66

Jaarverslag 2014 (Nederlands)

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Jaarverslag 2014 - Plantentuin Meise

Citation preview

  • AgentschapPlantentuinMeiseJaarverslag 2014

  • 2014 was voor Plantentuin Meise een historisch jaar. Op 1 januari 2014 werd de Nationale Planten-tuin van Belgi een agentschap van de Vlaamse Gemeenschap. Hiermee werd de overheveling van het federale instituut naar Vlaanderen, besloten in 2001 als deel van de Vijfde Staatshervorming, een feit. Deze overheveling brengt met zich mee dat Vlaanderen uiteindelijk de volle verantwoor-delijkheid kreeg over deze wereldvermaarde we-tenschappelijke instelling.

    Verspreid over een domein van 92 ha huisvest de Plantentuin een collectie van meer dan 18.000 plantensoorten, in serres en in openlucht, in tui-nen en in arboreta. Deze waardevolle collectie is een van de belangrijkste plantenverzamelingen wereldwijd, die de meest diverse soorten samen-brengt in een enkele tuin.

    Het wetenschappelijk patrimonium van de Plantentuin, de verzameling levende planten, het waardevolle herbarium en de belangrijke biblio-theek blijven eigendom van de Belgische Staat, maar zijn voor onbepaalde duur aan de Vlaamse Gemeenschap toevertrouwd. Dit belangrijk ak-koord zorgt ervoor dat de collecties bijeen blijven en niet verdeeld worden over de verschillende ge-meenschappen.

    In maart werd een nieuwe Raad van Bestuur op-gericht, die het instituut terug wil doen opleven. Ik ben ervan overtuigd dat we met hun expertise en competenties de collecties, de medewerkers en de bezoekers een groene thuis aan de rand van Brussel kunnen bieden. Wij staan niet alleen om dit ambitieuze doel te bereiken. We worden ook ondersteund door de Wetenschappelijke Raad, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van universiteiten van de Vlaamse en de Franse Ge-meenschap, gespecialiseerde wetenschappers en buitenlandse experten. De Raad van Bestuur heeft dan ook de garantie van de beste wetenschappe-lijke raadgeving om de besluitvorming te onder-steunen.

    De Plantentuin heeft ook een nieuwe adminis-trateur-generaal aangeworven, Steven Dessein. Zijn ervaring en expertise staan ervoor garant dat we een voortreffelijk manager hebben voor een van de belangrijkste botanische tuinen van Europa. Zo is ons instituut goed uitgerust om we-tenschappelijk onderzoek van het hoogste niveau te blijven uitvoeren, een uitstekend educatief pro-gramma aan te bieden en een van de meest gewaar-deerde toeristische bestemmingen van Vlaande-ren te worden.

    Deze dromen komen alleen uit als we kunnen rekenen op onze ervaren medewerkers, onder-steund door een toegewijde groep vrijwilligers. Al deze mensen bewijzen dagelijks hun betrokken-heid om samen met u en met al onze bezoekers, de Plantentuin weer te laten schitteren als een we-reldvermaard huis voor wetenschappelijke ont-dekkingen, educatie, conservatie en toerisme.

    Dr. Jurgen TackVoorzitter Raad van Bestuur

    Voorwoord

  • Inhoud

    Biodiversiteit ontdekken en optekenen6 - 13

    Plantendiversiteit veiligstellen14 - 18

    Ecosystemen begrijpen19 - 21

    Planten en mensen (opnieuw) verbinden22 - 23

    Inspireren en informeren24 - 29

    Ons patrimonium valoriseren30 - 36

    Organisatie37 - 41

    De Plantentuin in cijfers42 - 63

  • Inleiding

    De Plantentuin is de enige Belgische weten-schappelijke instelling gefocust op de taxonomie van de plantkunde. Het beschrijven van nieuwe soorten en het begrijpen van de rol die ze spelen in de ecosystemen staat hierbij centraal. In 2014 was de wetenschappelijke productiviteit erg hoog. In totaal werden 99 nieuwe taxa ontdekt: naast vele nieuwe soorten planten, schimmels en wieren wer-den zelfs een nieuwe orde en een nieuwe familie van korstmossen beschreven! Expedities naar on-der meer Thailand en Mozambique hebben even-eens nieuwe soorten opgeleverd die in de loop van de komende jaren zullen worden beschreven. De Plantentuin neemt ook zijn verantwoordelijkheid in de wereldwijde documentatie van de plantendi-versiteit en wordt samen met Naturalis Biodiver-sity Center in Leiden verantwoordelijk voor de uitgave van de Flora van Gabon, terwijl de produc-tie van volumes van de Flora van Midden-Afrika op kruissnelheid komt. Onze wetenschappers zet-ten zich tegelijk in om de plantendiversiteit te be-schermen. Zo loopt er een studie om de impact na te gaan van de klimaatverandering op de submon-tane soorten die voorkomen in Belgi. Onze ken-nis wordt ook gedeeld met andere organisaties, onder andere voor de realisatie van een educatief centrum in het nationaal park Virunga in de De-mocratische Republiek Congo.

    In 2014 mocht de Plantentuin meer dan 126.000 bezoekers verwelkomen, een absoluut record en in vergelijking met het jaar 2000 is dit meer dan een verdubbeling van het aantal. Het mooie weer speelde zeker zijn rol, maar ook de vele initiatie-ven die werden genomen om de bezoekerserva-ring te verbeteren beginnen hun vruchten af te werpen. Zo konden de bezoekers in 2014 genieten van de opening van twee nieuwe regenwoudkassen en opende eind oktober de orchideenshow Flori Mundi. Deze nieuwe initiatieven, gecombineerd met het versterken van de bestaande collecties zo-als de rododendronverzameling, moeten de Plan-tentuin zowel nationaal als internationaal ver-sterken als toeristische bestemming.

    In 2014 kon ook eindelijk gestart worden met de dringende renovatiewerken. De buitenschil van een van de meest emblematische gebouwen van de Plantentuin, de Balatkas, werd gereno-veerd. In samenspraak met de raad van bestuur en het Facilitair Bedrijf werd eveneens een planning opgesteld voor de uitvoering van het masterplan voor de Plantentuin, die gespreid zal worden over 12 jaar. Een aantal dringende ingrepen werden al in 2014 gerealiseerd.

    Terugblikken op 2014 is ook geconfronteerd worden met het plotse verlies van Gert Ausloos, diensthoofd van de publiekswerking van de Plan-tentuin. Zijn visie was toekomstgericht en ambi-tieus, zijn inzet en enthousiasme erg groot. Zijn ideen blijven echter verder leven en zullen nog vele jaren de medewerkers van de Plantentuin in-spireren.

    De vele realisaties van de Plantentuin waren en-kel mogelijk door de inzet van alle medewerkers, vrijwilligers en gidsen van de Plantentuin. Ook de ondersteuning door Bestuurszaken, Financin en Begroting en de managementondersteunende diensten van EWI/WSE/RWO, was belangrijk om het eerste jaar onder Vlaams bestuur goed door te komen. Samen met de wetenschappelijke raad en de raad van bestuur kan er verder gebouwd wor-den aan de veelbelovende toekomst van de Plan-tentuin Meise.

    Dr. Steven DesseinAdministrateur-generaal

  • Tot op vandaag blijft het totale aantal soorten van onze planeet onbekend. Veel soorten moeten nog ontdekt worden, vooral in de tropen en in be-paalde groepen, zoals de schimmels en algen. Dit gebrek aan wetenschappelijke kennis draagt een groot risico in zich. Soorten zijn immers de fun-damentele bouwstenen van ecosystemen en een grondige kennis van de soorten is essentieel om te kunnen begrijpen hoe onze levende planeet werkt.

    Soorten ontdekken, beschrijven, benoemen en classificeren vormt de kern van ons wetenschap-pelijk onderzoek. Onze taxonomen combineren klassieke methodes zoals morfologie, histologie en anatomie met moderne technieken zoals raster-elektronenmicroscopie, digitale beeldvorming en DNA-barcodering. Hun werk draagt bij tot een we-reldwijd aanvaarde, stabiele en wetenschappelijke indeling van alle levensvormen in een systeem dat de evolutionaire oorsprong weerspiegelt. De taxo-nomische gegevens en identificatiemiddelen zoals floras, ontwikkeld door onze specialisten, zijn cruciaal voor vele andere onderzoeksdomeinen en ook voor commercile doeleinden.

    Biodiversiteit ontdekken en optekenen

  • Sabicea bullata Zemagho, O.Lachenaud & Sonk, een nieuwe Rubiaceae-soort uit Kameroen.

    Het zeer variabele Begonia-clypeifolia-complex werd taxonomisch bestudeerd (B. clypeifolia Hook.f. subsp. clypeifolia). Foto Jacky Duruisseau.

    7

    Onderzoekers van de Plantentuin beschrijven 99 nieuwe taxa in 2014

    Het verkennen van s werelds meest bedreigde ecosystemen en het ontdekken van nieuwe soorten is een onderdeel van het span-nende werk uitgevoerd door onze onderzoekers. In 2014 beschre-ven onze wetenschappers maar liefst 99 nieuwe taxa die tot dan toe onbekend waren voor de wetenschap: 54 diatomeen, 24 bloeiende planten, 15 korstmossen, 3 schimmels en 3 varens.

    Tegenwoordig worden de traditionele taxonomische studies on-dersteund door DNA-gebaseerd onderzoek. Dit kan onverwachte verbanden tussen soorten openbaren en bewijzen leveren voor het afbakenen van taxa van een hoger niveau. In 2014 leidden zulke mo-leculaire studies uitgevoerd in de Plantentuin tot de beschrijving van tien nieuwe geslachten, n nieuwe familie (Lecanographaceae Ertz, Tehler, G.Thor & Frisch) en, zeer ongebruikelijk, een nieuwe orde van korstmossen (Lichenostigmatales Ertz, Diederich & Lawrey).

    Een belangrijke taak voor de onderzoekers van de Plantentuin is het bestuderen van de duizenden collecties gemaakt tijdens de drie maanden durende Congostroom Expeditie in 2010. Deze collecties bleken acht nieuwe soorten korstmossen te bevatten. Geleidelijk aan verbeteren deze wetenschappelijke ontdekkingen onze kennis over de biodiversiteit in de rivierwouden van de Democratische Re-publiek Congo. Ons korstmossenteam beindigde het jaar met de beschrijving van Trapelia antarctica Ertz, Aptroot, G.Thor & vste-dal, een soort die voorkomt op een granieten bergkam in de buurt van het Belgische Prinses Elisabethonderzoeksstation op Antarctica. Dit korstmos is een van de weinige levende organismen die in staat zijn om de extreme antarctische klimatologische omstandigheden te overleven.

    Het subantarctische gebied is een hotspot voor de diversiteit van kiezelwieren, die van bijzonder belang zijn voor biogeografische studies. Onder de talrijke nieuwe zoetwatersoorten die in 2014 ver-zameld en beschreven werden uit dit gebied, is Halamphora ausloos-iana Van de Vijver & Kopalov een vermelding waard. Deze soort werd genoemd naar onze overleden collega Dr. Gert Ausloos.

    De Rubiaceae (koffiefamilie) is een van de meest diverse, we-reldwijd verbreide plantenfamilies. Ze vormt al decennia een spe-ciaal onderzoeksonderwerp in de Plantentuin. In 2014 werden acht nieuwe Ixora-soorten uit Madagaskar beschreven in internationale wetenschappelijke tijdschriften. Het inzamelen van plantenmateri-aal in Afrika, en dan vooral in berggebieden, levert nog vaak nieuwe ontdekkingen op. De recent ontdekte Rubiaceae Sabicea bullata Ze-magho, O.Lachenaud & Sonk, is endemisch in de hooglanden in West-Kameroen, waar hij lokaal overvloedig aanwezig is.

    Nieuwe soorten worden meestal ontdekt in het herbarium. Taxonomen die herbariummateriaal van Begonia clypeifolia bestu-deerden, ontdekten niet enkel twee nieuwe ondersoorten van deze soort, maar ook twee nieuwe Begonia-soorten. Deze ontdekkingen zijn belangrijk omdat de nieuwe soorten en ondersoorten bedreigd zijn in Equatoriaal-Guinea, Gabon en de Democratische Republiek Congo. Afrikaanse nieuwigheden uit de geslachten Combretum en Cyperus werden ook voor het eerst gepubliceerd in 2014. Publicaties van nieuwe soorten zijn een eerste stap alvorens regionale floras kunnen geproduceerd worden. 2014 was een uitzonderlijk ontdek-kingsjaar voor onze wetenschappers.

    Geleidelijk aan verbeteren deze wetenschap-pelijke ontdekkingen onze kennis over de biodiversiteit

  • Perichaena pulcherrima op twijgen en hangend bladafval, nieuw voor Midden-Afrika, verzameld in het Mens-en-Bio-sfeerreservaat in Yangambi.

    Physarum sp. op bladafval, mogelijk een nieuwe soort, verzameld in het Mens-en-Biosfeerreservaat in Yangambi.

    Myxomyceten in de Democratische Republiek Congo

    Myxomyceten of plasmodiale slijmzwammen zijn een fascine-rende groep reuzenamoeben. Hun levenscyclus omvat een mobiele, amoebode fase waarin ze over het substraat glijden terwijl ze zich voeden met bacterin. Om zich voort te planten, vormen ze immo-biele vruchtlichamen die sporen bevatten. Myxomyceten kunnen in alle terrestrische ecosystemen voorkomen op rottend hout en ander plantaardig afval. Sommige zijn kosmopolieten, terwijl andere ge-bonden zijn aan specifieke milieus, zoals bijvoorbeeld de schors van levende bomen of de rand van smeltende sneeuwplekken in (sub)- alpiene gebieden.

    Myxomyceten zijn relatief goed gekend in de gematigde kli-maatzones van het noordelijk halfrond. Tijdens de laatste dertig jaar is er meer veldwerk in tropische streken verricht. In de in 2009 in Mycotaxon gepubliceerde soortenlijst van Afrikaanse myxomyce-ten, gebaseerd op literatuurgegevens, werden slechts negen soorten vermeld voor de Democratische Republiek Congo. Nochtans zijn 21 soorten van dat land al vermeld in de twee volumes van de Flore Illus-tre des Champignons dAfrique centrale, door de Plantentuin uitgegeven in de vroege jaren 80. In 2014 is het verzamelen van gegevens gestart om een volume uit te geven over myxomyceten in de reeks Fungus Flora of Tropical Africa van de Plantentuin.

    Het herbarium van de Plantentuin bevat 1094 specimens van myxomyceten afkomstig van Afrika; 407 (84 soorten) daarvan ko-men uit de Democratische Republiek Congo. De meeste Congolese specimens werden verzameld in de provincies Katanga, Noord-Kivu en Zuid-Kivu in de periode 1980-1990.

    Door deelname aan de Boyekoli-Ebale-Congo-2010-expeditie werden 159 veldcollecties (50 soorten) toegevoegd aan de verza-meling. In het bezochte gebied, dat zich bevindt in het westen tot noordwesten van Kisangani, werd nooit eerder naar myxomyceten gezocht. Verschillende habitats zijn onderzocht in 2010, van kaal-gekapte stukken tot primair laaglandregenwoud. De substraten die meer dan 60 % van de veldspecimens opbrachten waren dode stron-ken, stammen en stengels van verschillende plantensoorten, inclu-sief oliepalmen waarop dikwijls zeer grote kolonies vruchtlichamen van myxomyceten tot ontwikkeling waren gekomen. Afgevallen bladeren bleken ook een productief substraat te zijn dat interessante soorten opbracht.

    In 2013 is veldwerk uitgevoerd in the kader van het COBIMFO (Congo Basin Integrated Monitoring for Forest Carbon Mitigation and Biodiversity) project in het Mens-en-Biosfeerreservaat in Yan-gambi. Deze recente studie genereerde 305 specimens die 100 soor-ten vertegenwoordigen. Het belangrijkste substraat, met 55 % van de vondsten, was hier bladafval.

    Door de veldcampagnes van de Boyekoli-Ebale-Congo-2010-expeditie en het COBIMFO-project in 2013 werden 45 soor-ten toegevoegd aan de soortenlijst van de Democratische Repu-bliek Congo, zodat het totaal op 129 soorten kwam. Hiermee komt dit land samen met Madagaskar op de tweede plaats in de lijst met meest soortenrijke landen van Afrika op gebied van plasmodiale slijmzwammen, net na Tanzania (133 soorten). Uit de eerder gepu-bliceerde checklist van Afrika blijkt dat in 49 % van de landen min-der dan 20 soorten gekend zijn, terwijl de omstandigheden meestal ideaal zijn voor myxomyceten. Door degelijke inventarisaties zal blijken dat in werkelijkheid deze landen een veel grotere soorten-rijkdom bevatten. Hier kan de Plantentuin een belangrijke rol spelen door veldstudies uit te voeren en lokale specialisten op te leiden.

    Het herbarium van de Plantentuin bevat 1094 specimens van myxomyceten afkomstig van Afrika

  • 9Een nieuwe methode om de mondiale diversiteit van bodemschimmels beter in te schatten

    Om de biodiversiteit van fungi (schimmels) in te schatten zou men in principe soorten moeten kunnen onderscheiden op basis van hun zwamvlok. Omdat zwamvlokken zeer weinig bruikbare morfo-logische kenmerken hebben, maken onderzoekers noodgedwongen gebruik van vruchtlichamen (paddenstoelen) om de diversiteit van schimmels te bepalen.

    Overal ter wereld worden soortenlijsten en andere biodiversi-teitsgegevens gebruikt om de verhouding in de aantallen planten en schimmels te berekenen. Doorgaans, en afhankelijk van de regio, toont deze verhouding aan dat er per plantensoort ongeveer vier tot zes schimmelsoorten zijn. Ondanks het feit dat deze verhouding gebaseerd is op lokale, maar zeer grondige analyses, werd ze ook gebruikt om de mondiale diversiteit van fungi af te kloppen op 1,5 miljoen soorten. Omdat vruchtlichamen (paddenstoelen) kortston-dig en onregelmatig tevoorschijn komen leidt dit echter tot een on-derschatting. Onderzoekers zijn daarom steeds blijven zoeken naar een betere en vooral directere manier om de diversiteit van schim-mels te bepalen.

    Dankzij de DNA-metabarcodingtechniek en taxonomisch ge-annoteerde bestanden met DNA-sequenties, zijn recent nieuwe mogelijkheden ontstaan om de biodiversiteit te meten. In Estland startte een internationaal project met 35 onderzoekers die allemaal bereid waren om de mondiale diversiteit van schimmels te herbekij-ken. Een van de mycologen van de Plantentuin vervoegde dit project en in twee jaar tijd verzamelde het hele team wereldwijd bodemsta-len en gegevens uit 365 verschillende ecosystemen. Hierbij nam de Plantentuin een aantal bostypes uit de Democratische Republiek Congo voor zijn rekening.

    De resultaten van dit project tonen aan dat plantenrijkdom geen eenduidige indicator is voor de diversiteit van schimmels. Op we-reldschaal zijn klimaat (gemiddelde neerslag per jaar, seizoenaliteit), gevolgd door bodemtype (calcium, fosfor, pH), ruimtelijke aspecten (afstand tot de evenaar) en bosbrand (frequentie) allemaal sterkere factoren om de diversiteit en de gemeenschappen van bodembewo-nende fungi te voorspellen.

    Met uitzondering van ectomycorrhizavormende symbionten, is de soortenrijkdom in alle functionele groepen van fungi (saprotro-fen, symbionten, parasieten) onafhankelijk van de plantenrijkdom. Dit veronderstelt ook dat plantgenduceerde veranderingen in de bodem geen of weinig effect hebben op de diversiteit van bodem-bewonende fungi.

    De onderzoeksploeg ontdekte ook dat de verhouding in de aan-tallen planten en zwammen geografisch niet constant is en duidelijk afneemt naar de polen. De graad van endemisme is zeer hoog in de tropische gebieden en neemt exponentieel af naar de polen toe. Veel taxonomische groepen hebben daarenboven vertegenwoordigers in ver uiteen liggende continenten. De sterke biogeografische link tus-sen continenten suggereert dat fungi veel efficinter verspreid wor-den dan andere organismen.

    Dit onderzoek heeft ons algemeen beeld over de diversiteit en het verspreidingspatroon van fungi op wereldschaal fundamenteel veranderd. We weten nu ook dat de aantalsverhoudingen tussen planten en zwammen de soortenrijkdom van fungi overschatten met een factor 1,5 tot 2,5.

    Deze gemeenschappelijke studie werd gepubliceerd in: L. Te-dersoo et al., Global diversity and geography of soil fungi. Science 346, 1256688 (2014). DOI: 10.1126/science.1256688.

    Term

    itom

    yces

    retic

    ulat

    us (

    AD

    K60

    69)

    beho

    ort

    tot

    ee

    n gr

    oep

    sym

    bion

    tisch

    e sc

    him

    mel

    s di

    e re

    chts

    tree

    ks g

    eass

    ocie

    erd

    zijn

    m

    et t

    erm

    iete

    n en

    nie

    t m

    et p

    lant

    en.

  • DNA-analyses onthullen een hoge Boletalesdiversiteit in Noord-Thailand en Yunnan (China)

    De Boletales zijn een groep van schimmels met een wereldwijde verspreiding. De meerderheid ervan vormt symbiotische relaties met bomen (ectomycorrhizaschimmels). Er werden veel soorten beschreven uit de gematigde regios, maar er is slechts weinig on-derzoek gedaan naar tropische boleten. Toch zijn deze laatste zeer divers. Het classificeren van tropische soorten is niet altijd eenvou-dig omdat de classificatie van de boleten voor het grootste deel ge-baseerd is op taxa uit gematigde regios.

    In Zuidoost-Azi vinden we drie van de 25 belangrijkste hot-spots van biodiversiteit in de wereld. Met name in het noorden van Thailand en Yunnan is de biodiversiteit erg groot, omdat deze regio een overgang is tussen gematigde en tropische gebieden. Het land-schap ter plaatse is bergachtig, wat een mozaek van diverse bos-habitats creert.

    Olivier Rasp, onderzoeker in de Plantentuin, verzamelt Bole-tales in Noord-Thailand en Yunnan sinds 2010. In 2014 voltooide hij DNA-analyses die aantoonden dat het bemonsterde gebied meer dan 230 Boletales huisvest. Veel van de waargenomen soorten waren nieuw voor de wetenschap. Zo werden in het noorden van Thailand vijf nieuwe soorten ontdekt uit het geslacht Sutorius, een onlangs gepubliceerd geslacht met slechts twee beschreven soorten (n uit Amerika en Japan, en n uit Australi). Verdere fylogenetische analyses onthulden dat in het gebied verschillende nieuwe geslach-ten voorkomen. De studie van de diversiteit van Boletales in Zuid-oost-Azi heeft bijgedragen tot een beter begrip van de evolutie en de systematiek van deze groep en toont aan dat nog veel meer taxa wachten om ontdekt te worden. Uit statistische analyses blijkt dat 300 soorten te verwachten zijn in Noord-Thailand alleen, waardoor dit gebied een belangrijke potentile hotspot is.

    Pulveroboletus fragrans sp. nov., een nieuwe soort die een sterk aromatische geur produceert, een zeldzaam kenmerk binnen de boleten. De soort werd gevonden in n enkele vindplaats in Noord-Thailand.

    Oliv

    ier

    Ras

    p v

    erza

    mel

    t en

    foto

    graf

    eert

    bo

    lete

    n in

    Xis

    huan

    gban

    na, p

    rovi

    ncie

    Yun

    nan,

    Chi

    na.

    Veel van de waargenomen soorten waren nieuw voor de wetenschap

  • Botanische diversiteit in de Chimanimanis, Mozambique

    De Chimanimanis zijn een grensoverschrijdende bergketen tussen Zimbabwe en Mozambique. Zij vormen een gesoleerde ke-ten die vanuit de Mozambikaanse kustvlakte in het oosten oprijst naar de piek van Mt. Binga, die met 2436 m de hoogste top is. De bergen bestaan voornamelijk uit kwartsietzandsteen die verweert tot nutrintenarme bodems. Combineer dit met het isolement van deze streek en je verkrijgt een gebied dat gekenmerkt wordt door een hoog percentage aan endemische soorten. Dit is zeker waar voor graslanden, hellingen en moerassen van het hoogland.

    Het merendeel van het botanisch onderzoek en de collecties is gekend van de Zimbabwaanse zijde van deze bergen. Dit gebied, be-schermd als een Nationaal Park, maakt echter slechts ongeveer 20% uit van de totale bergketen. Verder zijn de gegevens van dit gedeelte van de Chimanimanis niet meer up-to-date; in de laatste 50 jaar zijn weinig nieuwe data toegevoegd. De beschikbare informatie over de Mozambikaanse kant van dit gebied is gefragmenteerd en zeer on-volledig. Van vele zeldzame en endemische soorten is geweten dat ze hier ook moeten voorkomen, maar dit werd nog nooit officieel vastgelegd.

    Een recente goudkoorts vormt een significante bedreiging in delen van de onbeschermde bergketen aan de Mozambikaanse kant.

    In april en oktober 2014 organiseerden de Royal Botanic Gar-dens Kew, MICAIA (een in Chimoio gevestigde lokale ngo), de Plan-tentuin Meise, het Nationaal Herbarium van Zimbabwe en het Her-barium van Maputo twee botanische expedities. De doelstellingen van deze expedities waren het ontwikkelen van een aangepaste in-ventaris van de zeldzame en endemische plantensoorten en hun be-dreigingsstatus en verspreiding, met name aan de Mozambikaanse zijde van de bergketen; het zoeken naar specifieke gebieden met een hoge botanische of ecologische waarde; het onderzoeken wat de be-dreigingen en langetermijngevolgen zijn van het delven van goud op de botanische diversiteit, specifiek op de zeldzame en endemische soorten en het vastleggen en fotograferen van plantensoorten voor een website (www.mozambiqueflora.com).

    Gedurende een periode van vier weken werden 580 plantensta-len verzameld. Waar mogelijk werden duplicaten ingezameld voor de vier deelnemende herbaria (K, BR, SRGH, LMA). In de meeste gevallen werden silicagelstalen genomen voor DNA-analyse. Ge-durende deze periode werd meer dan 70% van de gezochte plan-ten ingezameld; vele ervan werden voor het eerst opgetekend voor Mozambique. Daarenboven werden 65 specimens van schors- en steenbewonende lichenen ingezameld voor verder onderzoek in de Plantentuin.

    De identificatie en confirmatie van de ingezamelde plantensoor-ten is bijna volledig afgewerkt. Alle aantekeningen en fotos van de eerste expeditie zijn beschikbaar online:

    http://www.mozambiqueflora.com/speciesdata/outing-display.php?outing_id=32,

    https://www.flickr.com/photos/zimbart/sets/72157644203545549/,

    -https://www.flickr.com/photos/62615101@N02/sets/72157644547376913/

    Onder de voorlopige resultaten bevinden zich mogelijk vijf of zes plantensoorten die nieuw zijn voor de wetenschap. De resulta-ten van de tweede expeditie en van de lichenencollecties worden momenteel verwerkt door wetenschappers. De resultaten en bevin-dingen van de twee expedities zullen uiteindelijk samen gebundeld worden in een rapport dat bedoeld is als opvolger van de originele publicaties door Goodier & Phipps (Kirkia 1: 44-66, 1960) en Wild (Kirkia 4: 125-157, 1963).

    De veldpersen drogen in de zon.

    Veldcollecties.

    11

  • Een nieuwe Flora in Meise

    Met een geschatte 7.000 plantensoorten bezit het Midden-Afrikaanse land Gabon het meest soortenrijke laaglandregenbos van Afrika. De meerdelige Flore du Gabon biedt essentile handvatten om deze planten te identificeren en is als zodanig cruciaal voor een breed publiek, zoals onderzoekers, natuurbeschermers of genteres-seerde amateurs. Deze Flora levert ook de basisinformatie voor het goed ontwikkelde natuurbeschermingsprogramma in dit land, dat dertien Nationale Parken telt en 11% van haar oppervlakte heeft be-schermd. De serie Flore du Gabon werd al in 1960 opgestart door het Musum national dHistoire naturelle in Parijs, en in 2005 overge-nomen door de Wageningse vestiging van het Nationaal Herbarium Nederland. Maar, met de recente verhuis van die laatste naar Leiden, om op te gaan in het Naturalis Biodiversity Center, en het vertrek van de cordinerend redacteur, Marc Sosef, naar Meise om daar de Flore dAfrique centrale nieuw leven in te blazen, werd haar toekomst onzeker. Echter, in 2014 tekende de Plantentuin een overeenkomst met Naturalis om de Flore du Gabon gezamenlijk verder te zetten en zelfs proberen af te ronden binnen vijf jaar. Daarmee hebben we onze positie als kenniscentrum op het gebied van de Midden-Afri-kaanse regio versterkt en leveren we een significante bijdrage aan de bescherming, het onderzoek en het duurzaam gebruik van Gabons uitzonderlijk rijke botanische diversiteit.

    European Journal of Taxonomy publiceert zijn honderdste nummer

    Op 24 oktober 2014 kondigde de redactie van European Journal of Taxonomy met trots het honderdste nummer van het tijdschrift aan, een prachtig gellustreerde monografie over Afrikaanse mil-joenpoten geschreven door Henrik Enghoff. De publicatie bevat de beschrijving van niet minder dan twintig nieuwe soorten.

    European Journal of Taxonomy (EJT) is een peer-reviewed interna-tionaal tijdschrift voor beschrijvende taxonomie. De inhoud ervan is volledig elektronisch en beschikbaar door middel van open ac-cess via het internet (www.europeanjournaloftaxonomy.eu) zonder financile, juridische of technische belemmeringen. EJT is het enige taxonomische tijdschrift dat zowel zologie, mycologie als botanie behandelt, met inbegrip van fossielen.

    Het tijdschrift werd gelanceerd in september 2011 en heeft sinds-dien 3.500 paginas gepubliceerd, met daarin meer dan 400 nieuw beschreven soorten, geslachten en hogere taxa. Het tijdschrift past het Diamond model van Open Access publiceren toe en is daardoor uniek in zijn soort: de hele inhoud is vrij consulteerbaar en het publi-ceren is gratis. De kosten van het online tijdschrift worden gedragen door de natuurhistorische onderzoeksinstellingen die deel uitmaken van het EJT consortium. Dit consortium bestaat uit de Plantentuin (Belgi) en de natuurhistorische musea van Parijs (Frankrijk), Ko-penhagen (Denemarken), Brussel en Tervuren (Belgi) en Londen (Verenigd Koninkrijk).

    Cover van het honderdste nummer van European Journal of Taxonomy. Foto op de cover door David Koon-Bong Cheung: Sanje Falls, Mwanihana Forest Reserve, Udzungwa Mountains, Tanzania.

    Boven: Omslag van het eerste nieuwe volume dat gezamenlijk door Natu-ralis Biodiversity Center en de Plantentuin wordt gepubliceerd. Afgerond in 2014, zal het begin 2015 worden gedrukt.

    Onder: Flore du Gabon cordinerend redacteur Marc Sosef (rechts) met een van de Gabonese redacteuren, Henri-Paul Bourobou Bourobou (links). De hele inhoud is vrij consulteerbaar

    en het publiceren is gratis

  • Hernieuwde productie van Flore dAfrique centrale

    In 2013 rekruteerde de Plantentuin een nieuwe redacteur om de productie van de serie Flore dAfrique centrale te intensiveren. Dit veel-delige werk zal uiteindelijk de meer dan 10.000 soorten omvatten die voorkomen in de Democratische Republiek Congo, Rwanda en Burundi. Het vormt daarmee een essentieel stuk gereedschap voor plantenidentificatie, onderzoek en bescherming in die regio.

    Gedurende 2014 zette de nieuwe redacteur een sterk internati-onaal netwerk op. Meer dan 40 specialisten doen mee en gaven aan bereid te zijn hun kennis ter beschikking te stellen van dit streven. Onder hen zijn zeven botanici uit de regio, zowel enkele met een goed kennisniveau als enkele jonge, veelbelovende plantenweten-schappers. Een belangrijk doel van de Plantentuin is om training en opleidingsactiviteiten in Midden-Afrika te intensiveren en zo jonge botanici te ondersteunen en de regionale botanische capaciteit toe te laten nemen.

    De serie Flore dAfrique centrale had in 2014 een zeer succesvol jaar, met het verschijnen van vijf nog niet eerder behandelde families (Ca-ricaceae, Colchicaceae, Ericaceae, Flagellariaceae en Restionaceae) en diverse andere manuscripten in bewerking. Dit vertegenwoor-digt de start van een gecordineerde actie om het monumentale werk Flore dAfrique centrale binnen 15 jaar af te ronden.

    Uitgestorven grassoort groeit in het domein van de Plantentuin in Meise

    Tijdens de inventarisatie van de spontane flora van de Planten-tuin vonden we een onbekend gras van het Festuca ovina-complex (schapengras). Het werd verstuurd naar buitenlandse specialisten, die het tot onze grote verbazing identificeerden als Festuca valesiaca (Walliserzwenkgras). De standplaats van F. valesiaca in de Planten-tuin is beperkt tot het warme en droge microclimaat van een eerder steile, zuidgerichte helling aan de voet van een grote beuk.

    F. valesiaca is een gras met fijne bladeren dat van Midden-Europa oostwaarts tot in Noordwest-China groeit. Binnen Europa worden de populaties aanzien als zeldzaam of bedreigd. Officieel ligt Bel-gi buiten het verspreidingsgebied, ondanks vermeldingen van deze soort op zinkhoudende bodems in het zuidoosten van het land. De precieze identiteit van deze waarnemingen is echter meermaals in twijfel getrokken door wetenschappers, want soorten van het F. ovina-complex zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Door plan-ten uit het herbarium van de Plantentuin te gebruiken, hebben we echter de identiteit van Festuca-soorten van zinkhoudende gronden als F. valesiaca bevestigd. Hieruit blijkt dat er enkele keren vr 1860 exemplaren ingezameld zijn in het zuidoosten van Belgi, waarna de soort in die regio verdween.

    Maar hoe is deze soort dan terechtgekomen in de spontane be-groeiing van de Plantentuin? Daarover werden twee hypothesen ge-formuleerd. Dit gras vormt een kleine populatie van ongeveer een dozijn planten die groeien op n plek onder een oude beuk. Het staat er samen met een ander zeldzaam gras, Festuca brevipila (hard zwenkgras). Van deze soort wordt aangenomen dat ze ongewild in-gevoerd is met graszaden die in het wild ingezameld werden voor gebruik bij het zaaien van bosgazons tijdens de aanleg van de En-gelse landschapstuinen in het domein van de Plantentuin in Meise in de 19de eeuw. De zaden werden waarschijnlijk ingezameld in Zuid-Duitsland, waar inderdaad in een klein gebied natuurlijke populaties van F. valesiaca voorkomen. En dus is de eerste hypothese dat beide soorten zwenkgrassen tegelijk werden gentroduceerd en beide als bosgazonneofyt kunnen bestempeld worden. Indien dit klopt, be-tekent het dat beide grassoorten ongeveer 150 jaar in de Plantentuin hebben overleefd. Door het natrekken van het natuurlijk versprei-dingsgebied van alle bosgazonneofyten in de Tuin, hebben we het gebied waar de zaden oorspronkelijk zijn ingezameld precies kun-nen lokaliseren.

    De alternatieve hypothese voor de aanwezigheid van F. valesiaca is dat het gras ontsnapt is uit de botanische collecties in de Planten-tuin, want deze soort was er gedurende 25 jaar in cultuur in de open-luchtverzamelingen. Er zijn echter meer argumenten ten voordele van de eerste hypothese.

    Groeiplaats van Festuca valesiaca in de Plantentuin.

    13

  • Naar schatting een derde van alle plantensoor-ten is bedreigd of staat op het punt uit te sterven in het wild, hoofdzakelijk als gevolg van de frag-mentatie en vernietiging van hun habitat, gecom-bineerd met klimaatveranderingen. Elke plant speelt nochtans een cruciale rol in een gezond functionerend ecosysteem. Sommige kunnen bovendien ongekende schatten bevatten zoals moleculen met nuttige medische eigenschappen. Daarom is het veiligstellen van plantensoorten essentieel.

    Ons onderzoek draagt bij tot de ontwikke-ling van instrumenten voor in situ conservatie in waardevolle natuurgebieden, zowel nationaal als internationaal. Maar soorten kunnen ook buiten hun natuurlijk verspreidingsgebied, of ex situ, beschermd worden. We verzamelen plantenmate-riaal in het wild om het te bewaren en te vermeer-deren in onze eigen levende collecties of in deze van partnertuinen. Onze zadenbank bevat zaden van verschillende zeldzame en bedreigde soorten waardoor we kritieke genetische variatie van een soort vrijwaren. Door onze expertise en collecties te combineren zijn we in staat om te helpen bij het opnieuw introduceren van soorten in hun natuur-lijke habitat, vandaag al maar ook in de toekomst.

    Plantendiversiteit veiligstellen

  • Arnica montana (valkruid) is zelf-incompatibel en dus volledig afhankelijk van bestuivers voor de voortplanting. De soort is bedreigd in Belgi.

    Andromeda polifolia (lavendelhei) kan zich voortplanten via zaad, maar de zaailingen overleven zelden in het wild. De vegetatieve vermeerdering is dus belangrijker, wat deze soort minder in staat stelt om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Ze is in Belgi met verdwijnen bedreigd. Foto Maarten Strack Van Schijndel.

    15

    Reproductieve kenmerken van planten kunnen een rol spelen bij hun achteruitgang

    Habitatvernietiging, -vermesting en -versnippering worden algemeen beschouwd als de belangrijkste oorzaken van de achter-uitgang en het uitsterven van populaties. Het uitsterven van plan-ten is een complex fenomeen waarvoor we niet altijd de waarschu-wingssignalen kennen. Het is daarom essentieel om te onderzoeken in welke mate de intrinsieke kenmerken van plantensoorten hun kwetsbaarheid benvloeden. Indien bepaalde kenmerken gecorre-leerd zijn met de mate van kwetsbaarheid van een soort, dan zou een nieuwe kritische evaluatie beschikbaar zijn die wetenschappers toe-laat om de gevoeligheid voor lokaal of globaal uitsterven te helpen voorspellen.

    De intrinsieke eigenschappen van plantensoorten zijn talrijk en hebben onder meer betrekking op de voortplanting. Dit betreft bij-voorbeeld een beperkt verspreidingsvermogen, een lage zaadpro-ductie of een gebrek aan zaadbank in de bodem. Wetenschappers van de Plantentuin onderzochten in welke mate sommige repro-ductieve kenmerken een rol kunnen spelen in de achteruitgang van plantenpopulaties.

    Tien reproductieve kenmerken werden vergeleken met de trend van de soorten (een index van afname of toename van de versprei-ding) in twee sets van geografisch gescheiden gegevens, samenge-steld uit een deel van de Belgische en Britse flora (respectievelijk 1.055 en 1.136 soorten). Van de 10 beschouwde kenmerken toonden het voortplantingstype (zaden of vegetatief) en pollenvector (insec-ten of wind) de beste relatie met de soorttrend (stijging of daling). Deze resultaten zijn significant in de beide gebieden, maar de groot-te en richting van de waargenomen verhoudingen verschillen bij de Belgische en Britse gegevens. In Groot-Brittanni zijn de wind-bestoven planten meer succesvol dan de insect-bestoven planten, terwijl bij de Belgische gegevens de zelfbestuivers minder bedreigd zijn dan de door insecten bestoven soorten.

    Andere kenmerken, zoals bloemmorfologie, spelen ook een rol in de achteruitgang van plantensoorten, maar deze resultaten vari-eren van land tot land. In de Belgische flora is er bijvoorbeeld geen direct verband tussen de vorm van de bloemen en de trend van plan-tensoorten, terwijl in de Britse flora planten met een diepe bloem-kroon meer bedreigd zijn dan die met een ondiepe bloemkroon. Een mogelijke verklaring is de achteruitgang van bestuivers die aan die-pe bloemkronen aangepast zijn, zoals vlinders. Onze analyse heeft ook aangetoond dat bij de Belgische flora de zelfbestuivers meer succesvol zijn dan de kruisbestuivers. Dit kan ook te wijten zijn aan een gebrek aan bestuivende insecten. Voor de Belgische flora wordt ook opgemerkt dat soorten die zich vegetatief voortplanten meer bedreigd zijn dan deze die zaden produceren. Dit kan worden ver-klaard door het feit dat vegetatieve voortplanting identieke klonen produceert die minder in staat zijn om zich aan te passen aan veran-derende omstandigheden.

    De studie toont het belang aan om correlaties tussen planten-kenmerken en de soorttrend in verschillende geografische gebieden te vergelijken. Hieruit blijkt voor het eerst dat de resultaten context-afhankelijk zijn, met als consequentie dat een betrouwbare identifi-catie van de meest bedreigde soorten uitsluitend via hun reproduc-tieve kenmerken erg moeilijk blijft.

  • Onze sparrencollectie in de kijker op de studiedag van de Belgische Dendrologische Vereniging

    De jaarlijkse studiedag van de Belgische Dendrologische Ver-eniging werd op 7 september 2014 gehouden in de Plantentuin en had dit jaar als onderwerp het genus Picea of de sparren.

    Als voorbereiding op deze dag werden alle sparren in de col-lectie opgezocht, gemeten en gegeoreferencet. De identificatie van elke accessie werd nagezien. De collectie omvat 66 accessies beho-rend tot 43 taxa. De database van levende planten LIVCOL bevat 105 namen voor Picea die allemaal nagekeken en geactualiseerd werden. Alle geldige/aanvaarde taxa kregen een Nederlandse en Franse naam en alle plantetiketten werden vernieuwd. De gegevens werden toegevoegd aan de Belgische Champion Trees-databank (Beltrees), waardoor enkele kampioenbomen voor het voetlicht kwamen. Onze plant van Picea asperata had de grootste omtrek (148 cm) voor deze soort in Belgi, net zoals P. meyeri (135 cm) en P. smithiana (36 cm) die eveneens als dikste exemplaren geregistreerd werden voor Belgi.

    Als organisator van de Picea studiedag planden we een voorbe-reidend dagbezoek aan het Pinetum Anthoine te Jamioulx. Dit is een vermaarde coniferencollectie met misschien wel het beste sortiment van het land met meer dan 1700 verschillende soorten en cultivars. Die dag hadden de deelnemers de gelegenheid om hun kennis van Picea op te frissen, een weinig bekend en onpopulair genus, door te proberen de verschillende taxa te lokaliseren en te identificeren.

    De volgende dag kwamen 46 leden van de Vereniging terug bijeen in de Plantentuin. In de voormiddag genoten de deelnemers van boeiende uiteenzettingen door Prof. P. Goetghebeur (fyloge-nie & morfologie), Ph. de Spoelberch (sparren in de wereld), J. De Langhe (identificatiesleutel) & M. Herman (houttechnologie). Tij-dens de pauze was er gelegenheid om een rijke collectie kegels (van

    Picea abies Acrocona: jonge eindstandige kegels, vandaar de cultivarnaam (acro + cona).

    Bezoek van de Belgische Dendrologische Vereniging: duiding van onze coniferencollectie. Foto Koen Camelbeke.

    Arboretum Wespelaar) en houtstalen (van W. Wessels) van sparren te bewonderen.

    De namiddag was voorbehouden aan een bezoek aan de Picea collectie met een workshop in het veld: hoe de verschillende soorten in collectie herkennen aan hun vegetatieve kenmerken op basis van een sleutel ontwikkeld door J. De Langhe. Het identificatieproces focust meer bepaald op de naalden (twee- of eenkleurig, voorwaarts of zijwaarts gericht, hoekig of vlak, scherp of zacht), de scheuten (behaard of kaal, geel-, ivoor- of bruinkleurig) en de knoppen (al dan niet harshoudend). We bespraken ook andere veldkenmerken en in-teressante topics waaronder het natuurlijk verspreidingsgebied, de conservatiestatus, winterhardheid, teelttechnische en horticulturele aspecten.

    Het grootste deel van onze sparren bevindt zich in het Conifere-tum en werd aangeplant in de laatste 40 jaar. Andere, waaronder de gewone fijnspar, werden geplant als onderdeel van het landschaps-park in het begin van de 20e eeuw. Een derde categorie dateert van net na de Tweede Wereldoorlog. Deze werden aangeplant als een groen scherm rond gebouwen terwijl een laatste groep, gesitueerd op een verlaten stuk kwekerij, dateert van begin de jaren 1960.

    Naast de hoger vermelde soorten vinden we volgende taxa de moeite waard om meer gekweekt en aangeplant te worden: P. abies Acrocona met eindstandige rode kegels, P. orientalis met kleine, donkergroene naalden en P. torano met prachtige kegels.

  • Rotsige oever van een bosrivier in Mabouni, Gabon. Deze habitat is belangrijk omdat ze zeldzame endemische soorten een thuis biedt.

    Mozaek van bos en savanne bij het Alombimeer, Bas-Ogoou Ramsar-site.

    Bloem van Whitfieldia letestui, een endemische soort uit het zuidwesten van Gabon. Deze soort wordt bedreigd door het mijnproject in Mabouni. Deze grote, kruidachtige plant met mooie bloemen groeit op de oevers van bosriviertjes. De soort is enkel gekend van vier vindplaatsen, al kan ze lokaal soms algemeen voorkomen. Foto Ehoarn Bidault.

    De Plantentuin draagt bij aan een milieu-impactstudie voor mijnbouw en aan de inventarisatie van een Ramsar-site in Gabon

    Gabon, een land ongeveer half zo groot als Frankrijk, heeft de best bewaarde bossen in Afrika. Zon 80% van het land is bedekt met bos. De interesse in de flora van Gabon neemt toe bij de onderzoe-kers van de Plantentuin. Sinds kort is de Tuin mede-uitgever van de Flore du Gabon. In 2013 en 2014 bezocht Olivier Lachenaud, onder-zoeker in de Plantentuin, tweemaal Gabon voor een totale duur van zes weken. Deze expedities werden georganiseerd door Missouri Botanical Garden (VS) in het kader van twee gemeenschappelijke projecten met het Nationaal Herbarium van Gabon en de IRD (In-stitut de Recherche pour le Dveloppement; Montpellier, Frankrijk).

    Het eerste project had als doelstelling het opstellen van een mili-eu-impactstudie voor een potentile mijnsite in Mabouni, waar het bedrijf Eramet prospecteert. Dit gebied heeft afzettingen van zeld-zame elementen zoals niobium, een metaal dat essentieel is voor de elektronica-industrie. De bezochte site heeft een oppervlakte van 20.000 ha en bestaat uit bebost, heuvelachtig terrein dat nog niet eerder bestudeerd werd. Het streven was om de flora te documen-teren en te bepalen welke plantensoorten extra bescherming nodig hebben. Er werden ongeveer 30 bedreigde soorten gedentificeerd, waaronder vijf nieuwe soorten die blijkbaar endemisch zijn in het gebied van de mijnsite. Veel van deze soorten groeien langs riviertjes in het bos die kwetsbaar zijn voor veranderingen in de sedimentatie als een gevolg van mijnbouwactiviteiten. Er werden zones geselec-teerd om het effect van de mijnbouw op te volgen. Verder werden stekken genomen van de meest bedreigde soorten voor ex-situcon-servatie en vermeerdering. Hierbij werden de onderzoekers gehol-pen door Jean-Philippe Biteau, directeur van Jardi-Gab in Libreville.

    Het tweede project werd uitgevoerd op vraag van WWF-Ga-bon en het ministerie van Waters en Bossen (Ministre des Eaux et Forts). Het ging om een eerste botanische inventarisatie van het Bas-Ogoou Ramsar-gebied. Deze uitgestrekte waterscheiding werd in 2009 geklasseerd als wetland van internationale beteke-nis onder de Ramsar-conventie. Het gebied beslaat 862.000 ha en bezit een verbazingwekkende diversiteit aan habitats, waaronder drijvende graslanden, savannes, hooglandbossen en verschillende types overstroomd bos. Toch is de flora van dit interessant gebied heel slecht gekend. De onderzoekers bezochten vijf locaties in het gebied en vonden ten minste drie nieuwe soorten die blijkbaar enkel in dit wetlandgebied voorkomen. Andere interessante ontdekkingen waren Macaranga letestui en Strombosia fleuryana, taxa die niet meer in het wild gezien werden na respectievelijk 1908 en 1912.

    De reizen naar Gabon hebben ons veel geleerd over de flora van dit land, en geven ons een glimp van de wonderen die verborgen blij-ven in deze tropische bossen.

    17

    Bepalen welke plantensoorten extra bescherming nodig hebben

  • Hoe reageren planten op veranderingen van het klimaat?

    Een zeer snelle verandering van het klimaat vormt momenteel een van de belangrijkste bedreigingen voor de diversiteit van plan-ten en dieren wereldwijd. Sommige studies tonen aan dat 10 tot 30% van de Europese plantensoorten kunnen uitsterven tegen het einde van deze eeuw als een gevolg van klimaatverandering. De Planten-tuin onderzoekt hoe verschillende plantensoorten op deze veran-deringen reageren. De resultaten van dergelijk onderzoek laten toe om gepaste beheermaatregelen te nemen en om de meest gevoelige soorten te identificeren en de zaden ervan te bewaren in de zaden-bank. Gefinancierd door een Belspo-terugkeermandaat werd een studie opgestart om verschillende aspecten van klimaatverandering op enkele inheemse plantensoorten na te gaan.

    Bergvenkel is een submontane soort die in Belgi alleen in de hoogst gelegen gebieden gedijt. Omdat deze soort bij een opwar-ming van het klimaat in Belgi niet verder noordwaarts kan migre-ren, zou ze zeer gevoelig kunnen zijn voor een eventuele opwarming van het klimaat. Om de effecten van de opwarming na te bootsen werden open top chambers rond een aantal individuen van berg-venkel geplaatst. Dit zijn kleine serres vervaardigd uit plexiglas en zonder dak die ervoor zorgen dat de temperatuur voor de planten gemiddeld ongeveer 1C stijgt. Aan de hand van dit experiment kunnen we de gevolgen van een verhoogde temperatuur voor bloei, groei en kieming van bergvenkel bestuderen.

    Plantensoorten met een groot verspreidingsgebied bestaan meestal uit populaties die aangepast zijn aan het plaatselijk klimaat. Om na te gaan of dit ook het geval is voor de in Belgi beschermde klokjesgentianen, werden vruchten van 35 verschillende populaties doorheen gans Europa ingezameld. Ongeveer 3.000 nakomelingen van deze klokjesgentianen zullen onder gelijke omstandigheden opgekweekt worden in de Plantentuin. Dit experiment laat ons niet alleen toe na te gaan hoe planten aangepast zijn aan het plaatselijke klimaat, maar ook om te kijken of alle populaties voldoende gene-tisch divers zijn om voldoende snel te kunnen reageren op een ver-anderende omgeving.

    We kunnen niet alleen trachten te voorspellen hoe klimaatsver-andering de planten zal benvloeden. De zadenbank van de Planten-tuin biedt ook een unieke gelegenheid om te kijken of planten zich reeds aangepast hebben aan de veranderde omstandigheden. In de voorbije twee decennia steeg de temperatuur in Belgi met gemid-deld 0,4C per decennium, terwijl de neerslag nagenoeg constant bleef. Voor een vijftal eenjarige soorten die al 25 jaar bewaard wor-den in de zadenbank van de Plantentuin onderzoeken we of deze temperatuurstijging reeds een effect heeft gehad op het bloeitijd-stip, het tijdstip van kieming en een aantal bladkenmerken. Dit doen we door planten van deze oude zaden op te kweken en te vergelij-ken met planten van zaden die we nu, 25 jaar later, op exact dezelfde plaats verzameld hebben.

    Opstellen van open top chambers om de temperatuur in de omgeving van Meum athamanticum kunstmatig te verhogen.

    Bloeiende Gentiana pneumonanthe in de Serra da Estrela, Portugal.

    Rijpe vruchten van Gentiana pneumonanthe in het Kranzbachvenn, Duitsland.

  • 19

    In een wereld waarin het milieu steeds meer onder druk staat, moeten planten, ecosystemen en de diensten die zij leveren behouden wor-den om de planeet gezond te houden. Ze spelen bijvoorbeeld een belangrijke rol in de globale watercyclus, helpen woestijnvorming tegengaan en matigen de effecten van broeikasgassen.

    Het werk van onze onderzoekers helpt ons begrijpen hoe ecosystemen functioneren en hoe ze beschreven en opgevolgd kunnen worden. Ook onderzoeken ze de invloed van invasieve soor-ten op inheemse soorten. Over heel de wereld, in Afrika zowel als in Belgi, is de mensheid volledig afhankelijk van gezonde ecosystemen.

    Ecosystemen begrijpen

  • Het

    Cha

    llam

    eer,

    aan

    de v

    oet

    van

    de K

    ilim

    anja

    ro,

    op d

    e gr

    ens

    van

    Keni

    a en

    Tan

    zani

    a.

    Staalname van de sedimentboorkernuit het Challameer met een jaarlijkse resolutie.

    Reconstructie van historische en recente klimaatsveranderingen in Oost-Afrika op basis van diatomeen

    Extreme weersomstandigheden, zoals catastrofale droogte en zware overstromingen, hebben de laatste tijd verschillende regios in Oost-Afrika getroffen en hebben een grote invloed gehad op het welzijn van de lokale bevolking en hun sociaal-economische syste-men. In de streek van het Challameer, een kratermeer aan de voet van de Kilimanjaro, heeft de El Nio Southern Oscillation (ENSO) een sterke invloed op het regionale klimaat: hevigere regens en overstromingen in El-Niojaren en intense en langdurige droogte tijdens La-Niajaren. Gebaseerd op analyses van dunne secties van een sedimentboorkern uit het Challameer met een gelaagdheid met jaarlijkse resolutie, rapporteerde Wolff et al. (2011) een sterke relatie tussen de jaarlijkse neerslagvariabiliteit en de dikte van de varven (fijne laagjes van jaarlijkse sedimentatie). Dikkere varven komen overeen met drogere omstandigheden met meer wind, terwijl dun-nere varven overeenkomen met natte jaren met minder wind. De dikte van de varven wordt voornamelijk bepaald door variatie in de abundantie van diatomeen, eencellige algen met een silicaske-let. Perioden met wind leiden tot meer menging in de waterkolom, wat leidt tot een betere groei van de algen in het meer als een gevolg van de opwelling van dieper voedselrijk water. Als onderdeel van het project PAMEXEA (Patterns and Mechanisms of Extreme Weather in East Africa), gefinancierd door het Federaal Wetenschapsbeleid (Belspo), bestuderen we met een hoge resolutie de veranderingen in soortensamenstelling van de diatomeen die bewaard zijn in het sediment van het Challameer. Op die manier bekomen we meer gedetailleerde informatie over de seizoenale veranderingen en het optreden van klimaatextremen in de voorbije 500 jaar. Voor dit doel werd bijna elke varve bemonsterd en werden permanente diatomee-enpreparaten gemaakt en geanalyseerd. Om de interpretatie van de sedimentanalyses te ondersteunen, werd het recente fytoplankton van het Challameer geanalyseerd op basis van een maandelijkse be-monstering gedurende n jaar. Bovendien werden sinds december 2006 stalen van sedimentvallen maandelijks bemonsterd en onder-zocht. Zo kunnen maandelijkse veranderingen in de fytoplankton-samenstelling worden nagegaan over een langere periode van 10 jaar of meer. Het koppelen van de gegevens van het recente fytoplank-tononderzoek en de historische informatie over de variatie in jaar-

    lijkse neerslag en ENSOgebeurtenissen aan de waargenomen ver-anderingen in de fossiele diatomeengemeenschappen, zal een meer gedetailleerd beeld opleveren van de invloed van de toegenomen jaarlijkse neerslagvariabiliteit en windcondities in Oost-Afrika als een gevolg van antropogene klimaatsverandering. Het doel van het PAMEXEA project is om de ontwikkelingslanden en hun beleids-makers te voorzien van elementaire richtlijnen voor een duurzame agrarische economie en een geschikt watermanagement in een toe-komst die zal gekenmerkt worden door klimaatsverandering, groei-ende demografische druk, en schaarse natuurlijke watervoorraden.

  • Bart Van de Vijver en Marc Lebouvier (IPEV) tijdens het stofzuigen van de kleding van een passagier aan boord van het onderzoeks- en ondersteuningsschip Marion Dufresne. Foto Maurice Hull.

    De bloemen van Rubiaceae kunnen spectaculaire kleuren vertonen.

    21

    Aliens in Antarctica

    Een van de meest ongerepte gebieden op aarde, Antarctica, wordt bedreigd door niet-inheemse planten en dieren die ongewild meeliften naar het Witte Continent in de bagage en kleding van be-zoekers. Elk jaar bezoeken 33.000 toeristen en 7.000 wetenschap-pers Antarctica en veel van hen vervoeren zaden en sporen opgepikt uit andere landen die ze voorafgaand aan hun Antarcticareis be-zochten. Invasieve exoten zijn wereldwijd een van de voornaamste oorzaken van veranderingen in de biodiversiteit. Bovendien maakt het veranderende klimaat het gemakkelijker voor deze soorten om zich te vestigen, invasief te worden en uiteindelijk om de natuurlijk voorkomende Antarctische ecosystemen te vernietigen.

    De Plantentuin heeft deelgenomen aan het internationale pro-ject Aliens op Antarctica. Het idee achter dit project was om de milieurisicos voor Antarctica te beoordelen door te onderzoeken hoe zaden worden gentroduceerd, waar ze vandaan komen en waar ze de grootste kans hebben om zich te vestigen. Onderzoekers uit meer dan 10 landen controleerden 850 toeristen en wetenschappers die Antarctica bezochten tijdens het eerste seizoen van het Inter-national Polar Year (2007). De onderzochte personen werden uitge-breid bevraagd naar hun vorige reizen. Het bemonsteringsproces omvatte het uitkammen en stofzuigen van cameratassen, boven-kleding, schoenen en rugzakken om ongewild vervoerde zaden te verzamelen.

    De resultaten werden gepubliceerd in 2012 en 2014. Gemiddeld werden per persoon tien zaden gevonden. Wetenschappers bleken meer ongewilde zaden met zich mee te dragen dan toeristen. Met behulp van fotos in zaadatlassen en online databases, was het moge-lijk om de meeste van de 2.600 zaden te identificeren. De resultaten gaven aan dat de helft van de verzamelde zaden en sporen afkomstig was uit andere koude regios over de hele wereld en dat ze al eerder gebieden met een koud klimaat, zoals de arctische en sub-Antarcti-sche regios, waren binnengedrongen.

    Veldwerk in het Atlantisch regenwoud van Brazili: de Nieuwe Wereld brengt nieuwe onderzoeksmogelijkheden

    De Plantentuin heeft een lange traditie in het bestuderen van de Afrikaanse plantendiversiteit, maar ook de flora van de Nieuwe Wereld is goed vertegenwoordigd in onze collecties en het welbe-kende von Martiusherbarium is daar een voorbeeld van.

    Begeesterd door vervlogen expedities van beroemde ontdek-kingsreizigers besloten we om zelf een reis naar de Nieuwe Wereld aan te vatten en we reisden naar Bahia in Brazili. Het team bestond uit twee onderzoekers van de Plantentuin, n van de KU Leuven en n van Naturalis.

    Onze aandacht ging uit naar het Atlantisch regenwoud, een zeer soortenrijk gebied dat een grote oppervlakte beslaat langsheen de Braziliaanse kust. Jammer genoeg blijft er vandaag slechts weinig over van het oorspronkelijke woud, maar niettemin blijft het een van de biologisch meest diverse ecosystemen op aarde, met een uitzon-derlijk hoog aantal endemische soorten. Deze endemen bieden uit-gelezen kansen om de oorsprong en de evolutie van het Atlantisch regenwoud te bestuderen. Op basis van de interesses van de deelne-mende expeditieleden werd de nadruk gelegd op het inzamelen van soorten uit de families van de Rubiaceae en Lauraceae en van my-coheterotrofe planten; deze laatste zijn planten die hun nutrinten verkrijgen door te parasiteren op schimmels in plaats van zelf aan fotosynthese te doen. Door de endemen van deze drie verschillende groepen te bestuderen en door na te gaan wanneer ze ontstaan zijn, is het mogelijk om de leeftijd van het Atlantisch regenwoud te ach-terhalen.

    De studie leverde duidelijke bewijzen die nodig zijn voor toe-komstige beheerbeslissingen om het kwetsbare Antarctische gebied in zijn eigenheid te bewaren. Overheden kunnen deze risicobeoor-deling gebruiken om te bepalen welke delen van Antarctica de mees-te aandacht vereisen wat betreft bescherming en monitoring. Aan bezoekers wordt gevraagd om eenvoudige en goedkope maatrege-len in acht te nemen, zoals het zorgvuldig schoonmaken van laar-zen, tassen en kleding voor aanvang van hun Antarcticareis, om op die manier de introductie van uitheemse soorten zo veel mogelijk te vermijden. Zonder deze maatregelen zal de kwaliteit en het uitzicht van de lokale Antarctische ecosystemen voor altijd onherroepelijk worden veranderd.

  • Planten en mensen (opnieuw) verbinden

    Overal ter wereld voorzien specifieke planten-soorten de lokale bevolking van voedsel, energie, gereedschap en werkinstrumenten, vezels voor kleding en natuurlijke geneesmiddelen. In vele delen van de wereld zijn planten cruciale elemen-ten in de strijd tegen honger, ziekte en extreme armoede. Planten spelen ook vaak een rol in cul-tuur en religie. Vandaag de dag gaat de cultuurge-bonden kennis van planten verloren en daarmee ook de vitale band die we hebben met planten en paddenstoelen.

    Onze onderzoekers registreren hoe planten en paddenstoelen worden gebruikt, zodat deze ken-nis gedeeld en verspreid kan worden. Door het feit dat onze onderzoekers er in slagen planten exact te identificeren, zelfs op basis van minus-cule of oeroude overblijfselen, dragen zij bij aan diverse onderzoeksdomeinen zoals forensisch onderzoek en archeologie, waarbij ze constant de banden tussen mensen en planten aan het licht brengen.

  • Werklieden aan de waterkrachtcentrale van Matebe.

    Heropening van het Lisowski-Arboretum in Kisangani

    Sinds februari 2012 is de Plantentuin partner van de Universiteit van Kisangani en het REFORCO (Congo Forestry Research) pro-gramma om het curriculum van de masteropleiding bosbouw te ver-sterken op het gebied van ex situ conservatie en om de groene ruim-ten van de Faculteit Wetenschappen te herstellen en te verbeteren. Dit laatste omvat ook de rehabilitatie van het Lisowski-Arboretum.

    Professor Stanislaw Lisowski, hoogleraar systematische plant-kunde en plantensociologie aan de Universiteit van Kisangani, cre-eerde het arboretum in 1975 om de studenten en docenten botanisch referentiemateriaal te bezorgen voor hun studie. Oorspronkelijk was de tuin (7.800 m2) verdeeld in percelen met planten uit de regio van Kisangani. Vandaag is deze zone uitgegroeid tot een volwaardig arboretum in het hart van de campus.

    Om het arboretum te rehabiliteren opdat het zijn educatieve, ecologische en recreatieve functies beter zou kunnen vervullen, moesten grote onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd worden. Het terrein werd vervolgens omheind om het te beschermen tegen on-eigenlijk gebruik en er werden banken voorzien voor de bezoekers. De bomen werden gelabeld en bij de belangrijkste soorten werden beschrijvende panelen geplaatst.

    De administrateur-generaal van de Plantentuin Meise, de de-caan van de faculteit en de belangrijkste vertegenwoordigers van Kisangani openden het gerehabiliteerde arboretum op 14 juni 2014.

    Het Lisowski-Arboretum biedt nu een unieke kans aan studen-ten en bezoekers om de meest representatieve soorten van het tro-pische bos rond Kisangani te ontdekken. Dit is belangrijk voor het onderzoek, het behoud en de doeltreffende bescherming van het natuurlijke en culturele erfgoed van de regio.

    Studenten in het Lisowski-Arboretum.

    23

    Capaciteitsopbouw en landschapsontwikkeling in de Democratische Republiek Congo

    Sinds enige tijd onderhoudt de Plantentuin nauwe banden met instellingen die zich richten op in-situconservatie in de Democrati-sche Republiek Congo.

    Het Nationaal Park Virunga in Oost-Congo, gerund door het ICCN (Institut congolais pour la Conservation de la Nature), is er-kend als UNESCO-werelderfgoed . Het beslaat 7.800 km2 en is Afri-kas oudste nationale park en een van de biologisch rijkste gebieden van het continent. In 2013, na jaren van onzekerheid, lanceerde het park een post-conflictprogramma waarbij elektrische stroom werd gebracht naar het platteland en afgelegen gebieden als katalysator voor armoedebestrijding en het scheppen van werkgelegenheid. Het doel van het programma is om duurzame energiealternatie-ven te bieden en om zo de druk op de natuurlijke hulpbronnen te verminderen. In 2015 zal de Virunga-stichting de bouw van een 14 megawatt waterkrachtcentrale in de regio Rutchuru, in Noord-Kivu voltooien. Het Matebe-station zal een onmiddellijke positieve im-pact hebben op de ontwikkeling van de regio, maar het station moet worden geharmoniseerd met het natuurlijke landschap. ICCN en de Virunga-stichting doen een beroep op de expertise van de Planten-tuin voor het botanische onderzoek, de landschapsarchitectuur en de milieueducatie.

    De eerste doelstelling van het project was om de waterkracht-centrale in het bestaande landschap te integreren. Om dit te reali-seren werden kwekerijen van inheemse planten opgezet die uitein-delijk de site zullen transformeren in een opleidings- en toeristisch centrum.

    Het project richt zich op acties die de lokale bevolking, in het bijzonder de jeugd, bij het behoud en de ontwikkeling van natuurge-bieden als historisch en cultureel erfgoed betrekken. Dit is een zeer interessante en moeilijke uitdaging aangezien de Virunga-stichting en de Plantentuin werken in een post-conflictzone waar de meeste mensen in vluchtelingenkampen leven.

    De tweede doelstelling van het project, waarmee de Plantentuin werd belast, is om de bijzondere rol van het Park in het behoud van een van de rijkste Afrikaanse regios voor biodiversiteit te belichten. Ze wil dit bereiken door milieueducatie op scholen, via maatschap-pelijke organisaties en in de media in Noord-Kivu.

    Verwacht wordt dat de acties, ter verbetering van de levensom-standigheden van de gemeenschappen die leven in het randzones van het beschermde gebied, de menselijke druk op het park zal doen verminderen. Dit zou dan weer de inspanningen van het ICCN om de biodiversiteit te beschermen moeten versterken.

  • Inspireren en informeren

    De Plantentuin huisvest 18.000 verschillende soorten planten verspreid over een historisch do-mein van 92 hectaren. Het is een prachtige en ge-varieerde groene zone en een bron van vreugde, bewondering en inspiratie die elk jaar ongeveer 100.000 bezoekers aantrekt.

    Door het inzetten van een breed gamma aan plantenpresentaties, tentoonstellingen, webpa-ginas, wetenschappelijke communicatie-instru-menten, evenementen, informele leeractiviteiten, sensibilisatie-instrumenten en ervaringsgerichte educatieve activiteiten heeft de Plantentuin het potentieel om de opvattingen van mensen over het belang van planten voor het menselijke wel-zijn te veranderen en het vitale belang van plan-tensoorten te benadrukken. Voortbouwend op dit inzicht kunnen burgers verder gestimuleerd worden om op een duurzame en verantwoorde wijze te handelen.

  • Een reis door het tropisch regenwoud

    De publieke kassen van het Plantenpaleis ondergingen tijdens het voorbije decennium een ware metamorfose. Waar planten vroe-ger getoond werden in grote potten langs aarden paden, liggen nu weelderig aangeplante tuinen langs een zorgvuldig ontworpen ste-nen parcours. In de displays ligt een belangrijkere focus op educatie-ve themas die de rol van de Tuin ondersteunen. In april 2014 werden twee heraangelegde kassen weer geopend voor het publiek. Deze tonen verschillende aspecten uit de wereld van het tropisch regen-woud. Hiermee zijn acht van de dertien grote, onderling verbonden kassen van het Plantenpaleis gerenoveerd.

    De rijke tropische displays met meer dan 600 plantensoorten werden geopend onder begeleiding van pygmeenliederen en voor de kinderen gezichtstekeningen met verf uit het Amazonewoud. De eerste van de twee nieuwe tropische regenwoudkassen bevindt zich meteen achter de koele, klamme Evolutiekas. Bij het verlaten van de Evolutiekas wordt de aandacht van de bezoekers meteen gegrepen door een veel warmere en vochtige omgeving. Een kleine hut met golfplaten dak verwelkomt hen in een tropische tuin vol eetbare, medicinale en andere etnobotanische planten uit de vochtige tropen. Avontuurlijke bezoekers worden uitgenodigd om de waterplas over te steken over een wiebelende hangbrug.

    De volgende veel lagere serre toont een dichte, secundaire woudvegetatie die typisch is voor wegkanten, waterlopen en kap-vlakten in het bos. Hier tonen reuzenkruiden zoals spiraalgembers en bananen hun grote prachtige bloemen, terwijl snelgroeiende bomen met steltwortels en doorns het zicht blokkeren. Vele reis-verhalen vermelden deze ondoordringbare en gevaarlijke bossen, maar wees gerust, in Meise hebben wij de slangen niet inbegrepen. In een hoek van de kas werd een reeks fascinerende myrmecofyten samengebracht. Deze planten zijn samen met mieren gevolueerd, met wederzijdse voordelen. Zo bieden de planten de mierenkolonie huisvesting en bescherming en krijgen ze voeding terug via het afval van de diertjes.

    De tocht wordt tijdelijk onderbroken in afwachting van de voltooiing van de volgende fase van tropische ontwikkeling in het Plantenpaleis. Uiteindelijk, tegen eind 2017, zullen de vijf kassen in de noordelijke vleugel van het Plantenpaleis volledig gevuld zijn met tropisch regenwoud. Na het doorkruisen van de etnobotanische en secundaire regenwoudaanplantingen, zullen de bezoekers hun reis verder kunnen zetten in het primair regenwoud, voorbij palmbomen en doorheen boomtoppen gedrapeerd met epifyten, om uiteindelijk het Midden-Afrikaanse regenwoud te bezoeken. Op de flora van deze regio verricht de Plantentuin een belangrijk deel van haar we-tenschappelijk onderzoek.

    Avontuurlijke bezoekers worden uitgenodigd om de waterplas over te steken over een wiebelende hangbrug.Foto Lies Engelen.

    Pygmeenliederen tijdens het openingsweekend.

    25

    In de displays ligt een belangrijke focus opeducatieve themas

  • Flori Mundi, de orchideenshow

    Op 25 oktober 2014 opende de Plantentuin het extravagante evenement met meer dan 10.000 bloeiende orchideen, bromelias en andere tropische verrukkingen. Na maandenlange voorbereiding door de medewerkers en vrijwilligers van de Tuin, lagen de rode en graslopers eindelijk uitgerold en werden de schijnwerpers aangesto-ken. Dit beloofde het grootste evenement van het jaar te worden!

    Het doorknippen van het lint tijdens de galanocturne betekende het begin van het n maand durende tropische festival. Jong en oud smaakten het weelderige bloemenspektakel in de tropische en sub-tropische kassen van het Plantenpaleis. Een grote piramide met Cym-bidium-orchideen in de Lentekas was de eerste blikvanger, gevolgd door een gracieus vrouwelijk standbeeld dat voor de gelegenheid gekleed ging in een prachtige jurk van cyclamen. Het sprookjesach-tige pad slingerde voort langs levende schilderijen en bloemstuk-ken, onder hemels van Vanda-orchideen, decoratieve bogen en een luchter bezet met betoverende bromelias. Afgewisseld met de ornamenten werden, in glazen vitrines, bloeiende planten uit onze eigen, rijke bromelia- en orchideencollecties tentoongesteld. Naast levende planten werden ook fotografische meesterwerken van de wonderbaarlijkste bloemen uit de Plantentuin getoond.

    De pice de rsistance van Flori Mundi was ongetwijfeld de grote bol boven de Victoriavijver, getooid met mini Phalaenopsis-orchidee-en. Omringd door waterlelies en drijvende kaarsen leek dit orna-ment wel te zweven net boven de waterspiegel. De tocht doorheen het Plantenpaleis werd voltooid met een prieel overdekt met witte en gele bloemen, waaronder de bezoekers konden poseren voor een romantische foto. Na het verlaten van het Plantenpaleis was het mogelijk om aan boord te stappen van een elektrisch treintje dat de bezoekers rondreed langs het kasteel van Bouchout en door het park dat op dat moment getooid was in de mooiste herfstkleuren.

    Flori Mundi 2014 werd een succes! Gedurende de periode van vijf weken trok de festiviteit meer dan 27.000 bezoekers. Terwijl de bloemen op de ornamenten begonnen te verwelken, werden reeds druk plannen gesmeed voor de editie 2015.

    Het standbeeld in de Lentekas ging voor de gelegenheid gekleed in een galajurk van cyclamen.

    In d

    e V

    icto

    riak

    as b

    ewon

    derd

    en m

    eer

    dan

    27.0

    00 b

    ezoe

    kers

    ee

    n pr

    acht

    ige

    bol b

    ezet

    met

    dui

    zend

    en P

    hala

    enop

    sis-o

    rchi

    dee

    n.

  • De opbouw van Flori Mundi: met dank aan veel vrijwilligershanden

    Het schitterende orchideenspektakel dat het Plantenpaleis in 2014 opsierde kreeg de naam Flori Mundi. Dit succesrijke festival werd mogelijk gemaakt door de toewijding van ons trouw team van vrijwilligers. Zij kregen ook versterking van een 15-tal jongeren in burgerdienst, via een nieuwe samenwerking met het platform Jong-eren voor de Samenleving.

    Achter de schermen werd heel wat werk verzet voor de opbouw en het onderhoud van het immense kleurenspel waarmee we ons pu-bliek met overtuiging konden boeien. Eerst werden de displayzones en de opstellingen voorbereid om de orchideen op hun mooist te kunnen presenteren. Wanneer een levering orchideen toekwam, werden ze uitgepakt en gesorteerd volgens soort, kleur en de aan-kleding van de verschillende ornamenten. Een aantal vrijwilligers nam de voorbereidingen voor de plaatsing van niet minder dan 2.800 mini Phalaenopsis-orchideen op zich. In elk potje werd een gaatje geboord met een bindbandje erdoor om de orchideen vast te hechten op de gigantische bol en balk boven de vijver in de Victo-riakas; ook werd al het loszittend substraat uit de potjes verwijderd. Na meer dan een week hard werken was de bol opgeluisterd met de overvloedige orchideenbloei. Het resultaat was een van de meest majestueuze opstellingen van de orchideenshow.

    Intussen werden ook de Vanda-orchideen en de Guzmania-, Bromelia- en Tillandsia-soorten aangebracht op de bogen en andere displays in de regenwoudkassen. Sommige van de bloemschikcom-posities werden volledig bedacht en uitgewerkt door onze gedre-ven vrijwilligers. De vrijwillige hulp voor deze korte periode kwam overeen met 6 maand fulltime werkzaamheden. Wij, en al wie kon genieten van dit prachtige evenement, zijn de vrijwilligers dank-baar voor de fijne en professionele samenwerking temidden van een weelde aan betoverende bloemen waaruit Flori Mundi ontstond.

    Het

    aan

    kled

    en v

    an d

    e bo

    l doo

    r tu

    inie

    rs e

    n vr

    ijwill

    iger

    s

    was

    een

    huz

    aren

    stuk

    je.

    Voorbereiding door vrijwilligers van het APM en jongeren in samenlevingsdienst.

    27

    Een nieuwe samenwerking met het PlatformJongeren voor de Samenleving

  • Aanplanting van een recordaantal rododendrons in 2014 verhoogt de bezoekerservaring

    Na de uitbreiding van onze magnoliacollectie in 2013, gingen we in 2014 door met de verhoging van de aantrekkelijkheid van onze buitencollecties door te focussen op Rhododendron. Rododendrons spreken tot de verbeelding van de bezoekers en doen de tuin van begin maart tot juni oplichten door hun heerlijke bloemen in alle kleuren van de regenboog.

    In de periode 1984-1987 werd een eerste collectie aangelegd in het centrum van de botanische tuin, nu Rododendronbos of Bos-tuin genoemd. De oorspronkelijke selectie van 480 soorten en cul-tivars werd gekozen op basis van winterhardheid, lichtvereisten, kalktolerantie, bloemvorm en -kleur, bladvorm en beschikbaarheid in de handel of via uitwisseling met andere botanische tuinen.

    Eind 1987 omvatte de verzameling 140 planten. Aanvullende be-plantingen in 1988 breidden de collectie uit tot het grootste genus van de buitencollecties met 119 soorten en 191 cultivars en hybriden.

    Een daling van beschikbare middelen om de collectie te beheren en het optreden van ziekten (honingzwam, Phytophthora-wortelrot) en plagen (zoals de rododendroncicade) resulteerden in een geleide-lijke neergang van de verzameling. Actie was daarom nodig en met een nieuw elan van staf en medewerkers n bijkomende financiering werd in 2014 een herstelprogramma uitgewerkt. Het Rododendron-bos werd met 193 planten uitgebreid tot een totaal van 500 stuks, behorend tot 341 taxa en 386 accessies. Rododendrons aangeplant in andere delen van de tuin brachten voor dit genus het totaal aan-tal taxa op 485 (waarvan 145 botanische en 340 sierteelttaxa) en het aantal accessies op 670.

    De focus lag op de uitbreiding van de groep van groenblij-vende, grootbladige hybriden (93 specimens), Williamsianum- en Yakushimanum-hybriden (resp. 8 en 11 specimens) en azaleas van de Gandavense-, Knap Hill- en Mollis-groep (resp. 51, 13 en 8 spe-cimens).

    Nieuwe aanplanting van een collectie harde Gentse azaleas.

    Grootbladige rododendrons (R. Gladys rose) met schitterende bloemen: een magnifieke bezoekersattractie!

    Bloeiende rododendrons kunnen heel wat bezoekers aantrek-ken. Daarom verhoogden we de toegankelijkheid van het Rododen-dronbos door de heraanleg van de paden. Ook de informatie werd verbeterd door vernieuwde etiketten en kaarten met geolokalise-ring van onze planten. Zonder de toewijding, de expertise en het doorzettingsvermogen van de staf, de tuiniers en de vrijwilligers zou deze upgrade van de collectie niet mogelijk geweest zijn.

    Volgende lente kunnen de bezoekers genieten van een mag-nifiek spektakel en rododendrons ontdekken genoemd naar adel-lijke personen (Chevalier Felix de Sauvage, Countess of Athlone, Comte de Papadopoli), befaamde veredelaars (Souvenir of Antho-ny Waterer, Koichiro Wada, Van Houtte Flore Pleno) en schit-terende bloemkleuren (Goldsworth Yellow, Lees Dark Purple, Loders White, Mosers Maroon, Pink Pearl).

    We verwachten dat het Rododendronbos zal uitgroeien tot een van de vele botanische hoogtepunten van de tuin en van de regio.

    Rhododendron insigne

  • Obs

    erve

    ren

    en t

    eken

    en

    van

    de p

    lant

    endi

    vers

    iteit

    van

    het

    rege

    nwou

    d.

    Weven met palmbladeren.

    Bronzen model verhoogt de toegankelijkheid van de Plantentuin voor slechtzienden en blinden

    Het Kasteel van Bouchout is het meest iconische gebouw van de Plantentuin. De oudste delen van het gebouw dateren uit de 12de eeuw. In de vorige eeuw was het kasteel de thuisbasis van de Keize-rin Charlotte van Mexico (vrouw van aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk), tot haar dood in 1927. Het kasteel is een lust voor het oog, maar dat was niet gemakkelijk over te brengen op slechtzien-den en blinden.

    Daarom werd in het kader van de 180ste verjaardag van het Brail-le-schrift in 2009 besloten om fondsen te zoeken om een bronzen maquette van het kasteel te ontwerpen. Het duurde uiteindelijk meer dan vier jaar om de financile middelen te vinden en de bron-zen maquette te realiseren. De Rotary Club Meise-Bouchout finan-cierde de maquette, die in het kasteel werd genstalleerd door de technische dienst van de gemeente Meise.

    Op 27 september 2014 werd het bronzen model officieel inge-huldigd. Het kasteel kan nu door iedereen gewaardeerd worden. Het wordt opgenomen in een speciale rondleiding ontwikkeld voor slechtzienden en blinden. Deze rondleiding omvat verder een drie-dimensionaal model van het Plantenpaleis, kaarten in braille die de vegetatietypen van de wereld weergeven en een beplante zone die de tast- en reukzin prikkelt. Dankzij deze ontwikkelingen wordt de Plantentuin nog meer toegankelijk voor de verschillende groepen in de samenleving.

    Op ontdekking in het regenwoud met kinderen van het basisonderwijs

    In 2014 ontwikkelden we een atelier rond het regenwoud voor kinderen van 6 tot 12 jaar. Tijdens dit atelier ontdekken de kinderen hoe mensen en dieren de immense botanische rijkdom van het re-genwoud gebruiken als bron van voedsel en als veilige schuilplaats. De leerlingen maken ook kennis met tal van planten die tropische producten leveren die wij dagelijks gebruiken. De in 2014 geopende hernieuwde tropische kassen vormen een ideaal kader om kinderen in een schoolse context op een boeiende en creatieve manier kennis te laten maken met deze thematiek.

    In deze workshop wordt de problematiek rond het duurzaam gebruik van grondstoffen uit het regenwoud aangeboord. De ietwat bizarre vraag Bestaat de hamburgerplant? leidt de kinderen via so-jabonen, oliepalmen en vegetarisme naar het inzicht dat we elk voor onszelf keuzes kunnen maken die bijdragen tot het beperken van onze negatieve impact op het regenwoud.

    In 2014 woonden verschillende Nederlandstalige, Engelstalige en zelfs Duitstalige scholen de workshop bij. Zij discussieerden op een gengageerde manier over duurzaamheid. Zowel de kinderen als de leerkrachten uitten hun appreciatie voor de actieve en cre-atieve werkvormen. De verworven kennis en inzichten waren een stimulans voor verdere discussies tijden een themaweek rond het regenwoud op school.

    29

  • Ons patrimonium valoriseren

    Doorheen zijn lange geschiedenis heeft de Plantentuin constant gewerkt aan het bijeenbren-gen en ontwikkelen van een uitgebreid patrimo-nium van botanische collecties: levende planten, boeken, voorwerpen en instrumenten, maar ook gebouwen, serres en landschappen. Deze elemen-ten spelen tot op vandaag een rol in de werking van de Plantentuin. Boeken en archieven worden door wetenschappers gebruikt, historische serres beschermen plantenverzamelingen en de gebou-wen en het landschap van het Domein worden door onze bezoekers bezocht en gewaardeerd.

    Dit unieke patrimonium vraagt een permanen-te gespecialiseerde zorg maar is ook een onver-vangbare bron van nieuwe inzichten om de missie van de Plantentuin uit te voeren in een constant veranderende wereld.

  • 31

    DNA-barcoding als middel om tropische woudreuzen in de Democratische Republiek Congo te identificeren

    Voor de opkomst van het moleculaire tijdperk, 20 jaar geleden, was het enkel mogelijk om tropische bomen op naam te brengen door gebruik te maken van morfologische kenmerken zoals grootte en vorm van de bladeren, bloemen en vruchten. Hoewel identifica-tiesleutels een interessant middel zijn om soorten op naam te bren-gen, is de expertise van een specialist van groot belang om soorten te identificeren die nog niet in bloei of vrucht staan. Tegenwoordig laat de DNA-barcodingtechniek ons toe om moeilijk te identifice-ren soorten toch op naam te brengen. DNA-barcoding maakt ge-bruik van een korte maar unieke DNA-sequentie om de naam van een onbekende soort te achterhalen. Voor deze techniek heeft men slechts een klein bladfragment nodig. De meest gebruikte DNA-barcoding regios om planten van mekaar te onderscheiden zijn de matK- en rbcL-genen. Door gebruik te maken van deze moderne techniek was het voor onderzoekers in de Plantentuin mogelijk om verschillende bomen in de omgeving van Yangambi (Democratische Republiek Congo) op naam te brengen. Aangezien een groot deel van de bomen niet in bloei stond, was het zeer moeilijk om ze correct te identificeren door middel van traditionele identificatiemethodes. Het gebruik van moderne technologie genereerde bijgevolg waar-devolle inzichten in de enorme soortenrijkdom van het Afrikaanse regenwoud. In totaal werden 7.835 Afrikaanse bomen correct ge-identificeerd, wat meteen duidelijk maakt dat DNA-barcoding een zeer waardevolle aanvulling is voor de traditionele taxonomie.

    Een herbariumspecimen van Trichilia gilletii De Wild. verzameld in Yangambi (Democratische Republiek Congo).

    Silicagel-gedroogd bladmateriaal gebruikt voor DNA-barcoding.

    Het gebruik van moderne technologiegenereerde waardevolle inzichten in de enorme soortenrijkdom

  • Herbariumspecimens onthullen historische uitwisselingsnetwerken tussen Britse en Ierse botanici

    Het gebruik van sociale netwerken zoals Facebook en Twitter voor wetenschappelijke doeleinden is vandaag de dag heel gewoon, maar dergelijke netwerken zijn geen nieuwe uitvinding. In het mid-den van de 19de eeuw verminderden de kosten voor het verzenden van brieven spectaculair als een gevolg van de uitbreiding van het spoorwegennet. Botanici profiteerden van deze ontwikkelingen om verenigingen op te richten om herbariumspecimens uit te wisselen. Twee van zulke verenigingen waren de Botanical Exchange Club van de Britse eilanden en de Watson Botanical Exchange Club. Deze verenigingen vormden de wetenschappelijke sociale netwerken van die periode. Botanici, zowel professionelen als amateurs, maakten gebruik van deze netwerken om plantkunde in een internationaal kader te bestuderen.

    Het verzamelen van herbariumspecimens was een populaire hobby in de 19de en vroege 20ste eeuw. Het werd gezien als een gezond en onschuldig wetenschappelijk tijdverdrijf waaraan ook vrouwen of geestelijken konden deelnemen, met als gevolg honderdduizen-den ingezamelde herbariumspecimens verdeeld over honderden herbaria over de hele wereld. De uitwisseling van deze specimens hielp botanische kennis verspreiden, maar het is moeilijk om het gebruikte netwerk te reconstrueren en de bijdragen van individuele botanici in het netwerk te bepalen.

    In samenwerking met het Herbarium@home project in het Ver-enigd Koninkrijk en Ierland zijn we erin geslaagd om het netwerk van de 19de- en begin 20ste-eeuwse botanici gedeeltelijk te reconstru-eren. Herbarium@home is een website die iedereen toelaat bij te dragen aan het documenteren van specimens uit herbaria. De web-site heeft ondertussen bijna 150.000 exemplaren uit 19 verschillende herbaria gedocumenteerd. Een van de belangrijke resultaten, naast het openbaar maken van botanische gegevens, was de evaluatie van de rol die vrouwen speelden in dit historisch netwerk. Het blijkt dat zij een belangrijke rol hadden in het verzamelen van herbariumspe-cimens, dit in tegenstelling tot hun beperkte bijdrage aan de botani-sche literatuur in die tijd.

    Over de onderzochte periode, steeg het aantal vrouwen dat lid was van de Botanical Exchange Club van de Britse eilanden en van de Watson Botanical Exchange Club van 10% naar 20%. Deze deel-namepercentages zijn veel hoger dan die van vrouwen in andere we-tenschappelijke verenigingen in die periode, zeker omdat sommige daarvan de vrouwen het lidmaatschap ontzegden.

    De Verklaring van Bouchout: vrije toegang tot biodiversiteitsinformatie bevorderen

    In 2014 vond in de Plantentuin het slotevenement plaats van het Pro-iBiosphereproject. Dit project was gericht op het wereldwijd bekend maken van biodiversiteitsinformatie en het bevorderen van de integratie ervan. Pro-iBiosphere voorziet een toekomst waarin deze kennis niet beperkt is tot de weinige mensen die toegang heb-ben tot een gespecialiseerde bibliotheek, maar waarin ze elektro-nisch vrij toegankelijk is voor iedereen. Om dit te stimuleren, lan-ceerde het project de Verklaring van Bouchout, genoemd naar het Kasteel van Bouchout in het hart van het domein van de Plantentuin (www.bouchoutdeclaration.org). De verklaring promoot de vrije toegang tot informatie over biodiversiteit, maar stimuleert ook een eerlijke erkenning van diegenen die deze informatie produceerden. Tot nu toe hebben 90 instellingen, waaronder enkele van de grootste musea en herbaria ter wereld, de verklaring ondertekend. Hoewel het Pro-iBiosphereproject nu afgelopen is, hopen we dat de Verkla-ring van Bouchout zal blijven doorwerken en dat de vrije toegang tot biodiversiteitsinformatie voor iedereen snel een feit zal zijn.

    De aanwezigen op het slotevenement van het Pro-iBiosphereproject, gehouden in het Kasteel van Bouchout in juni 2014, waar de Verklaring van Bouchout werd gelanceerd.

    Een voorbeeld van een botanisch netwerk voor de uitwisseling van herbariumspecimens verzameld tussen 1878 en 1888. Elke stip staat voor een persoon; de grootte van de stip geeft het aantal exemplaren aan dat die persoon heeft uitgewisseld. De lijnen geven de verbindingen aan tussen mensen, gedistilleerd uit de namen op herbariumspecimens.

    Meerdere versies van het logo van de Verklaring van Bouchout kunnen hier worden gedownload: http://www.bouchoutdeclaration.org/downloads/

  • 33

    Onderzoek naar historisch lakwerk: bemonstering van harsen uit het Kabinet van Botanische Curiosa

    De Plantentuin beschikt over een breed scala aan verzamelin-gen, die gebruikt kunnen worden voor zeer uiteenlopende doelein-den. In de loop van 2014 werden wij gecontacteerd door het Konink-lijk Instituut voor het Kunstpatrimonium om hen bij te staan in de identificatie van ingredinten uit recepten voor oud lakwerk. Harsen werden in lakwerk veelvuldig gebruikt als beschermende, soms zelfs gepigmenteerde laag, na oplossing in niet-waterige solventen en na droging. In onze contreien werden vanaf de 16de eeuw meubelen en andere objecten afgewerkt met Europese lakken omdat er een strikt verbod was ingesteld op de uitvoer van Aziatische lakboom-hars (vooral van Toxicodendron vernicifluum).

    De Plantentuin was maar al te blij met de vraag van het Ko-ninklijk Instituut die ons de gelegenheid gaf een gericht onderzoek te doen in het Kabinet van Botanische Curiosa. Deze verzameling omvat een verbazingwekkende verscheidenheid aan vooral plant-aardige producten (ongeveer 15.000 stuks), in bokalen en dozen, die het Herbarium aanvullen. Het oudste exemplaar behoort tot de pro-ducten- en zadenverzameling van het befaamde Herbarium Martii, dat aangekocht werd bij de oprichting van de Rijksplantentuin van Belgi in 1870.

    Het onderzoek naar de lakwerkingredinten ging van start met een voorafgaande selectie van 150 specimens. Hiervan werden er 50 bemonsterd (vooral harsen) als ingredint van oude lakwerkre-cepten. Niet al deze harsachtige producten waren van plantaardige oorsprong. Er werden veel kopalharsen ingezameld, waaronder Oost-Afrikaans of Zanzibarkopal, beschouwd als het hardste bin-nen de belangrijkste gecommercialiseerde kopals; West-Afrikaans, Sierra Leone- of Congokopal, ooit de universele hars van vernisfa-brikanten; Amerikaans kopal; en het waardevolle Australisch kau-rikopal. Andere plantenharsen en -gommen die uitgekozen werden,

    hebben tot de verbeelding sprekende namen als mastiek, guttegom, sandarak, barnsteen en drakenbloed. Schellak was bijzonder in het rijtje omdat dit product afgeleid was van lakinsecten die zich voe-den op een aantal boomsoorten en de harsachtige afscheiding van de waardplant gebruiken om hun larven te beschermen. Alweer een geheim van het natuurfabriekje onthuld.

    Dit onderzoek beklemtoonde het belang van het originele eti-ket; de daarop voorkomende informatie leverde het bewijs om de oorspronkelijke ingredinten te kunnen koppelen aan het overeen-komstige plantentaxon.

    Het identificeren van de lakwerk-ingredinten, gebruik makend van het Kabinet van Botanische Curiosa, oude von Martiusmanus-cripten en informatie uit de bibliotheek, toonde het belang aan van het brede scala aan verzamelingen binnen de Plantentuin. En, voor het eerst, hebben manuscripten en bibliotheek bijgedragen tot het naar waarde schatten van het Kabinet van Botanische Curiosa, nog zelfs voor het inbrengen van de specimens in de gegevensbank.

    Tragacant, een gom die in gedraaide linten of vlokken door Astragalus sp. wordt afgescheiden.

    Boka

    len

    met

    ver

    zam

    elst

    ukke

    n ui

    t 18

    70.

  • Een verborgen erfgoedschat herontdekt

    Een foto zegt meer dan duizend woorden is een spreekwoord dat zeker opging toen we circa 2.000 glasplaten terugvonden in een opslagplaats in de Plantentuin. Deze fotografische opnames zijn de-cennialang onaangeroerd gebleven. De collectie bevat afbeeldingen van de Plantentuin op zijn vorige locatie in Brussel: de tuin, serres, gebouwen, levende planten en herbariumspecimens. De fotografen van deze opnames blijven meestal onbekend. We kunnen slechts 20 opnames toeschrijven aan twee Belgische fotografen: Leon Gois (1877-1931) en Felix Lambert.

    Naast deze collectie glasnegat