105
1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2011-2012 De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie Stefaan De Clerck (gefocust op het opsporings- en vervolgingsbeleid) Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Deneve Jessie (studentennr. 00701598) (major: Burgerlijk Recht en Strafrecht) Promotor: Prof. Dr. Brice De Ruyver Commissaris: Prof. Dr. Tom Vander Beken

De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

  • Upload
    others

  • View
    3

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

1

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent Academiejaar 2011-2012

De twee ambtstermijnen van voormalig minister van

Justitie Stefaan De Clerck

(gefocust op het opsporings- en vervolgingsbeleid)

Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

Ingediend door

Deneve Jessie

(studentennr. 00701598)

(major: Burgerlijk Recht en Strafrecht)

Promotor: Prof. Dr. Brice De Ruyver

Commissaris: Prof. Dr. Tom Vander Beken

Page 2: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

2

Voorwoord

Deze masterproef is de kers op de taart in het kader van de masteropleiding

Rechtsgeleerdheid.

Deze opleiding heeft bijgedragen tot mijn intellectuele ontwikkeling en ik wens in het

bijzonder mijn promotor professor Brice De Ruyver te bedanken voor de kans om deze

masterproef tot een goed einde te brengen.

Daarnaast wil ik ook de Dienst Strafrechtelijk Beleid (DSB) danken voor het materiaal dat

men ter beschikking heeft gesteld.

Tot slot wil ik mijn ouders bedanken voor de morele steun alsook mijn vrienden. In het

bijzonder Hanne Van Opdenbosch voor het nalezen van mijn werkstuk alsook Lien

Timmermans voor de vele aanmoedigingen tijdens moeilijke perioden.

Page 3: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

3

Inhoudsopgave

VOORWOORD………………………………………………………………………………………………1

INHOUDSTAFEL…………………………………………………………………………………………….3

INLEIDING…………………………………………………………………………………………………….7

DEEL 1: DE EERSTE AMBTSTERMIJN VAN MINISTER VAN JUSTITIE DE CLERCK

HET OPSPORINGSBELEID

HOOFDSTUK 1: DE ORGANISATIE VAN DE POLITIE VOOR DE ZAAK DUTROUX ......................... 8

AFDELING 1: INLEIDING

AFDELING 2: DE DRIELEDIGE POLITIESTRUCTUUR

AFDELING 3: BESLUIT

HOOFDSTUK 2: DE PARLEMENTAIRE ONDERZOEKSCOMMISSIES…………………………………………11

AFDELING 1: DE BENDECOMMISSIE I EN DE PINKSTERPLANNEN I EN II

AFDELING 2: HET BELEID VAN DE REGERING DEHAENE II MET MINISTER VAN JUSTITIE DE CLERCK

AFDELING 3: DE DUTROUXCOMMISSIE

3.1 DE DUTROUXCOMMISSIE OP POLITIONEEL VLAK

3.2 HET BELEID VAN MINISTER DE CLERCK

HOOFDSTUK 3: HET OCTOPUSAKKOORD OMTRENT DE INTEGRATIE VAN DE POLITIE………… 18

HET VOORONDERZOEK IN STRAFZAKEN

HOOFDSTUK 1: DE VOORLOPIGE HECHTENIS EN DE VRIJHEID OF DE INVRIJHEIDSTELLING

ONDER VOORWAARDEN……………………………………………………………………………………………………..22

HET VERVOLGINGSBELEID

HOOFDSTUK 1: DE ORGANISATIE VAN HET OPENBAAR MINISTERIE VOOR DE ZAAK

DUTROUX……………………………………………………………………………………………………………………………26

HOOFDSTUK 2: DE PARLEMENTAIRE ONDERZOEKSCOMMISSIES……………………………………….27

AFDELING 1: DE BENDECOMMISSIE I, PINKSTERPLAN EN COMMISSIE VOOR MENSENHANDEL

Page 4: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

4

AFDELING 2: HET BELEID VAN DE REGERING DEHAENE II MET MINISTER VAN JUSTITIE DE CLERCK

AFDELING 3: DE DUTROUXCOMMISSIE OP JUSTITIEEL VLAK

HOOFDSTUK 3: HET OCTOPUSAKKOORD OMTRENT DE HERVORMING VAN HET OM………….30

AFDELING 1:OPRICHTING VAN EEN FEDERAAL PARKET

1.1 BESLUIT: GOEDE HERVORMING?

AFDELING 2: DE UITBOUW VAN HET COLLEGE VAN PROCUREURS –GENERAAL

AFDELING 3: DE HERDEFINIERING VAN DE ROL VAN DE PARKETTEN-GENERAAL

3.1 BESLUIT: GOEDE HERVORMING?

AFDELING 4: VERSTERKING VAN DE PARKETTEN VAN EERSTE AANLEG

AFDELING 5: DE EENHEIDSRECHTBANK

AFDELING 6: DE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE

AFDELING 7: HET MANDATENSYSTEEM

DEEL 2: DE TWEEDE AMBTSTERMIJN VAN MINISTER VAN JUSTITIE DE CLERCK

HET OPSPORINGSBELEID

HOOFDSTUK 1: EVALUATIE VAN DE POLITIEHERVORMING………………………………………………….45

AFDELING 1: EVALUATIE FEDERALE POLITIERAAD TIEN JAAR POLITIEHERVORMING

1.1 INLEIDING

1.2 PIJNPUNTEN

1.3 BESLUIT

AFDELING 2: HUIDIGE EVALUATIE VAN DE POLITIEHERVORMING

1.1 INLEIDING

1.2 CAPACITEIT

1.3 OPLEIDING

1.4 SCHAALVERGROTING

1.5 INFORMATISERING EN CAPACITEITSMETING

1.6 AANDACHTSPUNTEN

1.7 BESLUIT

HOOFDSTUK 2: BIJSTAND VAN EEN RAADSMAN BIJ HET POLITIEVERHOOR…………………………52

AFDELING 1:HET SALDUZ-ARREST

AFDELING 2: INVLOED OP RECHTSPRAKTIJK IN BELGIE

Page 5: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

5

AFDELING 3: ACTIES VAN DE WETGEVENDE EN RAADGEVENDE INSTANTIES

AFDELING 4: DE SALDUZ-WET IS EINDELIJK EEN FEIT

AFDELING 5: DE HOUDING VAN DE REGERING EN MINISTER DE CLERCK

AFDELING 6: HUIDIGE STAND VAN ZAKEN

AFDELING 7: BESLUIT

HET VOORONDERZOEK IN STRAFZAKEN

HOOFDSTUK 1: UITWERKING PROJECT TOEPASSING ELEKTRONISCH TOEZICHT TIJDENS

VOORLOPIGE HECHTENIS…………………………………………………………………………………………………….64

HET VERVOLGINGSBELEID

HOOFDSTUK 1: EVALUATIE VAN DE JUSTITIEHERVORMING NA HET

OCTOPUSAKKOORD…………………………………………………………………………………………………………….68

AFDELING 1: DE WEG NAAR DE NOTA HET GERECHTELIJK LANDSCHAP

AFDELING 2: DE EENHEIDSRECHTBANK HOEFT GEEN EENHEIDSWORST TE ZIJN

2.1 DE EENHEIDSRECHTBANK IN DE NOTA

2.2 DE VOORDELEN VAN EEN SCHAALVERGROTING

2.3 HET ATOMIUMOVERLEG

2.4 HET POLITIEK AKKOORD

2.5 DE HUIDIGE REGERING EN DE HERVORMING

AFDELING 3: DE HERVORMINGEN INZAKE HET TUCHTSYSTEEM

AFDELING 4: DE ANDERE VOORSTELLEN IN DE NOTA HERVORMING GERECHTELIJK LANDSCHAP

HOOFDSTUK 2: AFHANDELING VAN MISDRIJVEN DOOR HET OPENBAAR MINISTERIE…………81

AFDELING 1: MINNELIJKE SCHIKKING.IS ER SPRAKE VAN KLASSEJUSTITIE?

1.1 DE MINNELIJKE SCHIKKING

1.2 DE VERRUIMDE MINNELIJKE SCHIKKING

1.3 BESLUIT

AFDELING 2: BEMIDDELING IN STRAFZAKEN

2.1 DE BEMIDDELING IN STRAFZAKEN EERSTE AMBTSTERMIJN

Page 6: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

6

2.2 DE BEMIDDELING IN STRAFZAKEN TWEEDE AMBTSTERMIJN

DEEL 3: BESLUIT

HOOFDSTUK 1: BESLUIT OMTRENT DE EERSTE AMBTSTERMIJN …………………………………………90

HOOFDSTUK 2: BESLUIT OMTRENT DE TWEEDE AMBTSTERMIJN……………………………………….91

DEEL 4: BIBLIOGRAFIE

Page 7: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

7

Inleiding

In het kader van deze masterproef zullen we de ambtstermijnen van voormalig minister

Stefaan De Clerck onder de loep nemen, in het bijzonder het opsporings- en

vervolgingsbeleid.

In deel 1 zullen we de stand van zaken bespreken op politioneel en justitieel vlak zowel in de

periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op

de handelingen die door voormalig minister Stefaan De Clerck gesteld zijn.

In deel 2 zullen we bespreken hoe deze hervormingen evalueren en of de doelstellingen,

vooropgesteld in de eerste ambtstermijn, zijn gerealiseerd. Alsook zullen de nieuwe

initiatieven door Stefaan De Clerck in het kader van het opsporings- en vervolgingsbeleid

worden besproken, net zoals de belangrijke actuele thema’s.

In het besluit zal er een standpunt ingenomen worden omtrent het beleid van voormalig

minister De Clerck. Was deze een goede minister van Justitie? Heeft hij zijn beleid tot

uitvoering kunnen brengen? Waren er verschillen of gelijkenissen tussen beide

ambtstermijnen?

Deel 1: De eerste ambtstermijn van minister van Justitie De Clerck

Page 8: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

8

Het opsporingsbeleid

Hoofdstuk 1: De organisatie van de politie voor de zaak Dutroux

Afdeling 1: Inleiding

Velen maken de veronderstelling dat het justitiebeleid er altijd al veel erger aan toe is

geweest dan het politiebeleid. Hier zit een zekere waarheid in, omdat het justitiebeleid veel

trager op gang is gekomen en dus steeds meer achterstand had goed te maken. Toch mag

men hier niet uit concluderen dat er altijd al een politiebeleid is geweest. Begin jaren ’80 was

er hiervan geen sprake. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat bevoegdheden van de

verschillende politiediensten overlapten, omdat men niet goed wist wat hun takenpakket nu

precies inhield. Het lijkt in onze geschiedenis bijna legio te zijn: elke crisis biedt grote

opportuniteiten! Dit was eind jaren ’80 ook het geval, toen we in België te maken kregen

met een plaag van georganiseerde criminaliteit. Men moet maar denken aan de bende van

Nijvel, het Heizeldrama1, …De politie bleek niet opgewassen tegen dit enorme geweld en dit

was vooral te wijten aan een slechte structuur. Het lijkt mij dan ook belangrijk om kort te

schetsen hoe de structuur van de politie er toen precies uitzag.

Afdeling 2: De drieledige structuur

De gemeentelijke politie was, zoals het woord zelf zegt, bevoegd per gemeente en hun taak

bestond uit het handhaven van de openbare orde, alsook taken van algemene preventie en

bewaking. Het politiebeleid werd bepaald volgens de richtlijnen van de burgemeester. De

gemeentepolitie vond zijn basis in de gemeentewet, waarbij de korpschef aan het hoofd

1 C. FIJNAUT en T. PETERS, ‘Het drama op de Heizel. Een nabeschouwing over het parlementair onderzoek.’, Panopticon 1986, 210.

Page 9: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

9

stond en zorgde voor de leiding en de organisatie. 2 Daarnaast had de gemeentepolitie ook

een aantal gerechtelijke opdrachten, zoals het opsporen van daders van misdrijven. Hierbij

stond men onder het gezag van het openbaar ministerie. Deze tweedeling, enerzijds het

gezag van de burgemeester voor het uitoefenen van de administratieve opdrachten

anderzijds het gezag van het openbaar ministerie voor de gerechtelijke opdrachten, moest

ervoor zorgen dat het evenwicht behouden werd.

Naast de gemeentepolitie had men ook de gerechtelijke politie bij de parketten. Deze

werden opgericht in 1919 en het was de bedoeling dat de gerechtelijke politie bij het

uitoefenen van zijn takenpakket de grenzen van de gemeenten zou overstijgen.3 Ze hadden

de wettelijke taak om daders van misdrijven op te sporen en dit onder het toezicht van het

openbaar ministerie. Hun taak is voornamelijk repressief van aard, hoewel men in de praktijk

een verschuiving zag naar meer alledaagse controleopdrachten. Hierdoor werd de capaciteit

van de gerechtelijke politie verkeerdelijk aangewend. Naast hun eigen bevoegdheden werd

men ook ingezet om bijstand te verlenen aan de gemeentepolitie of Rijkswacht.

Deze laatste politiedienst is in tegenstelling tot de gemeentepolitie bevoegd voor het ganse

grondgebied van België. 4 De Rijkswacht kreeg een ruime bevoegdheid die kon gaan van

verkeersagent tot het vervullen van gerechtelijke taken. 5 Het was een politiedienst die niet

dicht bij de bevolking stond en een voorbeeld was van een staatspolitie.6 De Rijkswacht,

onderdeel van het leger, kon optreden op vordering van de minister van Binnenlandse

zaken, op vordering van een verantwoordelijke instantie alsook op eigen initiatief. Door het

eigen initiatiefrecht en het gebrek aan controle op de Rijkswacht leidde dit tot een enorme

2 C. FIJNAUT, W. BRUGGEMAN, F. DENIS, C. NUYTS en F. REYNIERS, De politiediensten in België. Vier commentaren op het rapport van Team Consult, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 60. 3 Wet 7 april 1919 houdende sommige statutaire bepalingen betreffende de gerechtelijke officieren en agenten, BS 12 april 1919. 4 C. FIJNAUT, Een kleine geschiedenis van de huidige organisatie van het Belgisch politiewezen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, 104-105. 5 Wet 2 december 1957 tot oprichting van de Rijkwacht, BS 12 december 1957. 6 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 25.

Page 10: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

10

bewegingsvrijheid. De inspecteur-generaal bij de Rijkswacht moest rapporten overmaken

aan de ministers, maar in de praktijk gebeurde dit niet. Ook de budgetten en het

tuchtsysteem werden intern bepaald. Er werd in de schoot van de Rijkswacht een Centraal

Bureau voor Opsporingen opgericht, waaraan informatie inzake gerechtelijke onderzoeken

werd overgemaakt en die een ondersteunende en coördinerende rol diende te spelen bij het

uitvoeren van de gerechtelijke opdrachten.

Afdeling 3: Besluit

Hoewel elke politiedienst zijn eigen bevoegdheid had, bleek er in de praktijk een overlapping

te zijn van verschillende taken. Dit hoeft niet te verwonderen, aangezien er in het verleden

nooit aanpassingen zijn gebeurd met een beleidsplan in het achterhoofd. In de jaren ’60,

jaren waarin er een sociale onrust heerste in België, kreeg de Rijkswacht een groter

bevoegdheid alsook meer financiële middelen toegewezen.7 Dit zorgde er in de latere jaren

voor dat er een gebrek aan coördinatie en samenwerking zou ontstaan tussen de

verschillende politiediensten. Een politiedienst die uren wachtte vooral het parket in te

lichten uit vrees dat een andere politiedienst met de zaak zou gaan lopen was schering en

inslag in die tijd. Het was namelijk de onderzoeksrechter die toen zonder objectieve criteria

kon beslissen wie een bepaalde zaak moest onderzoeken.8 Hoewel de regering het probleem

van de concurrerende politiediensten erkende, bleven grote veranderingen uit. Dit bleek ook

uit de beleidsnota van Stefaan De Clerck.9 Er is enige aandacht voor de verbetering van de

politiediensten, maar het codewoord in zijn nota is overleg. Het hoeft dan ook niet te

verwonderen dat er van grote hervormingen nog geen sprake was. Ook bij het installeren

van de commissie Huybrechts is er van het wijzigen van de politiestructuur nog geen

sprake.10 Het is pas met de aanbevelingen van de Bendecommissie, naar aanleiding van de

vele drama’s zoals het Heizeldrama, dat er een beleidswijzigende aanpak werd gelanceerd.

7 Wet van 8 april 1969 tot wijziging van de wet van 2 december 1957 tot oprichting van de Rijkswacht, BS 23 april 1969. 8 H. COVELIERS, Securitas Belgica, De Rijkswacht is overbodig, Hadewijch, 1989, 77. 9 Beleidsnota van het Ministerie van Justitie voor het begrotingsjaar 1996 bij het ontwerp van de algemene uitgavenbegroting, Parl.St. Kamer 1995-1996, nr. 131/4. 10 DE COMMISSIE VOOR EEN EFFICIENTERE POLITIESTRUCTUUR, Eindrapport ‘ Eenheid in

verscheidenheid, vrijheid in gebondenheid’, 20 juni 1997, 2.

Page 11: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

11

Hoofdstuk 2: De parlementaire onderzoekscommissies

Afdeling 1: De Bende-commissie I en Pinksterplannen I en II

De hervorming van de politie is niet onmiddellijk gerealiseerd. Om een goed begrip te

hebben hoe deze hervorming tot stand is gekomen, is het belangrijk dat we even

terugblikken naar de Bendecommissie. Deze onderzoekscommissie ging op 24 mei 1988 van

start naar aanleiding van de bende van Nijvel die ongrijpbaar bleek te zijn. Volgens de

commissie waren meerdere factoren verantwoordelijk voor dit probleem. Zo bleek er een

onvoldoende communicatie en groot wantrouwen binnen de politiediensten. 11 Maar ook

tussen onderzoekers en magistraten speelden zich dezelfde problemen af. Daarbovenop

werd de opmerking gemaakt dat er een tekort was aan middelen om de politie zijn werk te

laten doen. Het gaat hier om een tekort aan efficiënte opleiding en communicatiemiddelen,

maar ook aan materiele zaken zoals voertuigen bleek een gebrek. Ook was er het probleem

dat de politie enkel reactief optrad. De politie trad vaak enkel op wanneer bepaalde feiten

zich al hadden voorgedaan en dit met maatregelen die een tijdelijk effect resulteerden.12

Van een geïntegreerd beleid was er geen sprake.

Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de onderzoekscommissie tot het besluit kwam

dat een herstructurering van de politiediensten zich opdrong. 13 De drieledige structuur

werkte niet, omdat deze diensten qua opleiding, statuut en werkterrein te sterk uit elkaar

liepen. Door een herstructurering moest er ook een einde worden gemaakt aan de

onderlinge concurrentie. Ook een demilitarisering van de Rijkswacht, een extern

controleorgaan alsook een hervorming van de opleiding werden voorgesteld. Daarnaast

vond men dat er nood was aan de oprichting van een wetenschappelijke dienst (NICC) die er

zou voor zorgen dat de minister van Justitie wordt bijgestaan in zijn beleid.

11 Verslag namens de onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de wijze waarop de bestrijding van het banditisme en het terrorisme wordt georganiseerd, Parl.St. Kamer 1988, 59/10. 12 L.ARNOU, ‘Strafrechtspleging voor de 21ste eeuw. Beknopt overzicht van de inhoud en de beleidsvoorstellen van de bendecommissie’, RW 1990-91, 970-971. 13 Verslag namens de onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de wijze waarop de bestrijding van het banditisme en het terrorisme worden georganiseerd, Parl.St. Kamer 1988, 59/8- 59/10.

Page 12: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

12

De regering Martens voelde dat er iets moest gebeuren met de aanbevelingen die door de

Bendecommissie werden geuit. Daarom publiceerde men op 5 juni 1990 een

regeringsverklaring, het Pinksterplan genoemd, waarin werd uitgedrukt wat er allemaal

gerealiseerd diende te worden.14 Veel van deze zaken werden ook effectief verwezenlijkt

waaronder een demilitarisering van de Rijkswacht, een controle door het parlement op de

politiediensten alsook een vernieuwing van de gemeentepolitie.15

De regering Dehaene I gaf een verder vervolg aan het Pinksterplan met zijn eigen beleidsplan

in juni 1992, het Pinksterplan II. Naast de uitvoering van het eerste plan bevatte dit ook

nieuwe elementen zoals een uitbouw van slachtofferhulp op het niveau van politie en

parket, alsook modernisering van de infrastructuur en een modernisering van de

administratie wat een beperking met zich mee moest brengen van de administratieve

werklast. Daarnaast was er de wet op het politieambt van 5 augustus 1992, eveneens

onderdeel van het Pinksterplan, dat op 1 januari 1993 van kracht werd. Deze wet had als

doel het wettelijk kader waarbinnen de politiediensten optraden duidelijk te formuleren om

op die manier de coördinatie van de politiediensten op centraal en lokaal vlak te verbeteren.

Afdeling 2: Het beleid van de regering Dehaene II met minister van Justitie De Clerck

Het werd als snel duidelijk dat de minister van Binnenlandse Zaken zowel de Rijkswacht als

de gemeentepolitie wou belasten met dezelfde politietaken. De interpolitiezones die in

december 1995 werden opgericht hadden de taak de samenwerking tussen de lokale

diensten te verbeteren.16 Dit moest als resultaat hebben het efficiënter inzetten van de

beschikbare middelen, alsook het streven naar een permanente basiszorg. Er gingen rond

deze periode steeds meer stemmen op om een complete reorganisatie van het politiewezen

te realiseren. Daarmee werd niet enkel de verhouding tussen de gerechtelijke politie en de

Rijkswacht bedoeld, maar ook de verhouding tussen de Rijkswacht en gemeentepolitie. Deze

14 C. FIJNAUT en K. LAUWAERT., Het Belgische politiewezen; wetgeving, beleid, literatuur, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, 195-210. 15 C. FIJNAUT, ‘ De Dutroux-crisis in België’, in C. FIJNAUT EN D. VAN DAELE, De hervorming van het openbaar ministerie, Leuven, Universitaire pers, 1999, 412. 16 C. FIJNAUT, “Tien jaar reorganisatie van het politiewezen”, in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER EN F. GOOSSENS, De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers, 1999, 19.

Page 13: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

13

stemmen gingen op omdat hoewel de werking tussen gemeentepolitie en Rijkswacht beter

liep, de communicatie tussen de Rijkswacht en gerechtelijke politie ondermaats bleef. Ook

de bevoegdheden tussen beiden bleken te overlappen. Het werd tijd om de indeling in drie

zelfstandige diensten van het politiewezen los te laten. Toch bleek de regering Dehaene II

geen voorstander van een grote omwenteling bij de politiediensten.17

In juli 1996 sloot de minister van Justitie een akkoord omtrent de taakverdeling tussen de

politiediensten met het College van de procureurs- generaal en met de politiechefs. Er werd

gezegd in de nota dat iedere politiedienst zijn eigen kenmerken heeft, waardoor het de

bedoeling was om die specialisaties af te bakenen zodat het politiekorps daarin maximaal

kan investeren en de onderlinge concurrentie kon vermeden worden. 18 Het was niet de

bedoeling dat de specialisaties een exclusiviteit met zich meebrengen. Dit betekende dat de

politiedienst wel mocht werken omtrent een bepaald domein dat niet tot haar specialisatie

behoorde, maar enkel in overleg met de andere diensten en onder toezicht van de

magistraten. Een lijst van specialisaties werd opgemaakt.

Het was duidelijk dat Stefaan De Clerck hier koos voor het behoud van de drie

politiediensten met algemene bevoegdheid.19 De kaart die werd getrokken om het optreden

van de politiediensten doeltreffender te maken was specialisatie, geen reorganisatie. De

tegenkanting die door de gerechtelijke politie op deze consensusnota werd geuit was enorm.

Ze waren van oordeel dat de Rijkswacht bevoordeeld werd met diverse bevoegdheden, daar

waar dit bij de gerechtelijke politie veel minder het geval was. In augustus 1996 kwam de

Dutrouxzaak naar de oppervlakte. Hoewel het beleid van de regering onder druk kwam te

staan, zag Stefaan De Clerck geen onmiddellijk nut in het installeren van een commissie om

tot op de bodem uit te spitten wat er verkeerd liep. Eerst richtte hij een verzoek naar de

politiecommandant van de Rijkswacht, naar de procureur- generaal van de Hoven van

17 Regeringsverklaring uitgesproken voor het Parlement op 28 juni 1995 door de Eerste Minister, de heer Jean- Luc Dehaene, en de krachtlijnen voor het federaal regeringsprogramma, Brussel, BS 1995. 18 De nota is getiteld: Verdergaande specialisering, betere taakverdeling en samenwerking tussen politiediensten, 3 juli 1996. 19 Hand. Senaat, 18 juli 1996, nr.1- 59, http://www.senate.be/www/?MIval=/Registers/ViewReg&COLL=H&PUID=16777363&TID=16781285&POS=1&LANG=nl

Page 14: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

14

Beroep te Gent en te Luik, alsook naar de procureur-generaal van het Hof van Cassatie. Het

was de bedoeling dat deze onafhankelijk van elkaar een onderzoek naar de toedracht van

het strafrechtelijk onderzoek verrichtten. Hij richtte daarnaast ook een verzoek aan het vast

comité van toezicht op de politiediensten met de vraag om de kwaliteit van de onderzoeken

in een rapport samen te vatten sedert het uitbreken van de zaak Dutroux. De rapporten

bleken geen duidelijk antwoord te bieden.20 Politie en magistratuur kwamen lijnrecht

tegenover elkaar te staan en gaven elkaar de schuld waardoor het installeren van een

parlementaire onderzoekscommissie niet kon uitblijven. 21

Afdeling 3: De Dutrouxcommissie

De roep naar een parlementaire onderzoekscommissie was luider dan ooit. Ook de

samenleving werd door de zaak Dutroux aangetast. Het hoogtepunt kwam er met de Witte

Mars op 20 oktober 1996. De regering kon niet doof blijven voor de roep van het volk naar

een degelijk onderzoek.22

Op 6 december 1996, met het Sinterklaasconclaaf, kwam er dan de ommezwaai. Naast de

justitiële en strafvorderlijke veranderingen, kwam er ook op politievlak beweging. Maar

zoals al eerder werd benadrukt, was de regering Dehaene II geen voorstander van een

onmiddellijke hervorming op politioneel vlak. Ook de minister van Justitie bewierookte in

zijn nota het politionele en justitiële beleid en de vele zaken die al gerealiseerd waren,

hoewel deze geen aandacht meer zou krijgen.23 Het eerste rapport van de commissie

Dutroux stelde namelijk onmiddellijke structurele hervormingen voor in het politiewezen,

gesteund op het plan De Ruyver. 24

20 COMMISSIE, Project voor een efficiëntere politiestructuur- Eindrapport, 1 juni 1997. 21 C. FIJNAUT, “Tien jaar (discussie over de ) reorganisatie van het politiewezen”, in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER EN F.GOOSSENS, De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire pers Leuven, 1999, 22. 22 De parlementaire onderzoekscommissie “ Dutroux-Nihoul en consoorten”, Parl.St. Kamer 1996-1997, nr. 713/6. 23 Stefaan De Clerck, Dutroux en consoorten: acties van de regering, Brussel, 1997. 24 B. DE RUYVER, ‘ De reorganisatie van de reguliere politiediensten in het licht van de parlementaire onderzoekscommissies Dutroux en de Bende van Nijvel’ in C. FIJNAUT, B. DE

RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Universitaire

Pers, Leuven, 1999, (43) 53.

Page 15: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

15

3.1 De Dutrouxcommissie op politioneel vlak

De commissie Verwilghen publiceerde zijn rapport op 14 april 1997. Een tweede verslag

volgde in februari 1998. Deze kunnen concreet samengevat worden in twee delen. Enerzijds

moest er een totale reorganisatie van het politiewezen komen, gebaseerd op één structuur

georganiseerd op het lokale en federale niveau. Anderzijds hadden de aanbevelingen

betrekking op de organisatie en werking van het openbaar ministerie. De werking van de

parketten, de introductie van de managementtechnieken alsook de informatisering en

samenwerking tussen de rechtsgebieden kwam aan bod.25

Hoewel de commissie met een grote eensgezindheid vaststelde dat een reorganisatie van

het politiewezen noodzakelijk was, werd de manier waarop dit moest gerealiseerd worden

niet zo snel gevonden.26 De taak van de commissie bleef beperkt tot het geven van

aanbevelingen. De commissie opteerde voor een geïntegreerde politie, gestructureerd op

(boven)lokaal en federaal niveau. Wat het bovenlokaal niveau en de gerechtelijke politie

betreffen, zou het opsporings- en vervolgingsbeleid bepaald worden door het Openbaar

Ministerie. 27 Deze dient wel rekening te houden met het strafrechtelijk beleid dat wordt

uitgetekend door de procureurs-generaal onder leiding van de minister van Justitie. De

bestuurlijke politie zal zich moeten houden aan een beleid dat door de gemeenteraad zal

worden bepaald na overleg met de burgemeester. Wat betreft het federale niveau zal de

bestuurlijke politie onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken staan en de

gerechtelijke politie onder dat van de minister van Justitie. 28

25 Zakboekje Politiezones 2008, Mechelen, Kluwer, 2007, 15. 26 D.J. EPPINK, “Commissie-Dutroux lost op in grote mea culpa”, De Standaard, 20 februari 1998; W. BRUGGEMAN, “De politiehervorming: een (de) grote (grootste) uitdaging in de Belgische politiegeschiedenis”, Panopticon 2001, afl. 3, 215 27 http://www.polfed-fedpol.be/org/pdf/Brochure_FGP_NL.pdf 28 Parlementair onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door de politie en het gerecht werd gevoerd in de zaak “Dutroux- Nihoul en consorten”, Parl.St. Kamer 1996-1997, nr. 713/6, 164 ev. http://www.dekamer.be/kvvcr/pdf_sections/comm/dutroux/49K0713006.pdf ; W. WINCKELMANS, Het rapport de commissie Dutroux ( met commentaar), Leuven, Van Halewyck, 1997, 261.

Page 16: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

16

Belangrijk om te begrijpen is dat de politiehervorming alleen maar een hoge efficiëntiegraad

kan bereiken indien het beleid van de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse

Zaken op elkaar worden afgestemd, alsook het beleid op (boven)lokaal niveau van de

gerechtelijke en bestuurlijke politie. 29 Ook het (boven)lokaal en federaal niveau moet een

beleids- en operationele overeenstemming bereiken, vooral gerealiseerd door een goede

informatiewisseling.30 Tot slot gaf de commissie ook nog mee dat aangezien de politie een

gezagsafhankelijke instantie was, de justitiële reorganisatie een noodzakelijke voorwaarde

was om tot een goede politiehervorming te komen.31

De commissie had haar werk gedaan: ze gaf de grote lijnen mee, de invulling diende te

gebeuren door de regering. En daar wou het niet echt vlotten. Tussen 1996 en 1998 werden

meerdere parlementaire debatten gevoerd omtrent de politiehervorming.32 Deze vertoonde

meerdere moeilijkheden waar de burgemeesters die tevens ook parlementair waren een

grote rol in speelden.33 Deze hadden de vrees dat ze het gezag over 'hun' politieagenten

zouden verliezen door de integratie van de rijkwacht en gemeentepolitie in een zonale

politie.34 Ook een geïntegreerde politie op 2 verschillende niveaus zou hun macht doen

afnemen ten opzichte van de lokale politie. Daarnaast vertoonde het debat ook een

communautair tintje. De verschillen tussen Noord en Zuid lagen aan de basis hiervan. Een

eerste verschilpunt was dat in Wallonië de burgemeester zichzelf ziet als de chef van de

politie. De korpschef moet dan enkel zijn bevelen uitvoeren, terwijl dit in Vlaanderen veel

minder het geval was aangezien de burgemeester in Vlaanderen meer beschouwd werd als

een soort beheerder. Ook budgettair heerste er een verschil tussen Noord en Zuid. Het

verschil is te herleiden tot het feit dat Wallonië jarenlang niet geïnvesteerd heeft in de

gemeentepolitie. Doordat men in Wallonië in die tijd vooral een overwicht had van de

29 W. WINCKELMANS, Het rapport de commissie Dutroux ( met commentaar), Leuven, Van Halewyck, 1997, 261. 30 Ibid., 263 31 B. DE RUYVER, “Het voorstel van de parlementaire onderzoekscommissie ‘Dutroux’: genese en krachtlijnen”, Panopticon 1998, afl. 3, 225. 32 Parlementair onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door de politie en het gerecht werd gevoerd in de zaak “Dutroux- Nihoul en consorten”, Parl.St. Kamer 1996-1997, nr. 713/6, http://www.dekamer.be/kvvcr/pdf_sections/comm/dutroux/49K0713006.pdf. 33 S. DE KIMPE, ‘ Zonder cyclus loopt het vierkant’ in Handboek politiediensten, nr. 57, maart 2001, 25. 34 Art. 90 Gemeentewet van 30 maart 1836, BS 1 april 1836.

Page 17: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

17

Rijkswacht, gefinancierd door de federale regering, betekent dit dat bij de samensmelting

tot de lokale politie er vooral door de Waalse gemeentes een budgettaire inspanning moest

gebeuren. De invulling door de regering ontbrak bij gebrek aan eensgezindheid waardoor

men de taak doorgaf aan de commissie Huybrechts, die al bestond sinds het

Sinterklaasconclaaf. Hoewel de Bendecommissie II opnieuw dezelfde aanbevelingen uitte als

de Dutrouxcommissie35 en er in juli 1997 een rapport werd uitgebracht36, bleek de regering

niet geneigd om hier snel gepast op te reageren. Pas een klein half jaar later realiseerde de

regering een plan dat vooral gekenmerkt werd door compromis. Het zal dan ook niet

verwonderen dat van een volledige integratie van de politie geen sprake is. De regering zag

een fusie van de gerechtelijke politie en Rijkswacht nog zitten, maar het samenvoegen van

de Rijkswacht en de gemeentepolitie was een brug te ver. 37 Toch moet het gezegd zijn dat

het plan wel maatregelen voorzag om in de toekomst te komen tot een echte reorganisatie.

3.2 Het beleid van minister De Clerck

Hoewel met Stefaan De Clerck de minister van Justitie een sterkere invulling kreeg dan in het

verleden en hij effectief een beleid wou realiseren op een stapsgewijze manier, werd hij hier

ingehaald door de jarenlange verwaarlozing van politie en gerecht. De tijd om als voorzichtig

jurist een beleid uit te stippelen was voorbij. 38 Toch moet het gezegd zijn dat het beleid dat

hij voor ogen had niet zoveel afweek met de aanbevelingen die de Commissie Dutroux zou

maken. Zo had hij al oog voor de slachtofferpositie alsook de modernisering van het

openbaar ministerie stond op de agenda. Het meest fundamentele verschil is dat er in zijn

35 Verslag namens de commissie belast met het parlementair onderzoek naar de noodzakelijke aanpassingen van de organisatie en de werking van het politie-en justitiewezen op basis van de moeilijkheden die gerezen zijn bij het onderzoek naar de “bende van Nijvel”, Parl.St. kamer 1995-1996, nr. 573/7. 36 Verslag namens de commissie voor de binnenlandse en administratieve aangelegenheden, Parl.St. Senaat, 1996-1997, nr. 1-700/1. 37 C. FIJNAUT, “Tien jaar (discussie over de) reorganisatie van het politiewezen” in C. FIJNAUT, B. DERUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers, 1999, (15) 29 38 D. HEIRBAUT, Hadden/hebben de Belgische ministers van Justitie een civielrechtelijk beleid?, Mechelen, Kluwer, 2005, 70- 80.

Page 18: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

18

beleid geen sprake was van een doorgedreven politiehervorming waarbij de driedelige

politiestructuur zou worden opgeheven.39

Het is frappant te zien dat het uitbreken van de zaak Dutroux voor de regering geen

voldoende reden was om een verregaande hervorming op korte termijn door te voeren. In

die zin is het dan ook een zege dat er een tweede crisis- de ontsnapping van Dutroux uit de

armen van de Rijkswacht- uitbrak. Deze zal ervoor zorgen dat de regering eindelijk deed wat

ze moest doen, hoewel er hiervoor wel koppen moesten rollen. In april 1998 werden zowel

de minister van Binnenlandse zaken als de minister van Justitie Stefaan De Clerck verplicht

ontslag te nemen naar aanleiding van de ontsnapping.40

Hoofdstuk 3: Het Octopusakkoord omtrent de integratie van de politie

Het Octopusakkoord werd concreet gemaakt door de Wet van 7 december 1998 tot

organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus41. De

niveaus hangen van verschillende overheden af: de federale politie staat op federaal niveau

en de politiezone op lokaal niveau. De niveaus zijn autonoom en tussen beide is er een

functionele band gecreëerd die steunt op mechanismen en structuren.

De federale politie

De federale politie verzorgt over het ganse grondgebied de supra-lokale en gespecialiseerde

opdrachten van de bestuurlijke en gerechtelijke politie. Daarnaast staan ze ook in voor de

operationele en niet- operationele ondersteuning van de lokale politie. Deze taken vervult

men met inachtneming van de principes van specialiteit en subsidiariteit. Eigenlijk komt het

erop neer dat de federale politie zich bezighoudt met het opsporen van de zwaardere

criminaliteit en met de bovenlokale problemen die zich in de sfeer van de openbare orde

voordoen.

39 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 38. 40 L. HUYSE en A. VERDOODT, “Dertig jaar justitiebeleid. Kroniek van een aangekondigde crisis”, Panopticon 1999, afl. 1, 20. 41 Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999.

Page 19: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

19

De federale politie bestaat uit een commissariaat-generaal en drie algemene directies,

namelijk de bestuurlijke politie, de Federale Gerechtelijke Politie en de directie

ondersteuning en beheer. De bestuurlijke politie zal de lokale en bovenlokale fenomenen

aanpakken, waar de federaal Gerechtelijke Politie eerder zich eerder zal toeleggen op

gespecialiseerd onderzoek.42 De federale politie zal een deel van het werk op het

gedeconcentreerd niveau van de gerechtelijke arrondissementen uitvoeren. Zo zullen de

coördinatie- en steundirecties de taken van de lokale politie in verband met de openbare

orde ondersteunen en ze staan hiervoor onder leiding van de bestuurlijke directeur-

coördinator. Daarnaast is de federale politie ook nog gedeconcentreerd aanwezig in de

gerechtelijke arrondissementen met de Federale Gerechtelijke Politie, die onder leiding

komt te staan van een gerechtelijk directeur. Deze twee actoren zijn belangrijk binnen de

federale politie, omdat ze de spilfiguur vormen om een geslaagde geïntegreerde

politiewerking te creëren.43

De federale politie, die onder de bevoegdheid valt van de ministers van Binnenlandse Zaken

en Justitie, werkt op basis van vierjaarlijkse nationale veiligheidsplannen.

De lokale politie

De lokale politie verzekert op het lokale niveau de basispolitiezorg, dit zijn alle opdrachten

van bestuurlijke en gerechtelijke politie die noodzakelijk zijn om de lokale fenomenen op het

grondgebied van een welbepaalde zone de baas te kunnen, evenals sommige

politieopdrachten van federale aard.44 Daarnaast waarborgt de geïntegreerde politiedienst

een community policing voor de burger en overheden.45 Dit is een minimale dienstverlening

42 Voorstel van resolutie betreffende de hervorming van de politiediensten en de gerechtelijke organisatie, Parl.St. Kamer 1997-98, nr. 1568/2, 17. 43 E. DEVROE, S. DE KEULENAER EN S. THOMAES, De procureurs des Konings aan het woord- Evaluatieonderzoek zonale veiligheidsplannen, Antwerpen, Maklu, 2006, 149. 44 Art. 61-64 WGP; Voorstel van resolutie betreffende de hervorming van de politiediensten en de gerechtelijke organisatie, Parl.St. Kamer 1997-98, nr. 1568/2, 8. 45 KB van 16 oktober 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 september 2001 tot vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren, BS 29 oktober 2009.

Page 20: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

20

over het hele grondgebied van het Rijk die het gebrek aan legitimiteit van de politie moest

oplossen.46

De interpolitiezones werden omgevormd tot 196 politiezones.47 Nu zijn het er 195

geworden, omdat Lanaken en Maasmechelen onlangs zijn gefusioneerd. Naargelang het

grondgebied dat ze innemen worden ze ééngemeentezones en meergemeentezones

genoemd.48 De burgemeester werkt de richtlijnen voor de politiezone uit en het is de

opdracht van de korpschef om het lokaal politiebeleid, meer bepaald het zonaal

veiligheidsplan, correct uit te voeren.49 De korpschef staat, onder het gezag van de

burgemeester, ook in voor de organisatie en het beheer van het korps. Het belangrijkste

verschil tussen de zones is dat de korpschef bij de ééngemeentezones verantwoording moet

afleggen aan de burgemeester van de gemeente en bij de meergemeentezones aan het

politiecollege, samengesteld uit de burgemeesters van de politiezone.

Lokaal valt de politie onder de burgemeesters en de procureur die de zonale

veiligheidsplannen goedkeuren.

Samenwerkingsverbanden

De niveaus die werden gecreëerd mogen geen isolatie met zich meebrengen. Als men een

geïntegreerde politiezorg wenst te bereiken, dient er voorzien te worden in

samenwerkingsverbanden.50 Zo zal het zonaal veiligheidsplan moeten worden opgesteld met

het nationaal veiligheidsplan in het achterhoofd.51 Door het feit dat de zonale

veiligheidsplannen ook door de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie moeten

46 COL van 27 mei 2003 betreffende Community Policing, definitie van de Belgische interpretatie van toepassing op de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 9 juli 2003. 47 JEAN-CHARLES VERWAEST, De Justitiegids: wegwijs in het labyrint van het Belgisch gerecht, Globe, 1998, 105-106. 48 Art. 9 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999. 49 W. BRUGGEMAN, ‘ De politiehervorming: een (de) grote (grootste) uitdaging in de Belgische politiegeschiedenis’, Panopticon 2001, 215. 50 Voorstel van resolutie betreffende de hervorming van de politiediensten en de gerechtelijke organisatie, Parl.St. Kamer 1997-98, nr. 1568/2, 2. 51 Art. 37 van de wet van 7 december 1998, BS 5 januari 1999.

Page 21: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

21

worden goedgekeurd, zal een integraal en geïntegreerd beleid ontstaan waardoor een

coherente en performante politiestructuur mogelijk is.52

Nog een feit dat daartoe bijdraagt, is de mogelijkheid die de ministers van Binnenlandse

Zaken en Justitie hebben om op basis van het nationaal veiligheidsplan en binnen hun

bevoegdheid federale politiezaken toe te wijzen aan de lokale korpsen.

Het Octopusakkoord heeft daarnaast geopteerd voor één administratief en geldelijk statuut

voor alle politieambtenaren.53 Dit moest alsook bijdragen tot een goede werking van de

nieuwe politiestructuren en ervoor zorgen dat er een grote mobiliteit was tussen lokale

politiediensten onderling alsook tussen de lokale politiediensten en de federale politie. Op 1

januari 2001 werd de federale politie operationeel, een jaar later de lokale korpsen. Met

deze wet werd eindelijk de stap gezet naar een geïntegreerde politiezorg.

52 Voorstel van resolutie betreffende de hervorming van de politiediensten en de gerechtelijke organisatie, Parl.St. Kamer 1997-98, nr. 1568/2, 20. 53 Regeringsnota betreffende het Octopusakkoord in verband met de hervorming van de politie, Kabinet van de Eerste Minister, 24 mei 1998, 2-3.

Page 22: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

22

Het vooronderzoek in strafzaken

Hoofdstuk 1: De voorlopige hechtenis en de vrijheid of de invrijheidstelling

onder voorwaarden

De wetgever heeft de vrijheidsberoving tijdens het strafonderzoek tot een minimum willen

beperken. De wet op de voorlopige hechtenis, waarin voorzien wordt in de vrijheid of de

invrijheidstelling onder voorwaarden, kon dus niet uitblijven.54 Hoewel dit een belangrijke

innovatie was, duurde het een ganse tijd vooraleer men dit invoerde. Bij vrijheid of

invrijheidsstelling onder voorwaarden55 zal de verdachte in afwachting van zijn proces door

de onderzoeksrechter, het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht in vrijheid worden

gesteld, mits het naleven van bepaalde voorwaarden. Enkel wanneer de voorlopige

hechtenis kan worden bevolen is, er de mogelijkheid om een vrijheid of een

invrijheidsstelling onder voorwaarden op te leggen.56 Deze voorwaarde werd ingebouwd,

omdat men het netwidening-effect wil vermijden. Het is namelijk niet de bedoeling dat men

de invrijheidsstelling onder voorwaarden gaat opleggen wanneer men twijfelt over het

uitschrijven van een aanhoudingsbevel. Andere materiele voorwaarden zijn dat er feiten

moeten bestaan waar de wet een hoofdgevangenisstraf van één of meer jaar op stelt, de

voorlopige hechtenis moet volstrekt noodzakelijk zijn voor de openbare veiligheid en er

moeten ernstige aanwijzingen zijn van schuld. Daarbij komt dat indien de wettelijke straf de

vijftien jaar opsluiting niet overschrijdt, er de kans op recidive, vlucht, collusie of

54 Wet van 7 mei 1999 - Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Strafwetboek, van het Wetboek van Strafvordering, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964 BS, 29 juni 1999. 55 Artikelen 35-38 van de Wet 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, BS 14 augustus 1990. 56 Art. 35§1 VHW.

Page 23: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

23

verduistering moet worden aangetoond.57 Deze voorwaarden dienen niet cumulatief vervuld

te zijn.58 De voorwaarden, met uitzondering van de borgsom, worden opgelegd voor een

termijn van drie maanden en kunnen tijdens het onderzoek eventueel worden opgeheven,

gewijzigd of verlengd.59 De maatregel mag niet gebruikt worden als onmiddellijke bestraffing

noch als dwangmiddel.

De rechter kan de voorwaarden trouwens zelf invullen. Een sociale, psychologische

begeleiding, maar ook een verbodsvoorwaarde of een borgsom behoort tot de

mogelijkheden. De voorwaarden dienen betrekking te hebben op het gevaar voor recidive,

vlucht, verduistering of collusie en er moet rekening gehouden worden met de

omstandigheden van de zaak. Dit wordt de bijzondere motiveringsverplichting genoemd die

bestaat naast de gewone motiveringsplicht die ook geldt bij een bevel tot aanhouding of bij

een handhaving van de voorlopige hechtenis.60 Een ander beperking die aan de

voorwaarden werden gesteld is dat deze in indirect verband moeten staan met het misdrijf

en ook geen vrijheidsbenemend karakter mogen hebben.61 Dit lijkt mij logisch aangezien de

term ‘alternatief’ wel degelijk iets anders moet inhouden dan de vrijheidsberoving, zoals dit

bij de voorlopige hechtenis het geval is.

Om nog even door te gaan op de voorwaarden die kunnen worden opgelegd wens ik even

een opmerking te formuleren. Het is namelijk zo dat toenmalig minister Stefaan De Clerck in

zijn boek pleitte voor een streven naar dienstverlening en vooral het streven naar het herstel

van de schade. Maar in hoeverre is dit verenigbaar met het vermoeden van onschuld, wat de

verdachte op dat ogenblik toch nog steeds is? Het lijkt mij daarom meer aangewezen om

controlemaatregelen op te leggen, aangezien dit zal trachten te voorkomen dat de

verdachte recidive-, vlucht- of collusiegedrag gaat vertonen. Ook hulpverlening kan helpen in

de hoop dat de verdachte niet recidiveert. Hoewel de wet voorzag in de oprichting van de

sociale diensten bij de rechtbanken is het niet zo ver gekomen. 62 Stefaan De Clerck heeft wel

57 PHILIP DAENINCK, ‘ Vrijheid onder voorwaarden en invrijheidstelling onder voorwaarden als alternatieve maatregelen in een vernieuwd straflandschap’, jura falconis, jg 6, 1999-2000, nr. 3, 423. 58 Cass. 15 maart 1995, Pas. 1995, 316. 59 Art. 36 VHW 60 Art. 35 §2 en 35 §3 VHW. 61 Parl.St. Senaat, 1988-89, nr. 658/2, 108. 62 Art. 38 §1 VHW.

Page 24: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

24

gezorgd voor de oprichting van de Dienst Justitiehuizen die de taak hieromtrent voor hun

rekening neemt. Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, bestaat de mogelijkheid

voor de onderzoeksrechter, de rechtbank of het hof van beroep om alsnog een bevel tot

aanhouding uit te vaardigen.63 Let wel, deze kan enkel worden uitgevaardigd indien is

voldaan aan de voorwaarden in art. 28 VHW. Naar mijn mening zal het overtreden van de

voorwaarden wel degelijk ook als een nieuwe en ernstige omstandigheid kunnen worden

beschouwd.

De borgsom is een tweede alternatief voor de voorlopige hechtenis, maar hieromtrent geldt

een bijzonderheid.64 Het is de rechter die het bedrag van de borgsom bepaalt en die een

voorafgaande en volledige betaling van een borgsom kan vorderen. De verdachte wordt pas

in vrijheid gesteld wanneer het volledige bedrag is gestort in de Deposito- en Consignatiekas.

Het openbaar ministerie zal dan het arrest of de beschikking van invrijheidsstelling ten

uitvoer leggen. De borgsom gaat naar de staat wanneer blijkt dat de verdachte zonder

verschoningsgrond niet is verschenen bij de proceshandelingen en bij de tenuitvoerlegging

van het vonnis. Nochtans heeft het Hof van Cassatie bepaald dat een debat zijn contradictoir

karakter niet verliest door afwezigheid van de verdachte op het moment van de uitspraak.

Zodoende kan dit niet leiden tot verliezen van de borgsom.65 Nog één opmerking met

betrekking tot de borgsom. Hoewel in de wet66 staat ingeschreven dat de borgsom maar kan

teruggegeven worden wanneer men is verschenen bij de proceshandelingen en ter

tenuitvoerlegging van het vonnis, blijkt het in de praktijk anders te zijn. Aangezien de

borgsom in ons rechtssysteem als een alternatieve maatregel wordt bedoeld, heeft men

terecht besloten dat men deze opgelegde voorwaarde ook kan intrekken overeenkomstig

art. 36 VHW.67

Stefaan De Clerck had in zijn oriëntatienota‘ strafbeleid en gevangenisbeleid’ kritische

bedenkingen omtrent het huidige sanctiearsenaal. De vrijheidsberovende sanctie, al dan niet

in het kader van het vooronderzoek, diende een ultimum remedium- oplossing te worden.

63 Art. 38 §2 VHW. 64 Art. 35 §4 VH. 65 Cass. 11 juni 1996, JT 1997, 269. 66 Art. 35 §4 lid 4 VHW. 67 Brussel (K.I.) 9 september 1997, Rev. dr. pén. 1998, 114.

Page 25: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

25

De vraag die men zich kan stellen is of deze alternatieve maatregel de gewenste doelstelling

heeft bereikt twintig jaar later? We gaan er in de tweede ambtstermijn dieper op in.

Page 26: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

26

Het vervolgingsbeleid

Hoofdstuk 1: De organisatie van het openbaar ministerie voor de zaak

Dutroux

De zaak Dutroux gaf niet alleen de aanleiding tot de hervorming op politievlak, ook de

justitiehervorming werd danig aangepakt. Toch is het niet zo dat deze problemen door de

zaak Dutroux plotseling werden ontdekt en de oplossingen zomaar werden gevonden. Een

lange weg werd afgelegd vooraleer het zover was. Mede doordat de politieke klasse steeds

twijfelde om hun verklaringen in daden om te zetten. Op het justitievlak bleek de

verwaarlozing totaal doordat de toenmalige minister van Justitie Wathelet niet enkel

minister van Justitie was, maar ook vicepremier met meerdere portefeuilles op zak. Ook de

geesten van de magistratuur waren nog niet rijp voor een ingrijpende verandering.

Traagheid en gebrek aan tempo waren de kernwoorden die de regering toen kenmerkten.

De organisatie van het openbaar ministerie, 27 gerechtelijke arrondissementen met elk een

parket met aan het hoofd een procureur des Konings, was opgericht om een uniform

strafbeleid te kunnen voeren. Toch bleken de verschillen in de praktijk tussen de

arrondissementen onderling met betrekking tot het uitoefenen van de strafvordering en het

toepassen van de strafwet zeer groot.

Ook bleek de mobiliteit en de schaal van de misdrijven, zoals georganiseerde criminaliteit en

fraude, zich uit te breiden. Dit zorgde ervoor dat de beperkingen van de organisatie van het

openbaar ministerie naar boven kwamen en men zich begon af te vragen of het

arrondissement wel de juiste schaal was om bepaalde vormen criminaliteit te bestrijden.

De gerechtelijke achterstand was toen ook al een groot probleem. Elke actor in de

strafrechtsketen mag nog zo goed georganiseerd zijn, als er geen beleidskeuzes gemaakt

worden en men zijn prioriteiten niet op orde heeft, kan de gerechtelijke achterstand niet

weggewerkt worden. 68 Dit komt eigenlijk neer op de essentie van strafrechtelijk beleid. Men

moet durven de strafrechtelijke normen aanpassen om op die manier de druk van de ingang

van de trechter te nemen.

68 S. DE CLERCK, Het bos en de bomen: Justitie hervormen, Lannoo, 1997, 68.

Page 27: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

27

Tot slot bleek ook de informatisering en specialisering van het parket een groot probleem.

Door de structuur van het parket blijft de informatie binnenshuis. Dit zorgt ervoor dat fouten

in bepaalde zaken worden gemaakt, maar ook dat de kennis en specialisering hierdoor wordt

belemmerd.

Hoofdstuk 2: De parlementaire onderzoekscommissies

Afdeling 1: De Bendecommissie I, de Pinksterplannen en de commissie van

mensenhandel

Net zoals bij de politiehervorming, bleek de Bendecommissie I een belangrijk beginpunt.69

Toch kwam de hervorming van het Openbaar Ministerie maar terloops ter spraak, het moet

dan ook niet verwonderen dat in het Pinksterplan daaropvolgend weinig melding werd

gemaakt van een echte hervorming.

Meer nog, in het Pinksterplan werd een loskoppeling vooropgesteld tussen het

strafrechtelijk vooronderzoek en de organisatie van het politiewezen. Dit gaat volledig in

tegen de bevindingen die de Bendecommissie deed. Ook vele zaken bleven onvermeld in het

Pinksterplan. Een aantal zaken werden vooropgesteld zoals het voorzien in het ambt van

nationaal magistraat70, het oprichten van een dienst die de minister van Justitie moest

bijstaan bij het strafrechtelijk beleid alsook met betrekking tot de mobiliteit van de

magistratuur werd er voorgesteld een termijnbeperking van de procureurs-generaal tot tien

jaar door te voeren. 71

De toenmalige minister van Justitie Wathelet bleek zijn verantwoordelijk niet ernstig te

nemen en voerde de meeste maatregelen van het Pinksterplan niet uit. Het hoeft dan ook

niet te verwonderen dat er veel zaken bleven foutlopen. Zo was er een echte discrepantie

aanwezig tussen het aantal middelen en personeel ten opzichte van de te verrichten

werklast. Het tekort aan middelen en personeel werd daarbij nog versterkt doordat er een

69 Parlementair onderzoek naar de wijze waarop de bestrijding van het banditisme en het terrorisme georganiseerd wordt. Verslag namens de onderzoekscommissie uitgebracht door de heren Van Parys en Laurent, Parl.St. Kamer 1988, nr. 59/8 70 R. VERSTRAETEN, D. VAN DAELE en D. DEWANDELEER, ‘Het federaal parket’, Panopticon 1999, (56) 57. 71 Regeringsmededeling, Brussel, 5 juni 1990.

Page 28: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

28

totale afwezigheid was van een opsporings- en vervolgingsbeleid. Ook de vijandigheid tussen

de parketten van eerste aanleg en de parketten-generaal zorgde ervoor dat er een tekort

aan communicatie ontstond. Een meerjarenplan voor justitie in juni 1993 werd uitgewerkt

om een oplossing te bieden voor deze verschillende problemen72.

In 1994 werd de commissie ingesteld met het oog op uitroeiing van de mensenhandel 73 en

ook hier bleek het organisatorische probleem waar het openbaar ministerie mee te maken

had naar de oppervlakte te komen.74 Opnieuw werd de conclusie geformuleerd dat het

openbaar ministerie zowel qua personeel, infrastructuur als organisatie niet in staat is om

grote problemen het hoofd te bieden.

Afdeling 2: Het beleid van de regering Dehaene II met minister van Justitie De Clerck

Tijdens de commissie Dutroux zat de regering niet stil. Minister De Clerck bleek namelijk oog

te hebben voor een verdere objectiveringsmaatstaf van de benoeming van magistraten. Ook

bij de bevoegdheden van de Hoge Raad voor de Justitie werd er uitvoerig stilgestaan, alsook

werd er blijvend geïnvesteerd in de huisvesting en informatisering van Justitie.75

Toch stelde de regering vast dat een investering maar nut zou hebben wanneer deze

gepaard ging met een betere werking van de parketten en rechtbanken. Een doorlichting

van de parketten-generaal was nodig, alsook het verder ondersteunen van de integrale

kwaliteitszorg. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat minister De Clerck zijn beleid

grotendeels strookte met de aanbevelingen van de commissie Dutroux, maar toch had hij

geen echte hervorming van het openbaar ministerie als doel.76 In zijn beleid ontbrak ook de

herdefiniëring van de rol van de parketten-generaal. Toch keurde de ministerraad die op 7

oktober 1997 vergaderde het tweede meerjarenplan Justitie en veiligheid goed. Dit plan was

72 B. DE RUYVER, Strafrechtelijk beleid, 2011-2012. 73 C. DE STOOP, Ze zijn zo lief, meneer. Over vrouwenhandelaars, meisjesballetten en de Bende van de miljardair, Leuven, Kritak, 1992, p. 284 74 Commissie betreffende een structureel beleid met het oog op de bestraffing en de uitroeiing van de mensenhandel, Parl.St. Kamer 1993-1994, nr. 673/7, 90-95. 75 Beleidsnota van het Ministerie van Justitie voor het begrotingsjaar 1997, Parl.St. Kamer 1996-1997, nr. 727/12. 76 Algemene beleidsverklaring bij de opening van het parlementaire zittijd 1997-1998, Brussel, oktober 1997.

Page 29: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

29

noodzakelijk aangezien justitie ten opzichte van de politie een achterstand goed te maken

had.77

Het meerjarenplan voor de justitie wou zorgen voor een optimalisering van de huisvesting

en informatisering. Daarnaast zou er voorzien worden in een verbetering van de vorming

van magistraten, alsook was er nood aan de versterking van de ondersteunende diensten.

Afdeling 3: De Dutrouxcommissie op justitieel vlak

Toen het eerste rapport van de commissie Dutroux werd gepubliceerd, stelde zij zaken vast

die door de twee vorige commissies ook al werden vastgesteld. Toch ging deze commissie

verder en formuleerde concrete voorstellen om op deze manier de het openbaar ministerie

uit het slop te halen. 78

Zo stelde de commissie vast dat binnen justitie iedereen los werkte van elkaar zonder

de nodige communicatie. De commissie stelde dan ook voor dringend een

implementatie van het ketendenken te verwezenlijken. De nood aan een echt

strafrechtelijk beleid drong zich op.79

Het beheer van de parketten had nood aan een modernisering waarin de korpschefs

een belangrijke verantwoordelijkheid dienden op te nemen in verband met de

budgettaire middelen.80

De informatisering stond nog steeds op een laag niveau. Een nationaal meldpunt

werd voorgesteld, alsook moet de informatiestroom op parketniveau worden

77 D. VAN DAELE, ‘ De politieke agenda’, Panopticon 1999, 17. 78 Parlementair onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door de politie en het gerecht werd gevoerd in de zaak “Dutroux- Nihoul en consorten”, Parl.St. Kamer 1996-1997, nr. 713/6, http://www.dekamer.be/kvvcr/pdf_sections/comm/dutroux/49K0713006.pdf 79 Parlementair onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door de politie en het gerecht werd gevoerd in de zaak “Dutroux- Nihoul en consorten”, Parl.St. Kamer 1996-1997, nr. 713/6, 171; W. WINCKELMANS Het rapport de commissie Dutroux ( met commentaar), Leuven, Van Halewyck, 1997, 260. 80 Parlementair onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door de politie en het gerecht werd gevoerd in de zaak “Dutroux- Nihoul en consorten”, Parl.St. Kamer 1996-1997, nr. 713/6, 176; W. WINCKELMANS, Het rapport de commissie Dutroux ( met commentaar), Leuven, Van Halewyck, 1997, 272-274.

Page 30: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

30

geautomatiseerd.81 Ook de uitwisseling van informatie tussen magistratuur en

politiediensten is voor verbetering vatbaar.

Ook de rol van de parketten-generaal diende te worden herbekeken: er werd

aanbevolen de zaken in hoger beroep niet meer door hen te laten behandelen, maar

door de magistraten die ze in eerste aanleg hebben behandeld. Ook de puur

hiërarchische rol die de parketten-generaal speelde, moest worden afgekalfd. Dit zou

de kwaliteit en eenvormigheid van het vervolgingsbeleid ten goede komen.82

Hoewel ongeveer ten tijde van de commissie Dutroux, ook de Bende-commissie II zijn

aanbevelingen uitbracht, kan ik hierover kort zijn. 83 Dezelfde aanbevelingen werden geuit,

hoewel de Bende-commissie II in tegenstelling tot de Dutrouxcommissie de zaken in hoger

beroep wel nog behandeld wilde zien door de parketten-generaal. Eén nieuwe belangrijke

aanbeveling was de oprichting van een federaal parket waar de nationale magistraten deel

van zouden uitmaken. De leiding van het parket zou in handen gegeven worden van de

federale procureur-generaal die op gelijke voet zou staan met het College van procureurs-

generaal. Hierdoor gaf men gevolg aan de aanbevelingen die in de eerste Bendecommissie

werden geuit om de positie van de nationale magistraat te versterken.

De Dutrouxcommissie gaf ook nog een tweede verslag uit op 16 februari 1998 waar het zich

volledig achter het voorstel van het federaal parket schaarde. 84

Hoofdstuk 3: Het Octopusakkoord omtrent de hervorming van het OM

Hoewel de commissies voldoende aanbevelingen hadden gemaakt, bleek de regering niet

geneigd enige daadkracht aan de dag te stellen. Blijvende onenigheid omtrent het federaal

parket zorgde ervoor dat alles bij het oude bleef. Een geluk bij een ongeluk dus, dat Dutroux

81 Ibid., 174; W. WINCKELMANS, Het rapport de commissie Dutroux ( met commentaar), Leuven, Van Halewyck, 1997, 271. 82 Ibid., 177. 83 Parl. St. Kamer 1997-1998, nr. 573/7. 84 Aanvullend verslag namens de onderzoekscommissie uitgebracht door de heer Renaat LANDUYT en mevrouw Nathalie DE T’ SERCLAES, Parl.St. Kamer, 1996-97, nr. 713/8, 165-1681; R. VERSTRAETEN, D. VAN DAELE en D. DEWANDELEER, ‘ Het federaal parket,’ Panopticon, 1999, 58-59.

Page 31: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

31

het hazenpad koos en vluchtte uit de handen van de Rijkswacht. Hierdoor werd eindelijk het

Octopusakkoord afgesloten op 24 mei 199885. Dit akkoord bevatte vier grote krachtlijnen

Oprichting van een federaal parket

Rol van de parketten- generaal herdefiniëren

De uitbouw van het college van procureurs-generaal

Versterking van de parketten van eerste aanleg

Afdeling 1: Oprichting van het federaal parket

Hoewel al in de eerste bendecommissie werd aanbevolen een magistraat ad hoc aan te

stellen om het strafrechtelijk onderzoek over het hele grondgebied te coördineren86, duurde

het nog tot 1997 vooraleer de nationale magistraat een wettelijke basis kreeg.87 Het was

minister Stefaan De Clerck die stelde dat de magistraat met zijn kennis en ervaring een

meerwaarde zou zijn met betrekking tot strafrechtelijke onderzoeken.88 Met deze wet werd

art. 144bis Ger.W ingevoerd die de nationale magistraat met een dubbele opdracht belaste.

In de eerste plaats moesten ze zorgen voor het vergemakkelijken van de internationale

samenwerking en een coördinatie van de strafvordering. Ten tweede waren ze belast met

het nemen van dringende maatregelen die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van de

strafvordering, zolang de procureur des Konings zijn wettelijke bevoegdheden nog niet had

uitgeoefend. Toch zag hij nog geen nut in de oprichting van een federaal parket.89

85 I. DUPRE en R. VAN NUFFELEN, ‘Maatschappelijke en politieke context’, Panopticon 1999, 21. 86 Parlementair onderzoek naar de wijze waarop de bestrijding van het banditisme en het terrorisme georganiseerd wordt. Verslag namens de onderzoekscommissie uitgebracht door de heren Van Parys en Laurent, Parl.St. Kamer 1988, nr. 59/8, 381. 87 Wet 4 maart 1997 tot instelling van het college van procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal magistraat, BS 20 april 1997, http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=1997030441&table_name=wet 88 Wetsontwerp tot instelling van het college van procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal magistraat. Verslag namens de commissie voor de justitie uitgebracht door de heren Thierry Giet en Frans Lozie, Parl. St. kamer 1996-97, nr. 867/6, 5. 89 R. VERSTRAETEN, D. VAN DAELE en D. DEWANDELEER, ‘ Het federaal parket’, Panopticon 1999, 57.

Page 32: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

32

Nochtans bleek door de versnippering in zeventwintig gerechtelijke arrondissementen en

door de complexiteit van bepaalde dossiers die nood te bestaan.90 Ten tijde van het

Octopus- voorstel werd er dan ook een werkgroep met betrekking tot het de uitwerking van

federaal parket opgericht die daarover een uitgebreid rapport publiceerden.91 De

bevoegdheden die aan het federale parket werden gegeven zijn viervoudig:

het uitoefenen van de strafvordering waarvan de bevoegdheid zich uitstrekt over het

hele Belgische grondgebied;

instaan voor de coördinatie van de strafvordering;

het vergemakkelijken van de internationale samenwerking (de taken van de

vroegere nationale magistraten);

het uitoefenen van toezicht op de werking van de federale politie.

Het federaal parket kwam onder de leiding te staan van een federaal Procureur. Nochtans

werd in eerste instantie door de Octopusleden, afwijkend van de werkgroep, gekozen voor

een federaal parket dat zou geleid worden door een federale Procureur-generaal. 92 In een

amendement heeft men dit wegens verwarring aangepast, aangezien het federaal parket

functioneel gelijk staat met de lokale parketten. Ook oefenen de Procureurs-generaal bij het

hof van beroep hun bevoegdheid uit binnen hun rechtsgebied, daar waar het federaal parket

een nationale bevoegdheid heeft.93 Dit bleek een goede keuze omdat de kans bestond dat

90 Parlementair onderzoek naar de noodzakelijke aanpassingen van de organisatie en de werking van het politie- en justitiewezen op basis van de moeilijkheden die gerezen zijn bij het onderzoek naar de ‘Bende van Nijvel’. Verslag namens de onderzoekscommissie uitgebracht door de heren Renaat Landuyt en Jean- Jacques Viseur, Parl.St. Kamer 1995-96, nr. 573/7, 51; Wetsvoorstel van 15 juli 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van de Procureur des Konings, parl.St. Senaat, 1997-98, nr. 1-1066/1, 4-5 91 R. VERSTRAETEN, A. MASSET, D. VAN DAELE en D. DEWANDELEER, ‘ Bijlage: model voor de werking van het federaal parket’, in C. FIJNAUT en D. VANDAELE, (red.), De hervorming van het openbaar ministerie, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1999, 371-452. 92 Krachtlijnen van de gerechtelijke organisatie. Vergaderingen van donderdag 24 mei 1998, Parl. Hand. Senaat 24 mei 1998. 93 Amendement bij het wetsvoorstel van 15 juli 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar minister, het federaal parket en de raad van Procureurs des Konings. Toelichting, Parl.St. Senaat 1997-98, nr. 1- 1066/1, punt 6, http://www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=1&NR=106

Page 33: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

33

men door de lokale parketten als een elitekorps zou worden beschouwd, wat tot spanningen

zou leiden tussen het federaal parket en de lokale parketten.

Het federaal parket zou samengesteld worden uit de federale Procureur en een aantal

federale magistraten. Ook werd bepaald dat de nationale magistraten, waarvan de

benaming zou verdwijnen, in het federaal parket zouden worden geïncorporeerd. 94

De kamer keurde de oprichting van een federaal parket goed op 15 maart 2001, waardoor

het federaal parket door de wet van 1 mei 2002 werd opgericht.95 Het federaal parket zal

dienen in te staan voor de behandeling van dossiers op federaal niveau die een

grensoverschrijdend karakter hebben of een band met de georganiseerde criminaliteit. Het

gaat dan onder andere over zaken zoals terrorisme, wapen- en mensenhandel, witwassen,

georganiseerde misdaad alsook misdaden tegen de mensheid. In tegenstelling tot de

vroegere nationale magistraten zal het federaal parket wel tot vervolging kunnen overgaan.

De federale procureur staat onder het rechtstreeks gezag van de minister van Justitie en

wordt bijgestaan door achttien federale magistraten.

1.1 Besluit: Goede hervorming?

De hervorming met betrekking tot het federaal parket was zeker noodzakelijk en is wel

degelijk een succes.96

Men zou kunnen stellen dat de controle op de federale procureur voldoende gewaarborgd

is. Zo is er de parlementaire controle alsook het rechtstreekse gezag van de minister van

Justitie.97 Daarnaast heeft men ook nog het strafrechtelijk beleid, waar het college van

Procureurs-generaal een algemene controle op uitoefent. Bijkomend zal naar mijn mening

6&VOLGNR=1&LANG=nl; R. VERSTRAETEN, D. VAN DAELE en D. DEWANDELEER, ‘ Het federaal parket,’ Panopticon, 1999, 69. 94 Wet van 22 december 1998 betreffende de veritcale integratie van het Openbaar Ministerie, het federaal parket en de raad van de procureurs des Konings, BS 10 februari 1999. 95 Wet van 21 juni 2001 tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket, BS 20 juli 2001; R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2007, 52. 96 B. DE RUYVER, ‘ Een historisch moment’, De Standaard, 6 mei 2002. 97 Art. 151, § 1 GW en art. 364 Sv.

Page 34: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

34

de controle op de federale Procureur bij het uitoefenen van de strafvordering voldoende

gewaarborgd zijn, omdat dit in de meeste gevallen gepaard gaat met een gerechtelijk

onderzoek waar er voldoende controle is. Echter, er zouden eventuele problemen kunnen

rijzen in de toekomst.

Men heeft namelijk bewust gekozen om de federale Procureur niet onder het gezag van het

college van Procureurs-generaal te plaatsen. Het enige wat het college wel kan doen is a

posteriori toezicht uitoefenen op basis van de jaarlijkse verslaggeving dat wordt opgemaakt

door de federale procureur. Dit brengt dan ook met zich mee dat een controle van

individuele dossiers niet mogelijk is.

Hoewel de federale Procureur onder het rechtstreekse gezag van de minister van Justitie

staat, blijkt ook hier de individuele controle niet mogelijk door het principe van de scheiding

der machten. Let wel, door dat rechtstreekse gezag is er naar mijn mening te weinig controle

op de macht die de minister van Justitie zou kunnen uitoefenen. Hoewel er in ons recht geen

negatieve injunctierecht bestaat, hoop ik dat dit in de praktijk ook het geval is.

Inzake de politieke verantwoordelijkheid werd er in de zitting van de senaat met betrekking

tot het wetsontwerp tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket

opgeworpen dat het feit dat er geen tussenschot bestaat tussen de federale Procureur en de

minister van Justitie deze laatste in een moeilijke positie brengt. Bij een falend optreden van

de federale Procureur zal de minister zijn eigen politieke verantwoordelijkheid maar moeilijk

kunnen ontlopen. 98 Ook de Hoge Raad voor de Justitie bracht hieromtrent een advies uit. 99

In 2007- 2008 was er in de actualiteit commotie ontstaan omtrent het federaal parket. De

Orde van Vlaamse Balies uitte de kritiek dat het federaal parket zijn eigen doelstellingen

nastreefde, over speciale bevoegdheden beschikte alsook buiten de controles viel.100 Met

andere woorden het federaal parket was een “superparket” geworden. Hier diende

98 Wetsontwerp tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket, Parl.St. Senaat 2000-01, nr. 2-691/4. 99 Wetsvoorstel inzake het federaal parket, Parl.St. Kamer 2000-01, nr. 897/1; Advies van de Hoge Raad voor de Justitie betreffende het wetsvoorstel inzake het federaal parket, Adv. HRJ, 6 december 2000, http://www.hrj.be/NL/download/avis0003cn.pdf 100 F. VERHOEST, ‘ Verjaring dossier politiemol is fout van parket’, De Standaard, 20 februari 2008.

Page 35: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

35

verandering in te komen en men pleitte dan ook om het federaal parket te integreren in de

bestaande, normale structuur. Verschillende parlementairen uitten ook kritiek, waaronder

Renaat Landuyt.101 Deze zag heil in een eenheidsstructuur voor de parketten waardoor de

concurrentie tussen de lokale parketten en het federaal parket zou verdwijnen. 102 Ook

drong hij aan op een doorlichting van het federale parket door de Hoge Raad voor Justitie.

Samenvattend kunnen we dus stellen dat de federale procureur zich in een machtige positie

bevindt, aangezien hij als enige autonoom zal beslissen over de informatie waarover hij

beschikt. Ook het federaal parket is machtig en zweeft boven de lokale parketten, waarbij

het geen echte controle ondergaat.

Afdeling 2: De uitbouw van het College van Procureurs-generaal

Het College van procureurs-generaal wordt gevormd door de procureurs-generaal bij de

hoven van beroep. Het college staat onder het gezag van de minister van Justitie en hun

beslissingen binden zowel de procureurs-generaal bij de hoven van beroep als alle leden van

het openbaar ministerie die onder hun toezicht en leiding staan. De uitbouw van het College

van procureurs-generaal lag volledig in de lijn van de institutionalisering van het College van

procureurs-generaal dat zich in 1997 al had voltrokken. Door deze wet werd het artikel

143bis ingevoerd in het gerechtelijk wetboek. Daarin werd bepaald dat het College zal

instaan voor een goede uitvoering en coördinatie van het strafrechtelijk beleid enerzijds, en

voor de algemene goede werking van het openbaar ministerie anderzijds. Daarnaast zal hij

de minister van Justitie kunnen adviseren over zaken die handelen in het kader van het

openbaar ministerie, zowel ambtshalve als op zijn verzoek. Het is de minister van Justitie die

de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid vastlegt, nadat hij het advies van het College

heeft ingewonnen.103 Toch bleef De Clerck ook hier voorzichtig in zijn rol als maker van het

101 ‘Landuyt vreest oorlog tussen parketten’, De Standaard, 24 april 2007. 102 ‘Harde kritiek op federaal parket’, Gazet van Antwerpen, 6 februari 2008. 103 Wet van 4 maart 1997 tot instelling van het College van procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal magistraat, BS 30 april 1997, art 2.

Page 36: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

36

strafrechtelijk beleid, aangezien hij zich verzette tegen de mogelijkheid die hij kreeg om, bij

discussie binnen het College, de uiteindelijke beslissing te nemen.104

Het mag duidelijk zijn dat de minister door middel van het College een beleid wou uitwerken

waarbij de grenzen van de arrondissementen geen belemmering meer mochten zijn voor het

uitoefenen van de strafvordering. Toch bleken bijkomende acties nodig om het College van

procureurs-generaal een voortrekkersrol te laten spelen in de komende hervorming van het

openbaar ministerie, waardoor men in het Octopusakkoord besliste om het College verder

uit te bouwen.105

Een versterking werd gerealiseerd door aan het College bijstandsmagistraten toe te voegen

met de opdracht het college permanent bij te staan bij de uitvoering van hun opdrachten.

Ook werd de mogelijkheid geboden aan het College om bij hun opdrachten beroep te doen

op andere leden van het openbaar ministerie, met uitzondering van de parketmagistraten bij

het Hof van Cassatie.106 Daarnaast werd het voor het College mogelijk om de nog op te

richten raad van procureurs des Konings te consulteren voor advies alsook zal men een

uitbreiding voorzien van de bestaande portefeuilleverdeling.107 En om de uitbouw van het

College nog verder te versterken werd er gesteld dat de taak van de procureurs-generaal

vooral bij het College komt te liggen, hoewel men nog steeds het hoofd vormt van de

parketten-generaal. Het komt er dus op neer dat de procureurs-generaal zowel op

ressortelijk als op nationaal niveau zal worden ingeschakeld. De vraag die hier moet gesteld

worden is in hoeverre deze dubbele functie zal leiden tot conflicten.

104 Beleidsnota van het Ministerie van Justitie voor het begrotingsjaar 1996, Parl.St. Senaat 1995, nr. 1-167/1, 35. 105 Voorstel van resolutie betreffende de hervorming van de politiediensten en de gerechtelijke organisatie, Parl.St. Kamer 1997-98, nr. 1568/2, 39. 106 Advies van de Raad van State bij het wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings, Parl.St. Senaat 1997-98, nr. 1066/2, 2; Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings, Parl.St. Senaat 1997-98, nr. 1066/1 ( punt 8). 107 Krachtlijnen van de gerechtelijke organisatie. Vergaderingen van donderdag 24 mei 1998, Parl.Hand. Senaat 24 mei 1998, 3.

Page 37: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

37

Dit doet mij naadloos overgaan naar een ander belangrijk thema dat alsook in het kader van

de Octopusakkoord werd voorgesteld nl. de herdefiniëring van de rol van de parketten-

generaal.

Afdeling 3: De herdefiniëring van de rol van de parketten-generaal

Het voorstel tot de verticale integratie van het openbaar ministerie moet niet verwonderen.

Dit is namelijk een rechtstreeks gevolg van de uitbouw van het College van de Procureurs-

generaal. Hoewel de procureurs-generaal de band blijven behouden met de ressorten, zijn

ze niet langer belast met de leiding en toezicht over alle gerechten met betrekking tot het

uitoefenen van de strafvordering. Deze band is ietwat onduidelijk en het moet dan ook niet

verwonderen dat er tussen de parketten-generaal en de parketten van eerste aanleg een

zekere wrijving aanwezig was. Ook bleek de parketten-generaal niet meer optimaal te

functioneren. Deze twee redenen hebben er voor gezorgd dat er een herdefiniëring

plaatsvond op twee vlakken: enerzijds kreeg de parketten- generaal een nieuwe functie 108,

anderzijds zal men hen de zaken in hoger beroep ontnemen.109

Dit voorstel lag in de lijn met de voorstellen die eerder door de commissie Dutroux werden

gedaan inzake de integrale afhandeling van de strafdossiers.110 Dit zal ertoe leiden dat de

procureurs-generaal niet meer zullen tussenkomen in individuele strafdossiers.111 Toch blijkt

de band niet opnieuw volledig te worden doorgeknipt. Zo kan de procureur-generaal wel de

108 Invoeren van art. 146 Ger. W. door Wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van de procureurs des Konings. 109 F. VOETS, “Magistraten verontrust over plannen parketintegratie”, De Juristenkrant 2001, afl. 35, 1. 110 Parlementair onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door de politie en het gerecht werd gevoerd in de zaak “Dutroux- Nihoul en consorten”, Parl.St. Kamer 1996-1997, nr. 713/6; Invoeren van ar. 138 Ger. W. door artikel 2 Wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van de procureurs des Konings. 111 Krachtlijnen van de gerechtelijke organisatie. Vergaderingen van donderdag 24 mei 1998, Parl. Hand. Senaat 24 mei 1998, 3; J. VAN DEN HEUVEL, “De verticale integratie van het openbaar ministerie”, RW 1999-2000, afl. 23, 766.

Page 38: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

38

opdrachten van het OM uitoefenen, maar enkel volgens de voorwaarden en in de gevallen

die de wet bepaalt.112

3.1 Besluit: Goede hervorming?

Het hoeft weinig betoog dat de magistratuur voor dit voorstel niet te vinden was.113 Ten

eerste verloren de parketten-generaal hun kerntaak zonder te weten wat hun nieuwe

functie exact zou inhouden. Aangezien er al een gebrek was aan uitwerking van de nieuwe

functie, moet het ook niet verbazen dat er op het vlak van organisatie en personeel en op

financieel vlak geen maatregelen werden getroffen. Ik denk dat de Octopuspartner te

enthousiast waren en de gevolgen hiervan onderschatte. Er bestaat namelijk volgens mij

geen twijfel over de paniek die door dit voorstel zou worden veroorzaakt.

Ten tweede werd er door het Octopusakkoord onomwonden gesteld dat de capaciteit,

vrijgekomen door het wegnemen van de behandeling in hoger beroep, kon worden

aangewend om het college van procureurs-generaal, het federaal parket en de parketten

van eerste aanleg te ondersteunen. Dit voelde binnen de parketten-generaal aan als een

degradatie. Daarbovenop moet naar mijn mening de vraag gesteld worden of er wel een

capaciteit zou vrijkomen. Dit werd namelijk nergens aangetoond. Het moet dan ook niet

verwonderen dat dit onderdeel van het Octopusakkoord van bij het begin al weinig kans op

slagen had.

Ook de Orde van Vlaamse Balies bleek niet gelukkig met het voorstel, maar dan om een

andere reden. 114 Men stelde namelijk dat de zogenaamde hogere efficiëntie bereikt door dit

voorstel niet zal opwegen tegen het dubbel onderzoek door parketmagistraten uitgevoerd.

Hiermee herhaalde men het advies dat de Raad van State met betrekking tot dit voorstel had

112 Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings, Parl.St. Senaat 1997-98, nr. 1066/1 ( punt 3). 113 F. VOETS, “Magistraten verontrust over plannen parketintegratie”, De Juristenkrant 2001, afl. 35, 1. 114 Standpunt van de vereniging van Vlaamse Balies met betrekking tot wetsvoorstel 1066/1 betreffende de verticale integratie van het Openbaar Ministerie, het federale parket en de Raad van procureurs des Konings, Parl.St. Senaat 1998-1999, nr. 1-1066/7, (punt 8, II).

Page 39: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

39

gegeven.115 Daarnaast vond de Orde dat er een schending was van het recht op een eerlijk

proces door het ontbreken van het hoger beroep op een ander niveau.

Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de wetgever een antwoord gaf op deze

ongerustheid.116 De wet zorgde ervoor dat de relatie tussen procureur des Konings en

arbeidsauditeurs enerzijds en procureurs-generaal anderzijds duidelijk werd. 117 De

parketten-generaal zal de strafvordering blijven uitoefenen in hoger beroep.118 De

geïntegreerde behandeling van dossiers zal beperkt worden tot de complexe zaken.119

Afdeling 4: Versterking van de parketten van eerste aanleg

In het Octopusakkoord werd ook voorzien in een horizontale integratie van het openbaar

ministerie. De bedoeling was dat er een integratie zou plaatsvinden van de

arbeidsauditoraten in de parketten van eerste aanleg.120 Binnen de parketten van eerste

aanleg zouden er sociale-economische en financiële afdelingen worden opgericht, wat

diende te gebeuren met het behoud van de nodige specialisatie. Enkel de leden van die

afdelingen zullen de opdrachten van het OM uitoefenen bij de arbeidsrechtbanken,

rechtbanken van koophandel en bij de arbeidshoven, behoudens de uitzonderingen bepaald

door de wet. Men zou dit doen onder het toezicht en de leiding van de procureur des

115Advies Raad van State bij het wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings, Parl.St. Senaat 1997-98, nr. 1066/2 ( opmerking 2). 116 Wet van 12 april 2004 houdende verticale integratie van het Openbaar Ministerie, BS 7 mei 2004, http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/api2.pl?lg=nl&pd=2004-05-07&numac=2004009321. 117 Memorie van toelichting bij het wetsontwerp houdende verticale integratie van het Openbaar Ministerie, Parl.St. Kamer 2003-2004, nr. 613/001, 5-6. 118 N. STAESSENS, ‘Het Octopusakkoord viert weldra zijn tiende jaar…Wordt 2008 een justitieel jubeljaar?’, in De hervormingen bij politie en justitie: in gespreide dagorde. Jubileumeditie ter gelegenheid van 10 jaar Orde van de Dag, Mechelen, Kluwer, 125. 119 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 572; A. DE NAUW, ‘ De tweede wet op de verticale integratie van het Openbaar Ministerie: bijna terug naar af’, RW 2004-2005, afl. 28, p. 1081-1089. 120 Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings, Parl.St. Senaat 1997-98, nr. 1066/1 ( punt 5); Krachtlijnen van de gerechtelijke organisatie. Vergaderingen van donderdag 24 mei 1998, Parl. Hand. Senaat 24 mei 1998, 3.

Page 40: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

40

Konings. 121. De horizontale integratie werd niet gerealiseerd, mede door protest van de

arbeidsauditoraten.122 Ze waren tegen de integratie van de arbeidsauditoraten, omdat

sommige parketten nu al te groot waren om behoorlijk te worden bestuurd.123

Daarnaast wou men de horizontale mobiliteit van de parketmagistraten mogelijk maken

door hen de strafvordering te laten uitoefenen voor alle rechtbanken van de gerechtelijke

arrondissementen gelegen in het rechtsgebied van het hof van beroep waar men is

benoemd.124 Dit zal dus een uitbreiding inhouden van de territoriale bevoegdheidssfeer van

de parketmagistraten tot het ressort van het hof van beroep. 125 Deze mobiliteit zou ook

gelden voor de auditoraten. Daarnaast heeft men de Koning de bevoegdheid gegeven om

toegevoegde rechters aan te duiden om hun ambt tijdelijk uit te oefenen wanneer de

behoefte van een dienst dit vergt.126

Als laatste versterking van de eerstelijnsparketten zou er voorzien worden in de oprichting

van een raad van procureurs des Konings.127 Deze diende de communicatie tussen de

121 Invoeren van ar. 152 Ger. W. door artikel 13 van het Wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van de procureurs des Konings. 122 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 572. 123 A. DE NAUW, ‘ De tweede wet op de verticale integratie van het openbaar ministerie: bijna terug naar af’, RW 2004-05, nr. 28, 1085. 124 Art.10 van de wet van 20 juli 1998 tot wijziging van de Wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, de Wet van 15 juli 1979 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van koophandel en tot wijziging van de Wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek, de Wet van 2 juli 1975 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van eerste aanleg en de artikelen 151 en 213 van het Gerechtelijk Wetboek, BS 21 juli 1998. 125 Invoeren van ar. 138 Ger. W. door artikel 2 van het Wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van de procureurs des Konings. 126 Artikel 86bis Ger. W., zoals ingevoegd bij Wet van 10 februari 1998 tot aanvulling van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de benoeming van toegevoegde rechters, BS 20 februari 1998. 127 Art.12 van de Wet 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureur des Koning, BS 10 februari 1999; Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings, Parl.St. Senaat 1997-98, nr. 1066/1 ( punt 7); Art 143§ 2 1ste lid Ger. W.

Page 41: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

41

eerstelijnsparketten te vergemakkelijken alsook moest door het overleg aan het college van

procureurs-generaal meer inzichten worden geboden in het uitwerken van het strafrechtelijk

beleid. Daarom werd er voorzien in een horizontaal overleg tussen de

eerstelijnskorpsoversten. De raad heeft de taak het college van procureurs-generaal

ambtshalve of op hun verzoek te adviseren over de uniforme toepassing van de

strafrechtelijke bepalingen, alsook over elke zaak die verband houdt met de opdrachten van

het openbaar ministerie. 128 De adviezen worden naast het college ook aan de minister van

Justitie overgemaakt, waardoor deze hieruit ook informatie kan putten.

Afdeling 5: De eenheidsrechtbank

Er werd in het verlengde van de commissie Dutroux ook gedacht aan de hervorming van de

zetel. Door een eenheidsrechtbank zou de rechtstoegang voor de rechtszoekende

eenvoudiger worden, alsook zou het de gerechtelijke achterstand verminderen. 129

Hoewel men kort aan deze hervorming heeft gedacht, blijken de geesten nog niet rijp voor

een zodanige hervorming.130 Men gaf namelijk vaak de kritiek dat maatregelen door de

politiek worden genomen om een zekere daadkracht uit te stralen, zonder stil te staan bij de

effecten die deze zullen hebben voor de burger. Er was na de zaak Dutroux nood aan

aandacht voor het slachtoffer alsook nood aan een verbetering van de strafrechtspleging.

Stemmen gingen op dat door een eenheidsrechtbank de afstand tussen burger en Justitie

groter zou worden, waardoor de oplossing diende gezocht te worden in een

vereenvoudiging alsook in een herziening van de gerechtelijke kaart.

Afdeling 6: De Hoge Raad voor de Justitie

Het imago van het gerecht had een boost nodig. Het vertrouwen van de burger in Justitie

was laag, niet in het minst door het aantal politieke benoemingen die in de magistratuur

128 Artikel 150bis Ger. W. 129 Voorstel van resolutie betreffende de hervorming van politiediensten en van de gerechtelijke organisatie, Parl.St. Kamer 1997-98, nr. 1568/2, 40. 130 L. LENAERTS, ‘ Eenheidsrechtbank: een antwoord op de Witte Mars?’, De Juristenkrant 1 maart 2000, 2.

Page 42: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

42

plaatsvonden. Daarom moest er een orgaan worden opgericht, dat zou zorgen voor

onafhankelijke benoemingen waardoor de objectieve rechtspraak zou terugkeren.

Anderzijds diende ook de kwaliteit binnen de magistratuur naar omhoog te gaan, waardoor

de Hoge Raad voor de Justitie ook zou instaan voor een permanente evaluatie en

controle.131

Het Octopusakkoord voorzag een invoering van de Hoge Raad door een herziening te laten

plaatsvinden van het artikel 151 van de Grondwet.132 Dit artikel voorziet in de

onafhankelijkheid van de Hoge Raad ten opzichte van de wetgevende, uitvoerende en

rechterlijke macht. Daarom heeft men bij de oprichting van de Hoge Raad voor de Justitie

geopteerd voor een sui generis- karakter.133

De Hoge Raad zou paritair samengesteld worden. Een Nederlandstalig en Franstalig

rechtscollege met elk 22 leden zou worden opgericht waarvan de éne helft magistraat en de

andere helft niet- magistraat zou zijn.134

Ik zou de verdere organisatie van de Hoge Raad kunnen beschrijven, maar deze staat

duidelijk uitgelegd in het art. 259bis Ger. W. Ik zal mij hier dan ook beperken tot de

essentiële activiteiten van de Hoge Raad.

Zowel het Nederlandstalig als het Franstalig college werden uitgerust met 2 commissies. Zo

was er de Benoemings- en Aanwijzingscommissie (BAC) die ervoor moest zorgen dat de

benoemingen in de magistratuur opnieuw gekenmerkt werden door bekwaamheid en

onafhankelijkheid. De onafhankelijkheid zou worden gerealiseerd door de

benoemingsprocedure voor magistraten fundamenteel om te gooien.

131 Parlementair onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd gevoerd in de zaak ‘Dutroux-Nihoul en consorten’. Verslag namens de onderzoekscommissie uitgebracht door de heer Renaat Landuyt en mevrouw Nathalie De T’Serclaes, Parl.St. Kamer 1996-97, nr. 713/6, 172-173. 132 Voorstel tot herziening van artikel 151 van de Grondwet, Parl.St. Kamer 1996-97, nr. 740/1; herziening van artikel 151 van de Grondwet, Parl.St. Kamer 1997-1998, nr. 1675/1, http://www.dekamer.be/FLWB/pdf/49/1675/49K1675001.pdf 133Art. 151 §2 GW ingevoegd bij wet van 20 november 1998 houdende wijzigingen aan de grondwet, BS 24 november 1998. 134 Art. 151§2, 2de lid GW; art. 259bis Ger. W ingevoegd bij wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem, BS 2 februari 1999.

Page 43: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

43

Om de bekwaamheid van de magistraten te verhogen zou er worden voorzien in een

kwaliteitscontrole door middel van een evaluatiesysteem binnen elk rechtscollege.

De andere commissie die, in elk college werd opgericht, werd de advies- en

onderzoekscommissie genoemd. De externe controle door de Hoge Raad gebeurt in principe

op twee manieren. Enerzijds heeft men de evaluatiecriteria voor magistraten die door de

Hoge Raad voor de Justitie zullen worden goedgekeurd, anderzijds heeft men een externe

controle door middel van algemeen en bijzonder toezicht en klachtenbehandeling.

Het algemeen toezicht gebeurt door middel van het jaarverslag door de algemene

vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie. Hierin zullen de middelen, de organisatie

alsook de gerechtelijke achterstand, op basis van een jaarlijks verslag van de rechtbanken,

hoven, parketten of auditoraten, worden geëvalueerd135.

Het bijzonder toezicht136 zal vorm krijgen doordat de Hoge Raad de bevoegdheid heeft een

bijzonder onderzoek in te stellen naar aanleiding van een concreet probleem. Dit zal vaak

een individuele tekortkoming zijn of eventueel de gerechtelijke achterstand bij een

rechtbank.137 Let op, het is niet de bedoeling dat men zich zou mengen met de behandeling

van lopende dossiers.

De rechtzoekende zal de mogelijkheid geboden worden om een klacht in te dienen omtrent

de werking van de gerechtelijk apparaat.138 Klachten omtrent de inhoud van een beslissing

of klachten die al behoren tot de strafrechtelijke of tuchtrechtelijke bevoegdheid van een

ander college of overheid horen hier niet thuis.

Afdeling 7: Mandatensysteem

De octopuspartners vonden dat er een doorgedreven responsabilisering en

kwaliteitscontrole diende te komen op alle niveaus van de rechterlijke macht. Daarom werd

135 Art. 259bis 12-14 Ger.W. 136 Art. 259bis- 16 Ger.W. 137 G. VANDEWALLE, ‘Klachtenmanagement voor justitie: op zoek naar het evenwicht tussen controle en klantgerichtheid’, in De hervormingen bij politie en justitie: in gespreide dagorde, Orde van de dag 2008, afl.41, 233 env. 138 Art. 259bis -15 Ger.W.

Page 44: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

44

er besloten dat de korpschefs een tijdelijk mandaat zouden toegewezen krijgen.139 Toch was

dit mandatensysteem niet nieuw. Het werd namelijk in de zittende en staande magistratuur

bij verschillende functies reeds toegepast.140 Deze mandaten dienden echter verenigbaar te

zijn met de onafzetbaarheid en benoeming voor het leven van de zittende magistratuur.

Daarom werd er gekozen voor een ontdubbeling tussen ambten en functies, waarbij men

eerst benoemd moest worden als rechter, vooraleer men een mandaat kan bekleden. De

korpschefs zullen hun korps op een efficiënte en rendabele manier moeten leiden.141

Responsabilisering moest het sleutelwoord worden van het beleid dat ze voerden. Dit was

dan ook de voornaamste reden om te voorzien in een tijdelijk mandaat van 7 jaar.142

139 Ook ajdunct-mandaten en bijzondere mandaten werden ingevoerd in het art. 58bis, 3° en 4° Ger.W. 140 Bijvoorbeeld de eerste substituut bij het openbaar ministerie telkens voor drie jaar. 141 Voorstel tot herziening van artikel 151 van de Grondwet, Parl.St. Kamer 1997-98, nr. 1675/1. 142 Voorstel van resolutie betreffende de hervorming van de politiediensten en de gerechtelijke organisatie, Parl.St. Kamer 1997-98, nr. 1568/2, 33.

Page 45: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

45

Deel 2: De tweede ambtstermijn van minister van Justitie De Clerck

Het opsporingsbeleid

Hoofdstuk 1: Evaluatie van de politiehervorming

Afdeling 1: Evaluatie Federale Politieraad 10 jaar politiehervorming

1.1 Inleiding

In de tweede ambtstermijn van Stefaan De Clerck werd de politiehervorming onder de loep

genomen. Dit gebeurde door de Federale Politieraad. Dit is een adviesorgaan dat moet

bijdragen tot meer samenhang binnen het politiestelsel, waarbij het advies zal geven aan de

bevoegde ministers alsook een evaluatie zal doorvoeren van de werking en organisatie van

de politie.143 De Federale Politieraad is overwegend positief omtrent de

politiehervorming.144

Zorgt de geïntegreerde politie op twee niveaus voor een kader waarin het mogelijk is om

kwalitatieve, efficiënte en democratische politiezorg te verwezenlijken? Het antwoord luidt

volmondig ja. 145

De Federale Politieraad baseert zich op de rapporten van de commissie De Ruyver, alsook op

de rapporten van comité P, jaarverslagen en op de inbreng van de leden van de Federale

Politieraad. Alles in overweging genomen komt men tot het besluit dat de geïntegreerde

politie op twee niveaus werkt, waardoor aan de basisstructuur niet moet worden getornd.

Men stelt dat de politie zich als één geheel bekijkt en dat deze een gemeenschappelijke visie

heeft ontwikkeld over het soort politiezorg er moet worden geboden. Volgens de Federale

Politieraad is er ook een betere informatiedoorstroming en wisselwerking tussen de

verschillende componenten binnen de politie en is de kwaliteit en het professionalisme bij

143 Art. 6 WPG. 144 DE FEDERALE POLITIERAAD, Evaluatierapport 10 jaar politiehervorming, 28 mei 2009, http://www.infozone.be/biblio/fedpol/cg/2009-05-28/2009-05-28-advies-5-n.pdf 145 DE FEDERALE POLITIERAAD, Evaluatierapport 10 jaar politiehervorming, 28 mei 2009, 18.

Page 46: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

46

de politie toegenomen, daarbij gebruikmakend van de veiligheidsplannen waarin men heel

resultaatsgericht denkt. 146 Hoewel de balans na 10 jaar vooral een positief geluid laat

klinken, valt het op dat de eventuele verbeterpunten toch uitgebreid zijn.

1.2 Pijnpunten

Met betrekking tot de planning en sturing binnen de politie vallen er een aantal pijnpunten

te vermelden. Zo hebben de parketten nog steeds geen gegevens uit de processen-verbaal

van de politie en maken ze dan maar elk hun eigen cijfers op. In verband met de

veiligheidsplannen springen meerdere problemen in het oog. Allereerst worden de plannen

in sommige korpsen niet geëvalueerd. Ten tweede hebben een aantal veiligheidsplannen

geen meetbare doelstellingen, waardoor men niet kan nagaan of de doelstellingen wel

behaald zijn. Allerlaatst worden de onderzoeksrechters niet betrokken bij de opmaak van de

plannen, zodat deze er zich dan ook niet aan houden. Het mag dus wel duidelijk zijn dat de

Federale Politieraad deze problemen dient opgelost te zien, want het vertalen van de

plannen in de dagdagelijkse werking van de politie is een absolute prioriteit.

Omtrent de capaciteit, leiding en middelen van de politie trekt de Federale Politieraad

bepaalde conclusies. Zo stelt men in het rapport dat de globale kadersterkte voldoende is

om de huidige taken uit te oefenen, maar uit men toch de ongerustheid dat de Belgische

politie nog steeds een Mexicaans leger is. Het feit dat er meer leidinggevenden zijn dan

mensen op het terrein blijkt vooral een probleem bij de federale politie. De Federale

Politieraad benadrukt dan wel het capaciteitsprobleem bij de federale politie, toch stelt het

geen concrete oplossingen voor.147

In het regeerakkoord van 18 maart 2008 heeft men al in een bijkomende rekrutering

voorzien om aan de personeelsbehoeften te voldoen. 148 Daarnaast werd er aan de

gerechtelijke politie de mogelijkheid gegeven worden om een beroep te doen op externe

rekrutering. Ook de wijkwerking kreeg hierbij een nieuw elan. Het behoeft niet veel

146 DE FEDERALE POLITIERAAD, Evaluatierapport 10 jaar politiehervorming, 28 mei 2009, 81. 147 DE FEDERALE POLITIERAAD, Evaluatierapport 10 jaar politiehervorming, 28 mei 2009, 83. 148 E. SCHOUPPE, D. REYNDERS, E. DI RUPO, B. SOMERS en J. MILQUET, Regeerakkoord gesloten door de onderhandelaars van CD&V, MR, PS, Open VLD en CDH, 18 maart 2008, http://www.fedweb.belgium.be/nl/binaries/regeerakkoord180308_tcm120-14855.pdf, 27.

Page 47: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

47

rekenwerk om te beseffen dat deze maatregelen een meerkost uitmaken. Het grote

probleem met de middelen bij politie is het feit dat dit voor 80 % en meer wordt opgeslorpt

door personeelskosten. Hierdoor blijft er te weinig budget over voor investeringen,

huisvesting, werkingskosten enzovoort. De Federale Politieraad benadrukt dan ook dat er

geen sprake kan zijn van een terugschroeven van het budget.

Het statuut van het personeel is te gedetailleerd, te omslachtig en te bureaucratisch. Het

lijkt de Federale Politieraad het meest aangewezen om op korte termijn het systeem van de

premies en toelagen te herzien om op die manier een gelijkschakeling van de verschillende

statuten te bereiken. Op lange termijn lijkt het hen aangewezen om het hele statuut te

veranderen. De politiemensen moeten namelijk soepel kunnen worden ingezet, maar het

statuut en de ermee gepaard gaande verworven rechten maakt dit heel moeilijk. Het statuut

moet doorzichtiger en eenvoudiger worden en de verloning dient gekoppeld te worden aan

de functie die men daadwerkelijk bekleedt.

Wat betreft de rekrutering formuleert de Federale Politieraad dat men promotiecampagnes

realistischer moet voorstellen en de eventueel geïnteresseerden moet wijzen op de plichten

van een agent. Hoe men de integriteit van de kandidaten dient te peilen wordt niet vermeld.

Men hekelt het feit dat de kwaliteit van een opleiding verschilt van regio tot regio. Eenzelfde

opleiding in België is nodig. Men pleit voor een Onderwijsraad om een globale

opleidingsstrategie uit te werken. De opleiding dient volgens de raad gekoppeld te worden

aan externe stages en een opleiding in het recht, specifiek strafrecht en strafvordering.

Hiervan is er nog steeds onvoldoende kennis door de afgestudeerden.

De Federale Politieraad waarschuwt voor de ICT- werking.149 Dit blijkt het zorgenkind te zijn

van de politie. Er is totaal geen eenheid van de informaticasystemen binnen de politie. De

federale politie en de lokale korpsen dienen met hetzelfde informaticasysteem te werken

om ondermeer processen-verbaal op te stellen. Men hoopt dat daarmee de kwaliteit van de

processen- verbaal zal verbeteren en de geïntegreerde werking zal versterkt worden.

Daarnaast blijkt de informatie waarover de Algemene Nationale Gegevensbank beschikt

onvoldoende nauwkeurig. Ook worden gegevens daar te vaak voor persoonlijke doeleinden

geraadpleegd. Voorstellen om dit op te lossen, formuleert de Federale Politieraad niet. 149

DE FEDERALE POLITIERAAD, Evaluatierapport 10 jaar politiehervorming, 28 mei 2009, 85.

Page 48: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

48

Tot slot eindigt de Politieraad met de opmerking dat er nood is aan een toekomstplan. De

excellente politiezorg moet de basis uitmaken van de toekomstvisie. Het is de bedoeling dat

de toekomstvisie wordt uitgewerkt rekening houdend met de nationale en zonale

veiligheidsplannen alsook met de federale kadernota integrale veiligheid. En hier knelt nu

juist het schoentje, aangezien de toenmalige regering in 2008 er niet in slaagde een nieuwe

kadernota op te stellen. De federale politie echter stelde wel zijn nationaal veiligheidsplan.

Het mag duidelijk zijn dat door deze praktijk de beleidsstructuur die door de

Octopuswetgever werd vooropgesteld, ontwricht was.150

1.3 Besluit

Hoewel ik hier zeker geen kritiek wens te geven op de Federale Politieraad op zich, stel ik

toch enkele hiaten vast in het rapport.

De Federale Politieraad stelt dat het Octopusmodel goed werkt, maar men stelt geen

vergelijkingsmateriaal ter beschikking van de periode voor het Octopusmodel. Zo werd

tijdens de commissie Huybrechts geopteerd voor één korpschef die eventueel kan ingrijpen

in lokale korpsen. Toch heeft men de dag van vandaag 196 bijna onafhankelijke zones. Dit

zorgt naar mijn mening toch voor een versnippering en bemoeilijkt daarbij de controle en

hervorming. Hierover rept de Federale politieraad met geen woord.

Daarnaast heb ik nog een aantal bedenkingen bij bepaalde zaken die door de Politieraad

worden vermeld. Men zegt namelijk dat er voldoende politiepersoneel is, maar toch stelt

men verderop in het rapport vast dat bepaalde diensten waaronder wijkwerking,

autowegenpolitie, … meer personeel nodig hebben. Consequent is dit niet en bovendien

worden er geen beleidsvoorstellen gedaan omtrent het probleem van het Mexicaanse leger.

De Federale Politieraad doet ook vaak vaststellingen ( “de politie voelt zich één”) die niet

onderbouwd zijn, blijft op bepaalde punten zeer vaag en spreekt in managementtermen. Ik

vraag mij dan ook af in hoeverre het rapport een invloed heeft op de parlementsleden en de

150 B. DE RUYVER, ‘ Een proeve tot evaluatie van de evaluatie’, in W. BRUGGEMAN, E. DEVROE en M. EASTON, Evaluatie van 10 jaar politiehervorming: terugkijken in het verleden en vooruitkijken in de toekomst, Antwerpen, Maklu, 2010, 118.

Page 49: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

49

burger. De evaluatie van de werking van de politiediensten zal verder moeten worden

verbeterd.151

Afdeling 2: Huidige evaluatie van de politiehervorming

1.1 Inleiding

Het klimaat tijdens de evaluatie tien jaar Octopushervorming was naar mijn mening heel wat

verschillend dan het huidige klimaat. Hoewel er toen ook al enkele stemmen opgingen met

punten van kritiek152, was de roze wolk waar men tijdlang op heeft gezweefd naar aanleiding

van de succesvolle politiehervorming nog sterk aanwezig. Deze fase lijkt echter voorbij en

men begint de punten die voor verbetering vatbaar zijn te zien. Sommigen uiten zelfs de

mening dat er werk moet gemaakt worden van een nieuwe politiehervorming. 153

1.2 Capaciteit

Het eerste probleem dat zich stelt is dat politie weinig in het straatbeeld aanwezig is. Er is

namelijk een gebrek aan operationele inzet van politiepersoneel ontstaan binnen de eigen

organisatie. Dit capaciteitsprobleem is het gevolg van het eenvormig statuut zowel op lokaal

als federaal vlak, zowel op structureel als punctueel vlak. Met punctueel doelt men op de

niet- alledaagse, niet-planbare gebeurtenissen. Met structureel wijst men op het onderling

en doeltreffend wisselen van betrekking in functie van de operationele noodzaak. Een

kerntakendebat dringt zich dan ook op. 154Men spreekt wel degelijk van een

capaciteitsprobleem, hoewel de manschappen in België beduidend hoger liggen dan in de

ons omringende buurlanden. 155 Meer mensen lijkt naar mijn mening niet in alle gevallen de

beste oplossing, denken aan meer efficiëntie, organisatie en opleiding wel. Ook het

uitbesteden van bepaalde taken lijkt een goede oplossing. De politie hoeft namelijk niet alles

151 W. BRUGGEMAN en P. PONSAERS, ‘ Evaluatie 10 jaar politiehervorming’, Panopticon 2009.4, 5. 152 B. DE RUYVER, ‘ Politiehervorming is niet af’, De Standaard, 13 juni 2008. 153 ‘Politiedirecteur Audenaert pleit voor nieuwe politiehervorming’, De Standaard, 9 april 2011. 154 B. DE RUYVER, ‘ Een proeve tot evaluatie van de evaluatie’, in W. BRUGGEMAN, E. DEVROE en M. EASTON, Evaluatie van 10 jaar politiehervorming: terugkijken in het verleden en vooruitkijken in de toekomst, Antwerpen, Maklu, 2010, 120. 155 C. FIJNAUT, ‘ België naar verhouding groter politiekorps dan buurlanden’, Express.be, 13 april 2012.

Page 50: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

50

zelf te doen. 156 Zo is het niet nodig dat gerechtelijke taken met een louter administratief

karakter worden uitgevoerd door hooggekwalificeerde politieambtenaren. Dit kan evengoed

gebeuren door hulpagenten met aangepaste opleiding of door de private sector. Doet men

dit niet, dan gaat er veel capaciteit verloren en wordt de lokale politie van zijn operationele

taken weggehouden.157 Ik denk dat hier ook de basis ligt van de toch wel zichtbare

problemen die zich vandaag de dag stellen.158

1.3 Opleiding

Niet enkel de capaciteit, maar ook de opleiding lijkt een probleem te zijn.159 De selectie van

kandidaten blijkt te streng. Ook denkt men erover na om de opleiding van politieagenten

een meer academisch elan te geven. Betere kwaliteit en harmonisering van de opleiding

wordt vooropgesteld. 160 In het rapport van de visitatiecommissie wordt een combinatie van

drie factoren vooropgesteld namelijk een goed evaluatiesysteem, goede cursus en idem

lesgever. 161 Spijtig genoeg blijkt bijna overal deze combinatie nog te ontbreken.162

1.4 Schaalvergroting

Daarnaast kan de vraag gesteld worden of het geen tijd wordt om een schaalvergroting door

te voeren.163 De regionaliteit van de zones dient te worden bewaard, maar toch lijkt het

logisch dat als de schaal van de gerechtelijke arrondissementen zal vergroten tot de grens

van een provincie, en dit werd door Stefaan De Clerck in zijn tweede ambtstermijn

156 D. TERMONT, Grondige evaluatie politiehervorming nodig’, De Redactie, 15 april 2012. 157 A.DUCHTATELET en F. HUTSEBAUT (Eds.), Het nieuwe politiestatuut. Een eerste evaluatie van het Mammoetbesluit, Brussel, Politeia, 2003, 42. 158 SK, “ Tekort aan politiemensen: oplossing nog niet in zicht”, Knack, 12 april 2012. 159 L. BISSCHOP, E. DEVROE, M. EASTON, P. PONSAERS en A. VERHAGE, ‘ Politie in de maatschappij- Bakens voor de toekomst. De kerk in het midden houden’, Panopticon 2010.6, 58-59. 160 Nationaal veiligheidsplan 2012-2015, http://www.acodspoor.be/index.php?option=com_content&view=article&id=458:nationaal-veiligheidsplan-politie-2012-s2015&catid=57:laatste-nieuws&Itemid=58 161 DE VISITATIECOMMISSIE, Visitatierapport - Basisopleiding inspecteur & opleiding hoofdinspecteur van politie 2011, Brussel, 5 december 2011. 162 J. DE WIT, ‘ De problemen van de politieopleiding’, Gazet van Antwerpen, 15 april 2012. 163 E. CALLUY, ‘ Vernieuwde politieopleiding en schaalvergroting,’ Polinfo.be, 19 december 2011, http://www.polinfo.be/NewsView.aspx?contentdomains=POLICEB&id=VS201434334

Page 51: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

51

voorgesteld, de federale gerechtelijke politie zich ook op dat niveau zal organiseren. Ook

mag men niet vergeten dat bepaalde politiezones te klein zijn om de basispolitiezorg te

kunnen verwezenlijken. Ook met de Salduz-wet zal het realiseren van de kerntaken nog

moeilijker te realiseren zijn.

1.5 Informatisering en capaciteitsmeting

Ook de informatisering binnen de politie blijft problematisch. De politie dient om dit

probleem op te lossen een nieuw programma te ontwikkelen dat het informatiebeheer zal

verbeteren. Een beschikbaarheid van gecontroleerde en geanalyseerde informatie is

essentieel wil men grote drama’s zoals de zaak Dutroux voorkomen. Naast de verbetering

van de informatisering kan ook een capaciteitsmeting niet uitblijven. Indien men wenst te

weten met welke interventielast politiezones worden geconfronteerd en welke capaciteit er

nodig is om dit op te vangen, dan is er nood aan een doorgedreven wetenschappelijk

studiewerk. Een echte capaciteitsmeting kan niet meer uitblijven. Misschien is het daarom

ook wat jammerlijk dat het octopusakkoord tot stand is gekomen zonder veel inspraak van

de wetenschappelijke wereld en magistratuur.

1.6 Aandachtspunten

Indien men zal overgaan tot een bijsturen of aanpassen van de politiehervorming, wil ik

waarschuwen voor overregulering. Bij de vorige politiehervorming werd namelijk in plaats

van een nieuw statuut te realiseren, een optelsom gemaakt van wat al bestond in de

onderscheiden korpsen. Overregulering leidt vaak tot misbruiken en zal in tijd enkel een

bijkomende loonkost tot gevolg hebben.

Verder mag de doorgedreven aandacht die er de laatste tijd bijna uitsluitend is geweest voor

de justitiehervorming er niet toe leiden dat men de politie uit het oog verliest. Er moeten

blijvend middelen worden vrijgemaakt voor de werking van de lokale en federale

politiediensten. Het creëren van een bovenlokaal gedeconcentreerde reserve kan ervoor

zorgen dat men gepast weet te reageren op een niet-gepland incident, zowel op federaal als

lokaal niveau.

Page 52: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

52

Tot slot zou ik toch nog één essentieel punt willen benadrukken, wil men de toekomst van

de politiehervorming veilig stellen. Zo zal een verhoging van de controle nodig zijn, indien

men de taken van de politiemensen vergroot. Een voorbeeld: Waar de wet stelt dat de

bijzondere opsporingsmethoden het exclusieve terrein zijn van de onderzoeksrechter blijkt

in de praktijk de evolutie van delegatie naar de politiemensen. Men moet met dergelijke

praktijken oppassen en voorzien in voldoende controle.

1.7 Besluit

Hoewel we kunnen besluiten dat de politiehervorming die uit het Octopusakkoord

voortvloeide een goede hervorming is geweest, zijn er nu toch enkele nieuwe knelpunten

naar de oppervlakte gekomen. Dit lijkt logisch, aangezien een hervorming, hoe goed deze

ook was, na een tijd bijsturing nodig heeft. Daarom is het ook belangrijk dat de minister van

Justitie ook voldoende aandacht heeft voor het beleid inzake politie. De aandacht voor de

politie was in de tweede ambtstermijn van minister Stefaan De Clerck eerder minimaal. In

zijn beleidsnota 2010 staat te lezen dat Justitie meer aandacht verdient, zodat het eindelijk

versneld kan aansluiten bij de hervormingen van de politie. Maar zoals ik hierboven al heb

geschreven, zijn er zaken bij de politie vatbaar voor verbetering. Men kan deze best zo snel

mogelijk aanpakken, want stilstaan is altijd een beetje achteruitgaan…

Hoofdstuk 2: Bijstand van een raadsman bij het politieverhoor

Afdeling 1: Het Salduz- arrest

Grote veranderingen stonden er voor de politie aan te komen. Tijdens zijn tweede

ambtstermijn trof Stefaan De Clerck namelijk voorbereidende handelingen inzake de Salduz-

wetgeving. Het werd al snel duidelijk dat door de rechtspraak van het Hof voor de Rechten

van Mens een aanpassing van de Belgische wetgeving niet kon uitblijven. Het Europees Hof

voor de Rechten van de Mens velde met het Salduz-arrest een echt principearrest. Het lijkt

mij dan ook belangrijk de feiten van het arrest kort even te schetsen.164

164 EHRM 27 november 2008, nr. 363901/02, Salduz/Turkije.

Page 53: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

53

De 17-jarige Salduz werd in Turkije door de politie gearresteerd op verdenking van een

onwettige deelname aan een PKK-demonstratie. Tijdens het eerste politieverhoor legde hij

een bekentenis af, die hij later voor de openbare aanklager en bij de onderzoeksrechter

terug introk. Salduz beweerde dat hij onder druk werd gezet tijdens het eerste

politieverhoor, alsook werd geslagen waardoor hij tot bekennen overging. 165 Zijn advocaat

kreeg hij pas voor de eerste keer te zien bij de voorgeleiding voor de openbare aanklager en

onderzoeksrechter. Salduz werd veroordeeld tot een gevangenisstraf op basis van

ondermeer de bekentenis die hij onder druk had afgelegd. Salduz ging in beroep en wierp op

dat zijn recht op een eerlijk proces was geschonden omdat hij geen rechtsbijstand genoten

heeft bij het politieverhoor. Het hof besliste dat het recht op een eerlijk proces inderdaad

inhoudt dat de verdachte een toegang moet hebben tot een raadsman vanaf het eerste

politieverhoor. Indien de bekentenis, die is afgelegd door de verdachte vooraleer hij toegang

heeft gehad tot een advocaat, als bewijs wordt gebruikt dan zal dit een schending van het

recht op een eerlijk proces uitmaken. Afwijken van dit principe is enkel mogelijk in

uitzonderlijke gevallen op basis van dwingende redenen. Het EHRM veroordeelde Turkije in

het arrest Salduz op 27 november 2008 en stelde in zijn arrest: ‘… incriminating statements

made during police interrogation without access to a lawyer…’.166

Na het arrest Salduz bleef de discussie woeden omtrent het feit of er enkel een

consultatierecht werd bedoeld of wel degelijk de aanwezigheid van de advocaat bij het

politieverhoor.167 Na het arrest Salduz volgden er nog arresten van het EHRM zoals de zaak

Panovits168, Shabelnik169, … waarin dezelfde rechtspraak tot uiting kwam. Ook de

onduidelijkheid inzake de draagwijdte werd opgelost daar de rechtspraak van het EHRM

165 ‘ Het arrest Salduz 27 november 2008’, NJW 14 januari 2009, Afl. 194, ( 24-26); Arrest Salduz, T. Strafr. 2009/ 1, 37. 166 EHRM 27 november 2008, nr. 363901/02, Salduz/Turkije, §55. 167 L. VAN PUYENBROECK en G. VERMEULEN, ‘Omwenteling bij politieverhoor dichterbij dan verwacht’, De Juristenkrant, afl. 185, 11 maart 2009, 10; G.LATOIR en J. STEVEN, ‘ Recht op aanwezigheid van de advocaat bij het politieverhoor bevestigd door E.H.R.M.?’, Ad Rem 2009, afl.2, (12), 14. 168 EHRM 11 december 2008, nr. 4268/04, Panovits/Cyprus; M. BORGERS, "Een nieuwe dageraad voor de raadsman bij het politieverhoor?", NJB 2009, afl. 2, 92. 169 EHRM 19 februari 2009, nr. 16404/03, Shabelnik/Oekraïne.

Page 54: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

54

werd verstrengd in het arrest Dayanan waarin werd gesteld dat de rechten van verdediging

zijn geschonden indien men geen toegang heeft tot een advocaat.170

Afdeling 2: Invloed op rechtspraktijk in België

In België kreeg het Salduz- arrest beperkte navolging. Het hof van beroep te Antwerpen

oordeelde dat het recht op toegang van een advocaat moet gelden vanaf het eerste verhoor

en dat slechts in uitzonderlijke omstandigheden hiervan kan worden afgeweken.171 Ook bij

de jeugdrechtbank in Antwerpen werd in maart 2010 de Salduz-rechtspraak onvervalst

toegepast.172 Toch bleken deze gevallen eerder uitzonderingen te zijn, aangezien de Kamer

van Inbeschuldigingstelling en nog belangrijker het Hof van Cassatie niet geneigd waren de

rechtspraak van het EHRM te volgen. In een arrest van het Hof van Cassatie van 11 maart

2009 173 oordeelde men dat het feit dat de verdachte pas na het eerste verhoor vrij verkeer

kan hebben met zijn raadsman geen schending uitmaakte van het recht op een eerlijk

proces. Dit werd in latere arresten ook bevestigd. 174 De KI stelde dan weer dat de

waarborgen, die door de wet Franchimont waren ingebouwd, voldoende waren om de

rechten van verdediging te waarborgen, zodat het politieverhoor alsook het verhoor bij de

onderzoeksrechter volledig rechtsgeldig is zonder bijstand van een advocaat.

Afdeling 3: Acties van de wetgevende en raadgevende instanties

De minister van Justitie had de houding ‘ Ik stond erbij en ik keek ernaar’.175 Hij was heel

afwachtend in zijn handelingen en stelde dat het arrest Salduz, alsook de Belgische

wetgeving moest worden geanalyseerd door de verschillende actoren.

De Hoge Raad voor de Justitie 176 stelde in zijn advies dat de waarborgen die in ons recht

worden geboden in het art. 47bis Sv. en 28 quinquies Sv. in het licht van de rechtspraak van

170 EHRM 19 november 2009, nr. 7377/03, Dayanan t. Turkije. 171 T. DECAIGNY, ‘Antwerps Hof van Beroep erkent recht op bijstand van advocaat bij politieverhoor’, De Juristenkrant, afl. 202, 27 januari 2010, 2 172 ‘13-jarige gaat vrijuit na diefstal wegens geen advocaat’, Gazet van Antwerpen, 15 maart 2010. 173 Cass. 11 maart 2009, P.09.0304.F. 174 Cass. 13 januari 2010, JT 2010, 74. 175 Vr. en Antw. Kamer 2008-09, 8 januari 2009, 2226 ( Vr. nr. 4 M. HERMANS)

Page 55: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

55

het EHRM hoogstwaarschijnlijk onvoldoende zouden zijn. Men stelde daarom voor dat

wanneer een persoon zijn vrijheid wordt ontnomen deze het recht moet hebben op een

onderhoud met zijn raadsman voor het eerste verhoor.177 Men maakt er wel onmiddellijk de

bedenking bij dat een actieve of passieve aanwezigheid van de raadsman bij het verhoor niet

de beste oplossing is.178

Men is wel voorstander van een consultatierecht van maximum een half uur voor het eerste

verhoor. De verdachte moet na zijn vrijheidsberoving onmiddellijk worden ingelicht over zijn

recht op bijstand van een advocaat, waarna het verhoor pas kan starten na twee uur op een

advocaat te hebben gewacht. Afstand van het recht op bijstand van een advocaat kan

vrijwillig en met kennis van zaken na telefonisch contact met een advocaat en is

herroepbaar.

Indien de politie de opgesomde plichten niet zou nakomen, heeft dit de nietigheid van het

proces-verbaal tot gevolg.

De Hoge Raad voor de Justitie formuleert ook nog een aantal bedenkingen in zijn advies. Zo

stelt men dat de wijzigingen die worden voorgesteld alleen maar kunnen worden

gerealiseerd met voldoende personele en budgettaire middelen. Medewerking van de Balies

is vereist, aangezien er moet voorzien worden in een wachtdienst zowel overdag als ’s

nachts. Ook de audiovisuele registratie van het verhoor zal een, hoewel eenmalig,

investering vergen.

Een tweede bedenking wordt geuit omtrent het probleem dat zich dreigt te stellen omtrent

de 24uur- termijn. De hoge Raad is geen voorstander van een automatische verlenging van

de aanhouding naar 48 uur. Een verlenging zal mogelijk zijn via een met redenen omklede

beschikking door het parket of de onderzoeksrechter. 179

176 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Advies over het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, teneinde op het moment van de aanhouding nieuwe rechten toe te kennen aan de persoon die van zijn vrijheid is benomen, 24 juni 2009, http://www.csj.be/doc/advice/Avis240609.pdf 177 Wijziging van art. 20§1 van de Wet betreffende de voorlopige hechtenis is nodig. 178 HOGE RAAD VOOR DE JUSTIE, Advies over het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, teneinde op het moment van de aanhouding nieuwe rechten toe te kennen aan de persoon die van zijn vrijheid is benomen, 24 juni 2009, 11. 179 Ibid, 18.

Page 56: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

56

De Hoge Raad voor de Justitie bracht ook nog een tweede advies uit. 180 Hierin stelde de

Hoge Raad dat de inverdenkinggestelde de mogelijkheid moet krijgen om voorafgaand aan

het verhoor voor de onderzoeksrechter een raadsman te spreken, die ook aanwezig dient te

zijn tijdens het verhoor. Hoewel de onderzoeksrechter à charge en à décharge feiten

verzamelt en ook de voorlopige hechteniswet waarborgen voorziet 181, blijken de meeste

waarborgen in de praktijk enkel van toepassing na het uitvaardigen van het

aanhoudingsbevel.

Ook vroeg de Minister van Justitie het advies aan het College van Procureurs- Generaal. Deze

formuleerde de richtlijn 4 mei 2010 waarin wordt gewezen op de problemen die zich zouden

stellen wanneer de bijstand van een advocaat bij het eerste politieverhoor zou worden

gerealiseerd.182 Zo werd er gewezen op de organisatorische problemen bij de balies zoals de

wachtdienst, maar ook de wachttijden en de vergoedingen. Ook stelde men dat de in het art

12 van de Grondwet gewaarborgde 24uur- termijn in het gedrang dreigde te komen door het

invoeren van de bijstand van een raadsman bij het verhoor.

Het College stelt een consultatierecht voor alsook om in het art. 47 bis Sv. een bijkomend

recht in te voeren, namelijk het recht om te weigeren op de gestelde vragen te antwoorden.

Wat de orde van Vlaamse Balies betreft onderschrijft deze de nood aan aanwezigheid van de

advocaat bij het eerste verhoor183, alsook benadrukt men het zwijgrecht. De Orde van de

Vlaamse Balies stoorde zich aan de traagheid waarmee de wetgever te werk ging.

180 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Advies bij hoogdringendheid omtrent de bijstand van de advocaat tijdens het verhoor bij de onderzoeksrechter, 25 november 2010, http://www.csj.be/doc/advice/avis_071210.pdf 181 Art. 18§ 2VH, art. 20VH, art. 21§ 3VH en art. 22§ 3VH. 182 Omzendbrief nr. COL 7/2010 van het College van Procureurs-generaal bij de hoven van beroep, Brussel, 4 mei 2010, http://www.om-mp.be/extern/getfile.php?p_name=3729447.PDF 183 ORDE VAN VLAAMSE BALIES, advies omtrent Wetsvoorstel (Chr. Defraigne en A. Courtois) tot wijziging van artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, teneinde op het moment van de aanhouding nieuwe rechten toe te kennen aan de persoon die van zijn vrijheid is benomen, Parl.St. Senaat 2008-09, nr. 4-1079/1, 3 april 2009,13 p.

Page 57: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

57

Afdeling 4: De Salduz-wet is eindelijk een feit

Op 13 augustus 2011 was de Salduz-wet eindelijk een feit.184 De belangrijkste principes

worden geschetst. Belangrijk om te begrijpen is dat de Salduz-wet drie soorten regels voor

verhoor inhoudt afhankelijk van de hoedanigheid die men heeft. Zo zijn er regels voor de

getuige, verdachte of slachtoffer185, alsook voor de verdachte186 en de gearresteerde

verdachte187.

De wet stelt dat vooraleer wordt overgegaan tot het verhoor er aan de verdachte moet

worden meegedeeld dat:

hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen

hij de keuze heeft een verklaring af te leggen, te antwoorden op de aan hem gestelde

vragen of gewoon te zwijgen

hij recht heeft op een vertrouwelijk overleg met een advocaat naar keuze of een aan

hem toegewezen advocaat voor het eerste verhoor, in zoverre de feiten aanleiding

kunnen geven tot een misdrijf waarvan de straf aanleiding kan geven tot een

voorlopige hechtenis, met uitzondering van de verkeersmisdrijven

Recht op vertrouwelijk overleg 188

184 Wet van 13 augustus 2011 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan, BS 5 september 2011,http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&table_name=wet&cn=2011081313 185 Art. 2, (1) §1 van de wet van 13 augustus 2011 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan, BS 5 september 2011. 186 Art. 2, (2) §2 van de Salduz-wet. 187 Art. 2, §3 van de Salduz-wet. 188 Art. 2bis § 1 van de Voorlopige hechteniswet.

Page 58: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

58

Indien men van zijn vrijheid is beroofd, heeft men het recht om een vertrouwelijk overleg te

plegen met een advocaat naar keuze voor het eerstvolgend politieverhoor, of bij gebrek

hieraan voor het verhoor door de procureur des Konings of de onderzoeksrechter.

Bij gebrek aan eigen advocaat, zal men contact opnemen met de permanentiedienst van de

Orde van Vlaamse Balies en l’Orde des barreaux francophones et germanophone de

Belgique. Vanaf het moment van contact moet het vertrouwelijk overleg, dat maximaal

dertig minuten mag duren, plaatsvinden binnen de twee uren. Stel dat het vertrouwelijk

overleg toch geen plaats vindt, dan zal het verhoor niet kunnen aanvangen. Dit kan pas na

een telefonisch vertrouwelijk overleg met de permanentiedienst.

Afstand doen van het recht op vertrouwelijk overleg kan enkel na contact met de

permanentiedienst waardoor de in hechtenis geplaatste meerderjarige vrijwillig en

weloverwogen afstand kan doen. Minderjarigen kunnen geen afstand doen van dit recht.

Bijstand door een advocaat tijdens het verhoor189

De advocaat heeft als taak toe te zien op de regelmatigheid van het verhoor, alsook het

toezien op het de afwezigheid van dwang of druk op de verdachte. Hij moet ook zijn cliënt in

kennis stellen van de rechten die hij heeft, zoals vermeld in artikel 47bis Sv. Hij zal ook

moeten toezien op het recht dat de te ondervragen persoon heeft zichzelf niet te

beschuldigen, alsook het recht om te antwoorden op de vragen, een verklaring af te leggen

of te zwijgen.

De advocaat kan aanwezig zijn tijdens het verhoor en kan in het proces-verbaal melding

laten maken van de vermeende schendingen. Het verhoor kan éénmaal maximum vijftien

minuten onderbroken worden wanneer de ondervraagde persoon een bijkomend

vertrouwelijk overleg wil of op verzoek van zijn advocaat. Ook wanneer er nieuwe strafbare

feiten aan het licht komen kan het verhoor worden onderbroken.

De onderzoeksrechter ,die ambtshalve optreedt of op verzoek van de procureur des Konings,

kan éénmaal een bevel tot verlenging van de arrestatieperiode verlenen.190 De verlenging

189

Art. 2bis§ 2 van de Voorlopige hechteniswet.

Page 59: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

59

bedraagt vierentwintig uren die ingaan vanaf de betekening van het bevel. Dit bevel moet

met reden worden omkleed zoals de ernstige aanwijzingen van schuld aan een misdaad of

wanbedrijf, alsook de bijzondere omstandigheden.

De Salduz-wet trad in werking op 1 januari 2012 en dus niet in oktober 2011. Dit werd door

Stefaan De Clerck zo vooropgesteld zodat men voldoende tijd had om zich te organiseren.191

Afdeling 5: De houding van de regering en Minister De Clerck

Ondanks de talrijke wetsvoorstellen192, kwam er geen schot in de zaak. Het voorstel van de

Minister van Justitie Stefaan De Clerck ging namelijk niet ver genoeg. Het was opgebouwd

uit verschillende stappen, waarbij men eerst zou voorzien in een voorafgaand

consultatierecht. Pas later zou men evolueren naar een definitieve regeling dat een

bijstandsrecht zou omvatten. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat in maart 2010

België werd veroordeeld door het EHRM. Het Belgisch rechtssysteem biedt niet voldoende

waarborgen om te voorzien in een efficiënte bescherming van de rechten van verdediging.

Ook bij de val van de regering was er nog geen definitieve beslissing genomen. Wel werd er

door het College van Procureurs-Generaal geanticipeerd op de Salduz-rechtspraak.193 Zo zal

voorlopig het opnemen op video van het verhoor van verdachten van zware misdrijven de

lacune moeten opvullen. 194

190 Art. 6 van de Salduz-wet ter invoeging van het art. 15bis van de Voorlopige hechteniswet. 191 J. DE WIT, ‘ Kamer stemt Salduz’, Gazet van Antwerpen, 17 juni 2011. 192 Wetsvoorstel (Chr. Defraigne en A. Courtois) tot wijziging van artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, teneinde op het moment van de aanhouding nieuwe rechten toe te kennen aan de persoon die van zijn vrijheid is benomen, Parl.St. Senaat 2008-09, nr. 4-1079/1; Wetsvoorstel 24 maart 2010 tot wijziging van artikel 47bis van het Wetboek van strafvordering, Parl.St. Senaat, nr. 4-1720/1; Wetsvoorstel 1 april 2010 tot wijziging van het wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis ertoe strekkende rechten van de ondervraagde of verdachte persoon te verruimen, Parl.St. Senaat nr.4-1741/1. 193 Omzendbrief nr. 8/2011 van 23 september 2011 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep inzake de organisatie van de bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor binnen het kader van het Belgisch strafprocesrecht, p. 62. 194

‘ Anticiperen op Salduz’, De Juristenkrant 26 mei 2010, 14.

Page 60: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

60

Frappant om te merken dat de regeringspartijen niet op dezelfde lijn zaten inzake Salduz. Zo

was Renaat Landuyt geen voorstander van de uiteindelijke Salduz- wet. Hij wou enkel de

bijstand van de advocaat bij het eerste verhoor voor de onderzoeksrechter waarbij de

verdachte effectief al is gearresteerd, niet bij het politieverhoor.195 Voor PS, MR en Groen

ging de huidige Salduz-wet niet ver genoeg. Zij waren voorstander van het recht op bijstand

van een advocaat bij ieder verhoor, zelfs bij een verkeersovertreding. Toenmalig minister

Stefaan de Clerck was wel voorstander van de wet in zijn uiteindelijke vorm.

Afdeling 6: Huidige stand van zaken

Voldoet onze Belgische Salduz-wet aan de rechtspraak van het Europees Hof voor de

Rechten van de Mens? 196 Volgende de Orde van Vlaamse Balies niet. Men stapte in maart

van dit jaar naar het Grondwettelijk Hof met het oog op de vernietiging van de Salduz-wet

door strijdigheid met de mensenrechten, die alsook in onze Grondwet worden gewaarborgd.

Men vindt de wet in strijd met de rechtspraak van het EHRM, omdat de rol van de advocaat

te beperkt is om een efficiënte bijstand te kunnen garanderen. Ook de Liga voor

Mensenrechten onderschrijft deze mening. Zo mag de advocaat geen opmerkingen maken

tijdens het verhoor, alsook kan het verhoor maar eenmaal worden onderbroken voor een

maximum vijftien minuten durend vertrouwelijk overleg.197 Verder vindt de Orde dat het

toepassingsgebied van de wet te beperkt is en moet worden uitgebreid. Zo zal een

bijstandsrecht in de wet niet voorzien zijn wanneer de gevangenisstraf onder 1 jaar blijft,

alsook niet voor verkeersmisdrijven. Het feit dat de verdachte enkel bij het eerste verhoor

recht heeft op bijstand van zijn advocaat is alsook een lacune die dringend moet worden

opgelost. De Orde van Vlaamse Balies vraagt zich ook af welke sanctie er van toepassing zal

zijn, wanneer de rechten van de verdachte niet worden nageleefd. 198

195 http://www.renaatlanduyt.be/ 196 J. SWENNEN, ‘ De Salduz-wet, een maat voor niets’, De Standaard, 30 december 2011. 197 P. TERSAGO, ‘Invloed van voorafgaande consultatie en aanwezigheid van raadslieden op de organisatie en wijze van verhoren en de proceshouding van verdachten’, Panopticon 2011.5, 102-103 198 ORDE VAN VLAAMSE BALIES, ‘ Orde van Vlaamse Balies vraagt Grondwettelijk Hof om

vernietiging van de Salduz-wet’, www.advocaat.be, Brussel, 6 maart 2012.

Page 61: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

61

De Salduz-wetgeving zorgde ook nog voor een ander incident. Zo was er een omzendbrief

van het Brussels parket waar een lijst van 51 misdrijven werd bekendgemaakt die niet

onmiddellijk moeten leiden tot aanhouding. Hoewel deze brief al bestond voor de

inwerkingtreding van de Salduz-wet, bleek de perceptie dat de Salduz-wetgeving leidt tot

straffeloosheid. Men liet de criminelen immers terug lopen. Nu dit leek niet enkel een

probleem te zijn in Brussel, ook in Vlaanderen verklaarde de Brugse hoofdcommissaris Van

Nuffel199 dat het bij betrapping op heterdaad vaak een feit is dat de politieagenten een

aantal vaststellingen doen en de gearresteerde de mogelijkheid geven iets vrijwillig op

papieren te zetten. Later zal men hem dan uitnodigen voor verhoor, waardoor hij de kans

heeft zelf een advocaat te consulteren. Deze praktijk is vooral het gevolg door het tekort aan

budget en een tekort aan capaciteit.

Er is niet alleen een tekort aan budget voor infrastructuur en voor personeel van de

gerechtelijke politie, maar ook voor de permanentiedienst. Deze werd namelijk op vrijwillige

basis opgestart en wordt nog steeds niet vergoed.200 De advocaten van de Franstalige en

Duitstalige balies van België dreigen daarom te stoppen met de Salduz-permanentie. Stefaan

De Clerck had nochtans oorspronkelijk voorzien in een bedrag van 17 miljoen euro om het

systeem te financieren, maar al snel bleek dit niet haalbaar en ging het bedrag naar beneden

tot zo een 3,5 miljoen voor het jaar 2012. Er dient toch te worden opgemerkt dat de

verzuchtingen van de Franstalige en Duitstalige advocaten wel kaderen in een breder geheel

en de problematiek van Salduz overstijgen. Zo wenst men ook een herwaardering van de pro

–deo puntwaarden.201

Dit gezegd zijnde toont de evaluatie van de stuurgroep aan dat de teneur inzake de

inwerkingtreding van de Salduz-wet overwegend positief is. Dit heeft te maken met de

immense inspanningen die er geleverd zijn door de verschillende actoren.202 In de tweede

199 R. BOONE en E. CALLUY, ‘ Salduz wordt harde dobber voor de lokale politie, De Juristenkrant 21 december 2011, 9. 200 ‘Geen duidelijkheid over vergoeding, geen Salduz- permanentie’, Het Nieuwsblad, 31 maart 2012; ORDE VAN VLAAMSE BALIES, ‘Minister Turtelboom, kom u beloftes na’, www.advocaat.be, Brussel, 25 april 2012. 201 DIENST VOOR HET STRAFRECHTELIJK BELEID, ‘ Evaluatie Salduz-wet, eerste tussentijdse rapport’, 1 februari 2012. 202

Ibid., 79.

Page 62: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

62

tussentijdse evaluatie die werd uitgevoerd door de stuurgroep werd echter een punt van

kritiek gegeven. Er wordt gesteld dat de budgettaire omkadering nog steeds niet loopt zoals

verwacht.203

Afdeling 7: Besluit

Persoonlijk vind ik deze wet een goede zaak. Elke burger heeft vanaf nu de kans om zich bij

het eerste politieverhoor te laten bijstaan, wat ik een goede invulling vind van de rechten

van verdediging. Hoewel er mensen stellen dat op deze manier de crimineel beter af is, vind

ik dit een discussie naast de kwestie. We leven in een democratie en één van de principes

waarop deze steunt is vooralsnog dat iemand onschuldig is tot het tegendeel bewezen is.

Hoewel er voor de politie qua opleiding en op organisatorisch vlak zaken zullen veranderen,

zal de praktijk au fond dezelfde blijven. Voor de meerderheid van de politieagenten die hun

werk naar behoren uitoefenen, verandert er niks. Wat men echter zal trachten te

voorkomen is intimidatie of andere praktijken die niet door de beugel kunnen. Ook voor de

kwaliteit van het politiewerk zie ik dus in de toekomst alleen maar voordelen. Pas op, ik

wens hier niet de functie en het goede werk van de vele politieagenten in twijfel te trekken.

Ik benadruk enkel dat in het kader van de mensenrechten, deze wet enkel kan worden

toegejuicht.

Toch blijkt deze wet voor verbetering vatbaar waardoor deze in de toekomst meermaals

onder de loep zal worden genomen. Het feit dat de verdachte enkel bij een vrijheidsberoving

recht heeft op bijstand van een advocaat lijkt niet door de beugel te kunnen. Ik ben ervan

overtuigd dat niet enkel de vrijheidsberoving zorgt voor een zekere kwetsbaarheid. Ook de

gemoedstoestand van de verdachte, alsook de verhooromstandigheden kunnen ervoor

zorgen dat de verdachte van zijn stuk wordt gebracht. Daarom lijkt het logisch dat bijstand

van een advocaat ook voorzien zou worden bij alle verhoren, ook die buiten het geval van de

vrijheidsberoving. Ook de andere beperktheden van de wet, zoals het uitsluiten van de

verkeersmisdrijven en de bijstand beperken tot enkel het eerste verhoor zie ik in de

toekomst aangepast.

203

DIENST VOOR HET STRAFRECHTELIJK BELEID, ‘ Evaluatie Salduz-wet, tweede tussentijdse

rapport’, 30 maart 2012, 58.

Page 63: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

63

Dit gezegd zijnde blijkt deze wet voor de advocaten een zware dobber. Ze moeten namelijk

vaak beschikbaar zijn overdag en ’s nachts om een goede permanentiedienst te vervullen

waarbij de financiële compensatie ontbreekt. De organisatorische elementen dienen dus

verder uitgewerkt te worden. Tot slot zou ik ook nog een kleine voetnoot willen toevoegen.

Misschien dient men in het verlengde van de wet consequent te zijn en moet men eraan

denken om ook slachtoffers en getuigen van een raadsman te voorzien bij de verhoren.

Want wat als een getuige plotseling als een verdachte wordt beschouwd?

Dit zijn zaken die meer duidelijkheid verdienen en die dan ook moeten worden uitgewerkt in

de toekomst.

Page 64: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

64

Het vooronderzoek in strafzaken

Hoofdstuk 1: uitwerking project toepassing elektronisch toezicht tijdens

voorlopige hechtenis

Ik heb hierboven de vraag gesteld of de alternatieve maatregel vrijheid of invrijheidstelling

onder voorwaarden zijn doel heeft bereikt. Het antwoord op deze vraag is volmondig nee.

De wet van 20 juli 1990 had dan wel de duidelijke finaliteit om de duur en de toepassing van

de voorlopige hechtenis te beperken, maar in de praktijk dringt dit niet door daar de

toepassing van de voorlopige hechtenis hoog blijft. Recent nog hebben magistraten een

bezoek gebracht aan de gevangenis van Vorst en hun bezoek kan eventuele gevolgen met

zich mee brengen. De kans bestaat namelijk dat de onderzoeksrechter twee keer zal

nadenken voor men iemand aanhoudt, gelet op de levensomstandigheden.204 Dit lijkt een

tendens in de goede richting, aangezien de voorlopige hechtenis vandaag de dag dertig

procent van de gevangeniscapaciteit in beslag neemt. Nochtans is er geen sterke daling waar

te nemen in de afgelopen 20 jaar.205 Dat is opvallend en het betekent dat de wet in principe

geen enkel effect heeft veroorzaakt. Het is namelijk zo dat na het invoeren van de wet in

1991 de detentiepopulatie stabiel bleef, maar vanaf 1998 de hoogte inging.206 Daarom is het

ook opvallend dat nu pas het probleem van de hoge detentiepopulatie van de

inverdenkinggestelden door Stefaan De Clerck wordt aangekaart.207 Het hoge gebruik van de

voorlopige hechtenis blijft verbazingwekkend, ook nadat de wetgever in 2005208 heeft

trachten in te grijpen met een verstrenging van de voorwaarden.209 Een afweging moet bij

de voorlopige hechtenis steeds terecht gebeuren tussen de verdachte zijn recht op

204 ‘ Magistraten geschokt na bezoek aan de gevangenis Vorst’, Knack, 3 april 2011, http://www.knack.be/nieuws/belgie/magistraten-geschokt-na-bezoek-aan-gevangenis-vorst/article-4000076520846.htm 205 FOD Justitie, Vast Bureau Statistiek en Werklastmeting, Justitie in cijfers 2010, 56. 206 D. BURSSENS, ‘ De voorlopige hechtenis in België: synthese van bestaand empirisch onderzoek’, Fatik 2012, 17. 207 S. DE CLERCK, Nota: Straf- en strafuitvoeringsbeleid 2010, Brussel, februari 2010, 10. 208 Wet 31 mei 2005 tot wijziging van de wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor de onwerkzame voorlopige hechtenis, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis en van sommige bepalingen van het Wetboek van strafvordering, BS 16 juni 2005. 209 P. DAENINCK, “De voorlopige hechtenis, een (te lang) voorspel op de gevangenisstraf?”, Limburgs Rechtsleven, 2006 (eerste kwartaal), 29-48.

Page 65: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

65

vermoeden van onschuld en persoonlijke vrijheid en anderzijds het garanderen van de

openbare veiligheid. 210 Hoewel ik er van overtuigd ben dat de magistraten hun werk naar

eer en geweten uitvoeren, blijkt deze afweging niet voldoende te gebeuren. De voorlopige

hechtenis wordt vaak gebruikt als een machtsmiddel om een bekentenis af te dwingen. Het

oneigenlijk gebruik van het aanhoudingsbevel vloeit ook voort uit het feit dat men het

evenwicht van de rechtsorde wil herstellen.211 Omdat korte gevangenisstraffen onder de

drie jaar niet worden uitgevoerd, wil men dit compenseren door de voorlopige hechtenis te

gebruiken als straf212. Daarbij komt ook nog dat de hechtenis vaak wordt toegepast en

verlengd zonder degelijke motivering. De voorlopige hechtenis dient te worden toegepast

met de inachtneming van het vermoeden van onschuld. Enkel in uitzonderlijke gevallen

waarin de openbare orde bedreigd wordt, zou er dus een toepassing mogen zijn.213 Dit is in

de praktijk niet het geval aangezien men bijna standaard de voorlopige hechtenis toepast.

Stereotiepe motiveringen zoals een gevaar voor de maatschappij of gevaar op het

onttrekken aan de rechtsgang blijken standaard te worden toegepast.214 Ook blijkt in de

praktijk het gebrek aan familiebanden en het gebrek aan werk en huisvesting vaak door

onderzoeksrechters beschouwd te worden als een criminogene situatie, waardoor

voorlopige hechtenis gerechtvaardigd blijkt.

Het is dus logisch dat men sterk zoekt naar oplossingen om de effectieve vrijheidsbeneming

om te zetten naar alternatieven. Het lijkt mij dan ook meer dan logisch dat men in het kader

van het vooronderzoek ook de alternatieven toepast, wanneer de veiligheid van de

maatschappij niet in gevaar komt.215 In 2007 werd er door Renaat Landuyt al een

210 TONY VAN PARYS, Parl.St., Kamer, 2000-2001, 1076/001, 85-86. 211 DE ORDE VAN VLAAMSE BALIES, Memorandum, 16 november 2011, 12. 212 S. SNACKEN, A. RAES, S. DELTENRE, C. VANNESTE en P. VERHAEGHE, Onderzoeksrapport- kwalitatief onderzoek naar de toepassing van de voorlopige hechtenis en de vrijheid onder voorwaarden, NICC en Vrije Universiteit Brussel, Brussel, 1998-1999, 227. 213 Art. 16 § 1 Wet 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, BS 14 augustus 1990. 214 D. DE CONINCK en Y. DESMET, ‘ Massaal misbruik van de voorlopige hechtenis’, De Morgen, 29 januari 2008. 215 R. DECLERCQ, ‘Actuele problemen inzake voorlopige hechtenis’, RW 1974-75, 293.

Page 66: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

66

wetsvoorstel ingediend om het elektronisch toezicht als alternatief voor de

vrijheidsbeneming in het kader van de voorlopige hechtenis in te voeren.216

Het is in dit kader dat de voorganger van Stefaan De Clerck, Jo Vandeurzen, aan het NICC de

opdracht gaf om onderzoek te verrichten naar de toepasbaarheid van het elektronisch

toezicht in het kader van de voorlopige hechtenis. 217 In dit rapport worden de talrijke

voordelen die de alternatieven bieden in het kader van de voorlopige hechtenis besproken.

Men beschrijft terecht dat het grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van persoon op deze

manier wordt in acht genomen, alsook blijkt deze oplossing voor de verdachte op sociaal

gebied en op werkvlak gunstiger te zijn. Daarnaast zal de kost van het elektronisch toezicht

heel wat kleiner zijn dan de traditionele gevangenisstraf. Ook recidive zal beter te bestrijden

zijn, aangezien men aan de invrijheidsstelling voorwaarden kan koppelen met een

hulpverlenend karakter.218

Wat het elektronisch toezicht in het kader van de voorlopige hechtenis betreft, stelt men dat

het kan helpen om een geloofwaardiger karakter te geven aan de voorwaarden voor de

invrijheidsstelling.219 Toch bestaat de kans dat het elektronisch toezicht in de toekomst de

invrijheidsstelling onder voorwaarden of zelf de voorlopige hechtenis kan vervangen. Ik hoop

echt dat dit de bedoeling is, want ander zal een net-widening effect niet te overzien zijn. Het

is niet de bedoeling dat men de voorwaarden van invrijheidsstelling nog strenger maakt door

bijkomende controles.220 Men zal dit kunnen vermijden door een keuze te voorzien, ofwel

opsluiting in de gevangenis, ofwel elektronisch toezicht, maar dan enkel wanneer men

beslist tot een voorlopige hechtenis. Doet men dit niet dan zal van een daadwerkelijk

dententievervangend alternatief geen sprake zijn. Naar mijn mening is het rapport niet erg

positief over de toepassing van het elektronisch toezicht in het kader van de voorlopige

hechtenis. Men waarschuwt voor de perceptie dat het elektronisch toezicht het

216 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis voor wat betreft het elektronisch toezicht, Parl.St. Kamer, 2007, nr. 52 - 0040/001. 217 E. MAES, C. DE MAN, F. DE BRAKEL en B. MINE, Onderzoeksrapport- toepassingsmogelijkheden van het elektronisch toezicht in het kader van de voorlopige hechtenis ( 1maart- 31 december 2009), Nationaal instituut voor criminalistiek en criminologie, Brussel, 12 januari 2010, p. 330 218 Ibid., 251-252. 219 Ibid., 243. 220 Ibid., 248.

Page 67: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

67

wondermiddel zou zijn om de overbevolking in gevangenis mee te lijf te gaan. 221Dit is het

niet zo, niet in het minst omdat het toepassingsbereik eerder gering zal zijn. Ook dient de

periode onder elektronisch toezicht te worden afgetrokken van de eventuele latere

vrijheidsberovende straf.222 Anders zal de gevangenispopulatie niet dalen. Ook de

kostenbesparing die dit alternatief met zich mee kan brengen, spreekt het rapport tegen.223

Het rapport werd samen met de nota van Stefaan De Clerck224 overgemaakt aan het

parlement voor bespreking in februari 2010. Het rapport wordt gekenmerkt door het gebrek

aan enthousiasme, maar misschien wel met zin voor enig realisme. Het is mede hierdoor dat

de nota zich beperkte tot de zinnen: ‘ … Het onderzoeksrapport moet de basis zijn voor

verder overleg met de actoren. In de gegeven omstandigheden is de uitbreiding van het

elektronisch toezicht in de fase van de strafuitvoering de eerste prioriteit.’

In de huidige regering wil minister van Justitie Annemie Turtelboom het elektronisch

toezicht tijdens de voorlopige hechtenis uitbreiden.225 Toch zal dit in de praktijk niet

eenvoudig te realiseren zijn, aangezien er nu al enorme wachtlijsten bestaan.226

221 E. MAES, C. DE MAN, F. DE BRAKEL en B. MINE, Onderzoeksrapport- toepassingsmogelijkheden van het elektronisch toezicht in het kader van de voorlopige hechtenis ( 1maart- 31 december 2009), Nationaal instituut voor criminalistiek en criminologie, Brussel, 12 januari 2010, 263. 222 D. BURSSENS, ‘ De voorlopige hechtenis in België: synthese van bestaand empirisch onderzoek, Fatik 2012, 20. 223 E. MAES, C. DE MAN, F. DE BRAKEL en B. MINE, Onderzoeksrapport- toepassingsmogelijkheden van het elektronisch toezicht in het kader van de voorlopige hechtenis ( 1maart- 31 december 2009), Nationaal instituut voor criminalistiek en criminologie, Brussel, 12 januari 2010, 265. 224 S. DE CLERCK, Nota: Straf- en strafuitvoeringsbeleid 2010, Brussel, februari 2010, 9-10. 225 J. VAN HORENBEEK, ‘Turtelboom wil nu ook enkelband tijdens voorlopige hechtenis’, De Morgen 20 maart 2012. 226 E. MAES, ‘ Enkele beschouwingen over een aantal juridisch-technische en praktisch-organisatorische aspecten’, Panopticon 33 (2) 2012, 111.

Page 68: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

68

Het vervolgingsbeleid

Hoofdstuk 1: Evaluatie van de Justitiehervorming na het Octopusakkoord

Bij het begin van de tweede ambtstermijn staat de teller wat de Justitiehervorming betreft

bijna weer op nul. Het is cru gesteld, maar er zit een groot deel van waarheid in. Van de

zaken die het Octopusakkoord wilde verwezenlijkt zien, is er bitter weinig terecht gekomen.

Door het ingrijpen van de wetgever in 2004227, is er van een verticale integratie op het

niveau van het parket geen sprake meer. Het idee van het Octopusakkoord om de

strafvordering volledig in handen te geven van de procureur des Konings en de procureurs-

generaal te laten instaan voor de integrale kwaliteitszorg werd niet uitgevoerd. Zijn we nu

klaar voor een grotere hervorming?

Wat de horizontale mobiliteit van de magistratuur en het parketpersoneel betreft, zijn er in

1998 enkele kleine stappen ondernomen.228 Zijn we nu klaar om grotere stappen te

ondernemen?

Ook het idee van een functionele schaalvergroting op het niveau van de zetel werd door

Octopus voorgesteld, maar vond geen steun op het terrein zelf. Dit hoeft niet te

verwonderen, aangezien de geesten van de magistratuur toen nog niet klaar waren voor een

grote verandering. Is de geest van de magistratuur nu wel klaar?

Het Octopusakkoord hield ook nog andere aanbevelingen in zoals eindelijk werk maken van

een werklastmeting, alsook een performant ICT-systeem opzetten. Zijn er terzake al

vorderingen gemaakt?

Hoofdstuk 2: Orientatienota- Het gerechtelijk landschap. Naar een nieuwe

architectuur voor Justitie

227 Opheffing van artikel 3 van de Wet van 22 december 1998 door artikel 13 van de Wet van 12 april 2004 houdende verticale integratie van het Openbaar Ministerie, BS 7 mei 2004. 228 Zie supra, versterking van de parketten-generaal.

Page 69: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

69

Afdeling 1: de weg naar de nota het gerechtelijk landschap

Het is geen geheim dat justitie te kampen heeft met een gerechtelijke achterstand. Dit is

deels te wijten aan de jarenlange verwaarlozing waardoor de structuren van onze

gerechtelijke organisatie verouderd zijn. Het gerechtelijk landschap dat wij de dag van

vandaag kennen is tamelijk versnipperd. Ondanks het feit dat het Octopusakkoord met het

invoeren van de arrondissementsrechtbank al een idee richting de functionele

schaalvergroting bevatte, was het pas met de oriëntatienota229 van de minister van Justitie

Stefaan De Clerck dat het probleem hartgrondig zou worden aangepakt. Hiermee luisterde

minister De Clerck naar de verschillende justitiële beleids- en adviesorganen die genoeg

hadden van het immobilisme op het vlak van de gerechtelijke organisatie. Daarom brachten

ze op eigen initiatief een nota uit. Het openbaar ministerie pleitte voor zowel een territoriale

als functionele schaalvergroting op het niveau van de parketten en auditoraten.230 Later

pleitte men in een advies hetzelfde met betrekking tot de zetel als antwoord op de nota van

De Clerck al bleek er een zekere terughoudendheid te bestaan omtrent de integratie van de

vredegerechten en politierechtbanken.231 Ook de zittende magistratuur bleef niet bij de

pakken zitten en publiceerde een rapport voorafgaand aan de nota, uitgebracht door de

Centrale Werkgroep, dat eerder pleitte voor een territoriale en minder voor een functionele

schaalvergroting.232 Toch blijkt in een later advies op de nota dat de Hoge Raad voor de

Justitie er een andere mening op nahield. Men pleitte hetzelfde als het College van

Procureurs-Generaal en men was dus te vinden voor een functionele schaalvergroting én

229 S. DE CLERCK, Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, www.just.fgov.be/nl_htm/rechterlijke_orde/h-g-l/orientatienota.pdf, 38 ev. 230 OPENBAAR MINISTERIE, Krachtlijnen voor een strategisch plan voor de modernisering van het Openbaar Ministerie, juni 2008, www.just.fgov.be/nl_htm/rechterlijke_orde/h-g-l/strategisch-plan-NL.doc, 7. 231 COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL, Advies hertekening gerechtelijk landschap, onuitg. Advies op de Oriëntatienota, 17 september 2009, 5. 232 CENTRALE WERKGROEP, Project hertekenen van de rechterlijke organisatie. Tussentijds rapport, 4 september 2008, http://www.cmro-cmoj.be/sites/default/files/files/hertekenen_rechterlijke_organisatie_NL.pdf, 25 e.v.

Page 70: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

70

met behoud van de specifieke kenmerken van elk gerecht233 én met uitzondering van de

politierechtbanken en vredegerechten.234

Ook de Orde van Vlaamse Balies steunde het tussentijdse rapport van de Centrale

Werkgroep, maar is daarnaast ook voorstander van een eenheidsrechtbank.235 Voor de Orde

van Vlaamse Balies is een moderne gerechtelijke hervorming gebaseerd op een korps dat op

een professionele manier is georganiseerd en op een hoogstaande manier recht spreekt ten

dienste van de burgers en hun advocaten. De hervormingen moeten vooral een verbetering

inhouden van de burger zijn procedurele rechten ook indien dit betekent dat de bijzondere

kenmerken van bepaalde rechtbanken hiervoor moeten verdwijnen. We kunnen dus stellen

dat hun advies nog iets verregaander en progressiever was dan de nota van minister De

Clerck.

Op het niveau van het hoger beroep blijkt er veel meer eensgezindheid te bestaan omtrent

een volledige horizontale integratie. De meeste kritieken in eerste aanleg betroffen de

problematiek omtrent de vredegerechten en politierechtbanken, dus hier kan in hoger

beroep geen probleem over rijzen.

Afdeling 2: De eenheidsrechtbank hoeft geen eenheidsworst te betekenen

2.1 De eenheidsrechtbank in de nota

De schaalvergroting die door minister De Clerck werd vooropgesteld was een ruime

functionele en territoriale schaalvergroting, die zowel de integratie bevatte van beroep als

eerste aanleg. Deze schaalvergroting is daarmee ruimer dan wat werd bepaald in het

regeerakkoord en in de eerdere hervormingsvoorstellen, aangezien de minister ook voorzag

233 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Advies over de Oriëntatienota ‘ Het Gerechtelijk Landschap- Naar een nieuwe architectuur voor Justitie’ van de minister van Justitie, 30 september 2009, 23 p., http://www.hrj.be/doc/advice/avis061009-2.pdf 234 Ibid. , 7. 235 ORDE VAN VLAAMSE BALIES, Advies hertekening van de gerechtelijke organisatie, 6 mei 2009, http://www.advocaat.be/UserFiles/Positions/STANDPUNT%20OVB%20HERTEKENING%20GERECHTELIJKE%20ORGANISATIE%207%20MEI%202009.pdf

Page 71: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

71

in een integratie van de politierechtbanken en vredegerechten.236 De Oriëntatienota werd in

september 2009 voltooid en kreeg de naam ‘ het gerechtelijk landschap: naar een nieuwe

architectuur voor Justitie.’ Het is deze nota die als onderhandelingsbasis werd beschouwd

voor het Atomiumoverleg. Deze Oriëntatienota bevatte toekomstperspectieven die op zijn

minst baanbrekend kunnen worden genoemd. 237 Daarom is het belangrijk om de inhoud van

deze nota beknopt weer te geven.

De nota De Clerck wou een herziening van het gerechtelijk landschap organiseren met als

kernpunt een vermindering van het aantal gerechtelijke arrondissementen.238 De reden laat

zich gemakkelijk raden: men heeft namelijk nood aan een doorgedreven specialisering en

deze lijkt gemakkelijker te bereiken wanneer men opteert voor een groter rechtsgebied

waar dan ook meer personeel aanwezig is om te optimaliseren en specialiseren. Op het

niveau van eerste aanleg zou in elk arrondissement nog één enkele rechtbank aanwezig zijn,

de eenheidsrechtbank. Binnen deze rechtbank zullen alle andere rechtbanken, zowel

kantonnale als arrondissementele rechtspraak, zowel jurisdictioneel als organiek, als

afdelingen in opgaan.239 Toch herhaalt hij meermaals doorheen de nota de nood aan

nabijheid van de rechtbanken, alsook de noodzaak dat deze rechtbanken hun eigenheid

kunnen behouden.240

In zijn nota maakt De Clerck ook ruimte voor enkele alternatieven. Zo kan er ook geopteerd

worden voor de visie die in het regeerakkoord van 2008 werd vooropgesteld, nl. de

oprichting van een eenheidsrechtbank, maar dan zonder integratie van de

politierechtbanken en vredegerechten.241 Hierdoor lijken de problemen omtrent het hoger

beroep tegen deze vonnissen van de baan. Een ander alternatief blijkt te bestaan uit twee

verschillende rechtbanken op het niveau van eerste aanleg: De socio- economische

236 E. SCHOUPPE, D. REYNDERS, E. DI RUPO, B. SOMERS en J. MILQUET, Regeerakkoord gesloten door de onderhandelaars van de CD&V, MR, PS, Open Vld en cdH, 18 maart 2008, http://www.fedweb.belgium.be/nl/binaries/regeerakkoord180308_tcm120-14855.pdf , 28. 237 S. DE CLERCK, Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009. 238 Ibid., 47. 239 Ibid., 38. 240 Ibid., 50 241 S. DE CLERCK, Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, 42.

Page 72: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

72

rechtbank die zou bestaan uit de rechtbank van koophandel en de arbeidsrechtbank

enerzijds, de rechtbank van eerste aanleg met de huidige rechtbank van eerste aanleg alsook

de politierechtbanken en vredegerechten anderzijds.242 Daarnaast blijkt een fusie van de

kleinere entiteiten ook nog tot de opties te behoren.

Er is een onderzoeksrapport 243 uitgevoerd door de KUL in opdracht van de minister van

Justitie. Hierin werden de voorstellen en de alternatieven van de hertekening van het

gerechtelijk landschap aan een kritische analyse onderworpen. Met betrekking tot het eerste

alternatief stelde men vast dat het niet- integreren van de vredegerechten en

politierechtbanken middelen zou ontnemen aan de eenheidsrechtbank die broodnodig zijn.

Alsook bleek de afzonderlijke positie van het vredegerecht en politierechtbank niet te

passen binnen de hervormde justitie die werd vooropgesteld.244 Het tweede alternatief

hierboven vermeld, kon ook niet op veel bijval rekenen. Het onderzoeksrapport wees uit dat

dit de specialisatie niet ten goede zou komen, alsook dat er sprake zou zijn van een

gigantisch meerkost.245

2.2 De voordelen van een schaalvergroting

De voordelen

De nota had als doel om een schaalvergroting te realiseren. Het is naar mijn mening een

briljante nota dat een duidelijke reorganisatie voor ogen heeft met talrijke voordelen. Vele

voordelen worden genoemd246, maar naar mijn mening kunnen we vier grote voordelen

opsommen waartoe de schaalvergroting zeker zou leiden. Als eerste zal de specialisatiegraad

toenemen. Door een eenheidsrechtbank zal men de verschillende afdelingen met een hoge

specialisatiegraad kunnen inrichten. Dit zal ervoor zorgen dat in tijd de magistraten hun

zaken op een snellere manier kunnen afhandelen. Daarnaast zal de specialisatie als gevolg

242 Ibid., 41. 243 KUL- INSTITUUT VOOR DE OVERHEID IN SAMENWERKING MET ULG EN ULB, Wetenschappelijke studie naar de voorstellen van een hertekening van het gerechtelijk landschap en naar een methodologie om het gerechtelijk landschap structureel aan te passen, 2009, 361 p., http://soc.kuleuven.be/io/ned/publicaties/detail/05050083.htm 244 Ibid., 239. 245 Ibid., 238. 246 S. DE CLERCK, Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, 33.

Page 73: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

73

hebben dat er een kwalitatief inhoudelijk hogere rechtspraak tot stand zal komen, aangezien

de rechters door de schaalvergroting nog beter vertrouwd zullen geraken met de materie.

Men kan een voorbeeld nemen aan de proefprojecten die al reeds zijn opgestart bij het

openbaar ministerie. In de ressorten van Gent en Antwerpen is er dergelijk project

gerealiseerd omtrent de samenwerkingsverbanden. Deze werden opgestart met het oog op

het realiseren van een meer doorgedreven specialisatie waardoor een betere

kennisverdeling en beheer kan gerealiseerd worden. Het is de bedoeling dat deze een

tussenstap vormen naar een ideale schaalvergroting.247

Het tweede voordeel betreft een beperking van de bevoegdheidsconflicten. Door te streven

naar een ideale schaalgrootte zal men een minimalisatie van het aantal territoriale

bevoegdheidsconflicten bereiken. Wat betreft de functionele schaalvergroting is het

aangewezen om alle vorderingen te laten inleiden bij de eenheidsrechtbank. Op deze manier

zullen de bevoegdheidsconflicten onbestaande zijn.

Daarnaast moet er ook nog iets gezegd worden over het beheer van de rechtbanken. Het

beheer kan niet achter blijven en zal moet gedecentraliseerd worden. Schaalvergroting en

beheer gaan hand in hand. Het zal leiden tot een kostenverlaging aangezien men de

materiele middelen en mensen op deze manier meer optimaal kan benutten. Wat betreft de

magistratuur kan deze efficiënt worden ingezet in een bepaalde afdeling, daar waar het

meeste werk zich bevindt.

Het laatste voordeel kan gelinkt worden aan het voorgaande. Het is namelijk zo dat een

schaalvergroting het gevolg kan hebben dat het personeel een grotere mobiliteit verwerft.248

De benoemingsvoorwaarden van de magistratuur blijft stug. Ze worden voor het leven

benoemd en een overplaatsing kan slechts geschieden mits toestemming en door een

nieuwe benoeming.249 Ook het gerechtspersoneel is in hetzelfde bedje ziek. Dit heeft als

gevolg dat er geen grote mobiliteit mogelijk is. De benoeming van de magistraten bij de

eenheidsrechtbank of éénheidshof zou ervoor zorgen dat er een groot aantal magistraten

beschikbaar is en dat deze kunnen worden ingezet naar gelang de noden van de rechtbank.

247 R. BOONE, ‘ Justitie heeft een globaal plan nodig’, De Juristenkrant 21 maart 2012, 8. 248 F. EVERS,’ De gerechtelijke hervorming moet radicaal zijn’, De Juristenkrant 7 december 2011, 11. 249 Art. 152 GW.

Page 74: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

74

Op deze manier kan men het hoofd bieden aan de gerechtelijke achterstand en de

procedurele rechtspraak verhogen.

Er moet op gewezen worden dat alle hervormingen moeten worden doorgevoerd met als

doel een eenvoudigere rechtstoegang door de rechtzoekende. Het moet voor de burger

gemakkelijker worden om zich te richten tot de rechtbank.250 Een transparante structuur

moet worden bereikt zowel op territoriaal als functioneel vlak. Het lijkt op functioneel vlak

het meest aangewezen om te streven naar een maximale integratie. Territoriaal zal men de

transparantie het best bereiken door de arrondissementsgrenzen met de provinciegrenzen

gelijk te schakelen.

Het lijkt nu alsof de nadelen niet voldoende werden uitgespit, maar er zijn geen nadelen die

in zo een mate kunnen overtuigen dat ze opgenomen moesten worden. Het lijkt mij dan ook

logisch te besluiten dat deze horizontale integratie vooropgesteld door toenmalig minister

De Clerck een ideale vertrekbasis was om de onderhandelingen te starten.

2.3 Het Atomiumoverleg

De onderhandelingen startten op 19 oktober 2009. Deze ruime nota met zijn talrijke

voordelen was de basis voor het Atomiumoverleg. De naam van de werkgroep verwijst naar

de 9 partijen die bij de onderhandelingen aanwezig zijn. LDD en Vlaams Belang werden niet

uitgenodigd. Nog voor de werkgroep een aanvang nam, werden de plannen van minister De

Clerck al bijgestuurd onder druk van de meerderheidspartijen. De vrede- en politierechters

mochten onafhankelijk blijven en het voorstel omtrent de splitsing BHV verdween. Eind 2009

verliet NVA de werkgroep.251 Ze struikelden over het feit dat er geen eenheidsrechtbank

kwam, het tuchtrecht te magistraatvriendelijk bleef en er geen regeling werd getroffen over

BHV. Ook de andere overblijvende partijen formuleerden veelvuldig kritieken.

Minister De Clerck kon zijn ogen betreffende deze kritieken niet sluiten en antwoordde met

een synthesenota:

251 J. DE WIT, Atomium na het vertrek van N-VA, Gazet van Antwerpen, 18 januari 2010, http://www.gva.be/nieuws/experts/johndewit/atomium-na-het-vertrek-van-de-n-va.aspx.

Page 75: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

75

M.b.t. de hervorming van het gerecht252 werd er beslist geen eenheidsbank in te voeren. De

rechtbanken van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel bleven

naast elkaar bestaan. Dit is heel verwonderlijk, omdat op het parketniveau de basis al was

gelegd in het Octopusakkoord van 1998.253 Het was vooral de PS die het opgaan van de

arbeidsrechtbanken in de eenheidsrechtbanken niet zag zitten.254 Maar ook de vakbonden

waren tegen dit voorstel gekant omdat ze vreesden dat de lekenrechters hierdoor zouden

verdwijnen. In zijn synthesenota dat handelt over de hervorming van het gerecht maakt hij

ook melding van een orgaan, college van de zetel, dat de zetelende magistratuur moet

vertegenwoordigen255 alsook van een managementorgaan op centraal niveau. Ook de

sociale, economische en milieucriminaliteit zou overgeheveld worden naar de parketten van

de arbeidsauditoraten.

In principe komt het erop neer dat de partijen het maar eens waren over drie zaken:

de gerechtelijke arrondissementen moeten een schaalvergroting krijgen

de zetelende magistratuur heeft nood aan een vertegenwoordigend orgaan

een managementorgaan op centraal niveau

De synthesenota werd opnieuw overgemaakt voor advies aan de Hoge Raad voor de Justitie.

2.4 Het politiek akkoord

De onderhandelingen zaten door al deze verschillende discussies in het slop. In die tijd kwam

er ook kritiek op minister De Clerck. Deze zou niet pragmatisch genoeg te werk gaan. 256 Het

252 S.DE CLERCK, Het gerechtelijk landschap –synthesenota, 21 april 2010, http://www.stefaandeclerck.be/files/pdf/Krachtlijnen_Gerechtelijk_Landschap.pdf , 9-11; S. DE CLERCK, Het gerechtelijk landschap- politiek akkoord binnen de kern, 31 maart 2010, http://www.stefaandeclerck.be/nl/het-gerechtelijk-landschap---politiek-akkoord-binnen-de-kern/900, 2-3. 253 Wetsvoorstel van 15 juli 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van de Procureur des Konings, parl.St. Senaat, 1997-98, nr. 1-1066/1 254 F. EVERS, ‘ Sloop de heilige huizen van de gerechtelijke organisatie’, De Juristenkrant 24 februari 2010. 255 S.DE CLERCK, Het gerechtelijk landschap –synthesenota, 21 april 2010, http://www.stefaandeclerck.be/files/pdf/Krachtlijnen_Gerechtelijk_Landschap.pdf , 6. 256 M. VANDEMEULEBROUCKE, ‘Le paysage judiciaire redessiné’, Le Soir, 1 april 2010.

Page 76: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

76

is pas door de noodkreet van de Hoge Raad voor de Justitie dat het overleg op 31 maart

2010 toch resulteerde in een politiek akkoord.257

Er is een akkoord omtrent de reducering van het aantal arrondissementen van

zevenentwintig naar zestien, alsook zou er in deze grotere arrondissementen telkens een

beheersentiteit worden opgericht. De hertekening van het gerechtelijk landschap zal als

gevolg hebben dat het aantal korpschefs zal dalen, maar anderzijds zullen nieuwe functies

worden gecreëerd, zoals de voorzitters-beheerder en de beheersdirecteurs. Het beheer zou

gestalte krijgen door op het centraal niveau te voorzien in de oprichting van een

gemeenschappelijke beheersdienst, alsook op het niveau van de beheersentiteiten. Door de

decentralisatie van de materiele en personele middelen, is er meer verantwoordelijkheid

waar er op afgerekend kan worden.

Van een eenheidsrechtbank is er echter geen sprake meer en zo blijkt het aantal

tegenstanders van de horizontale integratie toch groter dan de invloed van de voorstanders,

aangezien er enkel een territoriale vergroting zal worden gerealiseerd.258

Toch bleek dit geen realisatie die Stefaan De Clerck op zijn conto kon schrijven, aangezien

Open VLD in april 2010 de regering doet vallen. Ze gaven het vertrouwen in de regering op,

omdat deze slabakte rond het BHV-dossier.259 Vanaf dan wil de ontslagnemende minister

zijn plan voor hervorming van justitie mondjesmaat vrijgeven en daarover parlementairen

laten stemmen. Dit plan kan door de Hoge Raad voor de Justitie op niet veel bijval rekenen.

2.5 De huidige regering

In de huidige regering Di Rupo werd Stefaan De Clerck opgevolgd door Open Vld- minister

Annemie Turtelboom.

257 S. DE CLERCK, Het gerechtelijk landschap- politiek akkoord binnen de kern, 31 maart 2010, http://www.stefaandeclerck.be/nl/het-gerechtelijk-landschap---politiek-akkoord-binnen-de-kern/900, 2-3. 258 O. VANACHTER, ‘ Mens is maat van alle dingen, ook bij justitie’, De Juristenkrant 14 april 2010. 259 ‘ B-H-V: Open VLD dreigt uit de regering te stappen’, Gazet van Antwerpen, 16 april 2010.

Page 77: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

77

De hervorming van het gerechtelijk landschap lijkt er nu toch te komen. 260 Het kernkabinet

heeft namelijk groen licht gegeven voor de hervorming van het gerechtelijk landschap. Het

aantal gerechtelijk arrondissementen zal dalen van de huidige zevenentwintig naar twaalf en

dus niet naar zestien arrondissementen, zoals deze door voormalig minister De Clerck

werden vooropgesteld. Deze zullen samenvallen met de provincies en om de eigenheid van

Eupen en Brussel te behouden zullen ook zij elk een arrondissement vormen. Voor de burger

verandert er niks, aangezien de zittingsplaatsen behouden blijven. De korpschefs van die

nieuwe arrondissementen zullen wel veranderingen merken en een hoger aantal

magistraten onder hun hoede krijgen. Ook zullen er met de korpschefs

beheersovereenkomsten worden gesloten, op basis waarvan de decentralisatie van de

gelden zal gebeuren. 261 Ook mobiliteit blijkt een codewoord waaraan velen niet zullen

ontsnappen. Denk maar aan de parketmagistraat met een bepaalde specialisatie, als aan de

rechter die niet op een vaste plaats is benoemd. 262

Afdeling 3: De hervormingen inzake het tuchtsysteem

De oriëntatienota van minister De Clerck bevatte naast zijn kernpunt, de vergroting van de

gerechtelijke arrondissementen, ook een hervorming inzake het tuchtsysteem. Deze werd

apart uitgewerkt in zijn nota tucht, evaluatie en deontologie.263 Hij voorzag in een

tuchtafdeling binnen de rechtbank van eerste aanleg voor magistraten, advocaten,

notarissen en gerechtsdeurwaarders.264 Dit moest een onafhankelijk en onpartijdig

tuchtorgaan zijn, waarbij er voldoende afstand behouden werd ten aanzien van de

betrokken magistraat. Men stelde voor de Nationale Tuchtraad te ontbinden en deze

gedeeltelijk in te stellen als tuchtkamers. De samenstelling van die tuchtkamers diende te

worden bezet door magistraten, maar ook door derden. De korpschefs zouden hier geen

260 ‘ Aantal gerechtelijke arrondissementen daalt naar 12’, Knack, 17 april 2012. 261 M. VANDEMEULEBROUCKE, ‘ La nouvelle carte de la Justice’, Le Soir, 18 april 2012. 262 A. TURTELBOOM, Historische hervorming van Justitie, 18 april 2012, http://annemieturtelboom.be/2012/04/18/historische-hervorming-van-justitie/ 263 S. DE CLERCK, ‘Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie. Deel tucht, evaluatie en deontologie’, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, p.24, http://www.moniteur.be/nl_htm/rechterlijke_orde/h-g-l/Nota-tuchtdeontologie.pdf 264 S. DE CLERCK, Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, 42-43.

Page 78: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

78

deel van uitmaken, hun taak zou beperkt blijven tot louter het opstarten van de

tuchtprocedure.265

Bij het oprichten van de tuchtafdeling moet men zich toch de vraag stellen in hoeverre de

onafhankelijkheid hier kan worden gewaarborgd.266 Het lijkt mij logischer dat een extern

orgaan, bijvoorbeeld De Hoge Raad voor de Justitie deze taak op zich zou nemen.267

Nochtans is men hier in de nota tegen gekant. Het is namelijk zo dat het artikel 151 van de

Grondwet de tuchtrechtelijke bevoegdheid in hoofde van de Hoge Raad voor de Justitie

uitsluit. Zelf als er een 2/3 meerderheid wordt gevonden, dan nog zou de Hoge Raad voor de

Justitie, volgens de nota, niet geschikt zijn. Men zal namelijk zowel de interne tuchtcontrole

moeten uitvoeren alsook de controle erop moeten uitoefenen. 268 Ook dient een

tuchtinstantie opgericht te worden met voldoende waarborg voor de onafhankelijkheid van

de magistratuur.269 De Hoge Raad kan met zijn samenstelling van magistraten en niet-

magistraten de onafhankelijkheid in gevaar brengen, maar dit kan ook gezegd worden van

de samenstelling van de tuchtkamers.

In de nota werd ook nog gesteld dat enkel een hervorming van de tuchtprocedure voor

magistraten en het gerechtelijk personeel onvoldoende was. Er moest ook ingezet worden

op andere aspecten zoals de evaluatie van magistraten, maar ook het uitwerken van de

deontologie en de rol van de korpschefs blijft belangrijk.

Hoewel minister De Clerck hoopte op een consensus omtrent zijn voorstel tijdens het

Atomiumoverleg, bleek dit niet te lukken. Minister De Clerck heeft dan ook in een deel van

zijn nota een aantal aanpassingen doorgevoerd in de hoop toch nog een akkoord te kunnen

bereiken. Nochtans waren de wijzigingen hier miniem270:

265 S. DE CLERCK, ‘Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie. Deel tucht, evaluatie en deontologie’, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, 12. 266 COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL, Advies hertekening gerechtelijk landschap, supra noot 3,6. 267 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Voorstel tot wijziging van het tuchtrecht van de rechterlijke orde, Brussel, 19 januari 2010, http://www.csj.be/doc/advice/avis261109.pdf, 6. 268 S. DE CLERCK, ‘Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie. Deel tucht, evaluatie en deontologie’, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, 7. 269 S. DE CLERCK, ‘Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie. Deel tucht, evaluatie en deontologie’, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, 9. 270 J. DE WIT, Atomium na het vertrek van N-VA, Gazet van Antwerpen, 18 januari 2010.

Page 79: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

79

berisping wordt de lichtste straf, de waarschuwing bestaat niet meer

het inhouden van de wedde als tuchtstraf kon maximum twee maanden worden

opgelegd, deze termijn zal worden verhoogd

drie opeenvolgende negatieve evaluaties moeten aanleiding geven tot een tuchtstraf

Hoewel men dacht dat omtrent het tuchtrecht snel een akkoord zou kunnen worden

gesloten, bleek er ook hier een groot discussiepunt in de weg te staan. Hoewel de Vlaamse

zijde te vinden was voor een tuchtrechtbank waar ook externen aan zouden deelnemen271,

bleek dit voor de Franstalige zijde niet door de beugel te kunnen. Nochtans was dit naar mijn

mening geen onredelijk voorstel van Vlaamstalige kant waar ook de Hoge Raad voor de

Justitie achterstond.272 Het is namelijk zo dat al in vele landen externen in tuchtraden

aanwezig zijn.273 Ook Stefaan De Clerck zal hier later over zeggen dat hij lang te week is

geweest voor de magistratuur.274

Afdeling 4: De andere voorstellen in de nota hervorming gerechtelijk landschap

De Clerck wou naast de integratie van de bestaande afdelingen en een tuchtafdeling,

eventueel ook nieuwe afdelingen oprichten zoals een beroepsafdeling tegen de beslissing

van vrede- en politierechters, alsook een afdeling voor bemiddeling.275 Naast de nieuwe

afdelingen zouden er ook hypergespecialiseerde afdelingen komen.276

Wat het management betreft, is het de bedoeling dat de eenheid op dit vlak zal gerealiseerd

worden onder leiding van de korpschef. Voor de specialisaties is dit niet de bedoeling, deze

271 ‘De Clerck denkt aan tuchtrechtbank voor magistraten’, Het belang van Limburg, 3 oktober 2009. 272 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Voorstel tot wijziging van het tuchtrecht van de rechterlijke orde, Brussel, 19 januari 2010,14. 273 S. DE CLERCK, ‘Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie. Deel tucht, evaluatie en deontologie’, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, 11. 274 J. VAN DELM, ‘ We zijn te lang te week gebleven tegenover de magistratuur’, De Juristenkrant, ( nr. 239) 7 december 2011. 275 S. DE CLERCK, Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, 42-43. 276 S. DE CLERCK, Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, 45.

Page 80: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

80

zullen blijven.277 De bedoeling was dus dat er een aantal korpschefs zouden zijn met de

bevoegdheid over personeel en infrastructuur waardoor het Mexicaans leger278, waar men

tot op de dag van vandaag nog altijd mee kampt, zou verdwijnen. Het probleem bij justitie is

dat er niemand is die een verantwoording verschuldigd is en hier wou men een einde aan

stellen. Op basis van een werklastmeting kan het aantal middelen en personeel periodisch

worden hernieuwd. Spijtiggenoeg is er van een werklastmeting op de dag van vandaag nog

steeds geen sprake, hoewel dit in theorie al mogelijk is.279

De Clerck vond ook dat er werk moest gemaakt worden van een vertegenwoordigend

orgaan voor de zetelende magistratuur. Hoewel hij hierbij de wind van voren krijgt van de

Hoge Raad voor de Justitie en het Hof van Cassatie. Het ‘ College van de zetel’ blijkt namelijk

naar hun mening overbodig, aangezien hun taken nu al door bestaande instellingen worden

waargenomen. Daarom zou men beter de bestaande taken van de instellingen rationaliseren

en overlappingen trachten te voorkomen.280 Ook de nog verdere opdeling die mede door dit

orgaan zou ontstaan tussen het openbaar ministerie en de magistratuur van de zetel bleek

een argument om te twijfelen aan dit voorstel.

Mobiliteit van de rechters moet een feit worden. Ze kunnen in een andere afdeling worden

ingeschakeld indien dit nodig zou zijn. Op dit voorstel werd kritiek geuit, aangezien de

verplaatsing de verdieping in dossiers in de weg zou staan. Toch blijkt de regering inzake de

horizontale mobiliteit van de rechters wel al een aantal maatregelen te hebben genomen. 281

De Clerck is ook voorstander van een centraal loket.282 Deze zou bevoegdheidsconflicten

oplossen, aangezien het zou beslissen naar welke afdeling de zaak wordt gestuurd. Men wil

277 S. DE CLERCK, Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, 34- 40- 41. 278 J. DE WIT, ‘Het gerecht is een Mexicaans leger,’ Gazet Van Antwerpen, 6 oktober 2008. 279 Art. 352bis Ger. W; S. DE CLERCK, Beleidsverklaring van de Minister van Justitie, 2010, 38p, http://www.stefaandeclerck.be/files/pdf/Beleidsnota2010_NL_FR.pdf , 9 280 ‘ Geen vertegenwoordiging?’, De Juristenkrant 29 juni 2011, 14 281 Art. 60 Ger.W., art. 64 Ger.W, art. 69 Ger. W.; S. DE CLERCK, Beleidsverklaring van de Minister van Justitie, 2010, 38p, http://www.stefaandeclerck.be/files/pdf/Beleidsnota2010_NL_FR.pdf , 7. 282 S. DE CLERCK, Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, 52.

Page 81: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

81

de rechtszoekende hier ontlasten met het zoeken naar de bevoegde afdeling. Maar men kan

zich de vraag stellen of het aantal bevoegdheidsincidenten van die aard is dat er een

verwijzingsbevoegdheid moet gegeven worden aan het centraal loket zonder dat dit

vertraging met zich mee zal brengen. Dit zal naar mijn mening dan ook geen enkel nuttig

hebben en een rechtstreekse inleiding voor de afdeling door de partijen zelf lijkt het meest

aangewezen. Toch mag men zich niet terughoudend opstellen ten opzichte van enige

verandering. Indien blijkt dat een verruiming van de bevoegdheden die het in staat stellen

van de zaak betreffen een vlottere afhandeling als gevolg zou hebben, dan moet men dit

zeker in overweging nemen.283 Ook klachten van burgers over bepaalde rechters zouden er

kunnen worden behandeld, maar naar mijn mening zal het centraal loket eerder de functie

op zich nemen van centralisatie waarbij de Hoge Raad voor de Justitie zijn bevoegdheden

inzake klachtenbehandeling blijft behouden.284

Hoofdstuk 2: Afhandeling van misdrijven door het openbaar ministerie

Afdeling 1: Minnelijke schikking. Is er sprake van klassejustitie?

1. 1 Minnelijke schikking

De minnelijke schikking is één van de buitengerechtelijke afhandelingsvormen waarover het

openbaar ministerie beschikt.285 Deze werd gecreëerd door de invoering van het artikel

216bis in het wetboek van strafvordering bij wet van 28 juni 1984.286 Door het artikel werd

de term ‘het verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom’ gelanceerd. Dit

gebeurde naar aanleiding van het bezwaar van de Raad van State. Deze vond dat de term ‘

283 KUL- INSTITUUT VOOR DE OVERHEID IN SAMENWERKING MET ULG EN ULB, Wetenschappelijke studie naar de voorstellen van een hertekening van het gerechtelijk landschap en naar een methodologie om het gerechtelijk landschap structureel aan te passen, 2009, http://soc.kuleuven.be/io/ned/publicaties/detail/05050083.htm, 241. 284 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Advies over de Oriëntatienota ‘ Het Gerechtelijk Landschap- Naar een nieuwe architectuur voor Justitie’ van de minister van Justitie, 30 september 2009, 2. 285 Art. 216bis, §1, 1e lid Sv. 286 Wet van 28 juni 1984 tot uitbreiding van het toepassingsveld van het verval van de strafvordering voor sommige misdrijven, tegen betaling van een geldsom, BS 22 augustus 1984.

Page 82: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

82

minnelijke schikking’ de indruk gaf dat er dadingen omtrent de strafvordering kon worden

gesloten hoewel dit de openbare orde raakt.

Een aantal zaken moeten duidelijk geponeerd worden. Het openbaar ministerie kan de

minnelijke schikking voorstellen, wat betekent dat de verdachte er geen recht op heeft. De

verdachte is ook niet verplicht hier op in te gaan. Indien men dit toch doet, zal dat allerminst

als een schuldbekentenis kunnen worden beschouwd. 287 Het openbaar ministerie kan onder

bepaalde voorwaarden een voorstel aan de verdachte formuleren tot betalen van een

geldsom en afstand van bepaalde goederen. Eén van de voorwaarden is dat dit mechanisme

enkel kan worden uitgeoefend wanneer de zaak nog niet bij de rechtbank aanhangig is

gemaakt of wanneer van de onderzoeksrechter het instellen van een gerechtelijk onderzoek

nog niet is gevorderd. Daarnaast is er de voorwaarde m.b.t. het strafplafond. Het misdrijf

mag strafbaar zijn met een geldboete, met een gevangenisstraf niet meer dan vijf jaar of met

beide van deze straffen. Ook moest de schade aan het slachtoffer al volledig vergoed zijn.

Uitzondering is echter dat de minnelijke schikking ook mogelijk zal zijn als de dader zijn

burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor het schadeverwekkend feit heeft erkend in een

geschrift en een bewijs heeft geleverd van de vergoeding van het niet-betwiste deel van de

schade. Hierdoor is de aanvaarding van de minnelijke schikking in hoofde van de verdachte

een onweerlegbaar vermoeden van fout op burgerrechtelijk vlak en kan het slachtoffer zijn

rechten voor de bevoegde rechtbank doen gelden.288 Het bedrag van de minnelijke schikking

mag niet meer zijn dat het maximum van de bij strafwet bepaalde geldboete, verhoogd met

de opdeciemen en mag niet minder zijn dan 10 euro, eveneens verhoogd met de

opdeciemen. Deze maatregel werd ingevoerd enerzijds om de gerechtelijke achterstand weg

te werken, anderzijds om een oplossing te bieden met betrekking tot kleine criminaliteit.

1.2 De verruimde minnelijke schikking

Wat betreft de minnelijke schikking was Stefaan De Clerck van oordeel dat het

toepassingsgebied van de wet diende te worden uitgebreid. Meer bepaald zou het art.

287 R.v.St. 15 maart 1995, Arr R.v.St 1995, 171, noot R. DEFOOR 288 R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2007, 112.

Page 83: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

83

216bis van het wetboek van strafvordering hierbij worden aangepast. Hij diende een

wetsontwerp in samen met de staatssecretaris voor fraudebestrijding, waarbij men het

toepassingsgebied zowel procedureel als inhoudelijk wou uitbreiden.289 Zo werd aan het

Openbaar Ministerie de mogelijkheid geboden om een minnelijke schikking voor te stellen,

zelf wanneer de strafvordering al was ingesteld. Dit is een grote verandering met vroeger,

aangezien de minnelijke schikking enkel kon worden voorgesteld voor de instelling van een

gerechtelijk onderzoek of voor de aanhangigmaking van een zaak voor het vonnisgerecht.290

Ook inhoudelijk werd de toepassing uitgebreid, aangezien het mogelijk werd een minnelijke

schikking voor te stellen voor alle misdaden die vatbaar zijn voor correctionalisering.291 De

inhoudelijke uitbreiding was nodig, indien men het doel van de wet wou bereiken. Het was

namelijk de bedoeling dat fraude via deze weg kon worden afgehandeld, waardoor

correctionaliseerbare misdaden zoals witwassen of valsheid in geschrifte onder het

toepassingsgebied diende te vallen.

De minister van Justitie De Clerck vond zo een uitbreiding noodzakelijk om de druk van het

gerechtsapparaat te halen waardoor de instroom en om op een efficiënte manier geld in de

staatskas te krijgen.292 Het was namelijk vooral de bedoeling dat de vermogensrechtelijke

inbreuken voorwerp zouden zijn van deze verruimde minnelijke schikking.

Met de wet van 14 april 2011 diende dit gerealiseerd te worden. 293

Bij de totstandkoming van de wet werd geen rekening gehouden met het strafwetboek294,

zodat er een inconsistentie ontstond. Het is namelijk wettelijk geregeld dat er bij

289 voorontwerp van wet tot wijziging van artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering wat het verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom betreft, Parl.St, http://stefaandeclerck.be/files/pdf/verruimde_minnelijke_schikking_wet.pdf 290 Art. 216bis §2, 1ste lid Sv. gewijzigd door art. 84 van de Wet van 14 april 2011 houdende diverse bepalingen, BS 6 mei 2011. 291 Art. 2 van het voorontwerp van wet tot wijziging van artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering wat het verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom betreft, Parl.St; misdaden die bij toepassing van de artikelen 1 en 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden vatbaar zijn voor correctionalisering 292 S. DE CLERCK, Nota: Straf- en strafuitvoeringsbeleid 2010, Brussel, februari 2010, 15. 293 Art. 84 van de Wet van 14 april 2011 houdende diverse bepalingen, BS 6 mei 2011. 294 In het bijzonder met art. 80 van het strafwetboek

Page 84: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

84

correctionalisering van een misdaad minstens één maand gevangenisstraf moet worden

opgelegd.

Dit diende dringend te moeten worden opgelost, of de wet zou haar doel voorbijschieten. In

maart 2011, dus nog voor de bekrachtiging van de wet, werd een wetsontwerp ingediend295.

Deze stelde een wijziging voor van het artikel 216bis §1 Sv. Het toepassingsgebied diende

aangepast te worden zodat de procureur des Konings de minnelijke schikking kon aanbieden

indien hij meent dat het feit niet gestraft diende te worden met een hoofdstraf van meer

dan twee jaar correctionele gevangenisstraf of een zwaardere straf, of met een hoofdstraf

van meer dan twee jaar correctionele gevangenisstraf of met een zwaardere straf met

verbeurdverklaring.296

Het criterium zal dus niet de wettelijk bepaalde straf zijn, maar wel de hoofdstraf die

maximaal in concreto, na aanneming van verzachtende omstandigheden, schijnt te moeten

worden opgelegd.

In het wetsontwerp werd ook nog eens duidelijk opgenomen dat het niet de bedoeling is om

de nieuwe regeling uit te breiden naar de strafbemiddeling. In de herstelwet van 11 juli 2011

werd deze inconsistentie opgelost.297

1.3 Besluit

Zal deze verruimde minnelijke schikking leiden tot klassejustitie? Het antwoord kan niet

ondubbelzinnig worden gegeven. Naar mijn mening zullen mensen met geld in deze

procedure enigszins sterker staan en mensen zonder geld de dupe kunnen worden van deze

regeling. Als men stelt dat de procedure zal leiden tot het indijken van gerechtelijke

achterstand, waardoor men meer tijd heeft voor goede Justitie dan vraag ik mij af waarom

men de voorwaarden van deze wet zo streng heeft gemaakt. Betekent dit dan dat meer tijd

295 Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van strafvordering en van artikel 7 van de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek, Parl.St. Senaat 2010-2011, nr. 5-893/1. 296 Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van strafvordering en van artikel 7 van de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek, Parl.St. Senaat 2010-2011, nr. 5-893/1, art. 2 297 Herstelwet 11 juli 2011, BS 1 augustus 2011.

Page 85: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

85

voor goede Justitie gelijk zal staan aan het vervolgen van kleine criminelen met weinig geld?

Het is namelijk zo dat de verruimde minnelijke schikking een onmiddellijke en volledige

betaling vereist. Of is deze redenering te kort door de bocht?

Waarschijnlijk wel. Er is namelijk de beslissingsvrijheid van de procureur des Konings. Deze

kan beslissen dat een geldboete volstaat, maar kan evengoed de zaak aanhangig maken bij

de rechter. Het zal dus niet zo zijn dat straffeloosheid zal gelden voor fraudeurs met geld.

Hoe de regeling zich zal manifesteren, moet de toekomst uitmaken. Men kan enkel hopen

dat rechtvaardigheid zegeviert op alle vlakken.

Afdeling 2: Bemiddeling in strafzaken

2.1 Bemiddeling in strafzaken eerste ambtstermijn

Het openbaar ministerie kan met het oog op het verval van de strafvordering

gemeenschapsgerichte maatregelen voorstellen zoals een bemiddeling in strafzaken en

de minnelijke schikking.298 Deze kunnen enkel worden voorgesteld voor zover de

strafvordering nog niet is ingesteld.299

Van bemiddeling in strafzaken was in de jaren 70-80 nog helemaal geen sprake. Het is

pas ontstaan bij de herwaardering van justitie door het pinksterplan en het

daaropvolgende meerjarenplan, dat werd uitgewerkt in het regeerakkoord van 1992.

De bedoeling was om de maatschappelijke reactie op een misdrijf te versnellen en te

vereenvoudigen.300

Bij bemiddeling in strafzaken zal het parket op eigen initiatief en met vrijwillige

medewerking van alle partijen een overeenkomst trachten te sluiten zonder tussenkomst

298 Antwerpen 22 december 1999, RW 2000-01, 167, noot A. VANDEPLAS. 299 A. DE NAUW, ‘ Dienstverlening, bemiddeling, transactie en snelrecht: over de samenhang der dingen’, Panopticon, 1996, 437; B. DE RUYVER en K. VAN IMPE, ‘De minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken’, RW 2000-01, 445-463 300 Parl.St. Senaat 1992-93/ nr. 652/ 1, p. 3-4

Page 86: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

86

van de rechtbank. 301 In de parlementaire voorbereidingen van de wet werd bemiddeling in

strafzaken omschreven als volgt: ‘Een alternatieve vorm van tussenkomst door de

gerechtelijke overheid om een oplossing te bieden voor de conflictsituatie, veroorzaakt door

een misdrijf, en waarbij een beroep wordt gedaan op de verantwoordelijke medewerking van

de partijen’.302

De zaak mag dus nog niet aanhangig gemaakt zijn bij de rechter. De overeenkomst moet de

schade herstellen en kan al dan niet gepaard gaan met een alternatieve maatregel. Op het

misdrijf dat werd gepleegd mag geen hoofdstraf van meer dan twee jaar correctionele

gevangenisstraf gesteld zijn. De procureur des Konings zal het dossier doorzenden naar de

justitie assistent strafbemiddeling van zijn parket. Deze zal een gesprek starten tussen dader

en slachtoffer en als neutrale bemiddelaar kijken of een akkoord mogelijk is.303 Indien dit

niet het geval is, stuurt men de zaak terug naar de procureur die verder over het dossier

beslist. Indien een akkoord wordt bereikt zullen de partijen dit ondertekenen in een proces-

verbaal. Het akkoord zal vergoeding of herstel bevatten van de schade en eventueel een

dienstverlening (werkstraf), een geneeskundige behandeling of vorming304. Indien deze 2

laatste zaken worden overeengekomen dan moet dit gebeuren binnen de 6 maand na de

bemiddelingszitting. De procedure zal pas een einde nemen wanneer de maatregel is

gerespecteerd en de schade is vergoed.305

301 Wet van 10 februari 1994 betreffende de bemiddeling in strafzaken( nieuwe Art. 216ter Sv.), BS 27 april 1994; Alsook KB 24 oktober 1994 houdende de uitvoeringsmaatregelen inzake de procedure voor de bemiddeling in strafzaken, BS 1 november 1994. 302 Ontwerp van wet houdende regeling van een procedure voor de bemiddeling van strafzaken, Parl. St. Senaat 1992-1993, nr. 652/1, 3 303 L. WEYTS, J. COOLSTAET en E. PODEVEYN, Bemiddeling in strafzaken, Panopticon 1996, nr. 1, 38-39. 304 Ingevolge artikel 8 van de Wet van 17 april 2002 tot invoering van de werkstraf werd de mogelijkheid om een vorming op te leggen in het kader van een strafbemiddeling opgeheven. De Wet van 22 juni 2005, in werking getreden op 6 augustus 2005, voerde deze mogelijkheid opnieuw in. 305 FOD JUSTITIE, Justitie in cijfers 2011, 61- 65, http://justitie.belgium.be/nl/binaries/JIC_2011_NL_tcm265-157786.pdf

Page 87: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

87

In 1999 306 kwam er een herstructurering van de bemiddeling in strafzaken. De dienst

bemiddeling in strafzaken werd onder de Dienst Justitiehuizen gebracht, opgericht door

minister De Clerck en de bemiddelingsassistenten werden omgevormd tot

justitieassistenten. De toepassing van de wet van 1994 bleef onverminderd van kracht. Toen

stelde zich de onterechte vrees dat de samenwerking tussen magistratuur en

justitieassistenten stroef zou verlopen, omdat voorheen de bemiddeling in strafzaken deel

uitmaakte van de rechterlijke orde.307

Daarnaast wil ik benadrukken dat er in 1999 een gemeenschappelijke omzendbrief werd

uitgewerkt door de toenmalige Minister van Justitie Van Parys in overleg met het College

van Procureurs-generaal. Deze had als doel een harmonisering inzake de bemiddeling in

strafzaken binnen de verschillende gerechtelijke arrondissementen. De kerndoelstelling die

hier duidelijk naar voor werd geschoven is een materieel en moreel herstel van de schade

ten opzichte van het slachtoffer, maar ook ten opzichte van de maatschappij. Deze

omzendbrief legde hier dus sterk de nadruk op een bemiddeling in dossiers met een

geïdentificeerd slachtoffer, waardoor de herstelgerichte logica hier sterk naar voor kwam.308

Toch blijft de vorming en dienstverlening ook na deze omzendbrief veel toegepaste

voorwaarden, alsook blijven dossiers zonder slachtoffer geselecteerd worden.

2.2 Bemiddeling in strafzaken in de tweede ambtstermijn

Intussen heeft men met de wet van 22 januari 2005 de bemiddelingspraktijken een wettelijk

306 Wet 7 mei 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Strafwetboek, van het Wetboek van strafvordering, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering, van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, BS 29 juni 1999. 307 TOM GOOSEN, ‘Bemiddeling in strafzaken: theorie en praktijk in 1999’, Panopticon 2001, 449. 308Gemeenschappelijke omzendbrief nr. COL. 8/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep 30 april 1999 inzake de bemiddeling in strafzaken, http://homeusers.brutele.be/cdc/justice/col9908n.pdf

Page 88: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

88

kader gegeven. Sinds de jaren ’90 was het namelijk zo dat bemiddeling op alle niveaus van

de strafrechtsketen te vinden was. Zo had men naast de bemiddeling op politieniveau, de

bemiddeling in strafzaken, de herstelbemiddeling voor het vonnis, alsook de bemiddeling

tijdens de strafuitvoering. In 1996 werd de bemiddelingsdienst arrondissement Leuven

opgericht.309. Stefaan De Clerck was zo onder de indruk van de vooruitgang die werd

geboekt inzake bemiddeling, dat hij in 1997 de opdracht gaf om het aanbod van de

bemiddeling uit te breiden naar de andere gerechtelijke arrondissementen. In 2005 heeft

men met een wet inzake de herstelbemiddeling een grote stap voorwaarts genomen. Het

feit dat enkel de bemiddeling in strafzaken een wettelijk kader had, moest veranderen. Deze

wet 310 zorgde ervoor dat er een omkadering werd geboden voor de diverse slachtoffer-

daderbemiddeling praktijken doorheen de gerechtelijke procedure, met uitzondering van de

bemiddeling in strafzaken die bleef ressorteren onder de justitiehuizen en niet onder de

bemiddelingsdiensten.

In 2010 heeft minister De Clerck met betrekking tot de bemiddeling in strafzaken een

voorontwerp ingediend.311 Het was de bedoeling dat men zou komen tot wettelijk geregelde

afhandelingsmodaliteiten op het niveau van het openbaar ministerie onafhankelijk van het

slachtoffer.312 Het openbaar ministerie werd hier de mogelijkheid geboden om een

dienstverlening of opleiding voor te stellen bij slachtofferloze misdrijven en dus af te

stappen van het zuivere slachtoffer- daderbemiddeling. 313Hiermee wou men de inhoudelijke

breuk met de gemeenschappelijke omzendbrief duidelijk maken. De procedure moest ook

sneller en eenvoudiger worden, waardoor de bemiddelingszitting zou worden afgeschaft, en

309 L. AERTSEN, Slachtoffer-daderbemiddeling: Een onderzoek naar de ontwikkeling van een herstelgerichte strafrechtsbedeling, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2004, p. 218 310 Wet van 22 juni 2005 tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het wetboek van strafvordering, BS 27 juli 2005. 311 S. DE CLERCK, Voorontwerp van wet tot wijziging van artikel 216ter van het Wetboek van Strafvordering wat de strafbemiddeling betreft (in een procedure van verval van de strafvordering na het uitvoeren van maatregelen), 27 januari 2010, http://stefaandeclerck.be/files/pdf/proefzorg_wet_NL.pdf 312 MvT betreffende wettelijke inbedding proefzorg in procedure bemiddeling in strafzaken, http://stefaandeclerck.be/files/pdf/proefzorg_NL.pdf 313 MvT betreffende wettelijke inbedding proefzorg in procedure bemiddeling in strafzaken, 5.

Page 89: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

89

men dacht na over een naamsverandering.

Het ontwerp stelt voor de bestaande regeling aan te passen voor de slachtoffers. Wanneer

er een geïdentificeerd slachtoffer is, zal de procureur des Konings aan de dader voorstellen

om de schade die door het misdrijf werd veroorzaakt te vergoeden. Deze voorwaarde, die

nodig zal zijn om onder het art. 216ter Sv. te vallen, wordt de schaderegeling genoemd. In

principe komt het neer op dezelfde regeling als voorzien in het kader van het verval van de

strafvordering door het betalen van een geldsom. De rechtswaarborgen voor de dader

blijven in het kader van het voorstel behouden. Het was met dit ontwerp vooral de

bedoeling proefzorg een wettelijk kader te kunnen bieden door het te introduceren binnen

de bemiddeling in strafzaken. Het is de bedoeling dat een justitieassistent zorgt voor de

opvolging en controle en niet een proefzorgmanager. De procedure zal niet enkel gebruikt

worden voor drugsmisdrijven of projecten inzake proefzorg, ook andere misdrijven komen

hiervoor in aanmerking. Het toepassingsgebied inzake bemiddeling in strafzaken is grondig

uitgebreid door de wet van 14 april 2011.314 Door deze maatregelen wordt de band versterkt

tussen de hulpverlening en de justitie.315

314 Wet van 14 april 2011 houdende diverse bepalingen, BS 6 mei 2011. 315 W. MEYVIS, ‘ De relatie tussen hulpverlening en justitie’, Panopticon 2001, 99.

Page 90: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

90

Deel 3: Besluit

Hoofdstuk 1: Besluit omtrent de eerste ambtstermijn

Men kan niet ontkennen dat de voormalig minister zijn werk als minister van Justitie serieus

nam. Hij was een minister die zijn werk op het departement Justitie voorop stelde en hij

besefte dat dit zijn volledige aandacht verdiende, waardoor combinaties met andere

ministerportefeuilles uitgesloten waren. Voormalig minister van Justitie De Clerck is groot

voorstander van de stapsgewijze werkmethode. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat

de taak als crisismanager, die hem in de eerste ambtstermijn werd toebedeeld, hem niet lag.

Door zijn beleid in stappen te willen uitvoeren, werd hij in zijn eerste ambtstermijn

ingehaald door de tijdsgeest. Krachtdadig optreden bleken woorden te zijn waarmee de

regering de publieke opinie wou dienen in de zaak Dutroux.

Ook Stefaan De Clerck zou het niet aan wil ontbreken. Zo was hij voorstander van een

nieuwe organisatie van het parket. Hij had dus zeker een vooruitstrevende visie omtrent de

hervormingen van het openbaar ministerie. Ik stel mij enkel de vraag of een deel

hervormingen ook gerealiseerd zouden zijn, indien ze enkel op zijn beleid steunden. Ik wens

geen afbreuk te doen aan het deel van de hervormingen die na de grote crisis zijn

gerealiseerd, maar toch kan men niet ontkennen dat de hervorming daar een paniekreactie

op was. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de emotionele beslissingen zouden

leiden tot een aantal hervormingen zonder draagvlak.

Nochtans bleek de hervorming van het openbaar ministerie een kleine mijlpaal in de

geschiedenis. Met de wet van 22 december 1998 werd de basis gelegd voor de oprichting

van het federaal parket en de procureur des Konings.

Maar zoals hierboven reeds gezegd, konden het wetsontwerp en de wet die daarop volgde

met betrekking tot de verticale en horizontale integratie van het parket op weinig bijval

rekenen van de mensen op het terrein zelf. We kunnen dus zeker besluiten dat het

Octopusakkoord een politiek pact was, met weinig steun vanuit de magistratuur.

Page 91: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

91

Hoewel ik nu koud en warm blaas tegelijkertijd, wil ik toch stellen dat Stefaan De Clerck naar

mijn mening iets teveel jurist is. Een kennis van juridische zaken is zeker nodig, maar bij

voormalig minister De Clerck heb ik het gevoel dat hij de magistratuur iets te graag wil

pleasen. En hoewel men inderdaad de mensen op het terrein moet kunnen warm maken

voor bepaalde hervormingen, moet een minister van Justitie af en toe ook eens op de

schenen durven schoppen.

Natuurlijk weet ik dat een ideale minister van Justitie niet bestaat. Moest deze echter

gecreëerd kunnen worden, zou deze de juridische kennis dienen te hebben van minister De

Clerck gecombineerd met een flinke dosis lef en charisma om bij grote, radicale

hervormingen de achterban op zijn hand te krijgen.

We kunnen niet ontkennen dat Justitie jarenlang verwaarloosd is, waardoor het moelijker

wordt om deze onmiddellijk goed en efficiënt te laten functioneren. In die zin draagt de

vorige politieke generatie zeker een grote verantwoordelijkheid. Had Justitie zijn doorstart

tijdens het Pinksterplan niet gemist, dan stonden we misschien al heel wat verder. Ook de

hiërarchische en statische structuur van het gerecht helpt niet om Justitie een modern elan

te geven. Hoewel Stefaan De Clerck met het mandaatsysteem en de horizontale mobiliteit

van de magistratuur hier iets trachtte aan te veranderen, blijkt dit niet ver genoeg te gaan.

Justitie is natuurlijk geen bedrijf, maar een externe doorlichting en werklastmeting lijkt zeker

op zijn plaats. Het is in principe de logica zelf. Men kan de gerechtelijke achterstand pas

bestrijden, indien men weet waar deze zich bevindt. Ik vertel natuurlijk niet nieuws. Ook de

partners van de Octopus hadden reeds een externe werklastmeting voorgesteld. Deze werd

in de eerste ambtstermijn niet gerealiseerd.

We kunnen dus besluiten dat de magistratuur de mentale switch nog niet bleek te hebben

gemaakt, maar dit gold ook voor de minister van Justitie.

Hoofdstuk 2: Besluit omtrent de tweede ambtstermijn

Men kan zich de vraag stellen of de tweede ambtstermijn beterschap bood.

Page 92: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

92

Stefaan De Clerck werd, na de val van de federale regering van Yves Leterme door het Fortis-

schandaal, opnieuw minister van Justitie op 30 december 2008 in de regering Van Rompuy.

Hij gaf in die periode de indruk heel gedreven te zijn. De 10 jaar die tussen zijn eerste en

tweede ambtstermijn in lagen hebben hem een beter relativeringsvermogen gegeven alsook

de capaciteit om zaken meer van op een afstand te bekijken.

Hij besefte dat er aan het begin van zijn tweede ambtstermijn een heleboel zaken op

justitievlak nog moesten bewegen. Informatisering stond hoog op de lijst. Hieromtrent werd

in de eerste ambtstermijn niets gerealiseerd. Het Feniksproject bleek te ambitieus en

technisch bijzonder complex.. Een volledige terbeschikkingstelling van een elektronisch

dossier bleek te hoog gegrepen. De informatisering kan niet stoppen bij een mislukking, dus

hier wou toenmalig minister van Justitie hoog op inzetten. Het Cheops- project werd in

werking gesteld die een stap voor stap strategie voorzag.

Waar de tweede ambtstermijn van Stefaan De Clerck vooral door gekenmerkt zou worden,

bleek de drang om een hervorming van het gerechtelijk systeem te starten. Het aantal

parketten moest worden herbekeken gebruik makend van de moderne methoden zoals

werklastmeting en management. Stefaan De Clerck bleek geluk te hebben. De obstakels die

zich in de eerste ambtstermijn stelden, waren al heel wat minder. Het klimaat om

hervormingen te verwezenlijken bleek gunstiger niet in het minst omdat de

mentaliteitsverandering bij de magistratuur een feit was. Ook De eeuwige scheiding der

machten bleek geen kwestie meer. Scheiding der machten was een veel gevoeliger

probleem ten tijde van de zaak Dutroux. Toen klonk de roep naar een externe en interne

controle op justitie steeds luider, waarbij uiteindelijk de Hoge Raad voor de Justitie werd

ingevoerd.

Het probleem waar Stefaan De Clerck wel mee te maken kreeg, is datgene waarvoor ik ook

waarschuwde bij de politiehervorming. Men kan zoveel adviesraden en dergelijke creëren,

dat men in plaats van een vooruitgang te bereiken eerder tot een stilstand komt. Een

structuur kan soms te ingewikkeld zijn, waardoor een vereenvoudiging aan de orde is. De

hertekening van het gerechtelijk landschap was dus zeker een goed vooropgestelde

hervorming.

Page 93: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

93

Waar zijn voorgangers niet in slaagden, lukte wel voor Stefaan De Clerck. Hij slaagde erin om

het gerechtelijk apparaat te vernieuwen. Door politieke impasse werden deze plannen

echter geboycot. Opvallend is echter dat de hervorming die werd vooropgesteld door de

toenmalige minister de Clerck voor de magistratuur niet ver genoeg ging. En dat is toch een

breuklijn met de eerste ambtstermijn.

Nu geesten van de magistratuur eindelijk rijp zijn geworden voor verandering, komt er een

ander probleem naar de oppervlakte.

Hoewel de hervormingen van de politie geslaagder bleken te zijn in het verleden, heeft dit er

toe geleid dat de politiehervorming tot stilstand kwam. Daardoor komen daar ook nieuwe

problemen aan de oppervlakte. De wijze raad die opgevolgd dient te worden is er één van

onmiddellijke daadkracht. Anders lijken grotere problemen in de toekomst niet te overzien.

Een zaak is alvast duidelijk: hoewel Stefaan De Clerck een grote bijdrage heeft geleverd, zal

hij niet de geschiedenis ingaan als de hervormer van ons justitieapparaat. Minister

Turtelboom heeft de werkzaamheden van Stefaan De Clerck voortgezet en er is een akkoord

uit de bus gekomen. Maar zonder negatief te willen klinken, met Justitie is de taak nooit af!

Page 94: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

94

Deel 4: Bibliografie

I Wetgeving

A. Internationaal

1. Rechtspraak

EHRM 27 november 2008, nr. 363901/02, Salduz/Turkije.

EHRM 11 december 2008, nr. 4268/04, Panovits/Cyprus; EHRM 19 februari 2009, nr. 16404/03, Shabelnik/Oekraïne.

EHRM 19 november 2009, nr. 7377/03, Dayanan t. Turkije.

B. Nationaal

1. Normen

Gemeentewet van 30 maart 1836, BS 1 april 1836.

Wet 7 april 1919 houdende sommige statutaire bepalingen betreffende de gerechtelijke

officieren en agenten, BS 12 april 1919.

Wet 2 december 1957 tot oprichting van de Rijkwacht, BS 12 december 1957.

Wet van 8 april 1969 tot wijziging van de wet van 2 december 1957 tot oprichting van de

Rijkswacht, BS 23 april 1969.

Wet van 28 juni 1984 tot uitbreiding van het toepassingsveld van het verval van de strafvordering voor sommige misdrijven, tegen betaling van een geldsom, BS 22 augustus 1984.

Wet 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, BS 14 augustus 1990

Wet van 4 maart 1997 tot instelling van het College van procureurs-generaal en tot instelling

van het ambt van nationaal magistraat, BS 30 april 1997.

Wet van 20 juli 1998 tot wijziging van de Wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke

inrichting, de Wet van 15 juli 1979 tot vaststelling van de personeelsformatie van de

rechtbanken van koophandel en tot wijziging van de Wet van 10 oktober 1967 houdende het

Gerechtelijk Wetboek, de Wet van 2 juli 1975 tot vaststelling van de personeelsformatie van

de rechtbanken van eerste aanleg en de artikelen 151 en 213 van het Gerechtelijk Wetboek,

BS 21 juli 1998.

Page 95: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

95

Wet van 20 november 1998 houdende wijzigingen aan de grondwet, BS 24 november 1998

Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst

gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999.

Wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem, BS 2 februari 1999.

Wet van 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het Openbaar Ministerie,

het federaal parket en de raad van de procureurs des Konings, BS 10 februari 1999.

Wet van 7 mei 1999 - Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Strafwetboek, van

het Wetboek van Strafvordering, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande

titel van het Wetboek van Strafvordering, van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van

de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet

van 1 juli 1964, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de

probatie, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, van de wet van 5

maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van

9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de

gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964 BS, 29 juni 1999.

Wet van 21 juni 2001 tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket,

BS 20 juli 2001

COL van 27 mei 2003 betreffende Community Policing, definitie van de Belgische interpretatie van toepassing op de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 9 juli 2003.

Wet van 10 februari 1994 betreffende de bemiddeling in strafzaken( nieuwe Art. 216ter Sv.),

BS 27 april 1994

Wet van 12 april 2004 houdende verticale integratie van het Openbaar Ministerie, BS 7 mei

2004.

Opheffing van artikel 3 van de Wet van 22 december 1998 door artikel 13 van de Wet van 12 april 2004 houdende verticale integratie van het Openbaar Ministerie, BS 7 mei 2004.

Wet 31 mei 2005 tot wijziging van de wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding

voor de onwerkzame voorlopige hechtenis, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de

voorlopige hechtenis en van sommige bepalingen van het Wetboek van strafvordering, BS 16

juni 2005.

Page 96: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

96

KB van 16 oktober 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 september 2001 tot

vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie teneinde een

gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren, BS 29 oktober

2009.

Herstelwet 11 juli 2011, BS 1 augustus 2011.

Wet van 13 augustus 2011 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan, BS 5 september 2011.

2. Parlementaire voorbereidingen

Verslag namens de onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de wijze waarop de

bestrijding van het banditisme en het terrorisme wordt georganiseerd, Parl.St. Kamer 1988,

59/10.

Parlementair onderzoek naar de wijze waarop de bestrijding van het banditisme en het terrorisme georganiseerd wordt. Verslag namens de onderzoekscommissie uitgebracht door de heren Van Parys en Laurent, Parl.St. Kamer 1988, nr. 59/8 Commissie betreffende een structureel beleid met het oog op de bestraffing en de uitroeiing

van de mensenhandel’, Parl.St. Kamer 1993-1994, nr. 673/7.

Beleidsnota van het Ministerie van Justitie voor het begrotingsjaar 1996, Parl.St. Senaat

1995, nr. 1-167/1

Beleidsnota van het Ministerie van Justitie voor het begrotingsjaar 1996 bij het ontwerp van

de algemene uitgavenbegroting, Parl.St. Kamer 1995-1996, nr. 131/4.

Verslag namens de commissie belast met het parlementair onderzoek naar de noodzakelijke

aanpassingen van de organisatie en de werking van het politie-en justitiewezen op basis van

de moeilijkheden die gerezen zijn bij het onderzoek naar de “bende van Nijvel”, Parl.St.

kamer 1995-1996, nr. 573/7.

Parlementair onderzoek naar de noodzakelijke aanpassingen van de organisatie en de werking van het politie- en justitiewezen op basis van de moeilijkheden die gerezen zijn bij het onderzoek naar de ‘Bende van Nijvel’. Verslag namens de onderzoekscommissie uitgebracht door de heren Renaat Landuyt en Jean- Jacques Viseur, Parl.St. Kamer 1995-96, nr. 573/7.

Hand. Senaat, 18 juli 1996, nr.1- 59,

Page 97: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

97

http://www.senate.be/www/?MIval=/Registers/ViewReg&COLL=H&PUID=16777363&TID=1

6781285&POS=1&LANG=nl

De parlementaire onderzoekscommissie “ Dutroux-Nihoul en consoorten”, Parl.St. Kamer

1996-1997, nr. 713/6.

Verslag namens de commissie voor de binnenlandse en administratieve aangelegenheden, Parl.St. Senaat, 1996-1997, nr. 1-700/1. Beleidsnota van het Ministerie van Justitie voor het begrotingsjaar 1997’, Parl.St. Kamer 1996-1997, nr. 727/12. Wetsontwerp tot instelling van het college van procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal magistraat. Verslag namens de commissie voor de justitie uitgebracht door de heren Thierry Giet en Frans Lozie, Parl. St. kamer 1996-97, nr. 867/6. Voorstel van resolutie betreffende de hervorming van de politiediensten en de gerechtelijke organisatie, Parl.St. Kamer 1997-98, nr. 1568/2. Wetsvoorstel van 15 juli 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van de Procureur des Konings, parl.St. Senaat, 1997-98, nr. 1-1066/1. Amendement bij het wetsvoorstel van 15 juli 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar minister, het federaal parket en de raad van Procureurs des Konings. Toelichting, Parl.St. Senaat 1997-98, nr. 1- 1066/1 Herziening van artikel 151 van de Grondwet, Parl.St. Kamer 1997-1998, nr. 1675/1

Standpunt van de vereniging van Vlaamse Balies met betrekking tot wetsvoorstel 1066/1 betreffende de verticale integratie van het Openbaar Ministerie, het federale parket en de Raad van procureurs des Konings, Parl.St. Senaat 1998-1999, nr. 1-1066/7. Gemeenschappelijke omzendbrief nr. COL. 8/99 van het College van Procureurs-generaal bij

de Hoven van Beroep 30 april 1999 inzake de bemiddeling in strafzaken.

Wetsontwerp tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket, Parl.St. Senaat 2000-01, nr. 2-691/4. Wetsvoorstel inzake het federaal parket, Parl.St. Kamer 2000-01, nr. 897/1

Parlementair onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd

gevoerd in de zaak ‘Dutroux-Nihoul en consorten’.

Memorie van toelichting bij het wetsontwerp houdende verticale integratie van het

Page 98: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

98

Openbaar Ministerie, Parl.St. Kamer 2003-2004, nr. 613/001

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis

voor wat betreft het elektronisch toezicht, Parl.St. Kamer, 2007, nr. 52 - 0040/001.

ORDE VAN VLAAMSE BALIES, advies omtrent Wetsvoorstel (Chr. Defraigne en A. Courtois)

tot wijziging van artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis,

teneinde op het moment van de aanhouding nieuwe rechten toe te kennen aan de persoon

die van zijn vrijheid is benomen, Parl.St. Senaat 2008-09, nr. 4-1079/1, 3 april 2009,13 p.

Wetsvoorstel (Chr. Defraigne en A. Courtois) tot wijziging van artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, teneinde op het moment van de aanhouding nieuwe rechten toe te kennen aan de persoon die van zijn vrijheid is benomen, Parl.St. Senaat 2008-09, nr. 4-1079/1. Vr. en Antw. Kamer 2008-09, 8 januari 2009, 2226 ( Vr. nr. 4 M. HERMANS) Omzendbrief nr. COL 7/2010 van het College van Procureurs-generaal bij de hoven van

beroep, Brussel, 4 mei 2010.

Wetsvoorstel 24 maart 2010 tot wijziging van artikel 47bis van het Wetboek van strafvordering, Parl.St. Senaat, nr. 4-1720/1. Wetsvoorstel 1 april 2010 tot wijziging van het wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis ertoe strekkende rechten van de ondervraagde of verdachte persoon te verruimen, Parl.St. Senaat nr.4-1741/1.

DE CLERCK, S., Voorontwerp van wet tot wijziging van artikel 216ter van het Wetboek van

Strafvordering wat de strafbemiddeling betreft (in een procedure van verval van de

strafvordering na het uitvoeren van maatregelen), 27 januari 2010.

Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van

strafvordering en van artikel 7 van de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal

Strafwetboek, Parl.St. Senaat 2010-2011, nr. 5-893/

Omzendbrief nr. 8/2011 van 23 september 2011 van het College van Procureurs-generaal bij

de Hoven van Beroep inzake de organisatie van de bijstand door een advocaat vanaf het

eerste verhoor binnen het kader van het Belgisch strafprocesrecht.

3. Beleidsdocumenten

Regeringsmededeling, Brussel, 5 juni 1990.

Regeringsverklaring uitgesproken voor het Parlement op 28 juni 1995 door de

EersteMinister, de heer Jean- Luc Dehaene, en de krachtlijnen voor het federaal

regeringsprogramma, Brussel, BS 1995.

Nota: Verdergaande specialisering, betere taakverdeling en samenwerking tussen

Page 99: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

99

politiediensten, 3 juli 1996.

Stefaan De Clerck, Dutroux en consoorten: acties van de regering, Brussel, 1997. Algemene beleidsverklaring bij de opening van het parlementaire zittijd 1997-1998, Brussel.

Regeringsnota betreffende het Octopusakkoord in verband met de hervorming van de

politie, Kabinet van de Eerste Minister, 24 mei 1998.

DE CLERCK, S., Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur voor Justitie, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009. DE CLERCK, S., ‘Oriëntatienota: Het Gerechtelijk Landschap. Naar een nieuwe architectuur

voor Justitie. Deel tucht, evaluatie en deontologie’, Brussel, FOD Justitie, oktober 2009, 24p.

DE CLERCK, S., Nota: Straf- en strafuitvoeringsbeleid 2010, Brussel, februari 2010.

DE CLERCK, S, Beleidsverklaring van de Minister van Justitie, 2010, 38p.

DE CLERCK, S., Het gerechtelijk landschap –synthesenota, 21 april 2010.

4. Adviezen van externe instellingen

DE COMMISSIE VOOR EEN EFFICIENTERE POLITIESTRUCTUUR, Eindrapport ‘ Eenheid in

verscheidenheid, vrijheid in gebondenheid’, 20 juni 1997, Brussel, Federale

voorlichtingsdienst, 118p.

SNACKEN, S., RAES, A., DELTENRE, S., VANNESTE, C. en VERHAEGHE, P., Onderzoeksrapport-

kwalitatief onderzoek naar de toepassing van de voorlopige hechtenis en de vrijheid onder

voorwaarden, NICC en Vrije Universiteit Brussel, Brussel, 1998-1999.

Advies van de Hoge Raad voor de Justitie betreffende het wetsvoorstel inzake het federaal

parket, Adv. HRJ, 6 december 2000.

OPENBAAR MINISTERIE, Krachtlijnen voor een strategisch plan voor de modernisering van het Openbaar Ministerie, juni 2008. CENTRALE WERKGROEP, Project hertekenen van de rechterlijke organisatie. Tussentijds

rapport, 4 september 2008.

KUL- INSTITUUT VOOR DE OVERHEID IN SAMENWERKING MET ULG EN ULB,

Wetenschappelijke studie naar de voorstellen van een hertekening van het gerechtelijk

landschap en naar een methodologie om het gerechtelijk landschap structureel aan te

passen, 2009, 361 p.

ORDE VAN VLAAMSE BALIES, Advies hertekening van de gerechtelijke organisatie, 6 mei

Page 100: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

100

2009.

DE FEDERALE POLITIERAAD, Evaluatierapport 10 jaar politiehervorming, 28 mei 2009.

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Advies over het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1 van

de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, teneinde op het moment van de

aanhouding nieuwe rechten toe te kennen aan de persoon die van zijn vrijheid is benomen,

24 juni 2009.

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Advies over de Oriëntatienota ‘ Het Gerechtelijk Landschap- Naar een nieuwe architectuur voor Justitie’ van de minister van Justitie, 30 september 2009, 23 p. COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL, Advies hertekening gerechtelijk landschap, onuitg. Advies op de Oriëntatienota, 17 september 2009. FOD Justitie, Vast Bureau Statistiek en Werklastmeting, Justitie in cijfers 2010.

MAES, E., DE MAN, C., DE BRAKEL, F. en MINE, B., Onderzoeksrapport-

toepassingsmogelijkheden van het elektronisch toezicht in het kader van de voorlopige

hechtenis ( 1maart- 31 december 2009), Nationaal instituut voor criminalistiek en

criminologie, Brussel, 12 januari 2010, 330 p.

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Voorstel tot wijziging van het tuchtrecht van de rechterlijke

orde, Brussel, 19 januari 2010.

DE VISITATIECOMMISSIE, Visitatierapport - Basisopleiding inspecteur & opleiding

hoofdinspecteur van politie 2011, Brussel, 5 december 2011.

DIENST VOOR HET STRAFRECHTELIJK BELEID, ‘ Evaluatie Salduz-wet, eerste tussentijdse

rapport’, 1 februari 2012.

DIENST VOOR HET STRAFRECHTELIJK BELEID, ‘ Evaluatie Salduz-wet, tweede tussentijdse

rapport’, 30 maart 2012.

II Rechtspraak

Cass. 15 maart 1995, Pas. 1995, 316.

Brussel (K.I.) 9 september 1997, Rev. dr. pén. 1998, 114.

Cass. 11 maart 2009, P.09.0304.F. Cass. 13 januari 2010, JT 2010, 74.

III Rechtsleer

1. Boeken

Page 101: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

101

COVELIERS, H., Securitas Belgica, De Rijkswacht is overbodig, Hadewijch, 1989.

DEVROE, E., DE KEULENAER, S. en THOMAES, S., De procureurs des Konings aan het woord- Evaluatieonderzoek zonale veiligheidsplannen, Antwerpen, Maklu, 2006, 149. DE CLERCK, S., Het bos en de bomen: Justitie hervormen, Lannoo, 1997, 184 p. DE STOOP, C., Ze zijn zo lief, meneer. Over vrouwenhandelaars, meisjesballetten en de Bende van de miljardair, Leuven, Kritak, 1992, 284 p.

FIJNAUT, C., BRUGGEMAN, W., DENIS, F., NUYTS, C., en REYNIERS, F., De politiediensten in België.

Vier commentaren op het rapport van Team Consult, Antwerpen, Kluwer

Rechtswetenschappen, 1989, 60.

FIJNAUT, C., Een kleine geschiedenis van de huidige organisatie van het Belgisch politiewezen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, 113 p. FIJNAUT, C. en LAUWAERT, K., Het Belgische politiewezen; wetgeving, beleid, literatuur, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995. HEIRBAUT, D., Hadden/hebben de Belgische ministers van Justitie een civielrechtelijk beleid?, Mechelen, Kluwer, 2005, 88p. PONSAERS, P. en DE KIMPE, S., Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 283 p. VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 572p. VERSTRAETEN, R., Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2007, 1193 p. VERWAEST, J.-C., De Justitiegids: wegwijs in het labyrint van het Belgisch gerecht, Globe, 1998, 224p. WINCKELMANS, W., Het rapport de commissie Dutroux ( met commentaar), Leuven, Van Halewyck, 1997, 335p.

Zakboekje Politiezones 2008, Mechelen, Kluwer, 2007, 195p.

Bijdrage in verzamelwerken

DE RUYVER, B., ‘De reorganisatie van de reguliere politiediensten in het licht van de

parlementaire onderzoekscommissies Dutroux en de Bende van Nijvel’ in C. FIJNAUT, C., B. DE

RUYVER, B. en GOOSSENS, F. (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Universitaire Pers,

Page 102: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

102

Leuven, 1999, (43) 53

DE RUYVER, B., ‘ Een proeve tot evaluatie van de evaluatie’, in BRUGGEMAN, W., DEVROE, E. en

EASTON, M., Evaluatie van 10 jaar politiehervorming: terugkijken in het verleden en

vooruitkijken in de toekomst, Antwerpen, Maklu, 2010, 118.

FIJNAUT, C., ‘ De Dutroux-crisis in België’, in FIJNAUT, C., en VAN DAELE, D., De hervorming van

het openbaar ministerie, Leuven, Universitaire pers, 1999, 412.

FIJNAUT, C., “Tien jaar reorganisatie van het politiewezen”, in FIJNAUT, C., DE RUYVER, B. en GOOSSENS, F., De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers,

1999, 19.

STAESSENS, N., ‘Het Octopusakkoord viert weldra zijn tiende jaar…Wordt 2008 een justitieel

jubeljaar?’, in De hervormingen bij politie en justitie: in gespreide dagorde. Jubileumeditie ter

gelegenheid van 10 jaar Orde van de Dag, Mechelen, Kluwer, 125.

VANDEWALLE, G., ‘Klachtenmanagement voor justitie: op zoek naar het evenwicht tussen

controle en klantgerichtheid’, in De hervormingen bij politie en justitie: in gespreide dagorde,

Orde van de dag 2008, afl.41, 233

VERSTRAETEN, R., MASSET, A., VAN DAELE, D. en DEWANDELEER, D., ‘Bijlage: model voor de

werking van het federaal parket’, in FIJNAUT, C. en VANDAELE, D. (ed.), De hervorming van het

openbaar ministerie, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1999, 371-452.

2. Bijdrage in tijdschriften

ARNOU, L., ‘Strafrechtspleging voor de 21ste eeuw. Beknopt overzicht van de inhoud en de

beleidsvoorstellen van de bendecommissie’, RW 1990-91, 970-971.

BISSCHOP, L., DEVROE, E., EASTON, M., PONSAERS, P. en VERHAGE, A., ‘ Politie in de maatschappij-

Bakens voor de toekomst. De kerk in het midden houden’, Panopticon 2010.6, 58-59.

BOONE, R., ‘Justitie heeft een globaal plan nodig’, De Juristenkrant 21 maart 2012, 8. EVERS, f., ’De gerechtelijke hervorming moet radicaal zijn’, De Juristenkrant 7 december

2011.

BRUGGEMAN, W. en PONSAERS, P., ‘Evaluatie 10 jaar politiehervorming’, Panopticon 2009.4, DAENINCK, P., ‘ Vrijheid onder voorwaarden en invrijheidstelling onder voorwaarden als alternatieve maatregelen in een vernieuwd straflandschap’, jura falconis 1999-2000, nr. 3, 423.

Page 103: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

103

BRUGGEMAN, W., ‘De politiehervorming: een (de) grote (grootste) uitdaging in de Belgische politiegeschiedenis’, Panopticon 2001, afl. 3, 215 BURSSENS, D., ‘De voorlopige hechtenis in België: synthese van bestaand empirisch onderzoek’, Fatik 2012, 17. CALLUY, E., ‘ Vernieuwde politieopleiding en schaalvergroting,’ Polinfo.be, 19 december 2011

DE NAUW, A., ‘ De tweede wet op de verticale integratie van het Openbaar Ministerie: bijna terug naar af’, RW 2004-2005, afl. 28, p. 1081-1089.

DE RUYVER, B., ‘Het voorstel van de parlementaire onderzoekscommissie ‘Dutroux’: genese en krachtlijnen’, Panopticon 1998, afl. 3, 225. DE RUYVER, B., ‘Een historisch moment’, De Standaard, 6 mei 2002.

DE WIT, J., ‘ De problemen van de politieopleiding’, Gazet van Antwerpen, 15 april 2012. DECAIGNY, T., ‘Antwerps Hof van Beroep erkent recht op bijstand van advocaat bij politieverhoor’, De Juristenkrant, afl. 202, 27 januari 2010, 2. DUPRE, I. en VAN NUFFELEN, R., ‘Maatschappelijke en politieke context’, Panopticon 1999, 21.

EPPINK, D.J., ‘Commissie-Dutroux lost op in grote mea culpa’, De Standaard, 20 februari 1998.

FIJNAUT, C. en PETERS, T., ‘Het drama op de Heizel. Een nabeschouwing over het parlementair

onderzoek.’, Panopticon 1986, 210.

GOOSEN, T., Bemiddeling in strafzaken: theorie en praktijk in 1999, Panopticon 2001, 449.

HUYSE, L. en VERDOODT, A., ‘Dertig jaar justitiebeleid. Kroniek van een aangekondigde crisis’, Panopticon 1999, afl. 1, 20. LENAERTS, L., ‘ Eenheidsrechtbank: een antwoord op de Witte Mars?’, De Juristenkrant 1

maart 2000, 2.

SWENNEN, J., ‘ De Salduz-wet, een maat voor niets’, De Standaard, 30 december 2011.

TERSAGO, P., ‘Invloed van voorafgaande consultatie en aanwezigheid van raadslieden op de organisatie en wijze van verhoren en de proceshouding van verdachten’, Panopticon 2011.5, 102-103. VANDEMEULEBROUCKE, M., ‘Le paysage judiciaire redessiné’, Le Soir, 1 april 2010.

VANDEMEULEBROUCKE, M, ‘La nouvelle carte de la Justice’, Le Soir, 18 april 2012.

VAN DAELE, D., ‘De politieke agenda’, Panopticon 1999, 17. VAN DELM, J.,‘ We zijn te lang te week gebleven tegenover de magistratuur’, De

Page 104: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

104

Juristenkrant 7 december 2011.

VAN DEN HEUVEL, J., ‘De verticale integratie van het openbaar ministerie’, RW 1999-2000, afl.

23, 766.

VAN PUYENBROECK, l. en VERMEULEN, G., ‘Omwenteling bij politieverhoor dichterbij dan

verwacht’, De Juristenkrant, afl. 185, 11 maart 2009

VERHOEST, F., ‘Verjaring dossier politiemol is fout van parket’, De Standaard, 20 februari

2008.

VERSTRAETEN, R., VAN DAELE, D. en DEWANDELEER, D., ‘Het federaal parket’, Panopticon 1999, (56) 57. VOETS, F., ‘Magistraten verontrust over plannen parketintegratie’, De Juristenkrant 2001, afl. 35, 1. ‘Landuyt vreest oorlog tussen parketten’, De Standaard, 24 april 2007. ‘Harde kritiek op federaal parket’, Gazet van Antwerpen, 6 februari 2008. ‘Politiedirecteur Audenaert pleit voor nieuwe politiehervorming’, De Standaard, 9 april 2011.

‘Geen duidelijkheid over vergoeding, geen Salduz- permanentie’, Het Nieuwsblad, 31 maart

2012.

‘ Aantal gerechtelijke arrondissementen daalt naar 12’, Knack, 17 april 2012.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Page 105: De twee ambtstermijnen van voormalig minister van Justitie ......periode voor de zaak Dutroux als in de periode na de zaak Dutroux, met de speciale focus op de handelingen die door

105