Upload
doanhanh
View
218
Download
1
Embed Size (px)
Citation preview
Onderzoeksrapport Externe opdracht
‘Onderzoek naar beter contact en een betere
samenwerking tussen Bureau Discriminatiezaken en
moslimorganisaties’
Hasan Saygi
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
2
‘Onderzoek naar beter contact en betere samenwerking
tussen BDZ en moslimorganisaties in regio NHN’
Hasan Saygi
Opleiding : Sociaal Juridische Dienstverlening
Studentennummer : 500616037
Docent-begeleider : Huub Purmer
Praktijkbegeleider : Luc Hofmans
Opdrachtgever : Art.1 Bureau Discriminatiezaken
Alkmaar, september 2015
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
3
Inhoudsopgave
Voorwoord…………………………………….….….……….…….………..…………….….4
Verklarende woordenlijst……………………………………………………........... ..........5
Samenvatting……………….……………………………….……………………….……… ..6
Hoofdstuk 1. Inleiding…………………………………………………………………………9 1.1 De organisatie…………………………………………………………………………………… .….9
1.2 Wat is het probleem?………………………………………………………………..……………..11
1.3 Wie heeft er een probleem?…………………………………………………………..…………...12
1.4 Waarom is het een probleem?………………………………………………..…………………...13
1.5 Hoe groot is het probleem?………………………………………………………………………..14
1.6 Wat gebeurt er als het probleem niet wordt opgelost?.......................... ........................... ...14
1.7 Nationale en/of politieke ontwikkelingen m.b.t. het probleem……………………………......15
1.8 Juridische context van het probleem…………………………………………………….……….16
1.9 Relevantie onderzoek voor de SJD-praktijk……………………………………………………..17
1.10 Doel van het onderzoek?…………………………………………………………………………..17
1.11 Centrale vraagstelling?……………………………………………………………………………. 17
Hoofdstuk 2. Theoretisch Kader……………….……………………….…………………..18 2.1 Wat is discriminatie?…………………………………………………..………...….……… .……..18
2.2 Discriminatiebestrijding in Nederland vanuit de WGA……………………….……………… ....21
2.3 ‘Moslims en moskeeën in Nederland……………………………………………………………....21
2.4 ‘Evaluatie voor de situatie in Nederland mbt discriminatie………………….…………..……...22
2.5 ‘Samenwerking tussen moskeeën en lokale overheid…………….…………………..…………..23
2.6 Discriminatoire agressie tegen moskeeën……………………………………………… .…….......26
2.7 Discriminatie tegen moslims………………………………….………………………… .…..…….27
2.8 Registratie antidiscriminatiebureaus en aanbevelingen Ineke van der Valk…………… .……..30
2.9 Discriminatieklimaat in Nederland vergeleken met Europese landen…………..…….….……..31
2.10 Eerder onderzoek in regio NHN mbt meldingsbereidheid moslims…………. .………….….…31
Hoofdstuk 3. Onderzoeksaanpak…………………………….…….…………….…..….….32 3.1 Onderzoeksaanpak deelvraag 1……………………………………………….….…………… .…..33
3.2 Onderzoeksaanpak deelvraag 2……………………………………………….….…………… .…..34
3.3 Onderzoeksaanpak deelvraag 3………………………………………………..………………. ..…35
Hoofdstuk 4. Resultaten………………………………….……………………………….....36 4.1 Resultaat deelvraag 1………………………………………………………….………...………….36
4.2 Resultaat deelvraag 2……………………………………………………………..………………...40
4.3 Resultaat deelvraag 3…………………………………………………………….……...………….45
Hoofdstuk 5. Conclusie, aanbevel ingen en reflectie…………………… .…………..……47 5.1 Conclusie deelvraag 1…………………………………………………………..…………..………48
5.2 Conclusie deelvraag 2………………………………………………………..………………..……49
5.3 Conclusie deelvraag 3………………………………………………………………………….……50
5.4 Conclusie op de hoofdvraag………………………………………………………………………...51
5.5 Aanbevelingen………………………..………………………………………………………………52
5.6 Kritische reflectie…………………………………………………………………………………....53
Literatuurlijst………………………………………………..………………..………………54
Bijlage……………………………………………………………….………………………….55
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
4
Voorwoord
Allereerst zal ik mij voorstellen. Mijn naam is Hasan Saygi, student Sociaal
Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool van Amsterdam. Voor u ligt het
onderzoeksrapport voor mijn scriptie. In opdracht van de directeur van Art.1
Bureau Discriminatiezaken Noord-Holland-Noord zijn we samen tot een
overeenkomst gekomen dat ik onderzoek ga doen voor de organisatie. Bureau
Discriminatiezaken wil graag investeren in een duurzame relatie met
moslimorganisaties in regio Noord-Holland-Noord. Het onderzoek heeft zich
gericht op het vergaren van kennis en inzicht naar de behoefte van
moslimorganisaties in de regio voor een samenwerking met Bureau
Discriminatiezaken. Dit onderzoek heb ik, al dan wel in overeenstemming met de
opdrachtgever, zelfstandig uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek heb ik al mijn kennis
en vaardigheden ingezet om tot een waardig onderzoeksrapport te komen met de
daarbij horende aanbevelingen. Met dit onderzoek lever ik een bijdrage aan de
ontwikkeling en/of kwaliteitsverbetering van de beroepspraktijk. In dit
onderzoeksrapport zal ik Art.1 Bureau Discriminatiezaken NHN omschrijven als
BDZ (Bureau Discriminatiezaken).
Ik wil graag de opdrachtgever, de ondervraagde moslimorganisaties, de
ondervraagde antidiscriminatiebureaus, de deskundigen en iedereen die mij heeft
ondersteund in dit onderzoek bedanken.
Hasan Saygi
Alkmaar, september 2015
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
5
Verklarende woordenlijst
Art.1 Art.1 Bureau Discriminatiezaken Noord-Holland-Noord
(volledige naam organisatie)
BDZ Bureau Discriminatiezaken (naam organisatie in dit
onderzoek)
NHN: Regio Noord-Holland-Noord
ADB: Antidiscriminatiebureau
ADV: Antidiscriminatievoorziening
Moslimorganisaties: Moskeeën en moslimverenigingen
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
6
Samenvatting
Moslimdiscriminatie in Nederland
Het maatschappelijk klimaat in Nederland wat betreft de islam en moslims is de
laatste jaren gespannen. Het gaat hierbij om spanningen op politiek, religieus en
cultureel gebied. Diverse studies bevestigen dit, waaronder die van het Social
Cultureel Planbureau (2014) als wetenschappelijk onderzoeker Ineke van der
Valk (2015). Bijna twee op de drie moslims heeft ten minste één discriminatie -
ervaring gehad in het afgelopen jaar. Dit ging vaak om negatieve bejegening zoals
naroepen, schelden, spugen of pesten. Ook ongelijke behandeling is veelvuldig
ervaren. Daarnaast is er ook sprake van agressie tegen moskeeën. Twee derde van
de ondervraagde moskeeën hebben de afgelopen tien jaar verschillende vormen van
agressie meegemaakt. De kwestie rondom Geert Wilders, de publieke opinie, de
social media en politieke spanningen rondom dit onderwerp schetsen een beeld van
de omvang van het probleem in de Nederlandse samenleving. Daarnaast is er sprake
van politieke druk vanuit verschillende hoeken uit de wereld. Nederland zou te
weinig doen op het punt van discriminatiebestrijding. Dit blijkt uit recente
rapporten van de European Commission against Racism and Intolerance (ECRI)
(2013) en de Verenigde Naties (2015).
Het probleem en tevens de aanleiding van dit onderzoek
Om de ernst en omvang van moslimdiscriminatie in regio Noord-Holland-Noord
(NHN) in beeld te krijgen is het voor BDZ belangrijk dat moslims melding maken
van discriminatie. Het probleem is dat moslims weinig melding maken van
discriminatie terwijl moslimdiscriminatie volgens meerdere studies veelvuldig
plaatsvindt. Er is een grote kloof tussen de ervaren moslimdiscriminatie en het
aantal meldingen. De directeur van BDZ vindt dat moslimorganisaties een
belangrijke schakel zijn om de doelgroep (moslims) effectief te kunnen bereiken.
Dit om moslims te stimuleren om meer te melden en op die manier de discriminatie
meer in beeld te krijgen. BDZ wil samen met de moslimorganisaties een weg
inslaan om moslimdiscriminatie te bestrijden. BDZ wil weten waar
moslimorganisaties behoefte aan hebben op het punt van moslimdiscriminatie en of
zij open staan voor een eventuele samenwerking. Hiermee wil BDZ een goed
contact en duurzame samenwerking realiseren met als uiteindelijk doel de
meldingsbereidheid van moslims in regio Noord-Holland-Noord te vergroten.
De volgende onderzoeksvraag fungeert als rode draad en staat centraal in dit
onderzoek:
‘Hoe komt BDZ tot beter contact en een betere samenwerking met
moslimorganisaties in haar regio NHN?’
Het onderzoek
Aan het onderzoek hebben in totaal elf moslimorganisaties meegedaan, waarvan
acht moskeeën en drie verenigingen waar moslims samenkomen. Er zijn interviews
afgenomen bij deze moslimorganisaties om de behoefte op het punt van
moslimdiscriminatie te inventariseren. Daarnaast zijn andere
antidiscriminatiebureaus (ADB) in Nederland bevraagd naar hun ervaringen over
het contact met moslimorganisaties. Ook zijn ADB’s gevraagd of zij advies kunnen
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
7
meegeven bij het leggen van contact met moslimorganisaties. Voor dit onderzoek
zijn tien antidiscriminatiebureaus ondervraagd.
Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek kan het volgende worden
geconcludeerd:
o Er is sprake van moslimdiscriminatie. Op één na alle moslimorganisaties in
dit onderzoek geven aan discriminatie te ervaren. Het bestrijden van
moslimdiscriminatie is de aanleiding van BDZ voor dit onderzoek en tevens
het gemeenschappelijk belang tussen BDZ en moslimorganisaties.
o Moslimorganisaties hebben behoefte aan duurzaam contact. Ook de ADB’s
benoemen dit. Hier liggen kansen en mogelijkheden voor beide partijen.
o Door meer tijd te investeren in het contact met moslimorganisaties kan BDZ
vertrouwen opbouwen om te komen tot een succesvolle duurzame
samenwerking.
o Voor een effectief contact met moslimorganisaties is een persoonlijke
benadering gewenst en het liefst wordt dezelfde contactpersoon aangehouden
bij herhaaldelijk contact. Ook de juiste contactpersoon is hierbij belangrijk.
Dit kan gerealiseerd worden door via via te zoeken naar sleutelfiguren. Voor
iemand met een moslimachtergrond of dezelfde taal is de drempel lager dan
voor iemand van buiten. Iemand aanstellen met dezelfde achtergrond is niet
de enige manier om in contact te komen, maar het maakt het contact wel
makkelijker.
o Zowel de moslimorganisaties als de ADB’s erkennen de lage
naamsbekendheid van de antidiscriminatiebureaus. BDZ zou zich kunnen
inzetten om de naamsbekendheid in de regio te vergroten.
o In veel moslimorganisaties is er sprake van een wisselend bestuur. Meestal is
dit om de twee jaar. Dit is een relatief korte periode waardoor er steeds
opnieuw moet worden geïnvesteerd in het contact met het nieuwe bestuur.
o Zowel vanuit de ADB’s als de moslimorganisaties zijn er geluiden over het
gebrek aan vertrouwen van moslimorganisaties in Nederlandse instellingen.
Aan de hand van bovenstaande conclusies van dit onderzoek kunnen de volgende
aanbevelingen worden gedaan aan Bureau Discriminatiezaken:
o BDZ kan samen met de moslimorganisaties een plan maken waarin er een
aantal momenten per jaar structureel bij elkaar kan worden gekomen. In deze
bijeenkomst kan de voortgang worden geëvalueerd en vooruit worden
gekeken. Dit plan kan worden afgestemd per moslimorganisatie of er kan een
algemeen plan worden opgesteld voor alle moslimorganisaties. Dit is
afhankelijk van de vraag en behoefte vanuit de moslimorganisaties. Op deze
manier kan BDZ de contacten warm houden.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
8
o BDZ kan overwegen om iemand aan te stellen die contact houdt met de
moslimorganisaties. Hierdoor kan BDZ meer tijd investeren in duurzaam
contact. Maak het contact effectiever door iemand met een
moslimachtergrond en/of dezelfde taal hiervoor aan te stellen. Hiermee
neemt BDZ de drempel van cultuurverschil en taal weg en zo wordt het
gebrek aan vertrouwen kleiner.
o Nu het eerste contact is gelegd, de gegevens zijn uitgewisseld en de
moslimorganisaties op de hoogte zijn van het initiatief van BDZ, kan BDZ
een bijeenkomst organiseren en moslimorganisaties uitnodigen om haar voor
te stellen en kennis te maken. Bij deze bijeenkomst kan BDZ haar doel en
plannen presenteren en vervolgens afspraken maken, wat kan leiden tot een
samenwerkingsverband.
o Vervolgonderzoek is aan te bevelen indien dit onderzoek heeft geleid tot een
samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties. Er kan dan een evaluerend
onderzoek verricht worden naar het resultaat van de samenwerking.
Onderzocht kan worden wat de samenwerking heeft betekend voor BDZ,
voor de moslimorganisaties en voor de doelgroep.
o Samen met de moslimorganisaties kan worden afgesproken dat BDZ op de
hoogte kan worden gebracht wanneer er een bestuurswisseling plaatsvindt
zodat er contact kan worden gemaakt met het nieuwe bestuur.
o BDZ zou moeten investeren in haar naamsbekendheid. Dit kan BDZ
realiseren door bijeenkomsten bij te wonen, campagnes te organiseren en
door contacten te leggen.
Relevante trefwoorden voor het scriptiearchief
Samenwerking, Discriminatie, Moskeeën, Moslim, Contact, Samenwerking
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
9
Hoofdstuk 1: Inleiding en probleemanalyse
Inleiding en opbouw hoofdstuk
In dit hoofdstuk leest u de inleiding van het onderzoeksrapport. In de inleiding
wordt eerst een beschrijving van de organisatie en tevens de opdrachtgever van dit
onderzoek gegeven. Vervolgens worden de probleemanalyse en de aanleiding voor
dit onderzoek vanuit een brede context beschreven. Tot slot wordt het doel van het
onderzoek, de politieke ontwikkelingen met betrekking tot het probleem en de
relevantie en meerwaarde van het onderzoek voor de SJD-praktijk beschreven. Aan
het eind van dit hoofdstuk leest u de centrale vraagstelling die als rode draad
fungeert in dit onderzoek.
1.1 De organisatie
‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk
behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke
gezindheid, ras geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’- Artikel
1 van de Grondwet
Bovenstaand artikel van de Grondwet is het fundament van een democratische
samenleving. De Wet Gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (WGA) is de
wettelijke basis van waaruit Art.1 Bureau Discriminatiezaken Noord -Holland-
Noord haar taken uitvoert. Hierna, in dit onderzoeksrapport, noem ik de organisatie
BDZ (Bureau Discriminatiezaken). BDZ richt zich tot regio Noord-Holland-Noord.
BDZ geeft in haar Visie en Meerjarenplan aan te streven naar gelijkheid, zowel in
preventieve zin als in de bestrijding van discriminatie (Visie en meerjarenplan
2014-2018). Daarnaast streeft BDZ naar een samenleving waarin iedereen meedoet
en niemand wordt gediscrimineerd.
Naast het uitvoeren van de wettelijk verplichte taken heeft BDZ zich de afgelopen
jaren toegelegd op het in kaart brengen van discriminatie in Noord-Holland-Noord.
Gemeenten geven in de landelijke evaluatie van de WGA aan dat de
binnengekomen meldingen te weinig omvangrijk zijn om goed zicht te hebben op
de aard en omvang van discriminatie op lokaal niveau. BDZ doet daarom
aanvullend onderzoek. Daarnaast geeft BDZ ook voorlichtingen en is betrokken bij
organisaties die zich inzetten voor de bestrijding van discriminatie.
BDZ noemt de volgende punten die van belang zijn voor het bestrijden van
discriminatie:
Uit onderzoek blijkt dat mensen die discriminatie ervaren problemen kunnen
ontwikkelen op gezondheid en welzijn (SCP, 2014).
Discriminatie is een belemmering voor sociale cohesie en participatie van
burgers.
Discriminatie kan leiden tot gewelddadige incidenten en verstoring van de
openbare orde.
Een kwart van de Nederlanders ervaren discriminatie.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
10
Het voorkomen en bestrijden van discriminatie vraagt om aandacht en actief
optreden van burgers, bedrijven, instellingen, sociale partners en ove rheid.
Missie BDZ
In het Visie en meerjarenplan 2014-2018 geeft BDZ aan te streven naar de
bestrijding van discriminatie. Discriminatie kan bestreden worden met wetgeving
en sanctionering, maar ook door beïnvloeding van omgangsvormen en
normstellingen in de woonwijk, op de werkvloer en op sportvelden door preventie
en voorlichting. Daarnaast ondersteunt BDZ verschillende organisaties om die
normen te formuleren en adequaat te handhaven.
De organisatie
BDZ bestaat uit een klein team. Het team heeft een consulent klachtbehandeling,
een onderzoeker en een aanbieder van voorlichting en preventie in dienst.
Daarnaast heeft BDZ een netwerk met ZZP’ers met verschillende deskundigheden.
Met dit team voorziet BDZ de gemeente van een overzicht van meldingen en
aanvullend onderzoek. BDZ focust zich samen met andere maatschappelijke
organisaties op knelpunten op het gebied van discriminatie (Visie en
meerjarenplan, 2014).
Organisatiestructuur BDZ
Hieronder wordt de organisatiestructuur van Bureau Discriminatiezaken
schematisch weergegeven door middel van een organigram.
Directeur BDZ
Consulent klachtbehandling Onderzoeker
Voorlichting en preventie
ZZP'ers met verschillende
deskundigheden
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
11
1.2 Wat is het probleem?
Moslimdiscriminatie en het klimaat in Nederland
Het maatschappelijk klimaat in Nederland wat betreft de islam en moslims is de
laatste jaren gespannen. Het gaat om spanningen op politiek, religieus en cultureel
gebied. Volgens het onderzoek ‘De sociale staat van Nederland’ heeft ongeveer de
helft van de bevolking van Nederland een negatieve houding tegenover moslims ( I.
van der Valk, 2015). Het onderzoek naar ‘Ervaren discriminatie in Nederland’
van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) toont aan dat moslims vaak op
meerdere gronden gediscrimineerd worden. Dit kan gaan om hun geloof, een
zichtbare andere afkomst, donkere huidskleur en soms ook nog om handicap of
ziekte (Ervaren discriminatie in Nederland SCP, 2014). Ook geeft het rapport aan
dat bijna twee op de drie moslims ten minste één discriminatie -ervaring heeft gehad
in het afgelopen jaar. Vaak ging dit om negat ieve bejegening zoals naroepen,
schelden, spugen of pesten. Ook ongelijke behandeling is veelvuldig ervaren.
Daarnaast is er ook sprake van agressie tegen moskeeën. Ineke van der Valk,
wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam (UVA) toont
dit in haar rapport aan (I. van der Valk, 2015). Twee derde van de ondervraagde
moskeeën hebben de afgelopen tien jaar verschillende vormen van agressie
meegemaakt. Zo is er sprake geweest van ingegooide ramen, bekladding en
brandstichting. Daarnaast waren er incidenten als dreigtelefoontjes, dreigmails,
agressie tegen personeel en het deponeren van dierlijke resten zoals varkenskoppen.
Ineke van der Valk toont in haar publicaties van 2012 en 2015 aan dat er in
Nederland voldoende feiten zijn om te spreken van Islamofobie.
Procedures tegen politicus Geert Wilders
De procedures tegen politicus Geert Wilders brengen ook spanningen met zich mee
in Nederland. In 2011 is Wilders vrijgesproken voor beschuldigingen die zich
gericht hadden op de Islam (Uitspraak rechtbank, 2011). Na de ‘minder, minder’
uitspraken van Wilders in maart 2014 is door het Openbaar Ministerie (OM)
besloten om Wilders te vervolgen. Voorlopig is er nog geen duidelijkheid over de
vervolging en is het proces nog in afwachting (Besluit OM vervolging Wilders,
2015).
Registratie van meldingen
Om de ernst en omvang van moslimdiscriminatie in regio NHN in beeld te krijgen
is het belangrijk dat moslims melding maken van discriminatie. De directeur van
BDZ wil het contact verbeteren tussen BDZ en moslimorganisaties in de regio om
op die manier de discriminatie beter in beeld te krijgen. Dit kan BDZ bereiken via
registratie van meldingen, maar ook door aanvullend onderzoek. Daarnaast vindt
BDZ het belangrijk dat vernielingen aan moskeeën en gebouwen van
moslimverenigingen in beeld gebracht worden en de daders worden opgespoord.
Het probleem
De directeur van BDZ wil het contact verbeteren en investeren in een duurzame
samenwerking met moslimorganisaties in de regio (Jaarverslag BDZ-NHN, 2014). .
De directeur geeft aan dat het contact moeizaam verloopt en dat de
moslimorganisaties misschien anders benaderd moeten worden. De directeur vindt
dat hij weinig resultaat bereikt bij pogingen tot het maken van contact. Hij geeft
aan weinig respons te krijgen bij het uitsturen van brieven, uitnodigingen en bij het
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
12
bellen met de organisaties. Vanuit de organisaties wordt er niet teruggebeld, er is
weinig opkomst na uitnodigingen en er is geen duidel ijke terugkoppeling.
Moslimorganisaties lijken een gesloten karakter te hebben en niet open te staan
voor een samenwerking. Niet alleen BDZ ervaart het moeizaam verlopend contact.
De directeur geeft aan dat ook andere antidiscriminatiebureaus en maatschapp elijke
organisaties dit ervaren. Op dit moment is het contact met moslimorganisaties niet
wat BDZ verwacht.
De behoefte van BDZ met betrekking tot het probleem
BDZ wil zicht hebben op de situatie van moslims in NHN en wil weten wat er
speelt. Daarnaast wil BDZ het contact versterken met het bestuur van de
moslimorganisaties. Dit om de moslims beter te bereiken Het probleem is de
discriminatie van moslims, wat volgens meerdere studies veelvuldig plaatsvindt
maar weinig wordt gemeld. Hierdoor is de ernst en omvang van de
moslimdiscriminatie niet bekend en is het probleem onvoldoende inzichtelijk. De
directeur van BDZ vindt dat moslimorganisaties een belangrijke schakel zijn om de
doelgroep (moslims) effectief te kunnen bereiken. Dit om moslims te stimuleren om
meer te melden en samen te denken in oplossingen. BDZ wil samen met de
moslimorganisaties een weg inslaan om moslimdiscriminatie te bestrijden. Het
probleem waar BDZ dus tegenaan loopt is dat zij niet weet waar de
moslimorganisaties behoefte aan hebben en of de moslimorganisaties misschien
anders benaderd moeten worden. BDZ wil het contact met de moslimorganisaties
verbeteren en zoeken naar mogelijkheden voor een samenwerking.
Samenwerking
Samenwerking is een breed begrip. Voor dit onderzoek is het bel angrijk om te
weten wat een goede en duurzame samenwerking inhoudt en wat daarvoor nodig is.
In het tweede hoofdstuk ‘Het theoretisch kader’ wordt de term samenwerking
gedefinieerd. Dit wordt gedaan op basis van theorie en literatuur.
1.3 Wie heeft een probleem?
Het probleem van moslimdiscriminatie en het moeizame contact tussen BDZ en
moslimorganisaties kan worden bekeken vanuit verschillende hoeken in een brede
context en raakt meerdere vlakken, namelijk:
Bureau Discriminatiezaken
Voor dit onderzoek ondervindt BDZ het probleem omdat zij willen investeren in
een samenwerking maar vastloopt bij het zoeken van contact met
moslimorganisaties. BDZ wil zoeken naar mogelijkheden voor een samenwerking
en samen met de moslimorganisaties een weg inslaan om moslimdiscriminatie in
regio NHN te bestrijden. Voor BDZ lijkt dit een effectieve manier om de doelgroep
(de moslims) te bereiken.
Moslimorganisaties NHN
Het probleem raakt ook de moslimorganisaties uit regio NHN omdat er geen
duidelijkheid is over de behoefte en verwachtingen wat betreft een samenwerking
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
13
met BDZ. Misschien zijn er mogelijkheden voor een samenwerking maar worden
deze niet benut omdat moslimorganisaties en BDZ elkaar niet kunnen vinden.
Moslims uit regio NHN
Op maatschappelijk niveau raakt het probleem ook de positie van de moslims omdat
er sprake is van moslimdiscriminatie maar geen verdere acties plaatsvinden in de
bestrijding ervan. Daardoor kan de ernst en omvang niet worden bepaald en blijft
het probleem bestaan.
1.4 Waarom is het een probleem?
BDZ wil door middel van een samenwerking met moslimorganisaties de doelgroep
(moslims) effectief bereiken.
BDZ heeft twee wettelijke taken vanuit de Wet Gemeentelijke
Antidiscriminatievoorzieningen (WGA 2009):
- Registratie van discriminatiemeldingen
- Hulp en ondersteuning aan slachtoffers van discriminatie
BDZ is ingesteld vanuit de WGA 2009 zodat iedereen met klachten over
discriminatiezaken bij hen terecht kan voor ondersteuning en registratie van
meldingen. Om moslimdiscriminatie te registreren is het belangrijk dat er
meldingen binnenkomen. BDZ constateert relatief weinig meldingen over
moslimdiscriminatie terwijl verschillende studies aantonen dat het veelvuldig
voorkomt (I. van der Valk, 2015) (Jaarcijfers Art1, 2014). Er is een grote kloof
tussen de ervaren moslimdiscriminatie en het aantal meldingen. Om de aard en
omvang van moslimdiscriminatie in de regio te bepalen is het belangrijk dat
moslims discriminatie melden en meewerken aan onderzoek. Dit om
moslimdiscriminatie beter in beeld te krijgen. BDZ wil hiermee de
meldingsbereidheid van moslims vergroten.
BDZ wil investeren in een goed contact met moslimorganisaties in de regio. Dit om
elkaar beter te kunnen bereiken. Vanuit BDZ kunnen er bijvoorbeeld voorlichtingen
over discriminatie worden aangeboden of campagnes en andere activiteiten worden
georganiseerd. Dit zou uiteraard gebeuren in overeenstemming en afstemming op
de behoefte van de moslimorganisaties en moslims. Het is nodig dat
moslimorganisaties zelf meedenken en aangeven wat voor hen wel of niet werkt.
Een goede samenwerking kan leiden tot een sterkere verbinding van moslims met
BDZ, maatschappelijke instellingen en de Nederlandse samenleving.
Moslimorganisaties kunnen hun leden stimuleren tot melden, meewerken aan
onderzoek en het bijwonen van voorlichtingen en andere initiatieven. Het
onderzoek kan een eerste stap zijn en leiden tot een goed contact en duurzame
samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties. Te denken valt aan een
eventueel samenwerkingsconvenant.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
14
1.5 Hoe groot is het probleem?
Het probleem raakt op maatschappelijk vlak meerdere organisaties en een grote
groep mensen. Het probleem kan worden bekeken vanuit verschillende hoeken:
Vanuit de WGA heeft BDZ heeft de taak om discriminatie te bestrijden.
Volgens recent onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP)
(2014) kan discriminatie negatieve gevolgen hebben. Mensen die veelvuldig
discriminatie ervaren kunnen problemen ontwikkelen op het gebied van
gezondheid en welzijn. Ervaren discriminatie is bijvoorbeeld gerelateerd aan
depressiviteit en verminderde gevoelens van welbevinden en geluk.
BDZ heeft de taak om discriminatie te registreren. Indien BDZ een goede
samenwerking kan realiseren met moslimorganisaties kan de doelgroep
(moslims) via die weg gestimuleerd worden om discriminatie te melden. Zo
kan BDZ haar taak op het punt van moslimdiscriminatie beter en gericht
uitvoeren. Hiermee toont BDZ aan de burgers, belangenorgani saties en de
politiek aan dat het effectief bezig is.
De kloof tussen de ervaren discriminatie in de werkelijkheid en de gemelde
discriminatie in cijfers is opvallend groot. Verschillende studies bevestigen
dit. Als er geen concrete meldingen en cijfers z ijn van discriminatie
incidenten tegen moslims dan kan de ernst en omvang niet worden bepaald.
Als moslims meer melden kan er erkenning komen en kan het probleem
effectiever worden aangepakt.
Door een duurzaam contact en goede samenwerking met moslimorganisaties
te realiseren kan dit leiden tot een betere participatie van moslims vanuit een
breed maatschappelijk perspectief.
1.6 Wat gebeurt er als het probleem niet wordt opgelost?
Het antwoord op de vraag wat er gebeurt als het probleem niet wordt opgelost kan
vanuit verschillende hoeken worden bekeken:
Vanuit de overheid en gemeente worden slachtoffers van discriminatie
aangespoord om dit te melden bij een antidiscriminatievoorziening. Als er
weinig meldingen binnenkomen, kan de aard en omvang van
moslimdiscriminatie niet worden bepaald en kan het probleem worden
onderschat. Hierdoor blijft het probleem moslimdiscriminatie bestaan.
BDZ heeft als taak om discriminatie te registreren en slachtoffers te
ondersteunen. BDZ moet zich verantwoorden en ook aan kunnen tonen dat zij
effectief bezig zijn. Een betere samenwerking met moslimorganisaties kan
leiden tot positieve waardering vanuit moslimorganisaties en moslims. Als dit
niet gebeurt dan zal de verbinding en het vertrouwen tussen
moslimorganisaties, moslims en de overheid slecht blijven.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
15
Moslims ondervinden discriminatie op de arbeidsmarkt, bij het vinden van
een stage en op het terrein van wonen. Het SCP (2014) concludeert in recent
onderzoek dat Discriminatie negatieve gevolgen heeft op het gebied van
gezondheid en welzijn, depressiviteit en verminderde gevoelens van welzijn
en geluk. Dit kan nare consequenties voor de mensen zelf hebben,
bijvoorbeeld inkomensachteruitgang of sociale isolatie. Wanneer deze
gevolgen niet tot enkele individuen beperkt blijven maar grotere vormen
aannemen, kunnen zich ook gevolgen voor de bredere samenleving aftekenen
(talent en potentieel blijft onbenut, kosten vanwege eventuele uitkeringen en
armoede). Hieruit kan geconcludeerd worden dat discriminatie een
belemmering is voor de maatschappelijke participatie van de moslims.
1.7 Nationale en/of politieke maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking
tot het probleem
Vanuit de politiek
Aan de Tweede Kamer wordt er ieder jaar een voortgangsbrief discriminatie
geschreven dat het klimaat en de situatie in Nederland beschrijft op het punt van
discriminatie (Voortgangsbrief discriminatie, 2015). Deze brief staat gepubliceerd
op de website www.rijksoverheid.nl. In de brief worden cijfers van discriminatie
gepubliceerd door instanties als de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en
gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen. Daarnaast is er aandacht voor
verbetering van de aanpak van discriminatie en wordt discriminatie bekeken vanuit
een internationaal kader. In de brief is er veel aandacht voor moslimdiscriminatie.
Er worden verschillende situaties beschreven als beledigingen, discriminatie op de
arbeidsmarkt, spanningen binnen de samenleving en oproepingen tot brandstichting
van moskeeën. In april dit jaar is er een ‘Ronde tafel’ bijeenkomst georganiseerd
met verschillende sleutelfiguren van organen die moslimorganisaties
vertegenwoordigen. Het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO),
Samenwerkingsverband van Marokkaanse Nederlanders (SMN) en het
Inspraakorgaan Turken in Nederland (IOT) waren hierbij aanwezig. Tijdens deze
bijeenkomst zijn er verschillende onderwerpen besproken, zoals
meldingsbereidheid en discriminatie. Deze bijeenkomst heeft geleid tot
inventarisatie van acties gericht op het bestrijden van moslimdiscriminatie. Deze
inventarisatie wordt verspreid onder gemeenten en er zal dit jaar een handreiking
worden opgesteld voor het opereren rond incidenten van moskeeën bij
moskeebestuurders, politie, gemeenten en antidiscriminatievoorzieningen.
VN-rapport
Eens in de vijf jaar wordt elk land dat het VN-verdrag over anti-discriminatie heeft
ondertekend geëvalueerd over hoe het land omgaat met discriminatie. Ook
Nederland valt hieronder. Het VN-rappport is recent in augustus 2015 verschenen.
In het rapport van de Verenigde Naties (2015) adviseert het VN-Comité dat
Nederland een nationaal actieplan moet opstellen tegen rassendiscriminatie. Dit
heeft een aantal redenen. Ten eerste zou de Nederlandse politie zich schuldig
maken aan discriminatie. Daarnaast moet racistisch pestgedrag op scholen beter
worden aangepakt en moet er meer aandacht worden besteed aan het Nederlands
slavernijverleden. De Nederlandse overheid zou actief moeten bijdragen aan de
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
16
uitbanningen van negatieve stereotyperingen die aan Zwarte Piet vastzitten.
Kenmerken van Zwarte Piet zouden mensen doen denken aan het slavernijverled en.
Het recent verschenen VN-rapport is een belangrijke ontwikkeling in de discussie
over Zwarte Piet.
Aangifte discriminatie Wilders
Ook is er veel aandacht voor moslimdiscriminatie vanuit de media en publieke
opinie. De beelden rondom de ‘minder, minder’ uitspraken van Wilders in maart
2014 tijdens een verkiezingsbijeenkomst heeft voor veel ophef gezorgd in
Nederland. Als reactie daarop hebben 6400 mensen en organisaties aangifte gedaan
wegens discriminatie. In december 2014 heeft het Openbaar Ministerie besloten om
Wilders te vervolgen. Het proces is echter nog in gang en er is vooralsnog geen
oordeel van de rechter. De ‘minder, minder’ uitspraken van Wilders hebben veel
moslims in Nederland geraakt en daarnaast heeft dit politieke spanningen met zich
meegebracht. De rechter zal met zijn oordeel bepalen in hoeverre de uitspraak van
Wilders, die zich verdedigt onder het mom van ‘vrijheid van meningsuiting’, zijn
grenzen heeft overschreden. Dit oordeel zal het begrip discriminatie in de
rechtspraak op het punt van de grenzen van de vrijheid van meningsuiting bepalen.
Social media
Daarnaast zijn er verschillende Facebookpagina’s opgericht die tot veel bezoekers
en leden hebben geleid. Initiatieven van Facebookpagina’s als ‘Meld Islamofobie’
en ‘Ik doe aangifte tegen Wilders’ schetsen een beeld van de omvang van het
probleem en de spanningen in de samenleving. Het is daarom onduidelijk waarom
BDZ de discriminatiemeldingen van moslims niet ontvangen. Daarnaast is het een
gemiste kans voor zowel BDZ als de moslims, die hun rechten niet benutten.
1.8 De juridische context van het probleem
Op basis van het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod van artikel 1 van
de Grondwet is in 2009 de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen
(WGA) ingevoerd. De WGA biedt mogelijkheden om discriminatie op lokaal niveau
aan te pakken. De WGA verplicht gemeenten om hun inwoners toegang te bieden
tot een Anti-discriminatievoorziening (ADV) die meldingen registreert en
slachtoffers bijstaat. Met een actieve bestrijding van discriminatie kan een
gemeente zicht krijgen in de aard en omvang van de ervaren discriminatie in de
regio. Het doel van de WGA is om incidenten te voorkomen, de orde beter te
handhaven en de achterstandsposities van bepaalde groepen burgers aan t e pakken
(Visie en meerjarenplan 2014-2018).
Sinds de totstandkoming van de WGA zijn gemeenten verplicht te voorzien in een
anti-discriminatievoorziening. Dit zijn met name antidiscriminatiebureaus.
Antidiscriminatiebureaus dienen in ieder geval twee wet telijk verplichte taken uit
te voeren, namelijk:
1. Registratie van meldingen over discriminatie.
2. Hulp bij slachtoffers van discriminatie.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
17
Het probleem is dat moslims discriminatie vaak niet melden. Hierdoor blijft het
probleem onvoldoende inzichtelijk terwijl verschillende studies aantonen dat
moslimdiscriminatie in Nederland veelvuldig voorkomt. Door beperkte meldingen
kan BDZ moslimdiscriminatie niet bestrijden. Met het realiseren van een beter
contact en samenwerking met moslimorganisaties kunnen moslims gestimuleerd
worden meer te gaan melden.
1.9 Relevantie en meerwaarde onderzoek voor de SJD-praktijk
BDZ heeft een beperkte relatie met moslimorganisaties en loopt vast bij het zoeken
van contact. Niet alleen BDZ maar ook andere antidiscriminatiebureaus en
organisaties herkennen het beperkte contact. Dit onderzoek kan leiden tot beter
contact en een betere samenwerking met moslimorganisaties. Via deze weg kan
BDZ de meldingsbereidheid van moslims verhogen. Daarnaast kan BDZ de moslims
beter bereiken en de behoefte van de doelgroep afstemmen op haar dienstverlening.
BDZ kan de moslims juridisch ondersteunen indien er een melding wordt gedaan
van discriminatie. Dit is soms nodig. Als discriminatie zich voordoet is het in de
praktijk namelijk vaak lastig te bepalen wanneer er wel en geen sprake van
discriminatie is. Dit is onduidelijk en maakt discriminatie soms juridisch
ingewikkeld. Zoals BDZ in haar Visie en meerjarenplan 2014-208 aangeeft kan
discriminatie bestreden worden met wetgeving en sanctionering, maar ook door
beïnvloeding van omgangsvormen en normstellingen door preventie en
voorlichting.
1.10 Doel van het onderzoek
Het doel van het onderzoek is om kennis en inzicht te vergaren over de behoefte en
mogelijkheid voor een samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties in regio
Noord-Holland-Noord. BDZ wil weten waar moslimorganisaties behoefte aan
hebben en of zij ondersteuning willen op bepaalde punten. Hiermee wil BDZ een
goed contact en een duurzame samenwerking realiseren met als uiteindelijk doel de
meldingsbereidheid van moslims uit regio Noord-Holland-Noord te vergroten.
1.11 Centrale vraagstelling
Hoe komt BDZ tot beter contact en een betere samenwerking met
moslimorganisaties in haar regio NHN?
Deelvragen
Wat wordt er in dit onderzoek verstaan onder moslimorganisaties?
Wat zijn behoeften van moslimorganisaties en hoe zien zij een eventuele
samenwerking met BDZ?
Hoe ervaren andere antidiscriminatiebureaus in Nederland het contact en de
samenwerking met moslimorganisaties?
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
18
Hoofdstuk 2: Theoretisch Kader
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader beschreven. Er zijn verschillende
theorieën verzameld die relevant zijn in het kader van dit onderzoek. De bronnen
zijn zowel van sociale als juridische context. Daarnaast zijn er internationale
bronnen gebruikt en een aantal interne bronnen waaruit blijkt dat het probleem zi ch
voordoet in de organisatie. De bronnen zijn ingedeeld en beschreven op basis van
de volgende thema’s:
Bronnen sociale context
Ervaren discriminatie in Nederland (SCP, 2015)
Monitor moslimdiscriminatie (I.van der Valk, 2015)
‘Moskeeën gewaardeerd’ (Ministerie Binnenlandse zaken, 2008)
‘Leren samenwerken tussen organisaties’(Edwin Kaats, 2014)
Bronnen juridische context
Kadernota gemeentelijke antidiscriminatiebureaus (2009)
Monitor moslimdiscriminatie, rechtszaken m.b.t discriminatie jegens moslims
(I.van der Valk, 2015)
Internationale bronnen
Monitor moslimdiscriminatie, vergelijking discriminatieklimaat met Europese
landen (I.van der Valk, 2015)
Concluding observations on the nineteenth to twentyfirst periodic reports of the
Netherlands (Verenigde Naties, 2015)
Interne bronnen
Onderzoeksrapport ‘Vraag naar doelgroepgerichte discriminatiemeldpunten.’
(K.Ouamar, 2011)
Impressieverslag bijeenkomst BDZ ‘Positieve beeldvorming Islam.’ (zie bijlage 1)
Jaarverslag (literatuurlijst)
2.1 Wat is discriminatie?
Begrip discriminatie binnen de sociale wetenschappen
Het rapport van het SCP (2014) geeft aan dat discriminatie binnen de sociale
wetenschappen wordt omschreven als ‘het nadelig behandelen van personen omdat
zij behoren tot een bepaalde groepering of tot een bepaalde groepering worden
gerekend’ (Köbben, 1985) (Veenman, 1990, 2003). Volgens de definitie gaat het er
om dat personen er nadeel van ondervinden dat zij tot een bepaalde groep behoren,
of daartoe gerekend worden. Gebeurtenissen die voor de wet of volgens
sociaalwetenschappelijke definities geen discriminatie zijn, kunnen door mensen
wel zo ervaren worden. Hetzelfde geldt andersom: mensen kunnen iets meemaken
dat wel juridisch of sociaalwetenschappelijk gezien discriminerend is, terwijl zij
het zelf niet als zodanig ervaren.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
19
Juridische definitie discriminatie volgens de kadernota
Volgens de kadernota (2009) is een eensluidende definitie van discriminatie in de
bestaande wetgeving niet te vinden. Omdat de wettelijke regelingen op dit gebied
verschillende geadresseerden kennen, verschillen ook de wettelijke definities. De
één richt zich slechts tot de overheid terwijl de ander zich richt tot de burger in
haar verhouding tot andere burgers. Ook worden er voor dezelfde term
verschillende bewoordingen gehanteerd, bijvoorbeeld in het ene geval
‘discriminatie’ en in een ander geval ‘onderscheid’. De algemene norm is ondanks
het verschil in bewoording gelijk: gelijke gevallen dienen gelijk behandeld te
worden en ongelijke gevallen ongelijk. Discriminatie is niet toegestaan.
Definitie van discriminatie
Om toch een definitie van het begrip discriminatie te geven sluit de kadernota in dit
stuk aan bij de definitie die de Nederlandse wetgever hanteert. Deze definitie is
afgeleid van het Internationaal verdrag inzake de uitbanning van
rassendiscriminatie (IVUR) en sluit het best aan bij de bestuursrechtelijke
instrumenten die door lokale bestuursorganen kunnen worden ingezet om
discriminatie te bestrijden en te voorkomen.
Begrip discriminatie in art. 90quater Wetboek van Strafrecht:
Onder discriminatie of discrimineren wordt verstaan:
‘Elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel
heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op
voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op
politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het
maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast. ’
De Grondwet
De Grondwet is de basis van de Nederlandse rechtstaat en daarmee de basis voor
alle andere wetten en regels. In de Grondwet zijn de grondrechten van de burgers
en de staatsinrichting vastgelegd en andere wetten mogen er niet strijdig mee zijn.
De nummering van de artikelen geeft geen rangorde aan. Alle artikelen zijn
(juridisch) even belangrijk (kadernota, 2009). Dit is zeker van belang op het
moment dat grondrechten met elkaar botsen. Bijvoorbeeld de vrijheid van
meningsuiting of godsdienst versus het verbod op discriminatie. Dan is vaak de
gang naar de rechter noodzakelijk, om de grenzen van één of meer grondrechten
vast te stellen. Met betrekking tot de verhouding tussen vrijheid van meningsuiting
en discriminatie geldt in algemene zin dat de vrijheid van meningsuiting geldt voor
zover men zich niet schuldig maakt aan discriminatie die op grond van Nederlandse
wetgeving strafbaar is gesteld.
Artikel 1
Artikel 1 van de Grondwet is een belangrijke basis voor de bestrijding van
discriminatie. In dit artikel zijn het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod
opgenomen. Artikel 1 van de Grondwet richt zich in eerste instantie tot de
Nederlandse overheid. De overige nationale regelgeving mag hiermee niet in strijd
zijn. Zij heeft daarmee betrekking op de relatie tussen de overheid en de b urger.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
20
Voor burgers onderling geldt artikel 1 als norm. Slechts in beperkte mate kunnen
burgers in die hoedanigheid hierop een beroep doen bij de rechter (Kadernota,
2009).
Uitwerking discriminatieverbod
De wetgever heeft het discriminatieverbod als in ar tikel 1 uitgewerkt in diverse
wettelijke regelingen. Zo is in september 1994 de Algemene wet gelijke
behandeling (AWGB) geïmplementeerd. De AWGB verbiedt het maken van direct
en indirect onderscheid op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke
gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of
burgerlijke staat.
Wetboek van Strafrecht
In het Wetboek van Strafrecht zijn er ook een aantal bepalingen die discriminatie
strafbaar stellen. Het gaat om de volgende artikelen:
- 137 c : belediging van een bevolkingsgroep
- 137 d : aanzetten tot discriminatie, haat of geweld
- 137 e : openbaarmaking van discriminatoire uitlatingen
- 137 f : deelname aan of steunen van discriminatie
- 137 g en 429quater : discriminatie in de uitoefening van een ambt, beroep of
bedrijf
Rechtszaken m.b.t. moslimdiscriminatie
Ineke van der Valk (2015) besteedt ook aandacht aan rechtszaken die gepubliceerd
zijn in de media of op de website www.rechtsspraak.nl. Zaken die niet zijn
gepubliceerd vanwege gebrek aan media aandacht of die niet relevant genoeg zijn
voor de website zijn niet vermeld. In mei 2011 is er een strafzaak geweest bij de
Rechtbank Den Haag tegen een man die beledigende uitingen plaatste op een
publiek forum van een website die hij beheerde. Daarnaast was hij in bezit van een
cd waarop beledigende en tot haat zaaiende teksten te horen waren. In die cd
werden moslims vergeleken met parasieten en gekarakteriseerd als plegers van
huiselijk geweld, fraudeurs, moordenaars, verkrachters en drugsdealers. De
uitingen waren naar het oordeel van de rechtbank beledigend en de verdachte werd
veroordeeld tot een taakstraf van 36 uur. Ook was er een man in 2011 veroordeeld
tot een taakstraf van 160 uur en zes maanden voorwaardelijk naar aanleiding van
het inspreken van dreigementen van een lijsttrekker van de Nederlandse Moslim
Partij (AD Groene Hart, 22 juni 2011). De dreigementen waren gericht op het
uitroeien van moslims. Daarnaast moest hij een schadevergoeding betalen van 1250
euro. De man zou een persoonlijkheidsstoornis hebben, waar in het oordeel
rekening mee is gehouden.
Negatieve gevolgen discriminatie
Volgens het rapport ‘Ervaren discriminatie in Nederland’ (SCP, 2014) is het
belangrijk om de mate waarin mensen discriminatie ervaren in beeld te brengen
vanwege de negatieve gevolgen die discriminatie kan hebben. Mensen die
(veelvuldig) discriminatie ervaren problemen kunnen ontwikkelen op het gebied
van gezondheid en welzijn. Ervaren discriminatie is bijvoorbeeld gerelateerd aan
depressiviteit en verminderde gevoelens van welbevinden en geluk. Daarnaast kan
de maatschappelijke participatie ook negatief beïnvloed worden wanneer mensen
zich als gevolg van discriminatie-ervaringen afkeren van maatschappelijke
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
21
terreinen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer mensen het gevoel hebben geen
eerlijke kansen te hebben op de arbeidsmarkt en daarom stoppen met het zo eken
naar werk. Dit kan nare consequenties voor de mensen zelf hebben (bijvoorbeeld
inkomensachteruitgang of sociale isolatie). Wanneer deze gevolgen niet tot enkele
individuen beperkt blijven maar grotere vormen aannemen, kunnen zich ook
gevolgen voor de bredere samenleving aftekenen (talent en potentieel blijft
onbenut, kosten vanwege eventuele uitkeringen en armoede). Volgens het SCP
(2014) is een inschatting van de mate waarin inwoners van Nederland discriminatie
ervaren en de gevolgen die zij hieraan verbinden van belang om een beeld te
krijgen van de gevolgen die ermee verbonden zijn.
2.2 Discriminatiebestrijding in Nederland vanuit de Wet gemeentelijke
antidiscriminatievoorzieningen (WGA)
Belang discriminatiebestrijding
Het kadernota (2009) voor het gemeentelijk geeft aan dat er een aantal goede
redenen voor overheden zijn om discriminatie actief te bestrijden. Discriminatie
levert een belemmering op voor participatie van grote groepen burgers, staat
sociale cohesie en integratie in de
weg en kan leiden tot verstoring van de openbare orde. Door discriminatie actief te
bestrijden zou een gemeente zicht kunnen krijgen op de aard en omvang van de
lokale discriminatieproblematiek. Hiermee zouden meer incidenten kunnen worden
voorkomen, kan de orde beter gehandhaafd worden en achterstandsposities van
bepaalde groepen burgers zouden beter aangepakt kunnen worden.
Taak discriminatiebestrijding gemeente
Het is allereerst de taak van de overheid om antidiscriminatiewetten te handhaven
in het kader van het veiligheidsbeleid. Iedere burger in Nederland heeft het
wettelijk recht om gevrijwaard te zijn van discriminatie, zoals in Artikel 1 van de
Grondwet is vastgelegd. Daarnaast staat discriminatie de participatie op de
arbeidsmarkt en in de samenleving in de weg (Kadernota, 2009). Een derde reden
voor gemeenten om discriminatie actief te bestrijden is om incidenten zoals
moskeebranden zoveel mogelijk te voorkomen. Discriminatie is aangewezen als één
van de redenen waarom moslimjongeren zich afkeren van de Ned erlandse
samenleving en daarmee de eerste stap op weg naar radicalisering zetten.
Verplichte registratie discriminatie vanuit Europa
Voor de rijksoverheid is er nog een bijkomende reden om discriminatie hoog op de
agenda te zetten. Nederland is in Europees verband verplicht om discriminatie-
incidenten te registreren. Burgers moeten daarom gestimuleerd worden om
incidenten te melden en deze meldingen moeten systematisch geregistreerd en
centraal verzameld worden (Kadernota, 2009).
2.3 Evaluatie voor de situatie in Nederland met betrekking tot discriminatie
De Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ecri)
De Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ecri) van de Raad van
Europa schrijft in de herfst van 2013 dat Nederland meer moet doen tegen racisme
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
22
(SCP, 2014). De ecri besteedt onder meer aandacht aan de mogelijkheden die
mensen in Nederland hebben om discriminatie te melden en aan de plannen (en
financiering) vanuit de overheid om discriminatie en racisme tegen te gaan. Zij
wijst er verder op dat de vestiging van Oost-Europeanen in Nederland en de
aanwezigheid van de islam en moslims door politici en de media afgeschilderd
worden als bedreigingen voor de Nederlandse maatschappij.
VN-rapport
Eens in de vijf jaar wordt elk land dat het VN-verdrag over anti-discriminatie heeft
ondertekend geëvalueerd over hoe het land omgaat met discriminatie. Ook
Nederland valt hieronder. Het VN-rappport ‘Concluding observations on the
nineteenth to twentyfirst periodic reports of the Netherlands’ is in augustus 2015
verschenen. In het rapport van de Verenigde Naties (2015) adviseert het VN -
Comité dat Nederland een nationaal actieplan moet opstellen tegen
rassendiscriminatie. Dit heeft een aantal redenen. Ten eerste zou de Nederlandse
politie zich schuldig maken aan discriminatie. Daarnaast moet racistisch pestgedrag
op scholen beter worden aangepakt en moet er meer aandacht worden besteed aan
het Nederlands slavernijverleden. De Nederlandse overheid zou actief moeten
bijdragen aan de uitbanningen van negatieve stereotyperingen die aan Zwarte Piet
vastzitten. Kenmerken van Zwarte Piet zouden mensen doen denken aan het
slavernijverleden. Het recent verschenen VN-rapport is een belangrijke
ontwikkeling in de discussie over Zwarte Piet.
2.4 Moslims en moskeeën in Nederland
Aantal moslims en moskeeën in Nederland
Het rapport van van der Valk (2015) brengt ook het aantal moslims en moskeeën in
Nederland in kaart. In Nederland wonen 907.000 moslims. De meerderheid van de
moslims is van Marokkaanse (38%) en Turkse (31%) afkomst. De overige groepen
bestaan uit moslims van Suriname, Irak, Afghanistan, Iran en Somalië. In
Nederland staan er 475 moskeeën. Ongeveer 40% van de moslims bezoekt de
moskee en kunnen worden beschouwd al praktiserende moslims. De meeste
moskeeën zijn georganiseerd per etnische groep. De helft van de moskeeën wordt
beheerd door Turkse organisaties die vallen onder het Islamitische Stichting
Nederland (ISN). Marokkaanse moskeeën zijn losser georganiseerd en vaak
zelfstandig. Veel van hen zijn aangesloten bij de Unie van Marokkaanse Moskeeën
in Nederland (UMMON). Er is ook een landelijke platform van koepelorganisaties
van vooral moskeeën die optreedt als officiële gesprekspartner van de Nederlandse
overheid. Dit is het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO).
Geschiedenis Moskeeën in Nederland
Volgens het onderzoek van het Ministerie van Binnenlandse zaken en
Koningsrelaties ‘Moskeeën gewaardeerd’ (2008) is de eerste moskee in 1951
opgericht door een groep Molukse ex KNIL-soldaten. Al snel daarna kwamen de
gastarbeiders uit Turkije en Marokko die hun eigen moskeeën oprichtten. In de
jaren 70 nam het aantal opgerichte moskeeën toe omdat de gastarbe iders hun
gezinnen lieten overkomen waardoor meer behoefte was aan moskeeën. Zij vonden
het belangrijk dat hun kinderen de traditie, religie en culturele waarden en normen
meekregen. De moskee werd tevens een ontmoetingsplaats. De eerste moskeeën
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
23
waren huiskamers. Later werden scholen en verenigingsgebouwen gehuurd of
gekocht.
Verschillende functies moskeeën
De moskeeën in Nederland hebben verschillende functies en bieden veel meer dan
religieuze activiteiten. Buiten de religieuze verplichtingen als het gebed, Koranles
en lezingen vinden er verschillende activiteiten plaats. Zo zijn er sociaal -culturele
activiteiten als het Suikerfeest, kermes en nationale feesten van het herkomstland.
Ook zijn er educatieve activiteiten als huiswerkbegeleiding, Nederland se les,
diverse voorlichtingen en de begeleiding van jongeren. Daarnaast zijn er ook
sportieve activiteiten als sportdagen, voetbaltoernooien, zwemlessen of
kampactiviteiten. Ook doen moskeeën aan interculturele activiteiten als open
dagen, debatavonden, dialoogbijeenkomsten, lezingen en rondleidingen.
De moskee heeft ook een doorverwijsfunctie. De moskee verwijst de gemeenschap
door naar allerlei instellingen voor verschillende zaken.
De moskeeën bestaan uit besturen, welke verschillende taken hebben. Deze worden
hieronder weergegeven.
Verschillende taken van het moskeebestuur:
Vergaderingen moskeebestuur
Vergaderingen moskeekoepel
Overleg gemeente/wijkagent
Administratie
(Technisch) onderhoud
Boekhouding
Schoonmaak
Kantine
Het innen van contributie
Het organiseren van activiteiten
2.5 Samenwerking tussen moskeeën en lokale overheid
Moskeeën en de lokale overheid
Aan de ene kant is er een discussie gaande over de mogelijkheid van de overheid
om subsidie te verlenen voor sociaal-culturele activiteiten. Dit vanwege de vraag of
de scheiding tussen kerk en staat dit toe moet laten. Aan de andere kant zijn er
geluiden dat moskeeën een actievere rol moeten hebben om bijvoorbeeld
radicalisering van jongeren te voorkomen en vrouwen meer te betrekken bij
activiteiten. De maatschappelijke rol van moskeeorganisaties wordt steeds meer
erkend door lokale overheden. Dit brengt ook dilemma’s met zich mee, zoals de
volgende vragen: in hoeverre mag de overheid zich bemoeien? Hoe zit het met
subsidies? Hoe staan moskeeën hierin? (Moskeeën gewaardeerd, 2008).
Verbeterpunten ten aanzien samenwerking tussen moskeeën en gemeenten
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
24
Onderzoek van de DSP-groep concludeert dat er verbeterpunten zijn ten aanzien
van de samenwerking tussen moskeeën en gemeenten (Moskeeën gewaardeerd,
2008). Zo kan de moskee de volgende punten verbeteren om haar maatschappelijke
rol beter te vervullen:
o Het vrijwilligersbestand uitbreiden
o De samenwerking met de gemeente en welzijnsorganisaties verbeteren
o Vergroten van de mogelijkheden voor opvang van probleemjongeren
o Vereenvoudigen van het vinden van faciliteiten
o Een actievere opstelling van moskeebesturen naar buiten toe
Begrip samenwerking Kaats (2011) beschrijft zijn visie op samenwerking in zijn boek als volgt:
“Een samenwerking is kansrijk als mensen en organisaties zich met elkaar weten te
verbinden in een betekenisgevend proces dat recht doet aan de belangen en gericht
is op een betekenisvolle ambitie. Het is de grote opgave om daarvoor de juiste
condities te scheppen.”
Uit onderzoek van Kaats en Opheij (2008) blijkt dat er niet alleen rationele
motieven zijn om samen te werken. Vaak hebben bestuurders persoonlijke
overtuigingen en drijfveren om samen te werken met andere organisaties.
Kaats (2001) is van mening dat als het organiseren tussen organisaties goed werkt,
de juiste bestuurlijke beslissingen worden genomen en in operationele zin de zaken
ook echt worden opgepakt, er mooie ontwikkelingen in het verschiet liggen.
Organiseren tussen organisaties
Volgens Kaats (2011) is organiseren tussen organisaties “een vorm van organiseren
waarbij mensen uit autonome organisaties ertoe overgaan duurzame afspraken te
maken en zo delen van het werk op elkaar af te stemmen. Het leidt tot een
diversiteit aan samenwerkingsrelaties die een duurzame intentie hebben, maar wel
eindig zijn.”
Hieronder (figuur 1) wordt er een samenhangende kijk weergegeven op
samenwerkingsverbanden in een overzicht.
Figuur 1:Een samenhangende kijk op samenwerkingsverbanden
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
25
Vier essentiële kenmerken voor een succesvolle samenwerkingsverbanden
Kaats (2011) benoemt in zijn boek ‘Leren samenwerken tussen organisaties’ vier
essentiële kenmerken voor een succesvolle samenwerkingsverbanden:
1.Een onduidelijk machtscentrum
2.Interpedentie
3.Nieuwe werkelijkheid
4 Heterogeniteit
De vier bovengenoemde kenmerken zullen hieronder nader worden toegelicht.
1.Een onduidelijk machtscentrum:
In een samenwerkingsverband is het onduidelijk wie precies de baas is. Essentie is
juist dat je er samen uit moet komen en dat elke partij er ook weer uit kan stappen.
De macht is over meerdere partijen verdeeld, partijen ontlenen macht aan
verschillende bronnen en macht en invloed worden op uiteenlopende manieren
volgens verschillende stijlen uitgeoefend.
2.Interpedentie:
Bestuurders hoeven in eigen organisatie in principe alleen verantwoording af te
leggen aan de raad, raad van toezicht en andere organen in een hogere hiërarchie.
De essentie van een samenwerkingsverband is dat je een deel van de autonomie
opgeeft in het vertrouwen dat je er meer voor terugkrijgt.
3.Nieuwe werkelijkheid:
Een samenwerkingsverband ontstaat uit het niets en is voor alle deelnemers nieuw.
Dat is principieel anders bij het besturen van een staande organisatie, waar routines
zijn ingesleten, mensen elkaar kennen en er al veel veronderstellingen zijn over wat
de doelen zijn en hoe dingen moeten worden gedaan. Steeds is het de uitdaging om
verschillende belangen en ambities samen te brengen tot een gemeenschappelijk
gedragen opvatting over de voorliggende kans of oplossing van de gezamenlijke
problemen.
4. Heterogeniteit:
Bestuurders hebben in hun eigen organisatie belang bij homogeniteit. In
samenwerkingsverbanden komen partijen bij elkaar, welke naar hun aard
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
26
verschillend zijn. Het creëren van toegevoegde waarde uit die verschillen is de
kunst. De verschillen zijn divers wat betreft doelstell ingen, competenties
achtergrond en bijvoorbeeld de cultuur.
2.6 Discriminatoire agressie tegen moskeeën
Discriminatoire agressie tegen moskeeën Ineke van der Valk gaat in haar rapport ‘Monitor Moslimdiscriminatie’ (2015) in op
discriminatoire agressie tegen moskeeën . Van de 84 moskeeën die in haar
onderzoek zijn ondervraagd hebben er 57 de afgelopen tien j aar verschillende
vormen van agressie meegemaakt. Ingegooide ramen komen het meest voor, met
66%. Daarnaast is er sprake geweest van bekladding (39%) en brandstichting
(37%). De overige vormen van agressie tegen moskeeën bestaan uit
dreigtelefoontjes, dreigmails, agressie tegen personeel en het deponeren van
dierlijke resten als varkenskoppen. 47% van de moskeeën geeft aan dat de
algemene vijandigheid tegenover de moslims en de islam de belangrijkste motivatie
voor de daders is.
Hieronder in figuur 2 een indruk van de verschillende vormen van discriminatoire
agressie tegen moskeeën.
Figuur 2: Verschillende vormen van discriminatoi re agressie tegen moskeeën.
Aangifte van moskeeën Daarnaast worden ook protesten van een specifieke gebeurtenis, reactie naar
aanleiding van een mediabericht of terroristische daad en willekeur zonder enig
motief genoemd. Van de ondervraagde moskeeën heeft 85% melding gedaan bij de
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
27
politie na het incident waarvan 51% aangeeft ontevreden te zijn over het resultaat,
tegenover 48% die wel tevreden is. Respondenten geven verschillende redenen voor
de ontevredenheid over het optreden van de politie. Zo geeft 20% aan dat de politie
niet geïnteresseerd leek te zijn en geeft 28% aan dat de politie niets heeft gedaan
met de melding of pas na lange tijd (24%). De ondervraagde moskeeën die geen
melding of aangifte hebben gedaan na een incident hebben hier verschillende
redenen voor. Zo was 33% van mening dat de melding niet serieus genomen zou
worden en 50% dacht dat het toch niet zou helpen. Een kwart van de ondervraagden
gaf aan het probleem beter zelf te kunnen oplossen en weer een kwart had geen tijd
om een melding te doen. De moskeeën reageerden op verschillende manieren op de
incidenten: Hiervan deed 78% melding of aangifte en 22% lichtte de pers in. Een
derde (30%) organiseerde een bijeenkomst met gelovigen en bijna de helft (46%)
hield een bijeenkomst met de gemeente. Weer een derde (35%) organiseerde
bewaking en 11% organiseerde een bijeenkomst met de bewoners.
Oorzaak en schade voor de moskeeën door de incidenten
Op de vraag wat voor effect de incidenten hadden op de moskeeën gaf 85% aan dat
het materiële schade met zich meebracht, 58% hield er emotionele schade aan over
en bij 11% was er sprake van fysieke schade. De ondervraagde moskeeën gaven
verschillende oorzaken aan van de incidenten. Genoemd werden de berichtgeving in
de pers (76%), de politieke propaganda tegen moslims (74%), het gebrek aan kennis
over moslims en islam (78%), reactie op terroristische incidenten en inte rnationale
gebeurtenissen (53%).
2.7 Moslimdiscsriminatie
Ervaren discriminatie onder moslims
Het rapport ‘Ervaren discriminatie in Nederland’ (SCP, 2014) geeft aan dat bijna
twee op de drie moslims ten minste één discriminatie-ervaring heeft gehad in het
afgelopen jaar. Vaak ging dit om negatieve bejegening zoals naroepen, schelden,
spugen of pesten. Ook ongelijke behandeling is veelvuldig ervaren. In figuur 3
wordt een overzicht weergegeven in een tabel van verschillende vormen van
ervaren discriminatie onder moslims.
Figuur 3
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
28
De moslims ervaren discriminatie op verschillende terreinen:
In de openbare ruimte
De helft van de moslims ervaart discriminatie in de openbare ruimte. De meeste
incidenten spelen zich af tijdens het winkelen. Het gebeurt bij ruim een kwart van
de moslims dat winkelpersoneel hen onvriendelijk behandelt of denkt dat zij willen
stelen. Ook nageroepen of uitgescholden worden op straat of in het verkeer is veel
genoemd (22%).
Instanties
Het SCP (2014) geeft aan dat één op de vijf moslims in het afgelopen jaar een
discriminatie-incident heeft ervaren in contact met een instantie.
Arbeidsmarkt
Op de arbeidsmarkt wordt ook discriminatie ervaren. Eén op de drie moslims
ervaart discriminatie vooral op de werkvloer en bij het zoeken naar werk. Midden-
en hoogopgeleide moslims ervaren meer discriminatie bij het zoeken naar werk dan
laagopgeleide moslims. Ruim een derde van de werkende moslims heeft in het
afgelopen jaar discriminatie ervaren op de werkvloer. Dit neemt veelal de vorm aan
van kwetsende grappen, pesten en uitschelden door collega’s of leidinggevenden
(SCP, 2014).
Opleiding
Een derde van de moslims die deelneemt aan het onderwijs heeft in het afgelopen
jaar discriminatie ervaren (SCP, 2014). Het gaat hierbij veelal om een
onvriendelijke behandeling door een docent of begeleider, een te lage beoordeling
en moeite hebben met het vinden van een stage. In onderstaand tabel in figuur 4
wordt er een overzicht weergegeven van terreinen van ervaren discriminatie onder
moslims.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
29
Figuur 4
Het onderzoeksrapport ‘Monitor Moslimdiscriminatie’ (I. van der Valk, 2015) geeft
de volgende inzichten en cijfers weer met betrekking tot het klimaat in Nederland
op het punt van moslimdiscriminatie.
Moslimdiscriminatie in het onderwijs
Volgens een onderzoek zijn bijna twee op de drie van de 498 ondervraagde
docenten van het voortgezet onderwijs in 2014 getuige geweest van incidenten in
de klas die zij in verband brengen met moslimdiscriminatie.
Moslimdiscriminatie onder jongeren
Moslimjongeren kregen stellingen voorgelegd over ervaren onrechtvaardigheid.
76% van deze jongeren geeft aan dat moslims minder kansen krijgen dan anderen in
Nederland. 85% geeft aan dat moslims in Nederland worden gediscrimineerd En
78% geeft aan dat bedrijven eerder een niet-moslim zullen aannemen, ook in geval
dat de kandidaat geschikter is.
Negatieve houding tegenover moslims in verschillende landen
Volgens het onderzoek ‘De sociale staat van Nederland’, dat wordt genoemd in het
rapport van Ineke van der Valk, heeft ongeveer de helft van de bevolking van
Nederland een negatieve houding tegenover moslims. De helft van de
ondervraagden is van mening dat ‘de meeste moslims in Nederland de cultuur en
levenswijze van anderen respecteren’. 44% gaf echter aan dat ‘de West-Europese
levenswijze en die van moslims onverenigbaar zijn’. Ter vergelijking met andere
landen geeft 52% van de Spanjaarden, 50% van de Duitsers, 38% van de Fransen en
23% van de VS-burgers en de Britten aan dat ze een ongunstige opinie hebben over
moslims. In figuur 5 wordt de negatieve houding tegenover moslims weergegeven
volgens de Duitsers, Fransen en Britten.
Figuur 5: de negatieve houding tegenover moslims volgens de Duitsers, Fransen en Britten
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
30
Er is geen volledig beeld over de omvang, reikwijdte en aard van discriminatie in
Nederland. De aangiftebereidheid is bij sommige groepen beperkt. In Amsterdam
bijvoorbeeld wordt naar schatting van slechts 5% van alle discriminatie incidenten
melding gemaakt bij de politie. RADAR, een bureau voor gelijke behandeling en
tegen discriminatie, geeft aan dat Turken en Marokkanen steeds minder melden.
Ook geeft RADAR aan dat discriminatie als een rode draad loopt door hun leven. In
het melden en actie ondernemen zien moslims geen meerwaarde en hebben
daarnaast geen vertrouwen (I.van der Valk, 2015).
Stand van zaken en beeld moslimdiscriminatie in Nederland
Ineke van der Valk geeft in haar rapport ‘Monitor moslimdiscriminatie’(2015) aan
dat het lastig is om een precies beeld te geven over de stand van zaken aangaande
moslimdiscriminatie in Nederland. Instanties en wetenschappers zijn afhankelijk
van meldingen of moeten aanvullend onderzoek doen. Het bewustzijn over het nut
en noodzaak van het melden van discriminatie varieert tussen gemeensch appen. Zo
is de Joodse gemeenschap vanwege de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog en
Holocaust zich heel bewust en ligt de meldingsbereidheid hoger dan de
moslimgemeenschap. Ook binnen de Surinaamse gemeenschap ligt de
meldingsbereidheid hoger. Dit zou verklaard kunnen worden door de achtergrond
van slavernij en kolonialisme. De meldingsbereidheid in de moslimgemeenschap is
laag. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Zo is men niet altijd op de hoogte van
de mogelijkheid tot melden en van antidiscriminatie voorzieningen en procedures.
Moslims denken daarnaast dat het geen zin heeft om te melden. Daarnaast is er
gebrek aan vertrouwen. Ook het feit dat veel mensen uit deze gemeenschap
laagopgeleid zijn en de negatieve berichtgeving in de media kan een reden zijn dat
men terughoudend is. Een veel voorkomende reactie volgens van der Valk (2015) is
dat moslims liever niet de aandacht op zich vestigen. Er is een grote kloof tussen de
ervaren discriminatie, zoals die naar voren komt in verschillende studies, en het
aantal meldingen van discriminatie. 2.8 Registratie Antidiscriminatiebureaus en aanbevelingen Ineke van der Valk
Registratie discriminatie Antidiscriminatiebureaus
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
31
In 2011 registreerden ADV’s 6.391 meldingen van discriminatie waarvan de meeste
meldingen (46%) op grond van ras waren. Er zijn in 2011 349 meldingen
geregistreerd op grond van godsdienst en deze gaan voor het overgrote deel over
moslimdiscriminatie. Hieronder (Figuur 6) is een overzicht weergegeven van
gronden van de discriminatiemeldingen die binnenkwamen bij de
antidiscriminatiebureaus (I. van der Valk, 2015).
Figuur 6: Overzicht gronden van de discriminatiemeldingen bij de antidiscriminatiebureaus
Aanbevelingen antidiscriminatiebureaus I. van der Valk
Ineke van der Valk geeft in haar rapport (2015) de volgende aanbevelingen mee
voor antidiscriminatiebureaus: een betere, eenduidige aparte registratie,
ondersteuning van initiatieven van de moslimgemeenschap, serieuze bejegening bij
meldingen, adequate afhandeling van meldingen en het verbeteren van de
communicatie met moskeebestuurders. Daarnaast kunnen antidiscriminatiebureaus
Nederlandse moslims en moskeeën beter informeren over het nut, de noodzaak en
de procedures van melden en aangifte doen.
2.9 Situatie moslimdiscriminatie vergeleken met Europese landen
Vergelijking moslimdiscriminatie met Europese landen
Het onderzoeksrapport ‘Monitor Moslimdiscriminatie’ van Ineke van der Valk
(2015) maakt ook een vergelijking met andere landen op het punt van discriminatie
van moslims. In het Verenigd Koninkrijk was er sprake van 584 discriminatie
meldingen bij de politie en antidiscriminatievoorzieningen in de periode tussen
april 2012 en april 2013. Dit zijn discriminatie meldingen op alle gronden.
TellMAMA, een meldorganisatie in het Verenigd Koninkrijk, geeft aan dat er
tussen 22 mei 2013 en heden een vijftigtal daden van agressie tegen moskeeën en
mosliminstituten plaats hebben gevonden. Tussen 1 mei 2013 en maart 2014 zijn er
734 gevallen van anti-moslim agressie gerapporteerd waarvan 599 online en 135
offline. In Frankrijk is het Comité Nationale Consultative des Droits de l’Homme
(CNCDH) verantwoordelijk voor de ontwikkelingen rond racisme en antisemitisme.
In Frankrijk is het aantal discriminatie incidenten de laatste jaren sterk
toegenomen. In 2011 waren er 170 meldingen van discriminatie incidenten, in 2012
469 en in 2013 zijn er 691 discriminatie incidenten geregistreerd. Van de 691
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
32
meldingen waren 51 gericht tegen instellingen als scholen en moskeeën. Ook in
Duitsland is er sprake van een anti-moslim klimaat. Volgens het onderzoek van de
Universiteit van Leipzig staan veel Duitsers afwijzend tegenover moslims. In 2014
gaf 43% van de ondervraagden aan dat ze ‘door de vele moslims zich soms als
vreemde voelen in eigen land’. Ook is er sprake van een toename van agressie
tegen moskeeën. In Duitsland zijn er 700 a 800 zichtbare moskeeën met een
minaret. Daarnaast zijn er 3000 gebouwen, die voorheen een andere bestemming
hadden, die worden gebruikt als gebedsruimte. Volgens cijfers van de Duitse
regering vonden er in in 2013 36 gevallen van agressie tegen moskeeën plaa ts.
Daarnaast is in Duitsland de PEGIDA-beweging in opkomst. De beweging richt
zich sinds oktober 2014 tot verschillende steden. Zij richten zich tegen ‘de
islamisering van het avondland’. De beweging demonstreert wekelijks, waarbij
duizenden mensen meelopen. Angela Merkel, huidige bondskanselier van
Duitsland, heeft opgeroepen om de PEGIDA-beweging niet te volgen omdat het uit
zou zijn op het zaaien van haat.
2.10 Eerder onderzoek in regio NHN mbt meldingsbereidheid
moslimdiscriminatie
Meldingsbereidheid moslims van discriminatie
Volgens het onderzoeksrapport Khadidja Ouamar (2011) blijkt dat moslims (in
Nederland vaak mensen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond) veel
discriminatie ervaren maar dit bijna niet melden. Voor dit onderzoek zijn er 280
moslims tussen de 12 en 25 jaar uit regio NHN ondervraagd. Volgens het rapport is
de voornaamste reden van het niet melden van incidenten dat moslims vinden dat
melden niet helpt. Het onderzoek richt zich op de behoefte van een Turks of
Marokkaans meldpunt. Dit om mogelijke drempels om discriminatie te melden te
verlagen. Uit het onderzoek blijkt dat 82% van de gevallen niet wordt gemeld en
dat 48% aangeeft dat melden geen zin zou hebben. Dat is tevens de reden om niet te
melden. 60% van de respondenten geeft aan wel melding te willen maken als dit
kon bij iemand met dezelfde etnische achtergrond. Zij vinden dit belangrijk omdat
hun probleem dan beter wordt begrepen. Slechts 17% geeft aan dat zij van BDZ
gehoord hebben. Eén van de aanbevelingen die in dit rapport worden gedaan is om
samen te werken met Turkse en Marokkaanse belangenorganisaties in de regio
zodat deze als tussenpersoon kan optreden bij de meldingen. Dit kan mogelijk
effectiever zijn omdat er meer vertrouwen is. Daarnaast blijkt uit het rapport dat
veel moslims BDZ niet kennen. BDZ zou zich kunnen inzetten om de
naamsbekendheid te vergroten. Dit zou bijvoorbeeld bereikt kunnen worden door
voorlichtingen te geven op plaatsen waar moslims bijeenkomen.
Hoofdstuk 3: Onderzoeksaanpak
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksaanpak beschreven. Hierin is per deelvraag
uitgewerkt en verantwoord wat er is gemeten. Daarbij wordt de link gelegd naar het
bronnenonderzoek en het type onderzoek dat is uitgevoerd.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
33
Centrale vraagstelling
Hoe komt BDZ tot beter contact en een betere samenwerking met
moslimorganisaties in haar regio NHN?
Deelvragen
Wat wordt er in dit onderzoek verstaan onder moslimorganisaties?
Wat zijn behoeften van moslimorganisaties en hoe zien zij een eventuele
samenwerking met BDZ?
Hoe ervaren andere antidiscriminatiebureaus in Nederland het contact en de
samenwerking met moslimorganisaties?
De uitwerking van de onderzoeksaanpak staat per deelvraag beschreven op de
volgende pagina.
3.1 Onderzoeksaanpak deelvraag 1:Wat wordt er in dit onderzoek verstaan
onder moslimorganisaties?
Inleiding en doel
Door deze deelvraag te beantwoorden is literatuur- en bronnenonderzoek gedaan
om te beschrijven wat er in dit onderzoek onder moslimorganisaties wordt verstaan.
Er is gezocht naar bronnen over de doelgroep (moslims) en moskeeën in Nederland.
Daarnaast is uitgewerkt hoe moskeeën in Nederland tot stand zijn gekomen om
achtergrondinformatie te bieden aan de lezers die dat nog niet weten. Ook wordt
ingegaan op de verschillende rollen van moskeeën en de activiteiten die daarin
plaatsvinden.
Dataverzameligsmethode
Om deze vraag te beantwoorden is eerst in gesprek gegaan met de opdrachtgever en
hier is een bestand uitgedraaid met de contactgegevens van alle moslimorganisaties
in de regio NHN. Daarnaast is deskresearch gedaan om te kijken welke organisaties
er zijn in de regio. Er is tot alle organisaties uit regio Noord-Holland-Noord waar
moslims samenkomen en elkaar ontmoeten gericht. Dit is ten slotte het werkgebied
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
34
van BDZ. Ook is bronnenonderzoek gedaan om theorieën te vinden over de rol van
moskeeën voor de doelgroep.
Onderzoeksgroepen en verantwoording
De doelgroep van het onderzoek zijn organisaties uit de regio NHN waar moslims
bij elkaar komen waar maatschappelijke thema’s worden besproken. Dit zijn met
name moskeeën. Door middel van een samenwerking met deze organisaties kan de
doelgroep bereikt worden met als uiteindelijk doel de meldingsbereidheid te
vergroten.
Hulpmiddelen en data-analyse
Allereerst is de directeur van BDZ benaderd en is een selectie gemaakt van de
organisaties die zouden worden geïnterviewd. Daarnaast is het internet
geraadpleegd om erachter te komen welke moslimorganisaties er in de regio zijn.
Bruikbaarheid, betrouwbaarheid, validiteit en representativiteit
Deze deelvraag is bruikbaar voor het onderzoek omdat er interviews zijn gehouden
met moslimorganisaties. Daarvoor is het belangrijk om te weten wat de achtergrond
en rol van moslimorganisaties zijn. De doelgroep is bepaald en concreet gemaakt
door uit te werken wat er wordt verstaan onder moslimorganisaties en welke
geïnterviewd zouden worden. Hierdoor is de juiste doelgroep gemeten. De meting
is betrouwbaar omdat de opdrachtgever, het bestand vanuit de organisatie en het
internet is geraadpleegd. Daarnaast heeft de onderzoeker ook gevraagd of er andere
organisaties zijn waarmee BDZ samen kan werken op het punt van het bestrijden
van moslimdiscriminatie.
3.2 Onderzoeksaanpak deelvraag 2: Wat zijn de behoeften van
moslimorganisaties en hoe zien zij een eventuele samenwerking met BDZ?
Inleiding en doel
Door antwoord te krijgen op deze deelvraag is inzicht gekregen in de
mogelijkheden en behoeften van moslimorganisaties voor een eventuele
samenwerking met BDZ. De directeur van BDZ wil samenwerken om
moslimdiscriminatie te bestrijden maar weet daarbij niet wat de behoeften zijn van
moslimorganisaties. Deze deelvraag geeft antwoord op de vraag in hoeverre er
draagvlak is voor een samenwerking.
Dataverzameligsmethode
Voor dit onderzoek zijn half-gestandaardiseerde vragenlijsten opgesteld met een
aantal thematische onderwerpen. Deze thema’s worden hieronder in een tabel
weergegeven:
Thematische onderwerpen
1. Ervaringen van moslimdiscriminatie
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
35
2. Moslimdiscriminatie besproken binnen de organisatie
3. Bekendheid met BDZ
4. Behoefte op het punt van moslimdiscriminatie
5. Verwachtingen van BDZ 6. Wijze contact van BDZ met moslimorganisatie
7. Overige punten
Er zijn open vragen gesteld om inzicht te krijgen in de behoeften van de
moslimorganisaties. Vervolgens zijn contactgegevens verzameld, zijn de
organisaties opgebeld en is de reden van het telefoongesprek uitgelegd. Soms zijn
sleutelfiguren ingezet en is dus via via contact gemaakt met de moslimorganisaties.
Onderzoeksgroepen en verantwoording
BDZ wil samenwerken met de moslimorganisaties om de doelgroep beter te kunnen
bereiken. De doelgroep zijn de moslimorganisaties in de regio NHN. Hiermee is de
doelgroep bepaald en concreet gemaakt. Hiervoor is contact gemaakt met het
bestuur van moslimorganisaties in de regio NHN.
Hulpmiddelen en data-analyse
Allereerst is in overeenstemming met de opdrachtgever een half -gestandaardiseerde
vragenlijst opgesteld. Deze vragenlijst is terug te vinden in bijlage 2. Vervolgens is
contact gemaakt met de moslimorganisaties, welke zijn bezocht, waarna de
interviews werden afgenomen. De interviews werden opgenomen en thuis
uitgewerkt. Hiervoor is alvorens toestemming gevraagd. Niet alle respondenten
hebben toestemming gegeven, sommigen wilden het uit principe niet. Dit werd
gerespecteerd. De antwoorden zijn genoteerd door middel van steekwoorden en zijn
vervolgens thuis verder uitgewerkt.
Bruikbaarheid, betrouwbaarheid, validiteit en representativiteit
Door antwoord te krijgen op deze deelvraag is een groot deel van de centrale vraag
beantwoord. Dit is wellicht de meest belangrijke deelvraag omdat het concreet
inzichten biedt in de behoeften van moslimorganisaties voor een samenwerking. De
betrouwbaarheid wordt verhoogd door met alle organisaties dezelfde thema’s te
bespreken en aan allen dezelfde vragen te stellen. Er is gemeten wat de onderzoeker
wilde weten doordat de juiste vragen zijn gesteld. De vragenlijst is opgesteld in
afstemming met de behoefte van de opdrachtgever.
3.3 Onderzoeksaanpak deelvraag 3: Hoe ervaren andere
antidiscriminatiebureaus in Nederland het contact en de samenwerking met
moslimorganisaties?
Inleiding en doel
Door deze deelvraag te beantwoorden wilde de onderzoeker erachter komen hoe
andere antidiscriminatiebureaus in Nederland het contact en de samenwerking met
moslimorganisaties ervaren. Er werd getracht te onderzoeken of de ADB’s het
verhaal van BDZ NHN herkent.
Hebben zij eventuele samenwerkingsverbanden en zo ja, hoe zijn deze
georganiseerd? Kunnen zij advies meegeven bij het zoeken van contact met
moslimorganisaties?
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
36
Dataverzameligsmethode
Allereerst heeft de opdrachtgever een uitgedraaid bestand meegegeven met
contactgegevens van antidiscriminatiebureaus in Nederland. Vervolgens is in
overeenstemming met de opdrachtgever een vragenlijst en een tabel in de vorm van
een enquête opgesteld. In deze tabel kon door de ADB’s op vier punten worden
aangegeven hoe de ervaringen zijn met moslimorganisaties. Die punten waren
naamsbekendheid, communicatie, contact en opkomst bij uitnodigingen. Daarnaast
is de ADB’s gevraagd of ze nog advies kunnen meegeven bij het maken van contact
met moslimorganisaties.
Onderzoeksgroepen en verantwoording
De medewerkers van andere antidiscriminatiebureaus in Nederland zijn gevraagd
naar hun ervaringen met moslimorganisaties. Hiermee is de doelgroep bepaald en
concreet gemaakt. Is de drempel daadwerkelijk hoog voor Nederlandse
organisaties? Ligt het aan de algemene gesloten houding van de doelgroep of aan
de onjuiste benadering? Wat is de aanpak om een beter contact te krijgen?
Verschillen moslimorganisaties en moslims ook per regio? Antwoorden op deze
vragen hebben inzicht geboden in het probleem van BDZ.
Hulpmiddelen en data-analyse
Een half gestandaardiseerde vragenlijst is opgesteld, samen met een tabel in de
vorm van een enquête. Deze vragenlijst is opgesteld in overeenstemming met de
opdrachtgever. Vervolgens zijn deze vragen via e-mail verstuurd op basis van de
contactgegevens van de antidiscriminatiebureaus. Vervolgens zijn deze ingevuld
terug ontvangen. Deze vragenlijst kunt u terugvinden in bijlage 5.
Bruikbaarheid, betrouwbaarheid, validiteit en representativiteit
Deze deelvraag is bruikbaar omdat er op deze manier achter kan worden gekome n
of het contact en de samenwerking tussen andere antidiscriminatiebureaus elders in
het land wel goed is. Voor het onderzoek heeft ieder antidiscriminatiebureau
dezelfde vragen gesteld gekregen, wat de betrouwbaarheid heeft verhoogd. Door de
juiste personen binnen de antidiscriminatiebureaus te bevragen wordt gemeten wat
de onderzoeker wil weten.
Hoofdstuk 4: Resultaten
Inleiding
In dit hoofdstuk staan de resultaten van het onderzoek. Er wordt benoemd welke
respondenten zijn geënquêteerd en geïnterviewd en waarom er is gekozen voor
specifiek deze respondenten. Daarnaast wordt de relatie tot het doel van het
onderzoek beschreven en worden de resultaten neergezet en geanalyseerd. De
resultaten zijn beschreven op basis van de data-analysetabellen. Deze kunt u in de
bijlage vinden. Vervolgens wordt kort samengevat wat de belangrijkste bevindingen
zijn over de resultaten. De resultaten van de deelvragen worden per deelvraag
beschreven. Tot slot wordt een korte terugblik gedaan op dit hoofdstuk.
4.1 Resultaat Deelvraag 1: Wat wordt er in dit onderzoek verstaan onder
moslimorganisaties?
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
37
Inleiding
Voor het beantwoorden van deze deelvraag is literatuuronderzoek gedaan. Er is
gekeken vanuit verschillende bronnen om in kaart te brengen wat er wordt verstaan
onder moslimorganisaties in dit onderzoek. Het grootste deel van de ondervraagde
groep respondenten bestaan uit moskeeën. Daarom is ervoor gekozen om de
achtergrond van moslims en moskeeën in Nederland toe te lichten. Er is gekozen
om opbouwend te vertellen over de doelgroep (moslims in Nederland) en de
geschiedenis en rol van moskeeën. Hoe zijn moskeeën georganiseerd en wat zijn
hun taken? Welke rol neemt een moskee op zich voor zijn gemeenschap?
Antwoorden op deze vragen worden hieronder beschreven zodat de lezer weet wat
moslimorganisaties inhouden en wat haar taken zijn. Om kennis en inzicht te
vergaren in de behoefte van moslimorganisaties voor een samenwerking met BDZ
dient het begrip moslimorganisaties eerst te worden uitgewerkt.
Moslims in Nederland
Volgens het CBS (2007) wonen er circa 850.000 moslims in Nederland. Dit is
ongeveer 5% van de bevolking. De grootste groep moslims wordt gevormd door
Nederlanders van Turkse (38%) en Marokkaanse (31%) afkomst. Ongeveer 26%
van de moslims in Nederland bestaat uit overige niet -westerse allochtonen. Volgens
het CBS vormen de groep overige niet-westerse allochtonen de Surinamers de
grootste groep moslims, met 34.000 personen. Daarna zijn de Afghanen de grootste
groep, met 31.000 inwoners en de Irakezen met 27.000 inwoners. Er zijn 12.000
autochtone moslims in Nederland.
Geschiedenis moskeeën in Nederland
Volgens het onderzoek ‘moskeeën gewaardeerd’ (Ministerie van Binnenlandse
zaken, 2008) is de eerste moskee in 1951 opgericht door een groep Molukse ex
KNIL-soldaten. Al snel daarna kwamen de gastarbeiders uit Turkije en Marokko die
hun eigen moskeeën oprichtten. In de jaren 70 nam het aantal opgerichte moskeeën
toe omdat de gastarbeiders hun gezinnen lieten overkomen waardo or meer behoefte
was aan moskeeën. Niet alle moslims in Nederland bezoeken regelmatig een
moskee. 38,5% van de Turken en 23% van de Marokkanen geeft aan regelmatig een
moskee te bezoeken. De moskee wordt belangrijk geacht binnen de gemeenschap,
maar is niet de enige plaats waar moslims elkaar ontmoeten (Moskeeën
gewaardeerd, 2008).
Verschillende functies van moskeeën
De moskeeën in Nederland hebben meerdere functies en bieden veel meer dan
religieuze activiteiten. Zo zijn er sociaal-culturele activiteiten als het Suikerfeest,
kermes en nationale feesten van het herkomstland. Ook zijn er educatieve
activiteiten als huiswerkbegeleiding, Nederlandse les, diverse voorlichtingen en de
begeleiding van jongeren. Daarnaast zijn er ook sportieve activiteiten als
sportdagen, voetbaltoernooien, zwemlessen en kampactiviteiten. Ook doen
moskeeën aan interculturele activiteiten als open dagen, debatavonden,
dialoogbijeenkomsten, lezingen en rondleidingen.
Doorverwijsfunctie
De moskee heeft ook een doorverwijsfunctie. De moskee verwijst de gemeenschap
door naar allerlei instellingen voor verschillende zaken. Het netwerk van de moskee
is heel groot.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
38
Moskeeën in Nederland
In Nederland staan 475 moskeeën. Ongeveer 40% van de moslims bezoekt de
moskee en kunnen worden beschouwd al praktiserende moslims. De meeste
moskeeën zijn georganiseerd per etnische groep. De helft van de moskeeën wordt
beheerd door Turkse organisaties die vallen onder het Islamitische Stichting
Nederland (ISN). Marokkaanse moskeeën zijne losser georgani seerd en vaak
zelfstandig. Veel van hen zijn aangesloten bij de Unie van Marokkaanse Moskeeën
in Nederland (UMMON). Er is ook een landelijke platform van koepelorganisaties
van vooral moskeeën die optreedt als officiële gesprekspartner van de Nederlandse
overheid. Dit is het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO).Veel moskeeën
van verschillende koepels en organisaties zijn in het CMO vertegenwoordigd. Bijna
de helft van de moskeeën is te vinden in de Randstad, waar relatief veel moslims
wonen (I.van der Valk, 2015).
Moslimorganisaties
Alle organisaties waar moslims samenkomen en elkaar ontmoeten worden in dit
onderzoek moslimorganisaties genoemd. Plekken waar moslims samenkomen zijn
hoofdzakelijk moskeeën, maar dat hoeft niet. Het gaat vooral om organisati es waar
culturele, religieuze en maatschappelijke activiteiten plaatsvinden. Ook
jongerenverenigingen en zelforganisaties waar moslims samenkomen worden voor
dit onderzoek gedefinieerd als moslimorganisaties.
Moslimorganisaties Noord-Holland-Noord
Dit onderzoek is gericht op de regio NHN omdat dit in overeenstemming met de
opdrachtgever is afgesproken. Dit is tenslotte het werkgebied van BDZ. Via de
website moskeewijzer.nl is in kaart gebracht hoeveel moskeeën er in NHN zijn. Dit
zijn de volgende:
Abdulkadir Ceylani moskee (Hoorn)
Alaadddin moskee (Enkhuizen)
Aya Sofya moskee (Den Helder)
Fatih moskee (Medemblik)
Haci Bayram moskee (Alkmaar)
Haci Bektas Veli Vereniging (Alkmaar)
Mimar Sinan moskee (Heerhugowaard)
Moskee Al Fath (Hoorn)
Moskee Al Mohsinin (Langedijk)
Moskee Al Islam (Alkmaar)
Moskee Bilal (Alkmaar)
Moskee Khalid (Heerhugowaard)
Nida Ul Islam moskee (Den Helder)
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
39
Figuur 7: Moskeeën in Noord-Holland-Noord volgens moskeewijzer.nl
Verenigingen en zelforganisaties waar moslims samenkomen
In regio Noord-Holland-Noord zijn er niet veel verenigingen waar moslims
samenkomen. Een selectie van de grootste verenigingen waar moslims samenkomen
in de regio worden hieronder weergegeven:
o Jongerenvereniging Perspectiv
Jongerenvereniging Perspectiv is een initiatief van jongeren in Alkmaar dat
is opgericht in 2001. Deze groep jongeren ondersteunt en motiveert
Alkmaarse jongeren op elk vlak van hun ontwikkeling. Door de jonge samenstelling van de begeleiders is Perspectiv in staat zich beter in de positie van de jeugd te verplaatsen en sneller in te spelen op de meest recente ontwikkelingen.
o Alkmaarse Diversiteit Stichting
De Alkmaarse Diversiteit Stichting (ADS) is opgericht in 2012 door act ieve
en betrokken mensen uit Alkmaar met verschillende achtergronden. De
stichting richt zich op het in contact brengen van diverse bevolkingsgroepen
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
40
met verschillende instellingen. Daarnaast biedt ADS advies en ondersteuning
op de brede terreinen van diversiteit, emancipatie en participatie van
allochtone ouderen. ADS voert verschillende projecten uit en organiseert
activiteiten.
o Stichting MAJO (Multicultureel Alkmaar Jong & Oud) Het doel van Stichting MAJO is om een interculturele samenleving te helpen
bouwen waarin iedereen zich thuis voelt en waar mensen kennis kunnen
nemen van elkaars cultuur, zodat een beter wederzijds begrip van levensvisie
ontstaat. Stichting MAJO heeft een netwerk in Alkmaar met verschillende
instellingen en voert verschillende projecten uit op het gebied van educatie,
sport en wijkpreventie.
Eigen bevindingen
In Noord-Holland-Noord zijn er in totaal dertien moskeeën. Het valt op dat de
meeste moskeeën in NHN tot de Turkse gemeenschap behoren (zeven moskeeën ).
Dat is ook niet onverwachts aangezien de moslims van Turkse komaf de grootste
groep moslims in Nederland vormen. Daarnaast is het opvallend dat er in NHN heel
weinig (3) actieve verenigingen zijn waar moslims samenkomen.
4.2 Resultaat deelvraag 2: Wat zijn behoeften met moslimorganisaties en hoe
zien zij een eventuele samenwerking met BDZ?
Inleiding
Door deze vraag te beantwoorden kan een goed beeld verkregen worden van de
behoefte van de moslimorganisaties met betrekking tot een samenwerking met
BDZ. In regio Noord-Holland-Noord zijn er in totaal zestien moslimorganisaties.
De grootste groep wordt gevormd door dertien moskeeën. Daarnaast zijn er drie
actieve verenigingen waar moslims samen komen. In totaal hebben elf van de
zestien moslimorganisaties meegedaan aan dit onderzoek door middel van een
kwalitatief interview. Onder de elf moslimorganisaties zijn acht moskeeën en drie
verenigingen. Hieronder worden de ondervraagde moslimorganisaties op
alfabetische volgorde weergegeven:
Abdulkadir Ceylani moskee (Hoorn)
Alaadddin moskee (Enkhuizen)
Alkmaarse Diversiteits Stichting (Alkmaar)
Fatih moskee (Medemblik)
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
41
Haci Bayram moskee (Alkmaar)
Haci Bektas Veli Vereniging (Alkmaar)
Mimar Sinan moskee (Heerhugowaard)
Moskee Al Mohsinin (Langedijk)
Moskee Al Islam (Alkmaar)
Stichting MAYO (Alkmaar)
Vereniging Perspectiv (Alkmaar)
De interviews zijn bij de moslimorganisaties afgenomen aan de hand van een
vragenlijst. Deze staat in bijlage 2. In de vragenlijst zijn verschillende vragen
opgesteld die antwoord moeten geven op de deelvraag. De citaten die antwoord
geven op de vragen zijn in een data-analysetabel opgenomen. Deze is terug te
vinden in bijlage 3. De vragen zijn in de data-analysetabel opgenomen en verdeeld
onder zeven thema’s. Hieronder is een overzicht van deze thema’s weergegeven:
1. Ervaringen van moslimdiscriminatie in Nederland en de omgeving.
2. Moslimdiscriminatie besproken binnen de organisatie.
3. Bekendheid met BDZ.
4. Behoefte op punt van moslimdiscriminatie.
5. Verwachtingen moslimorganisaties van BDZ.
6. Wijze van contact met moslimorganisaties.
7. Overige punten.
1. Herkennen van moslimdiscriminatie in Nederland en de omgeving
Van alle elf ondervraagde moskeeën geven op één na alle respondenten (91%) aan
moslimdiscriminatie in Nederland en de omgeving te herkennen. Het gaat daarbij
om het herkennen van moslimdiscriminatie in brede zin. Om discriminatoire
agressie tegen de moslimorganisatie en ervaringen van moslimdiscriminatie in de
eigen omgeving en privésfeer. Eén respondent herkent dit niet en geeft daarbij aan
dat er geen spanningen zijn rondom de moskee. Twee respondenten geven daarbij
aan dat er ook sprake is geweest van agressie tegen de moskee door brandstichting,
ingegooide ramen, leuzen op de muren, etc. Twee respondenten ervaren dat er
spanningen, afstand en vijandigheid is tegen de moslims. Dit zou door de media
komen, maar ook de politieke partij PVV en terreurorganisatie IS worden genoemd.
Een respondent geeft aan zich bekeken te voelen vanwege het islamitisch uiterlijk.
Het ging hierbij om het hebben van een baard. Vijf respondenten geven aan dat ze
verhalen om hun heen horen met betrekking tot moslimdiscriminatie in openbare
ruimtes als bijvoorbeeld aan de kassa, bij instanties, op stages of bij he t zoeken
naar een stage.
Figuur 8: Herkennen van moslimdiscriminatie
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
42
2. Moslimdiscriminatie besproken binnen organisatie
Op de vraag of moslimdiscriminatie wordt besproken binnen de organisatie geven
acht van de elf respondenten (73%) aan dat moslimdiscriminatie wordt besproken.
Drie van de elf respondenten geven aan dat moslimdiscriminatie alleen tijdens
gebeurtenissen (bijvoorbeeld de aanslag op het hoofdkantoor van het satirische
weekblad ‘Charlie Hebdo’ in Parijs) of na uitspraken van Wilders wordt besproken
en daarbuiten weinig. De moslimorganisaties proberen de negatieve stemming dan
om te buigen tot iets positiefs en roepen de gemeenschap op om kalm te blijven.
Ook wordt er advies gegeven over de manier waarop moslims het beste met de
situatie om kunnen gaan.
Figuur 9: Moslimdiscriminatie besproken binnen de moslimorganisaties
3. Bekendheid met Bureau Discriminatiezaken
De moslimorganisaties zijn gevraagd of zij van het bestaan van Bureau
Discriminatiezaken afweten. Hierbij geeft iets meer dan de helft van de
respondenten (55%) aan bekend te zijn met BDZ. Zij weten wat BDZ doet, en twee
hiervan hebben eerder met BDZ samengewerkt. Vier respondenten (35%) geven aan
dat ze BDZ alleen van naam kennen en erover hebben gehoord. Eén respondent
geeft aan BDZ niet te kennen en hoort het voor het eerst.
Figuur 10: Bekendheid met BDZ
91%
9%
Herkennen van moslimdiscriminatie
herkentmoslimdiscriminatie
herkent het niet
73,00%
27,00%
Moslimdiscriminatie besproken binnen
organisatie
Ja besproken
Nee, alleen nagebeurtenissen
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
43
4. Behoefte moslimorganisaties wat betreft moslimdiscriminatie
Op de vraag wat de behoefte is van de moslimorganisaties wat betreft
moslimdiscriminatie hebben tien respondenten antwoord gegeven. De helft van de
respondenten geeft hier aan dat er behoefte is aan meer, maar vooral duurzaam
contact. Het contact zou niet moeten blijven bij eenmalig contact maar zou
structureel plaats moeten vinden. De behoefte aan bijeenkomsten om kennis te
maken met BDZ en elkaar te leren kennen wordt vijf keer genoemd. Een derde van
de respondenten benoemt de behoefte aan voorlichting over discriminatie en twee
respondenten benoemen de behoefte aan klachtenregistratie. Ook wordt benoemd
dat BDZ zich sterk kan maken voor meer diversiteit bij autoriteiten. Er zou meer
diversiteit met betrekking tot verschillende etnische afkomsten moeten zijn bij de
gemeente, de politie en brandweer. Eén respondent geeft aan altijd gelijkwaardig
bij alle initiatieven en activiteiten van BDZ betrokken te willen worden, niet enkel
selectief.
Eén respondent geeft aan de behoefte te hebben dat BDZ samen met
moslimorganisaties dialoogbijeenkomsten kan organiseren waarbij moslims en niet -
moslims elkaar kunnen leren kennen. Ook is genoemd dat BDZ een brugfunctie kan
uitoefenen voor het bemiddelen van stageplaatsen voor Islamitische studenten. Eén
respondent geeft aan dat op dit moment geen behoefte te hebben voor een
samenwerking met BDZ.
Tabel 1: Verschillende behoeften genoemd door moslimorganisaties
Behoefte Hoeveel genoemd
Duurzaam contact 5 keer genoemd
Bijeenkomsten 5 keer genoemd
Voorlichting 3 keer genoemd
Klachtenregistratie 2 keer genoemd
Diversiteit binnen organisaties 1 keer genoemd
Gelijkwaardig betrokken initiatieven 1 keer genoemd
Geen behoefte 2 keer genoemd
55,00%35,00%
10%
Bekendheid met BDZ
bekend
alleen van naam
nooit van gehoord
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
44
5. Verwachtingen moslimorganisaties van BDZ
Op de vraag wat de verwachtingen zijn van moslimorganisaties van BDZ geven
respondenten een varieteit aan antwoorden. Logischerwijs is hier ook een overlap
met hun behoeften. Er wordt twee keer genoemd dat BDZ de moslims positief kan
neerzetten. Dit is volgens de respondenten nodig omdat de moslims in Nederland
negatief worden afgeschilderd. Daarnaast geven respondenten aan verschillende
verwachtingen te hebben van BDZ. Deze verwachtingen zijn hieronder in figuur 12
weergegeven.
Figuur 11: Verwachtingen moslimorganisaties van BDZ
6. Wijze contact met moslimorganisaties
Op de vraag op welke wijze BDZ contact moet zoeken met moslimorganisaties
komen verschillende antwoorden naar voren. Twee respondenten geven aan dat een
persoonlijke benadering gewenst is en bij meerdere malen contact het liefst door
dezelfde vertrouwde persoon. Ook wordt er twee keer genoemd om gewoon langs
de organisaties te gaan. Dit zou beter werken dan e-mailen of het inspreken van een
voicemail. Drie respondenten zijn van mening dat BDZ aan zijn naamsbekendheid
moet werken en dit kan bereiken door zich gewoon voor te stellen. Ook is genoemd
dat BDZ zich beter zou kunnen presenteren en uitleggen wie zij zijn, wat ze doen
en waarom ze aankloppen. Dit was voor één organisatie geheel onduidelijk. Eén
respondent geeft aan dat BDZ dichter bij de moslimgemeenschap zou kunnen staan.
Dit omdat de moslims volgens de respondent het slachtoffer zijn van discriminatie.
Daarom verwacht de respondent ondersteuning van BDZ.
7. Overige punten
Een belangrijk gegeven in dit onderzoek is dat er sprake is van een bestuur dat om
de twee jaar wisselt. Om deze reden moet het contact warm gehouden worden,
omdat het contact anders verwatert. Ook geven drie respondenten aan geen
Verwachtingen BDZ
investeren in duurzame
relatie
actiever optreden
werken aan naamsbekend
heid
sterk maken voor
diversiteit in organisaties
openbaar zijn en neutraliteit
bewaken betrokken bij integratiebeleid
meer werken vanuit 1 systeem
(centraler)
duurzaam beleid met
regie
dialoogbijeen-komsten
organiseren
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
45
vertrouwen te hebben in Nederlandse instellingen en twee respondenten zijn van
mening dat moslims over het algemeen passiever zijn en het meer aandacht vraagt
om ze te bereiken.
Eigen bevindingen
Het valt op dat op één na alle respondenten moslimdiscriminatie herkennen en
aangeven dat moslimdiscriminatie ook wordt besproken binnen de organisatie. Iets
meer dan de helft van de respondenten (zes van de elf) geeft aan BDZ te kennen en
vier respondenten kennen BDZ alleen van naam. Meerdere malen is genoemd dat
BDZ meer zou kunnen werken aan zijn naam. Ook is er een algemene verwachting
dat BDZ actiever moet optreden voor de moslimgemeenschap. De helft van de
respondenten hebben behoefte aan bijeenkomsten en meer duurzaam contact.
Daarnaast is er behoefte aan voorlichtingen en klachtenregistratie. Vanuit de
moslimorganisaties is een persoonlijke benadering gewenst. Daarnaast wordt
genoemd dat BDZ gewoon langs kan komen en zich beter zou kunnen presenteren
door uit te leggen wie BDZ is en wat zij doen. Deze gegevens laten zien dat de
moslimorganisaties willen zien met wie ze te maken hebben en niet zomaar
overgaan tot contact maken. Over het algemeen kan gezegd worden dat
moslimorganisaties behoefte hebben aan beter contact en open staan voor een
samenwerking, maar wel afwachtend zijn op een actie vanuit BDZ. Bij het afnemen
van de interviews zijn er al gegevens uitgewisseld als een eerste stap richting het
leggen van contact.
4.3 Resultaat deelvraag 3: Hoe ervaren andere antidiscriminatiebureaus in
Nederland het contact en de samenwerking met moslimorganisaties?
Inleiding
Om deze deelvraag te beantwoorden zijn vragenlijsten gestuurd naar verschillende
ADB’s in Nederland. Tien ADB’s hebben meegedaan aan dit onderzoek. In de
vragenlijst konden de respondenten een tabel invullen op diverse punten:
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
46
1. Naamsbekendheid van de ADB bij moslimorganisaties.
2. Communicatie met moslimorganisaties.
3. Contact met moslimorganisaties.
In deze tabel konden de respondenten aangeven op welke punten het goed gaat en
op welke punten het beter kan.
1. Naamsbekendheid
Van de tien ondervraagde ADB’s gaven alle respondenten (100%) aan dat de
naamsbekendheid van de ADB bij moslimorganisaties wel beter kan. Hierover
geven respondenten verschillende opmerkingen: sommige moskeeën zouden naar
binnen gericht zijn en er zou weinig doorverwijzingen zijn vanuit
moslimorganisaties. Eén respondent gaf aan dat zij investeren in de
naamsbekendheid door deel te nemen aan onderzoeken, bijeenkomsten bij te wonen
en contact te leggen met moslimorganisaties.
2. Communicatie
Van de ondervraagde ADB’s is 80% van mening dat de communicatie ook beter kan
tussen de ADB en moslimorganisaties. Twee respondenten geven aan dat de
communicatie goed is. Respondenten geven hier verschillende opmerkingen bij. Zo
geven twee respondenten aan dat er behoefte is aan meer contact. Twee
respondenten zijn van mening dat contact via sleutelfiguren/contactpersonen beter
werkt. Ook wordt aangegeven dat het contact moeizaam gaat omdat er sprake is van
een wisselend bestuur (vaak om de twee jaar) waardoor er steeds opnieuw moet
worden geïnvesteerd om (opnieuw) contact te maken met het nieuwe bestuur.
3. Contact
Op de vraag hoe het contact is met moslimorganisaties geeft 63% van de
respondenten aan dat dit beter kan. Twee respondenten geven aan dat het contact
goed gaat. Respondenten geven ook hier verschillende opmerkingen bij: er is meer
behoefte aan contact, vertrouwen opbouwen kost veel tijd, het contact gaat stroef
en alleen via via zou werken.
Eigen bevindingen op de bovengenoemde drie punten
Het valt op dat alle ondervraagde ADB’s van mening zijn dat de naamsbekendheid
beter kan. Daarnaast is een groot deel van de respondenten van mening dat er ook
op het punt van de communicatie verbeterpunten zijn en dat er behoefte is aan meer
contact.
Adviezen Antidiscriminatiebureaus
ADB’s zijn gevraagd of ze nog advies hebben voor BDZ wat betreft het contact
maken met moslimorganisaties. De respondenten geven hierbij verschillende
adviezen. Deze adviezen staan in citaten weergegeven in de onderstaande tabel:
Tabel 2: Adviezen ADB’s voor contact met moslimorganisaties
‘Investeer tijd, vind de juiste
contactpersoon, ga langs en maak
‘Begin is lastig, met de juiste
contactpersoon gaat het goed.’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
47
contact’
‘Bezoek de moskee meerdere malen met
dezelfde vertrouwde persoon’
‘Bij komst moskeeën is er vaak
weerstand, ondersteunen moskeeën en
begeleiden proces’.
‘Wees niet terughoudend. Vaak is er
angst en onwennigheid bij benaderen
moskeeën maar laat dat los. Niet ervan
uitgaan dat het moeilijk is.’
‘Grote verschillen in bestuurders
moslimorganisaties, sommige spreken
voor zichzelf en niet voor de
gemeenschap.’ Dit goed van elkaar
onderscheiden en rekening mee houden.’
‘Niet problemen voor moslimorganisatie
willen oplossen maar
meedenken/ondersteunen’
‘Antidiscriminatiebureaus over het
algemeen afwachtend, meer initiatief
nemen en erop af.’
‘Ga erop af (proactief) en laat
wederzijds belang merken’.
‘Ingang krijgen bij de moskee door via via
contact te maken.’
‘Veel tijd investeren in contact.’
‘Duurzaam contact houden en niet alleen
na gebeurtenissen.’
‘Geduld bij investeren contact.’
‘Iemand met moslimachtergrond
aanstellen voor het contact.’
Eigen bevindingen op de adviezen van de ADB’s
Het valt op dat er drie keer wordt genoemd dat er meer tijd moet worden
geïnvesteerd. Hierbij wordt ook genoemd dat er geduld moet zijn bij het investeren
van contact. Vier respondenten zijn van mening dat de juiste contactpersoon moet
worden aangesteld en dat dit bereikt kan worden door via via te zoeken. Vier
Respondenten vinden dat een ADB niet terughoudend moet zijn, erop af moet door
meer initiatief te nemen. Dit betekent niet dat adviezen die niet meerdere malen
zijn genoemd minder zwaar wegen. Alle adviezen staan op zich.
Hoofdstuk 5: Conclusies, aanbevelingen en reflectie
Inleiding:
In dit hoofdstuk worden conclusies getrokken op basis van de resultaten en het
theoretisch kader. De conclusie bevat de beantwoording per deelvraag en tot slot op
de hoofdvraag. Vervolgens worden aanbevelingen gedaan op basis van de conclusie
en tot slot wordt een kritische reflectie op de beperkingen en onafhankelijkheid, de
aanpak, planning en de uitkomst van het onderzoek beschreven.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
48
Centrale vraagstelling
Hoe komt BDZ tot beter contact en een betere samenwerking met
moslimorganisaties in haar regio NHN?
Deelvragen
Wat wordt er in dit onderzoek verstaan onder moslimorganisaties?
Wat zijn behoeften van moslimorganisaties en hoe zien zij een eventuele
samenwerking met BDZ?
Hoe ervaren andere antidiscriminatiebureaus in Nederland het contact en de
samenwerking met moslimorganisaties?
Wat zeggen deskundigen op het gebied van moslimdiscriminatie en
moslimorganisaties over de resultaten van dit onderzoek?
De conclusies worden per deelvraag weergegeven op de volgende pagina.
5.1 Conclusie deelvraag 1: Wat wordt er in dit onderzoek verstaan onder
moslimorganisaties?
Conclusie
Kortom, ‘moslimorganisaties’ zijn organisaties waar culturele, religieuze en
maatschappelijke activiteiten plaatsvinden. Dit zijn met name moskeeën maar ook
verenigingen in de regio Noord-Holland-Noord waar moslims samenkomen en
elkaar ontmoeten. In totaal zijn er zestien moslimorganisaties in de regio NHN
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
49
waarvan dertien moskeeën en drie actieve verenigingen waar moslims samen
komen.
5.2 Conclusie deelvraag 2: Wat zijn behoeften van moslimorganisaties en hoe
zien zij een eventuele samenwerking met BDZ?
Geconcludeerd kan worden dat alle moslimorganisaties moslimdiscriminatie
herkennen. Moslimdiscriminatie is een onderwerp binnen de gemeenschap en wordt
besproken binnen de organisatie. In hoofdstuk twee van dit onderzoeksrapport is te
lezen dat het onderzoek ‘ervaren discriminatie’ van het Sociaal Cultureel
Planbureau (2014) beschrijft dat de aanwezigheid van de islam en moslims door
politici en de media afgeschilderd worden als bedreigingen voor de Nederlandse
maatschappij en Nederland meer moet doen tegen racisme (Ecri, 2013). Het rapport
geeft verder aan dat bijna twee op de drie moslims ten minste één discriminatie-
ervaring heeft gehad in het afgelopen jaar. Zowel de ervaringen van de
moslimorganisaties als het rapport van het SCP schetsen een goed beeld van de
omvang en aanwezigheid van moslimdiscriminatie in Nederland. Volgens deze
gegevens mag gezegd worden dat er voldoende feiten zijn om te spreken over
moslimdiscriminatie in Nederland.
Geconcludeerd kan worden dat de naamsbekendheid van BDZ laag is bij de
moslimorganisaties. Een deel van de moslimorganisaties is ook van mening dat
BDZ aan zijn naam moet werken.
Geconcludeerd kan worden dat de moslimorganisaties over het algemeen behoefte
hebben aan duurzaam contact, bijeenkomsten en voorlichting over discriminatie.
BDZ kan met een goede samenwerking mooie dingen bereiken. In hoofdstuk twee
van dit onderzoek wordt beschreven dat er volgens Kaats (2009) mooie
ontwikkelingen in het verschiet liggen op het gebied van een samenwerking als het
organiseren tussen organisaties goed werkt, mits de juiste bestuurlijke beslissingen
worden genomen en in operationele zin de zaken ook echt worden opgepakt.
Daarnaast schrijft Kaats:‘er zijn niet alleen rationele motieven om samen te werken.
Vaak hebben bestuurders persoonlijke overtuigingen en drijfveren om samen te
werken met andere organisaties.’ Tijdens dit onderzoek heeft de onderzoeker
gemerkt dat de directeur van BDZ heel gedreven is en zich inzet om
moslimdiscriminatie te bestrijden. Hij wil dit bereiken door een samenwerking op
te zetten. Dit onderzoek zou een aanleiding moeten zijn voor een actie vanuit BDZ.
Kaats benoemt ook dat organiseren tussen organisaties een vorm van organiseren is
waarbij mensen uit autonome organisaties ertoe overgaan duurzame afspraken te
maken. Ook door Kaats wordt het woord duurzaam genoemd voor een succesvolle
samenwerking. Bij het investeren in duurzaam contact moet BDZ rekening houden
met het wisselende bestuur in moslimorganisaties.
Een derde van de moslimorganisaties geven aan dat er geen vertrouwen is in
Nederlandse instellingen. Ook in hoofdstuk twee is te lezen dat Ineke van der Valk
(2015) in haar rapport aangeeft dat er vanuit de moslimgemeenschap sprake is van
gebrek aan vertrouwen in Nederlandse instanties.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
50
5.3 Conclusie deelvraag 3: Hoe ervaren andere antidiscriminatiebureaus in
Nederland het contact en de samenwerking met moslimorganisaties?
Conclusie ervaringen ADB’s
Alle ADB’S zijn van mening dat de naamsbekendheid van de ADB bij
moslimorganisaties wel beter kan en hieraan gewerkt moet worden. Ook als het
gaat om communicatie (80%) en contact (63%) zijn er verbeterpunten. Zo is er
behoefte aan meer contact. Dit kan volgens een aantal respondenten goed worden
gerealiseerd via sleutelfiguren. Najoua Oumar (2011) geeft in haar rapport ook aan
dat 60% van de moslims aangeeft wel melding te willen maken als dit kon bij
iemand met dezelfde etnische achtergrond omdat hun probleem dan beter wordt
begrepen. De ADB’s benoemen het wisselende bestuur als één van de oorzaken
waardoor het contact moeizaam verloopt. Dit punt wordt ook benoemd door de
moslimorganisaties. Ook wordt genoemd dat het opbouwen van vertrouwen veel
tijd kost wat ook weer terugkomt in het rapport van Ineke van der Valk. Het valt op
dat de ADB’s over het algemeen vinden dat er meer behoefte is aan contact en
gewerkt moet worden aan de naamsbekendheid. Dit wordt ook genoemd vanuit de
moslimorganisaties.
Advies ADB
ADB’s zijn gevraagd of ze nog advies hebben voor BDZ wat betreft het contact
maken met moslimorganisaties. Geconcludeerd kan worden dat er meer tijd in het
contact moet worden geïnvesteerd en meer initiatief moet worden genomen. Dit kan
worden gerealiseerd door de juiste contactpersoon aan te stellen (via via). Dit komt
overeen met de behoeften van de moslimorganisaties die behoefte hebben aan een
persoonlijke benadering en een actiever optreden van BDZ.
5.4 Conclusie op de hoofdvraag
Hieronder wordt nogmaals de hoofdvraag weergegeven.
Hoe komt BDZ tot beter contact en een betere samenwerking met
moslimorganisaties in haar regio NHN?
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
51
Allereerst kan geconcludeerd worden dat er sprake is van moslimdiscriminatie, ook
in regio Noord-Holland-Noord. Verschillende studies bevestigen dit en
moslimdiscriminatie wordt ook herkent door moslimorganisaties in dit onderzoek.
Het bestrijden van moslimdiscriminatie is de aanleiding van BDZ voor dit
onderzoek en het gemeenschappelijk belang van BDZ en moslimorganisaties voor
een samenwerking.
‘Volgens de theorie komt een samenwerking tot stand door de drijfveer en
persoonlijke overtuigingen van bestuurders. De directeur van BDZ zou zich dan
ook moeten blijven inzetten om een samenwerking op te zetten.’
Aan de hand van de resultaten kan het volgende worden geconcludeerd:
o Moslimorganisaties hebben behoefte aan duu rzaam contact. Ook de ADB’s
benoemen dit. Hier liggen kansen en mogelijkheden. Er wordt verwacht dat
BDZ vooral investeert in duurzaamheid. BDZ zou niet alleen contact moeten
zoeken na een aanleiding maar de contacten altijd warm moeten houden.
o Door tijd te investeren in het contact kan BDZ vertrouwen opbouwen om te
komen tot een succesvolle duurzame samenwerking. Investeren in goed
contact met moslimorganisaties vraagt om meer tijd en aandacht.
o Voor een effectief contact met moslimorganisaties is een persoonlijke
benadering gewenst en het liefst wordt eenzelfde contactpersoon
aangehouden bij meerdere malen contact. Ook de juiste contactpersoon is
hierbij belangrijk. Dit kan gerealiseerd worden door via via te zoeken naar
sleutelfiguren. Voor iemand met een moslimachtergrond of dezelfde taal is
de drempel lager dan voor iemand van buiten. Iemand aanstellen met
dezelfde achtergrond is niet de enige manier om in contact te komen, maar
het maakt het contact wel makkelijker.
o Zowel de moslimorganisaties als de ADB’s erkennen de lage
naamsbekendheid van de antidiscriminatiebureaus. BDZ zou zich kunnen
inzetten om de naamsbekendheid in de regio te vergroten.
o In veel moslimorganisaties is er sprake van een wisselend bestuur. Meestal is
dit om de twee jaar. Dit is een relatief korte periode waardoor er steeds
opnieuw moet worden geïnvesteerd in het contact met het nieuwe bestuur.
Hier dient BDZ rekening mee te houden.
o Zowel vanuit de ADB’s als de moslimorganisaties zijn er geluiden over het
gebrek aan vertrouwen in Nederlandse instellingen. Opbouwen van
vertrouwen kost tijd. BDZ moet er rekening mee houden dat dit niet van de
één op de andere dag zal gaan.
5.5 Aanbevelingen
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
52
o BDZ kan samen met de moslimorganisaties een plan maken waarin er een
aantal momenten per jaar structureel bij elkaar kan worden gekomen. In deze
bijeenkomst kan de voortgang worden geëvalueerd en vooruit worden
gekeken. Dit plan kan worden afgestemd per moslimorganisatie of een
algemeen plan voor alle moslimorganisaties. Dit is afhankelijk van de vraag
en behoefte vanuit de moslimorganisaties. Op deze manier kan BDZ de
contacten warm houden.
o BDZ kan overwegen om iemand aan te stellen die contact houdt met de
moslimorganisaties. Hierdoor kan BDZ meer tijd investeren in een duurzaam
contact. Maak het contact effectiever door iemand met een
moslimachtergrond en/of dezelfde taal. Hiermee neemt BDZ de drempel en
het gebrek aan vertrouwen weg en wordt de benadering persoonlijker.
o Nu het eerste contact is gelegd, de gegevens zijn uitgewisseld en de
moslimorganisaties op de hoogte zijn van het initiatief van BDZ, kan BDZ
een bijeenkomst organiseren en moslimorganisaties uitnodigen om haar voor
te stellen en kennis te maken. Bij deze bijeenkomst kan BDZ haar doel en
aanbod presenteren en vervolgens afspraken maken, wat weer kan leiden tot
een samenwerkingsverband.
o Vervolgonderzoek is aan te bevelen indien dit onderzoek heeft geleid tot een
samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties. Er kan dan een evaluerend
onderzoek verricht worden naar het resultaat van de samenwerking.
Onderzocht kan worden wat de samenwerking heeft betekend voor BDZ,
voor de moslimorganisaties en voor de doelgroep.
o Samen met de moslimorganisaties kan worden afgesproken dat wanneer er
een bestuurswisseling plaatsvindt, BDZ hiervan op de hoogte kan worden
gebracht zodat er contact kan worden gemaakt met het nieuwe bestuur.
o BDZ zou moeten investeren in haar naamsbekendheid. Dit kan BDZ
realiseren door bijeenkomsten bij te wonen, campagnes te organiseren en
door contacten te leggen.
5.6 Kritische reflectie
In dit stuk wordt een kritische reflectie beschreven op de beperkingen,
onafhankelijkheid, aanpak, planning en uitkomsten van dit onderzoek.
Doordat een deel van het onderzoek plaats heeft gevonden in de
zomervakantie en de ramadanmaand was het lastiger om moslimorganisaties
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
53
te bereiken. Ik merkte dat het buiten de vakantie om veel gemakkelijker was
om leden van het bestuur te bereiken.
Gezegd mag worden dat ik ook een moslimachtergrond en Turkstalig ben,
waardoor het leggen van contact en de communicatie me gemakkelijk afging.
De drempel was daarmee lager dan als een willekeurig iemand de
moslimorganisaties zou benaderen. Dit is echter een voorzichtige aanname.
Daarnaast zijn sommige interviews in het Turks afgenomen, wat invloed kan
hebben gehad op de inhoud. Dit omdat de respondent zich op sommige
momenten tijdens het interview beter kon verwoorden. Ik ben wel zorgvuldig
geweest met de vertaling, waardoor dit geen invloed heeft gehad op de
resultaten.
Het betreft een kwalitatief onderzoek waarvan de resultaten bruikbaar zijn
voor BDZ. Het is een bescheiden kleinschalig onderzoek dus
wetenschappelijk gezien niet representatief voor alle moslimorganisaties in
Nederland. Hoewel andere antidiscriminatiebureaus in Nederland wel het
moeizame contact herkennen, is het op dat punt weer wel representatief.
Moslimorganisaties hebben over het algemeen ruime openingstijden. Dit
geldt echter niet voor het bestuur. Mensen uit het bestuur hebben daarnaast
ook een baan, waardoor ze geen standaardtijden hebben zoals reguliere grote
organisaties dat wel hebben. Hierdoor moest ik flexibel zijn in mijn agenda.
Ondanks mijn moslimachtergrond ben ik neutraal en objectief gebleven
tijdens het onderzoek. De focus van het onderzoek ligt dan ook niet op
moslimdiscriminatie maar op een samenwerking me moslimorganisaties. Ik
heb mijn neutraliteit en professionaliteit goed kunnen bewaken tijdens het
onderzoek.
Literatuurlijst
Kadernota Gemeentelijk antidiscriminatiebeleid. (2009). Geraadpleegd van
http://www.bureaudiscriminatiezaken.nl/knalcarte10.pdf
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
54
Visie en meerjarenplan 2014-2018 Art.1 Bureau Discriminatiezaken NHN. (2014). Geraadpleegd van
http://art1nhn.nl/wp-content/uploads/2014/04/Visie-Meerjarenplan-2014_2018.pdf
Ouamar, K. (2011, 17 juni). Vraag naar doelgroepgerichte discriminatiemeldpunten. Geraadpleegd van
http://wordpress.art1nhn.nl/wp-content/uploads/2013/07/Rapportage-doelgroepgerichten-
meldpunten.pdf
Voortgangsbrief discriminatie. (2015, 11 februari). Geraadpleegd van
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2015/02/12/inhoudsopgave -bijlage-
bij-voortgangsbrief-discriminatie.html
Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). (2014). Ervaren discriminatie in Nederland . Geraadpleegd van
http://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2014/Ervaren_discriminatie_in_Nederland
Verordening inrichting Antidiscriminatievoorziening gemeente Alkmaar. (2010, 01 januari).
Geraadpleegd van http://alkmaar.regelingenbank.nl/zoek -
intekst/antidiscriminatievoorziening/Verorde ning-inrichting-Antidiscriminatievoorziening-gemeente-
Alkmaar/01-01-2010
Jaarbericht 2014 Art.1 Bureau Discriminatiezaken NHN. (2015). Geraadpleegd van http://art1nhn.nl/wp -
content/uploads/2015/03/Jaarbericht -2014.pdf
Uitspraak zaak Wilders Rechtbank Amsterdam. (2011, 23 juni). Geraadpleegd van
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ9001
Dossier-Zaak Wilders vervolging OM. (2015, 05 januari). Geraadpleegd van
http://dossier.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?id=58&dossier=Zaa k%20Wilders
Meld Islamofobie. (2015). Geraadpleegd van https://www.facebook.com/MeldpuntIslamofobie/timeline
Ik doe aangifte tegen Wilders. (2014). Geraadpleegd van
https://www.facebook.com/ikdoeaangiftetegenwilders?fref=ts
Valk, I. van der. (2015, 9 maart). Monitor moslimdiscriminatie. Geraadpleegd van
http://imes.uva.nl/news/news/news/content -3/folder/2015/03/monitor -moslim-discriminatie.html
Stichting Oikos, in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2008).
"Moskeeën gewaardeerd" . Geraadpleegd van
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2009/03/18/onderzoek -moskeeën -gewaardeerd-
stichting-oikos
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). (z.j.). Centraal Bureau voor de Statistiek 48 Naar een nieuwe
schatting van het aantal islamieten in Nederlan d. Geraadpleegd van
http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/ACE89EBE-0785-4664-9973-A6A00A457A55/0/2007k3b15p48art.pdf
Kaats, E. (2011). Leren samenwerken tussen organisaties . Amsterdam, Nederland: Kluwer.
Verenigde Naties. (2015). Concluding observations on the nineteenth to twenty - first periodic reports
of the Netherlands . Geraadpleegd van
http://tbinternet.ohchr.org/Treaties/CERD/Shared%20Documents/NLD/CERD_C_NLD_CO_19 -
21_21519_E.pdf
Art.1 Bureau Discriminatiezaken NHN. (z.j.). Jaarcijfers 2014. Geraadpleegd van http://art1nhn.nl/over-
art-1/publicaties/jaarcijfers -2014/
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
55
Bijlage
Inhoudsopgave bijlage
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
56
Bijlage 1: Impressieverslag bijeenkomst BDZ………….…….………55
Bijlage 2: Vragenlijst moslimorganisaties…………….…………..…..63
Bijlage 3: Data-analysetabel moslimorganisaties……….……………64
Bijlage 4: Vragenlijst ADB……………………………………...………70
Bijlage 5: Data-analysetabel ADB………………………………...……71
Bijlage 1: Impressieverslag bijeenkomst BDZ
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
57
Bijeenkomst 21 november 2014, Positieve Beeldvorming Islam
Programma:
Opening Luc
Inleiding dagvoorzitter, Deniz Özkanli
Ineke van de Valk
Ahmed Marcouch
Korte Pauze
Dialoog
Afrondende woorden sprekers
Afsluiting dagvoorzitter
Luc Hofmans, directeur Art.1 NHN:
Welkom, wat fijn dat u er bent, want belangrijk om in een periode waarin allerlei
extreme beelden van Islam bijna dagelijks beeld in de media zijn om te kijken naar
de verscheidenheid, en naar het positieve.
Ik heb Ineke van de Valk uitgenodigd om een aantal knelpunten te benoemen.
Ahmed Marcouch vind ik een voorbeeld van iemand die met behoud van eigen roots
actief deelneemt aan het maatschappelijk debat in Nederland. Deniz Özkanli ken ik
als getalenteerd voorzitter, maar ook met de potentie om verscheidenheid aan te
voelen en zichtbaar te maken. Ik hoop dat wij vanavond luisteren naar elkaars
verscheidenheid en elkaar daarin inspireren.
Hopelijk eerste aanzet om te kijken in onze regio hoe we in al deze verscheidenheid
met respect met elkaar kunnen omgaan.
Deniz Özkanli
Voelt zich persoonlijk betrokken bij het onderwerp. Hij is voorlichter, lokale
politicus, verschillende rollen en petten. Dat wringt soms. Hij krijgt soms de vraag:
wat vindt jij nou van IS? En dat is dus eigenlijk iemand die vraagt: wat vind jij n ou
eigenlijk van een groep mensen die het als hobby heeft om iemand de keel door te
snijden?
Dat raakt hem. Hij snapt de vraag wel, voor deze mensen is hij kennelijk een
vertegenwoordiger van een groep mensen die zij verder niet goed kennen. Maar het
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
58
is dus wel iets waar hij mee moet dealen. En een moment waarop je helder kunt
maken: hé, jongens, dat ben ik niet, voor mij zit het zo.
Ineke van der Valk
Heeft veel met migranten gewerkt en in het opbouwwerk. Toen heeft ze de stap
gemaakt naar het academische, op allerlei onderwerpen. De laatste jaren gaat het
over islamofobie.
Veel moskeeën hebben te maken met incidenten. En, er zijn gevoelens van culturele
bedreigingen.
Vragen aan Ineke:
Heeft u ook een idee waaróm er angst is voor, en agressie jegens d e islam is?
Een complex scala aan oorzaken, bijvoorbeeld
- problemen met jeugd,
- sociaal economisch,
maar vooral: onbekend maakt onbemind en de natuurlijke neiging van mensen om
te denken in vooroordelen en stereotypen. Dit is iets wat élk mens doet, dus niet te
voorkomen, maar wel mee te leren omgaan.
Daarom is scholing ook zo belangrijk: bewustwording van die neiging, en daar niet
blind van uit gaan. Verder denken dan je eerste gedachten, je eerste neigingen.
Worden ook andere godhuizen geteisterd?
Deze vraag wordt drie keer gesteld. En het antwoord luidt: niet zo duidelijk als bij
moskeeën. Er wordt af en toe een synagoge bedreigd, maar niet zo vaak als een
moskee. En na de moord op Theo van Gogh werden er, door moslims, een klein
aantal christelijke kerken geteisterd. Maar dat was alleen in reactie op.
Dus het is echt heel specifiek een probleem voor moskeeën.
Hoeveel zaken die bij de politie zijn gemeld, zijn opgelost?
Ineke weet het niet precies, maar is er zeker van het dat het minder dan 10% is.
Wat heeft het met u gedaan als mens om dit onderzoek te doen?
Het is verrijkend alle betrokken mensen te hebben gesproken.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
59
Is de invalshoek niet te eenzijdig?
Gewezen wordt er op de mogelijk te eenzijdige invalshoek. Het gaat alleen over
moslims die apart worden gezet, maar doen moslims dat soms niet ook zelf?
Ja, natuurlijk, dat gebeurt, dat is zo. Maar de moslims die Ineke in haar onderzoek
is tegen gekomen zijn niet zo. Die willen dialoog, die proberen open te zijn, en
actief en positief iets aan het probleem te doen.
U zegt 'vermeende haat imams', alsof het geen échte zijn, maar er zijn toch ook
haat-imams?
Ja, die zijn er zeker. De toevoeging 'vermeende' is omdat de site waar de
desbetreffende lijst op staat het begrip heel ruim neemt.
Ahmed Marcouch
Het was 15 20 jaar geleden ondenkbaar dat moslima’s rijles nemen of docent of
chirurg zijn. Er zijn wel degelijk problemen, maar probeer het positief met elkaar te
houden, er is veel veranderd. Mensen hebben hun kansen benut.
Vragen/ opmerkingen aan Marcouch na zijn betoog.
Wat gaat de politiek concreet aan discriminatie van moslims/ islamofobie doen?
Er is veel aandacht voor racisme, het onderwerp staat volop in de belangstelling
ook in de politiek. Racisme en discriminatie moeten beter geregistreerd worden. De
politie zou beter opgeleid moeten worden om aangifte van discriminatie te
herkennen en dus op te nemen.
Reactie vanuit de zaal.
Het kabinet zou veel meer moeten optreden, strafrechtelijk, er moeten hardere
sanctie worden opgelegd. Het kabinet zou moeten uitdragen dat discriminatie niet
wordt geaccepteerd. Er wordt verteld over een voorval waarin een meisje in
Roosendaal met hoofddoek aangifte wilde doen van discriminatie bij de politie. De
verbalisant zou gezegd hebben ‘dat de Islam geen onderdeel uitmaakt van de
Nederlandse traditie/ maatschappij? en dat zij geen aangifte kon doen. Marcouch is
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
60
daarna samen met het meisje aangifte gaan doen. Hij vindt dat de samenleving zich
zou moeten laten horen op het moment dat zoiets speelt.
Wat kan het anti discriminatie bureau betekenen om te ondersteunen?
Opvoeding, opgemerkt wordt dat er in gesprek moet worden gegaan met de ouders
om bewustwording voor ‘anders denkende’ te creëren.
Over de beeldvorming, de media, maar ook politici scheppen vaak een vijandelijk
beeld over moslims. Marcouch zegt hierover, weet de feiten, we hebben baat bij
onderzoeken zoals die van Ineke van der Valk en heb kennis over elkaar, geef geen
waardeoordeel en ga in gesprek met elkaar.
De debatleider hoort een aantal onderwerpen:
- Wat kan de rol van het regionaal anti discriminatiebureau zijn
- Wat kan de politiek
- Hoe kunnen wij samen tot een positieve beeldvorming komen
- We hebben onderzoek en feiten nodig
- Hoe kunnen we de opvoeding betrekken
Er worden allerlei suggesties gedaan om tot een positiever beeld over de Islam te
komen, zorg dat er geen problemen in jouw groep plaatsvinden, want waarom horen
we bijvoorbeeld nooit narigheid over chinezen? De media zijn vaak erg negatief
over moslims. Het is belangrijk om de bekendheid van het adb te vergroten en
dichter bij de instellingen brengen, zodat er makkelijker connecties gemaakt
kunnen worden. Luc Hofmans benadrukt dat bureau discriminatiezaken de
samenhang van meldingen, onderzoek en projecten noodzakelijk vindt om
discriminatie aan te pakken vanuit feiten. Om zicht te krijgen op feiten die mensen
niet melden, als ze er niet expliciet op bevraagd worden.
Wat kan er concreet gedaan worden om de fobie weg te nemen?
Er wordt meerdere malen gevraagd waarom de moslim gemeenschap geen
tegengeluid heeft gegeven nadat van Gogh was vermoord. Er zijn wel degelijk
tegengeluiden vanuit de moslimgemeenschap geweest, bijvoorbeeld mee lopen
tijdens stille tochten, maar daar hoor je niets over. Als voorbeeld wordt genoemd
dat Marcouch op een boot tijdens de Gaypride is meegevaren. Dat heeft echt een
positief signaal afgegeven. Geluiden als elkaar accepteren en begrip tonen voor
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
61
elkaar wordt ook een aantal keer benoemd. Elkaar ontmoeten, zoals bij een
bijeenkomst als deze. Praat met elkaar, want dan ben je minder vatbaar voor
(negatieve) opvattingen of beeldvorming. Zie elkaars diversiteit. Onbekend maakt
onbemind. Er zijn duidelijke cultuurverschillen en deze zullen ook nooit
verdwijnen en dat is ook niet erg. Zolang er maar met respect met elkaar wordt
omgegaan. Kijk naar het individu, niet vanuit een hele groep.
Moslims hebben hulp nodig, want zij hebben geen ervaring in vrijheden en
democratie. Vorm op lokaal niveau coalities en ga samenwerken met elkaar.
De voorzitter van een moskee geeft aan, dat de moskee open staat voor iedereen en
regelmatig met activiteiten voor de hele buurt naar buiten toe treed. Hij ziet voor
jongeren het internet als gevaar om te radicaliseren. Ondanks dat een Iman oproept
om goed om te gaan met Koranteksten, worden deze door jongeren vaak op internet
in een andere context gelezen met alle gevolgen van dien. De voorzitter is van
mening dat kerken en moskeeën van en in de samenleving zijn en roept op om
hierin elkaars partner te worden.
Vanuit de politie komt de opmerking dat er op dit moment bij de politie meer
mensen worden opgeleid om problemen aan te pakken en dat agenten worden
gewezen om burgers ook door te verwijzen naar het anti discriminatiebureau.
Politie Noord-Holland investeert intensief in multicultureel vakmanschap.
Slotwoord Ineke van der Valk
Uitsluiting/ vooroordelen zit in de natuur van de mens, daarom ligt er een
belangrijke rol in de opvoeding en in het onderwijs om bewustwording en
acceptatie voor elkaar te ontwikkelen. Er is niet één oplossing, de overheid moet
een duidelijke stelling nemen, wanneer grenzen worden overschreden. Er moeten
meer gegevens komen over incidenten met moslims en moskeeën. Hiervoor doet
Ineke van der Valk een oproep om deel te nemen aan de vragenlijst voor moskeeën.
Slotwoord Ahmed Marcouch
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
62
Marcouch blijft optimistisch en voelt geen conflict. Wij zijn allemaal mens. De
vrijheid die wij in Nederland kennen is een groot goed. Deze vrijheid is niet
vanzelfsprekend en Marcouch zal deze vri jheid voor iedereen blijven verdedigen,
maar we hebben hier allemaal een verantwoordelijkheid in. Als iemand besluit een
slechte daad te doen, dan is deze persoon daar alleen verantwoordelijk voor. Daar
hoeft niet een hele groep de verantwoording over te dragen. Blijf open staan voor
elkaar, stel een voorbeeld en voel je verantwoordelijk om samen tot een oplossing
te komen. Houd de samenleving bij elkaar.
Slotwoord van de dagvoorzitter
Het was voor hem een waarde volle avond. We hebben elkaar verkend, we h ebben
elkaar gehoord en het lijkt me zeer wenselijk dat er een vervolg op deze mooie
avond gaat komen Art.1 NHN.
Bijlage 2: Vragenlijst Moslimorganisaties
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
63
Introductie
Ik zal me even kort voorstellen. Mijn naam is Hasan Saygi, student Sociaal
Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool van Amsterdam. In het kader van het
afstuderen doe ik onderzoek. In opdracht van de directeur van Bureau
Discriminatiezaken zijn we samen tot een overeenkomst gekomen dat ik onderzoek
ga doen voor de organisatie. Het onderzoek richt zich tot het zoeken naar
mogelijkheden naar de behoefte voor een samenwerking tussen Bureau
Discriminatiezaken en moslimorganisaties uit de regio.
Moslimdiscriminatie Nederland
Het maatschappelijk klimaat in Nederland op het punt van de islam en moslims is
de laatste jaren gespannen. Na de recente aanslagen in Parijs is het probleem
alleen maar groter geworden. De spanningen tussen groepen in de samenleving
zijn toegenomen. Het onderzoek naar ‘Ervaren discriminatie in Nederland’ van
het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) toont aan dat moslims vaak op meerdere
gronden gediscrimineerd worden: om hun geloof, afkomst, donkere huidskleur
(Ervaren discriminatie in Nederland SCP, 2014) . Moslimdiscriminatie vindt
plaats op verschillende terreinen:
Openbare ruimte (supermarkt, openbaar vervoer)
Instanties (UWV, Gemeenten, Politie)
Arbeidsmarkt (Sollicitaties en op de werkvloer)
Opleiding/stages (op scholen en het bij het zoeken naar stages)
Ook geeft het rapport aan dat bijna twee op de drie moslims ten minste één
discriminatie-ervaring heeft gehad in het afgelopen jaar. Vaak ging dit om
negatieve bejegening: naroepen, schelden, spugen of pesten, maar ook ongelijke
behandeling is veelvuldig ervaren. Daarnaast is er ook sprake van agressie tegen
moskeeën. Ineke van der Valk, wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit
van Amsterdam (UVA) toont dit in haar rapport aan (I. van der Valk, 2015).
68% van de ondervraagde moskeeën hebben de afgelopen tien jaar verschillende
vormen van agressie meegemaakt. Zo is er sprake geweest van ingegooide ramen,
bekladding en brandstichting. Daarnaast waren er incidenten als dreigtelefoontjes,
dreigmails, agressie tegen personeel en het deponeren van dierlijke resten als
varkenskoppen. Ineke van der Valk toont in haar publicaties van 2012 en 2015
aan dat er in Nederland voldoende feiten zijn om te spreken van Islamofobie.
Registratie van meldingen
Er komen weinig meldingen binnen van moslimdiscriminatie terwijl verschillende
studies aantonen dat dit veel plaatsvindt. Om de ernst en omvang van
moslimdiscriminatie in regio NHN in beeld te krijgen is het belangrijk dat moslims
melding maken van discriminatie. De directeur van BDZ wil het contact verbeteren
tussen BDZ en moslimorganisaties in de regio en op die manier de discriminatie
meer in beeld te krijgen. De directeur vindt dat dat moslimorganisaties een
belangrijke schakel zijn om de doelgroep (moslims) effectief te kunnen bereiken.
BDZ wil samen met de moslimorganisaties een weg inslaan om
moslimdiscriminatie te bestrijden.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
64
MOSLIMDISCRIMINATIE
Nu ik mijn introductie heb gedaan wil ik u vragen naar wat u herkent in het verhaal
over moslimdiscriminatie.
Vraag 1: Herkent u de situatie in uw omgeving en Nederland?
Vraag 2: In hoeverre wordt moslimdiscriminatie besproken binnen de organisatie?
BEHOEFTE MOSLIMORGANISATIES
Art.1 Bureau Discriminatiezaken Noord-Holland-Noord wil graag investeren in een
duurzame relatie moslimorganisaties in regio Noord-Holland-Noord. Hiervoor wil
ik u vragen stellen.
Vraag 3: Kende u BDZ al? Zo ja ,hoe?
Vraag 4: Waar heeft u behoefte aan op het punt van de bestrijding van
moslimdiscriminatie?
SAMENWERKING BDZ
Ik wil u vragen naar uw eigen ideeën op het punt van de bestrijding van
moslimdiscriminatie.
Vraag 5: Wat zouden jullie willen dat BDZ doet op het punt van discriminatie van
moslims? Wat zijn uw verwachtingen?
Vraag 6: Wat zijn goede manieren om contact te onderhouden en samen te werken
met moskeeën? Is dat anders dan bij andere organisaties?
CHECKLIST
V Moslimdiscriminatie
V Bekendheid met BDZ
V Behoefte Moskee
V Samenwerking
V Verwachting BDZ
Bijlage 3: Data analysetabel moslimorganisaties
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
65
Inleiding (uitleg)
Voor u ligt het Data-analysetabel. In dit tabel analyseer ik de data die ik door
middel van de vragenlijsten heb verzameld. De interviews zijn afgenomen bij de
moslimorganisaties aan de hand van de vragenlijst. In de vragenlijst zijn
verschillende vragen opgesteld die antwoord moeten geven op vraag wat de
behoeften zijn van moslimorganisaties voor een samenwerking met BDZ. Het tabel
is onderverdeeld in thema’s die gebaseerd zijn op de gestelde vragen in de
vragenlijst. Er zijn 7 thema’s:
Ervaren en herkennen van moslimdiscriminatie
Moslimdiscriminatie binnen de organisatie
Bekendheid met BDZ
Behoefte op punt van moslimdiscriminatie
Verwachtingen van BDZ
Wijze contact met moslimorganisaties
Overige
De thema’s staan in de linkerkolom van het tabel en aan de rechterkolom staan de
citaten van de respondenten die antwoord geven op de vraag. De respondenten zijn
van elkaar te onderscheiden doordat ze gelabeld zijn door op basis van kleur.
Hieronder benoem ik de ondervraagde moslimorganisaties op alfabetische volgorde:
Abdulkadir Ceylani moskee Hoorn
Alaaddin moskee Enhuizen
Alkmaarse Diversiteits stichting
Fatih moskee Medemblik
Haci Bayram moskee Alkmaar
Haci bektas Veli Vereniging Alkmaar
Mimar Sinan Moskee Heerhugowaard
Moskee Al Mohsien Langedijk
Moskee Al Islam Alkmaar
Stichting MAYO
Vereniging Perspectief Alkmaar
Gestelde vragen
Vraag 1: Herkent u de situatie in uw omgeving en Nederland?
Vraag 2: In hoeverre wordt moslimdiscriminatie besproken binnen de organisatie?
Vraag 3: Kende u BDZ NHN al? Zo ja ,hoe?
Vraag 4: Waar heeft u behoefte aan op het punt van de bestrijding van
moslimdiscriminatie?
Vraag 5: Wat zouden jullie willen dat BDZ doet op het punt van discriminatie van
moslims? Wat zijn uw verwachtingen?
Vraag 6: Wat zijn goede manieren om contact te onderhouden en samen te werken
met moskeeën? Is dat anders dan bij andere organisaties?
Thema/onderwerp Antwoord respondent
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
66
Herkennen van
moslimdiscriminatie
Respondent 1: ‘Ja, ik herken het; er zijn
brandstichtingen geweest, ramen zijn ingegooid
en er zijn leuzen op de muren geschreven.
Protesten voor de komst van de moskee,
rapporten doorgestuurd politie (camerabeelden)
niets mee gebeurd, meldingen gemaakt, geen
actie, geen terugkoppeling, geen duurzame
samenwerking politie. Politie en gemeente zijn
passief’
Respondent 2: ‘Ja, dat herken ik (media, IS).
Mensen zijn afstandelijker, er is vijandigheid.
Aangifte politie dreigement moskee, niets mee
gebeurd. Niet serieus genomen. In privésfeer niet echt sprake’
Respondent 3: ‘Nee, herkent het niet. Wij
hebben goed contact met de wijkagent’
Respondent 4: ‘Ja, ik herken het. Ik hoor
verhalen om me heen aan de kassa en bij
instanties’
Respondent 5: ‘Ja herken ik van verhalen om
me heen’
Respondent 6: ‘Ja gebeurt veel maart hoort
weinig’
Respondent 7: ‘Jawel, als je een baard en
hoofddoek hebt, dan word je bekeken, er zijn
spanningen en vooroordelen’
Respondent 8: ‘Ja, er is een negatief beeld van
moslims in Nederland. Wij proberen ons best te
doen om de vooroordelen te bestrijden. Wij
zijn openbaar en willen contact maken zodat
mensen ons leren kennen’
Respondent 9: ‘Ja, herkenbaar. Discriminatie
op stages, ik hoor verhalen. Persoonlijk geen
last. Geen discriminatie jegens moskee , in
Heerhugowaard niet echt problemen op dit
vlak, kortom: weinig discriminatie’
Respondent 10: ‘Indirect niet, er zijn wel
verhalen die ik hoor door de gebeurtenissen
van de laatste jaren, persoonlijk ervaar ik geen
discriminatie en in Enkhuizen is er nauwelijks
sprake van moslimdiscriminatie’
Respondent 11: ‘Soms word er wat naar de
moskee gegooid of leuzen op de muren
geschreven maar het valt gelukkig mee.
Persoonlijk ervaar ik geen discriminatie’
Respondent 1: ‘Ja, besproken’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
67
Moslimdiscriminatie besproken
binnen organisatie
Respondent 2: ‘Ja, besproken. Jongeren geven
vaak aan dat ze bv geen stages kunnen vinden’
Respondent 3: ‘Ja, besproken’
Respondent 4: ‘Ja, besproken’
Respondent 5: ‘Ja, besproken’
Respondent 6: ‘Ja, alleen als er wat gebeurd
(aanslag), daarbuiten weinig’
Respondent 7: ‘Ja, besproken’
Respondent 8: ‘Ja, besproken’
Respondent 9: ‘Nee, alleen als er wat gebeurd
word de gemeenschap geïnformeerd, daarbuiten
weinig’
Respondent 10: ‘Alleen rondom gebeurtenissen
of uitspraken van PVV daarbuiten niet echt
besproken’
Respondent 11: ‘Ja, besproken’
Bekendheid met BDZ
Respondent 1: ‘Ik ken het van naam, nooit
benaderd, BDZ mag actiever optreden, is te
passief, wij zijn slachtoffer, er moet vanuit
BDZ komen, er is behoefte voorlichting’
Respodent 2: ‘Ja, mee bekend’
Respondent 3: ‘Alleen van naam’
Respondent 4: ‘Ja, mee bekend’
Respondent 5: ‘Ja, mee bekend’
Respondent 6: ‘Ja, van gehoord’
Respondent 7: ‘Ja, weleens uitgenodigd, er is
nooit direct contact geweest, dat is jammer’
Respondent 8: ‘Ja, mee bekend’
Respondent 9: ‘Nee, ik hoor het nu voor het
eerst’
Respondent 10: ‘Ja, mee bekend’
Respondent 11: ‘Ja, mee bekend’
Eerdere samenwerking met BDZ
Respondent 2: ‘Ja, ging goed. Alleen relatie is
niet onderhouden, dat is jammer. Meer
investeren in duurzaamheid en relatie
onderhouden’
Respondent 4: ‘Ja goede samenwerking in het
verleden
Respondent 5: nee
Respondent 6: Nee
Respondent 8: ‘Ja, mee samengewerkt in
verleden’
Respondent 10: ‘Contact is er, eerder ontmoet
tijdens bijeenkomst, goed dat BDZ zich sterk
maakt en inzet voor moslimdiscriminatie’
Respondent 11: ‘Alleen contact, ontmoet bij
bijeenkomst maar niet echt samengewerkt’
Behoefte op punt van
moslimdiscriminatie
Respondent 1: ‘Een keer per halfjaar
langskomen (Turkse taal) voorlichting,
klachtenafhandeling, spreekuur, behoefte aan
meer contact’
Respondent 2: ‘Meer contact (duurzaam),
voorlichting, vertrouwen, bewustwording
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
68
discriminatie ‘
Respondent 3: ‘Wij lossen zelf op samen met
de wijkagent indien er een incident zich
voordoet’
Respondent 4: ‘Actieve benadering BDZ,
boven tafel halen discriminatie, diversiteit
(moslims) bij autoriteiten
(politie/gemeente/brandweer)’
Respondent 6: ‘Nu geen behoefte, indien wel
dan weten we jullie te vinden’
Respondent 7: ‘Een
aanmeldpunt/contactpersoon om klachten te
registreren die vervolgens serieus worden
afgehandeld’
Respondent 8: ‘Op tijd overal gelijkwaardig
worden betrokken (bijeenkomsten, activiteiten)
en op de lijst van uitnodigingen. Behoefte aan
persoonlijk contact, maar vooral duurzaam’
Respondent 9: ‘Door bijeenkomsten, zo leren
we elkaar kennen. En mensen bewust maken
van de moslims en islam. Duurzame
samenwerking, alleen zo succesvol. Bij
samenwerking openbaar maken aan burgers via
lokale media’
Respondent 10: ‘Mensen kennen moslims niet
van dichtbij, dialoogbijeenkomsten organiseren
om elkaar te leren kennen’
Respondent 11: ‘Tot nu toe niet over
nagedacht. Fijn als we bij elkaar konden komen
en BDZ zich kan voorstellen en voorlichting
kan houden’
Aanbod BDZ
Respondent 1: ‘Projecten voorlichtingen
interessant’
Respondent 3: ‘Optie, BDZ mag concreet
benaderen’
Respondent 4: ‘Aanbod is interessant’
Respondent 5: ‘Ja open voor een
samenwerking’
Respondent 6: ‘Geen behoefte’
Respondent 7: ‘Ja, alle drie punten interessant,
spreekt aan’
Respondent 10: ‘Klachtenregistratie interessant
om een goed beeld te krijgen van
moslimdiscriminatie
Eigen ideeën over samenwerking
Respondent 1: ‘Langskomen voor voorlichting
en klachten noteren, structureel contact’
Respondent 2: ‘Trainingen jongeren,
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
69
brugfunctie, bemiddelen stageplek ‘
Respondent 4: ‘Bijeenkomsten, bij elkaar
brengen van mensen en behoefte doelgroep
bevragen (ideeën)’
Respondent 6: ‘Open voor een samenwerking,
BDZ mag benaderen’
Respondent 7: ‘Duurzaam contact,
voorlichting, aanspreekpunt en terugkoppeling’ Respondent 10: ‘Samen met
moslimorganisaties en Nederlandse instellingen
dialoogbijeenkomsten op neutraal ter rein
organiseren tussen Nederlanders en moslims
om elkaar te leren kennen, goed voor het
imago’
Verwachtingen van BDZ
Respondent 1: ‘Naam bekend maken, actievere
houding, langskomen, nooit benaderd, BDZ
mag actiever optreden, te passief, wij zijn
slachtoffer en benadering moet vanuit BDZ
komen, behoefte voorlichting’
Respondent 2: ‘Duurzaamheid, investeren in de
relatie, diversiteit in organisaties, inspelen op
informatieachterstand in deze gemeenschap,
acties na melding’
Respondent 6: ‘Openbaarheid, neutraliteit en
taken goed uitvoeren’
Respondent 7: ‘BDZ betrokken bij
integratiebeleid om contacten te leggen met
gemeente, meer aandacht voor gekleurde
wijken en meenemen in gemeentebeleid’
Respondent 8: ‘Effectiever, veel initiatieven
maar er gebeurt verder niets. Moet meer
worden gewerkt vanuit 1 systeem, centraler
maar ook zeker duurzaam beleid met regie en
continuïteit’
Respondent 9: ‘Moslims en de Islam goed
neerzetten, wij hebben ook eigen
verantwoordelijk als vertegenwoordiger van de
Islam’
Respondent 10: ‘Dialoogbijeenkomsten en dat
BDZ dit adviseert aan andere moskeeën’
Respondent 11: ‘Moslims goed neerzetten,
mensen voorlichten en informeren,
gelijkwaardigheid’
Wijze contact
moslimorganisaties
Respondent 2: ‘Niet anders, wel langskomen
dezelfde vertrouwde persoon i.p.v. voicemail
en mailen’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
70
Respondent 7: ‘Moslims komen niet, BDZ moet
benaderen, investeren en persoonlijke
aandacht’
Respondent 8: ‘Voor een effectief contact
benader persoonlijk, kom langs, wij staan open
voor ideeën. Maak zichtbaar wat je doet en
hebt gedaan (terugkoppeling). Monitor het
contact en kom daarop terug’
Respondent 9: ‘Niet anders, gewoon mailen of
bellen en een afspraak maken. BDZ kan zich
ook voorstellen, moet meer werken aan
naamsbekendheid zodat ook wij contact kunnen
maken’
Respondent 10: ‘Weinig vertrouwen in
Nederlandse organisaties. Daarnaast moet BDZ
zich beter presenteren en uitleggen wie zij zijn,
wat ze doen en waarom ze aankloppen. Dat
ontbreekt’
Respondent 11: ‘Niet anders, BDZ zou ons
moeten benaderen en dichterbij ons moeten
staan’
Overige
Respondent 1: ‘aanpassen doelgroep (taal),
wisselende bestuur, geen vertrouwen politie
overheid’
Respondent 2: ‘wisselende bestuur, geen
vertrouwen, gaat niet vanzelf sprake
informatieachterstand’
Respondent 4: ‘Moslims passiever,
terughoudend’
Respondent 7: ‘Moslims passiever, zij komen
niet naar je toe, jij moet naar hun toe’
Bijlage 4: Vragenlijst antidiscriminatiebureaus
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
71
Geachte heer, mevrouw,
Bijgaande vindt u de vragenlijst van Hasan Saygi, Student Sociaal Juridische
Dienstverlening aan de Hogeschool van Amsterdam. Ik hoop dat u de vragenlijst
invult en eventueel ook bereid bent tot een aanvullend gesprek met Hasan.
Hieronder zal Hasan zich voorstellen en zijn onderzoek toelichten:
Hallo, ik zal me even kort voorstellen. Mijn naam is Hasan Saygi. In het kader van
het afstuderen doe ik onderzoek in opdracht van BDZ NHN. BDZ ervaart dat het
vaak moeilijk is om in contact te komen met moskeeën en dat pogingen tot
samenwerking weinig voet aan de grond krijgen. Art.1 wil graag investeren in een
duurzame relatie met moslimorganisaties in regio NHN. Het onderzoek richt zich
tot het vergaren van kennis en inzicht naar de behoefte en mogelijkheid voor een
samenwerking tussen Art.1 en moslimorganisaties uit de regio. Ik ben benieuwd
naar de ervaringen van andere ADV’s op het punt van het contact met moskeeën.
Ik hoop dat u de vragenlijst invult en eventueel ook bereid bent tot een aanvullend
gesprek met Hasan.
Naam en regio ADB: …………………………………(niet verplicht, mag ook
anoniem)
Vraag 1: Hoe zou u het contact tussen uw ADV en moslimorganisaties in uw regio
omschrijven?
Vraag 2: Wat gaat er goed en wat kan beter in het contact met moskeeën in uw
regio? Voor deze vraag kunt u onderste tabel invullen.
Dit gaat
goed
Dit kan
beter
Opmerkingen
Naamsbekendheid
Communicatie
Contact
Vraag 3: Wat kunt u meegeven als advies aan Art.1 NHN bij het zoeken van contact
en met moskeeën?
Ik bedank u voor uw tijd en medewerking.
Bijlage 5: Data analysetabel Antidiscriminatiebureas
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
72
Inleiding
Voor u ligt het Data-analysetabel. In dit tabel analyseer ik de data die ik door
middel van de vragenlijsten heb verzameld. De vragenlijsten zijn uit gestuurd naar
de respondenten en vervolgens beantwoord en terug gemaild. In de vragenlijst zijn
verschillende vragen opgesteld die antwoord moeten geven op hoe de ervaringen
zijn van de antidiscriminatiebureaus bij het leggen van contact met
moslimorganisaties. Het tabel is onderverdeeld in thema’s die gebaseerd zijn op de
gestelde vragen in de vragenlijst voor de Antidiscriminatiebureaus. Er zijn 3
thema’s:
Het contact met moslimorganisaties
Advies voor het maken van contact met moslimorganisaties
Overige
De thema’s staan in de linkerkolom van de tabel en aan de rechterkolom staan de
citaten van de respondenten die antwoord geven op de vraag. Daarnaast is er een
tabel ingevuld waarbij de respondenten kunnen aangeven hoe de naamsbekendheid
van de ADB is, het contact en de communicatie met moslimorganisaties. De
respondenten zijn van elkaar te onderscheiden doordat ze zijn gelabeld op basis van
kleur. De volgende respondenten hebben de vragenlijst ingevuld:
Respondenten
Respondent 1: Art.1 Noordoost Gelderland
Respondent 2: Art.1 Overijssel
Respondent 3: Art.1 Gelderland Midden
Respondent 4: Bureau Art.1 Gooi en Vechtstreek
Respondent 5: Bureau Discriminatiezaken Zaanstreek/Waterland
Respondent 6: Bureau Discriminatiezaken Drenthe (Assen)
Respondent 7: Ieder1Gelijk, Bureau Gelijke Behandeling Gelderland Zuid
Respondent 8: Meldpunt discriminatie Drenthe
Respondent 9: Radar, Regionale Anti Discriminatie Actie Raad
Respondent 10: Art.1 Midden Nederland
Gestelde vragen:
Vraag 1: Hoe zou u het contact tussen uw ADV en moslimorganisaties in uw regio omschrijven?
Vraag 2: Wat gaat er goed en wat kan beter in het contact met moslimorganisaties in uw regio?
Voor deze vraag kunt u onderste tabel invullen.
Vraag 3: Wat kunt u meegeven als advies aan Art.1 NHN bij het zoeken van contact en met
moslimorganisaties?
Dit gaat Dit kan Opmerkingen
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
73
goed beter Naamsbekendheid ADB
X X X X X
X X X X X
R2: ‘Sommige moskeeën zijn naar binnen gericht’
R3: ‘NU beter ivm iftar’
R4: ‘Men weet van ons
bestaan’
R5: ‘Investeren in
naamsbekendheid door
deelname aan onderzoek,
bijwonen van bijeenkomsten en
contact leggen’
R6: ‘Weinig doorverwijzingen
vanuit de moskee’
R10: ‘Vermoedelijk laag’
Communicatie
X X
X X X X X
X X X
R2: ‘Met twee moskeeën moeizaam omdat
contactpersonen
wisselen/afwezig zijn’
R3: ‘Goed maar behoefte aan
meer contact’
R5: ‘Met aantal uitstekend, met
sommige wat minder, soms
contact door via via’
R6: ‘Mag beter en vaker’
R7: ‘Mailen werkt niet, bellen
of liever ernaar toe’
R8: ‘Moeilijk contact, alleen
via via. Niet toegankelijk, er
zijn weinig gegevens bekend.
Maar eenmaal contact dan word
je met open armen ontvangen’
Contact
X X
X X X X X
X X
R1: ‘geen’
R3: ‘Behoefte meer contact’
R5: ‘Contact is uitstekend, er is
wederzijdse waardering’
R6:’Sporadisch, niet
regelmatig’
R7: ‘Vertrouwen opbouwen
kost veel tijd’
R8: ‘Stroef, moeilijk, alleen via
via mogelijk’
R10: ‘Leggen van contact vaak
moeilijk’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
74
Thema/onderwerp Antwoord respondent
Contact met moslimorganisaties
R1: ‘Weinig’
R2: ‘Prima contact 4 moskeeën Twente,
educatieve activiteiten georganiseerd’
R3: ‘Beperkt’
R4: ‘Er is contact’
R5: ‘Goed, met enkele zelfs zeer goed. We
werken om meer contacten te maken
R6: ‘Contact is aanwezig, maar niet warm. In
het verleden wel voorlichtingen/bijeenkomsten
georganiseerd’
R7: ‘Afhankelijk van persoonlijke contacten, er
is weinig continuïteit’
R8: ‘Goed contact met moslimorganisatie en
moskee, fijn als ook moslimorganisaties ons
benaderen voor contact’
R9: ‘Goed, contact met SPIOR, Stichting
Platform Islamitische Organisaties Rijnmond.
Radar nauw betrokken bij project ‘Islamofobie’
van SPIOR’
R10: ‘Samen met SMN en Cmo expertmeetings
georganiseerd. Wij geven trainingen over
islamofobie, tot nu toe weinig contact gehad
met moskeeën. Ervaring is dat leggen van
duurzaam contact moeilijk is. Proberen de
contacten die we wel hebben warm te houden’
Advies ADB
R2: ‘Investeer tijd, vindt de juiste
contactpersoon, ga langs en maak contact met
iemand die de Nederlandse taal spreekt,
ervaring is dat moskeeën open staan’
R3: ‘Contact leggen door meerdere malen
moskee te bezoeken door dezelfde persoon’
R4: ‘Zoek contact en kijk of je elkaar wat te
bieden hebt’
R5: ‘Ontwikkel de cultuursensiviteit, wees niet
terughoudend maar ga erop af. Vraag om een
gesprek. Vaak is er angst en onwennigheid bij
benaderen moskeeën maar laat los. Niet ervan
uitgaan dat het moeilijk is, zijn ook gewone
mensen. Niet problemen voor
moslimorganisatie willen oplossen maar helpen
meedenken en ondersteunen’
R6: ‘Ga zelf erop af, wees proactief, laat
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
75
wederzijdse belang merken’
R7: ‘Veel tijd investeren’
R8: ‘geduld bij investeren contact’
R9: ‘Ingang krijgen via iemand die bekend is
met moskee (via via) en blijven werken en tijd
investeren’
R10: ‘Wij hebben gehoord vanuit
moslimorganisaties om duurzaam contact te
houden en niet alleen na gebeurtenissen (bv
Parijs). Iemand met moslimachtergrond
aanstellen voor contact, bijwonen activiteiten
moskee’
Overige
R1: ‘Persoonlijke contacten wel goed, weinig
meldingen’
R2: ‘Het begin was lastig, met juiste
contactpersoon ging het goed’
R3: ‘Over het algemeen zijn ADB’s
afwachtend, meer erop af en initiatief nemen en
contact leggen’
R5: ‘Bij komst moskeeën is er weerstand,
daarbij ondersteunen en begeleiden proces.
Aanpakken discriminatoire uitingen in
samenwerking met de gemeente, contact met de
gemeente/wijkagent en bijwonen
bijeenkomsten’
R6: ‘Standaard doorverwijzing of signaal naar
een ADV bij een discriminatie incident bij
moslimorganisaties’
R7: ‘Bestuurders van liberale organisaties
spreken voor zichzelf en niet voor de
gemeenschap wat vaker het geval is bij de
conservatievere organisaties. Er zijn grote
verschillen. Zakelijke benadering is lastig,
contact met sleutelfiguren is nodig, bij
meerdere contactpersonen kan het weer het
vertrouwen ondermijnen. Moskeeën zijn vaak
slecht georganiseerd en naar binnen gericht’
R8: ‘Onderzoeken wat nodig is voor beter
contact’