LESDAG 3:
OUDERFACTOREN DIE HET
GEZIN ALS SYSTEEM
BEÏNVLOEDEN
-Kinderen, jongeren en gezinnen uit balans
-Ilse Marien
Effectiviteit van hulpverlening
• Effectiviteit = thema + attitude + structuur
• Thema: verbindend/ontbindend
centrerend/splijtend
Attitude: taak/proces
directief/non-directief
Structuur: setting (wie, waar…)
methode (strategie, werkvorm)
Attitude
• Belang van relationele, verbinding
• Meerzijdige empathie
• Metapositie
• Gericht op uitbreiden van competenties en herstel van
zelfbeeld
• Transfer van de geleerde vaardigheden
• Krachten bundelen
Attitude
• Wat is stijl van hulpverlener en hoe pas je die aan aan het
gezin?
• Confronteren
• Respecteren
• Reflecteren
• Vragend
• Adviseren
• Stimuleren
Structuur: doelen en functies
• Informeren
• Inzichten verbreden
• Regie van de pedagogische situatie ondersteunen
• Pedagogisch handelen in het gezin
Structuur: methoden
• Contacten tussen groepsleiding en ouders
• Kijk – en leerstage in de leefgroep
• Thuisbegeleiding
• Deelname in teamvergadering
• Ouderbegeleiding
• Netwerkoverleg
• Adviesgesprek
• Oudertraining:
• Cursus
• Ouder-kind-activiteiten
• Nazorg
Laatste eindje vorige les
• Bekijk volgend videofragment:
• Stel TGI-model op
• jo frost, jo frost 2,jo frost 3, jo frost 4
• Bekijk interventie: wat gebeurt er in de hulpverlening?
• thema dat gekozen wordt
• Welke attitude en methode zie je bij hulpverlener
In de praktijk
• Risico‟s van residentiële opname?
• Negatieve groepsdynamiek
• Nieuwe homeostase door gezinsontlasting
• Niet voldoende makkelijke overgangen
• Hoeveel ruimte, tijd gaat er naar gezinsbegeleiding?
In de praktijk
• Richten op competenties ipv op probleemreductie
• Ouders in de ouderrol blijven bevestigen
• Geen overidentificatie met kind vanuit voorziening
• Meerzijdige partijdigheid
MULTIPROBLEM-
GEZINNEN
Terminologie
Problemen eigen aan het
hulpverleningssysteem
Gezinsssysteem: chronisch en
complex netwerk van socio-
economische en
psychosociale^problemen
Terminologie
Multi-problem-gezin
=
Falende hulpverleningsrelatie
(gezin en hulpverlening zijn subsystemen)
Terminologie
• Multi-problem-gezin = outsiderperspectief
• Kansarme gezinnen = relatie tot maatschappelijke
goederen
• Vierde wereldgezinnen = zelfemancipatie van generatie-
armen
Ouders in multi-problemgezinnen
• http://www.klasse.be/tvklasse/14796-Kansarmoede
• Fragment uit “ladybird, ladybird”
Persoonskenmerken van ouders
• Apathy-futility-syndrome
• Gevoel van futiliteit
• Emotionele vervlakking
• Interpersoonlijke relaties negatief gekleurd
• Gebrek aan competentie (gevoel)
• Negativisme
• Verbale ontoegankelijkheid
• Overdragen van fulititeitsgevoelens op anderen
• Passief-agressief uiten van boosheid
Gezinskenmerken
• Snel wisselend interactiesysteem, onvoorspelbaarheid
• Hiërarchische communicatie
• Moeder als knooppunt van interacties
• Extreme posities in gezinscohesie en –aanpassing
• Opvoeding tussen overbeschermen en afwijzen
Model van Hellinckx
PersoonskenmerkenGezondheid en fysieke gesteldheid
Persoonlijkheid en vitaliteit
opvoedingsgeschiedenis
GezinscontextMateriële mogelijkheden
Familiale omgeving
Buurt en kennissenkring
Institutionele omgeving
OPVOEDENPedagogische vraag
Pedagogisch aanbod
SubsysteemkenmerkenEchtelijke relatie
siblingsrelatie
GezinskenmerkenGezinsorganisatie
Gezinscultuur
gezinsdynamiek
Principes voor hulpverlening aan multi-
problemgezinnen• Tegemoetkomende hulp
• Gezinsgerichte hulp
• Emancipatorisch
• Empowerment
• Integrale hulp
• Samenwerking en coördinatie
• Supervisie
Tegemoetkomende hulp
• Hulp aan huis
• hulpverlener neemt initiatief
• Hulpverleningsproces gaande houden
• Flexibiliteit van de hulpverlener
Gezinsgerichte hulp
• Gezin als geheel
• Sociaal netwerk
• Plaatsing vermijden
Emancipatorische hulp
• Partnerschap
• Dialoog
• Positieve ingesteldheid
• Gezinsperspectieven als vertrekpunt
• Geen verborgen agenda
• Respect
Empowerment
• Competenties staan centraal
• Sociaal systeem
• Geen afhankelijkheidsrelatie
Integrale hulp
• Totaliteit van de situatie
• Draagkracht verhogen en draaglast verminderen
Methoden voor hulpverlening:
thuisbegeleiding• Thuis
• Intensief
• Breedsporig
Opvoedingsondersteuning
• Opbouwen van een werk –en vertrouwensrelatie
• Aansluiting zoeken
• Verhogen van het probleeminzicht
• Pedagogisch traject
Pedagogisch traject
• Basishouding
• Keuze van een werkpunt
• Participerend observeren
• Experimentele participatie
• Transfer
KOPP-GEZINNEN
Kinderen met een ouder met een
psychiatrische problematiek
Definitie
• „kinderen van wie minstens één van de ouders tenminste
één keer opgenomen is geweest in een psychiatrisch
ziekenhuis of in een psychiatrische afdeling van een
algemeen ziekenhuis, of bij wie door een deskundige een
psychiatrisch ziektebeeld is geconstateerd‟ (Dhondt, Van
Doesum & Zonneveld, 1988, p. 11)
Risico‟s
• getuigenis 1
• 1/3 ontwikkelt chronische problemen
• 1/3 gaat tijdelijk door een moeilijke periode
• 1/3 ontwikkelt geen probleem
Risicofactoren op kindniveau
• Perinatale complicaties
• Temperament van het kind
• Jongere leeftijd
• Mannelijke sekse
Beschermende factoren op kindniveau
• hogere intelligentie
• creativiteit
• sociale competentie en gedrevenheid
• scepticisme
• zelfstandigheid en objectiverend begrijpende houding
t.a.v. de ouder
• gemakkelijk temperament
• interne „locus of control‟
Beschermende factoren op kindniveau
• ’ gevoel van eigenwaarde en beleving van competentie
• begrip van en inzicht in zichzelf m.b.t. de impact die de
gezinssituatie heeft („selfunderstanding‟)
• marginaliteit (d.i. zich buiten gezin kunnen plaatsen)
• zichzelf leren troosten
• „adopteerbaarheid
Risicofactoren op ouderniveau
• ernst en chroniciteit van de ouderlijke stoornis
• mate waarin de stoornis interfereert met het (ouderlijk)
functioneren
• comorbiditeit, meerbepaald met een
persoonlijkheidsstoornis
• de moeder die de psychiatrische stoornis
• vertoont
• psychopathologie bij de partner (andere ouder)
• vaderlijk crimineel gedrag
Beschermende factoren op ouderniveau
• capaciteit om voor het kind te kunnen (blijven) zorgen,
zowel bij de ouder met de psychiatrische stoornis als bij
de andere ouder
Risicofactoren op ruimer niveau (gezin en
omgeving)
• verstoorde hechtingsrelatie tussen ouder en kind
• verstoorde ouder-kindcommunicatie
• betrokkenheid van het kind in de waanwereld van de
ouder
• ingrijpende veranderingen in het gezinsfunctioneren
(instabiliteit op emotioneel, organisatorisch en financieel
vlak; rolverschuivingen; minder sociale contacten)
• relatieproblemen tussen de ouders en scheiding
• separatie van de ouder of plaatsing van het kind
• lagere socio-economische status van het gezin
• groter gezin
Beschermende factoren op gezins- en
omgevingsniveau
• goede band tussen moeder en kind
• stevige relatie met andere ouder
• samengaan van („fit‟) een kwaliteit van het kind en een
centrale nood bij (een van) de ouders (op voorwaarde dat
het kind duidelijk besef heeft van zijn kwaliteit en deze „fit‟
niet leidt tot spanningen in het gezin)
• steunende rol door „siblings‟
Beschermende factoren op gezins- en
omgevingsniveau• plaatsing en adoptie van het kind
• beschikbaarheid van een empathische
vertrouwenspersoon en beste vriend(in) in de
kindertijd/jeugd en van een intieme partnerrelatie in de
(jong)volwassenheid
• gunstig(e) schoolmilieu en -ervaringen
Hulpverlening bij Kopp-gezinnen
• Als hulpverlener van de ouders:
• Opvoeding steeds als thema in begeleiding aanwezig stellen
• Ouders betrekken, in ouderrol plaatsen
• Ouders ondersteunen tot voldoende transparante communicatie
met kinderen
Hulpverlening bij Kopp-gezinnen
• Als hulpverlener van de kinderen:
• Tempo van het kind respecteren
• Ruimte (leren) maken voor gevoelens
• Uitbouwen van steunnetwerk getuigenis 2
• Helpen voldoende kind-zijn te bewaren