4
© Don van Baar, Murmelliusgymnasium, www.compudo.nl/murmellius2014 1 Frans Werkwoorden Samenvatting Uitleg tijden 21.1 Le présent (tegenwoordige tijd) Hieronder het schema van de regelmatige werkwoorden: Werkwoorden op –er Werkwoorden op –ir Werkwoorden op -re parler finir vendre je parle ik praat je finis ik eindig je vends ik verkoop tu parles jij praat tu finis jij eindigt tu vends jij verkoopt il parle hij praat il finit hij eindigt il vend hij verkoopt nous parlons wij praten nous finissons wij eindigen nous vendons wij verkopen vous parlez jullie praten u praat vous finissez jullie eindigen u eindigt vous vendez jullie verkopen u verkoopt ils parlent zij praten ils finissent zij eindigen ils vendent zij verkopen 21.2.1 L’imparfait (onvoltooide tijd) Wordt gevormd door –ant van het participe présent te vervangen door de uitgangen te vervangen door de uitgangen van de imparfait. Ook kan je de –ons van de nous-vorm van de présent vervangen door de uitgangen van de imparfait. De imparfait wordt gebruikt om een gewoonte of toestand in het verleden te beschrijven. De imparfait kan je ook vertalen met: was bezig met, was aan het, lag te. Hieronder het schema van de regelmatige werkwoorden: Werkwoorden op –er Werkwoorden op –ir Werkwoorden op -re donner finir vendre je donnais ik gaf je finissais ik eindigde je vendais ik verkocht tu donnais jij gaf tu finissais jij eindigde tu vendais jij verkocht il donnait hij gaf il finissait hij eindigde il vendait hij verkocht nous donnions wij gaven nous finissions wij eindigden nous vendions wij verkochten vous donniez jullie gaven u gaf vous finissiez jullie eindigden u eindigde vous vendiez jullie verkochten u verkocht ils donnaient zij gaven ils finissaient zij eindigden ils vendaient zij verkochten 21.2.2 Passé Composé (voltooide tijd tijd) Bestaat uit een hulpwerkwoord (être of avoir) en een voltooid deelwoord. De passé composé wordt gebruikt om een eenmalige handeling/gebeurtenis in het verleden te beschrijven. Hieronder het schema van de regelmatige werkwoorden: Werkwoorden op –er Werkwoorden op –ir Werkwoorden op -re donner finir vendre j’ai donné ik heb gegeven j’ai fini ik heb beëindigd j’ai vendu ik heb verkocht Voor de verdere verbuiging gebruik je gewoon avoir.

Frans Samenvatting Werkwoorden

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Frans Samenvatting Werkwoorden

Citation preview

Page 1: Frans Samenvatting Werkwoorden

© Don van Baar, Murmelliusgymnasium, www.compudo.nl/murmellius2014

1

Frans Werkwoorden Samenvatting

Uitleg tijden 21.1 Le présent (tegenwoordige tijd) Hieronder het schema van de regelmatige werkwoorden: Werkwoorden op –er Werkwoorden op –ir Werkwoorden op -re parler finir vendre je parle ik praat je finis ik eindig je vends ik verkoop tu parles jij praat tu finis jij eindigt tu vends jij verkoopt il parle hij praat il finit hij eindigt il vend hij verkoopt nous parlons wij praten nous finissons wij eindigen nous vendons wij verkopen vous parlez jullie praten

u praat vous finissez jullie eindigen

u eindigt vous vendez jullie verkopen

u verkoopt ils parlent zij praten ils finissent zij eindigen ils vendent zij verkopen

21.2.1 L’imparfait (onvoltooide tijd) Wordt gevormd door –ant van het participe présent te vervangen door de uitgangen te vervangen door de uitgangen van de imparfait. Ook kan je de –ons van de nous-vorm van de présent vervangen door de uitgangen van de imparfait. De imparfait wordt gebruikt om een gewoonte of toestand in het verleden te beschrijven. De imparfait kan je ook vertalen met: was bezig met, was aan het, lag te. Hieronder het schema van de regelmatige werkwoorden: Werkwoorden op –er Werkwoorden op –ir Werkwoorden op -re donner finir vendre je donnais ik gaf je finissais ik eindigde je vendais ik verkocht tu donnais jij gaf tu finissais jij eindigde tu vendais jij verkocht il donnait hij gaf il finissait hij eindigde il vendait hij verkocht nous donnions wij gaven nous finissions wij eindigden nous vendions wij verkochten vous donniez jullie gaven

u gaf vous finissiez jullie eindigden

u eindigde vous vendiez jullie verkochten

u verkocht ils donnaient zij gaven ils finissaient zij eindigden ils vendaient zij verkochten

21.2.2 Passé Composé (voltooide tijd tijd) Bestaat uit een hulpwerkwoord (être of avoir) en een voltooid deelwoord. De passé composé wordt gebruikt om een eenmalige handeling/gebeurtenis in het verleden te beschrijven. Hieronder het schema van de regelmatige werkwoorden: Werkwoorden op –er Werkwoorden op –ir Werkwoorden op -re donner finir vendre j’ai donné ik heb gegeven j’ai fini ik heb beëindigd j’ai vendu ik heb verkocht

Voor de verdere verbuiging gebruik je gewoon avoir.

Page 2: Frans Samenvatting Werkwoorden

© Don van Baar, Murmelliusgymnasium, www.compudo.nl/murmellius2014

2

21.3 Hulpwerkwoord: avoir of être? Bijna alle werkwoorden woorden met avoir vervoegd. Met être worden vervoegd:

1) Alle wederkerende werkwoorden (Il s’est lavé) 2) Veel werkwoorden die een beweging uitdrukken:

arriver, partir, aller, venir, entrer, sortir, rentrer, retourner, rester, tomber, naître, mourir 3) Maar niet: fini, paru, disparu, été, changé, réussi, passé

Sommige werkwoorden kun je zowel met être als avoir vervoegen, wel verandert de betekenis dan. Je suis monté à la garage. Ik ben op het ingestapt. J’ai monté ma valise. Ik heb mijn koffer naar naar boven gebracht.

Bij veel gevallen wordt het bij avoir dan iets met ‘brengen’ 21.4 De être regel Als iets met être vervoegd wordt, richt zich dat naar het onderwerp. Het voltooid deelwoord krijgt dan iets extra’s, zie schema hieronder: niets bij mannelijk enkelvoud Paul est arrivé. Paul is aangekomen. -e bij vrouwelijk enkelvoud Madame Dutour est arrivée. Mevrouw Dutour is aangekomen. -s bij mannelijk meervoud Paul et Jean sont arrivés. Paul en Jean zijn aangekomen. -es bij vrouwelijk meervoud Les filles sont arrivées. De meisjes zijn aangekomen.

Als het onderwerp uit een mannelijk en een vrouwelijk woord bestaat, krijgt het voltooid deelwoord de uitgang van het mannelijk (dus of een extra e of extra es) 21.4 De avoir regel Als iets met avoir vervoegd wordt, richt zich dat naar het lijdend voorwerp dat vooraf gaat aan het gezegde.. Het voltooid deelwoord krijgt dan iets extra’s, zie schema hieronder: niets bij mannelijk enkelvoud Quel élève a-t-il vu? Welke leerling heeft hij gezien? -e bij vrouwelijk enkelvoud Quelle fille as-tu vue? Welk meisje heb je gezien? -s bij mannelijk meervoud Quels élèves a-t-il vus? Welke leerlingen heeft hij gezien? -es bij vrouwelijk meervoud Quelles filles as-tu vues? Welke meisjes heb je gezien?

21.8 Le futur (tegenwoordig toekomende tijd) De futur wordt gevormd door het hele werkwoord + de uitgangen. Hieronder het schema van de regelmatige werkwoorden:

Werkwoorden op –er Werkwoorden op –ir Werkwoorden op -re donner finir vendre je donnerai ik zal geven je finirai ik zal eindigen je vendrai ik zal verkopen tu donneras jij zal geven tu finiras jij zal eindigen tu vendras jij zal verkopen il donnera hij zal geven il finira hij zal eindigen il vendra hij zal verkopen nous donnerons wij zullen geven nous finirons wij zullen eindigen nous vendrons wij zullen verkopen vous donnerez jullie zullen geven

u zal geven vous finirez jullie zullen eindigen

u zal eindigen vous vendrez jullie zullen verkopen

u zal verkopen ils donneront zij zullen geven ils finiront zij zullen eindigen ils vendront zij zullen verkopen

(Bij werkwoorden op –re vervalt de e)

Page 3: Frans Samenvatting Werkwoorden

© Don van Baar, Murmelliusgymnasium, www.compudo.nl/murmellius2014

3

Je moet ook de volgende futur-vormen weten van de volgende onregelmatige werkwoorden: aller j’irai faire je ferai venir je viendrai avoir j’aurai fallior il faudra voir je verrai devoir je devrai pouvoir je pourrai vouloir je voidrai être je serai savoir de saurai 21.9 Le futur du passé (verleden toekomende tijd) De futur du passé wordt gevormd door het hele werkwoord + de uitgangen (zelfde als imparfait). Hieronder het schema van de regelmatige werkwoorden:

Werkwoorden op –er Werkwoorden op –ir Werkwoorden op -re donner finir vendre je donnerais ik zou geven je finirais ik zou eindigen je vendrais ik zou verkopen tu donnerais jij zou geven tu finirais jij zou eindigen tu vendrais jij zou verkopen il donnerait hij zou geven il finirait hij zou eindigen il vendrait hij zou verkopen nous donnerions wij zouden geven nous finirions wij zouden eindigen nous vendrions wij zouden verkopen vous donneriez jullie zouden geven

u zou geven vous finiriez jullie zouden eindigen

u zou eindigen vous vendriez jullie zouden verkopen

u zou verkopen ils donneraient zij zouden geven ils finiraient zij zouden eindigen ils vendraient zij zouden verkopen

(bij werkwoorden op –re vervalt de e) 21.10 Het gebruik van de toekomende tijden De toekomende tijden gebruik je als je in het Nederlands zullen of zouden gebruikt.

vb: Il partira demain. Hij zal morgen vertrekken. Als je praat over iets dat nog plaats moet vinden, komt dat in de futur.

vb: Il viendra demain. Hij komt morgen. Als je de beleefdheidsvorm gebruikt, komt dat in de futur du passé.

vb: Je voudrais louer un vélo. Ik wil graag een fiets huren. Sauriez-vous me dire l’heure? Kunt u me zeggen hoe laat het is?

Na si (in de betekenis van als, indien) gebruik je geen toekomende tijd. Rijtjes werkwoorden Finir, donner en vendre staan steeds als rijtjes bij de tijden. Deze ga ik niet apart neerzetten. Wel komen hieronder de rijtjes van être en avoir. Avoir Futur Futur du passé Imparfait Passé composé Présent j’aurai j’aurais j’avais j’ai eu j’ai tu auras tu aurais tu avais tu as eu tu as il aura il aurait il avait il a eu il a nous aurons nous aurions nous avions nous avons eu nous avons vous aurez vous auriez vous aviez vous avez eu vous avez ils auront ils auraient ils avaient ils ont eu ils ont Être paste niet meer op deze pagina, zie volgende pagina.

Page 4: Frans Samenvatting Werkwoorden

© Don van Baar, Murmelliusgymnasium, www.compudo.nl/murmellius2014

4

Être Futur Futur du passé Imparfait Passé composé Présent je serai je serais j’étais j’ai éte je suis tu seras tu serais tu étais tu as été tu es il sera il serait il était il a été il est nous serons nous serions nous étions nous avons été nous sommes vous serez vous seriez vous étiez vous avez été vous êtes ils seront ils seraient ils étaient ils ont été ils sont