54
Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2 SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 Blokken 1-4 Auteurs: Ontwikkelteam Stage 3 (Ellen Bruggeman, Maaike van den Herik, Patsy Hughan, Marleen Schaapman, Annet Stomph & Margreet Vlaanderen)

Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

  • Upload
    others

  • View
    2

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

StudiehandleidingStage 3.1 en Stage 3.2

SPH Voltijd jaar 3 2018-2019

Blokken 1-4

Auteurs: Ontwikkelteam Stage 3 (Ellen Bruggeman, Maaike van den Herik, Patsy Hughan, Marleen Schaapman, Annet Stomph & Margreet Vlaanderen)

Programma-eigenaren: Patsy Hughan & Margreet Vlaanderen

Datum: Augustus 2018

Page 2: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Inhoudsopgave

Programmabeschrijving 2

Inleiding 3

1. Competentieprofiel en inbedding programma in het curriculum 4

2. Leerdoel binnen dit programma 5

3. Studiebelasting 5

4. Werkwijze 6

5. Literatuur 6

6. Toetsing 7

6.a Toetsing Stage 3.1 (eerste semester) 8

6.b Toetsing Stage 3.2 (tweede semester) 9

7. Stage 3.1: Inleidend hoofdstuk en de twee Portfolio-opdrachten 10

8. Stage 3.2: de twee Portfolio-opdrachten 15

9. Beoordelingsformulieren Stage 3.1 20

10. Beoordelingsformulieren Stage 3.2 24

Bijlage 1 Competenties SPH op bachelorniveau studiejaar 2017-2018 30

Bijlage 2 Schema beroepsproducten 32

Bijlage 3 STARRT-richtlijnen 33

Bijlage 4 STARRT-format 35

Bijlage 5 Beoordelingsaspecten Taal en vorm 36

Bijlage 6 Adviesbeoordeling praktijkbegeleider Stage 3.1 SPH VT 37

Bijlage 7 Adviesbeoordeling praktijkbegeleider Stage 3.2 SPH VT 40

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 1

Page 3: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Programmabeschrijving Titel Stage 3.1 en Stage 3.2

Karakter Praktijk

Studiejaar 3

Blokken 1 t/m 4

Studiebelasting Stage 3.1, semester 1 = 30 EC Stage 3.2, semester 2 = 30 EC Totaal 60 EC (= 1680 uur)

Contacttijd Stage 3.17 x 2,5 uur onderwijsbijeenkomsten = 17,5 uur7 x 2,5 uur supervisiebijeenkomsten = 17,5 uur (zie handleiding Supervisie)Individueel contact (SLB-gesprek, stagebezoek) = ca. 2 uur

Stage 3.27 x 2,5 uur onderwijsbijeenkomsten = 17,5 uur6 x 2.5 uur supervisiebijeenkomsten = 15 uur (zie handleiding Supervisie)4 x 6 uur Training Verdieping Gespreksvoering = 24 uur (zie handleiding Training Verdieping Gespreksvoering)Individueel contact (SLB-gesprek, stagecontact, portfoliogesprek) = ca. 2 uur

Toetsing Stage 3.1: - Schriftelijk Portfolio , digitaal inleveren, uploaden in Ephorus en

eenmaal op papier inleveren op centraal punt. Door stagedocent beoordeeld. Beoordeeld met een cijfer.

- Actieve participatie : deelname aan onderwijs- en studiegroepbijeen-komsten en actieve bijdrage leveren. Beoordeeld met voldoende/onvoldoende.

- Supervisiebijeenkomsten : aangetoond leer- en reflectievermogen, deelname aan en inleveren van voorbereidings- en verwerkings-opdrachten. Beoordeeld met voldoende/onvoldoende.

Stage 3.2:- Schriftelijk Portfolio , digitaal inleveren, uploaden in Ephorus en

tweemaal op papier inleveren op centraal punt. Door twee docenten beoordeeld. Beoordeeld met een cijfer (70% eindcijfer Stage 3.2).

- Portfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk Portfolio Stage 3.2, mits dat met een voldoende beoordeeld is. Beoordeeld met een cijfer (30% eindcijfer Stage 3.2).

- Actieve participatie : deelname aan onderwijsbijeenkomsten, inclusief Training Verdieping gespreksvoering, en studiegroepbijeenkomsten en actieve bijdrage leveren. Beoordeeld met voldoende/onvoldoende.

- Supervisiebijeenkomsten : aangetoond leer- en reflectievermogen, deelname aan en inleveren van voorbereidings- en verwerkings-opdrachten. Beoordeeld met voldoende/onvoldoende.

Zie mijnhva.nl voor de inleverdata en de inleverprocedure.

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 2

Page 4: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

InleidingJaar drie van je studie is aangebroken. Hét jaar dat je de beroepspraktijk in gaat, het echte werk gaat doen: cliënten ondersteunen / begeleiden in en vanuit een (multidisciplinair) team in een (hulpverlenings)organisatie. Om je competenties aantoonbaar te ontwikkelen tot het gewenste niveau van beginnend professional is een actief lerende houding noodzakelijk. Je neemt verantwoordelijkheid om jouw eigen leersituaties te creëren, op te zoeken, naar je toe te trekken en te initiëren. Met als doel je te ontwikkelen tot beginnend SPH’er. Je legt contact met cliënten, voert gesprekken en onderneemt muzisch-agogische activiteiten, geeft samen met de cliënt haar of zijn dagelijkse leefsituatie vorm. Hierbij moet je ook uit je comfortzone kunnen stappen. Je voert overleg met je praktijkbegeleider, collega’s en andere betrokkenen bij het hulpverleningsproces, zoals mensen uit het sociale netwerk van de cliënt en professionals vanuit andere hulp- en welzijnsorganisaties. Dit alles vergt durf, doorzettingsvermogen en een houding waarbij je je openstelt voor het ontvangen en oppakken van feedback. Je denkt na over je handelen, analyseert en onderbouwt het hoe en waarom van je keuzes met behulp van kennis die je hebt opgedaan en opdoet. Gedurende je stage werk je in beide semesters actief toe naar het samenstellen van een schriftelijk Portfolio. In elk semester toon je hierin middels Beroepsopdrachten aan de gevraagde competenties op het afstudeerniveau te bezitten. De beroepsproducten komen voort uit de twee opdrachten per semester, met andere woorden de opdrachten helpen om tot de beroepsproducten te komen. Deze opdrachten hebben een brede actuele thematiek die in elke organisatie, bij elke doelgroep en in elke werksoort voorkomt.Gezien de complexiteit en ongestructureerdheid van de vier opdrachten is er tijd nodig om tot situaties te kunnen komen waarin je de opdrachten kunt uitvoeren. Houd er hierbij rekening mee dat een opdracht wellicht simpel lijkt, maar dat er behoorlijk wat stappen gezet moeten worden om tot een beroepsproduct te komen. Je maakt dan ook, samen met je praktijkbegeleider (en team) en stagedocent een planning, om stapsgewijs tot het einddoel te komen.

Alles bij elkaar staat je dit studiejaar een flinke, ontzettend leerzame en uitdagende klus te wachten, waarin je uiteraard niet alleen staat en op ondersteuning mag rekenen van je praktijkbegeleider, stagedocenten, supervisor en medestudenten. Rest ons niets meer dan je veel succes én plezier toe te wensen!

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 3

Page 5: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

1. Competentieprofiel en inbedding programma in het curriculumLeerlijnIn dit programma worden alle leerlijnen geïntegreerd. Dat zijn de leerlijnen praktijk, methodiek, theorie, SLB/reflectie, onderzoek en vaardigheden.

Competenties Stage 3.1 1. Methodisch hulpverlenen2. Versterken van de cliënt 3. Hanteren van de relatie 5. Professioneel samenwerken7. Organiseren en beherenOok wordt gewerkt aan de competenties 10 (kritisch reflecteren) en 12 (professionaliseren) ter voorbereiding op de toetsing van Stage 3.2.

Competenties Stage 3.2 1. Methodisch hulpverlenen2. Versterken van de cliënt 3. Hanteren van de relatie 4. Verantwoorden van handelen5. Professioneel samenwerken6. Signaleren en initiëren 8. (Bege)leiding geven9. Innoveren10. Kritisch reflecteren11. Profileren en positioneren12. Professionaliseren13. Onderzoeken

In bijlage 1 staat een beschrijving van alle competenties op bachelorniveau.

De bovenstaande competenties zijn geconcretiseerd in twee opdrachten per semester, waardoor je gericht aan de competenties kunt werken. De competenties 1 t/m 9, 11 en 13 worden met behulp van de vier opdrachten getoetst. De competenties 10 en 12 worden in het portfoliogesprek, horend bij Stage 3.2, getoetst. De opdrachten staan in hoofdstuk 7 en 8. NiveauHet curriculum van de opleiding bestaat uit drie niveaus. Van de basisfase (propedeuse) ontwikkelt de student zich tot de bachelorfase (studiejaar 3 en 4, bachelorniveau). In Stage 3 worden de SPH-competenties met behulp van het Portfolio en het Portfoliogesprek getoetst op bachelorniveau. Hierbij worden drie kernbegrippen ‘mate van complexiteit’, ‘mate van zelfstandigheid’ en ‘mate van transfer’ gehanteerd.

Niveau

Deze drie niveaubegrippen zijn voor het bachelorniveau als volgt geconcretiseerd:

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 4

mate van complexiteit

mate van zelfstandigheidmate van transfer

Page 6: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

o Mate van complexiteit : de student handelt binnen de eigen professionele discretionaire ruimte1 en past werkwijzen, handelingen en/of theorieën toe in een maatschappelijk, juridisch en ethisch onoverzichtelijke situatie waarin meerdere belangen en/of perspectieven op micro-, meso- en macroniveau een bepaalde rol spelen.

o Mate van zelfstandigheid : de student handelt zelfstandig en draagt op proactieve wijze bij aan (de verbetering van) zorg- en organisatieprocessen. Neemt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en evaluatie van het proces en de resultaten in voorziene en onvoorziene situaties.

o Mate van transfer : de student verbindt theoretische- en praktijkkennis flexibel en doelbewust, komt tot innovatie en/of verbetering van het (inhoudelijk) beleid van de organisatie en het beroep, betrekt direct- en indirect belanghebbenden actief bij dit proces.

Samenhang met andere programma’sIn het programma Stage 3 komt een zeer groot deel van eerder geleerde theorieën en vaardigheden aan bod en uiteraard sluit Stage 3 aan op jouw leerervaringen en competentie-ontwikkeling tijdens Stage 1 en 2. De kennis en inzichten die je in de tweedejaarsprogramma’s uit de methodiekleerlijn hebt opgedaan zijn van toepassing op alle werkvelden, zoals de psychologische stromingen, de systeembenadering en beroepsethiek. De kennis uit een aantal theoretische eerstejaarsprogramma’s, zoals Psychologie, Levenslooppsychologie en Sociologie is ook breed inzetbaar, maar is basale kennis die je verder zult moeten verdiepen. Welke specifieke theoretische kennis je daarnaast expliciet kan gebruiken, hangt af van de beroepspraktijk waarin je stageloopt. In de jeugdhulpverlening zal je de theorie uit Orthopedagogiek eerder kunnen gebruiken dan die vanuit Agogiek. Als je in de ouderenzorg gaat stagelopen zal je terug kunnen vallen op jouw leerervaringen vanuit het programma Ouderen en Agogiek. Hetzelfde geldt voor de maatschappelijke opvang en GGZ en de programma’s Psychopathologie en Agogiek. Naast de daadwerkelijke stage in de praktijk volg je onderwijs op de opleiding, zie hiervoor hoofdstuk 4. In jaar 4 kan je thema’s vanuit Stage jaar 3 verder uitdiepen in de gekozen minor en/of het Beroepsvraagstuk.

2. Leerdoel binnen dit programmaDe student toont aan, binnen een politiek maatschappelijke context, vanuit een organisatie en (multidisciplinair) team en in samenwerking met netwerkpartners (competenties 5, 6, 7, 8, 9) in complexe en ongestructureerde situaties zelfstandig als beginnend professional verantwoord agogisch te kunnen handelen (competenties 1, 2, 3, 4), bij te kunnen dragen aan beleid van de organisatie, kritisch te kunnen reflecteren op het handelen in relatie tot anderen en het beroep (competenties 10, 11), de eigen loopbaan te kunnen sturen (competentie 12) en zet hierbij voortdurend het eigen onderzoekend vermogen (competentie 13), opgedane theoretische en praktijkkennis en mogelijk ervaringskennis in.

3. StudiebelastingStage 3.1De totale studiebelasting is 30 EC (= 840 uur), bestaande uit:

o Stagetijd = 600 uuro Onderwijs en begeleiding = 25 uuro Supervisiebijeenkomsten (7 x 2,5 uur) = 18 uuro Studiegroepbijeenkomsten (7 x 2 uur) = 14 uuro Studie + toetsing + voorbereiding + verslagen = 183 uur

Stage 3.2De totale studiebelasting is 30 EC (= 840 uur), bestaande uit:

1 Discretionaire ruimte: de handelingsruimte die professionals hebben in situaties waarin een grote(re) mate van vrijheid is en (nog) geen vastgestelde regels voor het handelen gelden.

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 5

Page 7: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

o Stagetijd = 600 uuro Onderwijs en begeleiding = 20 uuro Supervisiebijeenkomsten (6 x 2,5 uur) = 15 uuro Studiegroepbijeenkomsten (5 x 2 uur) = 10 uuro Trainingsweek gespreksvoering = 24 uuro Studie + toetsing + voorbereiding + verslagen = 173 uur

4. Werkwijze Gedurende tien maanden ga je 30 uur per week stagelopen in de beroepspraktijk. Het is gebruikelijk dat er eens per twee weken een begeleidingsgesprek tussen jou en je praktijkbegeleider plaatsvindt. Je werkt in een bestaand team en wordt boventallig ingeroosterd. Dit betekent dat je geen zelfstandige diensten uitvoert, maar uiteraard wel taken zelfstandig uitvoert en verantwoordelijk bent voor jouw handelen. Hierbinnen bouw je, net als elke andere professional, vrije uren op conform de cao. Dit betekent dat je, in tegenstelling tot je voorgaande studiejaren, niet automatisch vrij bent in de toetsweken en vakanties. Vrije dagen plan je in overleg met je praktijkbegeleider en teamleider.

Als je de 1200 stage-uren hebt volgemaakt, is je stage klaar. Doorgaans is dit voor de zomervakantie.

Vanuit de opleiding word je het gehele jaar begeleid door een stagedocent. Deze docent komt op stagebezoek en voert SLB-gesprekken met jou. Hij of zij is jouw eerste aanspreekpunt. Gedurende het derde jaar heb je eens per twee weken een dag onderwijs. Je volgt dan in een basisgroep onderwijs, waar ruimte is voor stagebegeleiding, methodiek, organisatiekunde, verdieping gespreksvoering en SLB. Verdieping gespreksvoering wordt in een speciale trainingsweek in het voorjaar aangeboden. Al dit onderwijs wordt verzorgd door twee docenten samen, waarvan een je stagedocent en SLB’er is. Daarnaast plan je, in overleg met de docenten en jouw basisgroep, twaalf studiegroepbijeenkomsten met vijf medestudenten. Tijdens deze studiegroepbijeenkomsten werk je aan het schriftelijk portfolio.Je krijgt op de onderwijsdag ook, samen met drie medestudenten, supervisie van een docent-supervisor. Supervisie is een werkvorm gericht op je persoonlijk-professionele ontwikkeling.

Voor Supervisie en de training Verdieping Gespreksvoering zijn apart handleidingen met extra uitleg over werkwijze en vereisten beschikbaar.

Per toets zijn er twee toetsgelegenheden per studiejaar. Zie mijn hva.nl voor inleverdata en -procedure. Voor studenten die een onvoldoende hebben gehaald voor een eerste kans, vindt een extra bijeenkomst plaats. Deze is bedoeld om op basis van de feedback toe te werken naar een voldoende beoordeling in de herkansing. Zie mijnhva.nl voor data, tijden en locatie.

5. LiteratuurAdema, J. (2018). Handleiding Training Verdieping Gespreksvoering SPH Voltijd jaar 3

studiejaar 2017-2018. Amsterdam: HvA, SPH. Staat op mijnhva.nl.Adema, J. (2018). Reader Training Verdieping Gespreksvoering SPH Voltijd jaar 3 studiejaar

2017-2018. Amsterdam: HvA, SPH.Bacher, L. (2017). Handleiding Supervisie SPH Voltijd jaar 3 studiejaar 2017-2018.

Amsterdam: HvA, SPH. Staat op mijnhva.nl.Cuyvers, G. (2007). Zorgen voor kwaliteit (1e druk). Tiel, België: Lannoo.Ebskamp, J. (2013). Beroepscode voor de sociaalagogisch werker. Utrecht: Nederlandse

Vereniging voor Maatschappelijk Werkers. Te bestellen via www.nvmw.nl of te downloaden via http://issuu.com/nvmwstaf/docs/beroepscodeagogenl?e=3868052/3731674

Landelijk Opleidingsoverleg SPH. (2009). De creatieve professional; met afstand het meest nabij. Amsterdam: SWP.

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 6

Page 8: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Marcus. J, & Van Dam, N. (2015). Een praktijkgerichte benadering van Organisatie en Management (8e druk). Groningen: Noordhoff.

Migchelbrink, F. (2014). Handboek praktijkgericht onderzoek; zorg, welzijn, wonen en werken. 16e druk. Amsterdam: SWP

Willemse, J. (2012). Anders kijken. Theorie en praktijk van de systeembenadering. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Diverse documenten op mijnhva.nl.Diverse kennisclips op mijnhva.nl.Diverse literatuur uit SPH jaar 2.Zelf gekozen literatuur (zie beoordelingscriteria voor eisen).

6. Toetsing Hieronder is weergeven uit welke onderdelen de toetsing van Stage 3.1 en Stage 3.2 bestaat en door wie dat onderdeel wordt beoordeeld.

Stage 3.1 Semester 1

Beoordeling Beoordelaar Onvoldoende Herkansing onvoldoende

1. Actieve participatie

Voldoende / Onvoldoende

Stagedocent Extra opdracht i.o.m. stagedocent en stagebureau

Zie OER.

2. Supervisie Voldoende / Onvoldoende

Supervisor Herkansing

3. Schriftelijk portfolio

Cijfer (1-10) Stagedocent en advies van de praktijkbegeleider

Herkansing en deelname extra bijeenkomst

Stage 3.2 Semester 21. Actieve

participatie Voldoende / Onvoldoende

Stagedocent Extra opdracht i.o.m. stagedocent en het stagebureau

Zie OER.

2. Supervisie Voldoende / Onvoldoende

Supervisor Herkansing

3. Schriftelijk portfolio*

Cijfer (1-10), vanaf 5,5 is voldoende,70% van eindcijfer

Onafhankelijke beoordelaar, stagedocent en advies van praktijkbegeleider

Herkansing en deelname extra bijeenkomst

4. Portfoliogesprek* Cijfer (1-10), vanaf 5,5 is voldoende,30% van eindcijfer

Onafhankelijke beoordelaar en stagedocent en advies van praktijkbegeleider (indien aanwezig bij gesprek)

Herkansing

* Voor een voldoende beoordeling van Stage 3.2 moeten beide onderdelen minimaal met een 5,5 beoordeeld zijn.

Regels wisselen of beëindigen van stageWisselen van stageplaats is met een gegronde reden mogelijk. Dit kan tot 1 oktober. Het stagebureau beslist of de reden gegrond is. De student blijft dan uiteraard zelf verantwoordelijk voor het inhalen van de gemiste stage-uren en het tijdig uit kunnen voeren van de opdrachten.

Er zijn drie redenen op grond waarvan de stage kan worden beëindigd: - bij onvoldoende functioneren op de stageplek kan de stage-organisatie of opleiding in

overleg besluiten je stage te beëindigen;

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 7

Page 9: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

- bij onvoldoende functioneren bij Supervisie geeft de supervisor een dringend advies aan student, stagedocent en stagebureau om de stage te beëindigen;

- je besluit zelf, in samenspraak met praktijkbegeleider en stagedocent, met deze stage te stoppen.

Indien de stage voortijdig wordt beëindigd, volgt de student het gehele onderwijsprogramma het semester daarop opnieuw.

In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk om Stage 3.2 op een andere stageplek dan bij Stage 3.1 te doen. Indien je hiervan gebruik wilt maken neem je tijdig (uiterlijk 1 december) contact op met het stagebureau. Zij kunnen je informeren over de procedure.

Houdbaarheid stage Per studiejaar heeft een student per programma (Stage 3.1 en Stage 3.2) twee kansen. Indien een student zowel in studiejaar 18-19 als in studiejaar 19-20 voor beide kansen een onvoldoende behaalt, moet hij of zij in studiejaar 20-21 het programma opnieuw doen. Dat betekent dat de student ingedeeld wordt in een klas, opnieuw stageloopt en het onderwijs (met bijbehorende toetsen) volgt.

6.a Toetsing Stage 3.1 (eerste semester)Stage 3.1 wordt met behulp van de volgende drie onderdelen getoetst.

1. Actieve participatieJe bent aanwezig bij de onderwijsbijeenkomsten, supervisiebijeenkomsten en de door de basisgroep zelf georganiseerde studiegroepen. In de supervisiehandleiding staan de afspraken vermeld met betrekking tot aanwezigheid bij supervisie. Tijdens de bijeenkomsten lever je een actieve bijdrage, zodat het leren van jezelf en medestudenten zo optimaal mogelijk is. Bij afwezigheid overleg je met je stagedocent en het stagebureau over de wijze waarop je de onderwijs- en studiegroepbijeenkomst inhaalt.

2. SupervisieGedurende het gehele studiejaar werk je samen met drie andere studenten onder begeleiding van een supervisor aan het ontwikkelen van jezelf binnen het beroep SPH. Je ontwikkelt de reflectievaardigheden die vereist zijn bij het portfoliogesprek Stage 3.2. In de supervisie-handleiding vind je een uitgebreide uitleg over de werkwijze van supervisie. Je krijgt aan het eind van semester 1 een beoordeling van het niveau van je leer- en reflectievermogen. Deelname aan en actieve participatie is verplicht, alsmede het tijdig aanleveren van de reflectieverslagen.

3. Schriftelijk Portfolio Stage 3.1 Het schriftelijk portfolio van Stage 3.1 bestaat uit:

o Een Inleidend hoofdstuk waarin je kort en bondig de methodiek, organisatie en context van jouw stage-organisatie analyseert (1800-2300 woorden).

o Twee opdrachten die elk leiden tot een of meerdere Beroepsproducten. Deze verantwoord je met behulp van STARRT. Zie hoofdstuk 7 voor een uitgebreide beschrijving van deze twee opdrachten. In bijlage 2 staan voorbeelden van beroepsproducten. In bijlage 3 vind je de STARRT-richtlijnen en in bijlage 4 een leeg STARRT-format. Het format is ook als los document te downloaden van mijnhva.nl. Elke STARRT bestaat uit 1800-2000 woorden. Het beroepsproduct kan allerlei vormen en lengten hebben. Met het beroepsproduct lever je een bijdrage aan de beroepspraktijk. Elke opdracht wordt onderbouwd met behulp van literatuur conform het niveau van de bachelorfase van de opleiding. Je gebruikt naar eigen inzicht zelfgekozen literatuur, artikelen uit vaktijdschriften of wetenschappelijke tijdschriften, (professionele) webpagina’s uit het vakgebied en/of literatuur van de boekenlijst. In elke Portfolio-opdracht (dus in elke STARRT) verbind je minimaal vijf verschillende bronnen. De bronnen zijn actueel en relevant.

o Per opdracht een of meerdere bewijsstukken. Hiermee bewijs je dat je het beroepsproduct daadwerkelijk hebt gemaakt, gebruikt of uitgevoerd. Zie bijlage 2 voor enkele voorbeelden van bewijsstukken.

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 8

Page 10: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

o Een door jouw praktijkbegeleider ingevuld, toegelicht en ondertekend advies-beoordelingsformulier per portfolio-opdracht (zie bijlage 6 en te downloaden van mijnhva.nl). Vanuit de opleiding wordt jouw schriftelijk portfolio Stage 3.1 door je stagedocent beoordeeld. De adviesbeoordeling van jouw praktijkbegeleider wordt hierin meegenomen.

Alle beroepsproducten, STARRT’s en bewijsstukken zijn volledig geanonimiseerd, ten aanzien van alle betrokkenen. Interne en externe collega’s kunnen toestemming geven voor het noemen van hun naam.

6.b Toetsing Stage 3.2 (tweede semester)Stage 3.2 wordt met behulp van de volgende vier onderdelen getoetst.

1. Actieve participatieJe bent aanwezig bij de onderwijsbijeenkomsten (inclusief de trainingsweek voor Verdieping Gespreksvoering), de supervisiebijeenkomsten en de door de basisgroep zelf georganiseerde studiegroepen. In de supervisiehandleiding en in de handleiding voor de training Verdieping gespreksvoering staan de afspraken vermeld met betrekking tot aanwezigheid bij supervisie, c.q. de training. Tijdens de bijeenkomsten lever je een actieve bijdrage, zodat het leren van jezelf en medestudenten zo optimaal mogelijk is. Bij afwezigheid overleg je met je stagedocent over de wijze waarop je de onderwijs- en studiegroepbijeenkomst inhaalt.

2. SupervisieGedurende het gehele studiejaar werk je samen met drie andere studenten onder begeleiding van een supervisor aan het ontwikkelen van jezelf binnen het beroep SPH. Je ontwikkelt de reflectievaardigheden die vereist zijn bij het portfoliogesprek Stage 3.2. In de Supervisiehandleiding vind je een uitgebreide uitleg van de werkwijze van supervisie. Je krijgt aan het eind van semester 2 een beoordeling van het niveau van je leer- en reflectievermogen. Deelname aan en actieve participatie is verplicht, alsmede het tijdig aanleveren van de reflectieverslagen.

3. Schriftelijk Portfolio Stage 3.2 (70% van eindcijfer)Het schriftelijk portfolio van Stage 3.2 bestaat uit:

o Twee opdrachten die elk leiden tot een of meerdere Beroepsproducten. Deze verantwoord je met behulp van STARRT. Zie hoofdstuk 8 voor een uitgebreide beschrijving van deze twee opdrachten. In bijlage 2 staan voorbeelden van beroepsproducten. In bijlage 3 vind je de STARRT-richtlijnen en in bijlage 4 een leeg STARRT-format. Het format is ook als los document te downloaden van mijnhva.nl. De onderbouwing met behulp van de STARRT-werkwijze mag (voor beide opdrachten samen) maximaal 5000 woorden bevatten. Het beroepsproduct kan allerlei vormen en lengten hebben. Met het beroepsproduct lever je een bijdrage aan de beroepspraktijk. Elke opdracht wordt onderbouwd met behulp van literatuur conform het niveau van de bachelorfase van de opleiding. Je gebruikt naar eigen inzicht zelfgekozen literatuur, artikelen uit vaktijdschriften of wetenschappelijke tijdschriften, (professionele) webpagina’s uit het vakgebied en/of literatuur van de boekenlijst. In elke Portfolio-opdracht (dus, in elke STARRT) verbind je minimaal vijf verschillende bronnen. De bronnen zijn actueel en relevant.

o Per opdracht een of meerdere bewijsstukken. Hiermee bewijs je dat je het beroepsproduct daadwerkelijk hebt gemaakt, gebruikt of uitgevoerd. Zie bijlage 2 voor enige voorbeelden van bewijsstukken.

o Een door jouw praktijkbegeleider ingevuld, toegelicht en ondertekend advies-beoordelingsformulier per portfolio-opdracht (zie bijlage 6 en te downloaden van mijnhva.nl). Vanuit de opleiding wordt jouw schriftelijk portfolio Stage 3.2 door een onafhankelijk beoordelaar samen met je stagedocent beoordeeld. De adviesbeoordeling van jouw praktijkbegeleider wordt hierin meegenomen.

o Een bijlage met het inleidende hoofdstuk uit het stageportfolio Stage 3.1, waarin je kort en bondig de methodiek, organisatie en context van jouw stage-organisatie analyseert (1800-2300 woorden).

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 9

Page 11: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Alle beroepsproducten, STARRT’s en bewijsstukken zijn volledig geanonimiseerd, ten aanzien van alle betrokkenen. Interne en externe collega’s kunnen toestemming geven voor het noemen van hun naam.

4. Portfoliogesprek Stage 3.2 (30% van eindcijfer)Als je schriftelijk portfolio Stage 3.2 met een voldoende beoordeeld is, word je uitgenodigd voor het Portfoliogesprek Stage 3.2. In dit gesprek laat je zien dat je competentie 10 en 12 op bachelorniveau beheerst. Jouw bevindingen bij de -RT van STARRT vormen de agenda voor dit gesprek. Jouw reflecties en inzichten die je hebt opgedaan tijdens de stage en al het onderwijs van het afgelopen jaar, zijn hiervoor de basis. De reflectievaardigheden die je ontwikkeld hebt bij supervisie pas je toe in het Portfoliogesprek Stage 3.2. Het portfoliogesprek voer je met de twee docenten die het schriftelijk portfolio Stage 3.2 beoordeeld hebben. Je nodigt je praktijkbegeleider bijtijds uit om deel te nemen aan het gesprek, waarbij hij/zij zelf de afweging maakt wel of niet aanwezig te zijn. Vanuit de opleiding verdient het uiteraard de voorkeur dat jouw praktijkbegeleider deelneemt. Het gesprek duurt ongeveer 30 minuten. Na afloop van het gesprek voeren de docenten in het bijzijn van jouw praktijkbegeleider overleg over de mate waarin jij de competenties beheerst, waarna je de eindbeoordeling verneemt.

7. Stage 3.1: Inleidend hoofdstuk en de twee Portfolio-opdrachten

Inleidend hoofdstuk (1800-2300 woorden)Het inleidend hoofdstuk bestaat uit drie afzonderlijke analyses. Je analyseert de gehanteerde methodiek, de organisatiekenmerken en de maatschappelijke, juridische, ethische en beroepscontext van de organisatie waar je stage loopt. Je eindigt met je eigen visie op de doelgroep en de hulpverlening aan deze doelgroep.

Methodiekanalyse Analyseer de methodiek van je stage-organisatie (visie, theoretisch kader en gereflecteerde praktijkervaringen). Besteed hierbij expliciet aandacht aan de kenmerken van de doelgroep, de begeleidings- of behandeldoelen en de hulpverleningsmethode(n) en hulpverleningstechnieken en -werkwijzen waarmee deze gerealiseerd worden. Benut voor de structuur van je analyse bijvoorbeeld het methodiekmodel van SPH-Amsterdam of van Bruininks. Maak bij je analyse gebruik van concepten en theorieën uit de literatuur. Tip: maak gebruik van de kennis opgedaan bij Methodiek tweede jaar (met name Methodiek: Stromingen en Basisplan).

Organisatie-analyse Analyseer de stage-organisatie aan de hand van het INK-model. In deze analyse ga je op onderzoek uit om tot een beschrijving te komen van alle determinanten van het INK model en breng je de resultaatgebieden in kaart. Maak bij je analyse gebruik van concepten en theorieën uit de literatuur. Tip: maak gebruik van de kennisclips en literatuur over organisatiekunde.

Contextanalyse Een analyse van de maatschappelijke, juridische, ethische en beroepscontext. Dit betreft factoren en ontwikkelingen op macroniveau. Wat zijn de actuele politieke, culturele en maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op (de hulpverlening aan) jouw doelgroep. Met welke ethische en/of normatieve factoren moet je rekening houden? Welke wetgeving speelt een rol? Welke ontwikkelingen spelen zich af in dit werkveld? Denk aan aspecten als toegang tot werk en onderwijs, armoede, eenzaamheid en sociaal isolement. Hoe spelen de diversiteitsdimensies een rol (zoals sociale klasse en het behoren tot een minderheid)? Maak bij je analyse gebruik van concepten en theorieën uit de literatuur. Benut voor de structuur van je analyse bijvoorbeeld het sociaalecologisch model. Tip: maak gebruik van de kennis opgedaan in studiejaar 2, met name bij Onderzoek in Maatschappelijke Ontwikkelingen, Overheidsbeleid & Wetgeving, Methodiek: Ethiek en Basisplan.

Opdracht 1 Beroepsproduct rond het hanteren van morele vraagstukken Inleiding op de opdracht

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 10

Page 12: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

In het dagelijkse agogisch handelen ontstaan regelmatig ingewikkelde situaties. Situaties waarin een morele component een rol speelt. Er zijn meerdere handelingsmogelijkheden, waarin jij en je collega’s niet goed weten wat de juiste beslissing is of het gevoel hebben met de rug tegen de muur te staan. Je realiseert je dat er iets moet gebeuren en dat jij een verschil kunt maken in deze situatie.Vaak voel je een moreel vraagstuk voordat je je er bewust van bent. Je twijfelt aan jezelf, jouw oordeel en de professionaliteit van je handelen. Je hebt de neiging om een situatie aan een meer ervaren collega over te laten of probeert je gevoel te negeren. Dit zijn situaties waar je ‘morele belletje’ gaat rinkelen. Juist in het begin van je stage ben je daar over het algemeen gevoeliger voor. In de loop van je stage ga je situaties namelijk vanzelfsprekender vinden en denk je, als onderdeel van het systeem, “zo hoort dat nou eenmaal” of “zo doen we dat gewoon”.Het kan hierbij gaan om morele vraagstukken, maar ook om agogische vraagstukken waar een morele component zichtbaar wordt. Vaak gaat het om kwesties rondom zelfbeschikking en autonomie, respect en privacy, afstand en nabijheid, dwang en drang. De hulpverlener verkeert in het spanningsveld van de maatschappelijke context, de wet- en regelgeving, het inhoudelijk beleid, de waarden, regels en afspraken binnen de organisatie, de waarden, behoeften en belangen van de cliënt (het cliëntsysteem) en de eigen (morele) opvattingen over wat goede zorg is. Belanghebbenden kunnen verschillende of zelfs tegenstrijdige opvattingen hebben over wat ‘het goede’ is. Deze opdracht richt zich primair op het agogische handelen in relatie tot de cliënt(en), maar je maakt tevens zichtbaar op welke wijze het meso- en macroniveau hierop van invloed zijn. Jijzelf en de andere betrokkenen worden namelijk in het denken en handelen mede beïnvloed door processen die zich niet direct op microniveau afspelen, maar op organisatieniveau en maatschappelijk niveau. Deze invloeden expliciteer je in de ethische beschouwing. Maak hierbij effectief gebruik van de analyse uit het Inleidende hoofdstuk van je portfolio.

Deze opdracht vergt moed, inzicht en doorzettingsvermogen. De complexiteit van de opdracht zit in het thema (morele vraagstukken) en het achterhalen van de aarzeling (bij jezelf, de cliënt, je collega’s).

Voorbeelden bij de opdrachtMohammed (23 jaar) heeft een LVB en woont zelfstandig in een appartement, waarbij hij ambulante begeleiding van jou en jouw collega’s krijgt. In het begin was het contact tussen jullie wat stroef, hij gaf aan het vooral erg ongemakkelijk te vinden om een begeleider, die jonger dan hijzelf is, te krijgen. Na verloop van tijd lukt het toch om een vertrouwensband op te bouwen en ben je tevreden over de manier waarop de hulpverlening verloopt. Mohammed kennelijk ook, want tijdens een bezoekmoment geeft hij je een knipoog. Je collega heeft het niet gezien, jij weet niet goed wat je ermee aan moet en houdt het voor je. De keer daarna is jouw collega ziek, waardoor jij alleen op bezoek gaat. Mohammed is blij met jouw komst, hij heeft zelfs een kadootje voor je: een flacon luxe doucheschuim...

Joy (15 jaar) woont sinds vier maanden in het Fasehuis. Het wonen in de thuissituatie was niet meer hanteerbaar. Vader sloeg haar regelmatig met een riem en het lukte moeder niet om haar te beschermen. Door haar oudere broer werd Joy op school in de gaten gehouden en bedreigd. Na een melding huiselijk geweld door de politie, heeft Veilig Thuis een onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming aangevraagd en is er een OTS uitgesproken. De jeugdbeschermer heeft Joy vervolgens uit huis geplaatst in het Fasehuis. In de afgelopen maanden heb jij een vertrouwensband met haar op kunnen bouwen en tijdens een van jullie wandelingetjes naar de supermarkt vertelde Joy dat haar broer haar ook meerdere malen heeft gedwongen tot orale seks. Joy haast zich te zeggen dat je dit niet door mag vertellen, want ze schaamt zich en is bang voor represailles van haar broer en vader...Kevin (35 jaar) heeft een stoornis in het Autistisch spectrum en is een beer van een kerel. Om de overgangen van werkvoorziening naar thuis beter te laten verlopen, is er jaren geleden door het team van de toenmalige woonvoorziening besloten dat Kevin thuis direct naar zijn eigen kamer gaat. Vervolgens gaat de deur op slot en komt de begeleiding een uur later terug om hem naar de woonkamer te begeleiden. Kevin heeft zelf geen problemen met deze gang van zaken, maar het zit jou niet lekker. Er is geen wettelijke maatregel uitgesproken en jij vindt dat je mensen niet ‘zomaar’ mag opsluiten...

Opdracht concreetJe signaleert meerdere morele of agogische vraagstukken, selecteert daarvan één moreel of een agogisch vraagstuk met een morele component, achterhaalt de waarden en belangen die met het vraagstuk samenhangen (van de cliënt, jouzelf en overige betrokkenen), beschouwt deze waarden en belangen vanuit de (beroeps)ethiek en maakt ze vervolgens met cliënten en collega’s bespreekbaar, om samen met deze betrokkenen tot verheldering te komen.

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 11

Page 13: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Mogelijke stappenGa op zoek naar situaties waarin je twijfelt over de morele en/of agogische aanpak. Ga het gesprek aan met betrokkenen, in ieder geval je praktijkbegeleider, cliënt(en) en collega’s. Voer diepgaande gesprekken met minimaal vier betrokkenen. Als het niet mogelijk is om met een cliënt te praten (vanwege haar of zijn IQ of problematiek), probeer dan iemand uit het cliëntsysteem te spreken. Elk gesprek is een uitwisseling van gedachten over de situatie(s), waarbij het aan jou is om oordeelvrij ieders achterliggende waarden (en mensbeeld) te achterhalen en te expliciteren. Je komt tot een ethische beschouwing van alle gehoorde waarden, belangen en standpunten. Je duidt hierbij de waarden en belangen van de cliënt / het cliëntsysteem, je collega’s en jezelf ook in de context van de visie van de organisatie en de maatschappelijke opdracht. Als je alles gehoord, overwogen en afgewogen hebt, expliciteer je naar de relevante betrokkenen de verschillen en overeenkomsten in waarden die voor ieder van hen centraal staan en breng je het gesprek tussen betrokkenen hierover respectvol en vanuit gelijkwaardigheid op gang.

Vragen die je op weg kunnen helpenWelke overwegingen heeft bijvoorbeeld ‘Joy’ bij het niet-willen-vertellen van de dreigementen van haar broer? Hoe kijkt zij naar haar vader, haar broer en overige familieleden? Welke waarden klinken in haar verhaal door? Welke waarden kom je in de verhalen van je cliënt(en) en collega’s tegen en welke waarden herken je in je eigen gedachtegang? Durf je te luisteren en mee te gaan in de kijk van de ander? Durf je je eigen persoonlijke waarden ter discussie te stellen in het gesprek met de ander? Durf je jouw waarden over de situatie(s) over te brengen, zonder die van een ander te diskwalificeren? Welke waarden en belangen blijken voor je gesprekspartners centraal te staan? Welke mensbeelden klinken hierin door? Welke overeenkomsten en verschillen hoor je daarin? Gaat het om fundamentele verschillen of om accentverschillen? Waar zit er ruimte voor ontmoeting en dialoog?

VereistenIn het werken met de cliënt herken je morele vraagstukken of agogische vraagstukken met een morele component. Je spreekt hierover met relevante betrokkenen. Je komt tot een ethische beschouwing. Je betrekt hierbij het micro-, meso- en macroniveau. Je gaat uit van de kracht van de cliënt en houdt hierbij rekening met de mogelijkheden en uitdagingen die de omgeving biedt. Je weet professionele nabijheid, gespreksvaardigheden, en waar nodig creativiteit en durf in te zetten om de relatie met de cliënt op te bouwen en te hanteren. Je reflecteert op je handelen en op je ethische beschouwing.

Door het zorgvuldig uitvoeren van deze opdracht werk je aan een beroepsproduct. Het beroepsproduct kan het handelen gedurende dit proces zelf zijn, maar ook een fysiek product, bijvoorbeeld een teamtraining, presentatie of iets dergelijks. In bijlage 2 staat een overzicht van mogelijke beroepsproducten. De wijze waarop je de gesprekken hebt gevoerd (zowel de gesprekken in de oriënterende fase als na afloop van de analysefase) verantwoord je met behulp van de STARRT-werkwijze. De STARRT is tussen de 1800 en 2000 woorden. De bewijsstukken bij dit beroepsproduct bestaan in ieder geval uit de vastgelegde gesprekken, via opnames of uitgeschreven op papier.

CompetentiesDe drie competenties die in opdracht 1 getoetst worden, vallen onder het segment 1 ‘Agogisch handelen’, de kern van de sociaal pedagogische hulpverlening: Competentie 1 Methodisch hulpverlenen Competentie 2 Versterken van de cliënt Competentie 3 Hanteren van de relatie

Opdracht 2 Beroepsproduct rond samenwerking met netwerkpartners

Inleiding op de opdracht

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 12

Page 14: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

De tweede opdracht is gericht op de samenwerking met netwerkpartners. Hierbij gaat het om het samenwerken met mensen die (vanuit andere organisaties) bij de hulpverlening aan jouw cliënt(en) betrokken zijn of kunnen worden. Mensen waarmee voor korte of langere tijd een op gelijkwaardigheid gebaseerd samenwerkingsverband wordt aangegaan en waarbij onderlinge afhankelijkheden erkend worden. Dit alles uiteraard ten behoeve van het verbeteren van de hulpverlening aan de cliënt(en).

Samenwerking met netwerkpartners wordt steeds belangrijker, zeker sinds de invoering van de WMO, de transities in de zorg en de beweging richting participatiesamenleving. Steeds vaker staat het overleggen en afstemmen met mensen buiten de eigen organisatie op de agenda´s. Hoewel de ontwikkeling in volle gang is en er mooie succesverhalen te vertellen zijn, lukt het lang nog niet overal om samenwerking met netwerkpartners aandacht en vorm te geven en worden er regelmatig knelpunten gesignaleerd.

Bij het uitwerken van deze opdracht bekijk je veranderingen / ontwikkelingen niet alleen vanuit het micro- en mesoniveau, maar duid je deze ook in het licht van huidige maatschappelijke- en beroepsontwikkelingen. Immers samenwerking met netwerkpartners speelt niet alleen op organisatieniveau (mesoniveau), maar staat altijd ten dienste van de hulpverlening aan de cliënten (microniveau) en vindt plaats binnen de maatschappij met haar landelijke wet- en regelgeving (macroniveau). Voorbeelden bij de opdracht

Door allerlei ontwikkelingen is jullie doelgroep de laatste jaren behoorlijk ´verzwaard´. Steeds vaker is er sprake van comorbiditeit en constateren jullie dat jullie kennis over psychopathologie en medicatie niet helemaal up to date is. Om jullie cliënten optimaal te kunnen ondersteunen/begeleiden hebben jullie in de teamvergadering het plan opgevat om meer kennis over psychopathologie en medicatie te vergaren. Samen met een collega heb jij de taak op je genomen om overleg te voeren met bijvoorbeeld een organisatie als de GGZ over de mogelijkheid tot het inzetten van een scholingstraject voor jullie team...

Een aantal buurtbewoners klaagt over asociaal gedrag van jullie cliënten. In overleg met het sociale wijkteam is besloten een afstemmingsbijeenkomst te organiseren. Jij neemt de taak op je deze bijeenkomst te organiseren en stelt de ´gastenlijst´ samen. Je denkt aan een afvaardiging van de cliënten, een afvaardiging van de buurtbewoners, de wijkagent, een medewerker van de GGZ, een medewerker van de woningcorporatie, een medewerker van het buurthuis, jouw teamleider en jijzelf. Tijdens de bijeenkomst heet jij de gasten welkom, geef je een korte uitleg over jullie doelgroep en mee te denken over de aanpak van dit probleem...

Je bent als schaduwmentor betrokken bij Anna (7 jaar). Zij is met een OTS bij jullie geplaatst vanwege huiselijk geweld in de thuissituatie. Binnenkort vindt het halfjaarlijks gesprek plaats met ouders, gezinsvoogd en mentor. Als schaduwmentor ga je mee en heb je als taak om jullie bevindingen met Anna te delen en mee te denken over het vervolgtraject...

Opdracht concreetJe gaat in samenspraak met de praktijk een bijdrage leveren aan het op gang brengen, verbeteren of verduurzamen van de samenwerking met netwerkpartners.

Mogelijke stappenGa in diverse databanken zoeken naar algemene informatie over het thema samenwerking met netwerkpartners.Ga op zoek naar de wijze waarop er binnen jouw stage-organisatie samengewerkt wordt met netwerkpartners. Dit kan je doen door je praktijkbegeleider, collega’s, cliënten, netwerkpartners te bevragen en beleidsstukken te bestuderen.Beslis samen met je praktijkbegeleider en team hoe jij een bijdrage kan leveren aan het op gang brengen, verbeteren of verduurzamen van de samenwerking met netwerkpartners. Zorg ervoor dat je aansluit bij de praktijk en iets waardevols toevoegt aan de bestaande praktijk!

Vragen die je op weg kunnen helpenHoe werd er vanuit jouw stage-organisatie vóór de transities samengewerkt met netwerkpartners?Hoe wordt er nu vanuit jouw stage-organisatie samengewerkt met netwerkpartners?Wat is de visie van jouw stage-organisatie over samenwerking met netwerkpartners?

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 13

Page 15: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Hoe wordt er binnen jouw stage-organisatie gedacht over dit onderwerp?Welke ervaringen hebben collega’s, cliënten, netwerkpartners met het samenwerken met elkaar?Hoe ziet men binnen jouw stage-organisatie het samenwerken met netwerkpartners in de (nabije) toekomst?Wat vinden ze binnen jouw stage-organisatie noodzakelijk / wenselijk met betrekking tot samenwerking met netwerkpartners?Waar zien ze binnen jouw stage-organisatie kansen / bedreigingen?

VereistenGezien het te behalen niveau belicht je het thema netwerksamenwerking vanuit verschillende perspectieven. Je sluit aan bij de praktijk en levert, in samenspraak met de praktijk, een bijdrage aan het op gang brengen, verbeteren of verduurzamen van de samenwerking met netwerkpartners. Hierbij laat je zien dat je de opgedane kennis en de ontwikkelde visie over samenwerking met netwerkpartners inzet.Door het zorgvuldig uitvoeren van deze opdracht werk je aan een beroepsproduct. Het beroepsproduct van deze opdracht komt uit een categorie naar keuze, afhankelijk van welke vorm jouw bijdrage aan netwerkpartnersamenwerking heeft. In bijlage 2 staat een overzicht van mogelijke beroepsproducten. Het beroepsproduct (en de totstandkoming) verantwoord je met behulp van de STARRT-werkwijze. De STARRT is tussen de 1800 en 2000 woorden.

CompetentiesDe twee competenties die in opdracht 2 getoetst worden, behoren tot segment 2: ‘Het werken binnen en vanuit een hulpverleningsorganisatie’: Competentie 5 Professioneel samenwerken Competentie 7 Organiseren en beheren

8. Stage 3.2: de twee Portfolio-opdrachten

Algemene inleiding op het Schriftelijk portfolio Stage 3.2Het Schriftelijke portfolio Stage 3.2 bestaat, evenals het portfolio Stage 3.1 uit semester 1, uit twee opdrachten. Ook hier lever je per opdracht minimaal 1 Beroepsproduct in, onderbouw je ieder Beroepsproduct met behulp van de STARRT-werkwijze en voeg je bewijsmateriaal toe.

De opdrachtbeschrijvingen van Stage 3.2 zijn –in tegenstelling tot de opdrachtbeschrijvingen van Stage 3.1– minder gestructureerd en vragen meer denkkracht van de student zelf. De onderbouwing met behulp van de STARRT-werkwijze mag (voor beide opdrachten samen) maximaal 5000 woorden bevatten.

Bij de opdrachten voor Stage 3.1 zijn bij elk van de twee opdrachten de vereiste competenties toegewezen. In het Schriftelijk portfolio Stage 3.2 worden de competenties 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11 en 13 getoetst. Je beslist in Stage 3.2 echter zelf, op basis van situaties die zich op jouw stageplek voordoen, bij welke opdracht en bij welk beroepsproduct je welke competentie aantoont. In een tabel of tekst geef je, direct na de inleiding, aan welke competentie in welke opdracht is aangetoond. Je zorgt ervoor dat je uiteindelijk alle competenties aantoont.

In het Schriftelijk portfolio Stage 3.2 worden de volgende elf competenties getoetst:1 Methodisch hulpverlenen2 Versterken van de cliënt3 Hanteren van de relatie4 Verantwoorden van handelen5 Professioneel samenwerken6 Signaleren en initiëren8 (Bege)leiding geven9 Innoveren10 Kritisch reflecteren11 Profileren en positioneren13 Onderzoeken

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 14

Page 16: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Je gaat in semester 2 éénmaal een praktijkonderzoek opzetten en uitvoeren (competentie 13). Je hebt de keuzevrijheid om dat bij opdracht 3 (samenwerken met het team) of bij opdracht 4 (methodiekontwikkeling) te doen. Ga het gesprek aan met de praktijk, beluister wat er speelt, waar de praktijk mee worstelt, waar de praktijk vragen heeft, etc. Maak een afweging bij welke opdracht een systematisch onderzoek een meerwaarde heeft, om tot kennis te komen ten behoeve van praktijkontwikkeling, of waar volstaan kan worden met (minder systematisch) verzamelde praktijkkennis (bijvoorbeeld gesprekken en een literatuuroriëntatie).

Opdracht 3 Beroepsproduct rond samenwerking in het team

Inleiding op de opdrachtTeamsamenwerking speelt zich altijd binnen de context van de organisatie af (mesoniveau). Teamsamenwerking staat altijd ten dienste van de hulpverlening aan de cliënten (microniveau) en vindt plaats binnen de maatschappij met haar landelijke wet- en regelgeving (macroniveau). Deze invloeden expliciteer je dan ook later in de uitwerking van de praktijksituatie in deze opdracht. Dit houdt in dat deze opdracht primair gericht is op teamsamenwerking in de organisatie, maar dat je tevens zichtbaar maakt op welke wijze dit zich verhoudt tot het micro- en macroniveau. We vragen je om in ieder geval ‘je systeembril’ op te zetten bij het uitvoeren van deze opdracht. Een team, een organisatie, de buurt, het netwerk van cliënten, de leefgroep: het zijn allemaal systemen.

In deze opdracht richt je je op de samenwerking in jouw team. Je werkt samen met je collega’s en teamleider –en misschien vrijwilligers of mantelzorgers– ten dienste van de hulpverlening aan de cliënten. In de uitwerking van de opdracht laat je zien dat je in aansluiting op het beleid van de organisatie kunt samenwerken met collega’s en evt. andere betrokkenen zoals mantelzorgers en vrijwilligers. In de samenwerking stem je je houding en gedrag af op die van je collega’s, profileer je je als beginnend SPH’er en neem je een actieve en initiatiefrijke houding aan. Je onderzoekt hoe er op teamniveau samengewerkt wordt en constateert aandachtspunten/verbeterpunten. Dat kan zijn door te kijken naar factoren als sfeer, feedback geven en ontvangen. Dat kan ook zijn door te kijken naar de effectiviteit of kwaliteit van die samenwerking met het oog op de doelen van de cliëntenondersteuning. Het is belangrijk om jouw constateringen met de praktijk te bespreken, om aan te sluiten bij de praktijk en om in samenspraak met de praktijk te besluiten waar en hoe jij een bijdrage gaat leveren aan de verbetering.

Voorbeelden voor uitgangssituaties bij de opdracht

Je loopt stage bij de daklozenopvang, die gesitueerd is in een drukke wijk in de Amsterdamse buurt De Pijp. In de transformatie van verzorgingsstaat richting participatiesamenleving (macroniveau) is het beleid van de organisatie (mesoniveau) gericht op het stimuleren tot maatschappelijke participatie c.q. het vinden van een dagbesteding. Om dit te benadrukken is het sinds vorig jaar cliënten niet meer toegestaan om de dag binnen de opvang door te brengen. Veel cliënten lukt het echter niet passende dagbesteding te vinden of zich te houden aan de regels aldaar (microniveau) en daardoor vertoeven ze veel op het pleintje tegenover de opvang. Rond het pleintje zijn woningen, winkels en enkele horecagelegenheden. De buurt (mesoniveau) klaagt al geruime tijd over de cliënten en de overlast die ze bezorgen. Jullie hebben ideeën over dit probleem en het lijkt jullie fantastisch als het zou lukken om de cliënten waardevol voor de buurt te laten zijn en de buurt toegankelijker/ontvankelijker te maken voor de cliënten. Jij ziet deze klacht als een uitdaging en neemt het initiatief om het op meerdere niveaus in de organisatie aan te kaarten. Bij de uitwerking werk je in ieder geval samen met collega’s, cliënten en buurtbewoners...

De sfeer in jouw team is de laatste tijd niet prettig. Steeds vaker ga je met lichte tegenzin naar je stage, heb je het idee dat de ontwikkeling van jouw competenties stil staat en dat de wijze waarop er nu samengewerkt wordt niet ten goede komt aan de kwaliteit van de zorg aan cliënten. Na kritisch te hebben gekeken naar je eigen rol, enkele observaties en een gesprek met een collega constateer je dat het team verdeeld is en dat er geen sprake meer is van gelijkwaardige samenwerking. Werkers blijken een wezenlijk andere invulling aan het beleid (mesoniveau) te geven en hier niet meer op constructieve wijze met elkaar over te spreken. Zowel op de groep alsook tijdens de cliëntbesprekingen (microniveau) is de spanning te snijden en voel je de dreiging van een conflict. Het lijkt niet alleen te gaan over het inhoudsaspect, maar vooral op betrekkingsniveau lijken allerlei zaken de samenwerking in de weg te staan. De cliënten hebben last van zowel de inhoudelijk verschillende visies (er is geen eenduidige aanpak) alsook van de stekelige sfeer tussen de teamleden onderling. Jij gaat het gesprek tussen de teamleden op gang brengen. Allereerst wissel je met je praktijkbegeleider, je teamleider en bijvoorbeeld je

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 15

Page 17: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

gedragsdeskundige van gedachten. Je maakt een onderbouwde analyse. Vervolgens bedenk je hoe je dit thema aan de orde kan stellen en ervoor kan zorgen dat cliënten, collega’s en jijzelf hier minder last van hebben...

Er waait een stevige politiek-maatschappelijke wind (macroniveau) richting samenwerken met het thuisfront (ouders/verzorgers/familie) van de kinderen die bij jullie op de leefgroep verblijven. Jouw stage-organisatie heeft mede daardoor besloten om het samenwerken met dat thuisfront meer prioriteit te geven dan voorheen het geval was en daar beleid op gemaakt (mesoniveau). Dit heeft op de leefgroep (microniveau) geresulteerd in een verschuiving van een kindgerichte aanpak naar een kind- en oudergerichte aanpak. Hoewel de ‘macro- en meso-neuzen’ dezelfde kant op staan, lukt het (op microniveau) niet om de samenwerking tussen thuisfront en leefgroepwerkers van de grond te krijgen. De meeste teamleden hebben het wel gehad met ouders die teveel tijd en energie kosten, niet op komen dagen op afspraken en voor onrust op de leefgroep zorgen. Bovendien kosten huisbezoeken teveel tijd en is er de ruimte vaak niet voor. De algemene opvatting van jouw teamleden is dat ouders niet gemotiveerd zijn om met jullie samen te werken. Je bent nieuwsgierig naar wat er nou precies speelt en wilt graag bijdragen aan het verbeteren van de samenwerking tussen ouders en team. Dit vooral ten behoeve van de kinderen en hun ouders en de kwaliteit van de hulpverlening. Je brengt het onderlinge gesprek op gang en stelt aan het team voor om dit middels een praktijkonderzoek te onderzoeken. Je bedenkt wie je uit de organisatie hierbij kan betrekken...

Opdracht concreetJe levert een bijdrage aan het verbeteren van het samenwerken in het team en zorgt ervoor dat je aansluit bij de praktijk en iets toevoegt aan de bestaande praktijk.

Een eerste stap zou je kunnen zetten door uit te zoeken hoe er binnen jouw team samengewerkt wordt. Dat kan je bijvoorbeeld doen door de teamsamenwerking te observeren of door je praktijkbegeleider, collega’s en cliënten te bevragen. Of door in diverse databanken naar informatie over het thema samenwerken in een team te zoeken. Ook kan je uitzoeken hoe er binnen jouw stage-organisatie samengewerkt wordt binnen diverse teams door bijvoorbeeld het thema teamsamenwerking op meerdere niveaus in de organisatie aan te kaarten, collega’s van andere teams te bevragen en beleidsstukken te bestuderen.

Denk na over hoe er wordt gekeken naar teamsamenwerking en hoe jij daar naar kijkt. Maak bijvoorbeeld een SWOT-analyse of stel jezelf vragen als: Wat is de visie van de organisatie op samenwerken in een team? Hoe ervaren cliënten en collega’s de samenwerking binnen het team? Wat voor soort collega wil ik zijn? Hoe kan ik vanuit de systeemtheorie naar de systemen kijken? Hoe gaan we om met onderlinge spanningen op inhouds- en betrekkingsniveau? Hoe zit het met de energievoorziening van het team?

Gezien het te behalen bachelorniveau belicht je het thema ‘samenwerken met het team’ vanuit verschillende perspectieven. Je sluit aan bij de praktijk en levert, in samenspraak met de praktijk, een bijdrage aan het verbeteren van het samenwerken in het team. Hierbij laat je zien dat je de opgedane kennis en de ontwikkelde visie over samenwerken in het team inzet.Door het zorgvuldig uitvoeren van deze opdracht werk je aan een beroepsproduct. Het beroepsproduct van deze opdracht komt uit een categorie naar keuze, afhankelijk van welke vorm jouw bijdrage aan het verbeteren van het samenwerken in het team heeft. In bijlage 2 staat een overzicht van alle mogelijke beroepsproducten. Het beroepsproduct (en de totstandkoming) verantwoord je met behulp van de STARRT-werkwijze.

Opdracht 4 Beroepsproduct rond methodiekontwikkeling

Inleiding op de opdrachtDe kern van hulpverlening is het sociaalagogisch handelen. Dit gaat om beïnvloeding of ondersteuning van de cliënt(engroep), met als doel verandering (Hogeschool van Amsterdam (SPH), 2013). Deze ondersteuning is gericht op het leven van alledag en op alle verschillende aspecten van het leven.

De SPH’er komt in actie wanneer er in de leefsituatie sprake is van een hulpvraag of een problematische situatie: een disharmonie, een disfunctioneren, een stagnatie van of een probleem in de ontwikkeling. […] SPH’ers sluiten aan bij de ontwikkelings-mogelijkheden die er zijn, ten behoeve van zelfregulatie, zelfzorg, kwaliteit van leven,

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 16

Page 18: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

zingeving en betekenisgeving. Zij streven naar een optimale, persoonlijke levenssfeer van de cliënt, of ondersteunen het vermogen om, binnen de persoonlijke beperkingen, de eigen leefsituatie optimaal in te richten. Zij ondersteunen de cliënt bij het wegnemen van blokkades of leren de cliënt om te gaan met deficiënties, handicaps, gebreken, situaties die zelf niet (meer) te veranderen zijn en helpen bij het ontwikkelen van andere perspectieven. (Hogeschool van Amsterdam (SPH), 2013, 4).

Het cliëntperspectief is vertrekpunt bij het agogisch handelen, ook al beweegt de SPH’er zich continu in het spanningsveld tussen cliënt(systeem) en samenleving. De SPH’er weet hierbij (methodisch) gebruik te maken van verschillende benaderingswijzen en zet hierbij verschillende gespreksvaardigheden in.

In het agogisch handelen is er altijd de optie om muzisch-agogisch te handelen. Dat wil zeggen het impliciet of expliciet inzetten van muzische middelen tijdens alle fasen van de begeleiding en tijdens alle uren van de dag. Het gaat om het laten ervaren, het inzetten van ervarings- en of belevingsgerichte activiteiten. Het biopsychosociaal model is een hulpmiddel bij het agogisch handelen. Hoewel SPH’ers biologische en psychologische aspecten altijd meenemen, zijn ze vooral deskundig op het sociale aspect. Het sociale aspect is hun belangrijkste beïnvloedingssfeer. Daarbij betrekken ze de belemmerende en bevorderende factoren op zowel micro-, meso-, als macroniveau. Het agogisch handelen wordt immers beïnvloed door al deze factoren. De drie aspecten van professionaliteit die Bassant (2000) onderscheidt (het technisch-instrumentele, het normatief-reflexieve, het interactieve aspect), worden bij het agogisch handelen ingezet. Een nieuwsgierige, onderzoekende houding is daarnaast een voorwaarde.

Het agogisch handelen vloeit voort uit de methodiek van de organisatie of van de afdeling. In de methodiek is per definitie altijd de mogelijkheid tot verbetering of aanpassing aanwezig. Methodiek staat immers nooit stil en is continu in beweging. Ideeën voor methodiek-ontwikkeling kunnen voortkomen uit een praktijkonderzoek, maar kunnen ook vanuit een onderzoekende houding ontstaan. In beide gevallen zijn de ideeën onderbouwd. In opdracht 4 toon je aan dat je bijdraagt aan de methodiekontwikkeling op je stage.

Voorbeelden voor uitganssituaties bij de opdracht

Je loopt stage op een RIBW (begeleid wonen voor volwassenen met een psychiatrische stoornis). Jullie werken sinds een jaar volgens de krachtgerichte basismethodiek. Deze methodiek, sluit goed aan bij de verschuiving van verzorgingsmaatschappij richting participatiesamenleving. Sinds een half jaar is er een keer per week, in het kader van activering en het vergroten van zelfredzaamheid, een kookactiviteit met enkele cliënten. Enthousiast geworden over dit idee, zorg je dat je bij deze activiteit kan assisteren.Je ziet echter tot je verbazing dat je collega’s het menu en de boodschappenlijst opstellen, de boodschappen doen en het koken op zich nemen. Er wordt vervolgens gezamenlijk gegeten. Je collega’s zeggen dat de cliënten niet vooruit te branden zijn en niet actief bezig kunnen en willen zijn. Je vraagt je af of deze werkwijze wel past bij de methodiek, of de cliënten hiervan zelfredzamer worden. Kan er niet een andere vorm gekozen worden die meer activerend werkt en cliënten meer verantwoordelijkheid geeft? Welk beleid ligt aan de huidige werkwijze ten grondslag? Welke uitgangspunten en aannames zijn herkenbaar? In hoeverre is deze aanpak ten behoeve van de begeleiding en/of de cliënten? In hoeverre is deze aanpak vernieuwend of juist opgezet vanuit de oude manier van denken en werken? Hoe kijken de betrokken collega’s hier zelf naar? Hoe ervaren de cliënten de activiteit? Hoe is de maatschappelijke discussie ten aanzien van activering? Je gaat op onderzoek uit...

Je loopt stage op een dagbehandeling voor ouderen met beginnende vormen van dementie. Aansluitend op het huidige politiek-maatschappelijke klimaat staan in de visie vitaliteit, onderlinge betrokkenheid, activering en sociale cohesie centraal. Ook staat in de folder en op de website beschreven dat partners, kennissen en ouderen uit de wijk welkom zijn om dagelijks aan te sluiten. Dit sluit aan op de wens om de betrokkenheid van de cliënten bij de samenleving zo intact mogelijk te houden. Je constateert dat de cliënten wel trouw naar de dagbesteding komen, maar dat jullie aandacht weinig gericht is op vitaliseren, elkaar bijstaan en het vergroten van de onderlinge betrokkenheid. De begeleiding is voornamelijk individueel gericht, groepsgericht werken gebeurt nauwelijks. Bovendien bestaat de begeleiding voornamelijk uit het voeren van gesprekjes. Het effect hiervan lijkt dat vooral de passiviteit vergroot wordt. Ook neem je waar dat de cliënten zich in de loop van de weken meer van elkaar distantiëren en zich afzonderen of subgroepjes vormen. Je hoort ook wel dat er onderling geroddeld wordt. De ouderen uit de wijk die af en toe binnen lopen krijgen nauwelijks aandacht van de begeleiding en vinden geen aansluiting bij de vaste deelnemers, je ziet dat de meesten van hen na een paar keer niet terugkomen. Je krijgt de indruk dat het niet goed lukt om de visie te vertalen naar de praktijk. De regiomanager die toevallig langs komt, schetst een mooi beeld hoe het zou kunnen, terwijl de teamleider op de werkplek vooral gericht is op ‘beheersing’. Je vraagt je af hoe jij, dit constaterende, een rol kan spelen bij het daadwerkelijk gaan werken volgens de visie...

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 17

Page 19: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Op jouw stage wonen mensen met verschillende soorten en gradaties verstandelijke beperking in leefgroepen van circa 10-15 cliënten bij elkaar. Je signaleert dat meerdere bewoners ’s avonds rond het douchen naar hun kamers gaan met de deur op slot. Als reden zeggen je collega’s dat er anders teveel onrust ontstaat en cliënten van hun kamer afkomen. Ze zeggen dat ze anders niet de veiligheid en de privacy van alle cliënten kunnen garanderen. Je vraagt je af of en hoe dat anders kan. Je gaat op onderzoek uit, op zoek naar alternatieven die cliënten meer vrijheid geven, aansluitend op hun beperking. Welk beleid ligt aan de huidige werkwijze ten grondslag? Welke uitgangspunten en aannames rond bijvoorbeeld veiligheid zijn herkenbaar? In hoeverre zijn deze regels ten behoeve van de begeleiding en/of de cliënten? Hoe wordt er op andere leefgroepen gewerkt? Hoe is de maatschappelijke discussie ten aanzien van deze problematiek in de afgelopen jaren verlopen? Is er recent onderzoek gedaan naar omgaan met vrijheden van volwassenen met een verstandelijke beperking? Je gaat je er in verdiepen...

De concrete opdrachtJe signaleert op microniveau dat het agogisch handelen van jou en je collega’s (nog) beter aan kan sluiten bij de cliënten en de methodiek. Je gaat op zoek naar de factoren die hierin een rol spelen. Je vraagt je af hoe het kan dat er gehandeld wordt zoals je het waarneemt en vraagt je af of en hoe het anders zou kunnen. Je gaat hierover in gesprek met cliënten (of het cliëntsysteem), collega’s, een leidinggevende en/of gedragswetenschapper. Ook verdiep je je verder in de methodiek en de hulpverleningsmethode(n) en -werkwijzen die de organisatie hanteert, gaat speuren in de (vak)literatuur en laat je inspireren door websites van organisaties met een vergelijkbare doelgroep of juist een hele andere. Daarnaast zoek je naar de belemmerende en bevorderende factoren op meso-, als macroniveau en naar de ethische, maatschappelijke en/of juridische kaders. Benut bij je speurtocht meerdere invalshoeken (denk bijvoorbeeld aan de psychologische stromingen, diversiteitsdimensies, agogiek, sociologie, psychologie, filosofie) en verschillende beroepsvaardigheden, zoals in te zetten gesprekstechnieken. Het houdt in dat deze opdracht primair gericht is op het agogisch handelen in relatie tot de cliënt(engroep), maar dat je tevens zichtbaar maakt op welke wijze dit zich verhoudt tot het meso- en macroniveau.Al deze factoren, invloeden en invalshoeken expliciteer je in de uitwerking en analyse van de praktijksituatie. Je komt op basis hiervan tot een methodiekvoorstel. Je sluit hierbij aan bij de krachten, wensen en behoeften van de cliënt(en) / het cliëntsysteem en het dagelijks leven in de leefsituatie. Je maakt een afweging voor een passende agogische aanpak, bijvoorbeeld muzisch-agogisch. Je verantwoordt waarom je voor deze aanpak kiest.

Je bespreekt je voorstellen met het team (en zo mogelijk ook met cliënten). Met behulp van hun reacties en inbreng verwoord je een definitief idee rond het verbeteren of veranderen van de methodiek.

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 18

Page 20: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

9. Beoordelingsformulieren Stage 3.1

Beoordelingsformulier Stage 3.1SPH Voltijd jaar 3, studiejaar 2018-2019Algemene InformatieStudentBeoordelaarPraktijkbegeleiderDatumDatum herkansing

Voorwaardelijke eisenCriteria BeoordelingPresentie en actieve deelname- De student is 600 uur aanwezig geweest op zijn/haar stage.- De student heeft voldaan aan de eisen van actieve participatie. Ephorus- De student heeft het schriftelijk portfolio voor het inleveren geüpload in Ephorus, daaruit

blijkt geen plagiaat. - Een maximum van 10% citaten, met correct gebruik van de citeerregels, wordt

geaccepteerd. Beoordeling I. Voorwaardelijke eisen voldaan/

niet voldaan

Vormvereisten Schriftelijk Portfolio Formele aspecten- Thema, titel en nummer van de opdracht.- Naam van de student, studentnummer, datum, naam beoordelaar.- De inleiding bestaat uit methodiek-, organisatie- en contextanalyse.- Het formulier ‘beoordelingsaspecten taal en vorm’ (zie bijlage 5) is met

een voldoende beoordeeld.- Bronvermelding en bronnenlijst voldoen aan APA-eisen.Omvang- Het Inleidende hoofdstuk bestaat uit minimaal 1800 en maximaal 2300

woorden.- Elke STARRT bestaat uit minimaal 1800 en maximaal 2000 woorden.Literatuur- In elke opdracht worden overwegingen, keuzes, handelingen en inzichten

onderbouwd door minimaal vijf verschillende theoretische bronnen te integreren. Dit betreft zelfgekozen literatuur, artikelen, professionele webpagina’s uit het vakgebied of literatuur van de boekenlijst, overeenkomstig het niveau van de bachelorfase.

- De bronnen zijn actueel en relevant.Beroepsproducten- Elke Portfolio-opdracht leidt tot minimaal één relevant beroepsproduct,

waarmee de student bewijst dat hij/zij professioneel heeft gehandeld, de vereiste competenties beheerst en een zelfstandige bijdrage aan het werken in de beroepspraktijk heeft geleverd.

- Per Portfolio-opdracht is minimaal één beroepsproduct toegevoegd aan het Portfolio.

- Alle STARRT’s, beroepsproducten en bijlagen zijn geanonimiseerd.Advies beoordelingsformulier- Aan het schriftelijk portfolio is een door de praktijkbegeleider volledig

ingevuld, toegelicht en ondertekend advies-beoordelingsformulier toegevoegd.

Beoordeling II. Vormvereisten voldoende / onvoldoende

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 19

Page 21: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Niveaucriteria opdrachten De opdrachten voldoen aan de volgende niveaucriteria:

o Mate van complexiteit : de student handelt binnen de eigen professionele discretionaire ruimte2 en past werkwijzen, handelingen en/of theorieën toe in een maatschappelijk, juridisch en ethisch onoverzichtelijke situatie waarin meerdere belangen en/of perspectieven op micro-, meso- en macroniveau een bepaalde rol spelen.

o Mate van zelfstandigheid : de student handelt zelfstandig en draagt op proactieve wijze bij aan (de verbetering van) zorg- en organisatieprocessen. Neemt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en evaluatie van het proces en de resultaten in voorziene en onvoorziene situaties.

o Mate van transfer : de student verbindt theoretische- en praktijkkennis flexibel en doelbewust, komt tot innovatie en/of verbetering van het (inhoudelijk) beleid van de organisatie en het beroep, betrekt direct- en indirect belanghebbenden actief bij dit proces.

Opdracht 1: v/o

Opdracht 2: v/o

Beoordeling III. Niveaucriteria van de twee opdrachten voldoende / onvoldoende

Opdracht 1 / Beroepsproduct rond het hanteren van morele vraagstukken

Beoordelingsscores:0 = niet aangetoond1 = gedeeltelijk aangetoond2 = aangetoond3 = aangetoond op excellente wijze: de student weet iets extra’s toe te voegen in de opdracht, hierdoor

stijgt hij/zij boven de verwachtingen uit. Dit kan bijvoorbeeld op de volgende manieren: de student heeft gebruik gemaakt van hoogwaardige literatuur (bijv. ‘state-of-the-art’ artikelen of publicaties), de student is kritisch omgegaan met literatuur/theorie, de tekst is ‘to the point’ en blijft de lezer boeien, de inhoud voegt iets toe aan de kennis van de lezer).

Competentie Indicator Score (0-3)

Toelichting beoordeling

1 Methodisch hulpverlenen

Signaleert en beschrijft morele vraagstukken in het werken met de cliënt.Bespreekt het morele vraagstuk met minimaal vier relevante betrokkenen. Achterhaalt en expliciteert achterliggende waarden en belangen.Analyseert één van de gesignaleerde morele vraagstukken (mede op basis van de opvattingen, waarden en belangen van deze betrokkenen) en geeft aan hoe het eigen (agogisch) handelen en dat van deze betrokkenen wordt beïnvloed door aspecten op micro-, meso- en macroniveau. Maakt in de analyse mede gebruik van de methodiek- en contextanalyses.

2Versterken van de cliënt

Stemt de manier van communiceren met cliënt, collega’s en andere betrokkenen af op de eigenheid van de cliënt/het cliëntsysteem, het ondersteuningsplan en de kaders vanuit de organisatie en de

2 Discretionaire ruimte: de handelingsruimte die professionals hebben in situaties waarin een grote(re) mate van vrijheid is en (nog) geen vastgestelde regels voor het handelen gelden.

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 20

Page 22: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

beroepsethiek.Zet gericht passende gesprekstechnieken in die aansluiten bij de kracht van de cliënt, rekening houdend met de mogelijkheden en uitdagingen die de omgeving biedt.Maakt duidelijk op welke wijze de autonomie en eigenheid van de cliënt/het cliëntsysteem en de eisen vanuit de omgeving worden afgewogen.

3Hanteren van de relatie

Gaat het gesprek aan over morele vraagstukken vanuit een meerzijdig partijdige, respectvolle en open houding. Houdt in de gesprekken rekening met strijdige waarden en belangen rond het gesignaleerde vraagstuk.Expliciteert en onderbouwt hoe in het gesprek rekening is gehouden met verschillende diversiteitsdimensies.

Aantal punten

Min. 0 punten – Max. 27 punten

Opdracht 2 / Beroepsproduct rond de samenwerking met netwerkpartners

Beoordelingsscores:0 = niet aangetoond1 = gedeeltelijk aangetoond2 = aangetoond3 = aangetoond op excellente wijze: de student weet iets extra’s toe te voegen in de opdracht, hierdoor

stijgt hij/zij boven de verwachtingen uit. Dit kan bijvoorbeeld op de volgende manieren: de student heeft gebruik gemaakt van hoogwaardige literatuur (bijv. ‘state-of-the-art’ artikelen of publicaties), de student is kritisch omgegaan met literatuur/theorie, de tekst is ‘to the point’ en blijft de lezer boeien, de inhoud voegt iets toe aan de kennis van de lezer).

Competentie Indicator Score (0-3)

Toelichting beoordeling

5Professioneel samenwerken

Neemt een actieve, initiatiefrijke, constructief-kritische houding aan in de samenwerking met collega’s, professionals uit netwerk-partnerorganisaties en andere betrokkenen. Maakt gebruik van expertise van anderen en draagt eigen expertise over.Verdiept zich in het beleid van de stage-organisatie met betrekking tot de samenwerking met netwerk-partners en kent de ervaringen van collega’s en cliënten met betrekking tot netwerksamenwerking. Heeft zicht op voor- en nadelen van netwerksamenwerking. Duid dit alles in het licht van huidige maatschappelijke- en beroepsontwikkelingen. Maakt hierbij actief gebruik van de contextanalyse. Heeft zicht op huidige netwerkpartners van de stage-organisatie en oog voor mogelijk nieuwe netwerkpartners.

7Organiseren

Levert een essentiële bijdrage aan het op gang brengen, consolideren of

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 21

Page 23: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

en beheren evalueren van de ketensamenwerking Verantwoordt gemaakte keuzen, waarbij aantoonbaar rekening is gehouden met de heersende organisatiestructuur en –cultuur en randvoorwaarden. Maakt in de verantwoording actief gebruik van de organisatieanalyse..

Aantal punten

Min. 0 punten – Max. 15 punten

Eindbeoordeling schriftelijk portfolio Stage 3.1Beoordeling Geen van de criteria is beoordeeld

met 0 punten.0-4 = 15-8 = 29-12 = 313-15 = 416-18 = 519 = 5,520-22 = 623-25 = 6,526-28 = 729-31 = 7,532-34 = 835-36 = 8,537-38 = 939-40 = 9,541-42 = 10

Aantal punten

Adviesbeoordeling praktijkbegeleider:

Eindbeoordeling opleiding:

Toelichting beoordeling:

Feedforward ten aanzien van Reflectie en Transfer van de beide STARRT-formulieren:

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 22

Page 24: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

DE BEOORDELINGSFORMULIEREN VAN DE OPDRACHTEN 3 EN 4 VOLGEN NOG. DE FORMULIEREN M.B.T. DE VOORWAARDELIJKE EISEN, VORMVEREISTEN EN NIVEAUCRITERIA EN HET BEOORDELINGSFORMULIER VAN HET PORTFOLIOGESPREK BLIJVEN ONGEWIJZIGD.

10. Beoordelingsformulieren Stage 3.2

Beoordelingsformulier Schriftelijk Portfolio + Portfoliogesprek Stage 3.2SPH Voltijd jaar 3, studiejaar 2018-2019Algemene InformatieStudentEerste beoordelaarTweede beoordelaarPraktijkbegeleiderDatumDatum herkansing

Voorwaardelijke eisenCriteria BeoordelingPresentie en actieve deelname- De student is 600 uur aanwezig geweest op zijn/haar stage.- De student heeft voldaan aan de eisen van actieve participatie.- De student heeft voldaan aan de eisen behorend bij supervisie. Plagiaatfilter Ephorus- De student heeft het schriftelijk portfolio voorafgaande aan het inleveren, geüpload in

Ephorus, daaruit blijkt geen plagiaat.Beoordeling I. Voorwaardelijke eisenDe voorwaardelijke eisen moeten voldoende zijn, anders wordt het portfolio niet beoordeeld en volgt een GR in SIS.

voldoende/onvoldoende

Vormvereisten Schriftelijk Portfolio Formele aspecten- Thema, titel en nummer van de opdracht- Naam van de student, studentnummer, datum, naam beoordelaar- De inleiding van Schriftelijk Portfolio Stage 3.1 (of een nieuw geschreven

inleiding) is opgenomen als bijlage. - De student heeft duidelijk aangegeven welke competentie in welke

opdracht is verwerkt. - Het formulier ‘beoordelingsaspecten taal en vorm’ (zie bijlage 5) is met

een voldoende beoordeeld (in te vullen door de 1e beoordelaar)- Bronvermelding en bronnenlijst voldoen aan APA-eisen.- Een maximum van 10% citaten, met correct gebruik van de citeerregels,

wordt geaccepteerd. - De STARRT’s, de beroepsproducten en alle bijlagen zijn geanonimiseerd.Omvang- De STARRT’s bij de twee opdrachten samen bestaan uit maximaal 5000

woorden.Literatuur- In elke opdracht worden overwegingen, keuzes, handelingen en inzichten

onderbouwd door minimaal vijf verschillende theoretische bronnen te integreren; zelfgekozen literatuur, artikelen, professionele webpagina’s uit het vakgebied of literatuur van de boekenlijst, overeenkomstig het niveau van de bachelorfase (minimaal één internationale bron).

- De bronnen zijn actueel en relevant.Beroepsproducten- Aan elke Portfolio-opdracht is minimaal één relevant beroepsproduct

toegevoegd, waarmee de student bewijst dat hij/zij professioneel heeft gehandeld, de vereiste competenties beheerst en een zelfstandige bijdrage aan het werken in de beroepspraktijk heeft geleverd.

Adviesformulier beoordeling

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 23

Page 25: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

- Aan het schriftelijk portfolio is een door de praktijkbegeleider volledig ingevuld, toegelicht en ondertekend ‘adviesformulier beoordeling’ toegevoegd.

Beoordeling II. VormvereistenDe vormvereisten eisen moeten voldoende zijn, anders wordt het portfolio niet beoordeeld en volgt een GR in SIS. De student ontvangt wel het ingevulde beoordelingsformulier.

voldoende / onvoldoende

Niveaucriteria opdrachten De opdrachten voldoen aan alle onderstaande niveaucriteria: o Mate van complexiteit : de student handelt binnen de eigen professionele

discretionaire ruimte en past werkwijzen, handelingen en/of theorieën toe in een maatschappelijk, juridisch en ethisch onoverzichtelijke situatie waarin meerdere belangen en/of perspectieven op micro-, meso- en macroniveau een bepaalde rol spelen.

o Mate van zelfstandigheid : de student handelt zelfstandig en draagt op proactieve wijze bij aan (de verbetering van) zorg- en organisatieprocessen. Neemt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en evaluatie van het proces en de resultaten in voorziene en onvoorziene situaties.

o Mate van transfer : de student verbindt theoretische- en praktijkkennis flexibel en doelbewust, komt tot innovatie en/of verbetering van het (inhoudelijk) beleid van de organisatie en het beroep, betrekt direct- en indirect belanghebbenden actief bij dit proces.

Opdracht 3: v/o

Opdracht 4: v/o

Beoordeling III. Niveaucriteria van de twee opdrachtenIndien het niveau van één of beide opdrachten onvoldoende is, wordt het beoordelingsformulier niet verder ingevuld (voor de betreffende opdracht). De student ontvangt een toelichting met tips over de wijze waarop wel aan de niveaucriteria voldaan kan worden. Er volgt een GR in SIS.

voldoende / onvoldoende

DE BEOORDELINGSFORMULIEREN VAN DE OPDRACHTEN 3 EN 4 VOLGEN NOG. HET BEOORDELINGSFORMULIER VAN HET PORTFOLIOGESPREK BLIJFT ONGEWIJZIGD.

Schriftelijk Portfolio Stage 3.2Opdracht 3 / Beroepsproduct rond samenwerking Opdracht 4 / Beroepsproduct rond methodiekontwikkeling

Student kiest zelf welke competenties in welke opdracht / bij welke beroepsproducten worden aangetoond.

Beoordelingsscores:0 = niet aangetoond1 = gedeeltelijk aangetoond2 = aangetoond3 = aangetoond op excellente wijze: de student weet iets extra’s toe te voegen in de opdracht, hierdoor

stijgt hij/zij boven de verwachtingen uit. Dit kan bijvoorbeeld op de volgende manieren: de student heeft gebruik gemaakt van hoogwaardige literatuur (bijv. artikelen of publicaties die de actuele discussie in het beroepenveld weergeven), de student is kritisch omgegaan met literatuur/theorie, de tekst is kernachtig en blijft de lezer boeien, de inhoud voegt iets toe aan de kennis van de lezer).

Compe-tentie

Criteria Aangetoond in opdr.

Score (0-3)

Toelichting beoordeling

1Metho-disch hulp-verlenen

Oriënteert zich, in dialoog met cliënt(systeem) en/of team, op vragen, problemen en mogelijkheden in complexe situaties om zo te komen tot aanpassingen in het (agogisch) handelen.Ontdekt en analyseert de belemmerende en bevorderende factoren op zowel meso-, als macroniveau (inclusief de ethische, maatschappelijke en/of juridische kaders).

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 24

Page 26: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Verantwoordt de gekozen (muzisch)agogische aanpak.

2Verster-ken van de cliënt

Werkt, vanuit visie op volwaardig burgerschap, aan het in stand houden en ontwikkelen van de krachten, wensen en behoeften van de cliënt(en), hun cliëntsystemen en/of hun leefomgeving.Gaat uit van de kracht van de cliënt en houdt rekening met de mogelijkheden en uitdagingen die de omgeving biedt.Uit de verantwoording blijkt op welke wijze het perspectief van de cliënt een rol heeft gespeeld.

3Hanteren van de relatie

Past professionele nabijheid, communicatieve vaardigheden, creativiteit en durf toe, om het gesprek aan te gaan met betrokkenen over de gesignaleerde situatie.Verwerkt aantoonbaar de inbreng van cliënten en/of hun informele netwerken.Benut de levensbeschouwelijke, culturele en/of sociale diversiteit tijdens het proces.

4Verant-woorden van handelen

Verantwoordt en legitimeert het normatieve beroepshandelen, met gebruikmaking van theoretische, ethische, maatschappelijke en/of juridische kaders. Maakt in de analyse en uitwerking gebruik van het systeemtheoretisch kader, maatschappelijke invloeden, wet- en regel-geving en doelgroep specifieke kennis.Maakt in de analyse en onderbouwing gebruik van verschillende diversiteits-dimensies.Verantwoordt hoe het eigen handelen zich verhoudt tot de methodiek van de organisatie.

5Profes-sioneel samen-werken

Heeft kennis over het beleid van de stage-organisatie en kent de ervaringen van collega’s en/of cliënten met betrekking tot teamsamenwerking. Verklaart dit vanuit het beleid van de organisatie, de heersende teamstructuur en –cultuur en vanuit de systeemtheorie.Weet eigen expertise op teamniveau in te zetten en maakt hierbij gebruik van expertise van anderen.Toont een onderbouwde visie op teamsamenwerking en legt daarin, onder andere, uit wat het belang is van teamsamenwerking voor de doelgroep.

6 Signa-leren en initiëren

Signaleert dat het agogisch handelen van jou en je collega’s niet aansluit bij de cliënten en/of de methodiek. Formuleert en analyseert de factoren op micro- en mesoniveau die hierin een rol spelen.Signaleert (internationale) maatschappe-lijke tendensen en veranderingen in wet- en regelgeving, die risico’s en kansen kunnen vormen voor burgers in kwetsbare situaties.Kiest positie ten behoeve van de cliënt. Neemt initiatieven om kansen te benutten en/of risico’s te hanteren.

8(Bege)lei-

Geeft op zodanige wijze (bege)leiding aan collega’s, andere beroepsbeoefenaren,

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 25

Page 27: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

dinggeven

vrijwilligers en mantelzorgers, zodat ieders kracht ingezet kan worden. Levert, in samenspraak met de praktijk, een bijdrage aan kwaliteit(szorg) op micro- en mesoniveau. Houdt hierbij rekening met de invloed van het macroniveau.

9 Innove-ren

Constateert mogelijkheden, denkt buiten de kaders, experimenteert, handelt creatief en/of planmatig, is gericht op (duurzame) verbeteringen.Levert, in samenspraak met de praktijk, een bijdrage aan ontwikkelingen (van hulpverlening), methodiek of (organisatie)beleid.

10Kritisch reflec-teren

Reflecteert kritisch op de eigen persoonlijk-professionele beroepshouding. Maakt daarbij gebruik van praktijk-theoretische kennis.Reflecteert kritisch op het onderzoeks-proces. Reflecteert kritisch op de eigen rol als onderzoeker.

11Profileren en position-neren

Verbindt theoretische- en praktijkkennis flexibel en doelbewust. Komt vanuit SPH-perspectief tot innovatie en/of verbetering van het (inhoudelijk) beleid van de organisatie.Profileert het SPH-perspectief en positioneert zichzelf daarmee in het krachtenveld van de organisatie.

13Onder-zoeken

Toont een onderzoekende houding.Weet resultaten van onderzoek van anderen te gebruiken in de praktijk. Zet een praktijkonderzoek op en voert dit op planmatige en systematische wijze uit. Analyseert en interpreteert de onderzoeksgegevens correct.De praktijk is in alle fasen van het onderzoek betrokken. Gaat op constructieve wijze de dialoog aan met de beroepspraktijk over de voorlopige aanbevelingen.Ontwerpt voor het vraagstuk realistische aanbevelingen en oplossingen, dat wil zeggen bruikbaar voor de beroepspraktijk en passend binnen de politiek-maatschap-pelijke context.

Aantal punten

Min. 0 punten – Max. 93 punten

BeoordelingSchriftelijk Portfolio Stage 3.2 *

0-5 = 15-10 = 211-20 = 321-30 = 431-40 = 541 = 5,5

Aantal punten: Adviesbeoordeling praktijkbegeleider:

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 26

Page 28: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

42-47 = 648-53 = 6,554-59 = 760-65 = 7,566-71 = 872-76 = 8,577-81 = 982-87 = 9,588-93 = 10

Beoordeling opleiding:

* Geen van de criteria is beoordeeld met 0 punten. Als een van de criteria beoordeeld is met een 0, dan volgt een GR in SIS.Toelichting beoordeling

Portfoliogesprek Stage 3.2Algemene InformatieDatumDatum herkansing

Voorwaardelijke eisCriteria BeoordelingSchriftelijk Portfolio- Het schriftelijk portfolio is met een voldoende (>5.5) beoordeeld Beoordeling Voorwaardelijke eis voldaan/niet voldaan

Portfoliogesprek

Beoordelingsscores:0 = niet aangetoond1 = gedeeltelijk aangetoond2 = aangetoond3 = aangetoond op excellente wijze: de student weet iets extra’s toe te voegen in de opdracht, hierdoor

stijgt hij/zij boven de verwachtingen uit. Dit kan bijvoorbeeld op de volgende manieren: de student heeft gebruik gemaakt van hoogwaardige literatuur (bijv. artikelen of publicaties die de actuele discussie in het beroepenveld weergeven), de student is kritisch omgegaan met literatuur/theorie, de tekst is kernachtig en blijft de lezer boeien, de inhoud voegt iets toe aan de kennis van de lezer).

Competentie

Criteria Score (0-3)

Toelichting beoordeling

10Kritisch reflecteren

Reflecteert kritisch op de eigen persoonlijk-professionele beroepshouding. Maakt daarbij gebruik van ervaringskennis en praktijktheoretische kennis.

Heeft zicht op het effect van het eigen handelen op andere betrokkenen en kan dit verklaren vanuit theorie.Verbindt, met behulp van normatieve en reflexieve kaders, de opbrengst van het eigen reflectieproces met de eigen persoonsvorming.Heeft inzicht in de transfer van het geleerde naar andere, maar vergelijkbare, situaties in de beroepspraktijk.

12Professiona-liseren

Heeft zicht op het niveau van de eigen deskundigheid en professiona-liteit.Benoemt relevante ontwikkelingen in

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 27

Page 29: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

het beroep en verhoudt zich daartoe. Interpreteert en waardeert eigen krachten, valkuilen en uitdagingen.Concretiseert de eigen carrière in doelen en daarvoor te ondernemen stappen.

Aantal punten

Min. 0 punten – Max. 21 punten

BeoordelingPortfolio-gesprek *

0 = 11-2 = 23-4 = 35-6 = 47 = 58 = 5,59-11 = 612-14 = 715-17 = 818-19 = 920-21 = 10

Aantal punten:

Adviesbeoordeling praktijkbegeleider:

Beoordeling opleiding:

* Geen van de criteria is beoordeeld met 0 punten. Als een van de criteria beoordeeld is met een 0, dan volgt een GR in SIS.Toelichting beoordeling

Eindbeoordeling Stage 3.2Beoordeling Adviesbeoordeling

praktijkbegeleider: Eindbeoordeling opleiding:

Schriftelijk portfolio (70%):

Portfoliogesprek (30%):

Toelichting beoordeling

Handtekening 1e beoordelaar

Handtekening 2e beoordelaar

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 28

Page 30: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Bijlage 1 Competenties SPH op bachelorniveau studiejaar 2018-2019 Hieronder worden de competenties van SPH beschreven. De omschrijving is niet uitputtend, maar geeft een indicatie van wat onder een competentie kan worden verstaan.

Segment 1 Agogisch handelen

1. Methodisch hulpverlenenIn dialoog met cliënt, cliëntsysteem en eventueel andere hulpverleners oriënteer je je op vragen, problemen en mogelijkheden in (complexe) situaties om zo te komen tot het (her)formuleren van hulpvragen en het vaststellen van doelen. Je ontwerpt, realiseert en evalueert begeleiding/ondersteuning, waar vraaggerichtheid het uitgangspunt is, en stelt deze bij indien gewenst. Je betrekt relevante aspecten op micro-, meso- en macroniveau bij je overwegingen.

2. Versterken van de cliënt Vanuit visie op volwaardig burgerschap met cliënt en cliëntsysteem en/of leefomgeving werk je aan het ontwikkelen en in stand houden van competenties van de cliënt(en). In de competentieontwikkeling ga je uit van de kracht van de cliënt, rekening houdend met de mogelijkheden en uitdagingen die de omgeving biedt.

3. Hanteren van de relatie In complexe situaties, waarbij waarden, normen en belangen van de cliënt, het cliëntsysteem en de omgeving divers en strijdig kunnen zijn, hanteer je communicatieve vaardigheden. Je weet professionele nabijheid, gespreksvaardigheden, en waar nodig creativiteit en durf in te zetten om de relatie met de cliënt op te bouwen en te hanteren.

4. Verantwoorden van handelen Het normatieve beroepshandelen verantwoord en legitimeer je met gebruikmaking van theoretische, ethische, maatschappelijke en/of juridische kaders.

Segment 2 Het werken binnen en vanuit een hulpverleningsorganisatie

5. Professioneel samenwerkenJe neemt een actieve, initiatiefrijke, constructief-kritische houding aan in de samenwerking met collega’s, professionals uit netwerkpartnerorganisaties en andere betrokkenen. Je deelt verantwoordelijkheden en taken in samenwerkingsverbanden. Je maakt gebruik van expertise van anderen en draagt eigen expertise over.

6. Signaleren en initiëren Je signaleert (internationale en) maatschappelijke tendensen en veranderingen in wet- en regelgeving, die risico’s en kansen kunnen vormen voor burgers in kwetsbare situaties. Je neemt initiatieven om risico’s te hanteren of kansen te benutten door het organiseren van (preventieve) activiteiten of het nemen van maatregelen.

7. Organiseren en beheren Je levert een bijdrage aan en/of organiseert zelfstandig activiteiten, verantwoordt keuzen en rapporteert daarover. Je handelt proactief en ondernemend bij bijvoorbeeld het organiseren en beheren van de planning van inzet van mensen en middelen; projectmanagement; financiën en maakt (indien nodig) gebruikt van kwaliteitszorg(systemen) en ICT-middelen.

8. (Bege)leiding gevenJe geeft op zodanige wijze (bege)leiding aan collega’s, andere beroepsbeoefenaren, vrijwilligers en mantelzorgers zodat ieders kracht ingezet kan worden. Op deze manier wordt een bijdrage geleverd aan kwaliteit(szorg) op micro-, meso- en macroniveau.

9. Innoveren

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 29

Page 31: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Je constateert mogelijkheden en uitdagingen en zet die middels experimenteren, out of the box-denken, creatief en/of planmatig handelen om in duurzame verbeteringen, om op die manier een bijdrage te leveren aan ontwikkelingen (van hulpverlening), methodiek of (organisatie)beleid.

Segment 3 Beroepsontwikkeling

10. Kritisch reflecteren Bij het kritisch reflecteren op je eigen persoonlijk professionele beroepshouding maak je gebruik van ervaringskennis, intuïtie en professionele kennis. Met behulp van normatieve en reflexieve kaders weet je dit te vertalen naar je eigen persoonsvorming.

11. Profileren en positioneren Door de wijze waarop je het beroep SPH uitdraagt lever je een bijdrage aan de identiteit en ontwikkeling van het beroep. Je weet jezelf daarbij, in het krachtenveld van organisatorische en maatschappelijke ontwikkelingen, zodanig te positioneren dat jouw SPH-deskundigheid geprofileerd wordt.

12. Professionaliseren Je plant en stuurt je loopbaan door de eigen deskundigheid blijvend te ontwikkelen en vorm te geven. Je hebt zicht op relevante ontwikkelingen in het beroep, weet jezelf daartoe te verhouden en kan dat verbinden aan de eigen professionele kwaliteiten.

13. Onderzoeken Je zet jouw onderzoekend vermogen in ten behoeve van je (eigen) handelen in de praktijk waardoor een bijdrage wordt geleverd aan het beroep. Onderzoekend vermogen bestaat uit een onderzoekende houding, praktijkgericht onderzoek kunnen opzetten, uitvoeren en resultaten van onderzoek van anderen kunnen gebruiken in de praktijk.

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 30

Page 32: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Bijlage 2 Schema beroepsproducten

AnalyseBetreft een analyse van een concrete beroepscontext. Bij elk type beroepsproduct is het maken van een analyse

noodzakelijk. De vorm en omvang van de analyse is afhankelijk van het beroepsproduct. Voorbeelden: doelgroepanalyse, procesevaluatie, wijkanalyse, probleemanalyse, recensie/analyse van wetenschappelijke

bevindingen ten behoeve van methodische toepassing, diagnose, omgevingsanalyse gericht op sociale ontwikkelingsvraagstukken, instellingsanalyse met het oog op adequate organisatiekerntaken.

Advies Ontwerp Product Handeling

Toel

ichtin

g

Gericht op probleemoplossing en verbetering van een

situatie door middel van een interventie.

Gericht op uitwerking van een nieuw proces,

tool of product om in een behoefte te voorzien. Het

betreft een uitwerking van een plan/idee.

Realisatie van een fysiek of digitaal product wat

door anderen gebruikt kan worden.

Professioneel gedrag naar cliënt(systeem), collega en

andere betrokkenen.

Voor

beel

den

spec

ifiek

SPH

Orthopedagogisch advies

Voorstel voor specifieke vorm van hulpverlening na intake

(Beleids)voorstel voor aanpak van ketenzorg

Plan ter verbetering van de instellingsmethodiek

Beleidsnotitie

Handelingsplan in het kader van competentievergroting

Aanpak voor oudergericht werken in de residentiële jeugdzorg

Projectplan met projectbegroting

Implementatieplan voor een nieuwe werkwijze

Handleiding Spel Voorlichtingsmateriaal

voor bepaalde doelgroep Artikel Nieuw of aangepast

protocol of kwaliteitsplan.

Draaiboek voor een activiteit.

Sociale kaart Samenwerkingsovereen

komst Verantwoording van een

bepaalde probleemaanpak

Presentatie Eindverslag of evaluatie

van een behandel- of ondersteuningsplan

Methodisch hulpverlenen Handelen volgens de

methode herstelgericht werken

Training sociale vaardigheden uitvoeren

Coachen van jongeren Voeren van gesprekken

volgens de methode oplossingsgericht werken.

Intakegesprek met ouders en kind.

Begeleiden van of interveniëren tijdens een agressie-incident.

Observeren van gedrag van een cliënt.

Overzicht van vier soorten beroepsproducten met toelichting en voorbeelden (Gebaseerd op schema uit Handreiking afstuderen bachelor Social Work3, aangevuld door SPH HvA).

BewijsstukkenBij de beroepsproducten horen ook bewijsstukken. Voorbeelden van bewijsstukken zijn: verslag van georganiseerde activiteit, beoordelingsverslag van derden over een door de student gevoerd hulpverleningsgesprek, overdrachtsverslag, rapportage van een agressie-incident tussen twee bewoners, verslag van een uitgevoerde observatie, verbatim verslag van een gesprek, opname van een gesprek.

3 Projectgroep R4 - Pilot Protocol Afstuderen in het hbo (2017). Handreiking afstuderen bachelor Social Work. Naar een beroepsrelevant hbo-afstudeerprogramma. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam/Haarlem, Leiden: De Haagse Hogeschool, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool InHolland, Hogeschool Leiden.

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 31

Page 33: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Bijlage 3 STARRT-richtlijnen

Naam student:Titel van de opdracht:Titel en type beroepsproduct:SituatieAnalyseer een concrete, afgebakende situatie (een ‘kort filmfragment’). Iets dat zich in een specifieke situatie heeft voorgedaan, iets dat jij zelf hebt meegemaakt en waarin je zelfstandig hebt gehandeld. Vragen die hierbij kunnen helpen, zijn:

Wat is er concreet gebeurd? Waar wil je de focus op leggen in deze opdracht? Wat is de kern van deze (vaak bredere en langer lopende) gebeurtenis?Welke factoren speelden, op welke wijze, een rol?Welke contextinformatie is noodzakelijk voor het begrijpen van de situatie (cliënt, cliëntsysteem, cliëntengroep en hulpverleningssysteem; maatschappelijke, juridische en normatief-ethische context)? Ervan uitgaande dat de lezers SPH-professionals zijn.Analyseer de situatie en context kort en bondig, met behulp van literatuur. Gebruik ook de analyses die je schreef in het inleidende hoofdstuk.TaakAnalyseer de handelingsmogelijkheden die jij concreet had in deze situatie. Vragen die hierbij kunnen helpen, zijn:

Welke taken had je in deze situatie? Heb jij die zelf naar je toegetrokken, waren ze zelfbedacht of zijn ze jou toebedeeld? Welke keuzes had je en welke keuzes heb je gemaakt om een bepaalde taak/handeling uit te voeren? Waarom heb je hiervoor gekozen en waarom niet voor een andere optie? Welke ethische aspecten kent jouw keuze? Op welke wijze hangt jouw keuze samen met invloeden vanuit het meso- en macroniveau? Analyseer de taak en context kort en bondig, met behulp van literatuur. Gebruik ook de analyses die je schreef in het inleidende hoofdstuk.ActiviteitAnalyseer wat jij precies hebt gedaan in die situatie waarin je voor specifieke taken hebt gekozen. Vragen die hierbij kunnen helpen, zijn:

Hoe heb je concreet gehandeld en waarom? Wat heb je gezegd, gedaan en wat waren je overwegingen hierbij? Welke gedachten en gevoelens speelden een rol en welk gedrag heb je in de situatie vertoond? Wat waren de effecten van jouw handelswijze op de betrokkenen? Welk effect had hun gedrag vervolgens weer op jou? Op welke wijze is jouw handelen beïnvloed door invloeden vanuit micro-, meso- en macroniveau? Analyseer de activiteit en context kort en bondig, met behulp van literatuur. Gebruik ook de analyses die je schreef in het inleidende hoofdstuk.ResultaatAnalyseer de resultaten van jouw handelen in de specifieke situatie en plaats deze binnen het micro-, meso- en macrokader. Vragen die hierbij kunnen helpen, zijn:

Tot welke concrete resultaten heeft jouw handelen geleid, nu in deze situatie en wellicht ook op latere momenten? In hoeverre heb jij bijgedragen aan de zingeving van de betrokkenen? Welke verbanden kun je leggen tussen de resultaten die jij met jouw handelen hebt bereikt en het inhoudelijk beleid van de organisatie, wet- en regelgeving en tendensen op maatschappelijk niveau? Welke parallellen, overeenkomsten of verschillen neem je waar?Analyseer het resultaat kort en bondig, met behulp van literatuur. Gebruik ook de analyses die je schreef in het inleidende hoofdstuk.ReflectieReflecteer op jouw persoonlijk-professionele beroepshouding in deze situatie. Vragen die hierbij kunnen helpen zijn:

Waaróm kies je ergens voor? Wat maakte dat je gehandeld hebt zoals je gedaan hebt? Welke gedachten en gevoelens speelden een rol? Welke drijfveren of kernkwaliteiten heb jij en op welke wijze hebben deze jouw handelen in de situatie beïnvloed? Hoe kun je je handelen relateren aan socialisatie, culturele factoren (waarden en normen) en diversiteit? Op welke wijze hangt jouw handelen samen met waarden en normen van betrokkenen en met ethische, juridische en theoretische kaders? Op welke wijze heeft jouw handelen in deze situatie je aan het denken gezet? Op welke wijze heb jij in deze situatie jouw cliënten en collega’s aangezet tot reflecteren? Welk effect heeft jouw handelen op hen gehad en waarom is er juist dit effect opgetreden? Wat vind je van het resultaat? Wat heb je ervan geleerd? Wat zou je een volgende keer anders doen?Transfer

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 32

Page 34: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Analyseer de inzichten die de situatie jou heeft opgeleverd voor jouw professionele ontwikkeling, met behulp van literatuur. Vragen die hierbij kunnen helpen zijn:

Als dezelfde situatie zich weer voor zou doen in de toekomst, wat zou je gelijk en anders doen? Op welke wijze kun jij deze inzichten en opgedane kennis inzetten in andere, maar vergelijkbare beroepssituaties? Op welke wijze zou je hiervoor gebruik kunnen maken van jouw drijfveren, kernwaarden en kernkwaliteiten? Hoe kun je deze vertalen naar nieuw inhoudelijk beleid op mesoniveau en wet- en regelgeving en maatschappelijke tendensen op macroniveau? In hoeverre behoren deze acties tot de reikwijdte van de SPH’er en hoe zou jij hier binnen het kader van de beroepscode zelf vorm aan geven als jij het voor het zeggen had?

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 33

Page 35: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Bijlage 4 STARRT-format

Titel van de opdracht:Titel en type beroepsproduct:Situatie

Taak

Activiteit

Resultaat

Reflectie

Transfer

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 34

Page 36: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Bijlage 5 Beoordelingsaspecten Taal en vorm Student:Ingevuld door eerste beoordelaar:

Taal: Afstemming op doel- De indeling van het product is afgestemd op het doel (bijv. adviseren, informeren,

overtuigen) en de conventies in het werkveld. - Het taalgebruik past bij het doel (bijv. neutraal, wervend).

janee

Taal: Afstemming op publiek- Er is sprake van professioneel taalgebruik dat aansluit op het niveau van vakgenoten.

janee

Taal: Samenhang- Zinnen en alinea’s zijn verbonden door verbindingswoorden en overgangszinnen.- Verwijzingen zijn duidelijk.- De gedachtelijn is in grote lijnen logisch en consequent en bevat hooguit een enkele

kronkel.

janee

Taal: Woordgebruik en woordenschat- Het woordgebruik is gevarieerd; storende herhalingen zijn zeldzaam.- De woordkeuze is meestal correct; een enkele fout wordt weleens gemaakt. - Voorzetsels zijn goed gebruikt.

janee

Taal: Spelling en grammatica- De meeste spellingsregels zijn correct toegepast; een enkele fout komt nog voor bij

weinig voorkomende woorden.- In langere, samengestelde zinnen komen grammaticale fouten beperkt voor, maar ze

tasten de begrijpelijkheid niet aan.

janee

Taal: Leesbaarheid- Er zijn witregels, alinea’s en/of kopjes gebruikt.- De meeste leestekens zijn correct gebruikt.

janee

Taal: Bronnen- De bronnen zijn volgens de apa-methode verwerkt in de tekst.

janee

Andere vereisten: Volledigheid- Aantal woorden is voldoende - Voorblad compleet - Inhoudsopgave- Inleiding- Conclusie- Bronnenlijst- De (verplichte) literatuur is gebruikt - De verplichte bijlagen zijn aanwezig

janee

Alle beoordelingsaspecten Taal en volledigheid zijn akkoord. janee

Toelichting: (verplicht bij ‘nee’)

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 35

Page 37: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Bijlage 6 Adviesbeoordeling praktijkbegeleider Stage 3.1 SPH VT

Naam stagiair:Naam en adres stage-instelling:Naam praktijkbegeleid(st)er:Datum:

Handtekening praktijkbegeleid(st)er:

Om een goed beeld te krijgen van het functioneren van de stagiair bij de stage-instelling, vragen we u de onderstaande vragen te beantwoorden. Zou u uw antwoorden willen toelichten en indien mogelijk concrete voorbeelden uit de praktijk willen geven. Uw antwoorden gebruiken wij om tot een oordeel over de student te komen.

Mate van zelfstandigheid: de student handelt zelfstandig en draagt op proactieve wijze bij aan (de verbetering) van zorg- en organisatieprocessen. Neemt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en evaluatie van heet proces en de resultaten in voorziene en onvoorziene situaties.

1. Hoe waardeert u de zelfstandigheid in het functioneren van de stagiair bij:

- het werken met de cliënt(en)?Toelichting:

- het werken in en vanuit de organisatie?Toelichting:

- het werken aan de eigen beroepsontwikkeling?Toelichting:

Mate van complexiteit: de student handelt binnen de eigen professionele discretionaire ruimte en past werkwijzen, handelingen en/of theorieën toe in een maatschappelijk, juridisch en ethisch onoverzichtelijke situatie waarin meerdere belangen en/of perspectieven op micro-, meso- en macroniveau een bepaalde rol spelen.

2. In hoeverre vindt u dat de stagiair met complexe situaties te maken heeft gehad en hoe vindt u dat de stagiair zich daarbinnen ontwikkeld heeft?

Toelichting:

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 36

Page 38: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Mate van transfer: de student verbindt theoretische- en praktijkkennis flexibel en doelbewust, komt tot innovatie en/of verbetering van het (inhoudelijk) beleid van de organisatie en het beroep, betrekt direct- en indirect belanghebbenden actief bij dit proces?

3. In hoeverre vindt u dat de stagiair erin geslaagd is een innovatieve bijdrage te leveren en direct- en indirect belanghebbenden hierbij te betrekken?

Toelichting:

4. Hoe waardeert u de professionele beroepshouding van de stagiair in relatie tot:

- de cliënten?Toelichting:

- de directe collega’s, het team, de vrijwilligers?Toelichting:

- de andere discipline(s), netwerkpartner(s)Toelichting:

- de eigen beroepsontwikkelingToelichting:

5. Hoe waardeert u de bruikbaarheid en toepasbaarheid van de beroepsproducten behorend bij opdracht 1 en 2?

Toelichting:

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 37

Page 39: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Aanvullende opmerkingen praktijkbegeleider:

Ziet u, gezien de ontwikkeling van de stagiair, stageperiode 3.2 met vertrouwen tegemoet?

ja nee

De stagiair heeft gedurende de stageperiode 30 uur per week stagegelopen.

ja nee

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 38

Page 40: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Bijlage 7 Adviesbeoordeling praktijkbegeleider Stage 3.2 SPH VT

Naam stagiair:Naam en adres stage-instelling:Naam praktijkbegeleid(st)er:Datum:

Handtekening praktijkbegeleid(st)er:

Om een goed beeld te krijgen van het functioneren van de stagiair bij de stage-instelling, vragen we u de onderstaande vragen te beantwoorden. Zou u uw antwoorden willen toelichten en indien mogelijk concrete voorbeelden uit de praktijk willen geven. Uw antwoorden gebruiken wij om tot een oordeel over de student te komen.

Mate van zelfstandigheid: de student handelt zelfstandig en draagt op proactieve wijze bij aan (de verbetering) van zorg- en organisatieprocessen. Neemt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en evaluatie van heet proces en de resultaten in voorziene en onvoorziene situaties.

6. Hoe waardeert u de zelfstandigheid in het functioneren van de stagiair bij:

- het werken met de cliënt(en)?

Toelichting:

- het werken in en vanuit de organisatie?Toelichting:

- het werken aan de eigen beroepsontwikkeling?Toelichting:

Mate van complexiteit: de student handelt binnen de eigen professionele discretionaire ruimte en past werkwijzen, handelingen en/of theorieën toe in een maatschappelijk, juridisch en ethisch onoverzichtelijke situatie waarin meerdere belangen en/of perspectieven op micro-, meso- en macroniveau een bepaalde rol spelen.

7. Wat vindt u van het handelen van de stagiair in complexe situaties en hoe vindt u dat de stagiair zich daarbinnen ontwikkeld heeft?

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 39

Page 41: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

Toelichting:

Mate van transfer: de student verbindt theoretische- en praktijkkennis flexibel en doelbewust, komt tot innovatie en/of verbetering van het (inhoudelijk) beleid van de organisatie en het beroep, betrekt direct- en indirect belanghebbenden actief bij dit proces?

8. In hoeverre vindt u dat de stagiair erin geslaagd is een innovatieve bijdrage te leveren en direct- en indirect belanghebbenden hierbij te betrekken?

Toelichting:

9. Hoe waardeert u de professionele beroepshouding van de stagiair in relatie tot:

- de cliënten?Toelichting:

- de directe collega’s, het team, de vrijwilligers?Toelichting:

- de andere discipline(s), netwerkpartner(s)Toelichting:

- de eigen beroepsontwikkelingToelichting:

10. Hoe waardeert u de onderzoekende houding van de stagiair?

Toelichting:

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 40

Page 42: Practicum - Hogeschool van Amsterdam · Web viewPortfoliogesprek met beide docenten die het schriftelijk portfolio beoordeelden. Circa drie weken na de inleverdatum van het Schriftelijk

11. Hoe waardeert u de bruikbaarheid en toepasbaarheid van de beroepsproducten behorend bij opdracht 3 en 4?

Toelichting:

Zou u de onderstaande onderdelen willen aanvullen:Ik zou deze stagiair wel/niet als collega aannemen, omdat

Opmerkingen praktijkbegeleider:

Het aantal uren dat is stagegelopen: De stagiair heeft gedurende de stageperiode 30 uur per week stagegelopen.

ja nee

Studiehandleiding Stage 3.1 en Stage 3.2, SPH Voltijd jaar 3 2018-2019 41