44
Afstudeeronderzoek Samira Bralten Student: Samira Bralten (S110801) School: Hogeschool Windesheim Zwolle Stamgroep: SW4SPM7D60 Opdrachtgever: Stichting MEE Samen & Het Lectoraat de gezonde samenleving te Windesheim Zwolle ‘’Hoe kan stichting MEE een bijdrage leveren aan gezondheidsbevordering bij gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een LVB, in samenwerking met ketenpartners?’’

MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

  • Upload
    others

  • View
    7

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

0

Afstudeeronderzoek Samira Bralten

Student: Samira Bralten (S110801) School: Hogeschool Windesheim Zwolle Stamgroep: SW4SPM7D60 Opdrachtgever: Stichting MEE Samen & Het Lectoraat de gezonde samenleving te Windesheim Zwolle

‘’Hoe kan stichting MEE een bijdrage leveren aan

gezondheidsbevordering bij gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een

LVB, in samenwerking met ketenpartners?’’

Page 2: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

1

Samenvatting Dit praktijkonderzoek is een onderzoek in samenwerking met stichting MEE samen (MEE) en het Lectoraat De Gezonde Samenleving van Hogeschool Windesheim Zwolle. MEE is één van de grootste aanbieders van onafhankelijke cliëntondersteuning in Nederland. De dienstverlening is onder te verdelen in: Cliëntondersteuning, Academie en Participatieprojecten. Een gezonde leefstijl is belangrijk voor een goede gezondheid en een goede kwaliteit van leven. Vele oorzaken van ongezond gedrag spelen een rol en die bevinden zich veelal in de omgeving. Ongezond gedrag komt het meeste voor bij ‘hoog-risicogroepen’. Gezinnen met ouders met een licht verstandelijke beperking zijn een belangrijke risicogroep die wat betreft bevorderen van een gezonde leefstijl nogal eens worden gemist door professionals uit de gezondheidszorg, doordat de professionals soms bijvoorbeeld niet ‘’achter de voordeur’’ komen. MEE vindt het belangrijk om gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een Licht Verstandelijke Beperking (LVB, één van de specificaties van MEE) blijvend te ondersteunen naar een gezonde leefstijl in samenwerking met ketenpartners. Zij ervaren daar een uitdaging waar ze op willen verbeteren. De samenwerking omtrent gezondheidsbevordering dient volgens MEE bevorderd te worden zodat ieders rol verduidelijkt wordt binnen de keten en de cliënten zorg op maat krijgen omtrent het thema gezondheid. De doelstelling in dit onderzoek is daarom om te onderzoeken hoe MEE in samenwerking met ketenpartners ervoor kan zorgen dat LVB-cliënten worden ondersteund in een gezonde leefstijl. In dit onderzoek wordt het begrip gezondheid gedefinieerd vanuit de visie van Machteld Huber omtrent ‘’Positieve Gezondheid’’. Dit onderzoek start met literatuurstudie. Daarnaast zijn er interviews afgenomen met consulenten van MEE en met ketenpartners, om te achterhalen hoe de ze handelen wanneer zij cliënten begeleiden waarbij er sprake is van een ongezonde leefstijl. In de interviews is onder andere gevraagd hoe de respondenten handelen wanneer zij gezinnen begeleiden waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een LVB in combinatie met een ongezonde leefstijl. Daarnaast is er ook gevraagd naar welke expertise de respondenten denken te kunnen bieden en hoe zij de ketensamenwerking momenteel ervaren. Uit de antwoorden van de interviews die zijn afgenomen met de respondenten zijn een aantal handvatten voor een passende beroepshouding opgesteld en komen tips voor een betere ketensamenwerking naar voren. Mensen met een LVB hebben onder andere een beperking in schoolse vaardigheden en executieve functies. De respondenten passen hun gesprekstechnieken, methodieken en activiteiten daar op aan. Duidelijk naar voren komt, dat de respondenten al wel bezig zijn met het thema gezondheid, maar dat het nog wel ontbreekt aan een goede ketensamenwerking. Er is volgens de respondenten verbetering nodig in de communicatie onderling, zodat ieders rol verduidelijkt wordt en de samenwerking versterkt kan worden. Bij de samenwerking ontbreekt het regelmatig aan regie en financiering. De financiering wordt geregeld vanuit verschillende geldstromen, en dat maakt de samenwerking soms extra complex.

Op basis van dit onderzoek wordt aanbevolen dat de consulenten van MEE en de ketenpartners gebruik kunnen maken van de cursus die Institute for positive health (IPH) biedt omtrent positieve gezondheid. Op deze manier kunnen de ketenpartners vanuit dezelfde werkwijze met eenzelfde visie te werk gaan. Ook zou MEE zichzelf kenbaar kunnen maken door bijvoorbeeld een stuk over de werkwijze van MEE op te nemen in een nieuwsbrief op school. Maar de laatste aanbeveling is misschien wel de belangrijkste: meer Multidisciplinaire overleggen (MDO’S) waarin casuïstiek wordt besproken en supervisiebijeenkomsten waarin de verschillende ketenpartners algemene punten kunnen bespreken waar ze tegenaan lopen binnen het werkveld. Tijdens supervisie kunnen de verschillende expertises van de ketenpartners worden besproken. Het is dan wel belangrijk om te kijken welke financieringsstromen er beschikbaar zijn om dit mogelijk te maken en wat het aanbod is van de gemeente omtrent gezondheidsbevordering.

Page 3: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

2

Inhoudsopgave Samenvatting .......................................................................................................................................... 1

1. Inleiding .............................................................................................................................................. 3

2. Context van het onderzoek ................................................................................................................ 7

3. Methode van onderzoek .................................................................................................................. 11

4. Resultaten ........................................................................................................................................ 13

5. Conclusie .......................................................................................................................................... 23

6. Discussie ........................................................................................................................................... 26

7. Literatuurlijst .................................................................................................................................... 28

8. Bijlagen ............................................................................................................................................. 30

Page 4: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

3

1. Inleiding

1.1 Probleemanalyse

Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde Samenleving te Hogeschool Windesheim en Stichting MEE Samen (MEE). Het lectoraat de Gezonde Samenleving levert een bijdrage aan een gezonde, sociale en fysieke leefomgeving, aan preventie en aan gezond gedrag (Hogeschool Windesheim, z.d.). MEE handelt vanuit de onderstaande visie: ‘’Ons ideaal is een inclusieve samenleving. Een samenleving waarin iedereen ertoe doet en die mensen insluit in plaats van uitsluit. Meedoen is namelijk een mensenrecht. Wij streven naar een samenleving waarin mensen met een beperking allereerst op hun mens-zijn worden gewaardeerd en niet op hun beperking. Waarin iedereen meetelt en waarin ieder individu een waardevol leven kan leiden’’ (MEE Samen, z.d.). De samenwerking omtrent gezondheidsbevordering dient volgens MEE bevorderd te worden zodat ieders rol verduidelijkt wordt binnen de keten en de cliënten zorg op maat krijgen omtrent het thema gezondheid. In ditzelfde gesprek met de adviseur inclusie van MEE kwam naar voren dat ze het idee heeft dat gezondheidsbevordering door ketenpartners soms uit het oog wordt verloren en dat er vaak meer aandacht uit gaat naar andere problematiek binnen het gezin, bijvoorbeeld naar financiële problematiek. Anderzijds benoemde ze dat ze het idee heeft dat er soms ook voornamelijk oog voor de gezondheidsbevordering is, maar niet voor de achterliggende problematiek. Aan de hand van deze bevindingen zouden MEE en het lectoraat graag zien hoe consulenten van MEE en de ketenpartners van MEE werken rondom het thema gezondheid en wat er voor nodig is om deze ketensamenwerking te verbeteren. Mensen met een Licht verstandelijke beperking (LVB) hebben een grotere kans op lichamelijke en psychosociale problemen. Helaas verlopen de informatieoverdracht en samenwerking tussen de verschillende betrokken organisaties, professionals en patiënten niet altijd goed. De zorg voor mensen met een LVB heeft hieronder te lijden (Zorginstituut Nederland, 2019). MEE vindt het lastig om de gezinnen die zij begeleiden blijvend te ondersteunen naar een gezonde leefstijl in samenwerking met ketenpartners, omdat het soms niet duidelijk is wie welke rol inneemt binnen de keten. Ook zijn de verschillende financieringsstromen vaak heel complex. In een gesprek met de adviseur inclusie, programma-ontwikkelaar gezonde leefstijl van MEE, kwam naar voren dat zij het idee heeft dat er onvoldoende kennis is bij ketenpartners over de rol die MEE kan bieden in gezondheidsbevordering en andersom. Om dit onderzoek overzichtelijk te analyseren zal het onderzoek worden opgebouwd aan de hand van de 5xW+H-methode. Hieruit zal naar voren komen wat het praktijkprobleem is, wie er mee heeft te kampen, wanneer het probleem optreedt, waarom het een probleem is, waar het probleem zich voordoet en hoe het probleem is ontstaan (Van der Donk & Van Lanen, 2017). MEE biedt hulp vanuit onafhankelijke cliëntondersteuning. MEE Samen (z.d.) formuleert de volgende definitie voor onafhankelijke cliëntondersteuning: ‘’Cliëntondersteuning bestaat uit informatie, advies en kortdurende ondersteuning op alle levensgebieden en richt zich op het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. In de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en de Wet Langdurige Zorg (WlZ) staat dat deze ondersteuning onafhankelijk, kosteloos en laagdrempelig moet zijn. Het belang van de cliënt is altijd het uitgangspunt!’’

‘’Mensen met een LVB hebben in meer of mindere mate zorg nodig. Deze groep heeft gemiddeld twee keer zoveel gezondheidsproblemen dan mensen in de algemene bevolking. Ook krijgen zij meer

medicatie voorgeschreven en lopen ze meer gezondheidsrisico’s door overgewicht en obesitas’’ (Zorginstituut Nederland, 2019)

Page 5: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

4

In de gemeente Montferland heeft -in opdracht van MEE- het project “Samen lekker lang leven in Montferland’’ plaatsgevonden. Dit project valt onder het programma ‘’De gezonde toekomst dichterbij’’. (Zie bijlage 1 voor een nadere toelichting). De gezonde toekomst dichterbij is ontworpen door Fonds Nuts Ohra (looptijd 2014-2019). De doelstelling van dit programma luidt als volgt: “Het doel van het programma Gezonde Toekomst Dichterbij is het terugdringen van gezondheidsachterstanden van gezinnen met een lage sociaaleconomische status’’ (FNO, 2020). Dit project is kortgeleden geëvalueerd door (Duijzer, G. en Van Tol, M. 2020), medewerker van het GGD-evaluatiebureau en adviseur gezondheidsbevordering. Ook (Rogge, L. 2019) adviseur inclusie bij MEE heeft dit project geëvalueerd. Het project heeft resultaten opgeleverd over hoe er bij de betrokken gezinnen kon worden gestart met een gezonde leefstijl. In dit project kwam naar voren dat een ongezonde leefstijl een belangrijke determinant is van gezondheidsachterstanden bij mensen met een LVB. Het werken met LVB vergt specifieke vaardigheden. Daarom werden er in dit project ook consulenten van MEE met specificaties op LVB ingezet om te proberen de cliënten te stimuleren tot een gezonde leefstijl. Echter, er zijn na dit project nog de nodige vragen blijven liggen, omdat het voor de cliënten lastig was een gezonde leefstijl vast te houden. Vervalt namelijk de ondersteuning van MEE op het moment dat iemand met LVB een gezonde(re) leefstijl nog te weinig heeft verinnerlijkt (waar ze overigens nog geen graadmeter voor hebben), dan is de kans heel groot dat iemand in het oude gedrag vervalt, aldus MEE. MEE wil graag in kaart brengen wat de consulenten en de ketenpartners van MEE te bieden hebben omtrent dit thema en wat deze partijen daarbij nodig hebben van elkaar. Bij mensen met een LVB zijn er gemiddeld twee keer zoveel gezondheidsproblemen. Ook krijgen zij meer medicatie voorgeschreven en lopen ze meer gezondheidsrisico’s door overgewicht en obesitas (Zorginstuut Nederland, 2019). In een citaat van Het landelijk model ketenaanpak overgewicht en obesitas door Halberstadt et al. (2018, p. 9) wordt het belang van een ketenaanpak omtrent het thema ‘’een gezonde leefstijl’’ benadrukt: ‘’De centrale zorgverlener speelt een cruciale rol in het proces. Zijn taken: de samenwerking tussen al die verschillende spelers goed coördineren, kind en ouders motiveren, de voortgang monitoren en vervolgstappen initiëren als dat nodig is. De centrale zorgverlener zorgt voor de samenhang. Zeker bij Multi-problematiek is dat een belangrijke voorwaarde voor succes.’’

Page 6: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

5

1.2 Relevantie van het onderzoek 1.2.1 Macroniveau Volgens Douma et al. (2017), onderzoeks-coördinator bij het Landelijk Kenniscentrum LVB, heeft de verandering van de Jeugdwet en de WMO in 2015 (zie bijlage 3 voor aan nadere toelichting) invloed op de ketenaanpak tussen professionals. Van der Velde en Sijben (2018) omschrijven dat gemeenten zelf hun wettelijk bepaalde verantwoordelijkheden op verschillende manieren invullen, waardoor veel lokale variatie ontstaat. Voor- en nadelen van deze enorme beweging worden steeds meer zichtbaar. Dit betekent voor organisaties en gezinsbegeleiders dat de eigen positie van specialist opnieuw moet worden bepaald in het veld. Voor een gezinsbegeleider betekenen de gevolgen van de Jeugdwet en de WMO volgens Douma et al. (2017) dat in samenwerking met andere professionals duidelijke afspraken dienen te worden gemaakt. ‘’Er wordt onder andere afgesproken wie de regierol heeft in de ondersteuning van het gezin, hoe de communicatie verloopt tussen het gezin en de professionals en waar de grens ligt van de regie van het gezin’’ (Douma et al., 2017, p. 64). 1.2.2 Mesoniveau Het lectoraat de gezonde samenleving kenmerkt dit onderzoek als bruikbaar voor het lectoraat, aangezien zij door dit onderzoek meer kennis zullen krijgen over de preventieve rol op gezondheidsbevordering in het sociale domein en hoe professionals handelen en samenwerken omtrent het thema gezondheid. De financiering binnen de zorg en hulpverlening is heel breed, wat samenwerken complex maakt. Van der Velde en Sijben (2018) illustreren dit in een voorbeeld. Een aantal ketenpartners hebben volgens hun de (wettelijke) taak om bijvoorbeeld het gewicht van kinderen te beoordelen door te meten en wegen en - indien nodig - te handelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om professionals in de jeugdgezondheidszorg of kinderartsen. ‘’Omdat het beoordelen van het gewicht van kinderen tot hun reguliere activiteiten behoort, zit de bekostiging in hun reguliere vergoeding. Als één van deze uitvoerders of een andere professional gevraagd wordt de kinderen extra te meten en te wegen is hiervoor extra financiering nodig’’ (Van der Velde, M. & Sijben, M. 2018, p. 18). Naast de ketenpartners met een wettelijke of gemeentelijke ingekochte taak zijn er ook andere professionals die overgewicht kunnen signaleren en bespreekbaar maken, zoals bijvoorbeeld een leerkracht. Wanneer een leerkracht ervoor kiest om hierop te handelen, doen zij dat vanuit hun professionele verantwoordelijkheid. Zij krijgen hier geen aparte opdracht en financiering voor. Het is naast de financiering soms onduidelijk wie welke rol inneemt binnen de keten als het gaat om gezondheidsbevordering. In de probleemanalyse is aan de hand van de ketenaanpak overgewicht en obesitas bij kinderen (2018) terug te zien waarom een goede samenwerking en ketenaanpak zo belangrijk is. 1.2.3 Microniveau Douma et al. (2017) omschrijven in ‘’Handreiking Begeleiden van ouders met een licht verstandelijke beperking en Multi-problematiek’’ dat wanneer er wordt gekeken naar het opvoeden van een kind, licht verstandelijk beperkte ouders vaker problemen hebben met het nemen van geschikte beslissingen, het voldoen aan de behoefte van het kind op bijvoorbeeld het gebied van voeding of veiligheid en met het bieden van een stimulerende thuisomgeving. Dit gegeven toont aan dat onderzoek voor de doelgroep relevant is, om aan te kunnen tonen in hoeverre hulpverlening de ouders hierbij kan ondersteunen en welke ketenpartner binnen de keten welke rol op zich kan nemen. Het thema ‘’een gezonde leefstijl’’ staat hierin centraal. Een ongezonde leefstijl is volgens Brug et al. (2017) één van de belangrijkste oorzaken van vermijdbare ziekte en sterfte. Zorginstituut Nederland (2019) benoemt dat gezondheidsproblemen bij LVB nog groter zijn dan bij de rest van de maatschappij. Het is daarom van groot belang dat er per gezin verschillende ketenpartners kunnen worden ingezet, om gezinnen daarbij te ondersteunen.

Page 7: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

6

1.3 Hoofdvraag, deelvragen en doelstelling Aan de hand van de bovenstaande probleemanalyse zijn de volgende hoofdvraag en deelvragen opgesteld.

Deelvragen: - Deelvraag 1: Hoe vindt gedragsverandering omtrent een gezonde leefstijl plaats? - Deelvraag 2: Hoe kunnen gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een LVB door middel van interventies worden beïnvloed in een gezonde leefstijl? - Deelvraag 3: Hoe kan stichting MEE aan de hand van onafhankelijke cliëntondersteuning een gezonde leefstijl blijven beïnvloeden bij gezinnen waarvan er bij één of beide ouders sprake is van een LVB-achtergrond? - Deelvraag 4: Hoe nemen de ketenpartners van MEE de gezinnen waarvan er bij één of beide ouders sprake is van een LVB-achtergrond mee in een gezonde leefstijl? De doelstelling in dit onderzoek is om te onderzoeken hoe MEE in samenwerking met ketenpartners ervoor kan zorgen dat LVB-cliënten worden ondersteund in een gezonde leefstijl.

Hoofdvraag: ‘’Hoe kan stichting MEE een bijdrage leveren aan gezondheidsbevordering bij gezinnen waarbij er

bij één of beide ouders sprake is van een LVB, in samenwerking met ketenpartners?’’

Page 8: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

7

2. Context van het onderzoek

2.1 Theoretische context 2.2.1 Tegengestelde visies en definitiebepalingen omtrent ‘’gezondheid’’ Van Halem (2017), redacteur sector gezondheid en welzijn, omschrijft dat er verschillende visies bestaan omtrent het thema gezondheid. Deze visies staan vaak recht tegenover elkaar. Volgens de medisch-biologische visie wordt ziekte veroorzaakt door een erfelijk bepaalde aandoening, of is het defect de oorzaak van externe invloeden. Sociale factoren spelen geen rol. De salutgonese staat recht tegenover de medisch-biologische visie. Van Halem (2017) omschrijft dat er volgens de salutgonese juist gekeken moet worden hoe iemand naar zijn eigen leven kijkt wat betreft gezondheid. Hier gaat het er bijvoorbeeld om of je zelf het gevoel hebt of je invloed hebt op je eigen gezondheid of niet. De psychologische visie daarentegen richt zich op de vraag of een persoon in staat is zelf gestelde doelen te behalen en hiermee aan een belangrijke geestelijke behoefte te voldoen, terwijl de sociologische visie de nadruk juist legt op de relatie tussen gezondheid en sociale omgeving (Van Halem, N. 2017). 2.2.2 Definitiebepaling ‘’gezondheid’’ in dit onderzoek: Positieve gezondheid In dit onderzoek wordt de visie op gezondheid gedefinieerd zoals deze is geformuleerd door Machteld Huber, voormalig huisarts. IPH (2017) omschrijft positieve gezondheid als volgt: ‘’Positieve gezondheid is de uitwerking in zes dimensies van de bredere kijk op gezondheid. Met die bredere benadering draag je bij aan het vermogen van mensen om met die fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven om te gaan. Én om zo veel mogelijk eigen regie te voeren.’’ De zes dimensies die Huber centraal stelt zijn: lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, meedoen en dagelijks functioneren. In positieve gezondheid staat een betekenisvol leven centraal. Daarom wordt mensen gevraagd wat zij zelf willen veranderen. Je spreekt daarmee hun bron van veerkracht aan (IPH, 2020). Een tegengeluid op de definitie van Huber is volgens IPH (2017) dat Positieve gezondheid vooral op hoger opgeleiden is gericht. Volgens IPH (2017) is dit in de praktijk juist niet zo en zijn de ervaringen in achterstandswijken juist veelbelovend. Mensen vinden een gesprek over het 6-dimensie spinnenweb vaak juist waardevol, omdat het goed aansluit bij de eigen capaciteiten van de cliënt. Er is voor deze definitie gekozen, omdat hij dus ook goed aansluit bij laagopgeleiden en door het feit dat er volgens De jong et al. (2014) vaak meer speelt dan alleen een ongezonde leefstijl bij LVB-gezinnen. Positieve gezondheid kan dit vanuit verschillende hoeken benaderen. 2.2.3 Definitiebepaling: ‘’LVB’’ De American Psychiatric Association (2014) omschrijft in een beknopt overzicht van de DSM-5 de criteria van een LVB. LVB staat voor ‘’licht verstandelijke beperking’’. Bij volwassenen is er een beperking in het abstracte denken, de executieve functies (plannen, prioriteren en cognitieve flexibiliteit) en het kortetermijngeheugen. Daarnaast is er ook een beperking in het functionele gebruik van schoolse vaardigheden, denk hierbij bijvoorbeeld aan lezen of geldbeheer. Deze kenmerken zijn onder te verdelen in het conceptuele domein. Daarnaast zijn er ook kenmerken die zijn onder te verdelen in het sociale domein. Zo is bijvoorbeeld het taalgebruik vaak minder volwassen dan wat van de leeftijd verwacht mag worden. Daarnaast hebben zij moeite met het tonen van weerbaarheid en zijn ze gevoelig voor groepsdruk. Tot slot zijn er op het praktische domein ook symptomen die kunnen wijzen op een LVB. Mensen met een LVB hebben daardoor vaak meer begeleiding nodig bij dagelijkse taken.

Page 9: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

8

2.2.4 Definitiebepaling: ‘’Ketensamenwerking/ketenaanpak’’ ‘’In een ketenaanpak werken verschillende organisaties en professionals samen in een netwerk dat gericht is op het bieden van goede en goed op elkaar aansluitende ondersteuning en zorg voor een speciale doelgroep’’ (Halberstadt, J. et al. 2018, p.39). Een ketensamenwerking leidt tot meer dan wat individueel haalbaar is. De basis voor een goede ketensamenwerking bestaat uit openheid en vertrouwen zodat je er gezamenlijk beter van wordt. Het voordeel van een ketensamenwerking is dat de competenties van de verschillende schakels goed in te zetten zijn zodat de kwaliteit van, in dit geval de hulpverlening, kan worden verbeterd (Covalis. z.d.). 2.2.5. Uitkomsten van vooronderzoek: Samen lekker lang leven Montferland. Het is in het project ‘’Samen lekker lang leven Montferland’’, onderdeel van het programma ‘’De gezonde toekomst dichterbij’’, duidelijk geworden dat er motivatie bestaat bij medewerkers van MEE en haar cliënten om aandacht te besteden aan de ondersteuning van gezond gedrag bij mensen met een LVB. Dat vraagt om een aanpak die anders is dan bij mensen zonder LVB, en is helder geworden uit het project Samen Lekker Lang Leven Montferland. Enkele oorzaken waarom het lastig is om een verbeterde leefstijl in stand te houden, zijn lichamelijke en/of geestelijke gezondheid en problemen, overbelasting en motivatieproblemen. Ook spelen een beperkt netwerk, een gebrekkig zelfinzicht en een gebrek aan gezondheidsvaardigheden een grote rol. De rol die MEE en hun ketenpartners hierin kunnen opnemen is daarbij een belangrijk thema (Duijzer, G. en Van Tol, M. 2020). Daarom luidt de doelstelling in dit onderzoek om te onderzoeken hoe MEE in samenwerking met ketenpartners ervoor kunnen zorgen dat LVB-cliënten worden ondersteund in een gezonde leefstijl. De onderzoeksvraag daarbij is: ‘’Hoe kan stichting MEE een bijdrage leveren aan gezondheidsbevordering bij gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een LVB, in samenwerking met ketenpartners?’ Zie bijlage 1 voor een nadere toelichting over het programma ‘’De gezonde toekomst dichterbij’’ En bijlage 2 voor een nadere toelichting over het project ‘’Samen lekker lang leven Montferland’’.

Page 10: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

9

2.2 Maatschappelijke context 2.2.1 Macroniveau De doelgroep voor dit onderzoek zijn gezinnen waarvan er bij één of beide ouders sprake is van een LVB, omdat dit één van de specificaties is van MEE. In 2015 zijn er aanpassingen gekomen in vier wetten waar ook de doelgroep voor dit onderzoek mee te maken kan krijgen: De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), De wet langdurige zorg (WLZ), de Jeugdwet en de zorgzekeringswet (ZVW). (Zie bijlage 3 voor een nadere toelichting over deze wetgevingen), Er is een transitie zichtbaar van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving. Kloosterman & Aarnoutse (2018) omschrijven dat het nu door de nieuwe wetgeving soms niet duidelijk is wie er moet zorgen voor zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking, en dat de burger steeds meer zelf het initiatief moet nemen. In Nederland is met betrekking tot het thema ‘’gezondheidsbevordering’’ het preventieakkoord in werking gebracht. Dit akkoord richt zich op het terugdringen van roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik. In dit akkoord staan afspraken tussen meer dan 70 verschillende organisaties in Nederland om deze thema’s aan te pakken (Ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport, 2020). In de gehandicaptensector is breed aandacht voor deze maatregelen. Bijvoorbeeld of de gebruikelijke aanpak van gezondheidsbevordering de mensen met licht verstandelijke beperkingen (LVB) wel bereikt (Zorginstituut Nederland, 2019) De verschillende vormen van hulpverlening worden vanuit verschillende wetten gefinancierd. Voor alle betrokkenen geldt, dat hun bijdrage onderdeel is van hun reguliere opdracht en activiteiten. In de financieringsbijlage van ‘De landelijke ketenaanpak omtrent obesitas en overgewicht bij kinderen’’, komt een kanttekening naar voren omtrent samenwerking. Volgens Van der Velde en Sijben (2018) is de tijd die de betrokken professionals binnen hun reguliere takenpakket hebben om de rol van centrale zorgverlener op te pakken heel beperkt. In de praktijk blijkt die tijd te beperkt voor het maken van een goede analyse en een plan van aanpak met kind en gezin (inclusief eventuele aanvullende onderzoeken) en om af te stemmen met de andere betrokken ketenpartners. 2.2.2 Mesoniveau Vanuit de WLZ wordt de onafhankelijke cliëntondersteuning van MEE gefinancierd vanuit zorgkantoren en vanuit de WMO wordt dit gefinancierd vanuit de gemeente. MEE werkt op landelijk niveau en regionaal niveau samen met ketenpartners in zowel het publieke als het private domein. Samen met één óf meerdere ketenpartners zetten zij projecten op met als doel om deze projecten vervolgens op lokaal, regionaal of landelijk niveau in te zetten (MEE Samen, z.d.). Dit geeft weer dat MEE streeft naar een ketenaanpak met verschillende ketenpartners. In het eindrapport: ‘’De uitvoering en bekostiging van onafhankelijke cliëntondersteuning’’ (2018) komt naar voren dat aanbieders van onafhankelijke cliëntondersteuning van mening zijn dat er te weinig budget is voor het bieden van deze ondersteuning. Dit heeft overproductie en langere wachtlijsten tot gevolg, wat volgens de Parlementaire monitor (2018) kan leiden tot budgetoverschrijding. Zorgkantoren vinden dat aanbieders soms te veel tijd per cliënt besteden, terwijl het er juist op lijkt dat er sprake is van autonome groei in het aantal aanvragen voor onafhankelijke cliëntondersteuning binnen de WLZ. De aanvragen stijgen doordat onafhankelijke cliëntondersteuning steeds bekender wordt en de zorg steeds complexer. Zorgkantoren en MEE moeten hierin het vertrouwen in elkaar zien te behouden. Mede door de complexiteit van invoer van de nieuwe wetten in de samenleving, is het belangrijk dat hulpverleningsorganisaties weten wat ze van elkaar kunnen verwachten om op deze manier de best mogelijke hulpverlening plaats te laten vinden. Het ideaal van MEE is een inclusieve samenleving. Een samenleving waarin iedereen ertoe doet en die mensen insluit in plaats van uitsluit (MEE Samen, z.d.).

Page 11: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

10

2.2.3 Microniveau Op microniveau zie je de dat er door de verandering binnen de WMO, WLZ, ZVW en de Jeugdwet veranderingen optreden in de maatschappij. Deze veranderingen zie je vooral terug in het feit dat er steeds meer wordt gekeken naar de eigen kracht van de burger en hoe het netwerk wellicht daarbij kan worden betrokken. Belangrijk om daarbij te vermelden, is dat de gemeente niet kan bepalen dat het netwerk betrokken wordt. Voor mensen met een LVB is deze verandering in de maatschappij extra complex, aangezien de American Psychiatric Association (2014) omschrijft dat mensen met een LVB, moeite hebben met het tonen van weerbaarheid en soms over gebrekkige sociale vaardigheden beschikken. Een ingrijpende sociaal-culturele evolutie van de jongste vijftig jaar is volgens Decruynaere (2016) de democratisering en de emancipatie van grote bevolkingsgroepen. Hij omschrijft dat mensen mondiger zijn geworden. Mensen willen meer inspraak en transparantie en dat is lastig voor mensen met een LVB. Een paternalistische, vrijheidsbeperkende, houding van professionals wordt steeds minder geaccepteerd. De rol van een cliëntondersteuner kan in dit gegeven een goede uitkomst bieden. Zij kunnen de cliënt de best passende hulpverlening bieden. Echter wordt voor de cliënt de wachtrij, zoals omschreven op mesoniveau, steeds groter. 2.2.4. Ethische context Bij gezinnen waarbij er sprake is van Multi-problematiek is er volgens de Jong et al. (2014) vaak een lange geschiedenis met de hulpverlening, waardoor ze zich wantrouwend opstellen tegenover hulpverleners. Het is daarom belangrijk dat de hulpverlener betrokkenheid toont, respectvol is en transparant is over zijn/haar handelen. Er dient oog te zijn voor de krachten van het gezin. Dit zorgt er namelijk voor dat de ouders eerder om hulp zullen vragen. Dit is zeer belangrijk, vooral omdat een thema als ‘’gezondheid’’ zeer kwetsbaar van aard is. Daarnaast omschrijven Brug et al. (2007) een stuk over ‘’de ethiek van gezondheidsvoorlichting’’. Ze stellen daarin de vraag of je tijdens gezondheidsvoorlichting mensen wel mag wijzen op (on-)gezond gedrag wanneer ze daar helemaal niet om vragen. Daarnaast wordt er gevraagd op welke manier het toegestaan is om dit wel te doen en hoe je dit kunt verantwoorden. Als professional moet je dus zorgvuldig omgaan met vragen wat betreft gezondheidsbevordering bij gezinnen waarbij er sprake is van LVB. Het proberen te bevorderen van een gezonde leefstijl kan tot schuld- en/of angstgevoelens leiden wanneer mensen leren dat ze zich ongezond gedragen. Het kan de cliënten een negatief stigma geven. De adviseur inclusie geeft aan dat ze bij MEE niet oordelend en niet met een vooropgezet plan te werk willen gaan maar ze gunnen de cliënten het beste. Het hebben van een goede gezondheid maakt volgens de adviseur inclusie meer mogelijk.

De voorlichters, de consulenten MEE en de ketenpartners, moeten kunnen verantwoorden wat hun ethische keuzes zijn en hun argumenten moeten gesteund worden door andere beroepsgenoten, de doelgroep en de samenleving. Het doel daarbij dient volgens Brug et al. (2007) te zijn dat (het gevoel van) autonomie van de cliënt door middel van de gezondheidsvoorlichting (en dus gezondheidsbevordering) wordt vergroot. Interventiemethodieken mogen volgens Brug et al. (2007) dit gevoel van autonomie niet aantasten. Dit staat soms tegenover het begrip ‘’paternalisme’’ (vrijheidsbeperking).

Page 12: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

11

3. Methode van onderzoek 3.1 Aard van het onderzoek Dit onderzoek is te definiëren als een praktijkonderzoek in zorg en welzijn. ‘’Praktijkonderzoek in zorg en welzijn is onderzoek dat wordt uitgevoerd door zorg- en dienstverleners, waarbij op systematische wijze interactie met de omgeving antwoorden verkregen worden op vragen die ontstaan in de eigen beroepspraktijk en gericht zijn op verbetering van deze praktijk.’’ (Van der Donk, C. & van Lanen B. p. 28) Dit onderzoek valt onder een kwalitatief onderzoek. Van der Donk en van Lanen (2017) omschrijven dat een kwalitatief onderzoek wordt ingezet wanneer je meer gedetailleerde informatie wil verkrijgen van de individuele deelnemers die meedoen aan een onderzoek. Aan de hand van deze criteria bestaat dit onderzoek daarom ook veelal uit transcripties aan de hand van interviews met verschillende bronnen en vrijwel niet uit cijfers. De waarnemingen en overtuigingen van de respondenten staan in dit onderzoek op de voorgrond. 3.2 Literatuuronderzoek Bij de literatuurstudie van dit onderzoek is er gebruik gemaakt van verschillende soorten bronnen. Er is onder andere gebruik gemaakt van een interne bron over het project ‘’Samen lekker lang leven Montferland’’. Er is ook gebruik gemaakt van publieke bronnen, zoals die van Steenhuis en Overtoom (2018). Van der Donk en Van Lanen (2017) beschrijven publieke bronnen als literatuur die door uitgevers en bibliotheken toegankelijk worden gemaakt. Daarnaast is er ook gebruik gemaakt van de literatuur aan de hand van boeken en documenten van het Mediacentrum op Hogeschool Windesheim van Google Scholar. Van der Donk en van Lanen (2017) benoemen verder nog dat het bij internetbronnen belangrijk is om deze bronnen goed te toetsen op betrouwbaarheid, omdat vrijwel iedereen dingen kan publiceren op het internet. Omdat betrouwbaarheid van dit onderzoek hoog in het vaandel staat is er onder andere onderzocht in welk jaartal de bronnen in dit onderzoek zijn gepubliceerd. Het gaat in dit onderzoek om actuele bronnen vanaf jaartal 2014. De bronnen zijn dus maximaal 6 á 7 jaar oud. Er zit één bron tussen uit 2007, maar deze is alsnog opgenomen in dit onderzoek omdat deze goed bruikbaar was in de ethische context. Daarnaast is ethiek ook minder aan verandering onderhevig dan wetenschappelijke artikelen. Er is ook gekeken wie de auteur is van de tekst. Er is bijvoorbeeld gekeken naar wat de auteur nog meer heeft geschreven en bij welke organisatie de auteur werkt. De achtergrond van een auteur is volgens Van der Donk en Van Lanen (2017) namelijk van invloed op de wijze waarop iemand een vraagstuk benadert. Daarnaast is er ook gekeken naar welke publicaties er wordt verwezen in de bron. Dit leidde tot extra verdieping in de literatuur en ook werd het duidelijk waaruit bepaalde informatie afkomstig was (Van der Donk C. en Van Lanen B. 2017). De reden waarom het eerste deel van het onderzoek voor een groot deel bestaat uit literatuurstudie is omdat de informatie uit de literatuurstudie kon worden gebruikt bij de ontwikkeling van de interviewvragen. Daarnaast zijn de inzichten uit de literatuurstudie gebruikt voor verdieping in het hoofdstuk ‘’Context van het onderzoek’’. 3.3 Interviews Het tweede deel van dit onderzoek bestond uit het afnemen van interviews. Een interview is een directe vorm van bevragen waarbij je in gesprek gaat met de respondent (Van der Donk, C. en van Lanen, B. 2017). Omdat er veel verschillende respondenten met verschillende achtergronden werden geïnterviewd, was er ook ruimte voor eigen verhalen van de respondenten, dit is kenmerkend voor een narratief interview. Er was voor de respondenten een semigestructureerd interview opgesteld, waarin van tevoren topics werden opgesteld met een aantal interviewvragen die konden worden gesteld. Van der Donk en van Lanen (2017) omschrijven dat je hier topics voor kunt opstellen, waar je vervolgens op door kunt vragen. Er was gekozen voor individuele telefonische interviews, aangezien er door het COVID-19 virus geen face to face gesprekken plaats mochten vinden. De groep mensen

Page 13: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

12

over wie je uitspraken wilt doen in het kader van praktijkonderzoek wordt volgens Van der Donk en van Lanen (2017) ook wel de populatie genoemd. Omdat de populatie binnen MEE en de betrokken ketenpartners uit een heel grote groep mensen bestaat, was er gekozen om te werken met een steekproef. Dit is een kleine groep die een afspiegeling is van een grotere groep. Er was sprake van een selecte steekproeftrekking. De selectie van respondenten in dit onderzoek was namelijk niet gebaseerd op toeval, maar op overwegingen van de onderzoeker. Er zijn zes consulenten geïnterviewd en negen ketenpartners. Bij de consulenten was zes ook het streven. Wat betreft de ketenpartners was het doel om acht ketenpartners te interviewen, maar er werd uiteindelijk ook een interview gevoerd met het KDOO (Het kenniscentrum diëtisten overgewicht en obesitas) voor extra verdieping over de rol van de diëtist. Helaas konden er vanwege de maatregelen rondom het COVID-19 virus geen interviews plaatsvinden met de betreffende gezinnen. 3.4 Analysemethode Alle interviews waren met toestemming opgenomen. De interviews zijn daarna uitgetypt, oftewel getranscribeerd. Hierdoor kon de informatie gemakkelijker en betrouwbaarder worden geanalyseerd. De analysemethode die in dit onderzoek is toegepast is ‘’open coderen’’. Van der Donk en van Lanen (2017) omschrijven dat je bij deze manier van analyseren de data ordent aan de hand van labels. Er werd gezocht naar verbanden. Vervolgens kom je door axiaal te coderen tot je definitieve labels. Na deze stap, zijn de bruikbare gegevens in een tabel gezet. Hierdoor konden ze horizontaal worden vergeleken. Van der Donk en van Lanen (2017) omschrijven dat je door horizontaal te vergelijken een beeld krijgt van de manier waarop verschillende respondenten een open vraag beantwoord hebben, zodat je dit vervolgens kunt samenvatten en kunt vergelijken. 3.5 Betrouwbaarheid en validiteit Onder validiteit wordt volgens Van der Donk en van Lanen (2017) verstaan dat datgene wat je wilt onderzoeken, ook daadwerkelijk wordt onderzocht. In dit onderzoek is er onder andere sprake van resultaatvaliditeit (het onderzoek leidt tot oplossingen voor problemen). De procesvaliditeit is gewaarborgd door voorafgaand met MEE en het lectoraat de wijze van uitwerking van het verslag te bespreken. Democratische validiteit komt naar voren doordat er in gesprek is gegaan met mensen binnen en buiten de organisatie. Wat betreft de betrouwbaarheid gaat het er volgens Van der Donk en van Lanen (2017) om dat wanneer iemand anders het onderzoek op dezelfde manier uitvoert, dit dezelfde resultaten weergeeft. Dit onderzoek valt binnen de sociale beroepscontexten en is daarom volgens Van der Donk en van Lanen (2017) nauwelijks mogelijk op identieke wijze te herhalen. Om de betrouwbaarheid te vergroten, is er gebruik gemaakt van triangulatie. Er is gebruik gemaakt van verschillende bronnen, verschillende perspectieven en de data is op verschillende manieren verzameld. Daarnaast zijn alle interviews op dezelfde wijze, telefonisch, afgenomen en zijn alle respondenten van tevoren op de hoogte gebracht over de invulling en het doel van het interview. 3.6 Ethische afwegingen Vanwege de COVID-19 maatregelen was er gekozen voor individuele telefonische interviews. De respondenten waren van tevoren ingelicht over de achtergrond van dit onderzoek. Er werd van tevoren gevraagd of de respondenten het goedkeuren dat het interview wordt opgenomen, hier is door iedereen akkoord op gegeven. Er zullen geen namen worden genoemd in dit onderzoek, de respondenten zullen daardoor anoniem blijven. De consulenten van MEE worden genummerd van consulent 1 t/m consulent 6. De ketenpartners daarentegen zullen worden genoemd bij hun functie. Alle respondenten hebben in een mail of tijdens het interview goedkeuring gegeven voor de opname van het interview en de uitwerking daarvan in het onderzoek. Mocht de respondent een transcriptie wensen van zijn/haar eigen interview, dan kan hij/zij tot een maand na het onderzoek mailen naar de student om deze op te vragen. Daarna worden deze definitief verwijderd.

Page 14: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

13

4. Resultaten

4.1 Deelvraag 1: Hoe vindt gedragsverandering omtrent een ongezonde leefstijl plaats?

4.1.1 Het fasemodel Vanuit het begrip ‘’positieve gezondheid’’ wordt er gekeken naar 6 aspecten: Lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, sociaal maatschappelijk participeren en dagelijks functioneren (Vree, 2019). Voor een duurzame verandering in leefstijl is volgens Steenhuis (hoogleraar preventie) en Overtoom (Brickhouse academie) (2018) eerst gedragsverandering nodig. Gedragsverandering is volgens Steenhuis en Overtoom (2018) in vijf fasen onder te verdelen en kan worden uitgewerkt in een ‘’fasemodel’’

Deze fasen zullen worden omschreven vanuit een fictieve cliënt waarvan er sprake is van een ongezonde leefstijl en hoe dit proces zich volgens deze theorie voordoet.

Fase 1: Precontemplatie

In deze fase heeft de cliënt nog geen serieuze intentie om zijn gedrag te veranderen. De cliënt is zich niet bewust van zijn ongezonde leefstijl, of hij vindt het geen probleem. De cliënt is zich niet bewust van de gevolgen die dit met zich mee kan brengen.

Fase 2: Contemplatie

In deze fase is de cliënt zich bewust van zijn ongezonde leefstijl. In deze fase is er echter nog geen plan om dit te veranderen. De cliënt weet dat zijn gedrag ongezond is, bijvoorbeeld dat hij veel rookt, maar in actie komen om te stoppen is nog een stap te ver. De cliënt heeft in deze fase vaak het gevoel dat hij te weinig tijd heeft om te stoppen, of dat het te veel energie en moeite kost om te stoppen.

Fase 3: Preparatie

In deze fase heeft de cliënt een duidelijke intentie om zijn leefstijl en gedrag te veranderen. De doelen worden al op korte termijn gesteld. In deze fase wil de cliënt bijvoorbeeld volgend maand stoppen met roken en is daarom nu al begonnen met minder te roken.

Fase 4: Actie

In deze fase wil de cliënt daadwerkelijk het gedrag veranderen. De tijd en energie die gepaard gaan met gedragsverandering mag in deze fase niet onderschat worden. Er moet rekening gehouden worden met problemen onderweg, waardoor het gedrag moeilijk vol te houden is. In deze fase ervaart de cliënt hoe het echt is om zijn ongezonde leefstijl achter zich te moeten laten. Het nieuwe gedrag is in deze fase voor 6 maanden of langer volgehouden door de cliënt. Het gedrag is een gewoonte geworden.

Fase 5: Gedragsbehoud

Het nieuwe gedrag dient in deze fase onderdeel te worden van de gewoonten en het dagelijks leven van de cliënt. Terugval blijft in deze fase een belangrijk begrip. Dit kan zijn hele leven blijven duren. Wanneer iemand bijvoorbeeld lange tijd verslaafd is geweest, dan is de kans dat iemand een terugval krijgt altijd een punt van aandacht. In deze fase staat het begrip stabilisatie centraal.

Een kritische noot om bij dit model te vermelden is het volgende: het proces verloopt niet in een lineaire lijn, maar eerder als een spiraal. In de praktijk is er namelijk regelmatig sprake van een terugval naar een eerdere fase.

Page 15: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

14

4.1.2 Vier belangrijke factoren voor leefstijlverandering Vier algemene factoren die volgens Van Halem (2015) belangrijk zijn bij leefstijlverandering zijn: aandacht en begrip, voorlichting op maat, feedback op maat en zelfregulering. 1. Aandacht en begrip: De cliënt kan pas aandacht tonen voor de voorlichting, als hij zich ook daadwerkelijk betrokken voelt bij het onderwerp. Het is voor mensen met een LVB vaak moeilijker om teksten te begrijpen. De voorlichting, in bijvoorbeeld de vorm van een video, dient daarom aangepast te worden aan de taal van de cliënt. Vraag bijvoorbeeld of de cliënt in eigen woorden kan samenvatten wat je hebt uitgelegd. 2. Feedback op maat: Wees duidelijk in de feedback die je geeft aan cliënten met een LVB en geef regelmatig beloningen. Wanneer de cliënt iets niet begrijpt, vraag dan bijvoorbeeld of hij het in eigen woorden kan navertellen. Ook kan het helpen om iets voor te doen. 3. Voorlichting op maat: Het traject dient aan te sluiten bij de ideeën en de wensen van de LVB-cliënt. Dit kan volgens Van Halem (2015) vaak ook goed worden ingezet in groepsverband. Omdat het belangrijk is dat de cliënt zijn gedrag ook vast weet te houden wanneer de leefstijl positief is veranderd, is het belangrijk om als professional regelmatig feedback en bekrachtiging te geven. 4. Zelfregulering: Tijdens de voorlichting aan cliënten met een LVB kan de professional de cliënt ondersteunen om gedrag onder controle te houden. Het is belangrijk dat de cliënt hierbij een doel voor ogen heeft, om op deze manier een richting te bepalen (Van Halen, 2015.). 4.1.3 De meerwaarde van een multidisciplinaire aanpak bij gedragsverandering omtrent een gezonde leefstijl In de ketenaanpak overgewicht en obesitas bij kinderen (2018) omschrijven Halberstadt et al. het belang van een multidisciplinaire aanpak omtrent gezondheidsbevordering. Zij kijken daarbij verder dan alleen naar obesitas. Rondom obesitas cirkelen namelijk vaak nog veel meer gezondheidsproblemen. Het doel van deze aanpak is om de kinderen een betere kwaliteit van leven te geven, zodat de gezondheidsproblemen verminderen. De betrokken professionals in de keten moeten nadrukkelijk kijken naar de omstandigheden waarin het kind en het gezin verkeren en naar de leefstijlkeuzes die zij maken. De inzet van ondersteuning dient zo laag als mogelijk te zijn en zo hoog als nodig. Alleen al bij het signaleren van, in dit geval overgewicht, zijn er volgens de ketenaanpak al meerdere professionals in de keten aanwezig die over deze vaardigheid moeten beschikken. Halberstadt et al. (2018) omschrijven in de ketenaanpak overgewicht en obesitas bij kinderen, dat naarmate een traject vordert, het aandeel van de professionals afneemt en dat het aandeel van het gezin toeneemt. Deze kanteling vindt plaats wanneer de professional en het gezin een plan van aanpak opstellen en de taken verdelen. De begeleiding wordt op den duur op een lager pitje gezet, maar is langdurig. Het leerproces gaat een heel leven door.

Page 16: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

15

4.2 Deelvraag 2: Hoe kunnen gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een LVB door middel van interventies worden beïnvloed in een gezonde leefstijl? 4.2.1 Interventies De American Psychiatric Association (2014) omschrijft dat mensen met een LVB in de meeste gevallen een beperking hebben in het functionele gebruik van schoolse vaardigheden. Ook zijn mensen met een LVB vaak laaggeletterd. Daarom is er in dit onderzoek literatuurstudie gedaan naar vier interventies en apps omtrent gezondheidsbevordering die ingezet kunnen worden bij gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een LVB. Er zijn namelijk verschillende interventies die aansluiten bij LVB en die wellicht kunnen worden ingezet door MEE en de verschillende ketenpartners. 4.2.2 Stippencoach – Het Happy weight stippenplan Een interventie die voor deze doelgroep wellicht ingezet kan worden door MEE, is ‘’stippencoach’’ (Ook wel Het Happy Weight Stippenplan genoemd). ‘’Stippencoach is een interventie en een tool die in te zetten is bij eet- en/of gewichtsproblemen bij kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VB). Ook mensen met een beperkte taalvaardigheid of andere complexe problematiek kunnen hier goed mee werken’’ (Stippencoach, 2020). Stippencoach (2020) werkt vanuit vier elementen: voeding, beweging, gedrag en participatie van de omgeving. Aan de hand van gekleurde stippen wordt weergegeven welk eten gezond is (een groene stip) of welk eten minder gezond is (oranje stip). In de publicatie Patiëntenzorg bij een zeldzame genetische aandoening (2018) interviewt psycholoog Anja Roubus, José Veen (aanbieder stipcoach en diëtist VG). Wat deze interventie volgens Veen (2018) in betrouwbaarheid versterkt, is dat de cliënt via een diëtist en na verwijzing door een arts, een Stippenplan Advies Op Maat krijgt. In dit plan is informatie over betrokkenheid van de omgeving, voeding, aandacht voor beweging en gedrag opgenomen. Voor de professionals heb je een ‘’stippenplan methodeboek’’. Hierin worden de basisprincipes van het stippencoach programma beschreven. De ondersteuning wordt opgestart door de diëtist. Een professional kan de cliënt thuis ondersteunen met de verdere uitpak daarvan. Deze interventie zorgt voor een samenwerking tussen bijvoorbeeld de diëtist, cliënt en consulent. 4.2.3 De uniek sporten app/website De uniek sporten app en website zijn ontwikkeld voor mensen met een lichamelijke- en/of verstandelijke beperking. Via deze app kan de cliënt, eventueel met een professional of het netwerk samen, de gewenste sport invullen en zijn/haar leeftijd. Er wordt ook gevraagd naar het soort beperking. Door dit in te vullen komt er een passende sportaanbieder tevoorschijn, die bijvoorbeeld aqua joggen aanbiedt voor volwassenen met een beperking. Er kan vervolgens contact opgenomen worden met de aanbieder. De app is kosteloos te downloaden, tevens is de website te gebruiken. Er wordt via Uniek Sporten ook per gemeente weergegeven van welke fondsen en maatjesprojecten er wellicht gebruik kan worden gemaakt (Uniek sporten, 2020a). Per cliënt kan gekeken worden of deze vorm van ondersteuning passend is. Soms wil een cliënt namelijk niet worden gezien als ‘’iemand met een beperking’’. Een reden voor de cliënt om hier wel gebruik van te maken, is dat deze vorm van sporten vaak laagdrempeliger is. MEE kan deze activiteit eventueel gezamenlijk met het wijkteam uitvoeren.

Stippencoach. (2020b). Stippencoach [Afbeelding1].

Uniek Sporten. (2020b). Logo Uniek Sporten [Afbeelding 2].

Page 17: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

16

4.2.4 Kijk op gezond ‘’Steffie gezond’’ Een gezonde leefstijl is meer dan gezond eten. Ook bewegen is een heel belangrijke factor voor een gezonde leefstijl. Het Happy Weight Stippenplan kost geld. Daarom is er in dit onderzoek ook gekeken naar een kosteloze methode, die aansluit bij de doelgroep LVB, omtrent het thema ‘’gezondheid’’. Een laagdrempelige website waar MEE en de ketenpartners mee kunnen werken met de cliënt is www.kijkopgezond.nl. Op de website van Steffie leert de cliënt op een leuke en makkelijke manier hoe hij/zij gezonde keuzes kan maken en hoe de cliënt meer kan gaan bewegen. De cliënt kan zowel informatie krijgen over gezond eten als over bewegen. Er worden ook uitlegvideo’s gepubliceerd voor workouts die de cliënt in huis uit kan voeren. De uitleg wordt op verschillende manieren aangeboden. Dit kan in de vorm van een spelletje, een zelftest of een uitleg. De tekst is geschreven, maar de cliënt kan de tekst ook als audio laten uitspreken (’s Heerenloo, 2019). 's Heeren Loo biedt onder andere ondersteuning aan mensen met een LVB en benadrukken dat ‘’Op gezond gewicht’’ geschikt is voor mensen met een licht tot matige verstandelijke beperking. 4.2.5 GGD Appstore – Positieve gezondheidsapp Er zijn veel verschillende apps op de markt. Het is soms lastig om in te zien of deze betrouwbaar zijn. De GGD test op een zorgvuldige, onafhankelijke en transparante manier gezondheids- apps (IPH, 2019). Deze worden getoetst door deskundige GGD-professionals. Zij baseren hun oordeel op een zorgvuldige toetsingsprocedure. De GGD laat zich in de Appstore inspireren vanuit de definitie van positieve gezondheid van Machteld Huber. Deze visie wordt door alle GGD ’en in Nederland onderschreven. In de appstore kan de gebruiker zelf één van de pijlers van Positieve gezondheid aanklikken (lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, meedoen en dagelijks functioneren) zodat er vervolgens bijbehorende apps verschijnen die op betrouwbaarheid zijn getoetst (IPH, 2019). Er dient echter wel per app te worden gekeken of deze aansluit bij de LVB doelgroep. De professionals kunnen de cliënt hierbij ondersteunen. Lees voor het gebruik van een app goed de informatie bij de app en bekijk reviews van andere gebruikers. Dit kan bijvoorbeeld via www.DigitaleZorgGids.nl, hier staan onder andere reviews van experts op.

Kijk op gezond. (z.d.). Welkom bij Steffie Gezond. [Afbeelding 3].

IPH. (2019). GGD-Appstore. [Afbeelding 4]

Page 18: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

17

4.3 Deelvraag 3: Hoe kan stichting MEE aan de hand van onafhankelijke cliëntondersteuning een gezonde leefstijl blijven beïnvloeden bij gezinnen waarvan er bij één

of beide ouders sprake is van een LVB-achtergrond?

In deze deelvraag worden de topics uitgewerkt die in de interviews met zes consulenten van MEE zijn besproken. De volgende topics worden uitgewerkt: 1. Signaleren, 2. Beroepshouding, 3. De samenwerking met ketenpartners, 4. De expertise van MEE en 5. Het perfecte plaatje. 4.3.1 Topic 1: Signaleren Er wordt er in deze deelvraag apart aandacht besteed aan het signaleren van een ongezonde leefstijl en hoe de consulenten dit bespreekbaar maken, omdat er soms ethische afwegingen gemaakt moeten worden rondom dit thema. Maak je een ongezonde leefstijl wel of niet bespreekbaar? Er werden meerdere signalen benoemd die de consulenten opvangen en die mogelijk verband hebben met een ongezonde leefstijl: Roken, overgewicht, niet bewegen of de huizen zijn onopgeruimd en vies. Vanuit financieel perspectief zijn er soms signalen dat de cliënten door financiële problemen bijvoorbeeld geen geld hebben om fatsoenlijk eten te kopen. Eén van de consulenten benoemde dat zij vindt dat er prima te koken valt met de voedselbankpakketten, maar dat je er wel een mate van creativiteit voor nodig hebt om tot goedkope gezonde recepten te komen. Er werd ook benoemd dat de gezinnen vaak uit een sociaal netwerk komen waar een gezonde leefstijl maar een geringe rol speelt, waardoor ze dus nooit hebben geleerd hoe een gezonde leefstijl eruitziet. De in dit onderzoek bevraagde consulenten nemen het thema gezondheid altijd mee in de algemene vraagverduidelijking aan het begin van het begeleidingstraject. Zo komt het thema indirect toch ter sprake, zonder dat het te veel op de voorgrond treedt. Vragen waarmee de consulenten de leefstijl van de cliënten in kaart proberen te brengen zijn bijvoorbeeld: ‘’Wat doen jullie in je vrije tijd?’’ of ‘’Wat doen jullie rondom voeding?’’. Er werd ook benoemd dat je soms via de kinderen in een gezin al een ingang kunt krijgen, door bijvoorbeeld te vragen wat voor eten ze meekrijgen naar school. Soms merken de consulenten een bepaalde weerstand. En dan is het afwegen, of je ondanks de weerstand toch het onderwerp aankaart op dat moment, of dat je er in een vervolggesprek op terug komt. Daar is volgens de consulenten niet een hele consequente werkwijze in, het verschilt per gezin hoe je daarmee omgaat en in hoeverre er al een vertrouwensband aanwezig is. Tot slot werd er ook benoemd dat signalen bespreekbaar gemaakt kunnen worden door te vertellen wat je ziet. Bijvoorbeeld wanneer je veel ongezonde voeding ziet staan in de keuken, dan kun je bijvoorbeeld vragen wat voor soort voeding de familie eet. Er werd daarbij benoemd dat je moet voorkomen dat je eigen visie en oordeel de overhand neemt. Eén van de consulenten benoemde dat het bij alleenstaande cliënten complexer is om ze te motiveren naar een gezonde leefstijl. Het verschilt volgens de consulenten per gezin of ze zich bewust zijn van de ongezonde leefstijl of niet. Eén van de consulenten zegt hierover het volgende: ‘’Sommigen krijgen best veel mee maar die hebben hele andere dingen aan hun hoofd om iedereen bijvoorbeeld gevoed te krijgen of naar school te brengen’’. Het speelt daarom ook wel echt een rol, in hoeverre iemand eigenlijk wil veranderen en in hoeverre dit ook daadwerkelijk lukt. Hier wordt volgens één van de consulenten het volgende over gezegd: ‘’Als ze het niet zien dan vraag ik waarom dingen niet lukken. Zij probeerde mij dingen uit te leggen en dan probeerde ik haar weer uit te leggen hoe ik het zie’’. 4.3.2 Topic 2: Beroepshouding De consulenten maken veelal gebruik van een combinatie tussen methodieken, activiteiten en gesprekstechnieken om de cliënten mee te nemen in een gezonde leefstijl. Eén van de consulenten zegt hierover het volgende: ‘’Ik werk altijd vanuit de aansluiting bij de mensen. Ik hanteer de basiscommunicatie. Daar meet ik mee waar de onduidelijkheid ligt. En dan is het vooral kijken naar hoe we de puzzel beter gelegd kunnen krijgen voor de mensen. En hoe we een plannetje kunnen maken van een eerste naar een tweede stapje. Je kan daarnaast ook opdrachten of een appje gebruiken.’’ Eén van de consulenten benoemde dat een methodiek soms wel heel mooi kan zijn,

Page 19: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

18

maar dat je eigenlijk per cliënt moet kijken wat het beste aansluit. ‘’Daar hoort natuurlijk de gezondheid zeker bij, maar je snapt natuurlijk ook dat er vaak veel andere forse problematiek is.’’. Je moet er daarbij voor zorgen dat de gezinnen zich niet afgekeurd voelen, of gecontroleerd wanneer je over gezondheid praat. ‘’Als ze jou vertrouwen, dan komen ze ook terug en zijn ze ook bereid om ook dingen voor jou te doen en van jou aan te nemen’’. De consulenten zijn het er grotendeels wel over eens, dat wanneer een gezin niet wil veranderen naar een gezonde leefstijl, dat het dan uiteindelijk de verantwoordelijkheid is van het gezin zelf. ‘’Mijn ideaalbeeld is eigenlijk dat je een aantal consulenten hebt die daar een specialisme op hebben’’ voegt één van de consulenten hier nog aan toe. De consulenten werken ook vaak met praktische voorbeelden die vaak weinig geld kosten. Zo wijzen ze ouders en kinderen bijvoorbeeld op de spelotheek, of komen ze met ideeën voor buitenactiviteiten. Educatie is belangrijk en dit werkt volgens de consulenten het beste met praktische handelingen. Door bijvoorbeeld een keer mee te gaan naar de supermarkt. ‘’Het zijn hardnekkige gewoontes die stapje voor stapje misschien veranderd kunnen worden. En ik denk dat je dan toch ergens uit moet komen bij een soort intrinsieke motivatie ‘’. Een voorbeeld van een methodiek die tijdens de interviews werd benoemd is de SNV-methodiek. (Sociaal netwerk versterking). Ook zijn de ervaringen omtrent het werken met de methode van ‘’positieve gezondheid’’ positief. Echter verschilt het per consulent in hoeverre ze hiermee werken. Ook het gebruik van beloningssystemen wordt als positief omschreven. Er is ook gevraagd naar de visie van de consulenten rondom sportactiviteiten voor mensen met een beperking. De consulenten geven aan dat je per persoon moet kijken wat deze wil en kan. De beperking hoeft daarbij niet centraal te staan, maar het maakt wel deel uit van de cliënt en zal dus meegenomen moeten worden in het mee participeren in de maatschappij en er zal dus recht aan gedaan moeten worden. 4.3.3 Topic 3: De samenwerking met ketenpartners De consulenten geven aan dat zij vinden dat de samenwerking met ketenpartners omtrent gezondheidsbevordering aandacht behoeft. De hulpverleners lopen soms nog wel langs elkaar heen, omdat er bijvoorbeeld onvoldoende gecommuniceerd is of omdat het niet duidelijk is wie er betrokken is bij een cliënt. Er werd ook benoemd dat de consulenten zich afvragen of de ketenpartners wel genoeg kijken naar de achterliggende problematiek van een ongezonde leefstijl, dus naar de LVB of naar de financiële problemen. ‘’Maar, je merkt ook wel dat als je het benoemt, dat zij ook wel wat meer gaan nadenken van… oké misschien zit er wat achter’’ voegt één van de consulenten daaraan toe. Er werd ook benoemd dat de transitie binnen de zorg een rol kan spelen in het feit dat de ervaringen in de ketensamenwerking veelal negatief zijn. De ene consulent zit meer in het netwerk dan de ander, dus het verschilt per consulent in hoeverre de samenwerking omtrent gezondheid plaatsvindt. Aangezien de ervaringen omtrent de ketensamenwerking veelal negatief zijn, is er doorgevraagd op dit onderwerp naar tips en ideeën van de consulenten. Er is gevraagd hoe ze denken dat de samenwerking wellicht verbeterd kan worden. Hier werd benoemd dat het belangrijk is dat jij als consulent de lijntjes uitgooit en dat je niet van de cliënten kunt verwachten dat zij dit gemakkelijk zelf kunnen doen. Het is belangrijk om dit wel met de cliënten te bespreken. Opvallend is dat er verschillende soorten bijeenkomsten zijn tussen consulenten en ketenpartners. Zo benoemde één van de consulenten dat zij wel eens aanwezig is bij netwerkoverleggen en een andere consulent benoemde SKT-overleggen (Sociaal Kernteam), daar komen verschillende organisaties bij elkaar om casuïstiek te bespreken. Hier zijn onder andere de politie, woningbouw en de GGD bij aanwezig. Er werd benoemd dat het belangrijk is dat je elkaar daarin blijft vinden en dat dit wel meer plaats mag vinden. ‘’De cliënten kunnen soms namelijk een traject met iemand heel lang blijven volgen, de cliënt kan maar blijven komen, maar als je geen verandering ziet dan zit het vaak ergens anders in.’’ Er werd ook benoemd dat je als consulent mee kunt gaan met een gesprek dat een cliënt heeft met een ketenpartner. Er werd benoemd dat MEE in sommige gevallen best een aanjager kan zijn, om

Page 20: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

19

overleggen te organiseren. Zo kun je samen een plan opstellen en elkaar samenbrengen. Tot slot werd als tip benoemd, dat het misschien goed is als de ketenpartners voorlichtingen krijgen over bijvoorbeeld een LVB, omdat een LVB niet altijd zichtbaar is. Bij MEE zijn er al wel voorlichtingen geweest en hebben zij hier een sterke expertise in, maar er werd benoemd dat deze voorlichtingen wellicht ook goed zijn voor de ketenpartners. 4.3.4 Topic 4: De expertise van MEE In de interviews is met de consulenten besproken wat volgens hen de expertise is van MEE binnen de samenwerkingsketen, wat betreft gezondheidsbevordering bij mensen met een LVB. De consulenten gaven hier allemaal een soortgelijk antwoord op. De consulenten geven aan dat zij vanuit MEE veel kennis hebben over LVB-cliënten en dat zij goed weten hoe ze deze doelgroep kunnen begeleiden. Tevens begrijpen ze vanuit MEE goed, dat dingen niet altijd vanzelf gaan bij de cliënt: dat ze de cliënt soms bij de hand moeten nemen. Daarbij hoort ook dat de consulenten denken dat zij vanuit MEE goed weten hoe ze dingen klein en behapbaar kunnen maken voor de cliënten en waar de mogelijkheden liggen van de cliënt. En dat wanneer er sprake is van een ongezonde leefstijl, dat zij dit vanuit hun functie bespreekbaar kunnen maken zonder over ingewikkelde schema’s te beginnen. Er kan dan door de consulenten een vertaalslag worden gemaakt. Eén van de consulenten voegt daar nog het volgende aan toe. ‘’Ik denk dat wij specifiek de aanbieders van sport en maatjesprojecten handvatten kunnen bieden hoe ze de LVB doelgroep kunnen benaderen en kunnen vasthouden. Want ze binnen krijgen is één, maar ze binnen houden is echt nog wel wat anders.’’ In dit topic kwam ook naar voren dat de tools van ‘’positieve gezondheid’’ goed bevallen bij de consulenten, maar dat het goed is als dit nog meer wordt ingezet binnen MEE. 4.3.5 Topic 5: Het perfecte plaatje Als samenvattend topic, werd er gevraagd naar het perfecte plaatje van de consulenten omtrent gezondheidsbevordering bij gezinnen met (één) LVB ouder(s). Het zou volgens de consulenten mooi zijn, als er een aantal consulenten zijn die een specialisme hebben in het meenemen van de cliënten in een gezonde leefstijl. Het mooiste is daarbij volgens één van de consulenten dat elke cliënt een eigen casusregisseur heeft, die alles overziet binnen de samenwerkingsketen. Met name op het gebied van preventie. Tot slot kwam er een idee naar voren over een steungezin of een maatjesproject, om gezinnen gemotiveerd te houden. In het kader van participatie is het volgens de betreffende consulent goed als dit een gezin is die geen ondersteuning krijgt van MEE: ‘’Dat er misschien wel een gezin is wat een ander gezin mee op sleeptouw wil nemen. Over het dagelijkse eten of de aanbiedingen in de supermarkt’’. Ze vinden dat er minder een taboe op het onderwerp gezondheid moet komen. Praktische kooklessen en een groter aanbod bij de voedselbank zouden daar al een grote bijdrage aan kunnen leveren. Het zou volgens de consulenten nog perfecter worden, als gezond eten goedkoper wordt. (Zie bijlage 4 voor een visuele uitwerking aan de hand van een woord-web waarin de verschillende topics zijn uitgewerkt)

Page 21: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

20

4.4 Hoe nemen de ketenpartners van MEE de gezinnen waarvan er bij één of beide ouders sprake is van een LVB-achtergrond mee in een gezonde leefstijl

In deze paragraaf worden de volgende topics gepresenteerd die in de interviews met de verschillende ketenpartners zijn besproken: 1. Signaleren, 2. Beroepshouding, 3. De samenwerking met ketenpartners en 4. De expertise van MEE en 5. ‘’Het perfecte plaatje’’. De volgende negen ketenpartners zijn geïnterviewd: Zorgcoördinator middelbare school, sociaal werker, diëtist & het KDOO, GGD, POH-Somatiek, JGZ-arts, Gemeente, Sociaal team Jeugd & het KDOO. 4.4.1 Topic 1: Signaleren De signalen omtrent een ongezonde leefstijl die worden gesignaleerd door de verschillende ketenpartners komen veelal met elkaar overeen. Enkele signalen die in de interviews werden benoemd zijn onder andere: zwaarlijvigheid, weinig eten, depressie en eenzaamheid. Maar de manier waarop de ketenpartners deze signalen opvangen verschillen wel. Zo benoemde de sociaalwerker dat hij de signalen voornamelijk opvangt op straat of in het jongerencentrum. De JGZ-arts vangt voornamelijk signalen op door middel van het screenen van kinderen tussen de 0-4 jaar, het analyseren van ingevulde vragenlijsten en het in kaart brengen van ziekteverzuim. De GGD daarentegen krijgt onder andere inzicht door monitor- en evaluatieonderzoek. Ook vangen de ketenpartners signalen op in gesprekken. Het sociaal team voegt daaraan toe dat een vast contactpersoon op school, het signaleren van een ongezonde leefstijl gemakkelijker maakt. De zorgcoördinator benoemde dat de school zelf ook meewerkt aan een ongezonde leefstijl bij de leerlingen: ‘’School werkt daar ook een beetje aan mee hoor, vind ik. Door ook in de kantines snoepautomaten te hebben staan’’. De ketenpartners proberen de achterliggende problemen van de signalen, zoals somberheid of financiële problematiek, allemaal mee te nemen in de begeleiding. Eén van de respondenten voegt daaraan toe dat iemands SES ook zeker een rol speelt omtrent gezondheid: ‘’Wat ik zie, is dat mensen met een lage SES of lage gezondheidsvaardigheden, die kiezen juist voor al die ongezonde producten’’. 4.4.2 Topic 2: Beroepshouding De zorgcoördinator benoemde dat de school de leerlingen een groot deel van de dag ziet en daardoor gemakkelijk signalen van een ongezonde leefstijl kan opvangen. Maar dat het als school zijnde lastig is in hoeverre je je ‘’hier mee kan bemoeien’’, omdat je al snel aan iemands privéleven komt. De sociaal werker sluit zich hier vanuit zijn rol bij aan. Het Kenniscentrum Kinderen Overgewicht en Obesitas (KDOO) benoemde dat het bespreken van een ongezonde leefstijl voor een diëtist al iets gemakkelijker is, omdat de cliënten bij haar voornamelijk uit eigen wil hun leefstijl willen veranderen: het bespreekbaar maken van de ongezonde leefstijl is dan al geweest. De ketenpartners benoemen dat het belangrijk is om het sociale netwerk van de cliënt te betrekken, omdat deze ook vaak deel uitmaken van het ongezonde gedrag van de cliënt. De ketenpartners maken gebruik van een combinatie tussen gespreksvoering, activiteiten en interventies omtrent gezondheid om de cliënten te begeleiden naar een gezondere leefstijl. Enkele aspecten die de ketenpartners benoemen wat betreft de gespreksvoering zijn: ‘’Je zou terloops opmerkingen kunnen maken die niet op de leerling gericht zijn, maar die op het algemeen gericht zijn’’ - ‘’Je kunt mensen nog een keer bewust maken van de gevolgen van de huidige leefstijl’’ en ‘’Je moet zorgen dat je motiverende gespreksvoering, dat dat bij de motivatie bij de cliënt bestaat. Als de persoon tegenover mij het allemaal prima vindt, dan houdt het voor mij ook op’’. Eén van de ketenpartners voegt daar nog aan toe: ‘’We hebben bij ons ook mensen die hebben gekeken naar visuele materialen en die daar ook mee verder gaan. Je hebt natuurlijk laaggeletterdheid, maar je hebt ook echt health litteracy’’. Wat betreft activiteiten werden er verschillende voorbeelden benoemd die kunnen worden ingezet om de gezinnen te begeleiden naar een gezonde leefstijl. Zo werd er benoemd dat je kooklessen kunt

Page 22: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

21

aanbieden of dat je met een gezin mee kan gaan om boodschappen te doen. De ketenpartners zijn ook heel positief over sportactiviteiten die gericht zijn op LVB. De Gemeente benoemde daarbij zijn positieve kijk op de inzet van Uniek Sporten: ‘’De coördinator van Uniek Sporten probeert de cliënten te verleiden om te sporten, want deze doelgroep heeft het soms nodig om een steuntje in de rug te krijgen om ergens bij een sportvereniging of sportorganisatie onderdak te vinden en in beweging te komen’’. Twee ketenpartners geven uit zichzelf aan dat het soms lastig is om in te zien wanneer er bij iemand sprake is van een LVB. Eén van de ketenpartners benoemde dat zij hier het liefst open en eerlijk over is tegen de cliënt, door bijvoorbeeld te vragen of iemand kan lezen of schrijven. Eén van de ketenpartners heeft het gevoel dat wanneer we te veel online werken, we de LVB-doelgroep voorbij gaan. ‘’Als mensen zoals MEE of andere mensen die werken met een LVB, als die daarin kunnen helpen dan komen we echt al een heel stuk verder’’. De GGD benoemde dat activiteiten in groepsverband heel goed kunnen werken, maar dat het ook belangrijk is dat de cliënt de mogelijkheid heeft om één op één in gesprek te gaan met bijvoorbeeld een coach om persoonlijke zaken te bespreken. Ook werd er benoemd dat het heel belangrijk is dat de cliënt sociale steun krijgt bij het deelnemen aan activiteiten. Er werd ook benoemd dat je cliënten met een LVB bijvoorbeeld frequenter kunt zien en dat je kan vragen of ze bijvoorbeeld in eigen woorden kunnen uitleggen wat je aan ze hebt uitgelegd. Wat betreft interventies zijn er twee van de negen ketenpartners die de methode ‘’positieve gezondheid’’ benoemen, en zijn daar positief over te spreken. Ook wordt er gebruik gemaakt van materiaal van het voedingscentrum, omdat dit veelal uit visueel materiaal bestaat en daarom beter aan kan sluiten bij mensen met een LVB. 4.4.3 Topic 3: Samenwerking + tips Alle ketenpartners geven aan dat zij vinden dat de samenwerking omtrent gezondheidsbevordering aandacht behoeft. Wat als positief werd benoemd door één van de ketenpartners, is dat er steeds meer aandacht is voor preventie. De ketenpartners benoemen dat wanneer de regie wegvalt, er bijvoorbeeld minder MDO’s plaatsvinden of dat projecten stilvallen. Ook werd er benoemd dat sommige ketenpartners soms slecht bereikbaar zijn en dat het soms niet duidelijk is wie er betrokken zijn bij een gezin of welke taken de betreffende ketenpartner uitvoert. Ook werd er benoemd dat het aanbod soms per gemeente kan verschillen en dat het door transities en bezuinigingen in het sociaal domein extra complex is om samen te werken. De ketenpartners moeten hun plekje weer zien te vinden in deze transitie. Ook werd er benoemd dat de privacywetgeving samenwerken complex maakt. Er werden verschillende tips benoemd om de samenwerking te verbeteren en hoe ketenpartners elkaar onderling kunnen helpen om gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een LVB te ondersteunen in een gezonde leefstijl. Er zullen enkele tips worden belicht: ‘’MEE zou een stuk kunnen schrijven over wat ze zouden kunnen betekenen door dat in de nieuwsbrief van ouders te zetten’’. Ook werd er benoemd dat er meer Multidisciplinaire overleggen (MDO’s) en supervisiebijeenkomsten zouden kunnen worden ingezet. Bij supervisiebijeenkomsten kan er worden besproken hoe er kan worden gehandeld in bepaalde situaties en bij een MDO kunnen specifieke casussen worden besproken. Er werd benoemd dat er bij de gemeente kan worden gekeken welk budget hiervoor beschikbaar kan worden gesteld. Volgens meerdere ketenpartners zou het ook goed zijn om onderling gebruik te maken van het materiaal van het voedingscentrum en van positieve gezondheid. Ook werd er benoemd dat het belangrijk is dat het duidelijk is wie welk punt aanstipt binnen de keten en dat je van elkaars kennis en kunde gebruik maakt. Ook werd er benoemd dat de communicatie verbeterd dient te worden: ''Ja, in het algemeen ik vind dat je snel moet reageren. En zeker in deze tijd met allemaal communicatiemiddelen’’. Er is wens naar meer face to face contact en meer samenwerkingsprojecten. Tot slot benoemt het KDOO nog het volgende: ‘’Wat MEE wel zou kunnen doen, is dat ze een soort beleid hebben, dat ze mensen alleen maar stimuleren om vers te eten. En een pijler voor zelfredzaamheid’’.

Page 23: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

22

4.4.4 Topic 4: Expertise Alle ketenpartners benoemen wat hun expertise is omtrent het bevorderen van een ongezonde leefstijl bij gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een LVB. Er zullen drie expertises worden uitgelicht waarin duidelijk wordt dat de verschillende expertises uiteen lopen, maar wel allemaal verband hebben met gezondheidsbevordering. De JGZ-arts: “’Als je als andere organisatie denkt “Ik wil met iedereen om tafel’’ dan is het heel handig om ons uit te nodigen. Tuurlijk kun je ons bellen en als we dan denken ''We zien dat jullie die rol hebben dus dan hebben wij geen rol'', je hoeft dan niet te twijfelen of wij betrokken zijn. We hebben 95 tot 100 procent van de kinderen in beeld.’’ De gemeente: ''Nou dan gaat het toch vaak over informatie, beleidsinformatie die ze zouden kunnen delen met organisaties die problemen moeten aanpakken. Wij hebben vaak wel het overzicht over hoe de bevolking ervoor staat en welke doelgroep tegen welk probleem aanloopt. Dat soort informatie zou de gemeente kunnen delen, beschikbaar kunnen stellen’’. De POH-Somatiek: ‘’Ik ben praktijkondersteuner, maar het is meer een soort casemanager functie. Als leefstijlcoach. Maar stel mensen willen meer weten over voeding vanuit hun suikerziekte, dan verwijs ik ze wel door naar een diëtiste. Je moet niet alles zelf willen doen. Dat is ook de expertise’’. Wat uit de antwoorden van ongeveer de helft van de respondenten naar voren komt, is dat de verschillende ketenpartners wel weten welke rol ze zelf in kunnen nemen, maar dat ze soms maar beperkt op de hoogte zijn van de expertises die de andere ketenpartners binnen de keten kunnen bieden omtrent gezondheidsbevordering rondom LVB. 4.4.5 Topic 5: Het perfecte plaatje Als samenvattend topic, werd er gevraagd naar het perfecte plaatje van de ketenpartners omtrent gezondheidsbevordering bij gezinnen met (één) LVB ouder(s). Een punt op macroniveau dat werd benoemd is dat er soms te weinig vergoeding is om samen te werken en dat dat de zorgverlening complex maakt. ‘’Er dient verruiming in vergoeding te zijn’’. Ook werd het volgende punt op mesoniveau benoemd omtrent het perfecte plaatje: ‘’Een goede basissamenwerking waar je vanuit kunt gaan, waarvan je weet wat je aan elkaar hebt en dat je op elkaar kunt rekenen’’. Ook wordt positieve gezondheid in dit topic naar boven gehaald: ''Ja, ik denk dat het streven is dat zo veel mogelijk hulpverleners met positieve gezondheid aan de slag gaan. Dat je breder kijkt dan puur die gezondheid of leefstijl’’. Op microniveau werd onder andere het volgende benoemd: ‘’Ik zou zeggen, het perfecte plaatje is dat zo'n gezin een coach heeft die hij ook houdt en die niet na een halfjaar verandert zodat ze weer overnieuw moeten beginnen, maar dat ze langdurig een coach hebben of een buddy die echt naar het hele plaatje kijkt’’. (In bijlage 5 staat een uitwerking per ketenpartner van de gegeven antwoorden waarin de antwoorden per topic worden uitgewerkt. Hierin kan ook worden afgenomen hoe vaak een bepaalde ervaring of uitspraak voorkomt).

Page 24: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

23

5. Conclusie De doelstelling in dit onderzoek is om te onderzoeken hoe MEE in samenwerking met ketenpartners ervoor kan zorgen dat LVB-cliënten worden ondersteund in een gezonde leefstijl. De onderzoeksvraag daarbij is: ‘’Hoe kan stichting MEE een bijdrage leveren aan gezondheidsbevordering bij gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een LVB, in samenwerking met ketenpartners?’ 5.1 Deelconclusie deelvraag 1 Aan de hand van het Fasemodel uit de theorie van Steenhuis en Overtoom (2018) is in deelvraag 1 naar voren gekomen dat gedragsverandering omtrent een ongezonde leefstijl plaatsvindt in de vorm van een spiraal waarin iemand steeds een stapje vooruitgaat, maar ook terug kan vallen. De 5 fasen die daarbij worden omschreven zijn: 1. Precontemplatie, Contemplatie, 3. Preparatie. 4. Actie en 5. Gedragsbehoud. Er dient daarbij rekening gehouden te worden met de zes aspecten van positieve gezondheid, omdat er omtrent het thema gezondheid vaak meerdere aspecten een rol spelen: Mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, sociaal maatschappelijk participeren en dagelijks functioneren. Wanneer de professional een (LVB)-cliënt wil ondersteunen om het ongezonde gedrag te veranderen, dient er bij de voorlichting/begeleiding rekening gehouden te worden met de volgende vier factoren: 1. Aandacht en begrip, 2. Feedback op maat. 3. Voorlichting op maat en 4. Zelfregulering. Volgens de Aanpak Ketenaanpak overgewicht en obesitas bij kinderen is een ketenaanpak omtrent gezondheidsbevordering van groot belang, zodat er onderling een goede rol-en taakverdeling is en problemen vroegtijdig worden gesignaleerd. De inzet dient zo laag als mogelijk te zijn en zo hoog als nodig. De inzet van ondersteuning bij gezondheidsbevordering door de professional zal steeds minder worden, zodat het gezin steeds zelfstandiger aan de slag blijft gaan met een gezonde leefstijl. 5.2 Deelconclusie deelvraag 2 In deelvraag 2 zijn verschillende interventies die gericht zijn op gezondheid uitgewerkt die volgens de literatuurstudie passend zijn voor mensen met een LVB, en waar MEE en de verschillende ketenpartners wellicht mee kunnen samenwerken. Het Happy Weight stippenplan is een tool die kan worden opgestart door een diëtist en vervolgens bij de cliënt thuis kan worden voortgezet onder begeleiding van een consulent. De focus ligt op kennis over gezond en voedzaam eten. Daarnaast kan de app/website van Uniek Sporten mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking kosteloos ondersteunen in het vinden van een passende sport. Er moet wel per cliënt worden gekeken of de cliënt liever deelneemt aan G-sport of aan reguliere sporten. Voor LVB-cliënten die liever thuis bewegen, kan ‘’Kijk op gezond – Steffie gezond’’ wellicht een uitkomst bieden. Tot slot kunnen ook de apps Positieve gezondheid van de GGD-Appstore worden gebruikt door de verschillende ketenpartners. In de app worden de pijlers van Positieve gezondheid weergegeven en kan er per pijler een bijpassende app worden gekozen. Een kritische noot bij deze app is wel, dat niet alle apps goed passen bij mensen met een LVB, omdat er soms gebruik wordt gemaakt van veel tekst. 5.3 Deelconclusie deelvraag 3 Voordat je goed samen kan werken met ketenpartners moet je eerst weten hoe de verschillende ketenpartners handelen omtrent het thema gezondheid. De signalen die de consulenten opvangen omtrent een ongezonde leefstijl zijn onder te verdelen in praktische handelingen, achterliggende problemen en signalen die zichtbaar zijn. De consulenten geven aan dat zij ervoor kiezen deze zelf bespreekbaar te maken. De signalen worden onder andere bespreekbaar gemaakt door te vertellen wat de consulent ziet, en het wordt meegenomen in de vraagverduidelijking. Wanneer de cliënt de ongezonde leefstijl niet wil veranderen, dan vinden de consulenten dat dit de verantwoordelijkheid is

Page 25: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

24

van de cliënt zelf. Je moet er daarbij volgens de consulenten op letten dat je eigen visie en oordeel niet de overhand neemt. Als de signalen bespreekbaar zijn gemaakt en er is sprake van een ongezonde leefstijl, dan is de beroepshouding onder te verdelen in activiteiten, gesprekstechnieken en methodieken die aansluiten bij gezondheidsbevordering. De consulenten bouwen eerst het vertrouwen op en kijken naar wat de cliënt zelf wil om zo de intrinsieke motivatie te versterken. Het hele systeem speelt daarin een rol. De methodieken/interventies die werden benoemd zijn onder andere: Positieve Gezondheid, de SNV-methodiek, G-sport en beloningssystemen. De consulenten zijn het erover eens dat de samenwerking met ketenpartners omtrent gezondheidsbevordering bij gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een LVB aandacht behoeft. Ze geven aan dat het vaak onduidelijk is wie er betrokken is bij een gezin, er soms geringe communicatie is en dat de verschillende geldstromen de samenwerking soms extra complex maken. Enkele tips die werden benoemd om dit te verbeteren zijn een casusregisseur per gezin, meer MDO’s, voorlichtingen aan ketenpartners over LVB en meer inzet van Positieve Gezondheid binnen MEE. Ook werd er benoemd dat de consulent mee kan gaan met de cliënt wanneer hij/zij een gesprek heeft met een ketenpartner en andersom. Op de vraag wat volgens de consulenten de expertise is van MEE om de doelgroep in dit onderzoek te ondersteunen tot een gezonde leefstijl, is voornamelijk de kennis die de consulenten hebben over LVB. Het perfecte plaatje volgens de consulenten omtrent een gezonde leefstijl bij LVB cliënten is voornamelijk dat het voor LVB-cliënten gemakkelijker wordt om deel te nemen aan de samenleving en er minder een taboe komt op het thema ‘’gezondheid’’. 5.4 Deelconclusie deelvraag 4 Deze deelconclusie wordt uitgewerkt aan de hand van deelvraag 4, waarin de interviews met de negen ketenpartners van MEE zijn uitgewerkt. Hierin komt ook de beroepshouding naar voren. Voordat je goed samen kan werken met ketenpartners, moet je ook goed weten hoe de verschillende ketenpartners handelen omtrent het thema gezondheid. De signalen die de ketenpartners opvangen omtrent een ongezonde leefstijl zijn onder te verdelen in praktische handelingen, achterliggende problemen en signalen die zichtbaar zijn. Ook worden er signalen opgedaan door monitoronderzoek, ziekteverzuim op school en screening. Enkele ketenpartners geven wel aan dat zij het soms lastig vinden om de cliënt te begeleiden omtrent gezondheid, omdat je soms al snel aan iemands privéleven komt. Wat betreft de beroepshouding, passen de ketenpartners hun houding aan wanneer ze een cliënt met LVB begeleiden. Er werd echter wel benoemd dat de LVB soms lastig zichtbaar is. Wanneer er een LVB-cliënt wordt begeleid dan wordt het beginpunt van informatie lager gelegd. Er werd meerdere malen benoemd, dat de cliënt de consequenties van het ongezonde leven moet inzien om sneller tot gedragsverandering te komen. Er wordt gebruik gemaakt van motiverende gespreksvoering, Positieve Gezondheid en materiaal van het voedingscentrum. De meeste ketenpartners benoemen dat zij vinden dat de samenwerking omtrent gezondheid verbeterd kan worden. Er wordt wel een positief geluid genoemd, omdat enkele partners het idee hebben dat er steeds meer oog is voor preventie. De ketenpartners benoemen dat iedereen het als zijn taak moet zien om signalen van een ongezonde leefstijl op te vangen en dat je moet kijken wat binnen je rol past. Het is vaak onduidelijk wie welke taak heeft binnen de keten en er is regelmatig gebrek aan regie. Hier komt nog bij, dat er vaak complexe geldstromen zijn en dat de verschillende ketenpartners soms slecht bereikbaar zijn voor zowel de professional als de cliënt. De ideeën die de ketenpartners benoemen zijn voornamelijk dat het duidelijk moet zijn wie welke rol op zicht neemt, dat er meer MDO’s plaats zouden moeten vinden en dat er meer gewerkt moet worden met materiaal van het voedingscentrum en van Positieve Gezondheid. De gemeente geeft aan dat er bij hen kan worden gekeken of er een budget kan komen om bijvoorbeeld een project of MDO te realiseren. Wat MEE volgens de ketenpartners kan doen is de rol van coach op zich nemen, voorlichtingen geven aan de doelgroep of de partners. Of een stuk schrijven in de nieuwsbrief van school over de werkwijze van MEE, en meer werken met materiaal van het voedingscentrum. De

Page 26: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

25

expertises van de ketenpartners lopen sterk uiteen. Iedereen benoemde een eigen expertise en geeft aan dat ze elkaar daarin kunnen versterken, maar dat je elkaar daar wel beter in moet vinden. Het perfecte plaatje is volgens de ketenpartners voornamelijk dat meedoen in de samenleving gemakkelijker wordt voor LVB-cliënten en dat er een goede basissamenwerking is waarvan je weet wat je aan elkaar hebt. 5.5 Conclusie hoofdvraag Gedragsverandering omtrent een ongezonde leefstijl is te zien als een spiraal, waarin de cliënt soms een stap vooruit gaat, maar ook een stap terug kan vallen. Aandacht en begrip, feedback op maat, voorlichting op maat en zelfregulering zijn belangrijke aspecten om rekening mee te houden bij de begeleiding van gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een LVB en een ongezonde leefstijl. De theorie wijst uit dat een ketensamenwerking van groot belang is omtrent het thema gezondheidsbevordering. Uit het onderzoek blijkt dat zowel de consulenten als de ketenpartners vinden dat er een betere samenwerking dient te komen omtrent gezondheidsbevordering bij gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een LVB. De wil om samen te werken is er wel, maar dit is soms complex. De communicatie verloopt nu slecht, omdat er verschillende financieringsstromen zijn, er een gebrek is aan regie en doordat ieders rol binnen de keten vaak onduidelijk is. Ook lijkt het erop dat het door de transitie en financiering binnen de zorg complex is om van het aanbod in de gemeente gebruik te kunnen maken. Daarnaast weten sommige ketenpartners niet altijd goed hoever ze kunnen gaan in de begeleiding van de gezinnen, omdat je al snel aan iemands privéleven komt. De eerste stap in een betere ketensamenwerking lijkt dus te liggen in een duidelijk beeld van ‘’wie wat doet’’ binnen de keten, en welke verschillende financieringsstromen er zijn. Ook is het belangrijk om van de gemeente waarin de betreffende professional werkt, te weten welk aanbod er is omtrent gezondheid omdat dit per gemeente kan verschillen. Wanneer dit bekend is, kan er worden gekeken welke financieringsmogelijkheden er aanwezig zijn binnen de gemeente. De professionals dienen de sociale kaart goed in beeld te hebben en kunnen volgens de respondenten bijvoorbeeld mee gaan naar gesprekken. De respondenten weten allemaal duidelijk hun eigen expertise te benoemen en weten goed wat ze kunnen bieden binnen de samenwerkingsketen. De volgende stap daarin is dat ze dit ook van elkaar weten. Als de rolverdeling goed in kaart is bij de andere ketenpartners en het voor iedereen duidelijk is hoe LVB-cliënten kunnen worden begeleid, dan kunnen er duidelijke afspraken worden gemaakt en kan de regie worden opgepakt om tot een sterke ketenaanpak te komen.

Page 27: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

26

6. Discussie 6.1 Reflectie op het onderzoek De uitkomsten van het onderzoek zijn naar verwachting. Het werd mij al snel duidelijk dat alle respondenten heel graag willen samenwerken, maar dat het voor de respondenten niet goed duidelijk is hoe dat zou moeten plaatsvinden. Vooral een gebrek aan communicatie, financiering en een gebrek aan tijd lijken hier een rol in te spelen. Alle respondenten weten duidelijk hun eigen expertise te benoemen, maar het is belangrijk dat ze dit ook van elkaar weten. Daarnaast is het belangrijk om te benoemen dat het voorafgaand aan het onderzoek de bedoeling was om ook gezinnen te interviewen. Helaas is er door het COVID-19 virus heel veel veranderd in de maatschappij, waardoor dit niet meer mogelijk was. In overleg met de beoordelend docent van Hogeschool Windesheim, MEE en het Lectoraat Windesheim is besloten om het onderzoek te veranderen en het vooral te richten op de werkwijze en samenwerking van MEE consulenten en de betrokken ketenpartners omtrent het thema gezondheid. Ook was het door het COVID-19 virus complexer om te communiceren met mijn opdachtgevers. Voor de crisis hadden we namelijk regelmatig face to face contactmomenten. Toen dit via internet moest, kwam dit aan het begin lastig op gang. Daarnaast was het moeilijk om de interviews met de ketenpartners te labelen tijdens het open coderen. Dit kwam voornamelijk omdat alle respondenten een andere achtergrond hebben. Uiteindelijk is het toch gelukt om ook bij deze interviews 5 topics op te stellen. Maar mede door dit gegeven en door het feit dat er rekening moest worden gehouden met het maximaal aantal woorden in het verslag, had ik er moeite mee dat ik soms niet zo veel uit kon schrijven als dat ik van tevoren had willen doen. Ik twijfelde daarom vaak of ik wel voldoende op papier had gezet omtrent de interviews en of ik de lezer daardoor wel voldoende kon informeren. 6.2 Aanbevelingen Het volgen van cursussen en trainingen Er is bij de respondenten de wens naar een betere ketensamenwerking. Voordat je dit goed kunt vormgeven, is het belangrijk dat je voor een groot deel vanuit dezelfde visie en aanpak werkt. Om MEE en de verschillende ketenpartners te scholen omtrent het thema gezondheid en hun expertise daarin te versterken, wordt er naar aanleiding van dit onderzoek aanbevolen om de MEE consulenten en de ketenpartners te scholen met de trainingen van Positieve Gezondheid omdat deze methode het thema gezondheid vanuit 6 dimensies belicht. Op de website www.IPH.nl wordt de Basismodule Positieve gezondheid aangeboden. In de Basismodule doe je ervaring op in het werken met het concept Positieve Gezondheid. Ook ontwikkel je je eigen stijl om Positieve Gezondheid een plek te geven in je dagelijkse praktijk. De cursus kost 750 euro voor 2,5 dag scholing. Maar aangezien er in dit onderzoek door verschillende respondenten heel positief is gesproken over deze methodiek, is het zeker de moeite waard. Er kan wat betreft MEE uiteraard ook voor worden gekozen om een aantal consulenten te scholen, zodat er een aantal consulenten is die specifiek is geschoold in het werken met het thema gezondheid. Mocht MEE er voor kiezen om een aantal consulenten te scholen in het thema gezondheid, dan zou het goed zijn om dit ook kenbaar te maken aan de buitenwereld. Bijvoorbeeld met een duidelijk algemeen e-mailadres of een pagina op de website van MEE om de expertise die MEE heeft omtrent gezondheidsbevordering weer te geven. Het kan natuurlijk voorkomen dat er ook ketenpartners zijn die niet willen werken met deze methode, maar ook dat is dan een gegeven. Ook dan kun je het gesprek aan gaan, om te kijken welke visie de verschillende ketenpartners dan wel hebben. De adviseur inclusie van MEE zou eerst zelf een voorlichting kunnen geven aan de ketenpartners en consulenten over Positieve Gezondheid, om zo met elkaar in gesprek te gaan om te kijken of deze methode aansluit bij de visie van alle ketenpartners en consulenten en in hoeverre ze met deze methode bekend zijn. Naast de methode positieve gezondheid, kunnen de ketenpartners ook kijken naar de interventies die zijn genoemd in deelvraag 2, zoals bijvoorbeeld Uniek Sporten. Deze zijn passend bij LVB en sluiten aan bij het thema gezondheid en kunnen in samenwerking worden ingezet.

Page 28: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

27

Nieuwsbrieven op middelbare scholen In het interview met de zorgcoördinator kwam een idee naar voren dat in dit onderzoek is opgenomen als aanbeveling. De aanbeveling is dat MEE scholen kan benaderen of ze een stuk over MEE in de nieuwsbrief op willen nemen. Vrijwel alle scholen in Nederland beschikken over een nieuwsbrief voor ouders. Het is voor mensen met een LVB soms moeilijk om passende hulpverlening te vinden. Door een stuk in een nieuwsbrief te schrijven benader je een hele grote groep in één keer. Het communicatiemiddel heeft als doel om mensen te informeren en tot beweging te brengen. Daarnaast is het vrijblijvend of mensen hier gebruik van maken en worden ze niet gepusht. De achterliggende gedachte van deze aanbeveling is dat een kind een groot deel van de dag op school is en de zorgcoördinator heeft aangegeven dat het voor een school soms complex is om rondom de signalen van een ongezonde leefstijl te handelen, omdat je als school al snel aan iemands privéleven komt. Hierin kan MEE de school dus ondersteunen door de hulpverlening van MEE kenbaar te maken aan de leerlingen en ouders op een school. MEE komt namelijk wel in de gezinssituatie. Door hierin samen te werken met de school, zal de ketensamenwerking met deze ketenpartners worden versterkt. Meer MDO’S & supervisiebijeenkomsten In dit onderzoek is naar voren gekomen dat de respondenten meer willen samenwerken. Daarom wordt hier aanbevolen om structureel MDO’s en supervisiebijeenkomsten plaats te laten vinden. In een MDO (Multidisciplinair overleg) kunnen specifieke casussen worden besproken. Supervisie is juist goed om elkaars handelen en expertise binnen de keten te bespreken en algemene vraagstukken te bespreken. Op deze manier is het duidelijker wie welke rol in kan nemen binnen een bepaalde casus en wordt er voorkomen dat verschillende respondenten dezelfde werkzaamheden uitvoeren op hetzelfde moment. Wat deze aanbeveling nu lastig maakt, is dat het ontbreekt aan een financiering. Het zou daarom goed zijn als MEE hiervoor contact op neemt met de gemeente om te kijken welke financiering er mogelijk is. MEE zou daarbij ook de rol op zich kunnen nemen om de respondenten uit te nodigen. Het is belangrijk om van elkaar te weten welke expertises er zijn om zo een gezamenlijke visie op te bouwen. Gezien de bureaucratie in de samenleving kan zo’n bijeenkomst ook goed zijn om gezamenlijk te kijken wat de kwetsbare groepen zijn in de betreffende gemeente en welk aanbod de gemeente heeft omtrent gezondheidsbevordering. Op deze manier kan MEE bijvoorbeeld ook voorlichting geven aan de ketenpartners over LVB. Het is bij deze aanbeveling wel belangrijk dat de ketenpartners weten welke regels gelden op het gebied van dossiervorming, privacy en informatie uitwisselen. Informatie hierover kunnen de ketenpartners terug vinden in de beroepscode of in de AVG-wet. 6.2.1 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek De eerste aanbeveling voor vervolgonderzoek is om onderzoek te doen naar de wensen en visies van gezinnen waarbij er bij één of beide ouders sprake is van een LVB. Zoals eerder omschreven kon dit helaas niet in dit onderzoek worden meegenomen in verband met het COVID-19 virus. Er kunnen bijvoorbeeld interviews worden afgenomen met de gezinnen, om te kijken wat volgens hen een passende beroepshouding is van de professional. Ook kunnen de interventies en methodieken die in dit onderzoek worden benoemd bijvoorbeeld worden besproken met de gezinnen om zo te kijken wat de gezinnen zelf vinden van deze werkwijzen. De tweede aanbeveling is om vervolgonderzoek te doen naar de verschillende financieringsstromen die beschikbaar zijn binnen de keten. Het lijkt er namelijk op dat de verschillende geldstromen de samenwerking complex maken. Vooral wanneer de regie wegvalt binnen een samenwerkingsverband, is het vaak onduidelijk hoe dit weer kan worden opgepakt. Door de financieringsstromen helder in kaart te brengen, is het duidelijker van welke potjes en vergoedingen gebruik kan worden gemaakt. Door inzicht te hebben in deze financieringsstromen wordt niet alleen de ketensamenwerking duidelijker, maar is het voor de professionals ook duidelijker hoe zij hun eigen hulpverlening vorm kunnen geven omtrent gezondheidsbevordering.

Page 29: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

28

7. Literatuurlijst

- American Psychiatric Association. (2014). Beknopt overzicht van de criteria DSM-5 (4de editie). Den Haag: Boom Lemma. - Brug, J. (2007). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering (5de editie). Assen: Koninklijke Van Gorcum. - Covalis. (z.d.). Wat is ketensamenwerking? Geraadpleegd op 12 mei 2020, van https://www.covalis.nl/kennisbank/wat-is-ketensamenwerking/ - De parlementaire monitor. (2018, 16 juli). Eindrapport; De uitvoering en bekostiging van onafhankelijke cliëntondersteuning WlZ (bijlage bij 31476, nr.22) - Parlementaire monitor. Geraadpleegd op 18 februari 2020, van https://www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vkq3edkj0fpy - Decruynaere, F. (2016). Zorgcommunicatie in verandering (1ste editie). Leuven: Acco. - Douma, J., de Jong, A., Looij, J., & Stremmelaar, B. (2017 juni). Handreiking Begeleiden van ouders met een licht verstandelijke beperking en multiproblematiek. Geraadpleegd op 8 maart 2020, van https://www.kenniscentrumlvb.nl/wp-content/uploads/woocommerce_uploads/2018/10/handreikingbegeleidenouderslvb.pdf - Van der Donk, C. & Van Lanen, C. (2015). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho - Duijzer, G., & Van Tol, M. (2020). Evaluatie ‘Samen Lekker Lang Leven in Montferland’. Geraadpleegd van file:///C:/Users/Samira/Downloads/Eindrapport%20Samen%20Lekker%20Lang%20Leven%20in%20Montferland.pdf - FNO. (2020a, 2 maart). Samen Lekker Lang Leven in Montferland. Geraadpleegd op 10 april 2020, van https://www.fnozorgvoorkansen.nl/activiteiten/samen-lekker-lang-leven-in-montferland/ - FNO. (2020b, 4 maart). Gezonde Toekomst Dichterbij. Geraadpleegd op 6 maart 2020, van https://www.fnozorgvoorkansen.nl/gezonde-toekomst-dichterbij/ - Halberstadt, J., van Mil., E., Sijben, M., Stroo, J., & van der Velde, M. (2018 december). Landelijk model: Ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas. Geraadpleegd op 27 februari 2020, van https://beta.vu.nl/nl/Images/Landelijk_model_digitaal_tcm235-928414.pdf - Van Halem, N. (2017). Lekker belangrijk (2de editie). Groningen: Noordhoff. - Hogeschool Windesheim. (z.d.). Lectoraat Gezonde Samenleving - Windesheim. Geraadpleegd op 11 februari 2020, van https://www.windesheim.nl/onderzoek/onderzoeksthemas/gezondheid-en-welzijn/lectoraat-de-gezonde-stad - IPH. (2019). GGD-Appstore. [Afbeelding 4]. Geraapleegd op 27 april 2020, van https://iph.nl/ggd-appstore/ - IPH. (2019). GGD-appstore – Institute for Positive Health. Geraadpleegd op 20 april 2020, van https://iph.nl/ggd-appstore - IPH - Institute for positive health. (2017, 6 november). Wat is het – Institute for Positive Health. Geraadpleegd op 24 april 2020, van https://iph.nl/positieve-gezondheid/wat-is-het/ - KDOO (2018). Logo KDOO [Afbeelding 5]. Geraadpleegd op 26 april van, https://kdoo.nl/ - Kloosterman, D. & Aarnoutse, C. (2018, februari). De wetten zorg & ondersteuning sinds 2015. Geraadpleegd op 27 februari 2020, van https://www.kansplus.nl/wp-content/uploads/2018/02/Zorgwetten-sinds-2015-in-eenvoudig-Nederlands-1.pdf - Kijk op gezond. (z.d.). Welkom bij Steffie Gezond. [Afbeelding 3]. Geraadpleegd van https://www.kijkopgezond.nl/ - Jong, A. de, Stremmelaar, B., & Looij, J. (2014). Goed genoeg opvoederschap: Handreiking voor ondersteuning van ouders met een verstandelijke beperking. Baarn: Amerpoort. - MEE Samen. (z.d.). MEE NL. Geraadpleegd op 11 februari 2020, van https://www.mee.nl/ - Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (2020, 13 januari). Maatregelen in het

Page 30: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

29

Nationaal Preventieakkoord. Geraadpleegd op 27 februari 2020, van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gezondheid-en-preventie/nationaal-preventieakkoord - Rogge, L. (2019). Eindrapportage Programma Gezonde Toekomst Dichterbij. Geraadpleegd van file:///C:/Users/Samira/Downloads/Eindrapportage%20Programma%20GTD%20SLLLMontferland%20jan%202020.pdf - ’s Heerenloo. (2019). Applicaties Voor mensen met een beperking: Gezondheid. Geraadpleegd op 21 maart 2020, van https://www.sheerenloo.nl/assets/uploads/1-Vind informatie/Documenten/Expertise-en behandeling/Themas/Innovatie/Clienten/Apps_Clienten_gezondheid-deel-1-2019-zomereditie-boek.pdf - Stippencoach. (2020a). Methode - Stippencoach. Geraadpleegd op 21 maart 2020, van https://www.stippencoach.nl/methode/ - Stippencoach. (2020b). Stippencoach [Figuur 1]. Geraadpleegd van https://www.stippencoach.nl/nieuwe-publikaties/ - Steenhuis, I., & Overtoom, W. (2018b). Positieve leefstijlverandering (1ste editie). Amsterdam: SWP. - Uniek Sporten. (2020a). Home | Uniek Sporten | Sporten met een handicap! Geraadpleegd op 22 maart 2020, van https://www.unieksporten.nl/ - Uniek Sporten. (2020b). Logo Uniek Sporten [Afbeelding 2]. Geraadpleegd van https://www.unieksporten.nl/ - Van der Velde, M., & Sijben, M. (2018). Financiering van de ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas. Geraadpleegd op 14 mei 2020, van https://www.ketenaanpakovergewichtkinderen.nl/images/Inhoud_ketenaanpak/Financieringsbijlage_digitaal.pdf - Vree, A., Kerkhofs, C., Duyzings, G., Fijlstra, H., van Wijnen, J., Gerke-Meijsen, J., & van Sprang. (21 maart, 2019). Positieve gezondheid. Geraadpleegd op 27 februari 2020, van https://iph.nl/wp-content/uploads/2018/09/iph-positieve-gezondheid-in-perspectief-.pdf - Zorginstituut Nederland. (21 januari, 2019). Screeningsrapport Gehandicaptenzorg Zinnige Zorg. Geraadpleegd op 15 maart 2020, van file:///C:/Users/Samira/Downloads/Zinnige+zorg+-+Rapport+screeningsfase+Gehandicaptenzorg%20(1).pdf

Page 31: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

30

8. Bijlagen

Bijlage 1: Toelichting programma de Gezonde Toekomst Dichterbij Alle informatie in deze bijlage is afkomstig uit de bron FNO (2020a) Fonds NutsOhra wil kansen voor kwetsbare groepen vergroten. Gezinnen met lage sociaaleconomische status zijn minder gezond en daarmee kwetsbaar. Daarom ondersteunen we projecten die de gezondheid van kansarme gezinnen verbeteren. Zo komt ook voor deze kinderen en ouders een gezonde toekomst dichterbij. Laagopgeleide Nederlanders zijn minder gezond en leven gemiddeld zes jaar korter dan hoogopgeleiden. In aantallen jaren ervaren gezondheid is dit verschil nog groter: laagopgeleiden leven gemiddeld 19 jaar minder in goed ervaren gezondheid dan hoogopgeleiden. Het opleidingsniveau is dus niet alleen gerelateerd aan de kansen op werk en inkomen, maar ook aan de kansen op gezondheid en welzijn. In totaal is 30% van alle Nederlanders laagopgeleid en leven 664.000 huishoudens onder de armoedegrens. Roken, zwaar alcoholgebruik, overgewicht en depressiviteit komen vaker voor dan in andere gezinnen. Daarnaast blijkt dat allochtonen hun gezondheid vaker als slechter ervaren dan autochtonen. De achterstandssituatie is lastig te doorbreken, omdat ze vaak van ouder op kind wordt doorgegeven en een stimulerende omgeving ontbreekt. De gezondheidsproblematiek van kansarme gezinnen is ook zeer divers en verschilt per situatie en regio. Zo kan de problematiek van een Brabants gezin in het buitengebied van een heel andere orde zijn, dan dat van een gezin uit Amsterdam-West of van een Surinaams of Hindoestaans gezin.

Gezondheid en multiproblematiek Sociaaleconomische gezondheidsverschillen hebben niet één oorzaak, maar zijn afhankelijk van drie soorten factoren: fysieke en sociale omgevingsfactoren in combinatie met gedragsfactoren. Om iets aan de gezondheidsproblematiek te doen is vaak een andere ingang nodig dan het gezondheidsprobleem zelf. Omdat gezinnen meerdere problemen hebben, is er bijvoorbeeld eerst behoefte aan het aflossen van schulden of het vinden van een nieuwe baan. Een belangrijke sleutel tot meer kansen op gezondheid ligt onder andere in het versterken van eigen gezondheidsvaardigheden. Deze zijn vaak onvoldoende ontwikkeld in gezinnen met een lage sociaaleconomische status. Deze vaardigheden zijn echter wel aan te leren en in meerdere steden zijn al initiatieven gestart. Integrale benadering In Nederland (maar ook in de rest van de wereld) zijn meerdere interventies ontwikkeld, die er op gericht zijn om met name de gezondheidsverschillen tussen mensen met een lagere en hogere sociaaleconomische status terug te dringen. Onderzoek laat zien, dat interventies gezondheidsverschillen niet altijd aantoonbaar verkleinen. Een omgevingsgerichte aanpak in combinatie met ondersteuning op persoonlijk en sociaal gebied lijkt wél effect te hebben. Fonds NutsOhra gelooft in een integrale aanpak, waarbij de combinatie van onderwijs, arbeid, zorg en welzijn ervoor kan zorgen dat er structureel iets verbetert aan de gezondheid van kansarme gezinnen. Fonds NutsOhra wil hier graag een bijdrage aan leveren in samenwerking met andere partijen en de gezondheidssector zelf. Het programma Gezonde Toekomst Dichterbij is gericht op kinderen en ouders in kansarme gezinnen. Hiermee bedoelen we een huishouden, waar ten minste één ouder en één kind samenleven, dat meerdere problemen heeft op het gebied van financiën, onderwijs, arbeid of welzijn

Page 32: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

31

en een gezondheidsachterstand heeft door roken, alcoholgebruik of overgewicht, of onderliggende psychosociale problematiek. We beschouwen het gezin als systeem, waarbij de ene keer de ouder en de andere keer het kind de eerste ‘ingang’ is. Zo kan bijvoorbeeld een project, waarin kinderen op school ervaren dat gezond eten ook lekker en goed kan zijn, ervoor zorgen dat de ouder gezonder eten in huis haalt. Andersom kan een interventie gericht op stoppen met roken onder volwassenen ervoor zorgen, dat de ouders (die uiteindelijk gestopt zijn) voorkomen dat ook hun kinderen gaan roken. Doel van dit programma: Het doel van Gezonde Toekomst Dichterbij is het terugdringen van gezondheidsachterstanden van mensen met een lage sociaaleconomische status, met name gezinnen in een achterstandssituatie. Met dit programma willen we gezondheidsaanpakken realiseren die leiden tot:

• minder roken • minder alcoholgebruik • minder overgewicht • een betere ervaren gezondheid

Hieronder verstaan we niet alleen een betere fysieke gezondheid, maar ook een afname van psychosociale problematiek. Deze integrale gezondheidsaanpakken zijn gericht op minimaal een gezinslid en bestaan uit aandacht voor de fysieke en sociale omgeving, naast het versterken van de eigen gezondheidsvaardigheden. FNO investeert ook in wetenschappelijk onderzoek, om de effecten van de verschillende projecten in kaart te brengen. Wat zijn succesfactoren, hoe groot is het uiteindelijke effect van een aanpak en wat betekent dit voor het verkleinen van gezondheidsachterstanden? Het Programma Gezonde Toekomst Dichterbij loopt van 2015 tot 2020 met een budget van € 20 miljoen. 40 Integrale gezondheidsaanpakken In 2020 willen wij 40 integrale gezondheidsaanpakken hebben gerealiseerd, waarvan er 20 gebiedsgericht zijn. De eerste fase van het programma is een analyse van internationaal onderzoek naar effectieve en vermoedelijk effectieve interventies om de gezondheid van gezinnen in een achterstandssituatie (met een lage sociaaleconomische status) te verbeteren. Parallel hieraan krijgen 20 gebieden van circa 10.000-15.000 inwoners de mogelijkheid om, met steun van FNO, tot een gedragen inventarisatie van gezondheidsrisico’s en behoeften te komen. Vervolgens wordt door deze gebieden een plan opgesteld om gezinnen in een achterstandssituatie in deze gebieden meer kansen op gezondheid te geven.

FNO ‘adopteert’ naast deze 20 gebieden, 20 andere integrale gezondheidsaanpakken. We investeren in de uitvoering van het beschreven plan, waardoor de gezondheid van de betrokken gezinnen structureel verbetert. De trekkers van de projecten dragen daarbij zorg voor de aantoonbare borging in de eigen omgeving. Elk van de 40 gezondheidsaanpakken past minstens een van de uit de literatuurstudie voortkomende interventies toe, zodat kennis kan worden verzameld over de toepasbaarheid in de Nederlandse situatie.

Page 33: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

32

Evaluatie en wetenschappelijk onderzoek

Ten slotte zijn evaluatie en wetenschappelijk onderzoek, naar de succesfactoren en effecten van de activiteiten, een wezenlijk onderdeel van het programma. Hiermee wil FNO op lokaal, regionaal maar bovenal landelijk niveau in kaart brengen welke mogelijke factoren de sleutel kunnen zijn tot het terugdringen van gezondheidsachterstanden onder gezinnen in een achterstandssituatie.

Uitgangspunten

De uitgangspunten van Gezonde Toekomst Dichterbij zijn:

• De behoeften en gezondheidsrisico’s van gezinnen in een achterstandssituatie in een bepaald gebied moeten in beeld zijn, voordat een effectieve gezondheidsaanpak gerealiseerd kan worden (dit geldt specifiek voor gebiedsgerichte gezondheidsaanpakken).

• Deze gezondheidsaanpak is bestemd voor gezinnen met een lage sociaaleconomische status en heeft impact op fysieke factoren (bijvoorbeeld een gezonde leefomgeving), sociale factoren (bijvoorbeeld steun uit de omgeving) en intra-persoonlijke factoren (bijvoorbeeld gezondheidsvaardigheden).

• De gezondheidsaanpak heeft de potentie de intergenerationele cirkel te doorbreken. Deze kan gericht zijn op het kind, de ouder of op beiden.

• De gezondheidsaanpak is (in eerste instantie) gericht op het verminderen van roken, overgewicht en/of zwaar alcoholgebruik in combinatie met het verbeteren van de ervaren gezondheid (waaronder de psychosociale problematiek).

• De gezondheidsaanpak wordt lokaal gedragen door meerdere partners (met specifieke aandacht voor de zorgsector).

• Bij de gezondheidsaanpak wordt gebruikgemaakt van bewezen effectieve interventies en/of wordt het effect van de ingezette interventie(s) wetenschappelijk getoetst.

• Na afloop van de projectfinanciering dienen projecten op eigen kracht verder te kunnen. Al tijdens de opzet en uitvoering wordt aandacht besteed aan aantoonbare borging van de gehanteerde gezondheidsaanpak en de daarbij horende gunstige effecten.

• FNO haakt met dit programma actief aan bij reeds lopende initiatieven, zoals Gezond in, Alles is gezondheid en het Preventieprogramma van ZonMw en zoekt ook in de toekomst de synergie met andere partners bewust op.

Page 34: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

33

Bijlage 2: Samen Lekker Lang Leven in Montferland Al deze informatie is afkomstig uit de bron FNO (2020b)

Omschrijving In samenwerking met MEE Oost is in de gemeente Montferland het project ‘Samen Lekker Lang Leven’ gestart. Doel van het project is het verbeteren van de gezondheid van gezinnen met een lage sociaaleconomische status. Samen Lekker Lang Leven is een door ervaren gezinscoaches op maat gemaakt traject waaraan dertig gezinnen deelnemen. Gelijkwaardigheid en vertrouwen zijn sleutelbegrippen. De kracht van het project is de integrale aanpak en aansluiting bij het gezin. Want, waarom wil het gezin meedoen aan het traject? Waarom lukt het niet om gezonder te leven, de financiën op orde te krijgen, werk te vinden of zelf meer actie te ondernemen? Dit proberen de coaches samen met het gezin helder in beeld te krijgen. De coach gaat samen met het gezin aan de slag en leert de gezinsleden gebruik te maken van de voorzieningen die er zijn in de gemeente. Zo krijgen zij meer regie over hun leven, een beter zelfbeeld en leren zelf problemen op te lossen .De integrale aanpak van Samen Lekker Lang Leven heeft effect, zo blijkt. Een voorbeeld is de ketenaanpak waarbij een diëtist, fysiotherapeut, psycholoog en jeugdverpleegkundige betrokken zijn. De integrale aanpak leidt tot minder overgewicht en daarmee een betere gezondheid. Mooie voorbeelden zijn een moeder met veel lichamelijke klachten die nu langzaam begint met wandelen en dit steeds verder uitbouwt. Kinderen die meer buitenspelen. Een vader die vrachtwagenchauffeur is en nu met een stappenteller op zijn telefoon extra rondjes loopt als hij moet uitladen. Doel Doel van het project is het verbeteren van de gezondheid van gezinnen met een lage sociaaleconomische status in Montferland.

Page 35: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

34

Bijlage 3: Toelichting WMO, WLZ, Jeugdwet en ZVW

Alle informatie in deze bijlage is afkomstig van Kloosterman, D. & Aarnoutse, C. (2018)

Wat regelt de WLZ? De WLZ betaalt alleen de zorg en ondersteuning voor mensen bij wie duidelijk is dat zij altijd veel zorg en ondersteuning nodig hebben. Ook is duidelijk dat dit nooit anders zal worden of zal verbeteren. Dit zijn vaak mensen die in een woonvoorziening wonen. Maar het kunnen ook mensen zij n die bij hun ouders wonen. Mensen die op zichzelf wonen met begeleiding. Of mensen die met meerdere mensen in een woonvorm wonen. Het is een plek waar altijd toezicht is. Het gaat om mensen met een lichamelijke, verstandelijke of meervoudige beperking. Heeft iemand alleen psychische problemen? Of is het nog niet duidelijk dat hij zij n hele leven lang altijd iemand om zich heen nodig heeft voor zorg en ondersteuning? Dan kan hij (nog) geen gebruik maken van de WLZ.

De WL regelt altijd: alle begeleiding en zorg die iemand nodig heeft behandeling, bij voorbeeld de huisarts, tandarts, fysiotherapeut of orthopedagoog het vervoer naar en van de dagbesteding en ook de dagbesteding zelf medicijnen en het schoonhouden van de woning.

Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) is een organisatie die zegt of jij zorg kunt krijgen uit de WLZ.

Wat regelt de WMO? Je bent ouder dan 18 jaar. Je woont in je eigen huis of bij je ouders. Je hebt een paar uur per week begeleiding nodig. Je gaat naar dagbesteding of je werkt. Je hebt niet de hele tijd zorg of ondersteuning in de buurt nodig. Dan heb je te maken met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zorgt ervoor dat je zelfstandig kunt blijven wonen. En dat je de zorg en ondersteuning krijgt die je nodig hebt. De Wmo zorg ervoor dat mensen gewoon mee kunnen doen. De Wmo is voor mensen vanaf 18 jaar. De gemeente voert de Wmo uit. Dat betekent dat de gemeente jou moet helpen als je het niet redt om alleen thuis te wonen. Bij voorbeeld: omdat je door je beperking dingen niet goed begrijpt omdat je moeilijk contact maakt met mensen omdat je ondersteuning nodig hebt bij het huishouden omdat je ondersteuning nodig hebt bij het reizen omdat je bezigheden voor overdag zoekt (dagbesteding). Wil je je goed voorbereiden op een aanvraag bij de gemeente? Dan kan een cliëntondersteuner je helpen. Krijg je voor zorg en ondersteuning te maken met de gemeente? In de Wmo staat dat de gemeente dan verplicht is om gratis cliëntondersteuning te regelen voor jou.

Wat regelt de Jeugdwet? Onder de Jeugdwet vallen bijna alle kinderen van 0 tot 18 jaar. Dit zijn kinderen die tijdelijk of langer ondersteuning nodig hebben bij het opgroeien. Dit kunnen ook kinderen zijn met een (licht) verstandelijke beperking. Kinderen met (zeer) ernstige verstandelijke of meervoudige beperkingen, krijgen meestal zorg en ondersteuning vanuit de Wet langdurige zorg (WlZ). De jeugdwet regelt: Begeleiding Kortdurend verblijf (logeren), Verblijf in een instelling, Persoonlijke verzorging, Verpleging, Behandeling. Kinderen hebben vaak meerdere vormen van ondersteuning nodig. In veel gemeenten zijn wijkteams of jeugdteams. Deze teams letten op problemen bij de jeugd in de wijk. Zij gaan met de kinderen en

Page 36: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

35

hun familie in gesprek. Zij helpen bij lichte problemen. Ook sturen zij hen door naar specialistische hulp of ondersteuning. Dit zijn mensen die heel veel weten over bijzondere hulp en ondersteuning. In de wijkteams zitten deskundige mensen. Mensen die veel weten over jeugdigen en mensen met een verstandelijke beperking. De gemeente moet voor jeugdteams zorgen. De jeugdteams worden ook betaald door de gemeente. In iedere gemeente kan je op een andere manier bij jeugdzorg komen. Soms heeft een gemeente een wijkteam. Soms moet je in een gemeente voor jeugdzorg naar het Centrum voor Jeugd en Gezin. Je kunt ook jeugdzorg krijgen als je een verwijzing van een huisarts, jeugdarts of medische specialist hebt.

Wat regelt de ZVW? Kinderen tot 18 jaar die zorg en ondersteuning nodig hebben, kunnen ook te maken krijgen met de Zorgverzekeringswet (ZVW). Zij krijgen persoonlijke verzorging via de zorgverzekering. Iedere Nederlander heeftﬞ een zorgverzekering. De zorg wordt betaald door de eigen zorgverzekering. De wijkverpleegkundige zegt welke zorg het kind nodig heeft . Heb je persoonlijke verzorging of verpleging nodig? Omdat je ziek bent, een aandoening of een beperking hebt? Dan kun je contact opnemen met een wijkverpleegkundige. De wijkverpleegkundige kijkt welke persoonlijke verzorging of ondersteuning je nodig hebt en regelt dit. Er is geen verwijzing van een huisarts nodig. Wijkverpleegkundigen werken vaak bij een thuiszorgorganisatie. Aan wat voor zorg kun je denken? Hulp bij ademen door een buisje (trachea canule) of zuurstof toedienen, speciale hulp bij verschillende vormen van epilepsie, iemand bewaken via de monitor, infuustherapie of medicijnen geven via een infuus.

Page 37: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

36

Bijlage 4: Visuele uitwerking interview consulenten MEE (deelvraag 3)

Aan de hand van deelvraag 3 waarin de interviews met de consulenten zijn uitgewerkt, is er per topic een woord-web gemaakt om de analyse ook visueel weer te geven.

Page 38: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

37

Page 39: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

38

Bijlage 5: Uitwerking informatie ketenpartners

Ketenpartner 1: Zorgcoördinator middelbare school De zorgcoördinator benoemde enkele signalen die hij opvangt bij de leerlingen op school, omtrent een ongezonde leefstijl: zwaarlijvigheid of een onverzorgd uiterlijk, maar ook leerlingen die vet eten mee hebben naar school. ‘’En school werkt daar ook een beetje aan mee hoor vind ik. Door ook in de kantines snoepautomaten te hebben staan’’ voegt hij daaraan toe. Er zijn op scholen wel projecten, maar daar is hij kritisch over. ‘’Het is hartstikke mooi als school dat doet, maar als je structureel thuis iets doet dan kun je wel af en toe een appel eten, maar dat zet geen zoden aan de dijk. Het zit veel meer in het systeem’’. Hij begeleidt regelmatig leerlingen waarvan er bij de ouders sprake is van een LVB. Hij is heel voorzichtig wanneer hij begint over een ongezonde leefstijl, omdat je je al snel bemoeit met de opvoeding. ‘’Je zou terloops opmerkingen kunnen maken die niet op de leerling gericht zijn, maar die op het algemeen gericht zijn’’. Je moet volgens hem goed kijken naar wat je begin punt is van informatie geven, bij LVB stelt hij deze lager. Maar waar hij tegenaan loopt, is in hoe ver je als school kunt gaan in gezondheidsbevordering: ‘’Op het moment dat jij tegen een leerling begint over een ongezonde leefstijl, dan voelt de leerling zich snel aangevallen. Je gaat heel snel over grenzen heen, over wat bij school hoort en wat bij privé hoort.’’ Als een leerling ziek wordt en de zorgcoördinator weet vanuit school bepaalde zaken die thuis of bij de leerling spelen, dan speelt hij die met goedkeuring van de leerling door aan de jeugdarts. Waar de zorgcoördinator in de samenwerking tegenaan loopt is dat op het moment dat hij belt met bijvoorbeeld de POH van de huisarts, hij daar eigenlijk al toestemming van de ouders voor hebben en dat de school als belangrijke signaleerder niet zomaar een doorverwijzing kan doen. Een tip voor een goede samenwerking, is volgens hem dat MEE bijvoorbeeld een stuk in de nieuwsbrief kan schrijven over wat zij kunnen betekenen. ‘’Dan weten de ouders af van de hulpverlening maar ze kunnen alsnog zelf de keuze maken’’. Daarnaast moeten de mentor en andere docenten het volgens de zorgcoördinator als hun taak blijven zien dat wanneer zij dingen signaleren dat zij dit bespreken in het onderwijsteam. De expertise van de school omtrent gezondheidsbevordering is dat zij de leerling een groot deel van de dag zien en een goed overzicht hebben van het ziekteverzuim. Ketenpartner 2: Sociaal werker De sociaal werker signaleert signalen van een ongezonde leefstijl door de jongeren te spreken op straat, door ze te zien in het jongerencentrum of door Whatsapp contact. Dit zijn voornamelijk signalen van slechte eetgewoontes. Hij ziet het als een taak van de sociaal werkers om de jongeren daarop aan te spreken. ‘’Je hebt soms ook coachtrajecten met jongeren, bijvoorbeeld voor het vinden van een stage of structuur in het leven. Je komt dan ook met ouders in aanraking’’. Hij voegt daar het volgende aan toe: ’’Bij achterliggende problemen vraag je bijvoorbeeld of er al hulp voor is, of dat je er misschien samen naar gaat kijken. Als het binnen onze rol past, dan pakken we het zelf op. Maar als het echt professionele hulp is, dan kunnen wij dat niet. Maar wij kunnen wel doorverwijzen en helpen dat het op gang komt.'' De sociaalwerkers doen bijvoorbeeld de inkoop van boodschappen of kooklessen met de jongeren. ‘’ Wij begeven ons in de vrije tijd van de jongeren. Het spreken over voeding is dan niet zo zwaar. Door de laagdrempelige insteek kom je wel tot zulke gesprekken’. De sociaalwerker geeft aan goed contact te hebben met MEE, maar dat hij het wel prettig zou vinden als er meer supervisiebijeenkomsten zouden zijn. ‘’Je ziet elkaar even en er kwamen ook altijd wel concrete dingen uit. Ook afstemmingsdingen. Dat je niet hetzelfde doet op hetzelfde moment’’. Hij geeft aan dat het belangrijk is dat dan iemand de regie op zich neemt. Het welzijnsteam heeft eerder al deelgenomen aan een ketenaanpak over een gezonde leefstijl en overgewicht en hij is daar positief over te spreken. Hij omschrijft de expertise van de sociaalwerker omtrent gezondheidsbevordering als volgt: ‘’In principe weten wij wat er speelt bij de jongere. Welke problematieken er spelen, hebben we ook persoonlijk contact met ze en kunnen we daar veel halen.

Page 40: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

39

Dan is denk ik onze kracht, we kennen de jongeren, we zijn dichtbij, we weten wat er in ze omgaat en wat er speelt en hoe je ze moet benaderen. Moet dat juist face to face of moet je ze een appje sturen of via Instagram? Dat is denk ik onze expertise’’. Ketenpartner 3&4: Diëtist & het Kenniscentrum diëtisten overgewicht en obesitas (KDOO) Enkele signalen die de diëtist signaleert omtrent een ongezonde leefstijl zijn een slechte voedingstoestand, roken, weinig bewegen of eenzaamheid en depressie. ‘’Wij zoeken naar de weg die het beste bij de patiënt of de cliënt past. Zij bepalen de weg. Wij coachen en zij bepalen. En zij bepalen op welk vlak zij iets willen doen. En als het nodig is, dan schakel ik de hulp in via de patiënt zelf. Of dan vertel ik wat ik weet dat er beschikbaar is. Ik probeer de verantwoording weer terug te leggen bij de cliënt zelf. Als hij niet wil, dan gaat hij het ook niet doen.’’ Ze kijkt eerst waarom iemand bij haar in de stoel zit en hoe de patiënt zelf tegen de gezondheidsproblemen aankijkt. ‘’Soms heb je de LVB niet door, je kan dan vragen of mensen kunnen lezen en schrijven. Ik ben daar altijd heel eerlijk en open in, dat werkt het beste … En, ik denk dat het ook belangrijk is dat je accepteert dat mensen soms een andere weg hebben dan dat jij volgens de theorie denkt hoe het zou moeten zijn.'' De diëtist geeft aan dat ze al vanaf het begin aandacht heeft voor de achterliggende problemen, zoals bijvoorbeeld financiële problematiek of stresseters. Enkele voorbeelden van visueel materiaal waar ze gebruik van maakt bij LVB-patiënten zijn: het leefstijl dagboek, verpakkingen lezen, praat platen en het stippenplan. De diëtist kijkt per patiënt wat passend. De diëtist geeft aan dat het belangrijk is om samen te kijken wie welk punt aanstipt binnen de samenwerking met ketenpartners en hoe je elkaar kunt versterken en dat je moet kijken tot waar je eigen kennis en kunde grenst. Ze geeft aan dat ze hele positieve ervaringen heeft met de inzet van coaches, die thuis met de cliënten aan de slag gaan met de doelen van de diëtist en die dan ook evalueren. ‘’ En MDO's. Die vind ik ook heel zinvol. En een stukje inzetten van de kennis van de professional op de juiste manier. Dat je van elkaars kennis gebruik maakt. Dat je niet op elkaars stoel gaat zitten, maar dat je elkaar versterkt in elkaars kennis.'' Echter moet daar dan wederom wel weer vergoeding voor zijn. Soms is er ook te weinig vergoeding voor bijvoorbeeld de diëtist en ze ziet dat er daardoor soms dingen stilvallen, dat maakt de zorg volgens haar best complex. In dit onderzoek is er naast de geïnterviewde diëtist ook gesproken met het KDOO – een netwerk van diëtisten die gespecialiseerd zijn in mensen met overgewicht en obesitas en alle ziektes die daaruit voortvloeien. Er is aan het KDOO gevraagd of zij nog een aanbeveling hebben voor MEE omtrent het bevorderen van een gezonde leefstijl bij LVB-cliënten. KDOO: ‘’Wat MEE wel zou kunnen doen, is dat ze een soort beleid hebben, dat ze mensen alleen maar stimuleren om vers te eten. En een pijler voor zelfredzaamheid. Reken bijvoorbeeld eens een week uit. En dan heb je het niet gestigmatiseerd, dan heb je het niet inhoudelijk over overgewicht. Bij zorgen, verwijs ze door naar de huisarts. Dan heb je de problemen op een juiste manier aangepakt, de huisarts heeft misschien nog wel contacten voor een cursus of iets anders. Op die manier. En dan leren zij ook om steun te vragen voor iets wat ze zelf niet kunnen…Ik wil er maar mee aangeven, dat je gezond eten volgens de schijf van 5, aan iedereen mag aanraden. Dat is gewoon een advies voor de gemiddelde bevolking. Dus dat kun je gewoon van de site of de app van het voedingscentrum downloaden. Als MEE zou je dat wel kunnen stimuleren. Dat is eigenlijk in heel veel plekken in de gezondheidszorg ook al de trend, om te zeggen van jongens, vers koken’’. Omtrent het bespreekbaar maken van de signalen van een ongezonde leefstijl voegt het KDOO daar het volgende aan toe: ''Nou, het punt is dat mensen meestal zelf naar ons toe komen. Al of niet op aandringen van de huisarts of de POH of een andere zorgverlener. Dus meestal komen mensen zelf. Dus de eerste stap om het bespreekbaar te maken is dan al geweest’’.

KDOO. (2018). Logo KDOO [Afbeelding 5].

Page 41: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

40

Ketenpartner 5: GGD Vanuit de functie GGD worden onder andere twee verschillende functies omschreven omtrent een (on)gezonde leefstijl. ‘’Wij hebben bijvoorbeeld als epidemioloog een wettelijke basis dat we de gezondheid van de bewoners in onze regio monitoren en daar de gemeente over kunnen adviseren. Dus dat wij eigenlijk, als epidemioloog, elke 4 jaar een monitoronderzoek houden. Dat is een vragenlijst met allerlei thema’s. En elke 4 jaar doen we dat dan bij een andere doelgroep. Het gaat over de kwaliteit van leven, voeding, bewegen slaap of seksuele gezondheid of gehoorschade of mantelzorg. En omdat ze dat elke 4 jaar herhalen kun je trends zien over de tijd. De gemeente gebruikt die cijfers dan weer om te verwerken in hun lokale nota’s gezondheidsbeleid en wij kunnen de gemeente ook adviseren.’’ Vanuit de GGD wordt er op een onafhankelijke manier een evaluerend onderzoek gedaan voor de gemeente en organisaties binnen de regio, om zo onderzoek en praktijk met elkaar te verbinden. ‘’We zijn nu bezig met een nieuw project, Samen in beweging, om kwetsbare groepen in de samenleving in beweging te krijgen. Dat kan letterlijk zijn door te sporten en te bewegen, maar ook figuurlijk door sociale contacten te leggen of vrijwilligerswerk te doen dus in die zin in beweging komen. En daar wordt positieve gezondheid ook in meegenomen… Dus we kijken niet alleen of mensen meer zijn gaan bewegen maar ook naar hoe hun welbevinden is en of de kwaliteit van leven is verbeterd.'' Bij de evaluaties wordt ook de feedback van de participanten meegenomen. Volgens de respondent van de GGD is sociale steun, motivatie, leiden of druk omtrent leefstijlverandering heel belangrijk. Activiteiten in groepsverband zoals kookworkshops kunnen goed werken, maar één op één contact met een coach werkt beter voor diepere verhalen. Volgens de respondent is er steeds meer aandacht voor preventie, zoals bij het preventieakkoord en dat is positief in de onderlinge samenwerking. Een minpunt binnen de samenwerking komt veelal door geldtekorten, waardoor projecten soms stop moeten worden gezet. ‘’Ik denk dat het streven is dat zo veel mogelijk hulpverleners met positieve gezondheid aan de slag gaan. Dat je breder kijkt dan puur die gezondheid of leefstijl. Maar dat je, als je breder kijkt, dat beter kan aansluiten waar iemand voor te motiveren is.’’ Ketenpartner 6: POH-Somatiek De POH-S geeft aan dat het lastig is om te zeggen wanneer iets een LVB is. ‘’Ik noem het meestal beperkte gezondheidsvaardigheden’’. Hij past de informatie aan de cliënt aan voor zover dit lukt en werkt veel vanuit motiverende gespreksvoering. ‘’Veel resultaten ziet de cliënt pas op lange termijn. Er is een patiënt die ik zie met de coach via MEE die heeft suikerziekte en daar heeft hij helemaal geen last van, die gaat daar niet zijn hele leven voor aanpassen want hij merkt er niets van. Ze moeten inzien dat hun ongezonde gedrag gevolgen heeft. Mensen met LVB zie ik frequenter. En dan maak ik een lijstje dat ik voor ze uitprint, met simpelere instructies erop of help ik ze met een app. Maar je moet aansluiten bij wat bij iemand past.'’ Wanneer de POH-S iemand ziet die gemotiveerd is en moet afvallen, dan maakt hij ook wel gebruik van De gecombineerde leefstijlinterventie (GLI). Dit deels in groepsverband en deels individueel. Omtrent de samenwerking zegt hij het volgende: ‘’Daar is echt nog wel verbetering nodig. De ketenpartners waar ik nauw contact mee heb die bel ik gewoon en daar krijg ik een goede terugkoppeling van. Maar als je iets nieuws zoekt, dan is het altijd puzzelen.’’ Hij ziet de samenwerking als volgt voor zich: ‘’Ik vind dat je snel moet reageren. En dat het duidelijk is wie bij een inloopspreekuur aanwezig is. Als er een algemeen email-adres is, dan moet dat goed worden beheerd zodat we goed met elkaar in contact kunnen blijven.’’. Hij geeft toe dat de huisarts benaderen soms wel complex is. ‘’Vanuit mijn huisartsenorganisatie wordt VMBO-2 geadviseerd. LVB zit daar soms al snel onder. Maar helaas neemt de grootste groep vaak de overhand, waardoor we dingen soms niet gemakkelijk kunnen aanpassen.’’ De expertise van POH-S zit volgens hem vooral in toegankelijkheid voor de patiënt, het aanpassen van de interventie/communicatie op wensen en behoefte van de patiënt. ‘’Ik ben praktijkondersteuner, maar het is meer een soort casemanager functie als leefstijlcoach. Maar stel mensen willen meer weten over voeding vanuit hun suikerziekte,

Page 42: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

41

dan verwijs ik ze wel door naar een diëtiste. Je moet niet alles zelf willen doen. Dat is ook de expertise.’’ Ketenpartner 7: JGZ-arts De JGZ-arts kan een ongezonde leefstijl gemakkelijk signaleren aan de hand van ingevulde vragenlijsten door leerlingen en een overzicht van ziekteverzuim op school. Ook screenen zij kinderen al vanaf de geboorte. ‘’Wij screenen kinderen van 0 tot 4 jaar. We houden de groei bij en loopt dat anders dan verwacht dan vraag je je arts of je daar iets meer moet en of je het kind moet doorverwijzen naar bijvoorbeeld een kinderarts. We controleren het hart, we controleren de heupen. En je kijkt naar risico's. Dus inderdaad, wordt een baby zwaarder dan ga je kijken of je daar al iets mee moet en of je advies moet geven aan de ouders of dat het gewoon past bij de baby of het kind. Dus we komen enerzijds wanneer een kind iets heeft. We pakken hem er dan uit en we vaccineren waar nodig ook. Maar aan de andere kant wil je vroegtijdig voorkomen dat ze in een ongezonde leefstijl terecht komen. En dat is wel lastig om dat te doen zonder met een vingertje te wijzen’’. ‘’Je hebt natuurlijk laaggeletterdheid, maar je hebt ook echt health literacy. Dus mensen die het niet lukt om mee te doen in het gezondheidssysteem zoals dat nu is ontwikkeld. Dat ze veel online willen doen! Wij hebben een kind dossier. Ik werk daarin en ouders kunnen daar ook in lezen en de groei, vaccinaties en adviezen zien. Maar er is gewoon een groep mensen die het niet lukt. En daarmee denk ik dat we wel zoveel online doen, dat we voorbij deze doelgroep gaan. Als mensen zoals MEE of andere mensen die werken met een LVB, als die daarin kunnen helpen dan komen we echt al een heel stuk verder’’. Ze zet regelmatig motiverende gespreksvoering in en maakt veel gebruik van visueel materiaal van het voedingscentrum. De JGZ-arts benoemde ook dat er vanuit de GGD steeds meer gebruik wordt gemaakt van de methode ‘’Positieve gezondheid’’. Over de ketensamenwerking zegt de JGZ-arts het volgende: ‘’Het zou zo fijn zijn, als je bij elk gezin heel makkelijk in beeld zou hebben wie er allemaal betrokken zijn. Dan denk ik dat je het best, even vanuit MEE gedacht, als je bij MEE in een gezin komt en je ziet die ongezonde leefstijl dat het zo fijn is als je weet wie er allemaal betrokken zijn. Als je dan kijkt naar het onderwerp, dan kun je kijken of je het zelf op kan pakken of dat je beter de huisarts op kan bellen of dat het beter het consultatiebureau kan zijn.’’ Ook denkt ze dat MDO’s goed kunnen helpen, maar dat je er wel rekening mee moet houden dat soms niet iedereen evenveel weet. De JGZ-arts denkt dat MEE best goed de gezondheid van cliënten kan beïnvloeden omdat ze heel veel weten over de thuissituatie. ‘’Maar als je denkt ik wil met iedereen om tafel, dan is het heel handig om ons uit te nodigen. Tuurlijk kun je ons bellen en als we dan denken ''we zien dat jullie die rol hebben dus dan hebben wij geen rol'', je hoeft dan niet te twijfelen of wij betrokken zijn. We hebben 95 tot 100 procent van de kinderen in beeld. Ketenpartner 8: Gemeente De gemeente krijgt voornamelijk signalen binnen van mensen die eenzaam zijn of geen vrijetijdsbesteding hebben. De gemeente wil het mogelijk maken dat mensen mee kunnen doen in de samenleving. ‘’De GGD voert eigenlijk het gemeentelijk beleid uit op het terrein gezondheid. En wij als gemeente, wij maken beleid en wij adviseren het college om de GGD een aantal dingen te laten doen’’. Hij is heel positief over de inzet van Uniek Sporten om cliënten met een LVB mee te nemen in een gezonde leefstijl. ‘'De coördinator van Uniek Sporten zorgt ervoor dat de behoeftes van mensen met een beperking een sport kunnen vinden. Deze doelgroep heeft het soms nodig om een steuntje in de rug te krijgen om ergens bij een sportvereniging of sportorganisatie onderdak te vinden en in beweging te komen. We zijn met deze doelgroep wel bezig, om die wat meer te laten bewegen’’. Omtrent de samenwerking geeft hij aan dat iedereen samenwerking belangrijk vindt en iedereen zegt ook dat ze ervoor open staat. ‘’Maar in de praktijk is de samenwerking nog niet zo gemakkelijk. Het heeft er mee te maken dat de taken van beleidsmedewerkers ook bij de gemeente zijn opgesplitst in eigen taakvelden en het is de bedoeling dat die collega's elkaar vinden en informeren. En dat is niet zo gemakkelijk en dat is geen onwil, maar mensen hebben eigen budgetten en eigen geldstromen.

Page 43: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

42

Alles is een stuk complexer geworden. En we hebben het in Nederland heel goed voor elkaar, ook voor de doelgroep in dit onderzoek, maar er zijn allemaal verschillende partijen en verschillende belangen. Ze hebben allemaal de beste bedoelingen, maar soms werkt het langs elkaar heen.'' Het is volgens hem heel belangrijk om het veld te leren kennen. Hij denkt dat de inzet van meer MDO’s goed zou kunnen werken, als er regie voor is. Er kan volgens de gemeente worden gekeken of de gemeente daar eventueel geld voor beschikbaar kan stellen. Ook denkt hij dat er meer voorlichting over voeding voor de doelgroep kan komen. ‘’Ik denk dat MEE daar een soort aanbod voor zou moeten hebben om daar iets voor te doen. En dat zouden ze kunnen doen met een welzijnsorganisatie’’. Ook benoemde hij om bijvoorbeeld meer kookprojecten en samenwerkingsprojecten op te zetten. ‘’Mensen weten soms ook wel dat ze het anders moeten doen, maar ze vinden het moeilijk om te kijken hoe. Daar zou MEE misschien ook bij kunnen helpen’’. Over de expertise van de gemeente omtrent gezondheidsbevordering bij LVB-cliënten zegt hij tot slot het volgende: ''Nou dan gaat het toch vaak over informatie, beleidsinformatie die ze zouden kunnen delen met organisaties die problemen moeten aanpakken. Wij hebben vaak wel het overzicht over hoe de bevolking ervoor staat en welke doelgroep tegen welk probleem aanloopt. Dat soort informatie zou de gemeente beschikbaar kunnen stellen. Ik denk ook wel dat onze expertise is dat wij wat verder van de doelgroep staan, wij kijken meer naar het grote geheel. Wij kennen natuurlijk wel de speler. Wij kennen ook het aanbod. Daar hebben wij wat meer contacten mee, of in ieder geval wij hebben de informatie.'' Ketenpartner 9: Sociaal team Het sociaal team benoemde dat ze op verschillende vlakken signalen opvangen binnen hun werkveld: gezinsproblematiek, problemen op school of opvoedingsproblematiek. Ze geeft aan dat het ook belangrijk is om mensen te motiveren, ook als je bij dingen komt waar ouders eigenlijk niets mee willen. ‘’Een van de pijlers bij ons is wel lichamelijke gezondheid, dus het komt altijd wel langs. Maar als mensen er inderdaad helemaal niets mee willen dan is het moeilijk. Dan kunnen we alleen maar uitleggen wat het ongezonde eraan is en dat het gevolgen met zich mee kan brengen. Wij hebben in ons team ook mensen die bij MEE hebben gewerkt, dus die ervaring hebben met de doelgroep. Dat hebben eigenlijk alle werknemers wel. Wij hebben natuurlijk een heel breed kader aan hulpvragen, ieder heeft eigenlijk wel een eigen expertise.'' De gemeente heeft als extra ingekocht dat alle kinderen in groep 5 in de betreffende regio worden gemeten en gewogen. ‘’En daar komen dan een paar kinderen uit waar je aan hulpaanbod aan kan doen. Maar het blijft vrijwillig. Tenzij het heel schadelijk is voor kinderen.’’ De respondent is positief over een ketenaanpak overgewicht die zij eerder hebben uitgevoerd. ‘’Toen hebben we met elkaar gekeken, wat hebben wij met zijn allen te bieden om overgewicht tegen te gaan. Daar zijn wel wat afspraken over gemaakt. Onder andere dat we op scholenprojecten hebben gedaan. Meer bewegen en gezonde traktaties. En we hebben een soort zorgprogramma’s opgezet met verschillende partners. En dan keken wij of we gezinnen hadden waar dit speelde en of wij een samenwerking of een plan daaruit konden maken over beweegbevordering en hulp thuis, dat is ook belangrijk om in te investeren. Daar waren een aantal kinderen in die dan elke week naar de fysio gingen of die met de diëtist keken hoe ze gezond konden eten. De schoolverpleegkundige signaleerde dit dus, omdat alle kinderen in een bepaalde groep werden gewogen en gemeten. ’’ Dit project ontbreekt nu aan regie. ‘’Het is moeilijk om gewoontes in een gezin te veranderen, in Lekker Lang leven was hier wel aandacht voor. En dat maakte het project zo interessant.’’ Als tips binnen de samenwerking werd er benoemd dat er meer preventief en signalerend te werk kan worden gegaan, zodat de drempel laag blijft. ''Het gaat er natuurlijk om wie het betaalt. Er zijn omtrent samenwerking allemaal kosten die je niet kunt declareren dus dat is een beetje het probleem. En preventie, dat blijft natuurlijk altijd lastig te meten wat dat oplevert. Maar ik denk dat scholen daar extra aandacht aan kunnen besteden. Als er bijvoorbeeld goede voorbeelden zijn in andere gemeenten, dan kun je daar je voordeel mee doen.’’ Tot slot omschrijft ze de expertise van het sociaal team: '’Onze expertise is dat we heel breed kunnen kijken. Dus naar zowel kind factoren als naar gezinsfactoren. Dat we een goede inschatting kunnen maken van wat er nodig zou zijn binnen

Page 44: MEE Defonderzoek gezonde leefstijl LVB - Wheim (002)[2534] · 3 1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Dit afstudeeronderzoek is een onderzoek in samenwerking met het lectoraat de Gezonde

43

het gezin. Beschikkingen kunnen we afgeven voor de inzet van zorgaanbieders. We kunnen regie voeren bij een gezin als er bij een gezin meerdere hulpverleners betrokken zijn dan zijn wij wel casemanager voor de regie.