29
Raadsmededeling - Openbaar Nummer : 65/2015 Datum : 21 april 2015 B&W datum : 21 april 2015 Beh. ambtenaar : J. Straaman Portefeuillehouder : H. Wiltink Onderwerp : Beantwoording vragen PP over werkervaringsplaatsen Aanleiding Vragen van de Progressieve Partij over werkervaringsplaatsen. Inhoud mededeling Re-integratieverordening Op 21 oktober 2014 heeft de gemeenteraad de Re-integratieverordening Participatiewet aangenomen die is ingegaan op 1 januari 2015. In deze re-integratieverordening staat een aantal “instrumenten” opgenomen die ingezet kunnen worden om mensen met een bijstandsuitkering weer aan het werk te krijgen. Tevens zijn voorwaarden opgenomen. De voorwaarden die de raad gesteld heeft aan werkervaringsplaatsen zijn: -Het doel van een werkervaringplaats is het opdoen van werkervaring, het leren functioneren in een arbeidsrelatie of het behouden van arbeidsritme. -Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van betaalde arbeid plaatsvindt. -In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd: a. het doel van de werkervaringplaats, en b. de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt. Dit leidt tot de volgende vragen. m.b.t. de positie van cliënten: 1. Hoeveel cliënten uit Aalten zijn per 1-4-2015 geplaatst op een werkervaringsplaats . Antwoord: 56 2. Hoeveel daarvan zijn geplaatst bij de ISWI Leerwerkcentrum Ulft of Dinxperlo? Antwoord: In totaal werken er 53 in het leerwerkcentrum, 3 in Ulft en 50 in Dinxperlo. 3. Hoeveel cliënten hebben een werkervaringsplaats buiten de leerwerkcentra van ISWI. Antwoord: 3 4. Hebben al deze cliënten een schriftelijke overeenkomst met ISWI met daarin het doel van de werkervaringsplaats en de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt. Antwoord: Aan elk re-integratietraject ligt een trajectplan ten grondslag. 16l mensen hebben een aanstelling bij het ISWI. Voor zover zij buiten het LWC zijn geplaatst ligt daar een detacheringsovereenkomst aan ten grondslag. 5. Wat is de omvang (in uren per week) van deze overeenkomst? Antwoord: De uren worden individueel bepaald aan de hand van de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde en in gezamenlijkheid met de

Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

  • Upload
    others

  • View
    2

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Raadsmededeling - Openbaar Nummer : 65/2015 Datum : 21 april 2015 B&W datum : 21 april 2015 Beh. ambtenaar : J. Straaman Portefeuillehouder : H. Wiltink Onderwerp : Beantwoording vragen PP over werkervaringsplaatsen Aanleiding Vragen van de Progressieve Partij over werkervaringsplaatsen. Inhoud mededeling

Re-integratieverordening

Op 21 oktober 2014 heeft de gemeenteraad de Re-integratieverordening Participatiewet aangenomen die is ingegaan op 1 januari 2015. In deze re-integratieverordening staat een aantal “instrumenten” opgenomen die ingezet kunnen worden om mensen met een bijstandsuitkering weer aan het werk te krijgen. Tevens zijn voorwaarden opgenomen. De voorwaarden die de raad gesteld heeft aan werkervaringsplaatsen zijn: -Het doel van een werkervaringplaats is het opdoen van werkervaring, het leren functioneren in een arbeidsrelatie of het behouden van arbeidsritme. -Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van betaalde arbeid plaatsvindt. -In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd: a. het doel van de werkervaringplaats, en b. de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Dit leidt tot de volgende vragen. m.b.t. de positie van cliënten:

1. Hoeveel cliënten uit Aalten zijn per 1-4-2015 geplaatst op een werkervaringsplaats . Antwoord: 56

2. Hoeveel daarvan zijn geplaatst bij de ISWI Leerwerkcentrum Ulft of Dinxperlo? Antwoord: In totaal werken er 53 in het leerwerkcentrum, 3 in Ulft en 50 in Dinxperlo.

3. Hoeveel cliënten hebben een werkervaringsplaats buiten de leerwerkcentra van ISWI. Antwoord: 3 4. Hebben al deze cliënten een schriftelijke overeenkomst met ISWI met daarin het doel van de

werkervaringsplaats en de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt. Antwoord: Aan elk re-integratietraject ligt een trajectplan ten grondslag. 16l mensen hebben een aanstelling bij het ISWI. Voor zover zij buiten het LWC zijn geplaatst ligt daar een detacheringsovereenkomst aan ten grondslag.

5. Wat is de omvang (in uren per week) van deze overeenkomst? Antwoord: De uren worden individueel bepaald aan de hand van de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde en in gezamenlijkheid met de

Page 2: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

uitkeringsgerechtigde vastgesteld en vastgelegd in het plan van aanpak. De omvang is maximaal 32 uur.

6. Worden additionele kosten voor de cliënt vergoed? Antwoord: Additionele kosten, zoals de reiskosten worden vergoed. Benodigde kleding, zoals

werkschoenen, jassen etc. worden vergoed. Daarnaast ontvangen uitkeringsgerechtigden die in een werktraject zitten een forfaitair bedrag van € 10,- per maand voor sollicitatiekosten. Daarnaast kent het ISWI een stimuleringsregeling voor mensen die werken met behoud van uitkering.

7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage.

8. Heeft het College beleidsregels vastgesteld waarin de maximale duur van deze werkervaringsplaats is opgenomen. Antwoord. De verantwoordelijkheid voor de re-integratie van de doelgroepen Participatiewet is overgedragen aan het ISWI. Uit navraag bij het ISWI blijkt dat de maximale duur van een ervaringsplaats op individuele gronden worden vastgesteld (maatwerk). Daarbij is een belangrijke rol toegekend aan de consulent werk. Deze laat zich, indien noodzakelijk, adviseren door een arbeidsdeskundige.

9. Zo ja, voor welke maximumtermijn kan dan een werkervaringsplaats ingezet worden; zo nee, wilt u deze beleidsregels dan opstellen gebaseerd op maximaal 6 maanden? Antwoord. Het opstellen van beleidsregels behoort tot de bevoegdheid van het ISWI, zie ons antwoord bij vraag 8.

m.b.t. de aard van de werkzaamheden:

1. Welke werkzaamheden worden in de leerwerkcentra verricht? Antwoord: Naast het oppotten en modelleren van kunstplanten wordt er voor verschillende opdrachtgevers inpakwerkzaamheden en licht montage werk verricht.

2. Wie is de opdrachtgever voor deze werkzaamheden? Antwoord: Het opdrachtgeverschap ligt bij het ISWI. Wie zijn de klanten van de leerwerkcentra? Antwoord: Het ISWI heeft 5 verschillende klanten uit diverse branches. Liggen er leveringscontracten ten grondslag aan de opdrachten? Antwoord: Met 1 klant is er een contract afgesloten. Met de overige klanten worden per opdracht afspraken gemaakt.

3. Hoe heeft het college gecontroleerd of de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed? Antwoord: De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Participatiewet ligt bij het bestuur van het ISWI, zie ons antwoord hiervoor bij vraag 8. Uit navraag bij het ISWI blijkt dat zij zich niet kunnen meten met een regulier bedrijf. Er zijn veel schommelingen in het bestand, waardoor er geen constante kwantiteit en kwaliteit is. De klanten van het ISWI weten dat en houden daar rekening mee. De gunfactor heeft meer te maken met de betrokkenheid van de ondernemer bij de doelgroep en is niet enkel ingegeven vanuit een commercieel belang. De doelgroep heeft een steuntje in de rug nodig en is daarbij afhankelijk van ondernemers die wat meer geduld hebben. Om deze reden zijn wij van mening dat de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed. Wat verstaat het college onder “niet onverantwoord”? Antwoord: Zie hiervoor.

4. Hoe heeft het college vastgesteld dat er geen verdringing van arbeid plaats vindt (ook niet bijv. voor de SW-sector)? Antwoord: Er wordt intensief samengewerkt met de SW-sector.

5. Kan het college een beschrijving geven van de in het Gelderlander- artikel genoemde opdracht “zijdebloemen modelleren”? Waaruit bestaan de werkzaamheden? Om hoeveel productiewaarde gaat het? Wat is de relatie met werkervaring, werken in een arbeidsrelatie en/of behoud van arbeidsritme. Wie is de opdrachtgever? Wat zijn de doorberekende kosten van het leerwerkcentrum per eenheid product? Welke instrumenten van de Participatiewet worden hier ingezet? Betreft het hier ook en/of uitsluitend het instrument “werkervaringsplaats”? Antwoord: De werkzaamheden met betrekking tot de bloemen zijn divers. Bloempotten worden gevuld en bloemen worden op kleur in potten gezet. In verband met het volume van de producten en om logistieke redenen zijn de activiteiten verplaatst naar Dinxperlo waar het ISWI ruimte huurt. Het uitgangspunt is echter hetzelfde gebleven, namelijk het bieden van een zo regulier mogelijke arbeidsplek waar vaardigheden kunnen worden opgedaan die noodzakelijk zijn om regulier aan het werk te gaan. Voor de ene persoon kan het daarbij gaan om arbeidsgewenning, terwijl bij een ander persoon het behouden van arbeidsritme centraal staat of opdoen van werknemersvaardigheden. Soms speelt ook het handhavingaspect een rol.

Page 3: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Binnen alle projecten wordt ruimte geboden om te solliciteren en vinden er individuele voortgangsgesprekken plaats. Daarnaast worden mensen door de arbeidsbemiddelaars van het ISWI voorgesteld bij bedrijven in de regio. Door het ISWI worden intern sollicitatie- en computertrainingen georganiseerd. Tot eind vorig jaar kon ook wekelijks doorlopend worden deelgenomen aan de cursus Nederlands op de werkvloer. Deze cursus wordt nu regionaal georganiseerd in Winterswijk en Doetinchem. De mensen op wie dat van toepassing is, worden geadviseerd en gestimuleerd om aan de trainingen/cursussen deel te nemen. Daarnaast worden met enige regelmaat op de persoon afgestemde vakopleidingen ingekocht, bijvoorbeeld een cursus lassen of het heftruckcertificaat. Binnen het ISWI worden de kosten en opbrengsten van de projecten niet afzonderlijk geregistreerd. In het totaal werd in 2014 € 530.000,- aan extra inkomsten uit de projecten gegenereerd. Mede daardoor kon het programma “re-integratie” budgetneutraal worden uitgevoerd.

6. Hoe zijn de werkomstandigheden binnen dit project/leerwerkcentrum geregeld, wie is verantwoordelijk en voldoen de werkzaamheden en –omstandigheden aan normaal te stellen eisen zoals ook aan bedrijven worden gesteld in het kader van de Arbo-wetgeving. Antwoord: De werkomstandigheden verschillen niet van een ander willekeurig bedrijf. Op de werkvloer worden mensen begeleid door werkleiders die onder de directe verantwoording vallen van een bedrijfsleider. Op de werkvloer is ook altijd een consulent aanwezig. De coördinatiefunctie ligt bij de controller van het ISWI.

7. Welke andere activiteiten worden tijdens de werkervaringperiode in het leer- werkcentrum of daarbuiten aangeboden in welke frequentie en intensiteit? (bijv. sollicitatietraining) Antwoord. Zie ons antwoord onder 5.

Verordening Tegenprestatie Op 21 oktober heeft de Raad de Verordening Tegenprestatie aangenomen. Onder tegenprestatie wordt verstaan “het naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.”

Nadere voorwaarden: de activiteiten zijn niet gericht op toeleiding naar de arbeidsmarkt; ze zijn niet bedoeld als re-integratie-instrument; ze worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin ze worden verricht; en leiden niet tot verdringing. Een verplichting tot tegenprestatie wordt opgelegd voor maximaal 6 weken en maximaal 8 uur per week.

Dit leidt tot de volgende vragen:

1. Zijn er sinds 1-1-2015 aan cliënten reeds verplichtingen tot tegenprestatie opgelegd? Antwoord. Door het ISWI zijn geen verplichtingen tot tegenprestatie opgelegd.

2. Zo ja, hoeveel, voor hoeveel uren per week en voor hoeveel weken? 3. Bent u het met ons eens dat de tegenprestatie zoals vastgelegd in de verordening bij hoge

uitzondering als verplichting opgelegd moet worden en dat uitgegaan moet worden van wat de mogelijkheden van mensen zijn?

4. Bent u het met ons eens dat de tegenprestatie (niet gericht op arbeidsinschakeling) en de werkervaringsplaats (wel gericht op arbeidsinschakeling) geheel andere instrumenten zijn en dus ook niet met elkaar verbonden of verward moeten worden? Antwoord: Eens

Wet op het Minimumloon.

1. Bent u het met ons eens dat werkzaamheden en arbeidsplaatsen waarin het leer- aspect ontbreekt gewoon onder het WML vallen. Antwoord: Eens

Page 4: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

2. Bent u bereid na te gaan of de werkzaamheden die in het kader van werkervaringplekken worden uitgevoerd passend zijn binnen de omschrijving van de wet en de antwoorden van de Minister Asscher d.d. 28 oktober 2013 waar het gaat om het onderscheid tussen een arbeidsplaats die valt onder de verplichting van loonbetaling en afdracht loonbelasting en sociale lasten èn een stageplaats (bijgevoegd). Antwoord: Dit behoort tot de competentie van het bestuur van het ISWI. Wij zullen onze invloed aanwenden om het bestuur te bewegen om een dergelijk onderzoek in te stellen.

Perswoordvoering

1. Bent u het met ons eens dat de reacties van wethouder Wiltink en de wnd. Directeur van ISWI geen duidelijkheid geven over de in het artikel beschreven situatie en achterliggend beleid? Antwoord: Beide genoemde personen hebben gereageerd zonder dat zij van de letterlijke tekst van het artikel op de hoogte waren. Naar vermogen is er geantwoord op de gestelde vragen.

2. Zijn er binnen het college afspraken gemaakt over perswoordvoering om te voorkomen dat er niet-adequate antwoorden gegeven worden die geen informatie bevatten. Een suggestie zou zijn om niet direct te reageren maar uitzoektijd te vragen. Antwoord: De afspraak is dat ieder collegelid vragen vanuit de pers over zijn portefeuille beantwoord. Uw suggestie nemen we in overweging.

De volgende stukken zijn voor u bijgevoegd:

- Overeenkomst De volgende stukken zijn voor u ter inzage gelegd:

Page 5: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

7. PP vragenuur over werkervaringsplaatsen raadsvergadering 21 april 2015. Geacht College, Hierbij ontvangt u een serie vragen n.a.v. de krantenpublicaties in de Gelderlander van vrijdag j.l. over de uitvoering van het beleid rond werkervaringsplaatsen. Gezien het actuele en spoedeisende karakter kiezen wij voor schriftelijke vragen waarvan wij graag tijdens de raadsvergadering in het vragenuurtje zo compleet mogelijke antwoorden verwachten. Wij begrijpen - gezien de ingewikkeldheid van de materie- dat sommige antwoorden wellicht een langere uitzoek-tijd nodig hebben, niettemin willen wij de antwoorden die er wel zijn kunnen behandelen op dinsdag a.s. Met vriendelijke groeten, Namens de fractie van de Progressieve Partij Joop Wikkerink Heeft u kennisgenomen van het artikel dat geplaatst is op vrijdag 15 april in de Gelderlander: http://www.gelderlander.nl/regio/achterhoek/aalten/uitkeringsgerechtigde-ervaart-bloemen-vouwen-als-dwangarbeid-1.4861105 of de papieren editie van vrijdag 17 april. Dit artikel leidt bij de fractie van de Progressieve Partij tot de volgende vragen.

Re-integratieverordening

Op 21 oktober 2014 heeft de gemeenteraad de Re-integratieverordening Participatiewet aangenomen die is ingegaan op 1 januari 2015. In deze re-integratieverordening staat een aantal “instrumenten” opgenomen die ingezet kunnen worden om mensen met een bijstandsuitkering weer aan het werk te krijgen. Tevens zijn voorwaarden opgenomen. De voorwaarden die de raad gesteld heeft aan werkervaringsplaatsen zijn: -Het doel van een werkervaringplaats is het opdoen van werkervaring, het leren functioneren in een arbeidsrelatie of het behouden van arbeidsritme. -Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van betaalde arbeid plaatsvindt. -In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd: a. het doel van de werkervaringplaats, en b. de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Dit leidt tot de volgende vragen. m.b.t. de positie van cliënten:

1. Hoeveel cliënten uit Aalten zijn per 1-4-2015 geplaatst op een werkervaringsplaats 2. Hoeveel daarvan zijn geplaatst bij de ISWI Leerwerkcentrum Ulft of Dinxperlo? 3. Hoeveel cliënten hebben een werkervaringsplaats buiten de leerwerkcentra van ISWI 4. Hebben al deze cliënten een schriftelijke overeenkomst met ISWI met daarin het doel van de

werkervaringsplaats en de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt. 5. Wat is de omvang (in uren per week) van deze overeenkomst? 6. Worden additionele kosten voor de cliënt vergoed? 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. 8. Heeft het College beleidsregels vastgesteld waarin de maximale duur van deze

werkervaringsplaats is opgenomen 9. Zo ja, voor welke maximumtermijn kan dan een werkervaringsplaats ingezet worden; zo nee,

wilt u deze beleidsregels dan opstellen gebaseerd op maximaal 6 maanden? m.b.t. de aard van de werkzaamheden:

1. Welke werkzaamheden worden in de leerwerkcentra verricht?

Page 6: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

2. Wie is de opdrachtgever voor deze werkzaamheden? Wie zijn de klanten van de leerwerkcentra? Liggen er leveringscontracten ten grondslag aan de opdrachten?

3. Hoe heeft het college gecontroleerd of de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed? Wat verstaat het college onder “niet onverantwoord”?

4. Hoe heeft het college vastgesteld dat er geen verdringing van arbeid plaats vindt (ook niet bijv. voor de SW-sector)?

5. Kan het college een beschrijving geven van de in het Gelderlander- artikel genoemde opdracht “zijdebloemen modelleren”? Waaruit bestaan de werkzaamheden? Om hoeveel productiewaarde gaat het? Wat is de relatie met werkervaring, werken in een arbeidsrelatie en/of behoud van arbeidsritme. Wie is de opdrachtgever? Wat zijn de doorberekende kosten van het leerwerkcentrum per eenheid product? Welke instrumenten van de Participatiewet worden hier ingezet? Betreft het hier ook en/of uitsluitend het instrument “werkervaringsplaats”?

6. Hoe zijn de werkomstandigheden binnen dit project/leerwerkcentrum geregeld, wie is verantwoordelijk en voldoen de werkzaamheden en –omstandigheden aan normaal te stellen eisen zoals ook aan bedrijven worden gesteld in het kader van de Arbo-wetgeving.

7. Welke andere activiteiten worden tijdens de werkervaringperiode in het leer- werkcentrum of daarbuiten aangeboden in welke frequentie en intensiteit? (bijv. sollicitatietraining)

Verordening Tegenprestatie Op 21 oktober heeft de Raad de Verordening Tegenprestatie aangenomen. Onder tegenprestatie wordt verstaan “het naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.”

Nadere voorwaarden: de activiteiten zijn niet gericht op toeleiding naar de arbeidsmarkt; ze zijn niet bedoeld als re-integratie-instrument; ze worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin ze worden verricht; en leiden niet tot verdringing. Een verplichting tot tegenprestatie wordt opgelegd voor maximaal 6 weken en maximaal 8 uur per week.

Dit leidt tot de volgende vragen:

1. Zijn er sinds 1-1-2015 aan cliënten reeds verplichtingen tot tegenprestatie opgelegd? 2. Zo ja, hoeveel, voor hoeveel uren per week en voor hoeveel weken? 3. Bent u het met ons eens dat de tegenprestatie zoals vastgelegd in de verordening bij hoge

uitzondering als verplichting opgelegd moet worden en dat uitgegaan moet worden van wat de mogelijkheden van mensen zijn?

4. Bent u het met ons eens dat de tegenprestatie (niet gericht op arbeidsinschakeling) en de werkervaringsplaats (wel gericht op arbeidsinschakeling) geheel andere instrumenten zijn en dus ook niet met elkaar verbonden of verward moeten worden?

Wet op het Minimumloon.

1. Bent u het met ons eens dat werkzaamheden en arbeidsplaatsen waarin het leer- aspect ontbreekt gewoon onder het WML vallen.

2. Bent u bereid na te gaan of de werkzaamheden die in het kader van werkervaringplekken worden uitgevoerd passend zijn binnen de omschrijving van de wet en de antwoorden van de Minister Asscher d.d. 28 oktober 2013 waar het gaat om het onderscheid tussen een arbeidsplaats die valt onder de verplichting van loonbetaling en afdracht loonbelasting en sociale lasten èn een stageplaats (bijgevoegd).

Perswoordvoering

Page 7: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

1. Bent u het met ons eens dat de reacties van wethouder Wiltink en de wnd. Directeur van ISWI geen duidelijkheid geven over de in het artikel beschreven situatie en achterliggend beleid?

2. Zijn er binnen het college afspraken gemaakt over perswoordvoering om te voorkomen dat er niet-adequate antwoorden gegeven worden die geen informatie bevatten. Een suggestie zou zijn om niet direct te reageren maar uitzoektijd te vragen.

Page 8: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

> Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Binnenhof 1 A

2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA

Datum 28 oktober 2013

Betreft Kamervragen van het lid Hamer (PvdA)

Pagina 1 van 3

Postbus 90801

2509 LV Den Haag

Anna van Hannoverstraat 4

T 070 333 44 44

F 070 333 40 33

www.rijksoverheid.nl Contactpersoon

Onze referentie

2013-0000146267

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Hamer (PvdA)

over onbetaalde stages.

De Minister van Sociale Zaken

en Werkgelegenheid,

L.F. Asscher

Page 9: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 2 van 3

Datum

28 oktober 2013

Onze referentie

2013-0000146267

2013Z18931

Vragen van het lid Hamer (PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid over onbetaalde stages (ingezonden 4 oktober 2013)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel ‘Onbetaalde stage mag’? 1)

Antwoord vraag 1

Ja

Vraag 2

In dit artikel wordt gesuggereerd dat stages misbruikt worden; kunt u uitleggen

wat er verstaan wordt onder een stage? Wanneer is er sprake van een stage?

Antwoord vraag 2

Er is sprake van een stage als men binnen een werkomgeving activiteiten verricht

waarbij het leeraspect centraal staat. Daarbij is het niet uitgesloten dat iemand

een stage loopt zonder een opleiding te volgen bij een onderwijsinstelling.

Voor het verrichten van een stage is het van essentieel belang dat de

werkzaamheden van een stagiair zich duidelijk onderscheiden ten opzichte van die

van een ‘gewone werknemer’. De werkzaamheden van een gewone werknemer

zijn hoofdzakelijk van productieve aard, gericht op het maken van omzet, winst of

het behalen van doelen (etc.). De meest kenmerkende criteria van een stage zijn:

- er is sprake van een stage overeenkomst;

- er is een duidelijk leerplan waarin de beoogde leerdoelen concreet benoemd

zijn;

- de stage is bij uitstek gericht op leren en niet op werken;

- het gaat om werk waarbij het leeraspect van de stagiair centraal staat;

- de stagiair onderscheidt zich van een gewone werknemer doordat de te

verrichten werkzaamheden niet gericht zijn op productief werk waarmee vooral

omzet of winst gegenereerd wordt;

- de begeleiding van de stagiair moet gericht zijn op het leeraspect en niet op

het behalen van productie;

- de stagiair bezet een additionele plaats en neemt dus geen plaats in die

normaliter door een werknemer wordt bezet;

- bij voorkeur, maar niet noodzakelijk, zijn de gemaakte afspraken vastgelegd in

een overeenkomst tussen een opleidingsinstituut en de ‘werkgever’;

- er wordt tussentijds en aan het eind van de stage geëvalueerd;

- er kan inzichtelijk worden gemaakt of en zo ja hoe de leerdoelen zijn bereikt

door de stagiair.

Van belang is dat er altijd gekeken wordt naar de feitelijke omstandigheden om te

beoordelen of er sprake is van een stage. Als de feitelijke omstandigheden niet

tegemoet komen aan bovenstaande criteria, is geen sprake van een stage. Als het

gaat om werk (werkervaring), zonder dat het leeraspect centraal staat, is

juridisch gezien sprake van een arbeidsovereenkomst en heeft betrokkene

aanspraak op het wettelijk minimumloon. Ook een inwerkperiode zal niet als

stage worden aangemerkt.

Vraag 3

In het artikel geeft FNV Jong aan dat zij steeds vaker ziet dat jongeren onder het

mom van een stage, gewoon volledig meedraaien als werknemer; herkent u dit

Page 10: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 3 van 3

Datum

28 oktober 2013

Onze referentie

2013-0000146267

probleem? Zo ja, kunt u nader toelichten hoe u over dit probleem denkt? Welke

instrumenten heeft u in handen om dit probleem te bestrijden?

Antwoord vraag 3

Laat ik voorop stellen dat ik het positief vind dat jongeren stage lopen bij

bedrijven om hun mogelijkheden op de arbeidsmarkt te verbeteren en dat

bedrijven daarvoor plaatsen beschikbaar stellen. Bij een stage geldt geen

beloningsvereiste. Maar dan moet het ook echt om een stage gaan. Bij het

antwoord op vraag 2 heb ik nadere criteria gegeven die aanduiden wanneer

daarvan sprake is.

De Inspectie SZW is belast met het toezicht op de naleving van de Wet

minimumloon en minimumvakantiebijslag. De Inspectie SZW legt een boete op

aan bedrijven als zij claimen dat het om stagiairs gaat, terwijl uit de feiten en

omstandigheden blijkt dat het gaat om werk en juridisch gezien sprake is van een

arbeidsovereenkomst.

Vraag 4

Wanneer is er geen sprake van een stage en dient tenminste het minimumloon

betaald te worden?

Antwoord vraag 4

Kortheidshalve verwijs ik u naar de criteria die zijn vermeld in het antwoord op

vraag 2. Als de feitelijke situatie niet tegemoet komt aan deze criteria is geen

sprake van een stage. In dat geval heeft betrokkene aanspraak op een beloning

conform de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

1) Spits, 25 september 2013

Page 11: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 1 van 15

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Werk en Inkomen

(ISWI);

gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van [datum en nummer]; gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet; gezien het advies van [naam commissie]; [overwegende dat [...]]; besluit vast te stellen de

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Aalten 2015].

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder: o doelgroep:

personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet; o wet:

Participatiewet; o verdienvermogen:

de capaciteit om arbeid te verrichten en daarmee inkomsten te verwerven, uitgedrukt in een percentage van het Wettelijk Minimum Loon.

Hoofdstuk 2. Beleid en financiën

Artikel 2. Evenwichtige verdeling en financiering

1. Het college kan de in deze verordening opgenomen voorzieningen aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep.

2. Het college kiest bij het aanbieden van een voorziening voor maatwerk: afhankelijk van het ‘verdienvermogen’ van de persoon wordt het in te zetten instrumentarium bepaald.

3. Het college houdt bij het aanbieden van een voorziening rekening met de omstandigheden en eventuele functionele beperkingen van een persoon.

4. Het college zendt periodiek aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid. Het verslag bevat in ieder geval het oordeel van de cliëntenraad.

Page 12: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 2 van 15

Hoofdstuk 3. Voorzieningen

Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen

1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels vast waarin wordt vastgelegd welke voorzieningen, waaronder ondersteunende voorzieningen, het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

2. Het college kan een voorziening beëindigen als: a. de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9

en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

b. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep; c. de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt

waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorziening, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

d. naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

e. de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

f. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

g. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 4. Werkervaringplaats 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een werkervaringplaats gericht op

arbeidsinschakeling aanbieden. 2. Het doel van een werkervaringplaats is het opdoen van werkervaring, het leren functioneren in

een arbeidsrelatie of het behouden van arbeidsritme. 3. Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet

onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van betaalde arbeid plaatsvindt. 4. In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

a. het doel van de werkervaringplaats, en b. de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 5. Sociale activering 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader

van sociale activering als dit naar het oordeel van het college bij kan dragen aan de arbeidsinschakeling.

2. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 6. Detacheringbaan 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep toe leiden naar een dienstverband

gericht op detachering bij een derde partij.

Page 13: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 3 van 15

2. De werknemer wordt vanuit dat dienstverband voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een inlenende organisatie.

3. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

4. Een werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

Artikel 7. Scholing

1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden. 2. Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

a. De scholing moet passen bij de capaciteiten van de persoon en b. duidelijk arbeidsmarktrelevant zijn.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 8. Participatieplaats

1. Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

2. Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

3. De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt € 100 per zes maanden, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 9. Participatievoorziening beschut werk

1. Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft, dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt.

2. Het college bepaalt voor welke personen uit de doelgroep advies wordt ingewonnen bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

3. Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken kan het college noodzakelijke ondersteunende voorzieningen inzetten zoals fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

4. Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt. In verband hiermee overlegt het college met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, aan de gemeente gelieerde bedrijven en andere reguliere werkgevers.

Artikel 10. Persoonlijke ondersteuning

1. Het college kan de voorziening persoonlijke ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die zonder ondersteuning de aan hem opgedragen werkzaamheden niet kan verrichten.

Page 14: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 4 van 15

2. De wijze waarop, de tijdsduur en de mate waarin de persoonlijke ondersteuning plaatsvindt, wordt door het college nader uitgewerkt in beleidsregels.

Artikel 11. No-riskpolis

1. De no-riskpolis kan worden ingezet als ondersteuning bij de arbeidsinschakeling (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet). Het college kan de kosten van de no-riskpolis voor werkgevers vergoeden.

2. Een werkgever komt in aanmerking voor een no-riskpolis als: a. de werkgever voor ten minste de duur van zes maanden een arbeidsovereenkomst aangaat

met een werknemer; b. de werknemer voorafgaande aan de aanvang van de arbeid behoort tot de doelgroep; c. artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is; d. de werknemer zijn woonplaats heeft binnen de gemeente en e. de werkgever een contract heeft met een gecertificeerde arbodienst of bedrijfsarts.

3. De no-riskpolis vergoedt: a. het loon van de werknemer en een percentage boven die dekking voor extra

werkgeverslasten; b. de wettelijke overlijdensuitkering aan de nabestaande(n) indien de werknemer door ziekte of

ongeval komt te overlijden. 4. Om de werkgever een no-riskpolis te kunnen verstrekken, sluit de gemeente een verzekering af

en treedt op als verzekeringnemer. De begunstigde is de werkgever. 5. Het college verstrekt de no-riskpolis – al naar gelang de door het college te bepalen noodzaak –

gedurende 6, 12 of 24 maanden na indiensttreding van de werknemer bij de werkgever.

Artikel 12. Loonkostensubsidie duurzame uitstroom 1. Het college kan ten behoeve van werkzoekenden die niet tot de doelgroep van artikel 7, eerste

lid onderdeel a behoren, een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die met de werkzoekende a. een uitkeringbeëindigende arbeidsovereenkomst sluit en b. die overeenkomst voor tenminste zes maanden wordt aangegaan

2. De loonkostensubsidie wordt individueel bepaald, maar bedraagt ten hoogste 50% van het wettelijk minimumloon per maand.

3. De loonkostensubsidie wordt voor de duur van zes maanden verstrekt, maar kan met een periode van maximaal zes maanden worden verlengd als daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

4. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing van niet gesubsidieerde arbeid plaatsvindt.

5. De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer.

Artikel 13. Stimuleringspremies 1. Het college kan aan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand een

premie verstrekken als bedoeld in artikel 31 lid 2, sub j om daarmee de uitstroom uit de uitkering te stimuleren.

2. Het college stelt – als tot verstrekking van premies bedoeld in het eerste lid wordt overgegaan –

bij uitvoeringsbesluit nadere regels met betrekking tot de activiteiten die voor een premie in

Page 15: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 5 van 15

aanmerking komen, de hoogte van de premie en de voorwaarden waaronder deze wordt

toegekend.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 14. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

1. De [citeertitel ‘oude’ re-integratieverordening] wordt ingetrokken. 2. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de [citeertitel

‘oude’ re-integratieverordening], behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de [citeertitel ‘oude’ re-integratieverordening]: a. voor de duur van 12 maanden gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of b. voor de duur dat deze is toegekend, als dat korter is dan de periode als bedoeld in het eerste

lid, onderdeel a. 3. Het college kan na afloop van de in het tweede lid, onderdeel a bedoelde periode, besluiten of

een voorziening op basis van de nieuwe verordening wordt voortgezet. 4. De [citeertitel ‘oude’ re-integratieverordening] blijft van toepassing ten aanzien van een

voortgezette voorziening als bedoeld in het tweede lid.]

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Aalten 2015. Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur ISWI van [datum]. De voorzitter, De Secretaris

Page 16: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 6 van 15

Toelichting Algemeen Er is gekozen voor een algemene, globale verordening. Dit heeft te maken met de aard van de opdracht die de raad heeft gekregen, te weten het bij verordening regels stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Hieruit moet onder andere aandacht blijken voor de in de Participatiewet onderscheiden doelgroepen en de daarbinnen te onderscheiden subgroepen. Dit leent zich niet tot het formuleren van gedetailleerde regels die op iedere situatie van toepassing zijn. Immers, re-integratie is maatwerk. Het is helemaal afhankelijk van iemands mogelijkheden en beperkingen wat in het concrete geval een passend re-integratietraject is. Daarom wordt aan het college de bevoegdheid gegeven om op een aantal punten eigen afwegingen te maken. Artikel 10 van de Participatiewet bepaalt dat personen uit de doelgroep aanspraak hebben op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de door het college noodzakelijk geachte voorziening binnen de kaders van de re-integratieverordening. Daarom is ervoor gekozen in de verordening de voorzieningen vast te leggen die het college in ieder geval kan aanbieden. Met betrekking tot de volgende voorzieningen is de gemeenteraad verplicht om regels op te nemen in deze verordening: - scholing of opleiding, bedoeld in artikel 10a, vijfde lid, van de Participatiewet (artikelen 8a, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet); - de premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, Participatiewet (artikelen 8a, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet); - participatievoorziening beschut werk, bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet (artikelen 8a, eerste lid, onderdeel e, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet), en - no riskpolis (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet). Artikelsgewijze toelichting Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld. Artikel 1. Begrippen Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening. Doelgroep De doelgroep wordt gevormd door personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet. Het betreft personen: - met een algemene bijstanduitkering; - als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid, onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend; - als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet; - met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW); - met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw);

Page 17: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 7 van 15

- met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz); - zonder uitkering; die voor de arbeidsinschakeling zijn aangewezen op een door het college aangeboden voorziening. Artikel 2. Evenwichtige verdeling en financiering Op grond van artikel 8a, tweede lid, onderdeel a, van de Participatiewet moet de gemeenteraad in de verordening de verdeling van de voorzieningen over personen vastleggen, daarbij rekening houdend met de omstandigheden en de functionele beperkingen van die personen. Hierin ligt besloten dat de gemeenteraad ook rekening houdt met de omstandigheden en functionele beperkingen van personen met een handicap. Dit is in overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De doelstelling van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid en het bevorderen van de eerbiediging van hun inherente waardigheid. In dit artikel is aan het voorgaande uitvoering gegeven. Indeling in groepen, gerelateerd aan het ‘verdienvermogen’ De inwoners die door ons moeten worden ondersteund bij het vinden van werk zijn onderverdeeld in vier doelgroepen. Een belangrijk criterium daarbij is ’het verdienvermogen’. De hieronder genoemde percentages van het wettelijk minimum loon (WML) beschouwen wij overigens niet als harde grenzen, maar als richtinggevend voor de afwegingen op individueel niveau. In het schema wordt per subgroep op hoofdlijnen weergegeven welke dienstverlening nodig is. Groep 1 Direct bemiddelbaar

Structurele verdiencapaciteit > 100% Wettelijk Minimum Loon

Deze groep wordt via de kortste weg aan het werk geholpen. De re-integratiedienstverlening aan de groep is minimaal, wij gaan er van uit dat deze groep snel op eigen kracht aan regulier werk kan komen.

Groep 2 Bemiddelbaar met tijdelijke ondersteuning Tijdelijke verdiencapaciteit <100% Wettelijk Minimum Loon

Deze groep heeft een steuntje in de rug nodig om uit te kunnen stromen naar regulier werk. Hiervoor worden korte scholing en/of tijdelijke werkervaringplaatsen (met behoud van uitkering of met tijdelijke loonkostensubsidie) ingezet.

Groep 3 Bemiddelbaar met langdurige ondersteuning Structurele verdiencapaciteit 20-100% Wettelijk Minimum Loon

Voor deze groep is het belangrijk om de belemmeringen die iemand heeft om aan het werk te komen zo snel mogelijk weg te nemen. Het uitgangspunt bij de inzet van loonkostensubsidie is dat de inzet op klantniveau minimaal kostendekkend moet zijn. Wanneer het niet kostendekkend is, richten wij ons op participatie zonder loonvormende arbeid. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de sociale netwerken in de woonomgeving.

Groep 4 Permanent niet bemiddelbaar Structurele verdiencapaciteit < 20% Wettelijk Minimum Loon (zonder indicatie “Beschut werken”)

Deze groep ontvangt langdurig een uitkering. Er is geen mogelijkheid tot instroom in reguliere arbeid. Voor maatschappelijke participatie is deze groep aangewezen op een zogenoemd zorgtraject of sociale activering. Deze ondersteuning vergt een integrale aanpak over de volledige breedte van het sociale domein.

Page 18: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 8 van 15

Overige voorzieningen Voor de overige voorzieningen, volgt al uit de doelgroepomschrijving aan wie het college deze voorzieningen kan aanbieden. Het gaat om: scholing (artikel 7), beschut werk (artikel 9), persoonlijke ondersteuning (artikel 10), no-riskpolis (artikel 11) en loonkostensubsidie (artikel 12). Rekening houden met omstandigheden en beperkingen Het college moet bij de inzet van de voorzieningen rekening houden met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. Met omstandigheden wordt gedoeld op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan: a. de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en b. de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg. Verslag doeltreffendheid Het college zendt periodiek een verslag over de doeltreffendheid van het re-integratiebeleid. Dit verslag moet het oordeel van de cliëntenraad bevatten. Dit is geregeld in artikel 2, vierde lid. Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen De Participatiewet schrijft niet uitputtend voor welke voorzieningen het college aan moet bieden. Het enige criterium is dat de voorziening gericht moet zijn op de arbeidsinschakeling en moet bijdragen aan het (op termijn) mogelijk maken van reguliere arbeid door een persoon. Al naar gelang de afstand van een persoon tot de arbeidsmarkt kan een voorziening gericht zijn op bijvoorbeeld sociale activering en het voorkomen van een isolement (zoals het doen van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering), het leren van vaardigheden of kennis, of het opdoen van werkervaring (bijvoorbeeld via gesubsidieerd werk). Beëindiginggronden Het tweede lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen het dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen. Een voorziening wordt bijvoorbeeld beëindigd als een persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt. Voor de persoon zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a onder 2, van de Participatiewet wordt op dit punt een uitzondering gemaakt. Het gaat om de persoon zoals bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA. Voor deze doelgroep geldt dat het college ondersteuning bij de arbeidsinschakeling moet bieden totdat gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon wordt ontvangen en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie is verstrekt. De Participatiewet voorziet niet in een terugvorderingsgrond van re-integratiekosten die onnodig zijn gemaakt. Noch van een bijstandsgerechtigde, noch van een niet bijstandsgerechtigde kunnen die kosten worden teruggevorderd.1 Terugvordering dient te geschieden op grond van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 4. Werkervaringplaats

1 Rechtbank Arnhem 14-09-2006, nr. AWB 06/999, ECLI:NL:RBARN:2006:AZ3540

Page 19: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 9 van 15

Een werkervaringplaats onderscheidt zich van een gewone arbeidsovereenkomst. Bij een beoordeling of er al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst toetst de rechter aan de drie criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst: persoonlijk verrichten van arbeid, loon en gezagsverhouding. Daarbij wordt gekeken naar een aantal aspecten zoals de bedoeling van de partijen en wat al dan niet schriftelijk is overeengekomen. De rechter besteedt vooral aandacht aan de feitelijke invulling van de overeenkomst. Een werkervaringplaats is gericht op uitbreiden kennis en ervaring De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij werkstages (lees: werkervaringplaatsen) weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is bij een werkervaringplaats in de regel geen sprake van beloning. Terughoudend zijn met het verstrekken van een gerichte vergoeding ligt daarom voor de hand. Er kan wel een onkostenvergoeding worden gegeven, mits er sprake is van een vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten. Doelgroep aanbieden werkervaringplaats Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een werkervaringplaats aanbieden voor zover hij een afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Wij kiezen bewust niet voor verdere differentiatie om het leveren van maatwerk niet te frustreren. Doel van de werkervaringplaats Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkervaringplaats, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is vooral van belang om te voorkomen dat een persoon claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en bij de rechter loonbetaling afdwingt. De werkervaringplaats kan meerdere doelen hebben. Het kan gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Dit is vergelijkbaar met de zogenaamde ‘snuffelstage’, waarbij een persoon de gelegenheid krijgt om te bezien of het soort werk als passend kan worden beschouwd. Het kan ook gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. Op de werkervaringplaats kan een persoon wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s. Opstellen schriftelijke overeenkomst In het vierdelid is bepaald dat voor de werkervaringplaats een schriftelijke overeenkomst wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de werkervaring worden opgenomen, evenals de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst wordt nog eens gewaarborgd dat het niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding. Geen verdringing In het derde lid is bepaald dat de werkervaringplaats uitsluitend wordt ingezet als er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt. Een bestaande vacature mag nooit worden gecompenseerd met een werkervaringplaats. Artikel 5. Sociale activering Volgens de Participatiewet dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet re-integratie, maar participatie voorop. Begrip sociale activering Onder 'sociale activering' wordt verstaan: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op

Page 20: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 10 van 15

zelfstandige maatschappelijke participatie (artikel 6, eerste lid, onderdeel c, Participatiewet). Bij activiteiten in het kader van sociale activering kan worden gedacht aan het zelfstandig, zonder externe begeleiding, verrichten van vrijwilligerswerk of deelnemen aan activiteiten in de wijk of buurt.2 Doelgroep sociale activering Het college kan aan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor zover naar het oordeel van het college de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen. Sociale activering heeft tot doel personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt terug te leiden naar de arbeidsmarkt, of als dit nog niet mogelijk is, als tussendoel te bevorderen dat personen zelfstandig kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Hieruit volgt dat als het einddoel, arbeidsinschakeling, niet kan worden bereikt, er geen grond is die persoon te verplichten om gebruik te maken van een voorziening gericht op sociale activering.3 College stemt duur activiteiten af op de persoon Het tweede lid geeft het college de mogelijkheid om de duur van activiteiten in het kader van sociale activering nader te bepalen. Het college moet de duur afstemmen op de mogelijkheden en capaciteiten van een persoon. Ook hierbij geldt dat maatwerk geleverd dient te worden. Geen verdringing Het college ziet erop toe dat de aangeboden activiteit niet leidt tot verdringing van betaalde werkzaamheden. Dit wordt getoetst op het niveau van de organisatie waar iemand is geplaatst. Concreet betekent dit dat het onder meer moet gaan om werkzaamheden waarvoor binnen dezelfde organisatie niet wordt betaald, waarvoor geen vacatures open staan en dat het gaat om activiteiten die al geruime tijd niet meer betaald worden binnen die organisatie. Artikel 6. Detacheringsbaan De Participatiewet biedt de mogelijkheid personen uit de doelgroep een dienstverband aan te bieden om op detacheringsbasis werkervaring op te doen. In de verordening zijn de randvoorwaarden vastgelegd waarbinnen de banen vormgegeven worden. Het eerste lid biedt de mogelijkheid tot het aangaan van het dienstverband. Het college zorgt ervoor dat een persoon een dienstverband krijgt aangeboden door een derde, de werkgever. Die derde kan bijvoorbeeld een detacheringsbureau zijn. In het tweede lid wordt bepaald dat het gaat om detachering. Daarbij worden op twee vlakken afspraken gemaakt. Ten eerste tussen het inlenende bedrijf en de werkgever. Hierin worden zaken geregeld als de verhouding tot de werkgever, de hoogte van de inleenvergoeding en de wijze waarop de begeleiding wordt vormgegeven. In de overeenkomst tussen werknemer en inlener worden afspraken gemaakt over werktijden, verlof en de inhoud van het werk. In het derde lid wordt gesproken over concurrentieverhoudingen en verdringing op de arbeidsmarkt. Tussen werkgever en inlener zullen gedegen, marktconforme, prijsafspraken gemaakt moeten worden. Artikel 7. Scholing Startkwalificatie Onder startkwalificatie wordt verstaan een havo of VWO-diploma of een diploma van het middelbaar

2 Kamerstukken II 2002/03 28870, nr. 3, blz. 35.

3 CRvB 24-04-2012, nr. 11/2062 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW4400.

Page 21: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 11 van 15

beroepsonderwijs (mbo), niveau twee. Scholing kan worden aangeboden aan personen met of zonder een dergelijke startkwalificatie. Vooral voor personen zonder startkwalificatie kan scholing noodzakelijk zijn voor de re-integratie. Jongeren Personen jonger dan 27 jaar die nog mogelijkheden hebben binnen het uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs kunnen sinds 1 juli 2012 geen voorziening ontvangen die hen ondersteunt bij de arbeidsinschakeling (artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de Participatiewet). [Dit is voor de volledigheid opgenomen in het derde lid.] Scholing in combinatie met participatieplaats Wanneer een persoon die in aanmerking is gebracht voor een participatieplaats niet over een startkwalificatie beschikt, dient het college aan deze persoon scholing of opleiding aan te bieden. Dit geldt vanaf zes maanden na aanvang van de werkzaamheden op de participatieplaats. De scholing of opleiding moet zijn gericht op vergroting van de kansen op de arbeidsmarkt. Het college hoeft aan een persoon alleen geen scholing of opleiding aan te bieden als dergelijke scholing of opleiding naar zijn oordeel de krachten of bekwaamheden van de persoon te boven gaan of als naar zijn oordeel scholing of opleiding niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van de persoon. Dit volgt uit artikel 10a, vijfde lid, van de Participatiewet. Zie artikel 8 van deze verordening over de voorziening participatieplaatsen. Artikel 8. Participatieplaats Een participatieplaats is bedoeld voor personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Voor personen jonger dan 27 jaar is ondersteuning in de vorm van een participatieplaats niet mogelijk (artikel 7, achtste lid, van de Participatiewet). Het college kan dan ook enkel aan personen van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand een participatieplaats aanbieden. Additionele werkzaamheden Op een participatieplaats worden additionele werkzaamheden verricht. Niet de te verrichten werkzaamheden staan centraal maar het leren werken of het (opnieuw) wennen aan werken. Aspecten als omgaan met gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerking met collega’s zijn allemaal zaken waaraan in een participatieplaats gewerkt kan worden. Ook kan hiermee worden beoordeeld of het werkterrein past bij de capaciteiten van de uitkeringsgerechtigde, zodat een persoon bijvoorbeeld een opleiding op het betreffende terrein kan gaan volgen en daarmee voor zichzelf een duurzaam perspectief op arbeid kan realiseren. De duur van de participatieplaats is wettelijk beperkt tot maximaal vier jaar (artikel 10a van de Participatiewet). Na negen maanden wordt beoordeeld door het college of de participatieplaats de kans op arbeidsinschakeling heeft vergroot (artikel 10a, achtste lid, van de Participatiewet). Zo niet dan wordt de participatieplaats beëindigd. Uiterlijk 24 maanden na aanvang van de participatieplaats wordt opnieuw beoordeeld of de participatieplaats wordt voorgezet. Als de gemeente concludeert dat voortzetting van de participatieplaats met het oog op in de persoon gelegen factoren aanmerkelijk bijdraagt tot de arbeidsinschakeling, dan kan de participatieplaats nog één jaar verlengd worden. Echter in dat geval dient een andere werkomgeving geboden te worden (artikel 10a, negende lid, van de Participatiewet). Na 36 maanden vindt opnieuw een dergelijke beoordeling plaats (artikel 10a, tiende lid, van de Participatiewet). Premie De persoon die werkzaamheden verricht op een participatieplaats heeft recht op een premie voor het eerst na zes maanden en vervolgens iedere zes maanden na aanvang van de additionele

Page 22: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 12 van 15

werkzaamheden (artikel 10a, zesde lid, van de Participatiewet). Voorwaarde is dat de persoon naar het oordeel van het college voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kansen op de arbeidsmarkt. De hoogte van de premie moet in de verordening vastgelegd worden (artikel 8a, eerste lid, onderdeel d, van de Participatiewet). De premie wordt vrijgelaten op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel j, van de Participatiewet. In verband hiermee is de hoogte van de premie begrensd door het in de vrijlatingsbepaling genoemde bedrag. Daarnaast moet bij het bepalen van de hoogte van de premie ook de risico's van de armoedeval worden betrokken.4 Er is gekozen voor een premie van telkens € 100 per zes maanden. Artikel 9. Participatievoorziening beschut werk Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze in dienst neemt. Het college kan ambtshalve vaststellen of een persoon uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft (artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet). Het college moet bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) advies inwinnen voor de beoordeling of de geselecteerde persoon uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen adviseert het college met betrekking tot het oordeel of een persoon tot de doelgroep beschut werk behoort. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voert op basis van landelijke criteria een beoordeling uit (artikel 10b, tweede lid, van de Participatiewet). Op basis van het advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beslist de gemeente of iemand tot de doelgroep 'beschut werk' behoort. Alleen als sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, kan de gemeente besluiten het advies niet te volgen.5 Dienstbetrekking 'beschut werk' Nadat is vastgesteld dat iemand tot de doelgroep 'beschut werk' behoort, zorgt de gemeente ervoor dat deze persoon in een dienstbetrekking onder beschutte omstandigheden aan de slag gaat (artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet). Het kan dan gaan om een privaatrechtelijke of een publiekrechtelijke dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van de Participatiewet). Hoe de dienstbetrekking wordt georganiseerd, behoort tot de beleidsvrijheid van gemeenten. Een dienstbetrekking kan bijvoorbeeld worden georganiseerd via een gemeentelijke dienst, NV, BV of stichting. Ook kunnen personen (via detachering) in een beschutte omgeving bij reguliere werkgevers werken.6 In het derde lid van artikel 9 is vastgelegd welke voorzieningen voor arbeidsinschakeling ingezet worden om deze dienstbetrekking mogelijk te maken . Gemeenten kunnen het werk zelf organiseren via bijvoorbeeld een aan de gemeente gelieerd bedrijf zoals een SW-bedrijf. Ook kunnen zij afspraken maken met andere reguliere werkgevers over de voorwaarden waarop zij deze mensen een dergelijke dienstbetrekking aanbieden.7

4 Kamerstukken II 2007/08 31 577, nr. 3, blz. 12.

5 Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 113.

6 Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 66.

7 Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 115-116.

Page 23: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 13 van 15

Omvang beschut werk Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt. Het aanbod is mede afhankelijk van het aantal geschikte en beschikbare plaatsen bij werkgevers. Daarom moet het college overleg voeren met partners om de omvang van het aanbod te kunnen bepalen (vierde lid). Artikel 10. Persoonlijke ondersteuning In artikel 10 wordt de voorziening persoonlijke ondersteuning nader geduid. Het gaat dan om een voorziening zoals een jobcoach, die op vaste tijden en gedurende een langere periode de werknemer met beperkingen bij het verrichten van zijn taken ondersteunt. Het moet dan ook gaan om een systematische ondersteuning. Daarnaast moet de ondersteuning noodzakelijk zijn in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Persoonlijke ondersteuning heeft tot doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding via een dergelijke voorziening bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.8] Nadere uitwerking hiervan vindt plaats in door het college op te stellen beleidsregels. Artikel 11. No-riskpolis De no-riskpolis is een belangrijk instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen om mensen met arbeidsbeperkingen in dienst te nemen. De no-riskpolis zorgt ervoor dat de werkgever compensatie ontvangt voor de loonkosten, wanneer een werknemer met arbeidsbeperkingen ziek wordt. Voorwaarden In het tweede lid is opgenomen wanneer een werkgever in aanmerking komt voor een no-risk polis. Er is voor gekozen om de mogelijkheid tot inzet van een no-riskpolis te beperken voor arbeidsovereenkomsten die minimaal 6 maanden duren. Voorts is voor inzet van de no-risk polis vereist dat de werknemer behoort tot de doelgroep (zie artikel 1 van deze verordening). Een werkgever komt niet in aanmerking voor een no-risk polis als artikel 29b van de Ziektewet van toepassing is (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet). Ook ligt voor de hand dat de werknemer zijn woonplaats moet hebben binnen de gemeente. Hoogte vergoeding De no-riskpolis vergoedt overeenkomstig de polisvoorwaarden in 2014: - het loon van de werknemer en 15% boven die dekking voor extra werkgeverslasten; - de wettelijke overlijdensuitkering aan de nabestaande(n) indien de werknemer door ziekte of ongeval komt te overlijden. Op basis van nieuwe onderhandelingen kan de hoogte van de vergoeding wijzigen. Contract met verzekeraar De gemeente sluit ten behoeve van het verstrekken van een no-riskpolis een verzekering af. De gemeente treedt op als verzekeringsnemer. De werkgever is de begunstigde (derde lid). Duur no-riskpolis Het college vergoedt de no-riskpolis – al naar gelang de door het college te bepalen noodzaak – gedurende 6, 12 of 24 maanden (maatwerk) na indiensttreding van de werknemer bij de werkgever.

8 Kamerstukken II 2013-2014, 33 161, nr. 107, blz. 115.

Page 24: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 14 van 15

Na twee jaar is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verantwoordelijk De no-riskpolis kan maximaal voor de duur van twee jaar worden ingezet. Nadat betrokkene twee jaar zelfstandig het minimumloon heeft verdiend, dus zonder loonkostensubsidie, gaat de verantwoordelijkheid voor de no-riskpolis over naar Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en kan artikel 29b van de Ziektewet van toepassing zijn. Artikel 12. Loonkostensubsidie duurzame uitstroom Gesubsidieerde arbeid kan als één van de voorzieningen worden ingezet om de arbeidsinschakeling te bevorderen. In de Participatiewet is geregeld dat alle voorzieningen moeten dienen om een persoon uiteindelijk aan regulier werk te helpen. De in dit artikel geregelde loonkostensubsidie is een andere dan de loonkostensubsidie bedoeld in de artikelen 10c en 10d van de Participatiewet. De laatste is in de Participatiewet gekomen via de Invoeringswet Participatiewet en is specifiek bedoeld voor personen met een arbeidsbeperking. De in artikel 12 van de verordening opgenomen loonkostensubsidie is niet noodzakelijk gericht op personen met een arbeidsbeperking, maar ondersteunt werkzoekenden die kwetsbaar of uiterst kwetsbaar zijn. Compensatie Het doel van de loonkostensubsidie is het bieden van compensatie voor het feit dat voor een persoon ten minste het wettelijk minimumloon moet worden betaald, terwijl de werkgever een persoon (nog) niet ten volle kan inzetten. Zo kan het college een loonkostensubsidie aan de werkgever verstrekken om tijdelijk het verschil in arbeidsproductiviteit te compenseren en zo de re-integratie van de bijstandsgerechtigde te bewerkstelligen.9 Artikel 13. Stimuleringspremies Als dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling, kan het college aan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand een premie verstrekken. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels met betrekking tot de activiteiten die voor een premie in aanmerking komen, de hoogte van de premie en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend. Een dergelijke premie wordt (artikel 31 lid 2, sub j Participatiewet) niet tot de middelen van de belanghebbende gerekend. De premie mag ten hoogste € 2.312,00 per kalenderjaar bedragen. Artikel 15. Intrekken oude verordening en overgangsrecht In artikel 15 is onder andere het overgangsrecht neergelegd. Het kan voorkomen dat personen een voorziening toegekend hebben gekregen op grond van de oude re-integratieverordening, die niet meer voldoet aan de voorwaarden uit deze verordening. Hierbij kan worden gedacht aan de situatie waarin de oude re-integratieverordening voorzieningen bevat die na inwerkingtreding van deze verordening niet meer worden verstrekt. Ook is het denkbaar dat een persoon op grond van de oude re-integratieverordening wel in aanmerking zou komen voor een voorziening, maar door inwerkingtreding van deze verordening niet meer. De toegekende voorziening zou dan op grond van artikel 3, tweede lid, van deze verordening moeten worden beëindigd. Om dit te voorkomen is in artikel 135, tweede lid, geregeld dat dergelijke voorzieningen worden behouden voor een bepaalde duur. Een dergelijke voorzieningen wordt behouden voor ten hoogste de duur van 12 maanden of - als dit eerder is - voor de duur dat deze is toegekend. Dit uiteraard voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de [citeertitel ‘oude’ re-integratieverordening]. Wordt niet meer aan die voorwaarden voldaan, dan moet de voorziening worden beëindigd, bijvoorbeeld als een belanghebbende geen aanspraak meer heeft op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. De periode van 12 maanden begint te lopen vanaf het moment van inwerkingtreding van deze verordening.

9 Kamerstukken II 2004/05, 28 870, nr. 125.

Page 25: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

Pagina 15 van 15

Voortzetting is niet mogelijk Voortzetting van een toegekende voorziening na 12 maanden is niet mogelijk als de voorziening binnen die periode is beëindigd wegens het niet meer voldoen aan de voorwaarden voor die voorziening op grond van de [citeertitel ‘oude’ re-integratieverordening] of als de voorziening is toegekend voor een kortere duur dan 12 maanden na inwerkingtreding van de verordening. Een voorziening dient immers niet langer te worden voortgezet dan de duur van de oorspronkelijke toekenning. Ten aanzien van die voorziening blijft de [citeertitel ‘oude’ re-integratieverordening] van toepassing (artikel 15, vierde lid, van deze verordening).]

Page 26: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

1

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Werk en Inkomen (ISW); gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van [datum en nummer];

gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet; overwegende dat in het beleidsplan Participatiewet het principe van wederkerigheid wordt omarmd en het leveren van een tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering als een vanzelfsprekendheid wordt gezien; besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET GEMEENTE AALTEN 2015

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen In deze verordening wordt verstaan onder: a. Tegenprestatie: het naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. b. Mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij deze zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

Hoofdstuk 2. Beleid

Artikel 2. Verslag over beleid 1. Het college zendt periodiek aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid. 2. Het verslag, zoals bedoeld in het eerste lid, bevat het oordeel van de WMO-raad.

Hoofdstuk 3. De tegenprestatie naar vermogen

Artikel 3. Inhoud van een tegenprestatie Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden opdragen aan een uitkeringgerechtigde voor zover die werkzaamheden:

a. naar hun aard niet gericht zijn op toeleiding naar de arbeidsmarkt; b. niet zijn bedoeld als re-integratie-instrument; c. worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin ze worden

verricht; en d. niet leiden tot verdringing.

Artikel 4. Het opdragen van een tegenprestatie 1. Het college kan een belanghebbende die bijstand ontvangt op basis van artikel 1, onder b van de

Participatiewet een tegenprestatie opdragen. 2. Het college draagt in elk geval geen tegenprestatie op aan:

a. De belanghebbende die aantoonbaar vrijwilligerswerk verricht dat naar aard en omvang minimaal vergelijkbaar is met een tegenprestatie als bedoeld in deze verordening;

Page 27: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

2

b. De belanghebbende die aantoonbaar mantelzorg verricht. 3. Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:

a. het vermogen van belanghebbende om de tegenprestatie te verrichten; b. de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden; c. de persoonlijke wensen en kwaliteiten van een belanghebbende.

Artikel 5. Duur en omvang van een tegenprestatie 1. Een tegenprestatie wordt opgedragen voor de duur van maximaal 6 maanden. 2. Een tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal acht 8 uren per week.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 6. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 7. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Aalten 2015 Aldus besloten in de vergadering van het Algemeen Bestuur ISWI van [datum] De secretaris De voorzitter

Page 28: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

3

ALGEMENE TOELICHTING VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET AALTEN 2015 Het college heeft op grond van de Participatiewet de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, en het uitvoeren ervan, overeenkomstig de verordening bedoeld in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b. De wet verplicht een belanghebbende niet meer integraal tot het leveren van een tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering. Wel is het college bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, maar alleen als die tegenprestatie niet direct samenhangt met arbeidsinschakeling. In het Beleidsplan Participatiewet 2015 – 2018 is over het opleggen van een tegenprestatie gesteld dat het principe van wederkerigheid wordt omarmd en het leveren van een tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering als een vanzelfsprekendheid wordt gezien. Maar ook dat terughoudend wordt omgegaan met het daadwerkelijk opleggen van een verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie, omdat het belangrijk is dat mensen vanuit eigen motivatie maatschappelijk nuttige werkzaamheden verrichten. In verband hiermee wordt extra ingezet op het motiveren van mensen. Als het college besluit een tegenprestatie op te leggen, is de belanghebbende gehouden de naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten. Het niet nakomen van deze verplichting kan gevolgen hebben voor de (hoogte van) de uitkering. Dit is vastgelegd in de gemeentelijke afstemmingverordening.

Individuele omstandigheden

Het college houdt bij het opleggen van een tegenprestatie rekening met de persoonlijke situatie en de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende. Hierbij worden de in deze verordening neergelegde criteria in acht genomen. De persoonlijke wensen en kwaliteiten van belanghebbende worden zo veel mogelijk meegewogen. Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem verwacht wordt (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).

Geen tegenprestatie Als de belanghebbende aantoonbaar vrijwilligerswerk verricht dat naar aard en omvang minimaal vergelijkbaar is met een tegenprestatie als bedoeld in deze verordening, wordt geen tegenprestatie opgelegd. Hetzelfde geldt voor de belanghebbende die aantoonbaar mantelzorg verricht. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de omschrijving van mantelzorg in het kader van een mantelzorg vergoeding: meer dan 8 uur per week intensief en langer dan 3 maanden. De plicht tot tegenprestatie is voorts niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is evenmin van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid, van de Participatiewet).

Afstemmen Net als bij het niet nakomen van de arbeids- en re-integratieverplichting geldt voor het niet nakomen van een door het college opgelegde tegenprestatie dat de bijstand kan worden afgestemd overeenkomstig de gemeentelijke afstemmingsverordening.

Bevoegdheid opdragen tegenprestatie De bevoegdheid van het college om een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten geldt al sinds 1 januari 2012. De regering meent dat de tegenprestatie voor uitkeringsgerechtigden een gelegenheid is om te blijven participeren in de samenleving en om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Dit zijn volgens de regering ook

Page 29: Raadsmededeling - Openbaar - progressieve-partij.nl · 7. Kunt u een voorbeeld van een dergelijke overeenkomst ter inzage leggen. Antwoord. Deze is bijgevoegd als bijlage. 8. Heeft

4

noodzakelijke voorwaarden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 29).

Tegenprestatie is geen re-integratie-instrument Het opdragen van een tegenprestatie heeft niet primair tot doel de re-integratie van een belanghebbende te bevorderen, maar moet worden gezien als een nuttige bijdrage aan de samenleving (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49-50). De tegenprestatie is daarom naar zijn aard niet gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt en is niet bedoeld als re-integratie-instrument. Voorts mag een tegenprestatie het accepteren van passende arbeid of het leveren van re integratie-inspanningen niet belemmeren. Immers, als uitgangspunt geldt: werk boven uitkering.

Verordeningplicht De Wet maatregelen WWB legt de gemeenteraad de verplichting op om bij verordening regels vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie aan mensen met een bijstandsuitkering in de leeftijd van 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd. Deze verordeningopdracht is neergelegd in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b Participatiewet. Het is aan de gemeente om de duur, omvang en inhoud van de tegenprestatie te regelen (zie TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6).

Ontwikkelen beleid door college Het college heeft de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie en het uitvoeren ervan overeenkomstig de verordening tegenprestatie. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet.