110
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2013-2014 EFFECT VAN GEWOONTES IN HET GEZIN OP HET EETGEDRAG EN VOEDINGSPATROON VAN HET KIND Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering Door Tina Vervloessem Promotor: Prof. Dr. Stefaan De Henauw Co-promotor: Dr. Nathalie Michels

UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

  • Upload
    others

  • View
    4

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2013-2014

EFFECT VAN GEWOONTES IN HET GEZIN OP

HET EETGEDRAG EN VOEDINGSPATROON VAN HET KIND

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering

Door Tina Vervloessem

Promotor: Prof. Dr. Stefaan De Henauw

Co-promotor: Dr. Nathalie Michels

Page 2: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk
Page 3: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2013-2014

EFFECT VAN GEWOONTES IN HET GEZIN OP

HET EETGEDRAG EN VOEDINGSPATROON VAN HET KIND

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering

Door Tina Vervloessem

Promotor: Prof. Dr. Stefaan De Henauw

Co-promotor: Dr. Nathalie Michels

Page 4: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

Abstract

Probleemstelling: Het aantal kinderen met overgewicht en obesitas gaat nog steeds

in stijgende lijn. Naast een tekort aan lichaamsbeweging zijn een

ongezond voedingspatroon en een ongezond eetgedrag

belangrijke oorzaken. Gezonde voeding is iets wat van jongs af

aan te kennis gebracht moet worden en daarin spelen de school

maar vooral ook de ouders een belangrijke rol. Dit werk gaat na

hoe en in welke mate de ouders invloed hebben op het eetgedrag

en het voedingspatroon van het kind.

Methodologie: Dit kwantitatief onderzoek maakt gebruik van gegevens van de

IDEFICS en I.Family studie die over 8 Europese landen werd

gehouden. Zowel cross-sectionele als longitudinale analyses

worden uitgevoerd voor een Europese (n=16 225) en Belgische

(n=752) sample. Kinderen en ouders werden bevraagd aan de

hand van gevalideerde vragenlijsten.

Resultaten: Zowel op het consumptiepatroon als op het eetgedrag hebben

ouders een invloed. Voor het consumptiepatroon is de relatie het

sterkst tussen dezelfde voedingscategorieën van ouder en kind. De

ouderlijke invloed op het eetgedrag van het kind uit zich vooral

via de voedingsopvoeding. Restrictie van voedingsmiddelen zou

emotioneel eetgedrag in de hand werken. Tenslotte is het

maaltijdpatroon van de ouder een goede predictor voor die van

het kind. Een kind van een ouder die dagelijks ontbijt heeft zelf

meer kans om ook elke dag te ontbijten.

Conclusie: Ouders hebben een grote invloed op het eetgedrag en

voedingspatroon van het kind. Daarom is het belangrijk dat zij het

goede voorbeeld geven en zelf voldoende kennis en vaardigheden

hebben om gezonde keuzes te maken.

Aantal woorden masterproef: 21 673 (exclusief bijlagen en bibliografie)

Page 5: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

Inhoudstafel

ABSTRACT

INHOUDSTAFEL

WOORD VOORAF

INLEIDING ................................................................................................................................ 1

DEEL 1: LITERATUURSTUDIE ............................................................................................. 2

1. Belang van gezonde voeding ................................................................................. 3

1.1. Definitie overgewicht en obesitas...................................................................... 3

1.2. Oorzaken en gevolgen van overgewicht en obesitas ......................................... 5

1.3. Epidemiologie van overgewicht en obesitas ..................................................... 5

2. Gezonde voeding, een gezond eetgedrag en een gezond voedingspatroon .............. 7

2.1. Voeding ............................................................................................................. 7

2.2. Eetgedrag en voedingspatroon......................................................................... 10

3. Epidemiologie van het eetgedrag en het voedingspatroon ..................................... 14

3.1. Epidemiologie van het eetgedrag .................................................................... 14

3.2. Epidemiologie van het voedingspatroon ......................................................... 15

4. Determinanten van het eetgedrag en het consumptie- en maaltijdpatroon bij

kinderen ...................................................................................................................... 18

4.1. Volwassenen/ouders ........................................................................................ 18

4.2. Kinderen .......................................................................................................... 22

5. Discussie literatuuronderzoek................................................................................. 27

DEEL 2: ONDERZOEK .......................................................................................................... 29

1. Doelstellingen ......................................................................................................... 30

2. Methodologie .......................................................................................................... 31

2.1. Onderzoekspopulatie en -design ...................................................................... 31

2.2. Socio-demografische gegevens ....................................................................... 32

2.3. Consumptie- en maaltijdpatroon ..................................................................... 33

Page 6: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

2.4. Eetgedrag ......................................................................................................... 34

2.5. Voedingsopvoeding ......................................................................................... 34

2.6. Gezondheidsbewustzijn en toegang tot voedingsmiddelen ............................. 34

2.7. Impulsiviteit en binge eating ........................................................................... 35

2.8. Data-analyse .................................................................................................... 35

3. Resultaten Europa ................................................................................................... 37

3.1. Cross-sectioneel onderzoek T0 ........................................................................ 37

3.2. Cross-sectioneel onderzoek T1 ........................................................................ 41

3.3. Cross-sectioneel onderzoek T4 ........................................................................ 45

3.4. Longitudinaal onderzoek ................................................................................. 51

4. Resultaten België .................................................................................................... 57

4.1. Cross-sectioneel onderzoek T1 ........................................................................ 57

4.2. Cross-sectioneel onderzoek T2 ........................................................................ 60

4.3. Cross-sectioneel onderzoek T4 ........................................................................ 64

4.4. Longitudinaal onderzoek ................................................................................. 73

5. Discussie ................................................................................................................. 76

CONCLUSIE ............................................................................................................................ 86

LITERATUURLIJST ............................................................................................................... 87

LIJST VAN TABELLEN ....................................................................................................... 100

LIJST VAN FIGUREN .......................................................................................................... 102

Page 7: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

Woord vooraf

Dit werk was een grote uitdaging om de master gezondheidsvoorlichting en –

bevordering tot een goed einde te brengen. Als vroedvrouw was ik niet meteen thuis in

deze materie maar met de nodige research en een uitgebreide literatuurstudie heb ik mij

een weg kunnen banen door dit thema. Natuurlijk heb ik tijdens deze weg op veel steun

kunnen rekenen van mensen rondom mij en van personen in de schoolomgeving.

Graag wil ik dr. Nathalie Michels bedanken als copromotor van deze masterproef.

Dankzij haar hulp en welgekomen tips heb ik dit werk op een mooie manier kunnen

afronden. Ik kon steeds bij haar terecht met vragen alsook was zij zeer flexibel om

samen te kunnen zitten. Ook een grote dank aan prof. dr. Stefaan De Henauw om mij de

kans te geven dit onderwerp te mogen onderzoeken. Vervolgens gaat mijn dank uit naar

mijn vriendinnen in Humbeek en naar mijn schoolvrienden in Gent om mij doorheen

heel deze periode te steunen. Ook Sylvie wil ik bedanken om mijn werk taalkundig na

te lezen.

Tenslotte een grote dank aan mijn ouders om mij de kans te geven deze studies aan te

vatten en mij onvoorwaardelijk te steunen in alles wat ik onderneem.

Page 8: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

1

Inleiding

“Drie op de vier kinderen eet te weinig fruit”. Het is een krantenkop die niemand nog

doet opkijken. We bewegen te weinig en eten te veel. Zeer veel interventies en

programma’s focussen zich op gezonde voeding. Er zijn dan ook veel factoren die een

invloed hebben op onze voeding. De school, supermarkten, reclame, cultuur en

gewoontes zijn nog maar enkele. Maar bij kinderen is de invloed van ouders nog van

groter belang. Om kinderen van jongs af aan bewust te maken van het belang van een

gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk wil

dan ook de rol van ouders op zowel het eetgedrag als op de voedingsgewoonten nagaan.

Beide zijn nauw met elkaar verbonden, want het eetgedrag bepaalt mee wat, hoeveel en

wanneer we eten.

In dit werk wordt er een opsplitsing gemaakt tussen het eetgedrag en het

voedingspatroon (of voedingsgewoontes). Deze laatste kan dan nog opgesplitst worden

in consumptiepatroon en maaltijdpatroon. Het eetgedrag is eigenlijk de reden waarom

iemand eet. Honger is een natuurlijke en normale reden, maar iedereen eet ook wel eens

zonder dat hij of zij honger heeft. Toch zijn er ook eetgedragingen die problematisch

kunnen zijn en ongezonde gewoontes met zich meebrengen. Daarom willen we ook hier

de invloed van de ouders nagaan. Het consumptiepatroon gaat over wat en hoeveel er

gegeten wordt van een bepaald voedingsmiddel. Dat ouders hierin een belangrijke rol

spelen is vrij logisch. Maar het is niet enkel het consumptiepatroon van de ouder dat

onderzocht zal worden, ook de manier waarop de ouders hun kind opvoeden met

betrekking tot voeding, de zogenaamde voedingsopvoeding, zal nagegaan worden.

Tenslotte zal ook de invloed van ouders op het maaltijdpatroon nagegaan worden. Want

een stabiel en regelmatig maaltijdpatroon door de ouders geldt ook vaak voor het kind.

Dit werk is onderverdeeld in 2 delen. In het literatuuronderzoek wordt een beeld

geschetst over de theorieën achter de gehanteerde termen in dit onderzoek. In deel 2

wordt het onderzoek uitgeschreven, met een discussie als afsluitstuk. De resultaten zijn

opgesplitst in 2 delen. Een deel voor Europa en eentje voor België.

Page 9: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

2

Deel 1: Literatuurstudie

Page 10: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

3

1. Belang van gezonde voeding

‘Mens sana in corpore sano’, een gezonde geest in een gezond lichaam. Om ons

lichaam te laten functioneren is voeding een basisbehoefte, maar het wint ook steeds

meer aan belang om onze algemene gezondheid in stand te houden. Een gezonde en

evenwichtige voeding is daarom van onmisbaar belang voor ieder individu. In

Vlaanderen gebruikt men de voedingsdriehoek, ontwikkelt door het Vlaams Instituut

voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ vzw). Dit voedingsmodel in

piramidevorm maakt duidelijk welke voedingsstoffen we nodig hebben en vooral in

welke verhouding. De voedingspiramide toont aanbevelingen vanaf zes jaar (voor

kleuters bestaat er een aparte voedingsdriehoek) en bestaat uit zeven essentiële groepen,

een bewegingsgroep en een restgroep. Elke essentiële groep draagt bij aan een gezonde

en evenwichtige voeding (Coene, 1999; Gezondheidsconferentie Voeding & Beweging,

2008).

Gezonde voeding is belangrijk in elke leeftijdscategorie. Daarbij is het cruciaal om na te

gaan wie en welke factoren bepalen hoeveel, wat, hoe en wanneer we eten. Aangezien

de invloeden al vroeg in het leven starten, spelen ouders hier een centrale rol in. Zo kan

een ongezond eetpatroon tijdens de zwangerschap leiden tot een verslaving aan

ongezonde voeding bij het kind (Rousseau, 2013). Eenmaal het kind geboren is, wordt

de impact van beide ouders zelfs nog groter. Een slechte of ongezonde voeding in de

kindertijd voorspelt namelijk eenzelfde patroon in de volwassenheid (Mitchell, Farrow,

Haycraft & Meyer, 2013).

Gezonde voeding is een veelzijdig begrip. We eten niet enkel om te overleven maar ook

om fit te zijn. Naast de hoeveelheid is ook de veiligheid van belang. Wat gezonde

voeding precies inhoudt wordt besproken in hoofdstuk 2.

1.1. Definitie overgewicht en obesitas

Een ongezonde voeding is een van de voornaamste en belangrijkste risicofactoren van

enkele chronische ziekten zoals cardiovasculaire aandoeningen, kanker en diabetes

mellitus. Deze chronische ziekten zijn voornamelijk verbonden met overgewicht en

obesitas (World Health Organization, 2014).

Page 11: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

4

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO; 2013) omschrijft overgewicht en obesitas als

een ongewone of buitensporige opstapeling van vet die mogelijks de gezondheid

aantast. Een eenvoudige maat die gebruikt wordt om overgewicht en obesitas te

classificeren is de Body Mass Index (BMI). De BMI wordt berekend door het gewicht

van een persoon, in kilogram, te delen door het kwadraat van de lengte in meter (kg/m²).

Iemand met een BMI gelijk aan of hoger dan 25 kg/m² lijdt aan overgewicht, obese of

zwaarlijvige personen hebben een BMI van 30 kg/m² of meer.

De BMI-formule kan enkel gebruikt worden voor volwassenen vanaf 18 jaar. Een

kinderlichaam ontwikkelt zich niet proportioneel en er is dus nood aan een andere kijk

om overgewicht en obesitas te classificeren. Voor kinderen en jongeren onder de 18 jaar

speelt de leeftijd en het geslacht een rol bij de classificatie en er wordt dan ook gebruik

gemaakt van geslachtsspecifieke groeicurven waar door middel van percentielen,

grenswaarden per leeftijd worden opgesteld (figuur 1) (Cole, Bellizzi, Flegal & Dietz,

2000).

Figuur 1: Grenswaarden per leeftijd voor de BMI van kinderen voor classificatie van

overgewicht en obesitas. (Vlaamse groeicurven, 2004, VUB, Laboratorium

Antropogenetica)

Page 12: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

5

1.2. Oorzaken en gevolgen van overgewicht en obesitas

De grootste oorzaak van overgewicht en obesitas is een onevenwichtige verhouding

tussen ingenomen calorieën en verbruikte calorieën. Inname wordt vooral bepaald door

de voeding, verbruik wordt vooral bepaald door fysieke activiteit (WHO, 2013). Verder

kan er ook een genetische component spelen in het ontwikkelen van overgewicht of

obesitas (Devlin, Yanovski & Wilson, 2000). Jansen et al. (2009) stelt dat 67% van het

lichaamsvet bepaald wordt door genetische factoren, waarvan 12% de stofwisseling

beïnvloedt en de grootste groep (40%) het gedrag bepaalt. Daarnaast zijn er nog 33%

niet-genetische factoren die ons gedrag en zo dus ook ons lichaamsvet bepalen.

Een verhoogde BMI is een risicofactor voor chronische en niet-overdraagbare ziekten

zoals cardiovasculaire aandoeningen, diabetes mellitus en sommige kankers. Het risico

stijgt met een stijgend BMI (WHO, 2013). Ook heeft obesitas psychosociale en

economische gevolgen en dit geldt zowel voor het individu als voor de maatschappij

(Devlin et al., 2000). De kosten voor de gezondheidszorg veroorzaakt door obesitas

worden in West-Europese landen geschat op 1 tot 5% van de totale uitgaven. In de

Verenigde staten stijgt dit tot 7%. Deze kosten lopen op door de vele gevolgen die

samenhangen met overgewicht en obesitas (Hirasing, 2004).

Overgewicht en obesitas zijn dus een belangrijk probleem voor de volksgezondheid.

Daarbij komt dat overgewicht en obesitas tijdens de kinderjaren vaak aanhoudt tot op

volwassen leeftijd, tracking genoemd. Onafhankelijk van het gewicht op volwassen

leeftijd, hebben volwassenen die als kind obees waren ook meer kans op morbiditeit en

mortaliteit (Hirasing, 2004; Rodgers et al., 2013).

1.3. Epidemiologie van overgewicht en obesitas

In 2008 hadden meer dan 1,4 miljard mensen (35%) wereldwijd overgewicht. Daarvan

hadden 200 miljoen mannen en 300 miljoen vrouwen obesitas, wat betekent dat 11%

van de wereldbevolking obees is. Meer dan 40 miljoen (6,7%) kinderen jonger dan vijf

jaar leed aan overgewicht in 2012 (WHO, 2013). In België bedraagt bij volwassenen de

gemiddelde BMI 25,3 kg/m². Bijgevolg lijdt de gemiddelde Belg dus aan overgewicht

en 14% lijdt aan obesitas.

Page 13: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

6

Bij de Belgische kinderen en jongeren vanaf twee jaar bedraagt het percentage

overgewicht 18%, voor obesitas is dit 5%. Tussen 15 en 17 jaar zien we een lager

percentage overgewicht dan bij de kinderen tussen 5 en 9 jaar, deze bedragen

respectievelijk 12 en 22%. Obesitas of zwaarlijvigheid komt het vaakst voor bij

kinderen jonger dan 10 jaar. Figuur 2 maken een onderscheid tussen jongens en meisjes,

maar er is geen significant verschil tussen de geslachten (Gezondheidsenquête, 2008).

Figuur 2: Percentage van de jongeren (van 2 t.e.m. 17 jaar) met overgewicht (links) en

obesitas (rechts) volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2008

Over de tijd heen is er een toename in de prevalentie van overgewicht en obesitas. Uit

een studie van Ogden et al. (2010) blijkt dat deze toename vooral zichtbaar is bij

etnische minderheden. Wanneer overgewicht en obesitas preventief aangepakt worden,

is het aangeraden rekening te houden met risicogroepen zoals mensen met een lage

socio-economische status, etnische minderheden en kinderen van zwaarlijvige ouders

(Hirasing, 2004).

Page 14: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

7

2. Gezonde voeding, een gezond eetgedrag en een gezond

voedingspatroon

2.1. Voeding

2.1.1. Energie en nutriënten

Voeding levert ons de nodige energie om onze dagdagelijkse taken te vervullen. Ons

lichaam zet energieleverende voedingsstoffen om in energie, de brandstof om arbeid te

verrichten. In de voedingsleer wordt energie uitgedrukt in kilocalorieën (1 kcal = 4,2

kilojoule). Nutriënten zijn voedingsstoffen in voedingsmiddelen die onze

lichaamsweefsels goed laten functioneren en ervoor zorgen dat ons lichaam groeit en in

stand gehouden wordt. De nutriënten zijn eiwitten, koolhydraten, vetten, water,

vitaminen, mineralen, spoorelementen en voedingsvezels. (Vanhee, 2006; VIGeZ,

2008).

2.1.2. Gezondheidsnorm

Zoals er reeds in de inleiding werd vermeld, wordt er in Vlaanderen gewerkt met de

actieve voedingsdriehoek (figuur 3). Dit hulpmiddel is gebaseerd op drie principes:

- Evenwichtige voeding: eet dagelijks uit elke groep minstens één voedingsmiddel.

Hoe groter het vak, hoe meer hiervan moet gegeten worden.

- Variatie: wissel regelmatig af tussen de verschillende voedingsmiddelen binnen

eenzelfde groep.

- Gematigdheid: respecteer de aanbevolen hoeveelheden binnen de verschillende

groepen.

De voedingsaanbevelingen verschillen per leeftijdsgroep. Globaal gelden de

aanbevelingen van de WHO, specifiek voor België worden deze geadviseerd door de

Hoge Gezondheidsraad. Onderstaande richtlijnen gelden voor een gezonde populatie en

omwille van de focus op kinderen en de invloed van de ouders op kinderen in dit werk,

worden enkel deze leeftijdscategorieën aangehaald.

- Peuters (1-3 jaar): Aangezien er in deze leeftijdscategorie een zeer snelle

fysiologische evolutie plaatsvindt, zullen de noden van het kind ook veranderen. Voor

de ouders is het een uitdaging om aan deze noden te voldoen want in de peutertijd

Page 15: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

8

bepalen zij wat het kind eet, maar toch kan de peuter zelf aangeven hoeveel voedsel

hij/zij nodig heeft. Op een leeftijd van anderhalf jaar mogen volkorenproducten

geïntroduceerd worden. Vetbeperking is in deze leeftijdscategorie af te raden.

- Kleuters (3-6 jaar): Bij kleuters geldt hetzelfde als bij de peuters: de ouders bepalen

wat ze eten, de kinderen bepalen de hoeveelheid. Bij deze groep is het belangrijk dat er

vastgehouden wordt aan een stabiel eetpatroon. Vanaf deze leeftijd mag voor vetten de

aanbeveling voor volwassenen gevolgd worden, deze mogen dan nog 33% van de

dagelijkse energiebehoefte bevatten.

- Kinderen (6-12 jaar): Ook in deze leeftijdsgroep is een stabiel eetpatroon

noodzakelijk aangezien kinderen van deze leeftijd niet alleen eten omdat ze honger

hebben, maar ook omdat ze zin hebben en dus geprikkeld worden door

omgevingsfactoren. De energiebehoefte stijgt naarmate de kinderen ouder worden.

- Volwassenen (18+): Volwassen personen die aan lichte fysieke activiteit doen,

hebben 2000 tot 2500 kcal per dag nodig. Bij ouderen is de energie-behoefte lager, maar

moet er op toegezien worden dat er voldoende gedronken wordt en dat er voldoende

melkproducten geconsumeerd worden.

(Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2012)

Een gezonde voeding gaat altijd samen met voldoende beweging. In 2005 werd de

negende laag toegevoegd aan de voedingsdriehoek. Onderaan bevindt zich nu de

bewegingsgroep. Dit is samen met een gezonde voeding essentieel voor een gezonde

levenswijze (VIGeZ, 2012).

Page 16: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

9

Figuur 3: De Actieve voedingsdriehoek, VIGeZ (2013)

Page 17: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

10

2.2. Eetgedrag en voedingspatroon

Hoe, wat, wanneer en waarom we eten wordt beïnvloed door verschillende factoren.

Mensen eten niet alleen om voldoende energie te hebben maar ook omdat iets lekker is,

door verveling of stress of gewoon omdat het gezellig is. Onze emoties spelen een

belangrijke rol maar daarnaast is ook de persoonlijke ontwikkeling van belang, alsook

cognitieve theorieën en hoe iemand naar zijn of haar lichaam kijkt (Ogden, 2007). Eten

kan bijna gelijkgesteld worden aan een automatisme: er wordt niet over nagedacht, er

wordt gewoon gehandeld (UZ Leuven, 2013). In figuur 4 wordt een overzicht

weergegeven van de verschillende termen die in dit werk gebruikt zullen worden.

Figuur 4: Overzicht gehanteerde termen

Ons eetgedrag kan beschreven worden als de reden waarom we eten. Normaal genomen

eet men bij honger en stopt men met eten wanneer verzadigd. Toch heeft de

meerderheid moeite met het beheersen van wat en hoeveel men eet. Dit kan afhangen

van een situatie of een algemene karaktertrek zijn. Ons eetgedrag is een primair instinct

dat mede bepaald wordt door maatschappelijke en culturele invloeden en niet enkel

meer door de biologische werking van ons lichaam (Leewen, 2009; Pelletier, Dion,

Slovinec-D’Angelo & Reid, 2004).

Naast aanbevelingen over het consumptiepatroon (zie 2.1.2.), bestaan er ook normen

voor het maaltijdpatroon. Het VIGeZ geeft aan dat men niet meer dan 5 à 6 maaltijden

per dag mag eten en dat vooral regelmaat van belang is. Ons maaltijdpatroon bestaat bij

voorkeur uit een ontbijt, een warme maaltijd en nog een tweede broodmaaltijd. Daar

mogen nog eens 2 tot maximum 3 tussendoortjes aan toegevoegd worden. Er wordt

aangeraden het ontbijt nooit over te slaan en 25% van de dagelijkse energiebehoefte uit

de eerste maaltijd van de dag te halen. Uit de tweede broodmaaltijd zou men 30% van

Eetgedrag

Emotioneel Extern Lijngericht

Voedingspatroon

=

Voedingsgewoonte

Maaltijdpatroon Consumptie-

patroon

Page 18: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

11

deze behoefte moeten halen, uit de warme maaltijd 30 à 35 procent en uit de

tussendoortjes maximaal 15% van onze dagelijkse benodigde energie (Ministerie van

Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2012).

2.2.1. Eetgedrag

Onze maatschappij wordt steeds meer blootgesteld aan een obesogene omgeving, een

omgeving die inactiviteit bevordert en meer (en ongezond) eten aanmoedigt. Samen met

een sociaal (modelling) en associatief leerproces (relatie tussen gedrag en

omgevingsprikkels), zorgt deze blootstelling voor een ontwikkelingsgerichte verklaring

voor de vorming van ons eetgedrag. (Ogden, 2007; Storm, Nijboer, Wendel-Vos,

Visscher & Schuit, 2006).

Onze voedingskeuze gebeurt meestal onbewust. Algemeen, zo ook in de Nederlandse

Vragenlijst voor Eetgedrag (NVE), wordt er een onderscheid gemaakt tussen 3 soorten

eetgedrag (eating behavior). Bij emotioneel eetgedrag (emotional eating) zal men eten

als antwoord op emoties. Zowel negatieve en positieve emoties spelen een rol en zullen

los van elkaar een andere invloed hebben op het eetgedrag. Het is niet zo zeer de

emoties die het eetgedrag in de hand werken, maar het gebrek aan copingstrategieën om

met deze emoties om te gaan. Eten omwille van positieve emoties is niet atypisch want

als iemand blij of gelukkig is, wordt dat gevierd met een hapje of een drankje. Bij

negatieve emoties daarentegen kan het problematisch zijn aangezien dit vaak samengaat

met overeten, wat kan verklaren dat emotioneel eten een belangrijke voorspeller is van

gewichtstoename en overgewicht. Daarnaast is het belangrijk te vermelden dat

emotioneel eten bij iedereen voorkomt en dus niet gelijk staat aan eetbuien ten gevolge

van negatieve emoties, die behoren tot de categorie van de eetstoornissen en zijn

opgenomen in de DSM-5 als binge eating disorder. Bij eetbuien ontstaat er

controleverlies over de toegang tot en over het stoppen met eten. Sneller en stiekem eten

zijn 2 belangrijke kenmerken van eetbuien. Een schuldgevoel treedt regelmatig op na de

eetbui. Eetbuien verschillen van boulemia nervosa in het feit dat mensen met een

eetbuistoornis het voedsel niet uit hun lichaam willen en dus ook zichtbaar zullen

bijkomen. Eetbuien kunnen ook ontstaan door lichamelijke aandoeningen zoals

bijvoorbeeld een tumor (Evers, Stok & De Ridder, 2010; Faith, Allison & Geliebter,

1997; Vanderlinden, 2001; van Strien, 2013; van Strien, Herman & Verheijden, 2012).

Page 19: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

12

Ten tweede is er het extern eetgedrag (external eating), waarbij men eet als antwoord

op visuele en sensitieve prikkels zoals bijvoorbeeld de geur van voedsel. Externe eters

kunnen moeilijk aan deze prikkels weerstaan en eten dus als er voedsel aanwezig is (ook

al hebben ze net gegeten). Wanneer iemand dit eetgedrag vaak of altijd vertoont kan dit

problematisch zijn en leiden tot overgewicht. Onze obesogene omgeving maakt het

externe eters moeilijk om controle te krijgen over hun eetgedrag (Bekker, 2005; Jansen

et al., 2012; van Strien, 2013).

Als laatste is er het lijngericht eetgedrag (restrained eating), waarbij de eter gefocust

is op gewichtsverlies of preventie van gewichtstoename en daarom de voedingsinname

beperkt. De lijngerichte eter legt zichzelf regels op over wat hij of zij al dan niet mag

eten. Lijngericht eetgedrag gaat vaak samen met psychosociaal onwelbevinden zoals

depressie en gevoel van waardeloosheid. Op lange termijn zorgt dit gedrag, net zoals

emotioneel en extern eetgedrag, voor een gewichtstoename. Andere studies tonen aan

dat lijngericht eetgedrag noch een gewichtstoename, noch een gewichtsafname in de

hand werkt. In de literatuur wordt ook de term restrictief eetgedrag gebruikt als

synoniem voor lijngericht eetgedrag (Birch & Fisher, 1998; van Strien, 2013; van

Strien, Herman & Verheijden, 2012).

Peuters en kleuters hebben een zeer afwisselend eetgedrag. Veel ouders zijn er van

overtuigd dat de kleintjes hun voedingsbehoeften niet zelf kunnen bepalen en gaan vaak

over tot dwingen of belonen. Toch blijkt er een onderliggend mechanisme te bestaan bij

peuters en kleuters die de energie-inname op lange termijn reguleert (Vandenplas, z.d.).

Het eetgedrag wordt ontwikkeld voor het 5e levensjaar. Vanaf 2 jaar ontwikkelt het

eetgedrag van een peuter zich tot een volwassen eetgedrag. Tussen 3 en 6 jaar

ontwikkelen zich de definitieve smaakvoorkeuren. Door de verkeerde opvatting die

hierboven beschreven werd, hebben ouders in de eerste levensjaren een enorme invloed

op de ontwikkeling van het eetgedrag van hun kind (Rodgers et al., 2013). Het is wel zo

dat net zoals andere goede gedragingen (slaapgedrag, studeergedrag), een kind een goed

eetgedrag aangeleerd moet krijgen (Eetexpert.be, 2010). Volgens Farrow en Blissett

(2012) heeft het eetgedrag tussen 2 en 5 jaar een stabiel patroon.

Page 20: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

13

2.2.2. Voedingspatroon

Naast de verschillende soorten eetgedrag kan men ook een onderscheid maken in eet- of

voedingspatronen (eating patterns). Als synoniem voor voedingspatroon kan ook de

term voedingsgewoonte gebruikt worden. Deze overkoepelende term kan duiden op

wat iemand eet, hoeveel maaltijden per dag iemand consumeert, met wie die persoon

dat doet, hoe groot de porties zijn en hoeveel tijd men per maaltijd besteed. De focus

van een gezonde voeding hoort te liggen op het totale voedingspatroon. Binnen dit

patroon kunnen alle voedingsmiddelen passen, zo lang ze maar met mate geconsumeerd

worden. Onder de noemer voedingspatroon kan nog een opsplitsing gemaakt worden.

Zo wijst de term maaltijdpatroon op hoeveel maaltijden er gegeten worden. Het

overslaan van het ontbijt is bijvoorbeeld een ongezond maaltijdpatroon. Het

consumptiepatroon wijst dan weer op hoeveel en wat men eet. (Freeland-Graves &

Nitzke, 2013; Hublet, Vereecken & Maes, 2010).

Page 21: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

14

3. Epidemiologie van het eetgedrag en het voedingspatroon

3.1. Epidemiologie van het eetgedrag

Er is heel wat discussie rond de prevalentie van emotioneel eten bij kinderen. Zo werd

aangetoond dat emotioneel eetgedrag het minst voorkomende eetgedrag is bij kinderen

tussen 7 en 12 jaar en werd het zelfs als abnormaal beschouwd in deze leeftijdscategorie

(van Strien & Oosterveld, 2008). In een andere studie daarentegen antwoorden 63% van

de kinderen positief op de vraag “Do you ever eat because you feel bad, sad, bored or

any other mood? ” (Shapiro et al., 2007). Wat betreft het verschil tussen de geslachten,

blijkt uit een studie van Nguyen-Rodriguez, Unger en Spruijt-Metz (2009) dat er in een

onderzoeksgroep met 12-jarigen geen significant verschil was in de prevalentie van

emotionele eters tussen jongens (16,5%) en meisjes (20,4%). Daarentegen werden er

wel verschillen gevonden wat betreft een verwarde stemming, die geassocieerd is met

emotioneel eetgedrag bij jongens. Bij meisjes werd een significante relatie gevonden

tussen emotioneel eetgedrag en stresservaringen, zorgen en problemen, spanning en

angst. Ook wat betreft de gewichtsstatus van een kind werden er verschillen gevonden

in de prevalentie van emotioneel eetgedrag. Braet en van Strien (1997) toonden aan dat

obese kinderen tussen 9 en 12 jaar vaker emotionele eters zijn dan niet obese kinderen

in die leeftijdscategorie. Deze bevinding geldt ook voor adolescenten en volwassenen.

Volgens van Strien en Oosterveld (2008) komt bij kinderen tussen 7 en 12 jaar extern

eetgedrag het vaakst voor en dit voor beide geslachten. Verschillende studies tonen aan

dat jongens een groter aandeel hebben in de groep van de externe eters. In deze groep

externe eters werd er ook een positieve associatie gevonden met het eten van snacks.

Net zoals bij emotioneel eetgedrag komt extern eetgedrag vaker voor bij obese kinderen

tussen 9 en 12 jaar dan bij niet obese kinderen binnen deze leeftijdscategorie (Braet en

van Strien, 1997). Snoek et al. (2007) vonden een sterk verband tussen emotioneel en

extern eetgedrag.

Lijngericht of restrictief eetgedrag is volgens een Amerikaans onderzoek een vaak

gebruikte methode om gewicht te verliezen bij jongeren tussen 9 en 14 jaar. De

populairste manier hierin is maaltijden overslaan of een langere periode niets eten (Field

et al., 2003). Uit de Health Behaviour in School-aged Children (HBSC) studie van de

WHO in 2010, blijkt dat meisjes (41,1%) tussen 11 en 18 jaar meer diëten of vaker

Page 22: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

15

vinden dat ze op dieet moeten dan jongens (23,5%). Bij jongens is er geen verschil

tussen de verschillende leeftijdscategorieën daar waar het effectief diëten bij meisjes

stijgt met de leeftijd, alsook het idee dat ze op dieet moeten (Hublet et al., 2010).

3.2. Epidemiologie van het voedingspatroon

3.2.1. Consumptiepatronen

Al van kleins af aan schiet men tekort in wat betreft de gezondheidsnorm. Bij Vlaamse

kleuters vonden Matthys et al. (2003) dat er te weinig melk en water gedronken wordt

en te veel gezoete dranken. Kleuters schieten te kort in de groenten- en fruitinname en

in de consumptie van (bruin) brood. Verder worden er te veel vleeswaren gegeten, de

consumptie van vlees, vis en gevogelte valt dan weer binnen de grenzen van de

aanbevolen hoeveelheid. Vis als aparte categorie bekeken scoort onder de norm; meer

dan de helft van de kleuters eet niet elke week vis. Net zoals bij de volwassenen eten

kleuters te veel uit de restgroep.

Ook bij de Vlaamse lagere schoolkinderen zijn er heel wat tekorten. Minder dan de

helft van de kinderen tussen 6 en 12 jaar voldoet aan de norm wat betreft fruit (38%)- en

melkconsumptie (42%). Voor aardappelen en graanproducten haalt ruim de helft (56%)

de aanbevelingen. De norm voor de andere groepen van de voedingsdriehoek wordt

telkens door minimum 70% van de kinderen behaald (Verraes, 2010).

Hublet et al. (2010) onderzochten de voedingsgewoontes van Vlaamse jongeren tussen

11 en 18 jaar. Meisjes scoren hoger op de dagelijkse consumptie van fruit en groenten

dan jongens (33% en 61% voor de meisjes versus 22% en 48% voor de jongens). Ook

wat de frisdrankconsumptie betreft scoren meisjes beter dan jongens. Van de meisjes

drinkt gemiddeld 29% minimum dagelijks frisdrank, bij de jongens is dit 38%. Meer

dan de helft van de jongens (52%) drinkt meermaals per dag water. De meisjes hebben

ook hier een gezondere gewoonte, met 63% die meermaals per dag water drinkt.

Vlaamse Volwassenen drinken 80% van de aanbevolen hoeveelheid uit de watergroep,

waarvan gemiddeld 615 ml effectief water is. In de groep van de graanproducten wordt

82% van de aanbevolen hoeveelheid brood, beschuiten of ontbijtgranen bereikt. Voor de

aardappelen en deegwaren ligt de consumptie binnen de grenzen van de aanbevolen

dagelijkse hoeveelheid. Voor de inname van groenten en fruit (zonder sappen en

Page 23: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

16

soepen) bereikt de algemene populatie nog niet de helft van de aanbevolen hoeveelheid.

Behalve kaas, wordt er in de groep van de melkproducten ook niet voldaan aan de norm.

Van de groep vlees, vis, eieren en vervangproducten wordt 1,6 maal te veel

geconsumeerd. Voor smeer- en bereidingsvetten kan er enkel vergeleken worden met de

consumptie van smeervetten en voor deze groep wordt er geconsumeerd binnen de

grenzen van de aanbevolen hoeveelheid. Tenslotte wordt er te veel energie gehaald uit

de restgroep: slechts 9% van de bevolking consumeert dagelijks minder dan 250 kcal uit

deze groep (Gezondheidsdoelstelling ‘Voeding en Beweging’ en Vlaams actieplan

2009-2015, 2009).

Uit de gezondheidsenquête van 2008 blijkt dat de voedingsgewoontes van de Vlaamse

bevolking er wat op vooruit is gegaan ten opzicht van 2004. Toch schiet de Vlaming

nog tekort op vele gebieden, zoals in de vorige paragraaf besproken werd.

3.2.2. Maaltijdpatronen

Niet enkel de kwantiteit en de aard van de voeding spelen een rol in functie van de

gezondheid, ook de frequentie van een maaltijd is belangrijk op sociaal en nutritioneel

vlak. Een vijfde van de Vlaamse kleuters slaat het ontbijt over, wat betekent dat een

vijfde van de kleuters dus een goede start van zijn/haar dag mist (Matthys et al., 2003).

Bij jongeren tussen 17-18 jaar ontbijt 18% nooit op weekdagen en bij de

leeftijdscategorie 11-12 jaar bedraagt dit ongeveer 5% (Hublet et al., 2010). Volgens de

Belgische Voedselconsumptiepeiling van 2004 is het ontbijt ook bij de volwassenen de

meest overgeslagen maaltijd. Meer dan een vijfde eet niet minstens 5 keer per week de

eerste en belangrijkste maaltijd van de dag (Devriese, Huybrechts, Moreau & Van

Oyen, 2006).

Naast de maaltijdpatronen speelt ook het samen aan tafel zitten een rol wat betreft onze

voedingspatronen. Onderzoek uit Nieuw-Zeeland rapporteert dat 25% van de studenten

nooit of slechts één tot twee keer per week samen met de familie aan tafel zit voor een

maaltijd. Nochtans tonen vele studies aan dat samen eten aan tafel het algemeen welzijn

bevordert en een beschermende factor is voor risicogedragingen zoals starten met roken

of overmatig alcoholgebruik (Utter, 2013). Volgens Hammons en Fiese (2011) zit de

meerderheid (52%) van de gezinnen 5 tot 7 maal per week samen aan tafel voor het

Page 24: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

17

avondmaal, 31% zit 1 tot 4 keer samen en 14% eet nooit samen aan tafel. In België

slaagt 27% van de gezinnen er in om elke dag samen aan tafel te eten. De duur van de

maaltijden gaat ook achteruit. In de week zitten gezinnen nog gemiddeld 20 minuten

samen aan tafel, in het weekend is dat 30 minuten. Bij ruim de helft van de gezinnen

beslissen de kinderen mee wat er gegeten wordt. Iets meer dan de helft van de Belgen

(56%) gaat slechts enkele keren per jaar uit eten op restaurant. Bijna een vierde van

onze landgenoten doet dit wekelijks (de Backer, 2014; Iliv, 2014).

Page 25: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

18

4. Determinanten van het eetgedrag en het consumptie- en

maaltijdpatroon bij kinderen

De WHO (2013) geeft aan dat de belangrijkste oorzaak van het stijgend aantal mensen

met obesitas een maatschappelijk probleem is, omwille van onze omgeving die

sedentair gedrag bevordert en omwille van de stijgende consumptie van vet- en

energierijke voeding. Om beter inzicht te hebben waarom mensen gezond of ongezond

eten, is het nodig om de determinanten van het voedings- of consumptiegedrag na te

gaan. Determinanten zijn factoren die ons gedrag bepalen (Lechner, Kremers, Meertens

& de Vries, 2010).

Zoals vermeld speelt naast de individuele of persoonlijke determinanten ook de

omgeving een belangrijke rol in het eet- en consumptiegedrag van zowel volwassenen

als kinderen (Story, Neumark-Sztainer & French, 2002). Verder kan er een onderscheid

gemaakt worden tussen proximale en distale determinanten. Proximale determinanten

staan dicht bij het gedrag en zijn er nauw verbonden mee. Ze hebben de grootste invloed

op het gedrag. Distale determinanten daarentegen hebben een indirecte invloed op het

gedrag en zijn vaak onveranderbaar (zoals geslacht, leeftijd en persoonlijkheid)

(Lechner et al., 2010).

In dit hoofdstuk wordt er een onderscheid gemaakt tussen ouders en kinderen,

aangezien de ouders een belangrijke rol spelen in het eet- en consumptiegedrag van het

kind.

4.1. Volwassenen/ouders

4.1.1. Persoonlijke determinanten

Proximaal

Onder de persoonlijke of individuele determinanten behoren psychosociale factoren,

biologische factoren, gedragsfactoren en leefstijl factoren. Een gezond voedingspatroon

start met de kennis over wat gezonde voeding juist inhoudt. Maar kennis over gezonde

voeding is niet voldoende om iemand in staat te stellen om gezond te eten (Story et al.,

2002).

Page 26: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

19

De attitude ten opzichte van gezonde voeding speelt ook een rol en daarbij ook de

attitude ten opzichte van het belang van gezonde voeding voor het kind (zie 4.2.).

Attitudes geven een richting aan het gedrag maar zijn niet gelijk aan het gedrag. Het is

een houding die iemand aanneemt ten opzichte van een gedrag en wordt bepaald door

de overtuiging van de gepercipieerde gevolgen bij het al dan niet stellen van dit gedrag

(Lechner et al., 2010; Kelly, Turner & McKenna, 2006). Wat betreft het

consumptiegedrag zal de voorkeur en de smaak van bepaalde voedingsmiddelen een

belangrijke rol spelen in de vorming van de attitude. Ook de cultuur en de tradities

binnen deze cultuur vormen de attitude ten opzichte van gezonde voeding (Story et al.,

2002; Orji & Mandryk, 2014). Een positieve attitude ten aanzien van een gezond

voedingspatroon zorgt er onder andere voor dat er meer fruit en groenten geconsumeerd

worden (Aggarwal, Monsivais, Cook & Drewnowski, 2014).

Eigen-effectiviteit is volgens Anderson et al. (2007) geassocieerd met het eet- en

consumptiegedrag. De eigen-effectiviteitsverwachting is de verwachting die iemand

heeft over het eigen vermogen om een bepaald gedrag te stellen. Wat betreft het

eetgedrag zou een hoge eigen-effectiviteitsverwachting leiden tot een daling van de

negatieve uitkomstverwachtingen en een verhoging van het zelfregulerend gedrag

(Anderson, Winett & Wojcik, 2007). Samen met de attitude behoort de eigen-

effectiviteit tot de voornaamste voorspellers van veel gezondheidsgedragingen. Zij

vormen samen de motivatie voor gezonde voedingspatronen (Lechner et al., 2010).

Binnen de leefstijl als determinant voor het verklaren van voedingsgewoontes spelen

het gemak van de bereiding, de kost van voedingsmiddelen en de maaltijdpatronen een

belangrijke rol. Verder zijn een slaaptekort, alcoholconsumptie en tv kijken negatief

gecorreleerd aan gezonde eetgewoontes zoals excessief eten (van Kreijl & Knaap, 2004;

Chapman, Benedict, Brooks & Schioth, 2012). Ook stress kan er voor zorgen dat

iemand meer of minder gaat eten (Pheasant, 2008).

Distaal

Een eerste belangrijke distale determinant is de socio-economische status (SES). In

Europa eten gezinnen met een hoog inkomen gezonder dan gezinnen met een lage SES.

Het tegengestelde stelt men vast in het zuiden van Europa, waar het gezonde traditionele

Page 27: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

20

Beleid

Gemeenschap

Organisatie

Interpersoonlijk

Individu

Mediterraans dieet vooral door de lage SES-groepen geconsumeerd wordt (Power,

2004).

De voornaamste biopsychologische determinanten van de voedingsgewoontes zijn het

geslacht en de genetische aanleg. Zo hebben sommige mensen meer aanleg om

overgewicht te krijgen dan anderen en eten mannen meer vetten dan vrouwen (Lechner

et al., 2010; Story et al., 2002).

Als laatste is er ook nog de persoonlijkheid, die vooral invloed heeft op het eetgedrag.

Neuroticisme is gerelateerd aan emotioneel eetgedrag en dit zou verklaard kunnen

worden door de depressieve gevoelens en impulsiviteit die hiermee samen gaan.

Lijngerichte eters daarentegen scoren hoger op consciëntieusheid, extraversie en

openheid (Elfhag & Morey, 2008).

4.1.2. Omgevingsdeterminanten

Een veelgebruikt model om de invloed van de omgeving op het eet- en

consumptiegedrag te verklaren, is het socio-ecologisch model (figuur 5). Dit model

bevat 4 omgevingsniveaus en stelt dat het individu (en zo dus het gedrag), direct en

indirect beïnvloed wordt door deze niveaus en door de interactie tussen deze niveaus.

Figuur 5: Socio-ecologisch model. Aangepast van Intervention mapping step 1: Needs

assessment (p. 196-199), by L.K. Bartholomew, G.S. Parcel, G. Kok, N.H. Gottlieb en M.E.

Fernández, 2011, San Francisco: Jossey-Bass

Page 28: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

21

Interpersoonlijk

Op dit niveau gebeurt de interactie met familie en vrienden die dicht bij de persoon

staan. De voedingskeuze wordt sterk beïnvloed door dit niveau. Echtgenoten eten in

94% van de gevallen hetzelfde en 80% van de adolescenten eet hetzelfde als hun

ouders. Ook collega’s hebben een invloed op het eetgedrag (Contento, 2010). Het

interpersoonlijk niveau beïnvloedt het eetgedrag via mechanismen zoals modelling,

beloning, sociale steun en gepercipieerde normen (Story et al., 2002).

Organisatie

Organisaties zijn systemen met duidelijke doelen en met formele

besluitvormingsprocessen op verschillende niveaus, zoals scholen, winkels en bedrijven

(Bartholomew et al., 2011). Bij volwassenen is er vooral een rol weggelegd voor de

beschikbaarheid, de toegankelijkheid, de betaalbaarheid, de aanvaardbaarheid en de

accommodatie waar men voedingsmiddelen kan kopen (Caspi, Sorensena,

Subramaniana & Kawachi, 2012). Hoe toegankelijker gezonde voedingsmiddelen, hoe

gezonder mensen zullen eten en dit gaat op voor de buurt-, de werk- en de

thuisomgeving (Contento, 2010).

Gemeenschap

Een gemeenschap wordt meestal gedefinieerd als een sociaal geografisch gebied (locus)

waarin subgroepen zoals wijken, culturen en verenigingen samenleven. Waarden en

sociale normen spelen op dit niveau een belangrijke rol (Bartholomew et al., 2011). Op

dit niveau is ook de media een belangrijke determinant wat betreft ons eetgedrag.

Reclame heeft onrechtstreeks invloed op wat men eet en hoe men naar het lichaam kijkt

(Story et al., 2002). De grootste hap van de brok die de voedselindustrie spendeert aan

adverteren, gaat naar reclame voor fast food (Contento, 2010).

Beleid

Op beleidsniveau kan de overheid een rol spelen in de toegankelijkheid en de

betaalbaarheid van gezonde voedingsmiddelen (Contento, 2010). Volgens Story et al.

(2002) heeft het beleid ook een invloed op hoe en wat onze voedingskeuzes vorm geeft

wat betreft de verschillende omgevingsniveaus.

Page 29: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

22

4.2. Kinderen

Zoals eerder vermeld, voorspelt een slechte of ongezonde voeding in de kindertijd

voornamelijk eenzelfde patroon in de volwassenheid (Mitchell, Farrow, Haycraft &

Meyer, 2013). Daarom is het uitermate belangrijk om de determinanten van het

eetgedrag van kinderen na te gaan.

Wat, wanneer en hoeveel kinderen eten, wordt beïnvloed door verschillende factoren en

actoren. Net zoals bij volwassenen spelen kennis, attitudes en leefstijl een rol in het

consumptiegedrag van het kind. Toch zijn er enkele specifieke determinanten die een

grotere invloed hebben op kinderen dan op volwassenen. Op veel van deze

determinanten hebben de ouders een belangrijke invloed (Scaglioni, Arrizza, Vecchi &

Tedeschi, 2011).

De voorkeur voor bepaalde voedingsmiddelen ontwikkelt zich vroeg in de kindertijd.

Kinderen eten geen dingen die ze niet lusten. Daarom is het belangrijk om kinderen zo

veel mogelijk bloot te stellen aan gezonde voedingsmiddelen, want hoe meer ze er mee

in contact kunnen komen, hoe positiever de voorkeur zal ontwikkelen. Ervaring met

gezonde voeding is daarom belangrijk om gezonde voedingsgewoontes te ontwikkelen.

Voedselneofobie, de afkeer van nieuwe voedingsmiddelen, kan daardoor ook

voorkomen worden (Contento, 2010; Patrick & Nicklas, 2005). Scaglioni et al. (2011)

geven ook aan dat er een genetische component meespeelt in de voedselvoorkeur van

kinderen. Verder is er een universeel patroon dat kinderen zoete voedingsmiddelen

verkiezen boven zure en bittere smaken. Om de voedselvoorkeuren positief te laten

ontwikkelen, is het van belang dat kinderen toegang hebben tot gezonde voeding.

Kinderen die in een thuisomgeving makkelijk toegang hebben tot fruit en groenten,

zullen hier ook meer van consumeren. De ouders hebben dus een enorme invloed op de

voorkeuren en de consumptiegewoontes van de kinderen (Patrick & Nicklas, 2005).

Naast ervaring is ook modelling een belangrijke determinant. Het is een niet te

onderschatten omgevingsfactor waarbij de ouders de belangrijkste rolmodellen zijn.

Kinderen waarvan de ouders gezond eten en waarbij maaltijden samen worden

geconsumeerd, vertonen zelf een gezond eetgedrag. Het is belangrijk dat ouders niet

alleen gezonde voeding aanbieden aan het kind maar het ook effectief zelf eten.

Page 30: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

23

Daarnaast zijn de attitude en voorkeur van de ouders ten opzichte van bepaalde

voedingsmiddelen en de interactie tussen ouders en kind over voeding ook belangrijke

determinanten (Contento, 2011; Scaglioni, Salvioni & Galimberti, 2008).

De aanwezigheid van minstens 1 ouder tijdens het avondeten is geassocieerd met een

lager risico op het consumeren van te weinig fruit en groenten en met een lager risico op

het overslaan van het ontbijt (Scaglioni et al., 2011). Wanneer de ouders het moment

van de maaltijden kiezen en voldoende communiceren met hun kinderen over de

voeding, zullen gezonde voedingsgewoontes meer voorkomen (Patrick & Nicklas,

2005; Scaglioni et al., 2008)

De invloed van de ouders kan ook opgedeeld worden in de opvoedingsstijl (parenting

style) en de (op)voedingspraktijken of voedingsopvoeding (feeding practices). De stijl

zal een grote invloed hebben op de praktijk. Algemeen onderscheidt men 4

verschillende opvoedingsstijlen. Een autoritaire opvoeding wordt gekenmerkt door het

limiteren van de autonomie van het kind door eenzijdige controle en weinig

betrokkenheid. Daar waar bij een autoritaire opvoeding de ouder centraal staat, zal bij

een autoritatieve opvoeding het kind centraal staan. Ook hier leggen de ouders regels

op maar ze motiveren en moedigen het kind aan om een mening te ontwikkelen. De

verwachtingen liggen in beide stijlen hoog. Een permissieve of toegeeflijke opvoeding

geeft kinderen veel vrijheid om zelf beslissingen te nemen maar de ouders zijn wel

nadrukkelijk betrokken. Veel warmte en affectie zijn kenmerken van een permissieve

opvoeding. Als laatste is er nog de nalatende opvoeding, waarbij ouders geen controle

uitoefenen en niet betrokken zijn bij de opvoeding. De noden van de ouders staan

centraal en niet die van het kind (Collins, Duncanson & Burrows, 2014; De Geeter,

2006; Hubbs-Tait, Dickin, Sigman-Grant, Jahns & Mobley, 2013; Scaglioni et al.,

2011). De opvoedingsstijlen worden grafisch voorgesteld in figuur 6, binnen de 4

kwadranten van hoge en lage responsiviteit (responsiveness) en veeleisendheid

(demandingness).

Page 31: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

24

Hoge responsiviteit Lage responsiviteit

Hoge veeleisendheid

Lage veeleisendheid

Figuur 6: Opvoedingsstijlen. Aangepast van “Relation of parenting styles, feeding styles

and feeding practices to child overweight and obesity. Direct and moderated effects,” by

L. Hubbs-Tait, K.L. Dickin, M. Sigman-Grant, L. Jahns and A.R. Mobley, 2013, Appetite,

71, p. 127.

Bij de voedingsopvoeding of feeding practices kan een onderscheid gemaakt worden

tussen 3 stijlen. Monitoring is de mate waarin ouders bijhouden hoeveel en wat hun

kind eet. Restrictie is het beperken of ontzeggen van bepaalde voedingsmiddelen en bij

druk zullen ouders hun kind verplichten bepaalde dingen te eten. Een optimale voeding

voor het kind zou ontstaan door hoge verantwoordelijkheid en monitoring en lage

restrictie en druk van de ouders (Collins et al., 2014; Nederlands Jeugd Instituut, n.d.).

Monitoring en restrictie zijn stijlen die voor beide ouders stabiel blijven tussen de

leeftijd van 2 en 5 jaar. Druk uitgeoefend door de moeder zal toenemen binnen deze

leeftijdscategorie (Farrow & Blisset, 2012).

Monitoring zou volgens Rodgers et al. (2013) leiden tot gezonde eetgewoontes. Een

restrictieve voedingsopvoeding zou dan weer leiden tot eten wanneer er geen

hongergevoel aanwezig is en dus tot een ongelimiteerd eetgedrag. Ouders die een

inconsistente voedingsopvoeding hanteren zullen met restrictie vaker negatieve

Autoritair Autoritatief

Nalatend Permissief

Page 32: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

25

gevolgen in de hand werken (Hubbs-Tait, 2013; Rodgers et al., 2013; Scaglioni et al.,

2011). Het verbieden van bepaalde voedingsmiddelen zal volgens Patrick en Nicklas

(2005) ook de voorkeur voor deze voedingsmiddelen verhogen. Net zoals bij restrictie

zullen kinderen die gedwongen worden om bepaalde dingen te eten, een ongelimiteerd

eetgedrag vertonen en ook een hogere calorie-inname hebben (Tylka, Eneli, Kroon Van

Diest & Lumeng, 2013). Collins et al. (2014) geven aan dat het omgekeerde zich

voordoet en dat kinderen die gedwongen worden om te eten een lagere calorie-inname

hebben.

Restrictie en druk om te eten zijn vormen van ouderlijke controle. Deze controle kan

openlijk of verborgen gebeuren. Bij expliciete of openlijke controle zijn de ouders

consequent in wat het kind wel of niet mag eten. Bij verborgen controle proberen de

ouders een zo gezond mogelijke omgeving te creëren voor het kind (Rodgers et al.,

2013). Daarbij is impulsiviteit een belangrijke karaktertrek waar ook de ouders een rol

in spelen. Gepercipieerde ouderlijke controle zou beschermend werken voor impulsieve

kinderen om emotioneel eetgedrag te voorkomen (Farrow, 2012).

Vervolgens is er ook het gebruik van beloningen in de voedingsopvoeding. Iets te eten

geven als beloning zal de voorkeur voor dat voedingsmiddel verhogen. Het eten van een

bepaald voedingsmiddel belonen, zal het omgekeerde effect hebben (Contento, 2010;

Ventura & Birch, 2008). Ook het belonen van het eten van gezonde voeding door

middel van meer aandacht of een verbaal compliment, heeft op lange termijn negatieve

gevolgen (Scaglioni et al., 2008).

De literatuur geeft tegenstrijdige resultaten wat betreft de samenhang tussen de

algemene opvoeding en de feeding practices. Een recente review van Collins et al.

(2014) beschrijft dat een permissieve opvoeding een omgekeerd evenredig verband

toont met monitoring. Een autoritatieve stijl gaat daarentegen dikwijls gepaard met

monitoring en een autoritaire opvoedingsstijl hangt samen met druk en restrictie.

Als laatste is er nog het eetgedrag van de ouders dat invloed heeft op de feeding

practices en zo ook op het eetgedrag van het kind. Studies hieromtrent onderzochten

meestal enkel de invloed van de moeder. Zij zouden significant meer interactie hebben

met de kinderen dan vaders wat betreft de voedingsgewoontes. Indien zij zichzelf geen

Page 33: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

26

grenzen opleggen over wat en hoeveel te eten, waren ze ook minder geneigd om de

voeding van de kinderen te beperken. Verder monitoren moeders de voedingsgewoontes

van hun kinderen beter indien zij eerder fysisch (als antwoord op honger) dan

emotioneel eetgedrag vertonen. Indien moeders zelf sterk bezig zijn met hun eetgedrag

en gewicht, zullen ze meer de restrictieve voedingsopvoeding toepassen. Merkwaardig

is dat de moederlijke controle vaak toeneemt nadat hun dochter in gewicht is

toegenomen. Dit gaat niet op voor de zonen (Scaglioni et al., 2008; Scaglioni et al.,

2011; Tylka et al., 2013). Onderzoek naar invloed van het eetgedrag van de ouders op

dat van het kind, is schaars.

De schoolomgeving is ook een determinant die van belang is bij het eetgedrag van het

kind. In de schoolomgeving kan kennis worden bijgebracht en kunnen kinderen

ervaring opdoen met gezonde voeding. Het ter beschikking stellen van gezonde voeding

is daarbij van onmisbaar belang. Dit kan door gezonde maaltijden en tussendoortjes aan

te bieden (Contento, 2010). Tabel 1 geeft een overzicht van de verschillende

determinanten van het eetgedrag, het consumptiepatroon en het maaltijdpatroon van

kinderen.

Tabel 1: Overzicht belangrijkste determinanten van maaltijdpatroon, eetgedrag en

consumptiepatroonpatroon bij kinderen.

Maaltijdpatroon Eetgedrag Consumptiepatroon

Rolmodel Rolmodel Rolmodel

Opvoedingsstijl Opvoedingsstijl Opvoedingsstijl

Voedingsopvoeding Voedingsopvoeding Voedingsopvoeding

School School School

Toegang Toegang

Voorkeur, ervaring, kennis,

attitude en leefstijl

Page 34: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

27

5. Discussie literatuuronderzoek

In voorgaande hoofdstukken werd een beeld geschetst over het belang van gezonde

voeding en over de huidige bevindingen rond het effect van de gewoontes in het gezin

op het eetgedrag en voedingspatroon van het kind. In figuur 4 werd een overzicht

gegeven van de gebruikte termen in deze literatuurstudie. Dit overzicht was nodig om

een duidelijk beeld te scheppen over de verschillende concepten die in dit

onderzoeksveld gehanteerd worden. In Engelstalige artikels worden deze soms op een

andere manier gebruikt wat de interpretatie van onderzoek soms bemoeilijkte. In dit

hoofdstuk worden bedenkingen wat betreft methodologie en ontbrekend onderzoek

binnen de huidige literatuur aangehaald.

Een algemeen terugkerend punt van discussie is de participatiegraad van de vader in

onderzoeken naar algemene opvoeding, voedingsopvoeding en voedingspatroon. In een

review van Collins et al. (2014) deden in 7 onderzoeken 1573 moeders mee en in 5 van

de 7 onderzoeken slechts 272 vaders. Het is zo dat ook vaders een invloed hebben op de

voedingsgewoontes van kinderen. Zo wordt gesteld dat hoe meer tijd vaders in fastfood

restaurants doorbrengen, hoe meer tijd de kinderen ook doorbrengen in deze restaurants.

Voor moeders werd geen significante relatie gevonden (McIntosh, 2011). Een review

over de voedingsopvoeding van vaders vond slechts 20 bruikbare studies waarin vooral

hoogopgeleide blanke mannen deelnamen. De meest gebruikte methode door de vaders

is het opleggen van druk om bepaalde voedingsmiddelen te eten. Daarbij zijn ze ook

minder geneigd om het consumptiepatroon van het kind te monitoren (Khandpur,

Blaine, Fisher & Davison, 2014).

Zoals reeds aangehaald voorspelt een slechte en ongezonde voeding in de kindertijd

eenzelfde patroon op latere leeftijd (Mitchell et al. 2013). Daarom is het belangrijk om

op zo vroeg mogelijke leeftijd de determinanten van eetgedrag en voedingsgewoontes

na te gaan. De huidige literatuur over de invloed van de ouders op het eetgedrag en de

voedingsgewoontes van het kind, bevat studies waarin kleuters vanaf 4 jaar of jonger

worden opgenomen in het onderzoek. Toch laat de meerderheid van de studies kinderen

pas deelnemen vanaf de lagere school (6 jaar) of later.

Page 35: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

28

Het vaakst voorkomend verschil tussen deze studies is dat de vragenlijst rond

eetgedrag en voedingspatroon van het kind door verschillende respondenten wordt

ingevuld (ouder of kind). De Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag (NVE) bestaat

ook in kinderversie (NVE-K) met minder antwoordmogelijkheden, minder vragen en

aangepast taalgebruik voor kinderen tussen 7 en 12 jaar (van Strien & Oosterveld,

2008). Wanneer het kind zelf zijn eetgedrag rapporteert zal dit andere resultaten

opleveren dan wanneer de ouders dit doen. Toch is er een continuïteit te vinden in het

gebruik van de NVE (al dan niet de kinderversie) om het eetgedrag na te gaan. De

internationale versie van de NVE, de Dutch Eating Behaviour Questionnaire (DEBQ) is

meer dan 300 keer geciteerd teruggevonden in de database van Web of Science (Boom

test uitgevers, n.d.). Een voorbeeld van een andere methode om het eetgedrag na te gaan

is de Three-Factor Eating Questionnaire (Johannsen, Johannsen & Specker, 2006). Om

de voedingsopvoeding te meten wordt er in de literatuur niet altijd gebruik gemaakt van

dezelfde vragenlijsten. Zo hebben Rodgers et al. (2013) in hun studie naar de feeding

practices van de moeder en de invloed er van op de gewichtstoename en het obesogene

eetgedrag van het kind, gebruik gemaakt van maar liefst 5 verschillende vragenlijsten

om de voedingsopvoeding na te gaan. Een van deze 5 was de Child Feeding

Questionnaire, een vragenlijst die volgens een review van Faith et al. (2004) het meest

gebruikt werd om de voedingsstrategieën van ouders na te gaan. Het gebruik van

verschillende methoden levert bijgevolg dus ook andere resultaten en interpretaties op.

Er werden reeds studies aangehaald die de relaties tussen de voedingsopvoeding en het

eetgedrag of voedingspatroon van het kind nagaan, alsook de invloed van de algemene

opvoeding op deze feeding practices. In de literatuur zijn meer studies terug te vinden

over de determinanten van het voedingspatroon dan over die van het eetgedrag. Ten

slotte is er ook nog het gebrek aan studies die de stabiliteit en continuïteit van het

eetgedrag nagaan. Eetgedrag zou te vergelijken zijn met stabiele persoonlijkheids-

kenmerken aangezien deze ook op vroege leeftijd ontwikkeld en beïnvloed worden.

Eetgedragingen die gerelateerd zijn aan verzadiging zouden afnemen naarmate men

ouder wordt daar waar de gedragingen die gerelateerd zijn aan externe en emotionele

cues juist toenemen met de leeftijd (Ashcroft, Semmler, Carnell, van Jaarsveld &

Wardle, 2008).

Page 36: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

29

Deel 2: Onderzoek

Page 37: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

30

1. Doelstellingen

Wereldwijd neemt het aantal mensen met overgewicht en obesitas toe. Dat kinderen met

overgewicht en obesitas ook meer kans hebben op overtollig lichaamsgewicht op latere

leeftijd, het zogenaamde tracking, is een belangrijk aangrijpingspunt voor

preventiestrategieën. Al van vroeg in de kindertijd moet aandacht geschonken worden

aan gezonde voedingsgewoontes want zowel op fysiek, sociaal als psychologisch vlak

hebben overgewicht en obesitas nefaste gevolgen en dit voor alle leeftijdscategorieën.

Uit de literatuur blijkt dat er heel wat determinanten zijn die het eetgedrag en de

voedingsgewoontes van kinderen bepalen, maar het zijn de ouders die de belangrijkste

rol spelen.

In deze masterproef zal onderzocht worden welke ouderlijke factoren er invloed hebben

op het eetgedrag en het voedingspatroon van het kind. Vooreerst zal er per meetmoment

een beschrijvende analyse gebeuren omtrent het consumptiepatroon, het maaltijdpatroon

en het eetgedrag van het kind en de voedingsgewoontes binnen de gezinnen. Daarbij

horend zal een link gelegd worden met de socio-demografische determinanten geslacht,

leeftijd en SES. Verder zal er gekeken worden naar een verband tussen het eetgedrag en

het consumptiepatroon en tussen het maaltijd- en consumptiepatroon van het kind.

Vervolgens zal de analyse van de gezinsinvloeden beschreven worden. Voor het

consumptiepatroon van het kind wordt er gekeken naar de invloed van het

consumptiepatroon en het maaltijdpatroon van de ouder, de voedingsopvoeding en de

gewoontes binnen het gezin. Voor het eetgedrag van het kind wordt er naar verbanden

gezocht met de voedingsopvoeding, de impulsiviteit en periodes van binge eating van

de ouders. Het maaltijdpatroon van het kind wordt tenslotte in verband gebracht met

het maaltijdpatroon van de ouders. Als laatste zal er ook nog gekeken worden naar

longitudinale verbanden. De analyses worden opgesplitst in resultaten voor Europa en

resultaten voor België.

In de literatuur zijn reeds onderzoeken te vinden over voorgaand aangehaalde

verbanden en het doel van deze masterproef is dan ook deze resultaten te bevestigen, te

corrigeren en aan te vullen met een Belgische en Europese sample. Aanvulling van dit

onderzoek ligt ook in de longitudinale analyses die m.a.w. nagaan of de invloed van

ouders verandert naarmate het kind ouder wordt.

Page 38: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

31

2. Methodologie

2.1. Onderzoekspopulatie en -design

De IDEFICS studie (Identification and prevention of Dietary- and lifestyle-induced

health EFfects In Children and infantS) is een groot Europees project waaraan 17 000

kinderen deelnamen tussen de 2 en 8 jaar (start van de studie). Het onderzoek werd

gestart in september 2006 en duurde tot februari 2012. In 8 landen werd er onderzoek

gedaan naar het voedingspatroon, de lichaamssamenstelling, de sociale

leefomstandigheden en het gezondheidsgedrag van kinderen. Oorspronkelijk had het

IDEFICS-project 2 doelstellingen. Men wou de risicofactoren die aan de basis van

overgewicht en obesitas liggen nagaan en ten tweede wou men een

gemeenschapsgerichte interventie implementeren en evalueren. Het vervolgproject van

de IDEFICS studie is de I.Family studie. De kinderen uit de eerste studie werden

opnieuw onderzocht maar deze keer werd er ook gevraagd of ouders en/of broers en

zussen wouden meewerken aan dit project. In Vlaanderen zijn het de gemeenten Aalter

(controlegroep) en Geraardsbergen (interventiegroep) die meedoen aan de studie

(Ahrens et al., 2006).

Het IDEFICS-project en de I.Family studie vormen samen een longitudinale studie.

Cross-sectioneel onderzoek zal voor verschillende meetmomenten uitgevoerd worden,

longitudinaal onderzoek gebeurt over de verschillende meetmomenten heen. waar de

nodige gegevens beschikbaar zijn.

België

De Belgische cohorte kinderen bestaat uit 755 participanten tussen 4 en 13 jaar. Aan de

postmeting (T1) namen 752 kinderen deel, op T2 bestond de groep uit 455 kinderen, in

2012 (T3) waren er 330 deelnemers en bij de I.Family studie (T4) bestond de groep uit

271 kinderen die onderzocht werden. In totaal zijn er 220 deelnemers die deelnamen aan

de 4 metingen, 326 kinderen namen deel aan 3 metingen (T1, T2 en T3). Op T1 was er

van 676 ouders een beperkt aantal gegevens beschikbaar omtrent het consumptie-

patroon. Op T4 vulden 117 ouders de hele FFQ in, 205 ouders vulden de CFQ in.

Page 39: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

32

Europa

In Europa deden met de baselinemeting 16 225 kinderen mee, in 2010 bestond de

sample uit 11 038 kinderen. Op T4 deden er 2384 kinderen mee en ook 1431 ouders

stelden gegevens omtrent het consumptiepatroon beschikbaar. Daarbij is er ook van 946

ouders data over het maaltijdpatroon. Enkel voor T0 en T1 was er longitudinaal

onderzoek mogelijk aangezien de gegevens uit 2013 (T4) niet gekoppeld konden

worden aan de data uit 2008 en 2010.

Tabel 2 geeft een overzicht van de beschikbare data voor België en Europa alsook het

aantal deelnemers per meting.

Tabel 2: onderzoeksdesign IDEFICS en I.Family studie: overzicht beschikbare data

België Europa

2010

n=752

2011

n=455

2012

n=330

2013

n=271

2008

n=16 225

2010

n=11 038

2013

n=2384

NVE kind 438 324 172

FFQ kind 579 412 320 102 14 305 9402 2335

Maaltijdpatroon kind 2310

FFQ ouder 676 117 1431

CFQ 205

Maaltijdpatroon ouder 946

2.2. Socio-demografische gegevens

De SES van de ouders werd in dit werk bepaald door de opleiding aan de hand van de

International Standard Classification of Education (ISCED). De hoogste opleiding

binnen het gezin werd gebruikt als referentie. Een hoge SES stond gelijk aan een hoger

diploma dan dat van het middelbaar onderwijs. Het ISCED level was niet beschikbaar

op T4 in de Europese sample. Lengte werd aan de hand van de stadiometer gemeten.

Met een elektronische weegschaal (Tanita) werd het gewicht gemeten waardoor het

lichaamsvetpercentage wordt berekend. Lengte en gewicht werden dan gebruikt om de

BMI van de kinderen te berekenen om deze vervolgens aan de hand van de z-scores

volgens Cole in te delen in 4 categorieën: ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht

en obesitas.

Page 40: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

33

2.3. Consumptie- en maaltijdpatroon

Het consumptiepatroon van het kind werd nagegaan door middel van de CEHQ-FFQ

(Children's Eating Habits Questionnaire-Food Frequency Questionaire) die door de

ouders werd ingevuld. Het FFQ-deel van de vragenlijst telt 43 items die

voedingsmiddelen oplijsten. De frequentie wordt nagegaan door 6

antwoordmogelijkheden die gaan van 'nooit/minder dan 1 keer per week' tot '4 of meer

keer per week'. Deze categorieën werden gehercodeerd naar consumptiefrequentie per

week, reikend van 0 tot 30 keer. Om het consumptiepatroon na te gaan wordt er in deze

masterproef gebruik gemaakt van 7 voedingsindexen die verschillende items optellen:

'fruit' (vers fruit/fruitsap zonder toegevoegde suiker), 'groenten' (gekookte groenten,

aardappelen en bonen; rauwe groenten), 'water' (leidingwater, plat/bruisend water),

'frisdrank' (koolzuurhoudende dranken gezoet met suiker; koolzuurhoudende dranken

zonder suiker), 'snacks' (chocolade en candy bars; snoep; koeken en cake; ijs; chips;

hartige snacks), 'zoete voedingsmiddelen' (gezoete dranken; zoet beleg; zoete

ontbijtgranen; zoete snacks; zoete melkproducten) en 'vette voedingsmiddelen'

(gefrituurde aardappelen; vet beleg; vette zuivel; sauzen; kaas; vette vleesbereidingen;

boter; vette snacks). Uit onderzoek blijkt dat de FFQ reproduceerbare schattingen

weergeeft van de frequentie van de 43 voedingsmiddelen (r = 0,32-0,76) (Lanfer et al.,

2011). In dit werk zullen fruit, groenten en water als de gezonde voedingsmiddelen

aanzien worden, de andere 4 categorieën behoren tot de ongezonde groep. In België

werd voor de longitudinale analyse de ouderlijke fruit-, groente-, water- en

frisdrankconsumptie gecodeerd naar dagelijks of meer (1) en minder dan dagelijks (0)

om zo de evolutie tussen kinderen van ouders met een gezond en ongezond eetpatroon

te vergelijken. Voor het maaltijdpatroon werd zowel voor kinderen als ouders het

dagelijks ontbijten en het dagelijks samen dineren als 1 gecodeerd, alle frequenties

minder dan dagelijks kregen de waarde 0 toegemeten.

Page 41: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

34

2.4. Eetgedrag

De NVE (Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag) of DEBQ (Dutch Eating Behaviour

Questionnaire) is een vragenlijst om het type eetgedrag na te gaan. Er zijn 33 items met

telkens 5 antwoordcategorieën (nooit=1/bijna nooit=2/soms=3/vaak=4/zeer vaak=5). Er

zijn 3 subschalen waaronder de lijnschaal, de schaal voor emotioneel eetgedrag en de

schaal voor extern eetgedrag. De interne consistentie van de schaal voor extern

eetgedrag werd als redelijk bevonden (0.79 tot 0.85), de schaal voor emotioneel

eetgedrag en de lijnschaal werden als goed tot zeer goed bevonden (0.82 tot 0.95) (van

Strien, 2005). In deze studie zijn het de kinderen zelf die de vragenlijst ingevuld

hebben.

2.5. Voedingsopvoeding

De Child Feeding Questionnaire (CFQ) is een vragenlijst die de attituden, opvattingen

en het gedrag van de ouders nagaat met betrekking tot de voeding van het kind. De

bedoeling is om de mate van de ouderlijke controle na te gaan. Meer controle wordt

verondersteld naarmate meer bezorgdheid over de ontwikkeling, de gezondheid, het

gewicht en het uiterlijk van het kind. Ouders die veel controle uitoefenen gaan er van uit

dat het kind niet in staat is zelf zijn voedingsgewoontes onder controle te houden (Birch

et al., 2001; Nederlands Jeugd Instituut, n.d.). De CFQ bestaat uit 31 items met telkens

5 antwoordmogelijkheden die variëren naargelang de subschaal. In de CFQ worden 7

domeinen van feeding practices bevraagd die onderverdeeld zijn in 2 categorieën. De

eerste categorie meet de ouderlijke zorgen en percepties rond obesitas bij hun kind (4

subschalen) en de tweede categorie meet de attitudes en vaardigheden (3 subschalen:

monitoring, druk om te eten en restrictie). De interne consistentie van alle subschalen

ligt hoger dan 0.70 (Faith, Scanlon, Birch, Francis & Sherry, 2004). In dit werk worden

enkel de subschalen druk, restrictie en monitoring gebruikt.

2.6. Gezondheidsbewustzijn en toegang tot voedingsmiddelen

Op T0 en T1 werd er in de Europese sample gebruik gemaakt van 5 gezinsvariabelen.

Op de vraag of er frisdrank beschikbaar was tijdens het eten konden de ouders

antwoorden met ‘altijd of vaak’ en ‘zelden of nooit’. Deze werden respectievelijk als 1

en 0 gehercodeerd. Voor de variabelen i.v.m. het betrekken van de kinderen bij het

Page 42: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

35

koken, het gebruik van kant en klare maaltijden en het vergelijken van voedingslabels

waren er telkens 5 antwoordmogelijkheden (1=niet akkoord, 2=gemiddeld mee oneens,

3=niet zeker, 4=gemiddeld mee eens, 5=akkoord). Deze antwoordmogelijkheden

werden gehercodeerd naar 0 (1, 2 & 3) en 1 (4&5). Tenslotte konden de ouders voor de

vraag over het samen aan tafel eten kiezen uit 5 antwoorden (1=nooit, 2=zelden,

3=soms, 4=vaak, 5=altijd). Deze antwoorden werden gehercodeerd zoals de vorige

variabelen.

2.7. Impulsiviteit en binge eating

In 2013 (T4) was er voor België informatie over de ouderlijke impulsiviteit en het al

dan niet doorgemaakt hebben van periodes van binge eating. De impulsiviteit van de

ouders werd nagegaan aan de hand van 12 vragen met 4 antwoordmogelijkheden

(1=helemaal mee eens, 2=meer eens dan oneens, 3=meer oneens dan eens en 4=volledig

oneens). De scores werden opgeteld en als continue variabele meegenomen in de

analyses. Op de vraag of de ouder ooit perioden van eetbuien had gehad kon met 'ja' en

'neen' geantwoord worden.

2.8. Data-analyse

De gegevensverwerking werd gedaan met behulp van SPSS Satistics, versie 21.

Verbanden en predictoren zijn significant bij p < 0,05. Aangezien er een grote Europese

sample is en er veel analyses worden uitgevoerd, zullen er geen trends besproken

worden. Eerst werd de normaliteit van de analyses nagegaan a.d.h.v. een QQ-plot en een

histogram met Gaussiaanse curve. Bij het consumptiepatroon was geen enkele van de

voedingsindexen normaal verdeeld. Na een logtransformatie waren de snackconsumptie

en de consumptie van zoete en vette voedingsmiddelen wel normaal verdeeld. Voor

fruit, groenten, water en frisdrank worden non-parametrische testen gebruikt in de

beschrijvende analyses. Regressies en longitudinale analyses gebeurden parametrisch

aangezien de residuen normaal verdeeld zijn. Het emotioneel eetgedrag is voorts de

enige variabele die na een logtransformatie niet normaal verdeeld bleef. Ook hier

werden bij de univariate analyses non-parametrische toetsen gebruikt.

Page 43: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

36

In de beschrijvende analyses werden Pearson-correlaties (r) en Spearman-correlaties

uitgevoerd (rs). Verder werden er ook Independent-Samples T-testen en Mann-Whitney

U testen gedaan. Om het verschil tussen 2 groepen te verduidelijken wordt er gebruik

gemaakt van pijltjes (↑ en ↓). Enkel voor de SES-groepen dient verduidelijkt te worden

dat de pijl wijst op wat de lage SES-groep doet t.o.v. de hoge SES-groep.

Voor de regressieanalyses van het consumptiepatroon werd er gebruik gemaakt van

meervoudige lineaire regressie. Variabelen werden stapsgewijs ingevoerd (adhv

blokken): het eerste blok bestaat uit de basisconfounders, daarna volgde dezelfde

voedingscategorie, het derde blok waren de overige voedingsindexen en het laatste blok

bevat de feeding practices. De grijs gekleurde vakjes zijn de waarden die horen bij de

regressie tussen dezelfde categorie bij ouder en kind. Tenslotte werd er ook nog een

logistische regressie uitgevoerd. Door het gebruik van een 95% betrouwbaar-

heidsinterval (BI) wordt de significantie bepaald. Als 1 niet in het BI ligt, wordt dit als

significant beschouwd. Voor de Europese sample werd er ook een analyse uitgevoerd

met de interactie tussen de leeftijd van het kind het consumptiepatroon van de ouder.

Wat betreft de longitudinale analyses was er niet altijd voldoende informatie

beschikbaar om deze uitgebreid uit te voeren. Voor Europa kon er gekeken worden naar

de evolutie in het consumptiepatroon van het kind en de invloed van de 5

gezinsvariabelen op deze evolutie. Aangezien er enkel informatie van de ouders

beschikbaar was op T4 en deze gegevens niet gekoppeld konden worden aan T0 of T1

was de longitudinale analyse voor Europa dus eerder beperkt. Voor België kon de

evolutie in het consumptiepatroon wel vergeleken worden voor het consumptiepatroon

van de ouder en dit voor de fruit-, groente-, water en frisdrankconsumptie. Ook de

longitudinale verandering van het eetgedrag wordt nagegaan voor de Belgische sample

maar door gebrek aan verdere gegevens gebeurt dit niet uitgebreid.

Page 44: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

37

3. Resultaten Europa

3.1. Cross-sectioneel onderzoek T0

3.1.1. Beschrijving van de participanten

In 2008 deden er in de Europese sample 16 225 kinderen mee, waarvan 50,9% meisjes

(n=8263). Het oudste kind was 9,9 jaar en jongste kind was 2 jaar. De gemiddelde

leeftijd bedroeg 6,0 jaar (SD=1,79). Tot de lage SES-groep behoorden 6830 kinderen

(42,1%). In de categorie ondergewicht zaten 1433 kinderen (10,9%), de grootste groep

had een normaal gewicht (69,5%), 2060 kinderen (12,7%) had overgewicht en 1128

werd als obees bevonden (7,0%). Bij 86,8% van de kinderen was het de moeder die de

vragenlijst invulde. Tabel 3 geeft een overzicht per land.

Tabel 3: Aantal kinderen en proportie met overgewicht en obesitas per land (EU-T0)

Italië Estland Cyprus België Zweden Duitsland Hongarije Spanje

N 2250 1719 2380 1926 1809 2065 2569 1507

Overgewicht 22,5% 10,4% 14,5% 6,4% 8,8% 11,5% 11,2% 14,8%

Obesitas 19,5% 4,0% 8,9% 2,3% 2,0% 4,5% 5,8% 5,8%

3.1.2. Consumptiepatroon van het kind

De 7 categorieën van de FFQ zijn weergegeven in tabel 4, genoteerd als gemiddeld

aantal porties per week, met de standaarddeviatie tussen haakjes. Er werd nagegaan of

er een verschil is in consumptiepatroon tussen de geslachten en de SES-groepen alsook

het verband met de leeftijd werd geanalyseerd. Jongens eten significant meer zoete en

vette voedingsmiddelen en significant minder groenten en fruit dan meisjes. Ook

drinken jongens significant meer frisdrank dan meisjes. Wat betreft de SES-groepen is

het verschil in gemiddeld aantal porties per week voor elke categorie significant,

behalve voor de consumptie van vette voedingsmiddelen. Kinderen van ouders met een

lage SES eten minder groenten en fruit en meer snacks en zoete voedingsmiddelen. Ze

drinken ook significant meer water en frisdrank dan kinderen van ouders met een hoge

SES. Voor de fruitconsumptie zien we een significant negatief verband met de leeftijd

en voor de frisdrank- en suikerconsumptie vinden we een significant positief verband.

Hoe ouder, hoe meer frisdrank en zoete voedingsmiddelen de kinderen consumeren.

Page 45: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

38

Tabel 4: KIND - Gemiddeld aantal porties per week in vergelijking naar geslacht, SES-groep en leeftijd (EU-T0)

Totale

populatie

Mean (SD)

Meisjes

Mean (SD)

Jongens

Mean (SD)

Verschil tussen

geslachten (p) °

Verschil tussen

SES-groepen (p) °

Correlatie met

leeftijd

p r/rs

Fruit 7,73 (6,00) 7,81 (5,94) 7,65 (6,06) 0,025* <0,001* ↓ <0,001* -0,059

Groenten 8,41 (6,36) 8,59 (6,40) 8,23 (6,32) <0,001* <0,001* ↓ 0,332 -0,008

Water 21,40 (10,39) 21,50 (10,25) 21,31 (10,52) 0,576 <0,001* ↑ 0,123 -0,013

Frisdrank 3,29 (6,87) 3,16 (6,80) 3,42 (6,93) <0,001* <0,001* ↑ <0,001* 0,090

Snacks 10,00 (8,76) 9,85 (8,43) 10,14 (9,06) 0,130 <0,001* ↑ 0,183 0,011

Zoete voedingsmiddelen 32,02 (20,28) 31,19 (19,49) 32,82 (20,99) <0,001* <0,001* ↑ 0,003* 0,024

Vette voedingsmiddelen 29,83 (19,18) 29,38 (18,96) 30,25 (19,38) 0,021* 0,234 0,803 0,002

* Significantie

° Independent sample T-test voor snacks, zoet en vet / Mann Whitney U test voor fruit, groenten, water en frisdrank

Page 46: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

39

3.1.3. Gezingerelateerde predictoren van het consumptiepatroon van het kind

Op T0 maken we gebruik van 5 variabelen om de gewoontes in het gezin in verband te

brengen met het consumptiepatroon van het kind. In 21,8% van de gezinnen is er tijdens

de maaltijden vaak of altijd frisdrank beschikbaar en kant-en-klare maaltijden worden in

8,8% van de gezinnen frequent gebruikt. Bij 60,7% van de gezinnen helpen de kinderen

regelmatig bij het koken en 86,0% van de ouders geeft aan dat ze bijna altijd bij het kind

zitten wanneer er gegeten wordt. Tenslotte geeft bijna de helft (49,7%) van de ouders

aan geregeld etiketten van voedingsmiddelen te vergelijken om zo de meest voedzame

keuze te maken.

In tabel 5 wordt een overzicht gegeven van de invloed van de gezinsvariabelen op het

consumptiepatroon van het kind. Enkel voor de invloed van kinderen die mee koken op

de vetconsumptie en de invloed van het samen eten op de water-, frisdrank- en

vetconsumptie, zien we geen significante verschillen. Kinderen die tijdens de maaltijden

frisdrank ter beschikken hebben, consumeren significant minder fruit, groenten en water

en significant meer frisdrank, snacks, zoete en vette voedingsmiddelen. Dit geldt ook

voor kinderen van gezinnen waar vaak kant-en-klare maaltijden gebruikt worden en

waarvan de ouders zelden voedingslabels vergelijken. Bij kinderen die niet vaak helpen

bij het bereiden van de maaltijden vinden we dezelfde resultaten (behalve voor de vette

voedingsmiddelen). Tenslotte eten kinderen die samen met de ouder(s) aan tafel zitten

significant meer groenten en fruit en minder snacks en zoete voedingsmiddelen.

Gezonde gewoontes in het gezin komen overeen met het consumeren van gezonde

voedingsmiddelen en omgekeerd.

Page 47: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

40

Tabel 5: Gezingerelateerde predictoren van het consumptiepatroon van het kind (EU-T0)

Fruit (p) Groenten

(p) Water (p)

Frisdrank

(p) Snacks (p) Zoet (p) Vet (p)

Frisdrank

beschikbaar <0,001* ↓ 0,039* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↑ <0,001* ↑ <0,001* ↑ <0,001* ↑

Gebruik kant-en-

klare maaltijden <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↑ <0,001* ↑ 0,002* ↑ 0,003* ↑

Kinderen helpen

bij het koken <0,001* ↑ <0,001* ↑ 0,0012* ↑ 0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↓ 0,830

Labels

vergelijken <0,001* ↑ <0,001* ↑ <0,001* ↑ <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↓

Samen eten <0,001* ↑ <0,001* ↑ 0,138 0,269 <0,001* ↓ <0,001* ↓ 0,573

* Significantie

Independent sample T-test voor snacks, zoet en vet / Mann Whitney U test voor fruit, groenten, water en

frisdrank

Page 48: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

41

3.2. Cross-sectioneel onderzoek T1

3.2.1. Beschrijving van de participanten

Op T1 (2010) deden er in Europa 11 038 kinderen mee waarvan 5455 (49,4%) meisjes.

De gemiddelde leeftijd bedroeg 8,0 jaar (SD=1,79) met een minimum van 3,2 jaar en

een maximum van 11,9 jaar. Bij 40,1% van de kinderen behoorden de ouders tot de lage

SES-groep. De categorie ondergewicht telde 1095 kinderen (9,9%), er waren 7381

kinderen (66,9%) met een normaal gewicht, 1757 kinderen (15,9%) hadden overgewicht

en 805 kinderen (7,3%) hadden obesitas. Bij 84,1% van de kinderen was het de moeder

die de vragenlijst had ingevuld. In tabel 6 is het aantal participanten per land

weergegeven alsook de gegevens over overgewicht en obesitas.

Tabel 6: Aantal kinderen en proportie met overgewicht en obesitas per land (EU-T1)

Italië Estland Cyprus België Zweden Duitsland Hongarije Spanje

N 1548 1334 1743 1253 1511 1195 1247 1207

Overgewicht 28,4% 11,4% 19,8% 8,6% 10,1% 13,4% 13,2% 19,5%

Obesitas 22,2% 4,6% 10,0% 1,8% 1,8% 3,7% 5,5% 5,2%

3.2.2. Consumptiepatroon van het kind

Het gemiddeld aantal porties per week voor T1 is terug te vinden in tabel 7. Deze

gemiddelden worden weergegeven voor de hele populatie alsook voor jongens en

meisjes en vergeleken voor geslacht, SES en leeftijd. Daaruit blijkt dat meisjes

significant meer fruit en groenten eten en significant minder snacks en zoete

voedingsmiddelen. Jongens drinken significant meer frisdrank dan meisjes. Behalve

voor de snacks zijn de verschillen tussen kinderen van ouders met een hoge en een lage

SES allemaal significant. Kinderen is de lage SES groep eten significant minder fruit,

groenten en vette voedingsmiddelen en ze consumeren significant meer water, frisdrank

en zoete voedingsmiddelen. Kinderen van ouders met een hoge SES eten significant

minder snacks en zoete voedingsmiddelen dan kinderen van ouders met een lage SES.

De fruit- en groente-inname tonen een significant negatief verband met de leeftijd. De

consumptie van frisdrank en zoete en vette voedingsmiddelen tonen daarentegen een

significant positief verband met de leeftijd.

Page 49: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

42

Tabel 7: KIND - Gemiddeld aantal porties per week in vergelijking naar geslacht, SES-groep en leeftijd (EU-T1)

Totale

populatie

Mean (SD)

Meisjes

Mean (SD)

Jongens

Mean (SD)

Verschil tussen

geslachten (p) °

Verschil tussen

SES-groepen (p) °

Correlatie met

leeftijd

p r/rs

Fruit 7,89 (6,16) 8,06 (6,22) 4,71 (6,11) 0,002* <0,001* ↓ <0,001* -0,056

Groenten 8,00 (6,74) 8,87 (7,02) 8,18 (6,35) <0,001* <0,001* ↓ 0,036* -0,021

Water 21,89 (9,97) 21,92 (9,89) 21,85 (10,05) 0,994 <0,001* ↑ 0,984 0,001

Frisdrank 2,68 (5,60) 2,50 (5,45) 2,86 (5,74) <0,001* <0,001* ↑ <0,001* 0,098

Snacks 8,79 (8,01) 8,64 (7,95) 8,95 (8,07) 0,044* 0,965 0,153 0,014

Zoete voedingsmiddelen 28,35 (18,48) 27,46 (17,97) 29,24 (18,93) <0,001* <0,001* ↑ <0,001* 0,049

Vette voedingsmiddelen 27,47 (18,34) 27,33 (18,75) 27,62 (17,92) 0,239 <0,001* ↓ 0,003* 0,029

* Significantie

° Independent sample T-test voor snacks, zoet en vet / Mann Whitney U test voor fruit, groenten, water en frisdrank

Page 50: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

43

3.2.3. Gezingerelateerde predictoren van het consumptiepatroon van het kind

Net zoals bij de metingen in 2008 maken we op T1 gebruik van 5 variabelen om na te

gaan wat de invloed is van de gewoontes in het gezin op het consumptiepatroon van het

kind. In 17,7% van de gezinnen is er bijna altijd frisdrank beschikbaar tijdens de

maaltijden en in 7,4% van de gezinnen wordt er regelmatig gebruik gemaakt van kant-

en-klare maaltijden. De kinderen helpen geregeld bij het bereiden van de maaltijden in

64,0% van de gezinnen en bijna de helft van de ouders (49,5%) vergelijkt vaak de

voedingslabels op producten. Tenslotte geeft 84,2% van de ouders aan bijna altijd bij

het kind te zitten wanneer er gegeten wordt.

In tabel 8 is een overzicht gegeven van de invloed van deze gewoontes op het

consumptiepatroon van het kind. In gezinnen waar er frisdrank beschikbaar is of waar er

vaak kant-en-klare maaltijden gebruikt worden of waar de ouders geen

voedingsetiketten vergelijken, consumeren de kinderen significant minder fruit,

groenten en water en significant meer frisdrank, snacks en zoete en vette

voedingsmiddelen. In gezinnen waar de kinderen niet betrokken worden bij de bereiding

van de maaltijden zien we dezelfde bevindingen behalve voor de vette

voedingsmiddelen, waar er geen significant verschil gevonden werd. Tenslotte zien we

bij kinderen die een ouder bij zich hebben tijdens het eten dat deze significant meer fruit

en groenten eten en significant minder frisdrank, snacks en zoete voedingsmiddelen

consumeren.

Page 51: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

44

Tabel 8: Gezingerelateerde predictoren van het consumptiepatroon van het kind (EU-T1)

Fruit (p) Groenten (p) Water (p) Frisdrank (p) Snacks (p) Zoet (p) Vet (p)

Frisdrank

beschikbaar <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↑ <0,001* ↑ <0,001* ↑ <0,001* ↑

Gebruik kant-en-

klare maaltijden <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↑ <0,001* ↑ <0,001* ↑ <0,001* ↑

Kinderen helpen

bij het koken <0,001* ↑ <0,001* ↑ <0,001* ↑ <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↓ 0,913

Labels vergelijken <0,001* ↑ 0,004* ↑ <0,001* ↑ <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↓

Samen eten <0,001* ↑ <0,001* ↑ 0,906 0,033* ↓ 0,009* ↓ <0,001* ↓ 0,725

* Significantie

Independent sample T-test voor snacks, zoet en vet / Mann Whitney U test voor fruit, groenten, water en

frisdrank

Page 52: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

45

3.3. Cross-sectioneel onderzoek T4

3.3.1. Beschrijving van de participanten

In Europa deden er 2384 kinderen mee met de I.Family studie, waarvan 49,3% meisjes.

De gemiddelde leeftijd bedroeg 9,1 jaar (SD=2,2) met een minimum van 0,9 jaar en een

maximumleeftijd van 14,7 jaar. In de categorie ondergewicht zat 10,8% van de

kinderen, de meerderheid van de kinderen had een normaal gewicht (69,8%),

overgewicht werd bij 14,9% van de kinderen vastgesteld en 4,5% had obesitas. Bij

85,4% van de kinderen was het de moeder die de vragenlijst had ingevuld. Voor 2013

zijn er geen SES gegevens beschikbaar. In tabel 9 is het aantal deelnemers per land

weergegeven alsook de gegevens van overgewicht en obesitas.

Tabel 9: Aantal kinderen en proportie met overgewicht en obesitas per land (EU-T4)

Italië Estland Cyprus België Zweden Duitsland Hongarije Spanje

N 89 190 637 191 340 387 358 192

Overgewicht 34,5% 14,7% 16,7% 7,1% 9,7% 15,4% 16,8% 18,2%

Obesitas 24,1% 2,6% 13,3% 2,2% 1,8% 4,4% 4,2% 2,7%

3.3.2. Consumptiepatroon en maaltijdpatroon van het kind

In tabel 10 zijn het gemiddeld aantal porties per week terug te vinden van de 7

categorieën van de FFQ. Naast de cijfers voor de hele populatie is er ook een

onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes en voor het geslacht de leeftijd is dan

ook het verschil nagegaan. Meisjes eten significant meer groenten en consumeren

significant minder zoete voedingsmiddelen en frisdrank dan jongens. Wat betreft de

fruitconsumptie zien we een significant negatief verband met de leeftijd en voor de

frisdrankconsumptie zien we een significant positief verband.

Een vijfde (20,1%) van de kinderen neemt niet elke dag een ontbijt. Deze kinderen eten

significant minder fruit en groenten en meer snacks. Bij 18,0% van de participanten

dineert het kind niet elke dag met één van of beide ouders. Kinderen die wel elke dag

met hun ouders dineren eten significant meer fruit en groenten. Deze kinderen drinken

ook significant meer water en frisdrank. De gegevens zijn terug te vinden in tabel 11.

Page 53: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

46

Tabel 10: KIND - Gemiddeld aantal porties per week in vergelijking naar geslacht en

gecorreleerd met de leeftijd (EU-T4)

Totale

populatie

Mean (SD)

Meisjes

Mean (SD)

Jongens

Mean (SD)

Verschil tussen

geslachten (p) °

Correlatie met

leeftijd

p r/rs

Fruit 6,85 (5,92) 6,90 (5,88) 6,81 (5,96) 0,430 <0,001* -0,097

Groenten 10,85 (7,74) 11,60 (8,62) 10,13 (6,70) <0,001* 0,487 0,014

Water 22,35 (9,70) 22,64 (9,66) 22,08 (9,74) 0,121 0,115 -0,033

Frisdrank 2,10 (5,08) 2,01 (5,43) 2,19 (4,71) <0,001* <0,001* 0,133

Snacks 10,38 (9,66) 10,25 (10,00) 10,53 (9,33) 0,238 0,051 -0,040

Zoete voedingsmiddelen 27,91 (19,74) 27,28 (20,07) 28,60 (19,42) 0,049* 0,351 -0,019

Vette voedingsmiddelen 31,11 (21,40) 30,65 (22,49) 31,55 (20,33) 0,068 0,785 -0,006

* Significantie

° Independent sample T-test voor snacks, zoet en vet / Mann Whitney U test voor fruit, groenten, water en

frisdrank

Tabel 11: KIND - Consumptie in vergelijking naar maaltijdpatroon (EU-T4)

Dagelijks ontbijt (p) Samen aan tafel (p)

Fruit <0,001* ↑ 0,002* ↑

Groenten <0,001* ↑ 0,001* ↑

Water 0,051 0,001* ↑

Frisdrank 0,309 0,050

Snacks <0,001* ↓ 0,564

Zoete voedingsmiddelen 0,895 0,158

Vette voedingsmiddelen 0,651 0,081

* Significantie

Independent sample T-test voor snacks, zoet en vet / Mann Whitney U test voor fruit,

groenten, water en frisdrank

Page 54: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

47

3.3.3. Gezingerelateerde predictoren van het consumptiepatroon van het kind

Het gemiddeld aantal porties per week van de ouders van de 7 voedingsindexen van de

FFQ zijn weergegeven in tabel 12. In deze tabel is ook de correlatie tussen het

consumptiepatroon van het kind en dat van de ouder terug te vinden. Voor alle 7

categorieën werd er een positief verband gevonden tussen ouders en kinderen.

Tabel 12: OUDERS - Gemiddeld aantal porties per week en correlatie met FFQ kind (EU)

Totale populatie Correlatie met FFQ-kind

Mean (SD) p r/rs

Fruit 6,96 (6,59) <0,001* 0,451

Groenten 13,64 (7,45) <0,001* 0,435

Water 24,19 (8,94) <0,001* 0,378

Frisdrank 3,16 (6,85) <0,001* 0,353

Snacks 7,13 (7,33) <0,001* 0,354

Zoete voedingsmiddelen 16,92 (15,41) <0,001* 0,355

Vette voedingsmiddelen 26,74 (16,75) <0,001* 0,417

* Significantie

Met behulp van een meervoudige lineaire regressie (tabel 13 en 14) is er nagegaan

welke factoren mogelijks significante predictoren zijn voor het consumptiepatroon van

het kind. Geslacht en leeftijd van het kind (basisconfounders), de 7 categorieën van de

FFQ van de ouders en het maaltijdpatroon in het gezin zijn als mogelijke predictoren in

de analyse gestoken. Het geslacht is een significante predictor voor de groente-,

frisdrank- en suikerconsumptie. Meisjes hebben meer kans om veel fruit te eten en

jongens hebben meer kans om frisdrank te drinken en zoete voedingsmiddelen te

consumeren. De leeftijd is een significante predictor voor de fruit-, water- en

frisdrankconsumptie. Hoe ouder het kind hoe minder fruit en water en hoe meer

frisdrank het consumeert. De verklaarde variantie door deze basisconfounders

schommelt tussen 0,1% en 0,9%. Er kan vastgesteld worden dat elke categorie van het

consumptiepatroon van de ouder een significante predictor is voor dezelfde categorie

van het consumptiepatroon van het kind. Voor alle voedingsvoedingsindexen zien we

een positieve relatie met een verandering in verklaarde variantie tussen 13,5% en 23,8%

t.o.v. de basisconfounders.

Page 55: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

48

Voor de fruitconsumptie van het kind is ook de suikerinname van de ouder een

significante predictor. Voor het eten van zoete voedingsmiddelen vinden we een

negatief verband. De fruit- en vetconsumptie van de ouder zijn significante predictoren

voor de waterconsumptie van het kind. Hoe meer fruit de ouders consumeren, hoe meer

water de kinderen drinken. Hoe meer vette voedingsmiddelen ouders eten, hoe minder

water kinderen drinken. Bij frisdrank vinden we het tegenovergestelde. Daar is de

vetconsumptie ook een significante predictor maar hier vinden we een positief verband.

Voorts zijn ook de groente- en waterconsumptie significante voorspellers, zij tonen een

negatief verband met de frisdrankconsumptie van het kind. Wat betreft het eten van

snacks zijn de groente-, water- en vetinname van ouders significante predictoren. De

groenteconsumptie toont een negatief verband. Kinderen van ouders die veel water en

vette voedingsmiddelen consumeren eten meer snacks. Vervolgens voorspellen de

groente-, frisdrank en vetconsumptie van de ouders de suikerinname van het kind. Hoe

meer groenten de ouders eten en hoe minden frisdrank en vette voedingsmiddelen ze

consumeren, hoe minder zoetigheden de kinderen zullen eten. Tenslotte voorspelt de

groente- en waterinname van de ouders de vetconsumptie van het kind. Het eten van

groenten toont een negatief verband, voor water vinden we een positief verband. De

verandering in verklaarde variantie voor alle andere categorieën t.o.v. de

basisconfounders en dezelfde categorie ligt tussen 0,4% en 2,9%. Wanneer we de

regressieanalyse opnieuw doen met de interactie tussen de leeftijd van het kind en het

consumptiepatroon van de ouder krijgen we ander uitkomsten. Voor de

groenteconsumptie zien we dat de ouderlijke suikerinname een significante predictor is

met een negatief verband. Voor de waterconsumptie is het drinken van frisdrank door de

ouder een significante voorspeller. Hoe meer frisdrank de ouder consumeert, hoe

minder water het kind drinkt. Tenslotte eten kinderen meer snacks naarmate de ouders

minder snacks en fruit eten. Voor de fruit-, frisdrank en vetconsumptie werden er geen

significante voorspellers gevonden in de categorieën van de ouderlijke consumptie.

Het dagelijks ontbijt van de ouder is een significante voorspeller voor de groente- en

waterconsumptie van het kind. Kinderen van ouders die dagelijks ontbijten eten meer

groenten, kinderen van ouders die niet dagelijks ontbijten drinken meer water. Het

ontbijt van het kind is een significante voorspeller voor de fruit- en waterconsumptie.

Kinderen die elke dag ontbijten eten meer fruit, kinderen die niet elke dag ontbijten

Page 56: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

49

drinken meer water. Tot slot is er nog het samen dineren, wat een significante predictor

is voor de groente- en waterconsumptie. Bij beide zien we een positieve invloed van het

samen aan tafel eten. De verandering in verklaarde variantie door het maaltijdpatroon

ligt tussen 0,1% en 1,4%.

Tabel 13: Meervoudige lineaire regressie met consumptiepatroon van het kind als

afhankelijke variabele (deel a) (EU-T4)1

Fruit Groenten Water Frisdrank

p Beta p Beta p Beta p Beta

Geslacht 0,517 0,018 0,001* 0,092 0,180 0,038 0,049* -0,055

Leeftijd 0,001* -0,092 0,601 -0,015 0,006* -0,077 0,001* 0,089

Adjusted R² 0,007 0,007 0,006 0,009

Fruit <0,001* 0,457 0,608 -0,015 0,004* 0,081 0,670 0,012

Groenten 0,050 0,053 <0,001* 0,393 0,641 -0,013 0,001* -0,093

Water 0,350 0,024 0,854 0,005 <0,001* 0,397 0,006* -0,072

Frisdrank 0,303 -0,027 0,624 -0,013 0,374 -0,024 <0,001* 0,408

Snacks 0,133 0,052 0,747 0,012 0,126 0,054 0,557 -0,021

Zoete

voedingsmiddelen <0,001* -0,122 0,951 -0,002 0,067 -0,064 0,736 -0,012

Vette

voedingsmiddelen 0,081 0,053 0,092 0,053 <0,001* -0,112 <0,001* 0,137

Adjusted R² 0,216 0,226 0,161 0,161 0,162 0,181 0,175 0,200

R² change 0,209 0,014 0,154 0,004 0,157 0,022 0,166 0,029

Ontbijt ouder 0,387 -0,023 0,005* 0,078 0,017* -0,066 0,614 0,014

Ontbijt kind <0,001* 0,100 0,270 0,030 0,011* -0,068 0,382 0,023

Samen dineren 0,449 0,019 0,030* 0,056 0,034* 0,054 0,623 0,012

Adjusted R² 0,233 0,170 0,193 0,200

R² change 0,009 0,011 0,014 0,001

1

In de meervoudige lineaire regressie werd gewerkt met 4 blokken. Het eerste blok zijn de

basisconfounders. Daarna wordt de overeenstemmende voedingsindex van de ouder toegevoegd (grijze

vakjes) en vervolgens de andere categorieën. Tenslotte wordt het maaltijdpatroon toegevoegd. De

adjusted R² bevat dus ook steeds de vorige blokken, de R² change geeft de verandering weer door het

toegevoegde blok.

Page 57: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

50

Tabel 14: Meervoudige lineaire regressie met consumptiepatroon van het kind als

afhankelijke variabele (deel b) (EU-T4)

Snacks Zoete voedingsmidden Vette voedingsmiddelen

p Beta p Beta p Beta

Geslacht 0,154 -0,040 0,038* -0,058 0,068 -0,051

Leeftijd 0,332 -0,027 0,654 -0,013 0,623 0,014

Adjusted R² 0,001 0,002 0,001

Fruit 0,432 0,022 0,572 0,016 0,718 -0,010

Groenten 0,003* -0,082 0,003* -0,083 0,008* -0,071

Water 0,004* 0,076 0,121 0,042 0,010* 0,066

Frisdrank 0,625 0,013 0,001* 0,087 0,170 0,035

Snacks <0,001* 0,415 0,906 0,004 0,282 -0,037

Zoete

voedingsmiddelen 0,491 -0,024 <0,001* 0,368 0,927 -0,003

Vette

voedingsmiddelen <0,001* 0,124 <0,001* 0,129 <0,001* 0,488

Adjusted R² 0,172 0,187 0,137 0,159 0,239 0,245

R² change 0,172 0,018 0,135 0,026 0,238 0,009

Ontbijt ouder 0,252 0,031 0,331 -0,027 0,647 -0,012

Ontbijt kind 0,071 -0,048 0,666 0,012 0,776 -0,007

Samen dineren 0,953 0,001 0,718 0,009 0,056 0,047

Adjusted R² 0,187 0,158 0,245

R² change 0,002 0,001 0,002

Page 58: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

51

Wat betreft het maaltijdpatroon haalt 29,4% van de ouders niet de norm om dagelijks

te ontbijten. We kijken dus ook naar de invloed van het maaltijdpatroon van de ouder op

dat van het kind. Met behulp van een logistische regressie wordt het ontbijtpatroon van

de ouder en het samen dineren in verband gebracht met het ontbijtpatroon van het kind.

Het dagelijks ontbijt door de ouder is een significante voorspeller: OR= 5,78; 95%BI

[4,31 - 7,75]. Kinderen van ouders die elke dag ontbijten hebben dus 5,78 keer meer

kans om ook zelf elke dag te ontbijten. Samen dineren is geen significante voorspeller

aangezien 1 in het 95% betrouwbaarheidsinterval ligt (OR=1,28 en 95%BI=0,91-1,81).

3.4. Longitudinaal onderzoek

Aan de hand van repeated measures anova en met de gegevens op T0 en T1, wordt er

nagegaan of kinderen anders consumeren naargelang ze ouder worden alsook of er een

Page 59: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

52

verschil is tussen de geslachten wat betreft deze evolutie. In tabel 15 zijn de interactie-

effecten en de hoofdeffecten voor de tijd weergegeven voor de 7 categorieën van de

FFQ. Wat betreft de fruitconsumptie zien we een significant interactie-effect. Het aantal

wekelijkse porties stijgt voor de meisjes en daalt voor de jongens over de tijd heen.

Voor de hele populatie zien we een significante daling bij het eten van groenten, de

waterconsumptie stijgt significant naarmate de kinderen ouder worden maar er is geen

verschil tussen de geslachten voor beide categorieën. Bij zowel de snack-, suiker- en

vetconsumptie zien we een significante daling over de tijd heen.

Verder werd er ook nagegaan of de gewoontes binnen het gezin op T0 een invloed

hebben op verandering in het consumptiepatroon van het kind (tabel 16 en 17).

Kinderen uit gezinnen waar er frisdrank beschikbaar is evolueren behalve voor de

fruitconsumptie, significant anders dan gezinnen waar er geen frisdrank beschikbaar is.

Een grotere daling is merkbaar wat betreft groenten, snacks en zoete en vette

voedingsmiddelen in gezinnen met een hoge toegankelijkheid. De waterconsumptie

blijft gelijk in gezinnen waar er geen frisdrank beschikbaar is maar stijgt waar er wel

frisdrank beschikbaar is. Tenslotte stijgt het frisdrankgebruik in gezinnen met een lage

toegankelijkheid en daalt het in gezinnen met een hoge toegankelijkheid. Wat betreft het

gebruik van kant-en-klare maaltijden zien we een significant interactie-effect met het

gebruik van vette voedingsmiddelen. In gezinnen die geen kant-en-klare maaltijden

gebruiken daalt de vetconsumptie significant meer dan in gezinnen die wel vaak gebruik

maken van kant-en-klare maaltijden. Vervolgens zien we ook een significant interactie-

effect tussen het al dan niet betrekken van de kinderen bij het bereiden van de

maaltijden en de evolutie in groente-, suiker- en vetconsumptie. We zien een grotere

daling wat betreft groente- en suikerconsumptie bij kinderen die wel helpen en grotere

daling in het gebruik van vette voedingsmiddelen voor kinderen die niet helpen in de

keuken. Voor het vergelijken van voedingsetiketten is er een significant interactie-

effect met de fruitconsumptie en de vetconsumptie. Kinderen van ouders die wel

vergelijken evolueren negatief in het eten van fruit en kinderen van ouders die niet

vergelijken evolueren positief wat betreft de fruitconsumptie. De vetconsumptie daalt in

beide groepen maar is groter in de groep die wel labels vergelijkt. Tenslotte zien we een

significant interactie-effect tussen het al dan niet samen dineren en de fruit- en groente-

Page 60: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

53

inname. De fruitconsumptie daalt bij kinderen die samen met de ouders eten en stijgt bij

kinderen die alleen eten. De groenteconsumptie daalt in beide groepen maar de daling is

significant groter bij kinderen die samen met hun ouders aan tafel zitten.

Page 61: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

54

Tabel 15: KIND - Longitudinale verandering van het consumptiepatroon T0-T1 voor de hele populatie en beide geslachten (EU)

Verschil T0-T1

(p)

↑ / ↓ totale

populatie

Verschil T0-T1

meisjes (p) ↑ / ↓ meisjes

Verschil T0-T1

jongens (p) ↑ / ↓ jongens

Tijd*geslacht

(p)

Fruit (n=9067) 0,465 ↑ 0,599 ↑ 0,373 ↓ 0,022*

Groenten (n=9455) <0,001* ↓ 0,156 ↑ 0,016* ↓ 0,608

Water (n=8596) 0,016* ↑ 0,245 ↑ 0,026* ↑ 0,547

Frisdrank (n=9186) 0,278 ↓ 0,067 ↓ 0,762 ↓ 0,207

Snacks (n=9304) <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↓ 0,962

Zoete voedingsmiddelen (n=9452) <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↓ 0,848

Vette voedingsmiddelen (n=9448) <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↓ 0,093

* Significantie

Repeated Measures Anova

Page 62: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

55

Tabel 16: KIND - Longitudinale verandering van het consumptiepatroon T0-T1 voor de gezinsvariabelen (deel a) (EU)

Tijd*Frisdrank

beschikbaar

(p)

Beschikbaar Niet

beschikbaar

Tijd*Kant-

en-klaar (p)

Frequent

gebruik

Zelden

gebruik

Tijd*Kinderen

helpen (p) Helpen Helpen niet

Fruit 0,258 ↓ ↑ 0,531 ↓ ↑ 0,059 ↓ ↑

Groenten <0,001* ↓ ↓ 0,880 ↓ ↓ <0,001* ↓ ↓

Water <0,001* ↑ = 0,927 ↑ ↑ 0,665 ↑ ↑

Frisdrank <0,001* ↓ ↑ 0,356 ↓ ↓ 0,090 ↓ ↑

Snacks 0,001* ↓ ↓ 0,607 ↓ ↓ 0,466 ↓ ↓

Zoete voedingsmiddelen <0,001* ↓ ↓ 0,067 ↓ ↓ 0,044* ↓ ↓

Vette voedingsmiddelen <0,001* ↓ ↓ 0,025* ↓ ↓ <0,001* ↓ ↓

* Significantie

Repeated Measures Anova

Page 63: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

56

Tabel 17: KIND - Longitudinale verandering van het consumptiepatroon T0-T1 voor de gezinsvariabelen (deel b) (EU)

Tijd*Labels (p) Vergelijken Niet vergelijken

Tijd*Samen eten

(p) Samen aan tafel

Niet samen aan

tafel

Fruit 0,003* ↓ ↑ 0,002* ↓ ↑

Groenten 0,775 ↓ ↓ <0,001* ↓ ↓

Water 0,563 ↑ ↑ 0,078 ↑ ↓

Frisdrank 0,891 ↓ ↓ 0,201 ↓ ↑

Snacks 0,057 ↓ ↓ 0,740 ↓ ↓

Zoete voedingsmiddelen 0,929 ↓ ↓ 0,108 ↓ ↓

Vette voedingsmiddelen 0,008* ↓ ↓ 0,643 ↓ ↓

* Significantie

Repeated Measures Anova

Page 64: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

57

4. Resultaten België

4.1. Cross-sectioneel onderzoek T1

4.1.1. Beschrijving van de participanten

De populatie op T1 (n=752 kinderen) bestaat uit 374 meisjes (49,7%) en 378 jongens

(50,3%). De gemiddelde leeftijd bedraagt 7,8 jaar (SD=1,58), het jongste kind is 4,4 jaar

en het oudste kind 12,0 jaar. Bij 28,8% (n=205) van de kinderen behoren de ouders tot

de lage SES-groep. Volgens de categorisatie van Cole bevinden er zich 97 kinderen

(13,0%) in de categorie ondergewicht, 598 kinderen (80,3%) worden geclassificeerd

onder een normaal gewicht, 39 kinderen (5,2%) hebben overgewicht en 11 kinderen

(1,5%) worden als obees bevonden. In tabel 18 worden deze socio-demografische

gegevens weergegeven per geslacht.

Tabel 18: Socio-demografische gegevens per geslacht (BE-T1)

SES (laag) Overgewicht Obesitas

Totaal: n = 752 28,8% (n=205) 5,2% (n=39) 1,5% (n=11)

Meisjes: n = 374 32,2% (n=115) 7,3% (n=27) 2,4% (n=9)

Jongens: n = 378 25,4% (n=90) 3,2% (n=12) 0,5% (n=2)

4.1.2. Consumptiepatroon van het kind

Voor de 7 voedingsindexen van het consumptiepatroon wordt in tabel 19 een overzicht

gegeven en nagegaan of er een verschil is tussen jongens en meisjes en tussen de SES-

groep waartoe de ouders behoren. Daarnaast worden ook de correlaties met de leeftijd

weergegeven. De aangehaalde waarden voor de hele groep en voor de verschillende

geslachten zijn het gemiddeld aantal porties per week met tussen haakjes de

standaarddeviatie. Jongens eten significant meer zoete voedingsmiddelen dan meisjes.

Ook is er de vergelijking tussen de hoge en lage SES-groep. Kinderen van ouders met

een lage SES eten significant meer fruit, meer snacks en meer vette voedingsmiddelen.

Voor de fruitconsumptie zien we een negatief significant verband met de leeftijd, voor

de groenten- en frisdrankconsumptie is er een positief significant verband.

Page 65: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

58

Tabel 19: KIND - Gemiddeld aantal porties per week in vergelijking naar geslacht en naar SES en de correlatie met de leeftijd (BE-T1)

Totale

populatie

Mean (SD)

Meisjes

Mean (SD)

Jongens

Mean (SD)

Verschil tussen

geslachten (p) °

Verschil tussen

SES-groepen (p) °

Correlatie met

leeftijd

p r/rs

Fruit 6,46 (4,84) 6,60 (4,64) 6,32 (5,03) 0,235 0,021* ↑ 0,032* -0,084

Groenten 8,04 (3,59) 7,87 (3,22) 8,21 (3,92) 0,514 0,335 0,004* 0,113

Water 18,09 (9,58) 18,04 (9,52) 18,13 (9,65) 0,914 0,187 0,148 0,058

Frisdrank 2,87 (4,65) 2,81 (4,69) 2,93 (4,61) 0,398 0,287 0,001* 0,127

Snacks 9,81 (7,05) 9,61 (5,84) 10,00 (8,06) 0,590 0,017* ↑ 0,863 -0,007

Zoete voedingsmiddelen 31,9 (14,03) 30,23 (13,95) 32,53 (14,05) 0,020* 0,322 0,625 -0,020

Vette voedingsmiddelen 27,74 (12,52) 28,08 (13,27) 27,40 (11,76) 0,961 <0,001* ↑ 0,881 -0,006

* Significantie

° Independent sample T-test voor snacks, zoet en vet / Mann Whitney U test voor fruit, groenten, water en frisdrank

Page 66: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

59

4.1.3. Gezingerelateerde predictoren van het consumptiepatroon van het kind

In 2010 was er van de ouders een beperkt aantal gegevens beschikbaar omtrent het

consumptiepatroon. In tabel 20 is het gemiddeld aantal porties weergegeven alsook de

correlatie met het consumptiepatroon van het kind. Voor de 4 categorieën werd een

significant verband gevonden. De fruit-, groenten- en frisdrankconsumptie toont een

positief verband, de waterinname toont een negatief verband.

Tabel 20: OUDER - Gemiddeld aantal porties per week en correlatie met FFQ kind

(BE-T1)

Totale populatie

(n=676)

Mean (SD)

Correlatie met FFQ-kind

p rs

Fruit 8,16 (6,67) <0,001* 0,501

Groenten 9,42 (4,66) <0,001* 0,468

Water 2,93 (4,24) 0,029* -0,090

Frisdrank 5,48 (8,48) <0,001* 0,434

* Significantie

Page 67: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

60

4.2. Cross-sectioneel onderzoek T2

4.2.1. Beschrijving van de participanten

In 2011 (T2) bestaat de groep uit 455 kinderen, daarvan deden er 453 ook mee bij de

metingen op T1. In deze groep zitten 228 meisjes (50,1%). De gemiddelde leeftijd

bedraagt 8,8 jaar met een minimumleeftijd van 5,2 en een maximum van 12,0 jaar. In de

lage SES-groep bevinden zich 131 kinderen (28,8%). Volgens de classificatie van Cole

zijn er 53 kinderen (11,6%) met ondergewicht, 358 kinderen (78,7%) hebben een

normaal gewicht, 37 kinderen (8,1%) hebben overgewicht en 7 kinderen (1,5%) worden

geclassificeerd als obees. Tabel 21 geeft deze gegevens weer per geslacht.

Tabel 21: Socio-demografische gegevens per geslacht (BE-T2)

SES (laag) Overgewicht Obesitas

Totaal: n = 455 28,8% (n=131) 8,1% (n=37) 1,5% (n=7)

Meisjes: n = 228 30,7% (n=70) 10,5% (n=24) 2,6% (n=6)

Jongens: n = 227 26,9% (n=61) 5,7% (n=13) 0,4% (n=1)

4.2.2. Consumptiepatroon en eetgedrag van het kind

Voor de 7 categorieën van het consumptiepatroon worden in tabel 22 het gemiddeld

aantal wekelijkse porties weergegeven alsook het verschil tussen de geslachten en de

SES-groep. Opnieuw worden ook de correlaties met de leeftijd weergegeven. Er wordt

een significant verschil gevonden tussen de SES-groepen: kinderen uit een laag SES-

gezin eten meer vette voedingsmiddelen. Daarnaast stijgt de consumptie van groenten

en frisdrank significant met de leeftijd.

Van de populatie op T2 vulden 438 kinderen (96,2%) de NVE in. De gemiddelde score

op de schaal voor emotioneel eetgedrag bedraagt 2,00; voor het extern eetgedrag

bedraagt het gemiddelde 3,13 en voor de lijnschaal werd een gemiddelde van 2,18

gevonden. In tabel 23 zijn de gemiddelden weergegeven per geslacht. Er werden geen

significante verschillen gevonden wat betreft het geslacht en de SES. Het extern

eetgedrag toont wel een negatief significant verband met de leeftijd.

Page 68: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

61

Tabel 22: KIND - Gemiddeld aantal porties per week in vergelijking naar geslacht en naar SES-groep en de correlatie met de leeftijd (BE-T2)

Totale

populatie

Mean (SD)

Meisjes

Mean (SD)

Jongens

Mean (SD)

Verschil tussen

geslachten (p) °

Verschil tussen

SES-groepen (p) °

Correlatie met

leeftijd

p r/rs

Fruit 6,31 (4,20) 6,41 (4,18) 6,21 (4,24) 0,561 0,675 0,122 -0,073

Groenten 7,88 (3,56) 7,82 (3,65) 7,94 (3,47) 0,641 0,759 0,021* 0,109

Water 18,65 (9,02) 18,41 (9,16) 18,88 (8,89) 0,632 0,954 0,777 -0,014

Frisdrank 3,30 (5,41) 3,29 (4,96) 3,32 (5,83) 0,511 0,650 0,003* 0,139

Snacks 9,90 (5,92) 9,68 (5,88) 10,13 (5,97) 0,601 0,639 0,105 -0,078

Zoete voedingsmiddelen 30,75 (13,86) 29,64 (13,18) 31,86 (14,47) 0,095 0,247 0,865 0,008

Vette voedingsmiddelen 26,90 (10,93) 26,32 (10,03) 27,46 (11,76) 0,453 0,018* ↑ 0,089 -0,083

* Significantie

° Independent sample T-test voor snacks, zoet en vet / Mann Whitney U test voor fruit, groenten, water en frisdrank

Page 69: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

62

Tabel 23: KIND - Gemiddelde score op de subschalen van de NVE in vergelijking voor het geslacht en de SES-groep en de

correlatie met de leeftijd (BE-T2)

Totale populatie

Mean (SD)

Meisjes

Mean (SD)

Jongens

Mean (SD)

Verschil tussen de

geslachten (p) ° Verschil SES (p) ° Correlatie met leeftijd

p r/rs

Emotioneel 2,00 (0,72) 1,97 (0,65) 2,04 (0,79) 0,587 0,579 0,089 -0,081

Extern 3,13 (0,64) 3,10 (0,64) 3,16 (0,64) 0,317 0,910 <0,001* -0,232

Lijngericht 2,18 (0,75) 2,16 (0,76) 2,20 (0,73) 0,664 0,155 0,999 0,001

* Significantie

° Independent sample T-test voor extern en lijngericht / Mann Whitney U test voor emotioneel

Page 70: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

63

In tabel 24 worden de correlaties tussen het eetgedrag van het kind en zijn/haar

consumptiepatroon weergegeven. Zowel voor emotionele, externe als lijngerichte eters

werd er een negatief significant verband gevonden met de consumptie van groenten.

Voor alle eetgedragingen gaat het om een zwak verband.

Tabel 24: KIND - Correlaties tussen het eetgedrag en het consumptiepatroon (BE-T2)

Emotioneel Extern Lijngericht

p rs p r/rs p r/rs

Fruit 0,369 -0,043 0,456 -0,036 0,231 -0,058

Groenten 0,007* -0,130 0,028* -0,106 0,010* -0,124

Water 0,119 -0,077 0,138 -0,073 0,147 -0,071

Frisdrank 0,747 -0,016 0,348 -0,045 0,611 0,025

Snack 0,231 0,058 0,818 0,011 0,525 -0,031

Zoete voedingsmiddelen 0,998 0,001 0,820 -0,011 0,114 -0,079

Vette voedingsmiddelen 0,111 0,079 0,662 -0,022 0,393 -0,042

* Significantie

Page 71: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

64

4.3. Cross-sectioneel onderzoek T4

4.3.1. Beschrijving van de participanten

De Belgische cohorte die deelnam aan de I.Family studie bestaat uit 271 kinderen

tussen 7,7 en 13,4 jaar met een gemiddelde leeftijd van 10,8 jaar. Aan de metingen op

T4 deden 137 jongens mee (50,6%). Er zitten minder kinderen in de lage SES groep

(33,2%) dan in de groep van ouders met een hoge SES (66,8%). In de categorie

ondergewicht zit 8,2% van de kinderen; 76,5% van de kinderen heeft een normaal

gewicht; 11,4% heeft overgewicht en in de groep obesitas bevindt zich 3,9% van de

participanten. Tabel 25 geeft deze cijfers weer voor de hele populatie en voor de

geslachten onderling. De oudervragenlijsten werden bijna altijd door de moeder

ingevuld (90,2%).

Tabel 25: Socio-demografische gegevens per geslacht (BE-T4)

SES (laag) Overgewicht Obesitas

Totaal: n = 271 33,2% (n=86) 11,4% (n=29) 3,9% (n=10)

Meisjes: n = 134 36,7% (n=47) 19,6% (n=10) 9,8% (n=5)

Jongens: n = 137 29,8% (n=39) 4,4% (n=2) 2,2% (n=1)

4.3.2. Consumptiepatroon en eetgedrag van het kind

In tabel 26 zijn de 7 categorieën van de FFQ weergegeven in gemiddeld aantal porties

per week, opgesplitst voor jongens en meisjes alsook vergeleken voor de geslachten en

de SES-groep en gecorreleerd met de leeftijd. Jongens eten significant meer zoete

voedingsmiddelen en drinken ook significant meer frisdrank.

In 2013 waren er 172 kinderen die de volledige NVE hebben ingevuld. Tabel 27 geeft

een overzicht van de gemiddelde score op de NVE voor de hele groep alsook voor

jongens en meisjes apart. Gemiddeld scoort de hele cohorte 1,52 op de schaal voor

emotioneel eetgedrag; 2,87 op de externe eetschaal en 2,05 voor het lijngericht

eetgedrag. Een significant negatief verband wordt gevonden tussen de leeftijd en het

emotioneel eetgedrag.

Page 72: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

65

Tabel 26: KIND - Gemiddeld aantal porties per week in vergelijking naar geslacht en SES-groep en correlatie met de leeftijd (BE-T4)

Totale

populatie

Mean (SD)

Meisjes

Mean (SD)

Jongens

Mean (SD)

Verschil

geslacht (p) °

Verschil

SES (p) °

Correlatie met

leeftijd

p r/rs

Fruit 2,98 (3,80) 2,82 (4,54) 3,14 (2,92) 0,059 0,353 0,885 -0,015

Groenten 13,21 (5,35) 13,42 (5,36) 13,00 (5,38) 0,433 0,062 0,866 0,017

Water 19,53 (8,67) 18,94 (9,10) 20,14 (8,25) 0,462 0,352 0,371 -0,089

Frisdrank 3,07 (4,59) 2,69 (5,26) 3,44 (3,81) 0,016* 0,708 0,833 -0,021

Snacks 9,75 (6,54) 9,23 (7,35) 10,27 (5,65) 0,279 0,908 0,228 -0,119

Zoete voedingsmiddelen 24,72 (12,25) 22,52 (12,11) 29,92 (12,11) 0,039* 0,609 0,193 -0,129

Vette voedingsmiddelen 25,46 (10,32) 25,4 (10,47) 25,51 (10,28) 0,949 0,289 0,571 -0,056

* Significantie

° Independent sample T-test voor snacks, zoet en vet / Mann Whitney U test voor fruit, groenten, water en frisdrank

Page 73: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

66

Tabel 27: KIND - Gemiddelde score op de subschalen van de NVE in vergelijking voor het

geslacht en de SES-groep en de correlatie met de leeftijd (BE-T4)

Totale

populatie

Mean (SD)

Meisjes

Mean (SD)

Jongens

Mean (SD)

Verschil tussen de

geslachten (p) °

Verschil

SES (p) °

Correlatie met

leeftijd

p r/rs

Emotioneel 1,52 (0,62) 1,56 (0,63) 1,48 (0,60) 0,480 0,074 0,048* -0,148

Extern 2,87 (0,63) 2,89 (0,70) 2,86 (0,57) 0,779 0,610 0,066 -0,139

Lijngericht 2,05 (0,82) 2,17 (0,86) 1,93 (0,78) 0,056 0,723 0,511 -0,050

* Significantie

° Independent sample T-test voor extern en lijngericht / Mann Whitney U test voor emotioneel

Tabel 28 geeft de correlaties weer tussen het eetgedrag en het consumptiepatroon van

het kind. Enkel voor de externe eetschaal werd er een verband gevonden. Hoe hoger de

score op de externe schaal, hoe lager de groenteconsumptie.

Tabel 28: KIND - Correlaties tussen het eetgedrag en het consumptiepatroon (BE-T4)

Emotioneel Extern Lijngericht

p rs p r/rs p r/rs

Fruit 0,191 -0,132 0,035* -0,213 0,419 -0,083

Groenten 0,209 -0,125 0,111 -0,161 0,401 -0,085

Water 0,276 -0,109 0,613 -0,051 0,955 0,006

Frisdrank 0,574 0,056 0,415 0,082 0,247 0,117

Snack 0,656 0,045 0,084 0,174 0,566 -0,058

Zoete voedingsmiddelen 0,675 0,042 0,156 0,143 0,982 -0,002

Vette voedingsmiddelen 0,951 -0,006 0,465 0,074 0,718 0,037

* Significantie

Page 74: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

67

4.3.3. Gezingerelateerde predictoren van het consumptiepatroon van het kind

In 2013 deden er 253 ouders mee aan de I.Family studie. Het consumptiepatroon van de

ouder en de voedingsopvoeding binnen het gezin zijn 2 mogelijke predictoren van het

consumptiepatroon van het kind. Het waren vooral de moeders (90,2%) die de

ouderlijke FFQ invulden. Het gemiddeld aantal porties per week voor de hele populatie

(n=117) wordt weergegeven in tabel 29 alsook de correlatie met het consumptiepatroon

van het kind. Voor alle categorieën zien we een positief significant verband.

Tabel 29: OUDERS - Gemiddeld aantal porties per week en correlatie met FFQ kind

(BE-T4)

Totale populatie Correlatie met FFQ-kind

Mean (SD) p r/rs

Fruit 4,35 (5,73) 0,002* 0,311

Groenten 14,01 (4,33) <0,001* 0,541

Water 22,70 (9,45) <0,001* 0,482

Frisdrank 4,09 (7,04) 0,004* 0,286

Snacks 7,57 (7,69) <0,001* 0,357

Zoete voedingsmiddelen 15,73 (11,96) <0,001* 0,434

Vette voedingsmiddelen 20,88 (12,49) <0,001* 0,899

* Significantie

Van de participerende ouders vulden er 205 de CFQ in. De gemiddelde score op de

subschaal voor restrictie was 3,00; het gemiddelde voor de schaal die de druk om te eten

nagaat bedroeg 2,73 en tenslotte was het gemiddelde op de monitoringschaal 3,70. In

tabel 30 zijn de correlaties tussen de 3 schalen van de voedingsopvoeding en het

consumptiepatroon van het kind weergegeven. Hoe meer druk de ouders uitoefenen hoe

meer en zoete en vette voedingsmiddelen kinderen eten.

Page 75: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

68

Tabel 30: Correlatie consumptiepatroon van het kind en CFQ (BE-T4)

Fruit

(p)

Groenten

(p)

Water

(p)

Frisdrank

(p)

Snacks

(p)

Zoete

voedingsmiddelen

(p)

Vette

voedingsmiddelen

(p)

Restrictie 0,554 0,969 0,159 0,056 0,814 0,985 0,123

Druk 0,602 0,384 0,715 0,304 0,069 0,032* 0,037*

Monitoring 0,638 0,957 0,115 0,175 0,487 0,987 0,163

* Significantie

Via een meervoudige lineaire regressie gaan we na welke variabelen mogelijks

significante predictoren zijn van het consumptiepatroon van het kind. In tabel 31 en

tabel 32 zijn de resultaten van deze analyse terug te vinden. Geslacht, leeftijd en SES

zijn voor geen enkele van de categorieën significante predictoren. De verklaarde

variantie van deze basisconfounders ligt tussen 0 en 3,6%. Vervolgens kunnen we

vaststellen dat elke index van het consumptiepatroon van de ouder een significante

predictor is voor dezelfde index van het consumptiepatroon van het kind. Voor alle

categorieën zien we een positieve relatie met een verandering in verklaarde variantie

tussen 7,7% en 73,6% t.o.v. de basisconfounders.

Voor de groente-inname is ook de waterconsumptie van de ouders een significante

predictor, het gaat hier over een positief verband. De frisdrankconsumptie van het kind

heeft als significante voorspeller ook de snackconsumptie van de ouder, maar het gaat

hier wel over een negatieve relatie. Vervolgens kan de snackconsumptie voorspelt

worden door de water- en vetinname van de ouder waarbij we voor beide categorieën

positieve relatie zien. Tenslotte is de vetconsumptie van de ouder ook een significante

voorspeller voor de suikerinname van het kind en ook hier zien we een positieve relatie.

De verandering in verklaarde variantie voor alle andere categorieën t.o.v. de

basisconfounders en dezelfde categorie ligt tussen 2,2% en 28,3%.

Tenslotte stellen we vast dat enkel monitoring een significante predictor is voor de

vetconsumptie van het kind. Hoe meer ouders hun kind monitoren hoe minder vette

voedingsmiddelen het kind zal eten. De verandering in verklaarde variantie door de

voedingsopvoeding ligt tussen 1,8% en 7,5%.

Page 76: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

69

Tabel 31: Meervoudige lineaire regressie met consumptiepatroon van het kind als

afhankelijke variabele (deel a) (BE-T4)2

Fruit Groenten Water Frisdrank

p Beta p Beta p Beta p Beta

Geslacht 0,660 -0,051 0,911 0,013 0,809 -0,028 0,422 -0,092

Leeftijd 0,545 -0,069 0,724 -0,040 0,372 -0,101 0,309 -0,114

SES 0,439 -0,090 0,458 -0,086 0,514 0,075 0,829 -0,025

Adjusted R² -0,024 -0,027 -0,021 -0,016

Fruit 0,001* 0,361 0,478 -0,070 0,689 -0,042 0,782 0,027

Groenten 0,347 0,118 <0,001* 0,432 0,195 0,154 0,092 -0,185

Water 0,498 -0,089 0,042* 0,238 <0,001* 0,489 0,884 0,017

Frisdrank 0,547 -0,080 0,074 -0,213 0,454 -0,094 <0,001* 0,501

Snacks 0,487 -0,122 0,707 -0,058 0,825 0,036 0,035* -0,325

Zoete

voedingsmiddelen 0,471 0,141 0,917 0,018 0,977 -0,005 0,812 0,040

Vette

voedingsmiddelen 0,054 -0,266 0,882 -0,018 0,781 -0,035 0,994 -0,001

Adjusted R² 0,097 0,078 0,154 0,261 0,216 0,176 0,226 0,293

R² change 0,128 0,050 0,184 0,156 0,239 0,022 0,243 0,115

Restrictie 0,972 0,004 0,730 -0,039 0,722 0,043 0,173 -0,143

Druk 0,104 -0,194 0,220 -0,127 0,470 -0,079 0,085 0,167

Monitoring 0,462 0,095 0,420 0,090 0,194 0,159 0,112 -0,167

Adjusted R² 0,078 0,251 0,177 0,352

R² change 0,034 0,018 0,031 0,075

* Significantie

2

In de meervoudige lineaire regressie werd gewerkt met 4 blokken. Het eerste blok zijn de

basisconfounders. Daarna wordt de overeenstemmende voedingsindex van de ouder toegevoegd (grijze

vakjes) en vervolgens de andere categorieën. Tenslotte wordt de voedingsopvoeding toegevoegd. De

adjusted R² bevat dus ook steeds de vorige blokken, de R² change geeft de verandering weer door het

toegevoegde blok.

Page 77: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

70

Tabel 32: Meervoudige lineaire regressie met consumptiepatroon van het kind als

afhankelijke variabele (deel b) (BE-T4)

Snacks Zoete voedingsmidden Vette voedingsmiddelen

p Beta p Beta p Beta

Geslacht 0,835 -0,024 0,330 -0,109 0,765 0,034

Leeftijd 0,166 -0,154 0,133 -0,165 0,233 -0,133

SES 0,261 0,128 0,120 0,175 0,679 -0,047

Adjusted R² 0,002 0,036 -0,013

Fruit 0,606 -0,049 0,987 0,001 0,379 -0,050

Groenten 0,856 -0,019 0,210 -0,127 0,265 -0,071

Water 0,030* 0,247 0,051 0,207 0,117 0,105

Frisdrank 0,320 0,113 0,054 0,208 0,345 0,064

Snacks 0,010* 0,280 0,286 -0,150 0,061 -0,168

Zoete

voedingsmiddelen 0,136 0,247 <0,001* 0,374 0,337 0,094

Vette

voedingsmiddelen <0,001* 0,429 <0,001* 0,574 <0,001* 0,869

Adjusted R² 0,071 0,316 0,169 0,395 0,748 0,759

R² change 0,077 0,283 0,138 0,259 0,736 0,028

Restrictie 0,535 0,066 0,273 0,111 0,122 0,097

Druk 0,091 0,168 0,330 0,090 0,358 0,053

Monitoring 0,665 -0,046 0,625 0,049 0,030* -0,137

Adjusted R² 0,320 0,402 0,768

R² change 0,029 0,028 0,017

* Significantie

Page 78: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

71

4.3.4. Gezingerelateerde predictoren van het eetgedrag van het kind

Om na te gaan wat de predictoren zijn binnen het gezin op het eetgedrag van het kind,

maken we gebruik van 3 ouderlijke categorieën: de voedingsopvoeding (CFQ),

impulsiviteit en binge eating. De vragen over impulsiviteit werden door 121 ouders

volledig ingevuld. Gemiddeld scoorden ze 3,05. Tenslotte geeft 15,7% van de ouders

(n=121) aan ooit een periode van binge eating doorgemaakt te hebben. In tabel 33 is de

correlatie tussen de voedingsopvoeding en het eetgedrag van het kind terug te vinden

alsook het verband tussen de impulsiviteit van de ouder en het eetgedrag van het kind.

Wat betreft de voedingsopvoeding werd er enkel een positief significant verband

gevonden tussen een restrictieve voedingsopvoeding en emotioneel eetgedrag.

Daarnaast scoren kinderen van ouders met een sterke impulsiviteit significant hoger op

de lijnschaal. Er werden geen significante verschillen gevonden in eetgedrag tussen

kinderen van ouders die nog nooit een binge eating periode hadden doorgemaakt en

kinderen van ouders die dit wel al hadden meegemaakt. De p-waarden van de T-test

voor emotioneel, extern en lijngericht eetgedrag bedroegen respectievelijk 0,459; 0,731

en 0,983.

Tabel 33: Correlaties tussen het eetgedrag van het kind en de voedingsopvoeding en

impulsiviteit van de ouders (BE-T4)

Emotioneel Extern Lijngericht

p rs p r p r

Restrictie 0,043* 0,161 0,135 0,119 0,102 0,133

Druk 0,140 0,117 0,313 0,080 0,344 -0,077

Monitoring 0,846 0,015 0,274 0,087 0,026 -0,179

Impulsiviteit 0,253 0,108 0,407 0,078 0,005* -0,265

* Significantie

Page 79: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

72

Via een meervoudige lineaire regressie (tabel 34) wordt er nagegaan welke variabelen

het eetgedrag kunnen voorspellen. De SES-groep is een significante predictor voor het

emotioneel eetgedrag en het geslacht is een significante voorspeller van het lijngericht

eetgedrag. Bij beide zien we een positieve relatie. Tenslotte is de leeftijd een

significante voorspeller van het extern eetgedrag waarbij we een negatieve relatie zien.

Geen enkele van de ouderlijke factoren werd als significante predictor bevonden.

Tabel 34: Meervoudige lineaire regressie met het eetgedrag van het kind als afhankelijke

variabele (BE-T4)3

Emotioneel Extern Lijngericht

p Beta p Beta p Beta

Geslacht 0,192 0,138 0,680 0,044 0,005* 0,307

Leeftijd 0,181 -0,140 0,012* -0,269 0,905 0,013

SES 0,026* 0,237 0,509 0,070 0,216 0,133

Adjusted R² 0,057 0,047 0,065

Restrictie 0,169 0,161 0,173 0,163 0,194 0,154

Druk 0,058 0,205 0,159 0,155 0,368 -0,099

Monitoring 0,397 -0,098 0,314 -0,119 0,124 -0,181

Adjusted R² 0,090 0,063 0,074

R² change 0,063 0,048 0,041

Impulsiviteit 0,276 0,117 0,280 0,119 0,094 -0,188

Adjusted R² 0,093 0,065 0,095

R² change 0,012 0,013 0,031

Binge eating 0,701 -0,041 0,881 0,016 0,144 -0,157

Adjusted R² 0,083 0,054 0,109

R² change 0,002 <0,001 0,023

* Significantie

3

In de meervoudige lineaire regressie werd gewerkt met 4 blokken. Het eerste blok zijn de

basisconfounders. Daarna wordt de voedingsopvoeding toegevoegd. Vervolgens de impulsiviteit en

tenslotte binge eating. De adjusted R² bevat dus ook steeds de vorige blokken, de R² change geeft de

verandering weer door het toegevoegde blok.

Page 80: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

73

4.4. Longitudinaal onderzoek

4.4.1. Longitudinale verandering in het consumptiepatroon van het kind (T1-T2)

Om de longitudinale verandering in consumptiepatroon van het kind in de Belgische

sample na te gaan (tabel 35), maken we gebruik van de metingen op T1 en T2,

aangezien we met de gegevens van de ouders op T1 de eventuele verandering kunnen

nagaan op ouderlijke invloed. Er zijn slechts voor 4 categorieën (fruit, groenten, water

en frisdrank) gegevens beschikbaar van de ouders.

Enkel voor frisdrank is er een significant verschil tussen de consumptie op T1 en T2.

Een significante stijging is te vinden voor zowel de hele populatie als voor jongens en

meisjes. Voor geen enkele van de 7 categorieën vinden we een significant verschil

tussen de geslachten qua evolutie in het consumptiepatroon. Voor de consumptie van

fruit, groenten en frisdrank zien we een significante invloed van de consumptie van de

ouders van deze categorieën van de FFQ. Zowel voor de fruit- als de groente-inname

zien we een daling van de porties bij kinderen van ouders die 7 of meer porties fruit en

groenten per week consumeren en een stijging bij de kinderen van ouders die minder

dan 7 porties fruit en groenten per week eten. Voor de frisdrankconsumptie zien we een

lichte stijging bij de kinderen van ouders die minder dan 7 keer frisdrank per week

drinken (Figuur 7). Wel kunnen we vaststellen dat kinderen van ouders met een gezond

consumptiepatroon steeds beter scoren dan kinderen van ouders met ongezonde

gewoontes.

4.4.2. Longitudinale verandering in het eetgedrag van het kind

In tabel 36 zijn de gegevens weergegeven met betrekking tot de verandering in het

eetgedrag van het kind. De score op het emotioneel eetgedrag en het extern eetgedrag

vermindert significant naarmate de kinderen ouder worden. Voor jongens apart zien we

voor beide schalen ook een significante daling, voor meisjes zien we enkel bij het

emotioneel eetgedrag een significante daling. We zien geen significant interactie effect

voor de eetgedraging tussen de geslachten en de tijd, jongens en meisjes evolueren dus

gelijk wat betreft hun eetgedrag.

Page 81: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

74

Tabel 35: Longitudinale verandering consumptiepatroon van het kind T1-T2 met interactie-effect voor geslacht en consumptiepatroon ouder

(BE)

Verschil tijd (p)

↑ / ↓ totale

populatie ↑ / ↓ meisjes ↑ / ↓ jongens

Tijd*geslacht

(p)

FFQ ouder als

covariaat (p)

Tijd*FFQ ouder

(p)

Fruit (n=392) 0,694 ↓ ↓ ↓ 0,963 <0,001* <0,001*

Groenten (n=397) 0,111 ↓ ↓ ↓ 0,149 <0,001* 0,035*

Water (n=370) 0,423 ↑ ↑ ↑ 0,621 0,183 0,877

Frisdrank (n=397) 0,019* ↑ ↑ ↑ 0,819 <0,001* 0,009*

Snacks (n=382) 0,973 ↑ ↑ ↓ 0,212

Zoete voedingsmiddelen (n=336) 0,910 ↓ ↑ ↓ 0,420

Vette voedingsmiddelen (n=349) 0,067 ↓ ↓ ↓ 0,987

* Significantie

Page 82: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

75

ouder met ≥ 7 porties /week

Figuur 7: Invloed van het ouderlijk consumptiepatroon op longitudinale verandering van het consumptiepatroon van het kind

Tabel 36: Longitudinale verandering van het eetgedrag van het kind T2-T3-T4 voor de hele populatie en de geslachten (BE)

Verschil tijd (p)

↑ / ↓ totale

populatie

Verschil tijd

meisjes ↑ / ↓ meisjes

Verschil tijd

jongens ↑ / ↓ jongens

Tijd*geslacht

(p)

Emotioneel eetgedrag <0,001* ↓ <0,001* ↓ <0,001* ↓ 0,521

Extern eetgedrag <0,001* ↓ 0,181 ↓ 0,001* ↓ 0,432

Lijngericht eetgedrag 0,058 ↓ 0,172 ↓ 0,291 ↓ 0,678

* Significantie

Repeated Measures Anova

ouder met < 7 porties /week

Page 83: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

76

5. Discussie

Dit werk had als doel om de invloed van de ouders op het eetgedrag en het voedings-

patroon van het kind na te gaan. Het voedingspatroon van het kind werd opgesplitst in

consumptiepatroon en maaltijdpatroon. Aangezien er zowel voor België als voor Europa

niet op alle meetmomenten dezelfde gegevens beschikbaar waren van kinderen en

ouders, zijn er voor beide samples andere analyses uitgevoerd. Gegevens van de ouders

die konden getoetst worden als mogelijke predictoren waren het consumptiepatroon, het

maaltijdpatroon, de voedingsopvoeding, de impulsiviteit, binge eating en enkele

gewoontes in het gezin zoals toegang tot voedingsmiddelen en het gezondheids-

bewustzijn. In deze discussie zullen de bevindingen van achtereenvolgens het

consumptiepatroon, het eetgedrag en het maaltijdpatroon van het kind worden

aangehaald. De geraadpleegde studies in dit hoofdstuk handelen over kinderen tussen 2

en 12 jaar.

Consumptiepatroon

De consumptie van de 7 voedingscategorieën verschilt significant tussen jongens en

meisjes, behalve wat betreft de waterconsumptie. Voor elke andere categorie werd er

minimum 1 keer een significant verschil gevonden op de verschillende tijdstippen. Op

alle meetmomenten werd er vastgesteld dat meisjes meer fruit en groenten eten dan

jongens en dat jongens meer frisdrank, snacks en zoete en vette voedingsmiddelen

consumeren dan meisjes. Uit een studie van Cooke en Wardle (2005) blijkt dat meisjes

een grotere voorkeur hebben voor fruit en groenten en dat de voorkeur van jongens

uitgaat naar suiker- en vetrijke voeding. Er wordt niet enkel een grotere voorkeur

gevonden, in de meeste studies ligt de consumptie van fruit en groenten hoger of is deze

frequenter bij meisjes dan bij jongens en is de vet- en suikerinname groter bij jongens

dan bij meisjes. Toch zijn er ook onderzoeken die geen verschil vinden of waarbij

jongens meer fruit en groenten eten (Rasmussen et al., 2006; Timpson et al., 2008;

Vereecken, Inchley, Subramanian, Hublet & Maes, 2005). Verschillende studies tonen

ook aan dat jongens significant meer gezoete frisdrank drinken maar dat er geen

verschil is in ongezoete frisdrank (light producten) tussen jongens en meisjes (Stea,

Overby, Klepp & Bere, 2011; Vereecken et al., 2005). In deze masterproef werden

gezoete en ongezoete frisdrank samen in 1 categorie ondergebracht waardoor er geen

Page 84: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

77

uitspraak kan gedaan worden over het verschil in consumptie van gezoete of ongezoete

frisdrank tussen jongens en meisjes. In dit werk werd er ook geen verschil gevonden

tussen jongens en meisjes wat betreft de waterconsumptie en ook in de studie van

Drewnowski et al. (2013) was er geen significant verschil. Deze studie ging wel de

hoeveelheid water na en niet de frequentie zoals in de IDEFICS en I.Family studie.

Vervolgens vinden we, behalve voor de water- en snackconsumptie, voor de andere

categorieën minimum 1 significant verband met de leeftijd van de kinderen. Hoe ouder

het kind, hoe lager de fruitconsumptie en hoe ouder het kind, hoe hoger de frisdrank-,

suiker- en vetconsumptie. Voor de groente-inname werden zowel negatieve als

positieve relaties bekomen. Deze verbanden met de leeftijd werden cross-sectioneel

onderzocht maar er werden ook longitudinale analyses uitgevoerd. Voor fruit werd er

geen significant verschil gevonden tussen 2 metingen. Wel werd er enkel voor de

fruitconsumptie een significant interactie-effect gevonden tussen de tijd en het geslacht:

meisjes stegen en jongens daalden wat betreft hun fruitconsumptie. De groente-, snack-,

suiker- en vetconsumptie dalen en de water- en frisdrankconsumptie stijgen overheen de

tijd. Deze bevindingen zijn in tegenspraak met de cross-sectionele resultaten. Ook in de

literatuur is er geen eenduidig oordeel te vinden over de verschillen in consumptie-

patroon tussen de leeftijden alsook niet in interactie met het geslacht. Rasmussen et al.

(2006) rapporteren in hun review dat jonge kinderen meer fruit en groenten eten dan

oudere kinderen maar dat dit afhangt van de gebruikte tool om de inname te meten. Zo

vinden ze geen verschil tussen jong en oud wanneer er gebruik gemaakt wordt van een

24-uurs recall. Ook Demory-Luce et al. (2004) rapporteren dat jonge kinderen meer

fruit en groenten consumeren maar dat er bij de longitudinale verandering geen verschil

is tussen jongens en meisjes. In diezelfde studie werd er geen verschil gevonden tussen

jong en oud en tussen jongens en meisjes wat betreft de vetconsumptie. Vervolgens is er

een Noorse studie die aantoont dat de suikerrijke frisdrankconsumptie daalt en dat de

suikerarme frisdrankconsumptie stijgt met de tijd en dus de leeftijd (Stea et al., 2011;

Vereecken et al., 2005). Een andere studie rapporteert een toename van frisdrank

(gesuikerd) bij zowel jongens als meisjes, maar de stijging zou uitgesprokener zijn bij

de jongens. Diezelfde studie rapporteert ook een duidelijke toename van de

snackconsumptie voor beide geslachten (St-Onge, Keller & Heymsfield, 2003).

Drewnowski et al. (2013) vonden een significant verschil tussen 4 tot 8 jarigen en 9 tot

Page 85: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

78

13 jarigen wat betreft de waterinname. Oudere kinderen drinken een grotere

hoeveelheid water dan jonge kinderen. Voor alle voedingsgroepen zou de

consumptiefrequentie dalen maar zou de portiegrootte stijgen naarmate de kinderen

ouder worden (Demory-Luce et al., 2004).

Verder kunnen we in dit werk vaststellen dat er voor elke voedingscategorie op

minimum 2 meetmomenten een significant verschil is tussen de SES-groepen.

Kinderen van ouders met een hoge SES eten meer groenten en consumeren minder

frisdrank, water, snacks en zoete voedingsmiddelen dan kinderen in de lage SES-groep.

Voor fruit en vette voedingsmiddelen waren de resultaten niet constant. In dit werk

werd de SES bepaald aan de hand van het de ISCED (opleidingsniveau), maar in de

literatuur kan de indeling in sociale groepen verschillen naargelang de studie.

Vereecken et al. (2005) vonden een duidelijk positief verband tussen de SES (materiële

weelde en job van de ouders) en de fruitconsumptie van het kind. De resultaten voor de

frisdrankconsumptie in deze studie waren niet constant. Verloigne et al. (2012) vonden

daarentegen wel een omgekeerd evenredig verband tussen de frisdrankconsumptie en

het gezinsinkomen alsook met de job van de ouders. Uit een review van Rasmussen et

al. (2006) blijkt dat het inkomen van de ouders, hun opleiding en de huidige job die ze

beoefenen een duidelijke positieve associatie tonen met de fruit- en groenteconsumptie

van de kinderen. Over het algemeen hebben kinderen van ouders met een lage SES een

ongezonder consumptiepatroon dan kinderen van ouders met een hoge SES. Zij drinken

bijvoorbeeld ook minder water (zowel van de kraan als uit flessen) en eten meer vet- en

suikerrijke voeding (Drewnowski, 2013; Hanson & Chen, 2007). Toch zijn er ook

studies die aantonen dat kinderen van ouders met een hoge SES meer fastfood eten en

dus ook een hogere vetinname hebben (Bowman, Gortmaker, Ebbeling, Pereira &

Ludwig, 2004; Thornton, Bentley & Kavanagh, 2011). In bijna alles studies die in deze

alinea zijn aangehaald wordt verklaard dat er waarschijnlijk een gezonder eetpatroon

heerst in de hoge SES-groepen omwille van meer kennis rond gezonde voeding

(opleiding) en omwille van de hoge kostprijs van gezonde voeding (inkomen en huidige

job).

Page 86: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

79

De SES-groep waartoe de kinderen behoren kan gezien worden als een invloed van

ouders op het consumptiepatroon van het kind. Maar het consumptiepatroon van de

ouder zelf is ook een belangrijke predictor voor dat van het kind. Zo werd er met de

beschikbare gegevens voor alle consumptiecategorieën een positief significant verband

gevonden met dezelfde categorie als die van het kind. Voor water werd er eenmaal een

zwak negatief verband gevonden. In de meervoudige lineaire regressies voor België en

Europa waren de overeenkomstige categorieën van de ouders met die van het kind

telkens significante predictoren met allemaal een positieve relatie ten opzichte van

elkaar. Vervolgens was er ook telkens minimum een andere categorie als significante

voorspeller voor alle voedingsindexen van het consumptiepatroon. Daarbij kan

vastgesteld worden dat het meestal om een logische relatie ging: positieve relaties

tussen de ongezonde categorieën onderling, positieve relaties tussen de gezonde

categorieën onderling en negatieve relaties tussen ongezonde en gezonde categorieën.

De enige opmerkelijke bevinding was dat de waterconsumptie een significante

voorspeller met een positieve relatie was voor de snack- en vetconsumptie.De

verklaarde varianties voor de verschillende voedingsindexen, voorspelt door de

basisconfounders en het consumptiepatroon van de ouder, lagen tussen 7,8% en 75,9%.

Veel studies tonen gelijkaardige resultaten. De fruit- en groenteconsumptie van de ouder

is een sterke predictor voor die van het kind. Deze relatie wordt nog sterker indien er

ook fruit en groenten beschikbaar zijn in de thuisomgeving. Ook andere personen die

van belang zijn voor het kind hebben een positieve invloed op de fruit- en groente-

inname (Cooke et al., 2003; Rasmussen et al., 2006). Ook voor de frisdrankconsumptie

is er in de literatuur een positieve relatie te vinden. Hier geldt ook dat de

beschikbaarheid van frisdrank in de thuisomgeving de consumptie door het kind

beïnvloedt (Verloigne et al., 2012). Brown en Ogden (2004) vonden in hun studie naar

snackconsumptie ook positieve verbanden tussen ongezonde snacks geconsumeerd door

ouders en ongezonde snacks geconsumeerd door het kind. Voor gezonde snacks ging

het verband gelijk op. Tenslotte blijkt uit een studie met 5-jarige meisjes dat hoe meer

fruit en groenten de ouders aten, hoe minder vette voedingsmiddelen de kinderen aten

(Fisher, Mitchell, Smiciklas-Wright & Birch, 2002). Tacken et al. (2002) geven aan dat

de overeenkomst van het consumptiepatroon tussen ouder en kind minder wordt

naarmate het kind ouder wordt. Dit vonden we ook als we de interactie tussen de leeftijd

Page 87: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

80

van het kind en het ouderlijk consumptiepatroon opnamen in de meervoudige lineaire

regressie in de Europese sample.

Naast het consumptiepatroon werden er ook nog andere determinanten van de ouders of

het gezin getoetst met het consumptiepatroon van het kind. In Europa werd er op T0 en

T1 gebruik gemaakt van variabelen die de beschikbaarheid van voedingsmiddelen en

het gezondheidsbewustzijn van de ouders schetsten. Voor beide meetmomenten waren

de resultaten consistent. De beschikbaarheid van frisdrank, het gebruik van kant-en-

klare maaltijden en het controleren van voedingslabels toonden een positieve relatie met

de ongezonde voedingsgroepen en een negatief verband met de gezonde categorieën.

Voor kinderen die niet vaak helpen in de keuken werden dezelfde resultaten bekomen,

behalve voor de vetconsumptie. Tenslotte eten kinderen die samen met de ouders aan

tafel zitten meer fruit, groenten en vette voedingsmiddelen. In de vorige alinea werd al

aangegeven dat de beschikbaarheid van een voedingsmiddel ook mee de consumptie

door het kind ervan bepaalt (Cooke et al., 2003; Rasmussen et al ., 2006; Verloigne et

al., 2012). In de literatuur wordt de invloed van de beschikbaarheid van frisdrank in de

thuisomgeving op de consumptie van andere voedingsmiddelen bevestigt, toch zijn de

studies hiernaar niet talrijk (Hanson, Neumark-Sztainer, Eisenberg, Story & Wall,

2005). Ook is er weinig informatie over de invloed op het consumptiepatroon van het

kind door het gebruik van kant-en-klare maaltijden en door kinderen die helpen bij de

bereiding van de maaltijden. Gillman et al. (2000) tonen in hun studie aan dat gezinnen

die vaak kant-en-klare maaltijden gebruiken, minder samen aan tafel eten. In de review

van Rasmussen et al. waren de resultaten inconsistent wat betreft de invloed van kant-

en-klare maaltijden op de consumptie van fruit en groenten. Wat betreft het lezen van

voedingsetiketten zijn de meeste studies gericht op de invloed ervan op het

consumptiepatroon van de ouder. Daarbij wordt aangegeven dat het lezen van

voedingslabels en dus het beschikken over meer informatie, niet noodzakelijk leidt tot

een gezondere voedingskeuze (Brambila-Macias et al., 2011). Een algemeen groter

gezondheidsbewustzijn bij de ouder leidt wel tot een gezonder eetpatroon bij het kind

(Tacken et al., 2002). Kinderen die samen met de ouders aan tafel zitten hebben een

rolmodel bij zich en zullen dus de gewoontes van de ouder(s) overnemen. Dit geldt

zowel voor ongezonde als gezonde gewoontes (Savage, Fisher & Birch, 2007). Toch

vinden de meeste studies een positieve relatie tussen samen aan tafel eten en een gezond

Page 88: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

81

consumptiepatroon. De groente- en fruitinname is groter en de vet- en suikerinname is

kleiner bij kinderen die dagelijks samen met de ouders eten (Gillman et al., 2000;

Haapalahtia, Mykkänena, Tikkanena & Kokkonen, 2003; Rasmussen et al., 2006).

Cooke et al. (2003) vonden geen significant verband voor de fruitconsumptie.

Deze laatste besproken gezinsvariabele hoort ook thuis onder de invloed van het

maaltijdpatroon van het kind op zijn of haar consumptiepatroon. Deze gegevens

waren beschikbaar in de Europese databank op T4. Een positief verband is terug te

vinden tussen het samen dineren en de fruit-, groente-, water- en frisdrankconsumptie.

Kinderen die elke dag ontbijten eten meer fruit en groenten en minder snacks. Kinderen

van ouders die elke dag ontbijten eten meer groenten en drinken minder water. In de

meervoudige lineaire regressie was de variantie die deze predictoren teweegbrachten

echter klein. Toch zijn er veel studies die de link tussen een dagelijks ontbijt en een

gezonder consumptiepatroon bevestigen (Haapalahtia et al., 2003; Szajewska &

Ruszczynski, 2010). De invloed van een dagelijks ontbijt door de ouders op het

consumptiepatroon van het kind wordt zelden beschreven in de literatuur. Wel staat het

vast dat kinderen van ouders die dagelijks ontbijten ook zelf meer kans hebben op een

dagelijks ontbijt (Pearson, Biddle & Gorely, 2009). De bevindingen over de invloed van

ouders op het maaltijdpatroon van het kind worden verder in deze discussie beschreven.

In de Belgische data beschikten we over gegevens omtrent de voedingsopvoeding door

middel van de Child Feeding Questionnaire. Deze kleine sample gaf een positief

verband tussen de druk die ouders uitoefenen op hun kind en de consumptie van zoete

en vette voedingsmiddelen. In de lineaire regressie is enkel monitoring een significante

predictor voor de vetconsumptie. Hoe meer de ouders de consumptie van het kind

monitoren, hoe lager de vetconsumptie. Ouders die hoog scoren op de restrictieschaal

verbieden hun kinderen om bepaalde voedingsmiddelen te eten. Daardoor zullen deze

kinderen moeite hebben om normale hoeveelheden van het verboden voedsel te eten

wanneer dit toch beschikbaar is en zullen zij eten in afwezigheid van honger. Bovendien

zullen kinderen een grotere voorkeur ontwikkelen voor het verboden voedsel dan voor

voedingsmiddelen die beschikbaar zijn (Brown & Ogden, 2004; Savage et al., 2007).

Onderzoek naar het verband tussen een restrictieve voedingsopvoeding en het

consumptiepatroon van het kind is schaars. Spruijt-Metz et al. (2002) vonden wel een

Page 89: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

82

positief verband tussen een restrictieve voedingsopvoeding en een hoge energie-inname

door het kind. Een negatieve relatie werd dan weer gevonden voor de fruit- en groente-

inname en voor de frisdrankconsumptie (van der Horst, 2007; Verzeletti, Maes,

Santinello & Vereecken, 2010; Wardle, Carnell & Cooke, 2005). Vele onderzoeken

richten zich op het verband met de BMI van het kind. Er is een positieve relatie tussen

een restrictieve voedingsopvoeding en de BMI van het kind, maar deze relatie is sterker

voor jonge kinderen (Campbell et al., 2010). Een andere studie geeft dan weer aan dat

restrictie op zeer jonge leeftijd leidt tot ondergewicht bij het kind (Farrow & Blissett,

2008). Vervolgens kunnen we vaststellen dat de resultaten in de literatuur over de

invloed van druk uitgeoefend door de ouders, niet helemaal overeenkomen met de

resultaten uit dit onderzoek en dat deze bovendien niet eenduidig zijn. Een onderzoek

van Lee & Keller (2012) toont aan dat kinderen die veel druk ervaren meer groenten

eten en minder snacks, zoete en vette voedingsmiddelen. Ook Farrow & Blisset vinden

dat kinderen die veel druk ervaren een lager vetpercentage hebben. Daarnaast zijn er

ook studies die rapporteren dat kinderen onder druk juist minder fruit en groenten eten

en meer frisdrank drinken, al gaat dit laatste enkel op voor jongens (Fisher et al., 2002;

Verzeletti et al., 2010). Tenslotte zijn er nog de ouders die de consumptie van hun kind

monitoren. Deze vorm van feeding practice wordt beschouwd als de meest voordelige

voor het kind (Blisset & Haycraft, 2008). Een Noorse studie vond geen significant

verband tussen monitoring en groenteconsumptie (Melbye, Ogaard & Overby, 2013).

Wel werd er een verband gevonden met de consumptie van zoete voedingsmiddelen,

hoe meer monitoring ze door de ouders ondervonden, hoe minder suiker de kinderen

aten. Ook voor de vetconsumptie werd dezelfde bevinding gedaan. Over het algemeen

zouden kinderen gezondere voedingskeuzes maken naarmate de ouders hen hierin

monitoren (Clark, Goyder, Bissell, Blank & Peters, 2007). Volgens Sleddens et al.

(2014) leidt druk uitoefenen tot ongezondere eetgewoonten en leiden restrictie en

monitoring tot een gezond consumptiepatroon.

Eetgedrag

Vervolgens zijn er voor België ook analyses gedaan in verband met het eetgedrag van

het kind. Voor de basisvariabelen geslacht, leeftijd en SES werd er enkel voor de

leeftijd een verband gevonden met het emotionele en externe eetgedrag. Beide

verbanden waren negatief. Vervolgens zien we tussen de 3 eetgedragingen enkel een

Page 90: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

83

verband met de groenteconsumptie van het kind. Hoe hoger de score op de emotionele,

de externe of de lijnschaal, hoe minder groenten het kind consumeert. In de literatuur

worden min of meer dezelfde resultaten bekomen. Er is weinig verschil tussen jongens

en meisjes wat betreft het eetgedrag, wel zijn de motieven die hiertoe leiden soms

anders. Jongens hebben een iets groter aandeel in het extern eetgedrag, het aandeel van

de meisjes is groter in het lijngericht eetgedrag. Verder zijn er meerdere studies die

aantonen dat het emotionele en externe eetgedrag nauw samenhangen. (Nguyen-

Rodriguez et al., 2009; Snoek et al., 2007; van Strien & Oosterveld, 2008; WHO, 2010).

In hoofdstuk 3.1. van deel 1 werd de epidemiologie van het eetgedrag reeds aangehaald.

Volgens Wardle et al. (2001) is er geen verschil in emotioneel eetgedrag tussen jonge

en oudere kinderen. Dit is in contrast met onze bevindingen. Een mogelijke verklaring

is het gebruik van een andere vragenlijst. Van Strien en Oosterveld (2008) geven in hun

studie aan dat het verband tussen emotioneel en extern eetgedrag kleiner is voor jonge

kinderen. Het eetgedrag van de ouders bepaalt ook mee het consumptiepatroon van de

ouders. Het is vooral dit laatste dat invloed heeft op het consumptiepatroon van het

kind. Toch speelt het eigen eetgedrag ook een rol (Elfhag, Tholin & Rasmussen, 2008).

In diezelfde studie wordt een negatieve relatie tussen lijngericht eetgedrag en

snackconsumptie en positieve relatie tussen extern eetgedrag en snackconsumptie

gevonden. Deze resultaten gelden zowel voor jongens als voor meisjes. Jongens die niet

hoog scoren op de lijnschaal, drinken meer gezoete frisdrank, jongens die wel hoog

scoren op deze schaal, drinken meer ongesuikerde frisdrank. Meisjes die hoog scoren

voor emotioneel en extern eetgedrag, drinken meer gezoete frisdrank (Elfhaga,

Tyneliusa & Rasmussen, 2008). Elfhag et al. (2008) vonden ook een positieve associatie

tussen extern eetgedrag en de consumptie van zoete voedingsmiddelen. Veel studies

onderzoeken het verband tussen het eetgedrag en het gewicht van het kind, studies

waarin voedingsmiddelen worden opgenomen zijn schaars. Enkel voor de meisjes werd

er ook nog een negatief verband gevonden tussen lijnen en dagelijks ontbijten.

Ouders hebben onrechtstreeks via het eetgedrag invloed op het consumptiepatroon van

het kind. Zo resulteren de analyses in dit werk tot een positieve relatie tussen een

restrictieve voedingsopvoeding en emotioneel eetgedrag en een negatieve relatie tussen

ouderlijke impulsiviteit en lijngericht eetgedrag. Zowel druk, restrictie, monitoring,

impulsiviteit en binge eating waren geen significante voorspellers. Rodgers et al. (2013)

Page 91: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

84

vonden een negatief verband tussen monitoring en emotioneel eetgedrag.

Gepercipieerde ouderlijke controle zou beschermend werken voor impulsieve kinderen

om emotioneel eetgedrag te voorkomen (Farrow, 2012). Emotioneel eetgedrag zou meer

voorkomen bij jongens die meer druk ervaren en minder voorkomen bij zowel jongens

als meisjes waarvan de ouders hen restrictie opleggen. Dit is in tegenspraak met de

resultaten in dit werk. Extern eetgedrag komt minder voor bij kinderen die restrictie

ervaren. Lijngericht eetgedrag tenslotte komt meer voor bij kinderen die gelimiteerd

worden door de ouders (van Strien & Bazelier, 2007).

Maaltijdpatroon

Tenslotte is er nog het maaltijdpatroon van het kind. In deze masterproef werd het

dagelijks ontbijt van de ouder als significante predictor gevonden voor het dagelijks

ontbijt van het kind. Samen aan tafel dineren was geen voorspeller. Toch zijn er ook

studies die een positieve invloed zien van het samen dineren op het dagelijks ontbijt

(Videon & Manning, 2003).

Limitaties

Aangezien er in dit werk gebruik gemaakt werd van frequenties wat betreft het

consumptiepatroon, kunnen er geen conclusies getrokken worden wat betreft de

gezondheidsnorm. Daarvoor zijn portiegroottes nodig en die zijn niet voorhanden in de

databanken. Eventuele verschillen met de resultaten uit dit onderzoek en de bestaande

literatuur kan mogelijks ook aan dit verschil toegeschreven worden. Andere mogelijke

verklaringen zijn andere indelingen van de voedingscategorieën, de persoon wie de

vragenlijst invulde (ouder of kind), welke vragenlijst er gebruikt werd en het hanteren

van parametrische of non-parametrische analyses. Voor Europa beschikten we over een

groot aantal participanten maar hadden we geen gegevens over het eetgedrag van het

kind en de gehanteerde voedingsopvoeding door de ouders. Voor België was de sample

eerder klein en hadden we geen informatie over het maaltijdpatroon ter beschikking.

Voorts hadden we ook geen gegevens over het eetgedrag van de ouders. Tenslotte werd

er in dit werk geen onderscheid gemaakt tussen moeder of vader die de vragenlijst

invulde.

Page 92: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

85

Sterktes

De Belgische sample mag dan eerder klein zijn, er is in de huidige literatuur weinig

Vlaamse of Belgische informatie te vinden over dit onderwerp. Ook Europese

gegevens zijn eerder schaars en door de grote sample in dit onderzoek zijn deze

resultaten een mooie aanvulling. Door het gebrek aan sommige variabelen op bepaalde

meetmomenten zijn de longitudinale analyses niet zeer uitgebreid maar wel een

toevoeging aan de huidige beperkte longitudinale onderzoeken. Verder zijn er ook

weinig onderzoeken waar er 7 verschillende voedingscategorieën worden opgenomen

in de studie. Bovendoen zijn studies waar de waterconsumptie besproken wordt

moeilijk te vinden. Verder onderzoek is aangeraden.

Page 93: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

86

Conclusie

Deze masterproef wou nagaan in welke mate de ouders een invloed hebben op het

eetgedrag en de voedingsgewoonten van het kind. In onze obesogene samenleving is het

belangrijk om de juiste kennis en vaardigheden te hebben om goede en gezonde keuzes

te maken wat betreft voeding. Jonge kinderen zijn al zeer vroeg gevoelig aan allerlei

invloeden en het zijn dan ook de ouders die er voor moeten zorgen dat kinderen van

jongs af aan het juiste voorbeeld meekrijgen en dat dit op een correcte manier gebeurt.

De ouders zijn een belangrijk rolmodel maar daarnaast is het ook belangrijk dat

kinderen toegang hebben tot gezonde voeding. Het ter beschikking stellen van gezonde

producten zal leiden tot een grotere inname er van, maar ongezonde voeding verbieden

zal een nefast effect hebben. Daarom is het van belang dat de ouders een juiste

opvoeding hanteren wat betreft de voeding van het kind. Druk en restrictie worden best

achterwege gelaten en vervangen door monitoring. Kinderen zouden moeten eten

wanneer ze honger hebben en zo min mogelijk als reactie op gevoelens of externe cues.

Deze twee laatste gedragingen hangen samen met een grotere consumptie van

ongezonde voeding. Ook hier kan de voedingsopvoeding door de ouders een rol in

spelen. Samen aan tafel eten kan een positieve invloed hebben op de voeding van het

kind zolang voorgeschotelde maaltijden gezond zijn en de ouders het goede voorbeeld

geven.

Uiteraard mogen kinderen snoep en vette voedingsmiddelen eten, maar dit gebeurt best

met mate. Naast de grote invloed van de thuisomgeving en de ouders is ook de school

een belangrijke actor. Samen met de ouders moeten zij het kind van jongs af aan bewust

maken wat een gezond eetgedrag en gezonde voeding inhoudt.

Page 94: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

87

Literatuurlijst

Aggarwal, A., Monsivais, P., Cook, A.J. & Drewnowski, A. (2014). Positive Attitude

toward Healthy Eating Predicts Higher Diet Quality at All Cost Levels of

Supermarkets. Journal of the academy of nutrition and dietetics, 114(2), 266-

272. doi: 10.1016/j.jand.2013.06.006

Anderson, E.S., Winett, R.A. & Wojcik, J.R. (2007). Self-Regulation, Self-Efficacy,

Outcome Expectations, and Social Support: Social Cognitive Theory and

Nutrition Behavior. Ann Behav Med, 34(3), 304–312. doi: 10.1007/BF02874555

Ashcroft, J., Semmler, C., Carnell, S., van Jaarsveld, C.H. & Wardle, J. (2008).

Continuity and stability of eating behaviour traits in children. Eur J Clin Nutr.,

62(8), 985-990. doi: 10.1038/sj.ejcn.1602855

Bartholomew, L.K., Parcel, G.S., Kok, G., Gottlieb, N.H. & Fernández, M.E. (2011).

Intervention mapping step 1: Needs assessment (p. 196-199), San Francisco:

Jossey-Bass

Bekker, M. (2005). Eten met gezond verstand, goed bewegen en onze leefomgeving

normaliseren. Gedrag en gezondheid, 33(5), 232-236. doi: 10.1007/BF03071093

Birch, L.L. & Fisher, J.O. (1998). Development of Eating Behaviors Among Children

and Adolescents. Pediatrics, 101, 539-549.

Blissett, J. & Haycraft, E. (2008). Are parenting style and controlling feeding practices

related? Appetite, 50(2-3), 477-485. doi:10.1016/j.appet.2007.10.003

Bowman, S.A., Gortmaker, S.L., Ebbeling, C.B., Pereira, M.A. & Ludwig, D.S. (2004).

Effects of Fast-Food Consumption on Energy Intake and Diet Quality Among

Children in a National Household Survey. Pediatrics, 113, 112–118. Geraad-

pleegd op http://pediatrics.aappublications.org/content/113/1/112.full.html

Braet, C. & van Strien, T. (1997). Assessment of emotional, externally induced and

restrained eating behaviour in nine to twelve-year-old obese and non-obese

children. Behaviour research and Therapy, 35(9), 863-873. doi: 10.1016/S0005-

7967(97)00045-4

Page 95: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

88

Brambila-Macias, J., Shankar, B., Capacci, S., Mazzocchi, M., Perez-Cueto, F.J.,

Verbeke, W. & Traill, W.B. (2011). Policy interventions to promote healthy

eating: a review of what works, what does not, and what is promising. Food Nutr

Bull., 32(4), 365-75. Geraadpleegd op https://biblio.ugent.be

/publication/1995735

Brown, R. & Ogden, J. (2004). Children's eating attitudes and behaviour: a study of the

modelling and control theories of parental influence. Health Education

Research, 19(3), 261-271. doi:10.1093/her/cyg040

Brug, J. (2004). De consument en determinant van voedingsgedrag. In C.F. van Kreijl &

A.G.A.C. Knaap (Ed.), Ons Eten Gemeten: Gezonde Voeding En Veilig Voedsel

in Nederland (pp. 241-248). Houten, Nederland: Bohn Stafleu Van Loghum.

Campbell, K., Andrianopoulos, N., Hesketh, K., Ball, K., Crawford, D., Brennan, L., . .

. Timperio, A. (2010). Parental use of restrictive feeding practices and child BMI

z-score. A 3-year prospective cohort study. Appetite, 55(1), 84-88.

doi:10.1016/j.appet.2010.04.006

Caspi, C.E., Sorensena, G., Subramaniana, S.V. & Kawachi, I. (2012). The local food

environment and diet: A systematic review. Health and Place, 18, 1172-1187.

doi: 10.1016/j.healthplace.2012.05.006

Chapman, C.D., Benedict, C., Brooks, S.J. & Schiöth, H.B. (2012). Lifestyle

determinants of the drive to eat: a meta-analysis. The American Journal of

Clinical Nutrotion, 96(3), 492-497. doi: 10.3945/ajcn.112.039750

Clark, H.R., Goyder, E., Bissell, P., Blank, L. & Peters, J. (2007). How do parents’

child-feeding behaviours influence child weight? Implications for childhood

obesity policy. Journal of Public Health, 29(2), 132-141.

doi:10.1093/pubmed/fdm012

Coene, I. (1999). Een nieuw voedingsvoorlichtingsmodel: de voedingsdriehoek.

Geactualiseerde versie van het artikel "Een nieuw voedingsvoorlichtingsmodel in de

maak", verschenen in Nutrinews, april 1997.

Cole, T.J., Bellizzi, M.C., Flegal, K.M., & Dietz, W.H. (2000). Establishing a standard

definition for child overweight and obesity worldwide: international survey.

British Medical Journal, 320,1240-1243.

Page 96: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

89

Collins, C., Duncanson, K. & Burrows, T. (2014). A systematic review investigating

associations between parenting styles and child feeding behaviours. J Hum Nutr

Diet. doi:10.1111/jhn.12192

Contento, I. (2010). Nutrition Education: Linking Research, Theory, and Practice.

Sudbury, MA: Jones and Bartlett

Cooke, L.J. & Wardle, J. (2005). Age and gender differences in children’s food

preferences. British Journal of Nutrition, 93, 741-746.

doi:10.1079/BJN20051389

Cooke, L.J., Wardle, J., Gibson, E.L., Sapochnik, M., Sheiham, A. & Lawson, M.

(2003). Demographic, familial and trait predictors of fruit and vegetable

consumption by pre-school children. Public Health Nutrition, 7(2), 295–302.

doi:10.1079/PHN2003527

De Geeter, H. (2006). Kinderen gezond leren eten. Wie, waar, wanneer en hoe?

Nutrinews, 3, 8-13, geraadpleegd op http://www.nice-

info.be/documenten/nutrinews_pdf/ 02kinderengezond0906.pdf

Demory-Luce, D., Morales, M., Nicklas, T., Baranowski, T., Zakeri, I. & Berenson.

(2004). Changes in Food Group Consumption Patterns from Childhood to

Young Adulthood: The Bogalusa Heart Study. J Am Diet Assoc., 104, 1684-

1691. doi: 10.1016/j.jada.2004.07.026

Devlin, M.J., Yanovski, S.Z. & Wilson, G.T. (2000). Obesity: What Mental Health

Professionals Need to Know. Am J Psychiatry, 157(6), 854-866

Devriese, S., Huybrechts, I., Moreau M. & Van Oyen, H. (2006). De Belgische

Voedselconsumptiepeiling 2004. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid.

Brussel

Drewnowski, A., Rehm, C.D. & Constant, F. (2013). Water and beverage consumption

among children age 4-13y in the United States: analyses of 2005–2010

NHANES data. Nutrition Journal 2013, 12(85), 1-9. doi:10.1186/1475-2891-12-

85

Eetexpert (2012). Normale ontwikkeling: eet- en beweeggedrag. Geraadpleegd op 21

december 2013, van http://www.eetexpert.be/bezoekers/normaleontwikkeling/

eetenbeweeggedrag#anchor1

Page 97: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

90

Elfhag, K. & Morey, L.C. (2008). Personality traits and eating behavior in the obese:

Poor self-control in emotional and external eating but personality assets in

restrained eating. Eating Behaviors, 9(3), 285-293. doi:

10.1016/j.eatbeh.2007.10.003

Elfhag, K., Tholin, S. & Rasmussen, F. (2008). Consumption of fruit, vegetables,

sweets and soft drinks are associated with psychological dimensions of eating

behaviour in parents and their 12-year-old children. Public Health Nutrition,

11(9), 914–923. doi:10.1017/S1368980008002371

Elfhaga, K., Tyneliusa, P. & Rasmussen F. (2007). Sugar-sweetened and artificially

sweetened soft drinks in association to restrained, external and emotional eating.

Physiology & Behavior, 91(2–3), 191–195. doi:10.1016/j.physbeh.2007.02.005

Evers, C., Stok, F.M., & De Ridder, D.T.D. (2010). Feeding your feelings: Emotion

regulation strategies and emotional eating. Personality and Social Psychology

Bulletin, 36, 792-804.

Faith, M.S., Allison, D.B. & Geliebter, A. (1997) Emotional eating and obesity:

Theoretical considerations and practical recommendations. In: Dalton S, editor.

Overweight and weight management: The health professional’s guide to

understanding and practice. Gaithersburg, MD: Aspen Publishers. 439–465.

Faith, M.S., Scanlon, K.S., Birch, L.L., Francis, L.A. & Sherry, B. (2004). Parent-Child

Feeding Strategies and Their Relationships to Child Eating and Weight Status.

Obesity Research, 12(11), 1711-1722. doi: 10.1038/oby.2004.212

Farrow, C. (2012). Do parental feeding practices moderate the relationships between

impulsivity and eating in children? Eating Behaviors, 13(2), 150-153. doi:

10.1016/j.eatbeh.2011.11.015

Farrow, C. & Blissett, J. (2008). Controlling Feeding Practices: Cause or Consequence

of Early Child Weight? Pediatrics, 121, 164-169. doi:10.1542/peds.2006-3437

Farrow, C. & Blissett, J. (2012). Stability and continuity of parentally reported child

eating behaviours and feeding practices from 2 to 5 years of age. Appetite, 58(1),

151-156. doi: 10.1016/j.appet.2011.09.005

Page 98: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

91

Field, A.E., Austin, S.B., Taylor, C.B., Malspeis, S., Rosner, B., Rockett, H.R., . . .

Colditz, G.A. (2003). Relation Between Dieting and Weight Change Among

Preadolescents and Adolescents. Pediatrics, 112(4), 900-906. doi:

10.1542/peds.112.4.900

Fisher, J.O., Mitchell, D.C., Smiciklas-Wright, H. & Birch, L.L. (2002). Parental

influences on young girls' fruit and vegetable, micronutrient, and fat intakes. J

Am Diet, 102(1), 58-64. Geraadpleegd op http://www.ncbi.nlm.nih.gov

/pubmed/11794503

Freeland-Graves, J.H. & Nitzke, S. (2013). Position of the Academy of Nutrition and

Dietetics: Total Diet Approach to Healthy Eating. Journal of the Academy of

Nutrition and Dietetics, 113(2), 307-317. doi: 10.1016/j.jand.2012.12.013

Fuentes, R.M., Notkola, I.L., Shemeikka, S., Tuomilehto, J. & Nissinen, A. (2003).

Tracking of body mass index during childhood: a 15-year prospective

population-based family study in eastern Finland. International Journal of

Obesity, 27, 716-721. Doi: 10.1038/sj.ijo.0802271

Gillman, M.W., Rifas-Shiman, S.L., Frazier, A.L., Rockett, H.R.H., Camargo, C.A.,

Field, A.E., . . . Colditz, G.A. (2000). Family Dinner and Diet Quality Among

Older Children and Adolescents. Arch Fam Med, 9, 235-240.

doi:10.1001/archfami.9.3.235

Haapalahti, M., Mykkanen, H., Tikkanen, S. & Kokkonen, J. (2003). Meal patterns and

food use in 10- to 11-year-old Finnish children. Public Health Nutrition, 6(4),

365–370. doi:10.1079/PHN2002433

Hammons, A.J. & Fiese, B.H. (2011). Is Frequency of Shared Family Meals Related to

the Nutritional Health of Children and Adolescents? Pediatrics, 127(6), 1565-

1574. doi:10.1542/peds.2010-1440

Hanson, M.D. & Chen, E. (2007). Socioeconomic Status and Health Behaviors in

Adolescence: A Review of the Literature. J Behav Med, 30, 263–285.

doi:10.1007/s10865-007-9098-3

Hanson, N.I., Neumark-Sztainer, D., Eisenberg, M.E., Story, M. & Wall, M. (2005).

Associations between parental report of the home food environment and

adolescent intakes of fruits, vegetables and dairy foods. Public Health Nutrition,

8(1), 77–85. doi:10.1079/PHN2004661

Page 99: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

92

Hirasing, R.A., Renders, C. & van Wouwe, K. (2004). Preventie en overgewicht van

obesitas. Lacta magazine, 1 (1).

Hubbs-Tait, L., Dickin, K.L., Sigman-Grant, M., Jahns, L. & Mobley, A.R. (2013).

Relation of parenting styles, feeding styles and feeding practices to child

overweight and obesity. Direct and moderated effects. Appetite, 71, 126-136.

doi: 10.1016/j.appet.2013.08.004

Hublet, A., Vereecken, C. & Maes, L. (2010). Jongeren en Gezondheid 2010: Voeding.

Resultaten HBSC 2010.

Wardle, J., Guthrie, C.A., Sanderson, S. & Rapoport, L. (2001). Development of the

Children's Eating Behaviour Questionnaire. J. Child Psychol. Psychiat., 42(7),

963-970. doi:10.1111/1469-7610.00792

Jansen, A., Nederkoorn, C., Roefs, A., Martijn, C., Havermans, R. & Mulkens, S.

(2009). Waarom obesitas in de GGZ behandeld moet worden. GZ-Psychologie,

1, 38-44.

Jansen, P.W., Roza, S.J., Jaddoe, V.W.V., Mackenbach, J.D., Raat, H., Hofman, A.,

Verhulst, F.C. & Tiemeier, H. (2012). Children's eating behavior, feeding

practices of parents and weight problems in early childhood: results from the

population-based Generation R Study. International Journal of Behavioral

Nutrition and Physical Activity, 9(130). doi:10.1186/1479-5868-9-130

Johannsen, D.L., Johannsen, N.M. & Specker, B.L. (2006). Influence of parents' eating

behaviors and child feeding practices on children's weight status. Obesity, 14(3),

431-439. doi: 10.1038/oby.2006.57

Kelly, J. Turner, J.J. & McKenna, K. (2006). What parents think: children and healthy

eating. British Food Journal, 108(5), 413-423. doi:

10.1108/00070700610661376

Khandpur, N., Blaine, R.E., Fisher, J.O. & Davison, K.K. (2014). Fathers' child feeding

practices: A review of the evidence. Appetite, 78, 110-121. doi:

10.1016/j.appet.2014.03.015

Lechner, L., Kremers, S.P., Meertens, R. & De Vries, H. (2012). Determinanten van

gedrag. In J. Brug, P. van Assema & L. Lechner (Eds.),

Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering (8e geheel gewijzigde druk)

(pp. 87-123). Assen: Van Gorcum / Open Universiteit Nederland.

Page 100: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

93

Lee, H. & Keller, K.L. (2012). Children who are pressured to eat at home consume

fewer high-fat foods in laboratory test meals. J Acad Nutr Diet., 112(2), 271-

275. doi: 10.1016/j.jada.2011.10.021

Lenaers, S., Goffin I., Vinck, J., Alliet, P. & Raes, M. (2002). Onderzoek naar de

voedingssituatie voor jonge kinderen in Vlaanderen. Beschikbaar op

http://www.kindengezin.be/img/onderzoek-naar-de-voedingssituatie-van-jonge-

kinderen-2002.pdf

Matthys, C., Huybrechts, I., Bellemans, M., De Maeyer, M. & De Henauw, S. (2003).

Voedingsprofiel van de Vlaamse kleuter. Nutrinews, 11(4), 4-8, beschikbaar op

http://hdl.handle.net/1854/LU-217813.

McIntosh, A., Kubena, K.S., Tolle, G., Dean, W. Kim, M-J., Jan, J-S. & Anding, J.

(2011). Determinants of Children’s Use of and Time Spent in Fast-food and

Full-service Restaurants. Journal of Nutrition Education and Behavior, 43(3),

142-149. doi:10.1016/j.jneb.2010.04.002

Melbye, E.L., Ogaard, T. & Overby, N.C. (2013). Associations between parental

feeding practices and child vegetable consumption. Mediation by child

cognitions? Appetite, 69, 23–30. doi:10.1016/j.appet.2013.05.005

Mitchell, G.M., Farrow, C., Haycraft, E. & Meyer, C. (2013). Parental influences on

children’s eating behaviour and characteristics of successful parent-focussed

interventions. Appetite, 60, 85-94. doi: 10.1016/j.appet.2012.09.014

Nguyen-Rodriguez, S.T., Unger, J.B. & Spruijt-Metz, D. (2009). Psychological

determinants of emotional eating in adolescence. Eat Disord, 17(3), 211-224.

doi: 10.1080/10640260902848543

Ogden, J. (2007). Health Psychology. Geraadpleegd op http://highered.mcgraw-

hill.com/sites/dl/free/0335214711/153930/Sample_Chapter.pdf

Ogden, C. L., Carroll, M. D., Curtin, L. R., Lamb, M. M., & Flegal, K. M. (2010).

Prevalence of high body mass index in US children and adolescents, 2007–2008.

Journal of the American Medical Association, 303, 242–249. doi:

10.1001/jama.2009.20102

Orji, R. & Mandryk, R.L. (2014). Developing culturally relevant design guidelines for

encouraging healthy eating behavior. Int. J. Human-Computer Studies, 72, 207-

223. doi: 10.1016/j.ijhcs.2013.08.012

Page 101: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

94

Patrick, H. & Nicklas, T.A. (2005). A Review of Family and Social Determinants of

Children’s Eating Patterns and Diet Quality. Journal of the American College of

Nutrition, 24(2), 83-92. doi: 10.1080/07315724.2005.10719448

Pearson, N., Biddle, S.J.H. & Gorely, T. (2009). Family correlates of breakfast

consumption among children and adolescents. A systematic review. Appetite, 52,

1–7. doi:10.1016/j.appet.2008.08.006

Pelletier, L.G., Dion, S..C., Slovinec-D’Angelo, M. & Reid, R. (2004). Why Do You

RegulateWhat You Eat? Relationships Between Forms of Regulation, Eating

Behaviors, Sustained Dietary Behavior Change, and Psychological Adjustment.

Motivation and Emotion, 28(3), 245-277. Geraadpleegd op

http://link.springer.com

/article/10.1023%2FB%3AMOEM.0000040154.40922.14

Pheasant, H. (2008). Social, behavioural and other determinants of the choice of diet.

Geraadpleegd op http://www.healthknowledge.org.uk/public-health-

textbook/disease-causation-diagnostic/2e-health-social-behaviour/social-

behavioural-determinants

Power, E.M. (2004). The determinants of healthy eating among low-income Canadians.

The Office of Nutrition Policy and Promotion Health Canada. Beschikbaar op

https://qspace.library.queensu.ca/bitstream/1974/1223/7/EMP%20Final%20Dete

rminants%20single.pdf

Rasmussen, M., Krolner, R., Klepp, K-I., Lytle, L., Brug, J., Bere, E. & Due P. (2006).

Determinants of fruit and vegetable consumption among children and

adolescents: a review of the literature. Part I: quantitative studies. International

Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 3(22), 1-19.

doi:10.1186/1479-5868-3-22

Rodgers, R.F., Paxton, S.J., Massey, R., Campbell, K.J., Wertheim, E.H., Skouteris, H.

& Gibbons, K. (2013). Maternal feeding practices predict weight gain and

obesogenic eating behaviors in young children: a prospective study.

International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 10(24), 1-

10. Gevonden op http://www.ijbnpa.org/content/10/1/24

Rousseau, N. (2013). Dossier zwangerschap: de 9 belangrijkste maanden van het leven?

Food in action, 20, 4-7.

Page 102: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

95

Savage, J.S., Fisher, J.O. & Birch, L.L. (2007). Parental Influence on Eating Behavior:

Conception to Adolescence. The Journal of Law, Medicine & Ethics, 35(1), 22–

34. doi:10.1111/j.1748-720X.2007.00111.x

Scaglioni, S., Arrizza, C., Vecchi, F. & Tedeschi, S. (2011). Determinants of children’s

eating behavior. The American Journal of Clinical Nutrition, 94, 2006-2011.

doi: 10.3945/ajcn.110.001685

Scaglioni, S., Salvioni, M. & Galimberti, C. (2008) Influence of parental attitudes in the

development of children eating behaviour. British Journal of Nutrition, 99, 22-

25. doi: 10.1017/S0007114508892471

Shapiro, J.R., Woolson, S.L., Hamer, R.M., Kalarchian, M.A., Marcus, M.D. & Bulik,

C.M. (2007). Evaluating binge eating disorder in children: Development of the

children’s binge eating disorder scale (C-BEDS). International Journal of

Eating Disorders, 40, 82–89. doi: 10.1002/eat.20318

Sleddens, E.F.C., Kremers, S.P.J., Stafleu, A., Dagnelie, P.C., De Vries, N.K. & Thijs,

C. (2014). Food parenting practices and child dietary behavior. Prospective

relations and the moderating role of general parenting. Appetite, 79, 42–50.

doi:10.1016/j.appet.2014.04.004

Snoek, H.M., van Strien, T., Janssens, J.M.A.M. & Engels, R.C.M.E. (2007).

Emotional, external, restrained eating and overweight in Dutch adolescents.

Scandinavian Journal of Psychology, 48(1), 23-32. doi: 10.1111/j.1467-

9450.2006.00568.x

Spruijt-Metz, D., Lindquist, C.H., Birch, L.L., Fisher, J.O. & Goran, M.I. (2002).

Relation between mothers’ child-feeding practices and children’s adiposity. Am

J Clin Nutr., 75(3), 581-586. Geraadpleegd op http://ajcn.nutrition.org

/content/75/3/581.full.pdf+html

Stea, T.H., Overby, N.C., Klepp, K-I. & Bere, E. (2011) Changes in beverage

consumption in Norwegian children from 2001 to 2008. Public Health Nutrition,

15(3), 379–385. doi:10.1017/S1368980011001959

St-Onge, M.P., Keller, K.L. & Heymsfield, S.B. (2003). Changes in childhood food

consumption patterns: a cause for concern in light of increasing body weights.

Am J Clin Nutr, 78(6), 1068-1073. Geraadpleegd op http://ajcn.nutrition.org

/content/78/6/1068.full.pdf+html

Page 103: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

96

Storm, I., Nijboer, C., Wendel-Vos, G.C.W., Visscher, T.L.S. & Schuit, A.J. (2006).

Een gezonde omgeving ter preventie van gewichtsstijging: nationale en lokale

mogelijkheden. RIVM rapport 270061002/2006

Story, M., Neumark-Sztainer, D. & French, S. (2002). Individual and Environmental

Influences on adolescent eating behaviors. The American Dietetic Association,

102(3). 40-51. doi: 10.1016/S0002-8223(02)90421-9

Szajewska, H. & Ruszczynski, M. (2010). Systematic Review Demonstrating that

Breakfast Consumption Influences Body Weight Outcomes in Children and

Adolescents in Europe. Critical Reviews in Food Science and Nutrition, 50,

113–119. doi:10.1080/10408390903467514

Tacken, G.M.L., van Wagenberg, C.P.A., Breet, M., Puister, L.F., Sijtsema, S.J., Luten,

J., . . . Backus, G.B.C. (2002). Melk, sap of cola? Een onderzoek naar de invloed

van anderen op de drankenkeuze van de jeugd. Den Haag, LEI, Rapport 7.02.10;

ISBN 90-5242-775-5.

Thornton, L.E., Bentley, R.J. & Kavanagh, A.M. (2011). Individual and area-level

socioeconomic associations with fast food purchasing. J Epidemiol Community

Health, 65(10), 873-880. doi: 10.1136/jech.2009.099614

Timpson, N.J., Emmett, P.M., Frayling, T.M., Rogers, I., Hattersley, A.T., McCarthy,

M.I. & Smith, G.D. (2008). The fat mass– and obesity-associated locus and

dietary intake in children. Am J Clin Nutr, 88(4), 971-978. Geraadpleegd op

http://ajcn.nutrition.org/content/88/4/971.full.pdf+html

Tylka, T.L., Eneli, I.U., Kroon Van Diest, A.M. & Lumeng, J.C. (2013). Which

adaptive maternal eating behaviors predict child feeding practices? An

examination with mothers of 2- to 5-year-old children. Eating Behaviors, 14, 57-

63. doi: 10.1016/j.eatbeh.2012.10.014

Utter, J., Denny, S., Robinson, E., Fleming, T., Ameratunga, S. & Grant, S. (2013).

Family meals and the well-being of adolescents. Journal of Paediatrics and

Child Health, 49, 906–911.

Page 104: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

97

Van der Heyden, J., Gisle, L., Demarest, S., Drieskens, S., Hesse, E. & Tafforeau, J.

Gezondheidsenquête België, 2008. Rapport I - Gezondheidstoestand.

Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance, 2010; Brussel

Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. ISSN : 2032-9172 -

Depotnummer. D/2010/2505/06 – IPH/EPI REPORTS N° 2010/004

van der Horst, K., Kremers; S., Ferreira, I., Singh, A., Oenema, A. & Brug, J. (2007).

Perceived parenting style and practices and the consumption of sugar-sweetened

beverages by adolescents. Health Educ. Res., 22(2), 295-304.

doi:10.1093/her/cyl080

van Leeuwen, C. (2009). De invloed van de emotieregulatiestijlen herwaardering en

onderdrukking op de mogelijkheid tot het uitoefenen van zelfcontrole

(Masterthesis, Universiteit Utrecht, Nederland). Geraadpleegd op

http://dspace.library.uu.nl /handle/1874/39586

van Strien, T. (2013). Emotioneel eten. De Psycholoog, 50-59. Geraadpleegd op

http://www.boompsychologie.nl/documenten/tatjana_van_strien_de_psycholoog

_2013_09.pdf

van Strien, T. (2005). Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag, NVE. Handleiding en

Verantwoording. Amsterdam: Boom test uitgevers.

van Strien, T. & Bazelier, F.G. (2007). Perceived parental control of food intake is

related to external, restrained and emotional eating in 7–12-year-old boys and

girls. Appetite, 49(3), 618–625. doi:10.1016/j.appet.2007.03.227

van Strien, T. & Oosterveld, P. (2008). The Children’s DEBQ for Assessment of

Restrained, Emotional, and External Eating in 7- to 12-Year-Old Children.

International Journal of Eating Disorders, 41(1), 72–81. doi:10.1002/eat.20424

van Strien, T., Herman, C.P. & Verheijden, M.W. (2012). Eating style, overeating and

weight gain: a prospective 2-year follow-up study in a representative Dutch

sample. Appetite, 59(3), 782-789. doi:10.1016/j.appet.2012.08.009

Vandenplas, Y. (z.d.). Gezonde voeding voor kleuters. Voedingscel van de Vlaamse

Vereniging Kindergeneeskunde - Vlaamse Pediatrische diëtisten - Kind en

Gezin.

Page 105: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

98

Vanderlinden, J. (2001). Stoppen met eetbuien: hoe zet ik de eerste stappen ? UZ

Gezondheidsbrief, 120. Geraadpleegd op http://www.uzleuven.be/psychiatrie/

stoppen-met-eetbuien-hoe-zet-ik-de-eerste-stappen

Vanhee, P. (2006). Functionele voeding – Stand van zaken. Nutrinews, 2, 3-7.

Beschikbaar op http://www.nice-info.be/documenten/nutrinews_pdf/

01functionelevoeding0606.pdf

Ventura, A.K. & Birch, L.L. (2008). Does parenting affect children's eating and weight

status? International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity,

5(15), 1-12. doi: 10.1186/1479-5868-5-15

Vereecken, C., Inchley, J., Subramanian, S.V., Hublet, A. & Maes, L. (2005). The

relative influence of individual and contextual socio-economic status on

consumption of fruit and soft drinks among adolescents in Europe. European

Journal of Public Health, 15(3), 224-232. doi:10.1093/eurpub/cki005

Verloigne, M., Van Lippevelde, W., Maes, L., Johannes, B. & De Bourdeaudhuij, I.

(2012). Family- and school-based correlates of energy balance-related

behaviours in 10–12-year-old children: a systematic review within the ENERGY

(EuropeaN Energy balance Research to prevent excessive weight Gain among

Youth) project. Public Health Nutrition, 15(8), 1380–1395. doi:10.1017

/S1368980011003168

Verraes, C. (2010). Eetgedrag van kinderen in Vlaanderen (afstudeerwerk). Universiteit

Gent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen.

Verzeletti, C., Maes, L., Santinello, M. & Vereecken, C.A. (2010). Soft drink

consumption in adolescence: associations with food-related lifestyles and family

rules in Belgium Flanders and the Veneto Region of Italy. Eur J Public Health.,

20(3), 312-317. doi:10.1093/eurpub/ckp150

Videon, T.M. & Manning, C.K. (2003). Influences on adolescent eating patterns: the

importance of family meals. Journal of Adolescent Health, 32(5), 365–373.

doi:10.1016/S1054-139X(02)00711-5

Vlaams actieplan voeding en beweging 2009 - 2015 (2009). Geraadpleegd op

http://www.zorg-en-gezondheid.be/Beleid/Gezondheidsdoelstellingen/Vlaams-

actieplan-voeding-en-beweging-2009---2015/

Page 106: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

99

Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en ziektepreventie (2008): De actieve

voedingsdriehoek: een praktische voedings- en beweeggids. Gids.

Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en ziektepreventie (2012): De actieve

voedingsdriehoek: een praktische voedings- en beweeggids. Gids.

Vlaams Parlement (2008, 22 september). Gezondheidsconferentie Voeding &

Beweging. Ontwerp van actieplan voeding en beweging. Beschikbaar op

http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2009/g112-1.pdf

Vlaamse consensustekst in verband met evenwichtige voeding en beweging, ten behoeve

van zorgverstrekkers. Brussel: Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en

Gezin, 2012 (verkrijgbaar via www.eetexpert.be)

Wardle, J., Carnell, S. & Cooke, L. (2005). Parental control over feeding and children’s

fruit and vegetable intake: How are they related? Journal of the American

Dietetic Association, 105(2), 227–232. doi:10.1016/j.jada.2004.11.006

WHO (2013). Obesity and overweight. Geraadpleegd op 17 november 2013, van

http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs311/en/index.html

WHO (2014). Diet. Geraadpleegd op 14 februari 2014, van

http://www.who.int/topics/diet/en/

Page 107: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

100

Lijst van tabellen

Tabel 1: Overzicht belangrijkste determinanten van maaltijdpatroon, eetgedrag en

consumptiepatroonpatroon bij kinderen.

Tabel 2: Onderzoeksdesign IDEFICS en I.Family studie: overzicht beschikbare data

Tabel 3: Aantal kinderen en proportie met overgewicht en obesitas per land (EU-T0)

Tabel 4: KIND - Gemiddeld aantal porties per week in vergelijking naar geslacht, SES-

groep en leeftijd (EU-T0)

Tabel 5: Gezingerelateerde predictoren van het consumptiepatroon van het kind

(EU-T0)

Tabel 6: Aantal kinderen en proportie met overgewicht en obesitas per land (EU-T1)

Tabel 7: KIND - Gemiddeld aantal porties per week in vergelijking naar geslacht, SES-

groep en leeftijd (EU-T1)

Tabel 8: Gezingerelateerde predictoren van het consumptiepatroon van het kind

(EU-T1)

Tabel 9: Aantal kinderen en proportie met overgewicht en obesitas per land (EU-T4)

Tabel 10: KIND - Gemiddeld aantal porties per week in vergelijking naar geslacht en

gecorreleerd met de leeftijd (EU-T4)

Tabel 11: KIND - Consumptie in vergelijking naar maaltijdpatroon (EU-T4)

Tabel 12: OUDERS - Gemiddeld aantal porties per week - correlatie FFQ kind (EU)

Tabel 13: Meervoudige lineaire regressie met consumptiepatroon van het kind als

afhankelijke variabele (deel a) (EU-T4)

Tabel 14: Meervoudige lineaire regressie met consumptiepatroon van het kind als

afhankelijke variabele (deel b) (EU-T4)

Tabel 15: KIND - Longitudinale verandering van het consumptiepatroon T0-T1 voor de

hele populatie en de geslachten (EU)

Tabel 16: KIND - Longitudinale verandering van het consumptiepatroon T0-T1 voor de

gezinsvariabelen (deel a) (EU)

Tabel 17: KIND - Longitudinale verandering van het consumptiepatroon T0-T1 voor de

gezinsvariabelen (deel b) (EU)

Tabel 18: Socio-demografische gegevens per geslacht (BE-T1)

Tabel 19: KIND - Gemiddeld aantal porties per week in vergelijking naar geslacht en

naar SES en de correlatie met de leeftijd (BE-T1)

Page 108: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

101

Tabel 20: OUDER - Gemiddeld aantal porties per week - correlatie FFQ kind (BE-T1)

Tabel 21: Socio-demografische gegevens per geslacht (BE-T2)

Tabel 22: KIND - Gemiddeld aantal porties per week in vergelijking naar geslacht en

naar SES-groep en de correlatie met de leeftijd (BE-T2)

Tabel 23: KIND - Gemiddelde score op de subschalen van de NVE in vergelijking voor

het geslacht en de SES-groep en de correlatie met de leeftijd (BE-T2)

Tabel 24: KIND - Correlaties tussen het eetgedrag en het consumptiepatroon (BE-T2)

Tabel 25: Socio-demografische gegevens per geslacht (BE-T4)

Tabel 26: KIND - Gemiddeld aantal porties per week in vergelijking naar geslacht en

SES-groep en correlatie met de leeftijd (BE-T4)

Tabel 27: KIND - Gemiddelde score op de subschalen van de NVE in vergelijking voor

het geslacht en de SES-groep en de correlatie met de leeftijd (BE-T4)

Tabel 28: KIND - Correlaties tussen het eetgedrag en het consumptiepatroon (BE-T4)

Tabel 29: OUDERS - Gemiddeld aantal porties per week - correlatie FFQ kind (BE-T4)

Tabel 30: Correlatie consumptiepatroon van het kind en CFQ (BE-T4)

Tabel 31: Meervoudige lineaire regressie met consumptiepatroon van het kind als

afhankelijke variabele (deel a) (BE-T4)

Tabel 32: Meervoudige lineaire regressie met consumptiepatroon van het kind als

afhankelijke variabele (deel b) (BE-T4)

Tabel 33: Correlaties tussen het eetgedrag van het kind en de voedingsopvoeding en

impulsiviteit van de ouders (BE-T4)

Tabel 34: Meervoudige lineaire regressie met het eetgedrag van het kind als

afhankelijke variabele (BE-T4)

Tabel 35: Longitudinale verandering consumptiepatroon van het kind T1-T2 met

interactie-effect

Tabel 36: Longitudinale verandering van het eetgedrag van het kind T2-T3-T4 voor de

hele populatie en de geslachten (BE)

Page 109: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

102

Lijst van figuren

Figuur 1: Grenswaarden per leeftijd voor de BMI van kinderen voor classificatie van

overgewicht en obesitas. (Vlaamse groeicurven, 2004, VUB, Laboratorium

Antropogenetica)

Figuur 2: Percentage van de jongeren (van 2 t.e.m. 17 jaar) met overgewicht (links) en

obesitas (rechts) volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2008

Figuur 3: De Actieve voedingsdriehoek, VIGeZ (2013)

Figuur 4: Overzicht gehanteerde termen

Figuur 5: Socio-ecologisch model. Aangepast van Intervention mapping step 1: Needs

assessment (p. 196-199), by L.K. Bartholomew, G.S. Parcel, G. Kok, N.H.

Gottlieb en M.E. Fernández, 2011, San Francisco: Jossey-Bass

Figuur 6: Opvoedingsstijlen. Aangepast van “Relation of parenting styles, feeding

styles and feeding practices to child overweight and obesity. Direct and

moderated effects,” by L. Hubbs-Tait, K.L. Dickin, M. Sigman-Grant, L. Jahns

and A.R. Mobley, 2013, Appetite, 71, p. 127.

Figuur 7: Invloed van het ouderlijk consumptiepatroon op longitudinale verandering

van het consumptiepatroon van het kind

Page 110: UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/081/RUG01-002164081... · 2014. 12. 18. · gezonde leefstijl is het nodig om de invloed van ouders in kaart te brengen. Dit werk

103