Upload
nguyendan
View
221
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1
PASTORAAL ALS ‘KATHOLIEKE-DIALOOGSCHOOL-IN-DE-PRAKTIJK’
Jürgen Mettepenningen
Inleiding
Dank voor de uitnodiging om hier vandaag bij u te zijn, tot u te spreken en met elkaar in gesprek
te gaan over pastoraal. Het zou alvast eens interessant zijn om na te gaan wat ieder van ons zoal
denkt bij het woord ‘pastoraal’. Vaak gaat dat in de richting van vier woorden: pastoraal team,
vieringen, advent en veertigdagentijd. Of aanverwante termen. Vandaag heb ik me tot doel
gesteld om ons te prikkelen omtrent een nieuwe idee van wat pastoraal kan zijn. Ik zie deze
voormiddag dan ook als een aftoetsen van die idee, waarbij elkaars inbreng van groot belang zal
zijn om die idee te bekritiseren, te verrijken, te verwerpen of te bevruchten. Daarmee is gezegd
dat ik mezelf kwetsbaar opstel en ook u uitnodig tot kwetsbaarheid. Als dat over een thema als
pastoraal al niet kan, weet ik het eerlijk gezegd niet meer… Sta me toe om u wat te kriebelen,
soms door zaken wat puntiger of scherper te zeggen dan misschien nodig is.
I. Vaststellingen omtrent pastoraal vandaag: Pastoraal 1.0 1
Laat me eerst beginnen met enkele vaststellingen. Want met een nieuwe idee is het zoals met
een kind: het wordt niet geboren uit het niets, maar steeds binnen een context, met een
voorgeschiedenis en een eigen verhaal.
1. Er gebeurt veel goeds in onze scholen, ook op het vlak van pastorale werking. Ik sta
er steeds aangenaam verrast over dat in deze tijd nog op elke school mensen zijn die
niet alleen in hun persoonlijk leven christelijk zijn, maar die dat geloof ook
uitdrukkelijk willen uitdragen binnen de school, en zich daartoe ook verenigen in een
pastoraal team. Is het geen tegendraads en positief teken, dat in zekere zin niet te
verklaren is, precies omdat God in het spel is? Meer en meer moet ik daarbij denken
aan de Bijbel, waar in het Oude Testament God een klein volk uitverkiest om een
groot volk te worden. Inderdaad, de vergelijking mag gemaakt worden: hoeveel
christenen zijn er in onze scholen? En ik bedoel dan niet alleen gedoopten, wat in
onze steden vaak reeds een minderheid is. Ik doel op gedoopten die uitkomen voor
hun geloof in woord en daad, zonder daarbij dan spectaculaire zaken te doen? Als dat
al gemiddeld 5% bedraagt, dan zal het veel zijn. Over een klein volk gesproken… En
dus ook over de aangename verwondering dat in onze scholen, midden een context
1 We presenteren hier een licht gewijzigde versie van de ‘ronde van de scholengemeenschappen’ die ik tijdens het eerste semester van schooljaar 2014-2015 heb gedaan op het niveau van de directies. Dankbaar maak ik ook gebruik van ervaringen omtrent pastorale werking op school, zoals die gedeeld worden binnen de diocesane ‘Stuurgroep Pastoraal op School – BaO’ en ‘Stuurgroep Pastoraal op School – SO’ en de interdiocesane stuurgroepen ‘Com-pas’, ‘ICS’ en het ‘Netwerk DBS’.
2
waarin het overgrote deel van de schoolpopulatie niet uitgesproken christelijk is, er
een pastoraal team is en een pastorale werking!
2. In veel scholen is het pastoraal team een werkgroep, en ik bedoel dan een werkgroep
zoals alle andere werkgroepen, op dezelfde hoogte geplaatst als alle andere
werkgroepen. Is dat terecht? Kun je stellen dat de werkgroep preventie of de
werkgroep milieu op hetzelfde niveau staan als de ‘werkgroep’ pastoraal? Is dat niet
appelen met citroenen vergelijken? Zeggen dat het een werkgroep is, doet ook
denken aan de taxering van de werking van het pastoraal team. Wordt het pastoraal
team niet afgerekend op resultaten, op wat ze doen? Anders gesteld: vinden we het
pastoraal team niet louter waardevol op grond van de activiteiten die ze
organiseren? Of nog anders gezegd: is er geen vorm van activisme, alsof een
pastoraal team niet meer is dan organisator van activiteiten? Tot slot van deze
tweede vaststelling: waar gewerkt wordt, raken mensen ook wel eens overwerkt. Het
is me afgelopen anderhalf jaar opgevallen hoeveel mensen in pastorale teams te
kampen hebben met verschijnselen van uitgeblust te zijn, zonder dat te willen
veralgemenen uiteraard! Toch is het een feit dat mensen die gevoelig zijn voor het
diepmenselijk mooie, zelf ook gevoelig zijn voor het diepmenselijk pijnlijke. Er is
nood aan bevestiging en bemoediging van onze mensen op school, niet het minst
degenen die betrokken zijn op het welzijn van elkaar.
3. Derde vaststelling: ik zie in onze pastorale teams veel verlangen naar verdieping en
ontmoeting. Op het vlak van verdieping betekent dit dat er nood is om zichzelf te
laven aan de bron van het evangelie en de traditie van het geloof. In een school in
Aarschot heeft men precies daarom het initiatief genomen om de helft van de
samenkomsten van het pastoraal team tijd te besteden aan het organiseren van
activiteiten schoolbreed, en de andere helft van de tijd aan gezamenlijke persoonlijke
verdieping, in groep, vaak aan de hand van een inspirerende tekst, waarna een
gesprek volgt over een bepaald facet van geloven. Wie vanuit de relatie met God iets
organiseert op school, dient de relatie met God inderdaad te onderhouden, en die
relatie als pastoraal teammet God ook wat te organiseren. Anders droogt de bron en
kern van de pastorale werking op school uit, en dan geraken de teamleden vaak ook
gauw buiten adem… Daarmee is ook al iets gezegd over het aspect van ontmoeting.
De pastorale werking draait rond delen van geloof, ervaringen, inzichten. Vandaar
het belang om al die zaken ook met elkaar te delen binnen het pastoraal team, maar
ook met andere pastorale teams. Op 4 maart organiseer ik in Mechelen een
vormings-, gespreks- en ontmoetingsvoormiddag voor directies en leerkrachten die
pastoraal geïnteresseerd en geëngageerd zijn, precies om aan dat verlangen naar
‘delen’ tegemoet te komen. In de pastorale werking is het immers goed om over het
eigen muurtje te kijken, zaken van elkaar te leren en zo elkaar te bemoedigen en
extra aan te vuren.
3
Ik rond dit punt van vaststellingen af met een beeld dat ik ontleen aan Bellinda Staelens, om
maar te zeggen dat men ook op het niveau van een vicariaat of bisdom over het eigen muurtje
moet durven kijken. Bellinda vergeleek enkele maanden geleden tijdens een vergadering de
pastorale werking op school met een boerderij. Op die boerderij is een koe aanwezig – zonder
koe immers geen boerderij, nietwaar? Die koe is de christelijke identiteit van de school, waarbij
Bellinda stelde: we vinden de koe allemaal belangrijk op onze boerderij, maar we vergeten ze te
eten te geven. Sta me toe het beeld nog even verder uit te werken. Wat hebben we immers met
de koe gedaan? We hebben ze opgesloten in een kot, daar netjes wat verzorgers over aangesteld
(het pastoraal team) en de aanwezigheid van deze ‘cel’ gezien als belangrijk argument om te
zeggen dat we een katholieke school zijn. Het is weliswaar een sterk en straf beeld, en de
vergelijking loopt wat mank, maar een goed verstaander weet waarop gedoeld wordt. Het is de
vaststelling van een manier van ‘aan pastoraal doen’ die ik bestempel als steriel en fout (welke
goede vruchten ze ook nog afwerpt) maar die we meer dan we zouden verwachten nog
aantreffen in het concrete onderwijsveld in Vlaanderen. Pastoraal 1.0 dus. Die manier van
omgaan met pastoraal beantwoordt immers aan de ‘ladekast-mentaliteit’, waar velen toch zo van
houden: alles netjes geordend, per lade of per schuif, waarbij we alles netjes van elkaar
gescheiden hebben om het geheel overzichtelijk en werkbaar te houden. Maar doet men met
dergelijke ‘apartheid’ dan recht aan wat pastoraal is of zou moeten zijn? En past dat in de visie
die men vandaag ophangt aan de term ‘katholieke dialoogschool’, een term waarvan de nieuwe
directeur-generaal van het VSKO, Lieven Boeve, een sterk merk wil maken en waar ik volledig
achter sta.
Wat bedoelen we nu met katholieke dialoogschool? Aan de term kleeft immers enige
onduidelijkheid: het wordt overal verschillend uitgelegd, vaak afhankelijk van wie de term
uitlegt. Op het niveau van het VSKO werkt men aan een tekst die aan de vlag van de katholieke
dialoogschool’ een lading wil geven die voor overal in ons katholiek onderwijs zou moeten
gelden. Dat neemt vandaag evenwel de vraag niet weg: wat bedoelen we daar nu mee? Ik wil
daar nu even op ingaan, niet alleen om het concept te verduidelijken, maar ook om het punt te
willen maken dat ik in de titel van dit referaat verwoord heb: pastoraal als katholieke
dialoogschool-in-de-praktijk. Kortom, nadat ik zonet drie vaststellingen heb gedaan omtrent de
werking van pastorale teams vandaag, ga ik nu in op de katholieke dialoogschool, om daarna de
stelling te poneren dat pastoraal die katholieke dialoogschool-in-praktijk is, om deze lezing te
eindigen met enkele praktijkvoorbeelden.
II. Katholieke dialoogschool 2
2We geven hier een licht gewijzigde versie van Lieven Boeves concepttekst 2.04 van de oefening om het wezen en de missie van de katholieke dialoogschool op een A4’tje weer te geven. We vullen Boeves concepttekst aan met enkele beschouwingen omtrent Jezus, waarbij we onder andere geïnspireerd werden door een nota van Fons Uytterhoeven en door wat we zelf schreven in het boek Toegepaste Blijde Boodschap (Tielt: Lannoo, 2012). Voor de duidelijkheid: de onderstreepte zaken zijn niet van Boeve maar van mezelf. Voor verdere inspiratie en aanvulling bij de thematiek van de katholieke dialoogschool, verwijs ik naar het werk van Didier Pollefeyt en zijn onderzoeksgroep aan de theologische faculteit van de KU Leuven. Tot slot verwijzen we naar een website die in Leuven opgesteld is en er steeds verder uitgebouwd wordt: www.dialoogschool.be.
4
Wanneer we spreken over de katholieke dialoogschool, valt bij Lieven Boeve vooreerst de term
gastvrijheid. Gastvrij en met aandacht voor de gehele mens verwelkomt de katholieke
dialoogschool iedereen, van welke levensbeschouwelijke of religieuze achtergrond ook. Zonder
uitzondering nodigt ze leerlingen (internen, cursisten, studenten), ouders, personeelsleden en
bestuurders uit aan haar onderwijsproject mee te werken. Vanuit haar christelijke inspiratie wil
ze ieder hiertoe uitdagen, motiveren en kracht geven:
Als school is ze ervan overtuigd dat kwaliteitsvol onderwijs meer is dan louter opleiding.
Onderwijs vormt mensen tot vrije, competente en solidaire personen die betekenis vinden in
leven en samenleven. Leren leren, leren werken, en leren (samen)leven gaan er hand in
hand. Vorming rust kinderen, jongeren en volwassenen toe voor de steeds complexere
wereld van vandaag en morgen. Ze leren deze wereld ontdekken, en bekwamen zich om met
kritische zin, creativiteit en engagement erin aan de slag te gaan. Deze school is een
inclusieve school: zorg voor de uniciteit van elke leerling is het uitgangspunt, met bijzondere
aandacht voor wie het moeilijk heeft.
Als katholiekeschool werkt ze vanuit de grondervaring dat mens en wereld tegelijk gave en
opgave zijn. Gevat in een netwerk van relaties met medemensen, de samenleving en de
wereld, is menselijke vrijheid een gekregen vrijheid, die oproept tot verantwoordelijkheid.
In het vertrouwen dat het diepste mysterie van de werkelijkheid de liefde is, neemt de
school deze liefde – zoals Jezus die voorleeft – als maatstaf voor leven en samenleven. Die
Jezus staat in een traditie van mensen die hem reeds tweeduizend jaar beschouwen als
Messias: de Christus. Hij is de hoeksteen van de kerk die, ondanks haar vele falen, veel goeds
heeft gebracht, niet het minst in het onderwijs, door de eeuwen heen. In de kerk staat de
navolging van Jezus centraal, waarbij iedere mens gezien wordt als uniek en verbonden,
waarbij mensen meer zijn dan wat je er van ziet, waar de wereld een plaats is waar meer
rechtvaardigheid en barmhartigheid bijdragen aan de opbouw van het rijk Gods.
Vanuit dit mens- en wereldbeeld nodigt de katholiekedialoogschool in deze tijd van
levensbeschouwelijk-religieuze veelheid iedereen uit om in dialoog met elkaar op zoek te
gaan naar het volle mens- en medemens-zijn. Hiertoe brengt ze christenen, moslims, joden
en ongebonden zinzoekers samen met alle anderen die betekenis willen vinden in leven en
samenleven. In gesprek met elkaar leren ze allen hun eigen identiteit vorm te geven, door
deze te ontdekken, erover na te denken en deze te verdiepen. Vanuit haar opdracht brengt
de school zelf hiertoe in woord en daad op eigentijds-tegendraadse wijze de christelijke stem
in dit gesprek binnen. Hierbij heeft ze in het bijzonder oog voor wie niet aan het woord komt
of dreigt te komen.
Op deze wijze school maken vergt een blijvende inzet van allen, terwijl er tegelijk veel ruimte is
voor groei en verscheidenheid. Doorheen de dialoog verrijkt de katholieke dialoogschool ook
zichzelf, en vernieuwt ze haar christelijke inspiratie in de context van vandaag. Vanuit de traditie
waarin de school staat en in dialoog met haar omgeving, wil de katholieke dialoogschool een
oefenplaats zijn voor een (samen)leven in een wereld die ten voeten uit gekenmerkt is door
5
veelheid, diversiteit en verschil. Precies de competentie om kritisch-creatief om te gaan met wat
eigen en wat anders is, zal mensen in staat stellen bij te dragen aan een open, zinvolle,
verdraagzame en duurzame samenleving, waar een plaats is voor iedereen – een wereld zoals
ook God zich die droomt.
III. Pastoraal als ‘katholieke dialoogschool-in-de-praktijk’: Pastoraal 2.0
Na deze uitweiding over de katholieke dialoogschool kom ik tot de vraag hoe pastoraal er uit kan
zien in die katholieke dialoogschool. In mijn antwoord op die vraag behandel ik vrij uitgebreid
vier punten, die voor mij de vier pijlers vormen van Pastoraal 2.0:
1.De actoren – Pastoraal staat of valt met mensen. Meer dan een punt op een agenda is pastoraal
een dagelijks project, vrucht van mensenhanden. Daarmee is meteen gezegd dat het veeleer een
weg is, een proces is, dan dat het een aaneenrijging is van resultaten. Aan dat proces bouwen
mensen: de mensen die de school uitmaken. En dan kom ik terug op het beeld van de boerderij
en de koe van daarstraks: wie zijn de ‘klassieke’ verzorgers van de koe? Dat zijn de leden van het
pastoraal team, die meestal voor een groot deel of soms zelfs uitsluitend bestaan uit
vakleerkrachten godsdienst. Ondanks de vele zaken die men gemeenschappelijk heeft, zijn het
vak godsdienst en de werking van het pastoraal team twee eigenstandige en verschillende
zaken. Het eerste is een vak in de klas, het andere een dynamiek in de school. Bij het vak is het de
godsdienstleerkracht die verantwoordelijkheid draagt, bij de pastoraal het pastoraal team. En
waar het vak gecontroleerd wordt door inspecteurs-begeleiders, is in de pastorale werking de
directeur aan zet om te stimuleren, te controleren, hopelijk zichzelf ook wat te engageren en
misschien vooral vertrouwen en ruimte te geven aan het pastoraal team. Vandaar dat in mijn
opvatting van pastoraal de directeur de spilfiguur is/blijft. De directeur mandateert als het ware
het pastoraal team om de verantwoordelijkheid van de directeur aangaande pastoraal in
concreto op zich te nemen. Daarmee kan de directeur zich niet ontdoen van zijn
verantwoordelijkheid, maar neemt de directeur die verantwoordelijkheid op door aan een groep
mensen het mandaat te geven om hem in die verantwoordelijkheid bij te staan en hem als het
ware te vertegenwoordigen in de uitoefening van zijn taak. Op geen enkele wijze kan de
directeur zichzelf dus ontslaan van zijn taak als spilfiguur. Uiteindelijk behoort het nu eenmaal
tot de kerntaken van een directeur van een katholieke school om het levensbeschouwelijk
profiel te actualiseren en concreet gestalte te geven op een eigentijdse manier. Dat de directeur
daarin niet alleen kan en mag staan, spreekt voor zich. Er liggen immers nog vele andere taken
op de werktafel. Bovendien zou het de eigenheid van het christelijk geloof tegenspreken om
alleen het heft in handen te nemen: aan geloof gestalte geven is gemeenschapswerk. Vandaar, in
de ideale wereld, de nauwe band tussen directie en pastoraal team.
Om verder te gaan in het denken over de ideale wereld, zou de tandem van directie en
pastoraal team de centrale as moeten zijn van de vertolking van de christelijke traditie op
school. ‘Centrale as’ en dus niet de enige actoren want de andere leden van het personeelskorps
kunnen zich niet onttrekken aan hun eigen verantwoordelijkheid. Ook zij zijn actor op het veld
van de schoolpastoraal, precies omdat ze actor zijn binnen de katholieke school. Dat is een
6
element dat vaak ondergesneeuwd geraakt en even vaak niet meer luidop gezegd mag worden.
Het klinkt ook zo tegendraads, en soms zelfs accaparerend (zonder respect voor mensen die
kritiek hebben, twijfels en aarzelingen). Pastoraal is echter geen zaak van een club apart. Aan het
christelijk opvoedingsproject van ons onderwijs kleeft ontegensprekelijk het appel om zich
bewust te zijn van de katholieke identiteit van de school. Met andere woorden, tot de elementen
die de identiteit uitmaken van de school behoort de katholieke traditie. Net zoals men zich niet
kan losmaken van de andere elementen van identiteit, zoals de lokale verankering in de streek,
de evoluerende populatie van personeel en leerlingen, de geschiedenis van de school, enzovoort,
zo kan men zich niet losmaken van de katholieke traditie, waarin de school onmiskenbaar staat.
Die traditie is net zoals verschillende andere zaken van de schoolidentiteit voorgegeven, geen
keuze van directie of schoolbestuur. In die zin is het zaak om het positieve te zien van elk van de
facetten die de identiteit van de school uitmaken – het uitdagende, verrijkende en intrigerende
ervan. Ook op het vlak van de katholieke traditie. Vorming is daarbij van groot belang, zoals we
ook hier samenzijn deze voormiddag.
Omtrent de actoren ook een woord over het schoolbestuur. Zij lijken buitenspel te staan
inzake pastoraal, wat uiteraard – u raadt het al – niet waar kan zijn. Uiteindelijk heeft het
schoolbestuur bijvoorbeeld een grote vinger in de pap om in het aanwervingsbeleid van directie
en leerkrachten te wijzen op de katholieke eigenheid van de school. Het is inderdaad aan het
schoolbestuur om in het aanwerven van nieuwe personeelsleden er, naast alle competenties, op
toe te zien dat er voldoende bereidheid is tot actieve loyauteit ten opzichte van het katholieke
opvoedingsproject. En het is tevens aan het schoolbestuur om schouder aan schouder met de
directie ruimte te geven voor een gedegen pastorale kernwerking op school.
En wat dan met de niet-christenen op onze school? Ach, de tijd is voorbij dat we in ons
schoolzijn en dus ook in onze pastoraal uitsluitend of op de eerste plaats rekening hielden met
de christenen op school. Vandaag is er niet alleen een veelheid aan levensbeschouwingen
aanwezig in de klas, maar in de meeste gevallen, ook als men een bepaalde levensbeschouwing
aanhangt, gaat het vooral over zoekende mensen: zinzoekers. Naarmate men buiten onze steden
gaat, betreft het meer zinzoekers die zich niet gebonden of verbonden weten aan een religie of
levensbeschouwing. In de steden zie je meer leerlingen die zich gebonden weten aan de traditie
van een religie of levensbeschouwing, zoals moslims, joden en vrijzinnigen. De paradox in
eender welke context is dat zowel de diep overtuigde gelovigen als de ongebonden zinzoekers
(en alle varianten ervan en ertussen) fundamenteel kunnen bijdragen aan de pastorale werking
op school. Pastoraal wil immers niet zeggen dat mensen die de christelijke waarheid gevonden
hebben, nu eens zoveel mogelijk anderen gaan overtuigen daarvan. Neen, in mijn ogen is
pastoraal niet gericht op vinden maar op zoeken, niet op waarheid maar op wijsheid, niet op
accapareren of recupereren maar op respecteren en genereren. In de katholieke dialoogschool
neemt de christelijke manier van zinzoeken een centrale plaats in, maar niet de enige plaats. Wil
pastoraal immers levensbetrokken zijn en niet wereldvreemd, dan kan ze niet anders dan open zijn
in plaats van gesloten. Ze heeft immers het welzijn van alle actoren op het oog, maar daarover
straks meer.
Wat is dan nog het pastoraal team? Ik denk dat we op dat vlak een switch moeten maken.
Hoe gek het misschien op het eerste gezicht kan klinken, alle schoolbetrokkenen vormen het
7
pastoraal team, waarbij er de reeds vermelde centrale as is tussen directie en (wat ik noem) het
pastorale kernteam.
Tot slot van dit punt over de actoren: zoals pastoraal niemand mag uitsluiten, mag
niemand zich op onze scholen afsluiten van pastoraal. Maar dat vereist een andere visie op
pastoraal: geen koe in een hok, maar de hele boerderij! Het volstaat op die katholieke boerderij
niet om de boerenstiel te kennen die vereist is voor wat men specifiek doet op de boerderij
(school-zijn), maar ook dat men allemaal akkoord gaat met de ‘spirit’ die de boerderij kenmerkt
(christelijke inspiratie). Meer dan ‘akkoord gaan’ zelfs: er op een manier toe bijdragen die
aansluit bij die spirit, zonder zichzelf te verloochenen of te moeten forceren, met respect voor
elkaars eigenheid en inspanning, maar niettemin loyaal tegenover de boerderij, haar eigenheid
en traditie. Met de woorden ‘eigenheid en traditie’ raak ik de tweede pijler aan:
2.De bronnen – De eigenheid van pastoraal ligt in de christelijke inspiratie, de bronkracht.
Daarmee is gezegd dat de bronnen van de pastoraal ons gegeven zijn, niet maakbaar en dus geen
kwestie van hebben, maar van krijgen. Of zoals Connie Palmen het schreef over de vriendschap:
“De mooiste dingen die kun je niet hebben of niet hebben, maar die krijg je en geef je”. Zo ook
met de christelijke inspiratie, die het centrale punt is in de katholieke traditie en in het katholiek
onderwijs waarbinnen de school zich situeert.
Dat een school katholiek is, hangt niet af van de directie of van het schoolbestuur. De
katholieke eigenheid van een school is voorgegeven, is ons toevertrouwd, is geen vrucht dus van een
beslissing van onszelf. Ze is gave en precies als die gave de niet-onderhandelbare kern van het
opvoedingsproject en de totaalvisie op de school. Daarmee is gezegd dat het katholiek karakter
van de school untouchable is, precies omdat het de oorsprong, de traditie en ieder element van
het schoolleven raakt. Untouchable by touching everything and everybody.
De gave van de katholieke eigenheid van de school is evenwel toe aan verfrissing. De
term ‘katholiek’ heeft doorheen het verleden van het katholiek onderwijs immers ook een
ballast opgebouwd, waardoor de termen ‘pastoraal’ en ‘katholiek’ voor velen binnen onze
schoolmuren overkomen als ouderwets, irrelevant, negatief en zelfs overbodig. Het is goed om
het gezicht van het katholiek onderwijs met een fris washandje te wassen, ons
verontschuldigend voor alle vuile vlekken van het verleden, maar vooral ons gereed makend
voor anewCatholic touch van ons onderwijs. Die noodzakelijke verfrissing, actualisering en
positieve profilering staat niet los van de bronnen van weleer: de bronnen van het katholiek
karakter van de school, blijven immers de figuur van Jezus en de geloofsbeweging en traditie die
zich in navolging van hem heeft gevormd, tot op de dag van vandaag. Daarmee raken we aan de
centrale figuur van de christelijke inspiratie: Jezus. Mag zijn naam vandaag nog klinken? Of
hebben we het alleen over zogeheten ‘christelijke waarden’, die – hoewel rijk aan inhoud,
uiteraard – vandaag al lang geen christelijke waarden meer zijn, maar behoren tot de geest van
de universele rechten van de mens (denken we aan verdraagzaamheid, solidariteit, respect,
behulpzaamheid, enzovoort)? Solidariteit is echter in wezen nog geen barmhartigheid,
behulpzaamheid nog geen zorgzaamheid, respect nog geen betrokkenheid,… Wil het dat wel
worden, dan verwijzen christenen naar Jezus, die meer is dan de sociaal bewogen enigmatische
leidsman die niet kon tegen onrechtvaardigheid en die mensen voortdurend kansen gaf, ook al
8
hadden ze zwaar misdaan. Jezus mag dan wel een voorbeeld zijn voor mensen – in de ogen van
christenen het grootste voorbeeld – maar hij was ook toonbeeld van God. Precies door dat
laatste te beklemtonen wordt Jezus ook Christus en nodigt die belijdenis uit tot een leven waarin
de bewogenheid van Jezus zichtbaar mag worden in ons concrete leven, ook op school. Dat is
natuurlijk een hele mond vol.3 We zouden er voorwaar toe geneigd zijn dit reeds academisch of
theologisch te noemen. En toch houdt het verband met de radicaliteit van het christendom.
Anders gesteld: zeggen dat op school gedacht, geleefd en bestuurd wordt vanuit een christelijke
inspiratie, is verre van een softe zaak, precies omdat die inspiratie verband houdt met Jezus als
voorbeeld voor mensen en toonbeeld van God. Alle andere aandacht voor andere
levensbeschouwingen komt op de tweede plaats en is resultaat van een keuze die we zelf maken,
niet van een voorgegeven beslissing waarvoor we niet kunnen kiezen. Dat kan scherp klinken,
maar ik zeg het zo scherp omdat dit de radicaliteit van de katholieke traditie inhoudt.
Draait het in de school dan rond de christelijke inspiratie? Neen! Het draait in de school
rond het vormen en kneden van kinderen en jongeren tot zelfstandige, zelfbewuste, kritische,
geëngageerde en geïnspireerde jongvolwassenen. Is de christelijke inspiratie en alles wat we
erover stelden tot nu toe, dan maar overboord te gooien? Even ferm: neen! Maar het geeft alles
wel de plaats die het toekomt. Waar vroeger in onze schoolwerking het katholiek systeem moest
gediend worden, ook via onze scholen, is het nu zo dat de christelijke inspiratie de
schoolwerking moet dienen. Op een frisse en verfrissende manier dus! Op die manier of
manieren kom ik straks terug.
Eerst nog een woord over het verschil tussen christelijk en katholiek. Ik gebruik immers
graag het woord christelijk omdat het reeds taalkundig meer de band legt met Christus en dus
met de persoon van Jezus. Maar die optie voor christelijk is geen motie van wantrouwen tegen
de term ‘katholiek’. Uiteindelijk kunnen beide termen niet zonder elkaar. De christelijke
inspiratie had immers omwille van al haar succes en vertolkingen zodanig nood aan organisatie,
coördinatie en structuur, dat de kerk de ruimte is geworden waarbinnen die christelijke
inspiratie beschermd werd en in al haar gestalten verdere kansen kreeg tot groei en bloei. Is
onze pastoraal op school dan christelijk of katholiek? Precies door de onlosmakelijke band
tussen christelijk en katholiek is de vraag eigenlijk van geen tel. Met beide termen wordt immers
verwezen naar Jezus en de kerk als Jezusbeweging en dus naar de bronnen van de christelijke
inspiratie, zoals die te vinden zijn in de Bijbel en de kerktraditie sindsdien… al houd ik stiekem
dus toch meer van de term ‘christelijk’ (wat misschien wat mag verwonderen om het van een
kerkhistoricus te horen) omdat het meer verwijst naar de spiritualiteit.
3.De wijze van pastoraal / Pastoraal van de wijsheid – Wat is dan pastoraal in godsnaam?
Zoals het tot nu overkwam, lijkt het wel alles te zijn, en dus is het risico dat het feitelijk niets is.
Pastoraal is inderdaad meer dan een gezonde schoolwerking met een religieus sausje erover.
Als iederéén geroepen is om zijn steentje ertoe bij te dragen, is de vraag legitiem om te
weten wat dat steentje is en tot wat dat dan bijdraagt. Pastoraal laat zich dan ook in deze nieuwe
visie misschien het best omschrijven als het drieluik van (1) ruimte om zichzelf en anderen te
3 Ik heb dat elders pogen uiteen te zetten, zowel qua fundamenten als qua praktijk, met name in mijn boek Toegepaste Blijde Boodschap, Tielt: Lannoo, 2012.
9
verrijken in wijsheid, (2) de inspanningen om het welzijn van elkaar te dienen en (3) door die
wijsheid en inspanningen te groeien in de ontmoeting met God en/of in de omgang met de
zinvragen. Daarmee is meteen de driehoek aangegeven van ‘ik – anderen – God’. Bovendien
staan de woorden ‘wijsheid – dienen – ontmoeting’ werkelijk centraal in de pastoraal, waarbij de
driehoek van ‘ik – anderen – God’ verwijst naar degenen tot wie men zich richt en van wie een
appel uitgaat. Dat klinkt misschien allemaal vrij abstract en theoretisch/theologisch, maar
daarmee is gezegd dat we ons als school engageren om onze kinderen en jongeren te helpen
groeien in hun relatie tot elkaar en tot God. En door die relaties groeien in persoonlijke
levenswijsheid. Die wijsheid kan gekoppeld zijn aan een levensbeschouwing, maar dat hoeft niet.
In ieder geval begeleidt de school haar kinderen en jongeren vanuit een welbepaalde
levensbeschouwing, de christelijke, zonder deze op te dringen, maar er wel de relevantie van
aangeeft, als het ware als een schooleigen argument om mee te nemen in de persoonlijke
zoektocht, ter ontdekking, bevraging en verdieping van de eigen levenswijsheid en eventuele
levensbeschouwing.
Pastoraal is geen vorm van activisme maar van vorming. Het is een manier van zien en
dus van aandacht, maar die niet afstandelijk is, dan wel betrokken! Vandaar dat het een vorming
in wijsheid en engagement is: het omhelst de hele persoon van iedere actor op school en het
omhelst iedere activiteit binnen de school. Wijsheid en engagement laten zich inderdaad niet
opsluiten in een kot, zoals het beeld van de koe liet zien. Pastoraal is geen koe, maar het klimaat op
de boerderij. Dat klimaat laat toe dat in het denken over de organisatie van de boerderij de
christelijke inspiratie een plaats heeft, dat in de concrete werking van alles op de boerderij die
inspiratie haar kracht mag doen gelden, dat iedere persoon op de boerderij zich geraakt en
uitgedaagd weet door die inspiratie om zichzelf en anderen op een positieve manier te benaderen.
Dat betekent dat wijsheid en engagement geprikkeld worden door de inspiratie die eigen is aan
de traditie van de school. Wat op haar beurt weer betekent dat we die inspiratie opnieuw dienen
te ontdekken, waarderen en toelaten op onze school. Op alle facetten van de school, of anders
gezegd: wanneer we spreken over de christelijke inspiratie op school, dan moet die toegelaten
worden in het nadenken over en beleven van alle schooleigen zaken. Hoe verloopt een
oudercontact en hoe zou dat warmer en sterker kunnen worden? Hoe vanuit diezelfde optiek
gestalte geven aan de speelplaatswerking, de nabewaking, de refter, huiswerk, personeelsraden,
bestuursvergaderingen, conflictbemiddeling, strafbepaling, enzovoort? Hoe kunnen we al die
momenten warmer en sterker maken? Dat is de vraag, dat is de bekommernis, met het welzijn van
allen op school voor ogen, in de eerste plaats van degene die zijn mond niet durft open te doen,
degenen die bang zijn voor wat anderen over hen denken en zeggen, voor degenen die arm zijn op
materieel of psychologisch vlak. Hoe kunnen we door na te denken over al deze facetten, die zo
eigen zijn aan de schoolwerking, de school een menselijker gelaat geven, beseffend dat meer
menselijkheid de toegangspoort bij uitstek is om God de ruimte te geven te werken zoals Hij wil
werken in en via mensen, ook binnen onze school. Precies hier raken de spiritualiteit van Kerstmis
en Pasen elkaar: het menszijn van elkaar bevorderen opdat Jezus Christus in eenieder geboren
en herkend kan worden. Je hoeft als leerkracht en leerling niet in die God en deze spiritualiteit te
geloven, om mee te werken aan meer menszijn op school. Of je nu gelooft of niet, wat of wie je
gelooft of niet, ieder heeft er baat bij dat de school warmer en sterker wordt in alles wat ze
10
inhoudt, opdat de school als leer- en leefgemeenschap positiever kan bijdragen tot de groei en
ontwikkeling van onze kinderen en jongeren, als mensen, niet louter als leerlingen. Laten we als
katholiek onderwijs daarbij onze overtuiging niet onder de mat verstoppen dat die inspanning
voor een steeds warmere en sterkere leer- en leefomgeving, ook een spirituele grondslag en een
spiritueel geïnspireerd appel in zich draagt.
Ik gaf vorig jaar een lezing in Houffalize voor alle directies van het secundair onderwijs
van het aartsbisdom. Ik had het daar over de identiteit van het katholiek onderwijs. Na die lezing
komt een directeur naar mij en zegt: “Kijk, Jürgen, vorige weekeinde was er bij ons op school
vandalisme gepleegd. Blijkt dat het over enkele oud-leerlingen en leerlingen gaat. De politie is bij
elk van hen thuis geweest en ze zullen opdraaien voor de kosten, maar hoewel ik het recht heb
om hen van de school weg te sturen, maak ik van dat recht geen gebruik. Die gasten moeten hier
immers van leren en dat kan nooit beter lukken dan dat dit op onze school gebeurt. Dat is
christelijke identiteit in de praktijk”. Een mooi en pakkend getuigenis, vond ik dat. Want theorie
en visie is één zaak, de praktijk met al haar uitdagingen en problemen een andere. Maar hoezeer
de praktijk het belangrijkste is van de twee, de visie mag niet verzwegen worden. Anders
gezegd: af en toe, op geregelde tijdstippen, dient de christelijke inspiratie expliciet benoemd te
worden. En zijn er dus ook vormingsmomenten nodig om te benoemen en te helpen benoemen,
zowel op inhoudelijk vlak als op het vlak van de taal. Enkele maanden geleden, op mijn ronde bij
directies omtrent het aanbod pastoraal vanuit het vicariaat en het VSKO, kreeg ik van een
directeur te horen dat die in zeventien jaar directeurschap nog nooit op een pedagogische
studiedag aandacht heeft besteed aan de christelijke inspiratie. Tja, dan sta je als katholieke
school arm natuurlijk. Wanneer ik daarstraks zei dat pastoraal in wezen ‘werken is aan de spirit
op school – het klimaat van school’, dan zou er op vele scholen wel eens best een klimaattop
plaatsvinden…
Vraag: gaat pastoraal op school gepaard met het vieren van sacramenten? Volgens mij
niet. Dat stadium is volgens mij al een tijdje voorbij, waardoor de vraag volgens mij door
sommigen nog altijd benaderd en beantwoord wordt als een soort van achterhoedegevecht.
Waarom zouden we nog samen eucharistie vieren wanneer dat sacrament ‘hoogtepunt en bron’
is voor een geloofsgemeenschap, terwijl we die christelijke geloofsgemeenschap op school niet
meer aantreffen, noch als verzamelde minderheid noch als diffuse meerderheid? Ik heb mensen
ontmoet die er nog steeds voor pleiten omdat het altijd al zo is geweest. Sinds wanneer is
gewoonte een argument dat boven de aanwezigheid van een geloofsgemeenschap als argument
staat? Ik heb mensen andere ontmoet die stellen dat de katholieke school toch de plaats moet
zijn waar ze zo’n eucharistie toch nog eens moeten meemaken. Sinds wanneer behoort de
eucharistie tot het pedagogisch kader: ‘ze moeten het toch eens meegemaakt hebben?’ Neen, laat
ons wel wezen, zo er geen geloofsgemeenschap is en in een landschap waar sowieso op
parochiaal niveau een stevige rationalisering van het aantal eucharistievieringen plaatsvindt, is
het gewoonweg niet houdbaar, wenselijk en nodig om als school of binnen klasverband een
eucharistieviering te organiseren. Ik vind dit de logische conclusie van de fase van secularisering
waarin we zijn beland. Wat dan met de eerste communie en het vormsel, toch twee sacramenten
die – zeker het eerste – nog op vrij veel plaatsen (mee) wordt voorbereid in klasverband? Ook
hier denk ik dat de school de school is en de parochie de parochie, elk met hun eigen ‘publiek’ en
11
rol, wat wil zeggen dat de eerste communie en het vormsel twee gebeurtenissen zijn die op
parochiaal niveau dienen te worden voorbereid en gevierd, niet op school te worden voorbereid
en in de parochie gevierd, nog minder op school te worden voorbereid en op school te worden
gevierd. Komaan, laat ons een kat een kat noemen en dus afstappen van de soms kwalijke
traditie waar een parochiepriester op onrechtmatige wijze alle voorbereiding in handen geeft
van de school, of waar een school op even onrechtmatige wijze die voorbereiding claimt. Mijn
standpunt daarin is: waar er een goede relatie van partnerschap bestaat, laat die verder bestaan,
maar het moet in elk geval een gezond partnerschap zijn, waarbij geen enkele partij druk of
dwang ervaart, en waarbij sacramenten principieel en zo mogelijk ook in de praktijk buiten de
school worden gehouden. We kunnen niet met het ene been in de 21ste eeuw staan, en met het
andere been in de 20ste. Bovendien wordt de grens tussen pastoraal en godsdienstonderricht
hier ver overschreden…
Is dergelijke omgang met sacramenten, zo tegengesteld aan hoe het vroeger was, een
capitulatie aan de andere levensbeschouwingen? Neen. Ik denk dat de sacramenten hiermee op
hun plaats worden gezet en dus dat deze visie een correctie is op een misverstand dat al te lang
heeft geheerst op grond van het feit dat het christendom maatschappelijk sterk verankerd was.
En wat dan met het derde element: na wijsheid en engagement, heb ik het dan over de
groei in de ontmoeting met God en de omgang met zinvragen? Toen ik vorig jaar aantrad als
directeur van de dienst Identiteit, ging ik op gesprek bij aartsbisschop Léonard. Hij bemoedigde
mij in de taak die mij werd toevertrouwd en vertolkte zijn hoop daarbij op een treffende manier.
Hij stelde met name dat hij graag zou zien in het katholiek onderwijs dat men jongeren zou
aanmoedigen en uitdagen om Jezus te ontmoeten, en via Jezus God. Ik meen dat hij daar een
belangrijk punt maakte. Of zoals ik elders reeds zei: Jezus heeft een boodschap voor alle mensen
van goede wil, niet enkel voor de raszuivere katholieken. Ook voor de Syrofenicische vrouw, die
in het evangelie Jezus’ aandachtsveld opentrok naar alle mensen, niet alleen het eigen volk. Geen
‘eigen volk eerst’… Zo kunnen bijvoorbeeld ook moslims door de ontmoeting met Jezus
uitgedaagd worden om hun eigen identiteit te verkennen en te verdiepen. Jezus is een profeet in
hun geloof. En ook voor de ongebonden zinzoekers, die veelal de meerderheid vormen op onze
scholen, kan de ontmoeting met Jezus inspirerend werken. Zo wordt iedereen op school
uitgedaagd en hopelijk ook versterkt.
4.Een cultuur van empowerment – Pastoraal op onze scholen richt zich tot allen in de school!
Dat wil zeggen dat het geen beweging is in de school ‘voor en door christenen’. Het is geen
werking van een sekte binnen de school, of geen werking van een harde kern. Pastoraal wil
bijdragen tot de wijsheid en het engagement van allen, ook tot een overwogen voortgang in de
omgang met de zinvragen, waarbinnen een ontmoeting met God mogelijk is.
Pastoraal wil allen versterken en wil, over de vakken en facetten van de structuur van de
school heen, gestalte geven aan het klimaat van de school, aan de spirit die er mag heersen.
Vandaar dat pastoraal een belangrijk constitutief element is van de cultuur van de school, van de
mentaliteit die via de pastorale werking handen en voeten krijgt. Daarmee is duidelijk gemaakt
dat pastoraal niet voorbehouden is aan een ‘werkgroep’, waarbij alle niet-leden zich enkel
geroepen weten zich in te zetten op de activiteiten die door die werkgroep worden
12
georganiseerd. Neen, pastorale bewogenheid is in deze visie een opdracht die aan eenieder
binnen de school is toevertrouwd, op de plaats waarop men staat, met de talenten die men heeft,
in de eigen context waarbinnen men zich bevindt, ter versterking van allen.
Om die cultuur van empowerment uit te bouwen is het van belang te zien en te
bevestigen wat er vandaag al gebeurt. Zoals ik zei aan het begin van de lezing: er gebeurt reeds
veel goeds op onze scholen! En vaak gebeurt dat goede zonder er onmiddellijk de christelijke
inspiratie aan te koppelen. Als kinderen van onze tijd, zijn velen ervoor beducht dat hun goede
inzet geaccapareerd zou worden door een katholiek interpretatiesysteem. Vergeten we
inderdaad niet dat de meesten binnen onze scholen, zowel leerkrachten als leerlingen, staan op
hun vrijheid om ongebonden zinzoeker te zijn. Dat is hun recht, mits ze achter het
opvoedingsproject van de school staan natuurlijk, waartoe de katholieke traditie haar plaats
terecht opeist en haar invloed vrijmoedig wil laten gelden. Het is dan ook van belang om wat er
aan goeds gebeurt, ook te laten duiden als pastorale werking, zonder dat het misschien louter
pastorale werking is. In de betekenisgeving van wat we op school doen, mag de christelijke
inspiratie een stem hebben, net zoals ze het recht heeft zich te manifesteren als een van de
drijfveren om binnen de school bepaalde zaken te doen. In die zin sta ik achter de methodiek van
de lege stoel, die op een treffende manier aangeeft wat ik bedoel. Wat is die methodiek van de
lege stoel?
IV. Pastoraal in de praktijk: vier voorbeelden/suggesties
Methodiek van de lege stoel4 – Tijdens vergaderingen kan het wel eens gebeuren dat een gesprek
stilvalt doordat louter het horizontale niveau aan bod komt: hoe de zaken aanpakken, waarbij
we enkel naar elkaar kijken of de argumenten soms louter zakelijk, beredeneerd en
resultaatgericht geformuleerd worden. Er ontbreekt vaak spirit, een perspectief dat de zaken
eens van een andere kant bekijkt, een dimensie die het gesprek verrijkt en ons doet verder
kijken dan het eigenbelang van de school of het resultaat dat zo snel mogelijk bereikt moet
worden. De methodiek van de lege stoel wil aan die verfrissende dimensie gestalte geven. Door
uitdrukkelijk en goed zichtbaar een extra stoel rond de tafel te plaatsen, bij voorkeur met het
evangelie op de tafel bij die stoel, wordt aan de tafel ruimte gecreëerd: de cirkel van mensen
wordt onderbroken door een schakel die de cirkel volledig rond kan maken. Die schakel is de
stem van de christelijke inspiratie. Het mag vrij idioot overkomen misschien, maar door die
eenvoudige setting worden de aanwezigen rond de tafel haast permanent herinnerd aan de stem
van de christelijke inspiratie. Niet dat de lege stoel het gesprek en de vergadering dient te
domineren, verre van, maar ze appelleert wel de hele vergadering om de dimensie van Jezus
mee te verdisconteren, er rekening mee te houden. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de deliberaties,
waar bij een moeilijk geval de lege stoel de leden van de vergadering kan bevragen of hier geen
sprake is van een dorre vijgenboom. Gaan we de boom wegkappen – de leerling wegsturen – of
gaan we hem extra water en zorg geven voor een tijdje? Of ik denk aan vergaderingen van
4We lieten ons o.a. inspireren door een nota van Luc Van Overloop, waarin hij het heeft over het kringgesprek (wat nog iets anders is dan wat hier gepresenteerd wordt), en door inzichten vanuit de praktijkervaring eromtrent van An Mollemans.
13
directies of bestuurders, waar in een context van heel wat thema’s en beslissingen van
praktische aard, de lege stoel kan inspireren, zelfs een rustpunt bieden, alvast een andere – niet-
zakelijke – dimensie binnenbrengen.
Schooleigen momenten laten inspireren – Zoals ik reeds aangaf sluit pastoraal niets of niemand
uit. Het betreft een pastoraal op maat van de school, aangepast aan de context van de school en
gebeurt op de wijze van de school. Daarom wil in deze nieuwe visie op pastoraal ieder
schooleigen moment wat gekleurd worden door de voorkeursoptie voor het christelijk verhaal.
Niet omwille van dat verhaal, maar omwille van het welzijn van onze kinderen en jongeren. En
van de school zelf ook, laat ons dat ook maar zeggen. Op dit punt gekomen wil ik wijzen naar een
initiatief van de groep ‘Com-pas’, die bestaat uit vertegenwoordigers van de pastorale werking in
alle bisdommen en congregaties voor wat het basisonderwijs aangaat. Sinds het lopende
schooljaar worden onze scholen aangemoedigd of gesuggereerd om zogeheten ‘pastorale
steekkaarten’ te gebruiken. Op dit ogenblik zijn er elf en er zijn een tiental nieuwe in de maak.
Op elk van die steekkaarten wordt een schooleigen facet belicht: eerst wordt daaromtrent een
casus of een andere instap in de thematiek gepresenteerd, vervolgens de link met het OKB – de
opdrachtsverklaring van het katholiek basisonderwijs – en tot slot, vooral, een rist van tips,
aandachtspunten en suggesties om onder meer maar zeker niet zonderde christelijke inspiratie
dat specifiek facet op school te kunnen versterken. Uiteraard dient dat alles op de school in
kwestie gelegd te worden. Maar op die manier heb ik bijvoorbeeld zelf al vier werkwinkels
gegeven rond oudercontact, waarbij ik samen met de deelnemers van die werkwinkel heel het
gebeuren van het oudercontact als het ware fileer, van visie daaromtrent en uitnodiging over het
oudercontact zelf tot de nazorg naar ouders, leerling en leerkracht toe. Bijvoorbeeld: hoe
discreet ben je ten aanzien van collega’s over ouders die je iets delicaat hebben verteld omtrent
hun zoon of omtrent zichzelf? Zet je de stoelen in de gang op een manier die gesprek tussen de
wachtenden bevordert? Begint het oudercontact met een positief woord of meteen met aandacht
voor de minpunten? En als het expliciet christelijk mag worden: wordt er iets meegegeven aan
de ouders, zoals bijvoorbeeld een bezinnende tekst – zien de ouders als ze op de school komen
dat het een katholieke school is? Enzovoort, enzovoort. Eerlijk gezegd vind ik de werkwijze van
de pastorale steekkaarten een ideale manier om bijvoorbeeld een pedagogische studiedag zinvol
te vullen. Uiteindelijk is iedere directie en leerkracht met een gezonde motivatie er mee gebaat
om samen na te denken over hoe elk van de schooleigen facetten sterker en warmer kunnen
worden. En in die gezamenlijke reflectie kan er per gesprekstafel een lege stoel zijn, met het
evangelie op tafel erbij…
Gebeds/Bezinningscultuur – In katholieke middens zou het vanzelfsprekend moeten klinken dat
er ook gebeden wordt. Geen christendom zonder gebedscultuur, inderdaad. En toch, samen met
de moeite die we soms hebben met kerk en katholicisme, hebben we soms ook moeite met
bidden, zeker op school. Dat heeft niet alleen te maken met het respect dat we hebben voor niet-
christenen, maar ook omwille van het feit dat we het niet meer kunnen, zonder dat ik dat wil
veralgemenen uiteraard. Maar we zijn kinderen van onze tijd. Dat betekent voor velen dat
bidden in de klas of met de klas een opgave is waar men wel eens tegen opziet. Ik versta dat,
14
maar zie het niet als geldige reden om dan niet meer te bidden. Laat het me anders stellen: ‘Zeg
me hoe je je dag begint en ik zeg je wie je bent’. Zeggen we ‘goedendag’ of haasten we ons naar
ons eigen lokaal of bureau? Zijn we rustig of net rusteloos? Wanneer we dat doortrekken naar de
klas, dan is de vraag van belang hoe we daar een dag beginnen in het katholiek onderwijs. Hoe
trekken we de deur open van de dag, van iedere dag? Het zegt veel over wie we willen zijn als
school.
Laten we echter de heikele punten niet uit de weg gaan. Zo is er de vraag of we kiezen
voor een gebed of voor een bezinning. Kortom: is in deze tijd van veel aandacht voor andere
levensbeschouwingen en het grote respect dat we voor andersgelovigen, amper-gelovigen en
niet-gelovigen hebben, het niet ongepast om voor een christelijk geïnspireerd gebed te kiezen?
Ik vind de bekommernis voor het respect van groot belang. Ze zegt iets over onze gastvrijheid
ten aanzien van andersgelovigen, amper-gelovigen en niet-gelovigen. Een goede gastheer
probeert immers inderdaad zoveel mogelijk rekening te houden met zijn gasten. Abraham liet
voor zijn onverwachte gasten een eetmaal bereiden door Sarah. En Sint Benedictus schreef in
zijn Regel voor Monniken dat iedere gast moest worden ontvangen als was het Christus zelf die
te gast was. Maar net zoals bij de benedictijnen niet alle gasten die aankloppen aan de deur
katholiek zijn, is dat ook zo in onze scholen. In sommige scholen zijn er zelfs meer moslims dan
katholieken. En toch blijft de school een katholieke school… En is de gastvrijheid op de manier
die katholieken eigen is. Dat weet de gast ook, anders moest hij maar elders aankloppen. Het is
dus niet de bedoeling dat de eerste vijf minuten van de dag uitdrukking zijn van uitsluiting of
gebrek aan respect of gebrek aan gastvrijheid, maar wel uitdrukking van de geest die op de
school leeft omdat het een katholieke school is. Katholieke scholen zijn niet alleen
‘respectscholen’, waarbij de ander anders mag zijn, maar zijn ook dialoogscholen, waarbij
christenen christelijk mogen zijn. Een dialoogschool vertrekt inderdaad niet alleen van respect,
maar ook van de eigen inspiratie – anders heb je geen eigen positie in de dialoog! Kortom: als u
het mij vraagt – maar u vraagt het me niet ;-) – dan moeten we niet iedere ochtend starten met
een gebed, maar wel met zinvolle teksten die naar de diepte gaan, waarbij een gebed tot de
mogelijkheden behoort en hoegenaamd niet geheel afwezig mag zijn. In het evangelie staat: “Als
je bidt, trek dan de deur achter je toe en bid tot de Vader die in het verborgene is”. Er staat niet
“Verberg je gebed” of “Vlucht voor het gebed”…
(Inter-)Levensbeschouwelijke gesprekscultuur – In gesprek gaan, over de grenzen van de
levensbeschouwingen heen, vertrekkend vanuit de verbinding van mensen met
levensbeschouwingen, met de christelijke inspiratie als voorkeursoptie doordat die per definitie
altijd wordt binnengebracht in dergelijk gesprek, ongeacht het (soms minimieme) aantal
christenen in de klas/school. Die gesprekscultuur overstijgt de lessen in het vak godsdienst. De
speelplaats is minstens even belangrijk. En toevallige ontmoetingen. Laatst had ik een
ontmoeting in een taverne met twee moslims. Ik had niet met hen afgesproken, ze waren aan het
discussiëren naar aanleiding van de aanslagen in Parijs. Ik geraakte betrokken in de discussie,
die zeer interessant was. Na een uur hebben we e-mailgegevens uitgewisseld en we zijn via mail
nog steeds in debat. Waarom zeg ik dat? Niet om te verantwoorden aan mijn echtgenote waarom
ik een uur later thuiskwam, maar om te zeggen dat het debat niet uitsluitend (zelfs niet vooral)
15
gevoerd wordt in aula’s, televisiestudio’s en klaslokalen, maar op de ruimte er tussenin, waar we
spreken over wat ons raakt, verontwaardigd heeft, verrast heeft, getroffen heeft (kijk maar naar
Facebook bijvoorbeeld). Precies die zaken komen spontaan ter sprake, zonder dat dat
‘hermeneutische knooppunten’ moet heten: het zijn de zaken die ons raken die het
interlevensbeschouwelijk gesprek op gang trekken. Zelden zijn interlevensbeschouwelijke
gesprekken over de levensbeschouwingen zelf interessant: het moet gaan om datgene dat ons
raakt van de werkelijkheid, precies omdat het in levensbeschouwingen gaat over de
werkelijkheid, over het leven.
V. Slotbeschouwingen: ‘katholieke dialoogschool-in-praktijk’?
1. De spanning tussen ideaal en realiteit aandurven en aankunnen aan de hand van een ‘ethiek
van het haalbare’, binnen de concrete context waarin we school vormen, met de mensen die er
zijn (er zijn geen andere).
2. Pastoraal heeft nood aan bagage en ‘eigen-wijsheid’ van de bestuurders, directies en
leerkrachten. Vorming en nascholing zijn op dat punt onontbeerlijk.
3. De nieuwe visie omtrent pastoraal, op grond van het project van de katholieke dialoogschool,
draait niet rond zichzelf, maar rond dienstverlening aan de groei en ontwikkeling van onze
leerlingen, maar ook dienstverlening aan het welzijn en de wijsheid van de leerkrachten,
directies en bestuurders.
4. Geen geforceerde pastoraal, maar een forse pastoraal. Met deze pastoraal staat of valt de
katholieke dialoogschool.
Uw feedback omtrent deze tekst is heel welkom:
Jürgen Mettepenningen, F. de Merodestraat 18, 2800 Mechelen
0473/74.36.57