvan er eentje overleed rond deze

periode, getuigen allemaal van het feit dat de overlevende baby vaak

ontroostbaar huilt en lijkt te ‘zoeken’ naar ‘iets’. Deze talrijk gebundelde

reacties leren ons wel degelijk iets. Namelijk het gegeven dat er toch ergens

een besef moet zijn van de ‘ander’, zelfs indien ze elkaar maar enkel gekend

hebben tijdens de prenatale fase (Feenstra, 2014).

Deze stelling vindt onmiskenbaar aansluiting bij het baanbrekend werk dat in

de jaren ’70 gevoerd werd vanuit de psychodynamica. Wetenschappers

verbonden aan de destijds befaamde, doch sterk bekritiseerde psychologische

strekking van de antipsychiatrie, als Dr. Maarten Lietaert Peerbolte, Dr. Laing

én in zijn kielzog de Belgische professor Steven de Batselier, waren pioniers op

het vlak van de prenatale psychologie. Zij spraken toen reeds over de

prenatale psyché, ‘het bewustzijn’ voor de geboorte.

Het werk van deze onderzoekers stemt overeen met wat Freud reeds in zijn tijd

de ‘oceanische fase’ noemde. Freud zelf werd voor zijn werk geïnspireerd door

Romain Rolland die in zijn boek ‘Het onbehagen in de cultuur’, een gevoel van

onlosmakelijke verbondenheid vaststelde in deze fase voor de geboorte. Hij

koppelde dit gevoel van verbondenheid aan een gevoel van allesomvattende

religie. Op dit niveau ervaart de foetus een gevoel van ‘oase van

gelukzaligheid’. Men zou het kunnen vergelijken met het paradijs, met het

zorgeloze bestaan (Baeten, 2014).

De foetus ervaart niet alleen het gelukzalige gevoel dat er voor hem gezorgd

wordt. Hij ervaart tevens ook een diepe verbondenheid met zijn moeder en

een samensmelting met haar lichaam. Deze samensmelting vormt de basis

van de symbiotische belevingswereld.

Bij tweelingen is er niet alleen de foetus en zijn moeder binnen deze oceanische

fase, maar er is tevens ook de andere tweelinghelft met wie een soortgelijke

symbiotische verbinding tot stand komt.

Het primaire oceanische gevoel is dus onze allereerste ervaring van menselijk

bewustzijn. Het is een soort van oerbewustzijn en dat maakt ons tijdens deze

fase ook heel kwetsbaar. De symbiotische beleving is het sterkst vlak voor en

kort na de geboorte, en als daar ergens iets misloopt, dan is de kans heel groot

dat we een belangrijke bewustzijnservaring kwijtspelen. Een verstoring op

welk vlak dan ook van deze symbiotische beleving, kan ertoe leiden dat we de

Page 30: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

16

rest van ons leven op zoek gaan naar ‘iets’ wat we nooit zullen vinden. Naar de

ultieme vorm van geluk (Stroecken, 2006).

Het ongedeelde bewustzijn uit deze prenatale periode kan zich gaan opsplitsen

in een bewust en onbewust deel. De baarmoeder is lang niet altijd een oase

van geluk. Zo getuigde ook docent Koen Baeten tijdens één van zijn colleges

over een cliënte wiens moeder een abortus had willen plegen, maar welke

echter op een mislukte poging was uitgedraaid. Hij getuigde hoe deze cliënte

jaren later nog steeds worstelde met donkere gevoelens die duidelijk hun

oorsprong kenden uit de oceanische fase van haar leven. Maar deze cliënte

was zich nooit bewust geweest van de impact van dit voorval op haar verdere

leven, bijgevolg kon ze ook haar depressieve gevoelens niet plaatsen (Baeten,

2014).

Inbreuken op deze symbiotische toestand, in welke vorm dan ook, kunnen voor

een foetus levensbedreigend overkomen en dan kan het gebeuren dat iemand

dit voor de rest van zijn of haar leven meesleept. Zo getuigt ook psychologe

Gaby Stroecken in haar werk ‘De mythe van de gelukkige kindertijd’

(Stroecken, 2006).

Gebeurtenissen van diepgaandere aard kunnen een shock ervaring inhouden

welke gelijke symptomen teweeg kan brengen als die van een posttraumatische

stoornis.

Freud verklaarde deze prenatale en postnatale traumatische gebeurtenissen als

een onbewust verdringen van te diep leed dat we niet aankunnen, waardoor we

het ‘parkeren’ en het ons een leven lang dreigt te achtervolgen. ‘Verdringing’ is

immers een natuurlijk overlevingsmechanisme dat reeds vlak voor of vlak na

de geboorte een activering kan kennen (Stroecken, 2006).

Ook in de casus van Caroline zien we deze symptomen terugkeren. Mama Anne verklaart inderdaad dat Caroline als baby heel vaak ontroostbaar huilde en ook altijd wel op zoek leek naar ‘iets’. Later als opgroeiende

peuter klampte ze zich vast aan objecten zoals poppen of ander speelgoed, welke vaak tot dramatische taferelen kon leiden als ze zo een pop of

knuffel kwijt was. Dat vertaalde zich dan wederom in een eindeloze en diepgaandere vorm van paniekreactie met als gevolg dat Caroline niet

meer kon slapen, hoe zeer haar ouders haar ook wilden troosten en geruststellen.

Page 31: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

17

Het gevolg van deze abrupte verbreking van de symbiotische band die tijdens

de periode in de baarmoeder tot stand kwam kan verregaande gevolgen

hebben. Als er sprake is van een onverwacht overlijden van de andere

tweelinghelft, kan het gebeuren dat de ego-grenzen vervagen. Ze zagen of

voelden de andere sterven en dat kan er zelfs toe leiden dat de overlevende

helft niet meer weet wie hij is en bepaalde gedragingen gaat overnemen. We

zien een dergelijk verschijnsel ook optreden in het boek ‘Ijstweeling’, waar de

overlevende tweelinghelft de complete identiteit van de overlevende overneemt

zodat de moeder zelfs begint te twijfelen over wie van twee er nu juist

gestorven is (Tremayne, 2015).

Foetussen, baby’s en heel jonge kinderen hebben een erg hoge sensitiviteit.

Wanneer de pijn die ze voelen, op welke wijze dan ook, te groot wordt en deze

hen dreigt te overspoelen, dan gaat het kind er alles aan doen om deze pijn

weg te werken. Emotionele pijn wegwerken is dan ook de basis van

verdringing (Stroecken, 2006).

De verloochening van onze ware ‘ik’, leidt tot de ontwikkeling van het onechte

‘ik’. Dit onechte ‘ik’ heeft maar één doel en een zeer krachtige functie: het

verbergen van het echte ‘ik’ (Stroecken, 2006).

Wanneer de pijn zo groot wordt dat we er ons in die mate aan gaan aanpassen,

dan dreigen we vervreemd te raken van onszelf en zullen we een onecht ‘ik’

ontwikkelen. Welke, als dit blijft handhaven, kan leiden tot zelfvervreemding.

“Wie ben ik nog in deze wereld?”.

Caroline getuigt meermaals tijdens onze gesprekken dat ze zich deze vraag heel vaak stelt. Al van zolang ze zich kan herinneren, voelt het voor haar

alsof ze moeite heeft met te ontdekken wie ze nu eigenlijk is. Ze zet zichzelf dan ook al van heel vroeg in de kindertijd heel makkelijk aan de kant. Dat is haar manier om haar echte ‘ik’ niet te moeten tonen aan de

buitenwereld. Ze verklaart ook dat ze heel vaak, en ook nu nog altijd, worstelt met schuldgevoelens die ze eigenlijk niet echt kan verklaren.,

tenzij deze schuldgevoelens werkelijk iets met de dood van haar zusje te maken hebben. Ze heeft ook heel vaak het gevoel dat ze het leven alleen niet aankan, en ze heeft altijd wel iemand in haar leven nodig gehad naar

wie ze kan opkijken en op wie ze kan leunen. In het verleden is dit altijd haar broer Wim geweest, nu is dat haar man Tom.

Shockervaringen en dan vooral diepgaande ingrijpende gebeurtenissen die

inbreuk plegen op de symbiotische band met de moeder, of tweelinghelft,

Page 32: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

18

krijgen het karakter van shock. Een foetus beschikt immers slechts over een

beperkte capaciteit om zijn of haar overlevingsmechanismen te activeren.

Deze shockervaringen kunnen ertoe leiden dat een onecht ‘ik’ tot ontwikkeling

komt en dit kan leiden tot ego-vervaging of identiteitsverlies dat zeer lange tijd

kan aanhouden (Stroecken, 2006).

2.1.3. Identiteitsverlies bij de overlevende tweelinghelft:

We zagen dus al dat de prenatale fase een sterke invloed kan hebben op de ‘ik’

ontwikkeling van het kind. Maar omdat tweelingen reeds in de oceanische fase

een symbiotische band met elkaar opbouwen en samen ontwikkelen tot baby

en zodoende hun persoonlijke identiteit nauw verbonden is aan elkaar, kan een

verlieservaring van de andere helft leiden tot een wijziging in de eigen

identiteit.

Heel veel tweelingen die hun wederhelft verloren, getuigen dat zij met die

ander ook een stukje van zichzelf verloren. Het is dus belangrijk als

hulpverlener oog te hebben voor het feit dat het verlies van een eigen identiteit

een cruciale rol kan spelen in het leven van de overlevende tweelinghelft.

Tweelingen kennen bij de identiteit van hun eigen ontwikkeling een dubbele

binding. Naast het gegeven dat zij, net zoals éénlingen, een eigen identiteit

ontwikkelen op hun eigen authentieke wijze, ontwikkelen ze ook een ‘tweeling

identiteit’. Deze ontwikkeling start al in de baarmoeder, wat hierboven reeds

besproken is. Met name het ontluiken van het bewustzijn van elkaars

aanwezigheid én het ontwikkelen van een diepgaande symbiotische band met

elkaar, als één geheel, én met hun moeder.

Naast de eigen identiteit, ontwikkelen ze dus ook een identiteit samen. Elke

karaktereigenschap die ze elk persoonlijk ontwikkelen, evolueert bijgevolg

steeds in functie van de ander. De ene is bijvoorbeeld assertiever dan de

andere, de andere houdt zich liever afzijdig. Maar dit evolueert steeds in

functie van de ander. Dit is wat de dubbele binding inhoudt. Het is een

overkoepelende identiteit die een geheel lijkt te vormen van het geheel waar je

deel van uitmaakt. Namelijk: het tweeling-zijn.

In het prille begin is de persoonlijke identiteit meer ondergeschikt aan de

tweelingidentiteit, maar naarmate de tweeling ouder wordt en meer

zelfstandiger, lijkt de tweelingidentiteit wat minder te worden. Maar toch

constateert men meestal pas wanneer de ander komt weg te vallen door verlies

of door een zware ruzie, hoe groot de impact van de tweelingidentiteit eigenlijk

was.

Page 33: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

19

Dit is dan ook wat Engel noemt ‘het verlies aan identiteit’. Na verlies zien we

dan ook dat heel veel tweelinghelften gedragingen van de ander lijken over te

nemen, ze gaan als het ware de dubbele binding alleen dragen.

Omdat deze dubbele band reeds voor de geboorte tot stand komt, kunnen

mensen die hun tweelinghelft verloren rond de geboorte, zoals Caroline, de

dubbele binding niet loslaten. Ze voelen een constante innerlijke ‘leegte’, zeker

wanneer de buitenwereld geen oog meer heeft voor het feit dat ze eigenlijk

deel uitmaken van een dubbele binding. Daarom is het belangrijk dat zowel de

buitenwereld als de overlevende tweelinghelft blijven accepteren dat de

tweelinghelft eigenlijk voor een groot stuk nog altijd ‘tweeling’ is (Segal, 1999).

Anna Van der Wee (2011), filmmaakster, wiens tweelinghelft omkwam in een

tragisch ongeval, haalt in haar prachtige documentaire over tweelingverlies

‘Lone twin’, het voorbeeld aan van Elvis Presley. Elvis verloor zijn broer Jessy,

-net als Caroline-, in de eerste prille levensfase, nl. vlak na de geboorte. Elvis

getuigde meermaals in zijn latere leven dat het aanvoelde alsof hij voor twee

moest leven. Het was voor hem alsof hij tegelijk Elvis, maar ook Jessy was.

Hij beweerde zelfs dat hij ‘geheime’ boodschappen doorkreeg van z’n broer.

Of dit nu werkelijk zo was of niet, dat laten we even in het midden, maar het

feit is wel dat Jessy deels het leven van Elvis is blijven bepalen. Hij was een

tweeling en hij wilde die ook blijven. De 9 maanden die ze samen in de

baarmoeder hadden doorgebracht, lieten bij Elvis een diep litteken na. Hij

leefde zoals zijn entourage het achteraf verklaarde: ‘in stereo’. Hij had twee

parallelle carrières, wat toentertijd eigenlijk niet gebruikelijk was. Eveneens

had hij een obsessioneel verlangen naar de dood ontwikkeld, en hij vulde de

leegte die zijn broer had achtergelaten in met allerlei compensaties die zich

uitten in verslavingen. Elvis leefde vanuit een zeer groot tekort, en hij is zich

tot aan z’n dood schuldig blijven voelen dat hij degene was die in leven was

gebleven (Van der Wee & Wild Heart Productions, 2011).

De ervaring van Elvis is gelijkaardig aan die van Caroline. Ze was niet alleen geboren, haar zusje stierf, maar Caroline en Stella hadden reeds

prenataal een dubbele identiteit verworven. Het feit dat Caroline ook nu nog met veel weemoed praat over de kleuterjuf die hen nog altijd wél als tweeling was blijven benaderen, was voor Caroline op dat ogenblik niet

anders dan de bevestiging van haar dubbele identiteit. Tweelingen, leven en voelen in stereo, hetgeen éénlingen niet doen.

Page 34: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

20

Barbara Schave (1983), psychoanalyticus verbonden aan de universiteit van

Californië deed reeds in 1983 een onderzoek naar identiteitsverwerving bij

tweelingen. In haar werk ‘Identity and intimacy in twins’, beschrijft ze zes

specifieke patronen die van invloed kunnen zijn voor een tweeling om de

ervaring van verlies te kunnen plaatsen.

1) Eenheid identiteit:

Deze vorm van identiteitsbeleving bij tweelingen kent als belangrijkste

kenmerk het feit dat ze als tweelingen een ‘gefuseerde identiteit’ hanteren. Ze

denken en handelen enkel en alleen in functie van elkaar en in functie van de

dubbele identiteit. Zij zijn een soort tweeling die het liefst van al het leven met

elkaar zou doorbrengen, en die, ook het latere leven in functie van elkaar

verder ontwikkelen. We zien ze als ‘de tweeling’, die nooit ver uit elkaars buurt

gaan wonen en die huwen met soortgelijke partners. Wanneer één van deze

twee komt te overlijden, is de scheiding zo pijnlijk dat het bijna onmogelijk

wordt voor de overlevende tweelinghelft om de teugels van het eigen leven

weer in handen te nemen.

2) Onafhankelijke identiteit:

Deze verhouding is iets minder intens dan de eenheid identiteit. Zij zijn en

blijven wel elkaars beste vrienden of vriendinnen, maar ze kennen een

gezondere symbiotische evolutie.

3) Split identiteit:

Deze tweelingen zijn elkaars tegengestelden. Zowel in hun interne beleving,

als in die die de buitenwereld ervaart, zijn zij de vertegenwoordigers van goed

en kwaad.

De buitenwereld benadert hen vaak ook als tegenpolen, waardoor de ene

overgewaardeerd lijkt te worden en de andere ondergewaardeerd.

Bij scheiding of verlies, of door ruzie en conflict, ervaart de overgewaardeerde

tweelinghelft doorgaans een gevoel van opluchting. Doch kan het gebeuren dat

deze persoon dan net heel veel nood heeft om door de buitenwereld bevestigd

te worden in zijn of haar kwaliteiten.

De ondergewaardeerde tweelinghelft ervaart bij scheiding vaak gevoelens van

angst of depressie, omdat hij altijd geleefd heeft vanuit het gegeven dat hij

‘minder’ was dan de andere. Enkel wanneer hij of zij in relatie kan treden met

mensen die het goede in hem of haar bevestigen kan er ruimte zijn voor

herstel.

Page 35: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

21

4) Geïdealiseerde identiteit:

Het belangrijkste in het leven van deze tweelingen is het feit dat zij deel

uitmaken van een unieke ‘club’, een uniek ‘team’: ‘de tweeling’. Ze

aanvaarden het gegeven dat ze er soms andere ideeën of gedachten op

nahouden, maar voor buitenstaanders en naar de buitenwereld toe, zijn en

blijven zij: ‘een team’. Bij eventuele scheiding blijven ze wel gehecht aan hun

tweelinghelft, maar ze kunnen zichzelf ook los van elkaar zien, als individuen.

5) Concurrerende identiteit:

Deze tweelingen delen een belangrijke en allesomvattende empathische band

met elkaar, maar ze ontwikkelen elk apart tot gezonde individuen. Ze zijn ook

in staat om diepgaandere en gelijkaardige relaties met andere mensen op te

bouwen, los van het ‘tweeling’ zijn. In moeilijke situaties vinden ze echter wel

altijd een gezonde bron van steun bij elkaar. Bij scheiding ervaart deze

tweeling een diepe vorm van rouw, maar door het feit dat ze ook met andere

mensen diepgaandere relaties kunnen uitbouwen, belemmert het

tweelingverlies niet hun verdere ontwikkeling.

6) Verwant beslag identiteit:

Deze tweelingen ontwikkelen eigenlijk vrij los van elkaar. Ze kunnen met

andere broers of zussen dezelfde band opbouwen dan die met hun

tweelinghelft. Bij scheiding zal het rouwproces gelijkaardig verlopen dan

wanneer er een andere dierbare broer of zus zou overlijden (Schave, 1983).

*

* *

Ongeacht welke identiteit de overlevende tweelinghelft ook had opgebouwd

doorheen de ontwikkeling met de overleden tweelinghelft, is voor hulpverleners

misschien niet zo belangrijk. Maar het feit dat er dus verschillende

mogelijkheden van identiteitsverwerving aanwezig zijn, wijst ons wel op de

complexiteit van dit gegeven bij tweelingen.

Wanneer hulpverleners ervan uitgaan dat het loslaten van de andere

tweelinghelft de enige mogelijke optie is om verder te geraken, dan kan dit een

belemmerende factor inhouden voor het hulpverlengingsproces. Het compleet

loslaten van de dubbele identiteit is voor tweelingen haast onmogelijk (Van de

Pol, 2008).

Het is ook niet zo dat de acceptatie van het tweeling blijven de allesomvattende

oplossing is, maar het is wel een belangrijke stap in het helingsproces.

Page 36: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

22

2.1.4. Een onbewust/bewust versmeltingseffect bij de overlevende tweelinghelft:

Tijdens de periode die samengaat met de verlieservaring ontstaat er een gevoel

van verdoving. Deze periode kan aanzienlijk lang duren. Zeker wanneer de

verlieservaring een onbewuste ervaring is geworden die we ergens ‘geparkeerd’

hebben vanuit een overlevingsmechanisme (Stroecken, 2006).

Rouw bij tweelingen kan dus een bijster lang proces worden. Men spreekt vaak

de term rouw uit in één adem met ‘onthechten’, maar dat blijkt voor tweelingen

een onmogelijke taak. Het feit dat de dubbele binding, die reeds voor de

geboorte tot stand kwam, een levenslange binding inhoudt, wil eigenlijk zeggen

dat tweelingen op termijn zullen moeten leren om die dubbele binding een

andere vorm te geven (Van de Pol, 2008).

De leegte, de eenzaamheid en veelal ook het schuldgevoel, zijn belangrijke

aspecten die een rol spelen in het rouwproces.

Schuldgevoel bij overlevende tweelinghelften wordt door de Engelse therapeute

Althea Hayton, die baanbrekend werk leverde op het vlak van rouw bij

tweelingen, dan ook veelzeggend ‘survivor’s guilt’ genoemd. Men voelt zich

schuldig omdat hij degene is die overleefde en dat kan soms tot verregaande

irrationele denkpatronen gaan leiden (Hayton, 2007).

Nancy Segal beschrijft het verlies van een tweelinghelft als iemand verliezen

die zelfs dichter bij je staat dan je eigen kinderen. Het lijden na verlies van je

identieke tweelinghelft overstijgt het lijden van de meeste, ja zelfs alle andere,

verliezen. Twee-eiige tweelingen hebben echter evenveel verbondenheid

volgens haar met hun kinderen als met hun tweelinghelft, dus het verlies van

een tweelinghelft moet voor hen even ingrijpend worden geacht (Segal, 2000).

Maar eigenlijk kunnen we het rouwproces van een overblijvende tweelinghelft

eerder bekijken als ‘rouw voor zichzelf’. Door de dubbele binding die er

ontstaan is, voelt het voor een overlevende tweelinghelft alsof hij of zij een

deel van zichzelf verloren is. Heel vaak lezen we de volgende uitspraak van

tweelingen die de andere helft verloren op latere leeftijd: “het voelt alsof ik een

stukje van mezelf kwijt ben”. Wanneer we dit gegeven vanuit psychologisch

oogpunt benaderen dan legt het overlijden van de tweelinghelft een heel sterk

appél op de overlevende ten opzichte van zichzelf, namelijk: “hoe kan ik mezelf

terugvinden”.

Page 37: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

23

2.2. Pedagogische Invalshoek

2.2.1. Inleiding.

Voor de ouders van Caroline en Stella was de periode van de geboorte van de meisjes een heel ambivalente periode. Zij werden niet alleen

geconfronteerd met het overlijden van Stella en alles wat daarbij kwam kijken, maar eveneens werd hun emotionele beleving zwaar op de proef

gesteld.

Kort na de geboorte volgde er een intense, heel beladen en emotionele week, die ongetwijfeld ook een impact had op het hele gezin. Ze moesten

daarenboven ook zware beslissingen nemen: zoals het regelen van de begrafenis van Stella. Moeder Anne gaf aan dat ze eigenlijk niet veel tijd had gehad om te rouwen. Kort nadat Caroline eindelijk thuiskwam moest

zij immers alweer gaan werken omdat haar zwangerschapsverlof ten einde was.

In dit deel wil ik vooral nagaan hoe zwaar deze emotionele periode

doorgewogen zou kunnen hebben op het opvoedingsproces en de ontwikkeling

van Caroline. Het opvoedingsproces en hoe dat verloopt, heeft namelijk een

zeer belangrijke invloed op hoe we later, als volwassenen in het leven staan.

Het is voor ons, gezinswetenschappers, belangrijk om niet alleen het individu te

benaderen, maar evenzeer de hele context. Dit betekent ook: oog hebben voor

het gezin van herkomst.

Voor deze invalshoek hanteer ik graag het balansmodel van Bakker & Bakker,

hetwelk ons meermaals tijdens verschillende opleidingsonderdelen werd

aangereikt.

Page 38: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

24

2.2.2.Opgroeien in balans:

Wanneer we spreken over opvoeding, dan kunnen we niet om het gegeven

heen dat dit een proces is waarin ouders en kinderen elkaar voortdurend

wisselend beïnvloeden.

Als ouders hebben we ‘opvoedtaken’, maar we hebben evenzeer ook

beïnvloedende factoren, waar we niet altijd vat op hebben.

Levensgebeurtenissen die ons, als mens, als ouder, zodanig kleuren dat ze

evenzeer ook een impact hebben op hoe we als ouders in het leven staan.

Deze levensgebeurtenissen noemen we de ‘draaglast’.

In sommige levenssituaties kan het zijn dat de draaglast zo zwaar doorweegt

dat ze de opvoedingsvaardigheden en de opvoedtaken dreigen uit balans te

brengen. Evenzeer zijn er nog beïnvloedende factoren, zoals de eigenschappen

van het kind en de ouders zelf, en kenmerken uit de omgeving. Ook deze

bepalen mee of de balans in evenwicht is en blijft.

Eén enkel alleenstaand probleem vraagt meestal extra inzet en energie van de

ouders om de opvoeding goed te blijven voortzetten en om de goede kwaliteit

ervan niet in het gedrang te brengen. Er zijn immers ook altijd wel

beschermende factoren die hierin een rol kunnen spelen. Eén van de

belangrijkste beschermende factoren is de sociale steun, de steun van het

netwerk van mensen dat rond de ouders staat én hen bijspringt indien nodig.

2.2.3. Beschermende en risicofactoren:

In 1998 werkten Bakker & Bakker een balansmodel uit, een overzicht van

beschermende en risicofactoren voor de ontwikkeling van kinderen op drie

niveaus. Dankzij dit model kan de gezinssituatie onderzocht worden en kan

men later eventueel zien waar het bij die ene persoon niet zo goed liep, en wat

de invloed van deze draaglast is op het leven van nu.

Page 39: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

25

2.2.3.1. Microniveau:

Op microniveau zien we de ouders, het kind en de interne gezinsfactoren,

eigenschappen van de ouders, het kind en het gezinssysteem en de opvoeding

en gezinsinteracties.

We zien hier hoe de tijdsgeest van toen, namelijk hoe men omging met

verliessituaties, een belangrijke rol lijkt te spelen. Doodgeboorte komt

uiteraard de dag van vandaag ook nog voor. Maar gezien het feit dat de

medische wereld op dat vlak toen nog niet zoveel vooruitgang geboekt had als

nu het geval is, waren de gevallen van doodgeboorte toen veel frequenter

voorkomend. Dat maakt dat mensen anders omgingen met verlieservaringen.

Dokter Feenstra stelt vast dat er op medisch vlak echter nog steeds een sterk

verhoogd perinataal of neonataal overlijden van één of meerdere kinderen die

deel uitmaken van een meerling, aanwezig is. Doodgeboorte komt, met andere

woorden, bij tweelingen drie keer zo vaak voor dan bij eenlingen.

Page 40: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

26

Het kost volgens Feenstra de ouders die in zo een situatie terechtkomen,

enorm veel tijd om hun wens van twee kinderen op de wereld te zien komen,

niet in vervulling te zien gaan en een plaats te geven. Ze hebben hierbij

nauwelijks de tijd om te rouwen want er is meteen ook die andere baby die

heel veel aandacht opeist. Onderzoek van zijn hand wijst uit dat heel veel

ouders in gelijkaardige situaties na één jaar met duidelijk meer psychische en

emotionele problemen te kampen hebben dan andere ouders die één kind

verwacht hadden en dit ene kind verloren (Feenstra, 2014).

Sommige ouders hebben het ook opvallend moeilijk om een relatie op te

bouwen met het overlevende kind. Het overgebleven kind doet hen ten allen

tijde denken aan het kind dat ze verloren hebben. Het kind dat ze moeten

missen. En zonder dat ze het vaak zelf willen, zetten ze de

identiteitsverwerving van het overleden kind over op die van het overlevende

(Feenstra, 2014).

Vragen als: “zou zij/hij er ook zo hebben uitgezien.” Of “Hoe zou het geweest

zijn als ze/hij toch niet overleden was?”, borrelen te pas en te onpas op. Soms

leeft er een stil verwijt bij de ouders naar het overlevende kind. Onbewust en

ongewild schuiven ze vaak de schuld van de dood van het overleden kind over

op het nog levende (Feenstra, 2014).

Er zijn de afgelopen jaren verschillende werken verschenen omtrent dit

onderwerp. Meestal zijn deze werken gebaseerd op praktijkervaringen van

artsen, psychologen en gynaecologen. Maar al deze werken wijzen in dezelfde

lijn: namelijk, dat de impact van het feit dat men als overlevende tweelinghelft

overblijft, verregaande gevolgen heeft en kan hebben op de overlevende

persoon.

Feenstra stelt vervolgens dat de baby zich veel meer bewust is van zijn

omgeving dan men altijd heeft aangenomen. Hij verwijst hierbij eveneens naar

Bowlby en zijn onderzoek naar gehechtheid. Hierbij concludeert hij dat de

tweeling voor elkaar zo een hechtingsfiguur is, en dat hun band in emotioneel

opzicht daarom net zo belangrijk is als de band die een kind heeft met zijn

moeder. Hij stelt vast dat het samenleven en samen opgroeien in de

baarmoeder een intieme band schept waarbij een gevoel van

verantwoordelijkheid ten opzichte van elkaar tot ontwikkeling komt. Het gevoel

van gemeenschappelijkheid reeds vroeg in de prenatale fase heeft ook volgens

hem een belangrijke ontwikkeling van een gehechtheidsband. Het kind dat

alleen ter wereld komt, ontwikkelde ook een prenatale band met de moeder, en

in mindere mate met de vader, doch moeten we deze als ondergeschikt

beschouwen aan de prille gehechtheidsband die men ontwikkelt met zijn

tweelinghelft (Feenstra, 2014).

Page 41: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

27

Deze gehechtheidsband heeft een enorme impact op de draagkracht van het

kind wanneer het eenmaal op de wereld komt en zijn ontwikkeling als baby

inzet.

Gelukkig moeten we vaststellen dat de draagkracht van het gezin van Caroline ook enorm sterk was, en nog steeds is. De ouders hadden en

hebben nog steeds een zorgzame relatie naar elkaar toe, maar ook naar hun kinderen. Er was, ondanks het verdriet om Stella, een hele grote

ruimte voor warmte en bescherming naar Caroline toe.

Kristin Nys (2012) stelt in het hoofdstuk ‘Opvoeden van een meerling’ in het

boek ‘Gezinnen in soorten’ van Hans van Crombrugge en Karla van Leeuwen

(2012), dat het heel belangrijk is dat ouders aandacht geven aan het overlijden

van één van een tweeling. Ook zij merkt op dat het toch wel een gekend

fenomeen is dat zelfs jaren later volwassenen, die ooit deel uitmaakten van een

tweeling, rapporteren dat dit verlies een zekere tot ernstige invloed op hun

leven heeft gehad. En dat ze deze invloed mee leken te nemen naarmate ze

ouder werden (Van Crombrugge & Leeuwen, 2012, p. 79).

De wijze waarop ouders met het verdriet van hun overleden kindje omgaan,

heeft een belangrijke invloed. Ouders die het kind gaan verwerpen, bewust of

onbewust, lopen het risico dat het kind zich inderdaad heel ernstig schuldig kan

gaan voelen en een laag gevoel van eigenwaarde kan gaan ontwikkelen.

Ondanks het feit dat de ouders van Caroline er effectief alles aan gedaan hebben om Caroline te behoeden tegen het ontluiken van schuldgevoelens.

En ondanks het feit dat zij haar er steeds hebben voor trachten te behoeden een laag gevoel van eigenwaarde te ontplooien. Lijkt het er toch

wel sterk op dat er bij Caroline op een onbewust niveau gevoelens van schuld en zelfverwijt zijn binnengeslopen. Maar dan kunnen we ons de vraag stellen of deze beïnvloedende factoren op het welbevinden van

Caroline binnengeslopen zijn op microniveau dan wel misschien eerder op mesoniveau?

Hoe ouders omgaan met hun verdriet en hoe groot de plaats is die het

rouwproces inneemt heeft dus een belangrijke invloed op de draagkracht van

zowel zichzelf als ouders, als op het overlevende kind. Maar zoals ik al

Page 42: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

28

aanhaalde zijn er nog twee andere belangrijke niveaus die de balans aan het

wankelen kunnen brengen.

2.2.3.2. Mesoniveau:

Op mesoniveau zien we de sociale buurt waar het gezin leeft, de sociale

netwerken en de sociale bindingen die het gezin aangaat, zoals bijvoorbeeld de

school van het kind. Maar ook de kwaliteit van de buurt en de sociale cohesie

spelen een beïnvloedende rol.

Als we nu dieper ingaan op dit mesoniveau, met name de connectie tussen

micro en het naaste sociale netwerk van de ouders, dan zien we dat de

draagkracht aanzienlijk vergroot kan worden wanneer de ouders een

vertrouwenspersoon in hun leven kennen.

In het gezin van Caroline was er een sterk uitgebouwd familienetwerk aanwezig rond de periode van het overlijden van Stella. Ook de periode

dat moeder Anne weer aan het werk moest, kon zij rekenen op enkele vertrouwenspersonen die voor Caroline wilden zorgen. Myriam, de tante van Caroline was iemand bij wie Anne haar dochter met een gerust hart

kon achterlaten, en ook de grootmoeder was steeds bereid om in te springen. Niet alleen Caroline, maar ook broer Wim, was steeds bij hen in goede handen. Beide ouders vonden niet alleen steun bij elkaar, maar ook wat betreft het emotionele aspect was er steeds dit warme sociale netwerk

om op terug te vallen.

Naast het eigen sociale netwerk, behoort ook de schoolomgeving tot het

mesoniveau. Kinderen spenderen door de week bijna evenveel tijd op de

schoolbanken dan dat ze thuis zijn. Dit maakt dat de impact van de schoolse

omgeving eveneens een belangrijke draagkracht- dan wel draaglastfactor kan

zijn op de interne balansverhouding van een gezin of een persoon. Hoe de

school omgaat met verlieservaringen is dus een belangrijk aspect binnen de

thematiek van rouwen om je tweelinghelft.

Caroline gaf meermaals al aan dat ze erg veel steun heeft gehad aan haar ervaring als kleuter. Hoe warm en oprecht de juf uit de kleuterklas is

omgegaan met het verlies van Stella, en hoe ze Stella een volwaardige plaats gaf binnen haar kleuterklasje, liet een diepe indruk na bij Caroline. Schril was dan ook het contrast met de overgang van kleuter- naar lagere

Page 43: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

29

school. De leerkracht uit het eerste leerjaar had duidelijk geen luisterend oor meer voor de diepe noden van Caroline. Caroline wilde niets liever dan praten over haar zusje, maar deze persoon stond dat niet meer toe. Deze ervaring heeft haar duidelijk heel erg getekend. Ook de schooljaren erna

waren geen pretje. Sinds de kleuterklas is ze eigenlijk nooit meer een leerkracht tegengekomen die opmerkte dat ze nog steeds rouwde om haar

zus.

Tijdens de colleges: ‘begeleiden van gezinnen in crisissituaties’, gaf docent

Manu Keirse meermaals aan hoe belangrijk het is voor een school om oog te

hebben voor de verlieservaringen van hun leerlingen. En hoe dit, jammer

genoeg, nog steeds in de praktijk niet vaak gebeurt. Blijkbaar vinden

leerkrachten niet altijd de juiste woorden, of willen ze geen aandacht besteden

aan hoe men met verlieservaringen omgaat. Zoals Manu Keirse meermaals

aangaf, is het niet de tijd die de wonden geneest, maar wél wat men doet met

die tijd. Het kan volgens hem wel dat de pijn minder wordt doorheen de jaren,

dat ze haar intensiteit verliest, maar daarom gaan de gevoelens van verdriet

niet zomaar weg (Keirse, 2003).

De ondersteuning die men hierbij vindt bij anderen kan cruciaal zijn. Erkenning

geven aan verdriet betekent volgens hem meer verlichting dan het verdriet weg

te duwen, het te verzwijgen of het op te kroppen. Emotioneel verdriet kan een

blijvend woelwater worden als men geconfronteerd wordt met ervaringen,

herinneringen, ook later in het leven. Rouw is iets wat inwerkt op

diepmenselijke dimensies en niveaus van de persoonlijkheid. Het is dan ook

verweven met het leven van mensen (Keirse, 2003).

Ook Coks Feenstra is van mening dat de omgeving, zoals de familie, maar ook

vrienden én ook de school, er heel vaak van uitgaan dat er in gezinnen waar

één helft van een tweeling kwam te overlijden, er toch ook nog altijd die

andere is die als compenserende factor kan werken. Het is net dit

gedachtegoed dat tekenend kan zijn voor hoe de ouders én het kind zelf met

hun verdriet naar de buitenwereld zullen treden. Wanneer men als naaste

betrokkene of als leerkracht, niet zorgvuldig ingaat op het zware verlies dat

deze personen is overkomen, dan zou dit wel eens voor een zekere vorm van

isolatie kunnen zorgen. Dat de overlevende tweelinghelft zich gaat afzonderen,

en het gaat mijden om met anderen in contact te treden, nét om

confronterende situaties die een herinnering aan het verlies met zich

meebrengen te vermijden (Feenstra, 2014).

Page 44: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

30

Dit is exact wat er met Caroline gebeurde tijdens de lagere schoolperiode. De confrontatie met personen die opeens geen oog meer hadden voor haar

verlieservaring lieten diepe sporen na. Ze ging zich afzonderen, vluchtte weg in een droomwereld en werd bijgevolg een heel angstig en onzeker

meisje.

Het is belangrijk dat er ruimte blijft voor de tweelinghelft om over zijn andere

helft te mogen praten. Maar vooral er kunnen blijven over praten blijkt erg

helend te zijn. De dubbele binding die reeds ontstaan is voor de geboorte

kunnen we immers nooit verbreken. Die zal er altijd zijn. Ook de periode

nadat het eerste rouwproces is doorlopen, is een belangrijke fase voor de

verdere identiteitsverwering van de overlevende tweelinghelft en het is

belangrijk dat er oog blijft voor de dubbele binding.

Op dagen zoals verjaardagen, zal men hoe dan ook altijd geconfronteerd

worden met ambivalente gevoelens. Heel veel overlevenden van een

tweelinghelft geven aan dat sinds de dood van hun andere helft, hun

verjaardag nooit meer een feest was. Er blijft immers altijd dat leegtegevoel

dat als een donkere sluier over deze dag lijkt te hangen. Het is dus belangrijk

dat leerkrachten hier oog voor hebben. Deze aandacht hoeft zelfs niet veel te

zijn, men hoeft er niet al te diep op in te gaan. Een vermelding bij het vieren

van de verjaardag in de klas, kan al volstaan om de overlevende tweelinghelft

te bevestigen in zijn of haar beleving van de dubbele binding.

Tijdens haar puberteit bewaart Caroline wél veel fijne herinneringen aan het jeugdhuis waar ze heel vaak zat. Ze had er ruimte om zichzelf te

mogen zijn én bovendien heeft ze er heel veel warmte mogen ervaren. Dit jeugdhuis geeft ze wél aan als een draagkracht die haar sociale competenties sterk vergroot hebben naar haar latere leven toe.

2.2.3.3. Macroniveau:

Op macroniveau tenslotte zien we de maatschappelijke en culturele

kenmerken, zoals bijvoorbeeld de culturele achtergrond en de

sociaaleconomische positie van het gezin. Maar ook opleiding en werk van de

ouders én het inkomen behoren toe aan dit niveau.

Page 45: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

31

Wat betreft het macroniveau binnen de situatie van Caroline zien we het

volgende:

De ouders zijn en waren destijds ook al, welstellende mensen. Ze genoten allebei een goed inkomen en een degelijke opleiding, ze woonden

bovendien ook in een beschermende en veilige omgeving.

Dit alles maakt dat zij makkelijk als burgers van deze maatschappij een weg vonden om hulp te zoeken en om deel te nemen aan bestaande

initiatieven. Financieel was er niets wat hen in de weg stond om voor hun gezin deze veilige en warme omgeving te blijven creëren.

Caroline praat met een warm hart over haar gezin van herkomst en over de fijne momenten die ze samen mochten delen. Ze beseft dat ze heel veel

geluk gehad heeft dat ze binnen dit gezin mocht opgroeien. Door de welstellende financiële situatie heeft ze dan ook veel kansen gekregen om

zich ten volle te kunnen ontplooien. Ze mocht altijd deelnemen aan de activiteiten die ze wou doen.

2.2.3.4. Het afwegen van de balans: draagkracht versus draaglast. Welke factoren wegen bij Caroline sterk door?

Wanneer we de balans opmaken van het groeiproces van Caroline en welke de

draaglast en draagkracht factoren waren in haar opvoeding - met andere

woorden, welke gegevens hebben een sterk bepalende rol gespeeld in haar

latere leven - dan kunnen we zeker niet om het mesoniveau heen.

Het feit dat Caroline ook tijdens onze gesprekken, veelvuldig terugkeert naar de periode in de lagere school. Een periode die ze als heel negatief heeft ervaren en welke een sterke uitwerking kende op hoe ze later, als

puber én als volwassene in het leven is gaan staan.

Page 46: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

32

Het feit dat de leerkrachten van deze lagere school absoluut geen oog meer hadden voor haar ‘tweeling’ zijn, en al evenmin voor het verdriet dat

daarmee gepaard ging, heeft haar sterk beïnvloed en haar in haar schulp doen kruipen.

Daarom lijkt het mij toch belangrijk hier even dieper op in te gaan en nader te

bekijken wat rouw op school dan eigenlijk zou moeten inhouden, en hoe

leerkrachten dit eventueel wél hadden kunnen aanpakken.

2.2.4. Rouw binnen een schoolse setting:

De invloed op het balansmodel vanuit school is dus van sterkere invloed dan we

op eerste zicht zouden denken. Voor kinderen hoort de school immers een

vertrouwde omgeving te zijn, en binnen deze vertrouwde omgeving is het een

belangrijke plek waar men verdriet moet kunnen toelaten. Bijgevolg leert men

als jonge mens ook verdriet een plaats te geven.

Leerkrachten kunnen geconfronteerd worden met allerhande vormen van rouw:

het kan gaan om de dood van een huisdier, het verlies van een eerste liefde,

echtscheiding van de ouders, tot het verlies van een dierbare. De intensiteit en

de duurtijd van verdriet varieert, en is voor elk individu anders. Eveneens kan

de duurtijd variëren naargelang de situatie (Keirse, 2003).

Er bestaat geen handleiding die ons exact leert hoe we met rouw moeten

omgaan. Elk kind zal anders reageren, al naargelang zijn of haar

persoonlijkheid en ontwikkeling, maar ook afhangend van zijn of haar leeftijd

(Keirse, 2003).

Kleuters reageren vaak heel intens en ontredderd. Ze beseffen wel dat ze te

maken hebben met een verlieservaring, maar ze beseffen niet dat dit verlies

een definitieve impact heeft. Ze ervaren het verlies heel vaak als ‘tijdelijk’.

Voor kleuters is de dood vergelijkbaar met het sprookje van Sneeuwwitje, en

ze houden de optie open dat er ooit misschien wel een prins zal opduiken die

de dode weer tot leven zal brengen.

Oudere kleuters zijn realistischer, maar zij leggen vaak verbindingen rond het

begrip ‘dood’, die gekoppeld zijn aan gevoelens van angst, donkerheid of

slapen.

Page 47: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

33

Binnen de leeftijdscategorie van 7 tot 10 jaar is men meer gericht op de fysieke

aspecten die met de dood te maken hebben. Zij zijn vaak ook gefascineerd

bezig met wat er na de dood zou kunnen gebeuren.

Tieners denken heel vaak abstracter en zij gaan meer opzoek naar de betekenis

van de dood en naar de waarde van het leven en het sterven. Pubers echter

hebben de neiging om alles wat met verdriet te maken heeft te blokkeren. Ze

‘wandelen’ er bij wijze van spreken door, alsof het geen impact op hen heeft.

Zij zijn dan wel weer de leeftijdscategorie die meestal deze gevoelens even

‘parkeren’ en vaak zien we dat de emotie heel veel later nog eens opduikt

(Keirse, 2003).

Manu Keirse beschrijft vier rouwtaken die doorlopen worden om het verlies te

kunnen verwerken. Het kan gebeuren dat kinderen, op welke leeftijd dan ook,

veel later, vaak na een op eerste zich onbelangrijk voorval, opnieuw door deze

rouwtaken gaan.

2.2.4.1. Eerste rouwtaak:

Een eerste belangrijke fase is het verlies onder ogen zien. Vaak gebeurt het

dat volwassenen kinderen willen afschermen van de realiteit en al hun vragen

vakkundig afwimpelen, of hen overladen met materiële compensaties. Hoe

goed deze bedoelingen ook vaak zijn, ze bemoeilijken het rouwproces.

Kinderen en jongeren hebben vaak gewoon nood aan aandacht, en dit binnen

een veilige omgeving zoals de school voor hen zou moeten zijn. Het is dan ook

volstrekt ongezond om als leerkracht geen aandacht te schenken aan een kind

dat worstelt met diep verdriet over een overlijden van een dierbare (Keirse,

2003).

De kleuterjuf van Caroline is een voorbeeld geweest voor de vele leerkrachten die na haar kwamen. Hoe zij omging met het verlies van

Stella is een prachtig voorbeeld van hoe het in de praktijk zou moeten zijn. Stella had een plaats in haar klas. Het overlijden werd niet weggemoffeld

of genegeerd, nee, deze juf wist duidelijk perfect hoe ze met rouwverwerking moest omgaan.

2.2.4.2. Tweede rouwtaak:

De tweede rouwtaak houdt in dat men de pijn ervaart van het verlies.

Wanneer verlies wordt weggedrukt, zien we heel vaak dat het vroeg of laat

Page 48: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

34

weer terugkeert, of terugkeert in een andere vorm. Hoofdpijn, slechte

resultaten op school, het vaak verbreken van relaties, slaapproblemen

enzovoort. Het is een zeer noodzakelijke stap om door de pijn van het verlies

heen te gaan. Hieraan gekoppelde gevoelens van angsten, agressie of heel

sterk gemis, moeten kunnen worden geuit indien men wil verder gaan (Keirse,

2003).

We zien hier een duidelijk patroon dat we bij Caroline kunnen terugvinden. Het feit dat ze haar verlies tijdens de lagere schooltijd plotseling niet meer mocht toelaten. En het feit dat leerkrachten van haar verlangden dat ze het wegstak en niet meer uitte, had inderdaad als gevolg dat Caroline op school heel slecht begon te presteren. Bovendien was ze zeer angstig om

bindingen met andere mensen aan te gaan, wat zich uitte in weinig vriendjes of vriendinnetjes. We zien binnen deze periode bij Caroline

eveneens veel angsten opduiken die er zouden kunnen op wijzen dat er ergens tijdens de overgang van de eerste naar de tweede rouwtaak bij haar

iets misliep.

2.2.4.3. Derde rouwtaak:

De derde rouwtaak houdt in dat men moet leren leven zonder de aanwezigheid

van de overledene. De draad van het eigen leven weer opnemen en verder

kunnen leven met de herinnering en het besef dat de ander er niet meer is

(Keirse, 2003).

2.2.4.4. Vierde rouwtaak:

De vierde rouwtaak is het aangaan van nieuwe relaties. Het durven zetten van

stappen in relaties. Keirse geeft hierbij aan dat het heel vaak moeilijk is voor

degene die achterblijft omdat men bang is dat nieuwe relaties opnieuw in

verdriet zullen eindigen (Keirse, 2003).

Hij geeft tevens aan dat verdriet van het overlijden iets is wat je niet zomaar

kan wegvegen. Het is iets wat je je leven lang meedraagt. Gaandeweg de tijd

zal het verdriet wel je leven minder gaan beheersen. Je kan het leven weer

aan zonder dat het verdriet je belemmert in je doen en laten (Keirse, 2003).

Page 49: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

35

Het is duidelijk dat Caroline haar hele kinder- en jeugdtijd nodig heeft gehad om deze vier rouwfasen te doorlopen. Hoe bang ze was om een

relatie met een jongen aan te gaan, en hoe ze eigenlijk al op voorhand van de gedachte uitging dat het wel gauw weer mis zou lopen. Het is pas na het crisismoment met haar moeder, vlak nadat ze haar man Tom leerde kennen, dat er een kentering op gang kwam. Gaandeweg leerde ze om

vertrouwen te hebben in deze relatie en uiteindelijk zelfs te huwen.

Het kan voor scholen een meerwaarde betekenen wanneer ze meer aandacht

zouden willen schenken aan de nazorg die ze bij verlieservaringen bij hun

leerlingen zouden kunnen hanteren. Manu Keirse pleit dan ook terecht voor

een goede coördinatie binnen de schoolomgeving voor kinderen die het moeilijk

hebben. Vaak zijn godsdienstleerkrachten de geknipte personen om die

opvang te bieden. Ondersteuning vanuit de school bij verlieservaringen zijn

een belangrijke vorm van draagkracht binnen het opvoedingsproces en het zou

een belangrijke meerwaarde kunnen betekenen voor gezinnen die met

diepgaande verlieservaringen geconfronteerd worden (Keirse, 2003).

Page 50: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

36

2.3. Ethische invalshoek.

2.3.1. Een ethisch-hermeneutische inkijk:

Binnen de filosofie kennen we de hermeneutiek als de interpretatie van

levensuitingen. Via symbolen, mythen en kunst heeft de mensheid reeds

eeuwenlang betekenis gegeven aan het leven rondom hen.

Tijdens een autorit in het donker en in de hevige regen verliezen we vaak het

zicht, en het is dan fijn om even van de autoweg te kunnen gaan, een

restaurantje op te zoeken en daar even op verhaal te kunnen komen. Even

terug tot onszelf komen en in dat restaurant tevens te bevragen hoe je best de

weg kan verderzetten om sneller en efficiënter op je bestemming te geraken.

Dat is ook de intentie van de hermeneutische therapie. Hermeneutiek heeft

niet de bedoeling mensen handvaten aan te reiken om te veranderen, nee, zij

wil graag een bijdrage leveren om mensen in staat te stellen, door hun verhaal

zelf tot inzichten te komen en even te reflecteren tijdens bepaalde situaties of

feiten die zich in hun leven voordoen. De hermeneutiek geeft de mogelijkheid

om zelf tot inzichten te komen (Claes, 2015).

De term hermeneutiek zien we voor het eerst terugkomen bij de Griekse

dichter Homerus. Hij vertaalde door interpretatie de berichten die volgens hem

door de goden werden gezonden in de vorm van mythologieën. Deze

boodschappen waren bedoeld om mensen meer inzicht te geven in hun eigen

bestaan.

Ook Socrates hanteerde de hermeneutiek om Plato’s transcendente ‘zijnde’ te

interpreteren.

In de culturele antropologie spreken we van ‘grounded theory’. De theorie, de

concepten, rollen uit praktijkervaringen enzovoorts, vertalen zich heel vaak in

verhalen die de antropoloog op zich laat afkomen. De concrete ervaringswereld

van cliënten kan ons ertoe in staat stellen om een begrippenkader op te

bouwen dat we kunnen meenemen om wederom andere mensen in een

gelijkaardige situatie beter te kunnen begrijpen (Claes, 2015).

Page 51: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

37

2.3.2. De hermeneutische lens hanteren om Caroline’s angst voor het leven beter te kunnen begrijpen:

Zingevingsvragen leunen in bepaalde mate heel sterk aan tegen

grenservaringen, zoals bijvoorbeeld geconfronteerd worden met een diep

menselijk lijden. Onze samenleving is meer en meer gebaseerd op grenzen

stellen. Thema’s als lijden en dood zijn moeilijk bespreekbaar geworden. Dit

gegeven heeft zonder twijfel een weerslag op onze menselijke conditie (Claes,

2015).

Binnen de filosofie zien we drie begrippen die steeds terugkeren als de

belangrijkste aspecten van onze menselijke conditie, namelijk:

uniciteit/singulariteit, intersubjectiviteit en lichamelijkheid. Het zijn drie

bronnen van waardigheid, maar tegelijkertijd houden deze bronnen ook de

potentiële mogelijkheid in dat ze onze menswaardigheid diep gaan aantasten

(Claes, 2015).

De Duitse filosoof Martin Heidegger probeert in zijn werk ‘zijn en tijd’, een

antwoord te geven op de vraag wat ‘vrijheid’ voor de mens kan inhouden. Hij

stelt daarin dat elke mens uniek is en dat elke mens een unieke plaats in deze

wereld heeft. Dat uniek zijn is een belangrijke bron voor menswaardigheid,

maar het heeft ook een donkere zijde. Op het moment dat we een dierbare

verliezen, worden we geconfronteerd met onze eigen sterfelijkheid en onze

eindigheid. In het aanschouwen van de dood van je naaste ervaar je dan als

mens een bijna ondraaglijke ervaring: namelijk de ervaring van verlatenheid

(Claes, 2015).

Het is net die uniciteit en identiteit die bij tweelingen een complex gegeven lijkt

te vormen. Heel vaak zien we dat tweelingen worstelen met

persoonlijkheidsconflicten door de eigen intieme cultuur die reeds van voor de

geboorte tot stand lijkt te komen. Tweelingen vormen zo een

onvoorwaardelijke eenheid die heel veel mensen al decennialang weet te

fascineren.

Claire Salvy (1992), Franse psychologe en zelf deel van een tweeling getuigt in

haar boek ‘Jumeaux de sexe different’, dat als iemand als tweeling

geconfronteerd wordt met het verlies van die andere, je niet ‘iemand’ verliest,

maar ‘iets’ (Salvy, 1992).

Verschillende studies tonen aan dat tweelingen bij wie er één komt te

overlijden, de andere dat altijd ervaart als ‘een deel van jezelf’ dat er plots niet

meer is. Het rouwproces dat hierbij op gang komt is er één van een heel

andere aard dan andere rouwprocessen, en het is dan ook heel fout van de

Page 52: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

38

omgeving om te stellen: “nu zou je er toch wel over moeten zijn” (Salvy,

1992).

Verschillende tweelingen die hun andere tweelinghelft verloren, getuigen dat ze

nooit kunnen zeggen “nu ben ik erover”. Ze blijven zichzelf immers zien als

een geheel, er is zichzelf én er is die andere. Zo zie je heel vaak in de evolutie

van tweelingen dat je er één hebt die assertiever is en extravert én één die

meer introvert lijkt te zijn. Ze evolueren steeds in functie van de andere en

wanneer die andere wegvalt, vallen ze in een innerlijke leegte die ze nooit

hebben gekend. Een tweelingband ontstaat immers reeds voor de geboorte en

het is voor de buitenwereld bijna onmogelijk te begrijpen welk complex proces

er bij de overlevende tweelinghelft op gang komt eens die ander er niet meer is

(Austermann & Austermann, 2013).

Ook Caroline getuigt meermaals dat ze een innerlijke leegte ervaart die ze eigenlijk niet echt kan verklaren. Ze heeft haar zusje uiteindelijk nooit echt

fysiek gekend. Ze kan dat leegte-gevoel echter geen plaats geven. Caroline heeft ook de neiging om objecten te subjectiveren. Zo getuigde ze van het feit dat ze het heel moeilijk had om haar oude wagen te vervangen

door een nieuwe. Dagen heeft ze gehuild toen ze haar oude wagen uiteindelijk moest inleveren in de garage. Dit gegeven sluit aan bij wat

Claire Salvy beschrijft. In haar beleving verloor Caroline niet alleen ‘iemand’, maar ook ‘iets’ en dat iets waar ze haar hele leven al naar op zoek lijkt te zijn, vertaalt zich heel vaak ook in emotionele verbindingen aangaan

met objecten, zoals haar auto.

Ten tweede is er de intersubjectiviteit. En ook deze kent een schaduwzijde.

Wij zijn afhankelijk van anderen, van de zorg van anderen, de betrokkenheid

van anderen én de erkenning van anderen. Dit heeft eveneens tot gevolg dat

anderen ons die betrokkenheid kunnen afnemen. Anderen kunnen ons alleen al

door hun blik vernietigen. Het Panopticum-model van Foucault, waarbij

mensen gecategoriseerd worden en hun identiteit door anderen wordt herleid

tot die ene uiting van gedrag die frequent lijkt voor te komen, onderwerpt

mensen aan een soort van panoptische macht. Dit is een krachtige metafoor

om aan te tonen hoe intersubjectiviteit door onze Westerse samenleving heel

sterk op de proef kan worden gesteld (Claes, 2015).

De Franse filosoof Sartre omschrijft intersubjectiviteit als een risico waarin de

andere je mogelijk als last kan gaan ervaren, omdat de blik van de ander je tot

een object kan herleiden. “L’enfer”, zo citeerde hij, “c’est les autres” (Ottoy,

2014).

Page 53: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

39

Dit zien we vooral terugkomen in het feit dat Caroline sinds de lagere school een hekel had ontwikkeld aan school. Ze werd er naar haar gevoel

herleid tot ‘dromerig’ kind, wat ze meermaals aanhaalt tijdens onze gesprekken. Het is voor mij duidelijk dat dit gegeven haar sterk heeft

beïnvloed in haar verdere ontwikkeling. Het feit dat haar leerkrachten geen enkel begrip toonden voor het diepe verdriet dat ze op dat moment

nog steeds met zich meedroeg, heeft ertoe geleid dat ze zich nog onzekerder, nog meer ‘bekeken’ voelde. Dit heeft haar zelfvertrouwen, ook naar haar verdere leven toe, heel sterk beïnvloed. De blik van de anderen is

in haar subjectiviteitsbeleving heel vaak ‘de hel’ geweest, en in diezelfde belevingswereld was de hemel de plaats waar haar zus verbleef.

Door de blik van de anderen komt Caroline telkens weer heel diep bij zichzelf en bij zichzelf komen betekent dan weer op haar beurt

geconfronteerd worden met een diep gevoel van schuld en schaamte. Vragen als: “waarom leef ik nog”, en, “waarom was het Stella die overleed

en niet ik”, duiken dan ook heel vaak op.

Het lot gaf haar hierin geen keuzevrijheid. Het is iets wat haar overkomen is, doch zo ziet zij het zelf niet altijd.

Ze werd geconfronteerd met een tragische gebeurtenis die niet alleen haar zus van haar wegnam, maar een gebeurtenis die meteen de hele

eenheidsband in een ander perspectief plaatste. Voor de buitenwereld, door de blik van de ander gezien, is er enkel nog Caroline. Maar voor de intrinsieke belevingswereld van Caroline is zij nog steeds ‘de tweeling’.

De derde bron van waardigheid situeert zich binnen onze lichamelijkheid.

We kunnen lichamelijkheid aanschouwen als ons diepste bezit. Het is de zetel

van onze menswaardigheid. Maar ook onze lichamelijkheid kent een donkere

zijde. Wanneer we bijvoorbeeld de controle over onze lichamelijkheid

verliezen, en ons lichaam aan ons verschijnt als een ‘vreemd’ lichaam (corps

object), dan voelen we onze menswaardigheid weglekken (Claes, 2015).

Page 54: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

40

Caroline leeft heel vaak vanuit een zekere vorm van dualisme. Ze ziet lichaam en geest als twee gescheiden delen. Haar lichaam is hier op aarde neergedaald, en dat ziet ze vaak intrinsiek als een straf. Haar geest zit dan

bij haar zusje in de hemel, en in die hemel vormen ze een ‘eenheid’. Maar toch is Caroline zich wel bewust van het feit dat ze een lichaam heeft.

Alleen leeft ze vaak liever vanuit haar geest omdat deze zich in staat stelt zich met haar zus te verbinden.

Op deze momenten is Caroline’s denken helemaal in lijn met dat van de Franse

filosoof Descartes. Hij ging ervan uit dat lichaam en geest twee aparte

substanties zijn die op één of andere manier toch met elkaar lijken samen te

werken. Hij noemde zijn theorie dan ook de theorie van uitgebreidheid en

denken. Descartes linkte het ‘ik’ met de ziel, maar de ziel kan niet functioneren

zonder het lichaam (Claes, 2015).

Uniciteit, intersubjectiviteit en lichamelijkheid gaan bij Caroline heel vaak in een diep conflict. Haar besef dat uniciteit haar menselijkheid bepaalt, maar tegelijkertijd dat ze geen erkenning krijgt voor het gegeven dat ze

voor altijd deel is van een tweeling, maakt haar vaak heel kwetsbaar. Het leidt er vaak toe dat ze meer vanuit haar geest gaat leven in de hoop terug de eenheidsband te creëren met haar overleden zus. Op deze momenten

herleidt ze haar lichaam tot een corps object, dat enkel tot reden heeft dat ze hier op aarde kan functioneren, of liever gezegd ‘moet functioneren’.

Het totaal losgeslagen zijn van anderen, totaal afgesneden zijn van anderen, is voor haar een ervaring die ertoe leidt dat haar mens-zijn op één of andere manier zo aangetast is dat ze zich heel vaak overbodig voelt, dat ze voor niemand echt van tel is en liever wegvlucht in een droomwereld. Ze

vindt op die ogenblikken geen aanknoping meer met wat haar maakt tot mens, en ze wil op die momenten dan ook niet verschijnen aan de

buitenwereld.

Page 55: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

41

2.3.3. Het ethisch appel:

Er gaat een ethisch appel uit van Caroline, als lijdende persoon. Haar diep wezenlijke kwetsbaarheid, welke zich ontluikt heeft door de dood van haar

zusje, was een diep menselijke ervaring die een schok van beroering op gang heeft gebracht. Haar kwetsbaarheid treft mij, als hulpverlener, en doet op mij een ethisch appel om hier niet zomaar aan voorbij te gaan.

Caroline geeft tijdens onze gesprekken meermaals aan dat zij heel veel steun en kracht haalt uit diepgaande verhalen van anderen of uit liedjes

met betekenis. Heel vaak komt het ook voor dat er ‘toevalligheden’ opduiken die voor haar een bron van kracht zijn om uit te putten. Zo was ze laatst jarig en stuurde ik haar een melding in de internetgroep met een

afbeelding van een vogel met daaronder de tekst ‘happy bird(th) day’. Enkele uren later kreeg ik van haar een berichtje terug met de melding: “hé, dat was vreemd, nog voor ik jou bericht te zien kreeg vroeg ik aan mijn man

of je ’birth’ hetzelfde schrijft als ‘bird’ van vogel”. Deze toevallige gebeurtenis was voor haar niet zomaar een toevalligheid. Ze gaf aan dat

het haar verjaardag helemaal had goedgemaakt.

Kleine zaken als deze kunnen voor mensen die een verlies als dit hebben

meegemaakt, duidelijk een wereld van verschil uitmaken. Volgens

psychotherapeute Hilde Vleugels (2004) is dit niet zo verwonderlijk. In haar

boek ‘Scherven’ stelt ze dat bij tragische gebeurtenissen er vaak een verlangen

ontstaat naar een kader waarin mensen zich persoonlijk en heel oorspronkelijk

kunnen uitdrukken. Een kader dat ruimte creëert om te kunnen delen wat ze

meemaakten. Hierbij zijn ook rituelen heel belangrijk, maar deze zijn in onze

hedendaagse maatschappij jammer genoeg versleten geraakt, of zelfs bijna

helemaal teloorgegaan. Toch zijn de verhalen en rituelen niet helemaal weg,

het is alleen een kwestie van ze terug op te vissen (Vleugels, 2004).

Onze Westerse maatschappelijke context is heel sterk gefixeerd geraakt op

beheersing, verzakelijking en tegelijkertijd ook verantwoording. De

hulpverleningssector is bijgevolg geëvolueerd naar meer en meer werken via

de ‘evidence based’ theorie, waarbij mensen meer en meer herleid worden tot

een wetenschappelijk object, zonder nog oog te hebben voor het subjectieve

aspect (Krikillon, 2012).

Page 56: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

42

Gelukkig werd er, mede dankzij de invloed van de positieve psychologie, weer

wat ruimte gelaten voor de subjectieve beleving en deed het begrip

‘welbevinden’, een belangrijk intrede in de hulpverleningssector. Als we kijken

naar de term ‘geestelijke gezondheid’, dan kan men deze onderverdelen in

psychologisch leed en psychologisch welbevinden. Onder psychologisch leed

verstaan we dan psychische en pathologische stoornissen, die gepaard gaan

met depressieve gevoelens of angsten. Onder psychologisch welbevinden

vallen gevoelens van geluk en tevredenheid (Dezutter, 2010).

Psychologisch welbevinden stimuleren kan een belangrijke factor zijn om te

kunnen omgaan met psychologisch leed, en om alzo een belangrijke balans te

creëren binnen de subjectieve beleving van de mens. Het is dus zeker niet

onbelangrijk om via verschillende methodes dit welbevinden in een positieve

richting te stimuleren (Dezutter, 2010).

Het is geen onbekend gegeven dat zingeving pas echt belangrijk wordt voor

iemand wanneer deze persoon geconfronteerd wordt met een pijnlijke periode

in het leven. Een systeem van zingeving, al dan niet gebaseerd op een

spiritueel kader, kan een belangrijke krachtbron zijn (Engelbrecht, 2010).

In deze jachtige samenleving wordt er reeds van op de vroege schoolbanken de

nadruk gelegd op presteren. Kinderen die dit niet doen worden al heel vroeg

bekeken vanuit een oogpunt van abnormaliteit. Dit leidt ertoe dat heel veel

kinderen reeds van heel vroeg getest worden op hun coping strategieën. Er

rest ons als mens nog weinig ruimte om situaties even te overdenken, om even

tot onszelf te komen en in gedachten te mogen verzinken (Engelbrecht, 2010).

Caroline werd al heel vroeg bestempeld als ‘dromerig’ kind, net omdat ze toen reeds een heel sterke behoefte had om een innerlijk proces van

zelftranscendente ervaring op gang te brengen. Voor haar was dit heel heilzaam. Het was haar manier om met het rouwproces om te kunnen

gaan en om het lijden door het verlies van haar zus een plaats te kunnen geven.

Plato noemde dit innerlijk proces van zelftranscendentie niet voor niets ‘het oog

van de ziel’. Op deze manier krijgt men immers als persoon weer oog voor de

simpele dingen des levens. Maar onze huidige samenleving laat hier geen

ruimte meer voor. Ook Caroline kreeg deze ruimte niet.

Page 57: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

43

Als we terugblikken op verschillende decennia uit het verleden en kijken door

de verschillende brillen die een maatschappij telkens hanteerde om te bepalen

wat geestelijk gezond was en wat niet, dan leert die bril ons heel veel over hoe

die maatschappij op dat ogenblik georganiseerd was. Het waren onze

voorouders die nog heel dicht bij de natuur leefden, en die diezelfde natuur ook

zagen als oorzaak van allerlei psychische kwalen.

De diagnoses uit een nog niet zo lang vervlogen tijd, waren gebaseerd op een

samenspel tussen geneeskunde en psychologie, tussen mythologie en religie.

Dorpen waren gemeenschappen, en het alledaagse leven reikte niet verder dan

het kerkplein. Het was dan ook net die kerk, onze religie, die een niet te

onderschatten impact had op de geestelijke gezondheid van toen. De kerk

werd vervangen door de fabriek, en zo evolueerden we razendsnel naar een

maatschappij die vooral gericht is op presteren (Krikilion, 2012).

Waar vroeger psychische problemen dus veelal een externe oorzaak kenden,

namelijk de invloed van het kwade als gevolg van allerlei ‘magische en

mythische’ gebeurtenissen, werd het nu veelal een interne oorzaak, maar ook

een interne verantwoordelijkheid. We stellen onszelf en anderen namelijk heel

snel verantwoordelijk voor het leed dat ons of anderen overkomt. En

bovendien heeft de maatschappij ons geleerd dat er voor elke diagnose wel een

remedie is, hetzij in de vorm van de juiste therapie, hetzij in de vorm van de

juiste medicatie.

Maar als gezinswetenschapper hebben we tijdens de opleiding vooral geleerd

een ruimer blikveld te hanteren, en vanuit een integraal zorgperspectief te

gaan kijken met een bredere blik. Dit betekent naar mijn gevoel ook open

staan voor de zinsvragen van cliënten en gaan zoeken of we hierin als

hulpverlener misschien iets aan kunnen bijdragen.

Onze gevoelswereld is immers heel complex, maar oog hebben voor de diepste

dimensie van het bestaan, de diepste essentiële lagen van een persoon, welke

diep intrinsieke ethische vragen doen oproepen bij iemand als: “wie ben ik

eigenlijk in deze wereld?” of, “wat is de zin van mijn bestaan?” Datgene wat

men niet echt kan ‘grijpen’ en datgene wat filosofen omschrijven als

transcendentie, en daar samen naar opzoek gaan, kan een bevrijdend effect

hebben (Krikillon, 2012).

De ethische vraag die we ons hierbij dus kunnen stellen is: “Hoe kunnen we als

hulpverlener iemand met een dergelijk diepmenselijk rouwproces nu het beste

begrijpen?”

Page 58: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

44

2.3.4. De ethische knoop ontwarren: 2 benaderingen:

De eerste benadering die we kunnen hanteren om het lijden van Caroline beter

te kunnen begrijpen is via de Oosterse benadering. Deze benadering is heel

sterk gericht op ‘acceptatie’. Het accepteren dat je menselijke conditie

kwetsbaar is. Het geeft ons als hulpverlener handvaten om de cliënt kracht te

laten putten uit symboliek.

Wie rouwt, leert het onbeheersbare lot te accepteren en tegelijkertijd biedt het

ons de gelegenheid om op symbolische wijze toch ergens ook terug greep te

krijgen op het verlies van een dierbare, hetwelk je niet onder controle hebt

(Claes, 2015).

Langdurige rouwprocessen als deze van Caroline zijn geen emoties die in onze hedendaagse cultuur altijd begrepen worden. Het zit dan ook diep in onszelf ingebed dat we er niet mee te koop mogen lopen, hetgeen we ook

zien in het gedrag en de houding van Caroline. Het feit dat ze bij momenten nog steeds heel intens rouwt om de dood van haar zusje, is iets wat ze angstvallig voor de buitenwereld tracht te verbergen. Wij hebben

hier in onze cultuur meestal ook de rituelen niet meer voor.

Rituelen zijn dus niet meer gangbaar binnen onze westerse omgeving, maar

heel anders gaat het eraan toe in de Afrikaanse cultuur. In Afrika worden

opvallend veel tweelingen geboren. Ze hebben er dan ook een bijzondere

status. Er wordt in Afrikaanse landen enorm veel aandacht besteed aan

rituelen en symbolen hieromtrent. Zo is er de Afrikaanse stam ‘de Yoruba’, een

belangrijke etnische groep. Wanneer er binnen deze stam een tweeling

geboren wordt, wat neerkomt op vijvenveertig tweelingen per duizend

geboortes, dan is dat volgens deze stam een ‘geschenk’ van hun goden: de

tweeling ‘Orisha en Ibeji’. Binnen deze cultuur leeft de ideologie dat tweelingen

dezelfde ziel delen. Als er toch één van een tweelinghelft sterft, dan wordt er

door een houtsnijder, op verzoek van een priester een Ibeji-beeldje gemaakt.

Dit beeldje moet dan het gestorven kind voorstellen, en het wordt door de

ouders en het overlevende kind gekoesterd als ware het de overleden persoon

zelf. Bij de verjaardag van de tweeling worden er rituelen, gezangen en

gebeden opgezegd om het beeldje en het kind dat het vertegenwoordigd, te

eren en te koesteren. Binnen deze Afrikaanse stam maakt men geen

onderscheid tussen een ééneiige of twee-eiige tweeling, omdat men in Afrika

niet zo sterk de nadrukt legt op ‘identiteit’ als men dat in het Westen wél doet.

Page 59: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

45

In Afrika wordt er meer de nadruk gelegd op ‘gemeenschappelijkheid en

gelijkheid’, in het Westen meer op ‘individualiteit en uniciteit’ (Oruene, 1983).

Caroline en Stella zijn geboren als twee-eiige tweeling. De Franse psychologe

Claire Salvy (1992), vindt het echter, in overeenstemming met de Afrikaanse

cultuur, verkeerd dat men in het Westen vaak de neiging heeft om identieke

tweelingen als ‘authentieker’ te benaderen dan twee-eiige. In de Franse

volksmond worden twee-eiige tweelingen zelfs ‘faux jumeaux’ genoemd.

Volgens Salvy is er geen verschil, en ontwikkelt het hele psychologische

gegeven dat tot stand komt in de prenatale en postnatale fase, identiek.

Of het nu gaat om ééneiige of twee-eiige tweelingen, de band die reeds voor de

geboorte ontstaat is een fascinerend proces van interactie. Dit proces van

interactie creëert een band waar de wetenschap, waar ook de mythologie,

reeds decennialang door gefascineerd is.

Eeuwenlang zijn tweelingen vaak het centrale punt geweest in de talrijke

mythes uit onze geschiedenis, zo beschrijft ook filmmaakster Anna Van der

Wee. We kennen Castor en Pollux, Isis en Osiris en Remus en Romulus (Van

der Wee & Wild Heart Productions, 2011).

Romulus vermoordde zijn broer, Remus, na een conflict over op welke plaats ze

de stad Rome zouden stichten. De basis van hun intern conflict was: rivaliteit.

In de Griekse cultuur kennen we Castor en Pollux, waarbij ene de macht had

over de zee en de andere over de wind, en waarbij de ene sterfelijk was en de

andere goddelijk en dus bijgevolg onsterfelijk. Wanneer Castor komt te

overlijden, is Pollux niet te troosten en hij smeekt z’n vader om hem te doden,

zodat hij Castor achterna kan reizen. De God Zeus bracht hen uiteindelijk weer

samen in de hemel en onder het sterrenbeeld ‘tweelingen’ vonden ze samen de

eeuwige rust (Van der Wee & Wild Heart Productions, 2011).

Vanuit het oude Egypte werd ons de mythe aangereikt over Isis en Osiris. Een

jonge tweeling die reeds van in de baarmoeder al echtgenoten waren. Osiris

werd uiteindelijk de heerser over Egypte maar dit gegeven leidde ertoe dat hij

vermoord werd door Seth, een andere broer. Seth hakte zijn lichaam in

stukken en verspreidde het vervolgens over heel Egypte. Isis was ontroostbaar

en zocht wanhopig naar haar tweelinghelft. Ze vond al zijn lichaamsdelen

terug, behalve één: de fallus. Vervolgens verpakte ze alle gevonden stukken in

windel en zo ontstond de eerste mummie. Osiris slaagde erin haar mummie

weer tot leven te wekken en samen met Isis verwekte ze alsnog een zoon:

Horus (Van der Wee & Wild Heart Productions, 2011).

Page 60: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

46

In al deze mythes herkennen we ook weer de dubbele binding. Op al deze

mythische figuren zien we ook weer de uitwerking terugkeren van deze binding

op hun identiteitsontwikkeling. Maar we zien ook hoe hun eigen

identiteitsontwikkeling vervolgens weer een impact heeft op de dubbele binding

van het tweeling zijn. Maar evenzeer zien we hoe thema’s rond leven en dood

een rol spelen in al deze mythische verhalen (Beit-Hallahmi & Paluszny, 1974).

Onze westerse benadering, de tweede manier om de ethische knoop te

ontwarren, is heel sterk gericht op autonomie en zelfbeschikking.

Het weerspiegelt zich ook in de houding van de leerkrachten uit de lagere school die Caroline vooral wilden stimuleren om verder te gaan met haar

eigen leven. Ze begrepen niet hoe de dood van Stella, jaren later nog steeds een invloed had op het functioneren van Caroline. Ze wilden haar

vooral bekrachtigen en haar versterken, door haar te stimuleren actiever te zijn in de klas. Het was hun belangrijkste doelstelling om haar te doen

ophouden met wegdromen tijdens de lessen. Deze stimulerende aanpak had echter een averechts effect op Caroline. Door de blik van de

leerkrachten werd ze telkens opnieuw aangesproken op haar eigen persoonlijkheid en dat was nu net waar het schoentje wrong.

Nochtans is er binnen onze Westerse cultuur ook een periode geweest dat we

een andere kijk hadden op het thema ‘leven en dood’ en meer bepaald op de

dood van een tweelinghelft.

Tijdens de middeleeuwse periode was het lange tijd een frequent gebruik

geweest om de term ‘Vopiscus’ aan de naam toe te voegen wanneer iemand

geboren werd als tweeling, maar de andere tweelinghelft bij de geboorte kwam

te overlijden. Zo is er de wetenschapper Vopiscus Fortunatus Plempius, die zijn

gehele naam meekreeg in functie van de verlieservaring die hem was

overkomen. Vopiscus betekent letterlijk immers ‘de overlevende van een

tweeling’, en het feit dat men evenzeer ook ‘Fortunatus’ aan zijn naam

toevoegde, wil zeggen dat hij -als overlevende- geluk heeft gehad (Van Miert,

2009).

Zo een toevoeging aan de naam kan voor iemand die geboren wordt met een

dubbele binding mijnsinziens een heel belangrijke symbolische functie hebben.

Er wordt op deze manier immers levenslang rekening gehouden met het feit

dat men oorspronkelijk deel uitmaakte van een tweeling, en bijgevolg wordt de

dubbele binding ondersteund en bevestigd.

Page 61: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

47

2.3.5. Het beantwoorden van de ethische vraagstelling:

contemplatie en ontvankelijkheid:

Wanneer ik Caroline vertel over de mythologische verhalen over tweelingen geeft ze aan dat ze haar mateloos fascineren. Het geeft haar het gevoel

dat ook zij bij dit ‘clubje’ mag behoren. Het wijst haar erop dat ze als ‘grijze muis’, zoals ze zich zo vaak voelt, toch ook wel echt iets bij te dragen heeft aan deze wereld. Ze is immers deel geweest van een tweeling, en het geeft

haar kracht en meer zelfzekerheid te beseffen dat er achter dit tweeling-zijn, ook een bijzonderheid lijkt schuil te gaan. Naast de ellende die haar

overkomen is, schuilt er in deze mythes ook iets ‘speciaal’.

Deze ontvankelijkheid, zo stelt ook Walter Krikilion (2012) in zijn boek

‘Geestelijke gezondheidszorg in het licht van zingeving en spiritualiteit’, kan

een opening betekenen voor iemand (Krikilion, 2012). Hij beschrijft dit gevoel

van ontvankelijkheid als een ‘contemplatieve levenswijze’. “In strikte zin”, zo

stelt hij, “heeft het contemplatieve betrekking op een specifieke religieuze

gerichtheid, maar er is een bredere optiek mogelijk: in feite zit in elk

mensenleven contemplatie. Wie stil-verrukt een bloem of een gelaat bekijkt,

wie glimlacht om een kind, of ontroerd wordt door een muziekstuk of een

gedicht, heeft weet van contemplatie” (Krikilion, 2012, blz. 176).

Contemplatie wil eigenlijk zeggen, dat we vatbaar zijn voor betekenissen die

aan ons verschijnen, onverwachts, als een mysterie. Niet als iets duister, -wat

vraagt om verder onderzoek-, maar als iets wezenlijks dat aan ons verschijnt

en om geen verdere uitleg of analyse vraagt (Krikilion, 2012).

Contemplatie stelt ons als mens in staat om diepere betekenis te geven aan

ons leven, om zin te geven aan ons leven. Het leert ons om te genieten van

iets wat ons plots overvalt, en waar we niet echt een diepgaandere beschrijving

voor kunnen geven, maar het doet wel iets met ons.

Ontvankelijkheid is eigenlijk een levenshouding die in contrast staat met het

maakbaarheidsdenken omdat het een intrinsieke ervaring is, die diep vanuit

onszelf komt en die ons niet van buiten onszelf wordt aangeleerd (Krikilion,

2012).

Page 62: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

48

Het is deze ontvankelijkheid die Caroline toont in het diep intens beleven van geluk tijdens mooie momenten, die ik dan ook graag wil hanteren om mee te nemen naar de veranderingsdoelen. Meer bepaald haar vermogen tot veerkracht is een sleutel die ik als hulpverlener niet mag laten liggen. Caroline heeft veel meegemaakt in haar prille levensfase, maar ondanks

dat gegeven staat ze wel in het leven als een jonge vrouw met een duidelijke hoop naar de toekomst toe, en ook nu in deze fase van haar

leven weet ze zich ondersteund door liefdevolle relaties. Wanneer deze hoop kan omgezet worden in het aanwakkeren en herstellen van haar persoonlijke veerkracht geeft dit ons een sleutel om het rouwproces te

helen.

Page 63: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

49

3. DRIE VERANDERINGSSTRATEGIEËN

3.1. Inleiding:

“Op welke wijze kan ik als gezinswetenschapster Caroline en haar naaste

omgeving empoweren om het verlies van haar tweelinghelft een plaats te

kunnen geven?”, dat was het veranderingsdoel van waaruit ik deze

eindproef vertrokken ben. Via de verschillende invalshoeken heb ik

getracht om door middel van literatuurstudie, een onderzoek te voeren

naar de kern van het tweeling-zijn, en naar wat het met iemand doet als je

een tweelinghelft verliest. Ik heb getracht door middel van deze eindproef

na te gaan hoe diep de impact van dit verlies inwerkt op de tweelinghelft

zelf, het verdere leven en de naaste omgeving.

In het laatste onderdeel van deze eindproef geef ik Caroline en haar

naasten graag enkele praktische mogelijkheden van hulpverlening mee.

Hoewel onze huidige sociale kaart vandaag de dag zeer uitgebreid is, en er

voor heel veel problemen, ziektes of stoornissen wel een

hulpverleningsaanbod te vinden is, is dit voor tweelingverlies niet het

geval. Mensen zoals Caroline die met dit diepgaande life-event te maken

krijgen, moeten vaak toch even zoeken voor ze hun weg vinden in het

hulpverleningsaanbod, omdat tweelingverlies nét iets heel specifieks is en

niet heel veel hulpverleners vertrouwd zijn met dit onderwerp. Hieronder

bespreek ik dan ook graag de naar mijn mening, drie meest doeltreffende

veranderingsstrategieën.

Uit de gesprekken met Caroline komt steeds naar voor hoe ze heel vaak naar de dood verlangt. Het lijkt wel alsof ze de dood van haar zus ervaart

alsof zij het spel van het langste strootje gewonnen heeft. Alsof het lot heeft bepaald wie er mocht leven en wie niet. Ze ervaart het leven op

sommige momenten dan ook als heel zwaar, donker en somber. Op deze momenten zoekt ze steun in hetgeen ze heel goed kan namelijk: tekenen. Tekenen is voor haar een uitlaatklep. Wanneer ze hiermee bezig is, vergeet ze even de wereld. Ze is er ook heel goed in. Ze maakt prachtige levendige

portretten van al wie haar lief is.

Het tekenen laat haar toe weg te dromen in een beschermende wereld die ze voor zichzelf gecreëerd heeft. Zo liet ze me een prachtige tekening zien

van haar nieuwe wagen. Ze vertelde hierbij dat ze het moeilijk had om haar oude wagentje achter te laten en in te ruilen voor een nieuwe wagen.

Het viel me dan ook op hoe ze in haar prachtige tekening haar nieuwe

Page 64: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

50

wagen wist te subjectiveren. De wagen leek tot leven gekomen te zijn, en zo beleeft ze het ook daadwerkelijk. Voor haar voelt het inruilen van de

oude wagen als een soort ‘verraad’ dat ze pleegt tegenover iets vertrouwds uit haar omgeving. Het geeft voor mij heel sterk weer hoe ze, dankzij haar heel sterk ontwikkelde verbeeldingskracht, ertoe in staat is om objecten tot subjecten te maken. In de objecten die lange tijd de hare waren, zoals haar

auto, lijkt haar onderbewustzijn een automatische verbinding te maken met de dood van haar zusje. “Iets wat zo lang het hare was”, stelt ze zelf,

“geeft ze niet graag af”.

Voor Caroline is tekenen een belangrijke manier van ‘zingeving’. Het geeft haar handvaten tot contemplatie, ze vindt er haar manier in om

ontvankelijk te zijn en om het leven, dat ze zo vaak als somber en donker omschrijft, toch enigszins letterlijk ‘kleur’ te geven. In haar tekeningen zie ik hoe ze met verhalen van anderen aan de slag gaat en zo zelf op verhaal

kan komen, door zich creatief te uiten op papier. Het vraagt een hermeneutische inkijk van de persoon aan wie ze haar tekeningen laat zien,

om te kijken wat er achter de schetsen zit, welk verhaal er schuil gaat achter haar pentekeningen. Het vraagt van de toeschouwer een zekere ‘kunst’ om haar tekeningen te lezen en te interpreteren. Ze probeert er

namelijk altijd wel iets mee te vertellen, haar tekeningen herbergen haar diepste angsten en verlangens.

Tijdens de donkere dagen wanneer ze weer worstelt met diepe angsten en schuldgevoelens, gaat ze telkens opnieuw aan de slag met potlood en

papier. Haar emoties zijn dan niet alleen blinde psychologische krachten, maar ze zijn een manier om de dood van Stella een betekenis te geven. Via

haar tekeningen uit ze deze emoties in een proces dat niet altijd even zichtbaar is. Ze zitten verborgen en zijn voor interpretatie vatbaar.

Daarom ben ik van mening dat het belangrijk is, als gezinswetenschapster, om niet voorbij te gaan aan deze verbeeldingskracht. Maar om dit talent in te zetten om haar op verhalende en tekenende wijze tot zelfinzicht te laten

komen.

3.2. Narratieve psychologie:

Het is al sinds mensenheugenis dat we als mensen luisteren naar verhalen en

op onze beurt verhalen vertellen. We construeren voortdurend verhalen over

onszelf, over de wereld en over het leven.

Page 65: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

51

Verhalen vormen een belangrijke bron van vermaak maar vervullen evenzeer

een zingevende functie die ons ertoe in staat stelt structuur en samenhang te

brengen in losstaande feiten en gebeurtenissen (Dijkstra, 2007).

Narratief wil zeggen ‘het verhalende’. De oorsprong van het woord narrativiteit

vinden we in het Latijnse woord ‘narrare’ wat zo veel wil zeggen als ‘vertellen’.

Verhalen vinden we overal, ze zijn reeds van in onze jonge kindertijd een

constante aanwezige, en ook doorheen de geschiedenis zien we dat het

vertellen van verhalen in alle samenlevingen altijd al een belangrijke rol heeft

gespeeld. Verhalen over anderen, maar ook verhalen over jezelf. Elk mens

heeft vanuit zijn uniciteit zijn eigen levensverhaal. Het zijn bijzondere verhalen

die de levensloop van onszelf, als uniek persoon, vertellen.

Doorheen verhalen krijgen we een bepaalde visie op een gebeurtenis en we

kunnen zo een verhaal dan ook het best omschrijven als een ‘georganiseerd

betekenissysteem’. Het verhaal integreert evenzeer verschillende personages

die erin verwikkeld zijn en speelt zich steeds af binnen een bepaalde tijd en

ruimte (Bohlmeijer, 2007).

De narratieve psychologie kan gezien worden als een vorm van ‘organizing

experience’, omdat men door het vertellen een bepaalde samenhang ontwikkelt

over de ervaring die men op dat ogenblik opdeed (Bohlmeijer, 2007).

De Nederlandse hoogleraar psychologie Ernst Bohlmeijer (2007), heeft zich de

laatste jaren gespecialiseerd in het werken met levensverhalen. Hij gaat ervan

uit dat de samenhang die door het vertellen van verhalen ontstaat

hoofdzakelijk gecreëerd wordt door het ‘plot’. Dit plot biedt de mogelijkheid

om individuele gebeurtenissen te verbinden tot een groter geheel. Zo ontstaat

er volgens hem een belangrijke verbinding tussen verleden, heden en de

toekomst. Gebeurtenissen uit het verleden kennen heel vaak nog een sterke

doorwerking in het heden, en tevens schuilt er een belangrijke, impliciete of

expliciete verwachting in met het oog op de toekomst (Bohlmeijer, 2007).

Door tevens gebruik te maken van analyses, logica en empire, kunnen we de

wereld om ons heen en het eigen leven op narratieve wijze beter begrijpen.

Ons levensverhaal verschuilt immers onze diepe behoeftes, verlangens en

levensdoelen, nét omdat we als mens continu bezig zijn met het interpreten

van ons leven, en we eigenlijk dus continu bezig zijn met het schrijven en

herschrijven van ons eigen levensverhaal (Bohlmeijer, 2007).

We kunnen de mens dan niet enkel meer omschrijven als een wezen dat

constant op zoek is naar ‘zingeving’, maar evenzeer als een wezen dat continu

bezig is met het schrijven van verhalen. De mens is immers in continu proces

met zichzelf door de ervaringen en gebeurtenissen die hij meemaakt steeds in

kaart te brengen.

Page 66: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

52

Hierbij tracht men de eigen waarden, normen en emoties te integreren zodat

we meer grip krijgen op ons eigen levensverhaal en op deze manier onszelf ook

beter begrijpen. Hoe meer mensen immers in staat zijn inzicht te verlenen aan

zichzelf, en te begrijpen wie ze zijn (het heden), en hoe ze geworden zijn wie

ze nu zijn (het verleden), hoe meer men kan inschatten waartoe de toekomst

hen brengt (toekomst). Dit inzicht biedt ons de kans om als mens sterker in

het leven te staan (Bohlmeijer, 2007).

Een belangrijke theorie die aansluiting vindt bij de narratieve psychologie is de

hermeneutiek zoals reeds besproken in de derde invalshoek. De hermeneutiek

geeft ons immers handvaten om verhalen beter te kunnen begrijpen en te

verstaan. Bohlmeijer geeft aan dat we verhalen nog beter kunnen

interpreteren als we immers de hermeneutische cirkel leren hanteren. Deze

cirkel geeft aan dat het beter begrijpen van een deel van het verhaal, ons in

staat stelt om het grotere geheel beter te vatten, en wanneer we het groter

geheel beter begrijpen draagt dit er vervolgens weer toe bij dat we ook de

kleinere delen nog beter kunnen vatten (Bohlmeijer, 2007).

Levensverhalen zijn een bijzondere soort van verhaal. Het zijn verhalen van

mensen die gebaseerd zijn op ervaringen, op herinneringen en op

overtuigingen. Bij ingrijpende gebeurtenissen, zoals verlieservaringen welke

niet zomaar passen in ons bestaande interpretatiekader, kan het gebeuren dat

de samenhang en orderingen van onze deelverhalen onder druk komen te

staan. Dit kan ertoe leiden dat ons levensverhaal gefragmenteerd wordt. Met

andere woorden: het levensverhaal wordt dan niet langer als een

samenhangend en zingevend iets ervaren, maar brengt gevoelens van

vervreemding en zinloosheid naar boven. Deze gevoelens kunnen vervolgens

leiden tot interne conflicten waardoor men zich gaat afvragen ‘wie men als

mens nog is binnen het grotere geheel’. Bij breukervaringen moeten we dus

eerst leren ons levensverhaal zo te herschrijven, dat de breuk er een plaats in

krijgt, zodat er weer sprake kan zijn van een samenhangend verhaal

(Bohlmeijer, 2007).

Maar levensverhalen kennen eveneens een constructief karakter doordat ze

gevormd worden door onze eigen interpretaties en onze eigen persoonlijke

waarheden. Het schrijven van een levensverhaal is dus meer dan enkel het

optellen van belangrijke life-events of het vastleggen van stukken uit het

verleden. Het schrijven van een levensverhaal omvat ook het toekennen van

betekenissen aan verschillende fasen uit ons leven en het zoeken naar de

onderliggende samenhang (Bohlmeijer, 2007).

Ook de toon waarop iemand zijn verhaal vertelt kent een dynamisch karakter.

Men kan zijn verhaal immers vertellen met een positieve onderliggende noot

erin vervat, of eerder een negatieve.

Page 67: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

53

Veel hangt af van de eigenschappen van de persoon zelf en hoe men

levensgebeurtenissen positief of negatief gaat inkleuren. Vaak bevatten

levensverhalen immers ook stukken waarin geen rode draad te vinden is en bij

elke (her)vertelling moet men zich dan ook bewust zijn van het feit dat het een

momentopname is die gekleurd wordt door de actuele omstandigheden waarin

deze persoon zich momenteel bevindt (Bohlmeijer, 2007).

Het vertellen en hervertellen van een levensverhaal biedt de persoon in kwestie

de mogelijkheid om steeds meer verdieping en nuancering aan te brengen in

zijn verhaal door middel van steeds nieuwere perspectieven en inzichten die

hierbij opduiken. Doch mogen we niet uit het oog verliezen dat er altijd wel

open vragen zullen blijven rijzen en dat nieuwe breukervaringen en nieuwe

verlieservaringen er op hun beurt weer kunnen toe leiden dat het actuele

levensverhaal weer even onderbroken wordt. Zo zien we hoe verhalen steeds

onderhevig zijn aan een dubbel karakter. Enerzijds is er het vermogen tot

zingevende reconstructies van vroegere gebeurtenissen, maar anderzijds zien

we ook hoe steeds onverwerkte emoties en ongewenste herinneringen naar

boven blijven komen. Het is exact op het moment dat mensen voor zichzelf

vaststellen dat ze nog niet in staat zijn om actuele gebeurtenissen een zinvolle

betekenis te geven, dat het gebroken karakter van het levensverhaal zichtbaar

wordt (Bohlmeijer, 2007).

Het steeds opnieuw vertellen van levensverhalen geeft op deze manier dan ook

de mogelijkheid om het verhaal blijvend bij te stellen en richting te geven aan

de grotere samenhang. Dit biedt ons als mens een mogelijkheid om een hoger

psychisch welbevinden te creëren (Bohlmeijer, 2007).

Binnen de narratieve psychologie kent de identiteit van de mens een narratieve

structuur. Mensen vormen hun identiteit op basis van de verhalen die ze

vertellen over zichzelf, en elke ervaring die ze opdoen, leidt ertoe dat ze hun

identiteit blijvend verder kunnen ontwikkelen, dankzij het proces van vertellen

en hervertellen. Sommige ervaringen uit het verleden zijn hierbij belangrijker

dan anderen, maar het leven wordt continu gevormd door verhalen (storying)

en herverhalen (re-storying) (Bohlmeijer, 2007).

De dialoog die ons wordt aangereikt vanuit de systeemtheorie, om door middel

van taal en communicatie, breuk- en verlieservaringen die gefragmenteerd zijn

geraakt weer te herstellen, bieden ons dan ook een belangrijk instrument.

Binnen de systeemtheorie zijn er verschillende mogelijkheden om te werken

met gezinsverhalen. Minuchin (2011) beschrijft gezinsverhalen als

gezinsmythes, waarmee hij verwijst naar het feit dat er binnen elk gezin een

soort van impliciete stilzwijgende regels zijn ontstaan over hoe gezinsleden zich

behoren te gedragen wanneer bepaalde situaties zich binnen de gezinscontext

voordoen (Minuchin, 2011).

Page 68: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

54

Byng-Hall (1995) spreekt dan weer over familiescripts die over generaties heen

worden doorgegeven door middel van vertelde verhalen en hoe de

gezinsgehechtheid zich weerspiegelt in het uiten van deze familiescripts (Byng-

Hall, 1995). Een gezin waar een veilige gehechtheidsstructuur heerst, uit zich

volgens hem in een coherent verhaal over gebeurtenissen (wanneer, waarom,

waar en hoe), waarin sensorische (zintuiglijke) en semantische

(betekenisgevende) antwoorden te herkennen zijn en waarbij de individuele

tegenstrijdige factoren van een familiale ervaring, toch geïntegreerd blijken in

het familiaal script. Bij een gezin waarbinnen eerder een vermijdende

gehechtheidstijl de bovenhand haalt, ziet men dan eerder onsamenhangende

verhalen opduiken waarbij ervaringen worden geïdealiseerd of

gediskwalificeerd.

De gebeurtenis en de emotie die eruit afgeleid wordt, komt bij de gezinsleden

afzonderlijk dan eerder tot uiting in deelverhalen waar de samenhang volledig

van is losgekoppeld. Bij de gepreoccupeerde gezinnen heersen er vooral

verhalen die gekaderd worden door een gevoel van onrecht en een verlangen

naar hoe het eigenlijk zou moeten zijn. Hier zien we vooral dat de sensorische

responsen lijken te overheersen bij deze gezinsleden (Byng-Hall, 1995).

Binnen de systeemtheorie bestaat er ook een bijzondere aandacht rond het

werken met metaforen. Metaforen kunnen immers een doeltreffende manier

zijn omdat ze een niet-lineaire beschrijving geven van feiten en gebeurtenissen

die op meerdere manieren te interpreteren zijn. Er rust immers op metaforen

geen waarheidsclaim (Papp, 1982).

Er kan een narratieve holding tot stand worden gebracht door een coherent en

flexibel verhaal op gang te brengen. Op deze manier kunnen verhalen een

beschermende en helende werking hebben op mensen die een ingrijpende

ervaring in hun leven hebben meegemaakt. Iemand die in staat is om

meervoudige versies van zichzelf in een verhaal vertaald te zien krijgen,

beschikt immers over meer veerkracht bij situaties van stress en trauma

(Bohlmeijer, 2010). Het aanrijken, vertellen en delen van levensverhalen biedt

op deze manier een opening tot herkenning en stelt iemand in staat, door zich

te spiegelen aan het verhaal van iemand anders, terug greep te krijgen op de

regie van het eigen leven (Bohlmeijer, 2010).

3.3. Beeldende systeemtherapie:

Het systeemdenken kent zijn eigenlijke oorsprong binnen het vliegtuigwezen.

Een vliegtuig kan vandaag de dag immers ook bestuurd worden zonder dat de

piloot zich effectief aan boord bevindt.

Page 69: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

55

Dan moet het bestuurd worden vanaf de grond, en zijn er systemen nodig die

het vliegtuig in goede banen moeten leiden. Zo is ook het systeemdenken

ontstaan, er is een voortdurende terugkoppeling, en wanneer er iets verandert

binnen het gezinssysteem, dan verandert meteen ook het hele gezinssysteem.

Een gezin heeft immers de neiging om veranderingen op te vangen, en als er

één ding verandert, verandert meteen ook het hele systeem. Dat is het

uitgangspunt van het systeemdenken. Alles is in beweging, als er één gezinslid

verandert, verandert iedereen mee. In menselijk relaties spreken we over een

gezinssysteem (Leroy, 2016).

Communicatie is waar het om draait. Het systeemdenken gaat ervan uit dat

we pas iemand zijn in het gelaat van de ander. Dit is anders dan bij de

psychoanalyse, daar wordt individueel gewerkt aan een intrapsychisch conflict.

Dat is analytisch denken, terwijl we binnen het systemisch denken praten over

communicatie. Gevoelens zijn hierbij dan ook wel belangrijk, maar we spreken

dan eerder over gedrag en het effect van het gedrag (Leroy, 2016).

De kern van werken met mensen is dat het lijden vermindert maar ook dat er

zich kleine veranderingen zouden kunnen voordoen binnen het gezinssysteem.

Om deze veranderingen te kunnen realiseren, stelt de hulpverlener circulaire en

reflexieve vragen die zouden kunnen leiden tot verandering (Leroy, 2016).

Door het gezin de mogelijkheid te geven verhalen te herkaderen, gaan we als

hulpverlener op zoek naar de kwaliteiten en de competenties binnen dit gezin

(Leroy, 2016).

Met behulp van beeldende middelen kan de therapeut vervolgens trachten het

contact met de cliënt op gang te brengen om het levensverhaal uit te tekenen.

Verf, krijt, viltstiften, klei, collages en tal van andere technieken worden

ingezet om de creativiteit van gezinsleden te activeren. Door het werken met

narratieve metaforen worden problemen zichtbaar en daaropvolgend ook helder

en meer bespreekbaar.

Beeldende systeemtherapie kan ertoe bijdragen dat emotionele problemen of

het verwerken van traumatische ervaringen beter tot uiting worden gebracht.

Er kan meer vorm gegeven worden aan emoties. Op het vlak van gedrag kan

men leren om beter om te gaan met frustraties en om doorzettingsvermogen te

vergroten. Tevens draagt de beeldende systeemtherapie ertoe bij dat het

zelfbeeld versterkt kan worden, men wordt zich meer bewust van eigen

mogelijkheden, eigen identiteit en eigenheid.

Men leert tevens meer assertiever worden en grenzen te stellen wat dan weer

een aanzienlijke verbetering van het sociaal functioneren met zich meebrengt.

Page 70: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

56

Daardoor is het zinvol de narratieve benadering te combineren met de

beeldende systeemtherapie. De narratieve kenmerken weerspiegelen zich

veelal bij probleemdefinities door een dominant verhaal. Gezinsleden gaan er

immers heel gauw vanuit dat ze menen te weten hoe een probleem in elkaar

steekt, wat leidt tot rigide opvattingen binnen een gezinssysteem, en wat tot

uiting komt in steeds hetzelfde, voorspelbare gedrag. Een voorspelbare visie

binnen een voorspelbaar verhaal hetwelk men binnen de narratieve therapie

‘het dominante’ verhaal noemt. Wanneer men in de mogelijkheid komt om een

andere betekenisverlening aan een bepaald probleem te geven, dan wordt het

dominante verhaal vervangen door een werkbaar alternatief (Van Peursen,

1994).

Het feit dat de moeder van Caroline zelf deel uitmaakt van een tweeling, draagt er naar mijn mening toe bij, dat het ‘tweeling’ aspect een belangrijk

gegeven is geworden binnen het gezinsverhaal van Caroline’s gezinscontext. Moeder Anne heeft altijd, en nog steeds, een diepgaande

intense band met haar tweelingzus Myriam. Dit gegeven heeft een positieve zijde binnen de gezinscontext, maar evenzeer een negatieve. Caroline wordt, door de intense band van haar moeder en haar tante,

constant op het verlies van haar eigen tweelinghelft gewezen. Ze wordt constant geconfronteerd met hetgeen ze, als tweeling-alleen zijnde, moet missen. Het zou naar mijn mening een belangrijk gegeven kunnen zijn om door middel van een goed begeleide beeldende systeemtherapie hier mee

aan de slag te kunnen gaan.

Jugo – De kracht van spel en stilte

Koophandelstraat 7

3270 Scherpenheuvel

Page 71: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

57

3.4. Lotgenotencontact:

In 2007 reeds deed het Verwey-Jonker Instituut uit Nederland een grootschalig

onderzoek naar de positieve en negatieve kenmerken van lotgenotencontact

(Oudenampsen, 2007). Uit dit onderzoek kwam naar voor dat

lotgenotencontact terug te vinden is in verschillende vormen. Zo zijn er

zelfhulpgroepen die vooral werken rond face-to-face gesprekken of

groepsbijeenkomsten zonder begeleiding van een opgeleide professional. Er

zijn ook face-to-face contacten terug te vinden die wél in goede banen geleid

worden door opgeleide hulpverleners. En met de opkomst van het digitale

tijdperk ziet men ook meer en meer zelfhulpgroepen via het internet. Hier

werkt men vooral met fora, waar mensen vragen kunnen plaatsen en waar

anderen op kunnen reageren, of men brengt mensen met elkaar in contact

door middel van chatgesprekken.

Het doel van lotgenotencontact is mensen met soortgelijke ervaringen of

vergelijkbare aandoeningen bij elkaar brengen om ervaringen uit te wisselen.

In de meeste vormen van zelfhulpgroepen ziet men vooral dat er gewerkt

wordt met vrijwilligers die niet noodzakelijk een opleiding in de hulpverlening

genoten.

Binnen het lotgenotencontact is het vooral de bedoeling dat mensen ervaringen

uitwisselen op informele basis. Hierdoor kunnen ze nieuwe kennis opdoen en

nieuwe attitudes ontwikkelen die hen in staat stellen om beter en efficiënter

met hun problematiek om te gaan. De steun die mensen hierbij ervaren, is

vooral gebaseerd op herkenning en erkenning. Het is een feit dat lotgenoten

minder snel de neiging zullen hebben om zaken te bagatelliseren wat een

belangrijke ondersteunende factor kan zijn in tijden van vragen of nood

(Helgeson & Cohen, 1996).

Met het opkomen van het digitale tijdperk zijn mensen meer en meer in staat

om zelf allerlei kennis rond hun problematiek te verzamelen, wat op zijn beurt

uiteraard ook weer nieuwe vragen oproept. Lotgenotencontact kan dan een

belangrijk antwoord bieden om mensen te helpen reflecteren op hun eigen

ervaringen en om daarmee hun copingstrategieën te versterken.

Lotgenotencontact wordt dus vaak in goede banen geleid door vrijwilligers,

waarbij deze vrijwilligers verschillende functies en rollen toebedeeld krijgen.

Wat deze functies en rollen precies inhouden, is echter niet altijd voldoende

afgebakend. Belangrijk is dat ze een centraal aanspreekpunt vormen wanneer

men op zoek is naar steun of aanmoediging, of wanneer men antwoorden zoekt

op bepaalde vragen.

Page 72: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

58

Lotgenotencontact brengt op deze manier verschillende effecten op gang, zowel

op indirecte manier als op directe. Met indirect bedoelen we dat dit soort

groepen vaak nog andere doelen nastreven, zoals belangenbehartiging. Heel

vaak zien we immers dat deze fora of chatdiensten ook mensen aantrekken die

naast hun vrijwilligerswerk ook nog een eigen privépraktijk hebben waar ze

mensen via deze weg naartoe willen lokken. Met direct bedoelen we het effect

dat deze groepen hebben op de deelnemers zelf (Oudenampsen, 2007).

De voordelen van lotgenotencontact zijn zeker niet te onderschatten. Zo bleek

uit onderzoek dat er bij veel van de leden van deze groepen een beter

zelfgevoel tot stand komt. Verder zien we ook dat meer kennis en

vaardigheden worden ontwikkeld omtrent de problematiek van de leden en dat

er bovendien een belangrijk gevoel van wederzijdse ondersteuning ontstaat

(Oudenampsen, 2007).

Ervaringsverhalen delen met elkaar is dan ook een belangrijke bron tot het

ontwikkelen van een beter algemeen welbevinden. Door het zich kunnen

spiegelen aan de ervaringen van anderen, krijgt men immers vaak een beter

perspectief op het eigen levensverhaal.

Ervaringsverhalen delen met mensen die gelijkaardige situaties erkennen en

herkennen geeft een gevoel van troost en kan iemand in staat stellen om zijn

eigen gevoelens en gedachten beter te ordenen (Haas-berger, 1998).

Echter mogen we niet voorbijgaan aan het feit dat er aan het lotgenotencontact

ook negatieve aspecten verbonden zijn. Er zijn ook mensen die gedeprimeerd

kunnen raken wanneer ze te veel blootgesteld worden aan de verhalen van

anderen. Uit onderzoek naar lotgenotencontact bij kankerpatiënten is

bijvoorbeeld naar voor gekomen dat het omgaan met de dood of verslechtering

van de gezondheid van één van de groepsleden vaak ook angsten naar boven

brengt over de eigen toekomst. Een ander risico bij lotgenotencontact is dat er

incorrecte informatie wordt verspreid die niet medisch of wetenschappelijk

onderbouwd is, maar die toch door de meeste van de groepsleden als

‘waarheid’ wordt aanvaard. Daarom is het belangrijk dat lotgenotencontact in

goede banen wordt geleid door degelijk opgeleide professionals of vrijwilligers

(Campbell, Phaneuf & Daene, 2004).

Wat precies de effecten zijn van het lotgenotencontact is niet alleen afhankelijk

van de persoonskenmerken van de lotgenoten zelf, maar hangt ook samen met

de vraag wat mensen precies zoeken bij deze lotgenoten. Het is een

wetenschappelijk onderbouwd gegeven dat vrouwen sneller geneigd zullen zijn

om emotionele steun te zoeken bij mensen die soortgelijke problemen ervaren,

terwijl dit voor mannen eerder inhoudt dat zij meer op zoek gaan naar

informatieve steun.

Page 73: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

59

Verder speelt ook leeftijd een belangrijke rol in welk soort van steun men zoekt

te vinden bij lotgenoten, maar ook cultuurverschillen hebben een belangrijke

invloed (Campbell, Phaneuf en Daene, 2004).

Doch mag er niet aan voorbijgegaan worden dat effectonderzoek naar

lotgenotencontact veelal positieve kenmerken naar voor brengt zoals het

competentieversterkend effect en het leiden tot empowerment van de

deelnemers. Lotgenotencontact kent immers, zoals reeds hierboven gesteld,

verschillende mechanismen. Vooral dat mensen inzicht krijgen in het feit dat ze

niet alleen zijn met soortgelijke problemen, aandoeningen of ervaringen kan

een belangrijke factor zijn die leidt tot stressvermindering en persoonlijk

welbevinden.

Voor veel mensen die tweelingbroer of tweelingzus verloren, is contact met

lotgenoten een belangrijk onderdeel van het verwerkingsproces.

Dit zie ik ook bij Caroline terugkeren. Sinds ze zich aansloot bij het ‘alleengeboren tweeling’ netwerk heeft ze meer zicht gekregen op haar

eigen dynamische processen omtrent de dood van haar tweelingzus. Op het forum worden heel vaak ook literatuuraanbevelingen gedaan waardoor ze steeds meer inzicht krijgt in hoe de dood van haar zusje een belangrijke inwerking op haar heeft gehad. Ze leert er vooral dat er nog meer mensen

zijn met soortgelijke ervaring die op dezelfde manier reageren op levensgebeurtenissen als zij. Doch wil ik hier graag ook een kritische noot

toevoegen. Een blijvend lotgenotencontact kan zeker en vast een meerwaarde voor haar betekenen, maar het is belangrijk dat deze forums

en chatgesprekken in goede banen worden geleid door mensen die een degelijke opleiding genoten. Non-verbale communicatie via internet houdt

immers ook gevaren schuil die de kwaliteit van deze manier van hulpverlening niet altijd ten goede komen. Bij het interpreteren van

boodschappen missen we immers bij chat en forumgesprekken de analoge taal, de wijze waarop we onze boodschap overbrengen door middel van stemintonatie, welke heel vaak leidt tot miscommunicatie binnen deze

manier van hulpverlening, wat toch wel een belangrijke valkuil is. Er zijn echter wel enkele lotgenotensites voorhanden die wél beheerd worden

door professionals en welke ik Caroline heel graag wil aanbevelen.

Page 74: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

60

3.4.1. Tweelingalleen website:

De ‘Tweeling alleen’ site werd opgericht door Aartje Van de Pol die door

jarenlange ervaring als vrijwilliger werkzaam was bij het kerkelijk pastoraat in

Nederland. Zij volgde daaropvolgend een hbo-opleiding tot psychosociaal

hulpverlener waarbij zij vooral interesse ontwikkelde in het begeleiden van

mensen met rouwprocessen.

Zij deed haar eindwerkscriptie rond het thema ‘rouw bij tweelingen’ en heeft

daarbij een degelijk wetenschappelijke kennis opgebouwd rond dit thema.

Het forum en de chatgesprekken worden door haar dan ook in goede banen

geleid en zijn op een professionele wijze afgeschermd voor buitenstaanders.

Enkel door een registratieformulier in te vullen en aan te geven wat de

motivatie is om aan te sluiten, laat zij nieuwe leden toe. Alle posts die op het

forum verschijnen worden door haar vervolgens ook eerst gescreend en

verwijderd indien ze niet relevant zijn of wanneer ze van mening is dat er

aanstootgevende factoren aan verbonden zijn.

http://www.tweelingalleen.nl/lotgenotencontact/

3.4.2. Twinless-Twins:

De Twinless Twins Support Group is een internationale organisatie, met

oorsprong en vestiging in de Verenigde Staten. De groep werd in 1987 reeds

opgericht door dr. Raymond W. Brandt, die zelf zijn tweelingbroer verloor.

Deze organisatie groeide gaandeweg uit tot een wereldwijde groep die zich

dagelijks inzet om mensen die hun tweelinghelft verloren bij te staan en de

ondersteunen. Ook Belgische nabestaanden die hun tweelingbroer of zus

verloren, kunnen zich aansluiten bij deze organisatie. Het lotgenotencontact is

zeer uitgebreid en kenmerkt zich door forums, chatmogelijkheden maar ook

door e-mailbegeleiding en bijeenkomsten die jaarlijks wereldwijd worden

georganiseerd.

Er is op hun website enorm veel informatie te vinden omtrent het onderwerp.

Ook wat betreft literatuur en onderzoeken. De gehele site wordt beheerd en

begeleid door ervaringsdeskundigen, die zorgvuldig geselecteerd worden op

basis van opleiding en ervaring.

http://www.twinlesstwins.org/

Page 75: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

61

3.5. Vanuit de psychoanalyse: Duiktherapie of aquatherapie:

Mensen die genetisch bepaald, of omwille van verworven traumatische

ervaringen, niet in staat zijn adequaat sociaal te functioneren, het

basisvertrouwen en basisveiligheid te laten terugvinden door middel van een

terugkeer naar hun pre-conceptionele fase en hun verblijf in de baarmoeder,

dat was de opzet van een groots opgezet congres voor artsen en psychologen

in 1979.

Dr. Karel Ringoet, neuropsychiater, stortte zich na dit congres met volle

overtuiging op deze doelstelling, om een oplossing te zoeken voor zijn

patiënten, die wegens irrationele angsten of prenatale trauma’s niet in staat

waren om op normale manier te communiceren.

Hij werkte hiervoor een experiment uit waarvoor hij beroep deed op Professor

Steven de Batselier, die vanuit zijn engagement binnen de antipsychiatrie

destijds, reeds een centrum had opgericht ‘Passage 144’. Binnen dit,

toentertijd fel bekritiseerde centrum, wilde hij voornamelijk schizofrenie

patiënten op een andere manier benaderen.

Het basisidee van dit experiment was deze patiënten terug een basisveiligheid

bieden door een terugkeer naar de oceanische fase, met andere woorden ‘terug

naar de baarmoeder’. Door middel van een groot doek, dat symbool stond

voor de baarmoeder, werden 12 patiënten van De Batselier, in een zwembad

onder begeleiding van baarmoedergeluiden en een team van vrijwillige duikers,

blootgesteld aan het pre-conceptionele veld: de oceanische beleving.

Tot hun grote vreugde zagen Professor De Batselier en Dr. Ringoet al heel

gauw dat de angsten en psychische stoornissen, alsook de

communicatiestoornissen én zelfs psychoses, bij het merendeel van deze twaalf

patiënten aanzienlijk verbeterden.

Centraal kernpunt van deze duiktherapie is de duikersklok die in de vorm van

een reusachtige baarmoeder onder water wordt opgesteld. De kleuren van

deze baarmoeder zijn tot in detail natuurgetrouw nagebootst en doormiddel

van onder water opgestelde luidsprekers worden er geluiden uitgezonden die

perfect overeenstemmen met de geluiden die een kind in de baarmoeder hoort.

Ook de hartslag van de moeder, de pulsaties van de navelstreng en een

nagebootste gefilterde moederstem zijn door deze luidsprekers te horen.

Omdat het geluid zich door de klassieke fysische wetten onder water in alle

richtingen weerkaatst, komen er ook vibraties vrij die door de huid van de

deelnemers gevoeld wordt.

Page 76: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

62

De prenatale geluiden die een hoge frequentie hebben worden eveneens

gemengd met muziekgeluiden van Bach en Mozart, maar ook met andere

oceanische geluiden van dolfijnen en walvissen. Tevens schuilt er binnen deze

duiktherapie eveneens het groepsgegeven wat volgens Dr. Ringoet eveneens

een bijdrage is aan het ontwikkelen van de sociale vaardigheden van patiënten,

waarbij ze leren van elkaar en het daaruit voortvloeiende groepsgevoel een

empowerende werking kent (Ringoet, 1990).

De duiktherapie wordt momenteel nog steeds gegeven door Dr. Ringoet,

wekelijks in een zwembad in Asse.

Ik heb enkele van deze sessies bijgewoond met het oog op deze eindproef,

maar ik botste al heel snel op enkele belangrijke kritische punten die ik vanuit

mijn opleiding als gezinswetenschapster toch niet onopgemerkt voorbij kon

laten gaan. Zo kregen de vrijwillige psychosociale hulpverleners geen toegang

tot de patiënten/cliëntenlijsten, met het doel ‘dat ieder mens hier elkaars

gelijke kon/mocht zijn’. Met deze manier van werken wil men vooral het

gedachtegoed van wijlen Professor De Batselier én de antipsychiatrie beweging

levendig te houden. Doch, wanneer je als hulpverlener werkt met mensen

waarvan er ettelijke gediagnosticeerd werden met een zware psychiatrische

stoornis, dan is deze manier van werken niet altijd even veilig en deontologisch

verantwoord, niet voor de patiënt/cliënt, maar ook niet voor de hulpverlener.

Een tweede belangrijk kritisch punt was het feit dat het eerst en vooral zeer -

moeilijk is om geëngageerde duikers te blijven vinden die elke week hun

materiaal en diensten ter beschikking willen stellen om deze vorm van therapie

blijvend te realiseren. Maar tevens dat deze duikers deel uit maken van het

kader van hulpverlening zonder dat zij hiervoor op de juiste manier worden

opgeleid. Ook zij zijn niet op de hoogte van de achterliggende problematiek

van de mensen die zich in het water bevinden, en dat vind ik, als

gezinswetenschapster toch wel een belangrijk kritisch punt aan deze manier

van therapiebeleving.

Nochtans schuilt er, naar mijn mening, door de volledige ontspanning in het

warme water, wél een mogelijkheid om een diepgaand proces van heling op

gang te brengen via deze benadering. Alfred Austermann (2010), haalt in zijn

boek ‘Drama in de moederschoot’, eveneens warmwatertherapieën aan als

belangrijke psychotherapeutisch helende methode (Austermann & Austermann,

2010).

Ook Claude Imbert (2004), een Franse therapeute die werkt met mensen die

hun tweelinghelft verloren, benadrukt de helende werking van aquatherapie op

deze groep van patiënten (Imbert, 2004).

Page 77: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

63

In een verwarmd zwembad bij een temperatuur van op zijn minst 35,5 graden

houdt een ervaren therapeut de cliënt vast. Door de cliënt zacht heen en weer

te wiegen, en hij meer en meer vertrouwen krijgt in de begeleider, kan hij zich

volledig in de gewichtloosheid van het water onderdompelen. Het helende

effect zit hem in het feit dat stress volledig losgelaten kan worden en men

visueel innerlijke beelden van zichzelf kan oproepen, als baby, in de

baarmoeder. In een diepe toestand van ontspanning en regressie voelen

sommige patiënten zich soms helemaal terug in de baarmoeder (Austermann &

Austermann, 2010).

Deze manier van werken kan ertoe bijdragen dat patiënten zichzelf beter leren

begrijpen, en dat ze hun diepe verlangens weer opnieuw leren uitspreken.

Ik ben ervan overtuigd dat deze manier van therapie ook heel heilzaam zou kunnen zijn voor Caroline. Mits de juiste begeleiding van een degelijk

opgeleid therapeut. Reeds van bij de Romeinen is het immers toch wel bewezen dat water een heilzame werking heeft, en dat baden een diepgaandere therapeutische kracht schuilhoudt. Bovendien staat

Caroline momenteel onder een enorme stress vanwege de fertiliteitsbehandelingen die ze ondergaat. Hoe dan ook zou deze manier van therapie voor haar een heilzame werking kunnen hebben al was het

alleen maar al om de relaxerende werking ervan.

Aquatherapie:

Brielstraat 36

9255 Buggenhout

België

Prenatale duiktherapie

Zwembad ‘Den Aerberg’

Potaarde 14

1730 Asse

Page 78: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

64

4. AANBEVELINGEN.

4.1. Aanbevelingen voor Caroline:

Een ideaal begeleidingsproces voor Caroline uitwerken is moeilijk. Doch speelt

er één belangrijk thema in haar levensverhaal, en dat is de zoektocht naar haar

eigen identiteit. Dit is niet alleen zo voor Caroline, maar voor alle

tweelinghelften die hun andere helft verloren.

Caroline vindt zelf heel veel steun in het lotgenotencontact wat uiteraard

positief is, maar waar zoals ik reeds hierboven aanhaalde, ook wel de nodige gevaren in schuilen. Mensen met een verlieservaring als deze zijn bij

momenten heel kwetsbaar, en aangezien iedereen zich op zo een forum kan

aanmelden, zijn er vaak groepsleden terug te vinden met een ‘verborgen

agenda’. Mensen die zichzelf ‘therapeut’ of ‘levenscoach’ noemen zonder

degelijke professionele opleiding te hebben genoten. Deze mensen zoeken hun

patiënten heel vaak op dergelijke fora en hebben vooral oog voor de subjectieve beleving van mogelijk potentiële klanten, om hen zo naar hun

privépraktijk te lokken. Caroline heeft dergelijke feiten reeds meegemaakt en

is daarom, terecht, vandaag de dag wat argwanender geworden tegenover

deze manier van hulpverlening.

Maar momenteel bevindt Caroline zich in een moeilijke levensfase waarin

terugval naar het existentiële trauma een risicofactor is. Meerdere fertiliteitsbehandelingen zijn immers reeds vruchteloos gebleken en dat weegt

heel zwaar op haar én op haar relatie. In deze donkere momenten wordt ze

weer, net als vroeger, heel boos op het ‘lot’ en op het leven. Dat zijn de

momenten waarop ze, zoals ze zelf getuigt, weer in een identiteitsconflict komt

met zichzelf en met haar overleden zus. De momenten waarop ze boos is dat

het Stella was, en niet zijzelf, die is overleden.

Op deze momenten zoekt ze vaak steun op het forum. Maar mijnsinziens zou

de beeldende systeemtherapie hier doeltreffender zijn.

Het tekenen is voor haar immers een belangrijk instrument om haar gevoelens

te uiten, dat is haar manier om zichzelf uit te drukken. Het is eveneens haar

manier om zich in contact te stellen met anderen. Als de hulpverlener op die manier werkt en zich aanvoelend en begrijpend opstelt, dan zou hier een

belangrijke sleutel liggen om haar op een diepzinnige manier op verhaal te

laten komen. Het is voor haar wel heel belangrijk dat ze een hulpverlener treft

bij wie ze zich goed voelt. Dus het zal even tijd vragen om een

hulpverlenersrelatie op te bouwen, aangezien zij niet iemand is die zich

makkelijk openstelt naar vreemde personen toe.

Page 79: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

65

Deze manier van hulpverlening zou ongetwijfeld haar levenskwaliteit op dit

moment te goede komen. Getekende beelden zijn voor haar immers een

belangrijke manier van expressie, en deze strategie lijkt mij dan ook voor haar

de meest doeltreffende.

4.2. Aanbevelingen naar hulpverleners, leerkrachten, familieleden e.a. die met tweelingverlies geconfronteerd worden:

Zoals ik in de pedagogische invalshoek reeds aanhaalde, is het belangrijk dat

leerkrachten oog hebben voor de ‘dubbele binding’ die bij leerlingen dewelke geconfronteerd werden met het verlies van hun tweelinghelft steeds aanwezig

is. Deze dubbele binding kan ertoe leiden dat er af en toe gedragingen zullen

opduiken dewelke men niet direct zal kunnen verklaren indien men het tweeling

gegeven niet in acht neemt.

De meeste overlevende tweelinghelften genieten de bijzondere gaven dat zij

zich makkelijk zullen aanpassen, waardoor het voor een leerkracht niet altijd opvalt dat er iets met dit kind aan de hand is. Het is in de eerste plaats de

taak van de ouders om bij elke nieuwe leerkracht dit toch even aan te kaarten,

en vervolgens de opdracht voor de leerkracht om zich te realiseren dat

kinderen die met dit verlies geconfronteerd werden af en toe nood hebben aan

een luisterend oor, of een empowerende stimulans. Het volstaat vaak om via

een korte opmerking of bevestiging duidelijk te maken dat het verdriet, wanneer het de kop opsteekt, er mag zijn. Bijzonder voor leerkrachten uit het

kleuter- of lager onderwijs kan het een aanbeveling zijn om af en toe, indien

het kind spontaan vertelt over zijn overleden broertje of zusje, hierop in te

gaan en de klasgroep er misschien bij te betrekken, zeker op bijzondere dagen

zoals de verjaardag of de sterfdag van de overleden tweelinghelft. Het kan

een opening bieden om andere kinderen vertrouwd te maken met het thema ‘rouw’, hetgeen vandaag de dag misschien net iets te weinig gebeurt.

Het kan niet genoeg benadrukt worden dat overlevende tweelinghelften vooral

heel veel nood hebben aan begrip, ook op latere leeftijd. Vaak zijn deze groep

van mensen heel gevoelig en sensitief, net omdat ze reeds van bij de geboorte

deze bijzondere gave meekregen door middel van hun -niet altijd

wetenschappelijk te verklaren- tweelingbinding.

Gelukkig zijn de meeste verloskundigen vandaag de dag meer vertrouwd met

tweelingzwangerschappen én ook met de gevolgen voor de overlevende

tweelinghelft wanneer er eentje komt te overlijden. Maar het kan belangrijk

zijn om ouders aan te raden oog te hebben voor deze bijzondere

verlieservaring en eventueel contact te zoeken met professionele hulpverleners die vertrouwd zijn met dit onderwerp.

Page 80: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

66

4.2.1. Kinderboekje: ‘Straal Stella, Straal’:

Psychotherapeute Veerle Wauters (1997), schreef een bijzonder mooi boekje

rond tweelingverlies: ‘Straal Stella, Straal’. Het is een verhaal over iemand moeten missen, maar ook over verder leven met dit verlies. Het is een

bijzonder mooi voorleesboekje wat binnen deze problematiek zeker een

handvat kan zijn voor familieleden, leerkrachten of anderen, die zich afvragen

hoe ze jonge kinderen het best kunnen stimuleren en bevestigen om dit

verdriet niet weg te stoppen, maar om het blijvend een plaats te geven

(Wauters, 1997).

4.2.2. Documentaire ‘Lone Twin’ van filmmaker Anna Van der Wee:

Eveneens een belangrijke aanbeveling en zeker de moeite waard om te

bekijken voor eenieder die met verlies van een tweelinghelft in aanraking komt,

is de documentaire ‘Lone twin’ van Anna Van der Wee. Anna Van der Wee verloor zelf haar tweelingbroer Dirk, nadat deze door een tragisch ongeval op

20-jarige leeftijd om het leven kwam. Ook zij zocht jarenlang naar een manier

om zijn overlijden een plaats te geven. Voor deze documentaire reisde ze

zowat de halve wereld rond, van Europa naar Canada, naar de V.S. en

vervolgens zélfs naar Nigeria, waar ze een bezoek bracht aan de, eveneens in

deze eindproef aangehaalde, Yoruba-stam.

Tijdens het maken van deze documentaire was er maar één vraag die ook haar

bezighield, namelijk “wat houdt de kern van het tweeling-zijn in?” Via diverse

getuigenissen, waaronder ook die van haar eigen ex-partners en haar dochter,

zocht ze een antwoord op de vraag “in welke mate het tweeling-zijn, en het

verlies van haar broer Dirk, haar leven en haar liefdesleven beïnvloedde?” Ze laat in deze documentaire diverse tweelingen aan het woord én enkele

belangrijke wetenschappers die vertrouwd zijn met deze problematiek (Van der

Wee & Wild Heart Productions, 2011).

De documentaire is te bestellen via de website van haar productiehuis Wild

Heart Productions.

www.wildheart.be

Page 81: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

67

5. Besluit.

Ik heb met dit eindwerk getracht om via literatuur en informatie op zoek te

gaan naar hoe ik Caroline en haar naaste omgeving zou kunnen versterken in

het proces dat het verlies van haar tweelinghelft op gang bracht.

Er is nog maar weinig wetenschappelijke informatie te vinden over hoe

belangrijk de prenatale fase is voor ons als mens. Maar door deze eindproef

besef ik nog meer hoe diep de leegte is die een tweelinghelft achterlaat bij zijn

of haar overlijden. De gevolgen van dit verlies op de andere tweelinghelft en

zijn of haar omgeving zijn zeer intens en zeer complex.

Vanuit psychologisch, pedagogisch en ethisch perspectief heb ik getracht om de

bijzondere band tussen tweelingen en de impact van het overlijden van één

ervan te benaderen.

Of ze nu twee- of eeneiig zijn, tweelingen ontwikkelen reeds voor de geboorte

een speciale bijzondere band, die we de ‘dubbele identiteit’ noemen, wat ertoe

leidt dat het bijzonder moeilijk is om een tweeling ooit echt te scheiden.

Terugval is een belangrijk verschijnsel wat heel vaak terugkomt bij tweelingen

die hun andere tweelinghelft verloren. Er zullen, net door die dubbele

identiteit, altijd momenten zijn dat het verlies weer even heel intens toeslaat.

Verjaardagen en andere feestdagen zullen altijd zorgen voor een ‘dubbel’

gevoel. Meerdere tweelingen die hun wederhelft verloren, bevestigen dat ze,

zelfs jaren later, met elke verjaardag die zich aandient, innerlijk elk jaar steeds

weer melancholisch worden over hoe het had kunnen zijn indien de andere helft

niet was overleden.

Het is belangrijk hier als omgeving rekening mee te houden en erkenning te

geven door, al was het maar even, de andere tweelinghelft op die dagen ter

sprake te brengen.

Heel veel overlevende tweelinghelften vinden steun in hun hartstochtelijke en

oprechte zoektocht naar die ander. Het is hun manier om zich open te stellen,

om vaardigheden te ontwikkelen en om op zoek te gaan naar ‘zingeving’. Net

door hun intense existentiële eenzaamheid zijn ze misschien nét iets intenser dan éénlingen op zoek naar antwoorden op de existentiële vragen die hieruit

voortvloeien, wat leidt tot een sterke feeling voor diepzinnigheid. Veel alleen

overgebleven tweelinghelften vinden dan ook troost in schilderijen en liedjes

die hen ontroeren. Er gaat van hen vaak een onverklaarbare diepe intuïtieve

kracht uit, die geen exacte wetenschap is, maar die wel heel vaak ‘troostende’

gaven weerspiegelt.

Page 82: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

68

Overlevende tweelinghelften hebben elk hun verhaal te vertellen, en dat is niet

alleen een verhaal van verlies, maar ook een verhaal van overleven.

Daarom is het belangrijk als omgeving, maar ook als hulpverleners om te

luisteren naar hun verhaal, want het ergste wat een overlevende tweelinghelft kan overkomen, is dat hun rouwproces ontkend wordt.

Page 83: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

69

6. LITERATUURLIJST

Austermann, A., & Austermann, B. (2006). Het drama in de moederschoot: De

verloren tweelinghelft. Esserveen: Akasha.

Baeten, K. (2014). Relatie-ondersteuning en bemiddeling, niet gepubliceerde

syllabus. Brussel: Hogeschool-Universiteit, Hoger Instituut voor

Gezinswetenschappen.

Beit-Hallahmi, B., & Paluszny, M. (1974). Twinship in mythology and science:

Ambivalence, differentiation, and the magical bond. Comprehensive

Psychiatry, 15(4), 345-353. doi:10.1016/0010-440x(74)90056-x.

Bohlmeijer, E., & Spreeuwenberg redactie. (2007) De verhalen die we leven:

Narratieve psychologie als methode. Amsterdam: Boom.

Bohlmeijer, E., & Westerhof, G. (2010). Op verhaal komen: Je autobiografie als

bron van wijsheid. Amsterdam: Boom.

Byng-Hall, J. (1995). Rewriting family scripts: Improvisation and systems

change. New York: Guilford Press.

Campbell, H., Phaneuf, M. R., & Deane, K. (2004). Cancer peer support

programs—do they work? Patient Education and Counseling, 55(1), 3-15.

doi:10.1016/j.pec.2003.10.001.

Claes, E. (2015). Ethische vraagstukken bij volwassenen en ouderen, niet

gepubliceerde syllabus. Brussel: Hogeschool-Universiteit, Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen.

De Batselier, S., & Lietaert, P. M. (1979). Passage 144: Terug naar de

baarmoeder. Antwerpen: Soethoudt.

Dezutter, J. (2010). Religie en geestelijke gezondheid: een empirische

exploratie. Leuven: Centrum voor godsdienstpsychologie, K.U.Leuven.

Geraadpleegd op 1 oktober 2015, via http://ethische-

perspectieven.be/viewpic.php?LAN=N&TABLE=EP&ID=1268

Dijkstra, J. (2007). Gespreksvoering bij geestelijke verzorging: Een

methodische ondersteuning om betekenisvolle gesprekken te voeren. Soest:

Uitgeverij Nelissen.

Page 84: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

70

Bryan, E., & Higgins, R. (2002). Comments on and Extracts from: The Death of

a Twin: Mourning and Anniversary Reactions — Fragments of 10 years of Self-

Analysis by George Engel. Twin Research, 5(3), 206-209.

doi:10.1375/136905202320227862

Engelbrecht. (2012). De onttovering van de waanzin. Hoe het psychologische

mensbeeld het magische verdrong. Amsterdam: Athenaeum-Polak & van

Gennep.

Feenstra, C. (2014). Het grote tweelingenboek. Rotterdam: Ad. Donker.

Hayton, A. (2007). Untwinned: Perspectives on the death of a twin before birth,

an anthology. St. Albans, England: Wren.

Helgeson, V. S., & Cohen, S. (1996). Social support and adjustment to cancer:

Reconciling descriptive, correlational, and intervention research. Health

Psychology, 15(2), 135-148. doi:10.1037/0278-6133.15.2.135.

Imbert, C. (2004). Un seul être vous manque; Auriez-vous eu un jumeau?

Paris: Editions Visualisation Holistique.

Keirse, M. (2003). Helpen bij verlies en verdriet: Een gids voor het gezin en de

hulpverlener. Tielt: Lannoo.

Krikilion, W. (2012). Geestelijke gezondheid in het licht van zingeving en

spiritualiteit. Antwerpen – Apeldoorn: Garant.

Leroy, B. (2016). Systeemtheorie, niet gepubliceerde syllabus. Brussel:

Hogeschool-Universiteit, Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen.

Miert, D. (2009). Humanism in an age of science: The Amsterdam Athenaeum in the golden age, 1632-1704. Leiden: Brill.

Minuchin, S., & Lombaers, M. A. (1973). Gezinstherapie. Utrecht etc: Het

Spectrum.

Mitchell, K. R., Anderson, H., & Forceville, C. (1985). Omgaan met verlies en

rouw: Een handreiking voor (pastorale) begeleiding. Haarlem: Gottmer.

Nys, K. (2012). Het opvoeden van een meerling. In Van Crombrugge, H., & Van

Leeuwen, K. (2012). Gezinnen in soorten (p. 79). Antwerpen – Apeldoorn:

Garant.

Page 85: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

71

Oruene, T.O. (1983). Cultic powers of Yoruba twins: manifestation of traditional

religion of the Yoruba. Acta geneticae medicae et gemellogiae. 32. 221-228.

Ottoy, j. (2014). Filosofie II, niet gepubliceerde syllabus. Brussel: Hogeschool-Universiteit, Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen.

Oudenampsen, D., Schaltmann, T., Kleefstra, M., Vorselman, S., &

Kromontono, E. (2005). Patiënten en consumentenbeweging in beeld.

Brancherapport 2004. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Papp, P. (1983). The process of change. New York: Guilford Press.

Polderman, T. J., Benyamin, B., De Leeuw, C. A., Sullivan, P. F., Van

Bochoven, A., Visscher, P. M., & Posthuma, D. (2015). Meta-analysis of the

heritability of human traits based on fifty years of twin studies. Nature

Genetics, 47(7), 702-709. doi:10.1038/ng.3285

Ringoet, K. (1990). De dans van de witte Clowns; De teloorgang van de

psychiatrie. Antwerpen: Hadewijch.

Salvy, C. (1992). Jumeau de sexe différent. Paris: l’Harmattan.

Schave, B., & Ciriello, J. (1983). Identity and intimacy in twins. U.S.A.:

Westport CT.

Segal, N. L. (1999). Entwined lives: Twins and what they tell us about human

behavior. New York: Dutton.

Stroecken, G., & Verdult, R. (2006). De mythe van de gelukkige kindertijd:

Zoektocht naar het miskende kind in onszelf. Antwerpen: Cyclus.

Tremayne, S.K. (2015). Ijstweeling. Amsterdam: Prometheus.

Van Crombrugge, H., & Van Leeuwen, K. (2012). Gezinnen in soorten.

Antwerpen-Apeldoorn: Garant.

Van de Pol, A. (2008). Rouw bij tweelingen. Afstudeerscriptie psychosocial

therapeut. Nederland: Bennekom.

Van der Wee, A., Wildheart Productions. (2011) Lone Twin/Pas de Deux (film).

België.

Van Peursen, C.A. (1992). Verhaal en werkelijkheid. Kampen: agora.

Page 86: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

72

Vleugels, H. (2004). Scherven. Antwerpen: Acco.

Wauters, V. (1997). Verhalen voor hart & ziel: Straal Stella, straal! Gent:

Wave.

Woodward, J. (2010). The lone twin: Understanding twin bereavement and

loss. London: Free Association Books.

Page 87: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016

73

Tweelingvleugels,

Zo vaak doorheen dit leven,

Is hij het die me moed kan geven,

Een dekentje van liefde,

Een dekentje van kracht,

Waarmee hij als mijn tweelinghelft

De levenspijn verzacht.

En wanneer ik ooit in ‘t donker uur,

Aan ’t einde van m’n dagen,

Ontnomen door het levensvuur,

Om een laatste gunst mag vragen,

Dan hoop ik dat ze me laten overgaan,

Omarmd, door de tweelingvleugels van mijn

bestaan.

Nancy Claeys

Page 88: Bachelorproef Nancy Claeys 2015-2016