Upload
anneloes-post
View
217
Download
3
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Literatuuronderzoek voor het terugkomonderwijs Kwaliteit & Onderzoek, Viaa (Gereformeerde Hogeschool)
Citation preview
Metaboolsyndroom Verpleegkundige observaties in de beroepspraktijk
Student: Anneloes Post
Datum: november 2014
Plaats: Zwolle
School: Viaa (Gereformeerde Hogeschool)
Opleiding: Hoger Beroepsonderwijs Verpleegkunde
Docent: R. van Leeuwen
Voorwoord
Voor u ligt mijn literatuurverslag die ik heb gemaakt voor mijn opleiding HBO-verpleegkunde
aan de Viaa, Gereformeerde Hogeschool te Zwolle. In deze literatuurstudie heb ik onderzoek
gedaan naar verpleegkundige interventies bij het metaboolsyndroom om vroegtijdig het
metaboolsyndroom te signaleren en observeren.
Dit onderzoek is afgerond in januari 2014. Voor deze literatuurstudie heb ik zelf de
onderzoeksvraag bedacht. Het metaboolsyndroom heeft betrekking tot mijn huidige werkplek,
ik ben werkzaam in de psychiatrie.
Ik heb het literatuurverslag gemaakt met behulp van wetenschappelijke bronnen, literatuur,
vakbladen en eigen ervaringen. Hier voorafgaand heb ik een zoekplan opgesteld waarmee ik
doelgericht heb gezocht. Dit zoekplan is te zien in bijlage 1.
Omtrent mijn literatuurstudie heb ik contact gehad met mijn werkbegeleidsters en andere
collega’s van Dimence afdeling Tollerink, te Deventer. Hiervoor wil ik graag mijn collega’s
bedanken.
Inhoudsopgave
Voorwoord ___________________________________________________________________________________________ 2
Inhoudsopgave ______________________________________________________________________________________ 3
Hoofdstuk 1: Inleiding en opzet literatuurstudie _____________________________________________ 4
1.1 Inleiding ______________________________________________________________________________________ 4
1.2 Probleemstelling ____________________________________________________________________________ 4
1.3 Doelstelling __________________________________________________________________________________ 4
1.4 Opzet literatuuronderzoek ________________________________________________________________ 4
Hoofdstuk 2: Resultaten ___________________________________________________________________________ 5
2.1 Schizofrenie __________________________________________________________________________________ 5
2.2 Metaboolsyndroom _________________________________________________________________________ 6
2.3 Signaleren van metaboolsyndroom ______________________________________________________ 6
2.4 Verpleegkundige observaties en interventies __________________________________________ 7
Hoofdstuk 3: Conclusie _____________________________________________________________________________ 8
3.1 Conclusie hoofdvraag en deelvragen _____________________________________________________ 8
3.2 Aanbevelingen _______________________________________________________________________________ 9
Hoofdstuk 4: Discussie ___________________________________________________________________________ 10
4.1 Discussie _____________________________________________________________________________________ 10
Nawoord ____________________________________________________________________________________________ 11
Bibliografie ________________________________________________________________________________________ 12
Bijlage 1: zoekplan _______________________________________________________________________________ 13
Hoofdstuk 1: Inleiding en opzet literatuurstudie
1.1 Inleiding
Mijn literatuuronderzoek gaat over verpleegkundige interventies bij het metaboolsyndroom bij
patiënten met schizofrenie.
Als verpleegkundige heb ik binnen de psychiatrie dagelijks te maken met bijwerkingen van
antipsychotica en het metaboolsyndroom wordt hierbij regelmatig benoemd. Als
verpleegkundige weet ik niet precies wat het metaboolsyndroom inhoud en wat het kan
betekenen voor je functie als verpleegkundige. Ik merkte aan mezelf dat ik graag meer wilde
weten van dit onderwerp en hoe ik dit kan integreren in mijn dagelijkse werkzaamheden als
verpleegkundige.
Bovenstaande gaf mij de juiste aanleiding om hiervoor het metaboolsyndroom te kiezen als
onderwerp voor mijn literatuurstudie. Ik zie het zelf als een verdieping in mijn vakgebied.
1.2 Probleemstelling
In de huidige psychiatrie is het niet zo dat elk nieuw middel dat op de markt wordt toegelaten
een verbetering is. De atypische middelen hebben ook bijwerkingen die niet leuk zijn, zoals dik
worden (5 tot 20kg erbij), speekselvloed, negatieve invloed op het libido en moeilijk kunnen
slapen. (van Meijel & Kuipers, 2006)
Als verpleegkundige vind ik het belangrijk dat van betekenis kunt zijn voor patiënten met
schizofrenie die last hebben van de bovenstaande bijwerkingen. Daarnaast ben ik van mening
dat je op de hoogte bent van de juiste kennis en vaardigheden om je in te zetten voor kwaliteit
van leven van de patient. En ik ben er van overtuigd dat voorkomen beter is dan behandelen.
1.3 Doelstelling
Het doel van mijn literatuurstudie is het vergroten van mijn kennis op het gebied van
verpleegkundige interventies ten aanzien van het metaboolsyndroom. Doordat je de kennis
vergroot, is dit een verbetering van kwaliteit van zorg. Je vergroot de kennis van
verpleegkundigen waardoor zij betere verpleegkundige interventies in de beroepspraktijk
kunnen inzetten bij het signaleren van het metaboolsyndroom.
1.4 Opzet literatuuronderzoek
De hoofdvraag van dit literatuuronderzoek luidt als volgt: ‘wat zijn verpleegkundige observaties
en interventies bij het signaleren van het metaboolsyndroom bij patiënten met schizofrenie?’.
Om de hoofdvraag van dit literatuuronderzoek te beantwoorden, heb ik een aantal deelvragen
opgesteld:
Wat is schizofrenie?
Wat is het metaboolsyndroom?
Hoe kun je als verpleegkundige het metaboolsyndroom signaleren?
Welke verpleegkundige observaties en interventies kunnen ingezet worden bij het
metaboolsyndroom?
Hoofdstuk 2: Resultaten
2.1 Schizofrenie
In deze paragraaf wordt de deelvraag: ‘wat is schizofrenie?’ behandeld.
Volgens Greene, Nevid en Rathus (2013, p. 296) is schizofrenie: “…een chronische, veelal
invaliderende stoornis die in elk facet van het leven van de patient kan ingrijpen.”
De diagnostische criteria voor schizofrenie staan in de DSM IV (Diagnostic and Statistical Manual
of Mental Disorders 4th Edition) beschreven. De diagnose schizofrenie gekenmerkt door twee
(of meer) van de volgende, elk gedurende één maand of belangrijk deel van de tijd aanwezig (of
korter bij succesvolle behandeling):
(1) wanen
(2) hallucinatie
(3) onsamenhangende spraak (bijvoorbeeld frequent de draad kwijtraken of incoherentie)
(4) ernstig chaotisch of katatoon gedrag
(5) negatieve symptomen, dat wil zeggen vervlakking van het affect, gedachten- of
spraakarmoede of apathie. (Zeitlinger, 1995)
Overige symptomen van schizofrenie zijn ten minste 6 maanden ononderbroken aanwezig, met
ten minste één maand symptomen die hierboven staan beschreven. De stoornis mag niet het
gevolg zijn van een direct fysiologisch effect van een middel (drug, geneesmiddel) of een
somatische aandoening. (Zeitlinger, 1995)
Bij ongeveer 3 van de 4 patiënten ontstaan de eerste teken van schizofrenie rond het 25e
levensjaar. Het kan plotseling ontstaan, maar het kan zich ook ontwikkelen binnen enkele weken
of maanden. Bij de meeste gevallen is er een geleidelijke afname zichtbaar in het functioneren.
Sommige patiënten zijn goed aangepast en vertonen weinig tekenen van gestoord gedrag.
Bij de omgeving van de patiënt wordt vaak angst, onbegrip en veroordeling (stigmatisering)
opgewekt. (Nevid, Rathus, & Greene, 2012)
Schizofrenie kent 5 subtypes, welke ieder hun eigen kenmerken hebben:
Paranoïde type:
Kenmerkend voor dit meest voorkomende type zijn de symptomen wanen en
hallucinaties. De meest voorkomende wanen zijn betrekkingswanen en paranoïde
wanen, waarbij de patiënt is overtuigd dat iedereen het op hem gemunt heeft.
Gedesorganiseerde type:
Kenmerkend en typerend is dat de spraak en het gedrag als onsamenhangend en
doelloos overkomen. Het is niet mogelijk voor de patiënten om gedachten op een
logische samenhangende wijze te vertellen. Na doorvragen wordt het verhaal ook niet
helder. Ook kan het gedrag chaotisch of doelloos zijn, zoals het zinloos verplaatsen van
voorwerpen of het doelloos verzamelen van objecten.
Katatone schizofrenie:
Bij dit type van schizofrenie staan de katatone symptomen voorop. Patiënten kunnen
onbeweeglijk blijven staan of zitten, maken herhalende bewegingen die vreemd kunnen
overkomen. Maar ook een stupor (algehele remming), inclusief mutisme (niet spreken)
kan voorkomen bij patiënten met katatone schizofrenie.
Ongedifferentieerde schizofrenie:
Deze atypische vorm wordt gediagnosticeerd wanneer er sprake is van twee of meer van
de psychotische symptomen, maar niet wordt voldaan aan criterium van paranoïde,
gedesorganiseerde of katatone types van schizofrenie. Wel moeten de symptomen
minstens 6 maanden hebben geduurd en daarbij voor een beperking in het functioneren
hebben gezorgd.
Resttype: Deze diagnose is voorbehouden aan schizofrenie wanneer de paranoïde,
katatone noch gedesorganiseerde signalen en symptomen op de voorgrond staan. De
vreemde overtuigingen, aanwezigheid van vreemde spraak of ongewone zintuiglijke
waarnemingen zijn meer aanwezig dan de uitgesproken vorm van psychotische
symptomen. Ook hierbij zijn de symptomen minstens 6 maanden aanwezig en is er een
beperking in het functioneren. (Cahn, e.a., 2011)
2.2 Metaboolsyndroom
In deze paragraaf wordt de deelvraag: ‘wat is het metaboolsyndroom?’ behandeld.
De term ‘metaboolsyndroom’ wordt gebruikt om aan te geven dat er een clustering van
risicofactoren is. Er is geen algemeen geaccepteerde definitie van het metaboolsyndroom. Ook
word het wel eens het ‘insulineresistentiesyndroom’ genoemd. (Boukes, e.a., 2009)
Volgens het Zakwoordenboek der Geneeskunde wordt het metaboolsyndroom als volgt
omschreven:
‘Syndroom waarbij minstens drie van de volgende risicofactoren aanwezig zijn: viscerale
obesitas (veel buikvet: middelomtrek bij mannen >102cm, bij vrouwen >88cm), hoge bloeddruk,
verhoogd nuchter bloedglucosegehalte, hoge triglyceridespiegels, verlaagde HDL-
cholesterolspiegel, resistentie tegen de werking van insuline (daarom ook wel het
‘insulineresistentiesyndroom’ genoemd).
Het syndroom heeft een voorspellende waarde voor het ontstaan van Diabetes Mellitus type 2 en
cardiovasculaire ziekten. (Jochems & Joosten, 2006)
Het metaboolsyndroom wordt omschreven als een combinatie van verminderde
glucoseintolerantie, afwijkingen in de lipidenstofwisseling, hypertensie en toename van
abdominaal vet. Dit syndroom is voorspellend voor een verhoogd risico op Diabetes Mellitus en
hart- en vaatziekten. Bij patiënten met schizofrenie is gewichtstoename een veelvoorkomende
bijwerking van het gebruik van clozapine en olanzapine. (van Meijel & Kuipers, 2006)
Patiënten met het metaboolsyndroom hebben een twee- tot drievoudige toename van
cardiovasculaire aandoeningen met een dodelijke afloop. Ook de kans op alle andere
doodsoorzaken is verdubbeld. (Tirupati & Chua, 2007)
2.3 Signaleren van metaboolsyndroom
Volgens de Bruin en Spijkers (2006) zijn ze in de polikliniek Metabole Stoornissen van GGZ
Drenthe actief bezig met interventies inzetten om symptomen van het metaboolsyndroom te
voorkomen. Zo doen ze een life style screening voordat iemand met anti-psychotica start. Ze
werken nauw samen met afdelingen zoals diëtiek en psychomotorische therapie. Hiermee
bieden ze patiënten fysiofitness aan, of deelname aan een speciaal programma. Op deze manier
hebben ze de risico’s al met 70% weten te verminderen.
Met het vroegtijdig herkennen en signaleren van Diabetes Mellitus kan nadelige
gezondheidsschade, zoals bloedvatbeschadigingen, worden voorkomen. De parameters van het
metaboolsyndroom bij patiënten die antipsychotica gebruiken zijn: buikomvang, BMI (Body
Mass Index), vetspectrum, Diabetes Mellitus parameters en bloeddruk. (de Bruin & Spijkers,
2006)
Het is belangrijk om het effect en de bijwerkingen van de antipsychotica te blijven evalueren.
Hiervoor is een samenwerking nodig tussen artsen en verpleegkundigen. Wanneer er
verergering van psychotische symptomen is, zal de behandeling eventueel aangepast moeten
worden. Naar een aantal van de bijwerkingen zal expliciet moeten worden gevraagd (seksuele
functiestoornissen), andere bijwerkingen ontstaan geleidelijk maar kunnen dus grote
consequenties hebben, zoals gewichtstoename. Er wordt dus voorgesteld om jaarlijks de
volgende controles te meten: bloeddruk, gewicht, buikomvang op navelhoogte, nuchter glucose
en nuchter lipidenprofiel. (van Meijel & Kuipers, 2006)
2.4 Verpleegkundige observaties en interventies
Verantwoordelijkheden van de psychiater
De psychiater van een cliënt met schizofrenie is verantwoordelijk voor de nodige evaluaties,
screening en opvolging. Ook is de psychiater verantwoordelijk voor de behandeling van een
eventuele fysieke stoornis. Hierbij is een multidisciplinaire evaluatie van belang waarbij de
aanpak van de psychiatrische stoornis samen met de somatische toestand van de cliënt
besproken wordt. (Cahn, Krabbendam, Myin-Germeys, Bruggeman, & de Haan, 2011)
Verpleegkundige interventies
De NVASP (Nederlandse Vereniging van Artsen Somatisch werkzaam in de Psychiatrie) (2011)
heeft een richtlijn ten aanzien van het metaboolsyndroom. Er kan gekozen worden om niet-
medicamenteuze interventies in te zetten zoals:
Gezondheidsvoorlichting over het metaboolsyndroom.
Gewichtstoename voorkomen, afvallen is moeilijk.
Voorlichting geven over goede voeding.
Stimuleren gezond bewegen, minimaal 5 dagen per week 30 minuten per dag fietsen,
stevig wandelen, tuinieren etc.
Stimuleren alcohol te beperken: vrouwen mogen maximaal 1 glas per dag en mannen
maximaal 2 glazen per dag.
Stimuleren om te stoppen met roken, dit verbeterd het risicoprofiel en er kan eventueel
ondersteuning worden geboden met nicotinevervangers. (NVASP, 2011)
Behandeling van het metaboolsyndroom is iets wat op de individu moet worden afgestemd.
Voortdurende monitoring is hiervoor een vereiste. Er moet worden ingezet op actieve
betrokkenheid en educatie van patiënt en hulpverleners. Er moet worden ingezet op een
therapeutische verandering van levensstijl, waarbij gezonde voedingskeuzes en lichamelijke
activiteiten op de voorgrond staan. Hierbij moet worden gekeken naar een geschikte keuze van
antipsychoticum. (Tirupati & Chua, 2007)
Hoofdstuk 3: Conclusie
3.1 Conclusie hoofdvraag en deelvragen
Schizofrenie
Schizofrenie is een chronische, veelal invaliderende stoornis die in elk facet van het leven kan
ingrijpen. De symptomen van schizofrenie zijn voor ten minste 6 maanden ononderbroken
aanwezig en wordt gekenmerkt door 2 of meer van de volgende symptomen:
Wanen
Hallucinatie
Onsamenhangende spraak
Ernstig chaotisch of katatoon gedrag
Negatieve symptomen, dat wil zeggen vervlakking van het affect, gedachten- of
spraakarmoede of apathie.
Patiënten met schizofrenie gebruiken vaak antipsychotica zoals clozapine, een veelvoorkomende
bijwerking hiervan is gewichtstoename. Hierdoor ontstaat er een vergroot risico op het
metaboolsyndroom.
Metaboolsyndroom
De term metaboolsyndroom wordt gebruikt om aan te geven dat er een clustering is van
risicofactoren is. Er is geen algemeen geaccepteerde definitie van het metaboolsyndroom. Het
wordt omschreven als een combinatie van verminderde glucose intolerantie, afwijkingen in de
lipidenstofwisseling, hypertensie en toename van abdominaal. Het metaboolsyndroom heeft een
voorspellende waarde voor het ontstaan van Diabetes Mellitus type 2 en cardiovasculaire
ziekten.
Patiënten met dit syndroom hebben twee tot drievoudige toename van cardiovasculaire
aandoeningen en de kans op alle andere doodsoorzaken is verdubbeld.
Signaleren
Het is belangrijk om vroegtijdig de signalen van het metaboolsyndroom te signaleren. Daarmee
kan gezondheidsschade, zoals bloedvatbeschadigingen, worden voorkomen.
Hiervoor is het nodig dat artsen en verpleegkundigen samenwerken. Daarnaast zal er
geobserveerd moeten worden op psychotische symptomen en bijwerkingen van antipsychotica.
Voorstel hiervoor is om jaarlijks bloeddruk, gewicht, buikomvang op navelhoogte, nuchter
glucose en nuchter lipidenprofiel te controleren.
Verpleegkundige observaties en interventies
De psychiater is verantwoordelijk voor de nodige evaluaties en voor de behandeling van een
eventuele fysieke stoornis. De NVASP heeft een richtlijn ten aanzien van het metaboolsyndroom.
Als verpleegkundige is het van belang dat de behandeling van het metaboolsyndroom op het
individu wordt afgestemd, waarbij actieve betrokkenheid en educatie van patiënt en
zorgverleners belangrijk is. Inzet op therapeutische verandering van leefstijl is van belang,
waarbij lichamelijke activiteiten en gezonde voeding op de voorgrond staan. Een geschikte
keuze van antipsychotica is hierbij van belang.
Als verpleegkundige kun je de volgende interventies ondernemen:
Gezondheidsvoorlichting geven over het metaboolsyndroom
Gewichtstoename voorkomen, afvallen is moeilijk
Voorlichting geven over voeding
Stimuleren om gezond te bewegen, minimaal 5 dagen per week 30 minuten per dag
fietsen, stevig wandelen, tuinieren etc.
Stimuleren alcohol te beperken, vrouwen mogen maximaal 1 glas per dag en mannen
maximaal 2 glazen per dag.
Stimuleren om te stoppen met roken, dit verbeterd het risicoprofiel en kan ondersteund
worden met nicotinevervangers.
3.2 Aanbevelingen
Het is belangrijk om de behandeling van het metaboolsyndroom af te stemmen op de individu; te
kijken naar de persoonlijke situatie van de patiënt.
Wanneer een patiënt antipsychotica gebruikt moet er vast staan dat er jaarlijks de bloeddruk,
gewicht, buikomvang op navelhoogte, nuchter glucose en lipidenprofiel wordt gecontroleerd. De
behandelaar is hiervoor verantwoordelijk en als verpleegkundige kun je zo nodig de
behandelaar attenderen.
Op het moment dat een patiënt antipsychotica gebruikt, kun je als verpleegkundige ter
voorkoming van het metaboolsyndroom de volgende interventies inzetten:
Jaarlijks de bloeddruk van de patiënt meten.
Jaarlijks het gewicht van de patiënt meten.
Jaarlijks nuchter de glucose van de patiënt prikken.
Jaarlijks de buikomvang van de patiënt op navelhoogte meten.
Jaarlijks nuchter het lipidenprofiel van de patiënt controleren.
Patiënt gezondheidsvoorlichting geven wat het metaboolsyndroom inhoudt.
Patiënt voorlichting geven over gewichtstoename voorkomen, afvallen is moeilijk.
Eventueel hiervoor doorverwijzen naar een diëtiste.
Patiënt voorlichting geven over goede voeding, eventueel hiervoor doorverwijzen naar
diëtiste.
Patiënt stimuleren om gezond te bewegen, minimaal 5 dagen per week 30 minuten per
dag fietsen, stevig wandelen, tuinieren etc.
Eventueel bij problemen in de beweging kan hiervoor worden doorverwezen naar een
arts en fysiotherapeut.
Patiënt stimuleren om alcohol te beperken, vrouwen mogen maximaal 1 glas per dag en
mannen maximaal 2 glazen per dag.
Patiënt stimuleren om te stoppen met roken. Dit verbetert het risicoprofiel en eventueel
kan er ondersteuning worden geboden door nicotinevervangers.
Hoofdstuk 4: Discussie
4.1 Discussie
Tot op heden is er nog steeds geen algemeen geaccepteerde definitie van het
metaboolsyndroom. Ik ben van mening dat het een actueler en een meer belicht onderwerp zou
zijn op het moment dat er een algemeen geaccepteerde definitie van het metaboolsyndroom is.
Het metaboolsyndroom wordt nu als een bijwerking gezien van antipsychotica, wat eventueel
kan optreden. De impact en de vergrote kans op cardiovasculaire aandoeningen en Diabetes
Mellitus type 2 wordt door verpleegkundigen onderschat. Als artsen en verpleegkundigen meer
gaan samenwerken rondom het metaboolsyndroom, kan er preventief gehandeld worden en
kunnen signalen van het metaboolsyndroom vroegtijdig worden herkend. Als verpleegkundige
zorg je dan voor een zo optimaal mogelijke kwaliteit van leven voor de patiënt met schizofrenie
die antipsychotica gebruikt.
Tijdens het zoeken van theorie voor dit literatuuronderzoek, heb ik gemist dat er geen protocol
of richtlijn is voor verpleegkundigen ten aanzien van het metaboolsyndroom. De
verantwoordelijkheid wordt neergelegd bij de arts. Verpleegkundigen worden hier niet
standaard bij betrokken. Het zou meer onder de aandacht komen bij verpleegkundigen als er een
protocol is met verpleegkundige interventies en observaties.
Wat ik ervaar op de werkvloer ten aanzien van het metaboolsyndroom is dat de interventies en
informatie hierover voornamelijk bij de artsen ligt. Uit dit literatuuronderzoek is gebleken dat
verpleegkundigen hier een grotere rol in kunnen hebben. Verpleegkundigen kunnen op deze
manier meer samenwerken om preventief te handelen bij het metaboolsyndroom en eerder
signalen afgeven naar een arts, zodat vroegtijdige gezondheidsschade kan worden voorkomen
en de kwaliteit van leven van de patiënt zo optimaal mogelijk kan worden gehouden.
Nawoord
Hierbij wil ik de lezer bedanken voor het doornemen van mijn literatuurstudie. Ik heb veel
plezier ervaren in het schrijven van mijn literatuurstudie doordat het een samenhangend
duidelijk verhaal is geworden. Ik vond het leerzaam om mijn voortgang te delen op school. Ook
vond ik het fijn dat we ondersteuning hebben gekregen in de lessen bij het schrijven van onze
literatuurstudie.
Ik hoop mijn collega’s en andere verpleegkundigen bij te scholen in het onderwerp: ‘het
metaboolsyndroom’ en dat ze deze verpleegkundige interventies meenemen naar de
beroepspraktijk.
Passend bij mijn eigen ontwikkeling en mijn doel van de literatuurstudie wil ik graag afsluiten
met het volgende citaat van Mahatma Gandhi – Indiaas politicus (1869-1948):
‘Wees de verandering die je in de wereld wilt zien gebeuren.’
Bibliografie
Cahn, W., Krabbendam, L., Myin-Germeys, I., Bruggeman, R., & de Haan, L. (2011). Handboek
Schizofrenie. Utrecht: De Tijdstroom.
de Bruin, A., & Spijkers, S. (2006, november). Metabole stoornissen. Magazine voor GGZ en
verslavingszorg , 968-970.
Greene, B., Nevid, J., & Rathus, S. (2013). Psychiatrie in de verpleegkunde (8e ed.). Amsterdam:
Pearson Benelux.
Jochems, & Joosten. (2006). Zakwoordenboek der Geneeskunde. Doetinchem: Elsevier
Gezondheidszorg.
Nevid, J. S., Rathus, S. A., & Greene, B. (2012). Psychiatrie in de verpleegkunde. Amsterdam:
Pearson Benelux.
NVASP. (2011, december 14). NVASP richtlijn 3: Metabool syndroom. Opgehaald van NVASP
Nederlandse Vereniging van Artsen Somatisch werkzaam in de Psychiatrie:
http://www.nvasp.nl/node/10
Tirupati, S., & Chua, L.-E. (2007). Obesity and metabolic syndrome in a psychiatric rehabilitation
service. The Royal Australian and New Zealand College of Psychiatrists , 606-610.
van Meijel, B., & Kuipers, T. (2006). Zorg rondom Schizofrenie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Wiersma, T., Boukes, F., Geijer, R., & Goudswaard, A. (2009). NHG Standaarden voor de huisarts.
Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Zeitlinger, S. &. (1995). Diagnostische Criteria van de DSM-IV. Meppel: Krips Repro.
Bijlage 1: zoekplan
1. Formulering van de probleemstelling:
Formuleer je hoofdvraag. Verdeel de hoofdvraag in deelvragen die een aspect van het onderwerp
betreffen.
Hoofdvraag:
Wat zijn verpleegkundige observaties en interventies bij het signaleren van het metaboolsyndroom bij
patiënten met schizofrenie?
Deelvragen:
- wat is schizofrenie?
- Wat is het metaboolsyndroom?
- Hoe kun je het metaboolsyndroom signaleren?
- Welke verpleegkundige observaties en interventies kunnen ingezet worden bij het
metaboolsyndroom?
2. Globale afbakening van het onderwerp: Beperk je onderzoek tot een bepaalde periode (tijd), plaats en taal:
Periode : 1995 - 2014
Plaats : Nederland
Taal : Nederlands en Engels
3. Oriëntatie op het onderwerp:
Bestudeer in de Mediatheek; naslagwerken, handboeken, boeken en readers over het onderwerp,
tijdschriften, literatuurlijsten van de publicaties. Noteer trefwoorden, auteursnamen, titels van
sleutelpublicaties, namen en adressen van organisaties.
Vaktermen Trefwoorden Engelse termen
Metabool syndroom Schizofrenie Antipsychotica Verpleegkundige
interventies bijwerkingen
clozapine richtlijn
metaboolsyndroom protocol
metaboolsyndroom
Metabool syndroom Metabool
Metabool* Schizofrenie Antipsychotica Clozapine Verpleegkundige
interventies Protocol metabool*
Metabole metabolism Metabolic
syndrome Metabol* Metabole
screening Antipsychots Schizophrenia Clozapine Nursing
interventions
Auteursnamen Sleutelpublicaties Organisaties
Berno van Meijel
Trimbos instituut GGZ Nederland
4. Opstellen definitieve lijst ‘zoekwoorden’
In bovenstaande tabel heb ik de zoekwoorden die ik wil gaan gebruiken geel gearceerd.
5. Zoeken in catalogi, databanken, internet
Schrijf in de tabel hieronder per doorzochte databank de zoektermen op die je gebruikt hebt en de
gegevens van de publicaties die je nodig denkt te hebben om je hoofdvraag te kunnen
beantwoorden.
Beoordeel de kwaliteit van iedere publicatie.
Naam databank:
Academic Search, Pub Med, vakbibliotheek GGZ, Springerlink, ScienceDirect
Ik heb van alle bovenstaande databanken gebruik gemaakt.
gebruikte zoektermen:
Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van mijn definitieve zoeklijst.
Boeken:
Titel: Auteurs: ISBN: Jaar:
Handboek Schizofrenie Dr. W. Cahn dr. L. Krabbendam dr. I. Myin-Germeys dr. R. Bruggeman dr. L. de Haan
978- 0-5898-179-0 2011
Zorg rondom schizofrenie
Dr. B. van Meijel Dr. T. Kuipers
90-313-4498-2 2006
Psychiatrie in de verpleegkunde
Jeffrey S. Nevid Spencer A. Rathus Beverly Greene
978-90-430-2444-0 2012
Diagnostische Criteria van de DSM-IV
G.A.S. Koster van Groos 90-265-1402-6 1995
Zakwoordenboek der Geneeskunde
A.A.F. Jochems F.W.M.G. Joosten
978-90-6228-637-9 2006
Artikelen:
Titel: Tijdschrift: Auteur: Jaar + jaargang
Aflevering: Blz.:
Metabole stoornissen Maandblad geestelijke volksgezondheid
Sigrid Spijkers en Arjan de Bruin
2006 968-970
Mind The Body! Nederlands tijdschrift voor Evidence Based Practice
Ronald van Gool en Berno van Meijel
10, nummer 2 4-8
Obesity and metabolic syndrome in a psychiatric rehabilitation service
Australian & New Zealand Journal of Psychiatry
Srinivasan Tirupati en Ling-Ern Chua
2007, nummer 41
0004-8674 606-610
The prevalence of metabolic syndrome amongst patients with severe mental illness in the community in Hong Kong – a cross sectional study
BMC Psychiatry Daniel T Bressington, Jolene Mui, Eric F. C. Cheung, Joel Petch, Allan B. Clark and Richard Gray
2013, vol. 13, issue 1
1471-244X 1-8
Website:
Titel: Auteur: Website: Publicatiedatum
Richtlijn 3: het Metaboolsyndroom
NVASP (Nederlandse Vereniging van Artsen Somatisch werkzaam in de Pyschiatrie
http://www.nvasp.nl/node/10 14-12-2011
6. Verzamelen publicaties/informatie
Toets de kwaliteit van de publicaties door bij iedere publicatie die je gevonden hebt van de volgende
criteria aan te geven of de publicatie hieraan voldoet.
1. toonaangevend tijdschrift? 2. toonaangevende auteur? 3. bevat publicatie een bronnenlijst? 4. wordt de publicatie elders geciteerd? 5. aantal pagina’s 6. is het een volledig artikel of slechts een redactioneel stukje? 7. neem een evt. aanwezige samenvatting kritisch door 8. actualiteit 9. opbouw van het artikel 10. bronvermeldingen
Na het zoeken van de bronnen en informatie ben ik begonnen met alle artikelen te lezen en heb ik gescoord op de bovenstaande punten. Wat ik voor mezelf hier extra bij voor ogen heb gehouden is: ‘beantwoord deze literatuur mijn hoofd- en deelvragen’. Er is namelijk erg veel te vinden en ik heb duidelijk een onderscheid moeten maken in wat ik ga gebruiken en wat niet. Met het beantwoorden van deze vragen ben ik tot mijn definitieve bronnenlijst gekomen die in het volgende hoofdstuk staat beschreven.
7. Antwoord formuleren
Schrijf hieronder van de publicaties die je gebruikt hebt om je hoofdvraag te beantwoorden de
bronvermelding op. Deze kun je later in je uiteindelijke verslag overnemen:
Bibliografie:
Cahn, W., Krabbendam, L., Myin-Germeys, I., Bruggeman, R., & de Haan, L. (2011). Handboek
Schizofrenie. Utrecht: De Tijdstroom.
de Bruin, A., & Spijkers, S. (2006, november). Metabole stoornissen. Magazine voor GGZ en
verslavingszorg , 968-970.
Greene, B., Nevid, J., & Rathus, S. (2013). Psychiatrie in de verpleegkunde (8e ed.). Amsterdam:
Pearson Benelux.
Jochems, & Joosten. (2006). Zakwoordenboek der Geneeskunde. Doetinchem: Elsevier
Gezondheidszorg.
Nevid, J. S., Rathus, S. A., & Greene, B. (2012). Psychiatrie in de verpleegkunde. Amsterdam:
Pearson Benelux.
NVASP. (2011, december 14). NVASP richtlijn 3: Metabool syndroom. Opgehaald van NVASP
Nederlandse Vereniging van Artsen Somatisch werkzaam in de Psychiatrie:
http://www.nvasp.nl/node/10
Tirupati, S., & Chua, L.-E. (2007). Obesity and metabolic syndrome in a psychiatric rehabilitation
service. The Royal Australian and New Zealand College of Psychiatrists , 606-610.
van Meijel, B., & Kuipers, T. (2006). Zorg rondom Schizofrenie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Wiersma, T., Boukes, F., Geijer, R., & Goudswaard, A. (2009). NHG Standaarden voor de huisarts.
Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Zeitlinger, S. &. (1995). Diagnostische Criteria van de DSM-IV. Meppel: Krips Repro.