Upload
kerk-noordwolde
View
235
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
WelkomWelkom
Voorganger: Ds HuitemaVoorganger: Ds HuitemaOrganist: Dhr de HarderOrganist: Dhr de Harder
Votum en groet
Ere zij de Vader en de ZoonEn de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,En van eeuwigheid tot
eeuwigheid.Amen.
12 Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden,
innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.
13 Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een
tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet
ook gij evenzo.
14 En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid.
15 En de vrede van Christus, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt,
regere in uw harten; en weest dankbaar.
16 Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst en met psalmen,
lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in
uw harten.
17 En al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in de naam des Heren Jezus, God, de Vader,
dankende door Hem!
Psalm 119 (LvdK) m. L. Bourgeois 1551 t. W. Barnard, A.C. den Besten, K. Heeroma, J.W. Schulte Nordholt, J. Wit
Psalm 119 (LvdK) m. L. Bourgeois 1551 t. W. Barnard, A.C. den Besten, K. Heeroma, J.W. Schulte Nordholt, J. Wit
1 En het geschiedde, toen de schare op Hem aandrong en naar het woord Gods hoorde, dat Hij zelf aan de oever van het meer
Gennesaret stond, en Hij zag twee schepen aan de oever
liggen. 2 De vissers waren eruit gegaan en spoelden de netten.
3 Hij ging in één van de schepen, dat van Simon, en vroeg hem de
zee in te gaan, niet ver van de oever. En Hij zette Zich neder en leerde de scharen van het schip uit. 4 Toen Hij opgehouden had
met spreken,
zeide Hij tot Simon: Ga naar diep water en zet uw netten uit om te
vissen. 5 En Simon antwoordde en zeide: Meester, de gehele nacht
door hebben wij hard gewerkt en niets gevangen, maar op uw
woord zal ik de netten uitzetten
6 En toen zij dit gedaan hadden, haalden zij een grote menigte vissen binnen, en hun netten dreigden te
scheuren. 7 En zij wenkten hun makkers in het andere schip, dat zij
hen zouden komen helpen. En dezen kwamen en zij vulden beide schepen,
tot zinkens toe
8 Toen Simon Petrus dit zag, viel hij neder aan de knieën van Jezus en
zeide: Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Here. 9 Want verbazing had hem en allen, die bij hem waren,
aangegrepen over de vangst der vissen, welke zij gevangen hadden;
10 evenzo ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die metgezellen van Simon waren.
En Jezus zeide tot Simon: Wees niet bevreesd, van nu aan zult gij mensen vangen. 11 En zij trokken de schepen op het land en lieten
alles achter en volgden Hem.