Letters Op de Deur

Embed Size (px)

Citation preview

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.

WAAR STAAT MIJN LETTER?

1

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.

Situering Ik ben Kristina Vlaeyen en ben werkzaam in de Gemeentelijke basisschool te Jezus-Eik als Taal cordinator. Een anekdote om aan te duiden dat je met leerlingen heel ver kunt geraken op een spontane manier : Het taalspeellokaal , mijn klas, geeft uit op de gang waar ook de kleinste kleuters hun jasjes hangen. Langs de binnenkant van de deur staan alle letters van het alfabet. Bij het aankleden, ontdekten de kleuters de letters. Sommigen kwamen nieuwsgierig kijken, maar algauw kwamen alle kleuters naar de deur. Ze vroegen spontaan: Waar is mijn letter? Zo stilaan herkenden ze hun letter, maar bleven ook vragen naar de letter van hun papa, zus, broer, enz Elke woensdag werk ik met de kleutergroepjes. Vanaf die dag stempelen de kleuters hun letter op een blaadje. Sommigen zijn reeds aan hun tweede letter toe. En dat op 3-jarige leeftijd! Vandaag ga ik vertellen over de drie projecten die we achtereenvolgens op school realiseerden: lezen, begrijpend lezen en woordenschat. Momenteel werken we rond begrijpend lezen en spreken, maar dan met opdrachten die resulteren in allerlei soorten spreekoefeningen. Ook daar zal ik jullie wat uitleg over geven. Vermits jullie voornamelijk in de tweede en derde graad lesgeven, probeer ik me daar zoveel mogelijk op te richten. Gewoonlijk hebben de leerlingen dan reeds de nodige vaardigheden ontwikkeld om te lezen.

2

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.I. Motivatie alsook het begin (2005-2006) Onze kinderen zijn Eurocraten, kinderen die een aparte taal met de mama , n met de papa en een gezamenlijke taal spreken. De taal van de school is dan de vierde taal. Als beginnende GOK- juf moet ik ondersteuning geven aan de klastitularissen met als doel dat er meer leerlingen kansen krijgen om te leren in een sfeer van welbevinden. Er komen op school meer en meer kinderen van Eurocraten vanaf de kleuterschool, maar eveneens vanaf een hogere klas (instromers ) (TNN) Het Nederlands is vaak hun vierde of vijfde spreektaal. Daardoor zijn deze kinderen taalarmer dan de anderen. We kozen als actie taalvaardigheid waarin we nog specifieker rond begrijpend lezen werkten. Begrijpend lezen werd vroeger vaak bekeken als een les waar de kinderen zelfstandig aan het werk werden gezet en er voor de juf of meester een rustigere tijd aanbrak. Nu blijkt dat als we begrijpend lezen aanpakken, we ook woordenschat en technisch lezen beter bekijken. Het wordt dus plots een heel groots project! De vraag vloeit voort uit het feit dat er wat onduidelijkheid is naar het geven van de lessen. 1. Hoe gaan we het aanpakken ? 2. Hoe kunnen we zorgen dat er een doorlopende lijn in zit ? 3. Hoe gaan we het herkenbaar maken ? ( klaswanden ) 4. Kunnen we het doortrekken naar andere leergebieden of houden we het apart ? 5. Wanneer evalueren we en sturen we bij in geval het nodig blijkt ? 6. Welke meetinstrumenten kunnen we gebruiken om de eventuele leerwinst te meten of een reden en remedie zoeken om diegenen die we niet bereiken nog meer te doen bereiken ? 7. Kiezen voor een volgende doorlopende lijn? 8. Eigen bevindingen. Het team vindt dat we niet enkel moeten kijken naar de lagere school, maar dat de kleuterschool zeker een heel belangrijke functie heeft binnen het geheel.

3

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.Als onderwijzer lagere school wist ik niet zoveel af van het echte reilen en zeilen in de kleuterschool. Voordien waren het echt twee verschillende groepen, ook al zijn we maar met 6 leerkrachten .Door deze uitdaging word ik verplicht me aan te passen aan zowel de kleuterschool als de lagere school, waarbij het scharniermoment me zeker boeit. Vragen die ik vroeger nooit stelde, komen nu spontaan in mij op. GOK- ondersteuning wordt bij ons tijdens de voormiddag gegeven. De bedoeling is wel dat de activiteiten, hier het aanbrengen van leesstrategien, ook gemplementeerd worden in de taalmethode. We kunnen dus stellen dat de impulsen worden gegeven met beide leerkrachten in de klas, maar dat de klasleerkracht het achteraf integreert in haar taalactiviteiten. Het gaat hier eerder om een manier van werken en niet om de leerinhouden. II Hoe gaan we te werk ? Ons stappenplan We hebben verschillende momenten waarop we aan onze projecten werken: Eerst hebben we een moment waarop de leerkrachten bevraagd worden over zaken die wat moeilijker lopen. Dat vertaalt zich bij leerlingen die met een bepaald probleem bij de zorg cordinator terecht komen. Het valt op dat steeds dezelfde domeinen in de kijker liggen nl: begrijpend lezen, lezen en spelling. De eerste oorzaak is vaak de anderstaligheid van leerlingen, maar een hele belangrijke factor is de manier waarop leerinhouden aangebracht worden. De instructie en instructietijd die eraan besteed worden en de betrokkenheid van de leerlingen. Is er verlengde instructie voorzien? Hoe organiseer je dat in een graadklas? 1. We stellen een plan op van taal aan de hand van de methode die gebruikt wordt. Wat hebben we en kunnen we behouden? Wat kunnen we anders aanpakken? Hoe kunnen we constructief aanvullend werken? . Daarvoor werd dit schema opgesteld:

DE WEG NAAR GOED BEGRIJPENDE LEZERSVlot lezen + woordenschat + (betekenis geven)1Ste KK tot 6de klas continue aandacht

veel lezen

+

lees strategien

HOE?fonemisch bewustzijn voorlezen BAVI lezen voorspellen/voorkennis vragen stellen

visualiseren

4

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.leren lezen voortgezet lezen afleidingen maken bepalen hoofdzaken - bijzaken

Vaste routinesverbanden/oorzaak-gevolg kunnen samenvatten

- foneemdiscriminatie + woorddiscriminatie - woordenschat verrijking / ondersteuning van

Leesplezier Dit schema stellen we in team samen, rekening houdend met het materiaal dat reeds leerkracht / aanwezig is. op school tips zoals beeldwoordenboek / stillezen - orinteren op luisterdoel + gericht luisteren BAVI-Lezen - talige en niet-talige aspecten decoderen, Veel lezen (juf leest mee!) begrijpen, interpreteren en beoordelenEn voorlezen- aandacht voor moeilijke woorden in teksten - verklaring van woordenschatwoorden (4tact) - groeien naar het integreren van beluisterde boodschappen

Betekenissen (woordenschat) Begrijpend Strategien

Vlot technisch lezen

- voldoende aandacht voor: vreemde woorden, afkortingen,

- kernwoorden inoefenen: speels + minuutlezen - teksten op verschillende AVI-niveaus - voldoende technisch lezen lessen aanbieden

Leesrijke omgeving met allerlei teksten en tekstsoorten : -klasbib -bibbezoek

- interesse verbreden - groeiende orintatie op teksten - ontdekken van tekstkenmerken en doel van de tekst 5 - gericht op het vlot lezen en woordbegrip - functionele teksten.(kookboek,

- groeien naar voortgezet lezen - tekstdelen lezen (zinnen en alineas)

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.

VOORSNUFFELEN VOORSPELLEN - Voorkennis aanspreken - voorspellingen - orinteren op de tekst - titel / prent / schrijver / - structuur prenten (visualisatie) - bron - voorspellend lezen WELK SOORT TEKST IS HET? Recept, verhaal, weettekst, DOEL BEPALEN Wat moet ik met de tekst doen? - *vragen oplossen * een spreekoefening maken? *creatief verwerken - *een boekverslag maken leerkracht is hier model (modeling als deel van de directe instructie) -

TIJDENSSTOP! Begrijp ik nog wat ik lees? Door de sleutelwoorden , terugblikken naar het voorgaande verbanden kunnen leggen en zo het overzicht behouden VRAGEN STELLEN Wie? Wat? Wanneer? Hoe? Waarom? MOEILIJKE WOORDEN Begrijp ik wat ik lees? Woordenschatstrategie ( 4tact) -

NASCHAT GEVONDEN? Liep het verhaal zoals verwacht? Heb ik de nodige info gevonden ? Hoe vertel ik het in ene spreekoefening?(verhaallijn als samenvatting) Wat doe ik verder met de gegevens die ik verzameld heb? Voorbereiding op het doel. Oorzaak-gevolg, doel-middel, chronologisch ordenen. Vergelijken met vroeger gelezen verhalen en teksten. Teksten met dezelfde inhoud vergelijken: kritisch worden. Ben ik het eens met de schrijver?(deel ik de mening of argumenteer ik mijn eigen mening?)

-

-

-

-

6

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer. In de eerste en de tweede graad gedurende 50 minuten Leesstrategien aanleren a rata van 1 per week.(25 min) Gevolgd door 25 minuten BAVI- lezen. Na ongeveer 7 weken, mogen de leerlingen met als werkvorm CLIM bij een bepaalde tekst zelf uitkiezen welke strategie ze er op wilden toepassen. Als kers op de taart een strategiespel in de bib met boeken op ieders AVI-niveau. Naverwerking : voorstellen van elkaars werk aan elkaar. Als de opdracht klaar is, komen de groepjes bij de klasjuf of bij mij om te vertellen wat ze geschreven hebben. Om geen tijd te verliezen, nemen diegenen die moeten wachten hun boek en lezen individueel tot ze aan de beurt komen. Boekenronde door de leerlingen die hun boek uit hebben. Niet georganiseerd door de juf. In het tweede leerjaar en de tweede graad gedurende 25 minuten. De afspraken zijn hiervoor dat de juf ook leest en de kinderen geen boeken uit de bibliotheek halen terwijl er gelezen wordt. Inoefening van de leesstrategie eerst op een tekst AVI-niveau, daarna in hun bibboek, gevolgd door plezierlezen, Plezierlezen of BAVI- lezen of stillezen genoemd. Dit is en periode van ongestuurd lezen, gebaseerd op het principe dat door meer te lezen zodat de leesvaardigheid beter wordt. ( Chou & Chou 2000)

Het doel: De leerlingen helpen om een goede leesgewoonte en een goede leesvaardigheid te ontwikkelen. Het is een krachtig moment als dit op vaste tijdstippen gebeurt . Uit onderzoek blijkt ook dat leerlingen die veel BAVI lezen het ook beter bij begrijpend lezen doen omdat daardoor hun woordenschat toeneemt.

7

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.Voordelen: 1. De kinderen krijgen kansen zelf hun teksten te mogen kiezen. 2. Beginnende lezers ontdekken dat ze hun decodeervaardigheden kunnen gebruiken om woorden te lezen die ze niet eerder gelezen hebben. 3. Het gevolg is dat meer kinderen meer gaan lezen. Het lezen gaan ontdekken. 4. Het thuis lezen neemt vaker toe. 5. Kinderen die thuis niet vaak lezen, lezen op school wel.

Voorwaarde: Er moet een echt leesklimaat aanwezig zijn. Dit houdt in dat de juf ook op dat moment leest! De kinderen mogen dan ook een plek zelf uitkiezen en hoeven niet op hun stoel te blijven zitten! Gewoonlijk ga ik dan rond bij de leeszwakkere kinderen. We bespreken het boekje en het kind leest een stukje hardop voor. Dat stimuleert. Ik heb ook veel samenleesboeken van CLAVIS alsook een dubbele versie van de boeken. Sommige leerlingen verkiezen dan om samen met een ander kind te lezen. De boekkeuze is bij ons volledig vrij, ook weetboeken mogen ! Wat NIET mag: een boek kiezen tijdens het moment! Er moet vlot doorgelezen worden. Daarna volgen evaluatieve vragen: Was het een fijne leesperiode ? Las je goed ? Was het boek niet te moeilijk ? Hou je van dat soort boeken ? Welke soort vind je leuker ? Het succes is: De leerkracht is het model, ook bij de boekenronde. Lees op vaste tijdstippen ! Beschik over voldoende varirende aangepaste boeken van verschillende niveaus.

In de derde graad: 25 minuten BAVI-lezen met mijn ondersteuning en 2x 25 minuten zonder mijn ondersteuning.

8

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer. De leesstrategien worden in het contractwerk verwerkt, dus zonder mijn ondersteuning. Als kers op de taart: een strategiespel in een hal van de boekenbeurs te Antwerpen. De boeken waarmee gewerkt wordt, worden ook aangekocht. Naverwerking in de klas :voorstelling van het groepswerk aan elkaar.

Taak van de GOK-juf: Zorgen voor de verwerkingsbladen en het printen van de pictogrammen voor de leerkrachten. Ondersteunen van de juf en de leerlingen. We kiezen voor de leesstrategien die ook voorkomen in Een boek voor twee van Hilde Van Keer en bekijken ook de doelen in het leerplan van begrijpend lezen. Hetgeen heel belangrijk is. We ontwikkelen onze eigen pictogrammen omdat het ons een veiliger gevoel geeft. III. Boekenronde concreet en klaar voor het SWP: de leerlingen lezen tijdens het leesplezier het boek op hun niveau en met hun interesse. Dit boek gaat ook mee naar huis als bibboek. Wanneer het boek uitgelezen is, vraagt het kind of wordt er beslist om deel te nemen aan de boekenronde . Boekenronde zelf:1. Snuffelen 2.Verhaallijn vertellen 3. Een stukje voorlezen 4. Moeilijke woorden verklaren. 5.Boekpromotie: vertellen wat de lezer over het boek vond. Ander leerlingen vertellen of ze na deze voorstelling het boek willen lezen en geven daar ook de redenen toe. Vanaf de tweede graad wordt de mondelinge boekenronde uitgebreid en afgewisseld met een schriftelijk boekverslag. Zoals deze werkvorm dan gebruikt wordt, zal ze in het SWP vermeld staan. Hoe leren de leerlingen de strategien dan aan? In een taalmethode die de doelen correct volgt, zullen ook de strategien goed doorgegeven worden.

9

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.Na 3 jaar wordt de boekenronde in het SWP geplaatst. Voortaan gebruikt iedereen deze werkvorm in zijn/haar klas in doorgaande lijn. III. Nieuwe zaken gerelateerd aan begrijpend lezen: de eMM Mindmap vanaf het vierde leerjaar: een soort woordweb waarin je een tekst samenvat. Gratis te downloaden op www.mindman.be . De leerlingen werken met 4 per groep . Twee ervan werken op de pc, de twee anderen werken op een A3-blad. Ze doen hetzelfde, maar de collage ziet er een beetje creatiever uit. Na de mindmap kan je nog uitbreiden door van elke gekleurde tak een power point te maken. Op het einde van de les wordt de inhoud aan de hand van de collages verteld door 2 leden; de andere 2 projecteren hun ppt-versie met beamer. (zie voorbeeld in bijlage) - de power point gebeurde enkel in het vijfde en zesde als uitbreiding. - de krant in de klas: www.krantindeklas.be - een eigen krant maken over gebeurtenissen op school. - een filmpje maken over een zelfgemaakt verhaal: zie www.kristina-leesbevorderingopschool.blogspot.com -

10

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.

2008-2009: En toen kwam er verandering.Onze nieuwe situatie.1. We vielen van 6 GOK-LT naar 0 en dan naar 3. 2.Door onze groei en ervaring, waardoor we zelfzekerder werden over de kennis, besloot ik ook de leeskast te introduceren. Voordelen : - ik kon dezelfde pictogrammen gebruiken vanaf de tweede kleuterklas tot en met het zesde leerjaar. De 3 pictogrammen bleven bij de eerste KK. - Ik kon door differentiatie in de leeskast de kloof dichten tussen de overgang kleuterschool naar lagere school. Kinderen tot en met het tweede hebben zeker deugd aan prentenboeken. door dezelfde routine te gebruiken bij de voorstelling van het boek en volgende strategien, raken kleuters ook al gewend aan de pictogrammen en de gewoonte. Ze groeien er als het ware mee op. ze schrikken niet als ik het heb over de schrijfster en de uitgever. Neen, ze vragen er zelfs om als we het vergeten! - Kinderen leren van kleinsafaan hoe je een boekverslag of boekenronde doet (modeling) en nemen het spontaan over; Dat zie je bij observatie van kinderen in de boekenhoek. 3. Voor het BAVI-lezen werd een vast moment uitgekozen, namelijk als de logopediste met de zwakke lezers gaat lezen en 2x 15 minuten voor de speeltijd. 4. De leesstrategien werden nu niet meer extra gebracht, maar na 1 trimester (de introductieperiode a rata van 1 per week )op functionele teksten voor w.o. en taal toegepast. Het was dus geen apart vak meer, maar een manier om deze teksten aan te pakken. 5. Ik was niet meer aanwezig bij de boekenrondes en het plezierlezen. De juf moet een zekere zelfdiscipline hebben. 6. Bij de vergaderingen vroeg ik dat er telkens een TNN-GOK-rondje werd gedaan. zodat iedereen op de hoogte was van wat er allemaal gebeurde in TNN-GOK in de hele basisschool.(reflectie en bijsturing)

11

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.

Woordenschat : de 4-tact als verdieping van de leesstrategie moeilijke woorden.(2010)Een nieuwe uitdaging kwam eraan. Ondertussen had ik me verdiept in de 4-tact van Verhallen en Vernulft. Belangrijke voorwaarde: De leerlingen kennen het verschil tussen moeilijke woorden die we lezen, moeilijke woorden om te schrijven en moeilijke woorden om te begrijpen. Al heel vroeg, vanaf het eerste leerjaar wordt dit onderscheid gemaakt. Doel: op een efficinte manier moeilijke woorden aanpakken in 4 stappen. Naam van het project: De moeilijke woordenvanger. Deze werkvorm kan op allerlei soorten teksten toegepast worden. In de boekenronde: de woorden worden gevangen in het leesboek of bibboek.(zie strategie moeilijke woorden) Viertakt van Verhallen Hoe kan ik een woord voorbewerken? De voorbewerking is meestal kort. Soms als we woorden geselecteerd hebben in een speciale context is de voorbewerking zelfs niet meer nodig: het is al in de situatie gegeven. De voorbewerking is erop gericht om leerlingen te motiveren voor het aan te leren woord: creer betrokkenheid en aandacht, verzin een pakkende start. In de eerste plaats kun je aan iets humoristisch denken. Humor in het onderwijs blijkt de leerresultaten sterk te bevorderen. Een grapje verhoogt meteen de belangstelling. Alles wat buiten de gewone orde valt trekt belangstelling: een raar kledingstuk of attribuut, een muziekje, een 'vreemde' plaat, poster of tekst.12

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.Maar er is meer: in de voorbewerking creer je als leerkracht zelf de context voor de aan te leren woorden. Je activeert een plekje in het bestaande woordenschatnetwerk van de leerlingen. Daar kun je de aan te leren woorden bij aanhaken. Als je het woord 'envelop' wilt aanleren, en je in de voorbewerking een bijzondere brief als startpunt uit je zak haalt, dan is er al een duidelijke context. Het woord 'envelop' kan bij het geactiveerde stukje netwerk rond 'brief' worden aangehaakt.

Hoe kan ik een woord semantiseren? De betekenis van een woord kun je niet zomaar vastpakken om het aan te reiken en over te dragen aan je leerlingen in de klas. De betekenis van een woord is een concept: een brokje kennis, een idee. Neem een woord dat in het onderwijs zeker de aandacht zal krijgen, bijvoorbeeld het woord 'atlas'. Bij de semantisering gaat het erom dat de betekenis voor kinderen wordt verduidelijkt. In dit geval gaat het dus om het achterliggende concept 'atlas'. Kinderen moeten niet alleen weten hoe een atlas eruitziet, maar ook wat erin staat en hoe je zoiets als een atlas kunt gebruiken: allemaal betekenisaspecten van het woord 'atlas'. Die overgedragen moeten worden. De drie uitjes helpen leerkrachten om elk woord op een verantwoorde manier te semantiseren. Het gaat om uitbeelden, uitleggen en uitbreiden. Het uitje van uitbeelden Bij de semantisering moet je de betekenissen van woorden zo veel mogelijk zichtbaar maken. Alle concrete woorden en handelingen zijn in principe in beeld te brengen. De meest directe en aansprekende manier is om het voorwerp (waarnaar een woord verwijst) te laten zien of de handeling (die het woord benoemt) meteen in de klas voor te doen. Ook kun je plaatjes laten zien die de betekenis van een woord uitbeelden. Het belang van plaatjes is iedere leerkracht bekend. Na de semantisering kunnen de afbeeldingen met het bijbehorende woord blijven hangen in de klas als basis voor de consolidering. Helaas zijn niet alle woorden zo concreet en makkelijk uitbeeldbaar. Er zijn veel abstracte woorden die niet onmiddellijk uit te beelden zijn. Het is dan de kunst om een duidelijke situatie te bedenken waarin de betekenis van het woord scherp voor het voetlicht komt. Als de betekenisaspecten van een woord niet waarneembaar zijn, kun je ze in een concrete situatie waarneembaar maken. Bijvoorbeeld de betekenis van een woord als 'ontmoeting' kan pas in een concrete situatie worden uitgebeeld. Ook hier kun je zorgen dat er iets van de betekenis zichtbaar achterblijft in de klas; je kunt een plaatje gebruiken als anker. Als de betekenis van een woord goed is uitgebeeld, kan een plaatje (zelfs een onduidelijk plaatje) gebruikt worden om in n keer in de klas uitgebeelde betekenisaspecten in herinnering te roepen.

13

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.Plaatjes zijn krachtige geheugensteuntjes. Maar in de midden- en bovenbouw kan ook een korte typerende contextzin bij het woord op het bord zo'n functie vervullen.

Het uitjes van uitleggen Als leerkracht trek je alles uit de kast om de betekenis van een woord over te dragen. De uitbeelding moet dan vanzelfsprekend vergezeld gaan van talige uitleg, zodat de kinderen de betekenis ook verbaal aangeboden krijgen. De taal ondersteunt, vult aan en staat centraal bij de betekenisoverdracht. De verbale uitleg moet kort en krachtig zijn, terwijl de aan te leren woorden vaak genoemd worden. Het uitje van uitbereiden Bij het uitleggen en uitbeelden moeten we ook uitbereiden. Uitbereiden betekent hier dat er meerdere woorden meegenomen worden in de semantisering. Woorden zijn geen losse eenheden, ze zijn geclusterd in het netwerk van de woordenschat. Ze kunnen dus ook het beste in clusters gesemantiseerd worden, waarbij meteen betekenisverbindingen tot hun recht kunnen komen. Door steeds uit te gaan van woordclusters, is het uitje van uitbreiden vaak vanzelf al gewaarborgd. Een van de selectieregels (3) was al 'kies woorden niet los, maar met de gedachte aan netwerkopbouw'. Als we het uitbereiden consequent toepassen krijgen we een enorme versnelling van het woordenschatonderwijs. Niet alleen kun je zo de woordenschatuitbreiding efficint aanpakken en versnellen, maar hier liggen ook de mogelijkheden om te differentiren. Je kunt verschillende uitbreidingswoorden aanbieden. Belangrijke aandachtspunten 1. Het is belangrijk dat jij in eerste instantie het heft in handen neemt. Jij gaat de betekenis zo efficint mogelijk overdragen. Je zorgt er als leerkracht voor dat in de semantisering de belangrijkste betekenisaspecten helder naar voren zijn gekomen. 2. Het is van belang dat de drie uitjes niet n voor n in vaste volgorde, maar steeds afwisselend en verstrengeld aan de orde komen. Van leerkracht tot leerling: Voor: Voorbereiding leerkracht: je zoomt in op de betekenis van de te semantiseren woorden en bepaalt welke betekenisaspecten je gaat overdragen middels de drie uitjes. Kern: Semantisering leerkracht: deze betekenis semantiseer je aan de hand van de drie uitjes. De drie uitjes zijn hierbij de kapstokhaken voor de leerkracht. Tijdens het semantiseren is vooral de leerkracht aan het woord en de kinderen luisteren. De leerkracht draagt de betekenis van de nieuwe woorden over (1 t/m 5 minuten).14

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.Na: Verwerking samen met de leerlingen: nu komen de leerlingen aan het woord, samen zoom je als het ware weer uit. Vanuit het woord naar de associaties en de inbedding in het netwerk van hun woordenschat. De kinderen praten samen met de leerkracht na over het woord. Door middel van een woordweb kunnen de betekenisverbindingen zichtbaar worden gemaakt.

Voor: voorbereiding van de leerkracht - Je moet de kernbetekenis van het woord helder hebben. - Welke betekenisaspecten wil je gaan behandelen? - Zoek eventueel het wordt op in het woordenboek. - Denk na over hoe je de betekenisaspecten wilt overdragen. De kern: de semantisering - De betekenissen worden door middel van de drie uitjes overgedragen aan de kinderen. Na: de verwerking van de leerlingen - De leerkracht praat samen met de kinderen na over de woorden. - De kinderen moeten zich de woorden 'eigen maken', aansluiten netwerk. - Zorg ervoor dat alle kinderen aan bod komen. - Verwerken kan door middel van webben. Verwerken met webben: Woordweb/ beeldweb: In een woordweb worden de betekenisverbindingen met andere woorden gelegd en zichtbaar door middel van lijnen weergegeven. Woordparachute: Bovenaan de parachute komt de categorienaam, daaronder hangen de woorden die in die categorie thuishoren. Hulpmiddel om hirarchische betekenisrelaties in structuur te brengen.

15

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.

voorbereiding op gedichten maken via de woordparachute.

16

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.

De woordkast: Als je woorden aanbiedt die tegenovergesteld aan elkaar zijn, zie je de woorden al tegenover elkaar staan. Daarnaast krijg je ook nog de mogelijkheid om de bijbehorende kenmerken op te sommen en een duidelijke plek te geven. De woordtrap: In een woordtrap wordt een verloop of verandering weergegeven. De woorden in de woordtrap volgen elkaar trapsgewijs op - op elke trede staat een woord - en beelden op die manier de ontwikkeling uit.

Startwoord: Uitbreidingswoorden: 1. Voorbereiding leerkracht - Welke betekenissen?17

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.2. Invulling van de 3 uitjes - Uitbeelden: concreet plaatje, voorwerp of situatie creren. - Uitleggen: het vertellen van de betekenis(sen) van een woord. - Uitbreiden: aanhaken van extra woorden in het netwerk. 3. Verwerken met de leerlingen. - Woordweb / beeldweb. - Woordparachute - Woordkast - Woordtrap Hoe kan ik woorden consolideren? Het gaat bij consolideren om de herhaling: om kinderen de woorden te laten onthouden moet je het woord en de betekenissen inoefenen. 1. Ga net zolang door met consolideren totdat kinderen het woord kennen. De kern van consolideren is veel, gevarieerd en speels herhalen. Daarvoor gebruiken we de spelletjes die in de houten bak zit. 3. Bij het consolideren zijn de woorden zichtbaar in de klas. Maak een woordenmuur in de klas. Bij ons is het een metalen kast, waar de gelamineerde woorden met een magneet bevestigd worden. Ze blijven de hele periode zichtbaar. Daarnaast hebben de kinderen allemaal een individueel woordengroeiboekje Het is een map met de letters van het alfabet en daarachter komen de woorden in alfabetische volgorde te staan. per thema wordt er een themablaadje gemaakt met de woorden per thema.

18

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.Ook kan het een idee zijn om een gemeenschappelijk klassenwoordenboek bij te houden waarin de geleerde woorden (eventueel met plaatjes) geregistreerd worden. Het boek gaat met de klas mee: zo wordt over de verschillende leerjaren heen bijgehouden wat er allemaal is geleerd. Het klassenwoordenboek kan natuurlijk ook een vaste plek krijgen in het woordenhoekje. Bij ons komen de woorden in een woordenhoek terecht. De spelletjes liggen er ook bij. Tijdens het hoekenwerk, kan in deze hoek de woorden speels ingeoefend worden. Er kunnen dan quizzen met oude woorden worden georganiseerd. Leerlingen kunnen om beurten de woorden die in de klas aan de orde gekomen zijn, zo netjes mogelijk in het boek overnemen (maak er een mooie bladzijde van met behulp van plaatjes en/ of tekeningen). Het klassenwoordenboek kan natuurlijk een vaste plek krijgen in het woordenhoekje.

Aandachtspunten: 1. Zorg ervoor dat alle kinderen, maar vooral de zwakkeren, enthousiast raken voor het leren van de woorden. Dat doe je door een positieve houding aan te nemen en te zorgen dat alle kinderen de gelegenheid krijgen om te 'scoren'. Laat ze naar hartenlust 'spieken': elke keer dat een kind de woordmuur afzoekt, krijgt het weer even alle woorden in beeld. 2. Belangrijk is steeds dat je als leerkracht de aandacht voor de woorden levend houdt. Je kunt dat structureel maken door op een vast moment, op een vrolijke manier alle woorden die in de klas hangen de revue te laten passeren. Je kunt de woorden flitsen, uitdelen en snel laten verklaren of uitbeelden. Bij een schrijfoefening de woorden uitdelen en met die woorden zinnen en een andere context maken. 3. Aan elk onderdeel besteedden we 50 minuten.

Toetsen: de woorden worden, na elk thema getoetst op een andere manier: kruiswoordraadsel, woordzoeker, betekenis geven,.. (Bron en dank aan Marianne Verhallen)

19

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.

Laatste project :Spreken met teksten(2de en 3de graad)2011-2012Probleem:1. Spreekbeurten die bestaan uit een werkstuk en een spreekoefening, werden vaak door de ouders gemaakt wegens : - te moeilijke teksten -gebrek aan de vaardigheid om samen te vatten, sleutelwoorden zoeken. 2. Doorgaande lijn van de verhaallijn die spontaan gebeurt tot en met het tweede leerjaar wordt verstoord door de benaming.

Hoe pakken we het aan?We beginnen met de gewone spreekbeurt. Communicatieschema uitleggen omdat dat de basis is. Bij verschillende soorten teksten de zender en de ontvanger bepalen.

Voorwaarden : Bibbezoek moet op geregelde basis plaatsvinden zodat leerlingen weetteksten vinden op hun niveau. We leggen de nadruk op de verhaallijn omdat dat voor hen bekend is. We nemen rustig de tijd om te zoeken waar het probleem is en om bij te sturen. Wat gaat goed? De leerlingen kiezen een weetboek op hun niveau. De leerlingen maken een woordweb met vragen die ze willen beantwoord zien.

20

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.Waar liggen de valkuilen? Als leerlingen als titel in hun boek eten en drinken zien staan, koppelen ze dat niet direct aan verzorgen. Een tekst samenvatten gaat ook moeizaam, terwijl in die teksten het sleutelwoord vaak vet gedrukt staat en de uitleg erom heen. Oplossingen: de leerlingen kregen de boekjes gekopieerd, zodat ze het sleutelwoord in fluo konden zetten. de leerlingen werkten in duo: ieder leest in stilte een stukje, vertelt het aan elkaar (verhaallijn) De luisteraar vraagt meer uitleg indien nodig. beide leerlingen noteren vervolgens hun stukje (verhaallijn). Einde: de leerlingen voelden zich veel beter omdat ze de gteksten goed begrepen. leerlingen voelden zich veilig en hadden enkel het woordweb als steun nodig. Variatie: Actualiteitenronde: 1ste ronde (groepsgebeuren) Wablieft wordt gekopieerd en uitgedeeld aan de groepen. De leerlingen selecteren de artikels die ze wensen.( Binnenland, buitenland en sportrubriek moeten in het journaal zitten) 2de ronde (individueel) De leerlingen selecteren het artikel waarvoor ze zelf de meeste interesse tonen. 3de ronde(groep) De leerlingen lezen hun artikel en vertellen het aan de groep.(verhaallijn) 4de ronde (groep) De leerlingen bespreken in groep -hoe ze het journaal gaan brengen en bereiden alles voor. -de volgorde van de items. SLOT: andere groepen evalueren. Evaluatie: De leerlingen krijgen in duo of in groep een evaluatieblad. Ze bespreken in groep hetgeen aangeduid wordt op de evaluatie. De leerkracht vult ook een evaluatieblad in. De evaluatie wordt klassikaal besproken, maar blijft steeds constructief.21

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.Wat kan nog? een slogan - een reclametekst - een wervingstekst naar aanleiding van een omhaling voor een hulporganisatie. Leerlingen vormen een fictieve organisatie en verwoorden waarvoor ze staan enz Vorige week hebben we deze activiteit gedaan. Leerlingen moesten daarbij denken aan noden van de school. Verbaasd hoorden we de verschillende groepen aan : Enkele initiatieven van de tweede graad:De kleuterclub: de kleuters helpen met aankleden na de middagrefter, kleuters op de speelplaats bijstaan, spelletjes organiseren..het doel is: Het de kleuters zo aangenaam mogelijk maken op school. Maandelijks schooldoorbrekend werken door een activiteit te organiseren op vrijdagnamiddag waarbij alle leerlingen van de school van kleuter tot zesde leerjaar in heterogene groepen iets doet.

Enkele initiatieven van de derde graad: Kom op met je verhaal! In elke klas wordt bij de emokring gewerkt met bussen waarin de leerlingen hun klachten, goede zaken en pluimpjes stoppen. Elke vrijdag worden die besproken in de emokring. Deze groep leerlingen wil dit uitbreiden op het schoolniveau door bvb grote bussen of een grote brievenbus op de speelplaats te zetten. Spelen tegen pesten: op school werken we met ene spel-o theek. Deze leerlingen willen met hun groep zorgen dat de leerlingen op vaste tijdstippen iets organiseren waarbij de hele school betrokken is om meer samen te werken en het pesten tegen te gaan. Graffitigroep: deze groep had als doelstelling de verfraaiing van de speelplaats. Ze wilden de muren rond de speelplaats verfraaiien zodat de leerlingen het gezelliger vinden om te spelen. Graag hadden ze dit in graffiti gezien.

22

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.We zijn hier pas deze week mee begonnen . De leerlingen werkten rond het stramien: Voorstelling: Wat is de naam van de organisatie?Wie zijn jullie? Hoeveel leden telt de organisatie? Hoelang bestaan jullie? Motivatie: Waarvoor staan jullie? Wat willen jullie bereiken met jullie groep? Werving: Hoe gaan jullie de boodschap overbrengen? Welke media gaan jullie daarvoor gebruiken?Gaan jullie een actie ondernemen, wanneer waar? Wat verwachten jullie van deze actie? Wanneer vinden jullie de actie geslaagd? Willen jullie meer leden? Indien ja: Hoe ga je de leerlingen daarvoor benaderen? Moeten de leden aan bepaalde voorwaarden voldoen? Aan welke?

23

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.

Praktijkgedeelte12 groepen van 4 studenten. 4 groepen per onderdeel lezen---begrijpend lezen, woordenschat.,

Groepen 1, 2,3,4 BoekenrondeMateriaal: groep 1 een kookboek groep 2 een knutselboek groep 3 een verhaal groep 4 een weetboek Opdracht: Neem het boek en bereid je voor op een boekenronde. Strategie snuffelen: auteur, illustrator, uitgeverij en wat zie ik op de prent (gewoon vertellen wat je ziet) Strategie voorspellen: Hoe denk je dat het verhaal gaat lopen ? Strategie verhaallijn: de W-vragen Een stukje voorlezen 5 moeilijke woorden verklaren. boekpromotie

24

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer. Groepen 5,6,7,8 Begrijpend lezen( een route waar iedereen met ene andere strategie begint)materiaal: boeken, bladen boekverslag, bladen lees strategien. soorten boeken gelamineerde strategiekaarten(1 per groep) een koker en houten doosje met een strategieopdracht uitstallen. (zie boekenbeursspel) Opdracht: Volg de route van je strategien.

Groepen 9,10,11,12 woordenschatZoek voor jezelf moeilijke woorden. Bespreek ze in je groep. Verklaar de woorden die je reeds kent. Hoe kun je die best verklaren? Denk aan de drie uitjes. Schrijf de woorden in de woordparachute en zoek er nog andere bij.

Vrij te kiezen spreken met teksten1.Jullie zijn een groep mensen die reclame maken. Let op: Je zoekt eerst juiste informatie op om deze dan te vervormen tot aantrekkelijke reclame. 2.Maak van jullie groep een organisatie. Zoek een gepast doel voor je organisatie. Vertel welke organisatie jullie zijn en waarvoor jullie staan. Probeer met jullie tekst anderen te overtuigen om bij jullie organisatie aan te sluiten of om geld of goederen te storten voor de doelgroep van jullie organisatie.

25

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.3. Kies een schilderij en volg de instructie van de bijlage bij Taal en toneel. Hoe zouden jullie zulke les uitbouwen rond dat schilderij? Het is de bedoeling dat je vanuit een schilderij naar de eigen ervaringen van de leerlingen grijpt en zo tot een toneel komt.

BijlagenStappenplan Woordenschat Zaakvakken TheoretischInleiding: Dit stappenplan is gemaakt voor het uitbreiden van de woordenschat tijdens zaakvak lessen. Het is een format dat geschreven is zodat het in iedere les te gebruiken of toepasbaar is. Als leerkracht zal je opdrachten of stappen zelf moeten/ kunnen aanpassen zodat het werkbaar wordt in jou klas. Geef jezelf en de kinderen de tijd om te wennen aan het woordenschatonderwijs. Stap 1 Beginsituatie: Volgens van den Nulft en Verhallen (2008) is het belangrijk om voor jezelf duidelijk te hebben welke kinderen al heel goed zijn met woorden en welke minder. Hierop kan je dan in de lessen inspelen. Eventueel kunt u dan denken aan pre- teaching voor de woordenschat. Zorg voor een plek in de klas voor het maken van een woordmuur. Het makkelijkste om te gebruiken is een prikbord. Deze plek is belangrijk voor kinderen zodat ze n plek hebben in de klas waar ze naartoe kunnen kijken voor de woorden. Inventariseer voor jezelf in de klas welke materialen er al zijn voor woordenschat. Zijn er woordenboeken? Welke materialen gebruik je al voor het vergroten van de woordenschat? Stap 2 Keuze maken:26

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.In de theorie van woordenschatonderwijs volgens van den Nulft en Verhallen (2008) leren kinderen woorden het beste als je de woorden aanbiedt in een context. Ook wanneer je woorden aanbiedt in een categorie gaat dit een stuk sneller. Voorbeeld: Kleding: Broek, trui, en T-shirt kennen de kinderen al. Er komen nieuwe kleding woorden bij, mallot, panty, en vest dan is het verstandig om de woorden die de kinderen al kennen erbij te betrekken. Het is dan voor de kinderen makkelijker om de woorden op te slaan in hun netwerk. Woorden worden niet in een bepaalde volgorde aangeboden/ aangeleerd. De keuze van het aanbieden van woorden ligt dan ook bij jou als leerkracht. Een aantal aandachtspunten voor een uitkiezen van woorden zijn er wel. - Veel voorkomende woorden, - Woorden die nodig zijn om de les te kunnen begrijpen, - Woorden die op korte termijn nuttig zijn, - Je hoeft niet perse de woorden die in de methode worden aangeboden aan te leren. Kies de woorden die voor de klas van belang is. - Kies woorden niet los maar met de gedachten aan het netwerkopbouw. Kies vooral NIET te VEEL woorden uit. Het duurt voor kinderen al snel te lang en hiermee zal leerintensiteit niet beter worden. Stap 3 Semantiseren: De stap van het kiezen is gemaakt. Nu gaan we de woorden aanbieden. Bereid het aanbieden van woorden goed voor. Maak ruimte in de klas voor een woordmuur en maak woordkaartjes. Zoek bij de woordkaartjes plaatjes om het woord te verduidelijken. Het uitwerken van de drie uitjes van den Nulft en Verhallen (2008) vraagt het nodige denk werk van de leerkracht.

27

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.UITbeelden (gebaren, aanwijzen, voordoen, uitspelen, laten ervaren, plaatjes) UITleggen (vertellen, verduidelijken) Belangrijk bij het aanbieden van de woorden is om te onthouden dat de woorden op een interessante manier aangeboden worden. Hiermee trek je direct de aandacht van de kinderen. Ga hier creatief mee om. Leg als leerkracht zelf uit wat een woord betekent. Vraag niet aan de kinderen wat een woord betekent, maar vertel zelf wat het is in een duidelijk context. Kinderen kunnen anders door de war raken van de verkeerde betekenis of afdwalen met hun gedachten. UITbreiden Wanneer je woorden aanbiedt ligt het soms voor de hand om (koppelen aan andere ook andere woorden mee te nemen. Bijvoorbeeld: start en finish woorden die en kop en schotel. Neem deze woorden gerust mee want dit betekenisverbindingen helpt de kinderen met het geven van een plekje in hun hebben met het woord) semantisch netwerk. Noem de woorden die je wilt aanleren zo vaak als dat mogelijk is, dit is van belang om de kinderen de kans te geven het woord in verschillende contexten te horen. Om de woorden te clusteren voor de kinderen is het maken van een woordweb een goede optie. Er zijn meerdere mogelijkheden om woorden op een schematische manier weer te geven: De schematische manier van weer geven kunt u terug vinden in het boek Met woorden in de weer. D. van den Nulft en M. Verhallen. Woordweb, je start vanuit een geselecteerd woord. Kinderen komen met woorden waar ze aan denken als ze het geselecteerde woord horen. Zorg als leerkracht dat je de woorden clustert.

28

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.Woordparachute, boven aan de parachute komt de categorienaam, daaronder hangen de woorden die in die categorie thuishoren.

Dag Licht Zon Spelen School -

- Woordkast, bij de woordkast kan je de kinderen tegenovergestelde woorden aan leren. Nacht Donker Maan Slapen Sterren

Woordtrap, wordt een verloop zichtbaar of verandering weergegeven. De woorden volgen elkaar trapsgewijs op. heet warm lauw koud Stap 4 Consolideren: Kinderen hebben nu een heel aantal keer de woorden gehoord. Nu is het zaak dat de kinderen de woorden gaan gebruiken. Hiervoor zal je door de week heen korte opdrachtjes/ spelletjes kunnen doen om de woorden veelvuldige terug te laten komen. Het is belangrijk voor de kinderen om de woorden veel te horen in verschillende contexten voordat ze zelf de woorden kunnen gebruiken.29

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.Hieronder een aantal consolideer- oefeningen die maar 5 minuten van de dag vragen: - Galgje, - Viervragenspel (neem een woord in gedachten en d.m.v. vier vragen erachter komen welke woord het is) - Quizzen, - Puzzels, - Hints, - Gedichtjes, - Rap schrijven, - Raad spelletjes, - Memory, - Het woord omschrijven en raden welk woord het is, - Woord van de dag, - Achterste voren lezen, welk woord is het? - Doorfluistertje, - Rugtekenen, - Verwisselen van de woordkaartjes op de woordmuur - Woordleerschrift, - Taalpuzzels.

Verhallen en van den Nulft (2008): De kern van het consolideren is veel, gevarieerd en speels herhalen. Zorg ervoor dat de woorden zichtbaar in de klas aanwezig zijn.

30

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.Stap 5 Controleren: Het controleren van de woordenschat doe je al een beetje als je goed oplet tijdens het consolideren. Wanneer kinderen bezig zijn met de oefeningen zal je als leerkracht je oren en ogen goed open moeten houden om te zien of kinderen de woorden al kennen. Kom je er dan achter dat kinderen de woorden nog niet voldoende kennen herhaal je de consolideer oefeningen. Let vooral op de kinderen die moeilijker woorden leren. Zorg dat je de woorden zowel passief als actief controleert d.m.v. de consolideer oefeningen. Bronvermelding: Met woorden in de weer Nulft, D, van den., Verhallen, M. (2008). Met woorden in de weer Bussum: Uitgeverij Coutinho

31

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.

WOORDPARACHUTE

32

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.

WOORDSPIN

33

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer.Leerlingen stimuleren tot spreken door een les TAAL EN TONEEL Van de Taalunie te Amsterdam.1. Vooraf: kies bewust een afbeelding van een kunstwerk, eventueel aansluitend bij het thema/onderwerp waar je mee bezig bent. 2. Opwarmspel: elke les begint met een opwarmspel dat een relatie heeft met een aspect van het kunstwerk. 3. Kijken naar het kunstwerk en kringgesprek: stimuleer de kinderen om goed te kijken en te vertellen door vragen te stellen als: Wat zie je, wat valt je op, hoe is de sfeer op dit schilderij? Het is erg belangrijk dat je dan polst naar hun eigen ervaringen met vragen zoals: Waar doet dit je aan denken, heb je zoiets zelf al eens meegemaakt? 4. Toneelspel (handelt over een onderwerp of situatie, gedachte, stemming, sfeer die in het kringgesprek aan bod kwam). Het is erg belangrijk dat kinderen een brug kunnen slaan tussen het kunstwerk en hun eigen ervaringen om te komen tot betrokken en goed spel. De communicatie verloopt verbaal en non-verbaal) 5. Enkele mogelijke spelvormen: met de hele groep in tweetallen vergrootglas (spel uitvergroten) naspeelspel (afbeelding naspelen>welke zin kan hierbij horen?)34

Van Waar staat mijn letter? tot een goede lezer. geluidenveld (bepaalde locatie>wat hoor je?) inspringen in het toneel, 6. Terugblik: benoemen wat ze gespeeld hebben en wat ze bij zichzelf en de groep GOED vonden.

35