62
MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE ORGANISATIEGEBONDEN PERSONEELS- EN WERKINGSKOSTEN EN VERBLIJFSGEBONDEN KOSTEN (WOON- EN LEEFKOSTEN) EN HET BEPALEN VAN DE FINANCIERINGSWIJZE. BIES HENDERICKX, BART SABBE EN WILLY VERBEECK Dit rapport kadert in de twee opdrachten die het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap in het najaar 2006 heeft uitgeschreven in het kader van het project zorggradatie. Voor deze opdrachten werden drie experten aangesteld. Dit rapport heeft een overzicht van hun belangrijkste aanbevelingen en suggesties in het kader van deze opdrachten. Ze hebben hiervoor gebruik gemaakt van meerdere informatiebronnen, zoals dagprijsgegevens, permanente personeelsregistratie, rapporten van vroegere experten, huishoudenbudgetonderzoek… Voor gedetailleerde gegevens wordt wel telkens verwezen naar bijlagen. Naast dit rapport is er tevens nog een aanvullend rapport rond “Herverdeling van het organisatiegebonden personeel” dat uitgewerkt is op basis van de gegevens van de permanente personeelsregistratie en dat zich focust op één aspect van dit rapport. Inhoudsopgave . 1. Inleiding. 2. Opdracht. 3. Principes. 4. Begripsomschrijvingen. 5. Voorstel van model. Één organisatiegebonden pakket. Berekening van het organisatiegebonden pakket. De verblijfkosten (woon- en leefkosten). 6. Proefprojecten en implementatie. Bijlagen : 1. Het huidige organisatiegebonden personeelskader (directie en administratie) en de basis van differentiatie. 2. Overzichtsmatrix financiële componenten regelgeving VAPH. 3. Opdrachtomschrijving VAPH. 4. Drie systemen voor verdeling van organisatiegebonden personeel. 5. Gedetailleerde analyse van de kostendrijvers van de organisatiegebonden elementen. 6. Overzicht van de gesubsidieerde personeelskosten dagprijs 2004 en 2003. 7. Basiselementen in functie van berekening van de geldenveloppe voor organisatiegebonden personeel. 8. Bespreking van de boekhoudkundige analyse. 9. Huishoudbudgetonderzoek 2004. 10. Conformiteitattest betreffende woningen en (studenten)kamers. 1/62

MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

  • Upload
    vonga

  • View
    216

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE ORGANISATIEGEBONDEN PERSONEELS- EN WERKINGSKOSTEN EN VERBLIJFSGEBONDEN KOSTEN (WOON- EN LEEFKOSTEN) EN

HET BEPALEN VAN DE FINANCIERINGSWIJZE.

BIES HENDERICKX, BART SABBE EN WILLY VERBEECK

Dit rapport kadert in de twee opdrachten die het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap in het najaar 2006 heeft uitgeschreven in het kader van het project zorggradatie. Voor deze opdrachten werden drie experten aangesteld. Dit rapport heeft een overzicht van hun belangrijkste aanbevelingen en suggesties in het kader van deze opdrachten. Ze hebben hiervoor gebruik gemaakt van meerdere informatiebronnen, zoals dagprijsgegevens, permanente personeelsregistratie, rapporten van vroegere experten, huishoudenbudgetonderzoek… Voor gedetailleerde gegevens wordt wel telkens verwezen naar bijlagen. Naast dit rapport is er tevens nog een aanvullend rapport rond “Herverdeling van het organisatiegebonden personeel” dat uitgewerkt is op basis van de gegevens van de permanente personeelsregistratie en dat zich focust op één aspect van dit rapport.

Inhoudsopgave.

1. Inleiding. 2. Opdracht. 3. Principes.4. Begripsomschrijvingen. 5. Voorstel van model.

Één organisatiegebonden pakket. Berekening van het organisatiegebonden pakket. De verblijfkosten (woon- en leefkosten).

6. Proefprojecten en implementatie.

Bijlagen :

1. Het huidige organisatiegebonden personeelskader (directie en administratie) en de basis van differentiatie.

2. Overzichtsmatrix financiële componenten regelgeving VAPH. 3. Opdrachtomschrijving VAPH. 4. Drie systemen voor verdeling van organisatiegebonden personeel. 5. Gedetailleerde analyse van de kostendrijvers van de organisatiegebonden elementen. 6. Overzicht van de gesubsidieerde personeelskosten dagprijs 2004 en 2003. 7. Basiselementen in functie van berekening van de geldenveloppe voor organisatiegebonden personeel. 8. Bespreking van de boekhoudkundige analyse. 9. Huishoudbudgetonderzoek 2004. 10. Conformiteitattest betreffende woningen en (studenten)kamers.

1/41

Page 2: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

1 INLEIDING

Deze opdracht kadert in het vervolgonderzoek inzage zorggradatie. Het onderzoek rond zorggradatie moet hulpmiddelen aanreiken om een nieuwe financieringsvorm op te zetten zodat zorgvernieuwing realiseerbaar is met als doel “ vraaggestuurde zorg op maat”.Dit project zorggradatie heeft de volgende 3 kerndoelen:a) meer differentiatie brengen in het huidige aanbod, zodat beter rekening gehouden kan worden met de zorgbehoeften van de cliënten.b) een methodiek ontwikkelen om die zorgbehoefte te kunnen schatten.c) herverdeling van de huidige personeelsmiddelen en uitwerken van een nieuwe personeelsnorm.

Daar het studiewerk zorggradatie beperkt is tot de zorg voor volwassen personen met een handicap zal het voorstel van model zich specifiek tot deze doelgroep richten.

Bij de uitwerking van deze opdracht werd door de experten geopteerd voor een pragmatische aanpak. Wij wensen te vertrekken vanuit de huidige reële kosten en hun verdeling over de verschillende onderdelen. Deze realiteit van elke dag wensen we te analyseren en te synthetiseren om tot een eenvoudig, logisch en verstaanbaar model te komen. We baseren ons niet uitsluitend op de kosten zoals ze nu waarneembaar zijn in de boekhouding en betrekken dus alle middelen die nu beschikbaar zijn om ondersteuning te bieden. Bewust nemen we afstand van de huidige regelgeving die niet schaalgrootte neutraal middelen verdeelt 1 en een bijdrageregeling omvat die onrechtvaardig en onbillijk is voor heel wat personen met een handicap2.

Wij wensen een duidelijk en eerlijk systeem waarbij iedereen gelijk is. Een dergelijke aanpak heeft voor gevolg dat simulaties en vergelijkingen met de huidige uitgaven, een toetsing met de huidige realiteit niet opgaat daar de uitgangspunten anders zijn. Bij vergelijking dient men dus steeds rekening te houden met het feit dat de uitgangspunten en klemtonen anders zijn en dus andere resultaten geven. In dit onderzoek doen we ook geen uitspraak over bijkomende noden en behoeften van zorgaanbieders op het gebied van organisatiegebonden omkadering en werkingsmiddelen.

Het model moet realistisch en polyvalent hanteerbaar zijn : Realistisch daar de middelen beperkt zijn en de opdracht is met de huidige beschikbare middelen een herverdeling op te zetten. Het is tevens niet los te denken van de totale nieuwe financiering in een nieuw zorgmodel. Het uitgewerkte model dient dan ook gekaderd en praktisch uitgewerkt te worden binnen een integrale toepassing. Polyvalent omdat nog geen definitieve financieringsvorm werd gekozen zodat er ruimte moet zijn om dit toe te passen in verschillende alternatieve vormen van uitbetaling van ondersteuningsmiddelen. Onze voorstellen moeten bruikbaar zijn voor welke vorm men ook later opteert bij het uitwerken van een nieuwe financieringsvorm: beheersovereenkomst met enveloppen of goedgekeurde budgetten, persoonsgebonden trekkingsrechten uitgedrukt in euro’s of in eenheden van personeelsleden of een persoonsgebonden budget uitgedrukt in geld….Als expert is het niet onze opdracht om hierin zelf keuzen te maken, maar inhoudelijke argumenten aan te reiken die een constructieve bijdrage leveren aan de discussie daarover en zo helpen de pro’s en contra’s af te wegen.

2 OPDRACHT

Voor de volledige omschrijving van de twee opdrachten, die uitgeschreven waren door het VAPH, verwijzen we naar bijlage 3. Vanaf het opstart hiervan waren de experten van mening dat samenwerking en afstemming in het uitwerken van beide opdrachten noodzakelijk was.

Volgende aspecten vanuit de omschrijvingen van beide opdrachten willen we even aanstippen.

Betreffende opdracht 1 : Uitwerken van organisatiegebonden personeelsnormen : 1. Er moet een voorstel uitgewerkt worden voor de verdeling en toekenning van het organisatiegebonden

personeel.

1 Zie bijlage 1 : Het huidige organisatiegebonden personeelskader (directie en administratie) en basis van differentiatie. 2 Bijlage 2 : Overzichtsmatrix financiële componenten regelgeving VAPH.

2/41

Page 3: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

2. Dit voorstel moet gebaseerd zijn op de huidige realiteit, d.w.z. dat het gaat over de herschikking van nu bestaande of ingezette middelen. Er dient geen behoeftestudie gemaakt te worden waarbij men aangeeft wat er noodzakelijk is om een organisatie te runnen.

3. Er dient een afbakening gemaakt te worden van de groep organisatiegebonden personeel op basis van het totale personeelskader dat nu voorzien is voor de voorzieningen. Dit wordt dan beschouwd als een voorafname om zodoende na te gaan hoeveel personeelsleden kunnen ingezet worden voor de module specifieke werking.

Betreffende opdracht 2 : Uitwerken van een model ten uitsplitsing van de organisatiegebonden werkingskosten en de verblijfsgebonden kosten per zorgmodule: Het uitwerken van bruikbare sleutels voor de werkingskosten- en de verblijfskosten per aangeboden ondersteuningsmodule. Het beschikken over een blauwdruk waarmee de werkingskosten per zorgmodule kunnen berekend worden en waarmee de leef- en verblijfskosten van gebruikers in verschillende situaties kunnen ingeschat worden, rekening houdend met het globale ter beschikking staande budget voor subsidiëring van de werking van voorzieningen.Het voorstel dient hierbij te vertrekken vanuit het huidige beschikbare macrobudget (met inbegrip van zowel wat de cliënt nu betaalt als eigen bijdrage als van de gesubsidieerde werkingsmiddelen, inclusief VIPA-middelen.Het voorstel dient goed doordacht en geargumenteerd te zijn, dat acceptabel is voor de verschillende partners.

3 PRINCIPES

Voor we verder gaan in het omschrijven van verschillende gehanteerde begrippen en we een voorstel van een model met onze motivering uitschrijven, lijkt het ons nuttig de uitgangsprincipes die de basis zijn van dit proces van zorgvernieuwing toe te lichten.

We vertrekken van het kader van de uitbouw van een totale zorgvernieuwing waarbij verschillende veranderingsprocessen aan elkaar gelinkt zijn. Een fragmentarische uitvoering ervan is, zoals bv. het wijzigen van de bijdrageregeling, de woon- of leefkosten of de organisatiegebonden kosten, is ons inziens praktisch niet uitvoerbaar.

Hierna volgen de principes die belangrijk en richtinggevend zijn voor de uitwerking van onze opdracht.

De basisgedachten zijn ” inclusie “ en “ vraaggestuurde zorg op maat”.

De ”inclusie- en normalisatiegedachte” helpt ons om de bronnen van financiering aan te wijzen. Vanuit deze gedachte lijkt het logisch dat de persoon met een handicap de normale woon- en leefkosten betaalt vanuit zijn inkomen (loon of vervangingsinkomen).De meerkosten ten gevolge van zijn handicap, zoals bv. hulpmiddelen, dienen betaald te worden vanuit de bestaande individuele tussenkomsten hiervoor, ook al maakt hij gebruik van een collectieve voorziening. In haar standpuntenbepaling 23 juni 2006 stelt de minister dat de personen met handicap “ook het recht moeten kunnen uitputten op een tussenkomst voor de aanschaf van individuele en persoonlijke hulpmiddelen. Personen met een handicap die beroep doen op een collectieve ondersteuningsmodule mogen niet gediscrimineerd worden wat betreft hun individuele rechten”.

Ook de “ zorg op maatgedachte”, is een belangrijk uitgangspunt bij het project zorggradatie. Om dit te kunnen realiseren, zijn een aantal voorwaarden essentieel:

Er moet een eerlijke dialoog mogelijk zijn tussen zorggebruiker en zorgaanbieder. Het model van vraaggericht werken wensen we niet te vertalen in een systeem van een éénzijdig “U vraagt, wij draaien” maar we kiezen voor een overleg- of onderhandelingsmodel waarin een evenwaardige dialoog wordt opgebouwd. Dit veronderstelt wel dat de zorggebruiker, indien hij dit wenst, kan ondersteund worden door een adviseur met kennis van zaken.

In ons voorstel moet de zorgaanbieder maximale ruimte krijgen om verschillende zorgvormen flexibel in

te vullen. Ook de minister erkent in haar standpuntenbepaling van juni 2006 dat er een grotere eigen 3/41

Page 4: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

beheersruimte moet zijn voor de zorgaanbieders door deregulering, indien we wensen meer flexibiliteit te realiseren in de ondersteuning voor personen met een handicap. Responsabilisering van de zorgaanbieder wordt hierbij belangrijk, wat verantwoording inhoudt ten opzichte van de overheid. Wij opteren voor een systeem van zorginvulling door sociaal ondernemers met een (regionale) maatschappelijke verantwoordelijkheid en niet voor een zorgverlening als onderaannemers die door de overheid worden gestuurd.

De wensen en keuzemogelijkheden van de personen met een handicap mogen niet beperkt worden door de regelgeving van de financiering. Wanneer er zich bijvoorbeeld (onverwachte) wijzigingen voordoen in het netwerk of in de zorgbehoefte van de persoon met handicap, dan moet op eenvoudige wijze en binnen een beperkte tijd zijn ondersteuning kunnen aangepast en bijgestuurd worden.

Een bewaking- en controlefunctie van de overheid dient voorzien te zijn van een klachtenprocedure om misbruiken met de zorggebruiker te corrigeren en te vermijden in de toekomst en een alarmbelprocedure om collectieve ontslagen van personeelsleden bij sterke daling van de vraag te voorkomen.

We opteren hierbij voor het principe van de geleidelijke implementatie. Dit betekent dat zorgaanbieder en cliënten via lerende proefprojecten moeten kunnen instappen in het systeem en dit op vrijwillige basis. Een voldoende ruime, maar in tijd afgebakende overgangsperiode dient te worden voorzien waarbinnen alle zorgaanbieders dienen over te schakelen. Hierbij dienen voldoende tijdelijke vangnetten voorzien te worden zowel voor de cliënten als voor de zorgaanbieder.

Het model moet tevens samenwerking en netwerkvorming mogelijk maken en stimuleren. De nieuwe financieringsvorm moet ruimte laten omwille van redenen van doelmatigheid om sommige dienstverleningen of specialisten in te kopen of hiervoor samenwerkingsverbanden op te zetten. Er dient dan ook onderzoek en studie te gebeuren (bv. op juridisch gebied) om na te gaan welke knelpunten men nu ervaart om te komen tot netwerkvorming en hoe deze in de toekomst kunnen opgelost worden. Voorbeelden uit andere sectoren kunnen hierbij inspirerend zijn. Iedereen moet de keuzevrijheid kunnen behouden om al dan niet uit te besteden of een samenwerking aan te gaan, waardoor netwerkvorming mogelijk wordt en gestimuleerd wordt.

Daarnaast opteren we voor een model dat schaalgrootte neutraal is zodat niemand benadeeld wordt of bevooroordeeld. Alleen kwaliteitseisen en niet een bepaald opgelegd minimum schaalgrootte van een organisatie dient goede zorg te garanderen. Deze kwaliteitseisen dienen bewaakt te worden door een erkenningprocedure die garandeert dat een bepaald niveau van kennis aanwezig is over bepaalde doelgroepen en zorgvormen (wonen en of dagopvang ).

4 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Bij de beschrijving van het model worden er een aantal begrippen gehanteerd. Het is daarom aangewezen deze begrippen eerst te verduidelijken.

Cliëntgebonden personeelskosten: deze omvatten de kosten voor personeel die directe of indirecte zorg verlenen aan de personen met een handicap. Met directe zorg bedoelen we naast de basisverzorging van wassen, aankleden, eten geven, begeleiding en zinvolle activiteiten aanbieden, ook de ondersteuning die men nodig heeft om eten klaar te maken, zijn kleren en wonen te reinigen, te herstellen en zich te verplaatsen enz.. Het logistieke personeel dat ingeschakeld wordt in de huishoudelijke ondersteuning (op individuele basis of collectieve basis georganiseerd), of in georganiseerd vervoer in het kader van dagbesteding, of instaat voor het onderhoud, herstelling of aanpassingen van de noodzakelijke ruimten om de nodige zorg te kunnen bieden, behoren tot de cliëntgebonden personeelskosten3. Ook gespecialiseerd personeel, zoals bv. artsen, psychotherapeuten, paramedici worden beschouwd als een onderdeel van de directie zorg. Met indirecte zorg worden activiteiten bedoeld die niet rechtstreeks aan de cliëntgebonden zijn, maar ondersteunend zijn voor de directe zorg : opstellen, opvolgen en evalueren handelingsplanning, teamoverleg, inhoudelijke begeleiding, coaching en supervisie van medewerkers in de directe zorg. (zie voorstel werkgroep omkadering). Bruto lonen inbegrepen vakantiegeld en dagen, eindejaarspremie, haard en standplaatsvergoeding en rsz werkgever dienen hierbij in rekening gebracht te worden.

3 Voor een nadere bespreking van de groep logistiek personeel verwijzen we naar deel I van het rapport : ”Herverdeling van het organisatiegebonden personeel”.

4/41

Page 5: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Organisatiegebonden personeelskosten: Het betreft hier de personeelseenheden of personeelskosten voor directie, management en beleid, administratie, logistiek klasse 1…. Tevens is hier in vervat het logistieke personeel (klasse 2, 3 of 4) dat het onderhoud verzorgt van de werkruimten en gemeenschappelijke lokalen die noodzakelijk zijn voor de organisatiegebonden personeelsleden4. Hierin zijn vervat: de bruto lonen, RSZ werkgever, de voorafbetaling, de eindejaarpremie, vakantiegeld en premie voor de vermelde personeelsleden. Tevens omvat het alle andere aanleunende personeelskosten voor alle personeelsleden (ook de cliëntgebonden personeelsleden) begrepen in de 3,2 of 3,9 toeslag (loonsberekening, arbeidsgeneeskunde, de arbeidsongevallenverzekering, burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering, extra premie vakantiedagen, vergoeding sociaal abonnement, syndicale premie…).

Organisatiegebonden werkingskosten: zijn de kosten die moeten gemaakt worden om het ondersteuningsaanbod te kunnen voorzien. Het betreft hier hoofdzakelijk die kosten noodzakelijk om het personeel hun functie en taken te laten uitvoeren. De kosten voor de personeelsruimten en de daarbijbehorende werkingsmiddelen (instrumenten en verbruiksgoederen), communicatiemiddelen, dienstverplaatsingen, de kosten voor VTO-beleid. Het betreft alle bureelruimten en burelen (voor directie, administratie, therapie, coördinatie en stafpersoneel), ,computers, papier, enz…

De collectief cliëntgebonden werkingskosten : dit zijn de kosten voor ruimten die gemeenschappelijk gebruikt worden en tot de basisactiviteiten van de doelgroep behoren zoals de beschikbare ruimten voor het koken van het eten, het wassen van de kleding, ruimten voor zinvolle dagactiviteiten, sensopathische en therapieruimten, ontspanninglokalen, kosten tengevolge van oproepsystemen, brandalarmsystemen en andere brandpreventieve infrastructuur… We gaan er vanuit dat alle individuele cliëntgebonden kosten i.v.m. aanpak (individuele hulp of beschermingsmiddelen), therapie of bezigheid waarvoor geen personeel voor directe zorg werd toegewezen en niet begrepen zijn in de collectief cliëntgebonden kosten, rechtstreeks betaald worden door de zorggebruiker. (gaat over niet-ingeschaalde ondersteuning of ondersteuning op expliciete vraag van de cliënt).

Alle berekenbare alsook de niet-berekenbare meerkosten omwille van de handicap noodzakelijk om te wonen of te leven dienen betaald te worden door de cliënt met tussenkomsten van de overheid of rechtstreeks door de overheid via het derde betalersysteem zoals : Rijksinstituut voor ziekte en invaliditeit of R.I.Z.I.V., Maximum Factuur of MAF of Individuele Materiele Bijstand of I.M.B., sociale integratietegemoetkoming,… Zoals reeds gesteld bij de principes mag een cliënt die verblijft in een collectieve voorziening niet gediscrimineerd worden van zijn individuele rechten op dit gebied.

Verblijfskosten (Woon en leefkosten): we bedoelen hiermee alle kosten die iedere persoon in Vlaanderen die niet gehandicapt is normaal zelf betaald vanuit zijn arbeidsinkomen of vervangingsinkomen.

4 Zie voetnoot 3. 5/41

Page 6: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

5 VOORSTEL VAN MODEL

EEN ORGANISATIEGEBONDEN PAKKET.

Drie groepen in één !

De experten wensen het model te vereenvoudigen door drie kostensoorten te groeperen in één organisatiegebonden pakket: in het voorstel wensen ze de organisatiegebonden personeelskosten, de organisatiegebonden werkingsmiddelen en collectief cliëntgebonden werkingskosten samen te brengen tot één organisatiegebonden pakket.Deze hergroepering werd doorgevoerd na overleg met de studiecel van het VAPH. Deze vereenvoudiging sluit aan bij het standpunt van de minister (reactie juni 2006) om de afzonderlijke omkaderingskosten niet te koppelen aan elk zorgprogramma. We vinden dit tevens aangewezen omwille van de eigenheid van de kostensoort (zie later). Deze herschikking maakt het noodzakelijk de twee deelopdrachten gezamenlijk uit te werken. Gezien deze evolutie lijkt het logisch en praktische om de gezamenlijke voorstellen samen te brengen in één globale en overkoepelende tekst. Eenheden ?

Tevens wensen ze dit onderdeel uit te drukken in één pakket. Als we de drie groepen samenbrengen, dient dit om praktische redenen uitgedrukt te worden in éénzelfde eenheid. Daar organisatiegebonden werkingskosten en cliëntgebonden collectieve werkingskosten alleen in geldeenheden kunnen uitgedrukt worden, dient gezocht te worden hoe organisatiegebonden personeelskosten in deze eenheid kan vertaald worden.

Om alle mogelijkheden open te houden voor de verdere uitwerking van de wijze van financiering alsook de keuze open te laten de cliëntgebonden ondersteuning uit te drukken in personeelsnormen of kosten, stellen we drie systemen voor om de omzetting van organisatiegebonden personeel naar financiering te realiseren. Technisch gezien bestaat het organisatiegebonden pakket uit de huidige kosten van de organisatiegebonden personeelskosten (bruto loonkosten directie, administratie en een deel arbeiders) en de netto werkingsubsidies (VIPA, Nationale Loterij, socio-culturele bijdrage, werkingssubsidies verminderd met de financiële bijdrage van de persoon met handicap) uitgekeerd door het Vlaams Agentschap.De drie systemen of voorstellen voor de berekening van de organisatiegebonden personeelskosten hebben elk hun voor- en nadelen. Ze zijn gerangschikt in volgorde van minder tot meer complex bij de uitwerking en minder of meer gedetailleerd in de berekening van anciënniteitaanpassingen en indexeringen.

De eerste twee voorstellen zijn gebaseerd op personeelskosten voor organisatiegebonden personeel, die gesubsidieerd worden via de dagprijs. Hiervoor konden we ons baseren op de goedgekeurde dagprijzen van het kalenderjaar 2004. Dit mondt zodoende uit in een “geldenveloppe” voor organisatiegebonden personeel. Het derde voorstel is gebaseerd op de personeelseenheden voor organisatiegebonden personeel en dit op basis van het subsidieerbare personeelskader volgens ‘de historische kaders’. Hiervoor hebben we ons gebaseerd op de gegevens van de permanente personeelsregistratie van 30/06/2006, dezelfde datum van de inschaling in modules. Dit leidt zodoende tot een ‘puntenenveloppe’. Dit voorstel wordt nader uitgewerkt in deel III van het rapport “Herverdeling van organisatiegebonden personeel”.

Het eerste voorstel en meest eenvoudige is een percentage uitgedrukt in euro op basis van de cliëntgebonden personeelskosten. Dit systeem kan enkel toegepast worden indien de financiering van het cliëntgebonden personeel ook wordt uitgedrukt in euro of een geldenveloppe. Voor de indexeringen, de inflatie en nieuwe CAO-aanpassingen dient jaarlijks een globaal percentage onderhandeld, afgesproken of berekend en toegevoegd worden. Een mogelijke correctie in functie van de anciënniteiten kan toegepast worden, wanneer bv. de gemiddelde anciënniteit van een individuele organisatie te sterk afwijkt van de gemiddelde anciënniteit binnen de sector. Dit dient dan zowel in positieve als in negatieve zin te gebeuren. Verschillende formules dienen verder uitgewerkt, berekend en in de praktijk getoetst worden (zie hoofdstuk 6. Proefprojecten en implementatie). Als gewerkt wordt met een percentage, gebeurt de verdeling van de organisatiegebonden personeelskosten volledig op basis van de cliëntgebonden personeelskosten (wat vooral een weerspiegeling is van de zorgzwaarte).

6/41

Page 7: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Het tweede voorstel is een variant op het eerste voorstel daar het opgebouwd word vanuit cliëntgebonden personeelseenheden en een vaste kostprijs voor organisatiegebonden personeel per voltijds cliëntgebonden personeelslid per jaar. Dit voorstel gaat uit van de veronderstelling dat het cliëntgebonden pakket uitgedrukt wordt in personeelsnormen en personeelseenheden. Ook hier dient gezocht naar een aangepaste werkwijze om de stijgende kosten van de inflatie, indexering en CAO-aanpassingen op te nemen. Een mogelijke correctie in functie van de anciënniteiten kan toegepast worden (zie hoger). Een gedeelte (nl. 80 %) van de verdeling van de organisatiegebonden personeelskosten gebeurt hier ook op basis van het aantal voltijds equivalenten cliëntgebonden personeel. Daarnaast opteren we ervoor dat een gedeelte (bv. 20 %) van de totale enveloppe organisatiegebonden personeelskosten verdeeld wordt in functie van het aantal cliënten wonen en cliënten dagbesteding.

Het derde voorstel is het meest complexe maar leunt het meest aan bij het huidige systeem van dagprijsberekening, waar rekening wordt gehouden met de bestaande anciënniteiten binnen een organisatie. Door echter personeelsequivalenten voor organisatiegebonden personeel om te zetten in een “puntenenveloppe” heeft het wel het voordeel meer beleidsruimte te bieden. Dit puntensysteem is uitgewerkt op basis van de huidige barema’s aan nul jaar anciënniteit. In de omzetting van de puntenenveloppe van een organisatie naar financiering van het organisatiegebonden personeel wordt dan rekening gehouden met de anciënniteiten binnen de organisatie. Verschillende manieren worden hiervoor voorgesteld en zijn uitgewerkt in deel III van het rapport “Herverdeling van organisatiegebonden personeel”. In het aldaar uitgewerkte voorstel gebeurt de verdeling niet uitsluitend op basis van de voltijds cliëntgebonden personeel, maar ook (in een meer beperkte mate) op basis van het aantal cliënten wonen en cliënten dagbesteding.

In bijlage 4 vindt men een schematische weergave van deze drie systemen.

Welvaartsvast en CAO-aanpassingen.

Om de gevaren van verarming van het inkomstenpakket tegen te gaan, dient het ganse organisatiegebonden pakket ,welk systeem men ook gekozen heeft, regelmatig aangepast te worden aan de evolutie van de kosten en de stijging van de welvaart . Naast een koppeling aan de index van de consumptieprijzen dient op regelmatige basis een aanpassing te gebeuren aan de welvaartstijging vastgesteld in gezinsbudgetenquêtes. Tevens dient in de regelgeving opgenomen dat aanpassing van CAO’s over verbetering van barema’s of andere kostenverhogende elementen zoals anciënniteit een evenredige aanpassing noodzakelijk maakt.

Eigenheid van deze kostensoort!

Deze groepering en het uitdrukken in één pakket wordt tevens ondersteund door de volgende vaststellingen in verband met de eigenheid van deze kostensoort:

De organisatiegebonden werkingskosten zijn erg beperkt en bedragen slecht maximum 5 % van de kostprijs.

Het is bijna onmogelijk om een onderscheid te maken tussen collectief cliëntgebonden werkingskosten en organisatiegebonden werkingskosten. Uit de boekhoudkundige gegevens kunnen we hierover geen gegevens bekomen.

De organisatiegebonden personeelskosten zijn sterk verbonden met organisatiegebonden werkingskosten. Soms is het moeilijk uit te maken of het werkingskosten zijn of personeelskosten. Zo kunnen bijvoorbeeld vormingskosten zowel bestaan uit de personeelskost van een vormingsmedewerker, als uit de kosten van gevolgde vormingen.

Veel organisatorische werkingskosten bevatten personeelskosten en zijn dienstverleningskosten. Denken we aan het uitgeven van de boekhouding, loonberekening, aankoop van software, onderhoudscontracten enz...

Deze vereenvoudiging geeft meer ruimte om de middelen rationeler in te zetten in functie van de concrete situatie van de organisatie en de keuzes die men hierbij maakt.

7/41

Page 8: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Differentiatie en kostendrijver.

De experten opteren om het organisatiegebonden pakket voor de meerderheid te koppelen aan het aantal cliëntgebonden personeelsleden in voltijdse eenheden uitgedrukt of een percentage van de cliëntgebonden personeelskosten.

Uit een gedetailleerde analyse van de kosten en de kostendrijvers (zie bijlage 5) blijkt dat de meeste organisatiegebonden kosten gebonden zijn en veroorzaakt worden door het aantal personeelsleden, het personeelsbeleid en de activiteiten van het personeel. De collectief cliëntgebonden werkingskosten zijn beperkt en evolueren volgens de zorgzwaarte van de zorggebruikers. Personen met meer nood aan toezicht en intensieve begeleiding hebben meestal meer collectief cliëntgebonden kosten als aangepast infrastructuur en speciale collectieve hulpmiddelen. Daar in het kader van toepassing van zorggradatie cliëntgebonden personeelseenheden evolueren volgens de zorgzwaarte, zullen de collectief cliëntgebonden werkingskosten mee evolueren met de cliëntgebonden personeelseenheden. Daarbij evolueert het aantal personeelsleden mee met de bezetting en het aantal zorggebruikers. Dit alles maakt dat de cliëntgebonden personeelsaantallen een goede parameter is om de overheadkosten te bepalen en te laten evolueren.

Op basis van de analyse in bijlage 5 besluiten wij de organisatiegebonden personeelskosten voor 20% te laten evolueren volgens het aantal zorggebruikers en 80 % volgens het aantal voltijds cliëntgebonden personeel. Hoewel uit de gedetailleerde analyse en de respectievelijke raming een lager percentage kan worden vastgesteld, opteren we voor dit percentage om de deeltijdse opvang te stimuleren en vanuit het financieringsysteem te belonen. Ter verduidelijking dient vermeld dat in de organisatiegebonden personeelskosten alleen de administratieve meerkosten omwille van deeltijdse opvang zijn vervat. De zwaardere belasting omwille van de zorgcoördinatie dient voorzien bij de cliëntgebonden ondersteuning

Door het totale organisatiegebonden pakket evenredig te koppelen aan het aantal cliëntgebonden pakket en het uit te drukken in euro’s is het voorstel schaal neutraal en bevordert het samenwerking en netwerkvorming .

Controle en bewaking.

Wij vinden het nuttig om voor bepaalde situatie waarbij er risico is voor collectief ontslag een alarmbelprocedure op te zetten zodat de overheid in het overleg met de vakbondsvertegenwoordiging wordt betrokken. Het normale overleg over evoluties en wijzigingen in het personeelsbeleid en de tewerkstelling dient te gebeuren met de normale kanalen van het sociaal overleg met de syndicale vertegenwoordiging of de ondernemingsraad. Bij afbouw of een heroriëntering moeten in overleg met de overheid overgangsmaatregelen kunnen genomen worden zodat personeelsleden geen slachtoffer zijn van deze omstandigheden.

BEREKENING VAN HET ORGANISATIEGEBONDEN PAKKET.

a) Het organisatiegebonden personeel.

De afbakening van het organisatiegebonden personeel ten opzichte van het cliëntgebonden personeel hebben we gedaan op basis van de functiegroepen. Volgende functiegroepen behoren tot het organisatiegebonden personeel : Directiefuncties, onderdirecteurs en directiemedewerkers. Tussenkader : opvoeder-groepschef en coördinator paramedisch personeel. Administratieve functies : boekhouder, econoom, administratie klasse 1, klasse 2 en klasse 3. Logistiek personeel klasse 1.

Daarnaast werd nog een toevoeging gedaan van logistiek personeel klasse 2, 3 en 4 in functie van het onderhoud van de werkruimten en gemeenschappelijke ruimten die nodig zijn voor het organisatiegebonden personeel. Voor de inhoudelijke motivering en bespreking hiervan verwijzen naar deel I. van het aanvullend rapport “Herverdeling van het organisatiegebonden personeel”.

Op basis van de permanent personeelsregistratie van 30/06/2005 (PPR) bekomen we een totaal personeelsbestand van 10.274,73 Fteq. voor begeleid wonen, beschermd wonen, dagcentrum en begeleid werken, tehuis werkenden, tehuis niet-werkenden (bezigheid en nursing). Op basis van de afgebakende

8/41

Page 9: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

groepen voor organisatiegebonden personeel bekomen we 1.213,20 Fteq. of 11,8 % van het totale personeelsbestand. Daarnaast worden er nog 95,72 Fteq. logistiek personeel klasse 2, 3 of 4 toegevoegd in functie van onderhoud van werkruimten en gemeenschappelijke ruimten noodzakelijk voor het organisatiegebonden personen. Dit betekent 3 uren per week logistiek personeel voor 1 voltijds organisatiegebonden personeelslid.

Voor het berekenen van de personeelskost voor organisatiegebonden personeel hebben we ons gebaseerd op de gegevens vanuit de dagprijs5. De totale gesubsidieerde personeelskost voor begeleid wonen, beschermd wonen, dagcentra, tehuizen werkenden en niet-werkenden bedraagt 438.076.651,72 euro. Op basis van de afgebakende groepen voor organisatiegebonden personeel bedraagt het bedrag voor de personeelskost voor organisatiegebonden personeel : 59.448.944,62 euro of 13,57 % van de totale personeelskost. In functie van het onderhoud van werkruimten en gemeenschappelijke ruimten noodzakelijk voor het organisatiegebonden personeel wordt hiervoor nog een budget toegevoegd van 3.163.787,02 euro.

b) Verdeling van het organisatiegebonden personeel.

Zoals bovenvermeld worden hiervoor 3 systemen voorgesteld.

In het eerste systeem wordt de personeelskost voor organisatiegebonden personeel uitsluitend verdeeld in functie van het cliëntgebonden personeel. Het meest eenvoudige systeem is hierbij dat een percentage toegekend wordt bovenop de cliëntgebonden personeelskosten. Het totale budget voor organisatiegebonden personeel met de toevoeging logistiek personeel bedraagt 62.612.731,64 euro. Het budget voor cliëntgebonden personeel is 375.463.920,08 euro. Het percentage dat dient toegevoegd worden aan de personeelskost voor cliëntgebonden personeel is zodoende : 16,68 %. Een andere mogelijkheid hierbij is dat er vast bedrag wordt toegekend per voltijds cliëntgebonden personeel. Dit bedrag bedraagt 7.073,17 euro per voltijds cliëntgebonden personeelslid. Dit betekent dat een organisatie in functie van het organisatiegebonden personeel een geldenveloppe krijgt dat berekend wordt door 16,68 % te nemen van de personeelskost voor cliëntgebonden personeelsleden of door een vast bedrag, nl. 7.073,17 euro te vermenigvuldigen met het aantal voltijds equivalenten cliëntgebonden personeel.

In het tweede systeem krijgt een organisatie tevens een geldenveloppe voor organisatiegebonden personeel, maar de verdeling van het totale budget voor organisatiegebonden personeelskosten gebeurt niet uitsluitend in functie van het cliëntgebonden personeel, maar ook in functie van het aantal cliënten dat men heeft voor dagbesteding en het aantal cliënten dat men heeft voor wonen. Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen deeltijds of voltijdse cliënten (zie tevens deel III. van het aanvullend rapport : herverdeling van het organisatiegebonden personeel). 20% van het totale budget voor organisatiegebonden personeel wordt verdeeld in functie van het aantal cliënten en 80 % in functie van het aantal voltijds equivalenten cliëntgebonden personeel6. Een organisatie krijgt zodoende een geldenveloppe voor organisatiegebonden personeel.

De geldenveloppe voor organisatiegebonden personeel van een organisatie wordt berekend door :

A = aantal cliënten (voltijds/deeltijds) voor dagbesteding x 447,78 euro.B= aantal cliënten (voltijds/deeltijds) voor wonen x 447,78 euro.C = aantal cliëntgebonden personeel in voltijds equivalenten x 5.372,61 euro .D = (A+B+C) x 1,0532 (= toevoeging logistiek personeel).

D = geldenveloppe voor een zorgorganisatie in functie van organisatiegebonden personeel. In de eerste twee systemen gebeurt er geen verrekening van de gemiddelde anciënniteit van een individuele organisatie, maar wordt enkel de gemiddelde anciënniteit van de sector verrekend. Om toch nog te kunnen rekening houden met de anciënniteiten van een individuele organisatie, kan er daarom gewerkt worden met een puntenenveloppe. Aan iedere functie wordt een puntenwaarde toegekend, bv. : een directiefunctie met barema K1 stemt overeen met 100 punten, een administratieve functie klasse 2 met 61 punten. 80 % van de totale puntenenveloppe voor organisatiegebonden personeel wordt (net zoals in het tweede voorstel) verdeeld het aantal cliëntgebonden personeelsleden en 20 % volgens het aantal cliënten.

5 Hiervoor beschikten we over gegevens van de afgerekend dagprijzen 2004 of 2003 voor begeleid werken en dagcentra, tehuis werkenden en tehuis niet-werkenden. Voor begeleid wonen en beschermd wonen beschikten we over de gesubsidieerde personeelskosten van 2005. Meer details hierover kan men terugvinden in bijlage 6 : overzicht van het gesubsidieerde personeel. 6 Nadere uitleg over deze berekeningswijze kan u terugvinden in bijlage 7.

9/41

Page 10: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

De puntenenveloppe voor organisatiegebonden personeel van een organisatie wordt berekend door :

A = aantal cliënten (voltijds/deeltijds) voor dagbesteding x 0,7126 punten.B= aantal cliënten (voltijds/deeltijds) voor wonen x 0,7126 punten.C = aantal cliëntgebonden personeel in voltijds equivalenten x 8,4424 punten.D = (A+B+C) x 1,0564 (= toevoeging logistiek personeel).

D = puntenenveloppe voor een zorgorganisatie in functie van organisatiegebonden personeel.

Hoe deze puntenenveloppe kan omgezet worden in financiering wordt nader beschreven in deel III. van het aanvullende rapport : “Herverdeling van het organisatiegebonden personeel”.

Samenvattend.

In functie van de herverdeling van het organisatiegebonden personeel wordt er niet meer voor gekozen om te werken met personeelsnormen en bijhorende kwalificaties, maar om dit om te zetten in een organisatiegebonden “enveloppe”. De verdeling ervan gebeurt tevens lineair (en niet meer met ‘sprongen’).Er dienen echter nog 2 belangrijke keuzen gemaakt worden :

1. In welke mate wenst men in de toekomstige financiering van organisatiegebonden personeel nog rekening te houden met de anciënniteiten van een individuele organisatie ?- Indien ja, dan wordt er geopteerd voor een puntensysteem en puntenenveloppe waardoor er nog voldoende beleidsruimte blijft voor de organisatie in functie van de uitbouw en verloning van het organisatiegebonden kader.- Indien neen, dan kan er gewerkt worden met een geldenveloppe met verrekening van de gemiddelde anciënniteit van de sector.

2. We zijn van mening dat er maar 3 parameters zijn die een invloed kunnen hebben over de herverdeling van het organisatiegebonden personeel :- het aantal cliënten.- Het aantal cliëntgebonden personeel.- De zorgzwaarte (wat tevens uitgedrukt wordt in het aantal cliëntgebonden personeel).De huidige personeelsnormering voor organisatiegebonden personeel is vooral gebaseerd op het aantal plaatsen waarvoor men erkend is. We zijn van mening dat het aantal cliëntgebonden personeel de doorslag dient te geven in de herverdeling van het organisatiegebonden personeel en maximaal 20 % van het totale budget (in euro of punten) voor organisatiegebonden personeel kan verdeeld worden in functie van het aantal cliënten.

c) Andere kosten verbonden aan personeel en behorende tot het organisatiegebonden pakket.

In het organisatiegebonden pakket dienen tevens nog volgende budgetten meegenomen te worden die verband houden met personeel : - de toeslag (3,2 of 3,9 %) voor sociaal secretariaat, arbeidsgeneeskundige dienst (= percentage op de totale loonkost). - syndicale premie. - toeslag in functie van bijkomende conventioneel verlof (CON) = percentage op de totale loonkost. - toeslag in functie van vermindering arbeidsprestaties (VAP) = percentage op een gedeelte van de loonkost. - Bijkomende middelen voor management en vorming = bedrag per voltijds equivalent. Deze budgetten worden momenteel al berekend volgens een percentage op de totale personeelskost van de organisatie (zowel cliëntgebonden als organisatiegebonden personeel) of als een vast bedrag per voltijds equivalent.

d) De berekening en verdeling van de collectieve cliëntgebonden en organisatiegebonden werkingskosten.

10/41

Page 11: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Zoals reeds gesteld, wensen we de collectieve cliëntgebonden werkingskosten en de organisatiegebonden werkingskosten als één rubriek te zien. Het totale budget voor deze werkingskosten, inclusief de VIPA-middelen en na aftrek van de financiële bijdrage van de cliënten, bedraagt 20.948.481,97 euro. Een overzicht hiervan vindt men in onderstaande tabel.

Rubriek Bedrag.DAGPRIJZEN

nationale loterij - werking 1.773.935,59socio-culturele bijdrage 1.962.086,49kampvergoeding 278.710,65extra vervoer dagcentrum- deeltijds 35.734,32logeerdagen 56.488,67Werkingskosten 59.125.905,09Flexibiliseringpremie 1.000.000,00financiële bijdrage inclusie correctie -65.147.509,08SUBTOTAAL DAGPRIJZEN -914.648,27

SUBSIDIDIÊRING INFRASTRUCTUURVIPA 18.219.275,20bijdrage nationale loterij = 20% - invest. 3.643.855,04SUBTOTAAL SUBSIDIÊRING INFRASTRUCTUUR 21.863.130,24TOTAAL 20.948.481,97

De verdeling van deze werkingskosten dient uitsluitend te gebeuren op basis van de zorgzwaarte en dienen dus mee te evolueren met het aantal cliëntgebonden personeel. Dit betekent een vast bedrag van 2.366,49 euro per voltijds cliëntgebonden personeelslid.

e) Overzicht van de totale subsidiëring (verhoudingsgewijs).

11/41

82%

14%5%

cliëntgebonden personeelskosten organisatiegebonden personeelskosten werkingskosten

Page 12: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

DE VERBLIJFSKOSTEN (woon en leefkosten).

Schematisch overzicht :

12/41

EIGEN REGIE

vangnet

vangnet

Maximum tarieven

Maximum tarieven

dagtarief

Forfaitfinancieringdagtarief

Prestatie financiering

Zorgontkoppelde huisvesting

Zorggekoppelde huisvesting

Permanent woonfinanciering

Tijdelijk verblijfsfinanciering

wonen

leefkost

SCHEMA verblijfskostenHuisvesting en leefkosten

Page 13: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Algemeen uitgangspunt.

Zoals al vermeld bij de principes vertrekken we vanuit de normalisatiegedachte om te bepalen wie de verblijfskosten (woon- en leefkosten) dient te betalen. We omschrijven de verblijfskosten als alle kosten die iedere persoon in Vlaanderen die niet gehandicapt is, normaal zelf betaald vanuit zijn arbeidsinkomen of vervangingsinkomen. Langs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen wordt geboden. Zo kan de persoon met een handicap vraaggestuurd zijn leven zelf organiseren. We opteren voor een systeem waarbij men kan kiezen voor een kamer, een studio, een appartement of een woning . De zorgverleners dienen als basis een individuele ruimte aan te bieden met minimum 15 m2. De andere woonvormen zijn extra mogelijkheden die kunnen georganiseerd worden op vraag. Zo wordt ondersteuning en dienstverlening verstrekt in het eigen verblijf. Dit heeft als voordeel dat de persoon met een handicap als burger alle rechten en verplichten behoudt. Bij een huidige opname in een afdeling tehuis werkenden of tehuis niet werkenden verliest men een deel van zijn rechten als burger. Zo wordt bv. de integratietegemoetkoming met 1/3 verminderd; verliest men met het recht op aanpassingen aan de eigen ruimten in de voorziening (I.M.B.) en een uitkering van de zorgverzekering.

Indeling.

De verblijfskosten kunnen we indelen in twee duidelijke groepen : de woon- en leefkosten. In veel gezinnen gaat 1/3 van het budget naar huur of de afbetaling van de lening voor het huis; 2/3 van de uitgaven gaan naar de uitgaven om te leven. Deze verhouding is een aanvaarbare norm die ook door de banken bij het toekennen van leningen wordt gehanteerd.

Ruimten voor dagbesteding.

De kosten voor het verblijven in ruimten voor dagactiviteiten worden niet onder de verblijfkosten gerekend daar ze zijn ondergebracht bij het organisatiegebonden pakket (cfr. hoger). Voor de aanwezigheid in een gebouw tijdens de dagopvang mag volgens onze visie geen kosten aangerekend worden aan de zorggebruiker. De kosten voor zinvolle bezigheid of tijdsvulling is begrepen in de collectief cliëntgebonden werkingskosten die is opgenomen in het organisatiegebonden pakket.In tegenstelling tot het huidige profiel van een dagcentrum zullen de nieuwe modules voor de eerste maal de mate aan ondersteuning binnen de dagbesteding onderscheiden. De aan deze gedifferentieerde dagbesteding verbonden kostenstructuur zal niet uitsluitend verbonden zijn aan gebouwen maar vaak ook in verplaatsingskosten. Net zoals de verplaatsingskosten rekenen we het voorzien van lokalen tot de opdracht van de voorziening. De kosten hiervoor worden opgenomen in de collectief cliëntgebonden werkingskosten en dus in het organisatiegebonden pakket.

Het Wonen.

Een belangrijke meerwaarde in meer vraaggestuurd werken situeert zich bijzonder in de mate waarin de persoon met handicap en zijn netwerk mee regie kan voeren over de wijze waarop er kan worden gewoond. Een onmiskenbaar belangrijke hefboom is de mate waarin de cliënt en de voorziening hierin verder worden geresponsabiliseerd. De huisvestingswijze, de woonconcepten, het wooncomfort, de inplanting en de omgevingsrelatie wordt zoveel als mogelijk vanuit het cliëntperspectief georganiseerd. Vanuit het vooropgestelde inclusieprincipe menen we dat, daar waar de cliënt niet in eigen huisvesting kan voorzien, de rol van de sociale huisvesting moet worden vergroot. De opdracht van de voorziening om in voldoende kwaliteitsvolle, aangepaste en financieel toegankelijke huisvesting te voorzien wordt expliciet opgenomen in de opdrachten van de voorzieningen. Uiteraard betekent dit niet dat de voorziening zelf eigenaar hoort te zijn of als bouwheer dient op te treden. Hiervoor kunnen samenwerkingsverbanden met private of openbare instanties opgezet worden Zowel groepen van voorzieningen als cliënten kunnen rechtstreeks financierder zijn. De opdracht van lokale besturen dient te worden vergroot.

Daar de meeste van onze zorggebruikers slechts over een vervangingsinkomen beschikken moeten we er voor zorgen dat ze kunnen wonen tegen sociale verhuurprijzen. Op lange termijn lijkt het me aangewezen dat de sociale bouwmaatschappijen voor de meeste zorggebruikers de nodige infrastructuur bezorgen zodat wonen duidelijk wordt gescheiden van het aspect zorgverlenen. Belangrijk is hier dat een juridische vorm gevonden of voorzien wordt wanneer dit wonen gekoppeld is aan zorg. Wie geen ondersteuning meer nodig heeft of wenst, dient de gehuurde ruimte te verlaten.

13/41

Page 14: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

We onderscheiden naar financiering twee vormen van wonen :- de tijdelijke verblijfsfinanciering : de cliënt beschikt doorgaans over eigen huisvesting en de

ondersteuning is van beperkte duur. Net zoals in de huidige regelingen mbt kortverblijf, deeltijds gebruik en logeren is voorzien. Zowel de inrichting als het gebruik van de huisvesting is hierop afgestemd. De cliënt financiert op basis van een dagtarief de huisvestingskost. Het dagtarief is afgeleid van een globale huur en onderhoudskost.

- De permanente huisvestingsfinanciering: de cliënt heeft zijn hoofdverblijf in deze woning – ongeacht zijn aan- of afwezigheid financiert de cliënt zijn huisvesting.

Bij de permanente huisvestingsfinanciering wordt dan verder een onderscheid gemaakt tussen :

Zorggekoppelde huisvesting :Deze vorm lijkt ons aangewezen voor personen met handicap die nood hebben aan dagelijkse ondersteuning of toezicht. Bij zorggekoppelde huisvesting is er geen sprake van eigendom of huur van huisvesting door de cliënt. Beëindiging van de dienstverlening impliceert een beëindiging van de huisvesting. In het aanbieden of zoeken naar huisvesting dient zoveel als mogelijk te worden gestreefd naar zorgontkoppelde huisvesting. Juridisch dient te worden nagegaan op welke wijze de zorggekoppelde huisvesting goed kan worden geregeld zodat rechtszekerheid voor de voorziening en cliënt kan worden gewaarborgd.

Zorgontkoppelde huisvesting :De huisvesting conditioneert op geen enkele wijze het al dan niet krijgen van ondersteuning en omgekeerd. De cliënt heeft de vrije keuze om bij beëindiging van zijn ondersteuning in dezelfde huisvesting te blijven wonen. Omgekeerd betekent dit uiteraard niet dat de dienstverlening de cliënt ongeacht zijn keuze. Deze vorm leent zich meer voor personen met een handicap die geen dagelijks ondersteuning of toezicht nodig heeft.

De leefkosten.

Onder de leefkost begrijpen we alle kosten die de persoon met handicap maakt, heeft om in zijn dagelijkse behoeften te voorzien met uitzondering van de woonkost. Onder de leefkosten maken we daarom geen onderscheid meer tussen verblijfskosten die tot de opdracht van de voorziening zouden behoren (met als referentie de huidige lijst van verblijfskosten, opgenomen in de subsidiëringbesluiten) en de kosten waar de cliënt op basis van zijn GPI en SKT zelf voor instaat. Zoals al vermeld, opteren we voor een directe onderhandeling, een eerlijke dialoog tussen zorggebruiker en zorgverlener over de dienstverlening en de verblijfskosten. Er kunnen geen kosten aangerekend worden voor het bereiden van de maaltijden of het reinigen van de kleding of de woning en het vervoer als hiervoor personeel is voorzien omwille van de zorgbehoefte. In de begripsomschrijving is aangegeven dat de directe en indirecte zorg voorzien is in het toegewezen cliëntgebonden personeel. Ontspanningsactiviteiten zoals sport en cultuur is een extra service die overeengekomen kan aangerekend worden.

Onder inkomen begrijpen we : - Inkomensvervangende tegemoetkoming. - Sociale Integratietegemoetkoming. - De ziekte- of invaliditeitsuitkering- Het leefloon- Pensioen- Werkloosheidsuitkering- Andere……

14/41

Page 15: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Financieringsvormen van de leefkosten.

We onderscheiden hierbij een drietal financieringsvormen :

1. De persoon met handicap houdt de volledige regie over de besteding van zijn leefkosten. De opdracht in het kader van ondersteuning beperkt zich tot budgetbegeleiding. Deze werkwijze kent men vandaag voornamelijk in ambulante ondersteuningsvormen.

2. De prestatiefinanciering : de persoon met handicap kiest ervoor om voor bepaalde diensten of prestaties beroep te doen op de voorziening. De persoon met handicap betaalt prestatiegewijs. De door de voorziening aangerekende kosten dienen transparant in de berekening ervan te zijn en vooraf aangekondigd. De kostprijs van basisvoorzieningen is vastgelegd op basis van maximum tarieven.

Onder basisvoorzieningen begrijpen we : - Civiele diensten : voeding, was, strijk, poets (*) - Vervoer (*)(*) tenzij niet voorzien in de module beperkt de kostprijs zich tot ingrediënten, verbruiksproducten, energiekost, transportkost.

3. Het dagtarief : hieronder begrijpen we een geheel van diensten en prestaties tegen een vaste dagvergoeding. Het totaal van een volle dagtarief kan nooit meer bedragen dan een maximumbedrag. Als referentie menen we dat het gemiddelde uitgavenbedrag in overeenstemming met de huishoudbudgetenquête een goede referentie vormt en tevens welvaartsgekoppeld is.

Dit betekent dus dat wij er van uitgaan dat de cliënt deze kosten zelf draagt. Met betrekking tot het detail van de kostenposten die hieronder ressorteren, hanteren we als referentie de lijst van posten zoals gebruikt door het NIS in functie van de huishoudbudgetenquête7.

Als toetsprincipe voor de leefkosten vormt een gemiddelde uitgave zoals opgenomen in de huishoudbudget- enquête eveneens de referentie. Hierbinnen dient te worden onderhandeld rekening houdend met de toewijzing van de toegewezen personele middelen.In het aanrekenen van de kostprijzen merken we op, dat gegeven het uitgangspunt, het noodzakelijk is duidelijk aan te geven in de modules waar bereiding/uitvoering/leveringskost inbegrepen zit en waar niet.Bijvoorbeeld : het al dan niet zelf bereiden van voedsel kan enerzijds oorzaak vinden in de beperkingen van de persoon. Wij nemen aan dat daar waar in de modules ondersteuning voor HDL begrepen is de bereiding mee tot de ondersteuningskost wordt gerekend. Wij spreken ons niet uit over de condities waaronder dit verder moet worden geoperationaliseerd. Daar waar de cliënt anderzijds in de mogelijkheid is maaltijden zelf te bereiden, ze te laten bereiden door het eigen netwerk, beroep te doen op de warme maaltijddiensten van OCMW, bij catering gaan we er van uit dat de cliënt op basis van zijn eigen budgettering en in functie van zijn eigen behoeften keuzes maakt. Gebeurlijke meerkosten van een bv. door een catering of OCMW geleverde maaltijd worden daarom ook door de cliënt gebudgetteerd. Daar waar de cliënt beroep kan doen op ondersteuning van zijn HDL activiteiten, daar nemen we aan dat de aangerekende kost in verhouding staat tot de kostprijs van de ingrediënten en de niet personeelsgekoppelde bereiding- en leveringskosten ( elektriciteit, keukenuitrusting, huisvuilverwerking.). We nemen aan dat de kostprijselementen die aangerekend worden zich binnen een maximumvork bevinden die opnieuw refereert naar een gemiddelde kostprijs van voeding zoals opgenomen in de huishoudbudgetenquête.

Controle, bewaking ( maximumtarieven) en vangnetregeling.

Ons inziens dient de overheid een procedure in te bouwen waar klachten over onredelijke prijzen kunnen voorgelegd worden. Het lijkt me haalbaar om de gebruikersraad te betrekken bij het bewaken van afspraken rond redelijke prijzen .Het lijkt me logisch dat de meest voorkomende prijzen i.v.m. het verblijf in het dienstencentrum voorgelegd worden aan de gebruikersraad. Er kan verder nagedacht worden welke rol de gebruikersvertegenwoordigers hierin kunnen spelen. Dit kan helpen een evenwichtige dialoog tussen de zorggebruiker en de zorgverlener mogelijk te maken. Er kan tevens overwogen worden om te werken met richtprijzen(als een vorksysteem) waarbij sociale huurprijzen een mogelijk uitgangspunt zijn.

7 Een gedetailleerd overzicht hiervan kan men terugvinden in bijlage 9. 15/41

Page 16: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Daar de uitgaven geregistreerd in de boekhouding van voorziening een mengeling is van werkingskosten, meerkosten omwille van de handicap en verblijfkosten, en sommige leefkosten niet voorkomen in de boekhouding omdat ze rechtstreeks betaald worden door de zorggebruiker is dit geen goede basis om een inzicht te krijgen in aanvaardbare hoogten van kosten.Wij wensen voor het bepalen van maxima bedragen en richtprijzen ons te baseren op gegevens van de gezinsbudgetonderzoeken8.

Wanneer geopteerd wordt door de zorggebruiker of zijn vertegenwoordiger voor een totale dienstverlening wat de verblijfkosten betreft, dienen maxima bedragen voorzien te worden .

We nemen aan dat het terugvallen op het eigen inkomen ter financiering van de verblijfskosten een belangrijk toets en zorg vormt.We nemen aan dat het eigen inkomen nooit tot uitsluiting van zorg kan leiden.

In deze zin menen we dat minstens in een overgangsregeling voor een vangnetregeling moet kunnen worden voorzien. Enerzijds moeten maximaprijzen m.b.t basisvoorzieningen de betaalbaarheid van de leefkost waarborgen. Anderzijds lijkt het ons cruciaal dat voornamelijk de huisvestingskost als basisvoorziening beschikbaar wordt gewaarborgd tegen betaalbare prijzen. We menen dat zolang de tussenkomstmogelijkheden van de sociale huisvesting onvoldoende toereikend zijn om huisvesting aan te bieden aan inkomensgerelateerde voorwaarden, dat een vangnet moet voorzien worden. Voorzieningen, lokale overheden dienen te worden geresponsabiliseerd in hun inspanningen om voldoende, betaalbare en aangepaste huisvesting te voorzien. Het gebruik van een conformiteitattest lijkt ons hierbij aangewezen. In een verbrede toepassing kan ons inziens zelfs een uitdovend huisvestingsfonds tussenkomst verlenen op basis van dezelfde wetmatigheid als de sociale huisvesting. De huidige infrastructuur door heel wat voorzieningen gerealiseerd middels overheidsbetoelaging en eigen middelen zal bij verhuur of ingebruikstelling een terugverdieneffect hebben.

We berekenen de huidige gemiddelde individuele beschikbaarheid in functie van wonen per persoon met handicap op 25 m² ( inbegrepen : sanitair, eet- en zitplaats, berging….en te verhogen in hoofde van mobiliteitsbeperkingen ) waarvan minimaal 15 m² strikt individueel. De maximale richthuurkost bedraagt, op basis van de huishoudenquête : 7.5 € per dag

“De richthuurprijs wordt via een puntenstelsel afhankelijk gemaakt van: - Het totaal aantal individueel beschikbaar gestelde m² ( extra m² ingevolge mobiliteitsbeperkingen worden hierbij verrekend )– De kwaliteit van de woning, te meten aan de hand van het bestaande (negatieve) puntensysteem dat wordt gebruikt bij het conformiteitonderzoek van de woning; – De ligging van de gemeente. Huren in de stad is vaak duurder, ook gemeenten in sommige regio’s kennen een hogere huurprijs. Die marktverschillen kunnen niet anders dan ook in de richthuurprijs tot uitdrukking komen– De voorzieningen in de woning, waarbij minimaal rekening wordt gehouden met : * de woonvorm (open, halfopen, gesloten bebouwing, appartementen);

* de omvang van de privé-buitenruimten (huis met of zonder tuin of terras, binnenplaats, appartement met of zonder balkon); * de wijze van verwarming (centrale verwarming, kachels, elektrisch, gas, olie, individueel, gemeenschappelijk, geheel verwarmd of ten dele);* de mate van isolatie van de woning;* het comfort van de keuken en de sanitaire voorzieningen (badkamer, toilet);* Omgevingsfactoren (aard en ligging buurt, aanwezigheid groen, aanwezigheid gemeenschapsvoorzieningen).”

8 Zie hiervoor bijlage 9..16/41

Page 17: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Proefprojecten.

Deze optie om de huidige bijdrageregeling, de socio-culturele bijdrage en het systeem van gewaarborgd inkomen te verlaten, is ingegeven vanuit de vraag naar gelijkheid en het principe van doorzichtigheid. Daar we niet alle gevolgen kennen van deze zienswijze lijkt het nuttig enkele proefprojecten op te zetten zodat we de gevolgen voor zo veel mogelijke situaties kennen en kunnen oplossen. We wensen hier echter te beklemtonen dat in deze proefprojecten alle elementen van het proces van zorgvernieuwing dienen meegenomen te worden (zie hoofdstuk 6).

Ook kan gedacht worden om na gaan of het haalbaar is de gebruikersraad structureel te betrekken bij het informeren en of het bijstaan bij het onderhandelen van afspraken bij een opname of afsluiten van de verblijfsovereenkomst met een nieuwe zorggebruiker. Tevens zouden we kunnen toetsen of het realistisch is per dienstencentrum een solidariteitsfonds of vangnetfonds te installeren. Dit geeft de mogelijkheid om tijdelijke ongewenste effecten weg te werken. Dit mag echter niet verhinderen dat voor personen met een onvoldoende inkomen of voor zware meerkosten omwille van de handicap structurele oplossingen worden uitgewerkt.

Als leerdoel dient zeker nagegaan of de nieuwe bijdrageregeling neutraal is tegenover de levensstijl en het kostenaspect de keuze van de zorgvorm of intensiteit al dan niet beïnvloedt. Dit is tevens een zorg van de Minister : “Als algemeen beginsel wil ik voorop stellen dat de ondersteuningsmodules die door het VAPH worden gesubsidieerd de koopkrachtpositie van de persoon met handicap niet mogen beïnvloeden.”(standpuntbepaling, 23 juni 2006).

We moeten er over waken dat de levenskwaliteit en het bestedingpatroon vergelijkbaar is met een doorsnee Vlaming. Bij gebrek aan voldoende inkomen dienen stappen ondernomen te worden naar het OCMW of specifieke subsidies uitgebouwd te worden, vb. huursubsidie, mobiliteitssubsidie…

6 PROEFPROJECTEN EN IMPLEMENTATIE

Dit voorstel van model van organisatiegebonden pakket en een nieuwe vorm van betaling van de leef- en woonkosten(verblijfskosten) is een nieuwe manier van denken die tijd vraagt en een aangepast stappenplan om het te kunnen invoeren.

Ons voorstel om proefprojecten op te zetten over de leef- en woonkosten en vooral om na te gaan of het haalbaar is te werken zonder gewaarborgd zakgeld en de socio-culturele bijdrage kan volgens ons niet afzonderlijk opgezet worden. Dit kan alleen binnen proefprojecten die alle elementen van een totale zorgvernieuwing uitproberen.

Invoeren van ons model van organisatiegebonden kosten is niet los te denken van de invoering van zorggradatie en het opzetten van een nieuw financieringssysteem en zorgorganisatie waar de zorginschaling een essentieel onderdeel van is. Dit model kan maar uitgeprobeerd worden in proefprojecten die alle elementen van nieuwe zorg bevatten. Vandaar deze uitwijding over proefprojecten en implementatie.

De basisideeën zijn niet nieuw. De huidige regels zijn niet rechtlijnig en worden als onrechtvaardig ervaren. De huidige organisatie van de zorg is uitgebouwd op basis van een basiswetgeving die meer dan 30 jaar oud is. Kleine of beperkte ingrepen brengen geen oplossingen. Een element grondig wijzigen zoals de bijdrage van de personen met een handicap of de organisatiegebonden kosten, vragen ingrijpende aanpassingen zodat de huidige basis van financiering volledig dient omgebouwd. Het lijkt dus nuttig bij nood aan aanpassingen van het financieringssysteem een traject van zorgvernieuwing op te starten die alle noodzakelijke elementen uitprobeert en aanpast:

De doelstellingen van zorgvernieuwing voor volwassen personen met een handicap zijn voor iedereen duidelijk: Vraaggestuurde zorg op maat mogelijk maken zo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke of huidig sociaal netwerk.

17/41

Page 18: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

De verschillenden elementen die samen dienen opgenomen om dit te kunnen waarmaken, zijn de volgende:- Bepalen en toewijzing van ondersteuningsmiddelen (financieringssysteem):

o Objectieve Indicatiestelling en inschaling door diagnoseteams. Indien gewenst door de gebruiker met professionele ondersteuning (zorgtrajectbegeleider).

o Bepalen van ondersteuningsmiddelen: zorggradatie en de uitbouw van cliëntgebonden personeelsnormen of kosten op basis van zorgbehoefte en het organisatiegebonden pakket..

o Toewijzing van de middelen en de wijze van betaling: PGB, PGT, enveloppenfinanciering, beheersovereenkomst,

o De bijdrage regeling of de betaling van de leef- en woonkosten. Indien gewenst door de gebruiker met professionele ondersteuning (Zorgtrajectbegeleider).

- Regionale zorgorganisatie : (zorgregie)o Zorgtrajectbegeleider: door wie georganiseerd? Diagnoseteams, gebruikersorganisaties,

gemeentelijke of provinciale diensten (zorgregio’s).o regionale zorginvulling, afstemming en noodopvang. Indien gewenst door de gebruiker met

professionele ondersteuning(zorgtrajectbegeleiding).o integratie in zorgregio’s : armoedebestrijding, sociale huisvesting.

- Overheidstoezichto Erkenningvoorwaarden en procedure.o Inspectie en kwaliteitsbewaking.o Alarmbelprocedure collectieve ontslagen

Dit is zo ingrijpend dat alle betrokken actoren erg huiverig zijn om dit op te starten. Iedereen is bevreesd voor het resultaat. Gaat iedereen aan zijn trekken komen? Wie zijn de slachtoffers? Als de nieuwe vorm meer voordelen heeft als nadelen, als de nieuwe vorm betere afstemming geeft, wil iedereen meedoen. Iedereen wil duidelijk zien dat het nieuwe systeem kan werken. Daarom pleiten wij dat er een duidelijk migratieplan dient te zijn die deze elementen op een gefaseerde wijze uitwerkt en waarbij de finaliteit steeds voor ogen wordt gehouden.

Dit migratieplan zal over een voldoende ruime periode dienen gespreid te worden. In het hier volgende voorstel spreiden we dit over een periode van 10 jaar waarbij we drie fasen onderscheiden (zie schema).

Element van de zorgvernieuwing.

Fase 1.(2 jaar)

Fase 2.(4 jaar)

Fase 3.(4 jaar)

Nieuw financierings-systeem.

ProefprojectenZorgvormen.

Invoering via uitbreidingsbeleid. Overschakeling met overgangs-maatregelen.

Regionale zorgorganisatie.

Uittesten in 1 à 2 zorgregio’s

Opstarten Invoering

Overheidstoezicht Uittoetsen Opstarten invoering

Huidig financierings-systeem

Vereenvoudiging door beheersovereenkomsten voor organisatiegebonden kosten.

Nieuw financieringssysteem.

In de eerste fase worden proefprojecten opgezet van alle zorgvormen en dit op basis van vrijwilligheid. Deze proefprojecten worden vooral opgezet om het bepalen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen (financieringssysteem) uit te proberen. Na twee jaar proefprojecten van de eerste fase dient de nieuwe financieringsvorm doorgevoerd voor het nieuwe uitbreidingsbeleid en na vier jaar dient iedereen in een overgangsperiode van maximum 4 jaar over te schakelen. Overgangsmaatregelen moeten het mogelijk maken dat iedereen kan overschakelen zonder dat er slachtoffers zijn bij gebruikers als personeel en zorgverleners.

18/41

Page 19: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Regionale zorgorganisatie.

In een tweede fase kan tevens 1 of 2 proefregio’s de regionale zorgorganisatie uitgetest worden en indien nodig bijgestuurd, zodat dit samen met de overschakeling naar het nieuwe financieringssysteem kan ingevoerd worden.

Overheidstoezicht.

Tijdens deze tweede fase kunnen dan ook de verschillende elementen van het overheidstoezicht ingevoerd en geëvalueerd worden.

Dit proces dient begeleid te worden door een stuurgroep die bevoegd is voor dit vernieuwingsproject en het opmaken van de nieuwe regelgeving. De stuurgroep dient bemand met maximum 10 personen en met vertegenwoordigers van alle actoren. Tevens dienen zij bijgestaan door externe onderzoekers die nagaan of de vooropgestelde leerdoelstellen gehaald worden .

Ondertussen kan het huidige systeem vereenvoudigd worden door beperkte beheersovereenkomsten voor organisatiegebonden kosten op te zetten op vrijwillige basis . Dit maakt het mogelijk ervaring op te doen met het werken met een financieel pakket voor personeelsfuncties als directie, administratie en een deel van het logistiek personeel. Erg belangrijk is een goede oplossing te vinden voor de anciënniteitaanpassingen van de personeelskosten en de welvaartvastheid van de inkomsten.

19/41

Page 20: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Bijlage 1. Het huidige organisatiegebonden personeelskader(directie en administratie) en de basis van differentiatie.

Uit de analyse van de huidige regels voor toewijzing van het directie en administratief kader blijkt dat deze gebaseerd is op een praktische aspect dat personeel minimaal voor een halftijdse betrekking dient aangeworven te worden waardoor in de opstartfase meer personeel wordt toegewezen. Voor de bijkomende toekenning van administratief personeel wordt vervolgens met de sprongen gewerkt, zoals bv. vanaf 15 plaatsen een halftijdse administratief medewerker; vanaf 30 plaatsen een voltijdse administratief medewerker. De basis waarop deze sprongen bepaald zijn, is niet te achterhalen. Het organisatiegebonden personeelskader evolueert dus mee met de erkenning, maar in verschillende sprongen. Er is hierbij enkel een verband met het aantal gebruikers, maar geen enkel verband met de zorgzwaarte van de persoon met handicap of het cliëntgebonden personeel. .

Huidige organisatiegebonden personeelsnormen toewijzingsaantallen en sprongen

0,5

1,5

2,53

44,5

5,5

6,5

1

2

3

4,5

5,5

6,5

7,5

1,5

3,5

4,5

5,5

7

0

1

2

3

4

5

6

7

8

1 5 9 13 17 21 25 29 33 37 41 45 49 53 57 61 65 69 73 77 81 85 89 93 97Gebruikers

Pers

onee

l

Dc 100

Bh100

Dc50Hb50

Deze normen maken dat de toewijzing van organisatiegebonden personeel niet schaalneutraal is en dat dagcentra in verhouding meer organisatiegebonden personeel krijgen, vooral als men rekening houdt met de aanwezigheid van de gebruikers. Tevens is het interessanter voor een organisatie om verschillende afdelingen met verschillende erkenning te hebben dan één afdeling binnen éénzelfde erkenning. Dit heeft als gevolg dat aan de eerste 10 gebruikers in verhouding meer organisatiegebonden personeel wordt toegewezen dan de 10 laatste gebruikers van een afdeling met een erkenning van 100.

20/41

Page 21: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

123456789101112131415161718190

2

4

6

8

10

12

14

1

2

3 3 3

4.5

5.5 5.5 5.5

6.5

7.58 8

8.5 8.5 8.59 9

10.5

0.5

1.5 1.5

2.5 2.5 2.5

4 44.5

5.5

6.57 7

7.5 7.5 7.58 8

9.5

1.5 1.5

3.5 3.5

4.5 4.5

5.5 5.5 5.5

7 77.5

9.5 9.5 9.510 10 10

12

Huidige organisatiegebonden personeelsnormen per 10 gebruikers

Bh180

Dc180

Bh90Dc90

Gebruikers

Pers

onee

l

Besluit: er is bij de differentiatie een niet-lineair verband met de kostendrijver gebruikers en geen enkel verband met de kostendrijver personeel, nog met de zorgzwaarte van de gebruikers .

In deel II. van het aanvullend rapport “Herverdeling van het organisatiegebonden personeel” wordt een nadere analyse gemaakt van de huidige personeelsnormen voor organisatiegebonden personeel en de huidige effecten ervan per zorgvorm.

21/41

Page 22: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Bijlage 2 : Overzichtmatrix financiële componenten regelgeving VAPH.

TNW TW DC(Uitgangspunt=21 dagen)

Begeleid Wonen

Beschermd Wonen

doelgroep 1(enkel) motorisch en/of zintuiglijk

2.0228€ / dag

doelgroep 2licht of matig mentaal

1.3148€ / dag

doelgroep 3zwaar mentaal

0€ / dag

doelgroep 1(enkel) motorisch en/of zintuiglijk

2.0228€ / dag

doelgroep 2licht of matig mentaal

1.3148€ / dag

doelgroep 3zwaar mentaal

0€ / dag

0€ 0€ 0€

Socio-culturele toelage

Doelgroep 1(enkel) motorische en/of zintuiglijk en/of

licht mentaal299.06€ / maand of

1/3 AI,VI arbeidsgebonden

doelgroep 2matig of zwaar mentaal

159.50€

299.06€ / maand of1/3 AI,VI arbeidsgebonden

299.06€ / maand of1/3 AI,VI arbeidsgebonden

Niet van toepassing

Niet van toepassing

GewaarborgdPersoonlijk

Inkomen

0€ 0€ Met vervoer

2.48€ / halve dag

voor deeltijders

Zonder vervoer

0€

0€ 0€ Vervoerssupplement

9.87€ / kampdagmax=30 kampdagen

9.87€ / kampdagmax=30 kampdagen

0€ 0€ 0€ kampsupplement

90€** 90€** 90€ 90€ Vlaamse Zorgverzekering°°

AI=Arbeidsinkomen; VI arbeidsgebonden= Vervangingsinkomen dat arbeidsgebonden is°° voorwaarde= vastgestelde ‘zware zorgbehoevendheid’ **enkel bij 21 dagen ononderbroken afwezigheid in de voorziening

22/41

Page 23: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Bijlage 3 : Opdrachtomschrijving VAPH.

Deelopdracht 1: Uitwerken van organisatiegebonden personeelsnormen.

De werkgroep ‘personeelsomkadering’ werkte in de loop van 2005-2006 theoretische ‘normverhoudingen’ uit voor de onderscheiden ontwikkelde zorgmodules inzake zorggradatie. Van zodra de inschalingresultaten van de cliënten volledig en betrouwbaar geacht worden en geconsolideerd zijn, kan de Studiecel simulaties uitvoeren op basis van deze ‘normverhoudingen’.

Vooraleer dit werk kan aangevat worden moet echter nog bepaald worden op welke wijze het zogeheten ‘organisatiegebonden personeel’ zal toegekend worden. Onder ‘organisatiegebonden personeel’ begrijpen wij: directie en management, administratief personeel en logistiek personeel. We gaan ervan uit dat het toekennen van personeel voor deze functies niet onmiddellijk verband houdt met de zwaarte of de aard van de zorgvragen, maar eerder met organisatiegebonden kenmerken.De opdracht die nu voorligt, bestaat er dus in om een voorstel uit te werken voor de verdeling of toekenning van organisatiegebonden personeel.

Het VAPH zal maximaal twee experten aanduiden die in gezamenlijk onderling overleg ter zake een sneuvelvoorstel moeten uitwerken dat ter toetsing aan een breder forum (de oorspronkelijke expertengroep inzake omkadering en/of de begeleidende stuurgroep) zal worden voorgelegd.

Dit voorstel moet geënt zijn op de huidige realiteit en mag dus geen pure theoretische constructie zijn van wat ‘de’ expert denkt dat noodzakelijk is om een voorziening te runnen.Dit wil zeggen dat er rekening moet worden gehouden met de realiteit zoals ze zich nu aandient en dat het voorstel onderschreven moet kunnen worden door zowel de huidige aanbieders als de overheid. Dit impliceert dus dat er moet vertrokken worden vanuit een herschikking van de bestaande middelen en niet zozeer vanuit de behoeften, zelfs al lijken die zeer reëel.

Op basis van dit voorstel betreffende het organisatiegebonden personeel dat vereist is, zal dan een voorafname gesimuleerd worden van het totale personeelskader dat nu voorzien is voor de zorgvoorzieningen. De experten moeten zich dus realiseren dat alle personeel dat voor de organisatiegebonden omkadering wordt voorzien, niet meer zal kunnen ingezet worden voor de modulespecifieke omkadering. Het wordt dus een wikken en wegen bij het stellen van prioriteiten. Daarom mag het voorstel niet beperkt blijven tot een cijfermatige omkadering, doch moet het ook inhoudelijke argumenten bevatten over de keuzes die gemaakt worden.

De Studiecel zal de aangeduide experten materiaal aanleveren om de voorstellen te kunnen afwegen en bijsturen.

Deelopdracht 2: Uitwerken van een model ten uitsplitsing van de organisatiegebonden werkingskosten en de verblijfsgebonden kosten per zorgmodule.

Deze onderzoeksopdracht moet resulteren in bruikbare verdeelsleutels voor de werkings- en verblijfskosten per aangeboden ondersteuningsmodule. De Studiecel van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH, Vlaams Fonds) voerde een bevraging uit van de boekhoudkundige gegevens over de globale kostenposten bij de erkende voorzieningen uit de sector Zorg. Momenteel verwerkt de Studiecel deze gegevens in termen van het onderscheiden van organisatiegebonden kosten en verblijfsgebonden kosten per huidige erkende zorgvorm.Deze analyse van de huidige prijszetting per erkende zorgvorm moet ons toelaten een juister beeld te vormen van de variatie aan kostenstructuren die nu toegepast wordt. Als hypothese geldt dat voornamelijk bepaalde beleidskeuzes en bepaalde historische ontwikkelingen bepalend geweest zijn voor de huidige prijszetting per zorgvorm.

Op basis van dit intern studiewerk verwachten wij niet een model te kunnen ontwikkelen dat ons als Vlaamse openbare instelling toelaat om de exploitatiekosten te kunnen vastleggen voor de nieuw ontwikkelde zorgmodules in het kader van de studie inzake zorggradatie.Nochtans is het noodzakelijk om over een blauwdruk te beschikken waarmee de werkingskosten per zorgmodule kunnen berekend worden en waarmee de leef- en verblijfskosten van gebruikers in

23/41

Page 24: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

verschillende situaties kunnen ingeschat worden, dit uiteraard rekening houdend met het globale ter beschikking staande budget voor subsidiëring van de werking van voorzieningen.

Uiteindelijk moet de voorliggende onderzoeksopdracht resulteren in bruikbare verdeelsleutels voor de werkings- en verblijfskosten per aangeboden ondersteuningsmodule. En dit, best opgesplitst volgens duidelijk onderscheiden onkostenposten, zoals huisvesting, voeding, kleding, administratieve kosten en dergelijke meer.Dit is noodzakelijk opdat de voorzieningen zouden weten waar ze staan bij het organiseren van onderscheiden zorg- en ondersteuningsvormen eenmaal dit systeem in voege treedt.

Hiernaast moet ook uitgeklaard worden of - elke erkende zorgvoorziening best een bepaalde basissubsidie ontvangt om als organisatie

ondersteuningsmodules te kunnen aanbieden, aangevuld met bepaalde forfaits per aangeboden ondersteuningsmodule, dan wel of

- alle kosten best verrekend worden per moduleIndien gekozen wordt voor een kostenstructuur met basissubsidiëring, dan moet nagegaan worden of die dan ook al dan niet afhankelijk moet worden gemaakt van de specifieke ondersteuningsmodule(s) die men aanbiedt.Pas in een latere onderzoeksfase moet uitgeklaard worden wie wat betaalt van deze kosten en hoe de subsidiekanalen ter zake best verlopen.

LET WEL:

De basis voor het door u uit te werken voorstel vormt het huidige beschikbare macrobudget (met inbegrip van zowel wat de cliënt nu betaalt als eigen bijdrage als van de gesubsidieerde werkingsmiddelen, inclusief VIPA-middelen). Het is dus geenszins de bedoeling om een puur theoretisch model uit te werken dat niet beantwoordt aan de budgettaire mogelijkheden.In die zin is het ook wenselijk dat voor een aantal aspecten een simulatie gemaakt wordt voor bepaalde entiteiten binnen de eigen voorziening.

Het VAPH verwacht in elk geval een goed doordacht en geargumenteerd voorstel, dat acceptabel is voor de verschillende partners (cliënt, aanbieder, subsidiërende overheid).

24/41

Page 25: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Bijlage 4 : 3 systemen voor verdeling van organisatiegebonden personeel.

Aangezien het nog niet duidelijk is voor welk financieringssysteem in de toekomst zal gekozen worden (bv. gesloten geldenveloppe of een kostendekkende financiering) hebben we 3 systemen uitgewerkt in functie van verdeling van het organisatiegebonden personeel. Deze kunnen we schematisch als volgt voorstellen.

Verrekening van de anciënniteit in de financiering

Verdeling van het totale pakket organisatiegebonden personeel op basis van…..

Wijze van financiering van het cliëntgebonden personeel.

Resultaat.

1. Op basis van de gemiddelde anciënniteit per sector.Optie : correctie hiervoor indien gemiddelde anciënniteit van een individuele organisatie hiervan sterk afwijkt (zowel positief als negatief).

Verdeling van het totale pakket organisatiegebonden personeelskosten volledig op basis van het aantal cliëntgebonden personeelsleden dat een organisatie krijgt op basis van de zorgzwaarte van de cliënten.

Cliëntgebonden personeel wordt niet uitgedrukt in voltijds equivalenten maar in een geldenveloppe.

Een geldenveloppe bepaald door :een percentage van de cliëntgebonden personeelskosten.

2. Op basis van de gemiddelde anciënniteit per sector.Optie : correctie hiervoor indien gemiddelde anciënniteit van een individuele organisatie hiervan sterk afwijkt (zowel positief als negatief).

Een gedeelte van het totale pakket organisatiegebonden personeelkosten (80 %) op basis van het aantal cliëntgebonden personeelsleden.Een gedeelte (20 %) van het totale pakket organisatiegebonden personeelskosten op basis van het aantal cliënten dagbesteding en aantal cliënten wonen.

Het cliëntgebonden personeel wordt uitgedrukt in personeelsequivalenten.

Een geldenveloppe bepaald door :Een vast bedrag x aantal cliëntgebonden personeel.Een vast bedrag x aantal cliënten.

3. Op basis van de anciënniteit van het organisatiegebonden personeel van de individuele organisatie.

Een gedeelte van het totale pakket organisatiegebonden personeelseenheden (80%) op basis van het aantal cliëntgebonden personeelsleden.Een gedeelte van het totale pakket organisatiegebonden personeelseenheden (20 %) op basis van het aantal cliënten dagbesteding en aantal cliënten wonen.

Het cliëntgebonden personeel wordt uitgedrukt in personeelsequivalenten of ook via een puntensysteem.

Een puntenenveloppe bepaald door :Een vast aantal punten x aantal cliëntgebonden personeel.Een vast aantal punten x aantal cliënten.

25/41

Page 26: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Bijlage 5 : Gedetailleerde analyse van de kostendrijvers van de organisatiegebonden elementen.

ORGANISATIEGEBONDEN PAKKET

RamingProcentage

t.o.v.totale kostprijs.

Proportionele verhouding kostendrijvers.Aantal

gebruikersAantal

personeel (10)

Zorg-zwaarte

1. Organisatiegebonden 15% Directie en management (1) X Administratief personeel (2)

- Facturatie- Personeelsdienst- Secretariaat

XXX

X

Boekhouding (3) X X X Logistiek personeel (4) X Deel compensatie VAP (5) X Invulling managementmiddelen

(6)X

Andere personeelskosten buiten brutolonen (3,2 en 3,9). (7)

X

2. Organisatiegebonden werkingskosten.

3%

Personeelsaccommodatie, werkingsmiddelen, bijscholing en vorming. (8)

X

3. Collectief cliëntgebonden werkingskosten. (9)

2%

Therapieruimten. X Lokalen bezigheidsactiviteiten. X Gemeenschappelijke leefruimten X

VERDUIDELIJKINGEN BIJ SCHEMA GEDETAILLEERDE ANLAYSE VAN HET ORGANISATIEGEBONDEN PAKKET.

(1) Management en directie: hoofdopdracht is de vooropgestelde doelen bereiken door het sturen (coördineren en motiveren) van personeel en middelen. Het personeel en de complexiteit van de zorg bepaalt het niveau en aantal van het noodzakelijk hoger kader.

(2) Het administratief personeel: Zij dienen te zorgen voor de personeelsadministratie, het secretariaat(telefonie, verslagen, archiveren, post, copies enz) en de facturatie en de vorderingsstaten. Het volume werk van de personeelsadministratie en het secretariaat worden sterk bepaald door het aantal personeelsleden. Het werkpakket van de facturatie en de vorderingstaten wordt bepaald door het aantal zorggebruikers en de complexiteit van de zorg (zware zorgbehoefte).

(3) De werkzaamheden van de dienst boekhouding en aankopen evolueren door de grootte van de omzet en complexiteit van de organisatie(verschillende zorgvormen) en de zorgzwaarte (zorgbehoefte) die men verleent. Daar in de gehandicaptenzorg 80 % van de omzet bepaald, wordt ook deze dienstverlening bepaald door het aantal personeelsleden en de zorgbehoefte. Vooral bij lage zelfredzaamheid en gedragsproblemen zijn er meer verrichtingen omwille aankopen en verrekeningen voor therapieactiviteiten, orthopedisch materiaal, speciale hulpmiddelen, herstellingen en investeringen (hooglaag baden, til-hulpmiddelen enz).

(4) Logistiek personeel: Het betreft hier het personeel noodzakelijk voor de schoonmaak en de herstelling van personeelsaccommodaties als burelen, vergaderruimten en personeelcafetaria. Deze kosten evolueren dus rechtstreeks mee met het aantal personeelsleden.

(5) Personeel aangeworven ter vervanging van de VAP uren.

(6) Invulling managementmiddelen: Personeel aangeworven ter ondersteuning van de directie en het hoger kader.

26/41

Page 27: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

(7) Andere personeelskosten buiten de brutokosten: Het betreft hier de kosten begrepen in de toeslag 3,2 en 3,9 voor alle personeelsleden cliëntgebonden en organisatiegebonden zoals sociaal secretariaat of loonberekening, arbeidsongevallenverzekering, arbeidsgeneeskundig, beroepskledij, psychosociale preventieadviseur, sociaal abonnement, kampvergoeding, syndicale premie, selectiekosten enz….

(8) Personeelsaccommodatie, werkingsmiddelen, bijscholing, vorming en dienstverplaatsingen : Het betreft hier de werkruimten en de nodige hulpmidden om het personeel zijn werk te laten doen: te vergaderen, verslagen te maken, te communiceren intern en extern, zich bij te scholen en te verplaatsen enz… De kosten voor burelen en bureelmaterialen, vergaderruimten, opleidingsruimten, personeelscafetaria, computer en communicatiemiddelen, software, bibliotheek, en externe vorming en dienstverplaatsingen.

(9) Collectief cliëntgebonden werkingskosten : De behoefte aan therapieruimten, ruimten voor bezigheden en gemeenschappelijke ruimten worden sterk beïnvloed door de zorgzwaarte. Hoe zwaarder de zorgbehoefte hoe meer nood aan specifiek, speciaal uitgeruste infrastructuur als aangepaste ateliers, sensopathische ruimten zoals snoezelruimten, trilvloeren en stoelen en therapieruimten met baden, staplanken en oefenmateriaal. Personen met meer mogelijkheden hebben minder nood aan gemeenschappelijke zitruimen en tv hoekjes daar zij opteren voor studio’s of een appartement met meer privacy. In het streven naar normalisatie zullen ze hun zinvolle bezigheid zoeken buiten de woning bij voorkeur in normale arbeidsituaties(arbeidszorg).

(10) Personeel: We bedoelen hier het cliëntgebonden personeel dat in een toewijzing volgens zorggradatie al een resultaat is van het aantal gebruikers en de zorgzwaarte .Deze kosten drijver is dus tevens een goede parameter voor het aantal zorggebruikers en hun zorgbehoefte. Hoe meer gebruikers hoe meer personeel, hoe zwaarder de zorgbehoefte hoe groter het personeelskader.

27/41

Page 28: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Bijlage 6 : Overzicht van de gesubsidieerde personeelskosten dagprijs 2004 en 2003.

Functiegroep. Max. kader Historisch kader

Subsidieer-baar kader

Verhou-ding histor. vs max.kader

Subsidieerbaar bedrag.

DAGCENTRUM (301)

Directiefuncties 117,50 103,33 101,29 0,88 6.435.532,37Tussenkader. 57,27 41,04 39,20 0,72 2.119.343,22Administratieve functies. 143,00 92,13 89,45 0,64 3.671.814,05Logistiek personeel. 391,81 275,99 278,19 0,70 9.515.539,39Cliëntgebonden personeel 890,90 753,45 755,13 0,85 31.502.040,06Totaal personeelskader 1.600,48 1.265,94 1.263,26 0,79 53.244.269,09

Totaal organisatiegebonden personeel.

317,78 236,50 229,94 0,75 12.226.689,64

Verhouding t.o.v. totaal. 19,86 % 18,68 % 18,20 % Nvt 22,96 %TEHUIS WERKENDEN (501)

Directiefuncties 56,00 (*) 36,52 36,27 2.363.344,71Tussenkader. 0,00 0,00 0,00 -- 0,00Administratieve functies. 98,00 70,58 68,13 0,72 2.837.849,75Logistiek personeel. 164,82 130,91 130,95 0,79 4.592.720,22Cliëntgebonden personeel 443,05 378,87 364,01 0,86 16.070.506,40Totaal personeelskader 761,87 616,88 599,36 0,81 25.864.421,08

Totaal organisatiegebonden personeel.

154,00 107,10 104,4 0,69 5.201.194,46

Verhouding t.o.v. totaal. 20,21 % 17,36 % 17,42 % nvt 20,11 %TEHUIS NIET-WERKENDEN – bezigheid (601).

Directiefuncties 160,50 139,90 139,39 0,87 8.921.562,64Tussenkader. 215,80 175,01 171,62 0,81 9.584.220,63Administratieve functies. 384,00 259,65 259,51 0,68 10.812.308,04Logistiek personeel. 979,18 798,50 834,18 0,82 29.407.075,41Cliëntgebonden personeel 4.882,07 4.284,24 4.326,31 0,88 188.933.137,92Totaal personeelskader 6.621,55 5.657,30 5.731,01 0,85 247.658.304,64

Totaal organisatiegebonden personeel.

760,30 574,56 570,52 0,76 29.318.091,31

Verhouding t.o.v. totaal. 11,48 % 10,16 % 9,95 % 11,84 %TEHUIS NIET-WERKENDEN – nursing (901)

Directiefuncties 38,50 33,85 33,81 0,88 2.224.218,73Tussenkader. 64,50 60,81 58,79 0,94 3.279.805,78Administratieve functies. 96,00 69,21 66,72 0,72 2.861.796,88Logistiek personeel. 310,99 276,52 281,14 0,89 10.017.449,00Cliëntgebonden personeel 1.710,98 1.571,37 1.586,58 0,92 69.171.576,38Totaal personeelskader 2.220,97 2.011,76 2027,05 0,91 87.554.846,76

Totaal organisatiegebonden personeel.

199,000, 163,87 159,32 0,82 8.365.821,39

Verhouding t.o.v. totaal. 8,96 % 8,14 % 7,86 % nvt 9,55 %

28/41

Page 29: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

TOTAAL

Directiefuncties 372,50 313,60 310,76 0,84 19.944.658,45Tussenkader. 337,57 276,86 269,61 0,79 14.983.369,63Administratieve functies. 721,00 491,57 483,81 0,68 20.183.768,72Logistiek personeel. 1.846,80 1.481,92 1.524,46 0,80 53.532.784,02Cliëntgebonden personeel 7.927,00 6.987,93 7.032,03 0,88 305.677.260,75Totaal personeelskader 11.204,87 9.551,88 9.620,67 0,85 414.321.841,57Totaal organisatiegebonden personeel.

1.431,07 1.082,03 1064,18 0,76 55.111.796,80

Verhouding t.o.v. totaal. 12,78 % 11,33 % 11,06 % nvt 13,30 %

(*) In de dagprijsgegevens stond geen maximaal kader vermeld voor directiefuncties in tehuis werkenden. Op basis van het aantal erkenningen kunnen dit schatten op 56. Vanuit de PPR weten er ook dat er 1,00 Fteq directiemedewerker of onderdirecteur is. We hebben dit dus vastgelegd op 56,00 Fteq.

Raming organisatiegebonden personeelskosten begeleid wonen en beschermd wonen.

Voor de zorgvormen beschermd wonen en begeleid wonen beschikten we over de totale personeelskost die in 2005 voor deze zorgvormen werd gesubsidieerd, maar niet opgesplitst per functiegroep. Omwille hiervan hebben we een raming dienen te maken van de organisatiegebonden personeelskosten. Hierbij werd zowel rekening gehouden met verhouding in voltijds equivalenten alsook met de baremieke verhoudingen tussen de functiegroepen.

Begeleid wonen : Totale gesubsidieerde personeelskost in 2005 : 14.217.794,66 euro. Verhouding organisatiegebonden personeel t.o.v. totale personeelsgroep : 12,49 %. Raming organisatiegebonden personeelskosten : 1.775.802,55 euro.

Beschermd wonen : Totaal gesubsidieerde personeelskost in 2005 : 9.172.392,83 euro. Verhouding organisatiegebonden personeel t.o.v. totale personeelsgroep : 9,19 %. Raming organisatiegebonden personeelskosten : 842.942,90 euro.

Aandeel logistiek personeel in het pakket organisatiegebonden personeel.

De verdeling van het logistiek personeel over het cliëntgebonden personeel enerzijds en het organisatiegebonden personeel, wordt besproken in deel I. van het aanvullend rapport “Herverdeling van het organisatiegebonden personeel”.

Het totale gesubsidieerde bedrag voor logistiek personeel bedraagt 53.532.784,02 euro. Dit is de loonkost voor 1.524,46 Fteq. gesubsidieerd logistiek personeel. Een verdere onderverdeling tussen klasse 1 t.e.m. 4 voor logistiek personeel is niet ter beschikking. Het logistiek personeel klasse 1 nemen we volledig mee met het organisatiegebonden personeel. We ramen deze personeelskost op 3,21 % van de totale personeelskost voor logistiek personeel of m.a.w. 1.718.402,37 euro. 95,72 Fteq. logistiek personeel klasse 2, 3 en 4 nemen we tevens mee in het pakket organisatiegebonden personeel. We ramen de deze personeelskost op 5,91 % van de totale personeelskost voor logistiek personeel of m.a.w. 3.163.787,02 euro.

Het totale pakket gesubsidieerde personeelskosten bedraagt : organisatiegebonden personeelskosten bedraagt zodoende : 59.448.944,62 euro + toevoeging logistiek personeel in functie van organisatiegebonden personeelsleden : 3.163.787,02 euro.

29/41

Page 30: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Bijlage 7 : basiselementen in functie van berekening van de geldenveloppe voor organisatiegebonden personeel.

Totale budget voor organisatiegebonden personeel : 59.448.944,62Budget in functie van toevoeging logistiek klasse 2,3 en 4 : 3.163.787,02

20 % van het totale budget organisatiegebonden personeel : 11.889.788,92Aantal ingeschaalde cliënten voor dagbesteding : 13.893 cliëntenAantal ingeschaalde cliënten voor wonen : 12.660 cliëntenTotaal cliënten dagbesteding + cliënten wonen : 26.533 cliëntenBedrag per cliënt dagbesteding – wonen : 447,78 euro

80 % van het totaal budget organisatiegebonden personeel : 47.559.155,70Aantal voltijds equivalenten cliëntgebonden personeel : 8.852,15 Fteq.Bedrag per 1 voltijdse cliëntgebonden : 5.372,61 euro

Verhouding toevoeging logistiek tov. organisatiegebonden personeel : 0,0532Coëfficiënt in functie van toevoeging logisitek personeel : 1,0532

30/41

Page 31: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Bijlage 8 : Bespreking van de boekhoudkundige analyse.

Rubrieken 1. Tehuis niet werkenden

2. Tehuis werkenden 3. Dagcentrum 4. Beschermd Wonen 5. Begeleid Wonen

verdeelsleutels (geaggr) verdeelsleutels verdeelsleutels verdeelsleutels verdeelsleutelsorganisatie verblijf organisatie verblijf organisatie verblijf organisatie begeleiding organisatie begeleiding

Verbruiksgoederen 60 11,68% 88,27% 7,85% 91,76% 27,63% 72,35% 0,84% 99,12% 10,62% 96,47%Aankopen voeding 600 12,40% 87,60% 9,46% 90,54% 25,04% 74,96% 0,43% 99,57% 17,47% 82,53%

Aankopen textiel 601 11,11% 88,89% 4,68% 95,32% 22,14% 77,86% 0,00% 100,00% 50,00% 50,00%Aankopen farmac. Prod 602 3,23% 96,77% 0,31% 99,69% 2,27% 97,73% 0,00% 100,00% 25,64% 74,36%

Educ.activiteiten 603 3,09% 96,91% 1,19% 98,81% 5,86% 94,14% 0,00% 100,00% 1,19% 98,81%Aank. Toilet- en Verz.ben. 604 5,95% 94,05% 0,00% 100,00% 1,64% 98,36% 0,00% 100,00% 32,12% 67,88%

Aankopen disposables 605 10,93% 89,07% 4,71% 95,29% 7,44% 92,56% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%Para-medische kosten 606 4,81% 95,19% 0,00% 100,00% 9,89% 90,11% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%

Aankopen andere verbruiksg.

607 93,86% 6,14% 98,37% 1,63% 96,54% 3,46% 100,00% 0,00% 100,00% 0,00%

Voorraadwijzigingen 609 91,81% 8,19% 0,00% 0,00% 0,01% 99,99% 100,00% 0,00% 0,00% 0,00%Diensten en diverse

goederen61 48,19% 51,94% 46,02% 53,58% 52,04% 47,83% 78,94% 22,57% 58,86% 41,14%

Huurlasten 610 40,49% 59,51% 35,79% 64,21% 35,54% 64,46% 78,72% 21,28% 39,34% 60,66%Onderhoud en herstellingen 611 31,29% 68,71% 23,84% 76,16% 38,88% 61,12% 96,06% 3,94% 97,33% 2,67%

Energie, brandstof, water 612 31,35% 68,65% 16,32% 83,68% 39,57% 60,43% 74,31% 25,69% 72,27% 27,73%Kantoorkosten 613 95,77% 4,23% 98,30% 1,70% 98,42% 1,58% 95,53% 4,47% 95,31% 4,69%Verzekeringen 614 32,23% 67,77% 22,70% 77,30% 39,27% 60,73% 96,34% 3,66% 88,78% 11,22%Verplaatsingen 615 32,92% 67,08% 57,80% 42,20% 27,41% 72,59% 21,48% 78,52% 11,83% 88,17%

Notoriteitsuitgaven 616 96,53% 3,47% 100,00% 0,00% 98,64% 1,36% 98,92% 1,08% 99,83% 0,17%Externe medische

verzorging617 1,01% 98,99% 0,00% 100,00% 0,00% 100,00% 0,00% 100,00% 0,00% 100,00%

Anderen diensten en goederen

618 98,16% 1,84% 97,32% 2,68% 100,00% 0,00% 100,00% 0,00% 91,37% 8,63%

Voorraadwijziging 619 100,00% 0,00% 0,00% 0,00% 100,00% 0,00% 100,00% 0,00% 100,00% 0,00%Afschrijvingen,

waardevermind, voorz63 41,95% 58,05% 27,98% 72,02% 39,65% 60,35% 92,58% 7,42% 97,38% 2,62%

Andere werkingskosten 64 92,88% 7,12% 96,49% 3,51% 95,36% 4,64% 98,45% 1,55% 84,13% 15,87%Fin kosten 65 99,19% 0,81% 100,00% 0,00% 91,76% 8,24% 100,00% 0,00% 100,00% 0,00%

Rubrieken 1. Tehuis niet-werkenden

2. Tehuis werkenden. 3. Dagcentrum 4. Beschermd wonen 5. begeleid wonen

31/41

Page 32: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde gemiddelde gemiddeldeOrganisatie Verblijf Organisatie Verblijf Organisatie Verblijf Organisatie Verblijf Organisatie Verblijf

Verbruiksgoederen 60 0,99 7,52 0,58 6,76 1,14 2,98 0,014 1,736 0,01 0,06Aankopen voeding 600 0,57 4,04 0,45 4,34 0,66 1,97 0,004 1,047 0,01 0,04

Aankopen textiel 601 0,08 0,64 0,05 0,93 0,02 0,05 0,000 0,223 0,00 0,00Aankopen farmac. Prod 602 0,02 0,55 0,00 0,23 0,00 0,08 0,000 0,097 0,00 0,00

Educ.activiteiten 603 0,06 1,81 0,02 1,38 0,05 0,73 0,000 0,824 0,00 0,04Aank. Toilet- en Verz.ben. 604 0,01 0,24 0,00 0,12 0,00 0,07 0,000 0,063 0,00 0,00

Aankopen disposables 605 0,05 0,36 0,01 0,11 0,01 0,08Para-medische kosten 606 0,01 0,22 0,00 0,00 0,01 0,07

Aankopen andere verbruiksg.

607 0,67 0,04 0,40 0,01 1,13 0,03 0,060 0,000 0,01 0,00

Voorraadwijzigingen 609 -0,01 0,00 0,00 0,12 0,035 0,000Diensten en diverse

goederen61 4,29 4,62 3,27 3,81 5,35 4,92 4,456 1,724 1,26 0,94

Huurlasten 610 0,53 0,76 0,61 1,10 0,48 0,87 2,223 0,815 0,23 0,36Onderhoud en herstellingen 611 0,56 1,22 0,31 0,99 0,63 0,99 0,410 0,023 0,11 0,00

Energie, brandstof, water 612 0,77 1,70 0,36 1,82 0,52 0,79 1,288 0,564 0,16 0,06Kantoorkosten 613 0,81 0,04 0,94 0,02 1,31 0,02 0,579 0,039 0,41 0,02Verzekeringen 614 0,14 0,29 0,07 0,24 0,21 0,32 0,174 0,005 0,10 0,01Verplaatsingen 615 0,13 0,27 0,10 0,08 0,81 2,15 0,075 0,261 0,06 0,47

Notoriteitsuitgaven 616 0,34 0,01 0,20 0,00 0,35 0,00 0,114 0,001 0,08 0,00Externe medische

verzorging617 0,01 0,70 0,00 0,16 0,00 0,14 0,000 0,226 0,00 0,01

Anderen diensten en goederen

618 1,42 0,03 1,00 0,03 1,58 0,00 0,326 0,000 0,18 0,02

Voorraadwijziging 619 -0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 -0,04 0,00Afschrijvingen,

waardevermind, voorz63 2,35 3,41 1,36 3,51 1,30 1,91 1,439 0,115 0,10 0,00

Andere werkingskosten 64 1,07 0,08 0,52 0,02 1,31 0,06 0,879 0,014 0,18 0,02Fin kosten 65 0,44 0,00 0,14 0,00 0,82 0,07 1,185 0,000 0,03 0,00

Bespreking :

32/41

Page 33: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Op basis van de resultaten van de boekhoudkundige bevraging met betrekking tot de kosten in voorzieningen, van de door hen geraamde verhouding met betrekking tot organisatiegebonden en verblijfsgebonden financiering, menen we dat :

Verbruiksgoederen

Op basis van de kostenanalyse op uitzondering van “andere verbruiksgoederen” worden alle verbruiksgoederen quasi volledig als verbruikskost aangeduid. Op basis hiervan menen we dat een analoge financiering zoals in beschermd wonen en geïntegreerd wonen evident is.Het aandeel organisatiegebonden kosten in de verbruiksgoederen is verwaarloosbaar klein.

Aankopen voeding De kosten in de ambulante diensten – begeleid en beschermd wonen – geven duidelijk aan dat deze voorzieningen geen tot een verwaarloosbare opdracht hebben in de besteding van hun middelen aan voeding in tegenstelling tot de dagprijsvoorzieningen die in gevolge hun reglementaire bepalingen uiteraard wel een belangrijke bestedingskost hebben die voor 87 % toewijsbaar is als een verblijfsgebonden kost en m.a.w. als prestatiegebonden mag worden beschouwd.

Aankopen textiel Deze kosten komen in het totaal niet in de opdracht van de diensten begeleid wonen voor. In de diensten beschermd wonen wordt deze kost integraal toegewezen als verblijfsgebonden. In de dagprijsvoorzieningen is deze kost in de dagcentra zeer klein en voornamelijk toewijsbaar als een verblijfsgebonden kost. In de residentiële voorzieningen is deze kost nadrukkelijk aanwezig maar opnieuw voor 90 tot 95 % toewijsbaar als verblijfsgebonden.

Aankoop farmaceutische producten.

Farmaceutische producten komen wezenlijk uitsluitend voor in de kosten van de residentiële voorzieningen. Deze kost mag maximaal als verblijfsgebonden worden beschouwd.

Educatieve activiteiten.

Is overduidelijk en uitsluitend een verblijfsgebonden kost.

Aankopen toilet en verzorgingsmateriaal.

Is overwegend (tot 90 %) een verblijfsgebonden kost.

Aankopen disposables.

Is een kost die hoofdzakelijk voorkomt in de residentiële voorzieningen en voor 90 % verblijfsgebonden wordt beschouwd.

Paramedische kosten Is een kost die hoofdzakelijk voorkomt in de residentiële voorzieningen en voor 90 % als verblijfsgebonden wordt beschouwd. Aankopen andere

verbruiksgoederen.In tegenstelling tot de andere verbruiksgoederen wordt deze kost als organisatiegebonden omschreven. Deze rubriek omvat zeer uiteenlopende artikelen.

Voorraadwijzigingen Geen opmerkingen.

Diensten en diverse goederen.

33/41

Page 34: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Huurlasten Deze rubriek duidt aan dat zowel de residentiële als ambulante – minder degressief dan men zou verwachten – dat alle erkenningvormen opdrachthouder zijn in het voorzien van huisvesting voor cliënten.40 % van deze kosten mag voor alle erkenningvormen geïndiceerd worden als organisatiegebonden.

Onderhoud en herstellingen

Het onderhoud en herstellingen zijn in de residentiële voorzieningen overwegend verblijfsgebonden. We nemen aan dat deze kost in de ambulante werkvormen ten laste valt van de eigenaar of verhuurder.

Energie, brandstof en water.

De organisatiegebonden energiekost vertoont gelijkenissen tussen de dagcentra en tehuis niet-werkenden. Het voorzien in dagbestedinglokalen is allicht een belangrijke verklaring. De hoge kost van beschermd wonen is echter verder te verklaren.

Kantoorkosten Ze worden voor 5 % gerelateerd aan de verblijfskosten. Ze zijn zoals mag worden verwacht bijna uitsluitend als organisatiegebonden kosten te begrijpen.

Verzekeringen De organisatiegebonden verzekeringskost duidt op geen belangrijk onderscheid tussen de residentiële en de ambulante voorzieningen. Dat de verblijfsgebonden kost uitsluitend residentieel wordt geboekt is in overeenstemming met hun opdracht.

Verplaatsingen In alle erkenningvormen is de verplaatsingskost een wezenlijke kost waarvan procentueel 70 tot 80 % als cliëntgebonden wordt toegewezen. We menen dat in de opdracht van de erkenningvorm rekening moet gehouden worden met de aard van de verplaatsing. In de ambulante diensten zal het eerder om dienstverplaatsingen gaan, terwijl in de residentiële en semi-residentiële om cliëntenvervoer.

Notoriteitsuitgaven Geen opmerkingen. Externe medische

verzorgingIs een zeer beperkte en exclusief verblijfsgebonden kost. Voorzieningen vervullen in deze haast geen opdracht.

Andere diensten en goederen.

Geen opmerkingen.

Voorraadwijziging Geen opmerkingen.

34/41

Page 35: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Bijlage 9 : Huishoudbudgetonderzoek 2004.

HUISHOUDBUDGETONDERZOEK 2004 Gemiddelde uitgaven in euro, per persoon en per jaar

Omschrijving goederen en

diensten Vlaams Gewest Op jaarbasis Per dag

TOTALE CONSUMPTIE 12.724,97 34,86

VOEDING, DRANKEN, TABAK 1.963,14 5,38 VOEDINGSPRODUCTEN 1.544,01 4,23 TABAKSWAREN 93,24 0,26 DRUGS 0,05 0,00

KLEDING, SCHOEISEL 644,01 1,76 KLEDING 522,89 1,43 SCHOEISEL (laarzen inbegrepen) 121,12 0,33

WOONADRES OF TWEEDE WONING 3.169,02 8,68 BRUTO HUUR 2.587,07 7,09 VERWARMING, VERLICHTING EN WATER 581,94 1,59

MEUBELEN, HUISHOUDTOESTELLEN 745,77 2,04 MEUBELEN EN VASTE TOEBEHOREN 243,54 0,67 HUISHOUDARTIKELEN IN TEXTIEL 59,44 0,16 GROTE HUISHOUDTOESTELLEN 133,71 0,37 VAATWERK, HUISHOUDELIJKE VOORWERPEN 36,50 0,10 GEREEDSCHAP VOOR DE WONING EN DE TUIN 60,89 0,17 ONDERHOUD VAN HET HUIS 211,69 0,58

GEZONDHEID 570,84 1,56 FARMACEUTISCHE PRODUCTEN 160,53 0,44 THERAPEUTISCHE APPARATEN 40,44 0,11 MEDISCHE EN PARAMEDISCHE SECTOR 302,68 0,83 ZIEKENHUIZEN EN SOORTGELIJKE 67,20 0,18

VERVOER EN COMMUNICATIE 2.091,55 5,73 AANKOOP VAN VOERTUIGEN 684,38 1,88 VERBRUIKSUITGAVEN VOOR VOERTUIGEN 983,84 2,70 VERVOERDIENSTEN 72,46 0,20 POST EN TELECOMMUNICATIE 350,87 0,96

CULTUUR, ONTSPANNING, ONDERWIJS 1.087,29 2,98 TOESTELLEN EN ACCESSOIRES 454,56 1,25 CULTURELE- EN SPORTDIENSTEN 364,36 1,00 BOEKEN, KRANTEN EN TIJDSCHRIFTEN, PAPIER 169,79 0,47

ONDERWIJS 98,58 0,27

ANDERE GOEDEREN EN DIENSTEN 2.453,35 6,72 LICHAAMSVERZORGING 259,64 0,71

35/41

Page 36: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

UITGAVEN IN DE HORECASECTOR 716,46 1,96 TOERISTISCHE REIZEN 413,46 1,13 FINANCIËLE DIENSTEN, VERZEKERINGEN 629,40 1,72 ANDERE DIENSTEN n.e.g. 249,72 0,68 NIET GEPRECISEERD VERBRUIK 129,41 0,35

ARMOEDE-RISICODREMPEL:

Voor Vlaamse éénpersoonshuishoudens liggen de mediaan en de gemiddelde op 13.685 en 15715.28 euro. Voor Vlaamse tweehuishoudens liggen de mediaan en de gemiddelde op 13.685 euro en 26.102 euroDe armoededrempel berekend voor het Vlaamse Gewest op de mediaan op 60% van 16396 euro op jaarbasis ( voor België 15540 euro ). De armoededrempel ligt op 9837 euro per jaar of 820 euro per maandIndividuen die minder inkomsten hebben dan deze bedragen worden als arm gedefinieerd, afhankelijk van de grootte van het gezin waartoe zij behoren.

Het vervangingsinkomen als enige basis om inkomen te definiëren betekent dat iedereen onder de armoedegrens zou functioneren. Het lijkt ons noodzakelijk uit te gaan van de verhoging van het inkomen met de integratietegemoetkoming. Op basis van deze toepassing situeren alleen nog de cliënten (paars ) zich in deze situatie. (voor cliënten die een belangrijke kost hebben op basis van individuele aanpassingen…zal een tussenkomst IMB noodzakelijk zijn).

De maximale tegemoetkomingen bedragen :

De inkomensvervangende tegemoetkoming:Categorie A: 5.158,47 EUR

Categorie B: 7.737,71 EURCategorie C: 10.316,94 EUR

De integratietegemoetkoming:Categorie I: 1000,06 EUR

Categorie II: 3.407,81 EURCategorie III: 5.445,26 EURCategorie IV: 7.933,06 EURCategorie V: 8.999,56 EUR

Categorie A : samenwonende t/m 3° graad bloed- of aanverwantCategorie B : alleenstaande of verblijf in voorziening of psychiatrieCategorie C : gehuwden of wettelijk samenwonenden of p.t.l.

36/41

Page 37: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Inkomen van pmh niet werkend met recht op TG FOD Sociale Zekerheid)

I.T. IKVCategorie A : Categorie B : Categorie C :

Per maand Per maand: 405,04 € Per maand: 607,56 € Per maand: 810,08 €Per jaar Per jaar: 4.860,49 € Per jaar: 7.290,74 € Per jaar: 9.720,98 €

IT+IKVCat. 1 : per maand 80,10 € 485,14 € 687,66 € 890,18 € per jaar 961,23 € 5.821,72 € 8.251,97 € 10.682,21 €

Cat. 2 : per maand 272,96 € 678,00 € 880,52 € 1.083,04 € Per jaar 3.275,50 € 8.135,99 € 10.566,24 € 12.996,48 €

Cat. 3 : per maand 436,15 € 841,19 € 1.043,71 € 1.246,23 € Per jaar 5.233,84 € 10.094,33 € 12.524,58 € 14.954,82 €

Cat. 4 : per maand 635,42 € 1.040,46 € 1.242,98 € 1.445,50 € Per jaar 7.625,05 € 12.485,54 € 14.915,79 € 17.346,03 €

Cat. 5 : per maand 720,85 € 1.125,89 € 1.328,41 € 1.530,93 € Per jaar 8.650,14 € 13.510,63 € 15.940,88 € 18.371,12 €

37/41

Page 38: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

38/41

Page 39: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

Bijlage 10 : conformiteitattest betreffende woningen en (studenten)kamers.

Bron : Provincie Limburg – Provinciaal Woonbeleid.

Het werken met een conformiteitattest lijkt ons een zeer goed instrument.Het betrekt de lokale overheden en responsabiliseert hen tevens in het voldoende voorzien van huisvestingsvormen en mogelijkheden.Samenwerking en coördinerende opdrachten betreffende huisvesting sluit zeer goed aan bij de geplande acties m.b.t. het lokaal sociaal beleid.

Conformiteitattest betreffende woningen en (studenten)kamers1. Conformiteitattest betreffende woningenIn haar decreet houdende de Vlaamse Wooncode, bepaalt de Vlaamse Overheid dat elke woning op de hiernavolgende punten moet voldoen aan de elementaire vereisten inzake veiligheid, gezondheid, woonkwaliteit en woningbezetting.

1.1. Minimumnormen

De oppervlakte van de woongedeelten.

De sanitaire voorzieningen, inzonderheid de aanwezigheid van een goed functionerend toilet in of aansluitend bij de woning en een wasgelegenheid met stromend water en aangesloten op een afvoerkanaal.

De verwarmingsmogelijkheden, inzonderheid de aanwezigheid van voldoende veilige verwarmingsmiddelen om de gedeelten met een woonfunctie tot een normale temperatuur te kunnen verwarmen of de mogelijkheid deze op een veilige manier aan te sluiten.

De verlichtings- en verluchtingsmogelijkheden, waarbij deze mogelijkheden worden vastgesteld in relatie tot de functie van het woonvertrek.

De aanwezigheid van voldoende en veilige elektrische installaties voor de verlichting van de woning en het veilig gebruik van elektrische apparaten.

De gasinstallaties, waarbij zowel de toestellen als de plaatsing en aansluiting ervan de nodige veiligheidsgaranties bieden.

De stabiliteit en de bouwfysica met betrekking tot de fundering, de daken, de buiten- en binnenmuren, de draagvloeren en het timmerwerk.

De toegankelijkheid.

De brandveiligheid.

De woningbezetting.

Woningen verhuren die niet voldoen aan de minimumnormen, is met een geldboete strafbaar. Bovendien zijn nog andere maatregelen mogelijk, o.a. opname in de heffingsinventaris, uitoefenen recht van voorkoop, sociaal beheersrecht,…

1.2. AanvraagDe verhuurder kan het conformiteitattest aanvragen bij het college van burgemeester en schepenen. Het college van burgemeester en schepenen moet binnen de 60 dagen beslissen na een voorafgaandelijke controle.De beoordeling van de conformiteit van de woning gebeurt aan de hand van een technisch verslag, waarbij de gebreken worden gequoteerd met 1,3,9 of 15 strafpunten, naargelang de omvang van de ernst van het gebrek. Vanaf een totaal van 15 strafpunten wordt de woning als niet conform beschouwd. Deze vaststellingen gebeuren ter plaatse door een onderzoeker, aangesteld door de gemeente.Het ontbreken van de reglementaire beslissing door het bevoegd college wordt gelijkgesteld met ”een impliciete inwilliging”.Voor het attest wordt een vergoeding gevraagd.

1.3. ToepasbaarheidDe regeling voor conformiteitattesten en de daaraan verbonden straffen (geldboetes), indien niet voldaan wordt aan de normen, worden gefaseerd ingevoerd.Gebouwen met woningen die in gebruik genomen zijn vóór 1919 worden het eerst gecontroleerd.Woongebouwen in gebruik genomen na 1918 en vóór 1946 moeten aan de veiligheids-, gezondheids-, woonkwaliteits- en bezettingsnormen voldoen vanaf 1 november 2002.Woongebouwen in gebruik genomen vanaf 1946 en vóór 1962 dienen aan de normen conform te zijn

39/41

Page 40: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

vanaf 1 november 2007.De gefaseerde invoering geldt echter niet voor de woningen die ongeschikt, onbewoonbaar of overbevolkt verklaard zijn.De eigenaar van ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde woningen moeten bovendien een heffing betalen.

1.4. GeldigheidDit attest is geldend voor een periode van 10 jaar.Het conformiteitattest kan ingetrokken worden door het college van burgemeester en schepenen of de bevoegde gewestelijke ambtenaar, wanneer wordt vastgesteld, dat de woning niet langer aan de minimumeisen voldoet.Het attest vervalt van rechtswege, als de woning ongeschikt, onbewoonbaar of overbewoond verklaard wordt, of wanneer ingrijpende verbouwingswerken worden uitgevoerd.De woning wordt niet meer als conform beschouwd, als een brandweerattest geweigerd wordt.

1.5. BeroepBij weigering van een conformiteitattest door het college van burgemeester en schepenen kan de verhuurder binnen de 60 dagen beroep aantekenen bij de bestendige deputatie, die eveneens een termijn van zestig dagen heeft om te beslissen.

2. Conformiteitattest betreffende kamers en studentenkamersEen kamer of studentenkamer die te huur wordt gesteld, moet volgens het Vlaams Decreet van 4 februari 1997 voldoen aan een elementair aantal kwaliteits- en veiligheidsnormen.

2.1. Minimum kwaliteits- en veiligheidsnormen van een kamer of studentenkamer.

De minimale hoogte tussen vloer en plafond moet 2,20 meter bedragen.

Er moet een venster zijn dat geopend kan worden en waardoor voldoende licht en lucht binnen kunnen.

Een lavabo met stromend water moet aanwezig zijn.

Een veilige elektriciteitsinstallatie alsmede voldoende en veilige verwarming moeten ingericht zijn; minstens 2 stopcontacten.

Het respect voor de individuele levenssfeer moet gewaarborgd zijn.

Per 6 bewoners moet er een WC zijn en per 10 bewoners is een douche noodzakelijk.

De vereisten inzake brandveiligheid, stabiliteit en bouwfysica moeten gerespecteerd worden.

Bij het ontbreken van een kookhoek, douche of bad, WC moet er een gemeenschappelijke ruimte hiervoor ingericht zijn.

De oppervlakte van de kamer wordt bepaald in functie van de bezettingsgraad.

Elke kamer moet voor één bewoner een oppervlakte van minstens 12 m2 hebben.De minimumoppervlakte van de kamer, uitgerust met een eigen kookruimte en een eigen douche, wordt met 3 m2 verhoogd.

Specifieke normen voor studentenkamers

Studentenkamers vormen een speciale categorie.Zij moeten eveneens voldoen aan bovengenoemde kwaliteits- en veiligheidsnormen.

Bijkomend gelden volgende normen : - Er moet berging zijn voor evenveel fietsen als er kamers zijn.- De kamers moeten minstens 12 m2 groot zijn. Voor studentenkamers die voor 1 september 1998 in gebruik genomen zijn én die voor 1 september 2001 bij de gemeente gesignaleerd zijn, is de minimumoppervlakte 8 m2. - Voor elke begonnen groep van 10 studenten moet er een bad of stortbad zijn.

2.2. AanvraagDe aanvraag van het conformiteitsattest dient gericht te worden aan het college van burgemeester en schepenen.Het bevoegd college verstrekt het attest na een voorafgaandelijk controle.De beoordeling van de conformiteit van de kamer gebeurt aan de hand van een technisch verslag, waarbij de gebreken worden gequoteerd met 1,3,9 of 15 strafpunten, naargelang de omvang van de ernst van het gebrek. Vanaf een totaal van 15 strafpunten wordt de kamer als niet conform beschouwd. Deze vaststellingen gebeuren ter plaatse door een onderzoeker, aangesteld door de gemeente.Hierop is er een uitzondering. Voor de kamers in gebruik  voor 1998-09-01 of gerealiseerd minder dan 15

40/41

Page 41: MODEL TOT UITSPLITSING VAN DE Web viewLangs overleg wordt afgesproken welke ondersteuning en welke dienstverlening bij het wonen ... het mogelijk maken dat iedereen kan ... mee met

jaar voor de aanvraag, is geen onderzoek vereist.Het uitblijven van een reglementaire beslissing binnen een termijn van 60 dagen wordt gelijkgesteld met ”een impliciete inwilliging”.Voor het attest wordt een vergoeding gevraagd die afhangt van het aantal kamers in het gebouw.

2.3. ToepasbaarheidDe conformiteitsattesten kunnen volgens voormelde procedure gevraagd worden voor kamerwoningen ouder dan 15 jaar of gerealiseerd na 1 september 1998. De kamerwoningen jonger dan 15 jaar of gerealiseerd voor 1 september 1998 kunnen een conformiteitattest bekomen zonder onderzoek mits

1. verklaren van conformiteit van hoogte en oppervlakte2. een volledig overzicht voor welke kamers de gemeenschappelijke ruimten dienstbaar zijn.

2.4. GeldigheidHet attest is geldend voor een periode van 10 jaar.Het conformiteitsattest kan ingetrokken worden door het college van burgemeester en schepenen of de bevoegde gewestelijke ambtenaar, wanneer wordt vastgesteld, dat de kamer, de studentenkamer en/of de panden waarin deze zijn ingericht niet langer aan de minimumeisen voldoen en/of verhuurd worden aan meer personen dan toegelaten is.Het attest vervalt van rechtswege, als de kamer, de studentenkamer en/of de panden waarin deze ingericht zijn, ongeschikt of onbewoonbaar verklaard worden, of wanneer ingrijpende verbouwingswerken worden uitgevoerd.De (studenten)kamerwoning wordt niet meer als conform beschouwd, als een brandweerattest geweigerd wordt.

2.5. BeroepBij weigering van een conformiteitattest kan de verhuurder binnen de 60 dagen beroep aantekenen bij de bestendige deputatie, die eveneens een termijn van zestig dagen heeft om te beslissen.

41/41