21
ERFENIS VA N DE GODEN ERFENIS VA N DE GODEN willem bekink klassieke tradities van de japanse schermkunsten klassieke tradities van de japanse schermkunsten

Erfenis van de Goden

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Klassieke tradities van de Japanse schermkunsten. Een standaardwerk van Sensei Willem Bekink over de klassieke Japanse schermkunsten: Kenjutsu en het afgeleide Kendo. Verschillende historische en moderne “samoerai” en zwaardmeesters zijn van grote invloed geweest op de verschillende stromingen in kenjutsu. Dit boek beschrijft de tradities en achtergronden van de “weg van de samoerai”, de bushido, en de rol van het klassieke Japanse zwaardvechten in het bijzonder. Authentieke illustraties maken de rol van verschillende wapens duidelijk, zoals de Naginata, Bo, Yari, Shuriken, Yumo en Teppo. Een must-read voor iedereen die geïnteresseerd is in Japans zwaardvechten, Kenjutsu, Kendo en Bushido.

Citation preview

Page 1: Erfenis van de Goden

E R F E N I SVA N D E

G O D E NE R F E N I S

VA N D E

G O D E Nw i l l e m b e k i n k

k l a s s i e k e t r a d i t i e sva n d e j a p a n s e s c h e r m k u n st e n

k l a s s i e k e t r a d i t i e sva n d e j a p a n s e s c h e r m k u n st e n

WIL

LE

MB

EK

INK

ER

FE

NIS

VA

ND

EG

OD

EN

I S B N 978-90-389-2348-2

9 789038 923482

www.uitgeverijelmar.nl

De werkelijke krijgskunst is de kunst omde vijand te verslaan in een gevecht, en nietsanders – Miyamoto Musashi (1584-1645)

Japan kent veel tradities. Een daarvan is de martiale kunst, oorspronkelijkvoorbehouden aan een selecte groep van feodale heersers, maar uiteindelijkverankerd in de ziel van het Japanse volk.

In Erfenis van de Goden biedt de grote Japankenner, Willem Bekink, een zoruim mogelijk overzicht van de klassieke Japanse schermkunsten. Het boek isniet volledig, maar is bedoeld als een kennismaking met de wereld van deunieke tradities van de Japanse krijgskunst. De gegevens zijn geput uit deeigen lange ervaring als schermmeester, uit de literatuur en uit gesprekkenmet verschillende Japanse zwaardmeesters. Of alles waar is valt niet altijd nate gaan. Veel is gehuld in de mist van het verleden en kan legende worden.Soms is er tegenspraak omdat de visie van de ene grootmeester kan verschil-len van die van een ander. Het is in feite ook niet zo belangrijk. Het gaat omde grote lijn, om de rode draad en vooral om te bezien wat er vandaag nogvan over is.

Erfenis van de Goden is geschreven voor allen die een Japanse vechtsport enJapanse krijgskunst beoefenen. Kenjutsu is de moeder van alle Japansegevechtskunsten en daar gaat het boek over. Kenjutsu is de Erfenis van deGoden.

De vele, fraaie illustraties in zwart-wit en kleur zijn voor een belangrijk deel ver-vaardigd door de auteur zelf.

E R F E N I SVA N D E

G O D E NE R F E N I S

VA N D E

G O D E N

ELMAR

De erfenis van de Goden-def. 03-06-2013 15:50 Pagina 1

Page 2: Erfenis van de Goden

Naginata – de hellebaard of zwaardlans 89Bô – lange stok 95Yari – de speer 96Shuriken – werppijltjes 102Yumi en Teppo – de boog en de musket 104Yoroi – de Japanse wapenrusting 109Kleding en beweging 110

SHINTÔ 118

Perioden in de geschiedenis van Japan 120De oudste dynastie ter wereld 121

Geraadpleegde literatuur 123Interviews 125Dankwoord 126

E R F E N I S V A N D E G O D E N

6

opmaak goden 19-07-2013 11:10 Pagina 6

Page 3: Erfenis van de Goden

Voorwoord

In de reeks van clichébeelden die doorgaans meteen in onze gedachtenopkomen wanneer het gaat om de Japanse cultuur en samenleving,nemen maar al te vaak de kersenbloesems, de geisha, de Japanse prent ende theeceremonie een belangrijke plaats in. Ook het beeld van de samoeraiontbreekt meestal niet in deze rij.

Hetgeen wellicht het meest tot de verbeelding spreekt zijn deze mar-tiale krijgers die het middelpunt vormen van menige ook internationaalbekend geworden films die op kleurrijke wijze verhalen van de wapenfei-ten van de feodale élite van de samoerai-klasse in het premoderne Japan.Maar reeds lang voor de komst van de film als medium om het algemeenpubliek te informeren of te amuseren, werden in het oude Japan al sindsde dertiende eeuw de krijgsverrichtingen en de avonturen te velde van desamoerai-helden bezongen door rondtrekkende minstrelen, schitterendbeschreven in beroemd geworden vertellingen in het genre van de klas-siek Japanse epische romanliteratuur, dan wel levensecht tot uitdrukkinggebracht in het polychrome medium van de verhalende rolschilderingen.Bij uitstek kunnen wij uit die bronnen en werken een indruk vormen vanhet leven en bedrijf van de krijgsadel aan wie exclusief het dragen van hetlange en korte zwaard (daishô) was voorbehouden, maar bovenal ook vande ethische principes en erecodes waar de samoerai zich onvoorwaardelijkaan hadden verbonden.

Handelend volgens de strikte normen van de voorgeschreven moraal-codes, werd voor de samoerai de weg geopend naar het hogere inzicht in deultieme waarheid omtrent de zingeving van zowel leven als dood. Hetbewandelen van deze ‘Weg van de Samoerai’, de zogenaamde bushidô,betekende niet uitsluitend het mikken op een bestemde doel of het volgenvan een bepaalde richting, maar hield in nog belangrijker mate in datmen zich bij voortduring diende te oefenen in zowel lichaam als geest.Alleen door oefening kan kunst worden gebaard, zo was en is nog steedsde overtuiging die als grondslag dient voor de traditionele martiale kun-sten van Japan (budô).

Geheel in de samoerai-geest past de mentale houding die in iederekrachtmeting een wezenlijk belangrijker plaats inneemt dan het strevennaar het winnen of verliezen van een tegenstander. Het behalen van winstof verlies in de strijd heeft in feite te maken met een geheel andere dimen-sie, waar namelijk de uitdaging schuilt in het overwinnen van zichzelf.

Willem Bekink die al vele jaren lang de weg van de fysieke en spiritueleaspecten van de Japanse zwaardvechtkunsten bewandeld en beoefendheeft, getuigt van de ware samoerai-instelling. Worstelend met de complexematerie van lichaam en geest die zo onlosmakelijk in de budô liggen veran-kerd, heeft hij met zijn ‘Erfenis van de Goden’ een stellige overwinningbehaald en uiteindelijk niet in de laatste plaats ook zichzelf overwonnen.

PROF. DR. W.R. VAN GULIK

VOORZITTER NEDERLANDS-JAPANSE VERENIGING

7

opmaak goden 19-07-2013 11:10 Pagina 7

Page 4: Erfenis van de Goden

I N L E I D I N G

Een van de schatten uit de rijk voorziene schatkamer van deJapanse cultuur is ‘de traditie’. Een van die tradities is de mar-tiale kunst. Deze kunst, die oorspronkelijk was voorbehoudenaan een selecte groep die tot de feodale gemeenschap behoorde,werd opgenomen in de ziel van het gehele volk. Dat wil niet zeg-gen dat elke Japanner een martiale kunstenaar is, maar de filo-sofie van de martiale kunst is wel een onderdeel geworden vanhet Japanse denken. Misschien is dat de reden waarom er nogsteeds schermscholen bestaan die honderden jaren geleden zijnopgericht. Ondanks de turbulente ontwikkelingen in de krijgs-kunde en daarmee verbonden vooruitgang in de technischemogelijkheden zijn de oude klassieke schermkunsten nagenoegonveranderd gebleven. Hoe is dat mogelijk en waarom is Japanzo uniek in dit opzicht? In de eerste plaats komt de fascinatievoor de martiale kunst waarschijnlijk voort uit het raffinementvan de techniek en de harmonische samensmelting vanlichaam, geest en werktuig tot één geheel. Een andere reden iswellicht dat de Japanse samenleving altijd heeft vastgehoudenaan wat zij noemde naka ima, letterlijk ‘het midden nú’ in debetekenis van ‘het is altijd aanwezig’.

De oude traditionele krijgskunsten waren en zijn niet vooriedereen toegankelijk. De reden is, dat de hoofdmeesters bij hetaannemen van leerlingen zich meer lieten leiden door de kwa-liteit van de aspiranten dan door de kwantiteit. Kwaliteit, nietalleen in fysiek opzicht maar vooral in geestelijk opzicht. Zulksin tegenstelling tot de populaire moderne Japanse gevechts-sporten, waarvan de meeste massasporten zijn geworden, waar-door vaak de essentie van oude waarden verloren gaat of reedsverloren is gegaan. Cultuur is iets dat eigen is aan een bepaald

10

opmaak goden 19-07-2013 11:10 Pagina 10

Page 5: Erfenis van de Goden

land of kenmerkend voor een bepaalde samenleving. Maar alszij zich verbreidt en uitspreidt over de hele wereld zal zij zon-der meer verwateren. Het is te vergelijken met een rivier die inde wijde wereldzee uitstroomt waardoor het zoete water zoutwordt. Dat is gebeurd met Judô en met Kendô. De subliemeJudô-technieken die kenmerkend waren voor de generatie vanJigorû Kano en Kyozo Mifune, de dynamische gevechtstechnie-ken van Kendô die kenmerkend waren voor de generatie vanYamaoka Tesshu, Kenkichi Sakakibara en Sasaburu Takano zijnnog maar gedeeltelijk terug te vinden in het moderne Judô enKendô. In het moderne Judô gaat kracht boven techniek. InKendô is het aantal slagen teruggebracht tot acht en wordenwedstrijden beslist met het toekennen van punten. In Kendôzoals dat werd beoefend tot het einde van de oorlog werd destrijd beslist als een van de strijders de ander overmeesterde enhem de ‘men’ (de hoofdbescherming met traliemasker) wist afte nemen. Dat was werkelijk overwinnen onafhankelijk van watscheidsrechters wel of niet kunnen waarnemen. Nog altijd zijnbeide sporten zeer populair. Strijd blijft een opwindendschouwspel. Kendô als schaduw van het zwaardduel blijft dyna-misch en is goed voor lichaam en geest. Het bevordert uithou-dingsvermogen, conditie en reactiesnelheid.

In mijn boek Erfenis van de Goden heb ik getracht een zo ruimmogelijk overzicht te geven van de klassieke Japanse scherm-kunsten. Het is niet volledig want dan zou het een encyclopedieworden. Het boek is meer bedoeld als een kennismaking met dewereld van de unieke tradities van de Japanse krijgskunst. Degegevens zijn geput uit zelfbeleving, literatuur en gesprekkenmet verschillende Japanse zwaardmeesters. Of alles waar is valtniet altijd na te gaan. Veel is gehuld in de mist van het verledenen kan legende worden. Soms is er tegenspraak omdat de visievan de ene grootmeester kan verschillen met die van eenandere. Het is in feite ook niet zo belangrijk. Het gaat om degrote lijn, om de rode draad en vooral om te bezien wat er van-daag nog van over is. Het boek is geschreven voor allen die eenJapanse vechtsport en Japanse krijgskunst beoefenen. Kenjutsuis de moeder van alle Japanse gevechtskunsten en daar gaat hetboek over. Kenjutsu is de erfenis van de goden.

Willem Bekink, Den Haag, november 2003

E R F E N I S V A N D E G O D E N

11

opmaak goden 19-07-2013 11:10 Pagina 11

Page 6: Erfenis van de Goden

12

Beknopte mythologie

De oudste geschiedschrijving van Japan dateert uit de 8ste eeuwvastgelegd in twee boeken: de Kojiki en de Nohongi. De Kojikibeschrijft hoe het godenechtpaar Izanagi en Izanami-Ô-no-Kami de Japanse eilanden scheppen en Amaterasu verwekken.

Amaterasu-Ô-mi-Kami is de zonnegodin, de godin van hetlicht in het pantheon van de Japanse godenwereld. Zij werdgeboren uit het linkeroog van de schepper van de Japanse eilan-den Izanagi en ontving het land Takama ga Hara (Japan) alshaar deel. Zij leerde haar in dat land wonende onderdanen derijstbouw en de kunst van het weven. Haar broeder Susano-Ô-no-Mikoto is de god van de stormen en aardbevingen. Hij waseen onbehouwen woesteling die zich voortdurend misdroeg ener plezier in schepte om al haar goede werken te niet te doen.Eens maakte hij het zo bont door alle dijkjes van de rijstveldente vernielen dat zij zich uit woede in een grot verborg en de ope-ning afsloot met een groot rotsblok. Op hetzelfde momentwerd de wereld in diepe duisternis gehuld. Zowel de goden- alsde mensenwereld raakte in paniek. Alle pogingen om haar uitde grot te lokken faalden.

Toen bundelden de goden hun krachten. Ishikoritomo-no-Mikoto maakte een spiegel in de vorm van een bloem met achtbloembladeren (Yata-no-kagami), Tama-no-Oya-no-Mikoto maakteeen prachtig snoer van zeldzame kommavormige edelstenen(Yasakuni-no-magatama) en Ame-no-Hiwashi-no-Mikoto maakteversieringen van gesponnen hennep (Nigite). De god Ame-no-Koyane ging naar de goddelijke berg Kagu en bracht van daareen masakaki-boom (persimmon, diospyros kaki) mee. Deze werdvoor de grot geplaatst en behangen met alles wat was gemaakt.De goden grepen daarop hun muziekinstrumenten en op de

opmaak goden 19-07-2013 11:10 Pagina 12

Page 7: Erfenis van de Goden

tonen van de lieflijke muziek danste de heilige Ame-no-Koyane.Nieuwsgierig geworden verschoof Amaterasu het rotsblok omnaar buiten te kijken. Op dat moment schoof Tajikara-no-Mikotozijn hand tussen de kier en rukte het rotsblok weg van de ope-ning. Er zat voor Amaterasu weinig anders op dan haar schuil-plaats te verlaten. Om te voorkomen dat zij daarvan weergebruik zou maken werd voor de opening van de grot een heiligkoord gespannen. Zo kwam het licht weer terug op aarde.

Susano-Ô werd verbannen en vluchtte naar de landstreekIzumo waar hij talloze avonturen beleefde en ook een paargoede daden verrichtte. Zo doodde hij een draak met acht kop-pen. In de staart van de draak vond hij een zwaard, tsurugi-no-ken, dat een van de keizerlijke regalia werd. Zijn nakomelingennamen gaandeweg bezit van het land dat hen gastvrijheid hadverleend. Het land behoorde echter tothet domein van Amaterasu. Om orde opzaken te stellen en de indringers hunplaats te wijzen zond zij twee krijgsgodenTakemikazuchi- en Futsunushi-no-Mikotonaar dat gebied.

Tevens kregen zij de opdracht dekomst voor te bereiden en kwartier temaken voor haar kleinzoon Ninigi-no-Mikoto, die namens haar het land zouregeren. Hij was de overgrootvader van deeerste keizer van Japan, Jimmu Tennô(711-660 v.Chr.). Daarmee werd de godde-lijke afstamming van de Japanse keizervastgelegd. De Kojiki beschrijft ook de glo-rierijke veldtochten van keizer Jimmo endie van zijn nakomelingen.

Op de plek waar Futsunushi op aardekwam werd de Katori-schrijn gevestigd.Takemikazuchi daalde neer op de plaatswaar de Kashima-schrijn werd gebouwd.De legende van de zonnegodin en haarwilde broer is symbolisch voor de strijdtussen zomer en winter, tussen de warmezon die alles doet groeien en de vernie-lende kracht van de stormen. Als de zonverdwijnt wordt het leven op aarde onmo-gelijk. Er zijn talloze shintô-ceremoniëndie dit moeten voorkomen die gedurendehet lopende jaar in diverse feesten wor-den uitgevoerd.

E R F E N I S V A N D E G O D E N

13

Izanagi en Izanami-Ô-no-Kami, de schep-pers van Japan

opmaak goden 19-07-2013 11:10 Pagina 13

Page 8: Erfenis van de Goden

14

De ridders van Japan, de ‘Samoerai’

Over de geschiedenis van Japan ligt de schaduw van een ruiter-volk, afkomstig van de steppen van Noord-Azië, dat in protohis-torische tijden de oversteek maakte naar de Japanse eilanden.Deze steppenruiters met hun lange zwaarden gebruikten hunmilitair overwicht om hun wil op te leggen aan het boeren-volkje dat toen de eilanden bewoonde en ontwikkelden zichmettertijd tot een aristocratische krijgersklasse.

De huidige keizerlijke regalia (Sanji no Jungi), de zonnespie-gel, het lange ijzeren zwaard en het juweel, die nog steedsworden beschouwd als de voornaamste relikwieën van hetshintôïsme zijn afkomstig uit die tijd. De spiegel Yata no Kagami,het symbool van wijsheid, wordt bewaard in de grote Ise-schrijnop het schiereiland Ise. Het zwaard Kusanagi no Tsurugi staatvoor macht en rechtvaardigheid en is geborgen in de Atsuta-schrijn in Nagoya. Het goddelijke juweel Yasukuni no Magatama,een kommavormig geslepen halfedelsteen, ligt in de Yasukuni-schrijn in Tôkyô en symboliseert kennis en genade.

Toen in China het feodale systeem min of meer werd afge-schaft en het land werd geregeerd door een daartoe opgeleidebureaucratie, werd de klasse van krijgslieden teruggezet naarde laagste sport van de maatschappelijke ladder. De pogingendie in Japan werden ondernomen om tot een soortgelijke vormvan bestuur te komen, een regering van wijze mannen, werdenechter door de heersende krijgersklasse gedwarsboomd en faal-den. Die klasse was verre van bereid ook maar de minste vanhaar privileges op te geven. Integendeel, deze krijgers wisten,gehard als zij waren door hun onderlinge oorlogen en geza-menlijke expedities tegen wat zij noemden ‘de noordelijke bar-baren’ (Ainu, de bewoners van het noordelijkste eilandHokkaido), hun positie te versterken tegenover de zelfgenoeg-

Samoerai

opmaak goden 19-07-2013 11:10 Pagina 14

Page 9: Erfenis van de Goden

zame en ingeslapen edelen die aan het keizerlijke hof resideer-den. Hun macht kwam tot een hoogtepunt in de Kamakura-periode (1185-1333) onder het militair dictatorschap, de zogehe-ten shôguns, van de Minamoto- en Hôjô-families.

In tegenstelling tot de meesten van hun Europese tijdgeno-ten waren de Japanse ridders beslist niet ongeletterd. Zij wareneven vaardig met het schrijfpenseel als met het zwaard. Hetdichten werd beschouwd als een ridderlijke bezigheid. Zo washet gebruik om voor het sterven, al dan niet door eigen hand,een laatste groet of gedachte in dichtvorm neer te schrijven alsblijk van stoïcijnse aanvaarding van het lot. Het leven werdvaak vergeleken met de kersenbloesem die na een kortstondigebloei door de wind van zijn tak af werd gerukt, als een bood-schap aan de samoerai om steeds zonder klacht gereed te zijnde dood onder ogen te zien.

Hun veldtochten werden vastgelegd op talloze geïllu-streerde rollen. In heldendichten werden de opkomst en val vanmachtige families bezongen en beweend. Uit die tijd dateertook het nô-theater, waarin de legendarische helden in subtieleen symbolische bewegingen hun doorgaans noodlottige rol spe-len. Zelden gericht op de glorie van de overwinning doch metnadruk op de onverstoorbare aanvaarding van de dood innobele zelfopoffering.

De nationale religie is Shintô (de goddelijke weg). In feite ishet shintôisme geen godsdienst maar een mengsel van voorou-

E R F E N I S V A N D E G O D E N

15

Keizerlijke regalia

Sanshu no Jingi

opmaak goden 16-08-2013 12:30 Pagina 15

Page 10: Erfenis van de Goden

deraanbidding en het geloof dat alles om ons heen is bezield. Eris geen heilige schrift of aanwijzing voor een morele gedrags-lijn. Immers, afstammend van de goden heeft het Japanse volkminder onvolkomenheden te overwinnen dan bijvoorbeeld bijwesterlingen of Chinezen het geval is. Shintô kent geen uitge-sproken ethische beginselen, behalve de eerbied voor de natuuren het betrachten van reinheid, zowel in de geest als op hetlichaam. De voorliefde voor baden komt duidelijk voort uitdeze levensbeschouwing. In 1868, het begin van de Meiji-periode, werd Shintô officieel de staatsreligie, of liever gezegd:de staatsfilosofie. Naast Shintô is het boeddhisme de belang-rijkste religie. Deze leer paste uitstekend in de melancholiekelevensbeschouwing van de samoerai. Zen, voortgekomen uithet boeddhisme werd voor vele samoerai de hogeschool voorlevenskunst. Zen leert de beheersing van lichamelijke functies,leert het vermogen om de kleinste dingen in de geest en in denatuur te onderscheiden en daarvan te genieten. Het leert degeestelijke emoties te beteugelen.

In de theeceremonie en in het schermen, in het bloemschik-ken en in het boogschieten werd de samoerai geleerd zijndaden te besturen vanuit een diep begrip voor de samenhangvan de kosmos en het mensdom.

Discipline en zelfbeheersing waren het geheim van desamoerai. De leerstelling van Yagyû Muneyoshi, stichter vaneen schermschool (Yagyú Shinkage Ryû) en persoonlijk schermle-raar van de eerste Tokugawa-shôgun Ieyasu, was: ‘Ik ken geenspeciale manier om een ander te overwinnen. Ik weet alleen opwelke manier ik mezelf kan overwinnen. En die is, dat ik moet

E R F E N I S V A N D E G O D E N

16

opmaak goden 19-07-2013 11:10 Pagina 16

Page 11: Erfenis van de Goden

trachten vandaag beter te zijn dan gisteren en dat ik morgenbeter moet zijn dan vandaag (Kino no ware, kyo wa katsu beshi). Ditoogstte eeuwenlang goede resultaten. Het stelde de regerendeklasse in staat een arm land, met weinig aardse rijkdommengezegend en voortdurend door natuurrampen bedreigd, doordiscipline en zelfopoffering te veranderen in een natie met eengoed lopend economisch systeem.

De ethiek van Confucius, die de nadruk legt op de plichtenvan de lagere klassen tegenover de hogere, werd de ideologievan de staat. Over de menselijke waardigheid en de rechten vanhet individu werd weinig gezegd. In een dergelijke verticaalgeordende maatschappij wist iedereen zijn plaats en aan-vaardde die met alle daarbij behorende verplichtingen. Dieovergave aan het lot, een typisch trekje in het oosterse denken,sloot ieder gevoel van miskenning uit te behoren tot een lagereklasse in de maatschappij.

Alles heeft zijn voor- en nadelen, zo redeneerde men,immers ‘het zwakke grassprietje dat in de storm naar de aardewordt gebogen zal daarna weer overeind komen. De hoge boomdaarentegen, wordt ontworteld en sterft’.

Geld verdienen en rijkdom vergaren hadden geen plaats inhet leven en denken van de samoerai. Voor hem was de waar-digheid van zijn positie het belangrijkste. Een paar schepelsrijst per jaar en onderdak vormden het bescheiden loon voor alzijn diensten. In zijn Spartaans bestaan, levend op de rand vande armoede, bestond voor hem slechts de gedachte aan plichten onwrikbare loyaliteit.

Een bekend spreekwoord uit die tijd was: ‘Bushi wa kuwanedotakeyôji’ hetgeen zoveel betekent als: ‘De krijgsman gebruikteen tandenstoker, al heeft hij niet gegeten’ of, als je een honge-rige samoerai een maaltijd aanbiedt zal hij een tandenstokertevoorschijn halen en beleefd verklaren dat hij al heeft gegeten.Met die weigering wil hij aantonen geen misbruik te willen

E R F E N I S V A N D E G O D E N

17

Woordspeling op ‘takeyôji’ metandere karakters geschreven bete-kent: ‘De samoerai schittert in eer-biedwaardige armoede’.

opmaak goden 19-07-2013 11:10 Pagina 17

Page 12: Erfenis van de Goden

maken van andermans goedheid een doorgaans toch al karigmaal te delen. Japan is nooit een rijk land geweest, zeker niet invroeger dagen. Het is dan ook de essentie van de Japanse cul-tuur geweest het beste te maken van het weinige dat men bezat.Dat komt goed tot uitdrukking in de soberheid en vaak impone-rende eenvoud van de Japanse kunst.

De regerende feodale klasse (shi) was bijzonder succesvolmet het opleggen van haar despotische ideologie aan de anderedrie geledingen van de samenleving, de boeren (nô), deambachtslieden (kô) en de kooplieden (shô). Daarbij maakte zijeen handig gebruik van de tot haar beschikking staande media,om in moderne termen te spreken.

Rondreizende monniken vertaalden de abstracte leerstellin-gen in simpele bewoordingen voor het volk.

Het Kabuki-theater gaf vertoningen die sterk tot de emotio-nele gevoelens van de massa spraken. Toneelstukken die vooralhandelden over de tweestrijd tussen menselijk gevoel en plichthadden tot gevolg dat de kooplieden en de ambachtslieden in desteden zich gingen vereenzelvigen met de levensstijl en normenvan de regerende klasse. De winkelier, de huisvrouw, de studenten de boer leerden hun leven in overeenstemming te brengenmet de idealen van hun regeerders zoals die op het toneel totuitdrukking werden gebracht. Het systeem werkte aanvankelijkprachtig, maar raakte in een crisis tijdens de lange periode vanvrede, die bekendstaat als het Tokugawa-tijdperk (1603-1868). Deoorzaak van de moeilijkheden was tweeledig.

De samoerai werden werkeloos toen de slimme en weinigscrupuleuze shôgun Ieyasu er in slaagde de circa driehonderdfamilies tellende feodale adel (daimyô) onder controle te hou-den door een vernuftig systeem. In feite een systeem van gijze-ling, dat het voor hen onmogelijk maakte staatsgrepen voor tebereiden of burger- of clanoorlogen te ontketenen. De daimyôwerden namelijk verplicht in zijn nabijheid, in Edo te wonen enkregen alleen toestemming hun domeinen te bezoeken als zijhun familie in Edo achterlieten. Vrede bevorderde de handel ennijverheid en er ontstond een nieuwe klasse van rijke kooplie-den, die het oude systeem van ruilhandel veranderde in eenmonetaire economie, een economie die gebaseerd was op eenmuntstelsel. Als gevolg daarvan verloren de samoerai, die zoalsgebruikelijk was in rijst werden betaald, de basis van hun inko-men en werden nog armer. Op dit kritieke tijdstip, toen desamoerai in verval raakten en zij hun bestaansgrond als krij-gers verloren, deed zich een merkwaardig verschijnsel voor.

De samoerai-ethiek en het samoerai-normenstelsel werdenovergenomen door het hele volk, dat daarin het voorbeeld vondvoor het eigen maatschappelijk gedrag. Die ideologie, die in hetbegin van deze eeuw zo uitmuntend werd beschreven door dr.Nitobe in zijn boek Bushidô, the soul of Japan, karakteriseerde

E R F E N I S V A N D E G O D E N

18

opmaak goden 19-07-2013 11:10 Pagina 18

Page 13: Erfenis van de Goden

YOROI – De Japanse wapenrusting

De Japanse wapenrusting wordt verdeeld in twee categorieën.Harnassen vervaardigd vóór 1600 worden yoroi, katchû, haramakiof dô-maru genoemd en de wapenrustingen die gemaakt zijn na1600 worden formeel aangeduid als gosuku. In het algemeenwordt echter de naam yoroi gebruikt voor een Japans harnas.Beide soorten bestaan uit zeven componenten roku gu: hetkuras yoroi, de helm kabuto, het masker mempo of hoate, de arm-beschermers kote, de bescherming van de schouder sode, descheenbeschermers suneate en ten slotte de bescherming voorhet onderlijf koshi ate. In tegenstelling tot het Europese harnasis de Japanse wapenrusting aanzienlijk lichter van gewicht engeeft de drager een grote mate van flexibiliteit. Hij kon daar-door zijn wapens beter hanteren en was tegelijk redelijk goedbeschermd. De negatieve eigenschap van de Japanse wapenrus-ting is de niet helemaal sluitende bescherming, bijvoorbeeld deopen hals die alleen aan de voorzijde was beschermd door denodowa. Dan de oksel die open kwam als het zwaard boven hethoofd werd geheven. Het onderlijf werd beschermd door tweeover elkaar liggende rokken, eerst de haidate en daarover dekusazure. Deze rokken waren gemaakt van dikke lagen textiel, aldan niet versterkt met metalen strippen. Het waren flappen dieeen ruiter te paard de nodige vrijheid van beweging moestgeven. Als een wapen tussen die flappen werd gestoken kon eenfatale wond ontstaan.

In oude tijden werden harnassen uitsluitend gemaakt opbestelling bij keizerlijk besluit. In oude documenten uit hetjaar 779 zijn bestellingen te vinden voor harnassen van leder envan metaal. In de Enryaku-periode (782-805) werd een bestellinggedaan voor de fabricage van 2900 wapenrustingen van metaal.Deze waren voornamelijk bestemd voor soldaten van de keizer-lijke garde. Het was voor anderen verboden wapenrustingen tebezitten. Omstreeks het jaar 1000 moest de wapenrusting doorde gebruiker zelf worden aangeschaft. De bemiddelde krijgs-man liet een harnas maken waarin veel metaal was verwerktdat, afhankelijk van zijn rijkdom, versierd was met prachtigeornamenten. Voor de minder met aardse goederen bedeeldewerd het harnas gemaakt uit leder. In de Heike Monogatari wor-den de wapenrustingen van de beroemde generaals uitvoerigen gedetailleerd beschreven. Deze uitrustingen gingen, voorzo-ver zij de strijd overleefden, over van geslacht op geslacht endroegen luisterrijke namen. Veel uitrustingen van beroemdegeneraals en helden zijn opgenomen in musea en in schrijnen.Het ambacht van harnasmaker stond net als dat van zwaard-smid in hoog aanzien. De meeste wapenrustingen werdengesigneerd zoals ook bij zwaarden het geval was. Toen het vuur-wapen zijn intrede deed werden de uitrustingen zwaarder

E R F E N I S V A N D E G O D E N

109

Yoroi

opmaak goden 16-08-2013 12:30 Pagina 109

Page 14: Erfenis van de Goden

gemaakt om meer bescherming te kunnen geven tegen deinslag van geweerkogels. Er waren harnasmakers die helmen(kabuto) verkochten met een deuk die veroorzaakt was door eengeweerkogel. Daarmee wilden zij aantonen hoe sterk hun pro-duct was en ondoordringbaar voor een kogel. Tegenwoordigwordt de yoroi bij de oude families nog opgesteld in een vertrekals een verwijzing naar vervlogen tijden. Ook wordt de yoroi noggedragen bij demonstraties van oude gevechtskunst of inoptochten bij nationale of lokale feesten.

Kleding en beweging

De traditionele Japanse kleding bestaat uit rechthoekige stuk-ken stof die aan elkaar werden genaaid, vervolgens om hetlichaam geslagen en door een band of sjerp bij elkaar gehou-den. Om te voorkomen dat die lappen stof los raakten maaktemen zo min mogelijk excessieve bewegingen. Bij de ouderegeneratie Japanners is nog altijd te zien dat zij de armen nage-noeg niet bewegen bij het lopen. Dat vermijden van excessievebewegingen is de kern van de Japanse vechtkunst, in tegenstel-ling tot de Chinese vechtkunst waarin veel acrobatiek ten toonwordt gespreid. In de Japanse vechtkunst is het lichaam ont-spannen en komt in een bliksemsnelle beweging van handen,armen, voeten, benen of andere delen van het lichaam tot actiein een fractie van een seconde. Het is enigszins te vergelijkenmet een school vissen die rustig vooruit zwemt en plotselingvan richting verandert. Wanneer je staat is het de bedoeling datje overeind blijft staan op twee benen. Als je beweegt in eenrichting die door de ander niet direct is te verwachten en als jeactie sneller is dan de reactie van de tegenstander dan kun jehem overmeesteren ook al zou hij fysiek de meerdere zijn. Dezevorm van actie is terug te vinden in de Japanse vechtkunst envormt tegenwoordig een element van studie voor toepassing inde moderne sporten zoals het momenteel in Japan populairwordende voetbal, basketball en rugby.

E R F E N I S V A N D E G O D E N

110

opmaak goden 19-07-2013 11:14 Pagina 110

Page 15: Erfenis van de Goden

E R F E N I S V A N D E G O D E N

111

Japanse wapenrusting

SASHIMONO

HACHIMANZA

KABUTOSHIKORO

FUKIKAESHI

MEMPO

SODE

NODOWA

DO-MARU

KOTE

TEKKO

KUSAZURI

HAIDATE

SUNEATE

KOGAKE

opmaak goden 19-07-2013 11:14 Pagina 111

Page 16: Erfenis van de Goden

E R F E N I S V A N D E G O D E N

112

Een katoenen lendedoek die over de borts omhoog reikte was de basisvoor de uitrusting van een samoerai.

Een kimono met korte mouwen of een ‘harnaskleed’ werd met een spe-ciale knoop (rechtsonder) vast om het middel gebonden.

opmaak goden 19-07-2013 11:14 Pagina 112

Page 17: Erfenis van de Goden

E R F E N I S V A N D E G O D E N

113

Over het harnaskleed werd een wijde broek gedragen, die de benen losjesomhulde om volledige bewegingsvrijheid te geven.

Stevige beenkappen van laken of leer werden met ijzeren strips versterktom aan de voorzijde bescherming te geven.

opmaak goden 19-07-2013 11:14 Pagina 113

Page 18: Erfenis van de Goden

E R F E N I S V A N D E G O D E N

114

Dijbeschermers die te paard gedragen werden, werden vaak afgelegd ommeer bewegingsvrijheid op de begane grond te hebben.

Mouwen met een metalen voering die bestond uit een Japans soortmaliën en ijzeren baleinen die op een zware stof genaaid waren.

opmaak goden 19-07-2013 11:14 Pagina 114

Page 19: Erfenis van de Goden

E R F E N I S V A N D E G O D E N

115

Een schild voor de romp, gemaakt van rijden ijzeren lamellen, met eenpantser in de vorm van rokpanden voor de heupen.

Brede schouderbeschermers van aaneengeregen lamellen hangen alsepauletten van de schouders van het rompschild.

opmaak goden 19-07-2013 11:14 Pagina 115

Page 20: Erfenis van de Goden

E R F E N I S V A N D E G O D E N

116

Een ijzeren kraag met een metalen slab voor extra bescherming, moest dedrager tegen onthoofding beschermen.

Een katoenen schedelmutsje dat de druk van de zware helm verzachttewordt om het hoofd van de strijder vastgestrikt.

opmaak goden 19-07-2013 11:14 Pagina 116

Page 21: Erfenis van de Goden

E R F E N I S V A N D E G O D E N

117

Een dreigend masker van gelakt metaal, sterk genoeg om een speerpuntaf te weren, bedekte het gezicht.

Een helm met een vizier, met een metalen franje die de achterzijde van denek beschermde, completeerde de uitrusting van de samoerai.

opmaak goden 19-07-2013 11:14 Pagina 117