32

Lichthinder deel 5

  • Upload
    alie19

  • View
    280

  • Download
    9

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 1/32

Page 2: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 2/32

Page 3: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 3/32

 

Algemene richtlijn

betreffende lichthinderDeel 5

Openbare verlichtingno

s::s::

Vl

V1

rT1

F""

n:::r::

- l:c

z0 '

m

::::0

NSVV Commissie Lichthinder, maart 2011

].W.A.M. Alferdinck, TNO, Soesterberg

].H.F. van den Broek-Cools, Philips Lighting, Eindhoven

H. Görtzen, Ziut, Maasbracht

G. Hazenberg, NSW, Ede

D. Hetebrij, Schréder BV, Rhenen/Light Surface Control, Houten

D.B. van de r Lugt, Duiven

R.A.F. Schmidt, Eindhoven

W. Schmidt, Sotto Ie Stelle, Utrecht

H. StoIk, Oostendorp Beheer, Breda

A.D.M. van Tilborg, Maam

R. Visser, Leusden

Page 4: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 4/32

 

Copyright © 2011 Nederlandse Stichting VoorVerlichtingskunde (NSVV), Ede

.Alle rechten voorbehouden

BellOudens de in ofkrachte ns de Auteurswet gestelde uitz onderingen mag mets uit deze uitgave

worden verveelvoudigd en / of openbaar gemaakt door middel v. n druk, fotokopie, microfilm ofop welke andere wijze dan Dokt en evenmin în een reoieval systeelu of ander bestand worden

opgeslagen, zonder voorafgaande nitdrukkelijke toes temming van de NSVV.

De NSVV geeft geen enkele garantie ten aanzien van de veiligheid van enig product, in welke

vorm of verband ook gebruikt. De infannatie in deze richthjn kan niet worden beschouwd als

garantie dat de daarin genoemde producten al dan niet veilig zijn voor gebruik of dat er een

specifiek prod uct in overeen stemmin g zal zijn me t de informatie beschreven in deze richtlijn.

© Copyright 2011 Nederlandse Stichting voorverlichtingsk unde (NSVV), Ede

All rights reserved.

Nothing in this publication may be duphcated or published by means of a print, photocopy,

microfilm or any other way whatsoever. nor laid up in a retrieval system or other data base

withouI pnor express written permission 0 fNSVV, notwithstanding the exceptions in the Duteh

Copyright Law.

The NSVV makes na representations whatsoever with regard 10 the safety of any producls,in whatever fonn or combination used. The information set forth in this guideline cannot be

regarded as a representation that tbe prodncts hSled therein are or are not safe la use in any

specilic situation, or thaI any particular product wilJ conform to tbe information found in this

guideline.

4

Page 5: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 5/32

 

Inhoud

Voorwoord 6

1 Inleiding 7

2 Toepassingsgebied en doelgroepen 8

3 Vermijden van lichthinder 9

3.1 Hinderbronnen 9

3.2 Criteria 9

3.3 Zonering 9

3.4 Dagindeling 10

3.5 Aanbevelingen en grenswaarden 10

3.5.1 Omwonenden 10

3.5.2 Schippers 11

3.5.3 Machinisten rai]verkeer 11

3.5.4 Piloten 12

3.5.5 Astronomen en natuurliefhebbers 12

3.5.6 Natuur 13

Overzicht bijlagen 15

Bijlage 1 Gebruik van de richtlijnen betreffende lichthinder 16

Bijlage 2 Toetsing van lichthinder 19

Bijlage 3 Zichtbaarheid sterrenbeelden 23

Bijlage 4 Overz icht met de van toepassing zijnde objectief te bepalen parameters voor de verschillende 24

delen.

Bijlage 5 Achtergrondinfonnatie betreffende ontwerpuitgangspunten en toelichting op tabel 1 25

Bijlage 6 Chequehst te r vermijding van lichthinder door openbare verlichting 28

Referenties en bibliografie·

'aanvulling op hetgeen is opgenomen in "Algemene richtlijn betreffende lichthinder.

Deel 1 Algemeen en Grenswaarden voor sportverlichting"

29

Page 6: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 6/32

 

VOORWOORD

In 1999 is door de NSW de publicatie "Algemene richt

lijn betreffende lichthinder - Deel 1 : "Algemeen en

Grenswaarden voor sportverlichting" uitgegeven. Deze

heeft geleid tot een aantal beleidsmaatregelen van de

rijksoverheid op departementaal niveau, die in 2007 zijn

opgenomen in het Activiteitenbesluit.

Hierna heeft de Commissie Lichthinder haar aandacht

gericht op lichthinder door terreinverlichting, reclame-

verlichting, de aanstraling van gebouwen, wegverlich

ting en licht ui t gebouwen. De mogelijke gehinderden

staan centraal in de benaderingswijze van de com-

missie. Ook is aandacht besteed aa n hinder die astro-

nomen, natuurliefhebbers en de natuur ondervinden.

Als resultaat hiervan is in juni 2003 de publicatie

"Algemene richtlijn betreffende lichthinder - Deel' 2

Terreinverlichting uitgegeven en in november 2004

Deel 3 Aanstraling van gebouwen en objecten en Deel 4

Reclameverlichting.

De aanbevelingen zijn bedoeld voor ontwerpers van

verlichtingsmiddelen en van' verlichtingsinstallaties.

Daarnaast zijn ze ook bedoeld voor beheerders van de

openbare ruimte, to t wier taak het behoort he t verlenen

van vergunningen, he t toetsen van plannen en instal

laties en het behandelen van klachten. Daarom is in

de aanbevelingen aq.ndacht besteed aa n begrippen als

zonering en tijdsbegrenzing (dagindeling of tijdsperiode).

De opbouw van de aanbevelingen is als volgt. In he t

reeds verschenen Deel 1 (Algemeen en grenswaarden

voor sportverlichting) wordt een aantal algemene hin-

deraspecten besproken.

In di t Deel 5 zijn richtlijnen opgenomen voor he t

voorkomen va n lichthinder door openbare verlichting.

Deze richtlijnen vormen een noodzakelijke aanvulling

op de algemene richtlijnen die in Deell zijn opgenomen.

Dit geldt ook voor he t hierna nog volgende Deel 6 Licht

ui t gebouwen.

In de verschillende delen zijn ook grenswaarden voor

de te hanteren parameters opgenomen voor de ver

schillende groepen gehinderden. Deze zijn gebaseerd

op onderzoek of zijn opgenomen in ClE-publicatie 150:

"Guide on the limitation of the effects of obtrusive light

from outdoor lighting installations". De grenswaarden

zijn steeds va n toepassing voor de in het desbetreffende

deel behandelde verlichtingsinstallaties.

Wanneer meerdere verlichtingsin stallaties gelijktijdig

hinder kunnen veroorzaken, moet voor de te treffen

maatregelen voldoende aandacht worden geschonken

aa n de noodzakelijke onderlinge afstemming en de

samenhang daarvan.

6

Page 7: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 7/32

 

I

1 INLEIDING

Door ee n openbare verlichtingsinstallatie kunnen

ongewenste visuele neveneffecten ontstaan bij andere

personen dan die waarvoor de installatie bestemd is. Ook

kunnen ongewenste effecten optreden bij flora en fauna.

Hinderlijke effecten voor personen kunnen zijn:

• een te hoog lichtniveau, bijvoorbeeld op woningen

• de toegepaste oppervlaktekleuren en lichtkleuren

• spiegeling van lichtbronnen in ramen, glanzende

geveldelen en wateroppervlakken

• verblinding door verlichtingsarmaturen

strooilicht ten gevolge van niet goed gekozen of

onjuist geplaatste verlichtingsarmaturen of van

gereflecteerd licht.

In de ontwerpfase van een verlichtingsinstallatie kunnen

deze richtlijnen worden aangewend om lichthinder te

voorkomen of zoveel mogelijk te vermijden. in bestaan-

de situaties kunnen de richtlijnen worden gebruikt voor

de bepaling van de lichtbelasting en van de maatregelen

waarmee de eventuele hinder kan worden opgeheven of

verminderd to t een aanvaardbaar minimum.

7

Page 8: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 8/32

 

2 TOEPASSINGSGEBIED EN DOELGROEPEN

Een belangrijk doel van openbare verlichting is om de

verkeersveiligheid te verbeteren. De verkeersdeelne-

mers moeten daarom de weg en de directe omgeving

ervan goed kunnen overzien.

Deze publicatie geeft richtlijnen om vast te kunnen stel

len wa t de mogelijke hinder kan zijn van de openbare

verlichting op andere personen da n de weggebruikers,

flora, fauna en het milieu. Tevens worden grenswaarden

aangegeven voor alle relevante verlichtingsparameters

om de hinderlijke effecten van de openbare verlichting

binnen acceptabele grenzen te houden.

Omdat hinderlijke effecten van openbare verlichting

he t beste in eerste instantie kunnen worden voorkomen

door een passend ontwerp, is deze publicatie in eerste

instantie bedoeld voor nieuwe installaties. Uiteraard kan

deze bij klachten ook worden gebruikt voor bestaande

installaties.

Hierbij kan he t volgende worden opgemerkt:

Van een openbare verlichtingsinstallatie wordt in het

algemeen meer licht op gevèls getolereerd da n van

andere verlichtingsinstallaties, zoals voor sportaccom-

modaties, terreinverlichting, redameverlichting en aan-straling van gebouwen en objecten.

Dit komt omdat openbare verlichting tevens bijdraagt

aa n een veiligere o p ~ n b a r e   ruimte, zowel met betrek

king to t verkeersveiligheid als wat betreft de sociale

veiligheid.

Groepen gehinderden die kunnen worden onderschei-

den zijn:

11 omwonenden

11 schippers

machinisten railverkeer

, piloten

t astronomen en natuurliefhebbers

natuur (flora en fauna).

Hinder voor weggebruikers

Anders dan bij omwonenden, waar de situatie perma-

nent is, vindt eventuele hinder bij weggebruiker s slechts

tijdelijk plaats. De effecten voor weggebruikers hebben

in het algemeen betrekking op een verminderd zicht

8

door verblinding te n gevolge van felle lichtbronnen.

Naarmate de kijkrichting zich meer in de richting van

de lichtbron bevindt, neemt het ogenschijnlijk contrast

van objecten tegen hu n achtergrond af en di t maakt

ze minder zichtbaar (hinderlijke verblinding) of zelfs

onzichtbaar (maskerende verblinding), vooral wanneer

de omgeving geheel duister is. De mate van het effect

hangt af van de hoeveelheid omgevingslicht waarin de

weggebruiker zich bevindt en de hoek tussen de licht

bron en de kijkrichting van de weggebruiker.

Deze afname van de contrastwaarneming kan worden

uitgedrukt in ee n "drempelwaardeverhoging" (threshold

increment TI). In NPR 13201-1 "Openbare verlichting,

deel 1: Kwaliteitscriteria" worden grenswaarden aange

geven voor deze TI, voor hoofdverkeerswegen. Wanneer

installaties voor openbare verlichting voldoen aan de

eisen van deze praktijkrichtlijn, hoeven voor weggebrui

kers geen hindersituaties verwacht te worden.

In het kader va n de "Richtlijnen betreffende lichthinder"

is steeds als uitgangspunt genomen dat voor gebrui

kers, waarvoor een lichtinstallatie bedoeld is, criteria

en grenswaarden voor lichthinder buiten beschouwingkunnen blijven. In he t geval van weggebruikers wordt

eventuele hinder door installaties voor openbare ver

lichting voorkomen door te voldoen aa n de TI-eisen van

NPR 13201-1.

Page 9: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 9/32

 

3 VERMijDEN VAN LICHTHINDER

3.1 Hinderbronnen

Lichthinder door openbare verlichting kan door ver-

schillende oorzaken ontstaan. Een belangrijke oorzaak

is een te hoog verlichtingsniveau op woningen en ande

re gebouwen. Lichthinder kan ook rechtstreeks worden

veroorzaakt door het licht van de armaturen zelf of door

de spiegeling van de armaturen in glanzende oppervlak-

ken. Genoemde bronnen kunnen niet alleen lichthinder

naar de omgeving veroorzaken, maar ook hinderlijk

strooilicht voor beroeps- en amateur-astronomen tot

gevolg hebben.

Naast hetgeen in he t algemene gedeelte van Deellis

opgenomen, kan me t betrekking tot lichtinstallaties

voor openbare verlichting specifiek he t volgende wor-

den opgemerkt.

Hinder door onacceptabele luminanties kan worden

beperkt of voorkomen door de aanbevolen grenswaar

den in acht te nemen.

Directe hinder of indirecte hinder via spiegeling van

de toegepaste verlichtingsmiddelen in glanzende delen

van gebouwen en objecten of wateroppervlakken kan

worden voorkomen door een juiste plaatsing en positio-

nering van de verlichting, eventueel in combinatie me t

een adequate afscherming.

'ü r N

Figuur 1 Voorbeeld van he t begrenzen van de verblinding

door omwonenden

9

Strooilicht kan onder andere worden beperk t door:

t de lichtuitstraling van armaturen naar boven zo

gering mogelijk te houden of ui t te sluiten

t afstemming van de lichtverdeling van de armaturen

op he t te verlichten gebied

• afscherming van het uitgestraalde licht in niet wen

selijke richtingen.

3.2 Criteria

In hoófdstuk 5 van de "Algemene richtlijn betreffende

lichthinder, Deel 1 Algemeen en Grenswaarden voor

sportverlichting" wordt een overzicht gegeven van visu-

ele effecten ten gevolge van verlichtingsinstallaties die

hinder kunnen vooroorzaken. In Ç>eel 1 zijn tevens de

parameters ter bepaling van deze effecten opgenomen.

In aanvulling hierop dient me t betrekking to t de open

bare verlichting worden genoemd:

t luminantie: elk zichtbaar oppervlak straalt licht uit.

Dit kan licht zijn van een lichtbron, zoals bijvoor-

beeld de zon, maar het kan ook door een oppervlak

gereflecteerd licht zijn. De luminantie is een maat

voor de waargenomen helderheid in de richting van

de waarnemer. De luminantie wordt uitgedrukt in

lichtsterkte (candela) per oppervlakte-eenheid (m2),

dus cdJm2.

3.3 Zonering

De zonering is omschreven in hoofdstuk 6 van de

"Algemene richtlijn betreffende lichthinder, Deel 1

Algemeen en Grenswaarden voor sportverlichting".

De grenswaarden zijn van toepassing voor de zone

waarin de gehinderden zich bevinden.

Page 10: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 10/32

 

3.4 Dagindeling

In de "Algemene richtlijn betreffende lichthinder, Deel

1 Algemeen en Grenswaarden voor sportverlichting" is

een overzicht opgenomen van de verschillende tijds-

perioden die van toepassing kunnen zijn. Opgemerkt

wordt dat, ten gevolge van overheidsbepalingen, afwij-

kingen in tijdsperioden kunnen voorkomen.

Openbare verlichting heeft een andere tijdsindeling

dan bijvoorbeeld sportverlichting. De activiteiten op

een sportcomplex stoppen na 23.00 uur. De activiteiten

in de openbare ruimte daarentegen veranderen in de

loop van de tijd wat betreft de intensiteit, maar stoppen

nooit helemaal.

3.5 Aanbevelingen en grenswaarden

3.5.1 Omwonenden

In het algemeen wordt te veel licht da t in een gebouw

naar binnen schijnt of dat op een gevel valt als hinder-

lijk ervaren. Hinder kan ook door een te sterke lichtbron

worden veroorzaakt.

Voor het voorkomer van lichthinder door openbare

verlichting moet daarom worden voldaan aa n de grens-

waarden die zijn opgenomen in tabel 1.

Tevens kan de luminantie van armaturen voor openbare

verlichting, die zijn voorzien van een lichtdoorlatende

afschenning of lamellen waardoor de lichtbron zelf niet

zichtbaar is, als hinderlijk worden ervaren. Dit is vooral

he t geval als deze zich binnen het gezichtsveld van

omwonenden bevinden. Zie figuur 2.

De grenswaarden voor de gemiddelde oppervlaktelumi-

nantie van armaturen met afgeschermde lichtbron zijn

opgenomen in tabel 2.

Figuur 2 Voorbeelden van armaturen me t afgeschermde licht-

bron via lichtdoorlatend materiaal. bijvoorbeeld opaal-

glas of -kunststof of via reflecterende elementen.

Tabel 1 Grenswaarden voor de l ichtemissie van een ver/Îchtingsinstallatie voor openbare verlichting te r voorkomingvan l ichthinder voor omwonenden

,

Omgevingszone

te hanteren toepassingsE1 E2

E3 E4

parameter conditiesnatuur landeiijk

stedelijk gebiedstadscentrumj

gebied gebied industri69abied

verlichtings- Dag en avond ••)5 lux 10 lux 10 lux 20 lux 15 lux 25 lux

sterkte 07.00 23.00 uur

Ev (lux) op Nacht •• ) be;eden   boven 3m be;eden Iboven 3m

de gevel1 lux 2 lux

10 I ~ X   Ol 5 lux 101 : ' ) 51ux10 lux 10lux

I23.00 07.00 uur I

lichtsterkteDag. avond en

I (ed·' van elknacht

50 0 cd 50 0 cd 60 0 cd 2500 cd 1000 cd 5000 cd

armatuur

I

wegtype alle alle S-klasse ME-klasse $ MEwegen wegen klasse klasse

ï Beneden een hoogte van 3 m is de aangegeven waarde toegestaan tenzij zich hier slaapkamers bevinden.

Dan dient de waarde boven 3 m te worden aangehouden.

' ï Voor opfJnbare verlichting wordt meestal een andere tijdsindeling aangehouden

10

Page 11: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 11/32

 

Tabel 2 Grenswaarden voor de maxima al toegestane gemiddelde oppervlakteluminantie van armaturen voor openbareverlichting ter voorkoming van lichthinder voor omwonenden

Lichttechnische parameter Omgevingszone

E1 E2 E3 E4Gemiddelde luminantie van een

schijnbare oppervlak 0) < 0,5 m2 (Lsal60 cd/m 2 50 0 cd/m 2 1000 cd/m 2 1200 cd/m 2

Gemiddelde luminantie van een

schijnbare oppervlak 0) > 0,5 m 2 (Lsal50 cd/m 2 400 cd/m 2 800 cd/m 2 1000 cd/m 2

") lichtuitstralend oppervlak van een armatuur in de richting van omwonenden

Hierbij moet worden opgemerkt da t deze waarden vol

gens CIE-publicatie 150 voor elk tijdstip van de dag gel

den en niet in conflict mogen zijn met tabel 1.

De luminantie kan worden berekend op basis van de

lichtsterkte en het schijnbaar oppervlak van de armatuur

in de richting van de gehinderde of kan in een bestaande

situatie worden gemeten me t een luminantiemeter.

3.5.2 Schippers

Schippers hebben over het algemeen geavanceerde

apparatuur (zoals radar) aan boord waarmee zij hun

route kunnen bepalen. Maar veel schippers navigeren

primair op zicht en maken slechts in moeilijke omstan-

digheden gebruik van deze navigatiemiddelen. Zodra

het buiten donker wordt varen ze meestal in ee n zeer

donkere omgeving, waardoor ieder lichtpunt binnen

hun gezichtsveld al gauw hinderlijk kan zijn.

Om hinder voor schippers door lichtinstallaties voor

openbare verlichting te voorkomen is het van belang dat:

• armaturen nabij en op bruggen en langs waterwe-

gen zodanig worden geplaatst, da t schippers hiervan

in de hoofdkijkrichting geen hinder ondervinden.

Uitgangspunt hiervoor zijn de armaturen die zich in

he t gezichtsveld van de schipper bevinden, da t wil

zeggen binnen een kegel met een tophoek van 20 0

armaturen moeten bij voorkeur van de vaarweg af

worden gericht. Dit te r voorkoming van inkijk en spie

geling van licht op wateroppervlak en dek.

Verlichting aangebracht voor de aanstraling van pijlers en

pylonen kan, mits van de vaargeul afgericht een positieve

bijdrage leveren aan de oriëntatie van de schippers.

3.5.3 Machinisten railverkeer

Machinisten van railverkeer kunnen in sommige geval

len hinder ondervinden van de openbare verlichting.

Dit komt vooral voor als de openbare verlichting paral

lel aan de spoorbaan is geplaatst. Net als de schippers

bevinden machinisten zich ook qp grote gedeelten van

he t traject geheel in het donker. De kans da t de openbare

verlichting als hinderlijk wordt ervaren is daarom groot.

Het is daarom van belang dat er in de richting van he t rail

traject goed afgeschermde anna turen worden toegepast.

De aanwezigheid van hinderlijke openbare verlichting

kan, doordat het waarnemen van seinen wordt bemoei

lijkt, de rijtaak negatief beïnvloeden.

Om hinder voor machinisten door lichtinstallaties voor

openbare verlichting te voorkomen, dient met het vol

gende rekening te worden gehouden:

I lichtbronnen moeten buiten he t waarnemingsveld

van de seinen gehouden worden en dus bij voorkeur

niet direct langs de rails worden geplaatst

t de lichtkleur van de lichtbronnen moet zodanig wor

den gekozen dat geen verwarring met de seinen kan

ontstaan

I waar nodig moet in de armaturen c.q. schijnwer

pers een zodanige afscherming aangebracht worden,

dat machinisten in de hoofdkijkrichting niet in de

lichtbron kunnen kijken. Uitgangspunt hiervoor zijn

de armaturen die zich binnen een kegel met een

tophoek van 200 bevinden. Het waarnemen van licht

bronnen mag ook niet mogelijk zijn via spiegeling in

een gevel of object.

11

Page 12: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 12/32

 

3.5.4 Piloten

Voor de luchtvaart geldt ten aanzien van licht en ver

lichting speciale regelgeving. Daarom is het van groot

belang da t voorafgaand aa n plaatsing van annaturen

voor openbare verlichting in de omgeving van een lan

dingsplaats overleg wordt gepleegd met de inspectie

van Verkeer en Waterstaat. Voor meer infonnatie zie

www.ivw.n1.

3.5.5 Astronomen en natuurliefhebbers

Natuurliefhebbers die ook graag zoveel mogelijk ster

ren aan de hemel willen waarnemen en astronomen

in het bijzonder, ondeJVinden in toenemende mate

hinder van strooilicht. Nauwkeurige waarnemingen en

waarnemingen van lichtzwakke sterren worden hier

door steeds moeilijker. Niet alleen beroepsastronomen

hebben hier last van, maar ook amateur-astronomen en

daarnaast iedereen die he t kijken naar de nachtelijke

hemel vreugde bezorgt. Het strooilicht boven steden en

industriële centra wordt veroorzaakt door licht dat naar

boven wordt uitgestraald. Het naar boven gestraalde

licht kan rechtstreeks van lichtbronnen afkomstig zijn,

maar ook indirect , via oppeJVlakken (wegdekken en der

gelijke) naar boven zijp gereflecteerd.

Aanbevelingen om hinder te voorkomen zijn:

t pas in de buurt van sterrenwachten bij voorkeur

langgolvige, monochromatische lichtbronnen toe.

Deze zijn door de astronomen het makkelijkst ui t te

filteren

• de totale lichtuitstraling door verlichtingsinstallaties

in de richting van de hemel moet zo beperkt mogelijk

gehouden worden. Dit ka n bereikt worden door toe

passing van annaturen met een zodanige lichtbundel

en plaatsing van de annaturen, dat geen of nagenoeg

geen licht direct richting hemel wordt gestraald.

De eis die van toepassing is voor de minimale begren

zing van het strooilicht ten gevolge van door een

annatuur direct naar boven uitgestraald licht, wordt

uitgedrukt in de maximaal toelaatbare waarde van de

naar boven gerichte relatieve directe lichtuitstraling

per annatuur ten opzichte van de totale uitgestraalde

hoeveelheid licht. Daarbij geldt voor de montage als

uitgangspunt de stand van de annatuur, zoals deze door

de leverancier is aangegeven . De relatieve opwaartse

lichtstroom wordt internationaal aangeduid met ULR

(Upward Light Ratio).

In tabel 3 is voor iedere zone de maximaal toegelaten

waarde van de ULR gegeven. Deze tabel stemt overeen

met Tabel 2 van CIE Publicatie 126: Guidelines for mini

mizing sky glow.

Tabel3 Maximale waarden voor de verhouding tussen

de hoeveelheid l icht die door een armatuur of

lamp rechtstreeks naar boven mag worden uitge-

straald en de totale hoeveelheid uitgestraald

l icht

I zone

l ichttechn ische

parameter

omstandig

hedenE1 E2 E3 E4

Upward Ught

Ratio (VLR) xlZie figuur 3 0 0.05 0.15 0.25

') de ULR is alleen rekenkundig te bepalen en n iet meettech

nisch te toetsen. De parameter ULR is gelijk aan ULORinsr,

zoals opgenomen in erE publicatie 126-1997, omdat ULOR;nst

in de betreffende publicatie js gedefmiëerd als gerelateerd

aan de lichtstroom van een armatuur en niet in relatie to t

de lichtstroom van de lamp

Figuur 3 Upward Light Ratio, de verhouding van de naar

boven uitgestraalde hoeveelheid l icht tot de totaal

door de armatuur uitgestraalde hoeveelheid licht.De naar boven uitgestraalde hoeveelheid l icht geldt

voor de hoeveelheid licht vanaf een horizontaal vlak

boven de armatuur in zijn geïnstall eerde positie.

lZ

Page 13: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 13/32

 

Voor de verlichting in de omgeving van door de over

heid erkende astronomische observatoria in Nederland

gelden strengere eisen. Het strooilicht in ee n bepaald

punt in een bepaalde zone wordt namelijk niet alleenbepaald door de verlichting in de zone zelf, maar ook

door de verlichting in naburige zones, alsmede door de

afmetingen van die zones. De bijdrage aa n he t strooi

licht van naburige zones in de positie van he t observato

rium hangt af va n de afstand tussen de grenslijn van de

zones en he t observatorium. Tabel 4 stemt overeen met

Tabel 3 van eerder genoemde elE publicatie 126.

Tabel4 Minimale afstand tussen de zone met ee n

astronomiscl1 observatorium en de volgendezone

a,fstand to t volgende zone

obse rvatoriIJm

in zoneE1 - E2 E2 - E3 E3 - E4

E1 1 km 5 km 10 km

E2 1 km 5km

E3 1 km

E4 niet van toepassing

In de omgeving van een observatorium in zone El moe-

ten dus alle verlichtingsinstallaties in ee n cirkel van 1

km voldoen aa n de eisen van gebied El (UiR is maxi-

maal 0), in ee n cirkel van 5 kilometer aan de eisen van

zone E2 (UiR is maximaal 0,05) en in een cirkel van 10

kilometer aa n de eisen van E3 (UiR is maximaal 0,15).

Hiervan kan alleen met toestemming van de overheid

worden afgeweken.

3.5.6 Natuur

Effecten op de natuurlijke omgeving

De effecten van verlichting op de natuurlijke omgeving

en ecosystemen kunnen vooralsnog moeilijk worden

gekwantificeerd. Wanneer er zich velden, heuvels, bos

sen, rivieren, meren en kusten dicht bij een verlich

tingsinstallatie bevinden, bestaat de kans, afhankelijk

van he t seizoen, da t deze negatieve effecten heeft op

planten en dieren.

InsectenSommige insecten, zoals motten, worden aangetrokken

door licht, terwijl andere soorten, zoals vuurvliegen,

hierdoor juist worden afgestoten en het licht vennijden.

Voor deze beide soorten insecten zijn dus de gevolgen

van een verlichtingsinstallatie van belang.

Zo bestaat de mogelijkheid da t in bepaalde seizoenen er

plaatselijk een enorme toename van bepaalde insecten

ontstaat. Uit onderzoek is gebleken dat in het algemeen

lichtbronnen, die licht me t relatief langere golflengten

uitstralen (rood/geel) ee n geringere aantrekkingskracht

uitoefenen dan lichtbronnen die relatief kortere golf

lengten (blauw/groen) uitstralen.

Bij he t ontwerpen of plaatsen van openbare verlichting

in natuurgebieden dient rekening te worden gehouden

met de volgende mogelijke lichthinder:

• de spectrale samenstelling van he t licht, omdat

bepaalde insecten hiervoor ge,,:oelig zijn en andere

weer minder

• er bestaan lampen die de trek van vogels minder

verstoren. Proeven me t deze lampen op booreilanden

en bij aanlegsteigers in havens hebben zeer positieve

resultaten

• de maatregelen to t he t plaatsen van verlichting te

nemen in overleg met de regionale directie va n he t

Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Zoogdieren, amfibieën en reptielen

Over de omgevingseffecten van avond- en nachtverlich

ting op de woon- en verblijfsgebieden van nachtdieren is

veel bekend. Hiermee moet onder andere rekening wor

den gehouden omdat vele soorten zoogdieren, amfibieën

en reptielen zich voeden met insecten die, aangetrokken

door he t licht, in grote getale bijeen kunnen zijn.

Ook kan buitenverlichting bepaalde effecten hebben

op vee en pluimvee, da t in stallen is ondergebracht

waarin licht binnenvalt. Zo kunnen fysiologische en

stofwisselingseigenschappen worden verstoord, met

afname in groei en abnormaal gedrag to t gevolg. Indien

van toepassing moeten daarom ook he t gedrag en de

gewoontes van de desbetreffende dieren bij de aanleg

van buitenverlichtingsinstallatiesmede

inbeschouwing

worden genomen.

13

Page 14: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 14/32

 

Vogels

Uit onderzoek is gebleken dat de steeds verder opruk

kende verstedelijking en industrialisatie grote invloed

heeft op de vogelbroedgebieden. Ook de hiermee

gepaard gaande toename van verlichting tijdens avond

en nacht is hier debet aan. In he t bijzonder wordt

gevreesd voor het voortbestaan van roofvogels, zoals

uilen en andere soorten die in bossen leven. Doordat

er nog veel onopgeloste aspecten zijn met betrekking

tot de kwantitatieve effecten, moet verder toekomstig

onderzoek worden afgewacht.

Vissen

Sommige vissoorten worden door licht aangetrokken,

andere vermijden juist licht. Ook op andere wijze

blijken verschillende vissoorten op licht te reageren.

Omdat de mate van deze effecten, mede in relatie tot

bepaalde lichtniveaus, nog onvoldoende bekend zijn,

moet verder onderzoek worden afgewacht.

Planten

Het is gebleken da t avond- en nachtverlichting bepaal

de effecten heeft op de fysiologie en he t ecosysteem

va n planten. Onderzoeken hierover betreffen met

name fotosynthese, groei, biologische seizoenen, effec

ten op de knopvorqling bij langedag- en kortedag

planten en effecten op bestuiving via insecten. Zo

is vast komen te staan dat bijvoorbeeld Zelkova en

Gingko niet door licht worden beïnvloed, maar de

Liriodendron en de Chinese parasol (Firmiana Simplex)

wel. Het is in dit kader ook komen vast te staan

dat kunstlicht buiten van invloed is op verschillen

de soorten bermplanten in woon- en verkeersgebie

den. Ook de effecten van kunstmatige verlichting op

land- en tuinbouwgewassen, zoals spinazie en chrysan

ten, zijn bekend. Het is daarom wenselijk da t ook bij

toepassing van verlichting voor openbare verlichting

rekening wordt gehouden met de aard van de aanwe

zige planten in de omgeving, voor zover gegevens voor

handen zijn me t betrekking to t seizoensafhankelijkheid

c.q. groeirnomenten, golflengten en lichtintensiteit.

Omdat er doorlopend onderzoek wordt gedaan naar de

effecten van licht op flora en fauna, is het zinvol om

navraag te doen naar de laatste inzichten hierover.

14

Page 15: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 15/32

 

OVERZICHT BijLAGEN

In he t algemeen kan worden gesteld dat de bijlagen zoals

deze zijn opgenomen in "Algemene richtlijn betreffende

lichthinder, Deel 1 Algemeen en Grenswaarden voor sport-

verlichting" ook voor openbare verlichting van toepassing is.De aanvullingen hierop, die in di t deel zijn opgenomen,

zijn hierna cursief aangegeven.

Bijlage 1 Gebruik van de richtlijnen betreffende lichthinder

Bijlage 2 Toetsing va n lichthinder

Aanvulling meetmethode grenswaarden:

• Lichtsterkte, verlichtingssterkte en luminanties

• Meteorologisch zicht

zie bijlage 3 van deel 1

Bijlage 3 Zichtbaarheid sterrenbeelden zie bijlage 5 van deel 1

Bijlage 4 Overzicht met de van toepassing zijnde objectief te bepalen

parameters voor de verschillende delen

zie bijlage 6 van deel 1

Bijlage 5 Achtergrondinformatie betreffende o n t w e r p u i t g a n g s ~  punten en toelichting op tabel 1

Bijlage 6 Chequelist ter vermijding va n lichthinder door

openbare verlichting

Referenties en bibliografie zie ook deel 1

15

Page 16: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 16/32

 

BIJLAGE 1

Gebruik va n deze richtlijn in de praktijk

Met betrekking to t lichthinder van openbare verlichting

komen in de praktijk twee situaties voor:

1 Bestaande openbare verlichting

2 Nieuw te ontwerpen openbare verlichting

Voor beide situaties is het volgende va n belang:

• breng de situatie waarom he t gaat goed in beeld. Maak

hiertoe een situatieschets en gebruik ee n lichtbereke-

ningsprogramrna

• bepaal met behulp van de Algemene richtlijn betref

fende lichthinder - Deel 1, hoofdstuk 6 en tabel 1 en 2

van di t deel 5 welke grenswaarden in de betreffende

situatie van toepassing zijn.

1 Bestaande openbare verlichting

De noodzaak va n het controleren va n een bestaande

situatie komt meestal voort ui t ee n klacht van één of

meerdere omwonenden. In zo'n geval is het op basis

van de klacht te overwegen om de betreffende verlich

tingsarmaturen va n een afscherming te voorzien. Een

serieuze klacht zal immers niet verdwijnen door he t

aantonen dat de lic,hthinder zich binnen de grenzen

va n de aanbevelingen bevindt. Het aanbrengen van een

afscherming is een relatief eenvoudige manie.r om over

last te verhelpen of te beperken. Stel hierbij goed vast

waar de gehinderde zich bevindt en treedt eventueel in

overleg met de armaturenfabrikant over de benodigde

afscherming.

De te hanteren meetmethode staat beschreven in de

Algemene richtlijn betreffende lichthinder - Deel 1

bijlage 3 en aanvullingen. De meting ka n ook getoetst

worden met ee n lichtberekening.

2 Nieuw te ontwerpen openbare verlichting

Het nagaan of ee n nieuw te ontwerpen verlichtingsin-

stallatie lichthinder zal kunnen veroorzaken, dient ee n

vast onderdeel va n elk ontwerpproces te zijn. Aangezien

in deze situatie geen metingen kunnen worden verricht,

zal de mogelijke lichthinder door middel van lichtbere-

keningen moeten worden bepaald. Hierbij moet er van

uitgegaan worden dat er lang niet altijd bekend is waar

de vensters zich bevinden ten opzichte va n de openbare

verlichting.

3 Voorbeelden

In he t volgende zijn voorbeelden opgenomen van ee n

bestaande en ee n nieuwe situatie.

3.1 Voorbeeld bestaande openbare verlichting

In ee n straat staat een lichtmast va n 4 m met paaltop-

armatuur op ee n afstand va n 2,5 m to t een gevel. De gevel

hoort bij ee n huis met twee verdiepingen en is voorzien

va n een raam op de begane grond en één op de eerste

verdieping. De lamp in het paaltoparmatuur heeft enige

vorm va n afscherming, maar de lamp is vanuit de ramen

toch goed te zien (Tabel 1 is va n toepassing).

De lichtmast bevindt zich niet recht voor de ramen maar

op een afstand va n 3,5 m tot het midden van beide ramen.

De eerste verdieping begint op ee n hoogte van 2,5 m.

Er is melding gemaakt va n lichthinder en om da t te con

troleren worden er metingen en berekeningen uitgevoerd.

3.50

..

oBovenaanzIcht

2.50

1 ,80 ) D~ ~   - ••••   ••• _.+

''"1 0Vooraanzicht

4,00

Figuur 1 positie lichtmast t.O.v. de gevel

De zone waar di t geval zich voordoet is zone 3 in een

stedelijk gebied. De maximale waarden voor verlich

tingssterkte en lichtsterkte die voor deze situatie gelden

zijn opgenomen in tabel 1.

16

Page 17: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 17/32

 

Bij de toetsing van deze waarden wordt uitgegaan van

een nachtsituatie om 02.00 uur. Dan zijn dus de grens-

waarden van de nachtsituatie van toepassing.

Metingen

Op he t midden van he t onderste raam wordt op 1,80 m

hoogte boven de grond me t een luxmeter een verticale

verlichtingssterkte van 7,1 lux gemeten. Hierbij is de lux-

meter evenwijdig aan het vlak tegen het raam gehouden.

Op het midden van he t raam op de bovenste verdieping

is op 1,8 m boven de verdiepingsvloer eveneens de ver-

lichtingssterkte gemeten. De gemeten waarde is hier

5,8 lux. Hierbij is ook de luxmeter evenwijdig tegen he t

raam gehouden.

Om de lichtsterkte van de armatuur te kunnen bepalen

wordt een geijkte luminantiemeter conform NEN 1891

gebruikt. Deze luminantiemeter wordt vanaf het mid

den van de twee ramen op 1,8 m hoogte van de vloer op

de armatuur gericht, da n wel vanaf de hoogste waarde

in de vensteropening op 1,8 m boven de beide vloeren.

De afgelezen waarde op he t onderste raam is 5.000 cd/m2

en op he t bovenste raam 3.500 cd/m 2 De aflezing kan

omgerekend worden naar lux.

De meethoek van de luminatiemeter wordt op een

zodanige grootte ingesteld, da t he t meetgebied de hele

lamp in de armatuur omvat. In di t geval betreft he t een

meetgebied binnen een hoek van 3°.

Berekeningen

De lichtsterkte van ee n lamp kan worden bepaald door

de verlichtingssterkte van die lamp te meten en deze

te vermenigvuldigen me t het kwadraat van de afstand

to t die lamp. Als er echter meer lichtbronnen aanwezig

zijn, dan wordt met een luxmeter een hogere waarde

gemeten en wordt dus een fout gemaakt. De verlich-

tingssterkte op he t raam komt bijvoorbeeld niet alleen

van de armatuur zelf maar ook van die van de buren, de

maan en eventueel andere lampen.

De lichtsterkte moet in di t geval berekend worden

omdat deze niet direct gemeten kan worden. Om de

lichtsterkte te bepalen wordt een luminantie meting

gebruikt met een aanvullende omrekening naar verlich-

tingssterkte. Met deze luminantiemeting wordt dus de

verlichtingssterkte gemeten van éé n enkele lamp. De

luminantie fungeert hier dus als een luxmeter me t een

kleine meethoek.

De luminantiemeter in di t voorbeeld is geijkt voor het

meten van verlichtingssterkte (lux). En voor de gebruik·

te meethoek van 3° geldt voor deze meter een omreken-

factor van 0,002.

Uit de luminantiemeting wordt eerst de verlichtings-

sterkte van dit armatuur alleen berekend loodrecht op de

lijn tussen lamp en luminantiemeter. Daarna wordt de

lichtsterkte berekend door te vermenigvuldigen me t he t

kwadraat van de afstand tussen meetpunt en de lamp.

Parameter Symbool/Formule Onderste raam

----Bovenste raam

Gemeten luminantie L 5.000 cd/m 2 3.500 cd/m 2

IiAfstand lamp tot raam d d= .,j 3.5 2+2.52+(4-1.8)2=4.8 d= ..j 3,5 2+2.52+(4-4,3)2=4,3

Verlichtingssterkte lood-

recht op lijn raam-I'amp

E richtinglamp=

omreken factor O.OO2'LE=0,002 • 5.000=10 lux E=O,002 • 3 ..500=7 lux

Lichtsterkte richting lamp I=E richting lamp' d2 1=10 • 4,82=230,4 cd 1=7 • 4,3 2=130,7 cd

17

Page 18: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 18/32

 

Beoordeling

In zone 3 mogen lampen in de nachtsituatie op de

begane grond maximaal 10 lux en op de eerste verdie

ping maximaal 5 lux veroorzaken. Een armatuur mag

lichtsterkte hebben van maximaal 600 candela.

De gemeten verlichtingssterkte op de onderste verdie·

ping is 7,1 lux. Dit voldoet.

Op de bovenste verdieping was de verlichtingssterkte

5,8 lux. Dit voldoet niet.

De lichtsterktemetingen zijn respectievelijk voor beide

ramen 230,4 en 130) candela. Deze waarden liggen

onder de 600 candela en zijn dus acceptabel.

De conclusie is da t de desbetreffende armatuur onac-

ceptabele lichthinder veroorzaakt in de nachtsituatie,

omdat de waarde van de verlichtingssterkte op de

bovenste verdieping boven de grenswaarde uitkomt.

3.2 Voorbeeld nieuw te ontwerpen openbare verlichting

(berekening)

l

I . iI--1/]....",---------==::::-::::=========------l.i'

Figuur 2 Situatieschets

Uitgangspunten voor de lichtberekening zijn:

Wegtype : S-klassc

Arrnatuurafstand : 23 m

Lichtpunthoogte : 4 m

Helling armatuur : 5 graden

Lamptype :compacte fluorescentielamp 36 WDepreciatiefactor ; 1,0

Rasterhoogte : 1,8 en 4,8 m

Afstand arrnatuurtot gevel: 2,0 en 5,0 m

18

De resultaten van de lichtberekening zijn als volgt:

Afstand

armatuur-gevel (ml

Raster

hoogte (ml

Evmax

(lux)

I max (cd)'

2,0 1,8I

17,7 666,2 I

I I I4,8 0,3 60,5,0 I I I

- - - - - - - - - - - ~ - - - - - - - - - - - tI I

5.0 1.8 I 4.9 I 448.3 I

-----------+-----------.I I I____ ______   ___ w _______4.8 I 0. 4 I 62.3 I.0

• Om de maximale lichtsterkte pe r armatuur te vinden is één

armatuur van figuur 1 uitgeschakeld

Voor de gegeven situatie dient te worden uitgegaan van

zone E3, zoals opgenomen in deel 1, hoofdstuk 6 (blz. 12).

gebieden met een gemiddelde omgevings

helderheid; in het algemeen woongebieden

Vervolgens worden de berekende waarden getoetst aa n

tabel lu i t deze aanbeveling met de toegestane waarden

in de E3 kolom:

E3

verlichtingssterkte Ev 10

op de gevel

verlichtingssterkte Ev 20

op de gevel

beneden 3m I boven 3m beneden 3m I boven 3m

10 lux ') 5 lux 10 lux ') 5 lux

60 0 2500

S-klasse ME-klasse

') Beneden een hoogte van 3m is de aangegeven waarde toe-

gestaan, tenzij zich hier slaapkamers bevinden. Dan dient de

waarde boven 3m te worden aangehouden.

Het eindresultaat staat aangegeven in de twee rechterkolommen van de tabel me t berekeningsresultaten. De

vet omkaderde waarden voldoen niet, de met een stip-

pellijn gemarkeerde waarden wel. Hieruit blijkt da t de

situatie met een afstand tussen armatuur en gevel van 5

m voldoet aa n de van toepassing zijnde richtlijnen voor

het voorkomen van lichthinder.

Page 19: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 19/32

 

BULAGE 2

Toetsing va n lichthinder

Meetmethode grenswaarden

Lichtsterkte, verlichtingssterkte en luminantie

Toepassing van Tabel I (hoofdstuk 8) voor de bepaling

van lichthinder geldt voor puntvormige lichtbronnen (s 3

graden vanuit de positie van de gehinderde).

Voor andersoortige lichtbronnen, zoals lichtgevende

lijnen of oppervlakken, is vooralsnog geen wetenschap-

pelijke basis van hinder als functie van de hoeveelheid

licht vastgesteld. De richtlijn is derhalve hierop niet van

toepassing.

De lichtsterkte Ii per armatuur en de verlichtingssterkte

E worden bij voorkeur vanaf het midden van he t ven-v

ster vastgesteld. Bij meerdere vensters of vensters

in diverse richtingen, zoals bij een erker, worden de

meetpositie(s) mede op aanwijzing van de gehinderde

bepaald (zie figuur 1). Of, als di t technisch niet mogelijk

is, op een zo kort mogelijke afstand van deze positie.

Alleen de lichtbronnen die zich binnen een horizontale

of verticale hoek van +/- 75° bevinden ten opzichte van

de loodlijn op het venster, zijn voor de bepaling van de

lichthinder relevant (zie figuur 2).

buiten

Figuur 1 De meting in principe vanaf he t midden van een

venster

Voor elke afzonderlijke lichtbron geldt ee n maximaal

toegestane lichtsterkte volgens tabel I. Meerdere licht-

bronnen die vanaf het meetpunt een cluster vormen

binnen een hoek van 20° worden door de gehinderde als

één lichtspot ervaren en dienen dus bij de vaststelling

van de lichtsterkte samengenomen te worden.

bUITen

ver1>ter

Figuur 2 De voor de bepaling van de hinder relevante licht

bronnen bevinden zich binnen een hoek van +/75

0ten opzichte van de loodlijn op het venster

De verticale verlichtingssterkte Ev (lux) wordt loodrecht

op het vlak gemeten en in principe in het midden van

het venster bepaald. Bij het meten va n de verlichtings-

sterkte met een luxmeter moet worden afgeschermd

voor lichtbronnen buiten +/- 15". Het nadeel van een

meting met een luxmeter is, da t voor de invloed van het

zicht niet kan worden gecorrigeerd.

Meteorologisch zicht

Als rekening wordt gehouden met het meteorologisch

zicht, moet van elke lichtbron afzonderlijk de bijdrage

aa n de verticale verlichtingssterkteworden bepaald (zie

tabel 6).

De invloed van zicht kan in bepaalde gevallen een forse

invloed hebben. De invloed van meteorologisch zicht is

gegeven in figuur 3.

• 1.0

0.95

0.9

Si 0.85

S'!v

E 0.8

'"  0.750.7

0.65

0.6600oo00000000 

afstand lichtbron tot de gevel r (m)

: : ~ _ . _ - _ . _ ..-----'.   ----------- 

..

30.000 m

" ........   -----  11.400 m

\" "--.............

'"  ""'",. ~  

'. .........

-...... 4.000 m"-  2.000m

Figuur 3 De afnamefactor van licht- en verlichtingssterkte

als functie van de afstand r van de lichtbron to t de

gevel voor vier willekeurige zichtomstandigheden

19

Page 20: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 20/32

 

Er zijn vier lijnen getekend en wel voor 2.000 m, 4.000

m, 11.400 m en 30.000 m zicht. De kans dat het zicht in

Nederland kleiner is da n 11.400 m is 50%. Dit zicht bij

11.400 m wordt in dit verband normzicht genoemd. Het

is van belang het zicht te bepalen bij de metingen. Het

heeft de volgende voordelen:

• metingen op verschillende locaties kunnen me t elkaar

vergeleken worden

• het momentane zicht is vervolgens niet van invloed op

he t meetresultaat.

Als gemeten is bij een zicht Z, kan de licht- en verlich

tingssterkte pe r lichtbron relatief ten opzichte van het

normzicht worden omgerekend. Onderstaande grafiek

(figuur 4) laat voor vier willekeurig gekozen zichtom

standigheden zien met welke factor de licht- en verlich·

tingssterkte moet worden vermenigvuldigd, gegeven de

afstand r van de gevel to t de lichtbron.

1.3 r - - - - - - - I , . - - - - - - - - - - - - - - ,. 2.000 m

125+- - - - - - - - - r - - - - - - - - - : 7 " ' / ' - : - - : c / ; : - ; : - - - - 1/// 4.000m

1.2-1----/-7'-----------:/-"/"'------------1

IV .//-g I.l5+-,- - - / - r - - - - - / . -.... .",.--"'---------_____j

  / . . /  1.1 i - --- ,/,L--/- ,....",... : ; ; . . . ~ ~ - - - - - - - - - _ _ 1....

  I ,/8 LOS+-, - - / - , : ? ' ~ - - - - - - - - - - - - - - - - - - - j  1.0;f---::_=-- - ~ ~ - - - - - - - - - - - - - - 1  ~ _ _ _ _ _   11.4oom

0.95-1----------=='=--==---------1- - - .0.000 m

0.9 ~ - - _ , _ _ _ _ - - _ . _ - - _ . _ - - - - - r - - - - - . - - - - - l  o 100 200 300 400 500 600

afsland lichtbron tol de gevel r (m)

Figuur 4 De correctiefactor c voor verlichtingssterkte en

lichtsterkte pe r lichtbron als functie van de

afstand r van de lichtbron to t de gevel van vier

willekeurige meteorologische zichtafstanden Z

Voor de relatieve omrekening naar normzicht wordt

een factor c berekend, die afhangt van he t zicht en de

afstand tot de lichtbron. Uitzonderingen voor een cor

rectie naar het nonnzicht zijn:

• als de invloed ten opzichte van het normzicht op een

gegeven afstand niet meer bijdraagt dan ± 5%

• als de afstand r van de lichtbron to t de gevel kleiner is

dan 10% van de zichtafstand Z.

Het meteorologisch zicht Z ten tijde van de meting kan

bijvoorbeeld achteraf worden opgevraagd bij he t KNMI

(www.knmi.nl). Men dient er rekening mee te houden

da t er lokaal soms grote verschillen kunnen optreden.

20

Het meteorologisch zicht moet bij voorkeur ten minste

4 km zijn (volgens opgave KNMI) en er mag geen sneeuw

liggen.

Luminanties

De eenvoudigste en meest directe manier om luminan

ties te meten, is me t ee n luminantiemeter. Dit is een

camera-achtig meetinstrument met één (halfgeleider-)

detector. Het te meten oppervlak kan visueel worden

geselecteerd en de waarde van de gemeten luminantie

kan direct worden afgelezen in cd/m2. De grootte van

het gemeten oppervlak wordt bepaald door de ope

ningshoek van het instrument en de afstand tot het te

meten vlak. Gewone luminantiemeters hebben één of

meerdere kegelvormige openingshoeken. B ~   eenvou,

dige luminantiemeters is dit bijna altijd 1°; he t labora

toriuminstrument van figuur 5 is standaard voorzien

van drie openingshoeken, meestal 20° , 10 en 3°. Door het

oculair van he t instrument is zichtbaar welk oppervlak

tedeel gemeten wordt. Loodrecht op een vlak, wordt een

cirkelvormig oppervlak gemeten; bij schuine waarne

ming is he t gemeten oppervlak ellipsvormig. Opgemerkt

moet worden, da t de aangegeven meetwaarde het

gemiddelde is van de luminanties binnen het meetveld.

I . .:., - •.  I Ib!7fJ E 3 ". • Q

- -- r>. '"  •• J _'IJ'_   __ t.-i

Figuur 5 Luminantiemeter

Page 21: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 21/32

 

Inmiddels zjjn er ook digitale camera's verkrijgbaar die

speciaal ingericht zijn voor het meten va n luminanties.

Het gefotografeerde beeld wordt vastgelegd, en kan later

softwarematig (zie figuur 6) verwerkt worden. Alle pixelsva n de camera kunnen gecalibreerd worden, waardoor

van elke pixel in he t opgenomen beeld de luminantie

bepaald ka n worden. Ook kan van een aangegeven groep

pixels de gemiddelde luminantie berekend worden.

" ~ I  Ii

- - ~ . _ . _ •.. :.._., " , - ~ . "   .._--..' - - ------ ,_ ..-. _ . _ . _ ~ ... ~ . , . - _   .._._- ,--- j1 I  .2 1 \   I R  ~ . ; ~   .. I I

. ~   I ~ J  " ' : ' ;   u •._-,-'- ••.•  - - - ~ - i t t ~ ; 1

_. ....,,--_. ,_ - ~ - ~ - ~ - - -

Figuur 6 Software voor he t bewerken van opnames van

een /uminantiecamera.

21

Page 22: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 22/32

 

Tabel 6 (deel 1) Samenvatting voor de vaststelling van lichthinder

onderwerp vaststellen voorwaarden verw1ijz'ing

zonering E t E2, E3 of E4 beoordeling/toewijzing door het bevoegd gezCJg Deel 1 - hoofdstuk 6

dagindelingdag/avond en/of

nachtbeoordeling/toewijzing door het bevoegd gezag Deel 1 - hoofdstuk 7

meteorologisch

zicht

Z (m) (www.knmi.nl)

correctiefactor ci

voor het normzicht

van Zo=ll 40 0 m

• niet meten bij nevelflarden of inhomogeen zicht

• niet meten als de afstand tussen de lichtbron op de groot-

ste afstand en de gevel meer bedraagt dan 10% van Z

als de correctiefactor ci < 5% voor een gegeven afstand to t

enige lichtmast. kan correctie voor het normzicht achterwege

blijven

ei[3r; t o ~ i ]  

- e

armatuu,rwel of geen afge-

schermde lichtbron

bepaal voor armaturen met afgeschermde lichtbron de gemid-

delde oppervlakteluminantieDeel 5 - tabel 1+2

afstand to t de

l ichtbronri (m)

bepaal de rechtstreekse afstand tussen de gevel

en de lichtbron I

I

verticale verlichtings

sterkte (Ix)

bepaal de totale verlichtingssterkte EgelTleten met de bijdrage

ten gevolge van de aanstraling van gebouwen en/of objecten

vergelijk met de grenswaarde Ev In Tabel 1

als Egemeten > Ev is er sprake van lichthinder

Deel 1 - hoofdstuk 8 en

voorwaarden

l ichtbelasting

op de gevel

I

!

verticale verlichtings

sterkte per lichtbron

E (Ix).

de afzonderlijke bijdrage van elke lichtbron aan de verlichtings

sterkte, rekening houdend met het norrnzicht. Sommering

van Enorm lover N lichtbronnen geeft de totale bijdrage van

aanstrailng van gebouw(en) en/of object(en} aan de verticale

verliohtingssterkte. De verlichtingssterkte per lichtbron wordt

meestal bepaald met een luminantierneter conform bijlage 3

van deel 1. De meethoek p van de luminantiemeter wordt zo

gekozen dat deze de lichtbron omsluit.

p2 •

Enormt

4. 1 t ' .casa;-c

- ; 360 2

bepaal de lichtsterkte voor elke afzonderlijke lichtbron I,I - Enorm ,-1j

2

normi -cosa,

l ichtsterkte lichtsterkte (cd) als een cluster van lichtbronnen zich binnen een cirkel van

20° bevindt. kan di t opgevat worden als één lichtbronvoorwaarden

als 'norm r groter is dan Tabel 1 aangeeft, is er

sprake van lichthinder

ULR

verhouding naar

boven uitgestraalde

hoeveelheid licht tot

de totaal door de

armatuur uitgestraal

de hoeveelheid licht

bepaal de ULR vanaf een horizontaal vlak boven de armatuur

' in z,ijn geïnstalleerde positie

I

Deel 5 - tabel 3

Gebruikte symbolen en eenheden

nummering va n de afzonderlijke lichtbronnen

N totaal aantal afzonderlijke lichtbronnen en clusters

Z meteorologisch zicht (m)

afstand lichtbron i to t de gevel (m)

c-1 correctiefactor voor de lichtsterkte Ii en de verlichtingssterkte Eis voor norrnzicht

de hoek die de lichtbron maakt met de loodlijn op he t venster ngemeten verticale verlichtingssterkte (lux)

L·I gemeten luminantie van een lichtbron of cluster (cd/m2)

Egemeten

L:o norrnzicht (m). De kans da t het zicht kleiner is da n het norrnzicht is 50%

lichtsterkte pe r lichtbron of cluster (cd) gecorrigeerd voor he t normzicht

meethoek van de luminantiemeter (0)

verhchtingssterkte pe r lichtbron of cluster (lux) gecorrigeerd voor het norrnzicht Zo

22

Page 23: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 23/32

 

BijLAGE 3

Zichtbaarheid van sterrenbeelden

De sterren die met het blote oog zichtbaar zijn variëren

in helderheid. De sterrenkundigen hebben daarvoorde grootheid magnitude in het leven geroepen. Het is

ee n oude eenheid die al door de Grieken op ongeveer

dezelfde manier gebruikt werd.

De zichtbare sterren variëren van een magnitude 0 lot

en met 6, waarbij de sterren met magnitude 0 he t hel

derst zijn en de sterren met magnitude 6 bij de beste

omstandigheden juist zichtbaar zijn. Hieronder staan

gegevens betreffende aantallen sterren van de verschil

lende magnitudes.

magnitude maximaal aantal sterren zichtbaar

+6 - 2500

+5 - 800

+4 < 250 (melkweg is niet meer zichtbaar}

+3 < 50

+2 < 25

+ 1I

12

0 3

-1 1

Figuur 1Het sterrenbeeld Grote Beef: dat altijd in he t noorden te vinden is. De getallen bi j de sterren geven de magnitude aan in hon-

derdsten. Dus 158 betekent magnitude 1.58. De sterren van he t bekende pannetje zijn van de Ie- 2e en 3e de magnitude

23

Page 24: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 24/32

 

L

BijLAGE 4

Overzicht met de van toepassing zijnde objectief te bepalen parameters voor de verschillende delen

Deel 1 Deel 2 Deel 3 Deel 4 Deel 5 Deel 6

Sportaccommo-

datieverl,jchting

Terrein-

verlichting

Aanlichting van

gebouwen enobjecten

Reclame-

verlichting

Openbare

verlichting

Lichtuitstraling

uit gebouwen

Gehinderden

omwonendenEyl I ~ / I / L   Ey / l / L Ey / l / L Ey/l/Lsa Ey I J I Lsa

weggebrui'kers '* I I L I I L I I L I/TI I I L

schippers '* I I L I I L I I L I I I L

tre'in-

machinisten1* I I L I I L I I L I I I L

pilotenI

I' II

II

I L

astronomen (ULR) ULR ULR ULR ULR ULR

natuur IE)I (T) EI T E/T E/T EI T E/T

Hierin is:

E verlichtingssterkte op ee n bepaald oppervlak (in lux)

Ev verticale verlichtingssterkte op ee n gevel of waarnemer (in lux)

lichtsterkte van een aimatuur of lamp in ee n bepaalde richting (in cd)

luminantie van een armatuur of oppervlak in een bepaalde richting (in cd/m2)

ULR (Upward Light Ratio) de door ee n armatuur direct naar boven uitgestraalde

hoeveelheid licht in de positie waarvoor deze is ontworpen in verhouding tot

de totaal door de armatuur uitgestraalde hoeveelheid licht

Tl (Treshold Inpement) verhoging van de visuele contrastdrempel (in %)

T kleurtemperatuur (in K)

luminantie va n het schijnbaar oppervlak in de richting van de waarnemer (in cclJm2).sa

In de kolom "Deel 1":

• de in de tabel met een • aangegeven waarden kunnen ook voor andere groepen gehinderden van toepassing zijn

• in deel 1: "Algemeen en Grenswaarden voor sportverlichting" zijn met betrekking to t Even I alleen criteria en grens-waarden voor omwonenden vastgelegd. Deze kunnen ook voor andere groepen gehinderden van toepassing zijn

• de tussen haakjes aangegeven parameters zijn nog niet opgenomen in Deel 1.

24

Page 25: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 25/32

 

BULAGE 5

Achtergrondinformatie betreffende ontwerpuitgangs-

punten en toelichting op ta bel 1

Stedelijke verlichting

Het doel van de openbare verlichting in het stedelijke

gebied is tweeledig. Er zijn nl. wegen met een verkeers

functie oftewel stroomfunctie, maar ook die meer een

overwegende verblijfsfunctie hebben. Beide worden

vanwege deze verschillende functies in de lichttechniek

dan ook anders benaderd. Wegen met ee n verblijfs

functie zijn woonstraten, woonerven en pleinen en ook

winkelcentra horen hierbij. Wegen met een verkeers

functie hebben tot doel he t verkeer te laten doorstro

men. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld de rijkswe

gen zoals de A2 en de provinciale wegen (N2000). Ook

gebiedsontsluitingswegen horen daar tot de stroomwe-

gen. Zie NSW aanbeveling Deel 3: Ontwerpen OVL.

Doel openbare verlichting

Openbare verlichting heeft he t volgende ten doel:

I verkeersveiligheid

I persoonli jke veiligheid

t sociale veiligheid

t visuele geleiding

, stadsverfraaiing.

Classificatie van wegen

De classificatie en het gebruik van een weg is bekend bij

de wegbeheerder. Ook lichtontwerpers zullen zich hier

vaak me e bezig houden, omdat het gebruik en inrichting

bepaalt welke kwaliteit verlichting gewenst is. De classi

ficatie van wegen is bepalend voor het te maken verhchtingsplan. Niet alle straten zijn gehjk. De van toepassing

zijnde verlichtingsklasse is afhankelijk van:

tontwerpsnelheid voor hoofdweggebruiker

.. medeweggebruiker

t verkeersremmende maatregelen

., geparkeerde voertuigen

, moeilijkheidsgraad van de bestuurderstaak

• verkeersdichtheid van voetgangers en fietsers

I complexiteit van het gezichtsveld

.. misdaadrisico

.. gezichtsherkenning

t omgevingsluminantie.

Als er 's avonds in bepaalde gebieden bijvoorbeeld door

verlichte reclameborden, lichtreclame, gevelaanstra-

Jing, etalageverlichting, bewakingsverlichting, neonlij

nen en feestverlichting een hoge omgevingshelderheid

wordt veroorzaakt, moet hier bij het ontwerpen van

nieuwe openbare verlichtingsinstallaties rekening mee

gehouden worden.

Het verlichtingsniveau moet in ee n sterk verlichte

omgeving minimaal anderhalf maal hoger zijn (een

volle klasse) om nog voldoende zicht op de weg te heb

ben.

Als dus de omgevingshelderheid afneemt, omdat bij

voorbeeld de reclameverlichting of sportverlichting uit

gaat, kan ook de openbare verlichting op een lager

niveau gaan branden. De richtlijnen voor openbare

verlichting geven de ruimte om ir; deze situatie te dim-

men, zonder dat daarmee de verkeersveiligheid in het

gedrang komt.

Voorkomen verblindingshinder

Met betrekking to t het voorkomen van verblinding van

weggebruikers wordt de drempelwaardeverhoging TI

(Threshold lncrement ) gehanteerd.

Deze is standaard opgenomen in ee n bepaalde verlich

tingsklasse voor wegen me t een stroomfunctie. Voor

wegen me t een verblijfsfunctie is he t minder goed gere

geld. Het hanteren van D-klassen (verblindingsindex)

'en/of G-klassen zou daar ten gunste van de weggebrui

kers zijn.

Voor omwonenden dienen andere maatregelen te wor

dengetroffen. Een geringe

hoeveelheid licht tegen

een gevel is nodig om zich te kunnen oriënteren in

de omgeving, maar dient niet op hinderlijke wijze in

huis te vallen. Er zijn diverse redenen waarom de ene

lichtbron hinderlijker kan zijn dan de andere. Dit wordt

onder andere bepaald door het adaptatieniveau van de

waarnemer en de luminantie van de achtergrond waar-

tegen de lichtbron zich bevindt. Daarnaast de plaats van

de naar binnen stralende armatuur of armaturen, de

grootte van het lichtgevende oppervlak van een amla-

tuur of juist de piekluminantie en he t feit of he t licht

meer of minder diep valt in een ruimte.

25

Page 26: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 26/32

 

Openbare verlichting wordt zowel in de bebouwde kom

als buiten de bebouwde kom soms als hinderlijk erva

ren. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de positie

van een lichtmast. Deze wordt soms midden voor een

slaapkamerraam geplaatst omdat de stoep soms amper

2 m breecl is. Echter niet iedere woning in Nederland

heeft de luxe van een voortuintje.

Om energie te besparen worden masten vaak steeds

verder uit elkaar geplaatst. Dit is mogelijk omdat de

annaturen steeds efficiënter zijn geworden, maar daar

voor is de afschenning van de lampen teruggebracht tot

ee n minimum. Armaturen hebben daardoor lichtverde

lingen met veel licht in de hogere uitstralingshoeken.

Al die heldere lichtvlakken dragen echter niet bij aan

een beter zicht op de weg, maar dragen samen me t alle

andere lichtbronnen en verlichte vlakken bij tot een

zeer onrustig beeld en minder goed zicht op de weg,

omdat het oog adapteert aan de gemiddelde luminantie

van de omgeving.

Voorkomen van hinderlijke en' te heldere lichtpunten binnen

het stadsbeeld:

• de hchtpunthoogte naar een hoogte brengen die meer

bij de woningbouw past. Bij een lichtpunlhoogte van 4

m kunnen de armaturen midden voor de slaapkamer

ramen komen te staan. Bij ee n hoogte van 3 tot 3,5 m

is de hinder vaak al een stuk minder

• dimmen van de verlichting gedurende bepaalde peri

oden. Installaties worden vaak ontworpen voor de

meest kritische situaties, dus wanneer he t dnlk is.Dit kan voor de diverse zones op een ander tijdstip zijn.

Denk daarbij maar aan de kleinere bedrijven terreinen

aa n de rand van ee n stad, het uitgaanscentrum, sport

en winkelcentra.

Tabelmet advies voor G-klasse van toe te passen armaturen

• kiezen voor een armatuur met een geschikte licht

verdeling en eventueel een afscherming in of op he t

armatUUr toepassen, zodanig da t he t licht in de rich

ting van de vensters wordt tegengehouden.

Met betrekking to t de lichrverdeling kan gebruik worden

gemaakt van de zogenaamde G-Lichtsterkteklassen,

zoals opgenomen in de NPR 13201-1. Hierdoor blijft de

lichtsterkte bij hoeken van 70·, 80· en 90· binnen accep

tabele grenzen. Lichtui tstraling boven 90· dient to t een

minimum te worden beperkt. Het terugdringen van

lichthinder begint dan bij de bron, he t annatuur en de

lamp. Het zijn eisen die gemakkelijk opgenomen kun

nen worden in beleidsplannen en bestekken.

De aangescherpte inkoopcriteria ten aanzien van open

bare verlichting helpen hierbij.

Indlen niet kan worden volstaan me t de G-klassen bie

den ook de D-klassen mogelijkheden. Deze zijn ook

opgenomen in de NPR 13201-1. Deze D-klassen kunnen

bijvoorbeeld richting geven aan de eisen voor de hinder

lijke helderheid van annaturen die een meer decoratief

karakter hebben.

Het meest voor de hand liggend is het om dit in de ver

lichtingsklassen van de richtlijnen voor openbare ver

lichting op te nemen. Zover is het echter op he t moment

van publiceren va n deze richtlijn nog niet.

Soms heeft he t gebruik van hogere masten 2: 6 m voor

keur omdat het lichtpunt zich clan op dakgoothoogte

bevindl Wordt deze lager gekozen dan is een mast

hoogte van 4 m vaak funest, omdat de lichtbron zichda n veelal recht voor de ramen van de 1e verdieping

bevindt. Bij voorkeur voor lagere masten moet dan

worden uitgegaan van een lichtpunthoogte van 3 tot

3,5 m en wel zodanig da t de hoogste helderheid niet ter

plaatse van de vensters voorkomt, maar er tussenin.

,Omgevingszone

I..

_-..

Te hanteren Toepassings-El E2 E3

parameter condities I.

armatuurAvond/nacl1l G6 1 (;3 l/rn G2t/rn G4

klasse G6

E4

G1 t/m G4

26

Page 27: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 27/32

 

I

Zone-indeling

In deel 1 is ee n zone-indeling opgenomen me t een toe

lichting van de betreffende soorten gebieden. De toewij

zing van een zone moet uiteindelijk door he t bevoegdgezag gebeuren, gebaseerd op onder andere ruimtelijke

ordening.

T a b e l z o n e ~ n d e H n g  ZONE OMSCHRIJVING

E1 Natuurgebieden met een zeer lage omgevings

helderheid; voor de definitie van natuurgebied

wordt uitgegaan van de vastgelegde Ecologische

Hoofdstructuur door de rijksoverheid

Gebieden me t een lage omgevingsllelderheid:

in het algemeen bUItenstedelijke en landelijkewoongebieden

E2

E3 I gebieden me t een gemiddelde omgevingshelder

heid: in het algemeen woongebieden

gebieden me t een hoge omgevingshelderheid;

in het a1gemeen stedelijke gebieden gecombi

neerd met woon- en industriegebieden met inten-

sieve nachtelijke activiteiten

E4

Hoewel de tabel het tegendeel suggereert, is vaak de hel

derheid van een woonstraat in een dorp (landelijk) gelijk

aan een woonstraat in het stedelijk gebied, vooral als

men in woonwijken buiten het centrum kijkt. Juist in he t

centrum vindt vaak een verhoogde activiteit plaats. Daar

kan me n dan ook een hogere helderheid verwachten. Dit

wordt vooral veroorzaakt door reclame-uitingen, etala·

ges en licht ui t gebouwen en aangestraalde gebouwen.

27

Page 28: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 28/32

 

BIJLAGE 6

Chequelist te r vermijding van lichthinder door openbare verlichting

Plaats lichtmasten met armaturen niet direct voor de ramen van woningen.

Dit in verband met mogelijke hinderli jke instraling in de woning.

Plaats bij voorkeur lichtmasten aa n de onbebouwde zijde van de straat.

Dit geeft aan de bewoners ee n veiliger gevoel.

Plaats lichtmasten bij voorkeur niet aan de zijde va n de spoorbanen.

Dit te r voorkoming van lichthinder naar machinisten van he t railvervoer.

Plaats lichtmasten niet in de directe nabijheid van bomen.

Bij uitgroeien van de bomen en in de zomer heeft de verlichting geen nu t meer.

Houd met de keuze van de lichtmasthoogte rekening met de wegbreedte en de hoogte van de woningen.

Draag zorg da t de armaturen weinig of geen licht boven de 900 uitstralen.

Anders wordt onnodig licht naar boven verspild en uitgestraald en dit heeft nadelen voor astronomen.

 

Zorg bij de keuze van armaturen indien deze dicht bij woningen moeten worden geplaatst, dat er mogelijk-

heden aanwezig zijn voor he t aanbrengen van opalen afscbermingen of louvres.

Vermijd armaturen aan draadoverspanningen als deze een breedstralende lichtverdeling hebben.

Bij wind gaan de armaturen zwaaien en bestaat de kans op instralingen in woningen.

..--.

IPlaats op bruggen geen verlichting die schippers, machinisten en auto's kunnen hinderen.

Reflecties op scheepsdekken, auto's en dergelijke kunnen erg hinderlijk zijn.

Houd met de plaatsing en keuze van de verlichting rekening me t signaleringen van derden.

Chauffeurs, machinisten en schippers kunnen veel hinder ondervinden van lichtbronnen en lichtkleuren in

hu n hoofdkijkrichting.

Vermijd rechtstreeks zicht van omwonenden op puntvormige lichtbronnen.

Pnntvormige lichtbronnen zorgen voor meer hinder dan grotere lampen.

I

Houd rekening me t de kleur van de gevel.

Het door de armaturen uitgestraalde licht kan tegen een donkere ondergrond als hinderlijker worden

ervaren dan tegen een lichte gevel.

..

28

Page 29: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 29/32

 

REFERENTIES EN BIBLIOGRAFIE

Algemeen

Adrian, W. Grundlagen de r physiologischen un d psychologischen Blendung und ihre numerische Darstellung.

Lichttechnik,8/1975.

Bertels, ]. Licht-in-duisternis: de effecten van kunstlicht op flora en fauna in Nederland, doctoraalscriptie 1992.

Bond Beter Leefmilieu (B), werkgroep lichthinder, brochure "Verlichten zonder hinder, lichtverontreiniging aangepakt".

Brink, T.D.]. van den. Stand van zaken Nederlandse richtlijnen voor openbare verlichting, Paper NSVV-congres

3 april 1996.

Caminada, ].F en Bommel, W.].M. van. New lighting considerations for residential areas. Internationallighting review,

1980/3.

CIE publicatie lSO. Guide on the limitation of the effects of obtrusive light from outdoor lighting installations 2003.

CROW/NSVV-publicatie 112. "Richtli jnen Openbare Verlichting Natuurgebieden" 1997.

Freundt, S. en Schanowski, A. (Naturschutzbund Deutschland). "Überbelichtet", over de invloed va n kunstlicht op de

natuur 1991.

Gorter,]. en Kuipers, G. Licht in de duisternis. Paper NSVV-congres 3 april 1996.

Hartmann, E., Schinke, M., Wehmeyer, K. en Weske, H. Messung und Beurteilung der Lichtimmissionen künstlicher

Lichtquellen 1984.

.Kimber, R. "Trunk road lighting in environmentally sensitive areas", Intemal Advice Note, Road Lighting Branch, febru

ari 1993.

LiTG, Berlin. Messung un d Beurteilung von Lichtimmissionen. LiTG-publicatie 12, 1991.

Matze, M (Louis Bolk Instituut). Licht en gezondheid, een probleemverkennende studie, over de invloed van licht op de

gezondheid va n de mens 1995.

Padmos, P. en Alferdinck, ].WAM. Verblinding bij tunnelingangen - Il. De invloed van atmosferisch strooilicht. Rapport

IZF 1983 C-9, Instituut voor Zintuigfysiologie, Soesterberg.

Roelse, ing. P. Nederland baadt in stoorlicht. In: Licht, februari 1995.

Santen, C. van en Hansen, A.]. Norm moet strijd aanbinden met storende effecten van licht. In Licht, september 1995.

Santen, C. van. Te veel licht: een pleidooi voor regelgeving. Paper NSVV-congres 13 mei 1993.

29

Page 30: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 30/32

 

Schanowski, A, en Späth, V. "Überbelichtet, Vorschläge für eine umweltfreundliche Augenbeleuchtung",

3e herziene en uitgebreide uitgave 1994.

Steek, B."Zur Einwirkung von Augenbeleuchtungsanlagen au f nachtaktive Insekten". LiTG Pu-blikation 5, 1997,

("Stellungnahme").

Vedder, HA "Hinderlijke buitenverlichting", Energietechniek, januari 1998, blz.18.

Vedder, H.A. "Lichthinder door buitenverlichting, ee n bijna opgelost probleem 7". In: Licht, februari 1998, blz.20.

"Vlakglasverlichting langs A27 beter voor mens en dier". In: Licht, februari 1998, blz. 5.

Vries, J.G. de. redactie. "Zicht op licht. Lichthinder aangepakt". RWS-DWW 1998.

REFERENTIES ASTRONOMIE

Anon. (1978). Report an d recommendations of lAU Commission 50 (Identification and protection of existing and

potential observatory sites). Published joinUy by CIE and lAU in 1978. (Reproduced as Appendix 4.1. in McNally, ed.,

1994, p.162 - 166).

Anon. (1997). Control of light pollution - Measurements, standards an d practice. Conference organized by Commission

50 of the International Astronomical Union and Technical Committee TC 4-21 of Commission Internationale del'Eclairage, CIE, the Hague, th e Netherlands, Augusts 20,1994. In: The observatory,117, pp 10 - 36.

Broglino, M.; lacomussi, P.; Rossi, G.; Soardo, P.; Fellin, 1. & Medusa, C. (2000). Upward flux ofpublic lighting: two towns

in Northem Italy. In: Cinzano, ed., 2000, pg 258 270.

CIE. Statement conceming protection of sites for astronomical observatories. CIE, Pans, 1978.

CIE. Guide lines for minimizing urban sky glow near astronomical observatories. Joint CIE/IAU pubtication. Publication

No 1, 1980

CIE. Urban sky glow, A worry for astronomy. Publication No.XOOS, 1993.

CIE. Guidclines for minimizing sky glow. Publication No. 126-1997. Vienna, CIE, 1997.

Cinzano, P. lnquinamento luminoso e protezione del cielo notturno (Light pollution and th e protection of th e night

sky). Venezia, lnstitutio Veneto di Scienze, Lettere ed Arti. Memorie, Classe di Scienze Fisiche, Matematiche e Naturali,

Vol. XXXVIII, 1997.

Cinzano, P., ed. Measuring and modelling light pollution. Mem. SAlt. 7120 (2000) no 1.

ILE. Guidance notes for th e rcduction of light pollution (Revised). Rugby, The Institution of Lighting Engineers, 1994.

30

Page 31: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 31/32

 

Mizon, B. Light pollution; Responses an d remedies. Patric Moore's Practical Astronomy Series. London, Springer, ?002.

Narisada,K. &

Schreuder,D.A.

Light Pollution Handboek, Springer, Dordrecht, 2004.

Pollard, N.E. Sky-glow conscious lighting design, Lighting Research & Technology 1994.

Schreuder, D.A. Quality Lighting - the need to cry over spi1led milk. Paper Right Light 3, 1995.

Schwarz, HE., ed. Light pollution: The global view.Proceedings of the Intemational Conference on Light Pollution, La

Serena, Chile. Held S-7 March 2002. Astrophysics an d Space Science LibralY, volume 284. Dordrecht, Klllwer Academie

Publishers, 2003.

OPENBARE VERLICHTING

Wegverlichting en natuur l: Literatuurstudie naar de werking en effecten van licht en verlichtiJ1.g op de natuur - J.G.

de Molenaar, R.].H.G. Henkens en D.A. Jonkers - Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (lBN-DLO), Rijkswaterstaat

Dienst Weg- en waterbouwkunde - DWW Ontsnipperingsreeks nr 34,1997.

Rijkswaterstaat / IBN-DLO. "Wegverlichting en Natuur Hl. Lokale invloed van wegverlichtingop ee n gruttopopulatie."

DWW Ontsnipperingsreeks. 38, 2000.

Rapport Alterra 064: Wegverlichting en natullf- Deel 3: Locale invloed van wegverlichting op ee n gruttopopulatie, 2000.

Wegverhchtingen natuur N: Effecten va n wegverlichting o p he t ruimtelijk gedrag va n zoogdieren - J.G. de Molenaar,

R.J.H.G. Henkens, C. te r Braak, C. va n Duyne. G. Hoefsloot en D.A. Jonkers - ALterra, Re-search Instituut voor de Groene

Ruimte, februari 2003.

Stellungnahme: Zur L:inwirkllng von Aussenbeleuchtungsanlagen au f nachtaktive Insekten - LiTG-Publikation NI'. 15,

1997.

Linear landscape element anc! ba t casualities on roads - an example, G. Lesinski, 2007.

NSVV aanbeveling Deel 3:0ntwerpen OVL 2010.

D.A. Schreuder, Openbare verlichting voor verkeer en veiligheid, 1996.

31

Page 32: Lichthinder deel 5

5/13/2018 Lichthinder deel 5 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/lichthinder-deel-5 32/32