530
Handboek Sportbeleidsplanning I Deze publicatie werd geactualiseerd in mei 2007 I

Handboek Sportbeleidsplanning

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Handboek Sportbeleidsplanning

Handboek Sportbeleidsplanning

I Deze publicatie werd geactualiseerd in mei 2007 I

Page 2: Handboek Sportbeleidsplanning

Colofon

AuteursMarc Theeboom, Franciska Dekens, Els Dom, Jikkemien Vertonghen - VUB

UitgeverPoliteia nv

Ravensteingalerij 28

1000 Brussel

www.politeia.be

OpdrachtgeverVlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid vzw (ISB)

Plezantstraat 266

9100 Sint-Niklaas

www.isbvzw.be

RegiegroepGuy Redig en Helena Wittock - kabinet van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en

Brussel

Geertrui Schiltz en Philippe Paquay - Bloso

Bart Van der Herten - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media

David Nassen (projectcoördinator begeleidingstraject SBP), Marjolein van Poppel, Luc Mercken

en Dany Punie - ISB

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd

gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,

mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier zonder voorafgaandelijk

schriftelijke toestemming van de uitgever.

Mei 2007

ISBN 9057180839

Wettelijk depot D/2007/8132/93

Page 3: Handboek Sportbeleidsplanning

1

Inhoudstafel Voorwoord 7

Woord vooraf 9

Woord van dank 11

Inleiding 13

1 Situering 13

2 Inhoud van het handboek 14

3 Gebruik van het handboek 15

Deel 1 Het nieuwe Decreet Lokaal Sport voor Allen -beleid van 2007 1

1 Inleiding 1

2 De basisvoorwaarden van het decreet 2

2.1 Het sportbeleidsplan 22.2 De sportraad 4 2.3 De sportgekwalificeerde ambtenaar 4

3 Uitgangspunten Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid 5

3.1 Beleidssubsidies én impulssubsidies 53.2 Responsabilisering van de lokale besturen met een licht decreet 53.3 Het verhogen van het budget 63.4 Aandacht voor begeleiding en ondersteuning 6

Deel 2 Het sportbeleidsplan 1

1 Het belang van het sportbeleidsplan 1

2 De vorm van het sportbeleidsplan 4

2.1 Inleiding 42.2 Structuur van het sportbeleidsplan 4 2.3 Inhoud van het sportbeleidsplan 6

3 De stijl en de redactie van het sportbeleidsplan 11

Wegwijzer

Page 4: Handboek Sportbeleidsplanning

2

Deel 3 De bouwstenen van het sportbeleidsplan 1

1 Startfase 1

1.1 Algemeen 21.1.1 Wie stelt het sportbeleidsplan op? 2 1.1.2 Waarmee dient men rekening te houden bij het opstellen van een sportbeleidsplan? 31.1.3 Interactieve bestuursstijl 51.1.3.1 Inleiding 51.1.3.2 Stuurgroep 91.1.3.3 Belanghebbenden 121.1.3.4 De klankbordgroep 131.1.3.5 De sportraad 161.1.4 Werkschema 18

1.2 Praktisch werkinstrument 201.2.1 Voorbeelden van participatieve methoden en technieken 201.2.1.1 Informeren 211.2.1.2 Consulteren 221.2.1.3 Adviseren 241.2.1.4 Coproduceren 261.2.1.5 Meebeslissen 281.2.2 Checklist 28-11.2.2.1 Start van het planningsproces 28-11.2.2.2 Samenstelling van de stuurgroep 28-21.2.2.3 Belanghebbenden 28-41.2.2.4 Klankbordgroep 28-41.2.2.5 Opmaak taakomschrijving en werkschema 28-4

1.3 Illustratie 29

2 Missie 37

2.1 Algemeen 382.1.1 Omschrijving 382.1.1.1 Wanneer de missie (her)formuleren? 392.1.1.2 Modellen van sportbeleid 41

2.2 Praktisch werkinstrument 442.2.1 Checklist voor het formuleren van een missie 442.2.2 Hoe komt men tot een goede missie? 442.2.2.1 Stap 1: deskresearch 452.2.2.2 Stap 2: eerste groepsdiscussie 452.2.2.3 Stap 3: componeren eerste concept 452.2.2.4 Stap 4: tweede groepsdiscussie 452.2.2.5 Stap 5: voorlopige missie 452.2.2.6 Stap 6: bredere verspreiding 462.2.2.7 Stap 7: definitieve versie 46

Wegwijzer

Page 5: Handboek Sportbeleidsplanning

3

2.3 Illustratie 46-12.3.1 Voorbeeld 1 46-12.3.2 Voorbeeld 2 46-2

2.3.3 Voorbeeld 3 46-3

3 Gegevensverzameling 47

3.1 Algemeen 483.1.1 Waarom gegevens verzamelen? 483.1.2 Wat kan en moet er verzameld worden? 493.1.3 Hoe stelt men een inventaris samen? 513.1.4 Hoe stelt men een situatieschets samen? 523.1.4.1 De huidige toestand 533.1.4.2 Bevragingen organiseren 543.1.4.3 Trends van toepassing op de gemeente 72

3.2 Praktisch werkinstrument 793.2.1 Leidraad voor het opstellen van een inventaris 793.2.1.1 Inventaris van de huidige structuren 803.2.1.2 Inventaris van de externe sportactoren 83

3.3 Illustratie 84

4 Gegevensanalyse 85

4.1 Algemeen 864.1.1 Inleiding 864.1.2 Opmaken van een knelpunten- en behoeftenota 874.1.3 Opmaken van een SWOT-analyse 894.1.3.1 Inleiding 894.1.3.2 SWOT-tabel 904.1.3.3 Confrontatiematrix 914.1.3.4 Voordelen van een SWOT-analyse 934.1.3.5 Nadelen van een SWOT-analyse 94

4.2 Praktisch werkinstrument 944.2.1 Basisschema voor het opstellen van een knelpunten- en behoeftenota of een SWOT-tabel 944.2.2 Aandachtspunten bij het opstellen van sterkten, zwakten, bedreigingen en kansen 96-1

4.2.3 Aandachtspunten bij het opstellen van de confrontatiematrix 96-5

4.3 Illustratie 96-74.3.1 SWOT-analyse/confrontatiematrix 96-7

5 Doelstellingen 97

5.1 Algemeen 985.1.1 Inleiding 985.1.2 Kenmerken van goede doelstellingen 995.1.3 Soorten doelstellingen 101

Wegwijzer

Page 6: Handboek Sportbeleidsplanning

4

5.1.3.1 Strategische (algemene) doelstellingen 1015.1.3.2 Operationele (concrete) doelstellingen 1025.1.4 Indicatoren 1035.1.4.1 Soorten indicatoren 1075.1.4.2 Elementen van indicatoren 108

5.2 Praktisch werkinstrument 1105.2.1 Hoe formuleer ik een doelstelling? 1105.2.2 Uitgangssituaties 110

5.3 Illustratie 110-15.3.1 Indicatoren 110-1

6 Plan van aanpak 111

6.1 Algemeen 1126.1.1 Inleiding 1126.1.2 Verschillende soorten maatregelen 113

6.2 Praktisch werkinstrument 1146.2.1 Hoe een goede maatregel formuleren? 1146.2.1.1 Wie kan de maatregel realiseren? 1146.2.1.2 Op welke termijn wordt de maatregel gerealiseerd? 1156.2.1.3 Welke financiële prognose wordt er voor de maatregel voorzien? 1166.2.1.4 Is de nodige ruimte beschikbaar? 1166.2.2 Checklist voor het vooropstellen van een plan van aanpak 1166.2.3 Prioriteiten in het plan van aanpak 1176.2.4 Hoe ziet een plan van aanpak eruit? 118

6.3 Illustratie 118-16.3.1 Hoofdstuk 1: Sportverenigingen 118-16.3.2 Hoofdstuk 2: Andersgeorganiseerde sport 118-56.3.3 Hoofdstuk 3: Toegankelijkheid en diversiteit 118-76.3.4 Hoofdstuk 4: Sportinfrastructuur 118-9

7 Evaluatie 119

7.1 Algemeen 1207.1.1 Inleiding 1207.1.2 Wat evalueren? 1207.1.2.1 Evaluatie van de beleidseffectiviteit 1257.1.2.2 Evaluatie van de beleidsefficiëntie 1277.1.3 Wie evalueert? 1287.1.4 Hoe evalueren? 1287.1.4.1 Monitoring 1287.1.4.2 Evalueren 1297.1.4.3 Conclusie 1327.1.5 Decretale verplichtingen 1327.1.5.1 Jaarlijks verslag 132

Wegwijzer

Page 7: Handboek Sportbeleidsplanning

5

7.1.5.2 Tussentijdse evaluatie 1337.1.5.3 Eindevaluatie 134

7.2 Praktisch werkinstrument 1367.2.1 Jaarlijks verslag 1367.2.2 Tussentijdse en eindevaluatie 1367.2.2.1 Scoresysteem 137

8 Uitgewerkt voorbeeld van gegevensverzameling tot plan van aanpak 141

8.1 Gegevensverzameling 1418.1.1 Inventaris 1418.1.1.1 Schematische weergave van de huidige (interne) gemeentelijke structuren en externe sportactoren 1428.1.1.2 Resultaten uit de inventaris van de huidige structuren met betrekking tot sport 1438.1.1.3 Resultaten uit de inventaris van de externe sportactoren 1448.1.2 Situatieschets 1448.1.2.1 Evaluatie van het huidig sportbeleid 1448.1.2.2 Resultaten uit de enquêtes 1468.1.2.3 Trends 157

8.2 Gegevensanalyse: Knelpunten- en behoeftenota en 157 SWOT-analyse 157

8.2.1 Knelpunten- en behoeftenota 1588.2.2 SWOT-tabel en SWOT-analyse 1608.2.2.1 Hoofdstuk 1: Sportverenigingen 1608.2.2.2 Hoofdstuk 2: Andersgeorganiseerde sport 1618.2.2.3 Hoofdstuk 3: Toegankelijkheid en diversiteit 1628.2.2.4 Hoofdstuk 4: Sportinfrastructuur 163

8.3 Doelstellingen en plan van aanpak 1648.3.1 Hoofdstuk 1: Sportverenigingen 1648.3.2 Hoofdstuk 2: Andersgeorganiseerde sport 1668.3.3 Hoofdstuk 3: Toegankelijkheid en diversiteit 1688.3.4 Hoofdstuk 4: Sportinfrastructuur 170

Deel 4 Inhoudelijke aspecten van het sportbeleidsplan 1

1 Andersgeorganiseerde sport 1

1.1 Inleiding 11.2 Sportcontexten 31.3 Gevolgen voor het sport voor allen-beleid 71.4 Vormen van andersgeorganiseerde sport 8

1.4.1 Buurtsport 81.4.1.1 Buurtsport als andersgeorganiseerde sport 10

Wegwijzer

Page 8: Handboek Sportbeleidsplanning

6

1.4.1.2 Aandachtspunten voor de organisatie van buurtsport 111.4.2 Schoolsport 14-11.4.2.1 Schoolsport gedefinieerd 14-11.4.2.2 Intern georganiseerde schoolsport 14-31.4.2.3 Extern georganiseerde schoolsport 14-81.4.2.4 Stichting Vlaamse Schoolsport 14-121.4.2.5 Schoolsportmedewerkers 14-141.4.2.6 Positionering van schoolsport 14-221.4.2.7 Aanbevelingen bij de organisatie van schoolsport 14-26

1.4.2.8 Referenties 14-31

2 Toegankelijkheid en diversiteit 15

2.1 Inleiding 152.2 Doelgroepen 15

2.2.1. Enkele voorbeelden van doelgroepen 16-12.2.1.1 Personen met een handicap 16-22.2.1.2 Senioren 16-92.2.1.3 Allochtonen 16-13

2.3 Toegankelijkheid 172.3.1 Een aanbod voorzien in de onmiddellijke woonomgeving 182.3.2 Aandacht hebben voor diversiteit 192.3.3 Een variatie in het aanbod van sporttakken, -vormen en -niveaus voorzien 222.3.4 Een samenwerking stimuleren tussen diverse structuren en instanties 222.3.4.1 Onderwijs 232.3.4.2 Georganiseerde sport 242.3.4.3 Socioculturele sector en welzijnssector 252.3.4.4 Commerciële sportsector 262.3.4.5 Doelgroepenorganisaties 262.3.4.6 Specifieke gemeentelijke diensten 27

3 Meerjarenplan sportinfrastructuur 29

3.1. Sportinfrastructuur en Sport voor Allen-beleid 293.1.1. Het belang van sportinfrastructuur 293.1.2. Sportinfrastructuur in het gemeentelijke sportbeleid 293.1.3. Sportinfrastructuur en het Decreet Sport voor Allen-beleid 30

3.2. Sportinfrastructuur in de gemeente in kaart 313.2.1. Gemeentelijke infrastructuur versus niet-gemeentelijke infrastructuur 313.2.2. Omni-, sportspecifieke en kleinschalige sportinfrastructuur 32

Wegwijzer

Page 9: Handboek Sportbeleidsplanning

6-1Wegwijzer

3.2.3. Sportinfrastructuur in het centrum, deelgemeenten, wijken… of buurgemeenten 333.2.4 Infrastructuur voor de competitieve en recreatieve sportclub of de anders- georganiseerde sporter 33

3.3. Beleidsvraagstukken sportinfrastructuur in de gemeente 343.3.1. Gemeentelijk beheer of verzelfstandigen 343.3.2. Publiek-private samenwerking (PPS) 363.3.2.1. Definitie publiek-private samenwerking (PPS) 363.3.2.2. Procesmatige aanpak van een PPS-project 363.3.2.3 Kritische succesfactoren voor het welslagen van een PPS-project 413.3.3. Maatschappelijke functie versus bedrijfseconomisch beheer 433.3.4. Schoolsportinfrastructuur 443.3.5. Sportinfrastructuur en wetgeving 453.3.5.1. Ruimtelijke Ordening 46

3.4. Realisatie van een nieuwe sportinfrastructuur 473.4.1. Een behoefteonderzoek en haalbaarheidsstudie 473.4.1.1. De afbakening van het project 483.4.1.2. Marktonderzoek 483.4.2. Gemeentelijke realisatie of samenwerking 503.4.3. Het Vlaams Sportinfrastructuurplan (Paul De Knop) 51

3.5 Referenties 56

4 Ondersteuning van sportverenigingen 57

4.1 Inleiding 574.2 Relevante regelgeving 584.3 Subsidiëring als beleidsinstrument: uitgangspunten 61

4.3.1 Subsidiereglement als beleidsinstrument 614.3.2 Bewuste en gedragen keuzes in functie van sturing 624.3.3 Doel en effect: link met het sportbeleidsplan 63

4.4 Concept: principes van een goed subsidiereglement 634.5 Toepassing: thema’s – doelstellingen – kwaliteitscriteria – parameters 654.6 Referenties 67

Info 1

1 Referenties 1

1.1 Geraadpleegde werken 11.1.1 Literatuur 1

1.1.2 Websites 3

Page 10: Handboek Sportbeleidsplanning

6-2 Wegwijzer

1.2 Aanbevolen literatuur 51.2.1 Literatuur met betrekking tot algemene thema’s 5

1.2.2 Literatuur met betrekking tot strategie en beleid 11

1.2.3 Literatuur met betrekking tot trends 121.2.3.1 Senioren 131.2.3.2 Personen met een handicap 141.2.3.3 Allochtonen 151.2.3.4 Gender 16

1.2.4 Literatuur met betrekking tot sportverenigingen 17

1.2.5 Literatuur met betrekking tot andersgeorganiseerde sport 18

1.2.6 Literatuur met betrekking tot toegankelijkheid en diversiteit in de sport 20

2 Definitielijst 23

3 Bijlage 27

3.1 Technieken voor evaluatie 27

4 Vragenlijsten 29

4.1 Voor het uitvoeren van een evaluatie van een sportpromotioneel initiatief 294.2 Vragenlijst voor verzameling van sportbehoeften 624.3 Voor gebruikers van sportinfrastructuur 77

5 Trefwoordenlijst 125

Page 11: Handboek Sportbeleidsplanning

7

VoorwoordSPORT VOOR ALLEN

IN DE LOKALE PRAKTIJK

Na de sterke inhaaloperatie op het vlak van topsportbeleid in het eerste deel van deze legislatuur, zet ik als Vlaams minister van Sport vanaf 2007 fors in op een tweede sportief beleidsspoor dat elke inwoner van Vlaanderen aanbelangt: het sport voor allen-beleid. Het koninginnenstuk hiervan vormt het nieuwe decreet op het lokale en het regionale sportbeleid, dat recent nog door het Vlaamse Parlement werd goedgekeurd.

De voornaamste doelstelling van dit nieuwe decreet is even helder als ambitieus: een breed en divers sportaanbod ontwikkelen op maat van zoveel mogelijk mensen. De ondersteuning van sportverenigingen, aandacht voor buurtsport en schoolsport, het bevorderen van toegankelijkheid en diversiteit in het lokale sportgebeuren en een degelijke planning op het vlak van sportinfrastructuur: dat vormen de voornaamste elementen ervan. Liefst 16 miljoen euro maken we in de toekomst jaarlijks vrij om de lokale sportclubs en het lokale sportbeleid een nooit geziene impuls te geven, meteen ook de grootste budgettaire stijging bin-nen het Vlaamse sportbudget van deze legislatuur.

Gemeenten en steden reageren enthousiast. Zij dienen een heel intense dialoog op te starten met álle betrokkenen bij het lokale sportgebeuren. Dat interactief democratisch proces moet leiden tot een breed gedragen en kwaliteitsvol lokaal sportbeleidsplan dat een noodzakelijke voorwaarde is om mee te kunnen genie-ten van de vele mogelijkheden die het decreet op het lokale sportbeleid biedt. U zult merken dat het decreet licht en uitvoerbaar is: zonder veel administratieve verplichtingen, zorg dragend ook voor haalbare voorwaarden voor kleinere ge-meenten met een minder uitgebouwd sportbeleid. Bovendien willen we in 2007 gemeenten maximaal ondersteunen om hun sportbeleidsplannen op te maken en uit te voeren. We ontwikkelen daartoe een praktisch handboek, zetten vormingsinitiatieven op en bouwen een algemene helpdeskfunctie uit rond lokaal sportbeleid. Daarnaast voorzie ik éénmalig een intensieve begeleiding door ervaren coaches bij de opmaak van een sportbe-leidsplan voor 130 gemeenten. De uitwerking en coördinatie van dit ‘begelei-dingstraject sportbeleidsplanning’ heb ik toevertrouwd aan het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB), dat in het nieuwe decreet structureel

Wegwijzer

Page 12: Handboek Sportbeleidsplanning

8

verankerd wordt voor de ondersteuning van en kennisverspreiding omtrent lo-kaal sportbeleid.

Het handboek dat nu voorligt, is het resultaat van een intense samenwerking tussen verschillende organisaties: mijn administraties Bloso en het Departement voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid, onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel die werden aangezocht om de methodiek en het handboek te ontwikkelen en medewerkers van mijn kabinet. Ik wens deze organisaties te danken voor hun inzet en ben bijzonder opgetogen over het resultaat. Het handboek bevat relevante theo-retische achtergrond over bijvoorbeeld het interactieve planningsproces, over bevragingstechnieken, over de opmaak van een sportbeleidsplan en over de pro-gramma’s rond andersgeorganiseerd sporten en doelgroepenbeleid. Dé grote sterkte van het handboek is dat deze informatie vertaald wordt in voorbeelden en in praktische werkinstrumenten, waarmee gemeenten meteen aan de slag kunnen om hun sportbeleidsplan op te maken.

Ik wens u veel inspiratie en succes bij de opmaak van uw lokale sportbeleids-plannen!

Bert AnciauxVlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel

Wegwijzer

Page 13: Handboek Sportbeleidsplanning

9

Woord voorafEen sportbeleidsplan is een onmiskenbaar nuttig en belangrijk instru-ment om via een strategische langetermijnplanning te komen tot een integraal en kwaliteitsvol lokaal en regionaal sportbeleid. Via een inter-actief planningsproces, in een netwerk van politici, ambtenaren en het sportieve middenveld, wordt een groot draagvlak gecreëerd voor het be-lang van het sportbeleid in de maatschappij. Het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid vzw (ISB) ondersteunt ten volle de opmaak van een sportbeleidsplan dat het kernelement is in het nieuwe decreet op de subsidiëring van gemeente- en provinciebesturen en van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor hun sport voor allen-beleid.

Dit Handboek Sportbeleidsplanning is dan ook een belangrijke mijlpaal voor het ISB. Het is een eerste tastbaar resultaat voor de gemeenten in een traject dat de werking van het ISB als kennis- en expertisecentrum erkent. Reeds vanaf de start van het nieuwe millennium werd getracht de lokale overheden te sensibiliseren omtrent het belang van een sportbeleidsplan, los van het nieuw decreet. Met het oog op het cruciale planningsjaar 2007 en het aan de slag gaan van de nieuwe gemeentelijke beleidsvoerders, werden de voorbije jaren de sportambtenaren uitgebreid gevormd in het opmaken van een sportbeleidsplan.

Het ISB is de minister erkentelijk voor het opzetten van een begeleidings-traject bij het opmaken van de lokale sportbeleidsplannen. Vanuit onze ondersteunende rol bij het lokale en regionale sportbeleid en als vertegen-woordiger van het werkveld, zijn wij verheugd over de rol die ons toever-trouwd werd als uitvoerder. Tevens zijn wij zeer tevreden over de interac-tieve wijze waarop dit traject werd doorlopen in samenwerking met de Vlaamse overheid en haar actoren.

In het kader van het begeleidingstraject hopen wij alle gemeenten in Vlaanderen met dit handboek een nuttig instrument te bieden om het planningsproces, ook in uw gemeente, vorm te geven. Ook de 130 ge-meenten die individueel begeleid worden, hebben met dit handboek een inspirerende houvast om, begeleid door hun coach, te komen tot een sportbeleidsplan. Naast ‘beleidsplan-technische’ tools, wil deze publica-tie inhoudelijke voeding bieden voor de vertaalslag van Vlaamse beleids- accenten als ‘andersgeorganiseerde sport’ en ‘toegankelijkheid en diver-siteit’, alsook instrumenten voor een interactief planningsproces met het sportieve middenveld. Doordat het handboek losbladig is, kunnen we re-kening houden met een steeds veranderende gemeentelijke context (o.a.

Wegwijzer

Page 14: Handboek Sportbeleidsplanning

10

verwante sectoren) en met het feit dat dit een eerste generatie sportbe-leidsplannen is.

Het ISB is ervan overtuigd dat dit hele proces een ambitieuze dynamiek op gang zal brengen in het lokale en regionale sportlandschap, met als doel een kwaliteitsvol sportbeleid in elke Vlaamse gemeente of stad en met de gemeente als regisseur in interactie met een uitgebreid maatschappe-lijk en sportief middenveld. Een sportbeleidsplan als realistisch werkinstru-ment met bewuste en gedragen beleidskeuzes, op maat van de behoeften en noden van elke gemeente, is daarbij onmiskenbaar van groot belang.

Het ISB wenst tot slot dan ook iedereen die bij de realisatie van deze publicatie betrokken was, te bedanken voor zijn inzet, theoretische des-kundigheid en praktijkinzicht. Laat dit Handboek Sportbeleidsplanning een inspirerende houvast zijn in een boeiend proces…

Edwin Aerts Dany Puniedirecteur ISB voorzitter ISB

Wegwijzer

Page 15: Handboek Sportbeleidsplanning

11

Woord van dankDit handboek kwam tot stand met de hulp van velen. Een bijzonder woord van dank gaat naar:

Het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid vzw (ISB) als opdrachtgever.

Helena Wittock (Raadgever sport, kabinet van de Vlaamse minister van Cul-tuur, Jeugd, Sport en Brussel) en Geertrui Schiltz (adjunct van de directeur, Bloso-afdeling Subsidiëring) voor hun belangrijke inhoudelijke inbreng.

Diverse bevoorrechte getuigen, die ons praktische en noodzakelijke in-formatie verschaften:

De sportdiensten van Kortrijk, Brugge, Mechelen, Leuven, Hasselt, Herselt, Westerlo, Turnhout, Hoogstraten, Beerse, Geel, Putte, Mort-sel, Bornem, Herent, Bierbeek, Landen, Beringen, Oostkamp, Mid-delkerke, Temse, Maarkedal en Evergem

Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en -consulenten (VVJ) Vlaamse Overheid – Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media

- Afdeling Jeugd Cultuur Lokaal

De coaches van het begeleidingstraject die talrijke belangrijke ideeën naar voor brachten tijdens de opleidingen die in dit handboek verwerkt werden.

De medewerkers van het ISB-secretariaat, met name: David Nassen (projectcoördinator begeleidingstraject sportbeleidsplanning), Edwin Aerts (directeur ISB), Pascal De Maesschalck (coördinator BuurtSport Vlaanderen), Eva Vonck (coördinator Maatschappelijke integratie door sport) en Marjolein Van Poppel (stafmedewerker).

De leden van de regiegroep (Dany Punie, Luc Mercken, David Nassen en Marjolein Van Poppel van het ISB, Philippe Paquay en Geertrui Schiltz van het Bloso, Bart Van der Herten van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media en Guy Redig en Helena Wittock van het kabinet van Vlaams minister voor Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel Anciaux) voor hun feedback en sturing.

Bloso, Antwerpen en Evergem voor het aanleveren van de foto’s voor dit handboek.

Wegwijzer

Page 16: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 17: Handboek Sportbeleidsplanning

13

Inleiding

OPMERKING

Dit handboek is NIET:

Een kant en klaar model voor het opstellen van het gemeentelijk sport-beleidsplan.

Een inhoudelijke richtlijn van wat er precies in het gemeentelijk sportbe-leidsplan moet staan.

Een uitgebreide theoretische uiteenzetting van de verschillende stappen van strategisch management.

Dit handboek is WEL:

Een hulpmiddel dat kan gebruikt worden om meer systematiek aan te brengen in het opmaken en schrijven van het sportbeleidsplan.

Een naar de sportpraktijk vertaalde beschrijving van de verschillende stappen om te komen tot een breed gedragen gemeentelijk sportbe-leidsplan.

1 Situering

Het nieuwe Decreet houdende de subsidiëring van gemeente- en provinciedien-sten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid stimuleert de beleidsaandacht voor de sport in steden en ge-meenten. Dit decreet bepaalt dat het kunnen voorleggen van een door de ge-meenteraad goedgekeurd sportbeleidsplan één van de belangrijkste voorwaar-den is voor subsidiëring van de sportdienst. Het decreet definieert het sport-beleidsplan als “het bewijs voor de beleidsaandacht voor het brede spectrum van actieve sportpraktijk, waarbij de ondersteuning van de sportverenigingen centraal staat. Het bevat alle doelstellingen, inspanningen, voorzieningen en instrumenten voor het voeren van een sportbeleid. Het komt tot stand, wordt uitgevoerd en geëvalueerd via een open, communicatieve, interactieve en dialo-

Wegwijzer

Page 18: Handboek Sportbeleidsplanning

14

gerende bestuursstijl, waarbij de sportraad een expliciete rol vervult en het bevat minstens vier hoofdstukken.”

Dit handboek werd geschreven om de gemeenten te helpen bij de toepassing van al deze aspecten en bij het opmaken van een sportbeleidsplan dat voldoet aan deze voorwaarden. Dit handboek dient te worden opgevat als een hulp-middel, dat kan helpen in het opmaken van het sportbeleidsplan. Er is bewust geopteerd om er geen theoretisch uitgediept werk van te maken. Het heeft veeleer de intentie om een praktijkgericht en eenvoudig hulpmiddel te zijn dat de gemeenten wil helpen in de verschillende stappen om te komen tot een goed beleidsplan. Er werd dan ook getracht om dit handboek zo gebruiksvriendelijk mogelijk te maken. Verschillende bronnen werden geraadpleegd om tot dit re-sultaat te komen. Wetenschappelijke literatuur over het sportbeleid in Vlaande-ren, kwalitatief onderzoek en onderzoeksmethoden en -technieken en andere relevante publicaties werden geraadpleegd om elk aspect van het sportbeleids-plan te bespreken in dit handboek. In de referentielijst achteraan werden alle geraadpleegde werken opgenomen. Tevens werden ook andere werken toege-voegd die mogelijkerwijs inspirerend kunnen werken.Ook literatuur en persoonlijke informatie vanwege soortgelijke initiatieven (on-der andere binnen het jeugdbeleid en het lokaal sociaal beleid) waren andere belangrijke bronnen.Tot slot waren er gesprekken met heel wat bevoorrechte getuigen.

2 Inhoud van het handboek

Dit handboek verschaft informatie om op een wetenschappelijke en gefundeer-de wijze een sportbeleidsplan op te stellen. Het is opgedeeld in vier afzonderlijke delen. In het eerste deel wordt het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007 toegelicht met vooral een verduidelijking van de algemene bepalingen bij het sportbeleidsplan (zoals met betrekking tot het feit dat het sportbeleidsplan minstens vier hoofdstukken moet bevatten). Deel twee bevat het opzet, het belang van een sportbeleidsplan alsook de vorm en de redactie van het sport-beleidsplan. Hierin wordt aangegeven hoe men een plan zou kunnen neerschrij-ven. Het derde deel bespreekt de verschillende bouwstenen om een gefundeerd sportbeleidsplan op te stellen.Daarbij worden de belangrijkste bepalingen uit het uitvoeringsbesluit telkens in een kader weergegeven. De verschillende stappen die worden toege-licht zijn:

Wegwijzer

Page 19: Handboek Sportbeleidsplanning

15

1.startfase2.missie3.gegevensverzameling4.gegevensanalyse5.doelstellingen6.planvanaanpak7.evaluatie

In dit deel heeft elk onderdeel dezelfde opbouw. Er wordt steeds begonnen met een algemeen theoretisch gedeelte, gevolgd door één of meerdere praktische werkinstrumenten (zoals gerichte vragen en/of checklists) en enkele illustraties.Het vierde en laatste deel bevat enkele inhoudelijke aspecten die gebruikt kun-nen worden als achtergrondinformatie voor het opstellen en voeren van een sportbeleid.

Dit handboek is zo opgebouwd dat de lezer zelf kan bepalen of men al dan niet de voorgestelde stappen (beschreven in deel drie) systematisch wenst te volgen. Vandaar dat eerst de opbouw van het resultaat van deze systematiek (met name het uiteindelijke sportbeleidsplan) wordt beschreven in deel twee. Dit deel ver-duidelijkt de structuur en de opbouw van een sportbeleidsplan. Vooral het door-nemen van deel drie reikt mogelijke informatie aan om het sportbeleidsplan te kunnen opstellen. Het gaat hierbij dan concreet om een aantal zaken, zoals een SWOT-analyse en/of knelpunten- en behoeftenota, doelstellingen en de aanpak ervan. Het derde deel kan dus, met andere woorden, beschouwd worden als het voorbereidende werk van het opstellen van het sportbeleidsplan.

3 Gebruik van het handboek

Dit handboek kan beschouwd worden als een ‘menukaart’ waaruit gekozen wordt wat men nodig en nuttig acht in het opstellen van het eigen sportbeleidsplan. Niet iedereen heeft immers nood aan de beschrijving van al de diverse delen. In sommige gemeenten is wellicht meer basisinformatie of ervaring aanwezig dan in andere.Op een menukaart zijn niet alle ‘ingrediënten’ van het recept weergegeven omdat de kaart summier, maar duidelijk moet zijn. Zo werd in dit handboek ook niet elk ingrediënt beschreven. Men kan achteraan tal van relevante referenties terugvinden waar men terecht kan voor meer informatie.

Wegwijzer

Page 20: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 21: Handboek Sportbeleidsplanning

1Deel 1

Deel 1 Het nieuwe Decreet Lokaal Sport

voor Allen-beleid van 2007

1 Inleiding

Het ‘vorige’ Decreet houdende erkenning en subsidiëring van de gemeentelijke sportdiensten, de provinciale sportdiensten en de sportdienst van de Vlaamse Gemeenschapscommissie van 5 april 1995 bevatte vooral bepalingen op het vlak van erkenningsvoorwaarden en minimumcriteria met betrekking tot op-pervlakte van sportinfrastructuur en aantal sportfunctionarissen. De gemeenten werden ingedeeld in verschillende categorieën in functie van het aantal inwo-ners en konden aanspraak maken op een basis- en een aanvullende subsidie, waarop een correctiefactor op basis van de aanwezige decretale sportinfrastruc-tuur werd toegepast.

Zowel de visie op de rol die de verschillende bestuursniveaus op het vlak van sport moeten spelen als de sport op zich, zijn de laatste jaren in die mate geëvo-lueerd dat een grondige herziening van dat decreet dringend nodig was. In de beleidsnota’s van de huidige Vlaamse Regering werd het engagement om een vernieuwd decreet te ontwikkelen expliciet opgenomen.

De tekst van het decreet is terug te vinden op www.isbvzw.be. Aansluitend bij het decreet worden ook twee uitvoeringsbesluiten opgemaakt: een uitvoerings-besluit betreffende de beleidssubsidies die vanaf 2008 toegekend worden en één betreffende de impulssubsidies die vanaf 2009 toegekend worden.

Het decreet vormt één van de belangrijkste onderdelen van het sport voor allen-beleid en is een belangrijke aanvulling voor het topsportbeleid dat stilaan op vol-le kracht draait. Vlaanderen wil via een hechte samenwerking met gemeente- en provinciebesturen zoveel mogelijk mensen stimuleren, uitnodigen, begeleiden en ruimte bieden tot actieve sportbeoefening. De doelstellingen en methodes richten zich op een stevige vernieuwing en verbetering. Dit betekent dat er aandacht is voor een gevarieerd sportaanbod, zowel in clubverband als erbui-ten. Voor kwetsbare doelgroepen worden er extra impulsen gevraagd. Het plaatselijke verenigingsleven is voor de Vlaamse overheid een centraal aandachtspunt in het overheidsbeleid. Om die reden is een interactieve

Page 22: Handboek Sportbeleidsplanning

2 Deel 1

bestuursstijl, waarbij het lokaal sportbeleid wordt voorbereid en uitgevoerd in intensieve dialoog en samenwerking met alle betrokken particuliere (bv. sport-verenigingen) én publieke actoren (bv. onderwijs of andere besturen zoals inter-gemeentelijke of provinciale samenwerkingsverbanden), één van de belangrijk-ste invalshoeken van dit nieuwe decreet.

2 De basisvoorwaarden van het decreet

2.1 Hetsportbeleidsplan

Centraal in het ontwerpdecreet staat dat het sportbeleidsplan, dat op een inter-actieve manier tot stand moet komen, uitgevoerd en geëvalueerd moet worden. Het sportbeleidsplan omvat het totale lokale sportbeleid van een gemeente voor een bestuursperiode van zes jaar en legt een extra accent op volgende hoofdstukken.

Fot

o: B

loso

-arc

hief

Page 23: Handboek Sportbeleidsplanning

3Deel 1

Hoofdstuk 1: Dit handelt over meer en betere subsidies voor lokale en regionale sportverenigingen, de cruciale partners in het realiseren van het sportbeleid. Tenminste vijftig procent van de Vlaamse subsidies moet hieraan besteed wor-den en kwalitatieve criteria, die in samenspraak met het lokale sportveld worden opgemaakt, vormen hiervan de basis.

Hoofdstuk 2: Dit gaat over aandacht voor de andere sportpraktijk (andersgeorgani-seerde sport). Heel wat mensen in Vlaanderen doen op een informele en/of andersgeorganiseerde manier aan sport. Aan de lokale besturen wordt gevraagd om minstens twintig procent van de Vlaamse subsidies te besteden aan bijvoor-beeld buurt- of schoolgebonden sportbeoefening.

Hoofdstuk 3: Dit handelt over aandacht voor de sociale component (toegankelijk-heid en diversiteit). Lokale besturen wordt gevraagd om minstens tien pro-cent van de Vlaamse subsidies te investeren in het corrigeren van bestaande so-ciale achterstanden inzake sportparticipatie bij aandachtsgroepen zoals mensen met een handicap, van allochtone afkomst of die leven in armoede. Deze tien procent mag ook worden beschouwd ofwel als een onderdeel van de vijftig pro-cent voor de directe financiële ondersteuning van de sportverenigingen, ofwel van de twintig procent voor programma’s of acties rond het andersgeorgani-seerde sporten, ofwel verdeeld onder beide.

Hoofdstuk 4:Dit handelt over een meerjarenplan inzake sportinfrastructuur. De lo-kale besturen brengen de noden en plannen op gebied van sportinfrastructuur nauwgezet in kaart en geven aan welke impulsen nodig zijn in de toekomst.

De gemeenten zorgen voor een eigen inbreng van 0,50 euro voor elke euro die door Vlaanderen wordt voorzien. Deze cofinanciering van vijftig procent kan vrij verdeeld worden over de eerste drie hoofdstukken.

Aangrenzende gemeenten kunnen een intergemeentelijk sportbeleidsplan indienen. Het gaat dan om maximaal drie aangrenzende gemeenten met in to-taal maximaal 30 000 inwoners, of twee aangrenzende gemeenten met in to-taal maximaal 20 000 inwoners.

Indien het gemeentebestuur geen sportbeleidsplan indient, kan de gemeente-lijke sportraad of, bij het ontbreken daarvan, een representatief aantal loka-le sportverenigingen in deze uitzonderlijke situatie een verenigingssportbe-leidsplan indienen. Voor het opmaken en indienen van het verenigingssport-

Page 24: Handboek Sportbeleidsplanning

4 Deel 1

beleidsplan gelden andere voorwaarden dan voor het opmaken en indienen van het gemeentelijk sportbeleidsplan.

2.2 Desportraad

Naast het opmaken van een sportbeleidsplan engageren de gemeenten zich eveneens tot het oprichten en erkennen van een sportraad in hun wer-kingsgebied. Deze adviesraad geeft belangrijke input mee voor het sportbeleids-plan en draagt bij tot de realisatie en evaluatie ervan. Hij speelt eveneens een rol bij het formuleren van eventuele klachten rond het sportbeleid. De sportraad wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van clubs, scholen en andere orga-nisaties die sportieve activiteiten ontplooien in de private of de publieke sector, aangevuld met deskundigen specifiek voor de gemeente.

2.3 Desportgekwalificeerdeambtenaar

De aanstelling van tenminste één sportgekwalificeerde ambtenaar, en in het geval van de VGC, de provincies of steden met meer dan 50 000 inwoners min-stens twee voltijdse sportgekwalificeerde ambtenaren in de sportdienst, vormt een andere basisvoorwaarde van het decreet.

Page 25: Handboek Sportbeleidsplanning

5Deel 1

3 Uitgangspunten Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid

3.1 Beleidssubsidiesénimpulssubsidies

De beleidssubsidie van de Vlaamse Gemeenschap voor gemeenten in Vlaan-deren die voldoen aan alle basisvoorwaarden van het decreet bedraagt 1,50 euro per jaar per inwoner: een gelijk bedrag voor elke Vlaming om de actieve sportbeoefening te promoten, ongeacht omvang en aard van het zorggebied.

Bovenop de beleidssubsidie voor gemeenten van 1,50 euro per jaar per inwoner voorziet de Vlaamse overheid voor de gemeenten in Vlaanderen ook een im-pulssubsidie van 0,80 euro per jaar per inwoner voor een thema dat bij het begin van elke lokale legislatuur wordt vastgelegd. Voor de bestuursperiode 2007 - 2012 is dit de kwaliteitsverhoging van de jeugdsportbegeleiders in sport-verenigingen die bij een erkende Vlaamse sportfederatie zijn aangesloten.Voor de 19 gemeenten van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gelden an-dere bepalingen.

2007 is het planningsjaar, de beleidssubsidies worden voorzien vanaf 2008, de impulssubsidies vanaf 2009.

3.2 Responsabiliseringvandelokalebesturenmeteenlicht decreet

Een ander uitgangspunt van dit decreet is het maximaal leggen van de verant-woordelijkheden en acties bij het niveau waar men optimaal kan instaan voor kwaliteit, klantgerichtheid, rationalisering en integriteit. Dat betekent een dui-delijke responsabilisering van de lokale besturen. Het uitgangspunt voor deze responsabilisering is het subsidiariteitsprincipe dat zegt dat zaken die doelmatig door een lager bestuursniveau verricht kunnen worden, niet door een hoger ni-veau moeten behandeld worden. De lokale besturen concretiseren op deze wijze mee de Vlaamse beleidsdoelstellingen, maar op een eigen en unieke wijze en passend binnen hun eigen prioriteiten en dit in een gemeenschappelijk sportproject. Vlaanderen heeft de ambitie om alle Vlaamse gemeenten in dit nieuwe decreet te laten stappen.

Page 26: Handboek Sportbeleidsplanning

6 Deel 1

Hiervoor werd een performante, effectieve en eenvoudige regelgeving ontwik-keld, met een minimum aan administratieve regels en een dynamisch ambtelijk toezicht. Het jaarlijkse verslag vormt het belangrijkste instrument voor het toe-zicht. Het bevat eveneens een eenvoudige financiële detailopgave voor wat de ondersteuning van verenigingen betreft.

3.3 Hetverhogenvanhetbudget

Op termijn reserveert de Vlaamse overheid jaarlijks 16 miljoen euro voor de uitvoering van dit nieuwe Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid. Dat betekent een verhoging van meer dan 10 miljoen euro in vergelijking met het decreet van 1995. Door het introduceren van het principe waarbij de betrokken besturen (gemeenten, provincies en VGC) voor vijftig procent cofinancieren, wordt dit bedrag nog aanzienlijk verhoogd.

3.4 Aandachtvoorbegeleidingenondersteuning

Omdat dit decreet drastisch verschilt van het vorige en omdat de meeste bestu-ren voor het beleidsdomein sport relatief weinig ervaring hebben met beleids-planning op lange termijn (in tegenstelling tot jeugd en cultuur waar beleids-planning al ingeburgerd is), worden in het decreet ook middelen voorzien voor begeleiding door het kennis- en expertisecentrum lokaal sportbeleid, het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB), voor een totaal bedrag van 175 000 euro per jaar. Ook voor de monitoring van de effecten van dit decreet worden middelen voorzien binnen dit decreet (25 000 euro).

Naast de structurele middelen voor begeleiding binnen het decreet, voorziet de minister in 2007 éénmalig een budget voor het begeleidingstraject sport-beleidsplanning onder coördinatie van het ISB. Dit “Handboek Sportbeleids-planning” maakt deel uit van het begeleidingstraject, samen met de uitbouw van een algemene helpdeskfunctie en de ‘op maat’-ondersteuning door ervaren coaches voor 130 gemeenten bij de opmaak van hun sportbeleidsplan.

Voor de coördinatie van de ondersteuning van de tewerkstelling in de sport via Vlabus wordt een voorafname voorzien van 25 000 euro per jaar. Deze subsidie dient aangewend te worden voor de ondersteuning van de provinciale opdracht betreffende de organisatie van een pool van sportgekwalificeerde lesgevers.

Page 27: Handboek Sportbeleidsplanning

1Deel 2

Deel 2 Het sportbeleidsplan

1 Het belang van het sportbeleidsplan

Er zijn heel wat redenen die het belang van het sportbeleidsplan verduidelijken. Beleid komt tot stand in een maatschappelijke omgeving, die voortdurend aan verandering onderhevig is. Sport heeft op de eerste plaats een duidelijke maat-schappelijke functie en betekenis. Hierbij gaat het niet alleen over het plezier en de ontspanning die sport de burger biedt, maar ook over andere maatschap-pelijke aspecten zoals ondermeer integratie, identificatie en gezondheid. Wer-ken aan een kwaliteitsvolle en structurele beleidsvoering is noodzakelijk voor de gemeente om sport op een kwaliteitsvolle wijze aan te bieden en aan de noden van de burger te beantwoorden. Het sportbeleidsplan helpt hierbij door duide-lijkheid te scheppen over de organisatie van het lokale sportgebeuren.

Daarnaast zijn er verschillende andere redenen op te noemen die het belang van het opmaken van een sportbeleidsplan kunnen onderbouwen.Zo is men bijvoorbeeld door middel van de opmaak van het sportbeleidsplan in

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 28: Handboek Sportbeleidsplanning

2 Deel 2

staat strategisch te werken. Een dergelijke strategische planning gaat over het bepalen van de algemene beleidsprioriteiten en geeft in grote lijnen aan hoe die prioriteiten gerealiseerd moeten worden. Het is een instrument om de or-ganisatie te sturen in de richting van het gewenste doel. Het sportbeleidsplan is dus een belangrijk onderdeel in het kader van strategisch management. Het is een ideaal middel om na te denken over de toekomst van de gemeente, om keuzes in de sportbeleidsvoering te maken en om tot nieuwe inzichten te komen over het sportbeleid. Hierbij is het belangrijk alle kansen onder ogen te zien én te weten wat de sterke en zwakke punten zijn. Het opstellen van een sportbeleids-plan laat toe een realistisch beeld te krijgen van het sportbeleid in de gemeente en een haalbaar sportbeleid te voeren en te plannen.

Het sportbeleidsplan kan de communicatie binnen de sportdienst verbeteren en het zorgt voor een uniforme communicatie over het sportbeleid. Het kan te-vens fungeren als communicatiemiddel naar de bevolking toe. Een beleidsplan dat enkel in de kast belandt, heeft geen uitstraling en krijgt geen draagvlak. Het-zelfde geldt voor een sportbeleidsplan dat enkel wordt gebruikt voor de interne werking. Een sportbeleidsplan is een instrument bij uitstek om het sportbeleid te motiveren en te verklaren waardoor men het draagvlak, de zichtbaarheid en de betrokkenheid bij het sportbeleid vergroot.

TIP

Hoe kan men het sportbeleidsplan promoten? - Alle leden van de sportraad, alle sportclubs… een exemplaar

bezorgen, zodat zij hun achterban kunnen overtuigen en infor-meren over het sportbeleidsplan.

- Via de website van de gemeente de inwoners de mogelijkheid bieden om het sportbeleidsplan te downloaden.

De eigen expertise en ervaringen worden gebundeld in een sportbeleids-plan. Dit plan laat ook toe het sportbeleid te controleren en te evalueren waardoor het sportbeleidsplan zelf en dus het sportbeleid bijgestuurd kunnen worden.

De opmaak van het sportbeleidsplan is decretaal bepaald en een voorwaarde tot subsidiëring, maar mag zeker niet worden opgevat als enkel een document dat dient te worden opgesteld voor de overheid.Het sportbeleidsplan is voor de sportdienst een overtuigingsmiddel om het gemeentebestuur aan te zetten zich te engageren in het nemen en uitvoeren van beleidskeuzes met betrekking tot sport. Aangezien het sportbeleidsplan een

Page 29: Handboek Sportbeleidsplanning

3Deel 2

meerjarenplan is, engageert het gemeentebestuur zich immers voor meerdere jaren. Het sportbeleidsplan geeft een sportdienst meer autonomie in het uitvoeren van een sportbeleid, waarbij het plan als ‘drukkingsmiddel’ enige garantie geeft voor het verkrijgen van de nodige middelen voor de uitvoering van het sport-beleid.

Het biedt de mogelijkheid om doelmatiger te plannen en te organiseren. In een beleidsplan maakt de gemeente duidelijk wat zij moet doen en hoe zij dat zo goed mogelijk wil doen. Het is, met andere woorden, een ideale stap naar een integrale kwaliteitszorg en naar meer en betere realisaties binnen het sportbeleid.

Zoals hierboven wordt vermeld, zijn verschillende voordelen verbonden aan de opmaak van het sportbeleidsplan. Het sportbeleidsplan heeft echter alleen zin als het echt wordt uitgevoerd. Het sportbeleidsplan moet daarom ook uitvoer-baar en hanteerbaar zijn in de praktijk en het moet dynamisch zijn.

Page 30: Handboek Sportbeleidsplanning

4 Deel 2

2 De vorm van het sportbeleidsplan

2.1 Inleiding

Zoals in de inleiding reeds werd aangegeven, werd dit handboek opgevat als een hulpmiddel dat kan gebruikt worden om het sportbeleidsplan op te stel-len. Omdat niet elke gemeente nood heeft aan een volledige beschrijving van de verschillende stappen, werd geopteerd om in de opbouw van het handboek eerst uit te gaan van een verduidelijking over de structuur en het schrijven van een sportbeleidsplan (deel 2) en pas nadien de verschillende stappen te beschrij-ven die nodig zijn om te komen tot deze stap (deel 3). Het is derhalve aan de gemeenten zelf om te bepalen in welke mate de verschillende stappen zullen worden overlopen in het handboek.

2.2 Structuurvanhetsportbeleidsplan

Het is belangrijk dat het sportbeleidsplan opgebouwd is volgens een duidelijke structuur. In deel 3, “De bouwstenen van het sportbeleidsplan”, wordt uitge-legd hoe men tot de verschillende onderdelen van het sportbeleidsplan komt. Na het doorlopen en uitvoeren van al deze fasen, dient men vervolgens de ver-schillende onderdelen in elkaar te passen en om te zetten in een coherente tekst. Deze tekst is dan het uiteindelijke plan. Aldus kan het plan geschreven worden in de loop van het proces. Bijvoorbeeld als de missie klaar is, is dit deel van het plan reeds afgerond.

Na het doorlopen en uitvoeren van alle fasen uit deel 3, dient men de verschillende onderdelen in elkaar te passen en om te zetten in een coherente tekst.

Het uitvoeringsbesluit geeft in feite de minimale krijtlijnen aan die een sport-beleidsplan moet bevatten. Zo is het bijvoorbeeld aan te bevelen dat er meer dan de vier decretaal vastgelegde hoofdstukken worden opgenomen, aangezien alle actiedomeinen van de gemeente in het sportbeleidsplan aan bod moeten komen. Ook een voorafgaandelijke situering in het ruimer algemeen beleidskader van de gemeente is wenselijk. Het geheel moet immers een logi-sche opeenvolging en samenhang kennen. Hierdoor kan de lezer van het plan zelf ook gemakkelijk de motivering voor bepaalde beleidskeuzes achterhalen. Immers, zoals reeds in de inleiding aangegeven, kan het sportbeleidsplan ook

Page 31: Handboek Sportbeleidsplanning

5Deel 2

fungeren als een communicatiemiddel naar de bevolking. Het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007 en het bijhorende uitvoe-ringsbesluit geven enkel inhoudelijke en uit te voeren elementen weer..Er wordt echter geen vaste structuur of vorm opgelegd, noch wordt er bepaald wat er in bijlage kan komen. Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van wat een moge-lijke structuur zou kunnen zijn van het sportbeleidsplan.

1 Inleiding2 Missie3 Uitgangssituatiem.b.t.sportindegemeente4 Ondersteuningsportverenigingen 4.1 SWOT-analyse / knelpunten- en behoeftenota 4.2 Doelstellingen 4.3 Plan van aanpak 4.4 Evaluatie5 Ondersteuningenstimuleringvanandersgeorganiseerdesport 5.1 SWOT- analyse / knelpunten- en behoeftenota 5.2 Doelstellingen 5.3 Plan van aanpak 5.4 Evaluatie6 Ondersteuning en stimulering toegankelijkheid en diversiteit in

desport 6.1 SWOT- analyse / knelpunten- en behoeftenota 6.2 Doelstellingen 6.3 Plan van aanpak 6.4 Evaluatie7 Meerjarenplaninzakesportinfrastructuur 7.1 SWOT- analyse / knelpunten- en behoeftenota 7.2 Doelstellingen 7.3 Plan van aanpak 7.4 Evaluatie8 Aanvullingvaneventueleanderehoofdstukken9 Impulssubsidie:dekwaliteitsverhogingvandejeugdsportbegeleider

SamenvattingBijlagen

Page 32: Handboek Sportbeleidsplanning

6 Deel 2

2.3 Inhoudvanhetsportbeleidsplan

Een sportbeleidsplan begint best steeds met een korte inleiding. Daarbij kan gedacht worden aan de volgende onderdelen:

De wijze waarop het sportbeleidsplan tot stand is gekomen:- samenstelling van de stuurgroep- samenstelling van de klankbordgroep - …

Het belang van het sportbeleidsplan. Motiveer de lezer.

Na de inleiding geeft men de missie van de sportdienst weer.

In fase 2 van deel 3 (“Missie”, deel 3, p. 37) is terug te vinden hoe men een missie kan formuleren.

Vervolgens schetst men de uitgangssituatie met betrekking tot sport in de gemeente.

Een dergelijke situering zou reeds een verheldering kunnen zijn voor de richtingen die men vervolgens met het beleid zou willen uitgaan.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 33: Handboek Sportbeleidsplanning

7Deel 2

Onder ‘uitgangssituatie’ verstaat men:

een inventaris, namelijk:- een inventaris en beschrijving van de huidige structuren van de ge-

meente met betrekking tot sport en hun onderlinge samenhang (zie “Gegevensverzameling”, “Praktisch werkinstrument”, deel 3, p. 80)

- een inventaris van de externe sportactoren die een rol spelen in het gemeentelijk sportbeleid (zie “Gegevensverzameling”, “Praktisch werkinstrument”, deel 3, p. 83)

een situatieschets van de relevante noden en behoeften (voor meer uitleg zie deel 3, p. 52), de volgende gegevens moeten worden weer-gegeven in de situatieschets van het sportbeleidsplan:- een evaluatie van het huidige sportbeleid- maatschappelijke context

- een bondige opsomming van de sportrelevante trends waar de gemeente specifiek mee geconfronteerd wordt

- bevragingen- de bevragingsmethode:

- de wijze van bevragen die werd gebruikt (bv. bevoorrechte getuigen bevragen of een steekproef trekken, mondeling of schriftelijk interview…)

- de verantwoording van de keuze van de bevragingsmethode- de doelgroep(en):

- de doelgroep(en) die bevraagd werden (bv. allochtonen, senio-ren, personen met een handicap…)

- de verantwoording van de keuze van de doelgroep(en) die wer-den bevraagd

- de resultaten van de bevragingen:- de respons van de bevraging (bv. het aantal vragenlijsten dat

werd ingevuld)- de samenvatting van de belangrijkste resultaten

In fase 3 van deel 3 (“Gegevensverzameling”, deel 3, p. 47) vindt men enkele praktische werkinstrumenten om een dergelijke inventaris en situa-tieschets te maken.

Nadat men de missie en de uitgangssituatie heeft weergegeven, dient men het sportbeleidsplan in te delen in diverse hoofdstukken. Minimaal zal het hier gaan over de vier verplichte hoofdstukken zoals vermeld in het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007, met name:

Page 34: Handboek Sportbeleidsplanning

8 Deel 2

Ondersteuning sportverenigingen

Ondersteuning en stimulering andersgeorganiseerde sport

Ondersteuning en stimulering van de toegankelijkheid tot sport en de di-versiteit in de sport

Meerjarenplan inzake sportinfrastructuur

In deze hoofdstukken worden telkens 4 stappen beschreven:

SWOT-analyse/knelpunten- en behoeftenota (“Gegevensanalyse”, deel 3, p. 85)- Voor de SWOT-analyse kan men best de confrontatiematrix weerge-

ven.- Indien men kiest voor het maken van een knelpunten- en behoefte-

nota, dient men enkel de nota weer te geven. - Het zijn echter enkel de conclusies die uit de SWOT-analyse of knel-

punten- en behoeftenota komen die men dient op te nemen in het sportbeleidsplan als basis voor het formuleren van de doelstellingen.

Doelstellingen: deel 3, strategische en operationele doelstellingen (“Doelstellingen”, deel 3, p. 97)

Plan van aanpak (zie “Plan van aanpak”, deel 3, p. 111)- Op pagina 118 in deel 3 vindt men een voorbeeld van een ‘plan van

aanpak’. Op deze wijze kan men de doelstellingen, de maatregelen en de middelen overzichtelijk weergeven.

Evaluatie (zie “Evaluatie”, deel 3, p. 119)- Hierin dient men de wijze te beschrijven waarop men de evaluatie van

het gemeentelijk sportbeleidsplan zal uitvoeren.

Page 35: Handboek Sportbeleidsplanning

9Deel 2

OPMERKING

Aandacht voor de coherentie van het plan! - De SWOT-analyse of knelpunten- en behoeftenota moet gegevens

uit gegevensverzameling bevatten. - Doelstellingen moeten gefundeerd zijn op conclusies uit de SWOT-

analyse of knelpunten- en behoeftenota.- De verschillende hoofdstukken van het sportbeleidsplan moeten op el-

kaar afgestemd zijn. Zo dient het meerjarenplan voor sportinfrastructuur consistent te zijn met de andere hoofdstukken van het sportbeleidsplan.

Aangezien het plan alle sportbeleidsdoelstellingen van de gemeente moet be-vatten, is het wellicht ook noodzakelijk om naast de vier hoofdstukken van het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007 nog andere hoofdstukken hierin op te nemen. Er is niet beschreven waarover deze moeten handelen. Er kan daarbij bijvoorbeeld gedacht worden aan:

topsport

communicatie

opleiding en kadervorming

interne werking van de sportdienst

Naast de verplichte hoofdstukken, biedt het Decreet Lokaal Sport voor Allen-be-leid van 2007 de mogelijkheid om een extra hoofdstuk te voorzien om in aan-merking te komen voor de impulssubsidie. De inhoud van dit hoofdstuk wordt telkens bij het begin van de lokale legislatuur vastgelegd. Voor de bestuurspe-riode 2007 - 2012 (impulssubsidie van 2009) is het thema ‘kwaliteitsverhoging van de jeugdsportbegeleiders in sportverenigingen die bij een erkende Vlaamse sportfederatie zijn aangesloten’.

Zowel in het extra hoofdstuk voor de impulssubsidie als in de eventuele aanvul-lende hoofdstukken, kan dezelfde opbouw als de andere hoofdstukken gebruikt worden.

In het vorige deel werd reeds aangehaald dat het sportbeleidsplan kan fungeren als een communicatiemiddel naar de bevolking toe. Om dit optimaal te benut-ten, is het handig om van het sportbeleidsplan een samenvatting te maken. Hierin zou men het volgende kunnen weergeven:

Page 36: Handboek Sportbeleidsplanning

10 Deel 2

een korte situering van de gemeente (met vermelding van de sportrele-vante trends),

een beschrijving van de belangrijkste vaststellingen/resultaten uit de knel-punten- en behoeftenota of SWOT-analyse,

een opsomming van de strategische en operationele doelstellingen met bijhorende maatregelen.

OPMERKING

Het sportbeleidsplan wordt gemaakt voor de eigen gemeente en moet dus uniek zijn voor elke gemeente. Het sportbeleidsplan heeft een op de eigen gemeente gerichte inhoud en heeft een unieke stijl waarin de eigenheid van de gemeente is terug te vinden.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 37: Handboek Sportbeleidsplanning

11Deel 2

3 De stijl en de redactie van het sportbeleidsplan

De inhoud van het sportbeleidsplan is het belangrijkste, maar het plan mag niet overkomen als ‘een saai stuk tekst’. De stijl en de structuur zorgen voor een aan-trekkelijk en duidelijk beeld van het sportbeleidsplan. Een goed sportbeleidsplan geeft richting en is duidelijk leesbaar. Naast het feit dat het haalbaar en realis-tisch dient te zijn, moet het ook voldoende ambitie uitstralen. Aan de omkade-ring en de vormgeving moet dus de nodige aandacht geschonken worden.

TIPS

- Neem desnoods goede voorbeelden over (weliswaar op maat van de gemeente), maar neem geen inhoud letterlijk over.

- Vermijd details. Vermijd uitvoerige situatieschetsen of overma-tig gebruik van cijfers en tabellen. Deze kunnen eventueel bijge-voegd worden in de bijlage.

- Hanteer een bondige schrijfstijl. Vermijd te technische taal, het moet leesbaar zijn voor de modale inwoner van de gemeente.

- Zorg dat de verantwoordelijke dienst of persoon en het contact-adres duidelijk vermeld staan.

- Maak het plan overzichtelijk voor een duidelijke communicatie naar de bevolking, ook voor niet-sporters of niet-sport geïnte-resseerden.

- Wees zuinig met bijlagen. Voeg enkel bijlagen toe wanneer ze een inhoudelijke meerwaarde bieden aan de inhoud van het sportbeleidsplan.

- Heb oog voor vormgeving. Maak desnoods gebruik van kleuren, foto’s en citaten, maar zorg vooral dat het sportbeleidsplan er professioneel blijft uitzien.

- Zorg voor een aantrekkelijke cover.- Om een consistente schrijfstijl te garanderen, gebeurt de eindre-

dactie van het sportbeleidsplan best door maximum één of twee personen.

Page 38: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 39: Handboek Sportbeleidsplanning

1. Startfase

Page 40: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 41: Handboek Sportbeleidsplanning

1Deel 3

Deel 3De bouwstenen van het

sportbeleidsplan

1 Startfase

Hetsportbeleidsplanningsproces

Startfase Stuurgroep samenstellen Overzicht van de belanghebbenden Klankbordgroep samenstellen

Missie (her)formuleren

Gegevensverzameling Verzameling objectieve gegevens Verzameling subjectieve gegevens

Gegevensanalyse Opstellen knelpunten- en behoeftenota/SWOT-tabel

Doelstellingen formuleren

Planvanaanpak opstellen

Evaluatie plannen en uitschrijven

Opstellen van het sportbeleidsplan

Sportbeleidsplan

Evalueren en bijsturen

Strategische doelstellingen

Operationeledoelstelling 1

Operationeledoelstelling 2

Operationeledoelstellingen

Maatregelen Maatregelen Maatregelen

Page 42: Handboek Sportbeleidsplanning

2 Deel 3

Art.3, §1. Het gemeentelijk sportbeleidsplan omvat (…) de wijze waarop men bij de opmaak, de uitvoering en de evaluatie van het gemeentelijk sportbeleidsplan de principes van een interactieve bestuursstijl in de prak-tijk zal brengen. Het beschrijft tevens op welke wijze aandacht wordt be-steed aan de kwaliteit van de sportbeoefening.

1.1Algemeen

1.1.1Wiestelthetsportbeleidsplanop?

De gemeentebesturen worden door het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007 verantwoordelijk gesteld voor het maken van een sport-beleidsplan. In de praktijk zal dit betekenen dat het sportbeleidsplan door één persoon wordt gecoördineerd. Meestal zal de sportgekwalificeer-de ambtenaar de functie van coördinator op zich nemen. In andere gevallen kan dit bijvoorbeeld ook de vrijetijdsambtenaar zijn. Deze co-ordinator kan zich het beste laten bijstaan door een stuurgroep. De stuurgroep dient dan alles te organiseren om tot een voorstel van een sportbeleidsplan te komen. Tijdens het hele proces dient men enkele af-toetsingsmomenten te plannen met de klankbordgroep (zie later) en de sportraad. Nadat het sportbeleidsplan is opgesteld, dient dit samen met een verplicht advies van de sportraad ter goedkeuring voorgelegd te wor-den aan de gemeenteraad. Het is tevens aangeraden om vóór de eindfase nog regelmatig een informele terugkoppeling te voorzien met het college van burgemeester en schepenen en de commissie voor sport (enkel in gro-tere gemeenten).

Gemeentebestuur

Sportgekwalificeerde ambtenaar

Bijgestaan door stuurgroep

Afgetoetst bij klankbordgroep en sportraad

Ter goedkeuring voorleggen aan de gemeenteraad

Page 43: Handboek Sportbeleidsplanning

3Deel 3

De totstandkoming van dit sportbeleidsplan dient te worden opgevat als het doorlopen van een proces bestaande uit verschillende, elkaar opeen-volgende stappen (fasen). Deze stappen zullen in detail in de volgende hoofdstukken worden beschreven.

1.1.2Waarmeedientmenrekeningtehoudenbijhetop- stellenvaneensportbeleidsplan?

Bij het opstellen van het sportbeleidsplan moet rekening gehouden wor-den met een aantal elementen. Aangezien men aan de start staat van een nieuwe legislatuur, is er bijvoorbeeld een nieuw bestuursakkoord en moet de gemeente in het kader van het Gemeentedecreet een strate-gisch meerjarenplan opmaken. Hiernaast dient men tevens rekening te houden met de juridische context van het sportbeleidsplan. Het beste

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 44: Handboek Sportbeleidsplanning

4 Deel 3

zou men de belangrijkste juridische en/of subsidiëringsvoorwaarden van de sportdienst in kaart brengen, zodat ook deze fundamentele begren-zingen duidelijk zijn wanneer er tijdens het latere proces keuzes gemaakt moeten worden. Er is niet alleen het Decreet Lokaal Sport voor Allen-be-leid van 2007, maar er zijn ook tal van andere wetten en decreten die een belangrijke rol en invloed kunnen spelen, zoals bijvoorbeeld het nieuwe Gemeentedecreet. De inhoud van het sportbeleidsplan mag met dit alles niet tegenstrijdig zijn. Het ligt best in het verlengde ervan. Ook voor heel wat verwante beleidsdomeinen moeten plannen gemaakt worden (bv. jeugdwerkbeleidsplan en cultuurbeleidsplan). Inhoudelijk is er wellicht een aantal raakvlakken te vinden (vooral dan met jeugd) die opgenomen kun-nen worden in het sportbeleidsplan. Dit alles maakt een goede situering en afstemming noodzakelijk zodat men tot een geïntegreerd sportbeleid komt. Het kan ook zijn dat de gemeente opteert voor een vrijetijdsplan. In dit geval dient men ervoor te zorgen dat alles wat hierin weergegeven wordt omtrent de sport voldoet aan de vereisten van het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007 en het bijhorende uitvoeringsbesluit. In dat geval moet eveneens het deel rond sport goed te onderscheiden zijn van de andere sectoren en moet men ervoor zorgen dat men de eigenheid van het sportbeleid, de specifieke sportbeleidsaccenten en de werking van de sportdienst blijft bewaren.

Tot slot dient men tevens rekening te houden met de meerjarenbegro-ting van de gemeente, met de financiële middelen die hierin voorzien worden voor sport.

REKENINGhOUDENMET:

- bestuursakkoord,- strategisch meerjarenplan (missie, visie…),- juridische context,- verwante beleidsdomeinen,- meerjarenbegroting.

Page 45: Handboek Sportbeleidsplanning

5Deel 3

1.1.3Interactievebestuursstijl

OPMERKING

Eeninteractievebestuursstijlisnuttigom:

- de kwaliteit van het bestuur te vergroten;- de inspraak van de burgers te versterken;- efficiënt te werken;- vertrouwen te creëren bij de burgers;- van elkaar te leren;- informatie en ervaringen uit te wisselen;- een groter draagvlak te creëren;- …

1.1.3.1Inleiding

De elementen van een interactieve bestuursstijl Het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007 vermeldt duide-

lijk dat het tot stand komen, het uitvoeren en het evalueren van het sportbeleidsplan dient te gebeuren op basis van een interactieve be-stuursstijl. Hierbij is het de bedoeling dat besturen actiever commu-niceren en discussiëren over het beleid, dat burgers en organisaties zich hierin mee engageren en een maatschappelijke verantwoordelijk-heid opnemen. Een participatieve aanpak draagt bij tot meer inzichten vanuit diverse perspectieven. Het zorgt voor een groter draagvlak en wellicht voor een grotere voeling met wat er leeft bij de verschillende betrokken partijen. Goed opgestelde participatieve processen kunnen ertoe bijdragen dat meningen, opinies en argumenten, die anders niet of nauwelijks gehoord zouden worden, binnengebracht worden in een besluitvormingsproces. Een interactieve bestuursstijl omvat een aantal elementen:

- het installeren van een stuurgroep;- een nauwe samenwerking met de sportraad;- het betrekken van belanghebbenden; - het oprichten van een klankbordgroep.

Dit is een ideale situatie om burgers en organisaties nauw te betrekken bij

Page 46: Handboek Sportbeleidsplanning

6 Deel 3

het sportbeleidsplan en om het nemen van beleidsbeslissingen inhoudelijk te verstevigen.

OPMERKING

Een succesvolle burgerparticipatie bekomen, is niet altijd gemak-kelijk. Men zou rekening moeten houden met volgende centrale uitgangspunten.

1. De burgers moeten weten waarom ze betrokken worden in het beleids-traject.

2. De burgers moeten voldoende geïnformeerd worden over het kader waarbinnen hun voorstellen zullen passen, voordat ze mee praten en mee denken.

3. De burgers moeten weten wat er met hun inbreng gebeurt.

Page 47: Handboek Sportbeleidsplanning

7Deel 3

Participatie in de hele beleidscyclus De burger moet niet alleen betrokken worden bij de besluitvorming,

maar ook bij de planning, de implementatie en de evaluatie van het sportbeleid.

De beleidsplanning Tijdens de beleidsplanning denken burgers mee over beleidsalterna-

tieven en kunnen ze die uitwerken tot beleidsadviezen of zelfs tot een beleidsvoorstel.

De beleidsuitvoering In de fase van de beleidsuitvoering spelen burgers als ervarings-

deskundigen een belangrijke rol omdat zij in hun dagelijkse leven als bewoner, als recreant, als andersgeorganiseerde sporter of als verenigingssporter de uitwerkingen van het sportbeleid ondervin-den. In deze fase is het dus de bedoeling om vooral de effectiviteit van het sportbeleid te vergroten.

De beleidsevaluatie Tijdens de beleidsevaluatie kunnen de burgers eveneens betrokken

worden. De burger kan helpen om de legitimiteit van bepaalde wet- en regelgeving te onderzoeken. Vragen die men door middel van de participatie van de burger zou kunnen beantwoorden, zijn bijvoor-beeld:

- Vonden de burgers de beleidsmaatregelen die werden getroffen omtrent een bepaald aspect terecht?

- In hoeverre kwamen de betreffende maatregelen overeen met de prioriteiten van de doelgroep waarvoor deze maatregelen bedoeld waren?

Door burgerparticipatie tijdens de evaluatiefase kan men ook na-gaan wat de burgers kunnen bijdragen tot het verhogen van de ef-fectiviteit van het sportbeleid. Het is dan de bedoeling om met de burgers te toetsen hoe bepaalde beleidsmaatregelen praktisch heb-ben gewerkt en hoe ze door de burgers werden ervaren. Voorbeel-den van vragen om de effectiviteit van het sportbeleid bij de burger te toetsen zijn:

- Welke regels waren niet duidelijk of overbodig?

- Zijn er onvoorziene effecten opgetreden?

Page 48: Handboek Sportbeleidsplanning

8 Deel 3

Goed gekozen burgers kunnen op dit soort vragen een belangrijk antwoord geven voor de beleidsevaluatie.

Een participatieve aanpak kan dus gevolgd worden tijdens de volledige cyclus van het sportbeleidsproces, zowel tijdens de plannings- en imple-mentatiefase als tijdens de evaluatiefase.

De participatieniveaus Tevens worden vijf niveaus van participatie onderscheiden. De verschil-

lende niveaus worden ingedeeld op basis van de mate van participatie van de burger. Bij elk niveau hoger worden de burgers sterker betrok-ken bij de beleidsvorming en het beleid.

De verschillende niveaus zijn:

1. Informeren: politiek en bestuur houden de burgers op de hoogte van genomen beslissingen. Burgers leveren geen input;

2. Consulteren: politiek en bestuur bepalen de beleidsrichting. De burger is gesprekspartner. Resultaten zijn niet-bindende bouwste-nen voor het beleid;

3. Adviseren: politiek en bestuur laten burgers problemen en oplos-singen formuleren. Ideeën hebben een volwaardige rol in de beleids-ontwikkeling;

4. Coproduceren: politiek, bestuur en betrokkenen stellen samen een probleemagenda op en komen uiteindelijk tot oplossingen. Politiek verbindt zich aan deze oplossingen bij de uiteindelijke besluit- vorming;

5. Meebeslissen: politiek en bestuur laten de besluitvorming over aan de burgers. Politiek neemt resultaten over na toetsing aan specifieke randvoorwaarden.

In het participatief proces is het belangrijk dat men voldoende diversifieert in de verschillende participatieniveaus. Elk niveau wordt in het praktisch werkinstrument (1.2) besproken en geïllustreerd met enkele voorbeelden.

Voor meer informatie omtrent participatie: http://soc.kuleuven.be/io/partici-patie/ned/beleidmetburger.pdf

Page 49: Handboek Sportbeleidsplanning

9Deel 3

1.1.3.2Stuurgroep

Samenstelling van de stuurgroep Het voeren van een sportbeleid en het opstellen van het sportbeleids-

plan is een complexe zaak. Daarom is het niet aangewezen dit door één persoon te laten uitvoeren. Met partners staat men hoe dan ook ster-ker. Bovendien kunnen de taken en rollen verdeeld worden. Een goed team zal verschillende deskundige en ervaren personen combineren. Dit zijn de belangrijkste:

de coördinator. Deze persoon is in staat het geheel voor ogen te houden, het werk te coördineren en de teamleden te sturen. Bij-voorbeeld een sportgekwalificeerde ambtenaar, een vrijetijdsambte-naar…;

de schepen van sport;

de afgevaardigde(n) van de gemeentelijke sportraad die vol-doende representatief is voor alle bestaande vormen van sportbeoe-fening bij de bevolking. Indien meerdere personen uit de sportraad zouden deel uitmaken van de stuurgroep, dan dient men ervoor te zorgen dat ze diverse soorten sportbeoefenaars vertegenwoordigen. Men dient er rekening mee te houden dat indien de sportraad een nieuwe samenstelling krijgt, deze afgevaardigden ook zetelen in de nieuwe sportraad. Men kan ook (potentiële) nieuwe leden al be-trekken in de stuurgroep, moest deze al van start gaan wanneer de sportraad nog niet is samengesteld.

TIPS

- Aangezien een stuurgroep instaat voor de organisatie van het planningsproces, maar ze inhoudelijk niet altijd van alles op de hoogte is, is het aangewezen bepaalde bevoorrechtegetui-gen met betrekking tot een specifiek hoofdstuk van het sportbe-leidsplan uit te nodigen op de vergadering van de stuurgroep. Zij kunnen een belangrijke bondgenoot zijn, als tipgever, als in-formele medewerker…

- Denk ook aan mensen die professioneel bezig zijn met sport als mogelijke leden van de stuurgroep. Deze mensen zijn makke-lijker te bereiken dan vrijwilligers die men meestal enkel na de werkuren kan contacteren.

Page 50: Handboek Sportbeleidsplanning

10 Deel 3

OPMERKING

- Om de werkbaarheid van de stuurgroep te optimaliseren, is het aangewezen dat deze groep uit ongeveer drietotzesperso-nen bestaat.

- De opmaak van een ontwerp van het sportbeleidsplan is na-drukkelijk een taak van het gemeentebestuur. Een plannings-proces waarbij de schepen van sport buiten beeld blijft, is ui-teraard geen goede zaak. Zo heeft de schepen van sport een beeld van wat haalbaar is en wat niet. Indien de schepen van sport niet vertegenwoordigd zou zijn in de stuurgroep, dient de coördinator regelmatig een terugkoppeling te voorzien met de schepen van sport. Het is ook aangeraden dat de schepen van sport tussendoor het college van burgemeester en schepenen informeel op de hoogte brengt van de stand van zaken. Men moet niet wachten tot het plan volledig klaar is. Het sportbeleid kan maar degelijk worden uitgebouwd als het op voldoende politiekesteunendraagvlak kan rekenen.

Fot

o: B

loso

-arc

hief

Page 51: Handboek Sportbeleidsplanning

11Deel 3

Wat doet een stuurgroep?

De stuurgroep zal zich voornamelijk bezig houden met het plannen en coördineren van de totstandkoming van het sportbeleidsplan. Ze levert dus niet zelf alle informatie, maar zal moeten werken in hechte communicatie met het werkveld en de klankbordgroep (zie 1.1.3.4). Ze zal moeten delegeren en beslissingen nemen op or-ganisatorisch en inhoudelijk vlak. De werkbaarheid en openheid van de stuurgroep zal in dit alles centraal moeten staan.

De stuurgroep moet ervoor zorgen dat het sportbeleidsplan ruim gedragen wordt.

Nadat het sportbeleidsplan is opgesteld, coördineert de stuurgroep tevens de uitvoering, de monitoring en de evaluatie van het plan.

De stuurgroep kan men bijgevolg beschouwen als de architect, de motor van de planning. Het is als het ware een denk- en werk-tank.

Het installeren van een stuurgroep is één van de vormen van een interactieve bestuursstijl. Hierbinnen staat het begrip ‘commu-nicatieve planning’ centraal. Het sportbeleidsplan moet steunen op een positieve samenwerking tussen alle betrokkenen (het gemeente-bestuur, de sportfunctionaris en de sportraad). De stuurgroep speelt als het ware een sleutelrol in de organisatie van de inspraak.

TIPS

- Men dient ervoor te zorgen dat men op ieder overlegmoment goed voorbereid is.

- Het is belangrijk dat de stuurgroep zo wordt samengesteld dat er voldoende specifiekevaardighedenenervaringen aanwezig zijn in verband met:- het verzamelen van gegevens;- het analyseren van gegevens; - het formuleren van doelstellingen, indicatoren en maatregelen; - het sportgebeuren in de gemeente; - vergader- en overlegtechnieken;- het schrijven en redactiewerk van nota’s;- het evalueren van het beleid en beleidsplannen.

Page 52: Handboek Sportbeleidsplanning

12 Deel 3

1.1.3.3Belanghebbenden

Het is belangrijk dat het opstellen van een sportbeleidsplan en het voeren van een sportbeleid vertrekt vanuit een communicatieve planning en dat het tot stand komt via participatie van heel wat ‘spelers’ of ‘doelgroepen’. Daarom is het aangeraden hier reeds in de startfase bij stil te staan. Wie zijn die spelers en doelgroepen? Wat is hun inbreng of plaats in het sport-beleid? Door het in kaart brengen van de specifieke belanghebbenden in de eigen gemeente kan men daarin meer inzicht krijgen.

Wat zijn belanghebbenden? Belanghebbenden (ook wel ‘stakeholders’ genoemd) zijn alle individu-

en, groepen of organisaties die een impact zullen hebben op het sport-beleidsplan of die beïnvloed zullen worden door het sportbeleidsplan. Het gaat dus om mensen, groepen en organisaties die belang hebben in het lokale sportgebeuren.

Voorbeelden van belanghebbenden zijn:

sportverenigingen,

doelgroepen en individuen: kinderen, jongeren, volwassenen, senioren, personen met een handicap, buurtbewoners... ,

medewerkers van de sportdienst,

beleidsmakers/-voerders,

deskundigen,

gemeentelijke diensten met een relevantie voor sport (jeugd, onder-wijs, OCMW, groendienst…),

private organisaties,

Overzicht van de belanghebbenden (stakeholderskaart) Een manier om zicht te krijgen op de verschillende belanghebben-

den in de gemeente, is het weergeven van een overzicht. Men maakt dit best samen met een groep (bv. de stuurgroep): samen ziet men meer dan alleen. Bovendien is het een subjectieve oefening. Niet ie-dereen zal dezelfde mening hebben over bepaalde belanghebbenden.

Page 53: Handboek Sportbeleidsplanning

13Deel 3

Het is de bedoeling zoveel mogelijk belanghebbenden te zoeken en vervolgens bij elke belanghebbende zijn specifieke betrokkenheid met en/of invloed op het sportbeleid aan te geven (bv. zowel sterke als zwakke punten op vlak van organisatie, personeel, financiële mid-delen…). Dit is belangrijk om de eigen dienstverlening in de toe-komst beter te specialiseren en een afstemming mogelijk te maken.

1.1.3.4Deklankbordgroep

Samenstelling van de klankbordgroep

Vertegenwoordigers van alle belanghebbenden.

Wat doet de klankbordgroep?

De klankbordgroep geeft haar mening en feedback over alles wat te maken heeft met de totstandkoming van het sportbeleidsplan en het voeren van het sportbeleid. Het is dus een ‘klankbord’.

De klankbordgroep heeft een inhoudelijke rol: aanbrengen van ideeën, voeren van discussies. In de klankbordgroep worden ideeën uitgewisseld en door elkaar versterkt. Er wordt in groep gezocht naar creatieve scenario’s voor het sportbeleidsplan.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 54: Handboek Sportbeleidsplanning

14 Deel 3

De belangrijke beslissingen die door de stuurgroep worden geno-men, worden teruggekoppeld met de klankbordgroep.

Op deze wijze worden de belanghebbenden actief betrokken en hebben ze medezeggenschap in het sportbeleid.

De klankbordgroep zorgt voor een groter draagvlak van het sport-beleidsplan.

Page 55: Handboek Sportbeleidsplanning

15Deel 3

TABEl1: Eenvergelijkingtussendestuurgroependeklankbordgroep

Stuurgroep Klankbordgroep

InhoudelijkerolArchitect, de motor van de planning. Het is de denk- en werk-tank van het sportbeleid

Aanbrengen van ideeën, voeren van discussies, zorgen voor een klank-bord

Detotstandkomingvanhetsportbeleids-plan

Plannen, coördineren en beslissingen nemen

Terugkoppeling: inspraak, mening en feedback geven

Deuitvoering,moni-toringenevaluatievanhetplan

Coördineren Terugkoppeling: inspraak, mening en feedback geven

Deinspraak Sleutelrol in de organisa-tie van de inspraak

Mening en feedback ge-ven over het sportbeleids-plan en het sportbeleid

TIP

Grotere gemeenten kunnen de klankbordgroep indelen in verschillende sub-groepen op basis van de hoofdstukken of thema’s van het sportbeleidsplan zo-dat niet iedereen aanwezig hoeft te zijn wanneer men een welbepaald hoofd-stuk of thema behandelt.

Page 56: Handboek Sportbeleidsplanning

16 Deel 3

1.1.3.5Desportraad

Samenstelling van de sportraad

Het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007 stelt dat vol-gende personen lid kunnen zijn van de sportraad:

- de afgevaardigden van alle Nederlandstalige sportinitiatieven onder andere sportverenigingen, projecten, sportinstellingen, scholen en organisaties, zowel private als publieke, die sportieve activiteiten ontplooien op het van toepassing zijnde grondgebied;

- deskundigen op gebied van sport.

De sportraad dient voldoende representatief te zijn voor alle be-staande vormen van sportbeoefening bij de bevolking.

Algemene opdracht van de sportraad

De hoofdtaak van de sportraad is en blijft in de eerste plaats het formuleren van adviezen. Het nieuwe Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007 heeft de rol van de sportraad actiever gemaakt. De sportraad krijgt nu ook een belangrijke rol toegewezen bij het tot stand komen van het gemeentelijk sportbeleidsplan.

Wat doet de sportraad in het kader van het sportbeleidsplan?

De sportraad als adviesorgaan geeft belangrijke input voor het sportbeleidsplan, de realisatie, uitvoering en evaluatie ervan en speelt eveneens een rol bij het geven van advies indien eventuele klachten rond het sportbeleid geformuleerd zouden worden.

De sportraad kan een zinvolle bijdrage leveren aan de verschillende onderdelen van het sportbeleidsplan. Zowel bij het bepalen van de missie als bij de gegevensverzameling en het uittekenen van de stra-tegische en operationele doelstellingen kan de sportraad met zijn veldexpertise een niet te onderschatten rol spelen.

De sportraad kan mee nadenken over wat belangrijk is voor het sportbeleid de komende jaren. Voor de vier hoofdstukken die het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007 oplegt, zal de sport-raad in elk geval ideeën moeten aanreiken en adviezen formuleren. Niets belet de sportraad echter om ook over topics die niet aan bod

Page 57: Handboek Sportbeleidsplanning

17Deel 3

komen in de verplichte hoofdstukken een advies te formuleren.

De gemeentelijke sportraad of, bij het ontbreken daarvan, een re-presentatief aantal lokale sportverenigingen kan een verenigings-sportbeleidsplan opstellen indien het gemeentebestuur geen sport-beleidsplan indient. Voor het opmaken en indienen hiervan gelden andere voorwaarden dan voor het opmaken en indienen van het gemeentelijk sportbeleidsplan.

In het derde jaar en op het einde van de sportbeleidsplanperiode moet het sportbeleidsplan in overleg met de sportraad geëvalu-eerd worden.

De sportraad dient ook in het kader van het sportbeleid tal van ad-viezen te formuleren:

- het sportbeleidsplan dat door het college ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de gemeenteraad in het eerste jaar van de bestuur-speriode, dient vergezeld te zijn van een advies van de sportraad;

- bij het jaarlijks verslag over het sportbeleidsplan dat moet worden goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen en ingediend tegen 1 juni, moet eveneens een advies van de sport-raad toegevoegd worden.

Voor meer informatie zie Bloso & ISB (2007). Handboek sportraden. Weet raad met je sportraad. Brussel: Politeia.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 58: Handboek Sportbeleidsplanning

18 Deel 3

1.1.4Werkschema

Nadat de stuurgroep en de klankbordgroep zijn samengesteld, wordt ver-volgens aandacht besteed aan de werkwijze of de aanpak van het voor-bereiden van het maken van een sportbeleidsplan. Het opmaken van een sportbeleidsplan is dan ook een heel werk. Heel wat belanghebbenden zouden betrokken moeten kunnen worden bij het opmaakproces en elk heeft zijn eigen rol en inbreng. Het opstellen van een goed werkschema maakt dat proces overzichtelijk en dus beter beheersbaar.Een werkschema zou in één oogopslag een overzicht moeten geven van wat er dient te gebeuren. Tevens dient men hierin de fasen weer te geven.

Het opstellen van een dergelijk werkschema dient dus goed doordacht te gebeuren, zodanig dat iedere fase voldoende aandacht en tijd krijgt. Het best kan dit schema opgesteld worden samen met de stuurgroep.

Het best kan het werkschema opgesteld worden samen met de stuur-groep.

Een werkschema bevat drie stappen:

verdelen van het proces in verschillende fasen;

uitzetten van de verschillende fasen op een tijdslijn: de timing;

vertalen van de fasen en timing in een werkagenda: Wie doet wat? Wie bewaakt?

Een voorbeeld van een werkschema is terug te vinden bij “Illustraties” (zie deel 3, p.29).

OPMERKING

- Het is handig het werkschema uit te zetten op een tijdslijn en dit eventueel op te hangen in de vergaderzaal van de stuurgroep, zodat men er makkelijk aantekeningen en aanvullingen op kan aanbrengen. Door het planningsproces zichtbaar te maken op de tijdslijn, zal de stuurgroep ook meer geneigd zijn zich eraan

Page 59: Handboek Sportbeleidsplanning

19Deel 3

te houden. Het blijft hoe dan ook de taak van de coördinator om de tijdslijn te bewaken. Dit is minstens even belangrijk als het opstellen ervan. Het is belangrijk dat men op tijd knopen door-hakt en een punt durft te zetten achter discussies, zodat men tot een consensus komt in de stuurgroep.

- Voorzie voldoende buffer in de planning (het kan bijvoorbeeld zijn dat het college van burgemeester en schepenen twee zittin-gen nodig heeft om het sportbeleidsplan goed te keuren).

- Voorzie in de timing ruimte voor tussentijdse politieke terugkop-peling, zodat het plan politiek gedragen wordt.

- Voorzie niet teveel vergaderingen, ze moeten efficiënt blijven. Geef in het werkschema aan wat de minimale ijkpunten zijn waarop de stuurgroep moet samenkomen. Bijvoorbeeld om de missie te bepalen, om te bepalen wie over wat bevraagd dient te worden, om prioriteiten omtrent de doelstellingen te bepalen…

- Men dient er voor te zorgen dat iedereen achter het werk- schema staat, anders zal de haalbaarheid van het werkschema in het gedrang komen.

- Voorzie een moment waarop het schema aangepast kan wor-den, zodat het voldoende flexibel is.

TIP

Zorg best voor een duidelijke en formele start van het sportbeleids-planningsproces door het opmaken van een startnotagericht naar het college van burgemeester en schepenen. In een startnota kan men:

- het waarom van het proces verklaren;

- de werkwijze en de timing van het proces weergeven;

- de samenstelling van de stuurgroep en de klankbordgroep ver-duidelijken.

Page 60: Handboek Sportbeleidsplanning

20 Deel 3

1.2Praktischwerkinstrument

1.2.1Voorbeeldenvanparticipatievemethodenentechnieken

Naargelang het doel van de raadpleging, kan men gebruik maken van verschillende types van participatieve methoden. Verschillende methoden worden onderscheiden naargelang de toenemende betrokkenheid van de burgers (informeren, consulteren, adviseren, coproduceren, meebeslissen). De timing van het hele beleidsproces bepaalt tevens hoever men hierin kan gaan.‘Informeren’ is meestal al van toepassing in de gemeenten. Hierbij wordt de burger niet echt actief betrokken. Het andere uiterste daarentegen, met name ‘meebeslissen’, is een participatieve methode waarbij de burger zeer sterk betrokken wordt. Meebeslissen geeft de burgers een gevoel van participatie aan het beleid omdat de besluitvorming aan hen wordt overgelaten. Om de interactie met de burgers te bevorderen, kan men zeker gebruik maken van deze participatieve methoden.Onderstaand schema geeft een overzicht van technieken die in de litera-tuur beschreven zijn en die in de praktijk worden uitgevoerd. Van elk type van de participatieve methoden worden enkele voorbeelden weergege-ven.

TIP

Men kiest best de gepaste techniek afhankelijk van verschillende factoren, zoals de mogelijkheden waarover de gemeente beschikt, het onderwerp van de besluitvorming, de doelgroep en het doel van de burgerraadpleging.

Page 61: Handboek Sportbeleidsplanning

21Deel 3

1.2.1.1Informeren

Techniek Doelstellingen Deelnemers Aanpak

Debat

De burger infor-meren over de ver-schillende stand-punten en argu-menten.

Deskundigen, politiciDe burger is toe-schouwer.

Georganiseerd debat tussen be-langhebbenden, politici en deskun-digen. In discus-sie treden over di-verse aspecten van het beleid.

Geschreveninformatie

In verschillende vormen geschre-ven informatie aanbieden aan de burger.

BurgersBrochure, folder, nieuwsbrief, af-fiche, persoonlijke brief, persartikel…

Tentoonstellingofevenement

Informatie weer-geven.

Burgers

Dit gebeurt bij-voorbeeld via fo-to’s, informatiepa-nelen, maquettes, plannen, videoma-teriaal…

Website

Op een laagdrem-pelige manier informatie aanbie-den over een be-leidsthema.

Burgers (rekening houdende met de digitale kloof)

Via een website kan men de bur-ger toegang geven tot een grote hoe-veelheid aan up-to-date informatie over een beleids-thema.

Page 62: Handboek Sportbeleidsplanning

22 Deel 3

1.2.1.2Consulteren

Techniek Doelstellingen Deelnemers Aanpak

Debat Verschillende standpunten en argu-menten in kaart brengen.

Iedereen. Georganiseerd debat tussen belanghebbenden, deskundigen én burgers of tussen burgers onderling.De deelnemers nemen een standpunt in over een bepaald onderwerp en leggen de argumenten op tafel.De gespreksleider stuurt.

Digitaaldebat In discussie treden over talrijke as-pecten van het beleid.

Iedereen (rekening houdende met de digitale kloof).

Uitwisselen van bijdragen via het internet, vertrekkende vanuit een centrale vraag of stelling.

Groepsgesprekken Op een informele wijze de mening over een beleidsthema van de deel-nemers achterhalen.

Iedereen. Kleine of middelgrote groep van personen.

Luisteren en spreken waarbij vrijuit gesproken wordt over bepaalde onderwerpen.De gespreksleider is gesprekspartner.

Groepsdiscussie In kaart brengen van de verschillen-de opvattingen bij de burgers.

Iedereen. Groepsgesprek waarin respondenten op elkaar kunnen reageren. De gespreksleider stuurt tussentijds bij.

Rondetafelgesprek Informatie verzamelen door middel van groepsgesprekken.Verwachtingen, ervaringen, knel-punten, oplossingen en meningen inventariseren.

Iedereen (zes tot twaalf personen per rondetafelgesprek).

1. De procesbegeleider bereidt het te bespreken thema en de organisatie van het rondetafelgesprek voor. 2. De procesbegeleider begeleidt het rondetafelgesprek. Hij zorgt ervoor dat de deelnemers op gelijkwaar-

dige wijze aan het rondetafelgesprek deelnemen. Het proces blijft voor de groep goed zichtbaar o.a. doordat alle opmerkingen op een flap-over genoteerd worden.

3. Van het rondetafelgesprek maakt de procesbegeleider een verslag.

Delphimethode Systematisch behandelen van een complex probleem. Alternatieve op-lossingen en ideeën aan bod laten komen.

Deskundigen. 1. Deelnemers met een zekere expertise beantwoorden een vragenlijst.2. Deelnemers geven feedback op elkaars antwoorden. 3. Deelnemers beantwoorden de vragenlijst opnieuw tot men een consensus heeft bereikt.

DynamicMindmapping

Vertrekken vanuit de inbreng van de deelnemers.

Kleine of middelgrote groep gewone burgers.

1. Elke deelnemer noteert drie (of meer) aandachtspunten binnen een bepaald beleidsdomein. 2. Plenaire bijeenkomst waar de deelnemers hun aandachtspunten bekendmaken. Terugkerende aan-

dachtspunten worden aangeduid met streepjes, zodat op het einde blijkt welke thema’s de belangrijkste prioriteiten zijn.

3. In kleine werkgroepen wordt daarna een grondige discussie gehouden per thema.4. Tot slot volgt een plenaire afronding met een bespreking van de belangrijkste conclusies.

Enquêteofsurvey Peilen naar de mening van een re-presentatieve groep burgers.

Grote representatieve groep burgers.

1. Dataverzameling via post, telefonisch, face-to-face of elektronisch.2. Statistische interpretatie van de resultaten.3. Resultaten worden samengevat in een rapport dat als input kan dienen voor de besluit-

vorming.

Focusgroep Informatie verkrijgen over houdin-gen, voorkeuren en waarden van een groep mensen met betrekking tot een thema.

Belanghebbenden en/of burgers (groepen van ongeveer twaalf personen).

Gedurende enkele uren een zeer gericht en diepgaand face-to-face gesprek met specifieke belanghebben-den of ervaringsdeskundige burgers.

Scenario-planning Het in kaart brengen van verschil-lende lange termijn scenario’s van huidige maatschappelijke ontwik-kelingen.

Belanghebbenden. 1. Deelnemers maken eerst een inventarisatie en definiëring over een specifieke beleidskwestie in het heden. 2. De mogelijke ontwikkelingen in de toekomst en het gewenste toekomstbeeld worden geschetst. 3. Formuleren van aanbevelingen voor maatregelen.

Page 63: Handboek Sportbeleidsplanning

23Deel 3

1.2.1.2Consulteren

Techniek Doelstellingen Deelnemers Aanpak

Debat Verschillende standpunten en argu-menten in kaart brengen.

Iedereen. Georganiseerd debat tussen belanghebbenden, deskundigen én burgers of tussen burgers onderling.De deelnemers nemen een standpunt in over een bepaald onderwerp en leggen de argumenten op tafel.De gespreksleider stuurt.

Digitaaldebat In discussie treden over talrijke as-pecten van het beleid.

Iedereen (rekening houdende met de digitale kloof).

Uitwisselen van bijdragen via het internet, vertrekkende vanuit een centrale vraag of stelling.

Groepsgesprekken Op een informele wijze de mening over een beleidsthema van de deel-nemers achterhalen.

Iedereen. Kleine of middelgrote groep van personen.

Luisteren en spreken waarbij vrijuit gesproken wordt over bepaalde onderwerpen.De gespreksleider is gesprekspartner.

Groepsdiscussie In kaart brengen van de verschillen-de opvattingen bij de burgers.

Iedereen. Groepsgesprek waarin respondenten op elkaar kunnen reageren. De gespreksleider stuurt tussentijds bij.

Rondetafelgesprek Informatie verzamelen door middel van groepsgesprekken.Verwachtingen, ervaringen, knel-punten, oplossingen en meningen inventariseren.

Iedereen (zes tot twaalf personen per rondetafelgesprek).

1. De procesbegeleider bereidt het te bespreken thema en de organisatie van het rondetafelgesprek voor. 2. De procesbegeleider begeleidt het rondetafelgesprek. Hij zorgt ervoor dat de deelnemers op gelijkwaar-

dige wijze aan het rondetafelgesprek deelnemen. Het proces blijft voor de groep goed zichtbaar o.a. doordat alle opmerkingen op een flap-over genoteerd worden.

3. Van het rondetafelgesprek maakt de procesbegeleider een verslag.

Delphimethode Systematisch behandelen van een complex probleem. Alternatieve op-lossingen en ideeën aan bod laten komen.

Deskundigen. 1. Deelnemers met een zekere expertise beantwoorden een vragenlijst.2. Deelnemers geven feedback op elkaars antwoorden. 3. Deelnemers beantwoorden de vragenlijst opnieuw tot men een consensus heeft bereikt.

DynamicMindmapping

Vertrekken vanuit de inbreng van de deelnemers.

Kleine of middelgrote groep gewone burgers.

1. Elke deelnemer noteert drie (of meer) aandachtspunten binnen een bepaald beleidsdomein. 2. Plenaire bijeenkomst waar de deelnemers hun aandachtspunten bekendmaken. Terugkerende aan-

dachtspunten worden aangeduid met streepjes, zodat op het einde blijkt welke thema’s de belangrijkste prioriteiten zijn.

3. In kleine werkgroepen wordt daarna een grondige discussie gehouden per thema.4. Tot slot volgt een plenaire afronding met een bespreking van de belangrijkste conclusies.

Enquêteofsurvey Peilen naar de mening van een re-presentatieve groep burgers.

Grote representatieve groep burgers.

1. Dataverzameling via post, telefonisch, face-to-face of elektronisch.2. Statistische interpretatie van de resultaten.3. Resultaten worden samengevat in een rapport dat als input kan dienen voor de besluit-

vorming.

Focusgroep Informatie verkrijgen over houdin-gen, voorkeuren en waarden van een groep mensen met betrekking tot een thema.

Belanghebbenden en/of burgers (groepen van ongeveer twaalf personen).

Gedurende enkele uren een zeer gericht en diepgaand face-to-face gesprek met specifieke belanghebben-den of ervaringsdeskundige burgers.

Scenario-planning Het in kaart brengen van verschil-lende lange termijn scenario’s van huidige maatschappelijke ontwik-kelingen.

Belanghebbenden. 1. Deelnemers maken eerst een inventarisatie en definiëring over een specifieke beleidskwestie in het heden. 2. De mogelijke ontwikkelingen in de toekomst en het gewenste toekomstbeeld worden geschetst. 3. Formuleren van aanbevelingen voor maatregelen.

Page 64: Handboek Sportbeleidsplanning

24 Deel 3

1.2.1.3Adviseren

Techniek Doelstellingen Deelnemers Aanpak

Adviescommissie Vanuit het maatschappelijke middenveld input geven aan beleidsmakers.

Deskundigen,belanghebbenden.

Een adviescommissie is een permanent orgaan dat advies geeft over specifieke beleids-kwesties.

Rondetafelgesprek Zie 1.2.1.2. Zie 1.2.1.2. Zie 1.2.1.2.

Burgerjury Is gericht op een beslissing die representatief is voor de gemid-delde goed geïnformeerde bur-ger.

12-24 geselecteerde burgers.Deskundigen, belanghebben-den en politici geven input.

1. Experts informeren de geselecteerde burgerjury over een beleidsproblematiek, waarbij de juryleden de mogelijkheid hebben om vragen te stellen.

2. Overlegmomenten waarin de verschillende standpunten van de leden besproken wor-den.

3. Het eindresultaat is een rapport met beargumenteerde aanbevelingen dat aan de initia-tiefnemende beleidsmakers wordt overhandigd.

Consensus-conferentie

Adviezen formuleren in con-sensus over een controversiële kwestie.

10-30 willekeurig geselecteer-de burgers. Anderen geven in-put.

1. De deelnemende burgers krijgen uitleg over de opzet van het initiatief en wat er precies van hen verwacht wordt.

2. De deelnemers worden inhoudelijk geïnformeerd over de beleidskwestie. 3. De deelnemers discussiëren met elkaar. Enkel die adviezen en suggesties waarmee ie-

dereen akkoord is, worden opgenomen als beleidsaanbeveling. 4. De deelnemersgroep stelt een rapport op met behulp van een professionele tekstschrij-

ver dat aan de betrokken beleidsvoerders wordt aangeboden.5. De politieke bestuurders geven feedback aan de deelnemers (en de brede samenleving)

over wat er met de adviezen en suggesties in de praktijk gedaan is en waarom.

Delphimethode Zie 1.2.1.2. Zie 1.2.1.2. Zie 1.2.1.2.

Expertpanel Concrete adviezen formuleren betreffende datgene waarover consensus is bereikt.Input van deskundigen.

Deskundigen 1. Grondig debat tussen een kleine groep van experts over mogelijke beleidspistes. 2. Concrete adviezen formuleren betreffende datgene waarover consensus is bereikt.

WorldCaféofCafédialoog

Genereren en uitwisselen van ideeën.Snelle informatie-uitwisseling tussen een groot aantal personen.

Iedereen 1. Groepjes van vier mensen bespreken het onderwerp. 2. In een aantal korte ronden (20 tot 30 minuten) schuift men telkens door. Alles wordt per

tafel genoteerd door de ‘gastheer/-vrouw’ die bij elke ronde aan de tafel blijft zitten.3. De resultaten worden gepresenteerd in een plenaire sessie.

Page 65: Handboek Sportbeleidsplanning

25Deel 3

1.2.1.3Adviseren

Techniek Doelstellingen Deelnemers Aanpak

Adviescommissie Vanuit het maatschappelijke middenveld input geven aan beleidsmakers.

Deskundigen,belanghebbenden.

Een adviescommissie is een permanent orgaan dat advies geeft over specifieke beleids-kwesties.

Rondetafelgesprek Zie 1.2.1.2. Zie 1.2.1.2. Zie 1.2.1.2.

Burgerjury Is gericht op een beslissing die representatief is voor de gemid-delde goed geïnformeerde bur-ger.

12-24 geselecteerde burgers.Deskundigen, belanghebben-den en politici geven input.

1. Experts informeren de geselecteerde burgerjury over een beleidsproblematiek, waarbij de juryleden de mogelijkheid hebben om vragen te stellen.

2. Overlegmomenten waarin de verschillende standpunten van de leden besproken wor-den.

3. Het eindresultaat is een rapport met beargumenteerde aanbevelingen dat aan de initia-tiefnemende beleidsmakers wordt overhandigd.

Consensus-conferentie

Adviezen formuleren in con-sensus over een controversiële kwestie.

10-30 willekeurig geselecteer-de burgers. Anderen geven in-put.

1. De deelnemende burgers krijgen uitleg over de opzet van het initiatief en wat er precies van hen verwacht wordt.

2. De deelnemers worden inhoudelijk geïnformeerd over de beleidskwestie. 3. De deelnemers discussiëren met elkaar. Enkel die adviezen en suggesties waarmee ie-

dereen akkoord is, worden opgenomen als beleidsaanbeveling. 4. De deelnemersgroep stelt een rapport op met behulp van een professionele tekstschrij-

ver dat aan de betrokken beleidsvoerders wordt aangeboden.5. De politieke bestuurders geven feedback aan de deelnemers (en de brede samenleving)

over wat er met de adviezen en suggesties in de praktijk gedaan is en waarom.

Delphimethode Zie 1.2.1.2. Zie 1.2.1.2. Zie 1.2.1.2.

Expertpanel Concrete adviezen formuleren betreffende datgene waarover consensus is bereikt.Input van deskundigen.

Deskundigen 1. Grondig debat tussen een kleine groep van experts over mogelijke beleidspistes. 2. Concrete adviezen formuleren betreffende datgene waarover consensus is bereikt.

WorldCaféofCafédialoog

Genereren en uitwisselen van ideeën.Snelle informatie-uitwisseling tussen een groot aantal personen.

Iedereen 1. Groepjes van vier mensen bespreken het onderwerp. 2. In een aantal korte ronden (20 tot 30 minuten) schuift men telkens door. Alles wordt per

tafel genoteerd door de ‘gastheer/-vrouw’ die bij elke ronde aan de tafel blijft zitten.3. De resultaten worden gepresenteerd in een plenaire sessie.

Page 66: Handboek Sportbeleidsplanning

26 Deel 3

1.2.1.4Coproduceren

Techniek Doelstellingen Deelnemers Aanpak

Charetteofdesignworkshop

Genereert consensus onder verschillende groepen mensen en levert een plan van aanpak op.

Belanghebbenden. Anderen geven input.

1. Personen uit diverse subgroepen in de samenleving behandelen gedurende een korte tijd bepaalde beleidskwesties totdat men tot een consensus komt.

2. Bekendmaking van de resultaten tijdens een openbare bijeenkomst. 3. Opstellen van een finaal rapport met de belangrijkste conclusies, aanbevelingen,

strategieën en specifieke beleidsmaatregelen.

Dialoogmethode Betrekken van moeilijk bereik-bare doelgroepen.

Moeilijk bereikbare doelgroepen,deskundigen.

1. Moeilijk bereikbare doelgroepen in kaart brengen en bevragen en de belangrijkste structurele knelpunten achterhalen.

2. Experts lichten de oorzaken van de specifieke problemen verder toe in de vereni-gingen.

3. Op basis van de ervaringen van de doelgroep en de expertise van deskundigen wordt een rapport opgesteld met een gedetailleerde beschrijving van het probleem en beleidsaanbevelingen.

WorldCaféofCaféDialoog

Zie 1.2.1.3. Zie 1.2.1.3. Zie 1.2.1.3.

Scenario-planning Zie 1.2.1.2. Zie 1.2.1.2. Zie 1.2.1.2.

Page 67: Handboek Sportbeleidsplanning

27Deel 3

1.2.1.4Coproduceren

Techniek Doelstellingen Deelnemers Aanpak

Charetteofdesignworkshop

Genereert consensus onder verschillende groepen mensen en levert een plan van aanpak op.

Belanghebbenden. Anderen geven input.

1. Personen uit diverse subgroepen in de samenleving behandelen gedurende een korte tijd bepaalde beleidskwesties totdat men tot een consensus komt.

2. Bekendmaking van de resultaten tijdens een openbare bijeenkomst. 3. Opstellen van een finaal rapport met de belangrijkste conclusies, aanbevelingen,

strategieën en specifieke beleidsmaatregelen.

Dialoogmethode Betrekken van moeilijk bereik-bare doelgroepen.

Moeilijk bereikbare doelgroepen,deskundigen.

1. Moeilijk bereikbare doelgroepen in kaart brengen en bevragen en de belangrijkste structurele knelpunten achterhalen.

2. Experts lichten de oorzaken van de specifieke problemen verder toe in de vereni-gingen.

3. Op basis van de ervaringen van de doelgroep en de expertise van deskundigen wordt een rapport opgesteld met een gedetailleerde beschrijving van het probleem en beleidsaanbevelingen.

WorldCaféofCaféDialoog

Zie 1.2.1.3. Zie 1.2.1.3. Zie 1.2.1.3.

Scenario-planning Zie 1.2.1.2. Zie 1.2.1.2. Zie 1.2.1.2.

Page 68: Handboek Sportbeleidsplanning

28 Deel 3

1.2.1.5Meebeslissen

Techniek Doelstellingen Deelnemers Aanpak

Vergaderingen Overleg tussen betrokkenen die een taak hebben. Resultaten moeten voortvloeien uit dit overleg.

Beperkte groep.Belang-hebbenden,deskundigen,politici.

Overleg in beperkte groep.

Burgerjury Zie 1.2.1.3. Zie 1.2.1.3. Zie 1.2.1.3.Politici wijken niet af van het eindrapport tenzij met expliciete motivering.

Consensus-conferentie

Zie 1.2.1.3. Zie 1.2.1.3. Zie 1.2.1.3.De politieke bestuurders geven feedback aan de deelnemers (en de brede samenleving) over wat er met de adviezen en sugges-ties in de praktijk gedaan is en waarom.

Keuze-enquête

De beredeneerde mening van de be-volking achterhalen.

Burgers. De burger kiest voor één van de vele uitgewerkte alternatieven. Bovendien wordt bij de verschillende oplossingsmogelijkheden steeds vermeld wat de mo-gelijke gevolgen zijn.

Voor meer informatie: http://soc.kuleuven.be/io/participatie/ned/techniek.htm

Page 69: Handboek Sportbeleidsplanning

28-1Deel 3

1.2.2Checklist

1.2.2.1Startvanhetplanningsproces

Is er een officiële startnota ingediend bij het gemeentebestuur? In een startnota worden de samenstelling van de stuurgroep, de timing, een stappenplan, een samenvatting van het decreet, de samenstelling van de klankbordgroep, de terugkoppelmomenten… vermeld.

Heeft het gemeentebestuur een officiële opdracht gegeven aan de stuurgroep om de sportbeleidsplanning te organiseren en een sportbe-leidsplan op te stellen?

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 70: Handboek Sportbeleidsplanning

28-2 Deel 3

1.2.2.2Samenstellingvandestuurgroep

Is er een stuurgroep samengesteld?

Zijn op zijn minst de volgende actoren aanwezig in de stuurgroep?

sportgekwalificeerde ambtenaar

politieke mandataris (schepen van sport…)

vertegenwoordiger(s) van de sportraad

deskundigen

Zijn er in de stuurgroep voldoende specifieke vaardigheden en kennis aanwezig i.v.m.:

kennis over het sportgebeuren in de gemeente

diverse invalshoeken ivm sport (individuele sporten, schoolsport, clubsport…)

vergaderen en overleggen

het verzamelen van gegevens

het analyseren van gegevens

het formuleren van doelstellingen, indicatoren en maatregelen

het schrijven en redactiewerk van beleidsplannen

het evalueren van beleid en beleidsplannen

Wordt er een beroep gedaan op externe deskundigheid?

Wordt er bij de samenstelling van de stuurgroep aandacht besteed aan de kwaliteit van de samenwerking en de communicatie in de stuur-groep? Zijn de principes voor een goede samenwerking binnen de stuurgroep voldoende gecommuniceerd?

Page 71: Handboek Sportbeleidsplanning

28-3Deel 3

De principes zijn:

het verduidelijken van de verwachtingen van de stuurgroepleden

de stuurgroep als een vaste kern

een gelijkwaardige inbreng van alle stuurgroepleden

het constructief omgaan met meningsverschillen en discussiepun-ten

het regelmatig samenkomen van de stuurgroep

Worden er voldoende momenten voorzien om terug te koppelen naar de klankbordgroep?

Zijn er voldoende politieke terugkoppelingsmomenten voorzien?

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 72: Handboek Sportbeleidsplanning

28-4 Deel 3

1.2.2.3Belanghebbenden

Is er een overzicht weergegeven van alle belanghebbenden (stake- holderskaart)?

Wordt dit overzicht op een gestructureerde wijze weergegeven, bij-voorbeeld aan de hand van de kenmerken en de bereikbaarheid van de verschillende belanghebbenden, hun invloed bij het lokale sport-gebeuren…?

Wordt het overzicht overzichtelijk gemaakt door het gebruik van kleu-ren, schema’s, flipchart…?

Was het weergeven van het overzicht van de belanghebbenden een groepsproces?

1.2.2.4Klankbordgroep

Is er een klankbordgroep samengesteld?

Zijn alle belanghebbenden vertegenwoordigd in de klankbordgroep?

Worden voldoende momenten voorzien om terug te koppelen naar de stuurgroep?

1.2.2.5Opmaaktaakomschrijvingenwerkschema

Is er een werkschema opgesteld?

Is in het werkschema opgenomen welke taken uitgevoerd moeten wor-den, wie ze zal uitvoeren en wanneer dit zal gebeuren?

Is het werkschema voldoende haalbaar en flexibel?

Page 73: Handboek Sportbeleidsplanning

29Deel 3

1.3Illustratie

Dit praktische werkinstrument geeft een mogelijk werkschema weer voor het planningsjaar 2007. Het schema omvat de verschillende fasen van het sport- beleidsplanningsproces. Het is een minimale weergave van de inhoud, de uitvoerders en de verantwoordelijken van de verschillende fasen van het proces.

In dit werkschema wordt een coördinator opgenomen. Hiermee wordt bedoeld dat de coördinatie van de stuurgroep uitgevoerd kan worden door één persoon. Deze persoon kan de sportgekwalificeerde ambtenaar zijn, maar ook andere leden van de stuurgroep zouden hiervoor kunnen instaan.

De evaluatiefase is niet terug te vinden in dit werkschema omdat zowel de verschillende fasen van het sportbeleidsplanningsproces, als het sportbeleidsplan geëvalueerd moeten worden. Deze evaluatie van zowel het proces als het product wordt verder in dit handboek verduidelijkt (zie “Evaluatie”, deel 3, p.119).

Dit schema is geen standaardschema, maar het is een illustratie en een hulpmiddel dat men kan gebruiken bij het opstellen van het eigen werkschema. Het opmaken van het sportbeleidsplan voor de beleidsperiode 2008-2013 is gebonden aan een zeer strakke timing. De planningsprocessen van volgende beleidsperiodes zullen een minder strakke timing hebben omdat ze vroeger van start kunnen gaan. Het onderstaande schema is dus wel hanteerbaar in de volgende beleidsperiodes, mits een aanpassing van de timing. De eindevaluatie van het huidige sportbeleidsplan moet opgenomen worden in de gegevensverzameling van het daarop volgende sportbeleidsplan. Men zal dus starten met de planning van het sportbeleidsplan van de volgende beleidsperiode tijdens de eindevaluatie van het sportbeleidsplan van de lopende beleidsperiode.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 74: Handboek Sportbeleidsplanning

30 Deel 3

Voorbeeldvaneenwerkschemavanhetplanningsjaar2007

MAART APRIL

Strategische doelstellingen

sport-gekwalificeerde

ambtenaar/coördinator,

stuurgroep,

klankbordgroep

sport-gekwalificeerde

ambtenaar/coördinator,

leden van de stuurgroep,

sportgekwalificeerde ambtenaar/ coördinator,

stuurgroep,

klankbordgroep

verz

amel

enva

n be

staa

nde

en n

ieuw

e ge

geve

ns

formuleren van conclusies enbeleidsuitdagingen op basis van

gegevensanalyse

indien nodigmissie

herformuleren

formulerenstrategische

doelstellingen

Gegevensanalyse

JANUARI FEBRUARI

FASEN

WAT?

WIE STUURT?

WIE VOERT DIT UIT?

AFTOETSING?

TIMING

startnota en stuurgroep samenstellen

stuurgroep

stuu

rgro

ep

stuu

rgro

ep

stuu

rgro

ep

stuurgroep stuurgroep stuurgroep

klank

bord

groe

psa

men

stel

len

enov

erzic

ht b

elan

g-he

bben

den

miss

iefo

rmul

eren

spor

tgek

wal

ifice

erde

am

bten

aar/

coör

dina

tor,

stuu

rgro

ep, k

lank

bord

groe

p

spor

tgek

wal

ifice

erde

am

bten

aar/

coör

dina

tor,

stuu

rgro

ep, k

lank

bord

groe

p, d

esku

ndig

en,

med

ew. s

portd

iens

t, st

uden

ten,

vrij

willi

gers

Start

Missie

Missie

aandacht voor regelmatige terugkoppeling naar politiek en sportraad

Gegevensverzameling

Page 75: Handboek Sportbeleidsplanning

31Deel 3

MAART APRIL

Strategische doelstellingen

sport-gekwalificeerde

ambtenaar/coördinator,

stuurgroep,

klankbordgroep

sport-gekwalificeerde

ambtenaar/coördinator,

leden van de stuurgroep,

sportgekwalificeerde ambtenaar/ coördinator,

stuurgroep,

klankbordgroep

verz

amel

enva

n be

staa

nde

en n

ieuw

e ge

geve

ns

formuleren van conclusies enbeleidsuitdagingen op basis van

gegevensanalyse

indien nodigmissie

herformuleren

formulerenstrategische

doelstellingen

Gegevensanalyse

JANUARI FEBRUARI

FASEN

WAT?

WIE STUURT?

WIE VOERT DIT UIT?

AFTOETSING?

TIMING

startnota en stuurgroep samenstellen

stuurgroep

stuu

rgro

ep

stuu

rgro

ep

stuu

rgro

ep

stuurgroep stuurgroep stuurgroep

klank

bord

groe

psa

men

stel

len

enov

erzic

ht b

elan

g-he

bben

den

miss

iefo

rmul

eren

spor

tgek

wal

ifice

erde

am

bten

aar/

coör

dina

tor,

stuu

rgro

ep, k

lank

bord

groe

p

spor

tgek

wal

ifice

erde

am

bten

aar/

coör

dina

tor,

stuu

rgro

ep, k

lank

bord

groe

p, d

esku

ndig

en,

med

ew. s

portd

iens

t, st

uden

ten,

vrij

willi

gers

Start

Missie

Missie

aandacht voor regelmatige terugkoppeling naar politiek en sportraad

Gegevensverzameling

Page 76: Handboek Sportbeleidsplanning

32 Deel 3

Voorbeeldvaneenwerkschemavanhetplanningsjaar2007(vervolg)

sport-gekwalificeerde

ambtenaar/coördinator,

leden van de stuurgroep

sport-gekwalificeerde

ambtenaar/coördinator,

en/of leden van de stuurgroep

en/of ...

sport-gekwalificeerde

ambtenaar/coördinator,

leden van de stuurgroep

plan van aanpakuitwerken en

sportbeleidsplanvorm geven

FASEN

WAT?

WIE STUURT?

WIE VOERT DIT UIT?

AFTOETSING?

TIMING

formulerenoperationele

doelstellingen

stuurgroep stuurgroep stuurgroep

plan van aanpakformuleren

aftoetsing klankbordgroep en politieke aftoetsingvan missie en strategische doelstellingen

aftoetsing klankbordgroep en politieke aftoetsingvan operationele doelstellingen en plan van aanpak

(Her)schrijven sportbeleidsplan

Operationele doelstellingen

JULI AUGUSTUSMEI JUNI

Uitwerken plan van aanpakPlan van aanpak

aandacht voor regelmatige terugkoppeling naar politiek en sportraad

Page 77: Handboek Sportbeleidsplanning

33Deel 3

sport-gekwalificeerde

ambtenaar/coördinator,

leden van de stuurgroep

sport-gekwalificeerde

ambtenaar/coördinator,

en/of leden van de stuurgroep

en/of ...

sport-gekwalificeerde

ambtenaar/coördinator,

leden van de stuurgroep

plan van aanpakuitwerken en

sportbeleidsplanvorm geven

FASEN

WAT?

WIE STUURT?

WIE VOERT DIT UIT?

AFTOETSING?

TIMING

formulerenoperationele

doelstellingen

stuurgroep stuurgroep stuurgroep

plan van aanpakformuleren

aftoetsing klankbordgroep en politieke aftoetsingvan missie en strategische doelstellingen

aftoetsing klankbordgroep en politieke aftoetsingvan operationele doelstellingen en plan van aanpak

(Her)schrijven sportbeleidsplan

Operationele doelstellingen

JULI AUGUSTUSMEI JUNI

Uitwerken plan van aanpakPlan van aanpak

aandacht voor regelmatige terugkoppeling naar politiek en sportraad

Page 78: Handboek Sportbeleidsplanning

34 Deel 3

Voorbeeldvaneenwerkschemavanhetplanningsjaar2007(vervolg)

NOVEMBER DECEMBERSEPTEMBER OKTOBER

FASEN

WAT?

WIE STUURT?

WIE VOERT DIT UIT?

AFTOETSING?

TIMING

Indienensportbeleidsplan

bij BLOSO

(Her)schrijven sportbeleidsplan

sportbeleidsplanvormgeven

stuurgroep

sport-gekwalificeerde

ambtenaar/coördinator,

en/ of leden van de stuurgroep,

en/ of schepen van sport

en/ of ...

definitief adviessportraad

goedkeuringgemeenteraad

Page 79: Handboek Sportbeleidsplanning

35Deel 3

NOVEMBER DECEMBERSEPTEMBER OKTOBER

FASEN

WAT?

WIE STUURT?

WIE VOERT DIT UIT?

AFTOETSING?

TIMING

Indienensportbeleidsplan

bij BLOSO

(Her)schrijven sportbeleidsplan

sportbeleidsplanvormgeven

stuurgroep

sport-gekwalificeerde

ambtenaar/coördinator,

en/ of leden van de stuurgroep,

en/ of schepen van sport

en/ of ...

definitief adviessportraad

goedkeuringgemeenteraad

Page 80: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 81: Handboek Sportbeleidsplanning

2. Missie

Page 82: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 83: Handboek Sportbeleidsplanning

37Deel 3

2 Missie

Hetsportbeleidsplanningsproces

Startfase Stuurgroep samenstellen Overzicht van de belanghebbenden Klankbordgroep samenstellen

Missie (her)formuleren

Gegevensverzameling Verzameling objectieve gegevens Verzameling subjectieve gegevens

Gegevensanalyse Opstellen knelpunten- en behoeftenota/SWOT-tabel

Doelstellingen formuleren

Planvanaanpak opstellen

Evaluatie plannen en uitschrijven

Opstellen van het sportbeleidsplan

Sportbeleidsplan

Evalueren en bijsturen

Operationeledoelstelling 1

Operationeledoelstelling 2

Operationeledoelstellingen

Maatregelen Maatregelen Maatregelen

Strategische doelstellingen

Page 84: Handboek Sportbeleidsplanning

38 Deel 3

Art. 3, §2. Het gemeentelijk sportbeleidsplan (…) bevat de volgende elementen: (…) 1° de missie van het sportbeleid;

2.1Algemeen

2.1.1Omschrijving

De missie is de reden van bestaan van een organisatie (bijvoorbeeld een sportdienst). Een goede missie is uniek en specifiek voor elke gemeente. In de literatuur gaat men er meestal vanuit dat een missie bestaat uit één kernachtige en krachtige volzin en dat de wijze waarop men de missie wil realiseren, verwoord wordt in de visie. Toch worden de termen ‘missie’ en ‘visie’ in de literatuur op diverse manieren gedefinieerd waardoor het onderscheid soms minder duidelijk wordt. In de praktijk zijn ze dan vaak ook niet of nauwelijks gescheiden van elkaar. In dit handboek wordt ge-opteerd dat de missie ook een richtinggevende visie bevat voor zowel de basisoriëntaties en de algemene doelstellingen als voor de werking en de interne organisatie.

De missie zou een richtinggevende visie moeten bevatten voor zo-wel de basisoriëntaties en de algemene doelstellingen, als voor de werking en de interne organisatie.

Het belangrijkste in het kader van beleidsontwikkeling is vooral dat men duidelijk definieert wat de organisatie wil bereiken, wat ze doet en waar-om ze het doet. Men komt dan ook best tenminste tot het formuleren van een missie, die daarenboven duidelijk en motiverend is. Hierbij dienen alle betrokkenen goed te weten waarover men het heeft. De missie zou ook een basis moeten vormen voor het opstellen van de lange- en middellangetermijnplanning. Kortom, de missie is een onmis-baar element in het toekomstgerichte, doelgerichte en strategische beleid van een organisatie. Het gaat dan wellicht over meer dan één volzin!

Page 85: Handboek Sportbeleidsplanning

39Deel 3

TIPS

- Aan het formuleren van een missie gaat best een grondige dis-cussie vooraf in de klankbordgroep. Het formuleren van een missie moet daarom best een groepsproces zijn.

- Een missie dient helder opgesteld te worden zodat dit ook dui-delijk is voor een buitenstaander.

2.1.1.1Wanneerdemissie(her)formuleren?

Indien de sportdienst reeds een missie heeft De missie bepaalt welke richting de sportdienst uit wil. Indien de sport-

dienst reeds een specifieke missie heeft, zal men in die richting de gegevens dienen te verzamelen. Indien men de komende legis-latuur bijvoorbeeld de aandacht wil vestigen op de gevolgen van de vergrijzing, dan zal men de groep senioren specifiek moeten bevragen. Men dient er rekening mee te houden dat de andere doelgroepen ook noden en verwachtingen hebben waaraan voldaan moet worden. Men zal ongeacht de missie toch zo veel mogelijk relevante gegevens dienen te verzamelen. Immers na de analyse van de verzamelde gegevens zou het kunnen dat er ook nog andere aspecten naar voor komen waar de gemeente best aandacht aan zou besteden. Met andere woorden, na de gegevensanalyse zou het kunnen gebeuren dat er een bijsturing of herformulering nodig is van de missie.

Na de gegevensanalyse zou het kunnen gebeuren dat er een bijstu-ring of herformulering nodig is van de missie.

Indien de sportdienst geen missie heeft In dit geval kan men de missie best formuleren na de gegevens-

analyse. Na deze analyse heeft men namelijk een beter zicht op de actuele sportsituatie en de noden en behoeften van de betrokkenen in de gemeente. Dit betekent dan wel dat men de gegevensverzameling in dat geval zo uitgebreid mogelijk uitvoert. Immers, door de afwezig-heid van een missie (inclusief visie) is het minder duidelijk waar en bij wie men gegevens moet verzamelen.

Page 86: Handboek Sportbeleidsplanning

40 Deel 3

Indien de sportdienst geen missie heeft, kan deze het best gefor-muleerd worden na de gegevensanalyse.

OPMERKING

Bij het formuleren van een missie dient men zeker ook rekening te houden met de algemene missie en visie van de gemeente, alsook met het bestuursakkoord.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 87: Handboek Sportbeleidsplanning

41Deel 3

2.1.1.2Modellenvansportbeleid

De missie zal in sterke mate mee afhankelijk zijn van de positie die de be-leidsmakers innemen tegenover de rol die de gemeente wenst te vervullen in het uitvoeren van een sportbeleid. Er bestaan echter diverse modellen van overheidsinterventie op lokaal niveau. Elk model wordt gekenmerkt door een aantal duidelijke karakteristieken. De belangrijkste modellen worden hieronder kort beschreven.

Het minimalistisch model De gemeente onthoudt zich van interventies in de sport en laat

het nemen van initiatieven over aan het bedrijfsleven en het particu-lier (vrijwillig) initiatief. Er worden geen sportpromotionele activitei-ten georganiseerd. Er wordt geen nieuwe infrastructuur gebouwd, de bestaande infrastructuur wordt overgedragen aan de privé of krijgt andere bestemmingen (bv. onderwijs). Het particulier initiatief en de markt krijgen de vrijheid om te voorzien in de sportbehoeften van de bevolking.

Het verzorgingsmodel Het uitgangspunt is hier dat de gemeente aan alle burgers gelijke

kansen geeft om te kunnen sporten. Om dit te kunnen verwezenlij-ken, wordt vooral zelf ingestaan voor de aanleg van voorzieningen en de ontwikkeling van sportprogramma’s en evenementen. Hierbij wordt gekeken of het aanbod vanuit het particulier (vrijwillig) initiatief geen groepen uitsluit tot sportdeelname (bv. individuele sporters, minder getalenteerden, recreanten, senioren, allochtonen, personen met een handicap, lagere sociaal-economische groepen…) ofwel dat het aan-bod niet te éénzijdig is (bv. slechts een zeer beperkt aantal sporten of te commercieel).

Het profitmodel De gemeente accepteert een commerciële exploitatie van de sport. Er is

daarbij een actieve betrokkenheid vanwege de gemeente waarbij zij al of niet in samenwerking met het bedrijfsleven en het particulier initia-tief probeert winsten te genereren. Deze winsten kunnen komen uit het heffen van bepaalde taksen met betrekking tot diverse vormen van sportvoorzieningen die worden aangeboden vanuit het bedrijfs-leven of het particulier initiatief en waarvoor de gemeente gunstige randvoorwaarden heeft gecreëerd.

Of de winsten kunnen komen uit het zelf aanbieden van activitei-ten of diensten waarbij wordt ingespeeld op de koopkrachtige vraag van een deel van de bevolking. Met de gemaakte winsten kan men

Page 88: Handboek Sportbeleidsplanning

42 Deel 3

dan een aanbod voorzien voor specifieke doelgroepen die anders uit de boot vallen of meer sociaal wenselijke (maar minder winstgevende) activiteiten gaan organiseren.

Het therapeutisch model De gemeente beschouwt het sportbeleid als een deel van het wel-

zijnsbeleid, waarbij de sport wordt gezien als een middel tot sociale integratie van bijzondere doelgroepen of als een middel om sociale ongelijkheid weg te werken. De sport wordt hier onder andere gehan-teerd als een middel om achtergestelde buurten te herwaarderen (bv. via de aanleg van gemakkelijk toegankelijke voorzieningen).

Het marketingmodel De gemeente hanteert de sport vanuit een economisch perspectief

als een middel om zichzelf te verkopen. Door het bouwen of in stand houden van infrastructuur probeert de gemeente zich aantrekkelijk te maken voor toeristen of een aangenaam vestigingsklimaat te creëren voor nieuwe industrieën (bv. met het oog op het verbeteren van de lokale tewerkstelling). Hiervoor kan de gemeente hetzij andere actoren proberen te stimuleren om dergelijke voorzieningen te creëren, hetzij ze zelf realiseren en exploiteren.

Page 89: Handboek Sportbeleidsplanning

43Deel 3

Het cultureel model De gemeente beschouwt sport als een onderdeel van haar alge-

meen cultuurbeleid, waarbij alle sporten als gelijkwaardig worden beschouwd. Ze worden allemaal als cultuurvormen beschouwd. Popu-laire en minder populaire (of elitaire) sporten krijgen daarom evenveel aandacht. Dit betekent dat vooral ondergewaardeerde sporten meer gestimuleerd zullen worden.

Zoals vaak het geval is met theoretische modellen, beschrijven zij meestal de extremen. In de praktijk gebeurt het immers regelmatig dat een ge-meente zal opteren voor een combinatie van diverse modellen. Zo ziet men vaak duidelijke tekenen van een verzorgingsmodel (ondermeer een doelgroepenbeleid), een therapeutisch model (ondermeer het belang van de integratiefunctie van sport), een marketingmodel (ondermeer de pro-motionele en economisch meerwaarde van topsport) en een profitmodel (ondermeer de ondersteuning van de zelfwerkzaamheid van het privé- initiatief of een structurele samenwerking hiermee). De vraag kan evenwel gesteld worden of een dergelijke combinatie van meerdere modellen wel realiseerbaar is, aangezien hierbinnen duidelijke tegenstellingen kunnen bestaan. Het volgen van één bepaald model zou dan weer kunnen leiden tot het uitsluiten van bepaalde andere mogelijkheden. Het zal bijgevolg aan de gemeente zelf zijn om goed na te denken welke opties ze hierin neemt.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 90: Handboek Sportbeleidsplanning

44 Deel 3

2.2Praktischwerkinstrument

2.2.1Checklistvoorhetformulerenvaneenmissie

Hieronder wordt een aantal vragen weergegeven die het formuleren van een missie kunnen vergemakkelijken. Het is immers wenselijk dat in de uit-eindelijke missie een antwoord op deze vragen zou terug te vinden zijn.

Wat willen we realiseren? Wat is ons ultieme doel? Naar wie richten we ons? Aan welke behoeften willen we tegemoetkomen?

Bijvoorbeeld: alle leeftijden (life-time sportbeoefening), specifieke doelgroepen, toeristen, buurgemeenten (voor centrumsteden)…

Wat doen we? Wat zijn onze belangrijkste activiteiten? Wat is onze belangrijkste dienstverlening?

Bijvoorbeeld: eigen aanbod, ondersteunende maatregelen, informatie- verschaffing, subsidies, partnerships opzetten…

Wat is onze bestaansreden? Vanuit welke waarden, overtuigingen, principes doen we dit? Wat zouden de inwoners van de gemeente mis-sen als de sportdienst er morgen niet meer zou zijn?

Bijvoorbeeld: stimuleren privaat initiatief, sociale tarieven, geloof in rol sportclubs, aandacht voor sportkansarmen, integriteit van sport, clustering of wijkgericht, aandacht voor milieu…

2.2.2Hoekomtmentoteengoedemissie?

Indien men aan de hand van bovenstaande vragen toch nog moeilijk een degelijke missie kan formuleren, dan kan men de volgende zeven stappen doorlopen om tot een goede missie te komen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit de meest uitgebreide vorm is om een missie te formu-leren. Niet al deze stappen zijn dus noodzakelijk. Het is slechts een extra hulpmiddel. Ook kan men hierbij meerdere interactiemomenten voorzien, waarbij gebruik zou kunnen gemaakt worden van zowel groepswerk-zaamheden als van individuele activiteiten.

Page 91: Handboek Sportbeleidsplanning

45Deel 3

2.2.2.1Stap1:deskresearch

Alvorens met de gedachtevorming te starten, is er eerst wat voorbereiding nodig. De volgende vragen kunnen meer duidelijkheid brengen:

Zijn er al eerdere pogingen ondernomen om een missie te formuleren? Wat was daarvan de uitkomst?

Zijn er andere bronnen te vinden (jaarverslag, strategisch plan… ) waar-in elementen staan die van belang kunnen zijn?

Wat bevatten soortgelijke teksten bij andere relevante organisaties?

2.2.2.2Stap2:eerstegroepsdiscussie

Met de resultaten van stap 1 bij de hand, vindt een eerste discussie plaats over de gewenste elementen van de missie. Deze discussie heeft bij voor-keur de vorm van een vrije brainstormsessie. De uitkomst bestaat voorlo-pig uit een aantal losse begrippen, waarover men overeenstemming heeft bereikt. Uiteraard kunnen de vragen uit 2.2.1 een goede richtlijn bieden voor de discussie.

2.2.2.3Stap3:componereneersteconcept

Vervolgens wordt één persoon, bij voorkeur iemand met enige aanleg daarvoor, gevraagd de losse ideeën uit de groepsdiscussie tot een leesbaar en beknopt geheel te smeden.

2.2.2.4Stap4:tweedegroepsdiscussie

Het eerste concept wordt in de stuurgroep besproken en daarna waar-schijnlijk van de nodige wijzigingen voorzien.

2.2.2.5Stap5:voorlopigemissie

De genoemde wijzigingen worden door de schrijver uit stap 3 tot begrij-pelijke en leesbare aanpassingen in de concepttekst omgezet. Hiermee is de voorlopige missie een feit.

Page 92: Handboek Sportbeleidsplanning

46 Deel 3

2.2.2.6Stap6:bredereverspreiding

Nu zou men personen van buiten de stuurgroep moeten betrekken. Dat kan door de voorlopige missie aan een groter aantal medewerkers van de sportdienst voor te leggen. Het is wel gewenst de feedback op één of an-dere wijze te organiseren, anders komt er wellicht te weinig respons.

2.2.2.7Stap7:definitieveversie

De laatste stap in dit stappenplan is de verwerking van opmerkingen naar aanleiding van de bredere verspreiding onder de medewerkers. Hiermee is de missie definitief geworden en kan ze ook buiten de organisatie worden gecommuniceerd.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 93: Handboek Sportbeleidsplanning

46-1Deel 3

2.3 Illustratie

Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven van wat een goede missie zou kunnen zijn. Deze voorbeelden kunnen ter inspiratie dienen voor het opmaken van de specifieke en unieke missie van de gemeentelijke sportdienst. De missies worden ontleed in de drie noodzakelijke vragen, die een voorwaarde zijn om een goede missie op te stellen:

Wat willen we realiseren? Wat is ons ultieme doel en voor welke doelgroepen is het bestemd?

Wat doen we? Wat zijn onze belangrijkste activiteiten en dienstver-leningen?

Wat is onze bestaansreden? Vanuit welke waarden, overtuigingen, principes doen we dit?

2.3.1Voorbeeld1

Voor een middelgrote gemeente die sport en beweging hoog in het vaandel draagt:

De gemeente wil een Sport-voor-Allen-beleid voeren waarbij men zoveel mogelijk mensen van de eigen gemeente en de omliggende gemeenten wil laten sporten, vanuit de algemene overtuiging dat een regelmatige sportbeoefening de gezondheid en het sociale contact tussen de inwo-ners bevordert. De gemeente wil de mogelijkheid tot sportdeelname in een zo breed mogelijke context en variëteit aanbieden, door een goede ondersteuning van de vele sportclubs die de gemeente rijk is en door het aanbieden van diverse aanvullende sportpromotionele activiteiten.

Wat willen we realiseren? Wat is ons ultieme doel?

Zoveel mogelijk mensen van de eigen gemeente en de omliggende gemeenten laten sporten

Een Sport-voor-Allen-beleid voeren

Wat doen we? Wat zijn onze belangrijkste activiteiten en dienstver-leningen?

De mogelijkheid tot sportdeelname in een zo breed mogelijke con-

Page 94: Handboek Sportbeleidsplanning

46-2 Deel 3

text en variëteit aanbieden door een goede ondersteuning van de vele sportclubs en het aanbieden van diverse aanvullende sportpro-motionele activiteiten

Wat is onze bestaansreden? Vanuit welke waarden, overtuigingen, principes doen we dit?

Gezondheidsverbetering van de inwoners nastreven

Bevorderen van het sociale contact tussen de inwoners

2.3.2Voorbeeld2

Voor een groene landelijke gemeente met veel deelgemeenten en veel dagtoerisme:

Alle inwoners van de gemeente aanzetten tot een gezonde levensstijl door middel van lifetimesportbeoefening en het organiseren van een recreatief sportaanbod voor dagtoeristen. De gemeente voorziet een eigen sport-aanbod dat complementair is aan het aanbod van verenigingen. De ge-meente regisseert, schept voorwaarden via financiële ondersteuning en dienstverlening, en voorziet in basissportinfrastructuur. Het sportbeleid wordt gevoerd in interactie met verwante diensten en met aandacht voor de deelgemeenten en het groene karakter van de gemeente.

Wat willen we realiseren? Wat is ons ultieme doel?

Alle inwoners van de gemeente aanzetten tot een gezonde levens-stijl door middel van lifetimesportbeoefening en het organiseren van een recreatief sportaanbod voor dagtoeristen

Wat doen we? Wat zijn onze belangrijkste activiteiten en dienstverle-ningen?

Een eigen sportaanbod voorzien dat complementair is aan het aan-bod van verenigingen

Voorwaarden scheppen via financiële ondersteuning en dienstverle-ning

Basissportinfrastructuur voorzien

Page 95: Handboek Sportbeleidsplanning

46-3Deel 3

Wat is onze bestaansreden? Vanuit welke waarden, overtuigingen, principes doen we dit?

Interactie met anderen (intern – andere diensten, extern – clubs)

Aandacht voor de deelgemeenten en het groene karakter van de gemeente

2.3.3Voorbeeld3

Voor een grote gemeente die maximale verantwoordelijkheid wil geven aan de private sector en clubs en die vele kansarmen heeft:

Alle inwoners van de gemeente aanzetten tot lifetimesportbeoefening en een aanbod voorzien voor de inwoners van het grondgebied. De gemeen-te voorziet een eigen aanbod van activiteiten voor andersgeorganiseerde sport en voorziet financiële ondersteuning van sportclubs. De gemeen-te voorziet in de behoefte van multifunctionele sportinfrastructuur. Het sportbeleid wordt gevoerd met maximale verantwoordelijkheid voor de sportclubs, vanuit een optimaal kader voor de ontwikkeling van private initiatieven en vanuit een corrigerende rol van de gemeente naar sociale kansengroepen.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 96: Handboek Sportbeleidsplanning

46-4 Deel 3

Wat willen we realiseren? Wat is ons ultieme doel?

Alle inwoners van de gemeente aanzetten tot lifetimesportbeoefe-ning en een aanbod voorzien voor de eigen inwoners

Wat doen we? Wat zijn onze belangrijkste activiteiten en dienstverle-ningen?

Een eigen aanbod van activiteiten voor andersgeorganiseerde sport voorzien

Financiële ondersteuning van sportclubs voorzien

Voorzien in de behoefte van multifunctionele sportinfrastructuur

Wat is onze bestaansreden? Vanuit welke waarden, overtuigingen, principes doen we dit?

Maximale verantwoordelijkheid voor de sportclubs

Optimaal kader voor de ontwikkeling van private initiatieven

Corrigerende rol naar sociale kansengroepen

Page 97: Handboek Sportbeleidsplanning

3. Gegevensverzameling

Page 98: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 99: Handboek Sportbeleidsplanning

47Deel 3

3 Gegevensverzameling

Hetsportbeleidsplanningsproces

Startfase Stuurgroep samenstellen Overzicht van de belanghebbenden Klankbordgroep samenstellen

Missie (her)formuleren

Gegevensverzameling Verzameling objectieve gegevens Verzameling subjectieve gegevens

Gegevensanalyse Opstellen knelpunten- en behoeftenota/SWOT-tabel

Doelstellingen formuleren

Planvanaanpak opstellen

Evaluatie plannen en uitschrijven

Opstellen van het sportbeleidsplan

Sportbeleidsplan

Evalueren en bijsturen

Operationeledoelstelling 1

Operationeledoelstelling 2

Operationeledoelstellingen

Maatregelen Maatregelen Maatregelen

Strategische doelstellingen

Page 100: Handboek Sportbeleidsplanning

48 Deel 3

Art.3, §2. Het gemeentelijk sportbeleidsplan (…) bevat de volgende elementen: (…)2° a) een inventarisatie en beschrijving van de huidige structuren van de ge-

meente met betrekking tot sport en hun onderlinge samenhang, en, een inventarisatie van de externe sportactoren die een rol spelen in het gemeentelijke sportbeleid, zoals o.a. sportverenigingen, scholen, com-merciële sportinstellingen (…) ;

b) het verzamelen van de voor het gemeentelijke sportbeleid relevante noden en behoeften o.a. uit de bevraging van de belanghebbenden, uit een evaluatie van het huidige sportbeleid en uit de brede maat-schappelijke context. (…)

3.1 Algemeen

3.1.1Waaromgegevensverzamelen?

In de beleidsplanning zijn alle fasen belangrijk, maar de gegevens- verzameling is de basis. Het is noodzakelijk dat men weet wat er leeft bin-nen de sportdienst en binnen de gemeente, zodat men kennis heeft van alle diverse aspecten van de sport in de gemeente (bv. werking van de sportdienst, sportvoorzieningen, noden, ervaringen…). Door het verzamelen van gegevens komt men meestal tot vaststellingen die men tevoren nog niet wist. Het is dan ook aangeraden de gegevens-verzameling zo uitgebreid mogelijk te doen (in functie van de timing) om daarna zo gericht mogelijk te gaan analyseren. In het sportbeleidsplan moet men dan ook niet alle verzamelde gegevens weergeven (eventueel wel in bijlage), enkel deze die gerelateerd zijn aan de geformuleerde doel-stellingen.

Het is de bedoeling het lokale sportgebeuren in al zijn facetten in kaart te brengen.

Page 101: Handboek Sportbeleidsplanning

49Deel 3

3.1.2Watkanenmoeterverzameldworden?

Men dient verschillende soorten gegevens te verzamelen.

Enerzijds dient men interne gegevens te verzamelen. Dit zijn ge-gevens over de werking van de gemeentelijke sportdienst. Deze kun-nen een beeld geven over de sterkten en de zwakten van de sport-dienst.

Anderzijds dient men op zoek te gaan naar relevante gegevens over de omgeving waarin deze werking plaatsvindt, namelijk externe gegevens. Een sportdienst bestaat immers niet in een vacuüm, maar bevindt zich in een voortdurende wisselwerking met haar om-geving. Enkel wanneer men zicht heeft op diverse maatschappelijke ontwikkelingen, alsook noden en ervaringen van organisaties en mensen kent, kan men de werking hier optimaal op afstemmen.

Zowel voor interne als voor externe gegevens kan men objectieve en subjectieve gegevens verzamelen.

- Objectieve gegevens zijn voornamelijk cijfers, aantallen, adres-sen…

Het verzamelen van objectieve gegevens is nuttig omdat men op deze wijze weet wat er in de gemeente reeds voorhanden is, wat bijvoorbeeld de bezettingsgraad is van de sportinfrastructuur, hoe bepaalde relevante structuren zijn samengesteld, welke aanbie-ders wanneer en waar actief zijn… Deze gegevens kunnen onder meer een zicht geven op de mate waarin er voor bepaalde aspec-ten duidelijke tekorten of overlappingen bestaan. Met een over-zichtelijke weergave van de objectieve gegevens kan men, met andere woorden, al vaak heel wat knelpunten detecteren.

- Subjectieve gegevens: dit zijn meningen, ervaringen, behoef-ten, suggesties…

Om de noden in een gemeente te bepalen, is een verzameling van alleen feitenmateriaal (objectieve gegevens) niet voldoende. Daarom moeten zoveel mogelijk betrokkenen bij het lokale sport-beleid de kans krijgen hun ervaringen, wensen en behoeften mee te delen. Op deze wijze vergroot men de participatie en voert men een interactief beleid.

Al deze gegevens dient men echter te ordenen. Dit dient te gebeuren enerzijds in een inventaris, anderzijds in een situatieschets. In beide

Page 102: Handboek Sportbeleidsplanning

50 Deel 3

overzichten komen zowel interne als externe en zowel objectieve als subjectieve gegevens voor. Hoe men precies een inventaris en een situ-atieschets dient weer te geven, wordt hieronder beschreven.

Hoe vollediger de gegevensverzameling, hoe gemakkelijker hieruit de

knelpunten en behoeften of de gegevens voor de SWOT-tabel gehaald kunnen worden. Hoe groter evenwel de kans dat men in het grote aan-tal gegevens ‘verdwaalt’.

Men dient telkens in het achterhoofd te houden dat interessante in-formatie die irrelevant is, onbruikbaar is. Met andere woorden, men kan veel te weten komen, maar niet alles is relevant om te weten.

Om te weten of iets relevant is, kan men op twee manieren te werk gaan:

- men kan zich de vraag stellen: “In welke mate wordt deze in-formatie verder nog gebruikt met betrekking tot het opstellen van het sportbeleidsplan?” Men zou voor elke soort informa-tie concreet moeten aangeven, eventueel in tabelvorm, waarvoor deze daarna gebruikt zal worden;

- men kan ook omgekeerd te werk gaan door zich af te vragen: “Op welke vragen willen we allemaal een antwoord en welke in-formatie hebben we daarvoor nodig?” Men stelt best op voor-hand een checklist op met verschillende thema’s (bv. bijscholing, communicatie, promotie, sportaanbod, personeel…) waarover men informatie wil verzamelen. Onder ieder thema kan men dan de vragen, waar men een antwoord op wil, ordenen.

Men dient ook rekening te houden met de timing van het hele sport-beleidsplanningsproces. De tijd die men voorziet voor de gegevens-verzameling bepaalt hoe ruim men kan gaan met de verschillende bevragingen. Tevens is dit een extra motivatie om enkel de relevante gegevens te verzamelen.

Men kan veel te weten komen, maar niet alles is relevant om te we-ten! Hiervoor kan men zich twee zaken afvragen: “In welke mate wordt deze informatie verder nog gebruikt met betrekking tot het opstellen van het sportbeleidsplan?” OF “Op welke vragen willen we allemaal een antwoord en welke informatie hebben we daar-voor nodig?”.

Page 103: Handboek Sportbeleidsplanning

51Deel 3

TIPS

- Niet alles hoeft van de eerste keer volledig te zijn. Men kan zich toespitsen op een aantal zaken en het volgende jaar andere ge-gevens verder uitdiepen.

- Men beschikt wellicht over heel wat gegevens die direct bruik-baar zijn. Het komt er vooral op aan om ze op een overzichte-lijke wijze te ordenen.

- Een duidelijke weergave van alle verzamelde gegevens is be-langrijk. Indien gewenst, kan men hiervan een afzonderlijke publicatie beschikbaar stellen. Deze kan dan bijvoorbeeld ge-bruikt worden in andere beleidssectoren (jeugd, onderwijs, integratiedienst…) of als een communicatiemiddel tussen de sportdienst en de bevolking…

- Maak indien mogelijk bij de gegevensverzameling gebruik van

studenten (lichamelijke opvoeding, agogiek, bestuursweten-schappen…) in het kader van stages of eindwerken (contacteer hiervoor hogescholen of universiteiten). Op die wijze kan men meer representatief gaan werken.

3.1.3Hoesteltmeneeninventarissamen?

De inventaris kan men opsplitsen in twee delen.

Ten eerste dient men in het sportbeleidsplan een inventarisatie en beschrijving van de huidige structuren van de gemeente met betrekking tot sport en hun onderlinge samenhang weer te geven.

Ten tweede dient men een inventarisatie van de externe sportac-toren te maken. Hiermee worden enkel structuren en organisaties bedoeld die een impact zullen hebben op het sportbeleidsplan of die beïnvloed zullen worden door het sportbeleidsplan. Zij zijn tevens actief bezig met de sport (bv. sportraad, sportverenigingen, com-merciële sportinstellingen, scholen, buurtsportorganisaties…).

Een eerste stap bij het opstellen van een inventaris is het nagaan van welke informatie er reeds voorhanden is. De sportraad,

Page 104: Handboek Sportbeleidsplanning

52 Deel 3

sportdiensten en schepen van sport beschikken vaak over heel wat cij-fermateriaal over het sportgebeuren (initiatieven, sportverenigingen, programma’s, subsidies…).

Voor andere gegevens (andere sectoren, bevolkingsgegevens…) kan men desgevallend bij de eigen gemeentelijke diensten of andere overheidsdiensten terecht. Wanneer de vragen goed gesteld wor-den, kan het cijfermateriaal op verschillende wijzen worden verkregen (per leeftijd, per wijk, per straat…). Zo kan men heel wat informatie halen uit ondermeer:

het rijksregister

het bevolkingsregister

het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

Websites1

Ook onderwijsinstellingen, coördinerende organisaties of over-legorganen (sportraad, jeugdraad…) kunnen hierin behulpzaam zijn. Deze kunnen reeds bepaalde onderzoeken uitgevoerd hebben die nuttig kunnen zijn voor het sportbeleidsplan. Zo kan bijvoorbeeld de jeugdraad reeds gepeild hebben naar de behoeften bij jongeren, waar-in dan een bepaald onderdeel verband hield met sport.

3.1.4Hoesteltmeneensituatieschetssamen?

Men dient naast het opstellen van een inventaris ook de voor het gemeen-telijke sportbeleid relevante noden en behoeften te verzamelen. Deze zoek-tocht kan op verschillende manieren ingevuld worden. Ten eerste door de huidige toestand van de gemeente in kaart te brengen, ten tweede door bevragingen te organiseren en ten slotte door de maatschappelijke trends die van toepassing zijn op de gemeente te onderzoeken. Deze drie ma-nieren worden hieronder besproken. Ook hier kan men, net zoals voor de verzameling van de gegevens voor de inventaris, nagaan welke informatie reeds voorhanden is. Zo kan men bijvoorbeeld bij de ombudsdienst van de gemeente nagaan of er al dan niet klachten zijn in verband met sport in de gemeente.

1 Voor meer informatie omtrent interessante sites en literatuur, zie deel “Info”.

Page 105: Handboek Sportbeleidsplanning

53Deel 3

3.1.4.1Dehuidigetoestand

Allereerst dient de gemeente de huidige toestand in beeld te brengen. Hierbij kan men zich afvragen:

Hoe is het vandaag gesteld met de sport en het sportbeleid in onze gemeente?

Wat doen we goed, wat doen we niet goed?

Men kan de belangrijkste ontwikkelingen, gebeurtenissen, projecten op een rijtje zetten in een overzichtelijke samenvatting. Het is belangrijk hier-bij aandacht te besteden aan elementen van stabiliteit en groei en aan ele-menten die instabiliteit of onzekerheid veroorzaakten. Op deze wijze kan men leren uit de opgedane ervaringen en inzichten. Natuurlijk kan een gemeente die reeds een sportbeleidsplan maakte, profiteren van de ge-gevensverzameling uit haar vorige beleidsplanning. De reeds beschikbare gegevens kunnen aldus worden aangevuld of verfijnd.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 106: Handboek Sportbeleidsplanning

54 Deel 3

3.1.4.2Bevragingenorganiseren

TIP

Kijk naar wat jeugd en cultuur reeds gedaan hebben. Zijn er geen moge-lijkheden om samen met jeugd, cultuur… een bevraging te organiseren?

Hoe noden en behoeften verzamelen?

Een steekproef trekken Indien het gaat over een grote groep is het bijna onmogelijk om

iedereen te bevragen. Daarom wordt meestal slechts een deel van die groep bevraagd. Dit noemt men het trekken van een steekproef. Er zijn twee verschillende steekproeven te onderscheiden, namelijk de aselecte steekproef en de selecte steekproef.

- Bij een aselecte steekproef heeft elk element van de onder-zoekspopulatie (bv. persoon of organisatie) eenzelfde kans om in de steekproef te worden opgenomen. Er bestaan verscheidene soorten aselecte steekproeven, waarvan hieronder enkele voor-beelden worden gegeven.

- Bij de enkelvoudige aselecte steekproef wordt een vooraf bepaald aantal eenheden volstrekt willekeurig uit de populatie getrokken, via bijvoorbeeld een loterijmethode.

- Bij de systematische steekproef met aselect begin wordt de hele populatie op een bepaald kenmerk gesorteerd en elk zoveelste element wordt geselecteerd. Men sorteert bijvoor-beeld eerst volgens leeftijd wanneer men deelnemers van ver-schillende leeftijden wil bevragen.

- Bij de selecte steekproef is er veelal sprake van een persoonlijke beoordeling van de onderzoeker of een element al dan niet in de steekproef terechtkomt. Hieronder worden enkele voorbeelden van een selecte steekproef gegeven.

- Bij een quotasteekproef wordt vooraf bepaald hoeveel eenheden met welke specifieke kenmerken in de steekproef moeten worden opgenomen, bijvoorbeeld vijftig mannen en vijftig vrouwen.

Page 107: Handboek Sportbeleidsplanning

55Deel 3

- Men spreekt van een toevallige steekproef als toevallig be-schikbare elementen in de steekproef worden betrokken (bv. de eerste honderd personen die men tegenkomt aan de inkom van het zwembad).

Doorgaans zijn aselecte steekproeven representatiever dan selecte steekproeven. Dit betekent evenwel niet dat men steeds moet ver-mijden een selecte steekproef te trekken. De keuze van de steekproef zal immers mee afhankelijk zijn van de omstandigheden waarin men kan werken, alsook van de bedoeling die men heeft bij het verzame-len van gegevens. Bijvoorbeeld, een quotasteekproef kan zinvol zijn indien men bepaalde doelgroepen relatief gezien in grotere aantal-len wenst te bevragen (bv. omdat men minder zicht heeft op hun behoeften in vergelijking met anderen).

Voor meer informatie over het trekken van steekproeven zie: Baarda, D.B. & de Goede, M.P.M. (1995). Methoden en Technieken. Houten: Stenfert Kroese/Educatieve Partners Nederland.

Bevoorrechte getuigen bevragen Hoewel het trekken van een steekproef een goed beeld geeft van wat

er leeft bij een bepaalde groep, kan men ook beroep doen op be-voorrechte getuigen. Dit zijn mensen die, omwille van hun positie, vaak specifieke ervaring, kennis of inzichten hebben over (bepaalde aspecten van) het gemeentelijk sportbeleid. Bevoorrechte getuigen ko-men immers meestal met heel wat mensen, organisaties of bepaalde doelgroepen in contact of zijn beroepsmatig betrokken in het sportle-ven. Het bevragen van bevoorrechte getuigen is een efficiënte manier om subjectieve gegevens te verzamelen en is tevens vaak minder tijd- rovend dan het trekken van een steekproef. In vele gevallen kan deze informatie een gelijkaardig beeld opleveren in vergelijking met een steekproef omdat bevoorrechte getuigen vaak een goed beeld hebben van een bepaalde situatie. Het is dan wel belangrijk om een goede selectie van bevoorrechte getuigen te maken. Hiervoor bestaan echter geen formules, maar speelt het plaatselijke inzicht een belang-rijke rol. Aangezien de klankbordgroep reeds uit tal van bevoor-rechte getuigen bestaat, is het nuttig eerst hen te bevragen. Daarna kan men beslissen of het noodzakelijk is om nog andere bevoorrechte getuigen te bevragen die geen deel uitmaken van de klankbordgroep.

Page 108: Handboek Sportbeleidsplanning

56 Deel 3

Een combinatie van beide methoden is eveneens mogelijk. Men zou bijvoorbeeld de gegevens die men verzamelde bij bevoorrechte getuigen kunnen gebruiken om nadien gerichter vragen te gaan stel-len bij een steekproef. Anderzijds zou men ook gegevens verzameld via een steekproef nadien kunnen verfijnen door een bevraging van bevoorrechte getuigen.

Om gegevens te verzamelen, is het nuttig eerst de leden van de klankbordgroep te bevragen, daarna kan men beslissen of het noodzakelijk is om nog andere bevoorrechte getuigen te bevragen.

Enkele voorbeelden van wie allemaal als bevoorrechte getuige in aanmerking zou kunnen komen:

- afgevaardigden van allerlei doelgroepen en organisaties;

- een sportclubtrainer;

- een vertegenwoordiger van een provinciale afdeling van een sportfederatie;

- een docent sport of aanverwante vakken van een hogeschool of universiteit die in de gemeente woont;

- een lid van de gemeentelijke sportraad;

- een lid van provinciale sportraad;

- een medewerker van de gemeentelijke sportdienst;

- een medewerker van de provinciale sportdienst;

- een leerkracht lichamelijke opvoeding;

- de voormalige schepen van sport;

- een sporthalbeheerder;

- een sportclubbestuurder;

- een (top)sporter;

- ….

Page 109: Handboek Sportbeleidsplanning

57Deel 3

TIP

Vraag aan bevoorrechte getuigen of zij zelf nog suggesties hebben voor andere bevoorrechte getuigen.

Bevragingsmethoden

Bij het bevragen van een relatief kleine groep mensen of organisaties, kan men het best werken met interviews. Ook bevoorrechte getuigen kunnen het best geïnterviewd worden. Tenzij het gaat over een grote groep. Het interview is dan ook de aangewezen methode om infor-matie te verkrijgen over attitudes, opinies of kennis. Het is immers een zeer persoonlijke methode en de geïnterviewden zullen zich vaak uitge-breider uiten dan schriftelijk. Het interview kent echter ook een aantal nadelen. Bijvoorbeeld wanneer het gaat over het bevragen van het eigen gedrag van mensen, is de verkregen informatie niet altijd valide (zie later). Mensen zijn zich soms immers niet bewust van hun eigen gedrag. Dit pro-bleem kan ten dele worden voorkomen door zoveel mogelijk naar feiten en zo min mogelijk naar indrukken te vragen. Verder heeft ook de sociale

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 110: Handboek Sportbeleidsplanning

58 Deel 3

wenselijkheid een negatieve invloed op de validiteit van interview- gegevens. Dit betekent dat mensen soms antwoorden geven in de lijn van wat zij denken dat sociaal aanvaardbaar is te vernoemen. De interviewer speelt in dit hele proces een belangrijke rol. Niet alleen de soort vragen die worden gesteld, maar ook de manier waarop de vragen worden ge-formuleerd en de wijze waarop men inspeelt op wat de geïnterviewde zegt, kunnen een invloed hebben op de kwaliteit van de gegevens.

OPMERKING

In de praktijk spreekt men meestal van een interview als men iemand mondeling bevraagt. In de theorie (en in dit handboek) kan een inter-view zowel een mondelinge als een schriftelijke bevraging zijn.

Er bestaan verschillende soorten interviews1:

Gestructureerd of ongestructureerd interview Gestructureerd informatie verzamelen, wil zeggen dat men van

tevoren precies weet welke informatie men wil hebben en welke antwoorden men kan verwachten. Bij ongestructureerde informatie-verzameling liggen de onderwerpen niet exact vast en zijn ook de antwoorden niet altijd voorspelbaar.

Concreet komt het verschil tussen beide vormen erop neer dat men bij een gestructureerd interview meestal werkt met ‘gesloten’ vragen (zoals meerkeuzevragen) en dat de volgorde van de vragen van tevo-ren reeds werd bepaald. In een ongestructureerd interview wordt er overwegend gebruik gemaakt van een open vraagstelling (dus zon-der vooraf bepaalde antwoordmogelijkheden). Dit soort interview, dat meestal mondeling gebeurt, lijkt vaak op een gewoon gesprek aangezien de volgorde van de vragen vaak niet van tevoren vastligt. De volgorde wordt veeleer bepaald door de wijze waarop er geant-woord wordt. De interviewer zal dan in functie van de antwoorden de volgorde aanpassen en desnoods bijkomende vragen stellen. In-dien men dus weinig informatie heeft over het onderzoeksveld, is het aangeraden om eerst op een ongestructureerde wijze gegevens te gaan verzamelen. Indien men reeds meer kennis heeft over het on-derzoeksveld, kan men beginnen met een gestructureerde informatie-verzameling. Ongestructureerde interviews duren doorgaans langer omdat men af en toe verder zal doorvragen over bepaalde thema’s.

1 Op basis van Baarda, D.B. & de Goede, M.P.M. (1995). Methoden en Technieken. Houten: Stenfert Kroese/

Educatieve Partners Nederland.

Page 111: Handboek Sportbeleidsplanning

59Deel 3

Er bestaat daarnaast ook nog een tussenvorm, met name het ‘half-gestructureerde’ interview. Hierbij maakt men gebruik van beide soort vragen (open en gesloten), alsook van ‘halfopen’ vragen (een combinatie van meerkeuze- en open vraagstelling). Afhankelijk van de soort gegevens die men wil verzamelen tijdens het interview, zal men dan de soort vraagstelling kiezen.

Mondeling of schriftelijk interview Een ongestructureerd interview is vrijwel altijd mondeling. Bij een

gestructureerd interview moet men de keuze maken tussen monde-ling en schriftelijk. De voordelen van beide soorten interviews wor-den hieronder kort weergegeven. De voordelen van de ene manier zijn dan ook meteen de nadelen van de andere.

TABEl2 Voordelenvaneenmondelingenschriftelijkinterview

Mondeling Schriftelijk

- Minder voorbereiding - Goedkoop

- Geschikt voor open en ingewik-kelde vragen

- Veel mensen bereiken

- Emotionele opvang - Makkelijk te organiseren

- Veel vragen - Anoniem

- Goede controle op invulling- Minder gevoelig voor sociale

wenselijkheid

- Weinig onvolledig beantwoorde

Page 112: Handboek Sportbeleidsplanning

60 Deel 3

Bijzondere vormen van interviews Er is een aantal bijzondere interviewvormen. Deze hebben telkens

ook specifieke voor- en nadelen. De voordelen van de ene manier zijn ook vaak de nadelen van de andere.

TABEl3 Voordelenvanbijzonderevormenvaninterviews

Voordelen

Ongestructureerdgroepsgesprek

Meer mensen

Groep lokt discussies uit

Groepsgewijzeafnamevragenlijst

Meer respons

Betere controle

Telefonischinterviewen

Minder tijd

Makkelijker

Invloed sociale wenselijkheid minder groot

Snelle verwerking mogelijk

Page 113: Handboek Sportbeleidsplanning

61Deel 3

Open en gesloten vragen Bij gesloten vragen worden de antwoordmogelijkheden bij de vraag

gegeven. We spreken dan van geprecodeerde antwoorden. Bij een open vraag zijn de antwoordmogelijkheden niet gegeven. Hier kan men antwoorden wat men wil. De keuze tussen open en gesloten vragen is vergelijkbaar met die tussen het gestructureerd en onge-structureerd verzamelen van data, zoals hierboven reeds beschreven. Open vragen gebruikt men explorerend, als men nog weinig over een onderwerp weet. Bij een afgebakend onderwerp, of wanneer men veel voorkennis heeft, kan men in de meeste gevallen beter gesloten vragen gebruiken.

TABEl4 Belangrijksteeigenschappenvanopenengeslotenvragen

Openvragen Geslotenvragen

Explorerend Inventariserend

Weinig voorkennis nodig Veel voorkennis nodig

Geïnterviewde kan vrij antwoorden Beperkt antwoordkader

Genuanceerde antwoorden Eenvoudige antwoorden

Toeval speelt een belangrijke rol1 Toeval speelt een minder belangrijke rol

Vraagt veel verwerkingstijd Vraagt weinig verwerkingstijd

Interviewer belangrijk Interviewer minder belangrijk

Zeer informatief Minder informatief

Minder betrouwbaar2 Betrouwbaarheid beter dan bij open

1 Bij open vragen ontstaat het gevaar dat het antwoord sterk door toevallige ele-

menten wordt bepaald. Iemand kan net slecht geholpen zijn aan de receptie van

de sporthal en in de open vraag zijn ervaringen vertellen. Had men een aardige

receptionist aangetroffen, dan was er mogelijk een heel ander antwoord geko-

men. Bij gesloten vragen is dat gevaar ook wel aanwezig, maar niet zo sterk als

bij open vragen, omdat men minder ruimte krijgt om zich te uiten.

2 Open vragen zijn doorgaans minder betrouwbaar dan gesloten vragen doordat

onder andere een open vraag meer afhangt van het toeval en van de interviewer.

Voor het stellen van de vragen en het opschrijven van de antwoorden is meer

kwaliteit van de interviewer vereist dan bij gesloten vragen.

Page 114: Handboek Sportbeleidsplanning

62 Deel 3

TIPS

- De doelgroep moet goed bereikbaar zijn tijdens de bevraging. Doe het op het juiste moment wanneer het best voor hen past. Bijvoorbeeld bij sporters na de trainingen…

- Als men iemand individueel wil interviewen, zorg dan dat er nie-mand anders meeluistert. Zorg ook dat het interview kan doorgaan in een rustige omgeving (bv. kleedkamer, vergaderlokaal…).

- Zorg bij mondelinge interviews dat de antwoorden vlot kunnen genoteerd worden. Ofwel werkt men met codes (bij gesloten vragen) ofwel met een geluidsopname (open vragen). Let er bij geluidsopname dan wel op dat de recorder goed werkt!

Wie stelt de vragenlijst op?

De vragenlijsten worden best voorbereid door de sportgekwalificeerde ambtenaar die ze, alvorens te starten met de bevragingen, voorlegt aan de stuurgroep.

Best wordt deze vragenlijst ook voorgelegd aan de klankbordgroep. Haar leden vormen immers de representatieve vertegenwoordiging van de verschillende belanghebbenden die men zou kunnen bevragen. Af-hankelijk van de doelgroep die men wil bevragen, zal men de vragenlijst moeten voorleggen aan de leden van de klankbordgroep die behoren tot de desbetreffende doelgroep. Men moet er wel rekening mee houden dat bij een rechtstreekse bevraging van leden van de klankbordgroep, de vragenlijst niet vooraf kan afgetoetst worden bij deze leden omdat men ongewenste effecten moet uitsluiten, zoals een mogelijk leereffect.

Hoe stelt men een goede vragenlijst op?

Te mijden effecten De effecten die zich voordoen bij het stellen van vragen, zijn talrijk.

Hieronder wordt een opsomming weergegeven van de meest voor-komende te mijden effecten.

- Uitstralingseffect: opeenvolgende vragen kunnen elkaar beïn-vloeden. Het effect schijnt des te groter te zijn naarmate de on-dervraagde zich in een bepaalde vraag emotioneel engageert.

Page 115: Handboek Sportbeleidsplanning

63Deel 3

- Consistentie-effect: zich gebonden voelen ten opzichte van de vorige vraag. Men heeft op een bepaalde vraag iets geantwoord waardoor men zich bij de volgende vraag verplicht voelt in de-zelfde richting te antwoorden.

- Leereffect: men gaat dingen leren uit de vorige vraag, dit gaat men dan gebruiken in de volgende vraag.

- Motivatie-effect: door lange vragenlijsten kan de motivatie van de geïnterviewde afnemen.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 116: Handboek Sportbeleidsplanning

64 Deel 3

Functionele vragen Met het oog op de vorige problemen en effecten kan men een reeks

zogenaamde functionele vragen in de vragenlijst opnemen, waarvan het antwoord inhoudelijk verder weinig of geen belang heeft, maar die wel een faciliterende rol kunnen vervullen.

- Contact- of inleidingsvragen (zogenaamde ‘ijsbrekers’): om het begin van het interview te vergemakkelijken.

- Overgangs- of voorbereidingsvragen: om het veranderen van onderwerp te verlichten. Zo zou men bijvoorbeeld de vraag kunnen laten voorafgaan door: “Nu iets anders…”, “Om nog eens terug te komen op…”, “Inhakend op uw vorige opmerking…”, enzovoort.

- Controlevragen: om eventuele tegensprekende antwoorden op te sporen en op die manier de consistentie van de antwoorden na te gaan.

Tabel 5 geeft een overzicht van wie men op welke manier het beste bevraagt en waar men deze het beste kan bereiken. Telkens wordt ver-wezen naar vragenlijsten die in de bijlage zijn toegevoegd.

Hoe neemt men een goed mondeling interview af?

Gesprekstactiek Een aantal tactische principes kan helpen om een beter interview af

te nemen. Het gaat dan ondermeer over:

- het scheppen van vertrouwen en openheid;

- het niet bang zijn van stilten tijdens het gesprek;

- het niet in de rede vallen;

- het niet doorvragen op pijnlijke punten;

- het doorvragen op punten die belangrijk worden geacht door de respondent.

Page 117: Handboek Sportbeleidsplanning

65Deel 3

Soorten vragen Naast de reeds hoger vermelde soort vragen, zijn er nog diverse an-

dere types van vragen die men kan stellen tijdens een mondeling interview:

- indirecte vragen door middel van:- kleine stapjes, bijvoorbeeld deelaspecten;- depersonaliserende vragen, bijvoorbeeld via ‘anderen’ ge-

hoord;- projectieve vragen bijvoorbeeld door het tonen van foto’s, te-

keningen…;

- directe vragen door middel van:- eufemiserende vragen, bijvoorbeeld “voelt u zich onheus be-

handeld?”;- prikkelende/suggestieve vragen, bijvoorbeeld “ik kan mij niet

voorstellen dat er niet geklaagd wordt over…”;- bagatelliserende vragen, bijvoorbeeld “er is overal wel wat

verkeerd, wat bij jou?”;- onverwachte/creatieve vragen, bijvoorbeeld “als jij het mocht

doen, hoe dan wel?”

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 118: Handboek Sportbeleidsplanning

66 Deel 3

TIPS

- Vertaal het thema van de bevraging zo concreet mogelijk naar de leefwereld van de doelgroep.

- Omschrijf moeilijke begrippen.

- Vermijd:- globale vragen, bijvoorbeeld “wat vindt u van de sport-

dienst?”- abstracte vragen, bijvoorbeeld “hoe ziet het ideaalbeeld van

een sporthal eruit?”- onmogelijke vragen, bijvoorbeeld “hoe kan men u helpen

vanuit de overheid?”- dubbele vragen, bijvoorbeeld “wat vindt u van dit sport-

kamp en hebt u al vaak deelgenomen?”- lange vragen - dubbel ontkennende vragen, bijvoorbeeld “vindt u ook niet

dat de club dit niet had mogen doen?”- vragen met een ‘lus’, bijvoorbeeld “wat heeft men dan in de

sporthal tegen de spelers gezegd dat zij tegen het bestuur hadden moeten zeggen?”

- zelfingevulde vragen, bijvoorbeeld “wat vindt u dan zo goed aan dit zwembad? De openingsuren?”

- overdrachtelijke vragen, bijvoorbeeld “en na deze vergade-ring dan denk je ‘had ik nu maar beter …’ of niet?”

- Wees zo concreet en eenvoudig mogelijk.

- Gebruik geen emotioneel geladen woorden.

- Probeer sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen.

- Groepeer vragen op onderwerp of type.

- Zorg voor een degelijke lay-out van de schriftelijke vragenlijst.

- Vermijd lange vragenlijsten.

Page 119: Handboek Sportbeleidsplanning

67Deel 3

Zijn de gegevens betrouwbaar en valide?1

Men moet er zich van bewust zijn dat gegevens die men bekomt door het afnemen van vragenlijsten mee afhankelijk kunnen zijn van het toe-val. Hoe minder dit het geval is, des te betrouwbaarder de gegevens zijn. Een aantal zaken kan de betrouwbaarheid nadelig beïnvloeden. Dat is onder andere de omgeving waarin een interview wordt afgeno-men of ingevuld. Het kan bijvoorbeeld heel rumoerig zijn, waardoor iemand geïrriteerd raakt en zich niet goed kan concentreren. Men zou de lijst mogelijk anders hebben ingevuld wanneer men ontspannen en geconcentreerd was. De geïnterviewde kan zich de ene dag ook beter dan de andere voelen. Daarnaast kan de interviewer zelf een toevallige factor vormen. Niet alle interviewers roepen immers dezelfde reacties bij geïnterviewden op. Ook de soort vraagstelling kan eveneens toeval-lige reacties uitlokken (bijvoorbeeld door de woordkeuze, de volgorde van vragen, de voorgestelde antwoordmogelijkheden…).

De betrouwbaarheid kan onder andere getest worden door na enige tijd de afname van de vragenlijsten te herhalen. Zo kan men nagaan in hoeverre de resultaten van de eerste afname overeenstemmen met de tweede afname. Er bestaan nog tal van testen om de betrouwbaarheid na te gaan, zoals bijvoorbeeld de itemanalyse en de split-half-methode, maar deze zijn hier echter minder van toepassing.

Als men betrouwbare gegevens heeft, wil dit nog niet zeggen dat deze valide zijn. Validiteit heeft betrekking op het inhoudelijke aspect van de meting. Dit wil zeggen dat men datgene gemeten moet hebben wat men beoogde te meten. In een eenvoudig voorbeeld zou men kunnen stellen dat men geen personen mag wegen om de lichaams-lengte te bepalen. In dit voorbeeld wordt een verkeerde meting (het lichaamsgewicht) gebruikt om het beoogde resultaat (de lichaams-lengte) te bereiken.

Betrouwbaarheid is de mate waarin een meting onafhankelijk is van toeval. Validiteit is de mate waarin gemeten wordt wat men beoogde te meten.

1 Op basis van: Baarda, D.B. & de Goede, M.P.M. (1995). Methoden en Technieken. Houten: Stenfert Kroese/

Educatieve Partners Nederland. p 163-166.

Page 120: Handboek Sportbeleidsplanning

68 Deel 3

TABEl5 Overzichtvanwiemenopwelkemanierbestbevraagtenwaarmen

dezehetbestbereikt

Wiebevragen? hoebevragen? Waarbereiken? Watbevragen?

Deelnemersvandiverseacti-viteiten georganiseerd doordegemeentelijkesportdienst

- Mondeling (of schriftelijk) bevragen- Gestructureerd- Open en/of gesloten vragen

Locatie waar de gemeentelijke sportactiviteit plaatsvindt. Bv. na sportkampen, sportlessen, cursussen…

Zie”Info”, p. 49: vragenlijst ‘evaluatie bij volwassen deelnemers’

Niet-georganiseerdesporters - Mondeling (of schriftelijk) bevragen- Gestructureerd- Open en/of gesloten vragen

Zwembaden, sporthallen, openluchtcentra, re-creatiedomeinen, parken (joggers)

Zie ”Info”, p. 67: vragenlijst ‘niet-georganiseerde sporters’

‘Potentiële’ofniet-sporters - Mondeling (of schriftelijk) bevragen- Gestructureerd- Open en/of gesloten vragen

Diverse openbare plaatsen: winkelcentra, groot-warenhuizen, bibliotheken, bioscopen, parken, toeschouwers sportwedstrijden, treinstation…

Zie ”Info”, p. 73: vragenlijst ‘potentiële sporters’

Vertegenwoordigers van degeorganiseerdesport

- Schriftelijk bevragen (ofwel telefonisch interviewen) - Gestructureerd- Open en/of gesloten vragen

Vragenlijst opsturen naar de sportclubs Zie ”Info”, p. 63: vragenlijst ‘sportclubs’

Vertegenwoordigers van di-versedoelgroepen

- Schriftelijk of mondeling bevragen (gestructureerd of ongestructureerd)- Ofwel groepsgewijze afname van vragenlijst- Ofwel ongestructureerd groepsgesprek- Open en/of gesloten vragen

Afhankelijk van de specifieke doelgroep (zie verder)

Algemeen formaat van de hierboven vermelde vragenlijsten aanpassen aan de specifieke situ-atie van elke afzonderlijke doelgroep

- Senioren idem Specifieke organisaties en clubs, animatoren rusthuizen…

- Allochtone jongeren idem Specifieke (jeugd)organisaties of clubs, jeugd-werkingen, jeugdhuizen, scholen, integratie-dienst…

- Personen met een handicap idem Specifieke organisaties, clubs of scholen, instellingen, provincie…

- Buurtbewoners idem Buurthuizen, buurtwerkingen…

- Studenten idem Specifieke organisaties, hogescholen, universiteiten…

- Kansarmen idem OCMW, welzijnsdienst, specifieke organisaties…

- Jongeren idem Scholen, jeugdwerkingen, jeugdhuizen, jeugd-dienst

Page 121: Handboek Sportbeleidsplanning

69Deel 3

TABEl5 Overzichtvanwiemenopwelkemanierbestbevraagtenwaarmen

dezehetbestbereikt

Wiebevragen? hoebevragen? Waarbereiken? Watbevragen?

Deelnemersvandiverseacti-viteiten georganiseerd doordegemeentelijkesportdienst

- Mondeling (of schriftelijk) bevragen- Gestructureerd- Open en/of gesloten vragen

Locatie waar de gemeentelijke sportactiviteit plaatsvindt. Bv. na sportkampen, sportlessen, cursussen…

Zie”Info”, p. 49: vragenlijst ‘evaluatie bij volwassen deelnemers’

Niet-georganiseerdesporters - Mondeling (of schriftelijk) bevragen- Gestructureerd- Open en/of gesloten vragen

Zwembaden, sporthallen, openluchtcentra, re-creatiedomeinen, parken (joggers)

Zie ”Info”, p. 67: vragenlijst ‘niet-georganiseerde sporters’

‘Potentiële’ofniet-sporters - Mondeling (of schriftelijk) bevragen- Gestructureerd- Open en/of gesloten vragen

Diverse openbare plaatsen: winkelcentra, groot-warenhuizen, bibliotheken, bioscopen, parken, toeschouwers sportwedstrijden, treinstation…

Zie ”Info”, p. 73: vragenlijst ‘potentiële sporters’

Vertegenwoordigers van degeorganiseerdesport

- Schriftelijk bevragen (ofwel telefonisch interviewen) - Gestructureerd- Open en/of gesloten vragen

Vragenlijst opsturen naar de sportclubs Zie ”Info”, p. 63: vragenlijst ‘sportclubs’

Vertegenwoordigers van di-versedoelgroepen

- Schriftelijk of mondeling bevragen (gestructureerd of ongestructureerd)- Ofwel groepsgewijze afname van vragenlijst- Ofwel ongestructureerd groepsgesprek- Open en/of gesloten vragen

Afhankelijk van de specifieke doelgroep (zie verder)

Algemeen formaat van de hierboven vermelde vragenlijsten aanpassen aan de specifieke situ-atie van elke afzonderlijke doelgroep

- Senioren idem Specifieke organisaties en clubs, animatoren rusthuizen…

- Allochtone jongeren idem Specifieke (jeugd)organisaties of clubs, jeugd-werkingen, jeugdhuizen, scholen, integratie-dienst…

- Personen met een handicap idem Specifieke organisaties, clubs of scholen, instellingen, provincie…

- Buurtbewoners idem Buurthuizen, buurtwerkingen…

- Studenten idem Specifieke organisaties, hogescholen, universiteiten…

- Kansarmen idem OCMW, welzijnsdienst, specifieke organisaties…

- Jongeren idem Scholen, jeugdwerkingen, jeugdhuizen, jeugd-dienst

Page 122: Handboek Sportbeleidsplanning

70 Deel 3

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 123: Handboek Sportbeleidsplanning

71Deel 3

Welk instrument is het meest geschikt voor bevragingen?

Afhankelijk van de beoogde doelgroep en van de doelstellingen van de bevraging is het heel belangrijk de juiste methode te kiezen. Verschil-lende elementen moet men afwegen bij die keuze:

Hoeveel tijd is er nodig en beschikbaar, ook voor de verwerking?

Is een gesprek belangrijk of volstaan eenzijdige uitspraken?

Hoe groot is de te bevragen groep?

Is het belangrijk dat de bevraging representatief is?

Vervolgens is het belangrijk een gepaste methode te zoeken. Zoals hier-boven reeds weergegeven, heeft elke methode zijn voor- en nadelen. Tracht die vooraf goed in te schatten. Vaak komt het neer op een vari-ant van één van de onderstaande methoden:

een vragenlijst of enquête;

een individueel gesprek;

een groepsgesprek;

een telefonische bevraging.

Verwerken van de gegevens uit bevragingen

De resultaten uit de vragenlijsten dienen op een gestructureerde wijze weergegeven te worden.

Men kan best de meeste vragen tenminste verwerken in frequentie- tabellen.

- Dit is een overzicht van hoe vaak iets voorkomt.

- Hierin vermeldt men naast het aantal antwoorden ook best het percentage.

- In plaats van een tabel kan men ook een grafiek weergeven. Men dient er wel op te letten dat ze duidelijk zijn, zonder dat de lezer in feite de tekst daarboven en/of eronder moet lezen.

Page 124: Handboek Sportbeleidsplanning

72 Deel 3

- Uit deze tabellen kan men in vele gevallen reeds heel wat zaken afleiden (vooral of iets weinig of veel voorkomt).

Vervolgens geeft men een samenvatting weer van de belangrijkste resultaten.

3.1.4.3Trendsvantoepassingopdegemeente

Maatschappelijke trends

Sport is een onderdeel van de samenleving. Ontwikkelingen in de samenleving hebben vaak ook een grote invloed op de wijze waarop de mensen sport kunnen of willen beoefenen. Een overzicht geven van de belangrijkste maatschappelijke trends is relevant omdat hierdoor de context en de mogelijkheden worden aangegeven waarmee een sport-beleid rekening zal moeten houden.

Als hulpmiddel wordt vaak het STEP-model gebruikt. Het is een manier om trends te situeren en biedt dan ook een hulpmiddel om als sport-dienst een selectie te maken van trends die op het lokaal sportbeleid invloed kunnen hebben. ‘STEP’ staat voor: Sociologische, Technologi-sche, Economische en Politieke trends. In de literatuur wordt soms ook nog apart verwezen naar Demografische en Ecologische trends. Men spreekt dan over het DESTEP-model. Deze trends kunnen evenwel ook opgenomen worden in een ruimer STEP-model.

Binnen elk onderdeel van STEP kan dus een aantal specifieke ontwik-kelingen worden beschreven. In de afgelopen jaren werden in Vlaande-ren reeds heel wat teksten geproduceerd die allerlei maatschappelijke ontwikkelingen van toepassing op de sport hebben trachten weer te geven. Naast wetenschappelijke publicaties en boeken is het gebrui-kelijk geworden dat er ook in tal van beleidsnota’s op diverse niveaus (landelijk, provinciaal) naar wordt verwezen. In de referentielijst van dit handboek worden meerdere van deze werken vermeld.

Een volledig overzicht geven van alle trends is haast onmogelijk omwil-le van de veelzijdigheid van deze ontwikkelingen. Bovendien gaat het vaak niet enkel om brede maatschappelijke ontwikkelingen, maar ook om specifieke trends binnen de vrije tijd (en dus ook binnen de sport) en zelfs om evoluties binnen het beleid. Hieronder worden ter illustra-tie meerdere van deze ontwikkelingen opgesomd. Deze opsomming is dus zeker niet volledig. Het geeft enkel aan dat bij het bepalen van een sportbeleid er heel wat algemene trends benoemd kunnen worden waarmee men rekening zou kunnen houden.

Page 125: Handboek Sportbeleidsplanning

73Deel 3

ontgroening (minder jongeren)

vergrijzing (meer ouderen)

gezinsverdunning (kleinere gezinnen, meer alleenstaanden)

verkleuring (meer etnische en culturele verscheidenheid)

individualisering (groeiende autonomie van het individu)

dalende fysieke fitheid (overgewicht, bewegingsarmoede)

ecologisch bewustzijn (aandacht voor duurzaamheid)

stijging van de welvaart

dualisering van de maatschappij (armen – rijken; werkenden – werk-lozen)

wellness (groeiend belang van lichaamscultus)

mondialisering (internationalisering, globalisering)

commercialisering

wijzigend vrijetijdsgedrag (flexibilisering arbeidstijd, diversificatie en toename vrijetijdsaanbod)

mediatisering (groeiend belang van de media)

digitalisering (groeiend belang van de computertechnologie)

professionalisering

kwaliteitsbewaking

rationalisering

concentratie

schaalvergroting

Page 126: Handboek Sportbeleidsplanning

74 Deel 3

TIP

De invloed van de trends is specifiek per gemeente en moet door elke gemeente afzonderlijk onderzocht worden.

Daarnaast wordt vaak ook nog verwezen naar de ‘versporting van de samenleving’ (het groeiende belang van sport in diverse maatschap-pelijke sectoren: toerisme, welzijn, jeugd, onderwijs…). In de literatuur worden dan ook heel wat maatschappelijke functies en betekenissen van sport beschreven (gezondheidsbevordering, democratisering, inte-gratie, socialisatie, identiteitsvorming, identificatie, politiek en econo-misch belang…).

Ook worden er heel wat ontwikkelingen binnen de sport zelf beschre-ven. Eén van de meest vermelde is ongetwijfeld de ‘ontsporting van de sport’ (minder éénduidig karakter door toename van verschijningsvor-men van sport, met ondermeer het ontstaan van nieuwe ‘alternatieve’ bewegingsvormen en een groeiende dualiteit tussen topsport en sport voor allen).

Dit alles geeft meteen aan dat deze ontwikkelingen zich in uiteenlo-pende richtingen manifesteren (van de samenleving naar de sport en andersom). Heel wat ontwikkelingen die binnen de sport worden be-schreven, zijn dan in feite ook op te vatten als sportspecifieke gevolgen van algemene trends.

Het zoeken naar tendensen die zich voordoen in de eigen gemeente is eigenlijk een constant aandachtspunt.

Relevantie van trends

Een inzicht hebben in deze trends is zeker relevant te noemen. Het zal immers, samen met een inventaris en een situatieschets van de sport in de eigen gemeente, er toe kunnen bijdragen om op een gefundeerde wijze na te denken over de richting die men kan uitgaan met het ge-meentelijke sportbeleid. Het biedt mogelijkheden om toekomstgericht na te denken over alternatieve scenario’s die uitgetekend kunnen wor-den om op een gepaste wijze in te spelen op bepaalde specifieke evo-luties die relevant kunnen zijn met betrekking tot het sportgebeuren in de eigen gemeente.

Page 127: Handboek Sportbeleidsplanning

75Deel 3

Het is voor gemeenten vooral belangrijk om telkens te proberen achterhalen in welke mate een bepaalde trend ook zal voorkomen in de eigen gemeente. Hoewel het vaak om algemene maatschappelijke trends gaat, kan een aantal factoren mee bepalend zijn voor de mate waarin een bepaalde trend in een gemeente zich zal laten gevoelen. Zo zal ondermeer de grootte en de verstedelijkingsgraad van de ge-meente hierin wellicht bepalend zijn. In het geval een bepaalde trend van toepassing is in een gemeente, zal dan moeten gekeken worden wat de concrete gevolgen hiervan kunnen zijn en in welke mate deze een invloed kan hebben op het te voeren sportbeleid.

Een aantal algemene vragen kan dan wellicht vaak terugkomen. Het betreft hier ondermeer de volgende vragen.

In welke mate zijn (de gevolgen van) deze trends duidelijk aan-wezig in de gemeente?

Hierbij kunnen bijvoorbeeld in het geval van sociologische (demo-grafische) trends een aantal specifieke evoluties in het bevolkings-register worden bekeken om dit te bepalen. Men kan ook een ver-gelijking maken met gelijkaardige gemeenten, bijvoorbeeld over de laatste tien jaar.

In welke mate houdt het bestaande aanbod rekening met deze trends?

Hierbij kan het ondermeer gaan over de toegankelijkheid van speci-fieke doelgroepen.

Welke noden/behoeften zijn er met betrekking tot deze trends bij de bevolking?

Gerichte bevragingen bij bepaalde doelgroepen kunnen hier dan meer inzicht in geven.

De wijze waarop bepaalde gegevens kunnen worden verzameld, werd eerder in deze fase in detail toegelicht. Bovendien biedt inzicht in de meest relevante trends ook de mogelijkheid om op een meer gerichte wijze vragen te stellen bij de gegevensverzameling (bijvoorbeeld bij het bevragen van bepaalde doelgroepen).

De antwoorden op deze (en andere) vragen zullen vervolgens onder-meer aanleiding kunnen geven tot het herbekijken van het sportaan-bod. Dit betreft niet alleen de aard van de activiteiten, maar ook het moment waarop de activiteiten plaatsvinden, de context waarbinnen de activiteiten plaatsvinden en de manier waarop promotie wordt ge-maakt.

Page 128: Handboek Sportbeleidsplanning

76 Deel 3

Het lokale sportbeleid dient zoveel mogelijk in te spelen op de verschil-lende trends, maar zal wellicht niet met alle trends rekening kunnen houden. Er zullen immers prioriteiten gesteld moeten worden. Boven-dien zal men ondermeer ook rekening moeten houden met het be-stuursakkoord.

OPMERKING

Verschillende websites en literatuur geven uitgebreide en interes-sante informatie over de verschillende maatschappelijke trends. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de algemene informatie, waar vaak meerdere trends in terug te vinden zijn, en de referenties per doelgroep. Deze algemene en specifieke referenties worden duidelijk weergegeven in de referentielijst.

Trends binnen het sportbeleid

Zoals reeds hoger aangegeven, kunnen ontwikkelingen op diverse niveaus worden bekeken. Naast algemeen maatschappelijke trends die van invloed zijn op de sport en specifieke ontwikkelingen binnen de sport, kunnen ook evoluties worden beschreven die zich gedurende de laatste jaren hebben voorgedaan op beleidsmatig vlak. Ook dergelijke

Foto

: Eve

rgem

Page 129: Handboek Sportbeleidsplanning

77Deel 3

ontwikkelingen zijn relevant voor het bepalen van de richting waarmee men met het beleid naartoe zal willen.

Een aantal specifieke ontwikkelingen van de laatste jaren rond het voe-ren van een (gemeentelijk) overheidsbeleid met betrekking tot sport, wordt hieronder opgesomd.

Een groeiende aandacht voor participatie van doelgroepen (personen met een handicap, vrouwen, etnische minderheden, seni-oren…).

Het gebruik van sport als middel tot sociale vernieuwing (be-lang van de maatschappelijke functie van sport).

Een toename van de indirecte sturing in het (gemeentelijke) sportbeleid door het meer overdragen van uitvoerende taken naar het particuliere initiatief (lokale sportorganisaties en sportverenigin-gen, zogenaamde regisserende bestuursrol of regiefunctie).

Van sectorale naar integrale sportbeleidsontwikkeling waar-bij sportbeleid ontwikkeld wordt in relatie tot de beleidsterreinen welzijn, onderwijs, stadsvernieuwing... Het sportbeleid krijgt hier-mee een sectoroverschrijdend karakter.

Van centrale beleidsvoering naar wijk- of buurtgerichte aan-pak (territoriale aanpak) om beter te kunnen inspelen op de bur-gers en op de specifieke problemen die zich in de buurten voordoen (specifiek voor die buurt).

Van aanbodgerichte naar markt-/vraaggerichte strategie om de discrepantie te kunnen verminderen tussen de aangeboden voor-zieningen en de vraag ernaar (ondermeer het uitvoeren van behoef-testudies bij (delen van) de bevolking).

Veranderingen in het subsidiebeleid met specifieke kwali-teitscriteria en resultaatsverbintenis, alsook diversificatie van gebruikstarieven voor accommodaties en deelnamegelden. Een prin-cipe daarbij is dat ‘de gebruiker betaalt’, maar in functie van zijn eigen mogelijkheden.

Een toenemende aandacht voor effectiviteit en een evolu-tie van het formuleren van vage naar concrete en meetbare doelen om resultaten beter zichtbaar te kunnen maken en zo een

Page 130: Handboek Sportbeleidsplanning

78 Deel 3

breder politiek draagvlak te verkrijgen. Hierbij wordt dus meer be-lang gehecht aan beleidsevaluatie en resultaatmetingen.

Een verandering van de werkbenadering van ambtenaren waarbij zakelijker en bedrijfsmatiger moet gewerkt worden. Dit houdt in dat er voor het sportbeleid strategische plannen worden ontwikkeld. Het ontwikkelen van deze strategische plannen dwingt de beleidsmakers dus ook om een concrete beleidsvisie te ontwik-kelen.

Het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van bur-gers voor het ontwikkelen van sportactiviteiten en het stimuleren van nieuwe groepsvorming binnen sport (sport op buurt- en wijk-niveau). Hierbij wordt dan gewerkt aan een attitudeverandering die wordt bewerkstelligd via een procesmatige aanpak met de volgende aspecten:

- sportieve educatie (verbeteren aansluiting tussen bewegingson-derwijs op school en het buitenschoolse sportaanbod);

- sportieve ruimteontwikkeling (bieden van ruimtelijke mogelijkhe-den om sport op wijkniveau te kunnen beoefenen);

- sportieve buurtontwikkeling (stimuleren en ondersteunen van be-wonersinitiatieven op sportgebied);

- sportieve ondersteuning (gerichte ondersteuning van de georga-niseerde sport zodat men beter kan inspelen op demografische en culturele veranderingen).

Het stimuleren van publiekprivate samenwerking (PPS), on-dermeer in het realiseren en beheren van sportinfrastructurele voor-zieningen. Het uitgangspunt is het realiseren van een meerwaarde op basis van een heldere taak- en risicoverdeling, waarbij iedere partner de eigen identiteit en verantwoordelijkheid blijft behouden.

De duurzaamheid van beleid.

Het belang van netwerken binnen en buiten sport die beleids-voering kunnen voeden.

Een interactieve beleidsvoering in samenwerking met partners uit het lokale sportbeleid.

Page 131: Handboek Sportbeleidsplanning

79Deel 3

3.2Praktischwerkinstrument

3.2.1Leidraadvoorhetopstellenvaneeninventaris

Onderstaande leidraad is een hulpmiddel, een inspiratiebron voor het op-stellen van een inventaris van de huidige structuren van de gemeente met betrekking tot sport en een inventaris van de externe sportactoren die een rol spelen in het gemeentelijk sportbeleid (zie hoger, deel 3, p. 51 ). Dit zijn echter mogelijkheden om in de inventaris op te nemen. Men dient voor de eigen gemeente uit te maken wat relevant is en wat niet (zie hoger, deel 3, p. 50).

TIP

Kijk kritisch naar de resultaten van de inventaris. Plan, indien nodig, een grondige evaluatie van de bekomen gegevens en pas deze gegevens eventueel aan.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 132: Handboek Sportbeleidsplanning

80 Deel 3

3.2.1.1Inventarisvandehuidigestructuren

Een globale identificatie van de gemeente

Gemeentebestuur

- Coördinaten gemeentebestuur

- Samenstelling college van burgemeester en schepenen

- Naam burgemeester en schepen van sport

- Samenstelling gemeenteraad

- Naam en gegevens van de coördinator van het sportbeleidsplan

Demografie van de gemeente

- Aantal inwoners, plaats van de gemeente qua bevolkingsgrootte in de provincie en bevolkingsdichtheid (oppervlakte: aantal inwoners)

- Bevolkingsevolutie

- Bevolkingssamenstelling (leeftijd, geslacht, nationaliteit)

Gemeentelijke sportdienst

Plaats van de sportdienst in het organogram van de gemeente- structuur

Coördinaten, openingsuren en taken van de gemeentelijke sport-dienst

Aantal en functie van de personeelsleden van de sportdienst

Coördinaten en werking van de stuurgroep sportbeleidsplan

Gemeentelijke ondersteuning voor de sportverenigingen en de andersgeorganiseerde sport

- Financiële ondersteuning- Overzicht van de financiële ondersteuning voor sport (Wie krijgt wat en hoeveel?)

Page 133: Handboek Sportbeleidsplanning

81Deel 3

- Welke budgetten zijn daarvoor beschikbaar? Hoe evolueert dit budget?- Welke subsidiereglementen zijn van toepassing? - Hoe en wanneer worden de subsidies uitbetaald?

- Materiële ondersteuning- Overzicht van de materiële ondersteuning voor sport (wie krijgt wat en hoeveel?)- Wat is hiervoor beschikbaar en hoe evolueert deze ondersteu-

ning?- Welke reglementen zijn hier van toepassing?

- Welke andere vormen van gemeentelijke ondersteuning zijn er?

Overzicht van andere gemeentelijke diensten waarop de sportdienst beroep doet voor zijn werking (bv. personeelsdienst voor vorming, verloning, aanwerving…)

Overzicht van andere gemeentelijke diensten die sport gebruiken in hun gemeentelijke werking (OCMW, jeugddienst, seniorendienst…) en de wijze waarop afstemming op het sportaanbod gebeurt.

Andere beheersvormen (AGB, vzw…)

Samenstelling

Taken

Verantwoordelijkheden

Sportaanbod van de sportdienst

Beknopt overzicht van het sportaanbod georganiseerd door de ge-meentelijke sportdienst (bv. sportkampen, buurtsport, cursussen, schoolsport, evenementen, specifieke sportprojecten…).

Communicatie en informatieverstrekking met betrekking tot sport

Waar vinden de inwoners van de gemeente informatie?

Welke soort informatie is er beschikbaar?

Page 134: Handboek Sportbeleidsplanning

82 Deel 3

Sportinfrastructuur

Overzicht van de beschikbare overdekte en buitensportaccommodatie

- Eigenaar (gemeente, provincie, onderwijs of privé)

- Naam, adres en gegevens beheerder

- Openingsuren en tarieven

- Bezettingsgraad en soort gebruikers

- Sportaanbod

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 135: Handboek Sportbeleidsplanning

83Deel 3

3.2.1.2Inventarisvandeexternesportactoren

Gemeentelijke sportraad

Coördinaten van de gemeentelijke sportraad, voorzitter en secretaris

Samenstelling van de sportraad

Sportverenigingen (alfabetische lijst van de sportclubs volgens de aangeboden sport)

Naam sportclub

Aangeboden sporten

Gegevens contactpersoon

Gegevens sportinfrastructuur

Aantal leden

Doelgroep

Niveau

Onderwijs

Naam school

Aangeboden sporten

Gegevens contactpersoon

Gegevens sportinfrastructuur

Andere sportorganisaties in de gemeente (buurtsportorganisa-ties, recreatieve sport, mutualiteiten, commerciële sportinstellin-gen…)

Naam organisatie

Aangeboden sporten

Page 136: Handboek Sportbeleidsplanning

84 Deel 3

Gegevens contactpersoon

Gegevens sportinfrastructuur

Doelgroep

3.3 Illustraties

Ter illustratie worden meerdere vragenlijsten in bijlage (onder “Info”, p. 27) toegevoegd. Deze zijn een hulpmiddel om vragenlijsten op te stel-len voor het verzamelen van sportbehoeften en om gebruikers van sport-infrastructuur te bevragen. De voorbeelden zijn algemene bevragingen die zich richten tot een vrij brede doelgroep en die betrekking hebben op meerdere thema’s (sportaanbod, sportraad, sportinfrastructuur…). Afhankelijk van de situatie en de reeds aanwezige informatie, kunnen dan meer of minder thema’s weerhouden worden. Deze vragenlijsten kunnen dan verder verfijnd worden naar specifieke doelgroepen.

TIP

Hou ook rekening met de rol van de schepen van sport. Zorg dat men geen dingen vraagt die zeker niet gerealiseerd kunnen worden. Bijvoorbeeld: men moet niet vragen of men al dan niet een zwembad zou willen in de gemeente als men reeds weet dat de schepen van sport hier niet voor gaat ijveren.

Page 137: Handboek Sportbeleidsplanning

4. Gegevensanalyse

Page 138: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 139: Handboek Sportbeleidsplanning

85Deel 3

4 Gegevensanalyse

Hetsportbeleidsplanningsproces

Startfase Stuurgroep samenstellen Overzicht van de belanghebbenden Klankbordgroep samenstellen

Missie (her)formuleren

Gegevensverzameling Verzameling objectieve gegevens Verzameling subjectieve gegevens

Gegevensanalyse Opstellen knelpunten- en behoeftenota/SWOT-tabel

Doelstellingen formuleren

Planvanaanpak opstellen

Evaluatie plannen en uitschrijven

Opstellen van het sportbeleidsplan

Sportbeleidsplan

Evalueren en bijsturen

Operationeledoelstelling 1

Operationeledoelstelling 2

Operationeledoelstellingen

Maatregelen Maatregelen Maatregelen

Strategische doelstellingen

Page 140: Handboek Sportbeleidsplanning

86 Deel 3

Art. 3, §2. Het gemeentelijk sportbeleidsplan (…) bevat de volgende elementen: (…) 3° de analyse en duiding van de (…) verzamelde gegevens in functie van de te formuleren doelstellingen;

TIP

Verzamel niet eeuwig gegevens, maar schakel snel genoeg over op de gegevensanalyse en het komen tot conclusies en beleids-bepalingen.

4.1Algemeen

4.1.1Inleiding

De analyse is bij uitstek een subjectief gegeven aangezien het interpreta-ties zijn van één of meerdere personen. Het gaat om het interpreteren van de huidige toestand, het afwegen van belangen en prioriteiten, het inschatten van noden en behoeften en het definiëren van een ‘wen-selijke toestand’. Een analyse kan voor heel wat discussie zorgen. Dit is positief aangezien de confrontatie van ideeën vaak een meerwaarde biedt. Men moet echter twee zaken bewaken:

ten eerste dient het belang van de sporters zoveel mogelijk centraal te staan;

ten tweede dient men rekening te houden met externe factoren, zoals ondermeer het bestuursakkoord, financiële ruimte…

Een gemeente kan en moet niet op alles een antwoord bieden. Men dient bijvoorbeeld niet altijd in te gaan op de verwachtingen van een doelgroep of individuen indien deze niet wenselijk of haalbaar zijn voor de gemeente. Beleid voeren is keuzes maken, namelijk bewuste, gedragen en gefun-deerde keuzes.

Page 141: Handboek Sportbeleidsplanning

87Deel 3

Beleid voeren is keuzes maken, namelijk bewuste, gedragen en ge-fundeerde keuzes.

Omdat een analyse subjectief is, is het goed om diverse belanghebbenden te betrekken bij het proces. Inspraak is uiteindelijk ook een element van de analyse. De objectieve en subjectieve gegevens uit de vorige fase dienen aldus ge-analyseerd te worden. In deze fase worden hiervoor twee methoden voor-gesteld, namelijk de knelpunten- en behoeftenota en de SWOT-ana-lyse. Men is vrij te kiezen welke methoden men gaat toepassen. Beide leveren hetzelfde resultaat op. Om de gemeenten de methode te helpen kiezen die voor de eigen situatie het meest voor de hand ligt, worden ver-der in deze fase een aantal voor- en nadelen van deze technieken weer-gegeven.

De SWOT-analyse en de knelpunten- en behoeftenota moeten ge-gevens bevatten uit de gegevensverzameling.

4.1.2Opmakenvaneenknelpunten-enbehoeftenota

Uit de inventaris en de situatieschets zou men de knelpunten en de behoeften die hieruit naar boven komen overzichtelijk dienen weer te geven.

Vervolgens dient men hieruit een selectie te maken. Per slot van reke-ning is het onmogelijk alles tegelijk aan te pakken. Hou bij het selecte-ren vooral rekening met de omvang en de ernst van de verschillende knelpunten en behoeften: wat zijn de gevolgen ervan en hoe erg is het dat…? Toch hoeft het grootste knelpunt of de grootste behoefte niet altijd als eerste te worden aangepakt. Soms is het handiger eerst werk te maken van een klein ‘probleem’, dat relatief eenvoudig te verhelpen is.

Soms is het handiger eerst werk te maken van een klein ‘probleem’, dat relatief eenvoudig te verhelpen is.

Page 142: Handboek Sportbeleidsplanning

88 Deel 3

Om zo overzichtelijk mogelijk te werken, dient men de knelpunten en behoeften onder te brengen in de hoofdstukken van het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007.

1. Ondersteuning van de sportverenigingen

2. Ondersteuning en stimulering van de andersgeorganiseerde sport

3. Ondersteuning en stimulering van de toegankelijkheid tot sporten en diversiteit in sport

4. Meerjarenplan inzake sportinfrastructuur

5. Andere hoofdstukken

6. Impulssubsidies

De thema’s die aan bod komen in de gegevensverzameling kunnen on-der deze hoofdstukken geplaatst worden. Verschillende van deze the-ma’s zullen in meerdere hoofdstukken van toepassing zijn of kunnen als bijkomende hoofdstukken in het plan worden opgenomen. Het kan hierbij ondermeer gaan over:

personeel;

promotie;

communicatie;

vorming en bijscholing;

sportaanbod;

sportraad;

partners – samenwerkingsverbanden;

beheersvormen (vzw, AGB…);

doelgroepen (senioren, personen met een handicap, jeugd, alloch-tonen, gezinnen…);

topsport (enkel voor grote gemeenten).

Page 143: Handboek Sportbeleidsplanning

89Deel 3

Voordelen van een knelpunten- en behoeftenota zijn dat het een dui-delijke terminologie heeft en dat men geen voorkennis nodig heeft om een goede knelpunten- en behoeftenota op te maken. Het is dus vrij eenvoudig. Nadelen zijn echter dat het geen rekening houdt met de sterkten en dat het minder gestructureerd is dan een SWOT-analyse. Men zou snel kunnen verzeild raken in lange opsommingen.

4.1.3OpmakenvaneenSWOT-analyse

4.1.3.1Inleiding

Een tweede methode die gebruikt kan worden voor het analyseren van de gegevens is de zogenaamde SWOT-analyse.‘SWOT’ staat voor Strengths-Weaknesses-Opportunities-Threats. De SWOT-analyse is een hulpmiddel voor het in kaart brengen van de in-terne zwakke en sterke punten en van de externe omgevingsvariabelen.

Interne analyse:

‘strengths’ of sterkten brengen de interne sterke punten van de sportdienst in beeld. Het zijn die punten die de sportdienst in staat stellen voordelig om te gaan met veranderingen in de omgeving;

‘weaknesses’ of zwakten halen de zwakke en de te verbeteren punten van de sportdienst naar voor.

Bij het identificeren van sterkten en zwakten is het belangrijk ook terug te kijken naar de resultaten van de bevragingen van de belangheb-benden. Hieruit kan men afleiden wat buitenstaanders als sterkten of zwakten beschouwen.

Externe analyse:

‘opportunities’ of kansen identificeren de interessante externe factoren waarmee de sportdienst te maken heeft;

‘threats’ of bedreigingen benoemen de externe factoren die de sportdienst verzwakken of die bedreigend zijn voor het voortbestaan ervan.

Page 144: Handboek Sportbeleidsplanning

90 Deel 3

Kansen en bedreigingen voor de toekomst zijn vooral af te leiden uit de bevraging van de belanghebbenden en uit de externe gegevensverzame-ling.

OPMERKING

Het is weinig zinvol lang door te discussiëren over de vraag of iets een kans of een bedreiging is. Dit zegt vaak meer over de vraag of iemand een optimist of een pessimist is, dan over de realiteit.

4.1.3.2SWOT-tabel

De SWOT-tabel is een model. Het kan beschouwd worden als een hulp-middel tot ordening. Het is dan ook een manier om een dialoog aan te gaan tussen de leden van de stuurgroep en een manier om elkaar te be-grijpen. Hoe eenvoudig of gedetailleerd een model er dient uit te zien, is afhankelijk van de lokale situatie en verwachtingen. Het valt dus niet voor te schrijven. Wel is het de bedoeling om voldoende ambitieus te starten. Om de tabellen overzichtelijk te houden, dient men voor de verschil-lende hoofdstukken van het sportbeleidsplan een afzonderlijke tabel te maken.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 145: Handboek Sportbeleidsplanning

91Deel 3

4.1.3.3Confrontatiematrix

Voor de analyse van een SWOT wordt gebruik gemaakt van een confron-tatiematrix. De bedoeling van deze matrix is een confrontatie te organi-seren tussen de interne en externe elementen of, met andere woorden, tussen de sportdienst en de omgeving. Dit kan volgens twee manieren.

Een confrontatiematrix zorgt voor een confrontatie tussen de sport-dienst en de omgeving.

Ofwel kan er ‘van buiten naar binnen’ gekeken worden. Dit wil zeggen van de kansen en bedreigingen naar de sterkten en zwak-ten. Volgens deze methode kan men geen invloed ontwikkelen op de externe omgeving, maar kan deze situatie wel gerelateerd worden aan de interne situatie. Het nadeel om van buiten naar binnen te kijken bestaat erin dat men niet genoeg rekening gaat houden met de eigen initiatieven, dat de omgeving de sportdienst gaat beïnvloeden en deze geen eigen betekenis meer gaat hebben.

Ofwel kan gekozen worden voor een kijk ‘van binnen naar buiten’ door de vraag te stellen: “Hoe kunnen we sterkte A gebruiken om in te spelen op kans Y?” Indien men van binnen naar buiten gaat kijken, kan een nadeel zijn dat men te weinig of geen rekening gaat houden met ontwikkelingen die men niet in de hand heeft. Men gaat dan wellicht teveel werken vanuit een ivoren toren.

Om tot een goede analyse te komen, zal men de twee methoden door elkaar dienen te gebruiken, daarbij weliswaar rekening houdend met de respectievelijke nadelen.

Aan de hand van de SWOT-tabel kan men dan de confrontatiematrix op-maken. Ook hier maakt men best een confrontatiematrix per hoofdstuk (zoals voorgeschreven in het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007) en eventueel aanvullende hoofdstukken.

Page 146: Handboek Sportbeleidsplanning

92 Deel 3

Kansen:

• ..............................................

• ..............................................

Bedreigingen:

• ..............................................

• ..............................................

Sterkten:

• ......................................

• ......................................

BENUTTEN / INVESTEREN:stellen de sterke punten ons in staat om de kansen te benutten?

VERDEDIGEN: stellen de sterke punten ons in staat om de bedrei-gingen te weren?

Zwakten:

• ......................................

• ......................................

VERBETEREN: verhinderen de zwakke punten ons om de kansen te benutten?

ELIMINEREN / VERBETEREN: verhinderen de zwakke punten ons om de bedrei-gingen te weren?

Uit deze matrix kan een aantal tendensen afgeleid worden.

Benutten/investeren: duidelijke overeenkomsten tussen sterkten en kansen leiden tot een

voordeel. Ze bieden een versteviging van de organisatie. Hier moet men met andere woorden ‘voor gaan’.

Verbeteren: zwakten die overeenkomen met kansen vragen om verbetering. Men

probeert die zwakten om te bouwen tot sterkten.

Verdedigen: bedreigingen die overlappen met sterkten geven een nood aan tot

mobilisatie van middelen.

Elimineren/verbeteren: bedreigingen die overlappen met zwakten kunnen twee gevolgen hebben:

1. elimineren: stopzetten van de zwakte;2. verbeteren: de zwakte omzetten tot een sterkte.

Page 147: Handboek Sportbeleidsplanning

93Deel 3

4.1.3.4VoordelenvaneenSWOT-analyse

Overzichtelijk: het model geeft de mogelijkheid om de interne en externe punten samen te vatten in vier kwadranten.

Gestructureerd: men dwingt in vier categorieën te denken en te dis-cussiëren.

Eenvoudig: het model heeft een overwegend beschrijvend karakter.

Laagdrempelig: er is geen voorkennis vereist van ingewikkelde strate-gische concepten.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 148: Handboek Sportbeleidsplanning

94 Deel 3

4.1.3.5NadelenvaneenSWOT-analyse

Warrigheid van de terminologie en gebrek aan systematiek: de invulling van een SWOT is afhankelijk van individuele factoren (van wie de tabel opstelt) en is dus zeer subjectief. Wat voor de ene een sterkte is, kan door een ander aanzien worden als een zwakte. Het kan hier bijvoorbeeld gaan over het verschil dat er vaak bestaat tussen kwan-titeit en kwaliteit. Lage deelnemersaantallen bij een sportstimulerings- initiatief hebben bijvoorbeeld wellicht minder impact op de bevolking in haar totaliteit, maar hebben misschien omwille van een grote betrok-kenheid meer persoonlijke impact.

Indien er dus meningsverschillen bestaan, dient men de eigen stand-punten zoveel mogelijk te beargumenteren, maar men moet eveneens proberen elkaars standpunten zo goed mogelijk te begrijpen in een overleg.

De ingebrachte gegevens zijn ook afhankelijk van de kwaliteit van de gegevensverzameling.

4.2Praktischwerkinstrument

4.2.1Basisschemavoorhetopstellenvaneenknelpunten- enbehoeftenotaofeenSWOT-tabel

1. Aan de hand van de resultaten uit de inventaris en de situatieschets, dient men te bepalen welke thema’s men gaat behandelen in de knel-punten- en behoeftenota of de SWOT-analyse. De uitvoerbaarheid van plannen neemt toe naarmate het gekozen thema concreter is.

2. Bij het opmaken van een SWOT of knelpunten- en behoeftenota dient er een taakverdeling opgemaakt te worden. Eén persoon kan namelijk nooit een dergelijke strategische oefening maken. Deze taakverdeling is de verantwoordelijkheid van de stuurgroep. Idealiter zou iedereen die belanghebbende is bij een beleidsprobleem hierbij betrokken moeten worden.

3. Tijdsdimensie. Het is belangrijk rekening te houden met het feit dat de sterkten van vandaag niet dezelfde zijn als deze van morgen. Dit geldt ook voor de andere kwadranten. Men moet dus bepalen of men over het heden spreekt, het verleden of de toekomst. Aangezien het

Page 149: Handboek Sportbeleidsplanning

95Deel 3

hier gaat over de sportbeleidsplanning van de komende legislatuur, zal men zich moeten richten naar de toekomst, rekening houdend met de actuele interne en externe situatie.

TIPS

- Begin steeds met een grondig overzicht van het gekozen thema.

- Stel vast, eerder dan onmiddellijk te willen overtuigen of te evalueren.

- Let op voor overhaaste oplossingen.

- Leg op voorhand de belangrijkheid van het thema vast.

- Onderzoek ook het niet voor de hand liggende (rekening houden met trends, andere diensten…).

- Wees steeds voorbereid op de overlegmomenten en eis dat ande-ren dit ook zijn.

- Hou rekening met de nadelen van het groepswerk (andere opvat-tingen, prioriteiten…).

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 150: Handboek Sportbeleidsplanning

96 Deel 3

TIP

Om te weten of een bepaald percentage (uit de frequentietabellen) veel of weinig is, moet men het kunnen vergelijken. Hiervoor kan men gebruik maken van de volgende zaken:

- eigen normen die men eventueel van tevoren heeft opgesteld;

- interne vergelijkingen per buurt, district…;

- vergelijkingen met gegevens van een gemeente van vergelijk-bare grootte of met provinciale gemiddelden. Dergelijke gege-vens kan men ondermeer vinden op volgende sites:

- www.statbel.fgov.be/home_nl.asp

- http://aps.vlaanderen.be/lokaal/lokale_statistieken.htm

- www.isbvzw.be: hier kan men verschillende onderzoeken en studies raadplegen (kengetallen zwembaden en sport- diensten…);

- www.spinonline.be: de SPIN-databank van ISB. Via SPIN stelt het ISB zes databanken geïntegreerd beschikbaar met gerela-teerde informatie over sportstructuren, sportinfrastructuren, do-cumenten en regelgevingen, bedrijven, personen en veelgestel-de vragen (FAQ’s).

Page 151: Handboek Sportbeleidsplanning

96-1Deel 3

4.2.2Aandachtspuntenbijhetopstellenvansterkten,zwakten,bedreigingenenkansen

In dit praktische werkinstrument worden aandachtspunten weergegeven bij het opstellen van sterkten, zwakten, bedreigingen en kansen. Deze aandachtspunten worden telkens geïllustreerd door enkele goede en fou-te voorbeelden.

Maak een duidelijk onderscheid tussen wat intern (zwakten en sterk-ten) en extern (kansen en bedreigingen) is.

Uitspraak Goed Fout

Kans: de sportdienst heeft een goede communicatie met de sportclubs

Dit is een sterkte van de gemeente omdat de communicatie mee uitgaat van de sportdienst zelf.

Sterkte: het sportaanbod van de sportdienst heeft een succesvol seniorenaanbod

Dit is intern en dus juist.

Bedreiging: een bepaalde doelgroep kan wegvallen omwille van financiële beperkingen

Dit is extern en dus een bedreiging.

Sterkte: in een schoolsporthal komen de komende jaren extra uren vrij

Dit is niet intern maar extern (de school) en dus een kans.

Page 152: Handboek Sportbeleidsplanning

96-2 Deel 3

Kans: er komt een Vlaams sportinfrastructuurfonds

Dit is extern en dus een kans.

Bedreiging: er is te weinig indoor sportruimte

Dit is intern en dus een zwakte van de gemeente.

Bedreiging: enkele sportclubs dreigen te moeten stoppen omdat er geen indoor sportruimte is

Dit is extern (de sportverenigingen) en dus inderdaad een bedreiging.

Vermijd om oplossingen of maatregelen reeds te formuleren als sterkte of kans.

Uitspraak Goed Fout

Maatregel: meer financiële middelen voor de gemeente via het decreet ‘Sport voor Allen’

Dit is geen maatregel, maar een kans.

Maatregel: gratis aanbieden van de sporthal aan bepaalde doelgroepen

Dit is een maatregel.

Maatregel: het bouwen van een nieuwe sporthal

Dit is een maatregel.

Kans: meer subsidies geven aan de sportclubs

Dit is geen kans, maar een maatregel.

Page 153: Handboek Sportbeleidsplanning

96-3Deel 3

Vermijd ‘wollig’ taalgebruik of algemene termen bij het formuleren van sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen.

Uitspraak Goed Fout

Sterkte: gemotiveerd personeel Dit is te algemeen. Wat is gemotiveerd personeel? Waarom is het personeel gemotiveerd? Op welk vlak zijn ze gemotiveerd?

Sterkte: kwaliteitsvol sportaanbod van de sportdienst

Dit is te algemeen. Wat is kwaliteitsvol? Op welk vlak is er kwaliteit?

Zwakte: de sportdienst communiceert enkel met de inwoners via brochures en gebruikt geen andere communicatiekanalen

Dit is inderdaad een zwakte. Het is duidelijk en roept geen vragen op.

Zwakte: de sportdienst is niet klantvriendelijk

Dit is te vaag. Wat is klantvriendelijk? Wat verwacht de klant dan?

Page 154: Handboek Sportbeleidsplanning

96-4 Deel 3

Wees kritisch bij het formuleren van interne sterkten en zwakten. Streef naar unieke en onderscheidende sterkten, en niet gewoon naar ‘basis-sterkten’ die iedere organisatie zou moeten hebben. Hou er ook reke-ning mee dat iets niet hebben niet altijd een zwakte is.

Uitspraak Goed Fout

Sterkte: het hebben van een sporthal

Dit is niet onderscheidend.

Sterkte: de gemeente gebruikt verschillende leegstaande loodsen als alternatieve sportinfrastructuur

Dit is een onderscheidende sterkte omdat niet elke gemeente dit doet en omdat dit mogelijkheden biedt voor bijvoorbeeld sportverenigingen met een tekort aan sportinfrastructuur.

Sterkte: een goede administratieve medewerker hebben

Dit is te algemeen. Welke meerwaarde biedt deze dan?

Sterkte: een goede administratieve medewerker hebben die zeer goede kennis heeft van websites

Dit is intern en concreet en dus een goed voorbeeld van een sterkte.

Bekijk trends die als kans of bedreiging kunnen voorkomen via een trechterbenadering.

Bv. vergrijzing is een bedreiging, maar welk aspect ervan? De mobi-liteit van de mensen, hun gezondheid…

Page 155: Handboek Sportbeleidsplanning

96-5Deel 3

4.2.3Aandachtspuntenbijhetopstellenvandeconfrontatiematrix

De SWOT-analyse is zeer gestructureerd waardoor het nodig is zeer sys-tematisch te werk te gaan.

Baken het thema van de analyse duidelijk af.

Baseer de analyse niet op losse aspecten of ideeën, maar vertrek vanuit de gegevensverzameling.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 156: Handboek Sportbeleidsplanning

96-6 Deel 3

Baken het niveau van analyse af, bijvoorbeeld:

-op het niveau van de sportdienst, op het niveau van de gemeente-op het niveau van de gemeentelijke sportinfrastructuur, op het

niveau van alle sportinfrastructuur in de gemeente-op het niveau van alle ‘klassieke’ sportclubs, op het niveau van alle

verenigingen die sport aanbieden-…

Structureer de externe omgeving.

Bv. via (DE) STEP-methode

Gebruik de belangrijkste informatie. Per categorie kunnen veel elemen-ten interessant zijn om het proces op gang te trekken, maar gebruik enkel de essentiële dingen.

Haal uit een lijst van 20 sterkten bijvoorbeeld 5 fundamentele sterk-ten. Dit kan door criteria en prioriteiten te stellen of categorieën/clusters te maken.

Trek duidelijke conclusies door het combineren van de sterkten en zwakten met de kansen en de bedreigingen. Formuleer algemene con-clusies en niet meteen maatregelen.

Bv. Niet: we gaan een nieuwe sporthal bouwen Wel: we gaan indoor sportruimte voorzien

Bv. Niet: we organiseren twee sportkampen in de paasvakantie Wel: we gaan een sportaanbod doen naar doelgroep X in de schoolvakanties

Page 157: Handboek Sportbeleidsplanning

96-7Deel 3

4.3Illustratie

4.3.1SWOT-analyse/confrontatiematrix

Via de resultaten van een SWOT-tabel en een confrontatiematrix bepaalt men de uitdagingen voor het gemeentelijke sportbeleid. In een volgende fase van het sportbeleidsplanningsproces zullen deze resultaten of uitda-gingen leiden tot strategische en operationele doelstellingen. Soms kun-nen ze reeds concreter zijn en zich al op het niveau van maatregelen be-vinden.Onderstaande illustratie is een voorbeeld van een SWOT-analyse/confron-tatiematrix in verband met hoofdstuk 4, namelijk gemeentelijke sport- infrastructuur.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 158: Handboek Sportbeleidsplanning

96-8 Deel 3

Gemeentelijke sportinfrastructuur

KANS• K1: Vlaams Sportinfrastructuurfonds• K2: Opslaghal van failliet bedrijf is te koop• K3: Parking van bedrijf X staat ‘s avond en in het

weekend leeg• K4: Fitnesstrend: jogging…• K5: Turnclub X uit buurgemeente wil subafdeling

in onze gemeente• …

BEDREIGING• B1: Vechtsportclub X dreigt te verdwijnen omdat de zaal

niet meer brandveilig is• B2: Legionellawetgeving is een gevaar voor douches in

sportclubs• B3: Slecht onderhouden fietspaden van het centrum naar

wijk Y • …

STERKTE• S1: CC met 5 polyvalente

ruimten met vrije uren• S2: Sportcentrum in bosrijke

omgeving• S3: Uitgebreide gymzaal in

gemeenteschool Y• S4: Uitgebreide

zaalvoetbalcompetitie• S5: Uitgebreid beheersplan

legionella voor sporthal en zwembad

• …

BENUTTEN - INVESTEREN• S3-K5: Aanbieden turnsport in gemeenteschool Y• S2-K4: Aanleggen joggingparcours in omgeving

sportcentrum• S4-K2: Ombouwen opslaghal voor indoor

zaalsport• …

VERDEDIGEN• S1-B1: Aanpassen ruimte in CC aan vechtsport• S5-B2: Kennisoverdracht legionella gemeente naar

sportclubs• …

ZWAKTE• Z1: Geen personeel voor

toezicht gemeentelijke sportvelden ‘s avonds en in weekends

• Z2: Overbelaste voetbalvelden door slechte bodem

• Z3: Afgelegen ligging van petanqueterreinen in wijk Y

• …

VERBETEREN• Z1-K3: Stimuleren pleintjesvoetbal op parking

bedrijfsterrein X• Z2-K1: Onderzoeken aanleg kunstgrasveld • …

ELIMINEREN - VERBETEREN• Z3-B3: Verbeteren van bereikbaarheid petanqueterreinen

in wijk Y• …

Page 159: Handboek Sportbeleidsplanning

96-9Deel 3

Gemeentelijke sportinfrastructuur

KANS• K1: Vlaams Sportinfrastructuurfonds• K2: Opslaghal van failliet bedrijf is te koop• K3: Parking van bedrijf X staat ‘s avond en in het

weekend leeg• K4: Fitnesstrend: jogging…• K5: Turnclub X uit buurgemeente wil subafdeling

in onze gemeente• …

BEDREIGING• B1: Vechtsportclub X dreigt te verdwijnen omdat de zaal

niet meer brandveilig is• B2: Legionellawetgeving is een gevaar voor douches in

sportclubs• B3: Slecht onderhouden fietspaden van het centrum naar

wijk Y • …

STERKTE• S1: CC met 5 polyvalente

ruimten met vrije uren• S2: Sportcentrum in bosrijke

omgeving• S3: Uitgebreide gymzaal in

gemeenteschool Y• S4: Uitgebreide

zaalvoetbalcompetitie• S5: Uitgebreid beheersplan

legionella voor sporthal en zwembad

• …

BENUTTEN - INVESTEREN• S3-K5: Aanbieden turnsport in gemeenteschool Y• S2-K4: Aanleggen joggingparcours in omgeving

sportcentrum• S4-K2: Ombouwen opslaghal voor indoor

zaalsport• …

VERDEDIGEN• S1-B1: Aanpassen ruimte in CC aan vechtsport• S5-B2: Kennisoverdracht legionella gemeente naar

sportclubs• …

ZWAKTE• Z1: Geen personeel voor

toezicht gemeentelijke sportvelden ‘s avonds en in weekends

• Z2: Overbelaste voetbalvelden door slechte bodem

• Z3: Afgelegen ligging van petanqueterreinen in wijk Y

• …

VERBETEREN• Z1-K3: Stimuleren pleintjesvoetbal op parking

bedrijfsterrein X• Z2-K1: Onderzoeken aanleg kunstgrasveld • …

ELIMINEREN - VERBETEREN• Z3-B3: Verbeteren van bereikbaarheid petanqueterreinen

in wijk Y• …

Page 160: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 161: Handboek Sportbeleidsplanning

5. Doelstellingen

Page 162: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 163: Handboek Sportbeleidsplanning

97Deel 3

5 Doelstellingen

Hetsportbeleidsplanningsproces

Startfase Stuurgroep samenstellen Overzicht van de belanghebbenden Klankbordgroep samenstellen

Missie (her)formuleren

Gegevensverzameling Verzameling objectieve gegevens Verzameling subjectieve gegevens

Gegevensanalyse Opstellen knelpunten- en behoeftenota/SWOT-tabel

Doelstellingen formuleren

Planvanaanpak opstellen

Evaluatie plannen en uitschrijven

Opstellen van het sportbeleidsplan

Sportbeleidsplan

Evalueren en bijsturen

Operationeledoelstelling 1

Operationeledoelstelling 2

Operationeledoelstellingen

Maatregelen Maatregelen Maatregelen

Strategische doelstellingen

Page 164: Handboek Sportbeleidsplanning

98 Deel 3

Art.3, §2. Het gemeentelijk sportbeleidsplan (…) bevat de volgende elementen: (…)4° de strategische en hun bijhorende operationele doelstellingen, met per doelstelling de vermelding van het beoogde resultaat en de eventuele in-dicatoren;

5.1Algemeen

5.1.1Inleiding

Op basis van de resultaten van de gemaakte analyse zullen enkele strate-gische keuzes moeten gemaakt worden. Met andere woorden, er dienen per hoofdstuk (dat vooropgesteld wordt door het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007) strategische en operationele doelstellingen geformuleerd te worden. Doelstellingen zijn een beschrijving van wat de sportdienst wil bereiken in de komende beleidsperiode. Het is een for-mulering van een gewenste situatie, gepreciseerd met gewenste effecten en/of resultaten.

Doelstellingen zijn een beschrijving van wat men wil bereiken in de komende beleidsperiode.

Doelstellingen in een beleidsplan dienen om het beleid van de komende jaren te sturen in een bepaalde richting. Het betreft de richting die uit-getekend werd door de missie en de resultaten van de SWOT-analyse of knelpunten- en behoeftenota. Men dient te bepalen welke prioriteiten men naar voor wil schuiven. Wanneer men bijvoorbeeld bij de inventarisa-tie tekorten vaststelt die ook door de gebruikers van de infrastructuur als problematisch worden ervaren, dan spreekt het voor zich dat men deze problemen eerst aanpakt. Hiernaast zorgen doelstellingen er tevens voor dat men het sportbeleid kan evalueren.

Page 165: Handboek Sportbeleidsplanning

99Deel 3

TIPS

- Vooraleer men prioriteiten gaat bepalen, dient men het bestuurs-akkoord te raadplegen, aangezien het wellicht ook al enkele rich-tingen aangeeft.

- Prioriteiten worden het best bepaald in de stuurgroep, in samen-spraak met de klankbordgroep. Om dit proces sneller te laten verlopen, kan de sportgekwalificeerde ambtenaar (eventueel met de schepen van sport) dit eerst voorbereiden, zodat reeds een voorstel kan worden voorgelegd aan de stuurgroep en vervol-gens aan de klankbordgroep.

5.1.2Kenmerkenvangoededoelstellingen

De doelstellingen zouden aan volgende criteria moeten voldoen.

Beantwoorden aan het SMART-principe: het SMART-principe vat een aantal belangrijke kenmerken van doelstellingen samen waarmee men, bij het formuleren, het best rekening houdt.

Specifiek: Een doelstelling dient specifiek gemaakt te worden in een aantal

duidelijke en herkenbare resultaten die binnen een bepaalde termijn worden verwacht. Om een doelstelling meetbaar te maken, worden volgende zinsdelen vaak gebruikt: “bereiken van specifieke doel-groepen”, “sporten in de directe omgeving”, “sporten in een sport-club”.

Meetbaar: Er kan worden vastgesteld in welke mate het doel bereikt werd (bij-

voorbeeld bij een verminderd aantal klachten). Doelstellingen zijn pas evalueerbaar als ze meetbaar zijn. Om een doelstelling meetbaar te maken, worden volgende zinsdelen vaak gebruikt: “kennismaking met één/verschillende sporten”, “het bereiken van een bepaald aantal deelnemers”… Men kan in de doelstelling ook een stijgingspercentage vermelden dat binnen een bepaalde termijn bereikt moet worden (bv. tien procent meer senioren in de lessen gymnastiek tegen 2009).

Page 166: Handboek Sportbeleidsplanning

100 Deel 3

Acceptabel: Een aanvaarde doelstelling heeft het voordeel dat ze gedragen wordt

door alle betrokkenen, dat men een uitdaging in de doelstelling ziet. Dit is belangrijk voor de motivatie om het vooropgestelde en afge-sproken resultaat te behalen.

Realistisch: Een te hoog gestelde doelstelling zal als onhaalbaar worden be-

schouwd en zal ontmoedigend werken. Anderzijds mag een streef-doel ook niet te laag worden ingesteld. In dat geval is er geen sprake van een uitdaging. Bovendien moet er van elke doelstelling een ze-kere ambitie uitgaan, wil men systematisch vooruitgaan.

Het zou bijvoorbeeld niet realistisch zijn dat men alle inwoners van de gemeente wil laten sporten. Het is wel realistischer dat men zo-veel mogelijk inwoners wil laten sporten (bv. zeventig procent van alle inwoners).

Tijdsgebonden: Een doelstelling geeft steeds een timing weer waarbinnen beoogde

resultaten behaald moeten worden. Hieraan kan men voldoen door een limiet voorop te stellen, bijvoorbeeld “tegen eind 2009.”

Het SMART-principe heeft niet alleen betrekking op het formuleren van doelstellingen, maar ook op hoe de doelstelling tot stand komt, op wat de mensen ervan vinden… Dit is van toepassing bij onder andere het kenmerk ‘acceptabel’.

Over voldoende flexibiliteit beschikken: indien nodig moet de sportdienst zich op basis van ontwikkelingen in de samenleving kun-nen heroriënteren (ondermeer op sociaal, technologisch, economisch en politiek vlak). Hiervoor dient men de reeds bestaande doelstellingen eventueel aan te passen opdat de missie gerealiseerd kan blijven.

Kunnen ingedeeld worden naar belangrijkheid (hoofd- en nevendoelen) en qua inhoud (strategische en operationele doelen: zie verder).

Doelstellingen worden bij voorkeur geformuleerd door de wenselijke toestand te benoemen.

Bijvoorbeeld als men stelt: “Het subsidiereglement zal worden bijge-stuurd tegen eind 2008,” weet men niet in welke richting men het sub-sidiereglement gaat bijsturen. Daarom is het beter de doelstelling als volgt te formuleren: “Het subsidiereglement zal tegen eind 2008 naast

Page 167: Handboek Sportbeleidsplanning

101Deel 3

de ondersteuning van sportverenigingen ook rekening houden met de andersgeorganiseerde sport.”

TIPS

- Men zou er moeten voor zorgen dat alle betrokkenen de doelen kennen, die ze verondersteld worden na te streven.

- Check ook de doelstellingen bij collega’s (jeugd, cultuur…), zo-dat in het sportbeleidsplan geen tegenstrijdige doelstellingen staan (afstemming!).

5.1.3Soortendoelstellingen

5.1.3.1Strategische(algemene)doelstellingen

De strategische doelstellingen geven aan welk waarneembaar resultaat men wenst te realiseren of welk waarneembaar effect men wenst te berei-ken in het kader van de vastgelegde algemene missie. Ze geven een ant-woord op de vraag: “Wat heeft de organisatie bereikt aan het einde van de komende beleidsperiode?” De doelstellingen worden dus retro-spectief (terugkijkend op het verleden) geformuleerd, net alsof de sport-dienst al aan het einde van de beleidsperiode staat en terugkijkt op de verwezenlijkingen. Soms worden strategische doelstellingen ook wel alge-mene doelstellingen genoemd.

Strategische doelstellingen geven weer welke waarneembare effecten men wenst te bereiken in het kader van de vastgelegde algemene missie.

Er wordt aangenomen dat een doelstelling kan gezien worden als een strategische doelstelling als voldaan wordt aan volgende criteria:

de doelstelling heeft een aantoonbare link met de resultaten van de SWOT-analyse of knelpunten- en behoeftenota;

de doelstelling voldoet aan het SMART-principe;

Page 168: Handboek Sportbeleidsplanning

102 Deel 3

de verwezenlijking zal meestal enkele jaren in beslag nemen;

de doelstelling hangt nauw samen met de verwezenlijking van de missie.

OPMERKING

- In één hoofdstuk van het sportbeleidsplan kunnen meerdere strategische doelstellingen geformuleerd worden.

- Eén strategische doelstelling kan in meerdere hoofdstukken te-rugkomen.

5.1.3.2Operationele(concrete)doelstellingen

Deze doelstellingen zijn een concrete vertaling van de strategische doel-stellingen. Ze beschrijven hoe de sportdienst de strategische doelstellin-gen zal trachten te realiseren. Ze dienen ter invulling ervan en geven een antwoord op de vraag: “Wat moet de sportdienst bereiken om het gewenste resultaat, geformuleerd in de strategische doelstelling, te bereiken?” Meestal zijn meerdere operationele doelstellingen nodig om een strategische doelstelling te bereiken. Operationele doelstellingen worden ook wel concrete doelstellingen genoemd.

Operationeledoelstellingen beschrijven hoe men de strategische doelstellingen zal trachten te realiseren.

Om een onderscheid te maken tussen strategische en operationele doel-stellingen kunnen enkele algemene criteria worden weergegeven:

de operationele doelstelling dient ter uitvoering van de strategi-sche doelstelling;

het verwezenlijken van de operationele doelstelling is een tussenstap in het bereiken van de strategische doelstelling;

de operationele doelstelling is geformuleerd op korte termijn (meest-al binnen de twee jaar).

Page 169: Handboek Sportbeleidsplanning

103Deel 3

Zoals bij de strategische doelstellingen dienen operationele doelstellingen ook te voldoen aan de volgende criteria:

de doelstelling heeft een aantoonbare link met de resultaten van de SWOT-analyse of knelpunten- en behoeftenota;

de doelstelling voldoet aan het SMART-principe.

OPMERKING

Men kan een strategische doelstelling operationeel maken door:

- op te splitsen in tijd (de operationele doelstellingen zijn dan een soort stappenplan om uiteindelijk de strategische doelstelling te bereiken);

- op te splitsen naar bepaalde doelgroepen (in de operationele doelstelling verwijst men naar een specifiekere doelgroep dan in de strategische doelstelling);

- op te splitsen naar niveau (de strategische doelstelling wordt geformuleerd op niveau van bijvoorbeeld de volledige sport-dienst en de operationele doelstellingen op niveau van de af-zonderlijke afdelingen).

5.1.4Indicatoren

Hoe kan de sportdienst weten of zijn maatregelen en zijn beleid in de rich-ting van de vooropgestelde doelstellingen evolueren? Indicatoren kunnen hiervoor de geschikte instrumenten zijn. Bij sommige doelstellingen kan men in de evaluatie reeds duidelijk cijfers vermelden waardoor de indica-tor een herhaling van een deel van de doelstelling zal zijn. Bij andere doel-stellingen is de vermelding van een cijfer niet mogelijk. Hier geeft de in-dicator weer hoe een bepaald aspect werd ervaren door de betrokkenen. Door het formuleren van indicatoren staat men stil bij de vraag hoe het resultaat van de uitvoering van een bepaalde doelstelling kan gemeten en geëvalueerd worden gedurende de uitvoering van het sportbeleidsplan. Een indicator is dan ook een handig en noodzakelijk instrument om te meten of en in welke mate de doelstellingen in het sportbeleids-plan zijn bereikt. Het formuleren van indicatoren is niet verplicht, maar

Page 170: Handboek Sportbeleidsplanning

104 Deel 3

is soms handig om het doel beter af te bakenen. Een jaarlijkse toetsing van de geformuleerde indicatoren kan aangeven waar in de komende jaren de maatregelen eventueel moeten worden aangepast om tot het gewenste resultaat te komen.

Een indicator is een handig en noodzakelijk instrument om te me-ten of en in welke mate de doelstellingen in het sportbeleidsplan zijn bereikt.

Voorbeelden:

In de doelstelling “Tegen de zomer van 2008 hebben alle vrijwil-ligers binnen de sportdienst tien bijscholingsuren gevolgd” is het aantal vormingsuren per vrijwilliger de indicator.

In de doelstelling “Tegen 2009 is het aantal deelnemers aan het Fit o fun-programma met dertig procent gestegen” is het aantal deelnemers aan het Fit o fun-programma de indicator.

Uit deze voorbeelden blijkt duidelijk dat de indicator een antwoord is op volgende vragen:

Wat moeten we meten om te weten of onze doelstelling werd verwezenlijkt?

Hoe gaan we, aan het einde van de rit, nagaan en/of aantonen en/of bewijzen dat we gehaald hebben wat we vooropstelden?

Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat de band met de doelstellingen heel nauw is. Zo nauw zelfs dat men kan stellen dat hoe meer tijd men besteedt aan het formuleren van de doelstellingen, hoe minder tijd men zal moeten besteden aan het vinden van een goede indicator.

Bij het vastleggen van indicatoren dient men nog enkele bijkomende be-slissingen te nemen, zoals1:

het bepalen van de meetmethode Welk(e) instrument(en) heeft men nodig om de verandering te meten?

Bestaan deze al of moet men deze nog ontwikkelen?

1 Op basis van: Albrechts, J., Geurs, C., Caals, A. & Dewaele, A. (2004). Van missie tot strategie.

Brussel: Politeia.

Page 171: Handboek Sportbeleidsplanning

105Deel 3

het vastleggen van de meetfrequentie en het meetmoment Het vastleggen van het aantal keer dat gemeten wordt én van het tijd-

stip van meten is heel belangrijk:

de meetfrequentie: zorgt dat er tussentijdse metingen gebeuren;

het meetmoment: zorgt dat de metingen altijd onder dezelfde voor-waarden gebeuren.

het vastleggen van de meetbron De meetbron is een antwoord op de vraag: “Waar moet de meter de

gegevens halen die nodig zijn voor het uitvoeren van de metingen?” In sommige gevallen kan dit evident zijn, in andere gevallen bevat dit een beschrijving van een extra werking die de meter nog zal moeten doen.

het vasteggen van de meetnorm Het vastleggen van de meetnorm is hetzelfde als het trekken van een

grens. Er dient een antwoord gevonden te worden op de vraag: “Welke waarde moet onze meting opleveren aan het einde van de beschreven periode?” Met andere woorden, waar ligt de grens tussen goed en niet goed?

Voor het vastleggen van de normen spelen de ambitie van de sport-dienst, de zin voor realisme en de praktische haalbaarheid een be- palende factor.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 172: Handboek Sportbeleidsplanning

106 Deel 3

Voorbeelden

1.hetaantaldeelnemersaandeactiviteiten

• MeetmethodeEen post in de boekhouding voorzien waar alle betalingen van de deelnemers worden geboekt

• Meetfrequentie Driemaandelijks

• Meetmoment Na de driemaandelijkse afsluitingen

• Meetbron De betreffende post in de boekhouding

2.Detevredenheidvanonzevrijwilligers

• MeetmethodeIeder jaar een selectieve steekproef nemen van deze vrijwilligers en hen een telefonische enquête afnemen

• Meetfrequentie Jaarlijks

• Meetmoment Onmiddelijk na het seizoen

• Meetbron Het jaarlijks verslag (kwantitatief en kwalita-tief) van de enquête

Page 173: Handboek Sportbeleidsplanning

107Deel 3

5.1.4.1Soortenindicatoren1

Er bestaan verschillende soorten indicatoren, telkens gesitueerd op een ander niveau. De vier belangrijkste indicatoren zijn:

effectindicatoren: hebben betrekking op het beleidsniveau Deze indicatoren hebben betrekking op het geheel van de organisatie

en werpen een licht op de totaliteit van het strategisch beleid. Ze geven aan in welke mate de juiste weg wordt bewandeld in de richting van de missie.

beleidsindicatoren: hebben betrekking op de strategische doelen Op het niveau van het strategisch beleid worden alle strategische doelen

voorzien van een beleidsindicator. Deze geeft aan in welke mate de orga-nisatie evolueert in de richting van het gewenste strategisch resultaat.

resultaatsindicatoren: hebben betrekking op de operationele doel-stellingen

De resultaatsindicatoren zijn sterk te vergelijken met de beleidsindicato-ren, enkel situeren zij zich op het domein van de operationele doelstel-lingen. Deze doelstellingen worden geformuleerd in termen van meetbare resultaten, wat de term voor deze indicator verduidelijkt. Deze indicatoren geven aan in welke mate de gestelde resultaten worden verwezenlijkt.

proces- en prestatie-indicatoren: hebben betrekking op het actie-niveau van de sportdienst

Deze indicatoren hebben betrekking op het actieniveau van de orga-nisatie. Waar de eerste drie soorten indicatoren peilen naar de mate waarin het beleid wordt verwezenlijkt, geven deze laatste twee een aanduiding van de mate waarin de actiedoelstellingen worden verwe-zenlijkt. De prestatie-indicatoren geven een zicht op de resultaten van de maatregelen; de procesindicatoren geven een zicht op hoe efficiënt en effectief dit resultaat wordt verwezenlijkt.

OPMERKING

In het uitvoeringsbesluit spreekt men over eventuele indicatoren in het algemeen. Men laat de gemeenten vrij te kiezen welke soort(en) indicatoren ze hanteren.

1 Van Dingenen, I. et al. (2006). Kwaliteitszorg in cultuur. Brussel: Politeia.

Page 174: Handboek Sportbeleidsplanning

108 Deel 3

5.1.4.2Elementenvanindicatoren

Absolute grootheden Bij het formuleren van een indicator kan men gebruik maken van een

absolute grootheid. Het is een reëel getal dat een aanduiding geeft over een concreet resultaat. Om de verzamelde gegevens goed te kunnen interpreteren, legt men vooraf best een norm vast. Hoeveel deelnemers wil men bijvoorbeeld hebben tijdens een bepaalde activiteit. Absolute grootheden zijn dan ook duidelijk en definitief. Bij-voorbeeld aantal deelnemers, aantal vormingsuren…

Relatieve grootheden (percentages of breuken) Een relatieve grootheid is een concreet getal vergeleken met een

concrete grootheid, meestal uitgedrukt in percentages. Het werken met percentages geeft een gerelativeerd beeld op éénmalige metingen, maar maakt het ook mogelijk om evoluties op langere termijn zichtbaar te maken. Men geeft best naast het percentage ook het totale aantal eenheden waar de meting op slaat en de vergelijkende grootheid weer. Bijvoorbeeld, 10 % stijging op 10 eenheden staat gelijk met 1 meer, terwijl ditzelfde op 10 000 eenheden overeenstemt met 1000 meer. Men gebruikt relatieve grootheden dan ook enkel als de vergelijkende grootheid groot genoeg is, zodanig dat de eventuele procentuele stij-ging een waarde heeft.

Bijvoorbeeld: % allochtone sporters / totale aantal sporters.

Combinatie van variabelen De meetresultaten van de indicator die nu wordt beschreven, zullen

een weergave zijn van twee of meer variabelen die met elkaar in verband worden gebracht. Door meerdere variabelen met elkaar in verband te brengen, geeft men al een expliciete voorzet over de manier waarop de meetgegevens geïnterpreteerd zullen worden. Het verschaft zo op voorhand al meer duidelijkheid. Het is wel aangeraden niet teveel variabelen in één indicator in te bouwen vermits het dan moeilijk wordt deze te gebruiken. Als men bijvoorbeeld het aantal deelnemers aan een sportinitiatief gaat meten, gecombineerd met de verschillende soorten sporten en met de dag van de week waarop de activiteit doorgaat, dan zal het aantal deelnemers per categorie heel laag zijn.

Bijvoorbeeld aantal klachten per sportinitiatief, aantal deelnemende senioren per sportactiviteit…

Page 175: Handboek Sportbeleidsplanning

109Deel 3

Kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren Hieronder worden twee voorbeelden gegeven van doelstellingen.

Tegen 2009 is er een gemiddelde toename van 35 % van het aantal deelnemers aan onze kadervormingen.

Tegen 2009 heeft 75 % van de deelnemers aan de kadervormingen aangegeven dat ze ‘tevreden’ tot ‘zeer tevreden’ zijn over de in-houd.

Beide doelstellingen hebben betrekking op dezelfde thematiek (kader-vorming), maar gaan uit van een verschillende invalshoek. De eerste doelstelling streeft een kwantitatieve verhoging na, terwijl de twee-de doelstelling eerder de inhoudelijke kwaliteit van het gelever-de werk meet. Dat is dan ook het onderscheid tussen kwantitatieve indicatoren (in cijfers te meten, zij zeggen iets over de hoeveelheid, de omvang, de frequentie of de mate van voorkomen van iets of iemand) en kwalitatieve indicatoren (ook eventueel in cijfers te meten, maar ze zeggen iets over de inhoud, de aard, de waarde en de eigenschappen van het werk).

Beide soorten indicatoren uit het bovenvermelde voorbeeld zijn even-wel relevant, maar hebben pas een echte meerwaarde wanneer de vo-rige indicator, namelijk het combineren van variabelen, hier wordt toegepast. Enerzijds impliceert een verhoging van het aantal deelne-mers aan kadervorming nog niet dat deze mensen dan beter opgeleid zullen zijn (als men niet tevreden is, dan kan dit bijvoorbeeld beteke-nen dat ze de vorming niet relevant vonden en de kennis die ze daar verworven hebben achteraf niet gaan toepassen). Anderzijds zal het bereiken van een bepaald percentage van tevreden deelnemers geen uitspraak kunnen doen over de inspanningen die geleverd worden met betrekking tot de kadervorming. Er is immers geen enkele indicatie dat dit een verbetering betekent ten overstaan van de bestaande situatie. Het is zelfs mogelijk dat er minder mensen aan de kadervorming heb-ben deelgenomen. Als de groep dus in totaal kleiner werd, dan kan er eventueel een groter aandeel zijn dat tevreden is, waarbij er desgeval-lend minder mensen dan voordien kunnen zijn.

Een goed evenwicht tussen kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren is dan ook aan te raden.

Voor meer informatie over ‘Meten met indicatoren’ zie: Van Dingenen, I. et al. (2006). Kwaliteitszorg in cultuur. Brussel: Politeia

Page 176: Handboek Sportbeleidsplanning

110 Deel 3

5.2Praktischwerkinstrument

5.2.1Hoeformuleerikeendoelstelling?

De theorie in de praktijk brengen, is niet altijd even gemakkelijk. De onder-staande formule kan een hulpmiddel zijn om doelstellingen te formuleren. De volgorde van deze formule mag uiteraard gewijzigd worden.

Werkwoord dat de richting van de verandering aangeeft +

situatie die moet veranderen +

doelgroep+

mate van verandering+

tijdschema

5.2.2Uitgangssituaties

Bij het formuleren van doelstellingen zal men steeds kunnen vertrekken van de volgende vier uitgangssituaties:

het bestendigen van een bestaande toestand, die goed bevonden wordt;

het verbeteren van een bestaande toestand, die niet goed bevonden wordt;

het creëren van een nieuwe (gewenste) situatie omwille van het ont-breken ervan;

het afbouwen van een bestaande toestand omdat deze weinig suc-cesvol is of om deze te laten verbeteren door anderen.

Page 177: Handboek Sportbeleidsplanning

110-1Deel 3

5.3Illustratie

In deze illustraties worden enkele voorbeelden van strategische en operationele doelstellingen gegeven met bijbehorende indicatoren. Neem steeds in acht dat deze doelstellingen en de indicatoren slechts voorbeelden zijn en dat ze geen inhoudelijke rol hebben. Neem ze dus niet zomaar over, maar zoek zelf unieke en specifieke doelstellingen voor uw gemeente.

Ter herinnering:

Strategische doelstellingen zijn doelen op lange termijn

Operationele doelstellingen zijn doelen op korte termijn

Operationele doelstellingen beschrijven hoe de strategische doelstel-lingen gerealiseerd worden

5.3.1Indicatoren

Strategische doelstelling:Tegen eind 2011 zijn meer inwoners aangesloten bij een sportvereniging.

Operationele doelstelling 1: Tegen eind 2009 zijn er dubbel zoveel promotie-initiatieven in samenwerking met de sportverenigingen op jaarbasis ten opzichte van 2007.

Indicator: Aantal promotie-initiatieven i.s.m. sportverenigingen

Meetmethode: Lijst van promotie-initiatieven bijhouden

Meetfrequentie: Jaarlijks

Meetmoment: Einde van het jaar

Meetbron: Activiteitenkalender en communicatieplan

Meetnorm: Het absolute aantal promotie-initiatieven van 2007 maal 2 (bv. indien er in 2007 20 initiatieven waren, dan is de norm 40)

Page 178: Handboek Sportbeleidsplanning

110-2 Deel 3

Operationele doelstelling 2: Vanaf 2010 moet 25% van de lesgevers van de sportverenigingen lesgeven op de jaarlijkse sportmarkt.

Indicator:Aantal lesgevers van de sportverenigingen die lesgeven tijdens de jaarlijkse sportmarkt

Meetmethode: Via databank met gegevens over lesgevers en activiteiten

Meetfrequentie: Jaarlijks

Meetmoment: Tijdens de jaarlijkse sportmarkt

Meetbron: Medewerkersfiches van de jaarlijkse sportmarkt

Meetnorm: 25% van het aantal clubtrainers (bv. 40 clublesgevers)

Strategische doelstelling: Tegen eind 2012 is er een aanbod van initiatielessen in de gemeentelijke scholen.

Operationele doelstelling 1: Tegen eind 2008 zijn al de gemeentelijke scholen geïnformeerd over de actie ‘initiatiereeksen op school’.

Indicator: Aantal scholen dat door de sportdienst geïnformeerd is

Page 179: Handboek Sportbeleidsplanning

110-3Deel 3

Meetmethode: Tellen van het aantal scholen op de lijst

Meetfrequentie: 1x

Meetmoment: Eind 2008

Meetbron: Lijst met informatiemomenten in betrokken scholen

Meetnorm: Alle gemeentelijke scholen

Operationele doelstelling 2: Tegen eind 2010 organiseert minimum 30% van de gemeentelijke scholen initiatiereeksen.

Indicator:Aantal gemeentelijke scholen die initiatiereeksen organiseren

Meetmethode: Via databank met gegevens over lesgevers en activiteiten

Meetfrequentie: Jaarlijks

Meetmoment: Eind 2009 en eind 2010

Meetbron: Schoolkalender

Page 180: Handboek Sportbeleidsplanning

Meetnorm: 30% van het totaal aantal scholen

Operationele doelstelling 3: Tegen eind 2012 heeft minimum de helft van de gemeentelijke scholen een aanbod van ten minste twee naschoolse initiatiereeksen per jaar.

Indicator:- Aantal gemeentelijke scholen die initiatiereeksen organiseren- Aantal initiatiereeksen per school

Meetmethode: Via databank met gegevens over lesgevers en activiteiten

Meetfrequentie: Jaarlijks

Meetmoment: Eind 2011 en eind 2012

Meetbron: Schoolkalender

Meetnorm: 50 % van de organiserende scholen gecombineerd met twee initiatiereeksen per school

Deel 3110-4

Page 181: Handboek Sportbeleidsplanning

6. Plan van aanpak

Page 182: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 183: Handboek Sportbeleidsplanning

111Deel 3

6 Plan van aanpak

Hetsportbeleidsplanningsproces

Startfase Stuurgroep samenstellen Overzicht van de belanghebbenden Klankbordgroep samenstellen

Missie (her)formuleren

Gegevensverzameling Verzameling objectieve gegevens Verzameling subjectieve gegevens

Gegevensanalyse Opstellen knelpunten- en behoeftenota/SWOT-tabel

Doelstellingen formuleren

Planvanaanpak opstellen

Evaluatie plannen en uitschrijven

Opstellen van het sportbeleidsplan

Sportbeleidsplan

Evalueren en bijsturen

Operationeledoelstelling 1

Operationeledoelstelling 2

Operationeledoelstellingen

Maatregelen Maatregelen Maatregelen

Strategische doelstellingen

Page 184: Handboek Sportbeleidsplanning

112 Deel 3

Art.3, §2. Het gemeentelijk sportbeleidsplan (…) bevat de volgende elementen: (…)5° de aanpak om de operationele doelstellingen te realiseren met vermel-ding van de maatregelen, de timing en de financiële prognose.

6.1 Algemeen

6.1.1Inleiding

Om het sportbeleidsplan uitvoerbaar te maken, is het belangrijk dat men weergeeft hoe men de doelstellingen zal aanpakken. Het best beschrijft men hiervoor de volgende drie zaken:

maatregelen;

een bijhorende timing;

een financiële prognose.

OPMERKING

Men is niet verplicht de financiëleprognose weer te geven op het niveau van maatregelen. Het moet echter wel een meerjarenbe-groting zijn, vertaald naar het niveau van de operationeledoel-stellingen.

Dit alles wordt weergegeven in een zogenaamd plan van aanpak. Het lokale sportgebeuren vraagt een voldoende concrete aanpak waardoor het sportbeleid en het sportbeleidsplan veel tastbaarder worden. Deze concrete aanpak is enkel mogelijk als men ieder jaar het plan van aanpak bijstuurt. Indien men strategische doelstellingen en hierdoor operationele doelstellingen zou moeten aanpassen, is men verplicht dit terug te koppe-len met de gemeenteraad en dit weer te geven in het jaarlijks verslag.

Page 185: Handboek Sportbeleidsplanning

113Deel 3

De financiële prognose en maatregelen met bijhorende timing per operationele doelstellingen worden weergegeven in een planvanaanpak.

Zoals beschreven in de vorige fase, formuleren doelstellingen de beoogde toestand of het resultaat. Maatregelen bepalen wat er moet gebeuren (en eventueel ook door wie en met een timing) om die toestand of dat resul-taat te behalen. Zo zijn er meerdere maatregelen nodig om een doelstel-ling te bereiken.Vaak wordt er gesproken van ‘acties’. Men dient hierbij in het achterhoofd te houden dat dit verschillend is van ‘maatregelen’. Maatregelen wor-den gezien op een hoger niveau en zijn niet zo concreet. Het is handig ieder jaar tevens een overzicht te maken van concrete acties met exacte timing, raming, doelgroep, plaats… en dit weer te geven in een zoge-naamd jaaractieplan. Dit is niet verplicht, maar lijkt wel een noodzaak om te weten wat men het komende jaar exact zal doen, zodat men plan-matig te werk kan gaan.

6.1.2Verschillendesoortenmaatregelen

Maatregelen kunnen zeer verschillend van aard zijn. Meestal zijn ze te beschouwen als een project waarbinnen meerdere activiteiten doorgaan. Hieronder wordt een aantal soorten maatregelen opgesomd.

Doorlopende maatregelen Het gaat dan om jaarlijks weerkerende projecten of initiatieven. Zo kan

men ieder jaar sportkampen organiseren, sportactiviteiten als ‘Sport Overdag’ organiseren…

Innoverende maatregelen De fasering geeft weer in welk jaar welke activiteiten en projecten lo-

pen. Indien men bijvoorbeeld in de gemeente nog geen aandacht had besteed aan buurtsport, kan het een innoverende maatregel zijn om dit nu wel te doen.

Eénmalige maatregelen Bijvoorbeeld sportactiviteiten die georganiseerd worden naar aanlei-

ding van landelijke campagnes die op dat ogenblik actueel zijn, sport-activiteiten georganiseerd in samenwerking met de overheid voor ach-tergestelde groepen…

Page 186: Handboek Sportbeleidsplanning

114 Deel 3

Grootschalige projecten Deze worden meestal gefaseerd uitgevoerd. Voor dergelijk project is

vaak een meerjarenplanning vereist. Het aantal is vaak beperkt, maar de impact is eerder groot (bv. de bouw van overdekte sportinfrastructuur).

6.2Praktischwerkinstrument

6.2.1Hoeeengoedemaatregelformuleren?

Om tot een goede maatregel te komen, dient men rekening te houden met enkele randvoorwaarden. Dit zijn bijkomende voorwaarden die echter noodzakelijk zijn voor het bereiken van een doel. Hierbij kan men zich de vraag stellen: “Welke middelen zijn er nodig om alle doelstellingen waar te maken?” Deze middelen kunnen zijn: personeel, tijd, geld en de beschikbare ruimte. Ze worden hieronder verder uitgewerkt.

Randvoorwaarden zijn bijkomende voorwaarden die noodzakelijk zijn voor het bereiken van een doel.

6.2.1.1Wiekandemaatregelrealiseren?

Hierbij is het belangrijk te onthouden dat wellicht niet alle behoeften via het sportbeleidsplan beantwoord kunnen worden. Het is om deze reden belangrijk prioriteiten te stellen (zie 6.2.3). De maatregelen die men wel verkiest uit te voeren, kunnen ofwel alleen door de sportdienst, ofwel samen met een partner uitgevoerd worden. Het is belangrijk dat die-gene die men verantwoordelijk stelt voor een bepaalde maatregel over de nodige competenties en kennis beschikt om de maatregel tot een goed einde te brengen. Een samenwerking met een partner is interessant als het een meerwaarde biedt voor de sportdienst. Bijvoorbeeld als het de toegankelijkheid vergroot (zoals samenwerking met scholen), als het financieel interessanter is (bv. door het uitwerken van publiekprivate samenwerking (PPS)), als doelgroepen daardoor gemakkelijker bereikt worden (bv. samenwerken met specifieke verenigingen of organisaties)…

Page 187: Handboek Sportbeleidsplanning

115Deel 3

6.2.1.2Opwelketermijnwordtdemaatregelgerealiseerd?

Het situeren van maatregelen in de tijd zorgt voor een goede richtlijn. Maatregelen kunnen vooropgesteld worden zowel op korte als op lange termijn, voor één of meerdere jaren.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 188: Handboek Sportbeleidsplanning

116 Deel 3

6.2.1.3Welkefinanciëleprognosewordtervoordemaatregel voorzien?

Aangezien men voor iedere maatregel moeilijk voor zes jaar een financiële prognose voorop kan stellen, is het niet aangeraden om dit op dit niveau weer te geven. Men is wel verplicht een financiële prognose voor de ope-rationele doelstellingen te voorzien.Het is ambitieuzer eerst te kijken naar wat men wil bereiken en vervolgens de begroting daarop af te stemmen, dan omgekeerd. Indien men vertrekt vanuit de huidige begroting gaat men zich wellicht beperken in wat men doet. Toch kan men vaak niet anders dan vooraf reeds rekening te houden met de beschikbare budgetten.

Voor meer informatie en voorbeelden van een gemeentelijke meer-jarenbegroting zie www.binnenland.vlaanderen.be.

6.2.1.4Isdenodigeruimtebeschikbaar?

Het is belangrijk op voorhand te weten of infrastructuur beschikbaar is om een maatregel te laten doorgaan. Deze richtvraag is echter niet voor alle maatregelen van toepassing. In een aantal gevallen dient men wel de bezetting van de sportinfrastructuur na te gaan. Bijvoorbeeld voor het opstellen van een communicatieplan, voor een betere informatieverstrek-king, is er immers geen sportinfrastructuur nodig.

6.2.2Checklistvoorhetvooropstellenvaneenplanvan aanpak

Zorgt het uitvoeren van de maatregelen ervoor dat de doelstelling ge-haald wordt?

Staan de mogelijke partners achter deze maatregel?

Is de begroting realistisch?

Vertoont de timing van de maatregelen geen onlogische stappen en is ze haalbaar? (rekening houdend met personeel, bezetting…)

Page 189: Handboek Sportbeleidsplanning

117Deel 3

6.2.3Prioriteiteninhetplanvanaanpak1

Een hulpmiddel om prioriteiten in het plan van aanpak te kunnen bepalen of om de noodzaak/opportuniteit ervan te kunnen afwegen, is de ‘kans-belang-analyse’. Deze analyse ziet er als volgt uit:

1. Als men iets belangrijk vindt, maar de kans tot realisatie is klein, dan dient men nog eens goed na te denken: dus plannen (B+ K-).

2. Als men iets belangrijk vindt en de kans is bovendien groot dat het ook gerealiseerd kan worden, dan moet men dit zeker doen (B+ K+).

3. Als men iets onbelangrijk vindt en de kans is bovendien klein dat het gerealiseerd kan worden, dan moet men dit niet doen (B- K-).

4. Als men iets onbelangrijk vindt, maar de kans tot realisatie is groot, dan moet men daar best niet teveel tijd insteken (B- K+).

B + K -

B - K -

B + K +

B - K +

1 Van Dingenen, I. et al. (2006). Kwaliteitszorg in cultuur. Brussel: Politeia.

Page 190: Handboek Sportbeleidsplanning

118 Deel 3

6.2.4Hoezieteenplanvanaanpakeruit?

Een plan van aanpak maakt maatregelen beter zichtbaar en werkbaar. Het is niet verplicht, maar wel handig om maatregelen uit te werken in een matrix. Op die manier worden ze goed zichtbaar in het sportbeleidsplan en kan men ze makkelijk terugvinden om later de werkplanning, de begro-ting of het jaarlijkse verslag op te maken. Een eenvoudig plan van aanpak zou er als volgt kunnen uitzien:

Operationeledoelstelling1:

Budget: …€

Maatregelen Periode-Timing Wie?

1. ../../.... - ../../....

2. ../../.... - ../../....

Operationeledoelstelling2:

Budget: …€

Maatregelen Periode-Timing Wie?

1. ../../.... - ../../....

2. ../../.... - ../../....

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 191: Handboek Sportbeleidsplanning

118-1Deel 3

6.3Illustratie

Net zoals bij de missie en doelstellingen moet men er ook hier rekening mee houden dat dit slechts voorbeelden zijn. Deze illustratie heeft als doel het proces van de opmaak van een plan van aanpak weer te geven, niet om extra inhoud te geven aan het sportbeleidsplan; dat is immers voor elke gemeente specifiek. Bij dit plan dient ook opgemerkt te worden dat de financiële prognose bewust niet is ingevuld, aangezien men er in een voorbeeld moeilijk een bedrag op kan plaatsen.

6.3.1Hoofdstuk1:Sportverenigingen

Strategische doelstelling 1: Tegen het einde van 2010 is er ondersteuning voor de sportverenigingen uit de gemeente.

Operationele doelstelling 1: Tegen eind 2010 krijgen de sportverenigingen financiële ondersteuning, gebaseerd op een reglement met kwaliteitscriteria.

Financiële prognose (budget): … e

Indicator: 1. Uitbetaalde subsidie op basis van een reglement met kwaliteitscriteria

Maatregelen Periode - timing

Wie?

1. Specifiek onderzoek naar de behoeften van clubs op financieel vlak

2008 Sportdienst

2. Opmaak van een subsidiereglement met kwaliteitscriteria

2009 Sportgekwalificeerde ambtenaar - schepen

van sport

3. Uitbetaling subsidies op basis van het subsidiereglement

2010 Sportdienst

Page 192: Handboek Sportbeleidsplanning

118-2 Deel 3

Operationele doelstelling 2: Vanaf 2010 krijgen alle sportverenigingen de aangevraagde logistieke ondersteuning uit de logistieke lijst.

Financiële prognose (budget): … e

Indicator: 1. Aantal aanvragen2. Aantal gerealiseerde aanvragen

Maatregelen Periode - timing

Wie?

1. Specifiek onderzoek naar de behoeften van clubs op logistiek vlak

2008 Sportdienst - sportraad

2. Uitwerken van een reglement logistieke ondersteuning

2009 Sportdienst - sportraad

3. Aankopen materiaal 2009 Sportdienst

4. Logistieke ondersteuning bieden

2010 Sportdienst

Page 193: Handboek Sportbeleidsplanning

118-3Deel 3

Strategische doelstelling 2: Tegen eind 2012 is de kwaliteit van de sportverenigingen uit de gemeente verhoogd.

Operationele doelstelling 1: Tegen eind 2010 is er een stijging van 25% van alle jeugdclubtrainers die in het bezit zijn van een sporttechnisch diploma/vormingsattest ten opzichte van het aantal in 2008.

Financiële prognose (budget): … e

Indicator: 1. Aantal jeugdclubtrainers met een sporttechnisch diploma/

vormingsattest

Maatregelen Periode - timing

Wie?

1. Clubs informeren over vormingsaanbod

Jaarlijks in september

Afdeling sportpromotie -

Sportgekwalificeerde ambtenaar

2. Organiseren van cursussen en vormingen

Jaarlijks gedurende het

seizoen

Sportdienst i.s.m. een organiserende

instantie

3. Financiële tussenkomst bij deelname aan een vorming

Bij deelname aan cursussen

gedurende de periode september

2009-december

2010

Sportdienst

Page 194: Handboek Sportbeleidsplanning

118-4 Deel 3

Operationele doelstelling 2: Tegen eind 2012 is er een stijging van 50% van alle clubbestuurders die in het bezit zijn van een vormingsattest ten opzichte van het aantal in 2008.

Financiële prognose (budget): … e

Indicator: 1. Aantal clubbestuurders met een getuigschrift/vormingsattest

Maatregelen Periode - timing

Wie?

1. Clubs informeren over het vormingsaanbod

Jaarlijks in september

Afdeling sportpromotie -

Sportgekwalificeerde ambtenaar

2. Organiseren van cursussen en vormingen

Jaarlijks gedurende het

seizoen

Sportdienst i.s.m. organiserende

instanties

3. Financiële tussenkomst bij deelname aan een vorming

Bij deelname aan cursussen

gedurende de periode september

2011-december

2012

Sportdienst

Page 195: Handboek Sportbeleidsplanning

118-5Deel 3

6.3.2Hoofdstuk2:Andersgeorganiseerdesport

Strategische doelstelling 1: Vanaf 2010 is er jaarlijks een aanbod van diverse sportactiviteiten voor de inwoners van de gemeente.

Operationele doelstelling 1: Vanaf 2010 worden in minimum 5 wijken ten minste 2 buurtsport-activiteiten aangeboden.

Financiële prognose (budget): … e

Indicator: 1. Aantal wijken 2. Aantal buurtsportactiviteiten per wijk

Maatregelen Periode - timing

Wie?

1. Organiseren van buurtsportactiviteiten in de wijken

Jaarlijks vanaf 2009

Sportdienst

2. Promotie van buurtsportactiviteiten in de wijken

Gedurende het hele jaar

Afdeling sportpromotie

Page 196: Handboek Sportbeleidsplanning

118-6 Deel 3

Operationele doelstelling 2: Vanaf 2009 wordt in 50% van de plaatselijke scholen minimum 1 keer per week een naschools sportaanbod georganiseerd voor de leerlingen.

Financiële prognose (budget): … e

Indicator: 1. Aantal scholen met wekelijks naschools sportaanbod

Maatregelen Periode - timing

Wie?

1. Schoolsport opnemen in de sportraad

2008 Sportraad - Sportgekwalificeerde

ambtenaar

2. Overlegmomenten plannen met de verschillende scholen

Tweemaandelijks vanaf 2008

Sportdienst - leerkrachten LO

3. Organiseren van schoolsportactiviteiten

Wekelijks vanaf 2008

Sportdienst

4. Aanbieden van logistieke en

financiële ondersteuning

Gedurende het hele jaar

Sportdienst

Page 197: Handboek Sportbeleidsplanning

118-7Deel 3

6.3.3Hoofdstuk3:Toegankelijkheidendiversiteit

Strategische doelstelling 1: Tegen 2012 zijn er initiatieven om maatschappelijk achtergestelde inwoners van de gemeente te laten sporten.

Operationele doelstelling 1: Vanaf 2009 maandelijks minstens 1 sportactiviteit organiseren voor maatschappelijk achtergestelde jeugd (10 –16 jaar).

Financiële prognose (budget): … e

Indicator:1. Aantal activiteiten voor maatschappelijk achtergestelde jeugd

Maatregelen Periode - timing

Wie?

1. Samenwerking opzetten met sportclubs

2008 Sportdienst

2. Samenwerking opzetten met buurtwerk

2008 Sportdienst

3. Samenwerking met OCMW om de doelgroep af te bakenen en te bereiken

2008 Sportdienst

4. In samenwerking met sportclubs en buurtwerk organiseren van maandelijkse activiteiten

Maandelijks vanaf

januari 2009

Sportgekwalificeerde ambtenaar

Page 198: Handboek Sportbeleidsplanning

118-8 Deel 3

Operationele doelstelling 2: Vanaf 2010 maandelijks minstens 1 sportactiviteit aanbieden voor maatschappelijk achtergestelde senioren.

Financiële prognose (budget): … e

Indicator:1. Aantal activiteiten voor maatschappelijk achtergestelde senioren

Maatregelen Periode - timing

Wie?

1. Samenwerking opzetten met sportclubs

2009 Sportdienst

2. Samenwerking opzetten met buurtwerk

2009 Sportdienst

3. Samenwerken met OCMW om de doelgroep af te bakenen en te bereiken

2009 Sportdienst

4. In samenwerking met sportclubs en buurtwerk organiseren van maandelijkse activiteiten

Maandelijks vanaf

januari 2010

Sportgekwalificeerde ambtenaar

Page 199: Handboek Sportbeleidsplanning

118-9Deel 3

6.3.4Hoofdstuk4:Sportinfrastructuur

Strategische doelstelling 1: De gemeente wil tegen 2012 alle sportinfrastructuur veilig aanbieden aan alle gebruikers.

Operationele doelstelling 1: Vanaf 2010 voldoet 50% van de sportinfrastructuur aan de lijst van veiligheidscriteria.

Financiële prognose (budget): … e

Indicator: 1. Aantal sportinfrastructuren2. Aantal sportinfrastructuren die voldoen aan de veiligheidscriteria

Maatregelen Periode - timing

Wie?

1. Opstellen van een veiligheidsplan

2009 Sportgekwalificeerde ambtenaar – ambtenaar

van de technische dienst

2. Controle op veiligheid van alle accommodatie (binnen en buiten) en materiaal

Jaarlijks vanaf 2010

Sportgekwalificeerde ambtenaar –

gespecialiseerde firma

Page 200: Handboek Sportbeleidsplanning

118-10 Deel 3

Operationele doelstelling 2: Vanaf 2012 voldoet 100% van de sportinfrastructuur aan de lijst van veiligheidscriteria.

Financiële prognose (budget): … e

Indicator: 1. Aantal sportinfrastructuren 2. Aantal sportinfrastructuren die voldoen aan de veiligheidscriteria

Maatregelen Periode - timing

Wie?

1. Controle op veiligheid van alle accommodatie (binnen en buiten) en materiaal

Jaarlijks vanaf 2010

Sportgekwalificeerde ambtenaar -

gespecialiseerde firma

Strategische doelstelling 2: Tegen 2012 heeft de gemeente meer beschikbare sportruimten.

Operationele doelstelling 1: Tegen eind 2009 is 40% van de schoolsportinfrastructuur opgenomen in het sportinfrastructuuraanbod van de gemeente.

Financiële prognose (budget): … e

Indicator: 1. Aantal schoolsportinfrastructuur2. Aantal sportinfrastructuren in het sportinfrastructuuraanbod van

de gemeente

Page 201: Handboek Sportbeleidsplanning

118-11Deel 3

Maatregelen Periode - timing

Wie?

1. Inventarisatie van de schoolsportinfrastructuur

januari 2008-maart

2008

Sportgekwalificeerde ambtenaar

2. Nieuwe samenwerkingsverbanden opzetten met de scholen

2008 Sportgekwalificeerde ambtenaar

Operationele doelstelling 2: Tegen 2012 wordt aan 20% van de geïnventariseerde pleintjes en grasvelden in de gemeenten een sportfunctie gegeven.

Financiële prognose (budget): … e

Indicator: 1. Aantal grasvelden en sportpleintjes met sportfunctie2. Totaal aantal geïnventariseerde grasvelden en pleintjes

Maatregelen Periode - timing

Wie?

1. Inventarisatie van de grasvelden en pleintjes in de gemeente

januari 2008-maart

2008

Sportgekwalificeerde ambtenaar

2. Plan opmaken voor de realisatie van laagdrempelige sportinfrastructuur op de pleintjes en grasvelden

maart 2008-

december 2008

Sportgekwalificeerde ambtenaar -

gespecialiseerde firma

3. Realisatie van de plannen 2009 - 2012

Sportgekwalificeerde ambtenaar -

gespecialiseerde firma

Page 202: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 203: Handboek Sportbeleidsplanning

7. Evaluatie

Page 204: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 205: Handboek Sportbeleidsplanning

119Deel 3

7 Evaluatie

Hetsportbeleidsplanningsproces

Startfase Stuurgroep samenstellen Overzicht van de belanghebbenden Klankbordgroep samenstellen

Missie (her)formuleren

Gegevensverzameling Verzameling objectieve gegevens Verzameling subjectieve gegevens

Gegevensanalyse Opstellen knelpunten- en behoeftenota/SWOT-tabel

Doelstellingen formuleren

Planvanaanpak opstellen

Evaluatieplannen en uitschrijven

Opstellen van het sportbeleidsplan

Sportbeleidsplan

Evalueren en bijsturen

Operationeledoelstelling 1

Operationeledoelstelling 2

Operationeledoelstellingen

Maatregelen Maatregelen Maatregelen

Strategische doelstellingen

Page 206: Handboek Sportbeleidsplanning

120 Deel 3

7.1Algemeen

7.1.1Inleiding

Uit fouten kan men leren evenals uit successen, ongeacht het resultaat van de maatregel. Het is dus belangrijk kritisch naar de maatregelen te kijken. Evalueren helpt echter niet alleen om het werk beter te doen, het maakt de organisatie ook sterker naar de buitenwereld.Bovendien is het ook motiverend de resultaten van de inspanningen te kunnen zien en niet enkel te moeten geloven dat er iets verandert.Een sportbeleidsplan dat voorzien is van goede indicatoren biedt extra mogelijkheden voor het sturen van de sportdienst. Dit voordeel realiseert zich enkel wanneer het wordt opgevolgd en wanneer tijdig wordt ge-checkt of de processen zich zo ontwikkelen dat men op het einde van de beleidsperiode de gestelde doelen zal halen.De evaluatie is niet enkel een methode om informatie te verzamelen. Het is ook een middel om te communiceren naar de overheid, belangheb-benden…In het kader van de uitvoering van het sportbeleidsplan is het een decre-tale verplichting om een jaarlijks verslag op te stellen, een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie.

‘Meten is niet alleen weten, maar ook verbeteren.’

7.1.2Watevalueren?

Volgens het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007 en het bij-horende uitvoeringsbesluit dienen er evaluaties te gebeuren van de uit-voering van het sportbeleidsplan. Het heeft evenwel pas zin om de uitvoering van het plan te gaan evalueren als ook een evaluatie wordt ge-maakt van het sportbeleidsplan zelf en dus ook het proces van het tot stand komen van het plan.De gevolgen van het gevoerde beleid zullen derhalve zowel afhankelijk zijn van de kwaliteit van het beleidsplanningsproces, het sportbeleidsplan zelf, als van de uitvoering ervan.

Page 207: Handboek Sportbeleidsplanning

121Deel 3

Tot slot kan men dan ook nog het uiteindelijke resultaat van het sport-beleid evalueren.

Wat evalueren?

- het planningsproces (planning van het plan)- het plan- uitvoering van het plan- resultaat van het beleid

Men kan de evaluatie in twee belangrijke aspecten opdelen.

Ten eerste is er de procesmatige evaluatie; de evaluatie van de plan-ning van het sportbeleidsplan en de uitvoering ervan. Dit aspect is een soort zelfevaluatie. Een veelgebruikt model voor de zelfevaluatie is het CAF-model. Meer info hierover is terug te vinden in de referentielijst (zie deel “Info”, p. 12).

Ten tweede is er ook de productmatige evaluatie. Het gaat dan vooral over een evaluatie van het sportbeleidsplan zelf en over het re-sultaat van het gevoerde beleid.

Page 208: Handboek Sportbeleidsplanning

122 Deel 3

De evaluatie kan worden voorgesteld in de vorm van het onderstaande schema.

TABEl6 Evalueren:eenoverzicht

Proces Product

Sportbeleidsplan

Wie?- Sportgekwalificeerde ambtenaar- Stuurgroep - Klankbordgroep

Wie?- Sportgekwalificeerde ambtenaar- Stuurgroep - Klankbordgroep

Wanneer?- Tijdens de opmaak van het sportbe-

leidsplan (planningsperiode)- Na iedere fase

Wanneer?- Tijdens de laatste fase van het schrijven van het sportbeleids-

plan

Hoe?

- Monitoring, de totstandkoming van ie-dere fase

- D.m.v. de verschillende evaluatieme-thoden

Hoe?

- Bepalen van de haalbaarheid en de consistentie van het plan (door af te toetsen bij diegenen die betrokken zijn bij de uitvoering: ondermeer medewerkers sportdienst)

- College van burgemeester en schepenen / gemeenteraad / sportraad

Uitvoering

Wie?- Sportgekwalificeerde ambtenaar- Stuurgroep

Wie?

- Sportgekwalificeerde ambtenaar- Eigen mensen- Sportraad (jaarlijks verslag)- Deelnemers

Wanneer?

- Tijdens/na de uitvoering van de doel-stellingen en maatregelen

- Jaarlijks (jaarlijks verslag)- Na drie jaar (tussentijdse evaluatie)- Na zes jaar (eindevaluatie)

Wanneer?

- Na de uitvoering van de doelstellingen, maatregelen (activiteiten,…) - Jaarlijks (jaarlijks verslag)- Na drie jaar (tussentijdse evaluatie)- Na zes jaar (eindevaluatie)

Hoe?

- Monitoring- D.m.v. de verschillende evaluatieme-

thoden- Bevragingen van organisatoren, mede-

werkers, … d.m.v. vragenlijsten.

Hoe?- Meten van indicatoren- Bevragingen van deelnemers, organisatoren, medewerkers…

d.m.v. vragenlijsten

Page 209: Handboek Sportbeleidsplanning

123Deel 3

De evaluatie kan worden voorgesteld in de vorm van het onderstaande schema.

TABEl6 Evalueren:eenoverzicht

Proces Product

Sportbeleidsplan

Wie?- Sportgekwalificeerde ambtenaar- Stuurgroep - Klankbordgroep

Wie?- Sportgekwalificeerde ambtenaar- Stuurgroep - Klankbordgroep

Wanneer?- Tijdens de opmaak van het sportbe-

leidsplan (planningsperiode)- Na iedere fase

Wanneer?- Tijdens de laatste fase van het schrijven van het sportbeleids-

plan

Hoe?

- Monitoring, de totstandkoming van ie-dere fase

- D.m.v. de verschillende evaluatieme-thoden

Hoe?

- Bepalen van de haalbaarheid en de consistentie van het plan (door af te toetsen bij diegenen die betrokken zijn bij de uitvoering: ondermeer medewerkers sportdienst)

- College van burgemeester en schepenen / gemeenteraad / sportraad

Uitvoering

Wie?- Sportgekwalificeerde ambtenaar- Stuurgroep

Wie?

- Sportgekwalificeerde ambtenaar- Eigen mensen- Sportraad (jaarlijks verslag)- Deelnemers

Wanneer?

- Tijdens/na de uitvoering van de doel-stellingen en maatregelen

- Jaarlijks (jaarlijks verslag)- Na drie jaar (tussentijdse evaluatie)- Na zes jaar (eindevaluatie)

Wanneer?

- Na de uitvoering van de doelstellingen, maatregelen (activiteiten,…) - Jaarlijks (jaarlijks verslag)- Na drie jaar (tussentijdse evaluatie)- Na zes jaar (eindevaluatie)

Hoe?

- Monitoring- D.m.v. de verschillende evaluatieme-

thoden- Bevragingen van organisatoren, mede-

werkers, … d.m.v. vragenlijsten.

Hoe?- Meten van indicatoren- Bevragingen van deelnemers, organisatoren, medewerkers…

d.m.v. vragenlijsten

Page 210: Handboek Sportbeleidsplanning

124 Deel 3

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 211: Handboek Sportbeleidsplanning

125Deel 3

De product- en procesevaluatie kan eveneens nog worden besproken in het licht van effectiviteit en efficiëntie. Bij product gaat het dan vooral over effectiviteit, terwijl het proces eerder bekeken wordt vanuit efficiëntie.

7.1.2.1Evaluatievandebeleidseffectiviteit

Bij evaluatie van het sportbeleid dient men eerst de effectiviteit te beoor-delen en vervolgens pas de efficiëntie. Het is immers belangrijk dat in de eerste plaats nagegaan wordt of de prestaties die geleverd werden wel geschikt zijn om de beoogde effecten te behalen.

Effectiviteit: doen we de goede dingen?

Wanneer de doeleinden van het beleid bereikt zijn, betekent dit nog niet dat dit het resultaat is van het gevoerde beleid. De beoogde verbetering kan immers het gevolg zijn van andere externe factoren dan het gevoerde beleid. Om dit te kunnen bepalen, dient men de gevolgen van het be-leid te onderscheiden van andere mogelijke beïnvloedende factoren. Men dient dus te weten of het sportbeleid de oorzaak is van de optredende verandering (het gevolg). Pas dan is er sprake van een oorzaak-gevolg- relatie (een causale relatie).

Een effectief beleid heeft volgende kenmerken:

Er is sprake van volgtijdelijkheid: een bepaalde oorzaak gaat het gevolg vooraf (bv. spots op radio en televisie voor een initiatief het aantal inschrijvingen neemt de volgende dagen/weken toe);

Er bestaat een logische samenhang tussen oorzaak en gevolg (bv. meer investeringen in promotie meer respons). Er bestaan geen andere verklaringen voor de desbetreffende oorzaak-gevolgrelatie.

In de praktijk is het echter zeer moeilijk, of zelfs onmogelijk, om hierin een onderscheid te maken en zeker niet bij gedragsveranderingen (bv. verhoging van de sportparticipatie in clubverband).

Page 212: Handboek Sportbeleidsplanning

126 Deel 3

Een bruikbare kwalitatieve methode om relaties tussen variabelen te ont-dekken en deze te onderscheiden van mogelijke alternatieve en niet re-levante factoren, is de Modus Operandi-methode van Scriven. Deze methode omvat drie stappen en zal worden toegelicht via een voorbeeld.

1. Welke factoren zijn naast het gevoerde beleid denkbaar als verklaring voor het verschijnsel (doelbereiking)? Op deze wijze kunnen niet-relevante factoren of verklaringen geëlimineerd worden. Bijvoorbeeld: het organiseren van een gemeentelijk initiatief om de sportparticipatie van jongeren tussen zes en twaalf jaar in de sportclubs van een gemeente te verhogen. Na invoering van het beleidsinstrument (namelijk georganiseerd initiatief) neemt na verloop van tijd de geor-ganiseerde sport van de jongeren van die leeftijdsgroep toe. Als eerste stap dienen hiervoor mogelijke verklaringen gevonden te worden. Dit kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door een stijging van het aantal sportclubs in die gemeente of door een verhoogde promotievoering van de sportclubs zelf in de lagere scholen.

2. Welke van voorgaande factoren zijn inderdaad aanwezig ge-weest in het onderzochte geval? Er doet zich werkelijk een ver-hoogde promotievoering in de scholen van sportclubs in die gemeente voor, maar het aantal sportclubs bleef identiek. Welke kenmerken verto-nen de wegen die van de factoren naar het verschijnsel (doelbereiking) leiden? Enkele rivaliserende verklaringen die nog niet werden geëlimi-neerd, kunnen hiermee toch verwijderd worden. Indien de verhoogde promotievoering van de sportclubs in de scholen een belangrijke in-vloed op de verhoging van de sportparticipatie zou hebben, zou de promotie een duidelijk effect moeten hebben op de 6 tot 12-jarigen in die gemeente.

3. Van welke factoren zijn dergelijke kenmerken inderdaad aan-wezig geweest en in welke mate? Er dient bepaald te worden of de verhoogde promotievoering van de sportclubs de jongeren werkelijk heeft aangezet om meer sport te gaan beoefenen in de sportclub. In-dien aangetoond kan worden (via een formele bevraging) dat de jon-geren (6 tot 12-jarigen) de promotievoering van de sportclubs in sterke mate zijn gaan ervaren en accepteren om lid te worden van een club, dan kan gesteld worden dat deze rivaliserende verklaring een belang-rijke invloed heeft op de verhoging van de sportparticipatie in de geor-ganiseerde sport in die gemeente. Als er geen verband kan aangetoond worden, kan de rivaliserende verklaring worden geëlimineerd.

Page 213: Handboek Sportbeleidsplanning

127Deel 3

7.1.2.2Evaluatievandebeleidsefficiëntie

De efficiëntie stelt de vraag naar de wijze waarop de sportdienst zijn mid-delen inzet om zijn prestaties te leveren. Hierbij wordt ernaar gestreefd om bij een gegeven aantal middelen de prestaties te maximaliseren of om bij een gegeven aantal prestaties de vereiste middelen te minimaliseren.

Efficiëntie: doen we die goede dingen goed?

Om tot een optimale efficiëntie te komen, moeten volgende voorwaarden vervuld zijn:

de doelstellingen van het sportbeleidsplan moeten duidelijk zijn;

de belangrijkste beleidsprocessen moeten goed gestroomlijnd en op elkaar afgestemd zijn. De sportdienst moet de juiste organi-satiestructuur hebben en moet over de vereiste middelen (personeel, materiaal en financiële middelen) kunnen beschikken. De sportdienst moet voldoende veranderingsbereidheid hebben om, indien nodig, een duurzame verandering door te voeren.

In bijlage zijn voorbeelden van vragenlijsten terug te vinden. Deze kan men gebruiken voor de evaluatie van initiatieven bij verschillende doel-groepen.

Het is belangrijk om hier op te merken dat het bepalen van de effectiviteit van een beleid een moeilijke opgave is. Zoals reeds hoger gesteld, moet er vastgesteld kunnen worden dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het sportbeleid (uitvoering van het plan) en de waargenomen effecten. Dit is niet altijd eenvoudig omdat het effect ook beïnvloed kan zijn geweest door tal van andere factoren. Het is wellicht gemakkelijker om de efficiën-tie van de uitvoering van een beleid te bepalen. Toch zou men ervan uit moeten kunnen gaan dat een goed en doordacht sportbeleidsplan dat op een efficiëntie wijze wordt uitgevoerd, reeds een grotere zekerheid moet bieden op een goed resultaat.

Page 214: Handboek Sportbeleidsplanning

128 Deel 3

7.1.3Wieevalueert?

De evaluatie dient het best te gebeuren op twee niveaus:

intern: door de opstellers en uitvoerders zelf (= zelfevaluatie);

extern: door verschillende belanghebbenden.

De beide soorten evaluaties worden het best georganiseerd door de coör-dinator in overleg met de stuurgroep.Het product dient ook ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de sportraad, aan het college van burgemeester en schepenen en aan de ge-meenteraad.

7.1.4Hoeevalueren?

De evaluatie van het sportbeleidsplan en het voorafgaande proces ervan zijn een interactief gegeven: gedachten uitwisselen, discussiëren, van mening veranderen en tot eindconclusies komen. Men zou dan ook kun-nen stellen dat de interactiviteit borg moet staan voor het maken van een goed sportbeleidsplan. Bij de evaluatie is er ook sprake van interactie met de sporters of deelne-mers zelf. Aan de hand van de vragenlijsten in bijlage kan men gegevens verzamelen die men kan gebruiken in de evaluatie. Deze gegevens zullen dienen voor aanpassingen in het sportbeleidsplan of aan de basis liggen voor de opmaak van een volgend plan.Op basis van die gegevens kan men inzichten op regelmatige tijdstippen en in overleg met de klankbordgroep evalueren en bijsturen.Het heeft weinig zin allerlei inspanningen te leveren voor het opvolgen van het sportbeleid als er geen bereidheid is bij de verantwoordelijken om er rekening mee te houden.

Afhankelijk van wat men wil evalueren, kan men gebruik maken van één van de twee werkwijzen, met name monitoring en evalueren. Deze werk-wijzen worden hieronder kort toegelicht.

7.1.4.1Monitoring

Met monitoring of opvolgen van het beleid wordt bedoeld het syste-matisch en continu verzamelen, analyseren en rapporteren van beleids-matig relevante data die van nut zijn voor het vergelijken van resultaten

Page 215: Handboek Sportbeleidsplanning

129Deel 3

met vooropgestelde normen of verwachte resultaten. Opvolging zegt iets over het feit of al dan niet vooruitgang is gemaakt in de richting van de beoogde effecten of resultaten.

7.1.4.2Evalueren

Evalueren is het in de diepte beoordelen en gebruiken van de resultaten van dergelijke opvolging voor de bevestiging, de bijsturing van de normen of wijze van beleidsuitvoering. Volgende tabel geeft een kort overzicht van de verschillen tussen monito-ring en evalueren.

TABEl7 Overzichtvandeverschillentussenmonitoringenevalueren

Monitoring Evalueren

ContinuPeriodiek op het einde van de periode waarbinnen de doelen moeten worden bereikt

Focus op de omgeving, activiteiten, processen, effecten …

Ontwerpen van oorzaak-gevolg modellen …

Vragen beantwoorden over wat, waar, wanneer, hoeveel …

Vragen beantwoorden over hoe en waarom

Knipperlicht voor managers m.b.t. knel-punten wat hen toelaat tussentijdse bij-sturingen te doen

Geeft aanbevelingen aan beleidsmakers

Intern met en voor de betrokkenenIntern en extern met en voor alle belanghebbenden

Opvolging op basis van indicatoren

Gebruiken van resultaten van opvolging op basis van indicatoren, maar ook andere bronnen (bevragingen van gebruikers, subjectieve evaringen… )

Page 216: Handboek Sportbeleidsplanning

130 Deel 3

Indien men de resultaten dieper wenst te bespreken en te analyseren (te evalueren), kan men hiervoor een keuze maken uit onderstaande metho-den en technieken.

Meten van indicatoren Een eenvoudige manier om te evalueren, is nagaan of de vooropge-

stelde doelstellingen werden bereikt. Dit kan men doen aan de hand van de indicatoren en bijhorende meetmethoden, meetfrequenties, meetmomenten, meetbronnen en meetnormen (zie “Doelstellingen”, p. 103). In bijlage is een schema terug te vinden om dit op een over-zichtelijke manier na te gaan.

Het is niet alleen van belang na te gaan of de indicatoren van de voor-opgestelde doelstellingen worden volbracht, men dient ook te bepalen welke gevolgen men zal geven aan de vaststellingen.

Indien de resultaten aantonen dat ze ontwikkelen in de gewenste richting en volgens de gewenste timing, zal best nagegaan worden of ze voldoende efficiënt verliepen en of er eventueel bijsturingen dienen te gebeuren.

In geval de indicatoren niet het gewenste resultaat opleveren, moe-ten de oorzaken gezocht en aangepakt worden.

Evaluatiemethoden Indien men als sportdienst de argumentatie bij de niet uitgevoerde of

bij de verwezenlijkte onderdelen van het plan verder wil uitwerken, kan men gebruik maken van volgende methoden.

Beschrijvend of beoordelend Een beschrijvende methode geeft feiten: hoeveel folders zijn er bij-

voorbeeld verspreid? Hoeveel mensen zijn er bereikt? Enzovoort. Een beoordelende methode geeft interpretaties van de feiten: is er sprake van succes? Wat kunnen we hieruit leren? Wat kunnen we verbeteren? Enzovoort.

Statisch of dynamisch Statisch: bepalen van de situatie op één moment (bv. de kennis van

de doelgroep na afloop van een campagne). Het probleem kan dan evenwel zijn dat het moeilijk is om te beoordelen of er sprake is van succes. Misschien was de doelgroep bijvoorbeeld al vóór de cam-pagne op de hoogte?

Page 217: Handboek Sportbeleidsplanning

131Deel 3

Dynamisch: nagaan wat er gedurende het project veranderd is. Door bijvoorbeeld zowel vooraf als achteraf te meten. Of door in diepte-interviews naar veranderingen te peilen.

Eenvoudig of complex Evaluatiemethoden kunnen eenvoudig of complex van aard zijn. Dit

is onder andere afhankelijk van de grootte van de doelgroep, het aantal betrokken personen, hoe gedetailleerd men wil evalueren.

Kwantitatief of kwalitatief Kwantitatief: zoeken en interpreteren van voordelen, numeriek me-

ten van wat, wanneer, hoe vaak, hoeveel… door middel van registra-ties, tellingen…

Kwalitatief: zoeken en interpreteren van waardeoordelen. Studie over het hoe en waarom door middel van groepsdiscussies, open vragen, interpretaties van vaststellingen.

De praktische uitvoering van deze evaluatiemethoden is mogelijk door middel van een aantal technieken. Deze technieken kunnen ook gebruikt worden als een deel van de gegevensverzameling. De verdere uitleg ervan is terug te vinden in bijlage.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 218: Handboek Sportbeleidsplanning

132 Deel 3

Haalbaarheid en consistentie van het plan Indien men met het sportbeleidsplan naar buiten wil komen, dient er

ook een evaluatie van het sportbeleidsplan te komen met betrekking tot ondermeer de haalbaarheid en de consistentie ervan. Het verhoogt immers op die manier de kansen dat het goed kan uitgevoerd worden en aldus een succesvol resultaat kan opleveren.

7.1.4.3Conclusie

In al deze scenario’s moet men tot eindconclusies komen. Deze kunnen verschillende richtingen uitgaan, met name:

het gevoerde beleid verderzetten;

het bestaande beleid bijsturen voor het geheel of voor bepaalde onder-delen;

de streefnormen behouden of aanpassen (meer uitdagend of meer haalbaar…);

ter ondersteuning eerder gestelde indicatoren aanpassen.

7.1.5Decretaleverplichtingen1

In het uitvoeringsbesluit wordt aangegeven dat er drie soorten evaluaties verplicht ingediend dienen te worden: een jaarlijks verslag, een tussentijd-se evaluatie en een eindevaluatie.

7.1.5.1Jaarlijksverslag

Na ieder jaar, binnen de periode waarvoor het sportbeleidsplan werd op-gesteld, is het belangrijk om na te gaan of de vooropgestelde doelstellin-gen van dat jaar bereikt zijn of niet. Dit kan gemeten worden aan de hand van de bijhorende indicatoren. Indien de indicatoren niet of deels zijn bereikt, is het de bedoeling om na te gaan wat de oorzaak hiervan is. Men dient deze argumentatie op te nemen in het jaarlijks verslag. Hierdoor kan men ofwel de doelstellingen ofwel de maatregelen gaan bijstu-ren. Indien de strategische doelstellingen worden gewijzigd, moet het ver-slag ter goedkeuring worden voorgelegd aan de gemeenteraad.

1 Deze info is onder voorbehoud van goedkeuring van de uitvoeringsbesluiten door de Vlaamse Regering.

Page 219: Handboek Sportbeleidsplanning

133Deel 3

Het jaarlijks verslag dient volgens het decreet volgende delen te bevatten.

Voor het hoofdstuk 1 van het sportbeleidsplan:

een artikelsgewijze opgave van de gerealiseerde uitgaven voor de financiële ondersteuning van de sportverenigingen, gebaseerd op de goedgekeurde rekeningen.

De verklaring van het bestuur waarin staat:

dat het sportbeleidsplan in het desbetreffende jaar uitgevoerd werd zoals gepland. Hierbij hoort een argumentatie bij de anders of niet uitgevoerde onderdelen;

dat men aan de voorwaarden voldoet met betrekking tot de sport-gekwalificeerde ambtenaren;

dat men aan de voorwaarden voldoet met betrekking tot de sport-raad.

Het jaarlijks verslag dient voor advies voorgelegd te worden aan de sport-raad. Het moet goedgekeurd worden door het college van burgemeester en schepenen en het moet jaarlijks aan Bloso en de gemeentelijke sport-raad bezorgd worden voor 1 september van het jaar dat volgt op het jaar waarop het verslag betrekking heeft.

TIP

Het is dus interessant voor de jaarlijkse verslagen om tijdens het be-leidsjaar verschillende ‘interne’terugkoppelingsmomenten te plan-nen. Bij deze momenten kan de stuurgroep omkijken naar wat al ach-ter de rug is, vooruitblikken naar wat nog moet komen en op die ma-nier op een gestructureerde wijze de jaarlijkse verslagen opmaken.

7.1.5.2Tussentijdseevaluatie

De tussentijdse evaluatie van het sportbeleidsplan dient te gebeuren in het derde jaar van de sportbeleidsplanperiode. Deze evaluatie vindt plaats in overleg met de sportraad en moet goedgekeurd worden door de ge-meenteraad. Het dient eveneens aan Bloso en de gemeentelijke sportraad bezorgd te worden voor 1 september van het jaar dat volgt op de periode

Page 220: Handboek Sportbeleidsplanning

134 Deel 3

waarop het verslag betrekking heeft samen met het jaarlijks verslag. De tussentijdse evaluatie van het sportbeleidsplan dient volgens het decreet geëvalueerd te worden op het bereiken van de doelstellingen.

7.1.5.3Eindevaluatie

De eindevaluatie van het sportbeleidsplan vindt plaats in het laatste jaar van de sportbeleidsplanperiode en dient ingediend te worden met het nieuwe sportbeleidsplan. Deze evaluatie vindt plaats in overleg met de sportraad. Deze eindevaluatie vormt een afzonderlijk onderdeel van de ge-gevensverzameling van het nieuwe gemeentelijk sportbeleidsplan.Indien er geen nieuw gemeentelijk sportbeleidsplan wordt ingediend, dan wordt de eindevaluatie ingediend met het jaarlijks verslag en moet ze ter goedkeuring worden voorgelegd aan de gemeenteraad.

OPMERKING

Het is essentieel om voldoende politiekesteunenbetrokkenheidte hebbenbij de zelfevaluatie en, belangrijker nog, bij het daarop-volgende plan van aanpak en verbetermaatregelen. Als het project niet gedragen wordt door de politiek, is de kans gering dat het pro-ject succes kent en resulteert in een daadwerkelijke verbetering.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 221: Handboek Sportbeleidsplanning

135Deel 3

TABEl8 Decretaleverplichtingeninverbandmetevaluatie

Soortevaluatie Wanneeropmaken?

Datumvanindienen Goedkeuringdoor

Jaarlijksverslag

Jaarlijks Voor 1 september van het jaar dat volgt op het jaar waarop het verslag betrekking heeft

• College• Advies van de

sportraad

Indien de stra-tegische doel-stellingen van het SBP worden gewijzigd, moet het verslag ter goedkeuring wor-den voorgelegd aan de gemeenteraad

Tussentijdseevaluatie

In het derde jaar van de sportbeleids-plan-periode.

Voor 1 september van het jaar dat volgt op het jaar waarop het verslag betrekking heeft samen met het jaar-lijks verslag.

• Gemeenteraad • In overleg met de

sportraad

Eindevaluatie In het laatste jaar van de sportbeleids-plan-periode

Samen met het nieuwe sportbe-leidsplan, voor 1 november van het jaar van de sportbe-leidsplanperiode

• Gemeenteraad• In overleg met de

sportraad

Page 222: Handboek Sportbeleidsplanning

136 Deel 3

OPMERKING

Uit buitenlandse ervaringen blijkt dat er verschillende manieren bestaan om resultaten van onderzoek te gebruiken in een beleids-context. Zo kunnen bijvoorbeeld resultaten selectief gebruikt wor-den om bepaalde, reeds aanwezige voorkeuren bij beleidsmakers kracht bij te zetten. Ook kunnen ze uit hun context gehaald wor-den en als dusdanig enkel dienen als ondersteuning van een reeds gevoerd sportbeleid. Of men kan ze gewoon negeren als het ‘zo-veelste rapport’.

7.2Praktischwerkinstrument

7.2.1Jaarlijksverslag

Bloso zal de formulieren voor de verklaringen in het jaarlijks verslag ter beschikking stellen. Hierin zal aandacht besteed worden aan de basisvoor-waarden van het decreet (art.16, §1).

7.2.2Tussentijdseeneindevaluatie

Volgende tabel geeft een weergave om een snel en schematisch overzicht te krijgen van de al dan niet bereikte doelstellingen. Deze resultaten kan men verder verwerken in een scoresysteem.

Strategischedoelstelling1:

Operationeledoelstelling1:

Indicatoren Bereikt: ja - neen - deels

1.

2.

3.

Page 223: Handboek Sportbeleidsplanning

137Deel 3

Operationeledoelstelling2:

Indicatoren Bereikt: ja - neen - deels

1.

2.

3.

7.2.2.1Scoresysteem

Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van een eenvoudig score- systeem voor het evalueren van het al dan niet bereiken van doelstellin-gen. Er wordt telkens bekeken in hoeverre men vindt dat wat nagestreefd werd ook bereikt werd. De volgende twee concrete vragen worden ge-steld:

Hoeveel doelstellingen werden bereikt?

Hoeveel doelstellingen werden nagestreefd?

Iedere doelstelling krijgt een score van 2. Wordt deze bereikt, dan wordt de score toegekend. Wanneer de doelstelling helemaal niet bereikt wordt, is er geen score. Bij het deels realiseren van de doelstelling, wordt er een score van 1 gegeven.

Bij wijze van voorbeeld:een organisator wenst vier doelstellingen te realiseren, bijvoorbeeld: (1) een specifieke doelgroep bereiken; (2) de link naar de sportclub leggen; (3) voorlichting geven over de blessurepreventie; (4) doelgroepen in contact brengen met elkaar.

Volgens diegenen die de beoordeling doen, werden twee doelstellingen gerealiseerd (1 en 3).Eén doelstelling werd deels bereikt (2) en één doelstelling werd niet be-reikt (4).

Page 224: Handboek Sportbeleidsplanning

138 Deel 3

Dit voorbeeld kan in het scoresysteem als volgt worden ingevuld:

DOELSTELLING(EN):

Hoeveel doelstellingen werden bereikt?

Vul het aantal in enbereken

Hoeveel doelstellingen werden nagestreefd?

Vul het aantal in en bereken

JaDeelsNeen

2 x2= 4 1 x1= 1 1 x0= 0

4 4 x2 = 8

Totaal 1: 5 Totaal 2: 8

Score (totaal 1/totaal 2): 5/8 x 100 % = 62,5 %

Volgens een zelf van te voren bepaalde beoordelingskaart werden de doel-stellingen net ‘goed’ bereikt.

Beoordelingskaart:

> 80%: zeer goed60% < x ≤ 80%: goed50% < x ≤ 60%: matig

< 50%: slecht

Dit systeem is slechts een voorbeeld. Het kan ondermeer worden verfijnd door doelstellingen, afhankelijk van hun relatieve belang, een grotere of kleinere score mee te geven. Tevens kunnen meerdere beoordelaars samen of onafhankelijk van elkaar de tabel invullen. In het laatste geval kan dan nog gekeken worden in welke mate nadien overleg nodig is om tot gelijk-aardige uitspraken te komen.

Page 225: Handboek Sportbeleidsplanning

139Deel 3

Hetsportbeleidsplanningsproces

Stap1:Startfase Stuurgroep samenstellen Startnota Overzicht van de belanghebbenden Klankbordgroep samenstellen

Stap2:Missie (her)formuleren

Stap3:Gegevensverzameling Bestaande gegevens verzamelen Nieuwe gegevens verzamelen

Stap4:Gegevensanalyse Opstellen knelpunten- en behoeftenota/SWOT-tabel

Stap5:Doelstellingen formuleren

Stap6:Planvanaanpak opstellen

Stap7:Evaluatie plannen

Opstellen van het sportbeleidsplan

Sportbeleidsplan

Evalueren en bijsturen

coördinator (sportgekwalifi-ceerde ambtenaar)

sportgekwalificeerde ambte-naar stuurgroep

sportgekwalificeerde ambtenaar stuurgroepklankbordgroep

sportgekwalificeerde ambtenaar, klankbordgroep,medewerkers van de sport-dienst, studenten, vrijwilli-gers, deskundigen...

sportgekwalificeerde ambtenaar stuurgroepklankbordgroep

coördinator en/of sportge-kwalificeerde ambtenaar en/of schepen van sport

(handboekdeel3)

(handboekdeel2)

Page 226: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 227: Handboek Sportbeleidsplanning

8. Uitgewerkt

voorbeeld van gegevensverzameling tot

plan van aanpak

Page 228: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 229: Handboek Sportbeleidsplanning

141Deel 3

8 Uitgewerkt voorbeeld van gegevensverzameling tot plan van aanpak

In volgend fictief voorbeeld worden de resultaten uit de inventaris en de si-tuatieschets (gegevensverzameling) verwerkt volgens de verschillende bouw- stenen van het sportbeleidsplan (gegevensanalyse doelstellingen plan van aanpak). Dit voorbeeld illustreert enkel de wijze waarop de gegevens verwerkt moeten worden. Het geeft dus geen volledig sportbeleidsplan weer.

8.1 Gegevensverzameling

Zoals reeds eerder gesteld in deel 2 van dit handboek bestaat de uitgangs- situatie, zoals blijkt uit de gegevensverzameling, uit:

een inventaris:

beschrijving van de huidige structuren van de gemeente met betrek-king tot sport met hun onderlinge samenhang,

externe sportactoren.

een situatieschets:

evaluatie van het huidige sportbeleid,

resultaten uit de enquêtes,

maatschappelijke context (trendanalyse).

8.1.1Inventaris

Aangezien het hier niet zinvol is een volledige inventaris te beschrijven, wordt hieronder enkel een schematisch overzicht weergegeven van de in-ventaris van de structuren van de gemeente met betrekking tot sport. Hierbij wordt een korte beschrijving en hun onderlinge samenhang gege-ven, gevolgd door de resultaten uit de inventaris. Voor de resultaten uit de inventaris worden enkel deze gegevens weergegeven die in dit voorbeeld verder gebruikt zullen worden.

Page 230: Handboek Sportbeleidsplanning

142 Deel 3

8.1.1.1 Schematische weergave van de huidige (interne)gemeentelijkestructurenenexternesportactoren

EXTERN

Privé-initiatieven Fitnesscentrum Zwembad

Jeugdverenigingen 6 Jeugdverenigingen

die jaarlijks enkele sportactiviteiten organiseren

Sportverenigingen Aanbieden van

sport aan de bevol-king

75 Sport- verenigingen

Sportraad Adviseert sport- dienst

Schoolsport-infrastructuur 3 schoolsportzalen

INTERN

Gemeenteraad

Collegevanburge-meesterenschepenen

Gemeentesecretaris

Administratiefhoofdmedewerker

Sportdienst Voeren van het gemeentelijk sport-

beleid Organiseren van ge-

meentelijk sportaanbod: Stratenloop, Start to run, Jeugdsportkampen, Buurtsportinitiatieven, Fietsdag, Wandeldag Fietsweekend, Sport Overdag

AGB Beheer sportinfra-

structuur

Sportdienst 4 voetbal-

terreinen 2 basketbal-

terreinen 3 speelpleinen 1 gemeentelijke

zwembad 1 sporthal met

cafetaria 2 buitensport-

terreinen scholen 2 sportzalen

scholen

OCMW

Page 231: Handboek Sportbeleidsplanning

143Deel 3

8.1.1.2Resultatenuitdeinventarisvandehuidigestructurenmetbetrekkingtotsport

Sportinfrastructuur

De gemeente beschikt over vier voetbalterreinen, twee basketbal-terreinen, drie speelpleinen, twee zwembaden (één gemeentelijk en één privézwembad) en één sporthal met cafetaria.

De sportdienst

Externe communicatie en infoverstrekking van de sportdienst De sportdienst heeft volgende communicatiekanalen: folders, publi-

caties in het gemeentelijke informatieblad, affiches en een website.

Sportaanbod van de sportdienst De sportdienst heeft volgend sportaanbod: tweemaal per jaar ‘Start

to Run’-sessies, jeugdsportkampen, drie buurtsportinitiatieven, jaar-lijkse stratenloop en jaarlijkse fietsdag, wandeldagen, Sport Overdag en een fietsweekend.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 232: Handboek Sportbeleidsplanning

144 Deel 3

8.1.1.3Resultatenuitdeinventarisvandeexterne sportactoren

Sportraad Leden van de sportraad: de sportverenigingen.

Sportverenigingen Er bevinden zich 75 sportverenigingen in de gemeente die elk een

eigen sportaanbod hebben voor hun leden.

Aanbod van commerciële instellingen: Er bevindt zich één fitnesscentrum in de gemeente.

Provinciale sportdienst Organisatie van provinciale cursussen en bijscholingen voor bestuur-

ders en trainers van sportverenigingen.

Andere sportaanbieders

OCMW

Buurtwerkers

8.1.2Situatieschets

8.1.2.1Evaluatievanhethuidigsportbeleid

In deze evaluatie vermelden we enkel de resultaten die in dit voorbeeld zullen leiden tot doelstellingen en maatregelen.

De sportdienst

Externe communicatie en infoverstrekking van de sportdienst

- Uit de inventarisatie van de verschillende communicatiekanalen bleek dat de website van de sportdienst goed opgebouwd is en zeer druk bezocht wordt door de bevolking.

Page 233: Handboek Sportbeleidsplanning

145Deel 3

Sportaanbod van de sportdienst- De buurten zetten zelf enkele initiatieven op.- De sportdienst organiseert voornamelijk sportinitiatieven voor jon-

geren en het merendeel van het aanbod is aangepast aan maat-schappelijk kwetsbare jongeren. Voor senioren is er geen aanbod van de sportdienst.

Sportinfrastructuur

De sportinfrastructuur in de twee grote gemeentelijke scholen is zeer goed onderhouden tijdens de afgelopen jaren. Deze scholen hebben laten blijken dat zij bereid zijn hun infrastructuur te verhuren aan de gemeente.

Goed beheer van de huidige sportinfrastructuur door de gemeente, maar geen beheer van de naschoolse schoolsportinfrastructuur.

Sportraad Enkel de sportverenigingen zijn representatief vertegenwoordigd in de

sportraad.

Sportverenigingen

Slechts 20% van de sportverenigingen in de gemeente zijn recreatie-sportverenigingen.

Er bevinden zich 75 sportverenigingen in de gemeente. Deze werken nauwelijks met elkaar samen.

Het aanbod van de sportverenigingen is vrij divers (verschillende vor-men van ploeg- en individuele sporttakken).

Aanbod van commerciële instellingen (lokaal fitnesscentrum) Het enige centrum heeft een stijgend aantal leden en start met de or-

ganisatie van ‘Start to Sport’-sessies.

Provinciale sportdienst

Professionaliseringsimpuls van de provinciale sportdienst door de or-ganisatie van provinciale cursussen en bijscholingen voor bestuurders en trainers van sportverenigingen. De gemeentelijke sportdienst heeft

Page 234: Handboek Sportbeleidsplanning

146 Deel 3

geen extra aandacht voor de promotie van deze initiatieven bij de sportverenigingen.

Andere sportaanbieders Beperkt sportaanbod van OCMW (en jeugdverenigingen) en geen sa-

menwerking met de sportdienst.

8.1.2.2Resultatenuitdeenquêtes

Bij wijze van voorbeeld worden hieronder de resultaten van enkele vra-gen besproken die terug te vinden zijn bij ‘Vragenlijsten’, Info, p. 29. Enkel de vragen die in dit voorbeeld zullen leiden tot een doelstelling of een maatregel worden weergegeven. In het sportbeleidsplan moet echter ook de wijze van bevragen, de doelgroepen die werden bevraagd… worden beschreven. Een duidelijk overzicht van wat men hieromtrent precies moet opnemen in het sportbeleidsplan is terug te vinden in deel 2, p. 7.

Potentiële sporters1

Info, p. 76 vraag 11: “Bent u voldoende geïnformeerd over de ini-tiatieven die door de gemeente op het vlak van de sport worden georganiseerd?”

Tabel 1: Voldoende geïnformeerd over de gemeentelijke sportinitiatieven?

Antwoord Percentage

Ja 56,4%

Neen 42,9%

Onbepaald 0,7%

Iets meer dan de helft van de bevraagden (56,4%) gaf aan voldoen-de geïnformeerd te zijn over de initiatieven die door de gemeente op het vlak van de sport worden georganiseerd. 42,9% vond van niet. Deze eerste groep gaf aan in welke mate men de initiatieven kende.

1 Uit de vragenlijst ‘Evaluatie voor potentiële sporters’

Page 235: Handboek Sportbeleidsplanning

147Deel 3

Tabel 2: Welke initiatieven kent men dan?

StratenloopStart to Run Jeugdsportkampen BuurtsportinitiatievenFietsdag WandeldagSport Overdag Fietsweekend

69,3%59,4%41,7%14,7%28,1%27,1%15,1%7,5%

Opmerkelijk is dat bij de groep die vond voldoende op de hoogte te zijn van de initiatieven, er slechts twee initiatieven waren die ten minste bij de helft bekend waren. Het ging hier dan over de straten-loop en de Start to Run.

Sportverenigingen11

Info, p. 63 vraag 6: “Hebben de begeleiders een kadervorming ge-volgd?”

Tabel 3: Kadervorming door begeleiders van de sportvereni- gingen gevolgd?

Antwoord Percentage

Neen 65,8%

Ja 34,2%

Slechts ongeveer een derde van het totale aantal begeleiders van de bevraagde sportverenigingen heeft een kadervorming gevolgd.

1 Uit de vragenlijst ‘Evaluatie voor potentiële sporters’

Page 236: Handboek Sportbeleidsplanning

148 Deel 3

Info, p. 64 vraag 10: “Richt de club zich tot specifieke doelgroepen? Zo ja, welke?”

Tabel 4: Gericht naar specifieke doelgroepen?

Antwoord Percentage

Neen 68,2%

Ja 31,2%

Tabel 5: Welke doelgroepen dan?

Ruim twee derde van de bevraagde sportverenigingen (68,2%) gaf aan zich niet te richten tot specifieke doelgroepen. Van de clubs die dit wel deden, was de meerderheid (65,2%) gericht op de jeugd. Slechts een beperkt aantal sportverenigingen richten zich specifiek ook tot senioren (6,4%) en personen met een handicap (5,3%).

Info, p. 64 vraag 11: “Wat staat een verdere uitbouw van de club in de weg?”

Tabel 6: Drempels voor verdere uitbouw

Antwoord Percentage

Onvoldoende infrastructuur en logistieke ondersteuning

35,0%

Tekort aan financiële middelen 27,5%

Niets 22,5%

Tekort aan trainingsuren 15,0%

6,4 %65,2 %

23,1 %

5,3 %

Jeugd

Volwassenen

Senioren

Personen met een handicap

DOELGROEPEN

Page 237: Handboek Sportbeleidsplanning

149Deel 3

De twee redenen die het meest naar voren kwamen zijn onvoldoen-de infrastructuur en logistieke middelen (35,0%) én een tekort aan financiële middelen (27,5%).

Info, p. 64 vraag 14: “Bent u voldoende geïnformeerd over de ini-tiatieven die door uw gemeente op het vlak van de sport worden georganiseerd?”

Tabel 7: Voldoende geïnformeerd over de gemeentelijke sportinitiatieven?

Antwoord Percentage

Neen 77,9%

Ja 22,1%

Slechts 22,1% van de bevraagde sportverenigingen geeft aan vol-doende op de hoogte te zijn van de initiatieven die door de ge-meente op het vlak van sport worden georganiseerd.

Info, p. 65 vraag 20: “Is er een samenwerking met de gemeentelijke sportdienst?”

Tabel 8: Samenwerking met sportdienst?

Antwoord Percentage

Ja 55,4%

Neen 44,6%

Ongeveer de helft (45,5%) van de bevraagde sportverenigingen werkt samen met de sportdienst.

Tabel 9: Indien neen, samenwerking gewenst?

Antwoord Percentage

Ja 52,1%

Neen 47,9%

Page 238: Handboek Sportbeleidsplanning

150 Deel 3

52,1% van de sportverenigingen die niet samenwerken met de sportdienst, is wel bereid dit te doen. Ongeveer de helft wenst geen samenwerking met de sportdienst.

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 239: Handboek Sportbeleidsplanning

151Deel 3

Info, p. 66 vraag 24: “Maakt u gebruik van de aanwezige gemeen-telijke sportinfrastructuur in uw gemeente? Zo ja, welke?”

Tabel 10: Gebruik gemeentelijke sportinfrastructuur?

Antwoord Percentage

Ja 70,5%

Neen 29,5%

Tabel 11: Welke sportinfrastructuur dan?

De meerderheid van de bevraagde sportverenigingen (70,5%) maakt gebruik van de aanwezige sportinfrastructuur in de gemeente. Het gaat hierbij dan vooral om sporthallen (46,5%) en zwembaden (35,6%). Verder geeft nog 12,6% van alle sportverenigingen aan geen gebruik te maken van de aanwezige infrastructuur omdat ze over eigen accommodatie beschikken. Opmerkelijk is dat slechts 5,3% van de sportverenigingen gebruikmaakt van de aanwezige sportaccommodatie in de gemeentelijke scholen.

46,5 %

12,6 %

35,6 %

5,3 %

Sporthallen

Zwembaden

Eigen accomodatie

Sportaccomodatie gem. scholen

ACCOMODATIE

Page 240: Handboek Sportbeleidsplanning

152 Deel 3

Info, p. 66 vraag 25: “Bent u goed geïnformeerd over de bestaande gemeentelijke sportinfrastructuur?”

Tabel 12: Voldoende geïnformeerd over gemeentelijke sport-infrastructuur?

Antwoord Percentage

Ja 84,1%

Neen 15,9%

De grote meerderheid van de sportverenigingen (84,1%) gaf aan goed geïnformeerd te zijn over de bestaande infrastructuur.

Info, p. 66 vraag 28 : “ Indien u gebruikmaakt van de sporthal: wat vindt u van de sporthal met betrekking tot de volgende aspecten?”

Tabel 13: Tevredenheid over specifieke aspecten

4,5%

63,6%

62,8%

59,1%

59,1%

79,5%

13,6%

14,0%

15,9%

18,2%

15,9%

22,7%

23,3%

25,0%

22,7%

Bereikbaarheid

Beschikbare ruimte

Toegankelijkheid

Service personeel

Tarieven

Beoordeling

goed slecht Niet van toepassing

Uit de antwoorden kan worden afgeleid dat er vooral een grote ontevredenheid bestaat bij de bevraagde sportverenigingen met be-trekking tot de bereikbaarheid van de sporthal. De meningen met betrekking tot de service van het personeel en de tarieven daaren-tegen zijn minder eenduidig. Ook moet worden opgemerkt dat, met uitzondering van de bereikbaarheid, steeds meer dan een vijfde van de groep de vraag onbeantwoord liet. Het ging hier dan vooral over de sportverenigingen die geen gebruikmaken van deze infrastruc-tuur.

Page 241: Handboek Sportbeleidsplanning

153Deel 3

Maatschappelijk kwetsbare jongeren1

Info, p. 60 vraag 6: “Hoe ben je te weten gekomen dat je hieraan kon meedoen?”

Tabel 14: Hoe te weten gekomen dat men hieraan kon meedoen?

Antwoord Percentage

Via school 44,6%

Via ouders 20,5%

Via vrienden 19,8%

Via folder(s)/brochure(s) 5,1%

Geen idee 10%

De meerderheid wordt op de hoogte gebracht via de school (44,6%). De ouders (20,5%) en vrienden (19,8%) zijn ook belang- rijke informatiebronnen voor de jonge deelnemers. Een beperkt aantal jongeren weet dat ze kunnen deelnemen aan de sportactiviteiten van de sportdienst via folders en brochures (5,1%).

Elke gemeente moet de vragenlijsten aanpassen aan de eigen situ-atie. Indien men ervoor kiest de vragenlijst voor jongeren aan te passen aan een vragenlijst voor maatschappelijk kwetsbare jongeren zou men volgende vragen kunnen toevoegen.

- “Sport je graag?”

1 Uit de vragenlijst ‘Evaluatie door jonge deelnemers’

Page 242: Handboek Sportbeleidsplanning

154 Deel 3

Tabel 15: Sport men graag?

Antwoord Percentage

Ja 79,7%

Neen 20,3%

Het is opmerkelijk dat een groot deel (79,7%) van de jonge sporters graag sport.

- “ Indien ja, ben je lid van een sportvereniging?”

Tabel 16: Zijn zij die graag sporten lid van een sportvereniging?

Antwoord Percentage

Ja 33,6%

Neen 66,4%

Slechts 33,6% van de jongeren die graag sporten, is lid van een sportvereniging.

- “Indien neen, zou je graag lid zijn?”

Tabel 17: Zou men graag lid willen worden?

Antwoord Percentage

Ja 73,5%

Neen 26,5%

Van diegenen die geen lid zijn, zou 73,5% graag lid willen zijn.

Page 243: Handboek Sportbeleidsplanning

155Deel 3

- “Waarom vind je het moeilijk je aan te sluiten bij een sportvereni-ging?”

Tabel 18: Drempels om aan te sluiten bij een sport- vereniging

Antwoord Percentage

Het is te duur 50,6%

Het is te onbekend. Ik ken er niemand 28,2%

Ik weet niet hoe ik me moet aansluiten 10%

Ik weet niet bij welke sportverenigingen ik kan aansluiten 9%

Anders 2,2%

Voor 50,6% van de jongeren is een aansluiting bij een sportvereni-

ging te duur. 28,2% haalt aan dat ze niet in een vereniging durven stappen omdat het er te onbekend is en omdat ze er niemand ken-nen. Een beperkt percentage weet niet bij welk sportverenigingen ze kunnen aansluiten (10%) en een beperkt aantal jongeren weet niet hoe ze dit moeten doen (9%).

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 244: Handboek Sportbeleidsplanning

156 Deel 3

Samenvatting van de resultaten van de enquêtes

Potentiële sporters

- Iets meer dan de helft van de bevraagden gaf aan voldoende geïnformeerd te zijn over de initiatieven die door de gemeente op het vlak van de sport worden georganiseerd. Bij de groep die vond voldoende op de hoogte te zijn van de initiatieven, waren er uiteindelijk slechts twee initiatieven die ten minste bij de helft bekend waren.

Sportverenigingen

- Slechts ongeveer een derde van het totale aantal begeleiders van de bevraagde sportverenigingen heeft een kadervorming gevolgd.

- De clubs gaven vooral aan dat onvoldoende infrastructuur, logistieke en financiële ondersteuning een verdere uitbouw in de weg staan.

- De meeste sportverenigingen richten zich niet tot een specifieke doelgroep. Zij die zich wel tot een specifieke doelgroep richten, richten zich vooral tot de jeugd.

- Er is ontevredenheid bij de bevraagde clubs met betrekking tot de bereikbaarheid van de sporthal (gevaarlijke weg). Ook zijn de meningen met betrekking tot de service van het personeel en de tarieven niet eenduidig.

- Slechts een beperkt aantal sportverenigingen maakt gebruik van de gemeentelijke schoolsportinfrastructuur.

- Meer dan de helft van de sportclubs is onvoldoende geïnfor-meerd over de initiatieven die de gemeente organiseert op het gebied van sport.

- Ongeveer de helft van de bevraagde sportverenigingen werkt samen met de sportdienst en ongeveer de helft van de sportver-enigingen die momenteel niet samenwerken met de sportdienst zijn bereid dit wel te doen.

Maatschappelijk kwetsbare jongeren

- De meeste bevraagde maatschappelijk kwetsbare jongeren worden op de hoogte gebracht van de sportactiviteiten van de sportdienst door de school en via de ouders.

Page 245: Handboek Sportbeleidsplanning

157Deel 3

- Meer dan de helft van de bevraagde maatschappelijk kwets-bare jongeren sport graag, maar slechts een beperkt aantal is lid van een sportvereniging. Van diegenen die geen lid zijn, zou de meerderheid wel graag lid willen zijn.

- De maatschappelijk kwetsbare jongeren vinden moeilijk de weg naar de sportvereniging. De meerderheid van deze jongeren vindt het lidmaatschap bij een sportvereniging te duur of men heeft angst om zich aan te sluiten bij een sportvereniging omdat het te onbekend is.

8.1.2.3Trends

Net zoals de inventaris en de situatieschets is ook de trendanalyse niet vol-ledig. Enkel de trends die zullen leiden tot doelstellingen en maatregelen worden hier in dit fictieve voorbeeld weergegeven.

Er is een aanzienlijke groei van eenoudergezinnen in de gemeente.

Het aantal leden van de sportverenigingen daalt en er zijn meer ge-individualiseerde sporters in de gemeente.

Stijging van het aantal allochtonen verkleuring in de gemeente.

Mensen hechten meer belang aan wellness. Dit bleek uit een stijgend bezoekersaantal van de beauty- en wellnesscentra in de gemeente.

Vergrijzing van de bevolking.

Het stimuleren van publiekprivate samenwerking (PPS) door de over-heid.

8.2 Gegevensanalyse:Knelpunten-enbehoeftenotaen SWOT-analyse

In dit voorbeeld wordt zowel een knelpunten- en behoeftenota opge-steld als een SWOT-analyse uitgevoerd. In het sportbeleidplanningspro-ces kan men kiezen tussen één van beide methoden om de verzamelde gegevens te analyseren.

Page 246: Handboek Sportbeleidsplanning

158 Deel 3

De knelpunten- en behoeftenota en SWOT-analyse zijn gebaseerd op de resultaten uit de gegevensverzameling. Aangezien dit slechts een fictief voorbeeld is, worden de verschillende hoofdstukken van het de-creet dan ook niet altijd gedetailleerd uitgewerkt. Naast de vier ver-plichte hoofdstukken kan men in het sportbeleidsplan meer hoofdstuk-ken opnemen.

8.2.1Knelpunten-enbehoeftenota

Hoofdstuk 1: Sportverenigingen

Knelpunten/behoeften

• Slechts één op drie begeleiders in de sportverenigingen heeft een sportgekwalificeerd diploma

• Onvoldoende logistieke en financiële ondersteuning staan een verdere uitbouw van de sportverenigingen in de weg

• Weinig doelgroepgerichte werking en sportverenigingen werken vooral voor één doelgroep (jeugd)

• De sportclubs worden onvoldoende geïnformeerd over de initiatieven die de sportdienst organiseert

Hoofdstuk 2: Andersgeorganiseerde sport

Knelpunten/behoeften

• Daling van de leden van de sportverenigingen, meer geïndividualiseerde sporters

• Geen aandacht voor seniorensport in het aanbod van de sportdienst

Hoofdstuk 3: Toegankelijkheid en diversiteit

Knelpunten/behoeften

• Maatschappelijk kwetsbare jongeren worden hoofdzakelijk bereikt via de school en de ouders. Dit is een te beperkt aantal kanalen

• Meer dan de helft van de maatschappelijk kwetsbare jongeren die graag sporten, zijn geen lid van een sportvereniging. Meer dan de helft zou echter wel graag lid worden

• Voor veel van de jongeren is lidmaatschap in een sportclub te duur of te onbekend

Page 247: Handboek Sportbeleidsplanning

159Deel 3

Hoofdstuk 4: Sportinfrastructuur

Knelpunten/behoeften

• De meerderheid van de sportverenigingen maakt geen gebruik van de schoolsportinfrastructuur in de gemeente

• Onvoldoende infrastructuur staat een verdere uitbouw van de sportverenigingen in de weg

• De sporthal is moeilijk bereikbaar• Geen beheer van het gebruik van de naschoolse

schoolsportinfrastructuur

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 248: Handboek Sportbeleidsplanning

160 Deel 3

8.2.2SWOT-tabelenSWOT-analyse

8.2.2.1Hoofdstuk1:Sportverenigingen

Kansen:K1: De helft van de sportver-

enigingen die niet samen-

werken met de sportdienst

zijn bereid dit wel te doen

Bedreigingen:B1: Het aantal leden van

de sportverenigingen daalt,

meer geïndividualiseerde

sporters

B2: Weinig doelgroepgerich-

te werking binnen de sport-

verenigingen (clubs werken

vooral voor één doelgroep,

namelijk voor jongeren)

B3: Slechts één op drie be-

geleiders van de sportvereni-

gingen heeft een sportge-

kwalificeerd diploma

Sterkten:S1: De sportdienst werkt sa-

men met ongeveer de helft

van de sportverenigingen

S1-K1: De sportdienst tracht

samen te werken met zoveel

mogelijk sportverenigingen

waarmee de sportdienst

nog niet samenwerkt

S1-B1: Aanbod voor de ge-

individualiseerde sporters

ontwikkelen via de sport-

dienst (eventueel) in samen-

werking met de sportvereni-

gingen

Zwakten:Z1: De sportdienst geeft on-

voldoende logistieke en fi-

nanciële ondersteuning aan

de sportverenigingen

Z2: De sportverenigingen

worden onvoldoende ge-

informeerd door de sport-

dienst over de initiatieven

die de sportdienst organi-

seert

Z3: De sportdienst speelt

niet in op de professionali-

seringsimpuls bij sportver-

enigingen van de provinci-

ale sportdienst

Z1-K1: De sportdienst geeft

logistieke en financiële on-

dersteuning aan al de sport-

verenigingen

Z2-B2: De sportdienst infor-

meert clubs via informatie-

dagen over de verschillende

initiatieven van de sport-

dienst voor de verschillende

doelgroepen en over doel-

groepwerking in een sport-

vereniging

Z3-B3: De sportdienst subsi-

dieert de inschrijvingskosten

van de trainers en bestuurs-

leden van de gemeentelijke

sportverenigingen bij deel-

name aan de provinciale

cursussen en bijscholingen

Page 249: Handboek Sportbeleidsplanning

161Deel 3

8.2.2.2Hoofdstuk2:Andersgeorganiseerdesport

Kansen:K1: Buurtsport georgani-

seerd door de buurten/wij-

ken zelf

K2: Stijgende vergrijzing

K3: Start to Sport-sessies

lokaal fitnesscentrum

Bedreigingen:B1: Individualiserings-

tendens

Sterkten:S1: Bestaande initiatieven

van de sportdienst voldoen-

de bekend bij de bevolking

S1-K1: De sportdienst pro-

moot buurtsport bij heel de

bevolking

S1-K2: De sportdienst orga-

niseert activiteiten in samen-

werking met lokaal fitness-

centrum voor doelgroepen

(senioren) die voordien nog

niet bereikt werden door het

fitnesscentrum

S1-K3: De sportdienst pro-

moot de initiatieven die ge-

organiseerd worden in sa-

menwerking met het fitness-

centrum bij de bevolking

S1-B1: De sportdienst voor-

ziet extra aandacht voor in-

dividuele begeleiding tijdens

haar activiteiten

S1-B1: De sportdienst maakt

zijn sportaanbod (persoon-

lijk) bekend via e-mail

Zwakten:Z1: De sportdienst heeft

geen aandacht voor seni-

orensport in zijn sportaan-

bod

Z1-K1: De sportdienst or-

ganiseert in samenwerking

met de wijken buurtsporti-

nitiatieven voor senioren (in

functie van hoofdstuk 3)

Z1-B1: Aanbod voor de ge-

individualiseerde sporters,

aangepast aan senioren,

ontwikkelen via de sport-

dienst (eventueel) in samen-

werking met de sportvereni-

gingen

Page 250: Handboek Sportbeleidsplanning

162 Deel 3

8.2.2.3Hoofdstuk3:Toegankelijkheidendiversiteit

Kansen:K1: Buurtsport georganiseerd door

de buurten/wijken zelf

K2: Stijging aantal allochtonen in

de gemeente

Bedreigingen:B1: Veel maatschap-

pelijk kwetsbare jonge-

ren vinden de weg niet

naar de sportclub om-

dat het te duur en te

onbekend is

Sterkten:S1: Bestaand sportaan-

bod voor jongeren van

de sportdienst is aan-

gepast aan maatschap-

pelijk kwetsbare jonge-

ren

S1-K2: De sportdienst tracht alloch-

tonen aan te trekken in het huidige

sportaanbod van de sportdienst

S1-B1: De sportdienst treft

financiële maatregelen om

sportdeelname van maat-

schappelijk kwetsbare jon-

geren verder te stimuleren

Zwakten:Z1: De sportdienst be-

reikt maatschappelijk

kwetsbare jongeren

hoofdzakelijk alleen

via de school en de

ouders

Z1-K1: De sportdienst tracht al-

lochtone jongeren te bereiken via

de buurtwerking en buurtsport

Z1-B1: De sportdienst

biedt sportdagen voor

scholen aan waarbij de

initiaties gegeven worden

door de sportverenigingen

en waar de sportvereni-

gingen de jongeren infor-

matie verschaffen over de

werking binnen een sport-

club, met specifieke aan-

dacht voor maatschappe-

lijk kwetsbare jongeren.

Page 251: Handboek Sportbeleidsplanning

163Deel 3

8.2.2.4Hoofdstuk4:Sportinfrastructuur

Kansen:K1: Zeer goed onderhouden

infrastructuur in de scholen

én de scholen zijn bereid

deze te verhuren aan de ge-

meente

K2: Opkomst publiekpri-

vate samenwerking en sub-

sidiemogelijkheden via het

Vlaams sportinfrastructuur-

fonds

Bedreigingen:B1: Moeilijke bereikbaarheid

van de sporthal

B2: Geen beheer van het

naschoolse gebruik van de

schoolsportinfrastructuur

Sterkten:S1: Goed ontwikkelde web-

site van de sportdienst

S2: De sportdienst beheert

de huidige sportaccommo-

datie goed

S1-K1: Bestaande en be-

schikbare schoolsportinfra-

structuur weergeven via ver-

schillende communicatieka-

nalen zoals de website

S2-B2: De sportdienst zal

zijn beheer uitbreiden met

het beheer van de naschool-

se sportinfrastructuur

Zwakten:Z1: De sportdienst zet de

clubs te weinig aan om

gebruik te maken van de

schoolsportinfrastructuur in

de gemeente

Z2: De sportdienst stelt on-

voldoende infrastructuur ter

beschikking van de clubs

wat een verdere uitbouw in

de weg staat

Z1-K1: De sportdienst kan

de sportverenigingen onder-

steunen door schoolsportin-

frastructuur af te huren en

ter beschikking te stellen

van de sportverenigingen

Z2-K2: De bouw van een

nieuwe sporthal

Z2-B1: Nieuwe sporthal

voorzien van een goede be-

reikbaarheid. Minder na-

druk op het verbeteren van

de bereikbaarheid van de

huidige sporthal

Page 252: Handboek Sportbeleidsplanning

164 Deel 3

8.3 Doelstellingenenplanvanaanpak

8.3.1Hoofdstuk1:Sportverenigingen

Strategische doelstelling: Tegen 2011 hebben meer sportverenigingen een doelgericht beleid waarbinnen één of meerdere doelgroepen worden opgenomen.

Operationele doelstelling 1: Tegen eind 2009 heeft 50% van de sportverenigingen van de gemeente de nodige kennis verworven betreffende het voeren van een beleid in sportverenigingen en het opstellen van meerjarenplannen. Indicator: Aantal sportverenigingen die deelnemen aan een cursus over het voeren van een beleid in de sportvereniging

Financiële prognose (budget):…e

Maatregelen Periode - Timing

Wie?

1. Organiseren van onderzoek naar de behoeften van de sportverenigingen over de actuele kennis van het meerjarenplan van sportverenigingen

maart 2008 - mei 2008

Sportgekwalificeerde ambtenaar, sportdienst

2. Organiseren van bijscholingen voor clubbestuurders in samenwerking met VTS, provincies… en subsidiëren van deelnemers aan de opleidingen

juni 2008 - juni 2009

Sportgekwalificeerde ambtenaar, sportdienst,

VTS, provinciale sportdienst…

Page 253: Handboek Sportbeleidsplanning

165Deel 3

Operationele doelstelling 2: Tegen 2011 organiseert 25% van de sportverenigingen minimum één jaarlijkse korte lessenreeks voor een specifieke doelgroep. Indicator: Aantal sportverenigingen die een lessenreeks organiseren Aantal lessenreeksen per sportvereniging voor een specifieke doelgroep per jaar

Financiële prognose (budget):… e

Maatregelen Periode - Timing

Wie?

1. Via infosessies de sportverenigingen bewustmaken van de verschillende doelgroepen

april 2008 - juni 2008

Deskundigen

2. Clubs informeren over het oprichten van een G-afdeling (voor personen met een handicap) of een afdeling voor seniorensport

april 2008 - juli 2008

Deskundigen

3. Het uitwerken van een subsidiereglement met betrekking tot de ondersteuning van de sportverenigingen voor specifieke doelgroepen

september 2008 -

december 2008

Sportgekwalificeerde ambtenaar, sportdienst

4. Enquête over de doelgroepwerking binnen de club

2008 - 2009 Sportgekwalificeerde ambtenaar, sportdienst

5. Samenwerkingsverbanden uitwerken met sportverenigingen voor de organisatie van lessenreeksen voor specifieke doelgroepen

2008 - 2010 Sportverenigingen, sportdienst,

sportgekwalificeerde ambtenaar

Page 254: Handboek Sportbeleidsplanning

166 Deel 3

8.3.2Hoofdstuk2:Andersgeorganiseerdesport

Strategische doelstelling: Tegen eind 2010 is het andersgeorganiseer-de sportaanbod gestegen ten opzichte van het huidige aanbod

Operationele doelstelling 1: Vanaf 2009 worden minimum vier andersgeorganiseerde initiatieven voor de individuele sporter georganiseerd.Indicator: Aantal jaarlijkse initiatieven voor de individuele sporter

Financiële prognose (budget):… e

Maatregelen Periode - Timing

Wie?

1. Clubs aanzetten tot Start to Swim-, Start to Run-, Start to Walk- en Start to Bike-programma’s voor jongeren en volwassenen op te zetten

vanaf januari 2008

Sportdienst, sportgekwalificeerde

ambtenaar

2. Organiseren en promoten van Start to Sport-sessies in samenwerking met het lokale fitnesscentrum en voor de doelgroepen die voordien nog niet bereikt werden bij de Start to Sport-sessies van het fitnesscentrum

vanaf juni 2008

Sportdienst, fitnesscentrum

3. Aanbieden van individuele loop-, zwem-, en fiets- schema’s in samen-werking met de sport-verenigingen en het lokaal fitnesscentrum (via bv. gedeeltelijk lidmaatschap bij de atletiekclub, zwemclub…)

vanaf december

2008

Sportdienst, sportverenigingen,

deskundigen, sportgekwalificeerde

ambtenaar, lokaal fitnesscentrum

Page 255: Handboek Sportbeleidsplanning

167Deel 3

Operationele doelstelling 2: Tegen 2010 heeft de sportdienst een buurtsportwerking opgestart die minstens vijf keer per jaar een initiatief organiseert.Indicator: Aantal buurtsportinitiatieven per jaar

Financiële prognose (budget):… e

Maatregelen Periode - Timing

Wie?

1. Samenwerkingsverbanden oprichten met de lokale buurtwerking

januari 2008 - juni

2008

Sportdienst, buurtwerkers, sportgekwalificeerde

ambtenaar

2. Samenwerkingsverbanden met sportverenigingen oprichten om initiatieven te organiseren

november 2008 -

december 2008

Sportdienst, sportverenigingen,

buurtwerkers

3. Bestaande buurtsportinitiatieven ondersteunen

vanaf april 2009

Sportdienst, buurtwerkers

4. Buurtsportinitiatieven opzetten voor senioren

september 2009 –

december 2009

Buurtwerking, sportdienst

Page 256: Handboek Sportbeleidsplanning

168 Deel 3

8.3.3Hoofdstuk3:Toegankelijkheidendiversiteit

Strategische doelstelling: Tegen 2010 zijn er meer maatschappelijk kwetsbare jongeren en allochtonen lid van een sportvereniging.

Operationele doelstelling 1: Tegen 2009 is het aantal maatschappelijk kwetsbare of allochtone jongeren die lid zijn van een sportvereniging gestegen met minimum 10% ten opzichte van 2008 en dit bij 25% van de sportverenigingen.Indicator: Aantal maatschappelijk kwetsbare of allochtone jongeren die lid zijn van een sportvereniging

Financiële prognose (budget):… e

Maatregelen Periode - Timing

Wie?

1. Organisatie van sportdagen waarbij de sportverenigingen lesgeven en promotie voeren bij (maatschappelijk kwetsbare) jongeren en allochtonen

vanaf juni 2008

Sportdienst, scholen, sportverenigingen

2. Financiële maatregelen om lidmaatschap bij sportverenigingen voor maatschappelijk kwetsbare jongeren haalbaar te maken

vanaf januari 2009

Sportdienst, sportgekwalificeerde ambtenaar

Page 257: Handboek Sportbeleidsplanning

169Deel 3

Operationele doelstelling 2: Tegen 2010 is het aantal maatschappelijk kwetsbare of allochtone jongeren die lid zijn van een sportvereniging gestegen met minimum 10% ten opzichte van 2009 en dit bij 40% van de sportverenigingen.Indicator: Aantal maatschappelijk kwetsbare of allochtone jongeren die lid zijn van een sportvereniging

Financiële prognose (budget):…e

Maatregelen Periode - Timing

Wie?

1. Samenwerken met specifieke structuren die goede contacten hebben met maatschappelijk kwetsbare en allochtone jongeren

vanaf januari 2009

Specifieke organisaties, sportdienst

2. Via buurtsport de verschillende activiteiten van de sportverenigingen promoten bij de allochtone jongeren

april 2009 - oktober

2009

Sportgekwalificeerde ambtenaar, sportdienst,

(studenten), buurtwerkers

Foto

: Blo

so-a

rchi

ef

Page 258: Handboek Sportbeleidsplanning

170 Deel 3

8.3.4Hoofdstuk4:Sportinfrastructuur

Strategische doelstelling: Tegen 2012 is de overdekte gemeentelijke sportinfrastructuur uitgebreid en is het gebruik van de sportinfrastructu-rele mogelijkheden van de gemeente verbeterd.

Operationele doelstelling 1: Tegen eind 2009 is er een samenwerkingsverband tussen de twee gemeentelijke scholen, de sportverenigingen en de sportdienst wat betreft het gebruik van de sportinfrastructuur.Indicator: Samenwerkingsverband wat betreft sportinfrastructuur tussen sportdienst - sportverenigingen - school

Financiële prognose (budget):…e

Maatregelen Periode - Timing

Wie?

1. Het opzetten van een samenwerking tussen de sportdienst en de scholen

maart 2008 - september

2008

Verantwoordelijken van de school, sportgekwalificeerde

ambtenaar

2. Sportinfrastructurele mogelijkheden bekendmaken bij de sportverenigingen

september 2008 -

november 2008

Sportdienst, sportgekwalificeerde

ambtenaar

3. Uitwerken van overeenkomsten tussen scholen- sportverenigingen- sportdienst

december 2008 -

februari 2009

Verantwoordelijke scholen, sportdienst, sportgekwalificeerde

ambtenaar, sportverenigingen

4. De sportdienst zorgt voor het beheer van het gebruik van de naschoolse schoolsport-

infrastructuur

vanaf maart 2009

Sportdienst

Page 259: Handboek Sportbeleidsplanning

171Deel 3

Operationele doelstelling 2: Tegen 2012 is een nieuwbouw van een sporthal opgezet.Indicator: Sporthal

Financiële prognose (budget):…e

Maatregelen Periode - Timing

Wie?

1. Behoefteonderzoek februari 2007 - oktober

2007

Sportgekwalificeerde ambtenaar, sportdienst

2. Samenwerkingsverbanden zoeken

februari 2007 - oktober

2007

Sportgekwalificeerde ambtenaar, sportdienst

3. Opname behoeftenota en haalbaarheidsstudie in beleidsplan als kandidaatstelling Vlaams sportinfrastructuurplan

oktober 2007 Sportgekwalificeerde ambtenaar, sportdienst

Page 260: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 261: Handboek Sportbeleidsplanning

1Deel 4

Deel 4 Inhoudelijke aspecten van het

sportbeleidsplan

1 Andersgeorganiseerde sport

1.1Inleiding

Algemeen genomen, kunnen er drie vormen van organisatie van sportbeoefening worden onderscheiden, met name:

informele sportbeoefening,

(traditioneel) georganiseerde sportbeoefening,

andersgeorganiseerde sportbeoefening.

Deze drie vormen kunnen hetzij individueel, hetzij in groepsverband gebeuren. Het verschil zit dus eerder in de organisatorische context van de sportbeoefe-ning. Of met andere woorden, het ‘kader’ waarbinnen dit gebeurt.

Page 262: Handboek Sportbeleidsplanning

2 Deel 4

Bij ‘informele sportbeoefening’ gaat het in feite over niet-georganiseerde sport. Er is dan ook geen vast gestructureerd verband. Wanneer mensen op informele wijze willen sporten, maken ze wel of geen (tijdelijke) afspraken met anderen om te sporten. Het kunnen sporten hangt dan grotendeels af van het individu of de groep zelf. Men moet dus zelf bepaalde zaken regelen, afspra-ken maken en eventueel informeren naar infrastructurele mogelijkheden, enzo-voort.

Bij de ‘(traditioneel) georganiseerde sportbeoefening’ gaat het veelal over sportdeelname in clubverband. Hier is de context heel duidelijk gestructureerd. In de meeste gevallen kan men er pas terecht als men aangesloten is.

Met de term ‘andersgeorganiseerde sport’ wordt doorgaans verwezen naar alle andere organisatievormen dan de (traditioneel) georganiseerde sport. Het is dan ook eerder op te vatten als een verzamelterm. Hierbij kan het ondermeer gaan over:

buurtsport,

schoolsport,

commerciële sport (o.a. fitnesscentra),

sportief toerisme,

bedrijfssport,

sport in het kader van de brede school,

activiteiten georganiseerd door de sportdienst,

sport in (het kader van) specifieke organisaties of samenwerkingsverban-den (jeugdwerk, mutualiteiten, sportacademies, OCMW, socioculturele verenigingen, doelgroepenorganisaties, bijzondere onderwijsinstellingen of -projecten…).

Het moet duidelijk zijn dat er wellicht geen volledige opsomming kan gegeven worden van al de mogelijke vormen die hieronder vallen. De veelzijdigheid van deze vormen heeft ondermeer te maken met het feit dat er binnen de andersge-organiseerde sport een verscheidenheid bestaat van motieven van deelnemers én van aanbieders. Het deelnemen aan sport kan hier bijvoorbeeld gesitueerd worden in de context van gezondheid, recreatie, educatie, integratie, sociale cohesie… Bovendien kan worden opgemerkt dat er diverse niveaus van sport-

Page 263: Handboek Sportbeleidsplanning

3Deel 4

beoefening kunnen voorkomen binnen de andersgeorganiseerde sport. Het kan hierbij gaan om zuiver recreatieve activiteiten (bv. op vakantie), maar evenzeer om competitieve sport (bv. schoolsport). Volledigheidshalve moet worden toe-gevoegd dat ook meerdere niveaus van sportbeoefening kunnen worden te-ruggevonden in de traditioneel georganiseerde sport. Het is evenwel algemeen bekend dat in deze laatste het accent vaak meer op competitie ligt. Dit is dan ook dikwijls één van de belangrijkste motieven waarom mensen opteren voor georganiseerde sportdeelname.

1.2Sportcontexten

Hoewel de driedeling (informeel, georganiseerd en andersgeorganiseerd) in de praktijk vaak gehanteerd wordt, gaat het (in het geval van informele en anders-georganiseerde sport) vaak over een verzamelterm waarbinnen men meerdere vormen kan aantreffen. Om het geheel van mogelijkheden beter te kunnen aangeven, wordt de vol-gende indeling voorgesteld:

1. Gesloten – formeel

2. Open – informeel

3. Recreatief

4. Competitief

Foto

: Ant

wer

pen

Page 264: Handboek Sportbeleidsplanning

4 Deel 4

Gesloten – formeel Hier is de organisatie gekenmerkt door een aanbod dat is afgestemd

op een specifieke groep deelnemers. Dit kan bijvoorbeeld gaan over aangesloten leden van een formele organisatie of structuur, maar het kan evenzeer betrekking hebben op een duidelijk te onderscheiden groep (bv. schoolgaande leerlingen, allochtone vrouwen). Essentieel is dus dat de deelname aan de activiteiten niet voor iedereen toegankelijk is.

Open – informeelKenmerkend hier is het ongebonden karakter van het aanbod. Het is een open en flexibel aanbod, waarbij de deelnemers eventueel een eigen inbreng kunnen hebben met betrekking tot de programmatie. Er is geen lidmaatschap vereist. Alle deelnemers zijn welkom en, omwille van het informele karakter, kunnen zich te allen tijde ook terugtrekken.

Toch moet hierbij wel worden opgemerkt dat het bereiken van specifieke doelgroepen niet alleen is voorbehouden voor een gesloten aanbod, maar ook kan binnen een open en informeel aanbod. Immers, de buurt, de soort activiteiten en de manier van begeleiding in een open en informeel aan-bod kunnen er ook toe leiden dat bijvoorbeeld slechts één bepaalde doel-groep wordt aangesproken. Men zou het in dat laatste geval eventueel ‘half-open’ kunnen noemen.

Recreatief Het betreft hier zowel een aanbod van regelgebonden als niet-regel-gebonden activiteiten waarbij het spelelement, de eventuele sociale in-teracties, de ontspanning en een flexibele aanpak of begeleiding belang-rijker zijn dan het uiteindelijke resultaat.

Competitief Centraal staat hier het competitie-element, waarbij activiteiten verlopen volgens duidelijk van tevoren bepaalde regels. De deelname aan deze activiteiten staat vooral in het teken van het zo goed mogelijk presteren en het verbeteren van de vaardigheden hierin.

Op basis van deze vier elementen kan men dan komen tot een vierdeling waarbij één as gaat van ‘gesloten – formeel’ tot ‘open – informeel’ en de andere as van ‘recreatief’ tot ‘competitief’. Binnen de aldus gevormde vierdeling kunnen nu di-verse bestaande sportorganisatievormen worden gepositioneerd. In de gemeente kan men nagaan of er voor ieder kwadrant een invulling is en waar er eventueel tekorten liggen, zodat men deze kan opnemen in het sportbeleidsplan.

Page 265: Handboek Sportbeleidsplanning

5Deel 4

Gesloten - formeel / recreatiefEen voorbeeld binnen deze context is ondermeer te vinden binnen het commerciële aanbod, waarbij meestal recreatieve activiteiten aan-geboden worden aan betalende leden. Door het aanbieden van recrea-tieve activiteiten blijft de drempel laag, terwijl het lidmaatschap ervoor zorgt dat deelnemers een minimum aantal keren zullen terugkomen. Binnen het sportief toerisme gaat het vaak om hetzelfde principe, waar-bij aan toeristen laagdrempelige activiteiten worden aangeboden. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat sportief toerisme ook andere vormen kan aannemen waarbij het ondermeer ook een open en/of competitief ka-rakter kan aannemen (bv. deelname aan buitenlandse stratenloop, infor-mele deelname tijdens een vakantie…).

Gesloten - formeel / competitiefHier treft men ondermeer een belangrijk deel aan van het aanbod binnen de traditioneel georganiseerde clubsport. Men richt zich enkel naar leden en werkt in vele gevallen op een competitieve basis. Omdat een (kleiner) deel van de sportclubs ook recreatieve activiteiten aanbiedt, kan een deel ook in het eerste kwadrant worden geplaatst. Andere gelijkaar-

commerciële sport

sportief toerisme

sport in jeugd- en welzijnswerk

traditionele clubsport

bedrijfssport

schoolsport

alternatieve competitie

1. Gesloten - Formeel / Recreatief 2. Gesloten - Formeel / Competitief

3. Open - Informeel / Recreatief 4. Open - Informeel / Competitief

buurtsport

Figuur1:Positioneringvansportorganisatievormen

Page 266: Handboek Sportbeleidsplanning

6 Deel 4

dige voorbeelden treft men aan binnen de schoolsport en de bedrijfssport. Het gesloten karakter wordt dan weliswaar niet gemaakt door te werken met leden, maar de toegankelijkheid is evenzeer beperkt omwille van het feit dat het aanbod enkel bestemd is voor schoolgaande jongeren of werknemers. Ook binnen deze voorbeelden gaat het vaak in de eerste plaats over een competitief aanbod, hoewel dus ook een (kleiner) deel ge-richt is op recreatieve beoefening.

Ook andere voorbeelden kunnen gepositioneerd worden binnen de bo-venste twee kwadranten. Het gaat immers over alle contexten waarbin-nen men een aanbod voorziet aan een specifieke groep. Zo kan het dan nog gaan over sport in het kader van de brede school of in (het kader van) specifieke organisaties of samenwerkingsverbanden (mutualiteiten, sportacademies, OCMW, socioculturele verenigingen, doelgroepenorgani-saties, bijzondere onderwijsinstellingen of -projecten…). Hoewel het daar-bij vaak eerder zal gaan om een recreatief niveau, is ook competitie niet uitgesloten.

Open - informeel / recreatiefHier kan men als voorbeeld het sportaanbod binnen het jeugd- en wel-zijnswerk situeren. Het betreft hier een overwegend recreatief aanbod dat vrij toegankelijk is. Het wordt ook gekenmerkt door een flexibele aanpak van begeleiding en organisatie, waarbij deelnemers inspraakmo-gelijkheden hebben (ondermeer met betrekking tot de programmatie bin-nen het aanbod). Hoewel men ook kan stellen dat er inspraak bestaat in

Page 267: Handboek Sportbeleidsplanning

7Deel 4

bijvoorbeeld het commerciële circuit (zie kwadrant I), vooral door middel van het creëren van een vraaggericht aanbod, gaat het in dat geval dan wel over een meer formele aanpak (bv. via marktonderzoek).

Open - informeel / competitiefIn dit vierde kwadrant liggen de voorbeelden wellicht minder voor de hand. Dit is waarschijnlijk te verklaren door het feit dat het competitief aanbod lange tijd vooral uitsluitend terug te vinden was binnen de traditioneel ge-organiseerde clubsport. Mede ten gevolge van een toegenomen individuali-sering en flexibilisering van de tijdsbesteding van mensen, ziet men dan ook de mogelijkheden binnen dit kwadrant groeien. Daarbij kan dan gedacht worden aan andere (‘alternatieve’) organisatievormen waarbinnen een meer flexibele vorm van competitieaanbod terug te vinden is. Het gaat hierbij dan vooral over een grotere toegankelijkheid voor potentiële deelne-mers, waarbij geen lidmaatschap bij een bepaalde organisatie vereist is. Vaak beperkt het zich dan tot het vooraf (of zelfs ter plekke) registreren (mét of zonder betaling van deelnamegeld). Voorbeelden zijn hier ondermeer te vinden in de organisatie van een stratenloop en open competitie- of tornooi-vormen in trendy straatsporten (3-on-3-basket, panna-ringvoetbal…).

Omwille van de veelzijdigheid van verschijningsvormen die in buurtsport voorkomen, kan men dit het beste situeren op het snijvlak tussen alle kwadranten. Toch heeft buurtsport vaak een open en recreatief karakter. Vandaar dat er een groter deel in het derde kwadrant zal te vinden zijn. Hierop wordt verder nog teruggekomen.

1.3Gevolgenvoorhetsportvoorallen-beleid

Vast staat dat omwille van diverse maatschappelijke ontwikkelingen (zoals indi-vidualisering, flexibilisering van de arbeid…), informele en andersgeorganiseer-de sportbeoefening aan belang hebben gewonnen. Concreet zal dit impliceren dat er in een sportbeleid aandacht zal moeten zijn voor de beoefening binnen de diverse vormen en dat men deze dus op een volwaardige manier kan onder-steunen en faciliteren. Enerzijds zal moeten gekeken worden in welke mate de bestaande voorzie-ningen en structuren ook meerdere organisatievormen naast elkaar zouden kunnen aanbieden (bv. een grotere flexibiliteit in de wijze van deelname aan activiteiten binnen sportverenigingen). Anderzijds zal dit wellicht (nog meer) aanleiding moeten kunnen geven om ook andere vormen in het aanbod te voorzien of te ondersteunen. Vervolgens wordt dieper ingegaan op een aantal specifieke vormen van anders-georganiseerde sport.

Page 268: Handboek Sportbeleidsplanning

8 Deel 4

1.4Vormenvanandersgeorganiseerdesport

1.4.1Buurtsport

Buurtsport kan in vele gevallen worden weergegeven door de volgende drie kenmerken:

SPORT - BUURT - ONGEBONDENHEID

Buurtsport gaat dus over ongebonden sporten op buurtniveau. Hierbij dient te worden opgemerkt dat:

buurtsport primair kan beschouwd worden als een vorm van sport-stimulering. In essentie is het dus de bedoeling om ook via buurtsport mensen aan het sporten te krijgen, indien mogelijk op een regelmatige basis. Secundair kunnen ook andere doelstellingen worden nagestreefd (ondermeer sociale integratie). Sportieve doelstellingen staan dus voor-aan. Buurtsport kan dan ook beschouwd worden als een onderdeel van een sport voor allen-beleid;

ongebondenheid niet noodzakelijkerwijs een algemene vrijblijvendheid impliceert. Hoewel er meestal geen formeel lidmaatschap vereist is om deel te nemen aan de activiteiten, is er toch vaak sprake van een vorm van betrokkenheid of binding vanwege de deelnemers met het programma, de organisatoren, de buurt, enzovoort. Het gaat veeleer over een ‘open’ engagement van de deelnemers om zich wel of niet voor langere tijd te engageren in het aanbod. Het komt er dan ook op neer dat iedere deelnemer zelf mee zal kunnen bepalen tot hoever hij zich zal willen engageren;

het buurtgerichte en open karakter drempelverlagend kan werken om ook die groepen aan te spreken die moeilijker de weg vinden naar het reeds bestaande sportaanbod;

het in essentie gaat over sport (geen bewegingsspel). Binnen de jeugd-sector gaat het dan eerder over ‘(buurt)spel’;

ook andere dan de traditionele sporttakken kunnen behoren tot buurtsport (bv. straatsporten, minigolf, petanque…);

Page 269: Handboek Sportbeleidsplanning

9Deel 4

deze activiteiten in de eerste plaats een recreatief karakter hebben. Echter, competitie is niet uitgesloten. Buurtsportactiviteiten kunnen dus op diverse niveaus en met diverse doelstellingen georganiseerd worden. Hierbij kan er net zo goed sprake zijn van een recreatieve als van een prestatiegerichte oriëntatie (bv. stratenloop, pleinvoetbaltor-nooi…);

de organisatiegraad, verschijningsvorm, activiteiten en metho-dische aanpak kunnen verschillen naargelang de doelgroep en speci-fieke eigenheid van de buurt of wijk, gaande van het faciliteren van in-formele sportbeoefening voor zoveel mogelijk buurtbewoners (bv. door de aanleg van toegankelijke buurtgebonden lichte sportinfrastructuur) tot een regelmatig georganiseerd aanbod van sportactiviteiten voor een specifieke doelgroep op buurtniveau (bv. wekelijkse zwemlessen voor allochtone vrouwen);

de gemeentelijke sportdienst een vooraanstaande rol zal spelen in de organisatie van buurtsport.

Foto

: Ant

wer

pen

Page 270: Handboek Sportbeleidsplanning

10 Deel 4

1.4.1.1Buurtsportalsandersgeorganiseerdesport

Omdat buurtsport zich in de eerste plaats richt tot ongeorganiseerde spor-ters, zou men het, algemeen genomen, wellicht het best kunnen situe-ren op het raakvlak van niet-georganiseerde (informele) en georganiseer-de (formele) sportbeoefening. Aangezien buurtsport steeds een organi-satievorm vereist (minimaal kan dit het aanbieden en bekendmaken van voorzieningen betekenen), is het in wezen een vorm van georganiseerd sporten. Men kan het bijgevolg beschouwen als een vorm van andersge-organiseerd sporten. Zoals hoger reeds aangegeven, kan buurtsport ook georganiseerd worden in samenwerking met andere actoren (o.a. de club-sport, schoolsport). Tevens kan de toeleiding naar (andere) vormen van ge-organiseerde sportbeoefening (zoals bestaande of zelf op te richten sport-clubs, commerciële sport…) een mogelijke doelstelling zijn, maar dit is niet noodzakelijk. Ook andere mogelijkheden kunnen blijven bestaan (bv. ver-dere vrijblijvende deelname, deelname door (voormalige) clubsporters…).

Zoals reeds hoger gesteld, kan buurtsport vooral gesitueerd worden in het derde kwadrant van de schematische voorstelling van de diverse sport-organisatievormen (met name open – informeel / recreatief). Het gaat in vele gevallen immers over zeer toegankelijke activiteiten waarbij de nadruk ligt op het recreatieve karakter. Toch bestaan er dus daarnaast nog andere verschijningsvormen van buurtsport. Zo kan men buurtsport onder een meer gesloten vorm aantreffen. Bij dit laatste gaat het dan vooral over een aanpak gericht naar specifieke doelgroepen (bv. allochtone meisjes en vrouwen). Tevens blijkt ook dat buurtsport (weliswaar in mindere mate) ook op het competitieniveau wordt georganiseerd. Dit alles impliceert dus dat voor-beelden van buurtsport in elk van de vier kwadranten kunnen worden ge-vonden. Hieronder wordt dit aan de hand van voorbeelden geïllustreerd binnen elke kwadrant.

Gesloten – formeel / recreatief Het organiseren van een buurtsportaanbod van wekelijks damesturnen,

badminton of tafeltennis in de wijk.

Gesloten – formeel / competitiefEen buurtsportprogramma in samenwerking met scholen gericht op basketbalstimulering met toeleiding naar clubs.

Open – informeel / recreatief Deelname van buurtbewoners via buurtsport aan een sportinstuif.

Page 271: Handboek Sportbeleidsplanning

11Deel 4

Open – informeel / competitief Organisatie van buurtsport van een pleinvoetbaltornooi met buurtploe-

gen of deelname van buurtbewoners via buurtsport aan een recreatie-loop van vijf kilometer.

1.4.1.2Aandachtspuntenvoordeorganisatievanbuurtsport

Tot slot worden hieronder een aantal aandachtspunten geformuleerd die nuttig kunnen zijn bij het opzetten of optimaliseren van buurtsportiniti-atieven.

Buurtgerichte sportstimulering dient in belangrijke mate rekening te houden met de specificiteit van de beoogde doelgroepen en de eigenheid van de buurt of wijk. Het is bijgevolg nodig dat men op basis van een goed inzicht in de behoeften en eigenheid van de buurt of wijk een vraaggericht aanbod gaat ontwikkelen. Dit gebeurt bij voorkeur op basis van een gericht behoefte-onderzoek bij diverse geledingen van de bevolking.

Ook voor het omgaan met en het begeleiden van doelgroepen binnen buurtsport, is een goed inzicht in de specificiteit van deze doelgroepen vereist. In een aantal gevallen (bv. maatschappelijk kwetsbare groe-pen) vraagt dit zelfs een aangepaste methodiek en een flexibele aanpak. Buurtsportwerkers dienen hiervoor dan ook over de nodige competenties te beschikken. Daarnaast is het eveneens van belang dat men, onder andere, toezichters en scheidsrechters vooraf voldoende informeert over de eigenheid van de groepen waarmee ze in contact zullen komen.

Het is wenselijk om mogelijkheden te voorzien tot actieve deel-name van buurtbewoners in de voorbereiding én de organisa-tie van het aanbod. Hierbij gaat het zowel over het zo goed mogelijk kunnen inspelen op de wensen van die bewoners, als over het mogelijk maken van overleg met andere bewoners om de mogelijke overlast te beperken die de organisatie van bepaalde activiteiten bij sommigen kan teweegbrengen.

Hoewel de toeleiding naar het bestaande (reguliere) aanbod dient te worden gestimuleerd, zal er eveneens nood zijn aan een continu en regelmatig georganiseerd eigen buurtsportaanbod. Het is aan-gewezen dat deze continuïteit in het aanbod in buurtsport tegelijk wel een variatie inhoudt met betrekking tot de soort sporttakken, orga-

Page 272: Handboek Sportbeleidsplanning

12 Deel 4

nisatievormen… Desalniettemin kunnen éénmalige evenementen ook belangrijk zijn in het kader van behoeftepeiling en sensibilisering van de bevolking.

Het is wenselijk dat vanuit de lokale overheid impulsen worden gegeven om initiatieven te laten verzelfstandigen, maar dat steeds de nodige ondersteuning/begeleiding moet kunnen blijven bestaan indien nodig.

Het aanbieden van buurtsportactiviteiten vereist een stabiel personeels-kader. Naast het (structureel) inschakelen van eigen betaalde of inge-huurde krachten, kunnen diverse andere maatregelen ook mogelijkhe-den bieden:

- het actief betrekken van vrijwilligers; - er bestaat ook de mogelijkheid om clubtrainers te motiveren om

in de buurt op maat training te geven weliswaar in overleg en in samenwerking met de clubs zelf.

Er dient aandacht te worden besteed aan het optimaliseren van de beschikbaarheid van toegankelijke sportvoorzieningen in de buurt. Hierbij zal gestreefd moeten worden naar een maxi-male ontsluiting van de in de buurt aanwezige of nog op te richten

Page 273: Handboek Sportbeleidsplanning

13Deel 4

(sport)voorzieningen. Hierbij dient het belang te worden benadrukt van zogenaamde lichte sportinfrastructuur, outdoor- (pleinen, parken…) of alternatieve sportaccommodatie (bv. sportloodsen, parkings, straten, schoolaccommodatie…). Het op een creatieve en alternatieve manier benutten van (overdekte) ruimten voor sportdoeleinden, kan zorgen voor een belangrijke impuls van een buurtsportwerking. Belangrijk is hierbij het laagdrempelige karakter (met ondermeer eenvoudige pro-cedures voor gebruikers). Daarnaast is het aangewezen om op lokaal vlak een goede infrastructuurplanning op te stellen die buurtsport niet uitsluit.

Ook de mogelijkheden die een uitleendienst kan bieden om mensen (weliswaar op een meer zelfstandige basis) ongeorganiseerd te laten sporten, dienen niet uit het oog te worden verloren. Dit kan bijvoor-beeld worden aangeboden in de buurt van pleintjes en parken. Om toezicht te organiseren, kan gedacht worden aan het inschakelen van vrijwilligers, het combineren met andere functies (zoals buurt-, muse-umtoezicht, zaal- en parkwachter)...

Het structureel samenwerken met andere actoren (o.a. scholen,

sportclubs, jeugdsector, welzijnssector, andere gemeentelijke diensten, opleidingsinstituten, sociaal-culturele sector, ordediensten, bedrijfswe-reld…) kan een duidelijke meerwaarde met zich meebrengen. Dit kan ondermeer betekenen het vergroten van de knowhow, het uitbreiden van de infrastructurele voorzieningen (via scholen en/of bedrijven), het beter bereiken én begeleiden van de doelgroep, het mee kunnen be-trekken van vrijwilligers (qua begeleiding, logistiek…), het verhogen van de middelen (bv. door samenwerking met bedrijven en het bieden van doorstromingsmogelijkheden voor jongeren zowel naar de sport toe, als naar opleiding en tewerkstelling toe in het kader van sociale-economieprojecten). Met betrekking tot het laatste kan ondermeer on-derzocht worden hoe het optimaliseren van de organisatie (ondermeer op het vlak van begeleiding) van buurtsport kan gelinkt worden aan opleiding en tewerkstellingsprogramma’s voor laaggeschoolde jonge-ren (buurtsport in combinatie met lokale diensteneconomie). Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het combineren van diverse ta-ken zoals begeleiding en toezicht van buurtsportactiviteiten, met het onderhoud van (kleinschalige) sport- en spelinfrastructuur.

De structurele samenwerking tussen diverse actoren zal evenwel ac-tief dienen te worden gestimuleerd, waarbij vooral gewezen dient te worden op de meerwaarde van de betrokkenheid voor deze andere actoren zelf (zoals imagovorming voor bedrijven, rekruteringsmogelijk-heden voor sportclubs, bijkomende personeels- en ondersteuningsmo-

Page 274: Handboek Sportbeleidsplanning

14 Deel 4

gelijkheden voor de sportdienst: bv. met betrekking tot begeleiding en toezicht van activiteiten, alsook naar aanleg en onderhoud van lichte sportinfrastructuur in het kader van sociale-economieprojecten…). Bij dit alles kan de sportdienst als coördinator een duidelijke meerwaarde zijn, gezien de finaliteit van buurtsport sport is.

Voor meer informatie over buurtsport wordt verwezen naar het boek: Theeboom, M. & De Maesschalck, P. (2006). Sporten om de hoek. Een brede kijk op buurtsport in Vlaanderen. Sint-Niklaas: ISB.

Foto

: Ant

wer

pen

Page 275: Handboek Sportbeleidsplanning

14-1Deel 4

1.4.2Schoolsport1

1.4.2.1Schoolsportgedefinieerd

Hoewel schoolsport een begrip is dat door velen wordt gebruikt, is het niet altijd duidelijk waarover het precies gaat. Met deze bijdrage wordt getracht hierin wat meer duidelijkheid te brengen. Als vertrekpunt kan gesteld worden dat schoolsport getypeerd wordt door de volgende ken-merken:

SCHOOL - SPORT - JEUGD

Schoolsport gaat dus over sport- en bewegingsactiviteiten voor de jeugd, waarbij de school de belangrijkste invalshoek vormt. Hierbij moet opgemerkt worden dat:

schoolsport een verlengstuk is van de les L.O., binnen een kader van vakoverschrijdende eindtermen, waarbij gestreefd wordt naar een sportieve schoolomgeving;

schoolsport verschillende doelstellingen kan hebben:

het bevorderen van een gezonde, fitte en veilige levensstijl bij jonge-ren;

het verbeteren van de fysieke conditie van de jeugd en het wegwer-ken van motorische achterstanden, in de vorm van het tegengaan van bewegingsarmoede;

het helpen ontwikkelen van een positief zelfbeeld via succesbele-ving;

als integratiemiddel. Door te sporten en te bewegen leren kinderen zichzelf en hun omgeving beter kennen;

als middel om de sociale competenties te verhogen. Door middel van sportactiviteiten leren kinderen samenwerken, organiseren, om-gaan met regels, communiceren, initiatief nemen…;

kennismaken met traditionele én moderne sporten;

1 Deze tekst is opgesteld in samenwerking met Herman Van Driessche (Algemeen directeur SVS)

Page 276: Handboek Sportbeleidsplanning

14-2 Deel 4

het vergroten van de deelname aan de bewegingscultuur, het ver-groten van de binding met sport;

het bevorderen van doorstroming naar de georganiseerde sport en betekenisvolle vrijetijdsactiviteiten via een drempelverlagend aan-bod;

een uitgebreid, gevarieerd en continu sportaanbod voor alle jonge-ren aanbieden;

een sportaanbod dichtbij (de wijk/buurt) aanbieden;

een efficiënt gebruik van de sportinfrastructuur van de scholen, zo-wel tijdens als na schooltijd;

promotie van het sportaanbod van de plaatselijke sportclubs en het sportaanbod van de gemeente;

stimuleren tot levenslange sportdeelname;

de betrokkenheid van de school een grote verscheidenheid aan mo-gelijkheden omvat. De school kan sport organiseren voor de eigen leerlingen en op eigen initiatief. Scholen kunnen het sportaanbod van SVS (Stichting Vlaamse Schoolsport, zie 1.4.2.4) promoten bij hun leerlingen, waarbij leerlingen van meerdere scholen elkaar ontmoeten. De school kan ook samenwerking zoeken met één of meerdere part-ners zoals gemeentelijke diensten, commerciële centra… Samenwer-kingsverbanden bieden een meerwaarde aan het sportaanbod van de scholen omdat ze kunnen zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief sportaanbod, op voorwaarde dat het sportaanbod van de verschillende partners afgestemd is op elkaar;

schoolsport op verschillende wijzen georganiseerd kan worden, voor-namelijk in een gesloten–formeel verband en dit zowel met een recrea-tief als een competitief karakter;

de gemeente op verschillende manieren betrokken kan worden bij de organisatie van schoolsport, gaande van het ondersteunen op logis-tiek vlak tot het organiseren van activiteiten (zoals sportdagen) voor de scholen;

Page 277: Handboek Sportbeleidsplanning

14-3Deel 4

het niet volstaat om de school enkel bij het proces te betrekken voor het openstellen van haar sportinfrastructuur. In dit geval gebruikt de sportdienst de schoolsportinfrastructuur om het eventuele gebrek aan infrastructuur op te lossen. Het gaat dan niet noodzakelijk over jonge-ren. Zo kunnen er bijvoorbeeld ook activiteiten georganiseerd worden voor senioren.

Om een totaalbeeld van de huidige en zeer diverse initiatieven betreffende schoolsport in Vlaanderen weer te geven, wordt hieronder een indeling gebruikt op basis van:

Intern georganiseerde schoolsport: schoolsport wordt alleen voor de leerlingen van de eigen school georganiseerd, al dan niet met de hulp van partners, of inspelend op een extern aanbod. De rol van de gemeente is afhankelijk van de aard van de initiatieven van de school.

Extern georganiseerde schoolsport: schoolsport waarbij leerlingen van meerdere scholen elkaar ontmoeten, georganiseerd door één of meerdere scholen of de schoolsportfederatie (SVS) en bij voorkeur in samenwerking met partners (gemeente, sportclubs, sportieve organi-saties…).

1.4.2.2 Interngeorganiseerdeschoolsport

Lichamelijke opvoeding en schoolsport Het vak lichamelijke opvoeding biedt net zoals schoolsport sportmo-

gelijkheden voor de leerlingen en men zou het dan ook als een vorm van intern georganiseerde schoolsport kunnen beschouwen. Ook de drie kenmerken (sport – school – jongeren) komen er alvast in voor. En toch is er een duidelijk verschil tussen het vak lichamelijke opvoeding en schoolsport. Dat verschil ligt niet zozeer in de doelen als wel in het or-ganisatiekarakter en de omgevingsfactoren. Hierdoor kunnen sommige andere doelen dan de strikt pedagogische gemakkelijker in schoolsport dan in de les L.O. bereikt worden. Daartegenover staat dat de les L.O. de garantie biedt dat alle jongeren bereikt worden (leerplicht), terwijl schoolsport vrijblijvend is, en dat er in de les L.O. meer kans is tot dif-ferentiatie of individuele remediëring. Het pedagogische karakter van schoolsport is net dat het aansluit bij de pedagogische doelen van het vak L.O.

Page 278: Handboek Sportbeleidsplanning

14-4 Deel 4

Hieronder wordt een overzicht weergegeven van de verschillen tussen schoolsport en lichamelijke opvoeding.

SCHOOLSPORT LICHAMELIJKE OPVOEDING

Tijdstip - Buiten het verplichte lessenrooster en op verschillende tijdstippen mogelijk: tijdens de middag, op woensdagnamiddag, ’s avonds na school

- Binnen het verplichte lessenrooster

Doelen - Zie doelen L.O.- Algemeen doel: zoveel

mogelijk leerlingen meer kwaliteitsvolle sport- en bewegingskansen bieden

- Andere doelen: de school kan naast het algemene doel verschillende andere doelen nastreven door het aanbieden van sport (zie hoger, 1.4.2.1)

- De doelen zijn gebaseerd op verschillende opvoedkundige waarden en gebonden aan eindtermen of ontwikkelingsdoelen (motorische competenties, gezonde en veilige levensstijl, ontwikkeling van het zelfconcept en het sociaal functioneren)

Leerlingen - Leerlingen kiezen zelf om deel te nemen aan de activiteiten

- Leerlingen nemen verplicht deel aan de lessen lichamelijke opvoeding

Omgeving - Met andere leerlingen dan uitsluitend de klasgenoten

- Mogelijk met andere scholen- Zelfgeorganiseerd of met

externe partners

- In klasverband

Page 279: Handboek Sportbeleidsplanning

14-5Deel 4

Interne schoolsportvormen

Sport op school buiten het lessenrooster kan aangeboden worden aan de eigen leerlingen en aansluitend op de verplichte lesuren. Uit-gangspunt is dat de vrije tijd van de leerlingen op een sportieve wijze ingevuld kan worden.

Voorbeelden:

- Actieve speelplaats: de actieve speelplaats wil kinderen van het kleuter- en het lager onderwijs meer mogelijkheden geven om sportief en spelenderwijs bezig te zijn. Door deze mogelijkheden te bieden wordt de vrije tijd van het kind op een sportieve wijze ingevuld en wordt de ontwikkeling van de sociale en motorische vaardigheden gestimuleerd. (Een sportdienst die tijdens de vakan-tieperioden gebruikmaakt van de speelplaats kan bijvoorbeeld bij-dragen aan de uitbouw van een ‘sportieve speelplaats’.)

Voor meer informatie zie: SVS-brochure (2004) “Sport en spel op de speelplaats”, en SVS-brochure (2004) “Spelen op de speelplaats”

- Woensdagnamiddagactiviteiten: zwemmen, schaatsen…

- Klassentornooien per graad: voetbal, trefbal, volleybal, netbal…

- Middagsport

- …

Scholen spelen in op het aanbod van SVS en nemen deel aan de recreatieve tornooien, de competities (uitsluitend voor secundair on-derwijs) en/of andere sportinitiatieven die door SVS op woensdag-namiddag georganiseerd worden. Ook hierbij is het een voordeel wanneer samengewerkt kan worden met de gemeente en de sport-clubs.

Voorbeelden:

- Voetbal: 4-tegen-4-tornooien- Danshappening - ...

Page 280: Handboek Sportbeleidsplanning

14-6 Deel 4

Scholen spelen in op het aanbod van SVS tijdens de lesuren. Per leeftijdsgraad biedt SVS bewegingslandschappen aan voor het basison-derwijs, waarbij voor elk project gewerkt wordt in functie van welbe-paalde basisvaardigheden.

Voorbeelden:

- Hopsakee (1ste kleuter)- Rollebolle (2de en 3de kleuter)- Kronkeldiedoe (1ste graad lager)- Alles met de bal (2de graad lager)- American Games (3de graad lager)- …

Zowel voor het basisonderwijs als voor het secundair onderwijs biedt SVS een pakket van natuurgebonden sporten aan, waarop scholen kunnen inspelen met het oog op hun jaarlijkse schoolsportdag.

Voorbeelden:

- Hindernissenparcours - Mountainbiken - Langlaufen - …

Fot

o: S

VS

Page 281: Handboek Sportbeleidsplanning

14-7Deel 4

De school kan hier ook andere doelstellingen (zoals gezondheid) aan koppelen. Als onderdeel van het globale opvoedingsproject van de school wordt beweging gekoppeld aan andere thema’s in een vak-overschrijdende aanpak.

Voorbeelden:

- Fitte School: met dit initiatief willen SVS, VIG (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie) en NICE (het Nutrition Information Center) het belang van beweging/sport en gezonde voeding bewijzen, sa-men met de scholen. Om resultaat (en gedragsverandering) op lange termijn te bekomen, wordt aan de scholen een kader voor een geïn-tegreerd voedings- en bewegingsbeleid voorgesteld, zowel op klas-, school- als omgevingsniveau. De kadermethode bestaat uit educatie (leerinhouden, didactische aandachtspunten en verschillende orga-nisatievormen), structurele maatregelen (aanbod voeding en bewe-gingsmogelijkheden op school) en reglementering (communicatie, procedures en opvolging van afspraken). De initiatiefnemers onder-steunen de scholen met informatie en vorming, creëren een orde-ning in bestaande acties en reiken beoordelingscriteria en een zelf-evaluatie-instrument aan. Gemeenten kunnen een ondersteunende rol spelen in de verschillende initiatieven die scholen opzetten.

Voor meer informatie over ‘fitte school’ zie: www.fitteschool.be

- Meester op de fiets: dit project heeft als doel de fietsvaardigheid te bevorderen bij leerlingen van de basisscholen. Het werd uitge-werkt door SVS in samenwerking met BIVV (Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid) en Mobiel 21. Fietsvaardigheid is immers een basisvereiste om zich op een veilige manier per fiets in het verkeer te bewegen. De promotie om opnieuw meer verplaatsingen per fiets te maken, kan zo op een verantwoorde wijze gebeuren, leerlingen worden gestimuleerd tot een dagelijkse portie beweging en kunnen een bijdrage leveren tot duurzame mobiliteit.

Voor meer informatie over ‘Meester op de fiets’ zie: Hand-leiding Meester op de fiets. Fietsvaardigheidstraining in uw school, SVS, Mobiel 21 en BIVV, 2005.

(www.schoolsport.be/acties/meesteropdefiets)

Page 282: Handboek Sportbeleidsplanning

14-8 Deel 4

1.4.2.3Externgeorganiseerdeschoolsport

Scholen kunnen onderling (in interscolair verband) samen- werken om competities en andere sportinitiatieven te organiseren op woensdagnamiddagen en/of aansluitend aan de verplichte lesuren. Dergelijke samenwerkingen kunnen ook gestimuleerd worden door de gemeentelijke sportdienst.

Voorbeelden:

Interscolaire netbaltornooien tussen de scholen van eenzelfde ge-meente of tussen de scholen van buurgemeenten.

Schoolsport kan ook georganiseerd worden door een samenwerking tussen verschillende partners met verschillende of gelijke doelen. Het is belangrijk dat de verschillende partners bij een dergelijke samen-werking inzicht en begrip hebben voor de wederzijdse belangen en doelen. Scholen kunnen samenwerken met gemeentelijke diensten zo-als de jeugddienst, sportdienst…

Voorbeelden:

Vlaamse veldloopweek voor scholen: dit is een samenwerking tus-sen SVS, Bloso, de gemeenten, ISB en VAL (Vlaamse Atletiekliga) en is de echte klassieke ‘opener’ geworden van het schoolsportjaar. De groei van zowel het aantal deelnemende gemeenten als het aantal participerende leerlingen bevestigt dit.

Sportacademie na de schooluren. De gemeenten voorzien hiermee in een recreatief sportaanbod voor de doelgroep jonge sporters. De lessen worden meestal door lesgevers uit de sportclubs gegeven. De jongeren kunnen kennismaken met nieuwe sporten en de scholen zorgen voor opvangmogelijkheid voor hun leerlingen onmiddellijk na de lesuren.

Sport Na school (SNS): is een specifieke werkvorm voor het secun-dair onderwijs, waarbij een FOLLO het mogelijk maakt samenwer-kingsverbanden op te starten tussen de gemeentelijke sportdiensten, sportclubs en het onderwijs. Een FOLLO (Flexibele Opdracht van de Leerkracht Lichamelijke Opvoeding) is een leerkracht L.O. die deels actief is in het naschoolse sportgebeuren en onder andere wordt in-

Page 283: Handboek Sportbeleidsplanning

14-9Deel 4

geschakeld in de begeleiding van de lokale schoolsportwerking van SVS (de kernwerking) en de sportpromotie in het basis- en secundair onderwijs. Verder in deze tekst over schoolsport (deel 4, p.14-17 en p.14 -18) wordt dieper ingegaan op de FOLLO als schoolsportmede-werker. SNS heeft één doel: jongeren stimuleren tot bewegen en tot een langdurig sportengagement. Zo krijgen de leerlingen uit de ver-schillende secundaire scholen de kans een sportpasje aan te kopen voor een democratische prijs. Met dit pasje kunnen zij meteen na de schooluren deelnemen aan de sportactiviteiten die in het SNS-pro-ject zijn opgenomen. Sport Na School wordt meestal gekenmerkt door een breed aanbod aan sportmogelijkheden. Het sportaanbod wordt op verschillende ogenblikken in de week georganiseerd, zo-dat de leerlingen zelf kunnen kiezen welke activiteit ze wanneer wil-len doen.

Voor meer informatie over ‘Sport na School’ zie: www.sportnaschool.be

Sportief Naschools Aktief (SNAK): met behulp van een aantal FOL-LO’s wordt experimenteel dagelijks een extra aanbod beweging en sport voor het basisonderwijs naschools aangeboden. Elk kind kan wekelijks één keer deelnemen aan een sport- en spelactiviteit.

Op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag is een lesgever on-middellijk na de schooluren beschikbaar om les te geven. Deze na-schoolse sport gaat bij voorkeur door in de sportaccommodaties van de eigen school, zodat geen verplaatsingen gemaakt hoeven te worden en de omgeving herkenbaar is voor de kinderen. Andere locaties in de nabije omgeving kunnen ook benut worden (gemeen-telijke infrastructuur, accommodaties van lokale sportclubs, privé-terreinen…). De lessen (een sessie varieert tussen 45 minuten en anderhalf uur, afhankelijk van de leeftijd) vinden plaats tussen het einde van de schooluren en de aanvang van de trainingsuren van de sportclubs. Deze lessen kunnen ook in combinatie met andere ac-tiviteiten plaatsvinden (studiebegeleiding, muziekacademie…). Het engagement van de leerlingen kan variëren in perioden (minireek-sen, trimesterprogramma, jaarprogramma…). De FOLLO werkt een programma en een planning uit in samenspraak met de partners, zodat alle leeftijdsgroepen zo goed mogelijk kunnen genieten van een ruim en aangepast aanbod. De FOLLO staat in voor het betrek-ken van de partners, het aanduiden van lesgevers, de lokale com-municatie en de lokale coördinatie.1

1 Op basis van: draaiboek SVS, SNAK, Sportief Naschools Aktief, 2007.

Page 284: Handboek Sportbeleidsplanning

14-10 Deel 4

Vlaamse fietsweek voor scholen: dit initiatief heeft de bedoeling om iedereen te laten stilstaan bij zijn fietsgedrag. Door de woon-schoolverplaatsing te stimuleren kan de doelstelling – elke dag be-wegingsprikkels aanbieden – ook resulteren in een levenshouding die bijdraagt tot een milieuvriendelijke en duurzame mobiliteit.

De organisatie gebeurt bij voorkeur door de gemeente, met de on-dersteuning van SVS en enkele commerciële partners. De gemeente organiseert als dusdanig een fietstocht voor haar scholen. De school kan dit ook zelf organiseren, maar dan is het een vorm van intern georganiseerde schoolsport.

Voor meer informatie over de ‘Vlaamse fietsweek voor scholen’ zie: www.schoolsport.be/new_site/manifesta-ties/VFS/index.htm

Een school zou kunnen samenwerken met de ‘Bewegingsschool Achilles vzw’. De gemeente heeft hierin een draaischijffunctie. Een bewegingsschool organiseert op zaterdag of zondag een gevarieerd bewegingscircuit voor jonge kinderen tussen anderhalf en acht jaar en betrekt daarbij ouders, grootouders… Bovendien wil een be-

Fot

o: S

VS

Page 285: Handboek Sportbeleidsplanning

14-11Deel 4

wegingsschool kinderen tot twaalf jaar beter voorbereiden op een sportspecifieke opleiding. Het doel van een bewegingsschool be-staat erin om vanuit een gezondheidsperspectief de algemene mo-torische basisvaardigheden te ontwikkelen. Een samenwerking met de welzijnssector zou het educatieve en gezondheidskarakter van de activiteit nog meer kunnen benadrukken.

Voor meer informatie over ‘bewegingsschool’ zie: www.bewegingsschool.be

Gordel voor scholen: deze sportieve manifestatie wordt georgani-

seerd door Bloso, SVS en de Provinciale Sportdienst Vlaams-Brabant. Zij willen de schoolgaande kinderen een voorsmaakje geven van De Gordel en de unieke Gordelsfeer.

BOS-driehoek (Buurt-Onderwijs-Sport): dit Nederlandse project wil de samenwerking tussen de sectoren sport, onderwijs en lokale overheid intensifiëren. Binnen de BOS-driehoek van een gemeente wordt een intersectoraal beleid gevoerd en worden tal van projecten gerealiseerd om de behoeften van een wijk of buurt in te vullen.

Voor meer informatie over de ‘BOS-driehoek’ zie: www.

nisb.nl

Schoolsport kan met verschillende partners georganiseerd worden, waarbij sport gekoppeld wordt aan andere thema’s in een vakover-schrijdende aanpak, bijvoorbeeld in functie van gezondheidseducatie, ontwikkeling van sociale vaardigheden… Schoolsport maakt in dit ge-val slechts deel uit van een groter project.

Voorbeelden:

Brede school: de brede school is gericht op de ontwikkeling van alle kinderen en jongeren door het ondersteunen en/of creëren van een brede leer- en leefomgeving waarbinnen kinderen en jongeren een brede waaier aan leef- en leerervaringen kunnen opdoen. Om dit doel te realiseren, wordt er een breed netwerk opgezet tussen orga-nisaties en overheden uit verschillende sectoren die samen het leren/leven van kinderen en jongeren mee vormgeven en ondersteunen. Een brede school kan alleen groeien en het verschil maken wanneer er sprake is van diversiteit, verbindingen en participatie, zowel op

Page 286: Handboek Sportbeleidsplanning

14-12 Deel 4

het vlak van de ontwikkeling van kinderen en jongeren, als in de leer- en leefomgeving en binnen het netwerk.

Een brede school met specifiek sportaanbod creëert meer mogelijk-heden voor de sport en de bewegingsopvoeding. Een goede samen-werking tussen de school enerzijds en de sportverenigingen en de gemeentelijke sportdiensten anderzijds is noodzakelijk in de brede school met sportaanbod.

Voor meer informatie over ‘brede school’ zie:

- www.vlaanderen.be/bredeschool en www.bredeschool.be- Joos, A., Ernalsteen, V., Lanssens, A. en Engels, M., Visietekst ‘Brede School in Vlaanderen en Brussel’, Brussel, Vlaamse overheid, 2006. - Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid, Rapport

Brede school met Sportaanbod, Brussel, steunpunt sport, beweging en gezondheid 2006.

1.4.2.4 StichtingVlaamseSchoolsport1

In Vlaanderen is er een overkoepelende en coördinerende instantie voor de schoolsport, met name Stichting Vlaamse Schoolsport (SVS). Hun mis-sie bestaat uit het voeren van een schoolsportbeleid dat erop gericht is alle leerlingen, ongeacht hun bekwaamheid of geaardheid, meer en kwaliteits-volle sportkansen te bieden. Dit wil SVS bereiken door de eigen verant-woordelijkheid optimaal te dragen en door alle mogelijkheden te benutten om de acties op lokaal niveau te stimuleren en te coördineren. SVS wil de harmonieuze ontwikkeling van geest en lichaam van de school-gaande jeugd bevorderen via opvoedende sportactiviteiten. Om dit te re-aliseren, zal SVS in schools- en naschools verband kennismakingsmomen-ten inlassen, initiaties stimuleren, vervolmakingscycli en allerlei vormen van tornooien en competities organiseren in diverse sporttakken. Via een omnisportaanbod wil SVS bewust ook andere dimensies uit de sport aan bod laten komen en ontwikkelen, zoals het gezondheidsaspect, de karaktervorming, de kans tot ontmoeting… Hiermee hoopt SVS tevens een brugfunctie te vervullen tussen de les lichamelijke opvoeding en de

1 Op basis van: Stichting Vlaamse Schoolsport, Wie, wat, waar en hoe over de Stichting

Vlaamse Schoolsport, Brusssel, 2005. (www.schoolsport.be)

Page 287: Handboek Sportbeleidsplanning

14-13Deel 4

‘lifetime’-sportbeoefening (in of buiten clubverband), nu en later.SVS heeft dus een initiërende en motiverende functie.

Initiërend, in die zin dat de schoolsport elke jongere van diverse sporten wil laten proeven, zowel competitieve als recreatieve, traditionele als nieuwe.

Motiverend, in die zin dat de schoolsport de schoolgaande jeugd wil aanzetten tot een permanente sportbeoefening (hier, nu en later), tot het inbouwen van fysieke activiteiten in het dagelijkse leven en tot een gezonde en dynamische levenshouding.

SVS richt zich tot alle schoolgaande jongeren uit het basis-, secundair en buitengewoon onderwijs, zowel tot de sportief getalenteerde, de jongere die reeds actief is in een sportclub, als tot de minder of niet-sportieve leer-ling. Deze laatste doelgroep impliceert al dat het schoolsportprogramma geen loutere afspiegeling van de competitiesport kan en mag zijn zoals die in de sportfederaties aangeboden wordt. Het is juist de eigenheid van de schoolsport om aangepaste werkvormen aan te bieden, ook voor de min-der sportieve leerling. Deze specificiteit houdt ook in dat de schoolsport niet in concurrentie treedt met de bestaande sportfederaties en comple-mentair is aan het sportlandschap in Vlaanderen.SVS wil ook de samenwerking tussen de school, de gemeentelijke sport-dienst en de sportclubs bevorderen. Hiervoor werkt SVS al een tijd aan de uitbouw van haar kernwerking. De bedoeling van de kernwerking is het ontwikkelen van activiteiten in de onmiddellijke omgeving van de school, waardoor onder meer de verplaatsingskosten gedrukt worden en de deelnamedrempel verlaagd wordt, om meer jongeren te bereiken. Via lokaal overleg (een jaarlijkse kernvergadering) kan het programma boven-dien beter aangepast worden aan de plaatselijke noden en verlangens. Dit overleg zal eveneens leiden tot een functioneler op elkaar afstemmen van de initiatieven op school en het plaatselijke sportgebeuren. Een dergelijke ‘kern’ is de groepering van tien tot vijftien scholen binnen eenzelfde ge-meente/stad, of met één of meerdere buurgemeenten samen.Praktisch probeert SVS momenteel heel haar programma te realiseren in die kernen, met uitzondering van het gedeelte piramidale competities in het secundair onderwijs of grote regionale happenings. Scholen in ge-meenten waar een vlotte samenwerking school/gemeente/SVS bestaat, zijn bevoordeeld tegenover die in andere gemeenten.SVS heeft samenwerkingsmodellen opgesteld over de kernwerking ener-zijds en over de samenwerking tussen SVS en de gemeente anderzijds. Deze modellen kunnen opgevraagd worden op het secretariaat van SVS.

Page 288: Handboek Sportbeleidsplanning

14-14 Deel 4

Voor meer informatie over schoolsport zie: www.schoolsport.be

1.4.2.5Schoolsportmedewerkers

Schoolsportmedewerkers zijn belangrijke schakels in de organisatie van schoolsport. Tal van medewerkers, gaande van vrijwilligers tot de mede-werkers die instaan voor het lesgeven, het stimuleren en het organiseren van de verschillende activiteiten, kunnen betrokken worden bij het school-sportgebeuren. De specifieke competenties van de verschillende soorten medewerkers zijn afhankelijk van de taken van deze personen.

De verschillende medewerkers die men bij schoolsport kan betrekken zijn:

het schoolteam en de schoolsportgangmaker

de SVS-medewerker

de FOLLO

de gemeentelijke sportverantwoordelijke

de schoolsportlesgever

de vrijwilliger

Het schoolteam en de schoolsportgangmaker

Om de continuïteit in de schoolsport te garanderen, is het belangrijk dat schoolsport gedragen wordt door het hele schoolteam en dat het project zeker ook de volle ondersteuning geniet van de school-directie. In de organisatie van schoolsport zitten vele opdrachten vervat die het best onder meerdere collega’s verdeeld worden. Ook voor de begeleiding van leerlingen naar activiteiten buiten de school zijn meermaals meerdere leerkrachten nodig. Voor de coördinatie van het schoolsportgebeuren en als vaste contactpersoon heeft SVS jaren geleden het begrip schoolsportgangmaker gelanceerd.

Page 289: Handboek Sportbeleidsplanning

14-15Deel 4

De schoolsportgangmaker is de spil van de sportwerking op school. Aangezien één persoon moeilijk alleen kan instaan voor de totale schoolsportwerking, is het essentieel een schoolsportraad op te rich-ten. Deze raad wordt het best samengesteld uit personen die nauw betrokken zijn bij het sportleven in en rond de school en heeft als doel, binnen het pedagogische kader van de school, de lichamelijke opvoeding en de sport in naschools verband te behartigen en te stimuleren. De gangmaker doet dit totaal vrijwillig, maar kan altijd een beroep doen op het aanbod en ondersteuning van SVS.

De schoolsportgangmaker kan de leerkracht lichamelijke opvoeding zijn, maar evengoed een andere leerkracht of medewerker van de school.

Taken van de schoolsportgangmaker:

- samen met het schoolteam en/of de schoolsportraad het school-sportprogramma van de school opstellen;

- het schoolsportprogramma in praktijk helpen brengen;- relaties onderhouden met de schoolsportfederatie, met de school-

sportafgevaardigden van andere scholen en met de plaatselijke overheid.

Fot

o: S

VS

Page 290: Handboek Sportbeleidsplanning

14-16 Deel 4

De SVS-medewerker

De medewerkers van SVS staan in voor een coördinerende rol van de schoolsport. Zij zorgen in eerste instantie voor de sensibilisering en stimulering van scholen om een onderdeel schoolsport in het opvoe-dingsproject van de school op te nemen en zoveel mogelijk kwalita-tieve sport- en bewegingskansen aan de leerlingen aan te bieden.

De SVS-medewerkers hebben ook een ondersteunende rol naar scholen om inhoudelijke informatie en goede ideeën ter beschikking te stellen. Via pedagogische dossiers, waarin allerlei informatie ge-bundeld en geselecteerd wordt, helpen zij scholen om schoolsport gemakkelijker op te nemen in een vakoverschrijdend kader.

Ten slotte spelen de medewerkers van SVS een belangrijke organi-serende rol op het terrein. Zij bereiden de meeste activiteiten voor, staan in voor goede afspraken met de andere schoolsportmedewer-kers, begeleiden vele activiteiten en zorgen voor de evaluatie ervan.

De inbreng van SVS hierbij is dus belangrijk voor:

- doordachte planning,- voorzien van een kader waarbinnen schoolsport geplaatst en be-

loond kan worden (jaarlijkse schoolsportpromotieactie 'School-sport doe je niet alleen' / 'Schoolsport geeft kleur' i.s.m. Bloso),

- knowhow op basis van vele jaren ervaring,- ontwikkelen en aanreiken van nieuwe ideeën en strategieën (bo-

venlokaal),- coördineren van ideeën over verschillende domeinen en/of sport-

takken,- accentueren van de link tussen onderwijs en sport,- kernvergaderingen voorbereiden en begeleiden,- organisaties ondersteunen (draaiboeken, inschrijvingen, wed-

strijdschema's, circuitopstellingen, materiaal...),- samenwerking met opleidingsinstituten, - samenwerking met sportfederaties,- bovenlokale samenwerking met gemeenten en clubs,- ...

Page 291: Handboek Sportbeleidsplanning

14-17Deel 4

FOLLO (Flexibele Opdracht van de Leerkracht Lichamelijke Op-voeding)

FOLLO’s zijn leerkrachten L.O. die een deeltijdse opdracht in het on-derwijs combineren met een deeltijdse opdracht in het naschools lokaal sportgebeuren. Ze stimuleren en coördineren de naschoolse sportbeoefening vanuit hun praktijkervaring. Ze werken samen met plaatselijke scholen, sportdiensten en clubs of federaties, onder lei-ding van Bloso en SVS. Dit project heeft als doel te komen tot een verhoogde participatie van kinderen/jongeren aan sport en spelac-tiviteiten op school, in interscolair verband en/of aan het sportieve verenigingsleven en de lokale sportclubs. In het voorlopige piloot-project zijn een beperkt aantal leerkrachten (twintig), gespreid over heel Vlaanderen, actief als FOLLO.

Fot

o: S

VS

Page 292: Handboek Sportbeleidsplanning

14-18 Deel 4

De FOLLO heeft een drieledige opdracht:

- in functie van het maatschappelijke belang van de (school)sport en de ‘brede school’ een netwerk uitbouwen tussen de lokale scholen en het lokale sportverenigingsleven, meer specifiek tussen de schoolsport en de clubsport;

- uitbouwen en ondersteunen van de school- en studentensport;- de link leggen met het vakgebied L.O. (in het basis- en secundair

onderwijs).

Rol van de gemeentelijke sportdienst: De gemeente kan logistieke ondersteuning bieden aan de initiatieven

in de kern en van de FOLLO en kan haar infrastructuur openstellen voor deze initiatieven. Voor de gemeente betekent samenwerking met een FOLLO een belangrijke troef in het voeren van een sportbeleid in de gemeente. Het is de spilfiguur in de driehoek school-gemeente-club en de contactpersoon van de gemeente naar de scholen.

Voor meer informatie over ‘FOLLO’ zie: Swin-nen, E., “Het FOLLO-project: Flexibele Opdracht Leerkracht LO”, in: De Knop, P., Scheerder, J. en Ponnet, H. (ed.), Sportbeleid in Vlaanderen. Volume I: Trends, visies, cases en cijfers, Brussel, Publi-catiefonds VTS, 2006, 205-214.

Gemeentelijke sportverantwoordelijke (sportgekwalificeerde ambtenaar…)1

De gemeente vervult een belangrijke rol als schakel tussen sport-club, gemeentelijke sportdienst, school en sportbeoefenaar. Zij heeft vooral een faciliterende, stimulerende en aanvullende rol. Zij moet zorgen voor de nodige randvoorwaarden betreffende infrastructuur, informatieverstrekking, logistiek, promotie, enzovoort. Mede door het nieuwe Vlaams Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid van 2007 kan de gemeente deze taak gemakkelijker realiseren. Zoals eerder vermeld in dit handboek, moet men in hoofdstuk 2 van het sportbe-leidsplan expliciete maatregelen weergeven voor het stimuleren en ondersteunen van andersgeorganiseerde sport. Hier maakt school-sport deel van uit.

1 Op basis van: Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid, Brede School met Sportaanbod,

2006. (www.steunpuntsbg.be)

Page 293: Handboek Sportbeleidsplanning

14-19Deel 4

Voordelen van het ondersteunen van schoolsport door de gemeente:

- op een eenvoudige wijze worden veel jongeren bereikt (ook on-middellijk na schooltijd);

- de aanwezigheid van pedagogisch opgeleid personeel;- de scholen uit de gemeente kunnen gemakkelijker participeren en

genieten van het gestructureerd schoolsportaanbod en de onder-steuning van SVS, en dankzij de hulp van de gemeente kan een verrijking van het aanbod gerealiseerd worden;

- het biedt ten dele oplossingen voor het tekort aan sportinfrastruc-tuur;

- …

Taken van de gemeentelijke sportverantwoordelijke met betrekking tot schoolsport:

- contacten leggen met schoolsportlesgevers voor naschoolse acti-viteiten;

- verantwoordelijk zijn voor de financiële, boekhoudkundige en ju-ridische aspecten wat betreft de schoolsportlesgever;

- instaan voor de integratie van de naschoolse sport in het lokaal sportbeleid;

- logistieke ondersteuning bieden.

Schoolsportlesgever1

Het is bewezen dat de continuïteit wat betreft deelname aan sportac-tiviteiten meer gegarandeerd blijft wanneer de leerlingen les krijgen van een vertrouwde lesgever. Om kwaliteit en professionaliteit te waarborgen, is het noodzakelijk om alle schoolsportlesgevers een financiële vergoeding te geven voor hun werk. Deze zou eventueel gedragen kunnen worden door de gemeente.

De schoolsportlesgever staat het dichtst bij de kinderen. Hij/zij is bij voorkeur regent(e) of licentia(a)t(e) in de lichamelijke opvoeding of is laatstejaarsstudent(e) lichamelijke opvoeding aan een universiteit of hogeschool.

De schoolsportlesgever zou de naschoolse sporten steeds moeten aanbieden met een visie die overeenstemt met het project. Bij-voorbeeld binnen het concept van de brede school met sportaan-

1 Op basis van: Steunpunt Sport, beweging en gezondheid, Brede School met Sportaanbod,

2006. (www.steunpuntsbg.be)

Page 294: Handboek Sportbeleidsplanning

14-20 Deel 4

bod is de voorwaarde om een sportclub te laten functioneren dat de sportclub een beleid voert waarbij ook recreatieve jeugdwerking aan bod komt. De schoolsportlesgever kan zijn, een:

- leerkracht lichamelijke opvoeding- clublesgever- lesgever aangesteld door de gemeente- tijdelijke lesgever bij Vlabus- lesgever aangeduid door een sportfederatie- zelfstandig gediplomeerd lesgever L.O.

Bij een tekort aan lesgevers is men genoodzaakt het profiel van de schoolsportlesgever breder te zien. Bij niet-professionele sportles-gevers bestaat het gevaar echter dat deze zich voornamelijk gaan richten op sportief getalenteerde kinderen. Er moeten dus duidelijke afspraken gemaakt worden, die in de vorm van een contract vastge-legd kunnen worden.

Taken van de schoolsportlesgever:

- plezierige bewegingsactiviteiten aanbieden die niet op competitie zijn gericht;

- leerlingen informatie bieden over de bestaande sportmogelijk-heden (info over clubs, sportkampen, accommodaties…) om de doorstroommogelijkheden naar de sportclubs te optimaliseren;

- meehelpen begeleiden wanneer een lesgever uit de lokale sport-vereniging initiatiereeksen komt aanbieden.

Rol van de gemeentelijke sportdienst: De gemeente kan zorgen voor het aanleveren van schoolsportlesge-

vers. Hierbij kan ze beroep doen op organisaties zoals Vlabus (Vlaams Bureau voor Sportbegeleiding). De school betaalt de gemeente een vergoeding voor hun lesgever. Dit geld kan afkomstig zijn van de deelnamegelden die de school van de leerlingen ontvangt. De ge-meente kan de financiële vergoeding van de schoolsportlesgever ook helemaal op zich nemen.

Vrijwilligers

In de schoolsport kan ook beroep gedaan worden op vrijwilligers. Men moet hier wel voldoende aandacht besteden aan een goede persoonlijke band. Zowel de vrijwilligers als de organisatoren van

Page 295: Handboek Sportbeleidsplanning

14-21Deel 4

schoolsport maken een aantal keuzes, wat betreft het vrijwilligers-werk, waarbij beide partijen bepaalde verwachtingen voorop stellen. Vrijwilligers hebben een behoefte aan erkenning en aan het gevoel erbij te horen. Dit zijn belangrijke bronnen van motivatie.

Wie kan de vrijwilliger zijn?

- Iemand die persoonlijk betrokken is bij schoolsport

- Een ouder van een naschools sportende leerling - Een ex-leerling van de school - …

- Iemand die thematisch betrokken is bij schoolsport

- Een gepensioneerde leerkracht lichamelijke opvoeding - …

Wat doet een vrijwilliger?

- Sporttechnische taken (sportactiviteiten bijstaan, scheids- rechteren…)

- Andere taken (helpen bij verplaatsingen, onderhoud van lokalen en materiaal…)

Rol van de gemeentelijke sportdienst:

De gemeente kan in deze context haar steentje bijdragen door bij-scholingen te organiseren voor de vrijwilligers, zelf vrijwilligers aan te leveren (vrijwilligers die bijvoorbeeld al actief zijn in andere secto-ren), de vrijwilligers op het gepaste tijdstip te belonen…

Voor meer informatie over ‘vrijwilligers’ zie: Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk, Handboek werken met vrijwilligers, Brussel, Politeia, 2007.

Page 296: Handboek Sportbeleidsplanning

14-22 Deel 4

1.4.2.6Positioneringvanschoolsport

Op basis van de vier elementen met betrekking tot de positionering van de sportorganisatievormen (figuur 1, Deel 4, p. 5), werd een vierdeling opge-steld met één as van gesloten-formeel tot open-informeel, en een andere as van recreatief tot competitief. Deze indeling werd hierboven al bespro-ken. Ook schoolsport kan gesitueerd worden binnen deze vierdeling.

Schoolsport is voornamelijk formeel en gesloten Het woord ‘schoolsport’ verwijst op zich al naar het formele karakter

van deze sportvorm. De sport vindt meestal plaats op school, wordt georganiseerd door de school (eventueel in samenwerking met andere partners) en heeft plaats op vooraf bepaalde tijdstippen. Schoolsport is voornamelijk gesloten omdat een specifieke doelgroep wordt bereikt. Het gaat dan overwegend over de leerlingen van de school/scholen.

Fot

o: S

VS

Page 297: Handboek Sportbeleidsplanning

14-23Deel 4

Schoolsport is competitief én recreatief Schoolsport had lange tijd enkel een competitief karakter, maar ver-

schillende initiatieven, zoals verschillende SVS-activiteiten, stimuleren het recreatieve aanbod binnen schoolsport. In het basisonderwijs wor-den alleen nog recreatieve tornooien, instuiven en kennismakingsses-sies georganiseerd (enkel voor de Danone Nations Cup, voetbal 3de graad, worden provinciale tornooien gespeeld waarna per provincie een ploeg voor een nationale selectie aangewezen wordt en in aan-merking kan komen voor deelname aan het internationaal tornooi van Danone in Frankrijk). Enkel in het secundair onderwijs worden door SVS nog piramidale competities georganiseerd, naast de in aantal sterk toegenomen recreatieve sportontmoetingen.

Ook de brede school, de BOS-driehoek, Sport Na School… zijn voor-beelden van initiatieven die het recreatieve aanbod binnen schoolsport stimuleren. Door het aanbieden van recreatieve sportmogelijkheden worden ook de minder en niet-sportieve leerlingen beter bereikt. Het is vooral een andersgeorganiseerd sportaanbod waarbij de toenadering naar de sportclubs gestimuleerd kan worden. Andere doelgroepen zijn de sportief getalenteerde jeugd en de jongere die reeds lid is van een sportclub. De toegang tot het sportaanbod is meestal beperkt tot de eigen leerlingen van de scholen. Eventueel kan men de activiteiten ook openstellen voor andere jongeren uit de buurt.

Schoolsport kan dus gesitueerd worden binnen de eerste twee kwadranten:

Gesloten - formeel / recreatief

Initiatiereeksen op school enkel voor de eigen leerlingen

Sport tijdens de middagpauze

Recreatieve tornooien met verschillende scholen

Recreatieve instuiven

(Dans)happenings

Gesloten - formeel / competitief

Interscolaire competities

Page 298: Handboek Sportbeleidsplanning

14-24 Deel 4

Positionering van schoolsport ten opzichte van andere secto-ren

Schoolsport en de traditioneel georganiseerde sport Een samenwerking met scholen kan een meerwaarde bieden voor

de clubs, maar ook voor de scholen zelf. Voor clubs kan het rekrute-ringsmogelijkheden bieden, terwijl scholen gebruik zouden kunnen maken van de sporttechnische expertise van de clubs bij de begelei-ding van hun activiteiten.

Momenteel zijn er verscheidene samenwerkingsverbanden tussen schoolsportaanbieders en sportclubs. Hierin is voor de gemeente een rol weggelegd om de sportclubs en de scholen de nodige on-dersteuning te geven en meer te sensibiliseren om (beter en meer) samen te werken. Bijvoorbeeld ook de begeleiding van leerlingen die vanuit schoolsport naar de verenigingssport doorgroeien en de opvolging daarvan vereist een nauwe samenwerking.

Schoolsport en de commerciële sport Momenteel zijn samenwerkingsverbanden tussen de commerciële

sportsector en scholen gering. Dit zou te maken kunnen hebben met het verschil in doelstellingen die in beide contexten nagestreefd worden (schoolsport: zo laagdrempelig mogelijk, ook vaak finan-cieel; commerciële sport: winstgevend doel). Maar afhankelijk van de invulling van schoolsport kan een doorstroming en samenwer-king tot de mogelijkheden behoren. In het SNS-project werken bij-voorbeeld ook vaak fitnesscentra mee. Immers, de basisdoelstelling, zoveel mogelijk mensen aan het sporten krijgen, geldt voor beide. Hierbij moet echter de nodige voorzichtigheid aan de dag gelegd worden. Binnen onderwijs kunnen commerciële samenwerkingsver-banden uitsluitend volgens een vastgelegde deontologische code. Deze houdt onder andere in dat de educatieve boodschappen niet verweven mogen zijn met de publicitaire boodschappen. Een onder-scheid wordt tevens gemaakt tussen activiteiten binnen of buiten het normale lessenrooster en binnen of buiten de schoolmuren.

Schoolsport en buurtsport Momenteel bestaat er weinig directe samenwerking tussen school-

sport- en buurtsportorganisaties. Nochtans richten beide zich tot het sportief stimuleren van jongeren tijdens de vrije tijd en buiten de schooluren. Weliswaar moet men toch opmerken dat buurt-sport en schoolsport verschillende behoeften invullen (er zijn ook wel meerdere organisaties die zich richten op het sportief stimuleren van jongeren tijdens de vrije tijd en buiten de schooluren). Waar

Page 299: Handboek Sportbeleidsplanning

14-25Deel 4

samenwerking en ondersteuning voor elkaar mogelijk zijn, kan die aanvullende rol uiteraard gerealiseerd worden, maar dit zal verder geconcretiseerd moeten worden. Hierbij kan verwezen worden naar de BOS-driehoek, waarbij buurtorganisaties mee aan de basis liggen van het project, en naar het concept brede school (zie hierboven). De brede school tracht de leerlingen een zo breed mogelijke opvoe-ding mee te geven door het aanbieden en ondersteunen van een brede leer- en leefomgeving. Aangezien de school dit niet alleen kan, wordt er samengewerkt met verschillende partners, waaronder ook buurtsportorganisaties. Het is duidelijk dat het betrekken van buurtsport heel wat mogelijkheden biedt.

Schoolsport en de jeugdsector Schoolsport en de jeugdsector richten zich allebei op jongeren. Van

oudsher nemen spel en sport een belangrijke plaats in binnen de jeugdsector. Bijvoorbeeld binnen het jeugdwerk bieden heel wat jeugdorganisaties ook sportactiviteiten aan. Een samenwerking tus-sen beide zou een optimale afstemming van elkaars aanbod mo-gelijk maken. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan het ter beschikking stellen van de schoolsportinfrastructuur aan sportinitia-tieven binnen de jeugdsector.

Schoolsport en de welzijnssector1

Voor de welzijnssector is sport géén doel op zich, maar één van de mogelijke middelen om hun doelen te bereiken. Voor het vergroten van de sociale cohesie, het verbeteren van de leefbaarheid of het sti-muleren van een gezonde leefstijl, kan sport een belangrijke bijdrage leveren. De schoolsport is voor de welzijnssector een belangrijk mid-del om maatschappelijk kwetsbare jongeren te bereiken. Door sport en spel kan men op een laagdrempelige wijze de jongeren makkelij-ker aanspreken. Via deze weg kan de interesse en de belangstelling voor sport en spel worden opgewekt, wat een voorwaarde is om te kunnen werken aan een algemene verbetering van hun situatie. Via samenwerking tussen de scholen en de welzijnssector kan men alle leerlingen, ook de maatschappelijk kwetsbare jongeren, berei-ken. Een dergelijke sportstimulering zou dan moeten beantwoorden aan de specifieke interesse en behoeften van de doelgroep en zou steeds beschouwd moeten worden als een onderdeel van een uitge-breid resocialisatieproces.In de BOS-driehoek speelt de welzijnssector een belangrijke rol. Ook binnen het concept van de brede school kan een samenwerkingsver-

1 Op basis van: Vonck, E., Het OCMW aan zet! Sport als niet-alledaagse partner, Sint-Niklaas

- Brussel, ISB vzw & Kunst en Democratie vzw, 2007.

Page 300: Handboek Sportbeleidsplanning

14-26 Deel 4

band met de welzijnssector uitgewerkt worden. Op deze manier kan het bijdragen tot het verbeteren van het welzijn van iedere leerling.

1.4.2.7Aanbevelingenbijdeorganisatievanschoolsport

Net zoals voor de organisatie van buurtsport kunnen samenwerkings-verbanden een meerwaarde betekenen voor schoolsport.

Schoolsport georganiseerd in samenwerking met verschillende instel-lingen en beleidsterreinen vergroot de integrale aanpak van bepaalde beleidsaspecten. Bijvoorbeeld sport- en bewegingsactiviteiten in het ka-der van de brede school bieden mogelijkheden om bij te dragen tot het creëren van een samenhangend jeugdbeleid.

Men kan samenwerkingsverbanden aangaan met verschillende part-ners. Gemeenten kunnen de scholen inlichten over mogelijke samen-werkingsverbanden.

Enkele voorbeelden:

Gemeente - school X

Gemeente - school X - school Y

Gemeente - school X - sportverenigingen

Gemeente - school X - jeugddienst

Gemeente - school X - privésector

Gemeente - school X - buurtsport

Bij samenwerkingsverbanden is het belangrijk dat men rekening houdt met een aantal zaken. In de eerste plaats moet men een integraal beleid voeren met inzicht

in en begrip voor de wederzijdse belangen en doelen van de ver-schillende betrokkenen met overleg tussen de betrokken partijen en met duidelijke afspraken en overeenkomsten. Het moet duidelijk zijn voor de verschillende betrokkenen wie wat doet, wie welk aanbod voorziet, wie financiert… Heel wat hindernissen kunnen voorkomen worden door een contract van het samenwerkingsverband op te stellen (bv. in verband met het toezicht en onderhoud).

Page 301: Handboek Sportbeleidsplanning

14-27Deel 4

Men moet ook rekening houden met de verschillende mogelijke or-ganisatiestructuren. De huurder en verhuurder kunnen verschillende instanties zijn:

- schooldirectie als verhuurder, gemeente als huurder- schooldirectie als verhuurder, vzw (school, gemeente en sport-

raad) als huurder- vzw (school) als verhuurder, gemeente als huurder- de club huurt van de school- …

Het is belangrijk dat men ook de rechten en plichten van de huurder en de verhuurder in het contract van het samenwerkingsverband vermeldt.

Gemeenten kunnen de scholen motiveren om tijdens de kinderop-vang, tieneropvang of buitenschoolse opvang gebruik te maken van sport- en bewegingsactiviteiten. Door een samenwerking met een sportvereniging kan men de opvang aantrekkelijker maken met een leuker en breder aanbod. Voor de sport in de gemeente betekent deze samenwerking beter gebruikmaken van accommodaties en meer mo-gelijkheden bieden aan de sportverenigingen om jeugdleden te wer-ven, om sport in de gemeente maatschappelijk te profileren en om bewegingsarmoede bij kinderen terug te dringen. (zie ook SVS, FOLLO,

Fot

o: S

VS

Page 302: Handboek Sportbeleidsplanning

14-28 Deel 4

SNS, SNAK in 1.4.2.3. en ook www.schoolsport.be). In Nederland bestaan reeds dergelijke samenwerkingen tussen kinder-

opvangorganisaties en sportverenigingen en spreekt men van ‘spor-tieve naschoolse opvang’.

Twee dagen per week kan er bij de sportvereniging na schooltijd van 16.00u tot 18.00u worden gesport. Het naschoolse sportprogramma wijkt af van het ‘normale’ sportprogramma van de club. Het plezier van de kinderen staat voorop, het leren van een sport is daarbij slechts een middel. De sportleider van de omnisportvereniging zorgt voor de sporttechnische begeleiding en de groepsleider van de kinderopvang-organisatie voor de inbreng van de pedagogische visie.

Voor meer informatie zie: www.nisb.nl

Men moet steeds rekening houden met de specificiteit van de leerlin-gen uit het kleuter-, basis- en secundair onderwijs.

Voor kinderen van het basisonderwijs is het belangrijk dat er activiteiten aangeboden worden met een hoge transferwaarde naar de vrije tijd (bv. ropeskipping, frisbee…). Dit zijn activiteiten die kinderen in hun vrije tijd zelfstandig kunnen uitvoeren.

Gemeenten kunnen geregeld bijscholingen organiseren voor scholen en sportverenigingen, zodat zij kunnen investeren in de kwaliteit van (vrijwillig) personeel.

Gemeenten kunnen de school stimuleren om de schoolsportinfra-structuur open te stellen voor vrije sportbeoefening (na de les-uren en in de vakantieperioden). Dit biedt voor de gemeente tal van mogelijkheden:

de gemeente kan sommige sportactiviteiten (zoals bijvoorbeeld sportkampen) laten doorgaan in de schoolsportinfrastructuur;

het gebrek aan sportinfrastructuur voor de sportclubs zou deels weggewerkt kunnen worden;

We moeten hier wel vermelden dat dit een zuivere vorm van een sa-menwerkingsverband is tussen de gemeente en de school, en geen vorm van schoolsport. De sportactiviteiten die binnen deze context georganiseerd worden kunnen ook bestemd zijn voor bijvoorbeeld senioren…

Page 303: Handboek Sportbeleidsplanning

14-29Deel 4

Voor meer informatie over het ter beschikking stellen van schoolsportinfrastructuur zie: De Smedt, C., De school open voor de sport, Leuven – Apeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant- Uitgevers N.V., 2000.

Fot

o: S

VS

Page 304: Handboek Sportbeleidsplanning

14-30 Deel 4

Zonder medewerking van de school is een inhoudelijke aanpak van de naschoolse openstelling van de schoolsportinfrastructuur onmogelijk. Daarom is er voor de gemeenten de taak weggelegd om de scholen te motiveren tot het (mee)inrichten van schoolsport. De scholen kunnen dan gewezen worden op de voordelen van schoolsport. Enkele voorbeelden:

het creëert een open en eigentijds imago;

het verhoogt de integratie van de schoolgemeenschap in het sociale leven van een gemeente;

kinderen kunnen veilig sporten in een vertrouwde omgeving;

Fot

o: S

VS

Page 305: Handboek Sportbeleidsplanning

14-31Deel 4

het is een educatieve meerwaarde voor de leerlingen;

men komt tegemoet aan de behoefte van de werkende en stude-rende ouders als men de sportactiviteiten voor hun kinderen laat aansluiten op de schooluren;

1.4.2.8Referenties

Geraadpleegde werken

Bloso, ISB, SVS en VAL, Draaiboek Vlaamse veldloopweek voor scho-len, Brussel, SVS, 2007.

De Smedt, C., De school open voor de sport, Leuven – Apeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant- Uitgevers N.V., 2000.

Joos, A., Ernalsteen, V., Lanssens, A. en Engels, M., Visietekst ‘Brede School in Vlaanderen en Brussel’, Brussel, Vlaamse overheid, 2006.

Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid, Brede School met Spor-taanbod, 2006. (www.steunpuntsbg.be)

SVS, Brochure: Schoolsportmodellen, Brussel, SVS, 2004. SVS, Brochure: Spelen op de speelplaats, Brussel, SVS, 2004. SVS, Brochure: Sport en spel op de speelplaats, Brussel, SVS, 2004. SVS, Draaiboek Sportief Naschools Actief, Brussel, SVS, 2007. SVS, Draaiboek Vlaamse FIETSWEEK voor scholen, Brussel, SVS,

2007. SVS, Wie, wat, waar en hoe over de Stichting Vlaamse Schoolsport,

Brussel, SVS, 2005. (www.schoolsport.be) SVS en Fietsersbond, Fietsmap: Fietsen doe je niet alleen, Brussel,

SVS, 2007. SVS, Mobiel 21 en BIVV, Handleiding Meester op de fiets. Fietsvaar-

digheidstraining in uw school, 2005. Swinnen, E., “Het FOLLO-project: Flexibele Opdracht Leerkracht

LO”, in: De Knop, P., Scheerder, J. en Ponnet, H. (ed.), Sportbeleid in Vlaanderen, Volume I: Trends, visies, cases en cijfers, Brussel, Publi-catiefonds VTS, 2006, 205-214.

VIG, SVS en Nice, Handleiding Fitte school: hoe begin je eraan?, Brussel, SVS, 2006.

Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk, Handboek werken met vrijwil-ligers, Brussel, Politeia, 2007.

Vonck, E., Het OCMW aan zet! Sport als niet-alledaagse partner, Sint-Niklaas - Brussel, ISB vzw & Kunst en Democratie vzw, 2007.

Page 306: Handboek Sportbeleidsplanning

14-32 Deel 4

Geraadpleegde websites

www.fitteschool.be www.sportnaschool.be www.schoolsport.be/new_site/manifestaties/VFS/index.htm www.bewegingsschool.be www.nisb.nl www.ond.vlaanderen.be/bredeschool/visie/definitie.htm www.vlaanderen.be/bredeschool www.bredeschool.be www.schoolsport.be

Page 307: Handboek Sportbeleidsplanning

15Deel 4

2 Toegankelijkheid en diversiteit

2.1Inleiding

Sinds de jaren ’60 is het overheidsbeleid in Vlaanderen er op gericht om zoveel mogelijk mensen aan het sporten te krijgen door het voorzien van een eigen aanbod en door tekorten in het bestaande aanbod aan te vullen in functie van bepaalde doelgroepen. Wellicht mede ten gevolge van dit actief sport voor al-len-beleid van de (lokale) overheid is de algemene sportparticipatie in Vlaan-deren sindsdien dan ook aanzienlijk toegenomen. Toch blijven er nog steeds duidelijke verschillen bestaan in de sportparticipatiegraad tussen diverse bevol-kingsgroepen. Zo ligt het sportparticipatieniveau van bepaalde groepen zoals ouderen, personen met een handicap en etnische minderheden beduidend la-ger dan dat van de rest van de bevolking. Er zijn heel wat barrières te noemen die ertoe kunnen bijdragen dat sommigen minder sportactief zijn dan anderen. Het gaat hierbij ondermeer over persoonlijke attitudes en kennis over sport en fysieke activiteit, alsook over beschikbaarheid van tijd, middelen, bereikbaar-heid, enzovoort. Sportbeleidsmakers op diverse niveaus in Vlaanderen worden zich bewust van deze drempels en daardoor wordt een steeds duidelijker accent gelegd op het stimuleren van de toegankelijkheid tot en de diversiteit in de sport. Dit betekent dan ook dat er meer aandacht uitgaat naar specifieke doelgroepen. Bijvoorbeeld, een gemeentelijke sportpromotie is niet langer meer gericht naar dé bevolking in het algemeen, maar naar specifieke groepen daar-binnen (‘doelgroepen’).

2.2Doelgroepen

De doelgroepen in de sport zijn erg veelzijdig van aard. Enerzijds kunnen zij gekenmerkt worden door specifieke karakteristieken (zoals jeugd, personen met een handicap, senioren, vrouwen, gezinnen, werklozen, etnische minderheden, maatschappelijk kwetsbare jongeren, druggebruikers, asielzoekers, anderstalige nieuwkomers…), maar anderzijds zijn ook bijvoorbeeld georganiseerde sporters, niet- of andersgeorganiseerde sporters, topsporters en niet-sporters specifieke doelgroepen geworden. Naast het sportactief houden van de huidige sporters, kunnen aandachts-groepen binnen het lokaal sportbeleid worden onderverdeeld in twee catego-rieën mensen die momenteel niet of in slechts zeer geringe mate aan sport deelnemen. De twee categorieën zijn te onderscheiden in relatie tot:

Page 308: Handboek Sportbeleidsplanning

16 Deel 4

a) hun problematische graad van sportdeelname (zoals sportinactieven en sportkansarmen) en

b) hun problematische situatie (zoals maatschappelijk achtergestelden, etnische minderheden, delinquenten, druggebruikers, asielzoekers…).

Om deze categorieën te kunnen bereiken, is men in Vlaanderen in toenemende mate specifieke initiatieven gaan opzetten. Zo gaat de aandacht voor de eerste categorie vooral uit naar het bevorderen van de participatie door middel van het verhogen van de interesse in sport bij deze groepen (ondermeer door het verhogen van de kwaliteit van het aanbod, het meer inspelen op de vraag van de groepen zelf, het verbeteren van de communicatie, bereikbaar-heid en toegankelijkheid van het aanbod). Hoewel deze strategieën ook wor-den toegepast in het bereiken van de tweede categorie, wordt daarnaast in toenemende mate ook aandacht besteed aan de instrumenteel-functionele betekenis van sport. Sportdeelname wordt dan ook beschouwd als een mid-del tot het verwerven van ‘sociaal kapitaal’ en het aanbieden van mogelijkheden tot sociale integratie en sociomorele vorming. Hierbij gaat het dan vooral over het werken naar probleemgroepen. Bijvoorbeeld, in het geval van ‘maatschap-pelijk kwetsbare jongeren’ wordt de verhoogde aandacht vaak ingegeven door de groeiende bezorgdheid vanwege beleidsmakers voor de overlast die deze groep teweegbrengt in achtergestelde buurten in grotere gemeenten en steden (ondermeer op gebied van kleine criminaliteit en rondhanggedrag).

Foto

: Ant

wer

pen

Page 309: Handboek Sportbeleidsplanning

16-1Deel 4

2.2.1.Enkelevoorbeeldenvandoelgroepen

In een gemeentelijk sportbeleid moet men afhankelijk van de grootte van de verschillende doelgroepen prioriteiten stellen bij het bepalen van het gemeentelijke sportaanbod. Bij de organisatie van sportactiviteiten voor de verschillende doelgroepen is het belangrijk dat men de verschillende kenmerken van de doelgroep kent. Hiervoor kan men beroep doen op gespecialiseerde organisaties. Voor de doelgroep kansarmen kan men bijvoorbeeld beroep doen op wel-zijnsorganisaties. Tevens moet men er rekening mee houden dat verschei-dene organisaties zich hebben gespecialiseerd in het aanbieden van sport voor een specifieke doelgroep.Het is dan ook belangrijk dat men tijdens de gegevensverzameling nagaat welke organisaties actief zijn voor welke doelgroep. Een gemeente kan ook zelf activiteiten organiseren, maar dit moet dan wel een duidelijke meerwaarde bieden voor de gemeente ten opzichte van de initiatieven die reeds bestaan.

In een gemeente kan men tal van doelgroepen onderscheiden, namelijk:

jeugd vrouwen allochtonen werklozen gezinnen kinderen kansarmen senioren personen met een handicap recreatieve sporters topsporters niet-sporters …

Hieronder worden drie doelgroepen nader toegelicht, namelijk personen met een handicap, senioren en allochtonen.

Page 310: Handboek Sportbeleidsplanning

16-2 Deel 4

2.2.1.1Personenmeteenhandicap1

Kenmerken van G-sport Dé persoon met een handicap bestaat niet. Er wordt een onderscheid

gemaakt tussen volgende handicaps of beperkingen: motorisch, visu-eel, auditief, psychisch en verstandelijk. Binnen deze subdoelgroepen zijn er nog tal van onderverdelingen.

Elke sportparticipatie door personen met een handicap wordt onder de brede noemer ‘G-sport’ geplaatst. Haast alle sporten kunnen, zij het soms in een aangepaste vorm, door personen met een handicap beoefend worden. Daarnaast bestaan er ook enkele G-sporttakken, zoals boccia en goalbal, die specifiek voor deze doelgroep ingericht worden.

Elke sporter met een handicap zou op basis van zijn mogelijkheden en interesses de keuze moeten hebben om in zijn regio te sporten op maat (G-sport heeft dikwijls een bovenlokaal karakter). Dit kan met weinig of geen aanpassingen aan het speelveld of reglement. Het kan enerzijds binnen een sportclub of organisatie enkel voor personen met een handicap (ook wel ‘exclusief sporten’ of ‘categoriaal aanbod’ ge-noemd), anderzijds is het voor een aantal sporters wenselijk en haal-baar te sporten met en tegen personen met en zonder handicap (ook wel ‘inclusief sporten’ of ‘volledig geïntegreerd sporten’ genoemd). Binnen dit continuüm exclusief - inclusief sporten is er ook plaats voor het ‘organisatorisch geïntegreerd sporten’, een andere term voor de sportbeoefening van personen met een handicap in een aparte G-afde-ling van een reguliere sportclub.

Verschillende motieven om te sporten voor personen met een handicap

In de literatuur worden verschillende motieven van personen met een handicap om te sporten, beschreven. De volgende waarden worden onder meer toegekend voor personen met een handicap die deelne-men aan sport, spel- en bewegingsactiviteiten.

Gezondheidswaarde: om invaliderende processen (onder andere vetzucht en spierverslapping) die door de handicap op gang worden gebracht tegen te gaan.

1 Deze tekst is opgesteld in samenwerking met het G-forum (Psylos vzw, VLG vzw en

Recreas vzw).

Page 311: Handboek Sportbeleidsplanning

16-3Deel 4

Recreatiewaarde: hierbij moet men denken aan besteding van de vrije tijd, gerichtheid op plezier, ontspanning, gezelligheid, het niet vergelijkend presteren, maar het gezamenlijk doen.

Psychosociale aanpassingswaarde: verschillende auteurs baseren zich op de belangrijke rol van sport, spel en bewegingsrecreatie bij het ontwikkelen van zelfrespect, zelfdiscipline, zelfvertrouwen en zelfverantwoordelijkheid.

Sociale integratiewaarde: door vele auteurs wordt deze waarde als de meest essentiële aangewezen. De persoon met een handicap leeft vaak geïsoleerd in de maatschappij en het is dan ook duidelijk dat een integratieproces niet op gang zal kunnen komen zonder het stimulerende contact met andere mensen. Dit komt ten goede aan de interactie met anderen in de samenleving.

In de literatuur worden tevens drie manieren beschreven waarbij validen en personen met een handicap via het sporten met elkaar in contact komen. Dit contact is noodzakelijk wanneer sport wil bij-dragen tot de sociale acceptatie en integratie van personen met een handicap in de samenleving. De drie modellen zijn:

Foto

: BPC

Page 312: Handboek Sportbeleidsplanning

16-4 Deel 4

het co-existentiemodel: personen met een handicap sporten in hun eigen omgeving met andere personen met een handicap. Het co-existentiemodel komt het meest overeen met de huidige situatie;

het sectiemodel: personen met een handicap vormen een aparte afdeling van een validenorganisatie. Het opnemen als aparte sec-tie (bijvoorbeeld zitvolley bij een plaatselijke volleybalvereniging) houdt in dat de sport voor personen met een handicap op een herkenbare manier gepropageerd en gestimuleerd kan worden. Men kan gebruikmaken van het bestuurlijke en sporttechnische kader van de validensportvereniging;

het volledige integratiemodel: personen met een handicap en validen sporten gezamenlijk. Dit model is vanuit theoretisch ge-zichtspunt wellicht het meest gewenst, de haalbaarheid zal echter afhangen van de aard en graad van de handicap, van de sport-vorm (uitsluitend recreatiesport of ook wedstrijd- en topsport) en eventueel de sporttak die beoefend wordt.

Foto

: BPC

Page 313: Handboek Sportbeleidsplanning

16-5Deel 4

G-sport in Vlaanderen Binnen het Vlaamse G-sportlandschap zijn verschillende actoren ac-

tief. Enerzijds zijn er de drie erkende gehandicaptensportfederaties, met name de Vlaamse Liga Gehandicaptensport (VLG vzw), Recre-atief Aangepast Sporten (Recreas vzw) en de Vlaamse federatie voor sport en recreatie in de geestelijke gezondheidszorg (Psylos vzw). Deze federaties staan in voor het sportaanbod op maat van sporters met een handicap in Vlaanderen en de ondersteuning van de bij hen aan-gesloten clubs. G-sportfederaties stellen hun knowhow ter beschikking van valide sportfederaties of lokale besturen die willen starten met een G-werking. Deze drie federaties zijn verenigd in het G-forum voor wat de breedtesport betreft.

Anderzijds is er binnen elke provinciale sportdienst een consulent aan-gesteld die instaat voor G-sport binnen de eigen provincie op het vlak van promotie, opleiding en ondersteuning van de clubs aan de hand van subsidiereglementen. Ook richten zij op aanvraag en in samen-spraak met de G-sportfederaties vormingsavonden in rond het ‘oprich-ten van een G-afdeling in de sportclub’.

De Vlaamse Trainersschool (VTS) tenslotte staat in voor de sportka-deropleiding met betrekking tot gehandicaptensport. Naast de sport-takoverschrijdende module ‘begeleiden van sporters met een handi-cap’ bestaan er ook sporttakspecifieke modules voor het begeleiden van ruiters, judoka’s, zwemmers, basketbalspelers, skiërs, tennissers, voetballers… met een handicap. De VTS richt ook G-sporttakspecifieke trainersopleidingen in voor boccia en in de toekomst ook goalbal en torbal.

Personen met een handicap sporten vaak in niet-georganiseerd verband. Hierdoor zijn zij moeilijk te bereiken. Enkele mogelijke promotiekanalen zijn via de bestaande sportclubs aangesloten bij de G-sportfederaties, via instellingen, MPI’s en revalidatiecentra, via lokale publiciteitsbladen, via folders in sporthallen en mutualiteiten of via mondelinge reclame.

G-sport moet kwalitatief en duurzaam zijn. Gezien het geringe aan-tal sporters in sommige regio’s is het aangewezen zich goed te infor-meren vooraleer te starten met een nieuwe G-werking of een nieuw evenement. Hiervoor kan men terecht bij de bestaande G-actoren in Vlaanderen.

Page 314: Handboek Sportbeleidsplanning

16-6 Deel 4

Contactgegevens van de G-actoren in Vlaanderen zijn:

G-sportfederaties

- Vlaamse Liga Gehandicaptensport (VLG vzw) Kernwoorden: topsport, competitiesport, recreatiesport voor

sporters met een motorische, visuele, auditieve en verstandelijke beperking

Contact: Jessica De Smet Contactadres : VLG vzw Huis van de Sport Zuiderlaan 13 9000 Gent tel.: 09-243 11 77 [email protected] www.vlg.be

- Recreatief Aangepast Sporten (Recreas vzw) Kernwoorden: recreatiesport en recreatieve competitie voor spor-

ters met een verstandelijke, motorische, visuele en auditieve be-perking en chronisch zieken

Contact: Eva Dejaegher Contactadres: Recreas vzw Sint-Jansstraat 32-38 1000 Brussel tel.: 02-515 02 54 [email protected] www.recreas.be

- Vlaamse federatie voor Sport en Recreatie in de Geeste-lijke Gezondheidszorg (Psylos vzw)

Kernwoorden: recreatiesport en recreatieve competitie voor spor-ters met een psychische beperking

Contact: Joëlle Vekemans Contactadres: Psylos vzw Valkerijgang 26 3000 Leuven tel.: 016-22 04 15 [email protected] www.psylos.be

Page 315: Handboek Sportbeleidsplanning

16-7Deel 4

Provinciale sportdiensten

- Provincie Antwerpen Contact: Liesbeth Kahlen Contactadres: Sportdienst provincie Antwerpen CASPA Boomgaardstraat 22 bus 1 2600 Antwerpen tel.: 03-240 62 97 [email protected] www.provant.be/vrije_tijd/sport/gehandicapten/

- Provincie Limburg Contact: Ronny Wasiak Contactadres: Provinciale sportdienst Limburg Universiteitslaan 1 3500 Hasselt tel.: 011-23 72 60 [email protected] www.limburg.be/sport/gehandicaptensport.html

- Provincie Oost-Vlaanderen Contact: Katrien De Clercq Contactadres: Provincie Oost-Vlaanderen dienst Sport – CAS Huis van de Sport Zuiderlaan 13 9000 Gent tel.: 09-243 12 42 [email protected] www.oostvlaanderen.be/public/cultuur_vrijetijd/

sport/aangepastsporten/index.cfm

- Provincie Vlaams-Brabant Contact: Lieve Callens Contactadres: Provinciale sportdienst Vlaams-Brabant Provincieplein 1 3010 Leuven tel.: 016-26 76 57 [email protected] www.vlaamsbrabant.be/ontspannen/sport

Page 316: Handboek Sportbeleidsplanning

16-8 Deel 4

- Provincie West-Vlaanderen

Contact: Erika De Brabant Contactadres: Provinciale sportdienst West-Vlaanderen Doornstraat 114 8200 Brugge tel.: 050-40 76 86 [email protected] www.west-vlaanderen.be/sport - Brussels Hoofdstedelijk Gewest Contact: Valentine Tack Contactadres: Sportdienst Vlaamse Gemeenschapscommissie Leopold II–laan 178 1080 Brussel tel.: 02-413 04 43 [email protected] www.vgc.be/Cultuur/JeugdSpeelpleinenEnSport/

Sport/Aangepast+sporten.htm

Foto

: BPC

Page 317: Handboek Sportbeleidsplanning

16-9Deel 4

Sportkaderopleiding met betrekking tot gehandicapten-sport

- Vlaamse Trainersschool (VTS)

Contact: Nicole Bossaerts Contactadres: Vlaamse Trainersschool Zandstraat 3 1000 Brussel tel.: 02-209 47 24 [email protected] www.bloso.be/public/trainer

2.2.1.2Senioren1

Actief ouder worden heeft duidelijk een invloed op de gezondheid en het welbevinden van mensen in deze leeftijdscategorie. Belangrijke stappen op de weg hiernaartoe zijn dan wel dat het aanbod van sport en bewegen meer aansluit bij de wensen van ouderen en dat de betrokken organisaties samenwerken bij de ontwikkeling en de realisatie daarvan.

Kenmerken sport voor senioren

De doelgroep senioren is zeer heterogeen. Het gaat over de groep mensen ouder dan 55 jaar. De leeftijdsgrens die men hanteert, varieert in verschillende onderzoeken en organisaties.

In deze groep ziet men meteen al een grote diversiteit op basis van de leeftijd. Men zou kunnen spreken van verschillende generaties bin-nen de doelgroep. Deze verschillende generaties hebben elk ook een ander sportparticipatiepatroon en dus ook andere participatiekansen. Naast deze generatieverschillen is er ook nog een grote diversiteit in functie van:

Mate van fysieke activiteit

Sedentaire senior: dit is de grootste groep, die gekenmerkt wordt door een aantal slechte leefgewoontes zoals roken, ongezonde voedingsgewoontes, geen beweging. Sedentarisme is een vaste ge-woonte. Men beschouwt dit als normaal voor zijn leeftijd. Wande-len, fietsen of zwemmen behoren niet tot de dagelijkse gewoonten.

1 Deze tekst is opgesteld in samenwerking met Ingrid Peeters, sporttechnisch coördinator (OKRA-SPORT),

namens de denktank seniorensport.

Page 318: Handboek Sportbeleidsplanning

16-10 Deel 4

Dit is de grootste risicogroep waar vroegtijdige beschavingsziektes zich ontwikkelen. De consumptie van geneesmiddelen is zeer groot. Vroegtijdige hospitalisatie komt hier veel voor. Het is deze groep die de maatschappij en de verzekeringswereld veel geld kost.

Normaal actieve senior: deze senior is actief bezig. Hij tuiniert, neemt de fiets om naar de bakker te gaan en maakt veel verplaatsingen te voet. Hij integreert beweging op een onbewuste en normale wijze in zijn leven.

Bewegingsgerichte senior: dit is een groep die fel aangroeit maar nog altijd een minderheid vormt. Het is de voetbalveteraan, de wie-lertoerist, de jogger die zich ondanks zijn leeftijd nog steeds fysiek wil bewijzen, de fitnessgerichte senior. Deze mensen hebben nood aan sport om zich goed in hun vel te voelen. Sommigen onder hen hebben een sportverleden en willen zich op latere leeftijd op een voor hen aanvaardbaar niveau blijven sporten.

Niveau van sportbeoefening

Ongeoefende beginnelingen of starters: de senior heeft weinig con-ditie en weinig of geen sporttechnische vaardigheden.

Opnieuwbeginnelingen of herintreders: senioren die vroeger wel gesport hebben, maar die omwille van beroepsactiviteiten, druk ge-zinsleven… tijdelijk gestopt zijn met sporten. De algemene conditie is niet op peil.

Geoefende of levenslange sporters: de senior heeft vaak een goede conditie en beschikt over verschillende sporttechnische vaardighe-den.

Sporters die op hoog niveau gesport hebben: er is sprake van een echte sportmentaliteit. Ze associëren sport met wedstrijd en vereni-gingsleven.

Risicosporters: de sporter heeft specifieke gezondheidsproblemen (zoals ex-hartpatiënten) en daaraan gekoppeld problemen met be-wegen en belastbaarheid.

Page 319: Handboek Sportbeleidsplanning

16-11Deel 4

Doelen van de senioren

Plezier en gezelligheid: er wordt veel gelachen en het samen na- praten na een activiteit is haast even belangrijk als het sporten zelf.

Contact: het contact met medebewoners uit het tehuis of met ande-re senioren wanneer de activiteiten elders plaatsvinden. Bij het ouder worden verliest men heel wat sociale contacten (stoppen met wer-ken, kinderen gaan de deur uit…). Samen sporten met leeftijdsge-noten geeft kansen om een nieuwe vriendenkring op te bouwen!

Het non-verbaal deelnemen aan en zich invoegen in de groep: mee-doen aan activiteiten is vaak een gemakkelijke manier om eerste con-tacten te leggen.

Een vast punt in de weekordening: een activiteit waarnaar men kan uitkijken en waarop men met plezier kan terugkijken.

Foto

: OKR

A-s

port

Page 320: Handboek Sportbeleidsplanning

16-12 Deel 4

Erbij horen: omdat men samen actief bezig is, heeft men het gevoel bij de anderen te horen.

Bewegingsactivering: bewegen houdt de mens langer soepel, waar-door men langer allerlei dagelijkse handelingen goed kan blijven uit-voeren (zelfredzaamheid). Daarnaast is men letterlijk beter in staat naar de anderen toe te gaan, dus in contact te blijven met de wereld om zich heen.

Het dynamisch lichaamsschema op peil houden: door te blijven be-wegen, blijft ook het lichaamsbesef en lichaamsidee beter intact.

Activering van denk- en geheugenfuncties: allerlei spel- en sportacti-viteiten, ook gezelschapsspelen bijvoorbeeld, kunnen op deze func-ties een beroep doen. Door het soepel houden van de geest kunnen dementeringsprocessen worden vertraagd.

Sport zelf: senioren kiezen soms ook voor één welbepaalde sport om de sport zelf.

Momenteel wordt er gewerkt aan een visietekst met betrekking tot se-niorensport in Vlaanderen. Deze visietekst is een eerste aanzet om tot een goed sportbeleid te komen waar ook ouderen een volwaardige plaats krijgen. De tekst wordt opgesteld door vertegenwoordigers van de Vlaamse Trainersschool (VTS), de Vlaamse Sportfederatie vzw (VSF), platform Sport voor Allen, het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid vzw (ISB), VKV Beleidscel Ouderenzorg Rusthuis – RVT, de gezinssportfederatie vzw (GOSA-GSF) en enkele seniorensportfede-raties (S-Sport en OKRA-SPORT).

Contactgegevens Er bestaan nog tal van organisaties die een aanbod hebben voor seni-

oren, maar hier worden enkele de contactgegevens weergegeven van S-sport en OKRA-sport aangezien zij de enigen zijn die zich specifiek richten naar een sportaanbod voor senioren:

S-sport vzw

Kernwoorden: ominisport voor 50+-ersContact: David De VliegerContactadres: S-sport vzw Sint-Jansstraat 32

Page 321: Handboek Sportbeleidsplanning

16-13Deel 4

1000 Brussel tel.: 02-515 17 16 [email protected] www.s-sport.be

OKRA-SPORT vzw, trefpunt 55+

Kernwoorden: omnisport voor 55+-ersContact: Ingrid PeetersContactadres: OKRA-SPORT vzw Haachtsesteenweg 579 1031 Brussel tel.: 02-246 44 36 [email protected] www.okrasport.be

2.2.1.3Allochtonen

Afbakening en omschrijving Allochtonen worden in het beleid meermaals als een specifieke doel-

groep aangeduid. Het is echter geen evidentie om deze groep duidelijk af te bakenen. Letterlijk betekent het woord allochtoon ‘uit een ander land’ (autochtoon staat dan voor ‘uit hetzelfde land’). Toch is deze omschrijving te ongenuanceerd wanneer het gaat over een afbakening van bevolkingsgroepen. Zo zegt dit bijvoorbeeld niets over de nationa-liteit van de personen. Om deze omschrijving dus nauwkeuriger te ma-ken, zijn naast informatie over de huidige nationaliteit, ook gegevens vereist over de eventuele vroegere nationaliteit, de geboorteplaats, de nationaliteit en geboorteplaats van de ouders, eventueel van de groot-ouders, enzovoort. Er zijn dan ook nauwelijks uniforme en operatio-nele omschrijvingen voor de groep allochtonen te vinden. Wel bestaat er een aantal beleidsmatige definities die wellicht inspirerend kunnen werken. Zo werden allochtonen ondermeer in het Decreet van 28 april van 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden vermeld als één van de doelgroepen, naast ondermeer vluchtelingen en woonwagenbewoners. Zij werden in artikel 2 van dit decreet omschreven als “personen die zich legaal in België bevinden, ongeacht of zij de Belgische nationaliteit hebben, en die tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden voldoen: a) minstens één van hun ou-

Page 322: Handboek Sportbeleidsplanning

16-14 Deel 4

ders of grootouders is geboren buiten België; b) zij bevinden zich in een achterstandspositie vanwege hun etnische afkomst of hun zwakke sociaal-economische situatie.”

Sommigen geven evenwel aan dat deze definitie niet bruikbaar is voor een statistische afbakening van de volledige doelgroep allochtonen aangezien ze enkel gericht is op personen in achterstandsposities.

In het recentere Vlaamse actieplan interculturalisering van, voor en door Cultuur, Jeugdwerk en Sport (2006) wordt het begrip allochtoon niet gehanteerd. Personen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond worden in het plan als volgt gedefinieerd:

Page 323: Handboek Sportbeleidsplanning

16-15Deel 4

1. Personen die al geruime tijd in Vlaanderen wonen en door de mi-gratiegeschiedenis van henzelf of van hun (groot)ouders affiniteit hebben met meer dan één cultuur, waarvan één niet met West- Europa geassocieerd wordt.

2. Personen uit niet-West-Europese landen die zich recent vestigden in Vlaanderen, bijvoorbeeld door asiel of gezinshereniging.

De Vlaamse overheid heeft tot doel om voorwaarden te creëren opdat

etnisch-culturele minderheden als volwaardige burgers kunnen deel-nemen aan de Vlaamse samenleving. Het Vlaamse gelijkekansenbeleid legt zich bijvoorbeeld specifiek toe op het aanmoedigen van de partici-patie en de emancipatie van allochtonen.

Vrijetijdsparticipatie

Het probleem van de afbakening impliceert eveneens dat een cijferma-tige voorstelling van de grootte van de achterstandspositie bij allochto-nen niet altijd gemakkelijk meetbaar is. Hoewel binnen sommige maat-schappelijke domeinen (bv. onderwijs, tewerkstelling…) er al heel wat Vlaamse gegevens voorhanden zijn met betrekking tot de participatie van allochtonen, zijn bijvoorbeeld gegevens betreffende deelname aan vrijetijdsactiviteiten minder beschikbaar. Zo zijn de meeste Vlaamse (en nationale) statistieken betreffende vrijetijdsparticipatie door de bevol-king vooral gericht op het in kaart brengen van verschillen met be-trekking tot onder meer geslacht, opleiding, socio-economische status en leeftijd. Data met betrekking tot verschillen tussen etnisch-culturele afkomst zijn minder voorhanden.

De gegevens die hierover kunnen worden gevonden, wijzen in de meeste gevallen in de richting van een achterstand bij allochtonen op het vlak van participatie in georganiseerd verband. Zo blijkt dan ook uit gegevens bij personen ouder dan 15 jaar dat de participatie van allochtonen1 aan socioculturele verenigingen significant lager ligt dan bij autochtonen. Slechts 21,6 % van de bevraagde allochtonen zegt lid te zijn van een club of een organisatie tegenover 40,5 % bij au-tochtonen. Dit betekent evenwel niet dat allochtonen minder actief zijn in de vrije tijd in vergelijking met autochtonen. Andere vormen van vrijetijdsparticipatie blijken immers niet significant lager te zijn bij al-lochtonen in vergelijking met autochtonen. Zo werd bijvoorbeeld in

1 De doelgroep allochtonen betrof hier buitenlanders en Belgen met een dubbele nationali-

teit.

Page 324: Handboek Sportbeleidsplanning

16-16 Deel 4

dezelfde studie vastgesteld dat er geen significant verschil is tussen het percentage allochtonen en autochtonen dat wekelijks aan creatieve ac-tiviteiten buitenshuis deelneemt. De gegevens vermelden evenwel niet of deze activiteiten in clubverband of in het kader van vrijwilligerswerk gehouden worden. Bij meer informele vormen van vrijetijdsparticipa-tie wijzen de gegevens zelfs in de omgekeerde richting. Zo blijkt het dagelijks praten met buren beduidend hoger te liggen bij allochtonen (49,6 %) in vergelijking met autochtonen (32,6 %). Ook blijken alloch-tonen regelmatiger vrienden of familie te bezoeken dan autochtonen. Bijna zes op tien allochtonen (58,2 %) ontmoeten dagelijks familie of vrienden tegenover iets meer dan een derde van de autochtonen (35,6 %). Bij autochtonen ligt dan weer het percentage dat weinig familie of vrienden ontmoet (maximum twee keer per maand) significant hoger dan bij allochtonen.

Sportparticipatie Specifiek met betrekking tot sportdeelname leert onderzoek uit Vlaan-

deren en Nederland onder meer dat allochtonen in het algemeen min-der sporten dan autochtonen. Toch is dit beeld, bijvoorbeeld bij alloch-tone jongeren, minder éénduidig dan op het eerste zicht zou lijken. Zo blijkt immers dat er bij jongens geen verschil is in sportdeelnamegraad tussen allochtonen en autochtonen. Wel beoefenen allochtone jongens hun sport (vaak voetbal) minder in verenigingsverband. Bij meisjes daar-entegen is het onderlinge verschil veel groter. Allochtone meisjes zijn duidelijk minder sportief actief dan hun autochtone leeftijdsgenoten.

Verder tonen studies onder meer nog aan dat:

de wekelijkse participatie aan sport buitenshuis significant lager ligt bij allochtonen (19,1 %) in vergelijking met autochtonen (30,3 %). Het is evenwel niet duidelijk in welk verband deze sportdeelname dan gebeurt;

verschillen met betrekking tot sportdeelname gelinkt aan sociale klasse, leeftijd en sekse duidelijker merkbaar zijn bij allochtonen dan bij autochtonen;

allochtonen meer geconcentreerd actief zijn in een beperkt aantal sporten dan autochtonen (wel veel voetbal, vechtsporten, atletiek, aerobics, maar relatief weinig volleybal, tennis en wielrennen);

Page 325: Handboek Sportbeleidsplanning

16-17Deel 4

in professionele sportbeoefening (voetbal, boksen) allochtonen soms relatief gezien oververtegenwoordigd zijn als sporter, maar sterk on-dervertegenwoordigd in kaderfuncties;

vanwege traditionele opvattingen vooral Turkse en Marokkaanse vrouwen en meisjes weinig geïntegreerd zijn in de Vlaamse sportcul-tuur. Wel blijkt er bij veel niet-sportende islamitische vrouwen inte-resse te bestaan voor (recreatieve) sportbeoefening. Naast wandelen en fietsen blijkt zwemmen onder bepaalde voorwaarden (o.a. geen mannen en overdag) ook voor deze groep vrouwen een aantrekke-lijke bewegingsactiviteit;

er ook allerlei vormen van ‘eigen’ sportbeoefening plaatsvinden. Dit gaat dan van volledig ongeorganiseerd tot formeel of competitief georganiseerd. Met name Turkse mannen hebben een uitgebreid netwerk wat betreft sportbeoefening (voetbal) in ‘eigen’ kring;

Page 326: Handboek Sportbeleidsplanning

16-18 Deel 4

vele individuele sporters de competitiesport bij autochtone sport-clubs beoefenen en daarnaast ‘voor de sfeer’ recreatief met elkaar sporten;

ongeorganiseerde sport vaker dan georganiseerde sport beoefend wordt samen met personen uit de ‘eigen’ of een andere etnische groepering;

allochtone mannen vaker dan vrouwen actief zijn in georganiseerd verband. Maar ook dat bij allochtone mannen de jongeren vaker dan de volwassenen in georganiseerd verband sporten en bij de vrouwen juist de volwassenen vaker dan de jongeren.

Page 327: Handboek Sportbeleidsplanning

16-19Deel 4

Initiatieven Sinds het begin van de jaren ’90 is men in Vlaanderen in toenemende

mate aandacht gaan besteden aan de sportstimulering van achterge-stelde groepen, met daarbij belangrijke aandacht voor allochtonen. Hierbij werd en wordt sport vaak beschouwd als een sociaalintegrerend en/of educatief middel. Bijzondere aandacht ging hierbij uit naar jonge-ren. De Koning Boudewijnstichting heeft in dit verband een belangrijke rol gespeeld door middel van zijn toenmalige programma Jeugd en Sport, gericht op het stimuleren van sportdeelname bij maatschappelijk kwetsbare jeugd (waarbij het overwegend gaat over allochtone jon-geren). Niet enkel is de stichting op dat vlak dan ook toonaangevend geweest gedurende meer dan tien jaar, zij heeft ook een grote invloed gehad op het stimuleren van een eigen aanbod vanuit andere organisa-ties en structuren. Het doel van de stichting was om een signaalfunctie te vervullen. Hierbij werd gepoogd om enerzijds het werkveld bewust te maken van de mogelijkheden om sport als een sociaalintegrerend mid-del te hanteren in het werken met maatschappelijk kwetsbare jonge-ren en anderzijds impulsen te geven zodat eigen initiatieven vanuit het werkveld konden genomen worden en verder ontwikkeld worden. Op basis van deze principes werden dan ook initiatieven opgestart met zo-veel mogelijk structuren zoals het onderwijs, de georganiseerde sport, het jeugdwelzijnswerk en de gemeenten. Een aantal initiatieven van de Koning Boudewijnstichting lag ondermeer ook aan de basis van het ont-staan van buurtsport in Vlaanderen. In 2000 werd dan het Nike Fonds opgericht, een partnerschap tussen Nike en de Koning Boudewijnstich-ting. Ook dit fonds, dat tot op heden reeds een aantal oproepen heeft gelanceerd, ondersteunt initiatieven die het welzijn van achtergestelde kinderen en jongeren door middel van sport wil verbeteren.

De afgelopen jaren werden dan ook diverse initiatieven in Vlaanderen opgezet rond sportstimulering van (jonge) allochtonen. Deze situeer-den zich ondermeer in het onderwijs, de socioculturele sector, de wel-zijnssector en ook de sportsector.

Aanbevelingen Reeds eerder werd gewezen op een aantal aandachtspunten bij het

omgaan met etnisch-culturele diversiteit in de sport (zie Deel 4, p. 20-21). Hieronder volgen nog een aantal specifieke aanbevelingen waarbij gewezen wordt op het belang van een aantal structuren die een rol kunnen spelen in de sportpromotie gericht naar allochtonen.

Page 328: Handboek Sportbeleidsplanning

16-20 Deel 4

Onderwijs

Uit onderzoek blijkt dat allochtone ouders vaak positief staan tegen-over deelname door hun kinderen aan sportactiviteiten op school. Het is dan ook vooral aan te bevelen om de mogelijkheden van al-lochtone meisjes om deel te nemen aan de lessen lichamelijke opvoe-ding en schoolsportactiviteiten te optimaliseren. Hierbij moet erover gewaakt worden dat de aangeboden activiteiten niet in strijd zijn met de eigen culturele en religieuze leefregels (bv. geen gemengde groepen, vrouwelijke begeleiding, flexibiliteit in regels met betrek-king tot sportkledij…).

Georganiseerde sport

De geringe deelname van allochtone jeugd aan georganiseerde sport is vaak het gevolg van weinig of geen specifieke stimulering door hun ouders, alsook van het feit dat vele sportclubs geen er-varing hebben in het omgaan met etnisch-culturele diversiteit. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de georganiseerde sport een po-sitieve houding heeft tegenover deelname door allochtonen, maar vaak geen bereidheid vertoont om extra inspanningen te leveren om specifiek deze groep te bereiken. Toch is wellicht specifieke aan-dacht nodig om de achterstand bij allochtonen in dit verband weg te werken. Een aantal Vlaamse en lokale campagnes wees reeds in het verleden op deze noodzaak (o.m. ‘Sportclubs bekennen kleur’, ‘Kleur scoort’). Om de toegankelijkheid van sportclubs voor (jonge) allochtonen te kunnen vergroten, is het onder meer belangrijk dat:

- clubs rekening houden met het bestaan van etnisch-culturele ver-schillen die ook het sportgedrag kunnen beïnvloeden (o.m. het vasten door moslims tijdens de ramadan, geen avondactiviteiten en gemengde beoefening voor sommige vrouwen);

- er gelijkwaardige mogelijkheden bestaan zodat ook allochtonen, indien zij dit willen, kansen krijgen om deel uit te maken van het sportkader binnen de club (bestuur, begeleiding, logistiek…);

- er ook gerichte (aangepaste) communicatie en informatieverstrek-king gebeurt naar allochtone leden en geïnteresseerden.

Page 329: Handboek Sportbeleidsplanning

16-21Deel 4

Gemeenten

Ook gemeenten kunnen een rol spelen in de sportstimulering van al-lochtonen. Dit kan vooral door in hun sportbeleid expliciete aandacht te besteden aan allochtonen als een bijzondere doelgroep. Zo kan men bijvoorbeeld een gerichte promotie- en informatiecampagne opzetten naar de allochtone gemeenschappen toe om hen te infor-meren over de meerwaarde van (georganiseerde) sportbeoefening voor hen en hun kinderen. Ook dienen zij erover te waken dat het bestaande sportaanbod in de eigen gemeente voldoende mogelijk-heden biedt tot deelname door allochtonen (bv. het informeren van clubs over het omgaan met etnisch-culturele diversiteit, het extra on-dersteunen van clubs en organisaties die hier een bewuste open po-litiek rond voeren, evenwaardige mogelijkheden bieden aan ‘eigen’ sportclubs…). Daarnaast dienen zij er voortdurend op toe te zien dat hun eigen sportpromotionele initiatieven voldoende toegankelijk zijn voor deelnemers met diverse etnisch-culturele achtergrond.

Page 330: Handboek Sportbeleidsplanning

16-22 Deel 4

Welzijnswerk Het welzijnswerk heeft heel wat ervaring in het werken met en naar

allochtonen toe. Sinds meerdere jaren is ook sport een middel dat hierbinnen wordt aangewend om te werken aan de maatschappe-lijke integratie van deze groepen. In deze sector is er dan ook vooral een goede kennis over het omgaan met en begeleiden van allochto-nen. Opdat deze ervaring en kennis optimaal zouden kunnen aan-gewend worden, is het dan ook aangewezen om de ‘sportcompe-tentie’ van welzijnswerkers te verhogen. Hierbij gaat het dan vooral over kennis van (het begeleiden van) diverse sportvormen, inzicht in organisatorische principes met betrekking tot het opzetten van sportactiviteiten en informatie over sportstructuren.

Hoewel dus meerdere structuren kunnen bijdragen tot de sportsti-mulering van allochtonen, is het aangewezen dat hierin een samen-werking bestaat tussen deze structuren. Reeds eerder werd dan ook al gewezen op het belang van samenwerking in het optimaliseren van de toegankelijkheid (zie Deel 4, p. 22-28). Zo kan bijvoorbeeld het tekort aan sportruimte dat er vaak bestaat met betrekking tot initiatieven binnen het welzijnswerk worden opgevangen door een naschools gebruik van schoolsportinfrastructuur. Ook zouden bij-voorbeeld sportclubs kunnen leren van de aanpak die de welzijns-sector hanteert in het omgaan met allochtone jongeren.

Naast een samenwerking tussen de bovenvernoemde structuren, kunnen ook andere actoren betrokken worden. Hierbij kan het dan onder meer gaan over een interne samenwerking tussen meerdere gemeentelijke diensten (bv. sport met welzijn en integratie). Ook het samenwerken met specifieke organisaties die zich richten naar al-lochtonen of de belangen ervan vertegenwoordigen (bv. allochto-nenraad), alsook allochtone zelforganisaties en verenigingen zullen de toegankelijkheid van deze doelgroep positief kunnen beïnvloe-den.

Tot slot dient gewezen te worden op het feit dat een sportstimule-ringsbeleid voor allochtonen zich niet te veel mag focussen op de specifieke karakteristieken van het allochtoon zijn. Eerder dan het benadrukken van het ‘anders zijn’, dient het accent te worden ge-legd op de overeenkomsten die er bestaan tussen allochtonen en autochtonen. Zo niet, wordt etniciteit immers een criterium van ‘so-ciale stratificatie’, waarbij het als een ‘label’ wordt gebruikt en dus belangrijker wordt geacht dan het individu. Vanuit deze gedachte, wordt een sportstimuleringsbeleid voor allochtonen dan ook beter niet omschreven als ‘sport voor allochtonen’ of ‘sport en integratie’, maar eerder als ‘sport voor allen’.

Page 331: Handboek Sportbeleidsplanning

17Deel 4

2.3Toegankelijkheid

In het kader van een sportbeleid bestaan er diverse mogelijkheden om aandacht te hebben voor doelgroepen. Hierbij komt het dan vooral neer op het verlagen van drempels tot sportdeelname. Met andere woorden, de toegankelijk-heid verhogen. Deze toegang tot sportbeoefening hangt in belangrijke mate af van de mogelijkheden die mensen hebben om aan sport te doen. Hierbij is het belangrijk aan te geven dat er diverse factoren bestaan die bepalend kunnen zijn voor de mate waarin mensen toegang hebben tot sport. Dit heeft ondermeer betrekking op:

de eigen mobiliteit;

de beschikbaarheid, capaciteit en kwaliteit van de infrastructurele voorzieningen;

de communicatiemogelijkheden;

de aard van het aanbod;

Meteen kunnen daarnaast ook de zogenaamde ‘determinanten’ van sport(in)activiteit worden vermeld. Op die manier heeft men dan een indicatie van de elementen die aan de basis liggen van de mate waarin mensen aan sport zullen doen of niet. Ondermeer de volgende factoren kunnen in dit verband worden vermeld:

het opleidingsniveau: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe sportiever;

de verzorgingspositie (= de mate waarin men levensonderhoud voor-ziet voor anderen of zelf voorzien wordt): schoolgangers doen bijvoor-beeld meer aan sport;

het geslacht: hoewel steeds minder verschillend, zijn vrouwen nog steeds minder sportactief dan mannen;

de leeftijd: de actieve sportdeelname neemt af met de leeftijd;

de beroepsstatus: mensen met een hogere beroepsstatus zijn vaker sportactief;

Page 332: Handboek Sportbeleidsplanning

18 Deel 4

de hoeveelheid beschikbare vrije tijd: hoe meer vrije tijd, hoe meer sport men doet, maar mensen met extreem veel vrije tijd, participeren beduidend minder aan sport (ondermeer gepensioneerden, arbeidsonge-schikten);

het gezinsinkomen: hoe hoger het inkomen, hoe sportactiever men is;

het thuismilieu: hoe sportiever de ouders, hoe sportactiever men zelf is;

Het uiteindelijk bereiken van doelgroepen is dus afhankelijk van diverse factoren. Er bestaan diverse strategieën die kunnen bijdragen tot het verhogen van de toegankelijkheid van deze groepen tot sportactiviteiten. Daarbij gaat het in belangrijke mate over het wijzigen of aanpassen van de werking van structuren en organisaties waarbij men de toegang tot het aanbod kan vergemakkelijken door meer rekening te houden met de verlangens en kenmerken van de verschil-lende groepen die anders benadeeld worden.

Dit kan dan ondermeer door: een aanbod te voorzien in de onmiddellijke woonomgeving;

aandacht te hebben voor diversiteit;

een variatie in het aanbod te voorzien van sporttakken, -vormen en -niveaus;

een samenwerking te stimuleren tussen diverse structuren en instanties;

Een aantal van deze aspecten wordt hieronder kort beschreven.

2.3.1Eenaanbodvoorzienindeonmiddellijkewoonomgeving

Hoewel reeds in de jaren ’70 en ’80 in Vlaanderen enkele gemeentelijke sportinitiatieven op buurt- of wijkniveau werden georganiseerd, is men vooral sinds de jaren ’90 op diverse plaatsen begonnen met het organi-seren van een laagdrempelig sportaanbod op buurt- of wijkniveau om mensen (makkelijker) aan te zetten tot sportparticipatie. Hierbij wordt uit-gegaan van het idee dat een aanbod in de eigen woon- en leefomgeving

Page 333: Handboek Sportbeleidsplanning

19Deel 4

drempelverlagend kan werken op gebied van onder andere toegankelijk-heid en bereikbaarheid. Er kan op die manier (beter) worden ingespeeld op de wensen en behoeften van buurt- of wijkbewoners. Op die manier wordt sport als het ware terug dichter bij de mensen gebracht doordat de straat, het plein, het park in de buurt… herontdekt worden als plekken om te spor-ten. Sommigen zien hierin een goed alternatief voor diegenen waarvoor het reguliere sportaanbod te weinig of niet toegankelijk of bereikbaar is (bv. sporten in clubverband). Zo worden bepaalde doelgroepen (zoals o.a. maatschappelijk kwetsbare jongeren) weinig aangesproken door gestruc-tureerde activiteiten in een formeel kader. Ook blijkt dat kinderen en jon-geren in het algemeen sportverenigingen verlaten omdat ze bijvoorbeeld problemen hebben met het tijdstip waarop de activiteiten plaatsvinden, met als gevolg dat mede daardoor een aanzienlijke groep uit de boot valt. Er bestaat bij jongeren een nood aan een sportaanbod in de buurt (zo-als bv. streetsoccer), aan vrijblijvend te kunnen participeren en aan fysieke (gestructureerde) ruimten (zoals openbare pleinen met sport- en speel-toestellen waar op elk moment kan gesport worden, samen met andere buurtbewoners).Naast het (meer) aanzetten van individuen tot sportdeelname, wordt bo-vendien verwacht dat een aanbod op buurt- of wijkniveau secundaire invloeden heeft. Doordat bewoners zich (meer) kunnen inzetten voor hun buurt of wijk (bv. als vrijwilliger) en deze (opnieuw) kunnen ervaren als ‘hun woonbuurt’, kan dit volgens sommigen bijdragen tot de ontwik-keling van hun verantwoordelijkheidszin en zelfredzaamheid, en tot het bevorderen van contacten in de buurt. Het zet aan tot een betere leef-/ woonomgeving, meer solidariteit onder de burgers en meer sociale co-hesie in de buurt. Dit zou ook het opzetten van initiatieven in de buurt stimuleren (ondermeer via een uitleendienst, het mee helpen opzetten van vriendenploegen…). Tenslotte kan het leiden tot samenwerkings-verbanden tussen verschillende organisaties die actief zijn in een buurt (school, sportclub, buurtwerk, jeugdwerk…).

2.3.2Aandachthebbenvoordiversiteit

Diversiteit of verscheidenheid heeft vele facetten. Zo zijn er ondermeer verschillen in:

sociaal-economische status,

gender,

Page 334: Handboek Sportbeleidsplanning

20 Deel 4

seksuele voorkeur,

etniciteit,

gezondheidsgraad,

religieuze en levensbeschouwelijke opvattingen,

leeftijd,

lichamelijke of geestelijke bekwaamheid,

Aandacht hebben voor diversiteit binnen het sportbeleid wil dan ook zeg-gen dat men erover waakt dat geen enkele groep kan worden uitge-sloten van een volwaardige sportdeelname. Voor elk van deze vormen kunnen diverse doelstellingen en maatrege-len worden voorgesteld om de kansen tot sportdeelname van eenieder te optimaliseren. In de praktijk worden de laatste jaren steeds vaker al-lerlei initiatieven ontwikkeld om voldoende rekening te houden met deze diversiteit. Zo gaat het ondermeer over een grotere bewustwording en een aangepast aanbod voor specifieke doelgroepen zoals senio-ren, personen met een handicap, vrouwen, allochtonen. Met betrekking tot de eerste twee doelgroepen (senioren en personen met een handicap) zijn er binnen de sport reeds een aantal erkende overkoepelende structu-ren actief (mét belangenbehartiging, ondermeer sportfederaties), die al of niet mee betrokken worden in een specifiek aanbod op lokaal vlak. Met betrekking tot de laatste groep (allochtonen) ontbreken evenwel vaak specifieke overkoepelende sportstructuren. Het is dan ook wellicht mede hierdoor dat de laatste jaren een bijzondere aandacht uitgaat naar het omgaan met etnisch-culturele diversiteit binnen de sport. In dat verband valt steeds vaker de term ‘interculturaliseren’, waarbij ondermeer de volgende aandachtspunten worden meegegeven:

het stimuleren van meer interculturele ontmoetingen en de uitwisseling tussen etnisch-culturele diverse sporters;

het stimuleren van meer mensen met een etnisch-culturele diverse ach-tergrond in bestuursorganen, commissies en raden;

het stimuleren van de aanwerving van personen met een etnisch-cultu-rele diverse achtergrond op stafniveau en/of middenkaderniveau;

Page 335: Handboek Sportbeleidsplanning

21Deel 4

het stimuleren van een betere toegankelijkheid en begeleiding van jon-geren met een etnisch-culturele diverse achtergrond in sportclubs met het oog op een grotere participatie en in de hoop op een grotere door-stroming van potentiële topsporters binnen deze groep;

het stimuleren van meer specifieke vormings- en begeleidingstrajecten voor personen met een etnisch-culturele diverse achtergrond;

het stimuleren van meer bewustwording over en methodieken van het omgaan met etnisch-culturele diversiteit bij verantwoordelijken en be-geleiders in sportorganisaties en -structuren;

Meer informatie is te vinden op www.interculturaliseren.be

Page 336: Handboek Sportbeleidsplanning

22 Deel 4

2.3.3Eenvariatieinhetaanbodvansporttakken,-vormen en-niveausvoorzien

Het aanbod moet kunnen voorzien in een voldoende grote variatie van sporttakken, -vormen en -niveaus. Het moet op die manier enerzijds kun-nen beantwoorden aan de grote veelzijdigheid van participatie-motieven en interesses die er bij mensen bestaan met betrekking tot sportdeelname, zoals ondermeer gezelligheid, plezier, ontspanning, so-ciaal contact, uitdaging, avontuur, initiatie, competitie… En anderzijds moet het mogelijkheden bieden om op ieders niveau een optimale deelname te garanderen. Het komt er dus met andere woorden op neer om een aangepast aanbod te kunnen voorzien dat inspeelt op de be-hoeften en mogelijkheden van verschillende doelgroepen. Het organise-ren van een dergelijk aanbod impliceert dan ook dat er voldoende inzicht is op de wensen en verwachtingen van deze doelgroepen. Een gerichte bevraging kan daarover meer duidelijkheid bieden.Het organiseren van een aangepast aanbod impliceert niet alleen een vol-doende grote variatie, het betekent ook dat er aandacht moet zijn voor diverse randvoorwaarden, zoals aangepaste bereikbaarheid, begelei-ding, voorzieningen, organisatievormen, informatieverstrekking, enzo-voort. Ook het tijdstip waarop het aanbod doorgaat kan bepalend zijn voor het wel of niet toegankelijk maken voor een bepaalde doelgroep.

2.3.4Eensamenwerkingstimulerentussendiversestructuren eninstanties

Voor de verbetering van de toegang tot sportactiviteiten door doelgroe-pen is het eveneens noodzakelijk dat er een samenwerking bestaat tussen diverse structuren. Hierbij kan het dan gaan om diverse betrokken orga-nisaties. Deze kunnen verschillen naargelang de specifieke doelgroep die men wenst te bereiken. Het kan onder andere om de volgende structuren gaan:

onderwijs,

georganiseerde sport,

socioculturele sector,

welzijnssector,

commerciële sportsector,

Page 337: Handboek Sportbeleidsplanning

23Deel 4

specifieke gemeentelijke diensten,

doelgroepenorganisaties,

andere structuren (bv. bovenlokaal: provinciale diensten, overkoepelende sportstructuren… ),

De meerwaarde van een dergelijk samenwerkingsverband schuilt in het feit dat elk van deze betrokkenen een eigen specifieke inbreng heeft, als-ook dat hierdoor de kans vergroot dat meer doelgroepen worden bereikt en dat het aanbod gevarieerder is (cf. hoger). Een betere coördinatie van de werkingen van de diverse betrokken structuren biedt tevens de moge-lijkheid om op een efficiëntere wijze de bestaande infrastructurele voorzie-ningen te gebruiken en vermindert de kans dat er door meerdere organisa-ties op hetzelfde moment naast elkaar een soortgelijk aanbod naar dezelf-de doelgroepen wordt georganiseerd. Dit laatste blijkt in de praktijk im-mers regelmatig voor te komen. Met andere woorden, een samenwerking tussen diverse betrokken structuren biedt een duidelijke meerwaarde.Hieronder volgt een kort overzicht van de specifieke inbreng en eigenheid van een aantal van deze structuren.

2.3.4.1Onderwijs

de mogelijkheid om veel jongeren direct te bereiken (ook onmiddellijk na schooltijd);

de aanwezigheid van pedagogisch opgeleid personeel;

eigen (sport)infrastructurele voorzieningen (ook in buurten waar min-der andere sportinfrastructuur aanwezig is);

een goed aanzien waardoor sommigen meer zullen geneigd zijn in te gaan op een aanbod, (mee) georganiseerd door de school;

Hierbij kan nog verwezen worden naar mogelijkheden binnen de zoge-naamde ‘BOS-driehoek’ (Buurt-Onderwijs-Sport), alsook naar het con-cept van de brede school. De brede school is gericht op de brede ont-wikkeling van alle kinderen en jongeren door het ondersteunen en/of

Page 338: Handboek Sportbeleidsplanning

24 Deel 4

creëren van een brede leer- en leefomgeving waarbinnen kinderen en jongeren een brede waaier aan leer- en leefervaringen kunnen opdoen. Hierbij wordt er een breed netwerk opgezet tussen organisaties uit ver-schillende sectoren die samen het leren en leven van kinderen en jonge-ren mee vormgeven. Het gaat hierbij ondermeer om ouders, scholen, cul-turele verenigingen, jeugdwerk, sportverenigingen, welzijnsinstellingen, opvanginitiatieven, buurtorganisaties, bedrijven en beroepsopleidingen. Belangrijke invalshoeken voor de kinderen en jongeren zijn: deelnemen, ontmoeten en oefenen. Het is duidelijk dat dit concept in dit verband dan ook heel wat mogelijkheden biedt. Tenslotte kan nog gesteld worden dat een samenwerking voor de school ondermeer de mogelijkheid biedt om zich te kunnen profileren als een sportactieve school, wat vaak als een meerwaarde wordt gezien in het aantrekken van leerlingen.

2.3.4.2Georganiseerdesport

de aanwezigheid van specifiek sporttechnisch gevormde medewerkers;

het bestaan van een regelmatig georganiseerd aanbod;

de aanwezigheid bij sommige clubs van eigen (sport)infrastructurele voorzieningen (ook in buurten waar minder andere sportinfrastructuur aanwezig is);

Samenwerking biedt voor de clubs ondermeer de mogelijkheid om op een structurele wijze wellicht gemakkelijker nieuwe leden te kunnen rekruteren. Eveneens kan het voor sommige (professionele) clubs ook een mogelijkheid bieden om zich te profileren door het opnemen van een duidelijke maatschappelijke rol (ondermeer door een grotere be-trokkenheid met de buurt: bv. Open Stadion Fonds in de schoot van de Koning Boudewijnstichting). Geïnspireerd door buitenlandse voorbeelden (Engeland, Nederland) worden clubs aangezet om hun wervende kracht in te zetten als maatschappelijke hefboom binnen diverse domeinen (zoals onderwijs, gezondheid, vrije tijd, buurtopbouw, integratie, tewerk-stelling…). Hierbinnen liggen zeker ook meerdere mogelijkheden (bv. met betrekking tot hun voorbeeldfunctie voor jongeren, openstellen van in-frastructuur, betrokkenheid van trainers en spelers bij naschoolse evene-menten…).

Page 339: Handboek Sportbeleidsplanning

25Deel 4

2.3.4.3Socioculturelesectorenwelzijnssector

de mogelijkheid tot het bereiken van specifieke doelgroepen die vaak de weg naar sport niet vinden;

de aanwezigheid van specifiek gevormde medewerkers wat betreft het omgaan met bepaalde doelgroepen;

Samenwerking biedt voor de socioculturele sector en de welzijnssector ondermeer de mogelijkheid om hun aanbod meer te kunnen verbreden en gebruik te kunnen maken van de sporttechnische en -organisa-torische ervaring van andere partners. Meer bepaald met betrekking tot een samenwerking met de welzijnssec-tor op gemeentelijk vlak kan ook verwezen worden naar het Koninklijk Besluit van 8 april 2003 dat een subsidie voorziet voor sociale, culturele en

Foto

: Ant

wer

pen

Page 340: Handboek Sportbeleidsplanning

26 Deel 4

sportieve participatie van gebruikers van de OCMW-dienstverlening. Door middel van deze subsidies krijgt men de kans zich gratis of aan verminder-de prijzen in te schrijven in een sportclub of voor een sportieve activiteit. Er is ook ondersteuning voor het bijwonen van sportwedstrijden en de aan-schaf van sportmateriaal. Het kan in dat geval gaan over zeer specifieke doelgroepen, zoals vierde wereld, asielzoekers…

2.3.4.4Commerciëlesportsector

-+-de aanwezigheid van specifiek sporttechnisch gevormde mede- werkers;

een professionele aanpak;

het bestaan van een regelmatig georganiseerd aanbod;

de aanwezigheid van eigen (sport)infrastructurele voorzieningen (ook in buurten waar minder andere sportinfrastructuur aanwezig is);

Omwille van de commerciële doelstellingen in deze sector zou men op het eerste zicht kunnen veronderstellen dat een samenwerking op vlak van het bereiken van doelgroepen moeilijk te realiseren is. Maar omdat de basis-doelstelling (zoveel mogelijk mensen aan het sporten krijgen) ook geldt voor deze sector, kan er op een creatieve wijze gezocht worden naar een meerwaarde in samenwerking voor alle betrokkenen.

2.3.4.5Doelgroepenorganisaties

(Ondermeer seniorenorganisaties, allochtone verenigingen, organisaties waar armen het woord nemen…)

de mogelijkheid tot het bereiken van specifieke doelgroepen die vaak de weg naar sport niet vinden;

de aanwezigheid van specifiek inzicht in de behoeften en noden van bepaalde doelgroepen;

Page 341: Handboek Sportbeleidsplanning

27Deel 4

Samenwerking biedt voor doelgroepenorganisaties ondermeer de moge-lijkheid om hun aanbod meer te kunnen verbreden.

2.3.4.6Specifiekegemeentelijkediensten

(Ondermeer jeugddienst, welzijnsdienst, integratiedienst, onderwijs…)

de mogelijkheid tot het bereiken van specifieke doelgroepen die vaak de weg naar sport niet vinden;

het bestaan van een regelmatig georganiseerd aanbod;

de aanwezigheid van specifiek inzicht in de behoeften en noden van bepaalde doelgroepen;

Hoewel samenwerking onderling tussen diverse gemeentelijke dien-sten met betrekking tot het aanbieden van sport vaak aanwezig is (bv. op gebied van logistieke ondersteuning), is een samenwerking op het meer inhoudelijke vlak niet altijd aanwezig bij diensten die zich in wezen richten naar dezelfde doelgroepen.

Foto

: Ant

wer

pen

Page 342: Handboek Sportbeleidsplanning

28 Deel 4

Ook een samenwerking met andere structuren (bv. bovenlokaal: pro-vinciale diensten, overkoepelende sportstructuren…) kan een meerwaarde bieden omdat men zo op een meer geconcentreerde manier een aanbod kan voorzien en een grotere kans maakt om doelgroepen te bereiken.

In de samenwerking tussen diverse betrokken actoren speelt op het ge-meentelijke vlak de sportdienst best een coördinerende rol in het ge-heel. Het gaat immers over het aanbieden van sport. Dit is dan ook de kerntaak van een sportdienst. Belangrijk is tevens om nog op te merken dat men er rekening mee moet houden dat sommige structuren overtuigd zullen moeten worden van de meerwaarde van samenwerking. Dit heeft ondermeer te maken met het moeten doorbreken van tradities omdat het kan gaan over het bereiken van onbekende doelgroepen of het aanpassen van het aanbod of de or-ganisatievormen. Ook kunnen de doelstellingen duidelijk verschillend zijn. Het kan ook te maken hebben met (een perceptie van) het ‘niet kunnen’ (bv. beperkingen op gebied van eigen beschikbare medewerkers, het soort aanbod…), ofwel met ‘niet willen’ (bv. omdat men elkaar als concurren-ten beschouwt). Maar omdat het gebruiken en aanbieden van sport mee het uitgangspunt vormt (of kan vormen) bij vele van deze structuren, biedt samenwerking vaak een meerwaarde. Vast staat evenwel dat een samen-werking vaak ook een mentaliteitswijziging en dus een gerichte sensibili-sering vereist.

Page 343: Handboek Sportbeleidsplanning

29Deel 4

3 Meerjarenplan sportinfrastructuur

David Nassen

3.1. SportinfrastructuurenSportvoorAllen-beleid

3.1.1.Hetbelangvansportinfrastructuur

Sportinfrastructuur is een belangrijk instrument bij het voeren van een doeltreffend sportbeleid. Voor het beoefenen van diverse sporten is ge-schikte sportinfrastructuur een noodzakelijke voorwaarde. Vaak is sport-infrastructuur ook noodzakelijk om een permanente sportbeoefening ge-durende het ganse jaar mogelijk te maken. Daarnaast moeten infrastruc-turen voldoen aan diverse sporttechnische en kwalitatieve vereisten om op competitieve wijze te kunnen sporten. Een voorbeeld zijn de afmetingen waaraan terreinen moeten voldoen. Maar ook om op recreatieve wijze aan sport te doen, zijn een aantal basisvereisten onontbeerlijk. Zo zijn voor een recreatief aanbod onderhoudsgymnastiek ook minstens een goed verlucht lokaal met basissanitair en oefenmatjes noodzakelijk. Tot slot stelt ook de burger of de sport zelf meer eisen op het vlak van degelijke sportinfra-structuur, zowel bij het sporten in club- of andersgeorganiseerd verband, als bij informele sportbeoefening. Dit laatste kan bijvoorbeeld gaan om een goed verlichte Finse piste of comfortabele douches en kleedkamers.

3.1.2.Sportinfrastructuurinhetgemeentelijkesportbeleid

Sinds jaar en dag beschouwen de gemeenten het als hun taak én wordt het als taak van de gemeente beschouwd om te voorzien in voldoende sportinfrastructuur voor de burgers. In het kader van een voorwaarden-scheppende rol van de gemeenten op het vlak van sport, behoort het ter beschikking stellen van voldoende lokale sportinfrastructuur tot de kernta-ken van de gemeenten en dit zowel als eigenaar of als huurder en al dan niet in een samenwerkingsverband met andere lokale partners (bv. het on-derwijs of de privésector). Dit houdt zowel de uitbouw als het permanente onderhoud ervan in, waarbij er wordt gewezen op het belang van het ‘up-to-date’ houden van de sportinfrastructuur met voldoende investeringen voor renovaties in het kader van nieuwe trends en noodzakelijke aanpas-singen in functie van de veiligheid, hygiëne, enzovoort. Een andere taak

Page 344: Handboek Sportbeleidsplanning

30 Deel 4

van de gemeentelijke sportdienst is het beheren van gemeentelijke sport-infrastructuur. De gemeentelijke sportdienst dient die namelijk te beheren op een manier die strookt met haar missie. Zo moet er onder meer een ob-jectieve uurverdeling zijn, waarbij een evenwicht tussen de verschillende gebruikersgroepen is gegarandeerd; er dient een weldoordacht prijsbeleid te zijn en de veiligheid en de kwaliteit van de sportinfrastructuur moeten gewaarborgd zijn. Belangrijk is dat het sportinfrastructuurbeleid gevoerd wordt via een planmatige aanpak gekaderd in een algemeen strategisch sportbeleid.

3.1.3.Sportinfrastructuur en het Decreet Sport voor Allen-beleid

In het kader van het Decreet Sport voor Allen-beleid dient de gemeente in haar sportbeleidsplan een globaal meerjarenplan met betrekking tot de sportinfrastructuur op het gemeentelijke grondgebied op te nemen met bijzondere aandacht voor aspecten van ruimtelijke ordening en leefmilieu. Dit houdt in dat de gemeente haar beleidsdoelstellingen vastlegt omtrent alle sportinfrastructuur in de gemeente. Het gaat zowel om de exploitatie, renovatie of nieuwbouw van gemeente-lijke sportinfrastructuur, als om het gemeentelijk beleid ten overstaan van sportinfrastructuur van andere lokale actoren. Met diverse andere actoren zoals sportclubs of scholen kunnen namelijk samenwerkingsverbanden worden afgesloten of er kan een ondersteuningsbeleid voor gevoerd wor-den. In het meerjarenplan kan de gemeente ook haar beleid vastleggen omtrent private sportinfrastructuur (fitnesscentra…) of infrastructuur van andere instanties (provinciale sportcentra…). Sportinfrastructuur dient ruim bekeken te worden in het kader van een sport voor allen-beleid. Ook kleinschalige sportinfrastructuur of accommodaties of plaatsen die moge-lijkheden bieden voor (recreatieve) sportbeoefening dienen hun plaats te krijgen in het sportbeleidsplan. Men kan hierbij denken aan een park voor joggers, enkele petanqueterreintjes of basketbalvelden op wijkpleintjes, aan multifunctionele ruimten in diverse openbare gebouwen (cultuurcen-tra, jeugdlokalen…) of zelfs aan leegstaande ruimten in fabrieksgebou-wen. In het hele beleid dient er bijzondere aandacht te zijn voor het aspect ruimtelijke ordening. Binnen het kader van een ruimtelijk structuurplan kan een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) het beleid concreet maken, ook op het vlak van sport en recreatie. Daarnaast dient er ook aandacht te zijn voor het leefmilieu. We denken hierbij aan energiebesparende maatrege-len of het voldoen aan specifieke wetgeving, zoals de wetgeving omtrent

Page 345: Handboek Sportbeleidsplanning

31Deel 4

legionella, Vlarem…

3.2. Sportinfrastructuurindegemeenteinkaart

Voor het opmaken van een meerjarenplan omtrent sportinfrastructuur is het belangrijk dat men een volledig beeld heeft van de sportinfrastructuur in de ge-meente. De sportinfrastructuur in de gemeente kan in kaart gebracht worden op basis van diverse invalshoeken. Meestal wordt de infrastructuur in kaart ge-bracht vanuit de aanbodzijde (gemeente, privé, soort infrastructuur…). Aange-zien infrastructuur een instrument is in het kader van een sportbeleid kan het echter interessanter zijn de infrastructuur te bekijken van de vraagzijde van de sportende of (nog) niet-sportende burger: wat heeft men nodig of wat verwacht men?

3.2.1.Gemeentelijke infrastructuur versus niet-gemeentelijkeinfrastructuur

Het is evident dat de gemeente een beleid voert omtrent de sportinfra-structuur die eigendom is van de gemeente. Het gaat dan over de ge-meentelijke sporthal, het gemeentelijk zwembad, het gemeentelijk sport-centrum, enzovoort. Daarnaast zal er infrastructuur zijn die eigendom is

Page 346: Handboek Sportbeleidsplanning

32 Deel 4

van de gemeente, die echter wordt beheerd door andere actoren, maar waar de gemeente nauw bij betrokken is vanuit een ondersteuningsrol op vlak van subsidiëring, onderhoud… Een voorbeeld zijn vaak voetbal-velden of tennisvelden die in erfpacht zijn gegeven aan een club. Naast deze sportvoorzieningen zijn er andere waarop de gemeente minder di-recte invloed uitoefent, maar die wel een belangrijke rol kunnen spelen in het sportbeleid. We denken hier aan infrastructuur die eigendom is van scholen, sportclubs, andere overheden (provincies, Bloso-centra, leger…), maar ook van (commerciële) private actoren, zoals fitnesscentra, bedrij-ven… Deze infrastructuren kunnen ingepast worden in een voorwaarden-scheppende rol van de gemeente in het voorzien van sportinfrastructuur voor de verenigingen of in de zin van een communicatietaak om de burger te informeren over de sportmogelijkheden in de gemeente.

3.2.2.Omni-,sportspecifiekeenkleinschaligesport-infrastructuur

De klassieke omnisporthal kan beschouwd worden als een schoolvoor-beeld van sportinfrastructuur die voor diverse sporten gebruikt kan wor-den. In het kader van een sport voor allen-beleid is een omnisporthal een interessant instrument in bijvoorbeeld een voorwaardenscheppend beleid naar sportclubs of bij (gemeentelijke) initiatieven naar de andersgeorgani-seerde sporters (initiatielessen, sportkampen…). Afhankelijk van de sporttak, de uitbouw van bepaalde sporttakken in de gemeente of eventueel het niveau van beoefening van een sport, kan sportspecifieke infrastructuur aangewezen zijn. Zo zijn diverse disciplines uit de atletiek enkel mogelijk op een atletiekpiste of –platformen of kan het aangewezen zijn een vaste locatie te voorzien voor vechtsporten, zo-dat de matten niet dagelijks opgeruimd moeten worden wat de duur-zaamheid ongetwijfeld ten goede komt. Ook het niveau van beoefening van een bepaalde sporttak kan een sportspecifieke infrastructuur verant-woorden. Het voorzien van sportspecifieke infrastructuur kan ook de be-zetting van een omnisportinfrastructuur ontlasten en zo ruimte bieden voor nieuwe initiatieven. In het kader van de aandacht die wordt gevraagd voor de andersgeorga-niseerde sporter en de sportieve invulling van vrije tijd is het ook belangrijk oog te hebben voor een aanbod van kleinschalige sportinfrastructuur of infrastructuur die kan gebruikt worden voor sportbeoefening. Een Finse piste, een fit-o-meter… bieden mogelijkheden voor de individuele spor-ters. Sportieve vrijetijdsbestedingen zoals petanque, skaten… kunnen ge-stimuleerd worden door het aanbieden van eenvoudige voorzieningen in

Page 347: Handboek Sportbeleidsplanning

33Deel 4

de wijken. Daarnaast kunnen diverse multifunctionele ruimten ook ge-bruikt worden voor sportbeoefening. Zalen of lokalen in cultuurcentra, wijkhuizen, scholen… kunnen, mits eventuele kleine aanpassingen, ideale locaties zijn voor onderhoudsgymnastiek, dans, tafeltennis…

3.2.3.Sportinfrastructuurinhetcentrum,deelgemeenten,wijken…ofbuurgemeenten

Niet alleen het oplijsten, maar ook het specifiek en effectief in kaart bren-gen van de sportinfrastructuur in de gemeente kan interessant zijn om de spreiding en ligging van de sportinfrastructuren in de gemeente te leren kennen. Het gemeentelijk sportcentrum kan centraal in de gemeente liggen. Een gemeentelijk zwembad of een bepaalde sportspecifieke infrastructuur kan maximaal bereikbaar zijn met het openbaar vervoer of een ruime par-keergelegenheid hebben. Grote steden of gemeenten met een uitgebreid sportbeleid kunnen in elke deelgemeente basissportinfrastructuur, zo-als een omnisporthal, voorzien. Deelgemeenten kunnen ook enkel een aanbod hebben van kleinschalige sportinfrastructuur of specifieke infra-structuur afhankelijk van het ontwikkelde clubleven, zoals voetbalvelden. Indien bepaalde wijken of deelgemeenten omwille van geografische fac-toren (grote wegen, waterloop, spoorwegen…) een specifiek karakter hebben, kan het belangrijk zijn hiermee rekening te houden.Tot slot kan het ook belangrijk zijn de sportinfrastructuur van buurge-meenten in kaart te brengen. Dit kan belangrijk zijn omwille van de lig-ging van bepaalde dorpskernen die dichter aansluiten bij buurgemeenten, maar ook voor bepaalde sportspecifieke infrastructuur, zoals bijvoorbeeld ijsschaatsbanen of voor infrastructuur van sportclubs met bovenlokale werking, zoals bijvoorbeeld atletiekclubs.

3.2.4Infrastructuurvoordecompetitieveenrecreatievesportclubofdeandersgeorganiseerdesporter

De sportinfrastructuur kan ook in kaart gebracht worden vanuit de vraag-zijde van de sporter. Voorziet de gemeente kwalitatieve sportinfrastruc-tuur voor de competitieve sportclubs en recreatieve sportclubs? Waar kan de individuele sporter terecht en waar kunnen andersgeorganiseerde sporters (bv. buurtsportgroepjes) sport beoefenen? In het kader van een sportbeleid kunnen er uren voorzien worden voor diverse doelgroepen in

Page 348: Handboek Sportbeleidsplanning

34 Deel 4

bijvoorbeeld sporthallen. Wanneer er bijvoorbeeld meerdere zwembaden zijn in een gemeente kan er per zwembad een profiel worden opgesteld: clubbad, doelgroepenbad, recreatief bad…

3.3. Beleidsvraagstukkensportinfrastructuurindegemeente

3.3.1.Gemeentelijkbeheerofverzelfstandigen

Het centrale gemeentelijke beheer is het beheer waarbij het personeel, de infrastructuur, de goederen en de diensten van de gemeente zonder enige vorm van verzelfstandiging beheerd worden. Op het vlak van sport bete-kent dit dat de sportdienst als klassieke gemeentelijke dienst het beheer doet van de sportinfrastructuur. Verzelfstandiging is het tegenovergestel-de van centraal beheer. Wie kiest voor verzelfstandiging, laat bepaalde ge-meentelijke activiteiten of diensten meer onafhankelijkheid genieten dan de centraal beheerde gemeentelijke diensten. Die onafhankelijkheid houdt in dat er in die verzelfstandigde diensten of activiteiten beslissingen kun-nen genomen worden zonder dat die telkens naar de centrale gemeente-lijke administratie (bv. secretaris) of naar het college van burgemeester en schepenen moeten worden teruggekoppeld. Het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 creëert een aantal nieuwe mogelijkheden inzake het beheer van lokale instellingen en infrastructuren, zoals sportinfrastructuren. Naast het

Page 349: Handboek Sportbeleidsplanning

35Deel 4

vertrouwde gemeentelijke (centrale) beheer, zijn er nu uitgebreide moge-lijkheden om intern en extern te verzelfstandigen. Zo zijn er twee nieuwe vormen van interne verzelfstandiging, met name het budgethouderschap en het intern verzelfstandigd agentschap (IVA). Het decreet omschrijft budgethouderschap als volgt: “Het budgethouderschap is de toegekende bevoegdheid tot beheer van een budget dat taakstellend is in die zin dat het een norm inhoudt waar-van de budgethouder de realisatie nastreeft.” Het gaat dus om het beheer van een budget. Dit betekent dat de budgethouder de bevoegdheid heeft om zelf begrotingskredieten te beheren. Maar dit budget is niet vrij: het is taakstellend, dat wil zeggen dat het dient om welbepaalde activiteiten uit te voeren en vastgelegde doelstellingen na te streven. Zo zal een direc-teur van een sportcentrum als budgethouder uiteraard enkel zijn budget voor de realisatie van de vastgelegde doelstellingen van het sportcentrum kunnen aanwenden. Het Gemeentedecreet definieert het intern verzelf-standigd agentschap als een dienst zonder eigen rechtspersoonlijkheid die door de gemeente belast is met welbepaalde beleidsuitvoerende taken van gemeentelijk belang en die beschikt over een zekere operationele au-tonomie. Aan het hoofd van een IVA staat het personeelslid dat belast is met de algemene leiding van het agentschap. Die leiding kan gedelegeerd worden. Tevens is het IVA-hoofd budgethouder voor het budget van het IVA. Dat budgethouderschap kan evenwel gedelegeerd worden aan an-dere personeelsleden van het IVA binnen de grenzen bepaald in de be-heersovereenkomst.Het gamma van rechtsvormen voor externe verzelfstandiging (EVA) is nog groter. Naast het autonome gemeentebedrijf (AGB) kan geopteerd worden voor een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in pri-vaatrechtelijke vorm, bijvoorbeeld een gemeentelijke vzw. Sedert enkele jaren heeft de gemeente de mogelijkheid een autonoom gemeentebe-drijf op te richten voor een aantal commerciële of industriële activiteiten. De autonome gemeentebedrijven worden beheerd door een raad van be-stuur, die voor het grootste deel bestaat uit gemeenteraadsleden, en een directiecomité. Autonome gemeentebedrijven hebben aparte rechtsper-soonlijkheid en beslissen vrij, binnen de grenzen van hun doel, over het beheer van hun goederen. Ook de lokale sportsector heeft de laatste jaren de interessante mogelijkheden van een AGB bij de bouw en het beheer van sportinfrastructuren ontdekt. Reeds voor het bestaan van het hoger vermelde Gemeentedecreet, bestonden talrijke verzelfstandigingen onder de noemer ‘gemeentelijke’ vzw. Deze bestaande vzw’s kunnen verder blij-ven bestaan op voorwaarde dat de gemeentelijke vzw’s aan de vereisten van het Gemeentedecreet voldoen, bijvoorbeeld op het vlak van samen-stelling van de bestuursorganen. Het Gemeentedecreet geeft eindelijk een echte wettelijke basis aan de oprichting van gemeentelijke vzw’s, als zijnde

Page 350: Handboek Sportbeleidsplanning

36 Deel 4

een vorm van externe verzelfstandiging in privaatrechtelijke vorm. Volgens het Gemeentedecreet zouden dan vzw’s kunnen opgericht worden voor bijvoorbeeld het beheer van sportinfrastructuren. Het begrip ‘gemeente-lijke vzw’ komt nog steeds niet als dusdanig voor in het Gemeentedecreet, maar er bestaat nu wel een uitgebreid wettelijk kader voor.

3.3.2.Publiek-privatesamenwerking(PPS)

3.3.2.1.Definitiepubliek-privatesamenwerking(PPS)

Publiek-private samenwerking, kortweg PPS, is een containerbegrip. Een éénduidige definitie van PPS is niet voorhanden. Werkbaar gedefinieerd, is PPS een samenwerkingsverband waarin de publieke en de private sector, met behoud van hun eigen identiteit en verantwoordelijkheid, gezamen-lijk een project uitvoeren om een meerwaarde te realiseren op basis van een heldere taak- en risicoverdeling. De meerwaarde kan financieel, maat-schappelijk of operationeel zijn. Toegegeven, elk contract tussen een over-heid (publiek) en een bedrijf (privaat) impliceert een samenwerking. De ‘samenwerking’ in een PPS-constructie gaat echter verder. Beide partijen maken ruimte om de vooropgestelde resultaten creatiever te behalen. PPS biedt de mogelijkheid om de overheid en de bedrijven zo te laten samen-werken dat ze elk datgene kunnen doen waarin zij het beste zijn. Centraal staat dan ook de idee van een win-winsituatie.

PPS mag niet verward worden met privatisering, aangezien het bij PPS gaat over een samenwerkingsverband, met behoud van eigen verant-woordelijkheden, waarbij de overheidspartner op het niveau van het pro-ject nog steeds de regisseursrol in handen heeft. PPS is ook geen vorm van alternatieve financiering. Het financiële aspect is namelijk maar een deel van het project naast de maatschappelijke en operationele meerwaarde die een samenwerking met een private partner biedt.

3.3.2.2.ProcesmatigeaanpakvaneenPPS-project

Omdat PPS-projecten zeker geen eenvoudige projecten zijn, is het aange-wezen project- en procesmatig te denken. Bovendien kan het proces van-uit publieke of private zijde benaderd worden. Het proces vanuit publieke zijde kan opgesplitst worden in vier fasen:

Page 351: Handboek Sportbeleidsplanning

37Deel 4

identificatie van het overheidsinitiatief met PPS-gehalte;

publieke structurering en projectdefiniëring;

partnership keuze en creatie;

uitvoering en management van het PPS-project.

Wanneer we kijken naar het PPS-project vanuit de private zijde, zien we dat de private partner in het proces binnenkomt midden fase 2. In deze fase begint dan ook de private structurering. In figuur 1 wordt het proces schematisch weergegeven.

Figuur 1: Procesaanpak1

1 Ducatteeuw, S., e.a. (2005). Wegwijs in publiek-private samenwerking. Brussel: Vlaams Ken-

niscentrum PPS, Politeia.

PROCESOPDELING PUBLIEK vs PRIVAAT

PPSproces

(publiek)

PPSproces

(privaat)

Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4

Identificatie overheids-

initiatief PPS gehalte

publieke structure-

ring & project-

definiëring

Partnership keuze & creatie

Uitvoering & managment

van PPS

Privatestructure-

ring

Partner-ship

negotiatie & deal closing

Uitvoering & manag-ment van

PPS

Page 352: Handboek Sportbeleidsplanning

38 Deel 4

Fase 1: Bepaal uw project en een mogelijk PPS-scenario De doelstelling van deze eerste fase is het project af te bakenen en dit

op het vlak van financiën, draagvlak, ambitieniveau en doelstellingen. Ook moet men in deze fase een mogelijk scenario selecteren: PPS, klas-sieke opdracht, huren… Op het einde van deze fase dient men de ‘go or no go’-beslissing te nemen.

Belangrijk in deze fase is te zorgen voor een ruim draagvlak, zowel intern binnen de gemeente als extern. Samen met collega’s uit an-dere gemeenten, iedereen uit de gemeente betrokken bij het project en eventueel het Vlaams Kenniscentrum PPS en ISB moet gezocht worden naar de meest waarschijnlijke uitvoeringswijze.

Het Kenniscentrum PPS biedt twee concrete instrumenten aan in deze fase. Allereerst is er het ‘initiatiedocument’, dat een standaard vragen-lijst is waarin het project en alle actoren moeten beschreven worden en de uitvoeringswijze (klassieke uitvoering t.o.v. PPS) moet afgewo-gen worden. Bedoeling is het inventariseren van alle projectgegevens en PPS-gegevens bij het begin van het proces. Indien op alle vragen van het initiatiedocument een antwoord kan worden gegeven, bevindt men zich op het einde van fase 1. Een ander instrument is de PPS-work-shop.

Meer info over deze instrumenten op www.vlaanderen.be/pps

Fase 2: Projectstructurering Doelstelling van de tweede fase is het formaliseren van afspraken

met de betrokken publieke partijen en het structureren van het project. Het formaliseren van afspraken betreft de afspraken over eventuele subsi-diëring, stedenbouwkundige complicaties, aankoop van gronden, enzovoort. Bij de projectstructurering komen volgende elementen aan bod:

ambities, programma van eisen;

exploitatie en sporttechnische eisen;

fiscale, juridische en financiële elementen;

verfijnen en controleren van het budgettaire kader.

Op het einde van deze fase dient er een door de gemeenteraad goed-gekeurd lastenboek te zijn en is er geen weg meer terug.

Page 353: Handboek Sportbeleidsplanning

39Deel 4

Organisatorisch dient men vanaf nu te zorgen voor een projectleider en werkgroep (stuurgroep). Belangrijk zijn duidelijke afspraken en ver-wachtingspatronen: timing, budgettaire middelen, vrijstelling in tijd voor projectleider en werkgroep. Interessant is ook ervaringsdeskundi-gen, interne specialisten en/of externe consultants er bij te betrekken. Voor het sporttechnische is de sportfunctionaris het best geplaatst, eventueel ondersteund door collega’s of ISB. Ook op het vlak van ex-ploitatie beschikt de sportfunctionaris – beheerder over voldoende ken-nis en kan deze eventueel ondersteund worden door zijn netwerk van contacten (collega’s, ISB…). Voor het bouwtechnische, juridische, fis-cale en financiële luik dient men te kijken welke specialisten men in huis heeft en welke men extern moet gaan zoeken.

Een instrument van het Kenniscentrum PPS dat in deze fase nuttig kan zijn, is de ‘Balanced Scorecard’, waarbij men een analyse dient te ma-ken van het verschil tussen een klassieke uitvoering en een PPS-project. De analyse gebeurt op drie niveaus van meerwaarden:

financiële meerwaarde: verschil in netto contante waarde over de gehele levenscyclus van het project;

maatschappelijke meerwaarde: PPS al of niet als hefboom voor de realisatie van beleidsdoelstellingen (sneller, beter, structuur…);

operationele meerwaarde: consequenties en impact van PPS-struc-tuur na contractering en bij operationalisering.

Page 354: Handboek Sportbeleidsplanning

40 Deel 4

Fase 3: Onderhandelingsfase, keuze en creatie partnership Doelstelling van deze fase is de uiteindelijke gunning en de se-

lectie van een private partner. In de standaardprocedure van een onderhandelingsprocedure heeft men eerst een selectiefase, waarin men een kandidatenoproep doet en uiteindelijk drie tot vijf kandidaten selecteert. Vervolgens is er de uiteindelijke gunningsfase, waarin men de geselecteerde kandidaten vraagt een inhoudelijke inschrijving te doen op basis van een lastenboek. Deze inschrijvingen moeten bestudeerd worden en met alle kandidaten onderhandeld worden over bijsturing, verduidelijking… Uiteindelijk dient best een partij als ‘geprefereerde inschrijver’ te worden geselecteerd, waar-mee de finale onderhandelingen over contract, details, enzovoort dienen te gebeuren. Uiteindelijk wordt het project gegund.

Zeer belangrijk in deze fase is de vertrouwelijkheid van de inschrij-vingen onder elkaar en naar de buitenwereld toe. Ook dient men de projectleider, stuurgroep en eventueel werkgroepen te respecteren. Men dient ook optimaal gebruik te maken van de verzamelde ex-pertise. De eerder betrokken ervaringsdeskundigen kunnen worden ingeschakeld bij de beoordeling van de inschrijvingen op basis van de gunningscriteria. Belangrijk in deze fase zijn zowel het juridische als het intermenselijke.

Tot slot vermelden we dat het hoger vermelde PPS-instrumentarium in deze fase zowel een onderhandelingsmiddel, communicatiemid-del als beslissingsmiddel kan zijn.

Fase 4: Uitvoering en management van het PPS-project Deze laatste fase kan opgesplitst worden in twee deelfasen: het

bouwen en de exploitatie. Belangrijk in de bouwfase is ener-zijds het menselijke aspect, zijnde de betrokkenheid van het publieke projectteam en het wederzijdse vertrouwen. Anderzijds is natuurlijk ook het inhoudelijke aspect van belang: respecteren van contracten, open communicatie… Bij de exploitatiefase moet men onder andere aandacht hebben voor veranderingen en hoe hiermee om te gaan. Zo kunnen er veranderingen zijn bij de publieke partner (verkiezin-gen, personeelsverloop…) en bij de private partner (aandeelhou-dersverloop, faillissementen…). Inhoudelijk dient men rekening te houden met meevallers/tegenvallers, wijzigingen in voorwaarden en noden.

Page 355: Handboek Sportbeleidsplanning

41Deel 4

3.3.2.3KritischesuccesfactorenvoorhetwelslagenvaneenPPS-project

Bij de start van een PPS-(sport)project is het zeer belangrijk het project af te bakenen en dit voornamelijk op maatschappelijk vlak (wat kan het project bijdragen aan het sportbeleid in onze gemeente?) en op financieel vlak. De ambities en doelstellingen die men vooropgesteld heeft, moeten afgetoetst worden op hun haalbaarheid. Vragen die men hierbij dient te beantwoorden, zijn:

Hebben anderen dit al gerealiseerd?

Is onze ambitie marktconform?

Is er een (maatschappelijk) draagvlak?

Kies nooit PPS louter op basis van financieringsoverwegingen. Door enkel te focussen op het financiële aspect beperkt men zijn bena-dering van het project en bestaat het gevaar van een te grote afhankelijk-heid van de private partner(s). Onderzoek naast de eventuele financiële meerwaarde van PPS voor het project, ook de maatschappelijke impact ervan (bijvoorbeeld de meerwaarde voor diverse doelgroepen in het sport-beleid).Tot slot kan de PPS een impact hebben op de interne bestuurlijke werking en expertise (exploitatie als taak van de gemeentelijke sportdienst, her-schikking van taken, focus op corebusiness…). Het is dan ook belangrijk na te gaan wat de eventuele operationele meer- of minderwaarde van het project kan zijn.

De locatie van een infrastructuur is zeer belangrijk. Het is dus aan te raden zeer snel duidelijkheid te hebben over de grondposities. Zoals hoger gezegd is, vergt een PPS-project een procesmatige aanpak: een goed stappenplan is dus essentieel.

Aangezien het gaat om samenwerking is het zeer belangrijk dat men de krachten bundelt. Wees en blijf er ook altijd van bewust dat het project een overheidsproject is en de overheid de drijvende en leidende kracht ervan moet zijn in de conceptfase. Probeer zoveel mogelijk betrokkenen constructief te laten meedenken, eventueel in een werkgroep. Streef via communicatie naar betrokkenheid en creëer binnen het project bepaal-de onderdelen die een actieve participatie van alle betrokkenen toelaten. Een éénduidige interne en externe communicatie is hierbij onmis-baar.

Page 356: Handboek Sportbeleidsplanning

42 Deel 4

Een sterk punt van PPS naar de private partner toe is dat die redelijkerwijze mag aannemen dat zijn contracterende overheidspartner goed geplaatst is om rechtsonzekerheden weg te nemen. Schep dus vóór alles rechtsze-kerheid.Voordat het project volledig wordt gestructureerd, is het noodzakelijk na te gaan welke publieke en/of semipublieke partijen betrokken zijn. Wat is hun rol en eventuele beslissingsbevoegdheid? Bepaal de mate waarin deze actoren moeten worden betrokken en of zij zelf wensen betrokken te worden. Neem die eventueel op in een stuurgroep voor complexere projecten.Veranker de afspraken voor complexere projecten in een publiek-publiek-samenwerkingsprotocol of -overeenkomst.

PPS is slechts één van de manieren om een project te realiseren. Ontwikkel via een tweesporenbeleid naast de PPS-oplossing altijd een alter-natieve manier om tot het vooropgestelde doel te komen. Bepaal de doelstellingen en de wijze waarop die moeten worden gehaald. Probeer de eigen verwachtingen over het geheel of bepaalde onderdelen te speci-ficeren. Bepaal de wijze waarop de verschillende inschrijvingen van de pri-vate partners, evenals de uiteindelijke uitvoering zullen worden getoetst.

Maak een realistische inschatting van het project en denk aan het voorop-gestelde ambitieniveau. Hou altijd de markt in gedachten. Een private partner in een PPS-project zorgt niet (alleen) voor het kapitaal zonder een return of stapt niet in in een project van luchtkastelen. Overweeg een ob-jectieve marktconsultatie bij twijfel over de marktconformiteit en hou er rekening mee dat het opmaken van een voorstel of voorstudie voor een private partner ook een kostenzijde heeft.

Kies de private partner op een objectieve manier via mede- dinging. Volg de regels inzake overheidsopdrachten, indien ze van toe-passing zijn, en zeker de regels van behoorlijk bestuur. Respecteer altijd het concurrentiebeginsel, het gelijkheidsprincipe, de transparantievereiste en de motiveringsplicht.PPS is geen middel om te ontsnappen aan de wetgeving op de overheids-opdrachten. Integendeel, de correcte toepassing ervan is een extra waar-borg voor de slaagkansen van een project.Maak melding van de criteria waarop de offertes zullen worden beoor-deeld en handel daar ook naar.Laat zoveel mogelijk vrijheidsgraden voor ideeën en initiatieven van de ver-schillende inschrijvers en stimuleer hen ook om die optimaal te benutten.Probeer een zo transparant mogelijke gunningsprocedure te organiseren.

Page 357: Handboek Sportbeleidsplanning

43Deel 4

Het is van essentieel belang dat de verschillende inschrijvers zich bij kandi-daatstelling al een idee kunnen vormen van zowel de biedingskost als de termijnen die het bestuur zal volgen voor de beoordeling van de inschrij-vingen.

Respecteer tot slot het bedongen contract. Dit geldt zowel voor de overheidspartner als voor de private partner. Ieder moet zich houden aan de overeenkomst, zij het met bewuste inachtneming van de regels van behoorlijk bestuur voor de overheid of met het buitengerechtelijke prin-cipe dat aangegane verbintenissen te goeder trouw moeten worden uit-gevoerd voor de private partners.Hou er rekening mee dat, eenmaal een contract voor een contractuele PPS is afgesloten, het moeilijk is de bedongen afspraken bij te sturen.Maak tijdens de contracteringsfase melding van de voor wijziging vatbare onderdelen en maak de nodige afspraken over de wijze waarop hier tij-dens de uitvoeringsfase mee zal worden omgegaan.

3.3.3.Maatschappelijke functie versus bedrijfseconomischbeheer

Het beheer van gemeentelijke sportinfrastructuur gebeurt vanuit de maat-schappelijke rol van de gemeente. Zo zal men trachten de infrastructuur aan sociaal aanvaardbare tarieven te exploiteren of haar beschikbaar te maken voor alle doelgroepen, uitgaande van het principe dat sportinfra-structuur een instrument is om zoveel mogelijk burgers aan te zetten tot sportbeoefening of kansen te geven tot sportbeoefening. Er is echter een tendens om ook binnen overheden steeds bedrijfsmatiger te denken. Zo kan men via een gedifferentieerd prijsbeleid doelgericht financiële drem-pels weghalen bij bepaalde doelgroepen, zonder een algemene verminde-ring van inkomsten te hebben. Een optimaal bezettingsschema zorgt voor een optimaal gebruik van de sportinfrastructuur: een aanbod voor seni-oren tijdens daluren overdag, ruimte voor baantjeszwemmen tijdens de ochtenduren, aandacht voor het opzetten van specifiek sportmateriaal bij de planning… Maar ook op het vlak van exploitatie of facilitair manage-ment wordt er bedrijfsmatiger gedacht: uitbesteden van het beheer van de technische installaties, het flexibel inzetten van personeel…

Page 358: Handboek Sportbeleidsplanning

44 Deel 4

3.3.4.Schoolsportinfrastructuur

Zoals reeds eerder aangehaald (“Schoolsport”, deel 4, p. XX) kan het openstellen van de sportinfrastructuur van de school bijkomende sport- en bewegingsaccommodatie creëren. Zonder grote investeringen kan er zo op lokaal niveau extra sportruimte gecreëerd worden. Duidelijke af-spraken, een reglement, enkele praktische ingrepen, een degelijk toezicht en de wil om samen te werken zijn de basiselementen van een goede sa-menwerking tussen scholen en de gemeente met als doel de geschikte sportinfrastructuur naschools open te zetten voor verenigingen en andere gebruikers. Niettegenstaande heel wat schoolaccommodatie niet aan de gereglementeerde afmetingen voldoet, kan er toch op een degelijke ma-nier gesport worden. Het is evident dat bij nieuwbouwplannen overleg tussen beide partijen een optimaal eindresultaat zal bevorderen.Het openstellen van schoolsportinfrastructuur verloopt echter niet altijd zonder problemen. Gebrek aan toezichtspersoneel, hinder van vandalisme en diefstal en een tekort aan financiële middelen om de extra exploitatie-kosten te dekken, zijn vaak aangehaalde redenen.Belangrijk is dat schoolsportinfrastructuur niet alleen een oplossing kan zijn voor overbezetting van de gemeentelijke sportinfrastructuur door tra-ditionele sportclubs, maar ook ruimte kan bieden voor recreatieve sport-clubs, specifieke doelgroepen of de andersgeorganiseerde sporter. Het medegebruik van de sportinfrastructuur door andere gebruikers dan de

Page 359: Handboek Sportbeleidsplanning

45Deel 4

leerlingen kan een groter maatschappelijk rendement creëren, de school een ‘open’ imago meegeven en zelfs een bijkomende aantrekkingspool zijn voor de school. Bovendien kan de school er ook financiële voordelen uithalen door terreinen tegen vergoeding ter beschikking te stellen.Men dient op lokaal vlak te komen tot een samenwerking tussen de ge-meente, de sportclubs en de scholen. De gemeente is daarbij een belang-rijke spilfiguur. Zij kan de interactie tussen de verschillende partners tot stand brengen en bemiddelen tussen de plaatselijke clubs en de bereid-willige scholen. Omtrent het gebruik van de sportinfrastructuur van de school moeten duidelijke afspraken gemaakt worden, want het gebruik ervan door externen roept een aantal vragen en hinderpalen op die een antwoord en een oplossing moeten krijgen. We denken hierbij aan een vergoeding voor het gebruik, een regeling in geval van schade, problemen met verzekeringen, toezicht, kleine bouwkundige ingrepen om de infra-structuur toegankelijk te maken buiten schooltijd.De praktijk wijst uit dat de gemeente en meer bepaald de gemeentelijke sportdienst, de ideale partner is om het beheer van de sportinfrastructuur van de school op zich te nemen. Zij maakt daarover met de school afspra-ken (technische, logistieke, financiële…). Op haar beurt verhuurt de ge-meente de infrastructuur aan sportclubs of ander gebruikers en dit onder bepaalde voorwaarden en met duidelijke afspraken.Omwille van een regeling omtrent onroerende voorheffing, kunnen scho-len hun infrastructuur ter beschikking stellen zonder dat dit bijkomende kosten met zich meebrengt.

3.3.5.Sportinfrastructuurenwetgeving

Bij het beheer van sportinfrastructuur dient men rekening te houden met diverse wetgeving op het vlak van veiligheid, hygiëne, energiebesparing… De Vlarem-reglementering is in deze context een veel aangehaalde wet-geving met gevolgen voor de sportsector. Maar ook recentere wetgeving betreffende legionella en het rookverbod hebben hun impact op het be-heer van gemeentelijke sportinfrastructuur en sportinfrastructuur op het grondgebied van de gemeente. De gemeentelijke overheid is namelijk niet alleen verantwoordelijk voor haar eigen infrastructuur, maar heeft ook de taak en is soms zelfs wettelijk verplicht, de wetgeving op te volgen in de sportinfrastructuren op haar grondgebied en de eigenaar hiervan te in-formeren.

Meer info over diverse dossiers over wetgeving met be-trekking tot sport is te vinden op www.isbvzw.be.

Page 360: Handboek Sportbeleidsplanning

46 Deel 4

3.3.5.1.RuimtelijkeOrdening

Het nieuwe ruimtelijk denken in het kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft voor de sport zowel positieve als negatieve gevolgen. Positief is alleszins dat de beleidsmensen nu verplicht worden rekening te houden met het recreatieve gegeven in de samenleving en dat dit in de nieuwe structuren veel beter afgestemd wordt op de andere maat-schappelijke functies en indelingen zoals onder andere het wonen, lijnin-frastructuur, enzovoort. Ook heeft men ingezien dat natuur, milieu, groen, landbouw… perfect kunnen dienen voor aangepaste sportbeoefening (zowel naar aard van sport als naar niveau en frequentie van gebruik). De term ‘medegebruik’, waarbij er duidelijke afspraken gemaakt worden, geeft aan de sporter een goede (legale) basis om binnen de vastgelegde lijnen andere dan recreatiegebieden te gebruiken in de uitoefening van zijn sportieve hobby. De andere zijde van de medaille is:

te weinig ruimte (oppervlakte) voorzien voor toeristisch recreatieve in-stallaties in het ruimtelijk structuurplan op Vlaams niveau;

zeer weinig ruimte voor lawaaisporten (motorcross, autorace...) met als gevolg o.a. het wildcrossen;

slechts enkele terreinen in Vlaanderen weerhouden voor schietsporten zoals kleiduifschieten. Dit zorgt voor een rem op deze sportbeoefening en zodoende steeds minder beoefenaars;

historisch liggen vele sportterreinen zonevreemd in landbouw- of na-tuurgebied. Herstelling hiervan kost de gemeenten veel geld;

vele private sportinfrastructuren worden bedreigd, omdat ze ruimtelijk verkeerd gesitueerd zijn;

plannen voor recreatieve infrastructuren worden dikwijls ondermijnd door een ruimtelijk probleem.

In een beleidsplan dient best een visie op de ontwikkeling van het recrea-tief gegeven in de gemeente opgenomen te worden. De haalbaarheid van de ideeën en plannen dient wel getoetst te worden bij de dienst ruimte-lijke ordening op de gemeente. Het is belangrijk dat in de beleidsplanning rekening gehouden wordt met het algemene ruimtelijke plaatje van de gemeente, zodat het recreatiegegeven functioneel ingepland kan worden. Er is echter altijd een buffer (ook voor private initiatieven) tussen planning en uitvoering, pas in een latere fase zal er via ruimtelijke uitvoeringsplan-

Page 361: Handboek Sportbeleidsplanning

47Deel 4

nen (RUP’s) kunnen overgegaan worden tot realisaties van concrete doel-stellingen.De gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen dienen voor alle sectoren als basis voor de ontwikkeling (uitbouw) van infrastructuren. Het is dan ook best de krachtlijnen hiervan in het achterhoofd te hebben bij de op-maak van het sportbeleidsplan.

3.4. Realisatievaneennieuwesportinfrastructuur

3.4.1.Eenbehoefteonderzoekenhaalbaarheidsstudie

De vraag naar nieuwe accommodaties wordt hoofdzakelijk gevoed door de toename van het aantal gebruikers van het sportaanbod, zowel in kwantiteit als in kwaliteit. Zo zal de vraag van sportclubs naar extra ruim-te of de vaststelling van overbezetting van de gemeentelijke sporthal de vraag naar nieuwe infrastructuur ongetwijfeld doen rijzen. De behoefte aan een nieuwe accommodatie hangt echter samen met de locatie en lig-ging van de mogelijke nieuwe infrastructuur in een gemeente, het con-cept en de manier van exploitatie ervan. Men moet dus met vele factoren rekening houden om de kenmerken en behoeften van potentiële gebrui-kers te bepalen. De planning dient echter steeds gebaseerd te zijn op ba-sis van goede informatie die verkregen wordt door een goede marktana-lyse (wat hebben we al? wat zijn alternatieven?…) en het verzamelen van gegevens over de potentiële gebruikers (wie zijn ze? wat verwachten ze? wat kunnen we bieden?…). Een haalbaarheidsstudie en een behoefteon-derzoek zijn een cruciaal startpunt, omdat dergelijke onderzoeken bepa-len of een gemeente (al dan niet in samenwerking met partners) het zich kan veroorloven om te bouwen en te exploiteren gedurende een zekere periode. Via onderzoek wordt het risico op mislukking verkleind en kan men de kenmerken specificeren die het best bij de beoogde gebruikers passen. Men kan zo ook een eerste afweging maken van de diverse, vaak concurrerende eisen die vanuit verscheidene invalshoeken worden gesteld aan een nieuwe accommodatie. Er wordt een beeld verkregen van de kos-ten en inkomsten die in de investerings- en exploitatiefase moeten worden ingecalculeerd en men krijgt zicht op de meest geschikte management-structuren en marketingstrategieën die nodig zijn.Een haalbaarheidsstudie geeft een beeld van de kosten en baten van een nieuw project en geeft een volledig beeld van de economische, sociale, culturele en politieke implicaties. Voor een nieuwe sporthal betekent dit een beeld van de kostprijs, de impact op de wijk, de mogelijkheden voor het sportbeleid in de gemeente en de werking van de gemeentelijke sport-dienst… Een positief resultaat van een haalbaarheidsstudie is echter geen

Page 362: Handboek Sportbeleidsplanning

48 Deel 4

garantie voor succes, maar biedt een kader voor een weloverwogen beslis-sing en beleidskeuze.Bij het inschatten van de haalbaarheid van een project zal het financiële plaatje vaak een belangrijk element zijn naast de sociale of maatschap-pelijke doelen die men wil bereiken met het project binnen het sportbe-leid van de gemeente. Voor de financiële haalbaarheid zal men een beeld moeten hebben van de investerings- en exploitatiekosten, de mogelijke financieringswijzen, mogelijke partnerships… Na een marktanalyse en een haalbaarheidsstudie kan vervolgens een ‘pro-gramma van eisen’ (PVE) worden opgesteld. Een programma van eisen kan naast de algemene doelstellingen van het project een opsomming geven van de projectbeperkingen (budget, timing…). Daarnaast geeft het ook een overzicht van de operationele behoeften (ruimten, specifieke no-den…) en belangrijke prestatie-eisen (sportspecifieke regelgeving, ener-giemaatregelen…). Het PVE kan ook elementen bevatten over de levens-cyclus van de infrastructuur en geeft informatie over de locatie (ligging, toegankelijkheid…).

3.4.1.1.Deafbakeningvanhetproject

Een eerste essentiële opdracht is de afbakening van het project. Men dient te beschrijven wat de beoogde accommodatie precies inhoudt, wat de doelstellingen zijn en hoe men die tracht te bereiken. Vragen die deze opdracht illustreren zijn de keuzes tussen een omnisportinfrastructuur of een sportspecifieke infrastructuur of deze om een voetbalveld te voorzien voor één voetbalclub, bij het sportcentrum van de gemeente of voor een jeugdsamenwerkingsverband tussen diverse voetbalclubs.Bij de afbakening van het project is het ook belangrijk alle belanghebben-den of stakeholders in kaart te brengen en hun standpunten en verwach-tingen te kennen. Dit kan gaan om de wijkbewoners van de buurt van de infrastructuur, de toekomstige potentiële gebruikers of de diensten die in-staan voor de latere exploitatie en misschien zelfs mogelijke concurrenten.

3.4.1.2.Marktonderzoek

Binnen een marktonderzoek kunnen vier componenten onderscheiden worden: de analyse van de markt van sportinfrastructuur, de analyse van de externe omgeving, de analyse van de gebruikers (sporters) en de analy-se van de concurrentie. De levensvatbaarheid van een project hangt af van twee essentiële componenten: de concurrentie in de sector en de vraag van de consument. In het kader van sportinfrastructuur kan concurrentie

Page 363: Handboek Sportbeleidsplanning

49Deel 4

bekeken worden in de zin van andere (aanbieders van) sportinfrastructuur, maar ook in de zin van de kenmerken van de sector. Zo laten bijvoorbeeld de tarieven die gevraagd worden voor publieke sportinfrastructuur weinig marge voor extra inkomsten. Wanneer enerzijds sportclubs terechtkun-nen in een gemeentelijke sporthal tegen bepaalde tarieven en anderzijds de mogelijkheid wordt geboden te sporten in schoolsportinfrastructuur tegen bepaalde tarieven, dient men hier rekening mee te houden in het gevoerde sportbeleid.Het bereik en de omvang van het marktonderzoek hangen ook af van het soort project. Voor een omnisporthal voor sportclubs en verenigingen zal het onderzoek minder omvangrijk zijn dan voor een recreatief zwem-bad, waarbij men ook rekening moet houden met andere aanbieders van vrijetijdsbestedingen en een diversiteit van doelgroepen (clubs, individuele zwemmers, baantjeszwemmers, recreatieve zwemmers…). Bij het aanleg-gen van een Finse piste is het misschien nuttig te kijken waar de mensen nu gaan joggen (bos, rustige buurten…) en bij de plannen voor een recre-atief aanbod in zwembaden is het interessant ook andere vrijetijdsbeste-dingen in kaart te brengen (bowling, indoorspeeltuinen…).De analyse van de markt houdt in dat men een beeld heeft van de sportinfrastructuur in de gemeente en eventueel de omgeving. Welke sportinfrastructuur is er al? Welke mogelijkheden bieden de reeds aanwe-zige infrastructuren? Wat zijn de sterkten en zwakten van de bestaande infrastructuren? Dit zijn vragen die men moet stellen. Het is ook belangrijk een idee te krijgen van de algemene markt van sportinfrastructuur: wat zijn de exploitatiekosten? (personeelskost, energiekosten…) Wat zijn de mogelijkheden? (polyvalente ruimte bij sporthal, beweegbare bodems in zwembaden…) Wat zijn de voor- en nadelen van bepaalde aspecten? (bv. diverse sportvloeren, verlichting…) Of technische aspecten? (toegangs-controle systemen, technische installaties…) Belangrijk is ook een beeld te hebben van de externe omgeving. Elders in het handboek (“gegevensverzameling”, deel 3, p. 72) vindt men infor-matie over de (DE)STEP-methode waarbij men demografische, ecologi-sche, socioculturele, technologische, economische en politieke factoren uit de omgeving in kaart brengt. Wordt er in de wijk waar men een sport-hal wenst te bouwen een toename van het aantal gezinnen verwacht? Wat zijn trends op het vlak van vrijetijdsbesteding (individuele sportbeoe-fening…)? Welke wetgevende factoren kunnen invloed hebben (rookver-bod…)?De behoeften en noden van de sporters, zijnde de effectieve toekom-stige gebruikers, zijn natuurlijk essentieel in een haalbaarheidsstudie. Het in kaart brengen van het toekomstige gebruik van de infrastructuur is een belangrijke oefening. Zo zal men voor een sporthal de inschatting maken van de toekomstige bezetting door sportclubs, nieuwe initiatieven in reke-

Page 364: Handboek Sportbeleidsplanning

50 Deel 4

ning brengen, een prognose maken van de eventuele groei van bepaalde initiatieven of gebruikersgroepen. Het beeld van de gebruikers kan ook een antwoord geven op een aantal beheersaspecten. Zo kan bij de aanleg van een kunstgrasveld vooraf overleg nodig zijn over het eventuele onder-houd van het veld door de sportclubs.Een analyse van de ‘concurrentie’ kan een beeld geven van andere in-frastructuren met hetzelfde aanbod. Zo kan een sporthal van een school of een privé-uitbater in concurrentie zijn met een gemeentelijke sporthal. Bij een haalbaarheidsstudie van een zwembad is het bijvoorbeeld essenti-eel een beeld te hebben van het aanbod van zwembaden in de omgeving of van aanbieders van andere vrijetijdsbestedingen.

3.4.2.Gemeentelijkerealisatieofsamenwerking

Indien de gemeente het initiatief neemt voor de realisatie van een nieuwe sportinfrastructuur in de gemeente kan zij dit volledig zelf realiseren of in samenwerking met andere partners. Het is ook mogelijk dat andere ac-toren in de gemeente het initiatief nemen om een nieuwe infrastructuur te ontwikkelen. Binnen het kader van een algemeen gemeentelijk sport-beleid kan de gemeente zulke infrastructuren opnemen als instrument in het gemeentelijk sportbeleid en zulke initiatieven ondersteunen of er in participeren.Indien de gemeente volledig zelf instaat voor de realisatie van de infra-structuur zal zij de financiering doen binnen de begroting van de gemeen-te en zal ze het project uitvoeren en ook exploiteren via de gemeentelijke dienst. De gemeente beschikt binnen het Gemeentedecreet ook over mo-gelijkheden van verzelfstandiging met mogelijke voordelen op operatio-neel en financieel vlak. Zo kan men een infrastructuur realiseren via een AGB of de exploitatie laten doen door een EVA met vzw-structuur (zie hoger).Reeds eerder werd beschreven dat wanneer de gemeente in samenwer-king met andere actoren een infrastructuur wenst te realiseren, er diverse mogelijkheden zijn: scholen, sportclubs en private partners lijken op het eerste zicht voor de hand liggende partners. De gemeente kan samen met deze actoren de infrastructuren realiseren zodat er een win-winsituatie ontstaat. Er kan een cofinanciering zijn of er kunnen afspraken gemaakt worden voor de exploitatie. Een specifieke vorm van samenwerking met een private partner is publiek-private samenwerking of PPS (zie hoger).Mogelijk kan de gemeente in haar sportbeleid ook realisaties ondersteu-nen waarbij het initiatief ligt bij andere actoren. Zo kan de gemeente voor-waardenscheppend optreden naar clubs die een infrastructuur willen rea-liseren via het verlenen van een erfpacht of recht van opstal. De gemeente

Page 365: Handboek Sportbeleidsplanning

51Deel 4

kan ook een lening geven aan sportclubs of borg staan. Belangrijk is dat zulke initiatieven gekaderd zijn in een gedragen en strategisch beleids-planningsproces. Er zijn ook mogelijkheden om investeringssubsidies te geven aan clubs.

3.4.3.HetVlaamsSportinfrastructuurplan(PaulDeKnop)

In Vlaanderen dragen lokale besturen de verantwoordelijkheid om vol-doende en kwalitatieve sportinfrastructuur ter beschikking te stellen aan de vele honderdduizenden sportende Vlamingen. Nochtans kampt Vlaanderen op dat vlak met een enorme achterstand. Ondanks het feit dat de jongste jaren heel wat inspanningen werden geleverd door de verschil-lende overheden, blijkt er op lokaal vlak zowel een structureel (in 40 % van de gemeenten) als periodiek (in 30 % van de gemeenten) tekort aan overdekte en openluchtsportinfrastructuur te bestaan.

Op voorstel van Vlaams minister van Sport Bert Anciaux hechtte de Vlaamse Regering op 30 juni 2006 haar goedkeuring aan een Vlaams Sportinfrastructuurplan dat de bestaande achterstand op enkele jaren tijd met ruim 35 % moet helpen terugdringen. Dit plan omvat onder meer de oprichting van een sportinfrastructuurfonds dat de Vlaamse en lokale overheden samen met private investeerders in staat stelt om de volgende jaren 225 miljoen euro te investeren in lokale sportinfrastructuur, wat de grootste investering ooit inzake sportinfrastructuur in Vlaanderen is.

In het kader van het kerntakendebat werd afgesproken dat de oprichting van basisinfrastructuur voor sportbeoefening een taak is voor de gemeen-telijke overheden en dat bovenlokale infrastructuur voor sportbeoefening een taak is voor de provinciale overheden. De Vlaamse overheid draagt de verantwoordelijkheid inzake topsportinfrastructuur. Bovenstaande te-korten geven echter duidelijk aan dat lokale besturen vaak andere pri-oriteiten leggen met de middelen die zij ter beschikking krijgen via het Gemeentefonds. Grote dupe zijn de sportbeoefenaars die in hun woon-omgeving over onvoldoende (of onvoldoende kwalitatieve) infrastructuur beschikken om – al dan niet in clubverband – hun favoriete sport(en) te beoefenen. Vlaams minister van Sport Bert Anciaux ontwikkelde daarom een instrument dat de diverse overheden aanmoedigt tot samenwerking en dat de nieuwbouw of renovatie van sportinfrastructuur een enorme impuls zal geven: het Vlaams Sportinfrastructuurplan.

Om dit grootschalige sportinfrastructuurplan mogelijk te maken en uit te voeren, wordt een Vlaams sportinfrastructureel investeringsfonds

Page 366: Handboek Sportbeleidsplanning

52 Deel 4

opgericht. Dit sportinfrastructuurfonds zal instaan voor zowel het ont-werp, de bouw, de financiering als het onderhoud van de talloze sport-infrastructuurprojecten die de volgende jaren zullen worden gerealiseerd. Dit sportinfrastructuurfonds wordt opgericht door enerzijds private inves-teerders en anderzijds de Vlaamse overheid.

Dit sportinfrastructuurfonds zal de geselecteerde (ver)bouwprojecten re-aliseren en deze – in ruil voor een zogenaamde beschikbaarheidsvergoe-ding – op lange termijn ter beschikking stellen van de aanvragers (ge-meente– en/of provinciebesturen). De Vlaamse overheid subsidieert 30 % van deze beschikbaarheidsvergoeding, de overige 70 % is ten laste van de lokale besturen. De lokale besturen kunnen hiervoor echter op hun beurt samenwerkings- en financieringsovereenkomsten sluiten met partners uit de onderwijssector en/of private partners. Op die manier kunnen voor in totaal 225 miljoen euro investeringen in nieuwe of te renoveren sportin-frastructuur worden gerealiseerd.

Naast een eenmalige kapitaalsinbreng van 5,625 miljoen euro in het sport-infrastructuurfonds verkreeg Vlaams minister van Sport Bert Anciaux van de Vlaamse Regering jaarlijks 7,5 miljoen euro nieuwe middelen op zijn begroting om de jaarlijkse tussenkomst vanuit de Vlaamse overheid in de beschikbaarheidsvergoeding te garanderen.

Via deze forse impuls kan de volgende jaren de bestaande achterstand inzake sportinfrastructuur voor ruim 35 % weggewerkt worden, wat een enorme duw in de rug betekent voor het Sport voor Allen-beleid in Vlaanderen. Alle achterstand wegwerken in deze legislatuur is onmogelijk (al wordt met het sportinfrastructuurfonds een instrument gecreëerd dat dit op termijn zeker mogelijk moet maken). In deze fase wordt daarom gekozen voor vier soorten projecten:

de nieuwbouw en renovatie van eenvoudige sporthallen;

de nieuwbouw en renovatie van multifunctionele sportcentra;

de nieuwbouw van kunstgrasvelden voor ploegsporten;

de nieuwbouw en renovatie van zwembaden.

Al naargelang de projectgrootte (bv. zwembaden versus kunstgrasvelden) kunnen de beschikbare investeringsmiddelen in theorie leiden tot 50 à 550 dossiers. Zo zouden er via het Vlaams Sportinfrastructuurplan – bij wijze van voorbeeld – 50 sporthallen, 5 zwembaden, 60 kunstgrasvelden

Page 367: Handboek Sportbeleidsplanning

53Deel 4

en 13 multifunctionele centra in Vlaanderen kunnen worden gerealiseerd. Het zijn de nieuw verkozen lokale besturen die de lokale noden zullen de-tecteren en die zo de concrete inzet van de 225 miljoen euro mee zullen bepalen.De gerealiseerde sportinfrastructuurprojecten dienen bij voorkeur meer-dere gebruikers ten goede te komen: sportclubs, individuele sportbeoefe-naars, scholen, gemeenten, enzovoort. Er zal ook speciale aandacht gaan naar het rationele ruimtegebruik en energieverbruik, zodat de Vlaamse overheid met haar energiezuinige sportinfrastructuur een concrete voor-beeldfunctie kan vervullen bij de realisatie van de Kyoto-doelstellingen. Er zullen tot slot ook duidelijke architecturale criteria worden uitgewerkt waaraan de sportinfrastructuur van de toekomst moet voldoen.

De Vlaamse overheid stelt een beperkt aantal eenvoudige criteria aan de projecten:

enkel projecten van gemeenten die zijn ingestapt in het decreet lokaal Sport voor Allen-beleid en waarvan het sportbeleidsplan wordt aan-vaard door de minister, komen in aanmerking

beantwoordend aan een behoefte

realiseerbaar (bv. bouwvergunning, locatie, timing, grondkwaliteit, …)

geen exclusief gebruik, maar gebruikt door een divers aantal actoren: clubs, scholen, individuele beoefenaar, gemeentelijke activiteiten, ...

integrale toegankelijkheid van de infrastructuur voor verschillende doelgroepen en bereikbaarheid

hoge kwaliteit-duurzaamheid

Maatwerk op basis van de ruimtelijke draagkracht

Karakter van de wijk : dichtheid, typologie, … Analyse van de ruimtelijke context die duidelijkheid verschaft over de

geschiktheid van de gekozen inplantingsplek (niet alles kan eender waar worden ingeplant), verantwoording waarom voor die plek is gekozen.

Bijdrage die het project levert aan de kwaliteit van de stedenbouw-kundige ruimte

Mate waarin het project de ruimtelijke constellatie waardeert, ver-sterkt, vernieuwt

Page 368: Handboek Sportbeleidsplanning

54 Deel 4

Zorgvuldige inpassing in de omgeving (de schikking in het groter geheel)

Betekenis en meerwaarde voor de omgeving Inpassing in grotere landschappelijke omgeving Definiëring en bestemming van de omliggende publieke ruimte Verhouding geplande volumes met de omliggende publieke ruimte Verhoudingen tussen bestaande (omliggende bebouwing) en ge-

plande volumes

Relaties met de omgeving

Relatie, onderlinge verbanden tussen gebouw (object) en omgeving (context)

Verkeersveiligheid /Verkeersleefbaarheid / Toegankelijkheid

Ontsluiting Verkeerscirculatie Parkeerdruk

De evenwichtige aandacht voor sociale (people, menselijk kapitaal), economische (profit, financieel kapitaal) en ecologische belangen (pla-net, natuurlijk kapitaal). Een duurzaam project houdt in dat samenle-ving, omgeving en economie zo veel mogelijk worden verbonden.

Toetsing aan meervoudige menselijke belangen, aan verscheiden-heid van mensen

Page 369: Handboek Sportbeleidsplanning

55Deel 4

Zin en betekenis van het project op sociaal, maatschappelijk en cul-tureel vlak

Bijdrage van gebruikers / omwonenden: zelf een bijdrage leveren, meedenken, signaleren van verwachte/gevreesde storende aspecten

Sociale veiligheid Functionele toegankelijkheid met uiteenlopende activiteiten en bre-

de waaier aan doelgroepen Toetsing aan ruimte- en tijdsdimensie in functie van flexibiliteit en

aanpasbaarheid

hier (projectgebonden) en daar (de ruimere schaal)

nu, vandaag (huidige situatie) en morgen (lange termijn)

De tijdloosheid van het project. Bevat het vermogen om in de toe-komst andere dan de oorspronkelijke functies te huisvesten? In welke mate kan het gebouw gebruikt worden waarvoor het nooit bedoeld was?

Definiëring van de opgave

Welke activiteiten moeten in het project kunnen verricht worden Wat zijn de eisen die uit die activiteiten voortvloeien zowel met be-

trekking tot de aard van de ruimten zelf als met betrekking tot hun onderlinge relaties

Raming van het vereiste budget Betrokkenheid van diverse stakeholders

rationalisatie (op vlak van ruimte (bv gezamenlijk gebruik parking), energie, ...)

rendabiliteit en resultaatsverbintenissen (in geval van beheer door de private partner)

spreiding over de verschillende regio’s

Page 370: Handboek Sportbeleidsplanning

56 Deel 4

OPMERKING

Gemeenten die een project willen indienen in het kader van het Vlaams Sportinfrastructuurplan, moeten in hun sportbeleidsplan binnen de verplichte meerjarenplanning sportinfrastructuur hun project omschrijven (haalbaarheid – behoefteonderzoek).

3.5 Referenties

Aerts, E. (2003). De rol van de gemeentelijke sportdienst in de driehoek gemeente-school-club. Sint-Niklaas: Vlaams Tijdschrift voor Sportbe-heer 175, 32-37.

Cultuur Lokaal: www.cultuurlokaal.be. (dossier regelgeving) De Smedt C. (2000). De school open voor de sport. Leuven -

Apeldoorn: Koning Boudewijnstichting en Garant- Uitgevers N.V. Ducatteeuw, S., e.a. (2005). Wegwijs in publiek-private samenwerking.

Brussel: Vlaams Kenniscentrum PPS, Politeia. Nassen, D. (2003). Het ABC van PPS. Sint-Niklaas: Vlaams Tijdschrift

voor Sportbeheer 178, 27-32. Nassen, D. (2003). Discussiegroep Sportinfrastructuur: Publiek-private

samenwerking in de sportsector. Sint-Niklaas: Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 181, 27-32.

Suykens, M., e.a. (2007). Het gemeentedecreet ontleed. Brussel: VVSG, Politeia.

Vandelaer, W. Cursus Sportfunctionaris. Module 3: Ruimtelijke Orde-ning en Sport.

Vlaams Kenniscentrum PPS: www.vlaanderen.be/pps. Vlaamse Regering. (2006). Nota en besluit over het Vlaams Sportinfra-

structuurplan. Westerbeek, H., e.a. (2005). Management van sportaccommodaties en

-evenementen. Nieuwegein: Arko Sports Media, 384 p.

Page 371: Handboek Sportbeleidsplanning

57Deel 4

4 Ondersteuning van sportverenigingen

Edwin AertsGeertrui Schiltz

4.1 Inleiding

Meer en betere subsidies voor lokale en regionale sportverenigingen, de cruciale partners in het realiseren van het sportbeleid. Ten minste 50 % van de Vlaamse subsidies moet daaraan worden besteed. Een subsidiereglement met kwalitatieve criteria, dat in samenspraak met het lokale sportveld wordt opgemaakt, vormt daar de basis van.

In deze bijdrage wordt aandacht besteed aan één van de basisopdrachten van de sportdiensten, meer bepaald de ondersteuning van het lokale sportgebeu-ren. Daarbij wordt specifiek rekening gehouden met de problematiek van de subsidiëring van de sportverenigingen in functie van de kwaliteit van het sport-aanbod. Het plaatselijke verenigingsleven speelt immers een centrale, zij het een exclusieve rol in het aanzetten tot actieve sportbeoefening met aandacht voor de variatie in en de toegankelijkheid tot het sportaanbod, voor de diversiteit aan doelgroepen en disciplines, voor de graad van specialisering en competitiviteit, voor de aard van organisatie en begeleiding, voor de mate van professionalise-ring, enzovoort. Het mag duidelijk zijn dat deze bijdrage nog geen inhoudelijke invulling van hoofdstuk 1 biedt. Momenteel werkt een werkgroep subsidiereglementering onder het voorzitterschap van ISB en Bloso aangevuld met externe deskundigen en vertegenwoordigers uit het werkveld aan een “Handboek Subsidiereglemen-tering”, dat bedoeld is als flankerend instrument bij dit handboek. De visie, benaderingswijze en voorlopige uitwerking van de werkgroep vindt u samengevat terug in deze tekst.

Eerst worden de meest relevante bepalingen uit het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid aangehaald en behandeld. Vervolgens wordt beknopt een aantal belangrijke uitgangspunten meegegeven voor het voeren van een gemeentelijk subsidiebeleid zoals het opstellen van een subsidiereglement als beleidsinstru-ment. Vervolgens wordt u ingelicht over de directe financiële ondersteuning en over een concept van subsidiereglementering. Ook wordt een begrippenkader aangereikt dat wordt verduidelijkt aan de hand van de toepassing van een aantal principes die u kunt hanteren bij het opmaken van uw subsidiereglement(en).

Page 372: Handboek Sportbeleidsplanning

58 Deel 4

Hopelijk helpt dit om u alvast op weg te zetten bij het uitwerken van hoofdstuk 1 van uw sportbeleidsplan. In dit hoofdstuk geeft de gemeente expliciet aan hoe zij haar sportverenigingen ondersteunt en stimuleert aan de hand van een subsidiereglement, waarbij de subsidies worden verdeeld op basis van kwali-teitscriteria.

4.2 Relevanteregelgeving

Wat zegt het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid over de ondersteuning van sportverenigingen? In volgend schema worden de meest relevante artikels uit de wettekst aangehaald en geduid.

Artikel 2, 7°, 1e zin: “directe financiële ondersteuning van sportverenigingen: een financiële tussenkomst aan sport-verenigingen door het gemeentebestuur, het provinciebe-stuur of het bestuur van de Vlaamse Gemeenschapscom-missie en bedoeld voor de algemene werking van de ver-eniging.”

Er moet een financiële overdracht van gemeente naar sportver-eniging zijn.

De ondersteuning moet gaan naar de algemene werking van de sportvereniging.

Verslag plenaire vergadering Vlaams Parlement van 28 februari 2007 bij de aanneming van het decreet: “De autonomie van de sportvereniging moet behouden blijven. Over de besteding van de middelen door de vereniging van activiteiten, programma’s, administratieve werking, huur van sportinfrastructuur, renovatie van eigen sportinfrastructuur en de beschikbaarheidsvergoeding moet de vereniging autonoom beslissen.”

Op basis van de Wet van 14 november 1983 kan de gemeente natuurlijk steeds bepalen voor welk doel de sportverenigingen de subsidies moeten gebruiken en hoe de sportverenigingen het gebruik van de subsidies moeten rechtvaardigen.

Page 373: Handboek Sportbeleidsplanning

59Deel 4

Artikel 2, 7°, 2e zin: “Deze subsidies worden verdeeld op basis van een subsidiereglement waarin objectiveerbare kwaliteitscriteria worden gehanteerd;”

Elke gemeente die instapt in het decreet is verplicht een subsidie-reglement op te stellen voor de directe financiële ondersteuning van sportverenigingen.

Verslag plenaire vergadering Vlaams Parlement van 28 februari 2007 bij de aanneming van het decreet: “Een gemeente kan ver-schillende reglementen opmaken, maar steeds met kwaliteitscri-teria, of werken met één geïntegreerd reglement. Daar heeft de gemeente de vrijheid toe. Belangrijk is wel dat de integratie van de afstemming op en de interne samenhang tussen de verschil-lende reglementen bewaard moet blijven en dat ze principieel toegankelijk moeten zijn voor iedereen. Zij kunnen niet discrimi-nerend zijn.”

Artikel 15, 1°: “de expliciete beleidsmaatregelen voor de ondersteuning en stimulering van sportverenigingen: a) dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop het gemeentebestuur de sportverenigingen financieel ondersteunt;”

Foto

: SV

S

Page 374: Handboek Sportbeleidsplanning

60 Deel 4

In hoofdstuk 1 mag de gemeente de totale directe en indirecte ondersteuning van sportverenigingen beschrijven, maar zij moet minstens de directe financiële ondersteuning omschrijven vol-gens de voorwaarden vermeld in het decreet en het uitvoerings-besluit om in aanmerking te komen voor beleidssubsidies.

Artikel 15, 1°, b): “de financiële ondersteuning in dit hoofd-stuk is er alleen voor door het gemeentebestuur erkende sportverenigingen, met uitzondering van de sportvereni-gingen die zijn aangesloten bij unitaire sportfederaties die niet wensen te splitsen in een Vlaamse en Franstalige vleugel. Sportverenigingen die bij een door Vlaanderen erkende Vlaamse sportfederatie zijn aangesloten, worden automatisch erkend door het gemeentebestuur. Andere verenigingen kunnen, na advies van de gemeentelijke sportraad, ook als sportvereniging erkend worden;”

Sportverenigingen worden erkend door de gemeente en niet door de sportraad.

Een erkende sportvereniging kan, maar moet niet gesubsidieerd worden. Een gesubsidieerde sportvereniging moet erkend zijn.

Sportverenigingen van erkende sportfederaties worden automa-

tisch erkend.

Het moet wel steeds gaan om Nederlandstalige sportinitiatieven die sportieve activiteiten ontplooien op het van toepassing zijnde grondgebied.

De sportraad geeft advies met betrekking tot de sportverenigin-

gen die erkend kunnen worden door de gemeente.

Artikel 15, 1°, c): “alleen het structureel en actief sportaan-bod kan via dit hoofdstuk ondersteund worden;”

De subsidies kunnen alleen voor kosten met betrekking tot een structureel en actief sportaanbod. ‘Structureel’ betekent hier dat

Page 375: Handboek Sportbeleidsplanning

61Deel 4

het gaat om subsidies voor een vast gestructureerd en regelma-tig sportaanbod en bijvoorbeeld niet voor een éénmalig sportini-tiatief van een groepje vrienden. ‘Actief’ wil hier zeggen dat het geen subsidies voor niet-sport gerelateerde activiteiten zijn.

Artikel 15, 1°, d): “de subsidies in dit hoofdstuk worden ver-deeld op basis van kwaliteitscriteria, die door het gemeen-tebestuur bepaald worden;”

In het subsidiereglement moeten kwaliteitscriteria worden opge-nomen.

In het decreet of het uitvoeringsbesluit wordt niet bepaald welke

kwaliteitscriteria worden opgenomen. De kwaliteitscriteria wor-den bepaald door de gemeente in functie van de doelstellingen die ze via de toekenning van de subsidies wenst te bereiken.

Het is aan te bevelen om ook het uitvoeringsbesluit bij het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid grondig door te nemen op de bepalingen rond de subsidië-ring van sportverenigingen. Van zodra het uitvoeringsbesluit gestemd is door de Vlaamse Regering kan u het downloaden op de website van Bloso en het ISB.

4.3 Subsidiëringalsbeleidsinstrument:uitgangspunten

4.3.1Subsidiereglementalsbeleidsinstrument

Subsidiëring is een door de gemeente veel gebruikt middel ter ondersteu-ning van het lokale sportgebeuren. Vaak betekent de financiële steun van de gemeente voor vele sportverenigingen en initiatieven een substantiële bron van inkomsten.Voor de lokale overheid blijft het evenwel belangrijk haar subsidiebeleid te kaderen in een ruimere context. Subsidies vormen immers een onderdeel van het gemeentelijk sportbeleid. Reglementen zijn instrumenten die een visie op het sportbeleid veruitwendigen. Zij stellen de gemeente in staat een gedifferentieerd beleid te voeren inzake erkenning en subsidiëring van sportverenigingen. Een subsidiereglement maakt het mogelijk een evenwichtige, rechtvaardige en verantwoorde subsidiëring uit te bouwen.

Page 376: Handboek Sportbeleidsplanning

62 Deel 4

Daarnaast kan de gemeente door een subsidiereglement aangeven wat ze belangrijk vindt en de sportverenigingen aanmoedigen daar in mee te stappen.

Daartoe dient de gemeente vooraf, los van de voorwaarden die het de-creet oplegt, een aantal fundamentele vragen te stellen:

Kiezen wij voor een fundamentele of aanvullende subsidie?

Werken wij met tussenkomsten op basis van gemaakte kosten (welke kosten komen dan in aanmerking?) of werken wij met tussenkomsten op forfaitaire basis (welke parameters hanteren wij dan om de grootte van het forfait te bepalen?)?

Subsidiëren wij de reguliere werking in haar totaliteit, een onderdeel ervan of kiezen we eerder voor een thematische subsidiëring voor bij-voorbeeld het verbeteren van de sporttechnische omkadering, of het optimaliseren van de interne communicatie in een sportclub...?

Subsidiëren wij kleinschalige en/of grootschalige initiatieven van sport-verenigingen?

Koppelen wij de subsidiëring al dan niet aan de kwantiteit van een ge-leverde dienst en/of aan het bereiken van kwalitatieve normen?

Enkele van de antwoorden op bovenstaande vragen zullen ook afhangen van de keuzes die de gemeente maakt in haar sportbeleidsplan.

4.3.2Bewusteengedragenkeuzesinfunctievansturing

Bij haar subsidiëring moet een gemeente bewuste en gedragen keuzes durven maken.

Bewust: Een subsidiereglement moet immers het beleid kunnen sturen: als bijvoor-beeld in één subsidiereglement alle mogelijke parameters worden opge-nomen, dan stuurt de gemeente niet echt meer. Ook indien een algemene basissubsidie aan elke sportvereniging wordt gegeven, worden geen be-wuste beleidskeuzes gemaakt. Vaak was dat in het verleden het geval. De houvast bij het maken van keuzes is het gemeentelijk sportbeleids-

Page 377: Handboek Sportbeleidsplanning

63Deel 4

plan. Daar wordt immers in vermeld waar de gemeente naar toe wil op het vlak van sport en hoe zij dat wil doen. Het is daarom aangewezen de missie en de doelstellingen door te nemen en de implicaties daarvan op de subsidiereglementering op te lijsten.

Gedragen:Een subsidiereglement wordt opgesteld op basis van een interactieve be-stuursstijl, namelijk in dialoog tussen het gemeentebestuur en het werk-veld. De sportraad dient dus nauw te worden betrokken bij de opmaak ervan. Dat zorgt er immers voor dat de subsidiereglementen worden ge-dragen door de sportverenigingen.In de praktijk zal het echter niet haalbaar blijken met de voltallige sportraad subsidiereglementen op te stellen of daar input voor te geven. Daarom is het samenstellen van een werkgroep subsidiereglementering, met verte-genwoordiging van de sportraad, een waardevolle optie.

4.3.3Doeleneffect:linkmethetsportbeleidsplan

Het doel waartoe het reglement een middel is, dient centraal te staan. Het permanent waken over de relatie tussen doel en middel is essentieel. De gemeenten moeten zich bij de aanvang van het opmaken of het herzien van hun subsidiereglement de vraag stellen of dat nog wel tegemoetkomt aan de verwachtingen van het veld en of de gesubsidieerde of geregle-menteerde diensten nog maatschappelijk relevant zijn.Met andere woorden, draagt het subsidiereglement bij tot het bereiken van het beoogde effect? Om op die vraag een antwoord te kunnen ge-ven, moet het doel of het gewenste effect vooraf duidelijk zijn. Die doelen of effecten kunnen eerder abstract zijn of al heel concreet. Die doelen en effecten moeten echter gerelateerd zijn aan het sportbeleidsplan.

4.4 Concept:principesvaneengoedsubsidiereglement

Hieronder wordt een niet-limitatieve lijst gegeven van mogelijke principes die aan de grondslag liggen van een weloverwogen subsidiereglement.

Respecteert de autonomie van de gemeente.

Komt tot stand via een interactieve bestuursstijl.

Page 378: Handboek Sportbeleidsplanning

64 Deel 4

Is administratief beheersbaar (in verhouding tot de toegekende subsidiebedragen).

Is eenvoudig controleerbaar (in verhouding tot de toegekende subsi-diebedragen).

Is transparant en duidelijk (bv. bij voorkeur werken met een puntensy-steem).

Biedt rechtszekerheid.

Bevat relevante gegevens (die kunnen worden gebruikt voor het sport-beleidsplan).

Bevat voldoende kwaliteitscriteria.*

* Ter inspiratie worden onderstaand niet-limitatief een aantal mogelijke kwaliteitscriteria opgesomd die, afhankelijk van de gekozen doelstel-lingen, in het subsidiereglement aan bod kunnen komen:

- aandacht voor planmatig werken binnen de club;

- een degelijke interne communicatie;

- investeren in opleidingen voor bestuurs- en sporttechnisch kader;

- een organogram met daarin duidelijk de verschillende substructuren binnen de club en verantwoordelijkheden en bevoegdheden van be-stuurders en sporttechnische medewerkers;

- aandacht voor sportpromotionele initiatieven en doelgroepenbe-leid;

- aandacht voor randinitiatieven naast het sportieve programma van de club;

- ....

Page 379: Handboek Sportbeleidsplanning

65Deel 4

4.5 Toepassing: thema’s – doelstellingen – kwaliteitscriteria – parameters

In volgende lijst wordt een niet-limitatief overzicht gegeven van mogelijke the-ma’s die door de gemeente in aanmerking kunnen worden genomen om te worden gehonoreerd bij de ondersteuning van sportverenigingen. Zij kunnen gemakshalve worden onderverdeeld in volgende categorieën en dienen uiter-aard nog verder te worden gedifferentieerd:

Structuur van de sportvereniging

Communicatie – public relations van de sportvereniging

Sporttechnische omkadering van de sportvereniging

Financiën van de sportvereniging

Aanbod – doelgroepen

Sportinfrastructuur (conform artikel 2, 7°, 1e zin van het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid: voor zover het kadert in de algeme-ne werking van de sportvereniging en is bestemd voor o.a. materiaal, huur van sportinfrastructuur, renovatie van eigen sportinfrastructuur van de sportvereniging…)

…Fo

to: O

KRA

-spo

rt

Page 380: Handboek Sportbeleidsplanning

66 Deel 4

Aan elk van die thema’s kunnen diverse doelstellingen worden gekoppeld die de gemeente gerealiseerd wil zien op basis van algemene kwaliteits- criteria die op hun beurt omgezet moeten worden naar concrete (techni-sche) parameters die quotering en controle toelaten. Doelstelling 1:Het bevorderen van een efficiënte en gestructureerde werking in de sport- verenigingen

Kwaliteitscriterium 1:

Planmatig werken vanuit een beleidsvisie

Parameter 1:

Beschikken over een clubbeleidsplan

Kwaliteitscriterium 2:

Duidelijk afgebakende structuur van en functieverdelingen binnen de club

Parameter 1:

Beschikken over een organogram

Parameter 2:Beschikken over een functiebeschrijving van voorzitter-secretaris-hoofdtrainer

Doelstelling 2:Het bevorderen van een goede communicatie bij de sportvereni- gingen

Kwaliteitscriterium 1:

Het verzorgen van een permanente communicatie naar alle leden

Parameter: Beschikken over een website die up-to-date is

Kwaliteitscriterium 2:

De sportvereniging is permanent en gemakkelijk te contacteren

Parameter: Beschikken over een specifieke bereikbare communicatieverantwoordelijke

Page 381: Handboek Sportbeleidsplanning

67Deel 4

Doelstelling 3: De sportvereniging zorgt voor professioneel opgeleide trainers die zich regel-matig bijscholen op sporttechnisch en didactisch vlak.

Kwaliteitscriterium 1: Trainers in het bezit van een VTS-diploma

Parameter:Per trainer met een VTS-diploma worden x punten toegekend

Kwaliteitscriterium 2: Trainers volgen jaarlijks/tweejaarlijks x aantal uren bijscholing

Parameter:Per bijscholingsuur worden er x punten toegekend met beperking van x aantal

uren per jaar

4.6 Referenties

Knops, G. e.a. (2001). Tandem, samenwerking van vereniging en ge-meente. Brussel: Koning Boudewijnstichting, 160p.

Vande Putte, M., Vanwelden, M. & Van Belle, D. (2002). Handleiding bij de opmaak van toelagereglementen en daaruit volgende subsidiebe-sluiten (een document van het provinciaal juridisch overleg, werkgroep subsidieregelgeving), 15 p.

Werkgroep Subsidiereglementering ISB – Bloso (red.) (2007). Presenta-tie Het subsidiereglement als beleidsinstrument ISB-congres 14 en 15 maart 2007 (te raadplegen op www.isbvzw.be) – Werkdocumenten ter voorbereiding van het “Handboek Subsidiereglementering”.

Page 382: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 383: Handboek Sportbeleidsplanning

1. Referenties

Page 384: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 385: Handboek Sportbeleidsplanning

1 Info

Info

1 Referenties

1.1 Geraadpleegdewerken

1.1.1Literatuur

Afdeling Jeugd en Sport & VVJ. Leidraad JWBP 2005-2007. (www.vvj.be). Albrechts, J., Geurs, C., Caals, A. & Dawaele, A. (2004). Van missie tot

strategie. Brussel: Politeia. Anciaux, B. Beleidsnota 2004-2009. Sport. Brussel. Baarda, D.B. & de Goede, M.P.M. (1995). Methoden en Technieken.

Houten: Stenfert Kroese/Educatieve Partners Nederland. Baarda, D.B., de Goede, M.P.M. & Teunissen J. (2000). Kwalitatief onderzoek. Houten: Stenfert Kroese/Educatieve Partners Nederland. Bloso & ISB. (2007). Handboek Sportraden. Weet raad met je sport-

raad. Brussel: Politeia. Bovend’eerdt, J. et al. (2003). Zorg voor jeugdsport. Nieuwegein: Akro sports media. Caluwaerts, L. et al. (2003). Leidraad Jeugdruimteplan. Brussel: Afdeling Jeugd en Sport. Caluwaerts, L. et al. (2005). Gemeentelijke Jeugddienst in de kijker.

Brussel: Afdeling Jeugd en Sport. De Knop, P. (2004). Van invaller tot kernspeler. De toekomst van de

sport in Vlaanderen. Leuven: Uitgeverij Van Halewyck. De Knop, P., Scheerder, J. & Vanreusel, B. (2006). Sportsociologie. Het spel en de spelers. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media & Bloso. (2006). Sportbeleid in Vlaanderen. Volume I: trends, visies, cases en cijfers.

Brussel: Publicatiefonds Vlaamse Trainersschool. Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media & Bloso. (2006). Sportbeleid in Vlaanderen. Volume II: studies. Brussel: Publicatie-

fonds Vlaamse Trainersschool. Elliott, J., Heesterbeek, S., Lukensmeyer, J. & Slocum, N. (2006). Parti-

cipatieve methoden. Een gids voor gebruikers. Brussel: Koning Boudewijnstichting. Goubin Eric (2002). Tante Mariette en haar fiets. Handboek over-

heids- en verenigingscommunicatie. Brugge: Vanden Broele.

Page 386: Handboek Sportbeleidsplanning

2 Info

Hoyng, J. & de Jong, I. (2006). Menukaart gemeentelijk sport- en beweegbeleid. Bennekom: NISB.

Joldersma, C., Mouwen, K., Otto, M. et al (2003). Strategisch manage- ment voor non-profitorganisaties. Van Gorcum.

Meijboom, H. & Steenbergen, J. (2003). Sportiviteit en respect. In 6 stappen naar een gemeentelijk beleidsplan. Arnhem: NISB.

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Planning en Statistiek (2002). Handleiding: Opvolgen en evalueren van het

beleid. (http://aps.vlaanderen.be). Overlegplatform Sport voor Allen. Visienota i.v.m. het Sport voor Allen-beleid. (www.isbvzw.be). Redig, G., Bauwens, A. & Ipermans, M. (2001). Tandem. Samenwer-

king van vereniging en gemeente. Brussel: Koning Boudewijnstich-ting.

Redig, G., Timmermans, H. & Wildemeersch, D. (1994). Jeugdwerkbe-leidsplanning. Brussel: Koning Boudewijnstichting.

Schoukens, H. & Van Hoecke, J. (2005). Scoren met jeugd. Antwerpen: F&G Partners bvba. Sels, P. et al. (2006). Lokaal Sociaal Beleid. Brussel: Politeia. Sportbeleidsplan Mol 2001-2006 (http://sport.gemeentemol.be). Sportbeleidsplan Mortsel 2002-2008 (www.mortsel.be). Theeboom, M. & De Knop, P. (1998). Onderzoek naar de sport-

behoeften van de stad Antwerpen. Brussel: Vrije Universiteit Brussel. Theeboom, M. & De Maesschalck, P. ( 2006). Sporten om de hoek.

Een brede kijk op buurtsport in Vlaanderen. Sint-Niklaas: ISB. Theeboom, M. & Van den Bergh, K. (2002). Instrument voor de evalu-

atie van sportpromotiecampagnes. Brussel: Vrije Universiteit Brussel. Thijs, N. & Staes, P. (2006). Werken met het CAF-model. Brussel: Politeia. van der Poel, H. (2004). Tijd voor vrijheid. Inleiding tot de studie van

de vrijetijd. Amsteram: Boom. Van Dingenen, I. et al. (2006). Kwaliteitszorg in cultuur. Brussel: Politeia. Van Gils, J. et al. (2006). Weet ik veel! Handboek voor kinderen- en

jongerenparticipatie. Brussel: Politeia. Vanfraechem-Raway, R. & Levarlet-Joye, H. (2000). Samenleving en

sport. Brussel: Koning Boudewijnstichting. Vereniging Vlaamse Jeugddienst en –consulenten. Jeugdbeleidsplan

2008-2010. (www.vvj.be). Verluyten, P. et al. (2003). Lokaal jeugdbeleid. Brussel: Politeia. Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse. Brussel: Politeia.

Page 387: Handboek Sportbeleidsplanning

3 Info

Vlaamse overheid (2002). Strategische planning voor het lokaal sociaal beleid. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afde-ling inspectie en Toezicht Welzijn.

1.1.2Websites

www.vvj.be De Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en -consulenten (VVJ) is erkend

door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap als ‘koepelorgani-satie met een algemene opdracht’ en is gespecialiseerd in het jeugd-beleid van de verschillende overheden met bijzondere aandacht voor het lokale jeugd(werk)beleid. Ze levert hiervoor een uitgebreid pakket diensten met ondermeer vorming, infotheek, onderzoek, begeleiding, advies en publicaties.

www.isbvzw.be Het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) is de

ondersteuningsstructuur van de gemeentelijke, stedelijke en provinciale sportdiensten, sport- en recreatiecentra, zwembaden en sportaccom-modaties in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het ISB wil aan zijn leden, met name de gemeenten, steden en provincies, een forum bieden waar sportverantwoordelijken en beleidsmandatarissen kunnen bouwen aan een optimaal sportbeleid en sportbeheer.

www.bloso.be Het Bloso staat voor Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling,

de Sport en de Openluchtrecreatie. Hun taak bestaat erin het Vlaamse sportbeleid uit te voeren om de sportparticipatie en de kwaliteit van het sportaanbod te verhogen en een integraal Vlaams topsportbeleid uit te bouwen. Zo staat het Bloso in voor de subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, van de provinciale en gemeentelijke sportdiensten en van de sportdienst van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Verder voert het Bloso promotie voor de sport, organiseert het tal van grote evenementen enz.

www.vvsg.be De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten komt op voor de

belangen van de gemeenten en de OCMW’s ten aanzien van andere overheden en derden. De VVSG tracht de lokale beleidsruimte en de lokale democratie te versterken en de kwaliteit van de lokale beleids-voering te bevorderen. Deze website bevat tal van informatie over het lokale beleid. Een dossier van de studiedag over kinderparticipatie

Page 388: Handboek Sportbeleidsplanning

4 Info

(5 oktober 2006), het Gemeentedecreet en informatie over het beleids-thema vrije tijd zijn onder andere terug te vinden op deze website.

www.nisb.nl Het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) is een ken-

nis- en innovatie-instituut in Nederland dat goed op de hoogte is van belangrijke ontwikkelingen en trends in de sport in Nederland. Ook heeft het NISB de kennis en kunde in huis om (mede) richting te geven aan vernieuwing, deskundigheidsbevordering en ondersteuning op het gebied van sport en bewegen. Op deze website zijn verschillende lite-ratuurbronnen, praktische werkinstrumenten, links naar andere inte-ressante websites en tal van andere informatie over sport en bewegen terug te vinden.

www.cultuurlokaal.be Het Steunpunt voor het Lokaal Cultuurbeleid vzw (kort: Cultuur Lokaal)

ondersteunt gemeentebesturen en lokale cultuuractoren in de ontwik-keling van een kwalitatief en integraal cultuurbeleid. Cultuur Lokaal biedt beleids- en praktijkgerichte ondersteuning, vorming, informatie en documentatie, advies en begeleiding, prikkels tot creativiteit en re-flectie. Het steunpunt verzorgt efficiënte communicatie met betrekking tot het lokaal cultuurbeleid. Het stimuleert samenwerking in de sector.

www.hcg.net/publicaties/ontwikkel/no42.html Holland Consulting Group is een onafhankelijk, zelfstandig organisatie-

adviesbureau dat opdrachten uitvoert voor bedrijven, instellingen en overheidsinstanties. Op deze site vindt men onder andere tal van infor-matie over het formuleren van een goede missie en visie.

www.publiek-politiek.nl/thema_s/lokaal_regionaal/burger-participatie/instrumenten

Op deze site is een overzicht terug te vinden van instrumenten van burgerparticipatie op verschillende niveaus.

www.wijzeradvies.nl Wijzer Adviesbureau is een onafhankelijk bureau, dat zich hoofdzakelijk

richt op overheids- en non-profitorganisaties. Het biedt resultaatgericht onderzoek, effectieve communicatieplannen en gericht advies. Wijzer is gespecialiseerd in (interactieve) plan- en beleidsvorming.

Page 389: Handboek Sportbeleidsplanning

5 Info

http://boswijzer.nigz.nl/index.cfm De BOS-wijzer is een hulpmiddel bij de vormgeving, uitvoering en eva-

luatie van BOS-projecten in Nederland. BOS staat voor Buurt, Onder-wijs en Sport. In de BOS-wijzer zijn allerlei handige hulpmiddelen, tips en adviezen bijeengebracht die kunnen helpen om van een BOS-project een kwaliteitsproject te maken.

http://fora.bibliotheek.be/beleidsplanning/index.html Op deze site wordt een kalender weergegeven die gehanteerd wordt bij

de culturele sector. Het is bedoeld als een werkinstrument, een stappen- plan dat wil helpen om met het cultuurbeleidsplan rond te zijn ‡tegen eind oktober 2007.

http://soc.kuleuven.be/io/participatie/ned/beleidmetburgers.pdf Hier vindt men een praktische gids voor burgerparticipatie. Deze is be-

doeld als handleiding om beleidsmakers bij tal van vragen behulpzaam te zijn.

1.2 Aanbevolenliteratuur

1.2.1Literatuurmetbetrekkingtotalgemenethema’s

Literatuur

Anciaux, B. (2007) Beleidsbrief sport. (http://www.wvc.vlaan-deren.be/sport/beleidsbrief2007_sport.pdf)

In de beleidsbrief 2007 geeft Vlaams Minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel een overzicht van de beleidsrealisaties van het jaar 2006 en van de beleidsprioriteiten van 2007.

De Knop, P., Van Puymbroeck, L., De Martelaer, K., Theeboom, M., Wittock, H. (1992). Organisatie van sportieve evenementen. Gent: Publicatiefonds voor Lichamelijke Opvoeding vzw.

Dit boek beoogt een hulpmiddel te zijn voor al diegenen die profes-sioneel of vrijwillig betrokken zijn bij het organiseren van klein- of grootschalige sportieve evenementen, in de club, op school, in de gemeente, in jeugdbewegingen, in de bedrijfswereld of waar dan ook. Het boek bestaat uit twee grote delen. Het eerste deel om-schrijft een stapsgewijze aanpak voor de organisatie van een klein tot middelgroot evenement. De ‘theoretische’ bagage wordt aange-vuld met een uitgewerkt voorbeeld van een middelgroot evenement.

Page 390: Handboek Sportbeleidsplanning

6 Info

Het tweede deel van het boek bestaat uit voorbeelden van kleine evenementen, waar meer de nadruk wordt gelegd op de inhoud van deze evenementen.

Elliott, J., Heesterbeek, S., Lukensmeyer, J. & Slocum, N. (2006). Participatieve methoden. Een gids voor gebruikers. Brussel: Koning Boudewijnstichting.

Deze publicatie zou men kunnen aanzien als een praktische ge- reedschapskoffer voor het opzetten en sturen van participatieve projecten.

Evaluatie van de werking en uitvoering van het decreet op de gemeentelijke en provinciale sportdiensten en een ana-lyse van de knelpunten bij de implementatie van kwaliteits-zorg. (onderzoeksproject 1998). Bloso. (http://www.bloso.be/public/infotheek/evaluatie_kwaliteitszorg.asp)

In het oude decreet van 1976 was het de bedoeling om de gemeen-ten ertoe te overhalen om gekwalificeerde sportfunctionarissen in dienst te nemen. Hoewel kon worden aangenomen dat het decreet van 1995 een duidelijke verbetering was in vergelijking met het ver-leden, was het eveneens wenselijk een evaluatie door te voeren van de concrete werking en uitvoering ervan.

Gezond sporten. (2003). Ministerie van de Vlaamse Gemeen-schap. Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg. Team Medisch Verantwoord Sporten. (www.gezondsporten.be) In deze folder vindt men informatie over training, preventie, blessu-res, EHBO en voeding bij het sporten.

Goubin, E. (2002). Tante Mariette en haar fiets. Handboek overheids- en verenigingscommunicatie. Brugge: Vanden Broele.

Dit handboek richt zich tot iedereen die beroepsmatig, als vrijwilliger of als beleidspersoon de communicatie van een overheidsinstelling of een andere non-profitorganisatie behartigt. Het beschrijft wat no-dig is om, op een realistische eigentijdse en mensvriendelijke manier communicatieve successen te bereiken, zelfs met weinig financiële middelen.

Hoyng, J. & de Jong, I. (2006). Menukaart gemeentelijk sport- en beweegbeleid. Bennekom: NISB.

Deze menukaart geeft aan welke onderdelen kunnen horen tot het sport- en beweegbeleid van een gemeente. Het schept

Page 391: Handboek Sportbeleidsplanning

7 Info

randvoorwaarden voor het sportbeleid en daarmee voor gezonde sportbeoefening.

Késenne, S., Taks, M., Laporte, W. & De Knop, P. (1998). De eco-nomische betekenis van de sport in Vlaanderen. Brussel: Bloso.

In opdracht van het Bloso voerde het Interuniversitair Onderzoeks-centrum voor Sportbeleid (IOS) in 1998 een onderzoek uit naar de economische impact van de sport in Vlaanderen. Zowel de priva-te gezinsconsumptie als de overheidsbestedingen werden in detail geanalyseerd en verwerkt om uiteindelijk te komen tot het Bruto Regionaal Sport Product voor Vlaanderen.

Lefevre, J. et al. (1999). Barometer van de fysieke fitheid van de Vlaamse jeugd. Brussel: Interuniversitair Onderzoekscen-trum voor Sportbeleid (IOS).

De barometer van de fysieke fitheid van de Vlaamse jeugd is een pe-riodiek onderzoek dat door Bloso om de 3 à 4 jaar wordt uitgevoerd om de fysieke fitheid van de Vlaamse jongeren te meten. De baro- meter van de fysieke fitheid maakt gebruik van de EUROFIT-test- batterij, een gestandaardiseerde Europese testbatterij ontwikkeld binnen de Raad van Europa en algemeen aanvaard als het meest betrouwbaar om de fysieke fitheid te meten. Het eerste onderzoek dateert van 1990. Dit rapport bundelt de resultaten van de onder-zoeken van 1990, 1993 en 1997 en geeft daardoor een beeld van de fysieke fitheid van de Vlaamse jeugd in de jaren ‘90.

Maeschalck, J., Paquay, Ph. & Coomans, C. (2001). Sportcodex 2001-2002. Brugge: Die Keure.

De Sportcodex is de meest volledige bundeling van reglementai-re besluiten rond het thema Sport en Recht die in Vlaanderen van toepassing zijn. Gebaseerd op intens opzoekingswerk slaagden de auteurs erin een bruikbaar en zorgvuldig naslagwerk samen te stel-len. Juristen, commissieleden die rechtspreken in sportbonden, sportbegeleiders en andere belangstellenden in de sport vinden in deze codex ongetwijfeld een geschikte gids om zich doorheen het haast onbetreden domein van het sportrecht te begeven.

Redig, G., Bauwens, A. & Ipermans, M. (2001). Tandem. Samen- werking van vereniging en gemeente. Brussel: Koning Boudewijnstichting.

Deze publicatie biedt antwoorden op vaak gestelde vragen van vrij-willigers in jeugd-, sport-, milieu-, cultuur-, toneel-… verenigingen van een gemeente. Deze vertrekken vanuit de theorie, het bestaande

Page 392: Handboek Sportbeleidsplanning

8 Info

wettelijke kader en de praktijkervaring. Deze handleiding wil bijdra-gen tot nog meer en nog betere beleidsinstrumenten, waarbij de dialoog en de communicatie tussen bestuur, verenigingsleven en vrijwilligers steeds centraal blijven staan.

Steens, G. et al. (2004). Hoe fit is de Vlaming? Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid.

Eén van de vier basisopdrachten van het eerste Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid was het in kaart brengen van de sportpartici- patie, fysieke fitheid en gezondheid van de volwassen Vlaamse be-volking. Op basis van een toevallige steekproef van de Vlaamse bevolking,getrokken door de Administratie Planning en Statistiek, trok een ‘fitobiel’ in de periode van oktober 2002 tot februari 2004 door Vlaanderen. De resultaten van dit onderzoek en de bespreking hiervan worden weergegeven in deze publicatie.

Websites

www.spinonline.be De website vormt een onderdeel van SPIN, het SPort Informatie Net-

werk van het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid vzw (ISB). Via SPIN stelt het ISB zes databanken geïntegreerd be-schikbaar met gerelateerde informatie over sportstructuren, sport-infrastructuren, documenten en regelgevingen, bedrijven, personen, en veelgestelde vragen (FAQ’s).

www.isbvzw.be

www.nisb.nl www.vlaanderen.be http://ecodata.mineco.fgov.be: Ecodata De grootste Belgische databank van sociaal-economische statistie-

ken. Op deze website kunnen per gemeente statistieken opgezocht worden over sociaal-economische aangelegenheden.

http://statbel.fgov.be/home_nl.asp Op de website van het Nationaal Instituut van de Statistiek zijn di-

verse statistieken te vinden die een gemeente informatie verlenen over tal van aspecten zoals gezondheid, senioren…

Page 393: Handboek Sportbeleidsplanning

9 Info

www.mulierinstituut.nl Het Mullier Instituut (Centrum voor sociaalwetenschappelijk sport-

onderzoek) vervult een spilfunctie in de opbouw, synthese en over-dracht van kennis op sportgebied, voor beleidsmakers én voor we-tenschappers in Nederland.

www.lokalestatistieken.be Deze site omvat tal van cijfers over gemeenten, steden en provincies.

Het hoe en het waarom van deze cijfers worden weergegeven. Een kwaliteitsbeoordeling wordt eveneens weergegeven om de gebrui-ker te helpen bij de interpretatie.

www.iph.fgov.be Het doel van het Belgisch Wetenschappelijk Instituut Volksgezond-

heid is wetenschappelijk onderzoek uit te voeren met het oog op het onderbouwen van het gezondheidsbeleid. Het levert eveneens expertise en openbare dienstverlening op het gebied van de volksge-zondheid.

www.kbs-frb.be/ De opdracht van de Koning Boudewijnstichting is duidelijk en te-

gelijk veelomvattend: de levensomstandigheden van de bevolking helpen verbeteren. Hun opdracht willen zij waarmaken door het engagement van alle actoren in de samenleving aan te moedigen om samen duurzame verandering tot stand te brengen die bijdraagt tot rechtvaardigheid, democratie en ontwikkeling. Sport wordt als één van de samenlevingsactoren ondermeer diepgaander besproken in de reeks “Samenleving en Sport”.

www.vlaamsesportfederatie.be De Vlaamse Sportfederatie (VSF) is de koepelorganisatie van de

Vlaamse sportfederaties en wil een positieve bijdrage leveren om kwalitatief hoogstaande sportfederaties in Vlaanderen uit te bou-wen. De Vlaamse sportfederatie werkt binnen de beleidsthema’s milieu en ruimtelijke ordening, sport voor allen, topsport, evoluties, nieuwigheden en wijzigingen, werkgeversmaterie, medisch verant-woord sporten, vrijwilligers en media.

Page 394: Handboek Sportbeleidsplanning

10 Info

www.west-vlaanderen.be/sport Op deze site van de provenciale sportdienst West-Vlaanderen zijn

onder andere een zestal themafolders terug te vinden die voor de gemeentelijke sportraad als leidraad kunnen dienen voor discussies over het gemeentelijk sportbeleid.

www.dewakkereburger.be De Wakkere Burger vzw is een organisatie die ijvert voor een burger-

participatie en een lokale democratie. Ze ondersteunen de maat-schappelijke beweging voor betere voorlichting en inspraak van de burgers. Bij dit alles ligt de focus op het burgernabije, lokale poli-tieke niveau: de gemeente.

www.binnenland.vlaanderen.be Het agentschap voor Binnenlands Bestuur (voormalige administra-

tie Binnenlandse Aangelegenheden) werkt voor de gemeenten, OCMW’s, de provincies en de openbare besturen die ermee samen-hangen. Het agentschap Binnenlands Bestuur wil ervoor zorgen dat deze overheidsbesturen in de best mogelijke omstandigheden een kwaliteitsvolle dienstverlening aan de bevolking kunnen bieden. Daartoe biedt het agentschap ondersteuning bij het uitvoeren van een samenhangend beleid inzake de lokale en provinciale besturen, het stedenbeleid en het inburgeringsbeleid.

www.steunpuntsbg.be De hoofddoelstelling van het voormalige beleidsondersteunende

steunpunt Sport, Bewegen en Gezondheid was inzicht verwerven en onderzoek verrichten naar fysieke activiteit, sportparticipatie, fysieke fitheid in relatie tot gezondheid.

www.vlaamseprovincies.be De basisopdracht van de VVP is een bijdrage te leveren tot steeds

betere, betrouwbare transparante provincies, om zo uit te groeien tot het onbetwistbaar verkozen regionaal streekbestuur van de toe-komst.

www.ivpv.ugent.be/nl/opleidingen/aanbod/infoman2002/ict.pdf

Hier vindt men een infobrochure van de cursus ICT voor managers. Deze cursus tracht de managers inzicht te geven in de technologi-sche grondslagen en recente evoluties van de verschillende aspecten van ICT.

Page 395: Handboek Sportbeleidsplanning

11 Info

http://mineco.fgov.be/informations/statistics/census Hier is de algemene socio-economische enquête 2001 van België

terug te vinden.

www.plan.be/websites/ferado/nl/html_books/ferado/2nl10.html

Op deze website vindt men de evolutie van het gebruik van de infor-matie- en communicatietechnologieën in Europa en in de wereld.

www.vvsg.be/nl/werking_organisatie/detail.shtml ?number=1172 Hier vindt men het ‘onderzoek arbeidsflexibiliteit in gemeenten’.

Met dit leeronderzoek peilde de Universiteit Antwerpen naar be-stuurspraktijken in 150 gemeenten over de inzet van het personeel (27 januari 2004).

www2.vlaanderen.be/personeelsbeleid/beleidsrapport02/ru-brieken/rubriek2_4_b.htm.

Op deze site vindt men een overzicht van de arbeidsflexibiliteit uit het beleidsrapport personeel & organisatie 2002.

1.2.2Literatuurmetbetrekkingtotstrategieenbeleid

Literatuur

Albrechts, J., Geurs, C., Caals, A. & Dewaele, A. (2004). Van missie tot strategie. Brussel: Politeia.

Dit leerboekje formuleert concrete antwoorden op ondermeer de volgende vragen: Waarom een beleidsplan opmaken? Waarvoor kan je het gebruiken? Wat is een beleidsplan? Hoe maak je een goed beleidsplan?

Baarda, D.B. & de Goede, M.P.M. (1995). Methoden en Technie-ken. Houten: Stenfert Kroese/Educatieve Partners Nederland. Dit boek geeft praktische aanwijzingen voor het opzetten en uitvoe-ren van onderzoek en het rapporteren daarover.

Joldersma, C., Mouwen, K., Otto, M. et al (2003). Strategisch management voor non-profitorganisaties. Van Gorcum.

Dit boek biedt praktische ondersteuning bij het voeren van strate-gisch management in een non-profitorganisatie. De verschillende hoofdstukken in het boek reiken bouwstenen aan om een eigen

Page 396: Handboek Sportbeleidsplanning

12 Info

aanpak van strategisch management te ontwikkelen die past bij de eigen organisatie. Het accent ligt daarbij op professionele, dienst-verlenende organisaties die worden bekostigd uit publieke middelen.

Thijs, N. & Staes, P. (2006). Werken met het CAF-model. Brus-sel: Politeia.

Deze pocket wil tegemoetkomen aan de vraag vanuit de lokale be-sturen naar een instrument dat aangepast en vertaald is naar de context en de werking van de lokale besturen.

Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse. Brussel: Politeia.

Deze handleiding biedt tal van informatie over hoe men een besluitvorming grondiger kan onderbouwen en hoe men de tijd die besteed wordt aan beleidsplanning gerichter kan gebruiken.

Websites

www.wijzeradvies.nl Wijzer Adviesbureau is een onafhankelijk bureau dat zich hoofd-

zakelijk richt op overheids- en non-profitorganisaties. Het biedt resultaatgericht onderzoek, effectieve communicatieplannen en ge-richt advies. Wijzer is gespecialiseerd in (interactieve) plan- en be-leidsvorming.

www2.vlaanderen.be/personeelsbeleid/kwaliteit Deze site werd aangemaakt om de communicatie tussen en de

samenwerking met de verschillende entiteiten op dit vlak zo vlot mo-gelijk te laten verlopen. Met deze site wil men dan ook een bijdrage leveren aan de verdere netwerking tussen HR-, vorming- en andere personeelsprofessionals van alle entiteiten, horizontaal en verticaal, binnen de Vlaamse overheid. Het netwerk kwaliteit heeft als doel: 1. promoten van kwaliteit en kwaliteitsdenken binnen de Vlaamse

overheid;2. kennis en praktijkvoorbeelden binnen de Vlaamse overheid toe-

gankelijk maken voor iedereen.

1.2.3Literatuurmetbetrekkingtottrends

Scheerder, J. (2004). Spelen op het middenveld. Tielt: Lanoo. Dit boek stoffeert het actuele discours over sport als sociale mo-

tor met een rijkdom aan cijfergegevens. De auteur geeft eerst een sociaalhistorisch overzicht van het gevoerde overheidsbeleid in Vlaan-

Page 397: Handboek Sportbeleidsplanning

13 Info

deren. Vervolgens staat het maatschappelijke draagvlak van de sport centraal. In het derde deel gaat de auteur op zoek naar verschuivin-gen in sportdeelnamestijlen, om op basis van deze trendanalyse tot de identificatie van een aantal sportsegmenten te komen.

De Knop, P., Scheerder, J. & Vanreusel, B. (2006). Sport- sociologie. Het spel en de spelers. Maarssen: Elsevier ge-zondheidszorg.

Dit boek geeft een beeld van het sociologisch denken met betrek-king tot sport en andere vormen van bewegingscultuur. Het geeft een relevante synthese en een evaluatie van het sportsociologisch onderzoek in Vlaanderen en Nederland.

1.2.3.1Senioren

Literatuur

Aldenkamp, R. (2005). Profiel sport- en beweegleider senioren. (www.nisb.nl) Deze uitgave schetst het profiel van een sport- en beweegleider

senioren. Het NISB tracht hiermee bij te dragen in het professio-naliseren en vernieuwen van het werkveld ‘Sport en bewegen voor senioren’.

De Vrieseborch. (1997). Sport en beweegwijzer voor senioren. (www.nisb.nl)

In dit boekje staan veel tips beschreven voor senioren die beginnen met sporten en voor hen die al langere tijd sporten.

Websites

www.cdc.gov/nccdphp/sgr/olderad.htm Deze website geeft informatie over lichamelijke activiteiten en ge-

zondheid. Welk effect heeft sporten op de gezondheid van de oudere?

www.okrasport.be OKRA-SPORT trefpunt 55+ geeft informatie en organiseert initiatie-

ven over sporten en bewegen voor 55-plussers.

www.seniorennet.be De startpagina voor de actieve 50-plusser.

Page 398: Handboek Sportbeleidsplanning

14 Info

www.seniorweb.nl De Nederlandse site van 55-plussers, onder meer gericht op sport-

en bewegingsstimulering van ouderen.

www.s-sport.be Seniorensportfederatie (S-Sport) wil seniorensport zowel nationaal

als internationaal op de kaart zetten door samen te werken met sportdiensten, dienstencentra, rusthuizen, sportfederaties…

S-Sport richt zich onder andere ook naar bewoners binnen de rust-huizen door het aanbieden van specifieke bewegingsprogramma’s.

www.vig.be Website van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie. Op

deze website vindt men onder andere de cursus ‘Senioren aanzetten tot beweging’.

1.2.3.2Personenmeteenhandicap

Literatuur

Wasiak, R. (ed.). (2006). Oprichten van een G-afdeling in een sportclub. Limburg: 5 provinciale sportdiensten, VGC, Bloso, PSYLOS, VTS, Recreas, VLG.

Deze bundel richt zicht tot reguliere (gemeentelijke) sportclubs die een sportaanbod voor mensen met een handicap willen ontwikkelen.

Websites

www.psylos.be De belangrijkste doelstelling van de Vlaamse Federatie voor Sport

en Recreatie in de Geestelijke Gezondheidszorg vzw (PSYLOS) is de sportparticipatie van mensen met psychische en psychiatrische be-perkingen te bevorderen.

www.recreas.be Recreas vzw (Recreatief aangepaste sport) is een erkende recreatieve

sportfederatie voor personen met een handicap en heeft een wer-king in het ganse Vlaamse land.

Page 399: Handboek Sportbeleidsplanning

15 Info

www.scala.galm.nl Scala is een sportstimuleringsstrategie voor mensen met een chroni-

sche aandoening en/of een lichamelijke handicap.

www.sportiefbewegen.nl Op deze site vindt men onder andere het stappenplan voor een

sport- of bewegingsactiviteit voor mensen met een chronische aan-doening

www.vlg.be De Vlaamse Liga Gehandicaptensport is de erkende Vlaamse compe-

titiesportfederatie voor personen met een handicap.

1.2.3.3Allochtonen

Literatuur

Actieplan interculturaliseren.(2006). Vlaams actieplan van en voor cultuur, jeugdwerk en sport. Brussel: Vlaamse Ge-meenschap.

Dit actieplan biedt een structureel kader als basis voor (lokale) beleids-voering. Het heeft vooral de bedoeling om (lokale) organisaties aan te zetten om actief en concreet aan de slag te gaan. Het wil dus voorname-lijk processen stimuleren waarin het interculturaliseren centraal staat.

Knops, G. et al. (1992). Sport als integratie: kansen voor maatschappelijk kwetsbare jongeren. Brussel: Koning Bou-dewijnstichting.

Dit boek onderzoekt in welke mate een gepast sportaanbod kan voorzien in een voor maatschappelijk kwetsbare jongeren zinvol en motiverend sportaanbod en op die manier een constructief en maat-schappelijk engagement van kwetsbare jongeren aanmoedigen.

Vincke, J. & Cloes, M. (2004). Meer samen, beter toeganke-lijk: de maatschappelijke kracht van sport verkend. Brussel: Koning Boudewijnstichting.

Sport heeft een enorm potentieel om mensen dichter bij elkaar te brengen en deze publicatie wil hierbij een stimulerende inspiratie-bron zijn voor alle betrokken partijen.

Page 400: Handboek Sportbeleidsplanning

16 Info

Websites

www.kdg.be/main.aspx?c=*KDGSAW&n=3463&ct=3288 Op deze site vindt men een zelfscan interculturaliteit. Deze zelfscan

peilt naar de mate waarin de organisatie omgaat met interculturali-teit en hoe ze dat in de toekomst wenst te doen.

www.culturelediversiteit.be Dit is de portaalsite interculturaliseren - culturele diversiteit. Op deze

website vindt men informatie over culturele diversiteit en intercultu-raliteit binnen een aantal culturele organisaties op Vlaams niveau. Anderzijds vindt men hier ook sectoroverschrijdende basisinformatie over culturele diversiteit op volgende vlakken: reflectie, visie, praktijk, beleid, aanbod, participatie, personeel en bestuur.

www.cdkd.be/nl/diversiteit.php Deze website geeft een overzicht van verschillende initiatieven met

betrekking tot interculturalisering. Kunst en democratie wil een bij-drage leveren tot het creëren van een nieuwe houding en een nieuw bewustzijn rond culturele diversiteit in het bredere culturele veld. Zij zetten onder andere een interventietraject op rond ‘het intercultura-liseren van je organisatie’.

1.2.3.4Gender

Literatuur

Decalf, L. (2003). Gender en lokaal sportbeleid. Vrouwenraas. 1, 31-35. Hier wordt een stappenplan weergegeven voor een genderbewust

sportbeleid. Het is één van de resultaten van het project LEER (lo-kale emancipatie-effect-rapportage). Dit project tracht de verschillen tussen mannen en vrouwen die relevant zijn voor een bepaald be-leidsterrein (sport) op te sporen. Met deze verschillen moet men dan rekening houden bij het schrijven van een lokaal sportbeleidsplan.

Websites

www.gelijkekansen.vlaanderen.be Een initiatief van de Vlaamse overheid in het kader van het gelijkekan-

senbeleid. Dit is een website die bestaat uit een reeks gendervriendelij-ke maatregelen gebruikt in Vlaamse ondernemingen en organisaties.

Page 401: Handboek Sportbeleidsplanning

17 Info

1.2.4Literatuurmetbetrekkingtotsportverenigingen

Literatuur

De Knop, P., Van Hoecke, J., De Martelaer, K., Theeboom, M., Van Heddegem, L., Wylleman, P. (2000). Kwaliteitszorg in de sport: jeugdwerking. Gent: Publicatiefonds voor Lichamelijke Opvoeding.

Jeugdsport is volop in ontwikkeling: het aanbod wordt steeds groter, zowel wat inhoud als wat structuur betreft. Het verzorgen van de kwaliteit van dit aanbod is dan ook van primordiaal belang. Maar hoewel velen het belang van kwaliteit beklemtonen en hiermee graag uitpakken, blijft “kwaliteit” nog te vaak een vage term. In dit boek wordt daarom niet alleen het belang van kwaliteitszorg in de jeugdsport toegelicht, maar wordt ook duidelijk omschreven wat kwaliteit in jeugdsport concreet inhoudt en hoe er kan worden gewerkt aan kwaliteitsverbetering. Er wordt uitvoerig ingegaan op welke wijze zowel bestuursleden als begeleiders hierbij kunnen hel-pen. Samen met dit boek werd ook een aparte handleiding “IKSport: Integrale Kwaliteitszorg Sportclubs” gemaakt met een gedetailleer-de beschrijving van 7 checklists waarmee men zelf de clubwerking in het algemeen en de jeugdwerking in het bijzonder kan nagaan.

Van Lierde, A. & Willems, T. (2004). Hoe goed zit het met de Vlaamse sportclubs? Brussel: Bloso.

In 2003 werden 20.000 Vlaamse sportclubs bevraagd over de pro-blemen en uitdagingen van hun dagelijkse werking. De resultaten worden in deze publicatie weergegeven en besproken. Zo werden enkele problemen van de sportclubs vastgesteld en werden er enkele aanbevelingen geformuleerd.

De Knop, P. et al. (1999). Onderzoek ter bevordering van de kwaliteitszorg in de Vlaamse sportverenigingen: voorbe-reiding tot het opstellen van een meetinstrument. Brussel-Gent-Leuven: IOS (Interuniversitair Onderzoekscentrum voor Sportbeleid).

Dit onderzoek had hoofdzakelijk twee doelstellingen. Enerzijds het evalueren en optimaliseren van het bestaande IKGym-instrument als prototype van een toetsingsinstrument voor sportclubs in Vlaande-ren. Anderzijds het uitvoeren van een onderzoek naar de kritische succesfactoren voor vier sporttakken (zwemmen, volleybal, tennis en karate) in functie van de realisatie van een gelijkaardig meetinstru-ment.

Page 402: Handboek Sportbeleidsplanning

18 Info

www.kuleuven.ac.be/gkg/home/Lijst-begrippen-GK.pdf Informatie over het gelijkekansenbeleid met betrekking tot gender

van de Katholieke Universiteit Leuven.

1.2.5Literatuurmetbetrekkingtotandersgeorganiseerde sport

Literatuur

Janssens, J. et al. (2004). Education through Sport. An Over-view of Good Practices in Europe. Nieuwegein/’s-Hertogen-bosch: Arko Sports Media/W.J.H. Mulier Instituut.

De educatieve waarden van sport vormen het thema van het Euro-pese Jaar van Opvoeding door Sport. Als onderdeel van dit project hebben Nederlandse en Belgische onderzoekers ‘good practices’ uit heel Europa verzameld. Dit zijn voorbeelden uit de praktijk waarin sport met succes als instrument is aangewend om educatieve doel-stellingen te bereiken die het belang van sport zelf overtreffen. Een rijke oogst van deze ‘good practices’ wordt in dit boek gepresen-teerd: auteurs uit 18 verschillende landen beschrijven maar liefst 37 uiterst diverse praktijkvoorbeelden. Zij gaan niet alleen in op de achtergrond, benadering, ervaringen en resultaten van deze cases, maar geven ook advies aan beleidsmakers die gelijksoortige projec-ten zouden willen starten.

Theeboom, M. & De Maesschalck, P. ( 2006). Sporten om de hoek. Een brede kijk op buurtsport in Vlaanderen. Sint-Ni-klaas: ISB.

Dit boek tracht buurtsport te definiëren en af te bakenen. Het tracht meer inzicht te verschaffen in het fenomeen buurtsport in Vlaande-ren. Naast een begripsafbakening van buurtsport en een resultaats-bespreking van inventariserend onderzoek, worden er meerdere goede praktijkvoorbeelden van buurtsport beschreven.

Websites

www.buurtsport.be Op deze site vindt men meer info over het onderwerp buurtsport,

achtergrondinfo in de ruime zin van het woord en ‘good practices’.

Page 403: Handboek Sportbeleidsplanning

19 Info

www.schoolsport.be SVS wil de harmonieuze ontwikkeling van geest en lichaam van de

schoolgaande jeugd bevorderen via opvoedende sportactiviteiten. Om dit te realiseren organiseert en stimuleert SVS tal van activitei-ten. Zo lassen ze in schools en naschools verband kennismakings-momenten in, stimuleren ze tal van initiaties en organiseren ze vervolmakingscycli en allerlei vormen van tornooien en competities in diverse sporttakken. Deze zijn allemaal terug te vinden op deze site.

www.school-en-sport.nl Op deze site vindt men informatie over hoe men in Nederland door

middel van samenwerking tussen buurt-, onderwijs- en sportorgani-saties ervoor kan zorgen dat schoolgaande jeugd structureel MEER en BETER beweegt.

www.bredeschool.nl en www.bredeschoolnizw.nl Deze websites geven meer informatie over de brede school in Neder-

land. De brede school is een netwerk van voorzieningen in samen-werking met de school. De brede school stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren, waarbij de actieve rol van kinderen en jongeren zelf centraal staat. Sport kan op verschillende manieren deel uitmaken van deze brede sport.

www.bredeschool.be Dit is de website van het expertisecentrum brede school Vlaande-

ren. Het is een kenniscentrum en een advies-, vormings- en onder-steuningspartner voor geïnteresseerden in de brede school. Op deze website worden goedepraktijkvoorbeelden weergegeven.

Page 404: Handboek Sportbeleidsplanning

20 Info

1.2.6Literatuurmetbetrekkingtottoegankelijkheiden diversiteitindesport

Voor informatie over de doelgroepen senioren, personen met een handicap en allochtonen wordt naar “2.3 Literatuur met betrekking tot trends” verwezen.

Literatuur

Declerck, G. et al. (2003). Lokaal toegankelijkheidsbeleid. Brussel: Politeia.

Deze pocket biedt een praktische handleiding aan al wie in een ge-meente van start wil gaan met een gericht toegankelijkheidsbeleid.

Wildiers, K. & Lobijn, A. (2000). Lokaal gelijke kansenbeleid. Brussel: Politeia.

Deze pocket is een handleiding voor al wie in een gemeente het proces van het gelijkekansenbeleid in gang wil zetten of verder wil ontwikkelen.

Vranken, J., De Boyser, K. & Dierckx, D. (2006). Armoede en Sociale uitsluiting. Jaarboek 2006. Leuven/Voorbrug: ACCO.

In dit boek vindt men een uitgebreid overzicht van de recentste sta-tistieken, resultaten van wetenschappelijk onderzoek en beleidsont-wikkelingen over armoede en sociale uitsluiting. De opmerkelijkste evoluties van de feiten en het beleid worden dieper bekeken met experts. Het jaarboek gaat ook dieper in op materies die door hun herkomst of inhoud internationaal gekleurd zijn.

Katholieke hogeschool Mechelen, Katholieke Universiteit Leuven. (2003). Elkaar vinden. Bouwstenen voor het com-municeren met kansarme doelgroepen. Vlaamse Gemeen-schap.

Deze publicatie is enkel elektronisch beschikbaar. Men kan de tekst downloaden op http://publicaties.vlaanderen.be/eblweb/do/publi-catieSessionFacade/publicatieEenvoudigeDetailAction/raadplegen?method=raadplegen&id=6164

De publicatie is gebaseerd op het rapport “Overheidscommunicatie voor kansarme doelgroepen”. Het is een handleiding voor overheids-instanties om doeltreffend te communiceren met kansarme doel-groepen.

Page 405: Handboek Sportbeleidsplanning

21 Info

Clé, A. (2005). Culturele, sociale en sportieve participatie. Het OCMW aan zet. Brussel: drukkerij EPO.

Men kan deze publicatie downloaden op www.cdkd.be/nl/partici-patie.php. Dit is een praktijkgids om vanuit een OCMW te werken aan participatie op een duurzame, onderbouwde en efficiënte wijze. Deze publicatie richt zich niet alleen naar OCMW’s, maar ook naar lokale bemiddelaars en lokale beleidsmakers.

Sofie Taghon, S., Söhret, Y., & Redig, G. (2006). Sport en in-terculturaliseren: stand van zaken 2006. Brussel: Departe-ment Cultuur, Jeugd, Sport en Media.

(http://publicaties.vlaanderen.be) De brochure informeert over de acties die de Vlaamse overheid

neemt om interculturaliseringsprocessen te stimuleren in de cultuur-, jeugdwerk- en sportsector. De brochure bestaat uit acties die spe-cifiek zijn voor een sector en wordt aangevuld met acties die alge-meen voor alle sectoren gelden.

Heunsius J., (1999). De veelkleurige vereniging. Stap-penplan: Intercultureel organiseren in de sportvereniging. Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen. Arnhem.

Allochtonen voelen zich niet altijd op hun gemak bij een sportver-eniging. De cultuurverschillen zijn soms groot, maar kunnen over-brugd worden door ‘intercultureel organiseren’. Dit betekent dat de vereniging in staat is om op een productieve wijze met verschillen in achtergrond om te gaan, waardoor alle sporters zich thuis voelen bij de vereniging en actief willen zijn. Dit boekje gaat in op wat vereni-gingen kunnen doen zodat allochtonen zich thuis blijven voelen.

Janssens J., Hettema E., (1997). Nieuw kader. Stappenplan: werving en behoud van allochtoon kader. Nederlands Insti-tuut voor Sport en Bewegen. Arnhem.

Voor werving en behoud van allochtone kaderleden in de sport zijn extra aandacht en inspanningen nodig. In dit boekje wordt een praktisch stappenplan uitgewerkt voor het werven van allochtone kaderleden. Daarbij wordt tevens ruim aandacht geschonken aan de begeleiding van nieuwkomers in kaderfuncties in de sport.

Janssens J., Hettema E., (1997). Nieuwe leden. Stappenplan: werving en behoud van allochtone leden. Nederlands Insti-tuut voor Sport en Bewegen. Arnhem.

Het werkboekje “Nieuwe leden” is bedoeld voor sportorganisaties die extra aandacht willen besteden aan werving en behoud van al-

Page 406: Handboek Sportbeleidsplanning

22 Info

lochtone leden. Hiertoe wordt een praktisch stappenplan gepresen-teerd en wordt aangegeven hoe een sportorganisatie kan inspelen op verschillen in cultuur en achtergrond.

Kolen R., (1992), Allochtonen en sport. Nederlandse Sport Federatie. Arnhem.

Deze brochure is bedoeld voor mensen die betrokken zijn bij de or-ganisatie van sportactiviteiten. Hij bevat informatie over allochtonen, sport en sportbeleid en schetst de sportbeleving van uiteenlopende groepen allochtonen. Verspreid doorheen de brochure staan tips voor de praktische toepassing van deze kennis.

Dewaele A., (2007). Diversiteitsmanagement. Het meten, evalueren en plannen van diversiteit. Brussel: Politeia.

Onze maatschappij is zeer divers, dus diversiteit lijkt evident. Er zijn oude mensen en jonge mensen, sommigen hebben een handicap, anderen zijn zwart. Mensen zijn homo of hetero, anderen hebben kinderen of niet, sommigen zijn man, anderen uiteraard vrouw, sommigen zijn godsdienstig, anderen juist niet, enz. Deze publicatie van Kwasimodo wil de organisaties methodologisch ondersteunen om hun eigen beleidskeuzes m.b.t. het door de organisatie gekozen niveau van diversiteit kwalitatief uit te voeren en hen ook helpen bij de evaluatie van dit veranderings-/verbeteringsproces.

Websites

Algemeen

http://www.steunpuntgelijkekansen.be Het Steunpunt Gelijkekansenbeleid is een expertisecentrum

rond gelijke kansen en focust op vrouwen, allochtonen, ho-lebi’s en ouderen. Door fundamenteel en toegepast onder-zoek draagt dit centrum bij tot kennisontwikkeling en we-tenschappelijke ondersteuning van overheid en middenveld. Er worden instrumenten aangeboden voor de monitoring van de stand van zaken inzake gelijke kansen in Vlaanderen. Het uitgangs-punt is de overtuiging dat alle mensen gelijk zijn en tegelijk verschil-lend, en dat beide dimensies dienen gevrijwaard te worden. Eman-cipatie, non-discriminatie en diversiteit zijn dan ook begrippen die centraal staan in het denken over ‘gelijke kansen’.

Page 407: Handboek Sportbeleidsplanning

22-1 Info

http://www.diversiteit .be Het centrum heeft als opdracht het bevorderen van de gelijkheid

van kansen en het betsrijden van elke vorm van onderscheid, uit-sluiting, beperking of voorkeur op de grond van: een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming, seksuele geaardheid burgerlijke stand, geboorte, fortuin, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, gezondheidstoestand of handicap.

http://www.kbs-frb.be De Koning Boudewijn Stichting is een onafhankelijke stichting van

openbaar nut die de opdracht heeft om samen te werken aan een betere samenleving. De stichting wil op een duurzame manier bij-dragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diver-siteit.

http://www.studentenverenigingflux.be Deze vereniging richt zich naar ouders, jongeren uit het secundair

onderwijs, studenten en andere actoren zoals middelbare scholen, universiteiten, hogescholen, CLB, de StapGent, LOP Gent, FZO-VL, VDAB… Deze vereniging ondersteunt de verschillende doelgroepen doorheen de verschillende fasen (instroom, doorstroom, uitstroom) van de schoolloopbaan. Naast deze fasen hechte deze studentenver-eniging er ook belang aan dat de student thuis in een stimulerende omgeving kan studeren.

http://www.boskompas.nl BOS-kompas is een wijkanalyse-instrument in Nederland waarmee

men achterstanden in kaart kan brengen van een wijk, een buurt, een stadsdeel of een gemeentekern.

Jongeren

http://www.vvj.be Dit is de website van de Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en –con-

sulenten (VVJ). De VVJ is erkend door de afdeling Jeugd en Sport van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap als ‘koepelorganisatie met een algemene opdracht’ en is gespecialiseerd in het jeugdbeleid van de verschillend overheden met bijzondere aandacht voor het lokale jeugd(werk)beleid. Ze levert hiervoor een uitgebreid pakket diensten met ondermeer vorming, infotheek, onderzoek, begelei-ding, advies en publicaties.

Page 408: Handboek Sportbeleidsplanning

22-2 Info

http://www.whoznext.nl Een campagne die zich richt op jongeren die actief betrokken moe-

ten worden bij het bepalen van waar, hoe en welke sport ze willen uitoefenen.

http://www.panathlon.be De panathlonverklaring is de ethische code in de jeugdsport. Hier-

mee lanceerde minister Anciaux, in samenwerking met de Vlaamse Sportfederatie vzw, een campagne om aan de hand van een reeks concrete en duidelijke engagementen van die federaties kinderen in de sport zowel maximale ontplooiingskansen als optimale bescher-ming te geven.

www.kliksons.be Op deze site vindt men de mening van 35 542 tieners over vrijetijd,

buurt, jeugdwerk, informatie, inspraak en mobiliteit.

Kansarmen

http://www.vlaams-netwerk-armoede.be In het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord ne-

men, werken een vijftigtal verenigingen samen met het uiteindelijke doel armoede en sociale uitsluiting uit te bannen. De verenigingen gaan actief op zoek naar mensen die in armoede leven om hen te betrekken bij de werking, hen het woord te geven, te ondersteunen om meer greep te krijgen op hun eigen situatie en in actie te komen tegen maatschappelijke onrechtvaardigheden. De verenigingen kun-nen voor ondersteuning van hun werking beroep doen op het team van het Vlaams Netwerk. Ook de onderlinge uitwisseling van ervarin-gen, visies, succesverhalen en leerprocessen tussen de verenigingen is een belangrijke opdracht voor het Vlaams Netwerk.

http://www.armstenaanhetwoord.be De Beweging van Mensen met Laag Inkomen en Kinderen vzw richt

zich tot ieder die bereid is naar de armsten te luisteren. Samen met hen ijveren wij voor duurzame en structurele veranderingen die de eerbiediging van de rechten van elke mens waarborgen. De metho-de van de dialoog staat centraal in onze werking.

Page 409: Handboek Sportbeleidsplanning

22-3 Info

http://www.mi-is.be De POD Maatschappelijke Integratie streeft ernaar aan alle personen

die door de mazen van het net van de sociale zekerheid vallen en in armoede leven, een menswaardig bestaan te waarborgen.

www.integratiedoorsport.be ‘Integratie door sport’ is een project dat uitgevoerd wordt door het

ISB. Het heeft als doel de deelname van OCMW-cliënten aan sport-manifestaties, aan evenementen en aan het aanbod van sportver-enigingen te doen toenemen. Het stimuleert tevens het ontstaan van samenwerkingsverbanden van OCMW’s en tussen de OCMW’s, sportdiensten en verenigingen met een sociaal oogmerk die betrok-ken zijn bij sportactiviteiten.

Op deze website wordt de nodige achtergrondinformatie, informa-tie over de wetgeving en enkele interessante links weergegeven over integratie door sport. Het is een hulpmiddel voor al diegenen die met integratie door sport in de praktijk aan de gang willen gaan. Men kan op de website ook enkele praktijkvoorbeelden terugvin-den.

www.armoede.be Deze website is een digitaal verzamelpunt van informatie over het

armoededebat en de prakrijk van armoedebestrijding. Het geeft on-der andere tal van informatie over het beleid en over specifieke the-ma’s (onderwijs, inkomen,…) in verband met armoede in België.

Allochtonen

http://www.kifkif.be Kif Kif is een organisatie die wil meebouwen aan een interculturele

samenleving die de actieve participatie van àlle burgers in onze de-mocratische rechtstaat bevordert. Via onafhankelijke, interactieve en sensibiliserende initiatieven wil Kif Kif een diversiteit aan stemmen en verhalen een forum bieden, de actieve participatie van àlle bur-gers bevorderen, stereotiepe en negatieve beeldvorming ontkrach-ten en stimuleren tot kritische reflectie. Kif Kif vertrekt hierbij van 5 uitgangspunten: democratisch, antiracistisch, solidair, progressief en pluralistisch.

http://www.minderhedenforum.be Het Forum van Etnisch-Culturele Minderheden is spreekbuis van de

etnisch-culturele minderheden in Vlaanderen. Via het Minderheden-

Page 410: Handboek Sportbeleidsplanning

22-4 Info

forum doen de verenigingen van etnisch-culturele minderheden, in al hun diversiteit, aan gezamenlijke belangenverdediging naar het beleid en naar de brede samenleving. Het Minderhedenforum wil de maatschappelijke positie van etnisch-culturele minderheden in Vlaanderen verstevigen en de verstandhouding tussen bevolkings-groepen verbeteren.

http://www.vmc.be Het Vlaams Minderhedencentrum is een expertisecentrum, gespe-

cialiseerd in samenlevingsvraagstukken. Er wordt onderzocht hoe mensen met een verschillende afkomst of cultuur met elkaar kun-nen samenleven en evenwaardig burger zijn. Het centrum verspreidt deze kennis en expertise naar organisaties en verenigingen en advi-seert de overheid.

http://www.wvc.vlaanderen.be/minderheden/ Het Vlaamse minderhedenbeleid wil de gelijkwaardige participatie

van etnisch-culturele minderheden aan onze samenleving mogelijk maken. Het uitgangspunt hierbij is een positieve houding tegenover diversiteit en respect voor de menselijke waardigheid en de funda-mentele mensenrechten.

http://www.paj.be Het Platform Allochtone Jeugdwerkingen breekt een lans voor al-

lochtone jongeren in Vlaanderen die bezig zijn met jeugdwerk in hun vrije tijd. Door spel, interactie, vorming en ontmoeting werkt het PAJ aan maatschappelijke participatie, ontvoogding, gelijke kansen, educatie en diversiteit van alle jongeren op Vlaamse bodem. Het PAJ biedt allochtone jongeren de ruimte om in het jeugdwerk te experi-menteren en om zo te groeien tot maatschappijkritische en bewuste burgers van morgen. Het Platform wil dat de jeugd aandacht krijgt als het gaat om vrijetijdsbesteding, jeugd(werk), onderwijs, racisme en alles wat rechtstreeks of onrechtstreeks met jongeren te maken heeft. Een spreekbuis of een vakbond van de migrantenjeugdwer-kingen kan je het als het ware noemen. Ondersteunen, begeleiden, organiseren en coördineren van de aangesloten verenigingen zijn haar dagelijkse kost.

http://www.utvweb.be Het doel van de Unie van Turkse Verenigingen is een actieve bijdrage

leveren aan het opbouw van een harmonieuze samenleving. De wer-king om dit doel te bereiken, steunt op emancipatie, participatie en integratie van de Turkse gemeenschap in de Belgische maatschappij.

Page 411: Handboek Sportbeleidsplanning

22-5 Info

Met deze werking richt UTV zich ook op verdediging van mensen-rechten, bestrijden en trachten te voorkomen van racisme en discri-minatie.

Holebi’s

http://www.holebifederatie.be/ De Holebifederatie is de koepel van de Vlaamse en Brusselse holebi-

verenigingen. Zij ondersteunt holebigroepen en komt op voor gelijke kansen en rechten voor homo’s, lesbiennes en bi’s. De Holebifedera-tie organiseert Holebifoon, Holebitext, het holebimagazine ZiZo en ondersteunt de Belgian Lesbian and Gay Pride en de Lesbiennedag.

De Holebifederatie is een erkende socio-culturele vereniging en werkt ook mee aan het gelijke kansenbeleid van de Vlaamse overheid.

Vrouwen

http://www.iefh.fgov.be Het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen is een federale

overheidsinstelling die instaat voor het waarborgen en bevorderen van de gelijkheid van vrouwen en mannen en de bestrijding van elke vorm van discriminatie en ongelijkheid op basis van geslacht.

http://www.kav.be KAV is een vereniging van en voor allochtone en autochtone vrou-

wen in Vlaanderen en Brussel. Er wordt geijverd voor de emancipatie van vrouwen en voor gender-

gelijkheid in de maatschappij en wereldwijd.

http://www.samv.be Het Steunpunt allochtone meisjes en vrouwen is opgestart als een

project binnen het Intercultureel Centrum voor Migranten en is sinds 2000 een onafhankelijke organisatie die zich als gelijke kanseniniti-atief richt naar alle allochtone meisjes en vrouwen in Vlaanderen en Brussel.

http://www.vrouwendag.be Het Vrouwen Overleg Komitee (VOK) wil een overlegorgaan zijn van

individuele vrouwen van diverse strekkingen die zich feministisch en maatschappijkritisch opstellen. Het wil een pluralistische en multi-culturele, niet zuilgebonden, open organisatie zijn die kritische re-

Page 412: Handboek Sportbeleidsplanning

22-6 Info

flectie koppelt aan concrete actie. Het VOK wil met de jaarlijkse Vrouwendag de ongelijkheid van vrou-

wen onder de aandacht brengen van de publieke opinie enerzijds, en het beleid anderzijds.

http://www.vrouwenraad.be De Vrouwenraad is een overkoepelende organisatie voor verenigin-

gen die werken aan gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Heel wat vrouwenverenigingen - met verschillende achtergronden - zijn hierbij aangesloten. Ze eisen gelijke rechten en kansen voor alle vrouwen en mannen, ongeacht leeftijd, afkomst, seksuele voorkeur, overtuiging, …

http://www.kvlv.be KVLV vzw staat voor Vrouwen met vaart. KVLV werkt via dialoog en

netwerken en KVLV is christelijk geïnspireerd. KVLV werkt op zes con-crete punten. Ze zet vrouwen aan tot creativiteit, leert Vlaanderen lekker en gezond eten, zet vrouwen aan tot een gezonde levenshou-ding waarbij aandacht voor conditie belangrijk is, zet vrouwen aan tot autonomie en zelfzorg, leeft op het platteland en KVLV reserveert een belangrijke plaats voor boerinnen en tuiniersters.

Page 413: Handboek Sportbeleidsplanning

2. Definitielijst

Page 414: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 415: Handboek Sportbeleidsplanning

23 Info

2 Definitielijst

Aselecte steekproef: een steekproef waarbij elk element van de onder-zoekspopulatie evenveel kans heeft om in de steekproef te worden opgenomen.

Belanghebbende: organisatie, groep of individu dat belang heeft bij(stakeholder) het sportbeleidsplan of dat beïnvloed zal worden

door het sportbeleidsplan.

Betrouwbaarheid: de mate waarin onderzoeksresultaten onafhankelijk zijn van toeval.

Bevoorrechte getuige: iemand die bijzondere ervaring, kennis en inzichten heeft over het gemeentelijke sportbeleid. Bevoor-rechte getuigen hebben zicht op het reilen en zeilen in het lokale sportleven.

CAF-model: ‘Common Assessment Framework’ is een methode voor zelfevaluatie en verbetering van een organisatie (de sportdienst) waarbij de sterkten en zwakten van de organisatie in kaart worden gebracht.

Confrontatiematrix: instrument voor gegevensanalyse waarbij de interne (de sportdienst) en de externe (de omgeving) elementen met elkaar geconfronteerd worden, met als doel de verschillende aandachtspunten van het beleid te ontdekken.

DESTEP-model: dit is zoals het STEP-model, een hulpmiddel om de

maatschappelijke trends te situeren. Het DESTEP-model vult het STEP-model aan met de demografi-sche en ecologische trends.

Doelgroep: dit is een groep mensen met een aantal gemeen-

schappelijke kenmerken. Voorbeelden van doel-groepen zijn senioren, personen met een handicap, jeugd…

Doelstelling: beschrijving van wat een organisatie (de sportdienst) wil bereiken in de komende beleidsperiode.

Page 416: Handboek Sportbeleidsplanning

24 Info

Externe sportactor: structuur of organisatie die een invloed heeft op het sportbeleidsplan of die beïnvloed zal worden door het sportbeleidsplan (bijvoorbeeld sportverenigin-gen, scholen, commerciële sportinstellingen…).

Gesloten vraag: vraag met een beperkt aantal vooraf vastgelegde antwoordcategorieën.

Indicator: een precieze formulering van wat gemeten gaat worden, liefst aangevuld met de reden waarom dit gemeten moet worden.

Interactieve bestuursstijl: de burgers en de organisaties worden actief be-trokken bij het beleid. De besturen communiceren actiever en stimuleren de participatie van de bur-ger met als doel een groter draagvlak te creëren en meer voeling te krijgen met wat er leeft bij de ver-schillende betrokkenen. Bestuurders kunnen tal van participatieve methoden gebruiken om de inbreng van de burgers te vergroten.

Interview: mondelinge of schriftelijke bevraging met als doel het verzamelen van informatie uit antwoorden van de ondervraagde persoon.

Klankbordgroep: vertegenwoordigers van alle belanghebbenden. Het is een belangrijk orgaan bij het hanteren van een interactieve bestuursstijl tijdens het tot stand komen van het sportbeleidsplan en tijdens het uitvoeren ervan.

Knelpunt/behoeftenota: inventaris van de knelpunten en de behoeften die door middel van de gegevensanalyse naar voor komen.

Maatregel: initiatief (bijvoorbeeld een project) dat bepaalt wat er concreet moet gebeuren om een welbepaald resultaat te bereiken.

Missie: reden van bestaan van een organisatie. De missie geeft weer wat een organisatie wil bereiken, wat ze doet en waarom ze het doet.

Page 417: Handboek Sportbeleidsplanning

25 Info

Monitoring: het systematisch en continu verzamelen, analyseren en rapporteren van beleidsmatig relevante data die van nut zijn voor het vergelijken van resultaten met vooropgestelde normen of verwachte resultaten.

Open vraag: vraag waarbij de geïnterviewde niet is gebonden aan een vooraf vastgelegde antwoordcategorie.

Operationele doelstelling: operationele of concrete doelstellingen beschrijven(concrete doelstelling) hoe de strategische doelstellingen gerealiseerd zul-

len worden.

Participatieve techniek: techniek die, in functie van de interactieve bestuurs-stijl, de burgers betrekt in de beleidsvoering.

Plan van aanpak: een overzicht van alle geplande maatregelen. De voorziene timing of periode van de maatregelen en de beschikbare middelen worden eveneens in dit actieplan vermeld.

Resultaatsindicator: een handig en noodzakelijk instrument om te me-ten of en in welke mate de doelstellingen in het sportbeleidsplan zijn bereikt.

Selecte steekproef: een steekproef waarbij niet elk element van de po-pulatie evenveel kans heeft om in de steekproef op-genomen te worden. Het is veeleer een persoonlijke beoordeling van de onderzoeker.

SMART-principe: een principe dat de kenmerken van een goede doel-stelling omvat. Volgens het SMART-principe moet een doelstelling Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden zijn.

Sportgekwalificeerde het personeelslid, gespecialiseerd in sportbeleid enambtenaar: gemandateerd door het gemeentebestuur, het pro-

vinciebestuur of de Vlaamse Gemeenschapscom-missie, werkzaam voor de sportdienst in een lei-dinggevende of verantwoordelijke functie en belast met de voorbereiding, de coördinatie, de uitvoering en de evaluatie van het sportbeleid.

Page 418: Handboek Sportbeleidsplanning

26 Info

STEP-model: een hulpmiddel om de verschillende maatschap-pelijke trends te situeren. STEP staat voor Sociolo-gische, Technologische, Economische en Politieke trends.

Strategisch meerjarenplan: een plan dat de gemeenteraad moet uitschrijven en dat bestaat uit een financiële nota en een strate-gische nota. Het heeft betrekking op de hele be-leidsperiode waarvoor de gemeenteraad verkozen werd.

Strategische doelstelling: geeft aan welk waarneembaar resultaat men wenst(algemene doelstelling) te realiseren of welk waarneembaar effect men

wenst te bereiken in het kader van de missie van de organisatie.

Stuurgroep: een werk- en denktank die bestaat uit verschillende(planningsteam) deskundigen en ervaren personen. Het is een be-

langrijk orgaan bij het tot standkomen, uitvoeren en evalueren van het sportbeleidsplan.

SWOT: een hulpmiddel voor het in kaart brengen van de

interne zwakke en sterke punten en van externe omgevingsvariabelen. SWOT staat voor Strengths, Weaknesses, Opportunities en Threats.

Validiteit: de mate waarin men er in slaagt te meten wat men beoogt te meten.

Page 419: Handboek Sportbeleidsplanning

3. Bijlage

Page 420: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 421: Handboek Sportbeleidsplanning

27 Info

3 Bijlage

3.1 Techniekenvoorevaluatie

TABEl9: Overzichtvanverschillendeevaluatiemethoden

Beschrijvend

• Nul- en 1-meting: kwantitatief onderzoek op twee momenten: voor en na de campagne.• Tracking: regelmatig uitgevoerd onderzoek onder de doelgroep• Overzicht uitgevoerde activiteiten • Registratie reacties doelgroep • Registratie effecten: registreren van gedragseffecten.• Bestaande rapportages

Beoordelend

• Overleg intern • Kwalitatief onderzoek

Statisch

• Overzicht uitgevoerde activiteiten • Registratie reacties doelgroep • Registratie effecten • Kwalitatief onderzoek • Bestaande rapportages

Dynamisch

• Nul- en 1-meting • Tracking • Overleg intern • Registratie effecten • Kwalitatief onderzoek

Page 422: Handboek Sportbeleidsplanning

28 Info

Kwantitatief

• Nul- en 1-meting • Tracking • Registratie effecten

Kwalitatief

• Overzicht uitgevoerde activiteiten • Registratie reacties doelgroep • Overleg intern • Kwalitatief onderzoek • Bestaande rapportages

Eenvoudig

• Overzicht uitgevoerde activiteiten • Registratie reacties doelgroep • Overleg intern • Registratie effecten • Bestaande rapportages

Complex

• Nul- en 1-meting • Tracking • Kwalitatief onderzoek

Page 423: Handboek Sportbeleidsplanning

4. Vragenlijsten

Page 424: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 425: Handboek Sportbeleidsplanning

29 Info

4 Vragenlijsten

4.1 Voorhetuitvoerenvaneenevaluatievaneen sportpromotioneelinitiatief

1.Evaluatiedoorexternebetrokkenen(bv.mede-organisatoren, subsidiegevers,sponsors...)

I. Identificatiegegevens

- Naam/namen:

- Datum van invullen:

- Naam van het initiatief:

- Wat is de naam van uw instantie/organisatie?

- Hoe kan uw betrokkenheid tot dit initiatief juist omschreven worden? (er zijn meerdere antwoorden mogelijk)

- Op welk vlak situeren uw taken t.o.v. dit initiatief zich?

- Omschrijf kort wat volgens u het initiatief juist inhoudt:

II. Doelstelling(en)

1. Welke hoofddoelstelling(en) worden volgens u vanuit de organisatie in het algemeen nagestreefd?

III. Doelgroep

2. Geef zo concreet mogelijk weer naar wie volgens u dit ini-tiatief zich richt(te).

3. Wat werd volgens u vooraf nagestreefd? Werd dit dan ook gerealiseerd?

Page 426: Handboek Sportbeleidsplanning

30 Info

IV. Medewerkers

4. Geef aan of u het eens bent met de volgende stellingen die betrekking hebben op:

a) de organisatoren (hoofd- en medeorganisator(en) en/of initiatief-/stuurgroep; dit kan soms een zelfevaluatie bete-kenen!);

b) de monitoren (lesgevers en begeleiders op het veld) en

c) het ondersteunende personeel (o.a. administratief perso-neel, logistiek, catering…).

Verduidelijk telkens uw antwoord.

Stellingen (Nvt. = niet van toepassing; G.i. = geen idee)

a) b) c)

Er is voldoende deskundigheid

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord. (geef aan over wie het juist gaat)

Page 427: Handboek Sportbeleidsplanning

31 Info

De verantwoorde-lijkheden/taken worden vol-doendenageleefd

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord. (geef aan over wie het juist gaat)

Er is voldoende (persoonlijk) con-tactmet de deel-nemers/sporters

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord. (geef aan over wie het juist gaat)

De communicatie met externen ver-liep voldoende vlot (o.a. sponsors, pers, schooldirectie, sub-sidieverstrekker…)

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord. (geef aan over wie het juist gaat)

Page 428: Handboek Sportbeleidsplanning

32 Info

Andere, nl.: Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt.

Verduidelijk uw ant-woord. (geef aan over wie het juist gaat)

V. Interne communicatiestroom

5. Geef aan hoe volgens u de interne communicatiestroom ver-loopt (verliep). Dit heeft betrekking op zowel de organisato-ren, de monitoren als het ondersteunende personeel (dus niet naar de deelnemers toe). Slechts één antwoord mogelijk.

Verliepditvoldoendeefficiënt?

Bottom-top (meer democratisch)

Ja Deels Neen

Verduidelijk uw antwoord.

Top-bottom (meer autoritair)

Ja Deels Neen

Verduidelijk uw antwoord.

Andere, nl.: Ja Deels Neen

Verduidelijk uw antwoord.

Page 429: Handboek Sportbeleidsplanning

33 Info

VI. Externe communicatiestroom

6. Kruis aan welk promotiemateriaal volgens u wordt (werd) gebruikt en verduidelijk.

Promotiemateriaal(meerdere antwoor-den mogelijk)

Werdpromotieefficiëntgebruikt?

Folder(s)/brochure(s) Ja Deels Neen Verklaar uw mening.

Hoe weet u dit?

Internet/e-mail Ja Deels Neen Verklaar uw mening.

Hoe weet u dit?

Media, nl.: Ja Deels Neen Verklaar uw mening.

Hoe weet u dit?

Poster(s)/affiche(s) Ja Deels Neen Verklaar uw mening.

Hoe weet u dit?

Page 430: Handboek Sportbeleidsplanning

34 Info

Andere, nl.:

Ja Deels Neen Verklaar uw mening.

Hoe weet u dit?

logo Bekendheid?

Logo

Ja Deels Neen Verklaar uw mening.

Hoe weet u dit?

VII. Financieel

7. Beantwoord en verduidelijk de volgende aspecten vol-gens uw mening.

Stellingen

Dit initiatief was financieelhaalbaar

Ja Deels Neen Geen idee

Verduidelijk uw antwoord.

Dit initiatief waswinstgevend

Ja Deels Neen Geen idee

Verduidelijk uw antwoord.

Page 431: Handboek Sportbeleidsplanning

35 Info

VIII. Evaluatie

8. Werd dit initiatief volgens u geëvalueerd?

Ja. Hoe werd er geëvalueerd? Wat werd er geëvalueerd? Wanneer was deze evaluatie? (meerdere antwoorden kunnen aangekruist worden). Tussentijds Na afloop van dit initiatief Geen idee

IX. Sterkte-zwakteanalyse

9. Wat zijn volgens u de sterkten van dit initiatief?

10. Wat zijn volgens u de zwakten van dit initiatief?

X. Resultaten

11. Wat zijn (waren) voor u de belangrijkste resultaten van dit initiatief (is niet van toepassing als het initiatief nog niet gefinaliseerd is)

XI. Follow-up

12. Werd dit initiatief volgens u positief ervaren? (niet van toepassing indien het initiatief nog niet gefinaliseerd is)

Doorwie? Werdditpositiefervaren?

Hoofdorganisatoren

Ja Matig Neen Geen idee

Verduidelijk uw antwoord.

Uw instantie/organisatie

Ja Matig Neen Geen idee

Verduidelijk uw antwoord.

Page 432: Handboek Sportbeleidsplanning

36 Info

Monitoren (lesgevers en begeleiders)

Ja Matig Neen Geen idee

Verduidelijk uw antwoord.

Deelnemers/sporters

Ja Matig Neen Geen idee

Verduidelijk uw antwoord.

Media, nl.:

Ja Matig Neen Geen idee

Verduidelijk uw antwoord.

Andere, nl.:

Ja Matig Neen Geen idee

Verduidelijk uw antwoord.

13. Hebt u andere relevante opmerkingen of ervaringen?

Dank u voor uw medewerking!

2.Evaluatiedoorhoofdorganisatoren

I. Identificatiegegevens

- Naam/namen:

- Datum van invullen:

- Naam van het initiatief:

- Onder welke categorie valt het initiatief?

Page 433: Handboek Sportbeleidsplanning

37 Info

Campagne

Evenement

Actie

Sportkamp

Activiteit(en)

- Begindatum van het initiatief (uitvoeringsfase):

- Einddatum van het initiatief (uitvoeringsfase):

- Werd dit initiatief al vroeger georganiseerd?

- Omschrijf kort wat het initiatief juist inhoudt.

II. Doelstelling(en)

1. Welke hoofddoelstelling(en) worden/werden vanuit de or-ganisatie nagestreefd?

Doelstelling(en)hoewerdditconcreetnagestreefd?

Werd(en)dezedoelstelling(en)bereikt?

Het bereiken van speci- fieke doelgroepen, nl.:

..................................... ..................................... .....................................

Ja Deels Neen Hoe werd dit vastgesteld? Indien neen of deels, hoe komt dit dan?

Kennismaking met één/verschillende sporten

Kennismaking met sport- beoefening

Ja Deels Neen Hoe werd dit vastgesteld? Indien neen of deels, hoe komt dit dan?

Page 434: Handboek Sportbeleidsplanning

38 Info

Sociale integratie Gezondheids-

bevordering Bevordering van

sportievewaarden (o.a. fairplay)

Ja Deels Neen Hoe werd dit vastgesteld? Indien neen of deels, hoe komt dit dan?

Sporten in de directeomgeving

Sporten in de sportclub

Ja Deels Neen Hoe werd dit vastgesteld? Indien neen of deels, hoe komt dit dan?

Vergroten van de sportievekennisen

inzichten (tactiek, spelregels, …)

Ja Deels Neen Hoe werd dit vastgesteld? Indien neen of deels, hoe komt dit dan?

Het bereiken van een be-paaldaantaldeelnemers, nl.:

Ja Deels Neen Hoe werd dit vastgesteld? Indien neen of deels, hoe komt dit dan?

Andere, nl.: Ja Deels Neen Hoe werd dit vastgesteld? Indien neen of deels, hoe komt dit dan?

Page 435: Handboek Sportbeleidsplanning

39 Info

III. Doelgroep

2. Geef zo concreet mogelijk weer naar wie dit initiatief zich richt(te).

3. Wat werd vooraf nagestreefd? Werd dit dan ook gerealiseerd?

Watwerdvoorafgaandelijknagestreefd?(meerdereantwoordenmogelijk.)

Werdditgerealiseerd?

Het rekening houden met de bereikbaarheid van de doelgroep

(vervoersmogelijkheden) (vb. bussen voorzien voor scholieren)

Ja Deels Neen Verduidelijk uw antwoord.

Het op de hoogte houden van de doelgroep over het initiatief (vb.

informeren van vorige deelnemers, meermaals briefen)

Ja Deels Neen Verduidelijk uw antwoord.

Het specifiek afstemmen van het aanbod op de doelgroep (o.a. qua beschikbaarheid m.b.t. tijd, niveau) (vb. differentiatie per leeftijdsgroep)

Ja Deels Neen Verduidelijk uw antwoord.

Het laten aansluiten van het promotiemateriaal (o.a. folders, affiches…) bij de doelgroep (vb. geen internet bij senioren)

Ja Deels Neen Verduidelijk uw antwoord.

Het vooropstellen van een maximaal aantal deelnemers

(maximale capaciteit)

Ja Deels Neen Verduidelijk uw antwoord.

Andere, nl.: Ja Deels Neen Verduidelijk uw antwoord.

Page 436: Handboek Sportbeleidsplanning

40 Info

IV. Medewerkers

4. Geef aan of u het eens bent met de volgende stellingen die betrekking hebben op:

a) de organisatoren (hoofd- en medeorganisator(en) en/of initiatief-/stuurgroep; dit kan soms een zelfevaluatie betekenen!);

b) de monitoren (lesgevers en begeleiders op het veld) en

c) het ondersteunende personeel (o.a. administratief per-soneel, logistiek, catering, …). Verduidelijk telkens uw antwoord.

Stellingen(Nvt. = niet van toepassing; G.i. = geen idee)

a) b) c)

Er is voldoende deskundigheid

Ja Deels Neen Nvt. Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt. G.i.Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt. G.i.Verduidelijk uw ant-woord. (geef aan over wie het juist gaat)

De verantwoorde-lijkheden/ taken worden voldoende opgevolgd

Ja Deels Neen Nvt. Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt. G.i.Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt. G.i.Verduidelijk uw ant-woord. (geef aan over wie het juist gaat)

Page 437: Handboek Sportbeleidsplanning

41 Info

Er is voldoende (persoonlijk) con-tactmet de deel-nemers/sporters

Ja Deels Neen Nvt. Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt. G.i.Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt. G.i.Verduidelijk uw ant-woord. (geef aan over wie het juist gaat)

De communica-tie met externen verliep voldoende vlot (o.a. sponsors, pers, schooldirec-tie, subsidiever-strekkers, …)

Ja Deels Neen Nvt. Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt. G.i.Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt. G.i.Verduidelijk uw ant-woord. (geef aan over wie het juist gaat)

Andere, nl.: Ja Deels Neen Nvt. Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt. G.i.Verduidelijk uw ant-woord.

Ja Deels Neen Nvt. G.i.Verduidelijk uw ant-woord. (geef aan over wie het juist gaat)

Page 438: Handboek Sportbeleidsplanning

42 Info

V. Interne communicatiestroom

5. Geef aan hoe de interne communicatiestroom verloopt (verliep) (tussen de organisatoren, de monitoren en het ondersteunende personeel; niet naar de deelnemers toe). Slechts één antwoord mogelijk.

Verliepditvoldoendeefficiënt?

Bottom-top (meer democratisch) Ja Deels Neen Verduidelijk uw antwoord.

Top-bottom (meer autoritair) Ja Deels Neen Verduidelijk uw antwoord.

Andere, nl Ja Deels Neen Verduidelijk uw antwoord.

Page 439: Handboek Sportbeleidsplanning

43 Info

VI. Externe communicatiestroom

6. Kruis aan welk promotiemateriaal voor het initiatief wordt (werd) gebruikt en verduidelijk.

Promotiemateriaal(meerdere antwoorden mogelijk)

Werdpromotieefficiëntgebruikt?

Folder(s)/brochure(s) Ja Deels Neen Verklaar uw mening.

Hoe weet u dit?

Internet/e-mail Ja Deels Neen Verklaar uw mening.

Hoe weet u dit?

Media, nl.: Ja Deels Neen Verklaar uw mening.

Hoe weet u dit?

Page 440: Handboek Sportbeleidsplanning

44 Info

Poster(s)/affiche(s) Ja Deels Neen Verklaar uw mening.

Hoe weet u dit?

Andere, nl.: Ja Deels Neen Verklaar uw mening.

Hoe weet u dit?

logo Bekendheid?

Logo Ja Deels Neen Verklaar uw mening.

Hoe weet u dit?

Page 441: Handboek Sportbeleidsplanning

45 Info

VII.Voorbereiding

7. Kruis aan welke van onderstaande stappen werden uitge-voerd tijdens de voorbereiding. Werden deze ook succes-vol gerealiseerd? Verduidelijk uw antwoord.

Verschillendestappenbijvoorbereiding(meerdere antwoorden mog.)

Werddezestapsuccesvoluitgevoerd?

(nieuwe) Ideeën ontwikkelen Ja Matig Neen Nvt.

Verduidelijk uw antwoord.

Initiatief-/stuurgroepvormen Ja Matig Neen Nvt.

Verduidelijk uw antwoord.

Accommodatie zoeken Ja Matig Neen Nvt.

Verduidelijk uw antwoord.

Zoeken en bijscholen van vrijwilligers

Ja Matig Neen Nvt.

Verduidelijk uw antwoord.

Page 442: Handboek Sportbeleidsplanning

46 Info

Begroting opstellen Ja Matig Neen Nvt.

Verduidelijk uw antwoord.

Andere, nl.: Ja Matig Neen Nvt.

Verduidelijk uw antwoord.

VIII. Financieel

8. Beantwoord en verduidelijk de volgende aspecten.

Stellingen

Dit initiatief is/was financieel haalbaar

Ja Matig Neen

Verduidelijk uw antwoord.

Dit initiatief is/was winstgevend Ja Matig Neen

Verduidelijk uw antwoord.

IX. Evaluatie

9. Werd dit initiatief tussentijds geëvalueerd? (enkel als dit initiatief langer dan één dag duurt)

10. Werd dit initiatief op het einde geëvalueerd? (niet van toe-passing indien het initiatief nog niet gefinaliseerd is)

Page 443: Handboek Sportbeleidsplanning

47 Info

X. Sterkte-zwakteanalyse

11. Wat zijn de sterkten van dit initiatief?

12. Wat zijn de zwakten van dit initiatief?

XI. Resultaten

13. Wat zijn (waren) voor u de belangrijkste resultaten van dit initiatief? (o.a. organisatorisch, financieel, naambekend-heid) (niet van toepassing indien dit initiatief nog niet ge-finaliseerd is)?

XII. Follow-up

14. Werd het initiatief door u in het algemeen positief erva-ren? (niet van toepassing indien het initiatief nog niet ge-finaliseerd is)

Doorwie? Werdditpositiefervaren?

Organisator(en) en/of stuurgroep van dit ini-tiatief

Ja Matig Neen

Verduidelijk uw antwoord.

Monitoren (lesgevers en begeleiders) Ja Matig Neen

Verduidelijk uw antwoord.

Page 444: Handboek Sportbeleidsplanning

48 Info

Deelnemers/sportersJa Matig Neen

Verduidelijk uw antwoord.

Media, nl.:Ja Matig Neen

Verduidelijk uw antwoord.

Andere, nl.: Ja Matig Neen

Verduidelijk uw antwoord.

15. Zijn er uit het initiatief (reeds) nieuwe ideeën en/of activi-teiten ontstaan?

Ja Welke?

Zal er iets concreet mee gedaan worden?

Ja Wat?

Neen Waarom niet?

Neen

Is momenteel nog niet bekend

16. Heeft u andere relevante opmerkingen of ervaringen?

Dank u voor uw medewerking!

Page 445: Handboek Sportbeleidsplanning

49 Info

3. Evaluatie door volwassen deelnemers

I. Identificatiegegevens

- Naam van het initiatief:

- Wat is uw leeftijd?

- Wat is uw beroep?

Arbeider

Bediende

Zelfstandige

Student

Gepensioneerde

Werkloos

Andere, nl.:

- Wat is uw geslacht?

- Als welk type sporter beschouwt u uzelf?

Zeer actieve sporter (bijna dagelijks)

Actieve sporter (wekelijks)

Matig actieve sporter (soms)

Niet-actieve sporter

Andere, nl.:

Page 446: Handboek Sportbeleidsplanning

50 Info

- Sport u in een club?

Ja Waarom?

Neen Waarom niet (meer)?

- Welke sport(en) beoefent u meestal? Wat is uw woonplaats (district/gemeente)? Uit welke provincie bent u afkomstig?

II. Doelstellingen

1. Waarom heeft u deelgenomen aan dit initiatief?

Omwille van de plezierbeleving

Om de sport(en) beter te leren kennen

Om nieuwe mensen te ontmoeten

Omwille van de gezondheid

Andere, nl.:

2. Is dit gelukt via dit initiatief?

Ja Hoe?

Neen Waarom niet?

Geen idee/niet van toepassing

3. Heeft u vroeger reeds deelgenomen aan dit initiatief? (indien van toepassing)

Ja. Hoeveel keer/hoe lang?

Hoe beoordeelt u dit huidige initiatief t.o.v. vroeger?

Beter Waarom is het nu beter? Slechter Waarom is het nu niet beter? Hetzelfde

Page 447: Handboek Sportbeleidsplanning

51 Info

Neen. Waarom heeft u vroeger niet deelgenomen?

Ik was toen niet op de hoogte Ik wist niet hoe ik mij moest inschrijven Ik had geen tijd Ik had andere interesses Andere, nl.:

III. Informatieverwerving

4. Op welke manier werd u op de hoogte gebracht van dit initiatief?

Via folders

Via radio

Via televisie

Via poster(s)/affiche(s)

Via het gemeentelijk informatieblad

Via internet/e-mail

Via vrienden

Andere, nl.:

5. Bent u tevreden over de manier waarop u werd geïnfor- meerd?

Ja

Neen Waarom niet?

Hoe wilt u dan geïnformeerd worden?

Page 448: Handboek Sportbeleidsplanning

52 Info

IV. Bekendheid

6. Weet u door wie dit initiatief wordt georganiseerd?

Ja. Door wie?

School Bloso Gemeentelijke sportdienst Provinciale sportdienst Andere, nl.:

Neen

V. Bereikbaarheid

7. Kan u dit initiatief gemakkelijk bereiken? (vervoer)

Ja

Neen Waarom niet?

8. Wat vindt u van de bewegwijzering naar dit initiatief?

Goed

Matig Waarom?

Slecht Waarom?

Geen idee

9. Wat vindt u van de plaats/omgeving waar het initiatief doorging?

Goed

Matig Waarom?

Slecht Waarom?

Page 449: Handboek Sportbeleidsplanning

53 Info

10. Vindt u het belangrijk dat dergelijke initiatieven in uw (woon)buurt worden georganiseerd?

Ja

Neen

Geen idee

VI. Tijdstip/periode

11. Wat vindt u van het uur van de dag waarop dit initiatief georganiseerd wordt?

Goed

Matig Waarom?

Slecht Waarom?

Geen idee/niet van toepassing

12. Wat vindt u van de periode in het jaar waarin dit initiatief georganiseerd wordt?

Goed

Matig Waarom?

Slecht Waarom?

Geen idee/niet van toepassing

VII. Inhoud van het programma

13. Vindt u het belangrijk dat er op nieuwe sporten wordt ingespeeld?

Ja Was dit ook terug te vinden bij dit initiatief?

Ja Neen

Page 450: Handboek Sportbeleidsplanning

54 Info

Neen

Geen idee/niet van toepassing

VIII. Begeleiding

In onderstaande tabel worden enkele vragen gesteld i.v.m. de begeleiding van dit initiatief. Geef uw antwoord in het daar-mee overeenstemmende vakje.

Bent u vriendelijk ontvangen aan het onthaal? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Zijn de monitoren/begeleiders voldoende vriendelijk? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Zijn de monitoren/begeleiders volgens u voldoende bekwaam om het initiatief vlot te laten verlopen?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Gelievealleswatumet‘neen’of‘nietaltijd’beantwoordheeftteverduidelijken.

IX. Accommodatie/materiaal

Is er voldoendemateriaalaanwezig om het initiatief succesvol te laten verlopen? (bv. ballen)

Ja Neen Niet altijd Nvt. Geen idee

Page 451: Handboek Sportbeleidsplanning

55 Info

Is er voldoende veiligheid qua accommodatie/ materiaal gegarandeerd?

Ja Neen Niet altijd Nvt. Geen idee

Is er een EhBO-post aanwezig? (indien neen, ga naar de volgende vraag)

Ja Neen Niet altijd Nvt. Geen idee

Indien ja, is de bewegwijzering duidelijk? Ja Neen Niet altijd Nvt. Geen idee

Indien ja, zijn de mensen van de EHBO-post vriendelijk?

Ja Neen Niet altijd Nvt. Geen idee

Indien ja, zijn de mensen van de EHBO-post volgens u voldoende bekwaam?

Ja Neen Niet altijd Nvt. Geen idee

Is er voldoende gelegenheid om te eten/te drinken? (indien neen, ga naar de volgende vraag)

Ja Neen Niet altijd Nvt. Geen idee

Indien ja, is de bewegwijzering hier naar toe duidelijk?

Ja Neen Niet altijd Nvt. Geen idee

Indien ja, zijn de prijzen aanvaardbaar? Ja Neen Niet altijd Nvt. Geen idee

Zijn er voldoende kleedkamers aanwezig? Ja Neen Niet altijd Nvt. Geen idee

Page 452: Handboek Sportbeleidsplanning

56 Info

Zijn de kleedkamers voldoende hygiënisch? Ja Neen Niet altijd Nvt. Geen idee

Zijn er voldoende toiletten aanwezig? Ja Neen Niet altijd Nvt. Geen idee

Zijn de toiletten voldoende hygiënisch? Ja Neen Niet altijd Nvt. Geen idee

Gelievealleswatumet‘neen’of‘nietaltijd’beantwoordheeftteverduidelijken.

X. Financieel

14. Hoeveel hebt u betaald om deel te nemen aan dit initiatief?

15. Wat vindt u van deze prijs?

Goed Matig Waarom?

Slecht Waarom?

XI. Suggesties

16. Wat kan er volgens u nog verbeteren aan dit initiatief?

Page 453: Handboek Sportbeleidsplanning

57 Info

XII. Follow-up

17. Vindt u het belangrijk dat u door dergelijke initiatieven gestimuleerd wordt (nog meer) te sporten?

Ja (ga verder naar vraag 18)

Neen, ik heb andere betrachtingen (ga verder naar vraag 19)

18. Is dit gelukt via dit initiatief?

Ja Waarom?Gaat u de sport(en) die u hier leerde kennen nog vaker doen? Ja Waar? In een sportclub Met vrienden op een plein of op straat Op school Op het werk Andere, nl.:

Misschien

Neen Waarom niet?

19. Gaat u volgend jaar opnieuw deelnemen aan dit initiatief? (indien van toepassing)

Ja

Misschien

Neen Waarom niet?

20. Hebt u iets geleerd door aan dit initiatief deel te nemen? (bv. beter leren voetballen, fairplay of een andere

ervaring?)

Ja Wat?

Neen

Geen idee

Page 454: Handboek Sportbeleidsplanning

58 Info

21. Hebt u nog aan andere initiatieven deelgenomen (voor-beelden zelf aan te vullen) zonder dat u daarvoor lid moest zijn bij een sportclub?

Ja. Aan welke initiatieven heeft u al deelgenomen?

(Initiatieven zelf aan te vullen.)

Hoe vond u dit? Meestal goed Waarom? Soms goed, soms slecht Waarom? Meestal slecht Waarom?

Neen Waarom niet?

Geen idee

22. Hebt u nog enige opmerkingen of suggesties?

Dank u voor uw medewerking!

4. Evaluatie door jonge deelnemers

Naam van de activiteit?

Hoeveel jaar ben je? .................... jaar

Je bent een cmeisje/vrouw djongen/man

Hoeveel sport je? Heel veel (bijna elke dag) Veel (elke week)

Weinig

Andere, nl.:

Welke sport(en) doe je meestal (na de schooluren)?

Sport je in een club? Ja

Page 455: Handboek Sportbeleidsplanning

59 Info

Neen

1. Waarom heb je hieraan meegedaan? (je kan meerdere antwoorden aankruisen)

Omdat ik sport tof vind

Omdat ik moest van thuis/school

Omdat ik de sport(en) beter wilde leren kennen

Omdat ik graag met vrienden/klasgenoten wou sporten

Andere, nl.:

2. Heb je hier vroeger nog eens aan meegedaan? (kies één antwoord)

Ja -> ga naar vraag 3

Neen -> ga naar vraag 5

Geen idee -> ga naar vraag 6

3. Hoeveel keer of hoe lang doe je hier al aan mee?

4. Hoe vind je het nu ten opzichte van vroeger? (kies één antwoord)

Beter Waarom vind je het nu beter?

Hetzelfde

Slechter Waarom vind je het nu slechter?

Geen idee -> ga verder naar vraag 6

5. Waarom heb je vroeger niet meegedaan? (je kunt meerdere antwoorden aanduiden)

Ik wist niet dat het bestond

Het interesseerde mij toen nog niet

Page 456: Handboek Sportbeleidsplanning

60 Info

Ik had geen tijd

Geen idee

Andere, nl.:

6. Hoe ben je te weten gekomen dat je hieraan kon meedoen? (omcirkel de tekening bij jouw antwoord; je kan meerdere antwoorden aanduiden)

Via folder(s)/brochure(s) Via mama/papa

Via poster(s)/affiche(s) Via vrienden

Via televisie Via school

Via radio Via internet

Andere, nl.: Geen idee 7. Hoe kom je meestal naar hier? (je kan meerdere antwoorden aanduiden)

Met de fiets Met de bus

Te voet Ik word gebracht met de auto Andere, nl.:

8. Voelde je je meestal veilig tijdens het sporten? (kies één antwoord)

Ja

Soms Wanneer niet?

Neen Wanneer niet?

Page 457: Handboek Sportbeleidsplanning

61 Info

9. Waren de monitoren/begeleiders vriendelijk? (kies één antwoord)

Ja

Soms Wanneer niet?

Neen Wanneer niet?

10. Konden de monitoren/begeleiders je goed helpen? (kies één antwoord)

Ja

Soms Wanneer niet?

Neen Wanneer niet?

11. Wat vond je het allerleukste aan de activiteit(en)? (je kunt meerdere antwoorden aanduiden)

De sport(en) zelf Het sporten met vrienden/familie

De monitoren/begeleiders Andere, nl.:

12. Wat zou er volgens jou nog beter kunnen aan deze activiteit(en)?

13. Ga je door hier aan mee te doen (nog meer) sporten? (kies één antwoord)

Ja

Misschien

Neen Waarom niet?

Geen idee

Page 458: Handboek Sportbeleidsplanning

62 Info

14. Ga je de sport(en) die je hier leerde kennen nog vaker doen? (kies één antwoord)

Ja Waar?

In een sportclub

Met vrienden op een plein of op straat

Op school

Andere, nl.:

Misschien

Neen Waarom niet?

Geen idee

15. Ga je volgend jaar of volgende keer opnieuw meedoen? (kies één antwoord)

Ja

Misschien

Neen Waarom niet?

16. Wil je nog iets belangrijks vertellen over deze activiteit(en)?

Dank u voor uw medewerking!

4.2Vragenlijstvoorverzamelingvansportbehoeften

5. Vragenlijst voor sportclubs

I. Gegevens van de organisatie

1. Welke sporttak wordt er in uw club beoefend?

Page 459: Handboek Sportbeleidsplanning

63 Info

2. Hoeveel leden telt uw club?

3. Waar ligt het accent in het aanbod van uw club?

Recreatie

Competitie

Topsport

4. Is de club aangesloten bij een federatie?

Ja Bij welke federatie is de club aangesloten?

Neen Waarom niet?

5. Indien ja bij vraag 4, is deze federatie erkend door het Bloso, door het BOIC of door een internationale federatie?

6. Hebben de begeleiders een kadervorming gevolgd?

Ja Welke vorming? Hoeveel begeleiders hebben kadervorming gevolgd? (weergeven in % van totaal aantal begeleiders)

Neen Waarom niet?

7. Ontvangt de club financiële ondersteuning? Indien ja, via wat?

Ja via sponsoring van de stad/gemeente van de federatie andere, nl.:

Neen

8. Is de financiële toestand van de club gezond?

Ja

Neen Waar zijn de problemen?

Page 460: Handboek Sportbeleidsplanning

64 Info

II. Werking

9. Wat doet de club m.b.t. de promotie van de eigen activi-teiten?

10. Richt de club zich tot specifieke doelgroepen?

Ja Welke? Hoe richt de club zich tot deze doelgroepen?

Neen

11. Wat staat een verdere uitbouw van de club in de weg?

12. Werkt de club met vrijwilligers?

Werkt de club met betaalde medewerkers? Indien beide, hoe is dan de %-verhouding?

13. Organiseert de club ook nevenactiviteiten?

III. Sportaanbod van de gemeente

14. Bent u voldoende geïnformeerd over de initiatieven die door uw gemeente op het vlak van de sport worden geor-ganiseerd?

Ja welke?

Neen

15. Neemt u met uw club deel aan dergelijke initiatieven?

Ja Welke?

Neen Waarom niet?

16. Nemen er leden van uw club individueel deel aan derge-lijke initiatieven?

Page 461: Handboek Sportbeleidsplanning

65 Info

17. Bent u hierover tevreden? Indien ja, met welke bent u te-vreden? Indien neen, waarom niet?

Ja welke?

Neen Waarom niet?

18. Vindt u dat er voldoende initiatieven georganiseerd wor-den in uw gemeente?

Ja Welke kent u?

Neen Welke soort initiatieven ontbreken er volgens u?

IV. Gemeentelijke sportdienst

19. Bent u voldoende geïnformeerd over de werking van de gemeentelijke sportdienst?

20. Is er een samenwerking met de gemeentelijke sport-dienst?

Ja Hoe?

Neen Waarom niet? Wenst de club een samenwerking?

V. Gemeentelijke sportraad

21. Hebt u al gehoord van de sportraad van uw gemeente?

Ja

Neen Ga verder naar vraag 24.

22. Bent u voldoende geïnformeerd over de werking van de sportraad?

Ja

Neen

Page 462: Handboek Sportbeleidsplanning

66 Info

23. Bent u met uw club lid van de sportraad?

Ja Wat zijn uw ervaringen hiermee?

Neen Waarom niet?

VI. Sportinfrastructuur

24. Maakt u gebruik van aanwezige gemeentelijke sportinfra-structuur in uw gemeente?

Ja Welke?

Neen Waarom niet?

25. Bent u goed geïnformeerd over de bestaande gemeente-lijke sportinfrastructuur?

26. Is er volgens u voldoende infrastructuur aanwezig in de omgeving van uw club, in de gemeente?

Ja Neen- Sporthallen

- Zwembaden

- Sportterreinen

- Andere:

27. Indien neen bij vraag 26, waar zijn er volgens u tekorten?

28. Wat vindt u van de sportinfrastructuur die u gebruikt m.b.t. de volgende aspecten:

Goed Slecht Waarom?- Service door personeel - Beschikbare ruimte - Bereikbaarheid - Toegankelijkheid

Page 463: Handboek Sportbeleidsplanning

67 Info

(o.a. openingsuren; heeft iedereen evenveel kansen om er te sporten?) - Tarieven

29. Bent u volgens u voldoende geïnformeerd over de moge-

lijkheden om te sporten in de schoolinfrastructuur van uw gemeente?

30. Maakt u gebruik van schoolinfrastructuur?

Ja Wat zijn uw ervaringen hiermee?

Neen Waarom niet? Wenst u dit te doen?

VII. Algemeen

31. Vindt u dat uw club inspraak heeft op het gebied van de sport in de gemeente?

32. Heeft uw club nog opmerkingen of suggesties over de sportmogelijkheden in uw gemeente?

Dank u voor uw medewerking!

6.Vragenlijst voor niet-georganiseerde sporters

I. Identificatiegegevens

1. Wat is uw geslacht?

2. Wat is uw leeftijd?

3. Wat is uw beroep?

Arbeider

Bediende

Student

Page 464: Handboek Sportbeleidsplanning

68 Info

Gepensioneerd

Werkloos

Andere, nl.:

II. Sportparticipatie

4. Waarom doet u aan sport?

5. Welke sporttak(ken) beoefent u? Hoeveel uren per week besteedt u daaraan?

6. Hoe beoefent u deze sport(en)?

Individueel

In gezinsverband

School

Werk

Recreatieclub Welke?

Groepsverband Welke groep?

7. Waar beoefent u meestal sport?

In uw gemeente Waar?

Buiten uw gemeente Waar?

8. Waar doet u het liefst aan sport?

Indoor (sporthal)

Outdoor (sportterein, bos)

Page 465: Handboek Sportbeleidsplanning

69 Info

9. Bent u tevreden over de wijze waarop u aan sport doet?

Aantal uren

Ja Neen Waarom niet?

Infrastructuur

Ja Neen Waarom niet?

De begeleiding

Ja Neen Waarom niet?

De organisatie

Ja Neen Waarom niet?

10. Was u ooit lid van een sportclub?

Ja Waarom hebt u de club verlaten?

Neen Waarom werd u nooit lid van een club?

11. Wenst u nu lid te worden van een sportclub?

Ja Waarom? Wat verwacht u van een sportclub?

Neen Waarom niet?

Page 466: Handboek Sportbeleidsplanning

70 Info

III. Sportaanbod van de gemeente

- Initiatieven

12. Bent u voldoende geïnformeerd over de initiatieven die door uw gemeente op het vlak van de sport worden ge-organiseerd?

Ja

Neen

13. Neemt u deel aan dergelijke initiatieven?

Ja Welke?

Neen Waarom niet?

14. Indien ja bij vraag 13, bent u hierover tevreden?

15. Vindt u dat er voldoende initiatieven georganiseerd wor-den in uw gemeente?

Ja

Neen Welke soort initiatieven ontbreken er volgens u?

- Sportclubs

16. Bent u voldoende geïnformeerd over de bestaande sport-clubs in uw gemeente?

Ja

Neen

- Scholen

17. Bent u voldoende geïnformeerd over de mogelijkheden om te sporten in de schoolinfrastructuur van uw gemeente?

Ja

Page 467: Handboek Sportbeleidsplanning

71 Info

Neen Hebt u dan voorstellen tot verbetering?

IV. Gemeentelijke sportdienst

18. Hebt u al gehoord van de gemeentelijke sportdienst?

Ja Bent u voldoende geïnformeerd over de werking van deze sportdienst?

Neen

V. Gemeentelijke sportraad

19. Hebt u al gehoord van de sportraad in uw gemeente?

Ja Bent u voldoende geïnformeerd over de werking van deze sportraad?

Neen

VI. Sportinfrastructuur

20. Maakt u gebruik van aanwezige gemeentelijke sportinfra-structuur in uw gemeente?

Ja Welke sportinfrastructuur gebruikt u?

Neen Waarom niet?

21. Vindt u dat u voldoende geïnformeerd bent over de aan-wezigheid van gemeentelijke sportinfrastructuur in uw gemeente?

Ja

Neen

22. Zijn er volgens u voldoende: Ja Neen- Sporthallen

- Zwembaden

Page 468: Handboek Sportbeleidsplanning

72 Info

- Sportterreinen

- Andere:

23. Indien neen op vraag 22, waar zijn er volgens u tekorten?

24. Indien ja op vraag 20, wat vindt u van de sportinfrastruc-tuur die u gebruikt m.b.t. de volgende aspecten:

Goed Slecht Waarom?- Service door personeel - Beschikbare ruimte

- Bereikbaarheid

- Toegankelijkheid (o.a. openingsuren; heeft iedereen evenveel kansen om er te sporten?)

- Tarieven

VII. Algemeen

25. Vindt u dat u als inwoner van de gemeente voldoende mo-gelijkheid tot inspraak in de sport heeft?

Ja Op welke manier?

Neen Wat stelt u voor?

26. Hebt u nog andere opmerkingen of suggesties over de sportmogelijkheden in uw gemeente?

Dank u voor uw medewerking!

Page 469: Handboek Sportbeleidsplanning

73 Info

7. Vragenlijst voor potentiële sporters

I. Identificatiegegevens

1. Wat is uw geslacht?

2. Wat is uw leeftijd?

3. Wat is uw beroep?

Arbeider

Bediende

Student

Gepensioneerde

Werkloos

Andere, nl.:

II. Sport

4. Welke zijn de redenen waarom u nauwelijks of niet aan sport doet?

5. Hebt u vroeger wel aan sport gedaan?

Ja Waarom bent u gestopt? Was u toen lid van een sportclub?

Neen Waarom bent u nooit begonnen?

6. Wenst u in de toekomst (opnieuw) aan sport te doen?

Ja Ga verder met vraag 7

Neen Waarom niet? (ga verder met vraag 11)

Page 470: Handboek Sportbeleidsplanning

74 Info

7. Op welke manier?

Individueel

Met het gezin

Op school/werk

In een club

In groepsverband

Andere:

8. Welke sporttak(ken) zou u willen beoefenen?

9. Hoeveel uren per week wilt u aan sport besteden?

10. Wilt u competitief of recreatief sporten?

Ja NeenCompetitief Recreatief

III. Sportaanbod van de gemeente

- Initiatieven

11. Bent u voldoende geïnformeerd over de initiatieven die door de gemeente worden georganiseerd op sportief ge-bied?

Ja Welke kent u?

Neen

12. Vindt u dat er voldoende initiatieven georganiseerd wor-den in de gemeente?

Ja

Neen Welke soort initiatieven ontbreken er volgens u?

Page 471: Handboek Sportbeleidsplanning

75 Info

- Sportclubs

13. Bent u voldoende geïnformeerd over de bestaande sport-clubs in uw gemeente?

Ja

Neen

- Scholen

14. Bent u voldoende geïnformeerd over de mogelijkheden om te sporten in de schoolinfrastructuur van uw gemeente?

Ja

Neen

15. Indien u niet tevreden bent over de informatieverstrekking m.b.t. het aanbod, hebt u dan voorstellen tot verbetering?

Ja Welke?

Neen

IV. Gemeentelijke sportdienst

16. Hebt u al gehoord van de gemeentelijke sportdienst?

Ja Bent u voldoende geïnformeerd over de werking van deze sportdienst?

Neen Zou u hierover meer willen weten?

V. Gemeentelijke sportraad

17. Hebt u al gehoord van de sportraad in uw gemeente?

Ja Bent u voldoende geïnformeerd over de werking van deze sportraad?

Neen Zou u hierover meer willen weten?

Page 472: Handboek Sportbeleidsplanning

76 Info

VI. Sportinfrastructuur

18. Vindt u dat u voldoende geïnformeerd bent over de aan-wezigheid van sportinfrastructuur in uw gemeente?

Ja

Neen

19. Zijn er volgens u voldoende:

Ja Neen- Sporthallen

- Zwembaden

- Sportterreinen

- Andere:

20. Indien neen bij vraag 19, waar zijn er volgens u tekorten?

VII. Algemeen

21. Wat zou u kunnen aanzetten om (opnieuw) te gaan spor-ten?

22. Vindt u dat u voldoende mogelijkheid tot inspraak in de sport heeft?

Ja Op welke manier?

Neen Wat stelt u dan voor?

23. Hebt u nog andere opmerkingen of suggesties over de sportmogelijkheden in uw gemeente?

Dank u voor uw medewerking!

Page 473: Handboek Sportbeleidsplanning

77 Info

4.3Voorgebruikersvansportinfrastructuur

8. Vragenlijst tevredenheid gebruikers sporthal

I.Identificatiegegevens

Sporthal:

Leeftijd:

Beroep:

Arbeider

Bediende

Zelfstandige

Werkloos

Gepensioneerde

Student

Andere, nl.:

Geslacht:

Sport u in een club?

Ja, in deze sporthal

Ja, niet in deze sporthal

Neen

Woonplaats:

Page 474: Handboek Sportbeleidsplanning

78 Info

II. Algemeen

1. Hoe vaak komt u gemiddeld sporten in deze sporthal?

Wekelijks

Tweewekelijks

Maandelijks

Af en toe

Nooit, buiten deze ene keer

Andere, nl.:

2. Op welke wijze komt u sporten?

Met het gezin

Met vrienden

Alleen

In clubverband

Andere, nl:

3. Waarom doet u aan sport?

Als ontspanning

Omwille van de conditieverbetering

Voor de sociale contacten

Andere, nl.:

Page 475: Handboek Sportbeleidsplanning

79 Info

III. Bereikbaarheid

4. Kan u de sporthal gemakkelijk bereiken? (vervoer)

Ja

Neen Waarom niet?

5. Wat vindt u van de afstand van uw huis tot aan de sporthal?

Klein (dus realiseerbaar)

Groot Zou u hier meer komen sporten indien de sporthal dichter bij uw huis gelegen was?

Ja Misschien Neen

6. Hoeveel tijd wil u maximum besteden om naar een sport-hal te geraken?

7. Wat vindt u van de signalisatie naar de sporthal?

Goed

Matig Waarom?

Slecht Waarom?

IV. Parkeermogelijkheden (enkel invullen wanneer u MEESTAL met eigen vervoer komt)

8. Waarvan maakt u gebruik?

De autoparking (ga verder naar vraag 9)

De fiets - of bromfietsstalling (ga verder naar vraag 10)

Andere, nl.: (ga verder naar vraag 11)

Page 476: Handboek Sportbeleidsplanning

80 Info

9. Parkeergelegenheid (enkel invullen indien u zelf met de WAGEN komt)

- Is er steeds voldoende parkeergelegenheid voor uw wagen?

Ja

Neen Wanneer niet?

- Vindt u dat uw wagen daar altijd veilig staat?

Ja

Neen Waarom niet?

10. Fiets- of bromfietsstalling (enkel invullen indien u met de FIETS of de BROMFIETS komt)

- Is er steeds voldoende fiets-/bromfietsstalling?

Ja Neen Waarom niet?

- Vindt u dat uw fiets/bromfiets daar altijd veilig staat?

Ja Neen Waarom niet?

Page 477: Handboek Sportbeleidsplanning

81 Info

V. Openingsuren

11. Wanneer komt u hier meestal sporten?

Voormiddag (8-12u) Namiddag (12-18u) Avond (19-24u)

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

Zaterdag

Zondag

12. Waarom op dat moment?

Minder druk in de sporthal

Na de dagtaak/na school

Omdat dit de uren van de club zijn

Enkel dan is de sporthal toegankelijk

Andere, nl.:

Page 478: Handboek Sportbeleidsplanning

82 Info

13. Zou u liever op een ander moment sporten?

Ja Wanneer?

Waarom? Het is dan minder druk in de sporthal Andere, nl.:

Waarom doet u dat niet?

Neen

14. Bent u tevreden over de openingsuren?

Ja

Neen Waarom niet?

VI. Prijs

15. Hoeveel betaalt u hier om te sporten? (enkel indien u zelf moet instaan voor het huren van een zaal)

16. Wat vindt u van de prijs?

Goed

Matig Waarom?

Slecht Waarom?

17. Sport u ook nog in andere sporthallen in de gemeente?

Ja Welke?

Waarom?

Wat vindt u van de sporthal waar u nu bent? Beter Hetzelfde Slechter

Waarom vindt u dat?

Neen Waarom niet?

Page 479: Handboek Sportbeleidsplanning

83 Info

VII. Infoverstrekking

(Nvt.=niet van toepassing)

Zijn de prijzen voor het afhuren van de sportzaal duidelijk aangegeven?

Ja Neen Nvt.

Zijn de openingsuren duidelijk aangegeven? Ja Neen Nvt.

Is debewegwijzeringnaar de kleedhokjes duidelijk? Ja Neen Nvt.

Is de bewegwijzering naar desportruimte duidelijk? Ja Neen Nvt.

Is de bewegwijzering naar decafetariaduidelijk? Ja Neen Nvt.

Is de bewegwijzering naar dezaalwachterduidelijk? Ja Neen Nvt.

Is de bewegwijzering naar deEhBO–post duidelijk? Ja Neen Nvt.

Kent u het reglementvan de sporthal? Ja Neen Nvt.

Page 480: Handboek Sportbeleidsplanning

84 Info

Wordt u op de hoogte gebracht van de activiteiten in de sporthal?

Ja Neen Nvt.

Indien ja - Hoe?

Indien neen - Zou u dit willen weten?- Hoe zou u op de hoogte gebracht willen worden?

Wordt u op de hoogte gebracht van de sluitingsdagen van de sporthal?

Ja Neen Nvt.

Indien ja - Hoe?- Wat vindt u van de duur van deze sluiting?- Wat vindt u van het moment waarop de sporthal gesloten is?

Indien neen - Zou u op de hoogte gebracht willen worden? - Hoe zou u op de hoogte gebracht willen worden? - Wat vindt u van de duur van deze sluiting?- Wat vindt u van het moment waarop de sporthal gesloten is?

Vindt u dat u voldoende geïnformeerd wordt m.b.t. de werking van de sporthal?

Ja Neen Nvt.

Indien ja - Hoe?

Indien neen -Waarover wil u meer informatie?

Openingsuren

Sluitingsdagen

Speciale activiteiten in de sporthal

Prijsveranderingen

Andere, nl.:

Andere aspecten m.b.t. informatieverstrekking, nl.:

Page 481: Handboek Sportbeleidsplanning

85 Info

VIII. Cafetaria

18. Bezoekt u de cafetaria als u komt sporten?

Meestal Wanneer? Voor het sporten Tijdens het sporten Na het sporten

Soms Wanneer? Voor het sporten Tijdens het sporten Na het sporten

Nooit Waarom niet? (ga verder naar “IX. Accommodatie”)

19. Is de cafetaria toegankelijk wanneer u komt sporten?

Meestal (ga verder naar vraag 21)

Soms

Nooit

20. Moet volgens u de cafetaria open zijn op andere uren dan nu? Welke?

Ja Wanneer?

Neen

21. Is het personeel van de cafetaria vriendelijk en behulp-zaam? (enkel wanneer u de cafetaria bezoekt, anders ga verder naar “XI. Accommodatie”)

Ja

Soms Waarom niet?

Neen Waarom niet?

Page 482: Handboek Sportbeleidsplanning

86 Info

22. Vindt u dat de cafetaria aangenaam is ingericht?

Ja

Matig Waarom niet?

Neen Waarom niet?

23. Wat vindt u van de prijzen in de cafetaria?

Goed

Matig Waarom?

Slecht Waarom?

IX . Accommodatie

Hieronder vindt u enkele elementen die betrekking hebben op de ac-commodatie van deze sporthal. Gelieve uw mening hierover te geven door te kiezen tussen één van de vijf antwoordmogelijkheden (varië-rend van zeer slecht over slecht, matig, goed tot uitstekend). Kruis het vakje aan dat volgens u op u betrekking heeft.

(Nvt.=niet van toepassing)

Akoestiek (o.a. verstaan-baarheid)

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Verlichting Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Verwarming Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Ventilatie Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Page 483: Handboek Sportbeleidsplanning

87 Info

Vloeren van de sportzaal

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Veiligheid tijdens het sporten

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Afmetingen van de sportzaal (grootte)

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Aantal kleedka-mers

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Grootte van de kleedkamers

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Herstelling van re-paraties

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Sportmateriaal Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Andere, nl.: Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Hebt u opmerkingen over andere zalen (bijv. turnzaal, fitness)?

Gelieve alles wat u met ‘zeer slecht’ tot ‘matig’ beantwoord heeft te verduidelijken.

Page 484: Handboek Sportbeleidsplanning

88 Info

X. Serviceverlening

(Nvt.=niet van toepassing)

Kan de sportzaal gemakkelijk gereserveerd worden?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Krijgt u de juiste informatie als u naar de sporthal belt?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Krijgt u snel deinformatie als u naar de sporthal belt?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Krijgt u van de zaalwachter de juiste informatie? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Krijgt u van de zaalwachter snel de informatie die u vraagt?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Is het onderhoudspersoneel vriendelijk? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Kan het onderhoudspersoneel u op de juiste manier informeren?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Is er genoeg personeel aanwezig in de sporthal wan-neer u aan het sporten bent? (aanspreekpunt)

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Kan u beroep doen op het personeel wanneer u aan het sporten bent?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Page 485: Handboek Sportbeleidsplanning

89 Info

Andere, nl.: Ja Neen Niet altijd Nvt.

XI. Doelgroepen

24. In welke mate vindt u dat deze sporthal voldoende gericht is op de verschillende doelgroepen?

(Nvt.=niet van toepassing)

Kinderen (3-10 jaar) Ja Matig Neen Geen idee

Jeugd (11-15 jaar) Ja Matig Neen Geen idee

Volwassenen (16-60 jaar) Ja Matig Neen Geen idee

Senioren (+ 60 jaar) Ja Matig Neen Geen idee

Personen met een handicap Ja Matig Neen Geen idee

Clubsporters Ja Matig Neen Geen idee

Niet-clubsporters Ja Matig Neen Geen idee

Gelieve alles wat u met ‘neen’ of ‘matig’ beantwoord heeft te verduidelijken.

Page 486: Handboek Sportbeleidsplanning

90 Info

XII. Sanitair

(Nvt.=niet van toepassing)

Vindt u dat de sportzaal proper is wanneer u komt sporten?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Vindt u dat de kleedkamerhokjes proper zijn wanneer u komt sporten?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Vindt u dat de douches proper zijn wanneer u komt sporten?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Werken de douches zoals het hoort? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Indien neen of niet altijd, wat is het probleem?

Vindt u dat de toiletten netjes zijn wanneer u komt sporten?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Werken de toiletten zoals het hoort? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Indien neen of niet altijd, wat is het probleem?

XIII. Inspraak

25. Zou u inspraak wensen in het beheer van deze sporthal?

Ja

Neen (ga verder naar vraag 28)

Page 487: Handboek Sportbeleidsplanning

91 Info

26. Waarover had u graag inspraak gehad?

De prijs voor het huren van de sportzaal

De openingsuren van de sporthal

De hygiëne binnen de sporthal

De activiteiten en evenementen die worden georganiseerd

Andere, nl.:

27. Hoe zou u inspraak willen hebben?

Via een ideeënbus

Via een overlegvergadering tussen gebruikers en personeel

Via de sportdienst

Via de sportraad

Andere, nl.:

XIV. Veiligheid

28. Voelt u zich veilig wanneer u komt sporten? (m.b.t. criminaliteit)

Ja

Neen Waarom niet?

Komt u hier daarom minder sporten? Ja Neen

Wat zou dan een veiliger gevoel geven? Meer verlichting Betere sloten op de kleedkamers Betere sloten op de opbergkastjes Meer personeel

Page 488: Handboek Sportbeleidsplanning

92 Info

Meer maatregelen nemen tegen vandalisme (bv. bewaakte parking) Andere, nl.:

XV. Klachten/suggesties

Mijn klachten over deze sporthal zijn:

Mijn suggesties voor deze sporthal zijn:

Hebt u nog andere opmerkingen over deze sporthal? Zo ja, welke?

Dank u voor uw medewerking!

9. Vragenlijst tevredenheid gebruikers zwembad

I. Identificatiegegevens

Sporthal:

Leeftijd:

Beroep:

Arbeider

Bediende

Zelfstandige

Werkloos

Gepensioneerde

Student

Andere, nl.:

Page 489: Handboek Sportbeleidsplanning

93 Info

Geslacht:

Sport u in een club? Ja, in dit zwembad

Ja, niet in dit zwembad

Neen

Woonplaats:

II. Algemeen

1. Hoe vaak komt u gemiddeld zwemmen in dit zwembad?

Dagelijks

Wekelijks

Tweewekelijks

Maandelijks

Af en toe

Nooit, buiten deze ene keer

Andere, nl.:

2. Op welke wijze komt u zwemmen?

Met het gezin

Met vrienden

Alleen

In clubverband

Andere, nl.:

Page 490: Handboek Sportbeleidsplanning

94 Info

3. Waarom zwemt u?

Als ontspanning

Omwille van uw conditieverbetering

Voor de sociale contacten

Andere, nl.:

III. Bereikbaarheid

4. Kan u het zwembad gemakkelijk bereiken? (vervoer)

Ja

Neen Waarom niet?

5. Wat vindt u van de afstand van uw huis tot aan het zwem-bad?

Klein (dus realiseerbaar)

Groot Zou u hier meer komen zwemmen indien het zwembad dichter bij uw huis was gelegen?

Ja Misschien Neen

6. Hoeveel tijd wil u maximum besteden om naar een zwem-bad te geraken?

__________ min.

7. Wat vindt u van de signalisatie naar het zwembad?

Goed

Matig Waarom?

Slecht Waarom?

Page 491: Handboek Sportbeleidsplanning

95 Info

IV. Parkeermogelijkheden (enkel invullen wanneer u MEESTAL met eigen vervoer komt)

8. Waarvan maakt u gebruik?

De autoparking (ga verder naar vraag 9)

De fiets - of bromfietsstalling (ga verder naar vraag 10)

Andere, nl.: (ga verder naar vraag 11)

9. Parkeergelegenheid: (enkel invullen indien u zelf met de WAGEN komt)

Is er steeds voldoende parkeergelegenheid voor uw wagen?

Ja

Neen Wanneer niet?

Vindt u dat uw wagen daar altijd veilig staat?

Ja

Neen Waarom niet?

10. Fiets- of bromfietsstalling: (enkel invullen indien u met de FIETS of BROMFIETS komt)

Is er steeds voldoende fiets-/bromfietsstalling?

Ja

Neen Wanneer niet?

Vindt u dat uw fiets/bromfiets daar altijd veilig staat?

Ja

Neen Waarom niet?

Page 492: Handboek Sportbeleidsplanning

96 Info

V. Openingsuren

11. Wanneer komt u hier meestal zwemmen?

Voormiddag (8-12u) Namiddag (12-18u) Avond (19-24u)

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

Zaterdag

Zondag

12. Waarom op dat moment?

Minder druk in het zwembad

Na de dagtaak/na school

Omdat dit de uren van de club zijn

Enkel dan is het zwembad toegankelijk

Andere, nl.:

13. Zou u liever op een ander moment komen zwemmen?

Ja Wanneer? Waarom?

Omdat het dan minder druk is in het zwembad Andere, nl.:

Neen

Page 493: Handboek Sportbeleidsplanning

97 Info

14. Bent u tevreden over de openingsuren?

Ja

Neen Waarom niet?

VI. Prijs

15. Hoeveel betaalt u hier om te zwemmen?

_____euro/_______________________(vul in bv. uur of seizoen)

16. Krijgt u een korting?

Ja Welke?

Neen

17. Wat vindt u van de prijs?

Goed

Matig Waarom?

Slecht Waarom?

18. Zwemt u ook in andere zwembaden?

Ja Welke?

Waarom?

Wat vindt u van het zwembad waar u nu bent? Beter Hetzelfde Slechter

Waarom vindt u dat?

Neen Waarom niet?

Page 494: Handboek Sportbeleidsplanning

98 Info

VII. Infoverstrekking

(Nvt.= niet van toepassing)

Zijn deprijzen voor het zwemmen duidelijk aangegeven? Ja Neen Nvt.

Zijn de openingsuren duidelijk aangegeven? Ja Neen Nvt.

Is de bewegwijzering naar dekleedkamerhokjes duide-lijk?

Ja Neen Nvt.

Is de bewegwijzering naar het bad duidelijk? Ja Neen Nvt.

Is de bewegwijzering naar de cafetaria duidelijk? Ja Neen Nvt.

Is de bewegwijzering naar de kassa duidelijk? Ja Neen Nvt.

Is de bewegwijzering naar deEhBO–post duidelijk? Ja Neen Nvt.

Kent u het reglement van het zwembad? Ja Neen Nvt.

Wordt u op de hoogte gebracht van deactiviteitenin het zwembad?

Ja Neen Nvt.

Indien ja - Hoe?

Indien neen- Zou u dit willen weten?- Hoe zou u op de hoogte gebracht willen worden?

Page 495: Handboek Sportbeleidsplanning

99 Info

Wordt u op de hoogte gebracht van de sluitingsdagenvan het zwembad?

Ja Neen Nvt.

Indien ja- Hoe?- Wat vindt u van de duur van deze sluiting?- Wat vindt u van het moment waarop het zwembad gesloten is?

Indien neen- Zou u op de hoogte gebracht willen worden? - Hoe zou u dan op de hoogte gebracht willen worden?

Vindt u dat u voldoende geïnformeerd wordt m.b.t. de werking van het zwembad?

Ja Neen Nvt.

Indien ja, hoe?Indien neen, waarover wil u meer informatie? Openingsuren Sluitingsdagen Speciale activiteiten in het zwembad Prijsveranderingen Andere, nl.:

Andere aspecten m.b.t. informatieverstrekking, nl.:

VIII. Cafetaria

19. Bezoekt u de cafetaria als u komt zwemmen?

Meestal Wanneer? Voor het zwemmen Tijdens het zwemmen Na het zwemmen

Soms Wanneer? Voor het zwemmen Tijdens het zwemmen Na het zwemmen

Nooit Waarom niet?

Page 496: Handboek Sportbeleidsplanning

100 Info

20. Is de cafetaria toegankelijk wanneer u komt zwemmen?

Meestal (ga verder naar vraag 22)

Soms

Nooit

21. Moet volgens u de cafetaria open zijn op andere uren dan nu?

Ja Wanneer ?

Neen

22. Is het personeel van de cafetaria vriendelijk en behulp-zaam? (enkel wanneer u de cafetaria bezoekt, anders ga verder naar “accommodatie” IX.)

Ja

Soms Waarom niet?

Neen Waarom niet?

23. Vindt u dat de cafetaria aangenaam is ingericht?

Ja

Matig Waarom niet?

Neen Waarom niet?

24. Wat vindt u van de prijzen in de cafetaria?

Goed

Matig Waarom?

Slecht Waarom?

Page 497: Handboek Sportbeleidsplanning

101 Info

IX. Accommodatie

Hieronder vindt u enkele elementen die betrekking hebben op de ac-commodatie van dit zwembad. Gelieve uw mening hierover te willen geven (door te kiezen tussen één van de vijf antwoordmogelijkheden variërend van zeer slecht over slecht, matig, goed tot uitstekend). Kruis het voor u passende vakje aan.

(Nvt.=niet van toepassing)

Akoestiek (o.a. verstaanbaarheid)

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Verlichting Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

VerwarmingZeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

VentilatieZeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Vloeren Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Herstellingen Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Afmetingen van het zwembad (grootte)

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Page 498: Handboek Sportbeleidsplanning

102 Info

Temperatuur van het zwemwater Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Hygiëne van het zwemwater

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Veiligheid in het zwembad (o.a. spelende kinderen tussen baantjes-zwemmers)

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Veiligheid rond het zwembad (o.a. uitglijden)

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Mogelijkheid tot het gebruik van recreatief mate-riaal

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Aantal kleedka-mers Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Grootte van de kleedkamers

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Opbergkastjes voor uw kledij

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Aantal douchesZeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Page 499: Handboek Sportbeleidsplanning

103 Info

Andere, nl.:Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Geen idee Nvt.

Gelieve alles wat u met ‘zeer slecht’ tot ‘matig’ beantwoord heeft te verduidelijken.

X. Serviceverlening

(Nvt.=niet van toepassing)

Krijgt u de juiste informatie als u naar het zwembad belt?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Krijgt u snel deinformatie als u naar het zwembad belt?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Is het personeel aan de kassa vriendelijk? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Krijgt u aan dekassa de informatie die u vraagt? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Is het onderhoudspersoneel vriendelijk? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Page 500: Handboek Sportbeleidsplanning

104 Info

Kan het onderhoudspersoneelu op de juiste manier informeren?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Is er genoeg personeel aanwezig in het zwembad wanneer u aan het zwemmen bent? (aanspreekpunt)

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Kan u beroep doen op de redders wanneer u aan het zwemmen bent?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Zijn de redders vriendelijk? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Kunnen de redders u op de juiste manier informeren? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Andere, nl.: Ja Neen Niet altijd Nvt.

Page 501: Handboek Sportbeleidsplanning

105 Info

XI. Doelgroepen

25. In welke mate vindt u dat dit zwembad voldoende gericht is op de verschillende doelgroepen?

Kinderen (3-10 jaar) Ja Matig Neen Geen idee

Jeugd (11-15 jaar) Ja Matig Neen Geen idee

Volwassenen (16-60 jaar) Ja Matig Neen Geen idee

Senioren (+ 60 jaar) Ja Matig Neen Geen idee

Personen met een handicap Ja Matig Neen Geen idee

Clubsporters Ja Matig Neen Geen idee

Niet-clubsporters Ja Matig Neen Geen idee

Gelieve alles wat u met ‘neen’ of ‘matig’ beantwoord hebt te verduidelijken.

Page 502: Handboek Sportbeleidsplanning

106 Info

XII. Sanitair

Vindt u dat het gebouw van het zwembad proper is wanneer u komt zwemmen?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Vindt u de kleedhokjes proper wanneer u komt zwemmen?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Vindt u de douches proper wanneer u komt zwemmen?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Werken de douches zoals het hoort ? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Indien neen of niet altijd, wat is het probleem?

Vindt u detoilettenproper wanneer u komt zwemmen?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Werken de toiletten zoals het hoort? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Indien neen of niet altijd, wat is het probleem?

Andere, nl.: Ja Neen Niet altijd Nvt.

Page 503: Handboek Sportbeleidsplanning

107 Info

XIII. Inspraak

26. Zou u inspraak willen in het beheer van dit zwembad?

Ja

Neen (ga verder met vraag 29)

27. Waarover had u graag inspraak gehad?

De prijs

De openingsuren van het zwembad

De hygiëne binnen het zwembad

De activiteiten en evenementen die worden georganiseerd

Andere, nl.:

28. Hoe zou u inspraak willen hebben?

Via een ideeënbus

Via een overlegvergadering tussen gebruikers en personeel

Via de sportdienst

Via de sportraad

Andere, nl.:

XIV. Veiligheid

29. Voelt u zich veilig wanneer u komt zwemmen? (m.b.t. criminaliteit)

Ja

Neen Waarom niet? Komt u hier daarom minder zwemmen?

Ja Neen

Page 504: Handboek Sportbeleidsplanning

108 Info

Wat zou dan een veiliger gevoel geven? Meer verlichting Betere sloten op de kleedkamers Betere sloten op de opbergkastjes Meer personeel Meer maatregelen nemen tegen vandalisme (bijv. bewaakte parking) Andere, nl.:

XV. Klachten/ Suggesties

Mijn klachten over dit zwembad zijn: Mijn suggesties over dit zwembad zijn:

Heeft u nog andere opmerkingen over dit zwembad? Zo ja, welke?

Dank u voor uw medewerking!

10. Vragenlijst voor tevredenheid gebruikers openluchtcentrum

I. Identificatiegegevens

Naam van dit openluchtsportcentrum:

Leeftijd:

Beroep:

Arbeider

Bediende

Zelfstandige

Werkloos

Gepensioneerde

Student

Page 505: Handboek Sportbeleidsplanning

109 Info

Andere, nl.:

Geslacht:

Sport u in een club?

Ja, in dit openluchtsportcentrum Ja, niet in dit openluchtsportcentrum Neen

Woonplaats:

II. Algemeen

1. Hoe vaak komt u gemiddeld naar dit openluchtsportcen-trum?

Wekelijks

Tweewekelijks

Maandelijks

Af en toe

Nooit, buiten deze ene keer

Andere, nl.:

2. Met wie komt u naar dit openluchtsportcentrum?

Met het gezin

Met vrienden

Alleen

In clubverband

Andere, nl.:

Page 506: Handboek Sportbeleidsplanning

110 Info

3. Komt u naar hier om te sporten?

Ja

Ja, maar niet vandaag. Wat komt u dan doen?

Neen Wat komt u dan doen?

Indien neen, sport u elders?

Ja Waarom sport u niet hier?

Neen Waarom sport u niet? Ik heb geen tijd Het interesseert me niet Omwille van medische redenen Ik heb andere interesses Andere, nl.:

Wat zou u kunnen aanzetten tot sportbeoefening? Niets Meer georganiseerde sportinitiatieven Meer sportmogelijkheden in de buurt Andere, nl.: (ga verder naar vraag 5)

4. Waarom sport u?

Als ontspanning

Omwille van de conditieverbetering

Voor de sociale contacten

Andere, nl.:

III. Bereikbaarheid:

5. Kunt u dit openluchtsportcentrum gemakkelijk bereiken? (vervoer)

Ja

Page 507: Handboek Sportbeleidsplanning

111 Info

Neen Waarom niet?

6. Wat vindt u van de afstand van uw huis tot aan dit open-luchtsportcentrum?

Klein (dus realiseerbaar)

Groot Zou u hier meer komen (sporten) indien het openluchtsportcentrum dichter bij uw huis gelegen was?

Ja Misschien Neen

7. Hoeveel tijd wil u maximum besteden om naar een open-luchtsportcentrum te geraken? (bereidheid)

_________ min.

8. Hoe vindt u de signalisatie naar het openluchtsportcen-trum?

Goed

Matig Waarom?

Slecht Waarom?

IV. Parkeermogelijkheden (enkel invullen wanneer u MEESTAL met uw eigen vervoer komt)

9. Waarvan maakt u gebruik?

Autoparking (ga verder naar vraag 10)

Fiets - of bromfietsstalling (ga verder naar vraag 12)

Andere, nl.: (ga verder naar vraag 14)

10. Is er steeds voldoende parkeergelegenheid voor uw wagen?

Ja

Page 508: Handboek Sportbeleidsplanning

112 Info

Neen Wanneer niet?

11. Vindt u dat uw wagen daar altijd veilig staat? (ga verder naar vraag 14)

Ja

Neen Waarom niet?

12. Is er steeds voldoende fiets-/bromfietsstalling?

Ja

Neen Wanneer niet? 13. Vindt u dat uw fiets-/bromfiets daar altijd veilig staat?

Ja

Neen Waarom niet?

V. Tijdstip/periode

14. In welke periode in het jaar bezoekt u meestal dit open-luchtsportcentrum?

Gedurende het ganse jaar

Tijdens een bepaald seizoen(en), nl.: Lente Zomer Herfst Winter

Ik heb geen specifieke voorkeur (ga verder naar vraag 16)

15. Waarom bezoekt u dan dit openluchtsportcentrum?

Minder druk in het openluchtsportcentrum

Na de dagtaak/na school

Omwille van de weersomstandigheden

Page 509: Handboek Sportbeleidsplanning

113 Info

Enkel dan is het openluchtsportcentrum toegankelijk

Omdat dit de uren van de club zijn

Andere, nl.:

16. Zou u liever op een ander moment naar hier komen?

Ja Wanneer?

Waarom? Het is dan minder druk in het openluchtsport- centrum Andere, nl.:

Neen

17. Bent u tevreden over de openingsuren?

Ja

Neen Waarom niet?

18. Komt u ook nog in andere openluchtsportcentra?

Ja Welk(e)?

Waarom?

Wat vindt u van het openluchtsportcentrum waar u nu bent? Beter Hetzelfde Slechter Waarom?

Neen Waarom niet?

Page 510: Handboek Sportbeleidsplanning

114 Info

VI. Informatieverwerving

(Nvt.=niet van toepassing)

Zijn deprijzen voor het afhuren van infrastructuur(bv. zalen) duidelijk aangegeven?

Ja Neen Nvt.

Zijn de prijzenvoor het afhuren van materiaal (bv. ballen) duidelijk aangegeven?

Ja Neen Nvt.

Zijn de openingsuren duidelijk aangegeven? Ja Neen Nvt.

Is de bewegwijzering naar de kleedkamers duidelijk? Ja Neen Nvt.

Is de bewegwijzering naar desportaccommodatie duidelijk?

Ja Neen Nvt.

Page 511: Handboek Sportbeleidsplanning

115 Info

Is de bewegwijzering naar de cafetaria duidelijk? Ja Neen Nvt.

Is de bewegwijzering naar de terreinverzorger/zaalwachter duidelijk?

Ja Neen Nvt.

Is de bewegwijzering naar deEhBO–post duidelijk ? Ja Neen Nvt.

Kent u het reglement van dit openluchtsportcentrum? Ja Neen Nvt.

Wordt u op de hoogte gebracht van de activiteiten in het openluchtsportcentrum?

Ja Neen Nvt.

Indien ja- Hoe?

Indien neen- Zou u dit willen weten? -Hoe zou u dan op de hoogte gebracht willen worden?

Page 512: Handboek Sportbeleidsplanning

116 Info

Wordt u op de hoogte gebracht van desluitingsdagen van het openluchtsportcentrum?

Ja Neen Nvt.

Indien ja- Hoe?- Wat vindt u van de duur van deze sluiting? - Wat vindt u van het moment van deze sluiting?

Indien neen- Zou u op de hoogte gebracht willen worden?- Hoe zou u dan op de hoogte gebracht willen worden?

Vindt u dat u voldoende geïnformeerd wordt over dit openluchtsportcentrum?

Ja Neen Nvt.

Indien ja - Hoe?

Indien neen - Waarover wil u meer informatie?

Openingsuren Sluitingsdagen Speciale activiteiten in het openluchtsportcentrum Prijsveranderingen Andere, nl.:

Andere aspecten m.b.t. infoverstrekking, nl.: Ja Neen Nvt.

Page 513: Handboek Sportbeleidsplanning

117 Info

VII. Serviceverlening

Bent u vriendelijk onthaald? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Kan de accommodatie gemakkelijk gereserveerd worden?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Kan het materiaal gemakkelijk gereserveerd worden? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Krijgt u de juisteinformatie als u naar het openluchtsportcentrum belt?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Krijgt u snel de informatie als u naar het openluchtsportcentrum belt?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Zijn de monitoren vriendelijk? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Zijn de monitoren volgens u voldoende bekwaam? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Is het personeel van het cafetaria vriendelijk en behulpzaam?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Krijgt u van deterreinverzorger/zaalwachter de juiste informatie?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Krijgt u van deterreinverzorger/zaalwachtersnel de informatie die u vraagt?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Page 514: Handboek Sportbeleidsplanning

118 Info

Is het onderhoudspersoneel vriendelijk? Ja Neen Niet altijd Nvt.

Kan het onderhoudspersoneel u op de juiste manier informeren?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Is er genoeg personeel aanwezig in het openluchtsportcentrum wanneer u aan het sporten bent? (aanspreekpunt)

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Kan u beroep doen op het personeelwanneer u aan het sporten bent?

Ja Neen Niet altijd Nvt.

Andere, nl.: Ja Neen Niet altijd Nvt.

VIII. Infrastructuur

19. Van welke sportinfastructuur maakte uzelf binnen dit openluchtsportcentrum ooit gebruik?

(niet noodzakelijk alleen vandaag)

Hoe vaak maakt u hiervan gemiddeld gebruik?(bv. wekelijks, 1x/jaar)

Atletiekaccommodatie

Basketbalveld(en)

Korfbalveld(en)

Sporthal(len)

Page 515: Handboek Sportbeleidsplanning

119 Info

Tennisveld(en)

Voetbalveld(en)

Volleybalveld(en)

Wandelpad(en)

Andere, nl.:

Andere, nl.:

In onderstaande tabellen vindt u enkele aspecten m.b.t. de door u gebruikte sportaccommodatie. Gelieve uw mening hierover te geven (door te kiezen tussen één van de vijf antwoordmogelijkheden varië-rend van zeer zwak over slecht, matig, goed tot uitstekend). Kruis het vakje aan dat op u betrekking heeft. Gelieve steeds aan te geven over welke accommodatie het precies gaat (bv. keuze 1: ‘Basketbalveld’).

Keuze 1: ............................................(vul de gebruikte infrastructuur aan)

Verlichting Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Nvt.

Vloeren Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Nvt.

Veiligheid tijdens hetsporten

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Nvt.

Grootte van de accom-modatie

Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Nvt.

Page 516: Handboek Sportbeleidsplanning

120 Info

Herstellingen Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Nvt.

Omgeving Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Nvt.

Hygiëne van de vloeren Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Nvt.

Sportmateriaal Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Nvt.

Prijs, nl.: .......euro/....... Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Nvt.

Andere, nl.: Zeer slecht Slecht Matig Goed Uitstekend Nvt.

Gelieve alles wat u met ‘zeer slecht’ tot ‘matig’ beantwoord hebt te verduidelijken.

Verder aan te vullen per accommodatieDe opsteller van de vragenlijst voorziet best zelf extra tabellen per accom-modatie.

20. Zou u hier graag nog andere sportinfrastructuur wensen?

Ja Welke?

Neen

IX. Doelgroepen

21. Bestaat er de mogelijkheid tot kinderopvang?

Ja Hoe? Neen. Is dit gewenst?

Page 517: Handboek Sportbeleidsplanning

121 Info

Ja Wanneer?

Soms Wanneer? Neen

Niet van toepassing

22. In welke mate vindt u dat dit openluchtsportcentrum vol-doende gericht is op de verschillende doelgroepen?

Kinderen (3-10 jaar) Ja Matig Neen Geen idee

Jeugd (11-15 jaar) Ja Matig Neen Geen idee

Volwassenen (16-60 jaar) Ja Matig Neen Geen idee

Senioren (+ 60 jaar) Ja Matig Neen Geen idee

Personen met een handicap Ja Matig Neen Geen idee

Clubsporters Ja Matig Neen Geen idee

Niet-clubsporters Ja Matig Neen Geen idee

Gelieve alles wat u met ‘neen’ of ‘matig’ beantwoord hebt te verduidelijken.

Page 518: Handboek Sportbeleidsplanning

122 Info

XI. Sanitair

Vindt u dat de douches proper zijn? Ja Niet altijd Neen Nvt.

Vindt u dat detoiletten proper zijn? Ja Niet altijd Neen Nvt.

Werken de douches zoals het hoort? Ja Niet altijd Neen Nvt.

Indien neen of niet altijd, wat is het probleem?

Werken de toiletten zoals het hoort? Ja Niet altijd Neen Nvt.

Indien neen of niet altijd, wat is het probleem?

XI. Drank/eten

23. Is er voldoende gelegenheid om te drinken/te eten? (bijv. drankautomaten, cafetaria)

Ja

Neen

Niet altijd

Niet van toepassing (ga verder naar vraag 25)

24. Wat vindt u van de prijzen (eten/drinken)?

Goed

Matig Waarom? Slecht Waarom?

Page 519: Handboek Sportbeleidsplanning

123 Info

XII. Inspraak

25. Zou u inspraak wensen in het beheer van dit openlucht-sportcentrum?

Ja

Neen (ga verder naar vraag 28)

26. Waarover had u graag inspraak gehad?

De prijs voor het huren van het openluchtsportcentrum

De openingsuren van het openluchtsportcentrum

De hygiëne binnen het openluchtsportcentrum

De activiteiten en evenementen die worden georganiseerd

Andere, nl.:

27. Hoe zou u inspraak willen hebben?

Via een ideeënbus

Via een overlegvergadering tussen gebruikers en personeel

Via de sportdienst

Via de sportraad

Andere, nl.:

Page 520: Handboek Sportbeleidsplanning

124 Info

XIV. Veiligheid

28. Voelt u zich voldoende veilig binnen dit openluchtsport-centrum? (m.b.t. criminaliteit)

Ja

Neen Waarom niet?

Komt u hier daarom minder (sporten)? Ja Neen

Wat zou dan een veiliger gevoel geven? Meer verlichting Betere sloten op de kleedkamers Betere sloten op de opbergkastjes Meer personeel Meer maatregelen nemen tegen vandalisme (bv. bewaakte parking) Andere, nl.:

29. Mijn klachten over dit openluchtsportcentrum zijn:

30. Mijn suggesties voor dit openluchtsportcentrum zijn:

31. Hebt u nog andere opmerkingen over dit openluchtsport-centrum? Zo ja, welke?

Dank u voor uw medewerking!

Page 521: Handboek Sportbeleidsplanning

5. Trefwoordenlijst

Page 522: Handboek Sportbeleidsplanning
Page 523: Handboek Sportbeleidsplanning

125 Info

Trefwoordenlijst

A

Actieplan DEEL 4 16-14 INFO 15, 25

Allochtonen DEEL 2 7 DEEL 3 41, 88, 157, 162, 168 DEEL 4 16-13, 16-14, 16-15, 16-16, 16-17, 16-19, 16-20, 16-21, 16-22, 17, 20 INFO 15, 20, 21, 22, 22-3

C

CAF-model DEEL 3 121 INFO 2, 12, 23

Confrontatiematrix DEEL 2 8 DEEL 3 91, 96-5, 96-7 INFO 23

Consulteren DEEL 3 8, 20, 22

Coproduceren DEEL 3 8, 20, 26

D

Doelgroepen WEGWIJZER 8 DEEL 1 1 DEEL 3 12, 26, 27, 39, 42, 43, 44, 46-1, 55, 56, 68, 75, 77, 84, 88, 96-2, 99, 103, 114, 127, 137, 146, 148, 160, 161, 164, 165, 166 DEEL 4 14, 14-23, 16-1, 16-2, 16-13, 17, 18, 19, 20, 22, 23, 25, 26, 27, 28, 33, 41, 43, 44, 49, 53, 55, 57, 65 INFO 20, 22-1, 23, 37, 64, 89, 105, 120, 121

Page 524: Handboek Sportbeleidsplanning

126 Info

Doelstellingen WEGWIJZER 13, 15 DEEL 1 1 DEEL 2 5, 8, 9, 10 DEEL 3 1, 11, 16, 19, 21, 22, 24, 26, 28, 28-1, 37, 38, 47, 48, 71, 85, 86, 96-7, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 107, 109, 110, 110-1, 111, 112, 113, 114, 116, 118-1, 119, 122, 123, 127, 130, 132, 134, 135, 136, 137, 138, 141, 144, 157, 164 DEEL 4 8, 9, 14-1, 14-7, 14-24, 20, 26, 28, 30, 35, 38, 39, 41, 42, 47, 48, 53, 61, 63, 64, 65, 66 INFO 17, 18, 25, 50

E

Evaluatie WEGWIJZER 15 DEEL 1 4 DEEL 2 5, 7, 8 DEEL 3 1, 2, 7, 8, 11,15,16, 29, 37, 47, 48, 69, 78, 79, 85, 97, 103, 111, 119, 120, 121, 122 , 123, 125, 127, 128, 130, 131, 132, 133, 134, 135, 136, 139, 141, 144, 146, 147, 153 DEEL 4 14-7, 14-14 INFO 2, 5, 6, 13, 22, 23, 25, 27, 29, 30, 35, 36, 40, 46, 49, 58

Evalueren DEEL 2 2 DEEL 3 1, 5, 11, 28-2, 37, 47, 85, 95, 97, 98, 111, 119, 120, 121, 122, 128, 129, 130, 131, 137, 139

Externe analyse DEEL 3 89

Page 525: Handboek Sportbeleidsplanning

127 Info

G

Gegevensanalyse WEGWIJZER 15 DEEL 2 8 DEEL 3 1, 37, 39, 40, 47, 85, 86, 97, 111, 119, 139, 141, 157 INFO 23, 24

Gegevens-verzameling WEGWIJZER 15 DEEL 2 7, 9 DEEL 3 1, 16, 29, 37, 39, 47, 48, 50, 51, 53, 75, 85, 87, 88, 90, 94, 96-5, 97, 111, 119, 131, 134, 139, 141, 158 DEEL 4 16-1, 49

Gemeentebestuur DEEL 1 3 DEEL 2 2, 3 DEEL 3 2, 10, 11, 17, 28-1, 80, DEEL 4 58, 59, 60, 61, 63, INFO 25

Gesloten vragen DEEL 3 61, 62, 68

I

Indicatoren DEEL 3 11, 28-2, 98, 103, 104, 107, 108, 109, 110-1 120, 123, 129, 130, 132, 136, 137

Informeren DEEL 2 2 DEEL 3 9, 20, 21, 25, 118-3, 118-4, 165 DEEL 4 2, 16-5, 16-21, 32, 45, 39, 88, 104, 118

Page 526: Handboek Sportbeleidsplanning

128 Info

Interactieve bestuursstijl DEEL 3 2, 5, 11 DEEL 4 63 INFO 24, 25

Interne analyse DEEL 3 89

Inventaris DEEL 2 7 DEEL 3 22, 23, 48, 49, 50, 51, 52, 61, 74, 79, 80, 83, 87, 94, 98, 118-1, 141, 143, 144, 157 DEEL 4 38 INFO 18, 24

K

Klankbordgroep DEEL 2 6 DEEL 3 1, 2, 5, 11, 13, 14, 15, 18, 19, 28-1, 28-3, 28-4, 37, 39, 55, 56, 62, 99, 122, 123, 128, 139 INFO 24, 126

Knelpunten- en behoeftenota WEGWIJZER 15 DEEL 2 5, 8, 9, 10 DEEL 3 87, 89, 94, 98, 101, 103, 157, 158

Kwaliteitszorg DEEL 2 3 DEEL 3 107, 117 INFO 2, 6, 17

L

Lichamelijke opvoeding DEEL 3 51, 56 DEEL 4 14-3, 14-4, 14-8, 14-12, 14-14, 14-15, 14-17, 14-19, 14-20, 14-21 INFO 5

Page 527: Handboek Sportbeleidsplanning

129 Info

M

Maatregel DEEL 2 8, 10 DEEL 3 1, 7, 11, 23, 27, 28-2, 37, 44, 47, 85, 96-2, 96-7, 97, 103, 104, 107, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 118, 118-1, 118-2, 118-3, 118-4, 118-5, 118-6, 118-7, 118-8, 118-9, 118-10, 118-11, 119, 120, 122, 123, 132, 134, 144, 146, 157, 162, 164, 165, 166, 167, 168, 169, 170, DEEL 4 12, 20, 14-7, 14-18, 30, 48, 59 INFO 16, 24, 25, 92, 108, 124

Meebeslissen DEEL 3 8, 20, 28

Missie WEGWIJZER 15 DEEL 1 1 DEEL 2 4, 5, 6, 7 DEEL 3 1, 2, 4, 16, 19, 24, 25, 37, 38, 39, 40, 41, 44, 45, 46, 46-1, 47, 85, 97, 98, 100, 101, 102, 104, 107, 111, 118-1, 119, 139 DEEL 4 14-12, 30, 58

Monitoring DEEL 1 6, 11 DEEL 3 15, 122, 128, 129 INFO 22, 25

O

Objectieve gegevens DEEL 3 1, 37, 47, 49, 85, 97, 111, 119

Open vragen DEEL 3 61,131

Page 528: Handboek Sportbeleidsplanning

130

Operationele doelstellingen DEEL 2 8, 10 DEEL 3 16, 96-7, 98, 102, 103, 107, 110-1, 112, 113,116,

P

Personen met een handicap DEEL 2 7 DEEL 3 12, 41, 68, 77, 88, 148, 165 DEEL 4 15, 20, 16-1, 16-2, 16-3, 16-4, 16-5 INFO 14, 15, 20, 23

S

Samenwerkings-verband DEEL 3 88, 118-1, 165, 167, 170, 171 DEEL 4 2, 6, 19, 14-2, 14-8, 14-24, 14-25 14-26, 14-27, 14-28, 14-29, 23, 28, 30, 36, 48 INFO 22-3

Senioren DEEL 2 7 DEEL 3 12, 39, 41, 68, 77, 81, 88, 96-1, 99, 108, 118-8, 145, 148, 158, 161, 165, 167 DEEL 4 14-3, 14-28, 15, 16-1, 16-9, 16-10, 16-11, 20, 26, 43 INFO 8, 13, 14, 20, 23, 39, 89, 105, 121

Situatieschets DEEL 2 7, 11 DEEL 3 49, 50, 52, 74, 87, 94, 141, 144, 157

SMART-principe DEEL 3 99, 100, 101, 103 INFO 25

Sportdienst WEGWIJZER 11,13 DEEL 1 1, 4

Page 529: Handboek Sportbeleidsplanning

131 Info

DEEL 2 2, 3, 6, 9 DEEL 3 4, 12, 38, 39, 40, 44, 46, 46-1, 48, 49, 51, 52, 56, 66, 68, 72, 80, 81, 89, 91, 96-1, 96-3, 96-6, 98, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 107, 110-2, 114, 118-1, 118-2, 118-3, 118-4, 118-5, 118-6, 118-7, 118-8, 120, 123, 127, 130, 139, 142, 143, 144, 145, 146, 149, 150, 153, 156,158, 160, 161, 162, 163, 164, 165, 166, 167, 168, 169, 170, 171 DEEL 4 2, 9, 14, 14-3, 14-5, 14-8, 14-11, 14-12, 14-13, 14-17, 14-18, 14-20, 14-21, 16-5, 16-7, 16-8, 28, 30, 34 41, 45, 47, 56, 57 INFO 3, 6, 10, 14, 22-3, 23, 25, 52, 65, 71, 75, 91, 107, 123

Sportgekwalifi-ceerde ambtenaar DEEL 1 4 DEEL 3 2,9,29,62,99, 118-1, 118-2; 118-3, 118-4, 118-6, 118-7, 118-8, 118-9, 118-10, 122,123,139, 164, 165, 166, 167 168, 169, 170, 171, DEEL 4 14-18

Sportraad WEGWIJZER 14 DEEL 1 3,4 DEEL 2 2 DEEL 3 2, 5, 9, 11, 16, 17, 51, 52, 56, 83, 84, 88, 118-2, 118-6, 123, 128, 133, 134, 135, 142, 144, 145, DEEL 4 14-15, 14-27, 60, 63 INFO 1, 10, 65, 66, 71, 75, 91, 107, 123

Startnota DEEL 3 19, 28-1, 139

Page 530: Handboek Sportbeleidsplanning

132 Info

Strategische doelstellingen DEEL 3 1, 37, 47, 85, 97, 101, 102, 103, 110-1, 111, 112, 132, 135, 119 INFO 25

Stuurgroep DEEL 2 6 DEEL 3 2, 5, 8 , 9, 10, 11, 14,15, 18, 19, 28-1, 28-2, 28-3, 28-4, 29, 45, 46, 62, 80, 90, 94, 99, 122, 128, 133, 139, 47, 85, 97, 111,119 DEEL 4 39, 40, 42 INFO 30, 40, 45, 47

Subjectieve gegevens DEEL 3 1, 37, 47, 49, 50, 55, 85, 87, 97, 111,119

SWOT-tabel DEEL 3 1, 37, 47, 50, 85, 90, 91, 94, 96-7, 111, 119, 160

V

Validiteit DEEL 3 58, 67 INFO 26

Vergrijzing DEEL 3 39, 73, 96-4, 157, 161Vrijwilligers DEEL 3 9, 104, 106, 139 DEEL 4 12, 13, 14-14, 14-20, 14-21, 14-31, 16-16

W

Werkschema DEEL 3 18, 19, 28-4, 29, 30, 32, 34