24
0 READER SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN CCOPRF10R1

SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

0

READER

SCHRIFTELIJKRAPPORTEREN

CCOPRF10R1

Page 2: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

1

READER

SCHRIFTELIJKRAPPORTEREN

CCOPRF10R1

T. ten Dam

Opleiding Communicatie

Instituut voor Communicatie, Media en Informatietechnologie

Hogeschool Rotterdam Rotterdam, september 2013

Page 3: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

2

SCHRIFTELIJK RAPPORT EREN 3 1.1 Omslagblad en rapporttitel 3 1.2 Titelblad 4 1.3 Voorwoord 4 1.4 Samenvatting 5 1.5 Inhoudsopgave 6 1.6 Inleiding 7 1.7 Structuuraanduiders in hoofdstukken 8 1.8 Bronvermeldingen 9

1.8.1 Citeren, parafraseren en plagiaat 9 1.8.2 Bronverwijzing in de tekst 12 1.8.3 Bronvermelding in de literatuurlijst 14

1.9 Figuren 17 1.10 Voetnoten en notenlijst 17 1.11 Bijlagen 18 1.12 Lay-out 19 1.13 Helder en correct taalgebruik 19 1.14 Checklist rapport 20

Page 4: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

3

SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN Tijdens de module CCOPRF10R1 wordt ingegaan op de eisen die aan een rapport worden gesteld tijdens de gehele opleiding Communicatie. In dit hoofdstuk tref je informatie aan over deze eisen. Na bestudering van dit hoofdstuk ben je in staat om: - de onderdelen van een omslagblad en een titelblad van een rapport toe te passen; - een voorwoord met relevante informatie te schrijven; - de functie en onderdelen van een samenvatting van een rapport te noemen; - een overzichtelijke inhoudsopgave volgens de eisen samen te stellen; - een inleiding volgens de gegeven eisen te schrijven; - een tekst te structureren met signaalwoorden, verwijswoorden en structurerende

zinnen; - bronvermelding volgens de APA-norm toe te passen in een tekst; - figuren in een tekst correct weer te geven; - voetnoten in te zetten waar nodig; - de eisen aan een titelbeschrijving en een literatuurlijst voor alle gebruikte bronnen

volgens de APA-norm toe te passen; - bijlagen van een rapport volgens de eisen weer te geven; - volgens de gangbare eisen van lay-out het rapport vorm te vorm te geven.

In de paragrafen 1.1 tot en met 1.11 worden de onderdelen toegelicht die voorkomen in het rapport. Deze onderdelen worden behandeld in de volgorde waarin ze in het rapport moeten staan. In paragraaf 1.12 worden de eisen aan de lay-out van het rapport beschreven. Vervolgens komt in paragraaf 1.13 het taalgebruik in een rapport aan de orde. Een checklist voor het rapport tref je aan in paragraaf 1.14. 1.1 Omslagblad en rapporttitel Op het omslagblad van het rapport worden de volgende onderdelen vermeld: - een motiverende hoofdtitel;

- een structurerende ondertitel;

- een illustratie om de aantrekkingskracht te vergroten. Met een motiverende titel wil je met een prikkelende vraag of slogan de aandacht van de lezer trekken en zijn nieuwsgierigheid opwekken voor de inhoud van het rapport. In de structurerende ondertitel geef je zakelijke informatie over het onderwerp en / of de probleemstelling van het rapport. Gebruik in een structurerende titel een zelfstandig naamwoord als kernwoord en zorg voor typografisch onderscheid tussen de motiverende hoofdtitel en de structurerende ondertitel.

Page 5: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

4

In figuur 1.1 worden voorbeelden gegeven van motiverende hoofdtitels en bijbehorende structurerende ondertitels.

Hebben we dat afgesproken? De noodzaak van een goed verloop van de interne communicatie binnen een onderneming

Zonder brandstof kom je niet ver Het belang van kennismanagement voor Shell

Een beter milieu begint bij de marketeer De invloed van marketing op milieuvriendelijk consumentengedrag

Wie jong belegt, komt goed terecht Onderzoek naar de informatiebehoefte van leden van het Future Senior Fund

Philips in de rimboe Een analyse van de concurrentiestrategie van Philips in Woestbezkistan

Figuur 1.1 Voorbeelden van motiverende hoofdtitels en structurerende ondertitels

1.2 Titelblad Na het omslagblad volgt het titelblad in het rapport. Op het titelblad van het rapport moeten de volgende onderdelen vermeld worden: - de motiverende hoofdtitel en de structurerende ondertitel (zie ook paragraaf 1.1); - je naam en studentnummer; - de klas; - de naam van de opdrachtgever (projectbegeleider); - opleiding Communicatie; - Instituut voor Communicatie, Media en Informatietechnologie; - Hogeschool Rotterdam; - plaats en datum.

1.3 Voorwoord Na het titelblad volgt het voorwoord, dat een aparte plaats inneemt binnen het rapport. Het rapport zelf dient namelijk in een objectieve en zakelijke stijl geschreven te worden. Het gebruik van ‘ik’ of ‘wij’ dien je te vermijden. De enige plaats echter waar je wel een persoonlijke noot kunt vermelden en ‘ik’ of ‘wij’ kunt gebruiken, is het voorwoord.

Page 6: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

5

In het voorwoord van je rapport (zie figuur 1.2) mag je de volgende onderdelen opnemen: - de opdracht beschrijven: bijvoorbeeld de opdracht om een rapport te schrijven in het

kader van communicatietechnieken in periode 1; - een persoonlijke motivering van het gekozen onderwerp geven; - persoonlijke ervaringen bij het schrijven van het rapport vermelden; - mensen bedanken voor informatie en adviezen. Onderaan het voorwoord vermeld je de plaatsnaam en datering van het rapport en de namen van de leden van de projectgroep (alfabetisch geordend op achternaam).

VOORWOORD

In het project van periode 2 hebben wij de opdracht gekregen om een communicatieplan te schrijven voor het luchtfotobedrijf SkyDesign. Wij hebben met veel plezier aan dit plan gewerkt, ook omdat het product ons aansprak, namelijk het maken van luchtfoto’s van bedrijven als relatiegeschenk. Graag willen wij de heer Theo van den Burch, onze kale maestro, bedanken voor zijn begeleiding en adviezen tijdens het schrijven van dit plan. Den Haag, december 2012 Lex Rhijnvis Mick Clavan Theo Timmermans

Figuur 1.2 Voorbeeld van een voorwoord

1.4 Samenvatting Na het voorwoord volgt de samenvatting die maximaal één A4 lang is. Het doel van deze samenvatting is om lezers snel en overzichtelijk te informeren over de belangrijkste punten die in het rapport aan de orde komen. Lezers die geen tijd hebben om het hele rapport te lezen, krijgen zo toch een indruk van de inhoud. De samenvatting moet dus los van het rapport te lezen zijn. Voor lezers die het rapport wel gaan lezen, biedt de samenvatting vooraf een overzicht, zodat zij de structuur van het rapport beter kunnen volgen. Een samenvatting moet informatief zijn: er wordt samengevat wat er is behandeld in plaats van dat er iets is behandeld. Vergelijk de twee versies van een samenvatting van een rapport in bijlage 5 met elkaar. In de eerste versie worden alleen de onderwerpen van het rapport

Page 7: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

6

genoemd, in de tweede versie wordt concreet aangegeven wat de belangrijkste feiten, ideeën en bevindingen zijn over deze onderwerpen. Verder wordt in versie 1 verwezen naar hoofdstukken van het rapport. Dat is in strijd met de eis dat de samenvatting los van het rapport (zelfstandig) te lezen moet zijn. Verwijs daarom in een samenvatting niet naar rapportonderdelen. In een samenvatting dienen de volgende vragen beantwoord te worden: a. Wat behandelt het rapport? (probleemstelling) b. Waarom is het rapport geschreven? (doelstelling) c. Wat is de essentie per onderdeel in de rapportkern en wat is de samenhang tussen deze

onderdelen? In versie 2 is voldaan aan deze eisen, in versie 1 niet: de doelstelling en de antwoorden op de deelvragen ontbreken.

1.5 Inhoudsopgave Na de samenvatting volgt de inhoudsopgave. Hierin worden achtereenvolgens vermeld: - de inleiding (heeft geen hoofdstuknummer); - de nummers en titels van de hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen en de

bijbehorende paginanummers; - eventueel de notenlijst en bijbehorend paginanummer; - de literatuurlijst en bijbehorend paginanummer; - de nummers en titels van de bijlagen en de bijbehorende paginanummers. N.B. Het voorwoord en de samenvatting worden niet genoemd in de inhoudsopgave, omdat

zij vóór de inhoudsopgave staan.

Zorg ervoor dat alle onderdelen van de inhoudsopgave evenwichtig verdeeld worden over de pagina(’s). Maak een duidelijk onderscheid tussen hoofdstuk-, paragraaf- en subparagraaftitels door bijvoorbeeld een andere typografie te gebruiken (andere lettergrootte, vet drukken, onderstrepen, enzovoorts) en door in te springen. Zorg ervoor dat de gebruikte typografie in de inhoudsopgave dezelfde is als in het vervolg van het rapport. Je kunt een inhoudsopgave automatisch laten maken door Word of een ander tekstverwerkingsprogramma. Kijk wel kritisch naar de opmaak daarvan. Soms is die erg rommelig: veel verschillende lettersoorten, rare inspringingen. Dan loont het de moeite de standaardstijl te vereenvoudigen of de opmaak zelf bij te werken.

Besteed niet alleen aandacht aan de typografie van titels, maar ook aan de formulering ervan. Titels moeten in de eerste plaats informatief zijn. Dat wil zeggen dat de lezer hieruit het thema van het hoofdstuk, paragraaf of subparagraaf moet kunnen afleiden. Een hoofdstuktitel zoals

Page 8: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

7

‘Probleem’ is te algemeen, beschrijf liever waarover het probleem gaat, bijvoorbeeld: ‘Besmetting veestapel door MKZ-virus’. Formuleer verder de titels van hoofdstukken en (sub)paragrafen parallel: gebruik bij voorkeur een titel met als kern een zelfstandig naamwoord (zonder lidwoord) en pas dit consequent toe op hoofdstuk en (sub)paragraafniveau. Gebruik dus geen titels in vraagvorm of als zin. Bij het indelen in hoofdstukken en (sub)paragrafen zijn tot slot twee zaken belangrijk. Gebruik ten eerste geen loze (sub)paragraaf. Een hoofdstuk moet in minimaal twee paragrafen worden ingedeeld en een paragraaf in minimaal twee subparagrafen. Als dat in een paragraaf niet mogelijk is (de paragraaf gaat bijvoorbeeld over één onderwerp of de twee subparagrafen worden erg kort), laat dan de onderverdeling in subparagrafen achterwege. Dezelfde eis geldt uiteraard ook voor het wel of niet indelen van een hoofdstuk in twee paragrafen. Gebruik daarnaast maximaal drie indelingsniveaus (hoofdstuk, paragraaf en subparagraaf). Vermijd een verdere onderverdeling in subsubparagrafen, enzovoorts. Op deze wijze houd je het overzichtelijk voor de lezer. Ter verduidelijking van het bovenstaande staat in bijlage 6 de inhoudsopgave van een rapport over een situatieanalyse voor de Rabobank in stad X.

1.6 Inleiding De inleiding van een rapport geeft de lezer een indruk van wat hij in het rapport kan verwachten. Bovendien moet een inleiding de interesse van de lezer opwekken, zodat die het rapport ook wil lezen. De inleiding van een rapport is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

Alinea 1 - motiverende opening: trekt de aandacht van de lezer; - aanleiding: de reden (zoals een kans, trend of gat in de markt) om

een nieuwe onderneming op te richten en de soort onderneming (beknopt en duidelijk omschrijven).

Alinea 2 - expliciete doelstelling met een omschrijving van wat de lezer (opdrachtgever)

met de onderzoeksresultaten gaat doen; - een duidelijke en goed afgebakende probleemstelling of centrale vraag.

Alinea 3 - een verantwoording van de gekozen methode van onderzoek; - indien nodig: toelichting van beperkingen in het onderzoek; - een vermelding van veel gebruikte literatuur (auteur en titel).

Alinea 4 - een vooruitblik op de inhoud per hoofdstuk en een toelichting op de

samenhang tussen de hoofdstukken.

Page 9: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

8

In bijlage 7 tref je een inleiding van een rapport aan waarin alle hiervoor genoemde onderdelen verwerkt zijn.

1.7 Structuuraanduiders in hoofdstukken Om ervoor te zorgen dat de lezer de grote lijn (de structuur) van het rapport kan volgen, is het zinvol om structuuraanduiders in de hoofdstukken aan te brengen. In de inleidende alinea van een hoofdstuk omschrijf je het doel van dit hoofdstuk, blik je vooruit op de onderdelen (paragrafen) en licht je de samenhang ertussen toe (zie figuur 1.4). Vermeld voor de duidelijkheid bij elk onderdeel het bijbehorende paragraafnummer. In dit hoofdstuk zullen de interne problemen binnen het VUMC worden beschreven en verklaard. Die problemen liggen op drie terreinen die in de volgende paragrafen zullen worden toegelicht. Het optreden van het bestuur zal in paragraaf 1.1 worden beschreven. Vervolgens komt de communicatie tussen de artsen en het bestuur in paragraaf 1.2 aan bod. In paragraaf 1.3 wordt ten slotte het functioneren van de longartsen aan de orde gesteld.

Figuur 1.4 Voorbeeld inleidende alinea aan het begin van een hoofdstuk Om de samenhang tussen een hoofdstuk en het voorgaande hoofdstuk aan te geven, kun je ook eventueel kort verwijzen naar het vorige hoofdstuk. Dat doe je echter niet, als je al naar de samenhang hebt verwezen in de afsluitende alinea van het vorige hoofdstuk. Je moet immers niet aan het einde van een hoofdstuk en aan het begin van het volgende hoofdstuk dezelfde informatie geven. In de afsluitende alinea van een hoofdstuk vat je het voorafgaande kort samen of je haalt er de belangrijkste conclusie uit. Bovendien verwijs je in die laatste alinea naar het komende hoofdstuk, zodat de lezer het verband tussen beide hoofdstukken ziet (zie figuur 1.5). Zoals hierboven al aangegeven is, moet je er wel voor zorgen dat de afsluiting van een hoofdstuk niet gelijk is aan de inleidende alinea van een volgend hoofdstuk.

In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van de vormkenmerken en de verschillende inhoudselementen die in een rapport voorkomen. Dit betekent natuurlijk niet dat iedere rapporteeropdracht nu tot een eenvoudige invuloefening te herleiden is. Er moet namelijk nog informatie verzameld worden die in het rapport komt. Welke informatie nodig is en hoe die kan worden verkregen, moet duidelijk worden in de fasen van voorbereiding en materiaal verzamelen. Deze twee fasen komen in het volgende hoofdstuk aan bod.

Page 10: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

9

Figuur 1.5 Voorbeeld overgangsalinea aan het einde van een hoofdstuk Niet alleen aan het begin van het hoofdstuk moeten overgangen verduidelijkt worden, maar ook (waar nodig) tussen paragrafen. Probeer wel deze overgangen zo beknopt mogelijk te formuleren (zie figuur 1.6). Als je een paragraaf in subparagrafen hebt verdeeld, vermeld je in een inleidende alinea beknopt de onderwerpen van de subparagrafen. Laat hier de subparagraafnummers weg.

4.3 Marketingmixelementen In deze paragraaf worden de marketingmixelementen behandeld voor de start van de versvleesafdeling bij filiaal Diemen-Zuid van Super de Boerin.

Figuur 1.6 Voorbeeld inleidende alinea aan het begin van een paragraaf Zorg verder voor goed opgebouwde alinea’s. De alinea is namelijk de basis van een helder gestructureerde tekst. Lees daarom de schrijfadviezen op alineaniveau in Snel beter schrijven goed door en pas deze adviezen toe bij het formuleren van alinea’s in je rapport.

1.8 Bronvermeldingen Om je meningen en gevolgtrekkingen in je rapport te onderbouwen, gebruik je informatie uit betrouwbare bronnen. Deze bronnen moet je vermelden in je tekst én in je literatuurlijst. Op deze wijze kan de lezer controleren of je de informatie correct hebt overgenomen. De regels voor titelbeschrijvingen in een literatuurlijst worden in paragraaf 1.10 van deze Reader gegeven. Hieronder worden de regels voor bronvermeldingen in de tekst uiteengezet.

1.8.1 Citeren, parafraseren en plagiaat Citeren is het letterlijk overnemen van iemands geschreven of gesproken woord. Dit mag, op voorwaarde dat de tekst niet te lang is, ‘je het citaat tussen aanhalingstekens plaatst’ en altijd de bron vermeldt; dat wil zeggen, je moet ín de tekst ter plekke een (korte) verwijzing naar de bron maken (in de lopende tekst en/of met een voetnoot) en uitgebreide informatie over de bron opnemen in de literatuurlijst. Parafraseren is het in eigen woorden weergeven van iemands geschreven of gesproken woord. Dit kun je gebruiken om je eigen betoog of redenering kracht bij te zetten. Niet om het als je eigen redenering te presenteren. “Een veelvoorkomende misvatting is dat bronvermelding alleen nodig is bij citaten. Dat is onjuist” (website UvA, 20071). Ook bij parafraseren moet je altijd de bron vermelden; dat wil zeggen, je moet ín de tekst ter plekke een (korte) verwijzing naar de bron maken en uitgebreide informatie over de bron opnemen in de literatuurlijst.

1 URL: http://www.student.uva.nl/fdr_plagiaat/object.cfm/objectid=7F7F688A-ECBE-4844-B09EBE6865C23F68

Page 11: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

10

Als je informatie van anderen overneemt zonder bronvermelding pleeg je plagiaat. De faculteit Letteren van de Universiteit van Utrecht (2007) heeft op haar website2 de volgende handige checklist voor studenten gepubliceerd:

“Onder plagiaat valt onder meer: - het knippen en plakken van tekst van digitale bronnen zoals encyclopedieën of digitale

tijdschriften zonder aanhalingstekens en verwijzing; - het knippen en plakken van teksten van het internet zonder aanhalingstekens en

verwijzing; - het overnemen van gedrukt materiaal zoals boeken, tijdschriften of encyclopedieën

zonder aanhalingstekens of verwijzing; - het opnemen van een vertaling van bovengenoemde teksten zonder aanhalingstekens

en verwijzing; - het parafraseren van bovengenoemde teksten zonder verwijzing. Een parafrase mag

nooit bestaan uit louter vervangen van enkele woorden door synoniemen; - het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal van anderen zonder verwijzing en

zodoende laten doorgaan voor eigen werk; - het overnemen van werk van andere studenten en dit laten doorgaan voor eigen werk

(indien dit gebeurt met toestemming van de andere student is de laatste medeplichtig aan plagiaat); (..)

- het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling (zoals een internetsite met uittreksels of papers) of die tegen betaling door iemand anders zijn geschreven.”

Nogmaals: je moet in een werkstuk rapport jouw eigen bijdrage goed onderscheiden van andermans werk. Je mag redeneringen en korte letterlijke tekstdelen van anderen dus wel gebruiken, als je maar duidelijk vermeldt dat het andermans werk is. Nu je weet wat citeren, parafraseren en verwijzen naar de bron ín de tekst is, vind je hieronder de belangrijkste vuistregels voor bronvermeldingen.

Vuistregels correcte bronvermelding

Presenteer redeneringen van anderen nooit, ook niet in je eigen woorden, als afkomstig van

jezelf.

Zet een citaat altijd tussen aanhalingstekens en vermeld de bron op correcte wijze.

Presenteer teksten van anderen die je in eigen woorden weergeeft (parafraseren) niet als je eigen

werk. Als je parafraseert, geef dan aan waar je begint met parafraseren en waar je eindigt en

vermeld de bron. (website Erasmus Universiteit Rotterdam, 20073).

Neem bij een parafrase (in eigen woorden geformuleerde tekst) of een citaat ter plekke een

correcte verwijzing naar de bron op en vermeld uitgebreide informatie over de bron op een

2 URL: http://www1.let.uu.nl/Solis/geschiedenis/onderwijszaken/plagiaat/plagiaat_checklist_text.htm 3 URL: http://www.eur.nl/eur/publicaties/plagiaat

Page 12: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

11

andere plek: in de literatuurlijst (of in een voetnoot, afhankelijk van de afspraak binnen de

opleiding).

In tal van artikelen over bronvermelding worden suggesties gedaan en regels gesteld over de lay-out en de lengte van citaten. Het gaat echter om de bovenstaande vuistregels. Hoe je het in je verslag laat zien, is aan jezelf en/of afhankelijk van afspraken die binnen je opleiding (met bijbehorende citeerstijl, bijvoorbeeld de APA-stijl (American Psychological Association) zijn gemaakt. Nog enkele suggesties uit de literatuur:

Je citeert alleen in uitzonderingsgevallen. Dus alleen wanneer de letterlijke formulering essentieel is. Bedenk goed of het functioneel is om zo’n lang citaat (of een parafrase) op te nemen. Beperk het citaat tot datgene, wat voor het begrijpen van het verband en/of voor je betoog nodig is.

Je neemt bij citeren de letterlijke tekst nauwkeurig over. Je mag citaten niet vertalen.

Je plaatst het hele citaat tussen aanhalingstekens.

Wanneer je delen weg wilt laten, plaats dan “(...)” op die plek.

Bij een citaat met meer dan 40 woorden, maak je er een blokcitaat van: géén aanhalingstekens om het citaat, maar wel inspringen vanaf de linkermarge. Je kunt ervoor kiezen om lange citaten niet in de hoofdtekst, maar in de bijlagen op te nemen.

Je geeft duidelijk aan in de tekst van welke bron de parafrase komt.

“Let op dat je bij een parafrase niet alleen een paar woorden wijzigt, maar dat je de boodschap die je wilt overbrengen geheel in eigen woorden formuleert. Vergelijk je parafrase altijd nog even met het origineel.” (website Universiteit van Utrecht, 20074)

Voor de bronverwijzing in de tekst en voor het maken van een literatuurlijst heb je de volgende informatie nodig (tabel naar idee van: UBVU Webcursussen (2006)). Met dit ‘boodschappenlijstje’ kan je tijdens onderzoek doen altijd de juiste administratie bijhouden.

Boek Hoofdstuk of artikel in boek Tijdschriftartikel Webpagina

Auteur(s) Auteur(s) hoofdstuk Auteur(s) Auteur(s)

Jaar van uitgave Jaar van uitgave Jaar van uitgave Publicatiedatum (laatste aanpassing)

Titel Titel hoofdstuk Titel artikel Titel van de pagina

Plaats van uitgave Redacteur(en) boek Titel tijdschrift Datum van bezoek

Uitgever Titel boek Jaargang(nummer) Volledige URL

Evt. druk Paginanummers Afleveringsnummer Organisatie

Plaats van uitgave Paginanummers

Uitgever

4 URL: http://www1.let.uu.nl/Solis/geschiedenis/onderwijszaken/plagiaat/plagiaat_checklist_text.htm

Page 13: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

12

Wanneer je niet kan vinden wat je zoekt, dan vind je die specifieke informatie over verwijs- en notatietechnieken van APA wellicht wel op de website van APA zelf:www.apastyle.org/elecref.html of op de websites van andere onderwijsinstellingen, van bijvoorbeeld de Radboud Universiteit: http://www.ru.nl/contents/pages/347865/verwijzenvolgenshetapa-systeem.pdf en die van de Universiteit van Tilburg: http://www.tilburguniversity.nl/services/library/internetlinks/socialsciences/apa.html .

1.8.2 Bronverwijzing ín de tekst Het opnemen van een citaat of parafrase moet controleerbaar zijn. Om controle door de lezer mogelijk te maken moet je de vindplaats (de bron) vermelden. Dat doe je door ín de tekst de bron te vermelden. Vermeld in de lopende tekst of ná het citaat of na een parafrase of alinea met gebruikte informatie:

naam van de schrijver

jaar van uitgave

paginanummer (alleen bij citaat; niet bij parafrase) In de referentielijst plaats je vervolgens de uitgebreide informatie over de bron. Voorbeelden van verwijzing ín de tekst naar bronnen5: Eén of twee auteurs (van eenzelfde bron)

Floor en Van Raaij (2010) stelden dat “[citaat]” (p.64-65).

“[citaat]” (Floor & Van Raaij, 2010, p.64-65). Bij een parafrase hoef je géén aanhalingstekens en geen paginanummers te vermelden.

[parafrase] (Floor & Van Raaij, 2010). Let op: bij twee auteurs zet je in de lopende tekst ‘en’ tussen de achternamen en bij de bronverwijzing aan het einde van een zin het ‘&’-teken tussen de achternamen (tussen de haakjes). Meer dan twee en minder dan zes auteurs Vermeld de eerste keer alle auteurs tussen haken.

Bijvoorbeeld: [ parafrase] (Van den Broek, Koetsenruijter, De Jong & Smit, 2010) Vermeld alle volgende keren alleen de naam van de eerste auteur, gevolgd door et al. (Latijns: et alii) of e.a. (en anderen)

Bijvoorbeeld: [ parafrase] (Van den Broek, e.a., 2010) Zes auteurs of meer Vermeld vanaf de eerste keer alleen de naam van de eerste auteur, gevolgd door et al. of e.a. 5 Meer specifieke en gedetailleerde richtlijnen over bronverwijzingen in de tekst (voor wat betreft de APA-stijl) kun je onder andere vinden op de website van de Radboud Universiteit: http://www.ru.nl/aspx/download.aspx?File=/contents/pages/315690/apawebsite.pdf of die van de Universiteit van Tilburg:

http://www.tilburguniversity.nl/services/library/internetlinks/socialsciences/apa.html .

Page 14: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

13

o Bijvoorbeeld: [ parafrase] (Moulijn, e.a., 2005) Meer dan één bron Wanneer verschillende bronnen onafhankelijk van elkaar hetzelfde zeggen, dan kan je naar meerdere bronnen verwijzen. Vermeld dan tussen de bronverwijzingen een ‘;’ . Verschillende publicaties van één auteur Vermeld de verschillende jaartallen met daartussen een komma. Internetpagina’s Wanneer je auteursnaam en publicatiedatum weet, gaat dit in principe hetzelfde als bij bovengenoemde ‘papieren bronnen’ zoals hierboven vermeld. Uitzonderingen: o Auteur onbekend: (“New child”, 2001) . De titel van de internetpagina of het artikel begint met de woorden ‘New child’). o Publicatiedatum onbekend: (Hofstede, n.d.) . Vermeld “n.d.” (=no date) in plaats van de publicatiedatum. o Auteur en datum onbekend: (“New child”, n.d.) Publicatie zonder auteur Dat kan bijvoorbeeld zijn: een woordenboek, een internetbron of een krantenartikel. Vermeld de eerste woorden van de titel (of de hele titel als die kort is). o Bijvoorbeeld: [bij een parafrase] (Tegenstrijdigheden in communicatiehandleidingen, 2013) . Persoonlijke communicatie Bij informatie uit onder andere brieven, (telefoon)gesprekken, e-mailberichten en berichten van forums en chatrooms, vermeld je over het algemeen6 alléén de bron ín de tekst en niet in de literatuurlijst. Vermeld de informatie, zo mogelijk, in een bijlage. Neem ‘persoonlijke communicatie’ als aanduiding in de bronverwijzing op en verwijs naar een bijbehorende bijlage (wanneer die is opgenomen). o Bijvoorbeeld: [ parafrase] (T. ten Dam, persoonlijke communicatie, 19 april 2013) (zie bijlage X). Bronvermelding bij een bijlage Regelmatig komt het voor dat je stukken van anderen opneemt in een bijlage. Zorg er dan zeker voor dat je ook dáár vermeldt waar je de informatie gevonden hebt. Wanneer je bijvoorbeeld onderzoeksdata in je bijlage vermeldt die niet afkomstig zijn van je eigen onderzoek, dan dien je de bron te vermelden.

6 Het kan voorkomen dat binnen je opleiding of vakgebied de afgesproken regels daarvan afwijken en dat je ‘persoonlijke communicatie’ als aparte rubriek op moet nemen in de referentielijst (literatuurlijst).

Page 15: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

14

Let op: afwijkend van APA-style en afspraak geldend voor deze cursus: vermeld de bron behalve in de lopende tekst ook in een voetnoot de volledige URL van de bron. In de literatuurlijst vermeld je uiteraard alle brongegevens. 1.8.3 Bronvermelding in de literatuurlijst Aan het eind van je rapport neem je een literatuurlijst op met standaardbeschrijvingen van de gebruikte bronnen. De literatuurlijst wordt ook wel referentielijst genoemd. Het spreekt voor zich dat dit eenduidig moet gebeuren. Algemene stijlregels zijn:

Je vermeldt de auteursnaam, titel, jaar en plaats van uitgave en de desbetreffende paginanummer(s).

Je scheidt de verschillende onderdelen door een punt of een komma (soms een dubbele punt).

Je geeft de lijst alfabetisch weer (op volgorde van het eerste woord van de referentie [dat kan de auteur zijn, maar ook de titel van een boek of werk]).

De APA-stijl stelt dat je altijd álle auteursnamen moet vermelden bij een referentie in de lijst. Het is toegestaan bij meer dan drie auteurs alleen de eerste auteur te vermelden met de toevoeging “e.a.” of “et al”. In mediatheken wordt deze stijl gehanteerd.

Boek of rapport

Auteursnaam/-namen, komma, voorletter(s), punt Zijn er meerdere auteurs, dan zet je een komma tussen de verschillende namen en het &-teken voor de laatste auteur.

Jaar van uitgave tussen haakjes, punt.

Titel van het boek of rapport: eventuele ondertitel, punt (titel en ondertitel cursief, of onderstreept)

Plaats van uitgave, dubbele punt

Uitgever, punt.

Bij een herdruk vermeld je hier het nummer, punt Voorbeeld:

Hospes, C. (2012). De guerillamarketinghrevolutie. Van noodgreep naar noodzaak. Zaltbommel: Uitgeverij Haystack. Eerste druk.

Hoofdstuk of artikel uit een boek

Soms is een bron een hoofdstuk of artikel uit een boek waaraan verschillende auteurs hebben meegewerkt. De auteur (of auteurs) van het boek is dan meestal de redacteur (Engels: editor). De beschrijving van een hoofdstuk of artikel uit zo’n boek lijkt veel op die van een tijdschriftartikel.

Auteursnaam/-namen, komma, voorletter(s), punt

Jaar van uitgave tussen haakjes, punt.

Titel van het hoofdstuk, punt

“In”

Page 16: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

15

Naam/-namen van de auteur(s) van het boek, komma, voorletter(s), komma (bij meerdere auteurs wordt voor de laatste auteur het &-teken geplaatst; achter de naam van de redacteur komt tussen haakjes: red. Let op de plaats van de voorletters, hier staan die vóór de achternaam, normaal gesproken erachter)

Titel van het boek, eventuele ondertitel (cursief), en tussen haakjes de paginanummers (voorafgegaan door pp. bij meerdere pagina’s en p. bij één pagina), punt

Plaats van uitgave, dubbele punt

Uitgever, punt Voorbeeld:

Dupont, W.J.H.T. (2000). Onrechtmatige uitingen. In Grosheide, F.W. (red.), Hoofdstukken Communicatie- & Mediarecht: Beschouwingen over de juridische aspecten van openbare communicatie en massamedia (pp. 313-368). Nijmegen: Ars Aequi Libri.

Tijdschriftartikel

Auteursnaam/-namen, komma, voorletter(s), punt Zijn er meerdere auteurs, dan zet je een komma tussen de verschillende namen en het &-teken voor de laatste auteur.

Jaartal tussen haakjes, punt

Titel van het artikel, eventuele ondertitel (niet cursief of onderstreept), punt

Naam tijdschrift (cursief), komma

Tijdschriftnummer of jaargangnummer (cursief), komma (het jaargangnummer wordt gevolgd door het deelnummer, ook cursief en tussen haakjes)

Paginanummer(s) van het artikel (met een liggend streepje ertussen) (zónder p. of pp.), punt

Voorbeelden:

Bakhuys Roozeboom, F. (2013). De redding van de retail. Adformatie, 27, 36-39.

Dam, T. ten, & Snel, P. (2013). Omgaan met plagiaat: de docent als rechercheur. Tijdschrift voor hoger onderwijs, 22(4), 251-264.

Krantenartikel

Auteursnaam/-namen, komma, voorletter(s), punt

Zijn er meerdere auteurs, dan zet je een komma tussen de verschillende namen en het &-teken voor de laatste auteur.

Datum van publicatie tussen haakjes, punt

Titel van het artikel; eventuele ondertitel (niet cursief of onderstreept), punt

Naam krant (en evt. de sectie) (cursief)

Paginanummer(s) van het artikel (met een liggend streepje ertussen), punt

Bij anonieme krantenartikelen is het de gewoonte om de titel (de kop) te vermelden en de volledige datum van verschijning. Voorbeeld:

Page 17: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

16

Bennaers, R. & Kreijermaat, R. (22 september 2012). Controle met software op overname van andermans teksten is praktisch waterdicht. De Volkskrant, sectie: Kennis, p. 3.

Audiovisuele materialen en media

Hieronder valt onder andere de informatie op dragers als video, dvd, cd-rom, films, radio- en t.v.- programma’s. De bronvermelding moet zodanig gespecificeerd zijn dat de lezer het spoor kan natrekken. Vermeld altijd:

Titel, evt. versienummer, titel programma

Auteursnaam/-namen

Jaar van uitgave/uitzending, uitgever of naam zendgemachtigde

Medium/type bron: tussen vierkante haken achteraan in de referentie Voorbeelden:

AG-CD ’11, Elektronisch Archief Automatiseringsgids 1211-2012, 2012, ten HagenStam, [cd-rom].

Zembla, Reportage over internetbedrijf Kazaa, BastenBatenburg, Christof van e.a., 2005-11-16, NPS/VARA, [tv-programma gevonden in Beeld en Geluid in Academia].

Mars en Venus op het werk, [lezing door] Rob Tuinman, 2009, TFC Trainingsmedia, [video].

Digitale bronnen (bijvoorbeeld via internet)

Verwijzigingen naar digitale bronnen, zoals internetpagina’s (ook: weblogs) en elektronische databanken, zijn aan de orde van de dag binnen het hoger onderwijs. Hiervoor gelden min of meer dezelfde richtlijnen voor bronvermelding als voor andere materialen.

Auteursnaam/-namen, komma, voorletter(s), punt Indien bekend! Alternatief is starten met de titel en daarna de publicatiedatum vermelden

Publicatiedatum (als er geen datum bekend is): “(n.d.)”, punt

Titel van het werk (cursief) (indien bekend)

“Opgehaald op [ datum van ophalen ] van ”

URL

De organisatie (en afdeling) wanneer een document afkomstig is van een complexe website; bijvoorbeeld van een ministerie of universiteit.

Bij elektronische tijdschrift artikelen, die een exacte kopie zijn van de gedrukte versie, zonder wijzigingen in lay-out of toevoegingen, volstaat een bronvermelding van het tijdschriftartikel met achter de titel tussen vierkante haken toegevoegd: [Electronic version]. Let op: dit is anders dan de regel in paragraaf 1.5 voor audiovisuele materialen en media. Voorbeelden:

Groenhuijsen, C., (2002). Tijdnood? Scriptie nodig? Klik hier! Opgehaald op 29 oktober 2007 van http://www.edusite.nl/edusite/columns/10116

Page 18: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

17

Auteursrecht (n.d.). Op 12 oktober 2007 opgehaald van http://www.auteursrecht.nl/auteursrecht/pagina.asp?pagnaam=auteursrecht

Berkvens, J.M.A., Van normen en waarden [Electronic version], Computerrecht, nr. 6, 1996, 230-236.

Plagiaat algemeen (n.d.). In november 2007 opgehaald van http://www.student.uva.nl/fdr_plagiaat/object.cfm/objectid=7F7F688A-ECBE-4844-B09EBE6865C23F68, Universiteit van Amsterdam.

K&B 1 - 1996 - 6van8 – Plagiaat (n.d.). Op 29 oktober 2007 opgehaald van http://www.youtube.com/watch?v=Ip0DRQduSxY. NB Wanneer je weet dat de makers Van Kooten & de Bie zijn, dan kun je dat in de referentie opnemen; anders niet.

N.B.

E-mailberichten en berichten van bulletin boards, chat rooms en dergelijke of een mondeling gesprek neem je over het algemeen7 níet op in een literatuurlijst. Vermeld deze in een bronverwijzing ín de tekst als ‘persoonlijke communicatie’ en neem in de bijlage, zo mogelijk, een afdruk van dergelijke informatie op. Bijvoorbeeld: “….” (T. Potthoff, persoonlijke communicatie, 19 april 2013) en verwijs naar een bijbehorende bijlage als je die hebt opgenomen.

1.9 Figuren In een rapport worden vaak figuren opgenomen, zoals grafieken, diagrammen, schema’s, tabellen, illustraties en analyses. In een rapport worden bijvoorbeeld tabellen gebruikt bij het berekenen van het marktpotentieel of een figuur voor de weergave van een positioneringsmatrix. Zet zo’n figuur bij de tekst waarbij zij hoort, als zij niet meer ruimte inneemt dan ½ A4. Op een pagina in de kern van het rapport moet namelijk behalve de figuur ook voldoende ruimte zijn voor tekst. Als de figuur meer ruimte inneemt, moet je haar in een aparte bijlage plaatsen. Onder iedere figuur plaats je een nummer en een titel van de figuur. Als je de afbeelding zelf hebt gemaakt, maar je gegevens hebt ontleend aan een artikel of onderzoek van anderen, vermeld je de bron. Bovendien vermeld je de bron, als je de figuur uit een publicatie hebt overgenomen (gekopieerd of ingevoerd via de computer). Zorg er wel voor dat je in de tekst duidelijk verwijst naar de figuur en geef aan hoe zij gelezen en geïnterpreteerd dient te worden of welke conclusie eruit kan worden getrokken.

1.10 Voetnoten of notenlijst Noten dienen vaak ter toelichting of verantwoording van bepaalde passages in de tekst. In een noot kun je bijvoorbeeld verwijzen naar andere literatuur dan die jij voor je rapport hebt gebruikt, maar die voor de lezer interessant kan zijn. Ook kun je in een noot aangeven dat je 7 Het kan voorkomen dat binnen je opleiding of vakgebied de afgesproken regels daarvan afwijken en dat je ‘persoonlijke communicatie’ als aparte rubriek op moet nemen in de literatuurlijst.

Page 19: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

18

de informatie niet hebt overgenomen uit reguliere bronnen die in een literatuurlijst kunnen worden geplaatst, maar uit bronnen zoals radio, televisie, een (hoor)college, etcetera. Noem in de noot de naam van het radio- of televisieprogramma en de datum van uitzending. Bij een hoorcollege vermeld je de naam van de module waarvan het college een onderdeel is en de bijbehorende opleiding, de docent en de datum van het college. In dit soort rapporten (communicatieplannen, verslagen, scripties e.d.) is het het meest zinvol de voetnoot te gebruiken. De lezer heeft dan de informatie op dezelfde pagina onderaan meteen bij de hand. Bij wetenschappelijke publicaties verdient vanwege de hoeveelheid en het overzicht de notenlijst (eindnoten) de voorkeur. In figuur 1.10 wordt aangegeven hoe je in de tekst naar een noot in de notenlijst moet verwijzen.

Er zijn samenvattingen die in de structuur van de tekst zijn opgenomen en samenvattingen die erbuiten vallen, voor of na de inhoudsopgave (Verhage, 2004, p. 149). In marktonderzoeksrapporten bestaat de voorkeur voor een buiten de tekst geplaatste executive summary van twee of drie bladzijden. Hierin worden de onderzoeksresultaten beknopt en kernachtig samengevat. (1)

Figuur 1.10 Verwijzing in de tekst naar een noot Het nummer van de noot wordt tussen haakjes gezet en verwijst naar het desbetreffende nummer van de noot in de notenlijst (zie figuur 1.11). Deze lijst staat in een rapport vóór de literatuurlijst.

NOTENLIJST 1. De termen voor de verschillende soorten samenvattingen worden in de vakliteratuur niet eenduidig gebruikt.

Figuur 1.11 Voorbeeld van een noot in een notenlijst

1.11 Bijlagen Aanvullende of gedetailleerde informatie wordt in een bijlage van een rapport opgenomen. Denk bij het rapport bijvoorbeeld aan: - een vragenlijst voor een enquête; - de antwoorden van enquêtevragen in tabellen; - gegevens van de ondernemers, hun motivatie en sterkte- en zwakteanalyse; - figuren die op meer plaatsen in het rapport moeten worden geraadpleegd; - figuren die groter dan ½ A4 zijn.

Page 20: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

19

Zorg voor een duidelijke identificatie van elke bijlage: vermeld bovenaan de bijlage het nummer, de titel en indien nodig aan de einde van de bijlage een bronvermelding, als de informatie van anderen afkomstig is. Bij grotere bijlagen kun je deze gegevens vermelden op een apart voorblad. Geef alle bijlagen een doorlopende paginanummering. De lezer kan dan gemakkelijker via de inhoudsopgave bijlagen opzoeken in het rapport. In de tekst van het rapport dient uiteraard naar de bijlage verwezen te worden.

1.12 Lay-out Als je als projectgroep gezamenlijk een rapport moet schrijven, is het handig om vóór het opstellen ervan afspraken te maken over een gezamenlijke lay-out. Daarmee voorkom je dat er vlak voor de deadline van het rapport kostbare uren verloren gaan met het uniformiseren van de rapportonderdelen die door de verschillende projectgroepsleden zijn aangeleverd. Pas in elk geval de volgende lay-outregels (in Word) toe: - Stel de linker- en bovenmarge (via menu Bestand, Pagina-instelling, Marge) in op 3

cm, de rechter- en ondermarge op 2,5 cm. Je hebt dan links genoeg ruimte over om het rapport in te binden.

- Kies een regelafstand van minimaal 1,15 en maximaal 1,5. Dan kan de docent gemakkelijker aantekeningen maken in de tekst.

- Maak afspraken over het lettertype en de lettergrootte (minimaal 11 punts in verband met leesbaarheid), de lay-out van hoofdstuk-, paragraaf- en subparagraaftitels en over de grootte van de witruimte boven en onder titels.

- Zet nooit een punt achter een titel. - Begin elk hoofdstuk op een nieuwe pagina. - Begin een paragraaf alléén op een nieuwe pagina als op de oorspronkelijke pagina de

titel en minstens drie regels niet meer passen.

1.13 Helder en correct taalgebruik Houd bij het schrijven van het rapport rekening met de voorkennis van de lezer(s). Probeer van tevoren een inschatting daarvan te maken. Licht vaktermen toe, als je vermoedt dat de lezer deze niet kent. Geef voorbeelden bij abstracte theoretische begrippen. Zorg er verder voor dat je de lezer overtuigt door meningen te onderbouwen met feiten en de bron ervan te vermelden.

Het taalgebruik in een rapport is zakelijk en onpersoonlijk. Vermijd om die reden het gebruik van persoonlijke woorden zoals ‘wij’ en ‘ik’. Gebruik onpersoonlijke formuleringen, zoals lijdende vormen en constructies met ‘men’.

Page 21: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

20

Uiteraard dienen stijl- , taal- en spelfouten vermeden te worden in het rapport. Raadpleeg in twijfelgevallen het boek Wisselwerk, Snel beter schrijven op hbo-niveau en/of het boek Spelling van Klein en Visscher.

1.14 Checklist rapport Aan de hand van de volgende checklist kun je controleren of je rapport voldoet aan de eisen die de opleiding Communicatie aan rapporten stelt. Zie de voorgaande paragrafen voor een toelichting en voorbeelden. De onderdelen A tot en met J in de Checklist ondernemingsplan geven de volgorde van de rapportonderdelen aan.

Checklist rapport A. Omslagblad 1. Is er een apart omslagblad met een motiverende hoofdtitel, een structurerende

ondertitel en eventueel een illustratie?

B. Titelblad 1. Is er een apart titelblad met de volgende elementen?

a. een motiverende hoofdtitel en een structurerende ondertitel; b. je naam en studentnummer; c. de klas; d. de naam van de opdrachtgever (docent); e. opleiding Communicatie; f. Instituut voor Communicatie, Media- en Informatietechnologie van

Hogeschool Rotterdam; g. plaats en datum.

C. Voorwoord 3. Wordt in het voorwoord alleen een persoonlijke noot van de schrijver gegeven, zoals

een persoonlijke motivering van de onderwerpskeuze en het bedanken van mensen voor hun informatie en adviezen?

4. Worden onderaan het voorwoord plaats en datum vermeld en daaronder je naam?

D. Samenvatting 5. Is de samenvatting informatief: wordt samengevat wat er is behandeld in plaats van dat

er iets is behandeld? 6. Is de samenvatting zelfstandig leesbaar: bevat zij geen verwijzingen naar

rapportonderdelen en zijn de gebruikte begrippen begrijpelijk voor de lezer? 7. Is de samenvatting maximaal één A4 lang? 8. Geeft de samenvatting antwoord op de volgende vragen:

a. Wat behandelt het rapport? (probleemstelling) b. Waarom is het rapport geschreven? (doelstelling)

0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
PolyLine
0877413
PolyLine
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
PolyLine
0877413
PolyLine
0877413
Highlight
0877413
PolyLine
Page 22: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

21

c. Wat is de essentie per onderdeel in de rapportkern en wat is de samenhang tussen deze onderdelen?

9. Staat de samenvatting vóór de inhoudsopgave?

E. Inhoudsopgave

Onderdelen 10. Zijn alle onderdelen van de inhoudsopgave goed over de pagina’s verdeeld? 11a. Zijn alle rapportonderdelen in de juiste volgorde vermeld: inleiding, hoofdstuk-,

paragraaf- en subparagraaftitels met de bijbehorende nummering, notenlijst, literatuurlijst en bijlagen?

11b. Zijn het voorwoord en de samenvatting niet vermeld in de inhoudsopgave? 11. Hebben eventuele bijlagen een nummer en een titel en zijn er paginanummers bij

vermeld? 13. Zijn alle vermelde paginanummers correct en corresponderen de paginanummers uit

de inhoudsopgave met die van de inhoud?

Titels 14. Is er een typografisch onderscheid gemaakt tussen hoofdstuk-, paragraaf- en

subparagraaftitels? 15. Komen de formulering en de typografie van de titels in de inhoudsopgave overeen met

de desbetreffende titels in het vervolg van het rapport. 16. Zijn de titels informatief? 17. Zijn de titels parallel geformuleerd? 18. Als er gekozen is voor een verdere indeling van een hoofdstuk: zijn hoofdstukken en

paragrafen in minimaal twee paragrafen of subparagrafen onderverdeeld? 19. Zijn er maximaal drie indelingsniveaus gebruikt (hoofdstuk, paragraaf en

subparagraaf)?

F. Inleiding 20. Zijn de volgende elementen aanwezig in de inleiding?

a. een motiverende opening, de aanleiding om de onderneming op te richten en een omschrijving van de soort onderneming;

b. een expliciete doelstelling met een omschrijving van wat de lezer (opdrachtgever) met de onderzoeksresultaten gaat doen;

c. een duidelijke en goed afgebakende probleemstelling of centrale vraag; d. een verantwoording van de gekozen methode van onderzoek; e. indien nodig: toelichting van beperkingen in het onderzoek; f. een vermelding van veel gebruikte literatuur (auteur en titel); g. een vooruitblik op de inhoud per hoofdstuk en een toelichting op de samenhang

tussen de hoofdstukken; h. een goede indeling in alinea’s met witregels ertussen en een correcte

alineaopbouw.

0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
PolyLine
0877413
Note
er zijn geen bijlages
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
PolyLine
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Note
weet ik veel
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
PolyLine
Page 23: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

22

G. Rapportkern

Indeling 21. Is er geen sprake van overlap in inhoud tussen de onderdelen van de rapportkern? 21. Wordt de inhoud in een volgorde gepresenteerd die logisch aansluit bij de

probleemstelling?

Gebruik van bronnen 23. Als informatie uit een andere bron is overgenomen, is deze bron correct geciteerd of is

de essentie ervan correct geparafraseerd? 24. Wordt er een bronvermelding gegeven telkens wanneer er informatie uit andere

bronnen is gebruikt? 25. Is de bronvermelding volledig (auteur of trefwoord, jaartal, paginanummer)? 26. Is de gebruikte bron opgenomen in de literatuurlijst?

Structuuraanduiders 27. Worden aan het begin van elk hoofdstuk het doel van dit hoofdstuk en een overzicht

van de onderdelen ervan (met vermelding van de bijbehorende paragraafnummers) gegeven en wordt de samenhang ertussen toegelicht?

28. Worden overgangszinnen vermeld die een korte samenvatting van het voorgaande onderdeel, een vooruitwijzing naar het volgende onderdeel en de samenhang daartussen aangeven: a. tussen alle hoofdstukken: als afsluitende alinea van het vorige hoofdstuk óf aan

het begin van het volgende hoofdstuk; b. tussen paragrafen (alleen waar dit nodig is)?

29. Is er een goede indeling in alinea’s (en eventueel subalinea’s) met witregels ertussen en is elke alinea correct opgebouwd?

Figuren 30. Heeft elke figuur een nummer, een titel en indien nodig een bronvermelding? 31. Wordt in de tekst naar de figuur verwezen en wordt er een toelichting bij gegeven? 31. Neemt de figuur niet meer ruimte dan ½ A4 in beslag?

H. Voetnoten 33. Zijn alle in de tekst vermelde noten correct opgenomen? 34. Worden de noten gebruikt om extra toelichting of details te geven of om bronnen te

verantwoorden die niet kunnen worden opgenomen in de literatuurlijst (ongepubliceerde informatie, bijvoorbeeld uit een radioprogramma of een hoorcollege)?

I. Bronnenlijst/Literatuurlijst 35. Is de literatuurlijst in alfabetische volgorde gerangschikt op auteur of trefwoord? 36. Zijn alle titelbeschrijvingen volgens de daarvoor geldende eisen weergegeven?

0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Typewriter
0877413
PolyLine
0877413
PolyLine
0877413
PolyLine
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
PolyLine
0877413
PolyLine
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
PolyLine
0877413
PolyLine
Page 24: SCHRIFTELIJK RAPPORTEREN voor CCOPRF10R1

23

J. Bijlagen 37. Zijn op de bijlage zelf of op een apart voorblad het nummer, de titel, indien nodig de

bron en paginanummering vermeld? 38. Is er in de tekst van het rapport verwezen naar de bijlage(n)?

K. Lay-out 39. Zijn de juiste marges gebruikt: links en boven 3 cm, rechts en onder 2,5 cm? 40. Is de regelafstand minimaal 1,15 en maximaal 1,5? 41. Begint de paginanummering onzichtbaar vanaf het titelblad en is deze nummering pas

vanaf de inleiding zichtbaar? 41. Is er een goed leesbaar lettertype gekozen van minimaal 11 punts? 43. Is in het hele rapport de lay-out op dezelfde wijze vormgegeven, bijvoorbeeld de lay-

out van de titels en consequente witruimte boven en onder titels? 44. Staat er geen punt achter een titel? 45. Begint ieder hoofdstuk op een nieuwe pagina? 46. Begint een paragraaf alléén op een nieuwe pagina als op de oorspronkelijke pagina de

titel en minstens drie regels niet meer passen?

L. Helder en correct taalgebruik 47. Worden vaktermen uitgelegd? 48. Worden voorbeelden gebruikt om abstracte theorie te concretiseren? 49. Worden meningen onderbouwd met feiten (en bronvermelding)? 50. Worden zakelijke en onpersoonlijke formuleringen gebruikt (geen ik/wij) met

uitzondering van het voorwoord? 51. Worden opsommingen voorafgegaan door een inleidende zin en zijn de onderdelen

van opsommingen parallel geformuleerd? 51. Zijn de zinnen niet te lang of te ingewikkeld? 53. Zijn stijl- en taalfouten vermeden? 54. Zijn de Nederlandse spellingsregels goed toegepast?

0877413
PolyLine
0877413
Pencil
0877413
PolyLine
0877413
Highlight
0877413
PolyLine
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
PolyLine
0877413
PolyLine
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight
0877413
Highlight