12
Conjunctions (linking words) voegwoorden Ik ga naar bed. Ik heb morgen school. Hij is altijd laat, omdat hij slordig is. Simon is nooit te laat. Hij heeft een wekker. Ik heb een tv en een computer op mijn kamer. Hij komt graag op je feest, maar heeft nog teveel huiswerk. We kunnen naar de film of naar het theater gaan. Met voegwoorden verbind je twee zinnen. Je geeft een verband aan tussen de twee. Welke zinnen hebben geen voegwoord?

Conjunctions

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Grammar workshop on conjuctions

Citation preview

Page 1: Conjunctions

Conjunctions (linking words) voegwoorden

Ik ga naar bed. Ik heb morgen school.

Hij is altijd laat, omdat hij slordig is.

Simon is nooit te laat. Hij heeft een wekker.

Ik heb een tv en een computer op mijn kamer.

Hij komt graag op je feest, maar heeft nog teveel huiswerk.

We kunnen naar de film of naar het theater gaan.

Met voegwoorden verbind je twee zinnen. Je geeft een verband aan tussen

de twee.

Welke zinnen hebben geen voegwoord?

Page 2: Conjunctions

Conjunctions (linking words) voegwoorden

De mogelijke conjunctions zijn: opsomming, reden/oorzaak, gevolg, keuze

of tegenstelling.

Tim and David are my best friends.

I’ve saved some money, so that I can buy a ticket.

I didn’t do my homework, because I was ill.

Since she was ill, she didn’t do her homework.

Even though dad doesn’t like curry, my mom made it anyway.

He wish he could help you, but he’s got to hurry.

I see your point, however I don’t agree.

Page 3: Conjunctions

Conjunctions (linking words) voegwoorden

keuze

Do you prefer a film or an opera?

opsomming

Tim and David are my best friends.

gevolg

I’ve saved some money, so that I can buy a ticket.

reden/oorzaak

I didn’t do my homework, because I was ill.

Since she was ill, she didn’t do her homework.

tegenstelling

Even though dad doesn’t like curry, my mom made it anyway.

He wishes he could help you, but he’s got to hurry.

I see your point, however I don’t agree.

Page 4: Conjunctions

Conjunctions (linking words) voegwoorden

keuze

Do you prefer a film or an opera?

opsomming

Tim and David are my best friends.

gevolg

I’ve saved some money, so that I can buy a ticket.

reden/oorzaak

I didn’t do my homework, because I was ill.

Since she was ill, she didn’t do her homework.

tegenstelling

Even though dad doesn’t like curry, my mom made it anyway.

He wishes he could help you, but he’s got to hurry.

I see your point, however I don’t agree.

Page 5: Conjunctions

Conjunctions (linking words) voegwoorden

De volgende 2 dia’s zijn ter verduidelijking van het verschil

tussen but, however, though, although en even though.

Er zijn zeker verschillen te noemen, maar het maakt het ook wat

ingewikkelder. Vind je conjunctions al lastig genoeg, besteed

dan niet teveel tijd aan de volgende twee dia’s.

Page 6: Conjunctions

Conjunctions (linking words) voegwoorden

VERSCHIL: though – although – even though – however

although is formeler than though. We gebruiken though vaak in

spreektaal en although in schrift.

even though is een sterkere vorm van tegenstelling uitspreken dan

although.

Although I liked the shoes, I decided not to buy them.

I liked the shoes. I decided not to buy them, though.

Even though I liked the shoes, I decided not to buy them.

Page 7: Conjunctions

Conjunctions (linking words) voegwoorden

VERSCHIL: though – although – even though – however

Gebruik je however/but, dan zijn beide tegenstellingen even zwaar in gewicht.

They may have all the money, but/however we have the brains.

Gebruik je though/although, dan is de ene tegenstelling belangrijker dan de ander.

In onderstaande voorbeelden is geld belangrijker dan hersenen…

They may have the brains, though we have all the money.

Although they may have the brains, we have all the money.

however is ‘ietwat’ positiever dan though/although.

They may have the brains, however we have all the money.

!

!

!

Page 8: Conjunctions

Conjunctions (linking words) voegwoorden

Alle mogelijke conjunctions zijn:

Keuze: or

Opsomming: and

Gevolg: so, so that

Reden/oorzaak: because, as, for, since

Tegenstelling: but, though, although, even though,

however

Page 9: Conjunctions

Conjunctions (linking words) voegwoorden

Maak nu 5 zinnen met 5 verschillende conjunctions. Let op het

verband dat je wilt leggen en de plaats van het voegwoord.

1. ______________________________ (opsomming)

2. ______________________________ (reden/oorzaak)

3. ______________________________ (gevolg)

4. ______________________________ (tegenstelling)

5. ______________________________ (keuze)

Page 10: Conjunctions

Conjunctions (linkin words) voegwoorden

Maak nu 5 zinnen met 5 verschillende conjunctions. Let op het verband

dat je wilt leggen en de plaats van het voegwoord.

1. ______________and ____________ (opsomming)

2. _____ because, as, for, since ______ (reden/oorzaak)

3. _____________so, so that________ (gevolg)

4. _____ but, though, although, even though, however ____ (tegenstelling)

5. ______________or______________ (keuze)

Veel voegwoorden kunnen ook aan het begin van de zin staan!

Page 11: Conjunctions

Conjunctions (linking words) voegwoorden

Geef onderstaande zinnen het juiste voegwoord:

1. I’ve seen that film ________ I don’t have to read the book.

2. She won the competition ________ she was the best.

3. Bob Dylan ________ Jay Z is my favourite artist.

4. Bob Dylan ________ Jay Z are my favourite artists.

5. He wanted to stay late ________ he had a test in the morning.

6. I wish I could help ________ I really have to go now.

Page 12: Conjunctions

Conjunctions (linking words) voegwoorden

Geef onderstaande zinnen het juiste voegwoord:

1. I’ve seen that film so (that) I don’t have to read the book.

2. She won the competition because/as/for/since she was the best.

3. Bob Dylan or Jay Z is my favourite artist.

4. Bob Dylan and Jay Z are my favourite artists.

5. He wanted to stay late, but/though/although/even

though/however he had a test in the morning.

6. I wish I could help, but/though/although/even though/however I

really have to go now.