2
BOEKEN Opvoeding in Surinaams-Creoolse gezinnen in Nederland. Een eigen koers. Mevr. drs. H. Josias Dit boek doet verslag van een onderzoek naar de opvoe- dingssituatie binnen diverse Surinaams-Creoolse gezinnen in Nederland. Het maakt deel uit van een door het Pro- grammerings College Onderzoek Jeugd (PCOJ) gesubsi- dieerd onderzoekprogramma, waarin de opvoedingssituatie in gezinnen met verschillende etnisch- culturele achtergronden in kaart wordt gebracht. Een ver- gelijkbare studie naar de opvoeding in Marokkaanse gezinnen is recent gepubliceerd (Pels, 1998). Parallelstu- dies in Turkse en Chinese gezinnen volgen nog (voor eerste resultaten met betrekking tot de positie van de vader in deze gezinnen, zie Boer, Dekovic, Rispens & Smid, 1998). Distelbrink slaagt erin, op vaak beeldende wijze, inzicht te geven in de wijze waarop Surinaams-Creoolse opvoeders en hun adolescente kinderen het opvoeden in Nederland beleven. De onderzoekster begint haar boek met een methodo- logische verantwoording van het onderzoek. Het onder- zoek bestond uit twee fasen: in de eerste fase werd, door middel van open gesprekken en observaties, een diepte- onderzoek uitgevoerd naar 17 gezinnen; in de tweede fase werd in 75 gezinnen onderzoek gedaan waarbij in 26 gevallen ook de jongeren uit het gezin een semi-gestruc- tureerd interview werd afgenomen. Het gehele boek door blijft de auteur een onderscheid en ook vergelijkingen maken tussen deze twee fasen. Voor de lezer is dit niet altijd overzichtelijk en makkelijk leesbaar. De samenstelling van de onderzoeksgroep in beide fasen vond plaats via de zogenaamde ‘sneeuwbalme- thode’: er werd gestreefd naar een evenwichtige represen- tatie op de factoren opleidingsniveau van de ouders, gezinsstructuur, migratie, alsmede geslacht en leeftijd van de kinderen. De onderzoeksgroep is met andere woorden niet ‘at random’ samengesteld; generalisatie van resultaten kan niet zonder meer. De doelstelling van het onderzoek is drieledig: 1. beschrijven van de huidige opvoedingspraktijk en opvoe- dingservaringen van de Surinaams-Creoolse opvoeders; 2. analyseren van de relatie tussen achtergrondkenmer- ken van de respondenten en opvoedingsvariabelen; en 3. een beschrijving geven van: de vragen, twijfels en proble- men die de opvoeding met zich meebrengt, de oplossin- gen die de opvoeders hanteren, en de behoefte aan opvoedingsondersteuning. Wat betreft de eerste doelstelling is Distelbrink erin geslaagd een ree¨el en genuanceerd beeld te geven van de ervaringen van Surinaams-Creoolse opvoeders en hun kinderen met de opvoeding. In het licht van de tweede doelstelling constateert de auteur een samenhang tussen de verschillende achter- grondkenmerken van de respondenten en hun denkbeel- den over diverse opvoedingsaspecten. In dit deel van de studie staat Distelbrink vrij lang stil bij de opvoedings- doelen. Deze opvoedingsdoelen worden ondergebracht in vijf categoriee¨ n: maatschappelijk presteren, sociabili- teit, conformisme, autonomie, en welbevinden. Wat betreft de eerste categorie, maatschappelijk pres- teren, vinden ouders het belangrijk dat meisjes financieel onafhankelijk leren zijn en een goede opleiding krijgen. Vaak heeft dit ook te maken met de eigen achtergrond van de moeders. Wat betreft sociabiliteit is er een onder- scheid tussen jongens en meisjes. Ouders vinden voor meisjes vooral het ‘goed omgaan met andere mensen’ belangrijk. Jongens daarentegen moeten vooreerst leren eerlijk te zijn, respect te hebben voor hun ouders en ouderen in het algemeen, en ‘op het rechte pad te blijven’. Ten aanzien van de categorie autonomie springt in het Mevr. drs. H. Josias (*) , Stichting Jeugdzorg Den Haag/Zuid-Holland Noord, Versteegstraat 2, 2273 VB Voorburg. Kind en adolescent (1998) 19:267–268 DOI 10.1007/BF03060718 13

Opvoeding in Surinaams-Creoolse gezinnen in Nederland. Een eigen koers

Embed Size (px)

Citation preview

BOEKEN

Opvoeding in Surinaams-Creoolse gezinnen in Nederland. Een eigenkoers.

Mevr. drs. H. Josias

Dit boek doet verslag van een onderzoek naar de opvoe-

dingssituatie binnen diverse Surinaams-Creoolse gezinnen

in Nederland. Het maakt deel uit van een door het Pro-

grammerings College Onderzoek Jeugd (PCOJ) gesubsi-

dieerd onderzoekprogramma, waarin de

opvoedingssituatie in gezinnen met verschillende etnisch-

culturele achtergronden in kaart wordt gebracht. Een ver-

gelijkbare studie naar de opvoeding in Marokkaanse

gezinnen is recent gepubliceerd (Pels, 1998). Parallelstu-

dies in Turkse enChinese gezinnen volgen nog (voor eerste

resultaten met betrekking tot de positie van de vader in

deze gezinnen, zie Boer, Dekovic, Rispens & Smid, 1998).

Distelbrink slaagt erin, op vaak beeldende wijze,

inzicht te geven in de wijze waarop Surinaams-Creoolse

opvoeders en hun adolescente kinderen het opvoeden in

Nederland beleven.

De onderzoekster begint haar boek met een methodo-

logische verantwoording van het onderzoek. Het onder-

zoek bestond uit twee fasen: in de eerste fase werd, door

middel van open gesprekken en observaties, een diepte-

onderzoek uitgevoerd naar 17 gezinnen; in de tweede fase

werd in 75 gezinnen onderzoek gedaan waarbij in 26

gevallen ook de jongeren uit het gezin een semi-gestruc-

tureerd interview werd afgenomen. Het gehele boek door

blijft de auteur een onderscheid en ook vergelijkingen

maken tussen deze twee fasen. Voor de lezer is dit niet

altijd overzichtelijk en makkelijk leesbaar.

De samenstelling van de onderzoeksgroep in beide

fasen vond plaats via de zogenaamde ‘sneeuwbalme-

thode’: er werd gestreefd naar een evenwichtige represen-

tatie op de factoren opleidingsniveau van de ouders,

gezinsstructuur, migratie, alsmede geslacht en leeftijd

van de kinderen. De onderzoeksgroep is met andere

woorden niet ‘at random’ samengesteld; generalisatie

van resultaten kan niet zonder meer.

De doelstelling van het onderzoek is drieledig: 1.

beschrijven van de huidige opvoedingspraktijk en opvoe-

dingservaringen van de Surinaams-Creoolse opvoeders;

2. analyseren van de relatie tussen achtergrondkenmer-

ken van de respondenten en opvoedingsvariabelen; en 3.

een beschrijving geven van: de vragen, twijfels en proble-

men die de opvoeding met zich meebrengt, de oplossin-

gen die de opvoeders hanteren, en de behoefte aan

opvoedingsondersteuning.

Wat betreft de eerste doelstelling is Distelbrink erin

geslaagd een reeel en genuanceerd beeld te geven van de

ervaringen van Surinaams-Creoolse opvoeders en hun

kinderen met de opvoeding.

In het licht van de tweede doelstelling constateert de

auteur een samenhang tussen de verschillende achter-

grondkenmerken van de respondenten en hun denkbeel-

den over diverse opvoedingsaspecten. In dit deel van de

studie staat Distelbrink vrij lang stil bij de opvoedings-

doelen. Deze opvoedingsdoelen worden ondergebracht

in vijf categorieen: maatschappelijk presteren, sociabili-

teit, conformisme, autonomie, en welbevinden.

Wat betreft de eerste categorie, maatschappelijk pres-

teren, vinden ouders het belangrijk dat meisjes financieel

onafhankelijk leren zijn en een goede opleiding krijgen.

Vaak heeft dit ook te maken met de eigen achtergrond

van de moeders. Wat betreft sociabiliteit is er een onder-

scheid tussen jongens en meisjes. Ouders vinden voor

meisjes vooral het ‘goed omgaan met andere mensen’

belangrijk. Jongens daarentegen moeten vooreerst leren

eerlijk te zijn, respect te hebben voor hun ouders en

ouderen in het algemeen, en ‘op het rechte pad te blijven’.

Ten aanzien van de categorie autonomie springt in het

Mevr. drs. H. Josias (*), Stichting Jeugdzorg Den Haag/Zuid-Holland Noord,Versteegstraat 2, 2273 VB Voorburg.

Kind en adolescent (1998) 19:267–268

DOI 10.1007/BF03060718

13

oog dat – in tegenstelling tot hun eigen opvoeding die zij

‘streng’ vonden – ouders het voor hun kinderen belang-

rijk vinden dat zij onderhandelingsruimte krijgen over

opvoedingskwesties en een grotere bewegingsvrijheid

kunnen ervaren. De ouders zijn voorstander van een

open relatie met hun kinderen; in zo’n relatie kunnen

kinderen problemen bespreken en uitleg vragen over

regels. Op het punt van conformisme is de hoofdbevin-

ding dat ouders (nog altijd) veel belang hechten aan

beleefdheid van hun kinderen jegens henzelf en anderen.

In tegenstelling tot wat in eerder onderzoek wel naar

voren is gebracht omtrent het fysieke straffen van kinde-

ren in Surinaams-Creoolse gezinnen, geeft Distelbrink in

dit onderzoek een verschuiving aan van fysiek straffen

naar mondelinge terechtwijzingen en praten. Deze ver-

andering vindt mede plaats onder invloed van de omrin-

gende samenleving. Overigens, vooral laagopgeleide

jonge ouders maken volgens Distelbrink nog wel gebruik

van fysieke straffen.

Wat betreft de laatste doelstelling van het onderzoek

krijgt de lezer duidelijke informatie over welke opvoe-

dingsonzekerheden een rol spelen bij de ouders en welke

oplossingen zij daarvoor hanteren. Zo vindt een deel van

de ouders/moeders het disciplineren van jonge kinderen

relatief belastend. Het gaat vooral om het laten gehoor-

zamen of straffen van de kinderen. De opvoeders geven

aan behoefte te hebben aan inzicht in leeftijdsspecifiek

gedrag van kinderen. Ook vragen ze zich af welke oor-

zaken bepaalde gedragingen hebben en hoe je daar als

ouder mee om kunt gaan.

Het onderzoek van Distelbrink biedt een genuanceerd

en gedifferentieerd beeld van Surinaams-Creoolse

gezinnen in Nederland. In dit opzicht worden een aantal

vooroordelen ten aanzien van opvoeden in deze gezinnen

te niet gedaan. Met dit boek wordt, in tegenstelling tot

eerdere publicaties waarin vooral aandacht werd besteed

aan ‘probleemgevallen’ (zie bijvoorbeeld Buiks, 1983;

Brouwer, Lalmahomed & Josias, 1992), nu stilgestaan

bij de opvoeding in niet-problematische situaties.

Het boek levert een belangrijk bijdrage voor de prak-

tijk, zowel op beleids- als op uitvoeringsniveau. Op

beleidsniveau levert de studie aanknopingspunten voor

initiatieven op het vlak van (preventief gerichte) opvoe-

dingsondersteuning. In het uitvoerend werk kunnen

(ped)agogen leren van de oplossingsstrategieen die in

deze gezinnen gebruikt worden voor ‘lastige’ of bijzon-

dere opvoedingssituaties.

Literatuur

M. Distelbrink Opvoeding in Surinaams-Creoolse gezinnen inNederland. Een eigen koers. Assen: Van Gorcum, 1998. 198p., f 39,50

Boer, F., Dekovic, M., Rispens, J. & Smid, G.A. (Red.) (1998).Vaders. Speciale uitgave van Kind en Adolescent. Houten:Bohn Stafleu Van Loghum.

Brouwer, L., Lalmahomed, B. & Josias, H. (1992). Andere tijden,andere meiden. Een onderzoek naar het weglopen van Marok-kaanse, Turkse, Hindostaanse en Creoolse meisjes. Utrecht: Janvan Arkel.

Buiks, P.E.J. (1983). Surinaamse jongeren op de Kruiskade. Over-leven in een etnische randgroep. Deventer: Van LoghumSlaterus.

Pels, T. (1998). Opvoeding in Marokkaanse gezinnen in Nederland.Assen: Van Gorcum.

268 Kind en adolescent (1998) 19:267–268

13