6
1 Stimuleren toekomstig ondernemerschap in Vogelaarwijken M.T. Copping, E. Elast, H.I.N. Janssen – 2014 Ondernemerschap kan voor sociaal economische opwaardering van Vogelaarwijken zorgen. De factoren die van belang zijn voor toekomstig ondernemerschap verschillen echter significant tussen Vogelaarwijken en niet-Vogelaarwijken. Toekomstig beleid moet rekening houden met het feit dat leeftijd, geslacht en sociaal kapitaal in beide type wijken verschillend van invloed zijn op toekomstig ondernemerschap. Problemen in Vogelaarwijken In 2007 zijn 40 wijken geselecteerd waarvan de kwaliteit van de leefomgeving achter bleef bij die van andere wijken in dezelfde stad (Vogelaar, 2007). In deze zogeheten Vogelaarwijken heeft de bevolking een sociaaleconomische achterstand tegenover inwoners uit andere wijken (Permentier et al., 2013). Inwoners van Vogelaarwijken hebben in vergelijking tot inwoners van niet-Vogelaarwijken minder toegang tot sociale netwerken, minder toegang tot scholing en ziekenhuizen, minder rolmodellen van ondernemers in de wijk en komen meer in aanraking met geweld en criminaliteit (Ellen & Turner, 1997 in Van Gent et al., 2009). Gezien de achterstand van Vogelaarwijken kan ondernemerschap voor deze wijken een belangrijke bron van sociaaleconomische opwaardering zijn. Zo kan ondernemerschap in Vogelaarwijken werkloosheid bestrijden en de economische vitaliteit van een wijk verbeteren (Vogelaar, 2007; Permetier et al., 2013). Ook zijn er verscheidene indirecte voordelen van ondernemerschap voor Vogelaarwijken zoals een afname van hangjongeren door het presenteren van toekomstperspectief en een toename van bedrijvigheid in de straat (PBL, 2010). Uit onderzoek is gebleken dat negatieve sociaaleconomische aspecten van een wijk een negatieve invloed hebben op ondernemerschap (Williams & Williams, 2011). Vogelaarwijken zitten hierdoor in een vicieuze cirkel. De negatieve sociaaleconomische gesteldheid van een wijk zorgt voor een kleine omvang van ondernemerschap waardoor sociaaleconomische opwaardering niet plaatsvindt. Mogelijk dat de toename van ondernemerschap de tendens van een Vogelaarwijk kan doorbreken. De toename van de omvang van ondernemerschap kan de sociaaleconomische aspecten van een wijk versterken en zo mogelijk toekomstig ondernemerschap stimuleren. Om te onderzoeken hoe deze vicieuze cirkel doorbroken kan worden is gekeken naar de invloed van vier persoonlijke factoren en twee perceptie factoren op toekomstig ondernemerschap in afzonderlijk Vogelaarwijken en niet-Vogelaarwijken. Toekomstig ondernemerschap wordt hierbij gezien als een samenvoeging van mensen die de eerste stappen hebben gezet richting het starten van een onderneming en mensen die denken binnen twee jaar een onderneming te starten. In het onderzoek is gebruik gemaakt van een dataset afkomstig van de Global Entrepreneurship Monitor (GEM). De GEM is een jaarlijkse enquêteonderzoek naar de mate van, houding tot en aspiratie tot ondernemerschap van individuen. In deze studie is alleen gekeken naar individuen uit steden met Vogelaarwijken. Menselijk kapitaal, sociaal kapitaal, leeftijd, geslacht, angst om te falen en zelfvertrouwen zijn volgens literatuur allemaal op verschillende manieren van invloed op toekomstig ondernemerschap. Menselijk kapitaal is het bezit van cognitieve vaardigheden en kennis. Het wordt gezien als een belangrijke factor voor het ontdekken en exploiteren van kansen ten aanzien van ondernemerschap (Schultz, 1959; Mincer, 1974 in Davidson en Honig, 2003). Het verband tussen menselijke kapitaal en toekomstig ondernemerschap wordt positief verondersteld. Sociaal kapitaal is het netwerk bestaande uit familie en relaties binnen de eigen werk- en leefomgeving (Loury, 1987). Sociaal kapitaal is van belang voor het verkrijgen van informatie, kapitaal en diensten, en kan een brug vormen tussen bronnen van menselijk kapitaal (Putnam, 2000; Adler & Kwon, 2002; Lesser, 2000). Het verband tussen sociaal kapitaal en toekomstig ondernemerschap wordt eveneens positief verondersteld. De leeftijd van een individu en de mate van ondernemerschap vertonen volgens vele auteurs samenhang (e.g. Wang, 2009; Johansson, 2000; Wagner & Sternberg, 2004). Jongeren beschikken over

Stimuleren toekomstig ondernemerschap in vogelaarwijken

Embed Size (px)

DESCRIPTION

 

Citation preview

Page 1: Stimuleren toekomstig ondernemerschap in vogelaarwijken

1

Stimuleren toekomstig ondernemerschap in Vogelaarwijken

M.T. Copping, E. Elast, H.I.N. Janssen – 2014 Ondernemerschap kan voor sociaal economische opwaardering van Vogelaarwijken zorgen. De factoren die van belang zijn voor toekomstig ondernemerschap verschillen echter significant tussen Vogelaarwijken en niet-Vogelaarwijken. Toekomstig beleid moet rekening houden met het feit dat leeftijd, geslacht en sociaal kapitaal in beide type wijken verschillend van invloed zijn op toekomstig ondernemerschap.

Problemen in Vogelaarwijken

In 2007 zijn 40 wijken geselecteerd waarvan de kwaliteit van de leefomgeving achter bleef bij die van andere wijken in dezelfde stad (Vogelaar, 2007). In deze zogeheten Vogelaarwijken heeft de bevolking een sociaaleconomische achterstand tegenover inwoners uit andere wijken (Permentier et al., 2013). Inwoners van Vogelaarwijken hebben in vergelijking tot inwoners van niet-Vogelaarwijken minder toegang tot sociale netwerken, minder toegang tot scholing en ziekenhuizen, minder rolmodellen van ondernemers in de wijk en komen meer in aanraking met geweld en criminaliteit (Ellen & Turner, 1997 in Van Gent et al., 2009).

Gezien de achterstand van Vogelaarwijken kan ondernemerschap voor deze wijken een belangrijke bron van sociaaleconomische opwaardering zijn. Zo kan ondernemerschap in Vogelaarwijken werkloosheid bestrijden en de economische vitaliteit van een wijk verbeteren (Vogelaar, 2007; Permetier et al., 2013). Ook zijn er verscheidene indirecte voordelen van ondernemerschap voor Vogelaarwijken zoals een afname van hangjongeren door het presenteren van toekomstperspectief en een toename van bedrijvigheid in de straat (PBL, 2010).

Uit onderzoek is gebleken dat negatieve sociaaleconomische aspecten van een wijk een negatieve invloed hebben op ondernemerschap (Williams & Williams, 2011). Vogelaarwijken zitten hierdoor in een vicieuze cirkel. De negatieve sociaaleconomische gesteldheid van een wijk zorgt voor een kleine omvang van ondernemerschap waardoor sociaaleconomische opwaardering niet plaatsvindt. Mogelijk dat de toename van

ondernemerschap de tendens van een Vogelaarwijk kan doorbreken. De toename van de omvang van ondernemerschap kan de sociaaleconomische aspecten van een wijk versterken en zo mogelijk toekomstig ondernemerschap stimuleren.

Om te onderzoeken hoe deze vicieuze cirkel doorbroken kan worden is gekeken naar de invloed van vier persoonlijke factoren en twee perceptie factoren op toekomstig ondernemerschap in afzonderlijk Vogelaarwijken en niet-Vogelaarwijken. Toekomstig ondernemerschap wordt hierbij gezien als een samenvoeging van mensen die de eerste stappen hebben gezet richting het starten van een onderneming en mensen die denken binnen twee jaar een onderneming te starten. In het onderzoek is gebruik gemaakt van een dataset afkomstig van de Global Entrepreneurship Monitor (GEM). De GEM is een jaarlijkse enquêteonderzoek naar de mate van, houding tot en aspiratie tot ondernemerschap van individuen. In deze studie is alleen gekeken naar individuen uit steden met Vogelaarwijken.

Menselijk kapitaal, sociaal kapitaal, leeftijd, geslacht, angst om te falen en zelfvertrouwen zijn volgens literatuur allemaal op verschillende manieren van invloed op toekomstig ondernemerschap.

Menselijk kapitaal is het bezit van cognitieve vaardigheden en kennis. Het wordt gezien als een belangrijke factor voor het ontdekken en exploiteren van kansen ten aanzien van ondernemerschap (Schultz, 1959; Mincer, 1974 in Davidson en Honig, 2003). Het verband tussen menselijke kapitaal en toekomstig ondernemerschap wordt positief verondersteld. Sociaal kapitaal is het netwerk bestaande uit familie en relaties binnen de eigen werk- en leefomgeving (Loury, 1987). Sociaal kapitaal is van belang voor het verkrijgen van informatie, kapitaal en diensten, en kan een brug vormen tussen bronnen van menselijk kapitaal (Putnam, 2000; Adler & Kwon, 2002; Lesser, 2000). Het verband tussen sociaal kapitaal en toekomstig ondernemerschap wordt eveneens positief verondersteld. De leeftijd van een individu en de mate van ondernemerschap vertonen volgens vele auteurs samenhang (e.g. Wang, 2009; Johansson, 2000; Wagner & Sternberg, 2004). Jongeren beschikken over

Page 2: Stimuleren toekomstig ondernemerschap in vogelaarwijken

2

het algemeen over minder krediet dan ouderen en daarom zijn jongeren minder vaak betrokken bij ondernemerschap dan ouderen (Wagner & Sternberg, 2004). Daarentegen kan op basis van de opportuniteitskosten gesteld worden dat de drempel voor ouderen om te gaan ondernemen hoger is dan voor jongeren. In dit geval bestaan de opportuniteitskosten uit de verloren verdiensten van de huidige baan wanneer gekozen wordt voor de vaak onzekere verdienste van ondernemerschap (Wagner & Sternberg, 2004). Deze op te geven verdiensten zijn voor ouderen doorgaans hoger dan voor jongeren. Geslacht kan op verschillende manieren van invloed zijn op ondernemerschap. Het wordt aangenomen dat vrouwen minder vaak ondernemer zijn dan mannen door onder andere een verschil in risico-aversie en liquiditeitsbeperking (Borghans et al., 2009; Marlow & Patton, 2005; Carter et al., 2001). Angst om te falen en Zelfvertrouwen worden al langere tijd gezien als belangrijke samenhangfactoren met ondernemerschap (Arenius & Minniti, 2005). Individuen met veel angst om te falen en weinig zelfvertrouwen in de eigen kwaliteiten zullen minder snel toetreden tot ondernemerschap.

Resultaten

Zowel angst om te falen als menselijk kapitaal bleken geen significant verband te hebben met toekomstig ondernemerschap. Hier zijn dan ook geen uitspraken over gedaan. Het zelfvertrouwen van het individu bleek wel belangrijk voor toekomstig ondernemerschap maar er zijn geen verschillen tussen de gehele populatie, Vogelaarwijken, en niet-Vogelaarwijken.

De samenhang tussen de overige drie kenmerken met toekomstig ondernemerschap liggen licht uit elkaar wanneer de resultaten voor Vogelaarwijken en niet-Vogelaarwijken afzonderlijk van elkaar worden bekeken. Mannen in Vogelaarwijken blijken vaker toekomstig ondernemer te zijn dan mannen in niet-Vogelaarwijken, terwijl vrouwen in Vogelaarwijken juist minder vaak toekomstig ondernemer zijn dan vrouwen in niet-Vogelaarwijken. Hoewel het verschil erg klein is zoals te zien in de tabel 1, komt deze vinding overeen met de verwachtingen aangaande geslacht en ondernemerschap in (niet-)Vogelaarwijken. Mogelijk dat er etnische culturen meer in Vogelaarwijken aanwezig zijn die ondernemerschap onder vrouwen negatief beïnvloedt en onder mannen positief beïnvloedt. Hierbij moet er wel rekening gehouden worden dat er verschillen staan tussen Vogelaarwijken onderling (CBS, 2010).

Tabel 1: Geslacht Geslacht

Vogelaarwijk Toekomstig ondernemer

Man Vrouw Totaal

Nee Nee 93,1 96,6 95,1

Ja 6,9 3,4 4,9

Totaal 100 100 100

N 1658 2358 4016

Ja Nee 92,4 97,1 95,2

Ja 7,6 2,9 4,8

Totaal 100 100 100

N 263 989 646

Significantie niet-Vogelaarwijken: 0,000 Cramer’s V niet-Vogelaarwijken: 0,081 Significantie Vogelaarwijken: 0,006 Cramer’s V Vogelaarwijken: 0,109

In figuur 1 is het aandeel toekomstig ondernemers per leeftijdscategorie te zien in de gehele populatie, Vogelaarwijken en niet-Vogelaarwijken. Waar de hele populatie en niet-Vogelaarwijken een vergelijkbare lijn vertonen, zijn toekomstige ondernemers in Vogelaarwijken vaker of jonger (18 tot 24 jaar) of ouder (44 tot 64 jaar). Deze verschillen kunnen veroorzaakt zijn door wijkeffecten. Het hoge aandeel jonge ondernemers kan samenhangen met het opleidingsniveau van de jongeren in de buurt. De mate van schooluitval van inwoners in Vogelaarwijken is hoger en het gemiddelde opleidingsniveau is lager in Vogelaarwijken dan in niet-Vogelaarwijken (CBS, 2010). Dit zou deze jongeren in de wijk kunnen stimuleren om vroegtijdig toekomstig ondernemer te worden. Ondernemen is in sommige gevallen een interessant alternatief voor het betreden van de arbeidsmarkt.

Het grotere aandeel oudere toekomstig ondernemers in Vogelaarwijken kan verklaard worden door aan te nemen dat de opportuniteitskosten bij ouderen in Vogelaarwijken lager zijn dan de opportuniteitskosten bij ouderen in niet-Vogelaarwijken. Inwoners vanaf 45 jaar zijn relatief meer toekomstig ondernemers in Vogelaarwijken dan in niet-Vogelaarwijken. Mogelijk komt dit doordat inwoners van Vogelaarwijken er langer over doen om financieel kapitaal te vergaren om te gaan ondernemen (Wagener & Sternberg, 2004).

Page 3: Stimuleren toekomstig ondernemerschap in vogelaarwijken

3

Figuur 1: Toekomstig ondernemerschap naar leeftijd

Tenslotte toont sociaal kapitaal significant samenhang met toekomstig ondernemerschap in Vogelaarwijken en niet-Vogelaarwijken. Uit de analyse blijkt dat het in bezit zijn van sociaal kapitaal echter minder belangrijk was voor toekomstige ondernemers in Vogelaarwijken dan in niet-Vogelaarwijken (zie tabel 2). De veronderstelling dat toekomstige ondernemers in Vogelaarwijken meer zouden vertrouwen op sociaal kapitaal, omdat zij over minder menselijk kapitaal beschikken dan inwoners in niet-Vogelaarwijken, blijkt niet te kloppen. Mogelijk is dat sociaal kapitaal minder samenhang toont met toekomstig ondernemerschap dan op voorhand verwacht werd.

Tabel 2: Sociaal kapitaal Sociaal kapitaal

Vogelaarwijk Toekomstig ondernemer

Nee Ja Totaal

Nee Nee 97,2 79,0 92,5

Ja 2,8 21,0 7,5

Totaal 100 100 100

N 1820 639 2459

Ja Nee 96,5 82,5 93,0

Ja 3,5 17,5 7,0

Totaal 100 100 100

N 314 103 417

Significantie niet-Vogelaarwijken: 0,000 Cramer’s V niet-Vogelaarwijken: 0,302 Significantie Vogelaarwijken: 0,000 Cramer’s V Vogelaarwijken: 0,237

Beleid

Doordat de invloed van sociaal kapitaal, geslacht en leeftijd op toekomstig ondernemerschap in Vogelaarwijken verschilt van de invloed die dezelfde

factoren hebben op toekomstig ondernemerschap in niet-Vogelaarwijken is het noodzakelijk het beleid hierop aan te passen. Projecten die werken in een niet-Vogelaarwijk zullen niet noodzakelijkerwijs hetzelfde positief effect hebben in Vogelaarwijken. De beleidsimplicaties die hiermee gemoeid zijn worden kort toegelicht.

Leeftijd Binnen Vogelaarwijken is het aandeel toekomstige ondernemers in de leeftijdscategorie 45-54 jaar relatief groter dan het aandeel toekomstige ondernemers in niet-Vogelaarwijken. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat inwoners van Vogelaarwijken op jongere leeftijd nog niet over het benodigde financiële kapitaal beschikken. Op hogere leeftijd, vanaf circa 45 jaar, beschikken inwoners van Vogelaarwijken wel over voldoende financiële middelen en zijn vanaf dan meer betrokken in toekomstig ondernemerschap.

Om de jongere inwoners van Vogelaar wijken, van 25 tot 45 jaar, te stimuleren tot toekomstig ondernemerschap is het onder de aandacht brengen van microkrediet een mogelijke beleidsimplementatie. Microkrediet kan ondernemerschap in Vogelaarwijken stimuleren. Hierbij gaat het niet om het geven van geld aan inwoners: maar toekomstige ondernemers moeten microkredietverstrekkers overtuigen dat hun businessplan goed genoeg is. Zodoende kan ook het gat van financiële mogelijkheden voor inwoners tussen Vogelaarwijken en niet-Vogelaarwijken genivelleerd worden.

Geslacht In Vogelaarwijken zijn relatief weinig vrouwen toekomstig ondernemer ten opzichte van niet-Vogelaarwijken. Deze constatering kan vanaf twee perspectieven belicht worden. Enerzijds bestaat de mogelijkheid dat er etnische culturen aanwezig zijn in Vogelaarwijken die toekomstig ondernemerschap onder vrouwen belemmeren. Beleid gericht op het stimuleren van vrouwelijk ondernemerschap zou hierdoor inefficiënt zijn.

Anderzijds willen vrouwen vaker werk combineren met (huishoudelijke) taken en hebben zij vaker een tekort aan financieel kapitaal. Gezien de sociaaleconomische situatie van Vogelaarwijken is het aannemelijk dat deze belemmerende factoren in Vogelaarwijken een sterkere rol spelen dan in niet-Vogelaarwijken. Om vrouwen te stimuleren tot toekomstig ondernemerschap kan beleid dat vrouwen meer flexibiliteit geeft positief zijn. De mogelijkheid van het opstellen van een platform waar ondernemers met

18-24

25-34

35-44

45-54

55-64

65-120

Alle respondenten 11,3 9,9 8,2 4,9 2,5 0,1

Niet-Vogelaarwijk 10,9 10,1 8,6 4,5 2,3 0,3

Vogelaarwijk 13,2 8,8 5,5 8 3,3 0

02468

101214

Pe

rce

nta

ge T

oe

kom

stig

e O

nd

ern

em

ers

Leeftijdscategorie

Alle respondenten Niet-Vogelaarwijk

Vogelaarwijk

Page 4: Stimuleren toekomstig ondernemerschap in vogelaarwijken

4

kinderen in contact worden gebracht met elkaar, om zo onderling kinderopvangafspraken mogelijk te maken zou onderzocht moeten worden. Hiermee worden tegen minimale kosten de flexibiliteit van toekomstige (vrouwelijke) ondernemers gemaximaliseerd. Dit kan als vervanging dienen voor dure kinderopvang.

Sociaal kapitaal Inwoners van Vogelaarwijken lijken de voordelen van sociaal kapitaal minder goed te benutten dan inwoners van niet-Vogelaarwijken. Toekomstig ondernemerschap zou in Vogelaarwijken gestimuleerd kunnen worden door het versterken van netwerken (Welter et al., 2007). In Vogelaarwijken zijn de mogelijkheden tot sociaal contact minder dan in andere wijken (van Gent et al., 2009). Hierdoor is het sociaal kapitaal van inwoners van Vogelaarswijken vaker van een zwakke aard dan in andere wijken. Dit zou de zwakkere samenhang tussen sociaal kapitaal en toekomstig ondernemerschap in Vogelaarwijken kunnen verklaren. Beleid dat gericht is op het versterken van het sociaal kapitaal in Vogelaarwijken verdient meer aandacht. Hierdoor kan de samenhang tussen sociaal kapitaal en toekomstig ondernemerschap toenemen.

Discussie Door gebruik te maken van een uitgebreide database aan gegevens over (toekomstig) ondernemerschap, en een goede literaire basis, is het aannemelijk gemaakt dat wijkeffecten invloed hebben op toekomstig ondernemerschap. De uitkomsten van de samenhang tussen de kenmerken leeftijd en geslacht op toekomstig ondernemerschap bleken zoals verwacht.

Ook het kenmerk sociaal kapitaal bleek significant, maar deze kwam niet overeen met de verwachting. Hoewel onverklaarbaar binnen de strekking van het onderzoek is dit een interessante bevinding.

Er zijn ook kenmerken welke belangrijk zouden kunnen zijn die geen significant verband hadden met toekomstig ondernemerschap. Om het verband tussen de kenmerken menselijk kapitaal, angst om te falen en zelfvertrouwen, en toekomstig ondernemerschap te onderzoeken zou een grotere onderzoekspopulatie van pas komen. Het relatief kleine aandeel toekomstige ondernemers binnen de gehele dataset heeft geleid tot lage significantie. Aansluitend op het vorige aandachtspunt zijn er ook kenmerken welke vanuit de literatuur van invloed kunnen zijn op ondernemerschap, maar welke geen deel uitmaakte van de dataset. Dit zijn kenmerken als etniciteit, opleidingsniveau en inkomen. Een eventueel vervolgonderzoek zou gebruik moeten maken van een uitgebreidere dataset, waarbij zowel het aantal respondenten hoger is, als het aantal nagevraagde kenmerken. Met deze aanpassingen kan het effect van een wijk op toekomstig ondernemerschap nog beter in kaart gebracht worden.

Een laatste beperking welke genoemd moet worden is de gelijk gehouden aard van Vogelaarwijken. Er is slechts een selectie gemaakt tussen Vogelaarwijken en niet-Vogelaarwijken, terwijl Vogelaarwijken onderling erg heterogeen zijn met verschillende aandelen studenten, arbeiders en etnische minderheden (CBS, 2010). Een specifieke kijk per Vogelaarwijk is nodig om de invloed van de individuele wijkeigenschappen uit het onderzoek te filteren.

Literatuur Adler, P. S., & Kwon, S. W. (2002). Social capital: Prospects for a new concept. Academy of management review, 27(1), 17-40. Andersson, M. & J. Larsson (2013), Local Clusters of Entrepreneurs: Neighborhood peer effects in entrepreneurship? Lund University: Centre for Innovation, Research and Competence in the Learning Economy, 30. Armington, C. & Z. Acs (2010), The Determinants of Regional Variation in New Firm Formation. Regional Studies, 36(1), pp. 33-45. Borghans, L., J. Heckman, B. Golsteyn & H. Meijers (2009), Gender differences in risk aversion and ambiguity aversion. Journal of the European Economic Association, 7(2), pp. 649–658. Carter, S., S. Anderson & E. Shaw (2001), Women’s business ownership: A review of the academic, popularand internet literature. Report to the Small Business Service: Discussion Paper.

Page 5: Stimuleren toekomstig ondernemerschap in vogelaarwijken

5

Centraal Bureau voor de Statistiek (2010), Outcome Monitor: Eerste voortgangsrapport totaalbeeld 40 aandachtswijken in Nederland. Davidsson, P. & B. Honig (2003), The role of social and human capital among nascent entrepreneurs. Journal of Business Venturing, 18(3), pp. 301-331. Ferrier, J. (2012), De multiculturele samenleving in cijfers en feiten: cijfers en feiten over de multiculturele samenleving gesignaleerd in artikelen uit landelijke kranten en opiniebladen. FORUM: Instituut voor multiculturele vraagstukken. Folmer, E. & A. Risselada (2013), Planning the neighbourhood economy: land-use plans and the economic potential of urban residential neighbourhoods in the Netherlands. European Planning Studies, 21(12), pp. 1873-1894. Fotopoulos, G. (2013), On the spatial stickiness of UK new firm formation rates. Journal of Economic Geography, 14(3), pp. 651-679. Fritsch, M. & M. Wyrwick (2013), The long persistence of regional levels of entrepreneurship: Germany 1925-2005. Regional Studies, 48(6), pp. 955-973. Gent, W. van, S. Musterd & W. Ostendorf (2009), Disentangling neighbourhood problems: area-based interventions in Western European cities. Urban Research & Practice, 2(1), pp. 53-67. Johansson, E. (2000), Self-employment and Liquidity Constraints: Evidence from Finland. The Scandinavian Journal of Economics, 102(1), pp. 123–134. Lesser, E. L. (Ed.). (2000). Knowledge and social capital: Foundations and applications. Routledge. Light, I., & C. Rosenstein (1995), Race, ethnicity, and entrepreneurship in urban America. New York: Transaction Publishers. Marlow, S., & Patton, D. (2005), All credit to men? Entrepreneurship, finance, and gender. Entrepreneurship Theory and Practice, 29(6), 717-735. Mincer, J. (1974), Schooling, Experience and Earnings. New York: Columbia University Press. PBL (2010), De invloed van de wijk op het bedrijf in theorie: Bedrijvigheid en leefbaarheid in stedelijke wijken. Den Haag: Planbureau voor de leefomgeving. Permentier, M., K. Wittebrood, M. Das & G. van Daalen (2013), Register over wijken: Mogelijkheden en beperking van het Sociaal Statitisch Bestand voor onderzoek ‘Sociaal dynamiek in de wijk’. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau. Putnam, R. D. (2000), Bowling alone: The collapse and revival of American community. Simon and Schuster. Sahin, M. (2012), Studies on Migrant Entrepreneurship in Dutch Cities. Economic and business administration: Doctoral Thesis. Amsterdam: Vrije Universiteit. Schultz, T. (1959), Investment in man: an economist’s view. Social Service Review, 33 (2), pp. 69–75. Vogelaar, E. (2007) Actieplan Krachtwijken: Van Aandachtswijk naar Krachtwijk. Ministerie voor Wonen, Wijken en Integratie. Wang, Q. (2009), Gender, ethnicity, and self-employment: a multilevel analysis across US metropolitan areas. Environment and planning, 41(8), pp. 1979-1996. Welter, F., L. Trettin & U, Neumann (2008), Fostering entrepreneurship in distressed urban neighbourhoods. International Entrepreneurship and Management Journal, 4(2), pp. 109-128. Williams, N., & C. Williams (2011), Tackling barriers to entrepreneurship in a deprived urban neighbourhood. Local Economy, 26(1), pp. 30-42. Wittebrood, K., F. Pinkster & M. Permentier (2001), Wonen Wijken en Interventies: krachtwijken in perspectief. Den Haag: Centraal Cultureel Planbureau.

Page 6: Stimuleren toekomstig ondernemerschap in vogelaarwijken

6