Upload
others
View
3
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
InventarIsatIe studIe- en beroepskeuzewebsItes
e v a l u a t I e s e n b e l e I d s a a n b e v e l I n g e n
2e druk
januari
2013
2 3
1 Inleiding 5
2 Evaluatie websites met studie- en beroepskeuze informatie 6 2.1. Inventarisatie 6 2.2 Websitebeleving leerlingen op overgangen vo-mbo, mbo-ho, vo-ho 6 2.3 Toegankelijkheid in de internationale beleidscontext 9 2.3.1 ELGPN raamwerk 9 2.3.2 eGuidance portal in Denemarken 9 2.3.3 Visie internationale experts op gebruik ICT bij LOB 10 2.4 Website-architectuur, databases en betrouwbaarheid van informatie 10 2.5 Conclusies 12 2.6 Aanbevelingen voor beleid 12
3 Kwalitatief onderzoek naar beleving van leerlingen en overzicht geïnventariseerde websites 15 3.1 Onderzoek belevingswereld leerlingen in het vo en mbo 15 3.2 Overzicht geinventariseerde websites 26
Bijlagen 38 I Icares 38 II Beroepen in Beeld 39
Colofon Titel Inventarisatie studie- en beroepskeuzewebsites
Evaluaties en beleidsaanbevelingen
Samenstelling Peter Luijten, Peter van Deursen
Onderzoek- en advies bureau SARV International: Maarten Kleijne en Liliane van Lier
Vormgeving Design Crew
Uitgave 2e druk, januari 2013
© Euroguidance Nederland
Deze publicatie is samengesteld in opdracht van het ministerie van OCW, directie BVE.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotokopie, op welke andere wijze dan ook zonder vooraf schriftelijk toestemming van de uitgever.
Postbus 1585
5200 BP ’s-Hertogenbosch
T (073) 680 0762
www.euroguidance.nl
Inhoud
4 5
Voor u ligt een rapport dat gaat over de evaluatie van studie- en beroepskeuze-
websites voor het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Het zijn belangrijke
websites, want zij hebben invloed op de keuze die jongeren (en soms ook
volwassenen) maken voor hun toekomst.
Jongeren en volwassenen die zich via websites willen oriënteren op mbo-
opleidingen en beroepsmogelijkheden op mbo-niveau zien vaak door de bomen
het bos niet meer. Het ministerie van OCW krijgt elk jaar diverse verzoeken/
projectvoorstellen voor het overnemen van succesvolle websites en/of
subsidiëren van nieuwe plannen.
Als vervolg op de totstandkoming van het stimuleringsplan Loopbaan
Oriëntatie en Begeleiding (LOB) 2010-2012 heeft het ministerie van OCW,
Directie BVE aan Euroguidance Nederland gevraagd om de diverse relevante
websites voor het (v)mbo in kaart te brengen. Ook is gekeken naar de aanpak
bij het hoger onderwijs (ho) en of dit als voorbeeld kan dienen. Het ho heeft
samen met andere partners de verantwoordelijkheid genomen voor onafhan-
kelijke informatievoorziening over het ho (met studiekeuze123). De websites
zijn beoordeeld op kwaliteit, betrouwbaarheid, toegankelijkheid en gebruik
door intermediairs en leerlingen. De gebruikerstevredenheid was daarbij een
belangrijke graadmeter.
In hoofdstuk 2 vindt u de conclusies en beleidsaanbevelingen over onafhan-
kelijke en betrouwbare studie- en beroepskeuze informatie, prestaties van scholen,
de rol en verantwoordelijkheid van de overheid en de publiek/private financiering.
Hiermee wil Euroguidance Nederland duidelijk maken hoe noodzakelijk het
is om een goede, betrouwbare, aansprekende en toegankelijke website rond
mbo-informatie te ontwikkelen.
Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de uitkomsten van een gebruikersonder-
zoek onder jongeren dat SARV International in opdracht van Euroguidance
Nederland heeft uitgevoerd. Dit wordt aangevuld met aanbevelingen van JOB
en LAKS, het Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2011 en de ervaringen met
Studiekeuze123. Ook wordt ingegaan op Europese ervaringen en ontwikkelingen.
Europese afstemming is belangrijk voor leerlingen wanneer ze een studie of
een beroep in een ander Europees land gaan volgen/uitvoeren. Tevens kunnen
Europese ervaringen dienen als inspiratiebron voor Nederlandse ontwikkelingen.
Tot de jaren ’90 was er een centrale, door de overheid beheerde, database
met opleidingen- en beroepeninformatie. In die tijd werd deze database
geprivatiseerd en doorgegeven aan LDC (nu overgenomen door WerkConsult).
Daarna is er een veelheid aan websites op de markt gekomen die ieder op hun
eigen wijze geprobeerd hebben het ontstane gat te vullen. Het resultaat is dat
er een bont palet van websites bestaat die opleidingen- en beroepeninformatie
aanbieden. Vanuit het perspectief van de gebruiker roept dit verwarring op.
Waar kan men nu betrouwbare, actuele en onafhankelijke informatie vinden
over opleidingen en beroepen? Daarnaast vragen ontwikkelingen als EVC, EQF,
ECVET nadrukkelijk om herbezinning in het vastleggen van deze gegevens en
een sterkere rol van de overheid daarin.
Na publicatie van de eerste uitgave bleek dat relevante informatie van Icares en
SBB te ontbreken.
Icares profileert zich als een van de belangrijkste spelers binnen het aanbod van
websites en opleidings – en beroepskeuzediensten.
De beroepeninformatie van Beroepen in Beeld is in feite dezelfde informatie
als de informatie die wordt gebruikt door onderwijsinstellingen om hun oplei-
dingen vorm te geven. De basis hiervan ligt bij de beroepscompetentieprofielen.
De aanvullende informatie is zo goed mogelijk in de huidige versie ingepast.
Bovendien is in de bijlagen uitgebreide informatie opgenomen van Icares
(bijlage 1, pagina 38), Beroepen in Beeld alsmede de achterliggende opbouw
van (bijlage 2, pagina 39).
Euroguidance Nederland
1. Inleiding
6 7
versterken. Het verbreedt hun zicht op toekomstopties- en keuzes. Zoals één
van de leerlingen zich uitte: ‘Dit soort gesprekken zoals nu, hier heb ik zoveel
van geleerd....waarom hebben we die niet op school?’
• De leerlingen oriënteren zich op hun toekomst vanuit vijf verschillende
domeinen in de samenleving. Leerlingen hebben ieder een eigen
vertrekpunt, domein van waaruit hun oriëntatie start. Deze domeinen zijn:
• stad of plaats;
• vakinhoud;
• beroepsdomeinen in de wereld;
• sociale omgeving en soort mensen;
• gebouw en werkplek.
Het domein stad of plaats bepaalt bijvoorbeeld of een leerling zich ergens goed
zal voelen en daardoor tot vruchtbare resultaten in zijn studie of opleiding zal
komen. Voor de ene leerling is dit het vertrekpunt van de oriëntatie en voor de
andere leerling staat het op de derde plaats.
Een goede website voor leerlingen vraagt om een interface die tegemoet komt aan:• het 24/7 communicatiegedrag van de huidige jongerengeneratie;
• het werkelijkheidsgehalte van de geschetste opleidingen en studies (alleen
positief is ongeloofwaardig);
• de behoefte om ervaringen van anderen te horen/lezen, met daaraan
gekoppeld…;
• de mogelijkheid tot contact en uitwisseling met ‘peers’ door integratie van
bijvoorbeeld social media netwerken, zoals Facebook, Linked-In en Skype
(bekenden uit het eigen netwerk worden betrokken bij de oriëntatie);
• het in beeld brengen van de diverse beroeps-, studie- en opleidingsdomeinen,
met aandacht voor het perspectief vanuit de vijf bovengenoemde domeinen,
of oriëntatievertrekpunten;
• de optimale combinatie van de online en offline belevingswereld: wat
leerlingen lezen en zien op de website moet in relatie staan tot wat er op
een open dag, of snuffelstage, op een voorlichtingsavond, beroepenmarkt
of bedrijfsbezoek gebeurt en andersom. Deze laatste vormen van oriëntatie
zijn voor de leerlingen in dit onderzoek erg waardevol, omdat het gaat om
de werkelijkheidsgraad van de ervaring. De live-interactie met representanten
uit de arbeidsmarkt is het meest educatief.
De overige conclusies en aanbevelingen van dit kwalitatief onderzoek vindt u
terug in hoofdstuk 3.
Aanbevelingen JOB en LAKS o.b.v. het rapport ‘Kiezen moet je (stimu)leren’ (2010)JOB (Jongerenorganisatie Beroepsonderwijs) en LAKS (Landelijk actiecomité
Scholieren) concluderen min of meer hetzelfde als bovenstaand kwalitatief
onderzoek:
Leerlingen hebben behoefte aan een realistisch beeld van de opleiding en concrete
informatie. Op open dagen is er de neiging alles mooier voor te stellen dan het in
werkelijkheid is. Ze lopen liever een dag mee omdat ze dan een realistischer beeld
van de opleiding krijgen. Leerlingen willen concrete informatie over hun toekomst
ontvangen: wat kan je er mee worden, wat ga je leren, hoeveel kun je er later mee
verdienen enzovoort.
Daarnaast geven ze twee specifieke aanbevelingen als het gaat om informatie
op internet:
1. Zorg voor een ruim aanbod aan verdiepende studiekeuze informatie op
internet. Er zijn leerlingen die nog geen idee hebben welke opleiding ze
willen gaan doen en leerlingen die wel een opleidingsrichting in gedachte
hebben. Uit resultaten blijkt dat leerlingen vooral internet gebruiken als
ze wel een idee hebben naar aanleiding van een eerdere stimulans, zoals
een gesprek met een decaan waarin mogelijkheden zijn besproken. Ze
zoeken dan naar gerichte informatie.
2. Stimuleer internet meer voor de brede oriëntatie. Decanen en mentoren
moeten een lijst met handige sites verstrekken. Dit hangt samen met
de vorige aanbeveling. Internet wordt weinig ter oriëntatie gebruikt door
leerlingen die nog geen idee hebben wat ze willen gaan doen. Ze bezoeken
vooral de websites van roc’s. Hieruit blijkt dat ze niet weten welke websites
nog meer handig kunnen zijn. Het zou goed zijn dat leerlingen, naast de
subjectieve sites van roc’s, zich ook oriënteren door objectieve sites.
Resultaten Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2011Het Nationaal Studiekeuze Onderzoek (NSKO) 2011 brengt in kaart hoe
Nederlandse jongeren uit de laatste twee jaren van het mbo, havo en het vwo
(scholieren) zich oriënteren op hun studiekeuze1. Enkele opvallende resultaten:
• Scholieren maken ter oriëntatie vooral van voorlichtingsmogelijkheden
gebruik waarbij persoonlijk contact plaatsvindt. Denk hierbij aan het
1 Het NSKO is tot stand gekomen door een samenwerking tussen Markteffect, Icares en de Hobéon Groep. In mei 2011 is de vragenlijst van het NSKO online verstuurd naar de jongeren. Zij zijn benaderd via het studiekeuzebestand van Icares en via het jongerenpanel van Markteffect: jijbentbelangrijk.nl. In totaal hebben 3.621 jongeren die behoren tot de doelgroep de vragenlijst geheel ingevuld.
2.1 Inventarisatie
De relevante websites die zijn geïnventariseerd op onder meer toegankelijkheid
vindt u terug in hoofdstuk 3. Wij zijn het volledig eens met de constatering van
het ministerie van OCW, Directie BVE dat er een veelvoud aan websites bestaat.
Het overzicht geeft bij elkaar een aardige impressie van het landschap, waarbij
we niet de illusie hebben dat het overzicht uitputtend is.
Icares ontbreekt ten onrechte in dit overzicht. Zie hiervoor bijlage 1 (p. 38)
2.2 Websitebeleving leerlingen op overgangen vo-mbo, mbo-ho, vo-ho
Euroguidance Nederland heeft een kwalitatief onderzoek laten uitvoeren door
SARV International BV. In dit onderzoek hebben we ons beperkt tot websites die
studie- en/of beroepskeuze informatie verstrekken. Websites met bijvoorbeeld
persoonlijkheidstesten zijn niet meegenomen.
In overleg met de opdrachtgever is besloten niet elke website afzonderlijk te
laten analyseren. Dit omdat een zelfevaluatie per definitie subjectief is, zo gaf de
departementale werkgroep LOB aan tijdens het overleg op 16 augustus 2011,
waarin ons conceptplan is besproken. Bovendien waren er praktische obstakels:
op een (beperkt) aantal websites ontbreekt namelijk de contactgegevens van
de beheerder(s).
De geïnventariseerde websites zijn getoond aan representanten van een
doelgroep:
• groep 1 bestond uit vmbo leerlingen (voor de overgang naar het mbo);
• groep 2 bestond uit mbo leerlingen (voor de overgang naar arbeidsmarkt of ho);
• groep 3 bestond uit havo/vwo leerlingen (voor de overgang naar het ho).
Met een dynamische onderzoeksmethode zijn de beleving, wensen en
behoeften van de verschillende doelgroepen onderzocht. Het onderzoek heeft
een rijkdom aan inzichten en resultaten opgeleverd. De, met het oog op de
onderzoeksvraag, meest relevante conclusies en resultaten op een rij:
• De verschillen in de belevingswereld van de drie onderzochte doelgroepen
waren groot.
• De leerlingen van de havo en het vwo hebben een breder beeld en besef
van wat er in de wereld zoal te doen is, ook al hebben zij nog niet altijd een
keuze gemaakt. De leerlingen van het vmbo zijn echter veel meer gericht op
een sector of domein waar ze enige affiniteit mee hebben. De leerlingen
van het mbo, die meestal ouder zijn, hebben al levenservaring en
opleidingservaring opgedaan, waardoor zij dichter bij de arbeidsmarkt staan.
Beleving van drie publieke websites:
1 Website mbostad.nl is in opbouw (als onderdeel van het stimuleringsplan
LOB). De leerlingen van het vmbo vinden dit een aansprekende portal. Ook
de leerlingen van het mbo herkennen het landschap van hun oriëntatie
enkele jaren terug. Beide doelgroepen geven aan dat ze zo’n soort website
graag veel eerder in hun loopbaanoriëntatie hadden willen zien, bijvoorbeeld
in de brugklas of op de basisschool.
2 Website beroepeninbeeld.nl veronderstelt volgens dit onderzoek te zeer
een reeds bestaand antwoord op vragen waarop de leerlingen juist
antwoorden zoeken. ‘Wat wil ik?’ ‘Wat kan ik?’ ‘tsja, dat zou ik nou graag willen
weten, en als je dan zo’n testje invult of aanklikt dan komt er iets uit wat je echt
niet wilt, nou dat weet je dan ook weer’. Deze site wordt dan ook vooral spontaan
weer weggeklikt.
3 Website Studiekeuze123.nl is een heel goede site voor de al wat oudere
leerlingen die al min of meer weten wat zij willen. Als je goed weet wat je
wilt kun je het hier snel vinden. Er zijn alleen twee zwakke punten in de site:
• Als je niet heel precies weet wat je wilt is het vrij eenvoudig een
zoekopdracht in te vullen die nul resultaten geeft.
• één van de preferente zoekingangen is Studiestad. Deze is op de site
alleen indirect te vinden. Deze site is een prima hulpmiddel voor
leerlingen die in het laatste jaar zitten van de havo, vwo en mbo-4.
• Andere websites die goed scoorden waren: scholieren.tv, tkmst.nl, dedecaan.net,
studiekeuze.qompas.nl en de Europese website ploteus.eu. Meer informatie
over deze websites vindt u terug in hoofdstuk 3.
• Leerlingen willen graag het echte, werkelijke beeld zien van een opleiding
en het bijbehorende beroep in de praktijk. Dat willen ze zien op open dagen,
tijdens oriëntatiegesprekken met decanen en via voorlichting en informatie
op websites. ‘Ik zou wel graag met een leerling uit zo’n voorlichtingsfilmpje
willen kunnen bellen of skypen ofzo’.
• Leerlingen zijn in deze tijd op allerlei manieren op zoek naar contact. De
waarde van websites wordt voor hen dan ook zeker versterkt door interactie.
De onderlinge uitwisseling van ervaringen en secundair met ouders is een
belangrijk domein waar oriëntatie- en besluitvorming rondom beroepen,
studies en opleidingen plaatsvindt. Het faciliteren en voeden van dit
onderlinge gesprek kan het beeld van de arbeidsmarkt verruimen en
2. Evaluatie websites met studie- en beroepskeuze informatie
98
2.3 Toegankelijkheid in de internationale beleidscontext
In Europees verband wordt er aangedrongen op een goede mix tussen traditionele
en online methodes om aan informatie te komen. Daarin wordt gesteld dat de
overheid minstens de regie moet hebben, door bijvoorbeeld het opstellen van
een goede kwaliteitsstandaard.
2.3.1 ELGPN raamwerk2
Waarborgen toegang tot loopbaandienstverleningDe tussenrapportage van ELPGN werkgroep 2 (thema toegang tot LOB) stelt:
‘While more traditional face-to-face services are widely used in member-countries
for almost all target-groups; online tools have been developed or are in the process
of being developed in almost all of them. A good balance and a meaningful combination
between traditional and online methods (following the principle: log in, walk in, phone
in and look in) should be available, so as to make the overall guidance service
delivery as attractive and useful as possible for all citizens’.
Informatievoorziening De informatievoorziening is één onderdeel van een integrale Lifelong Guidance
strategie. Het ELGPN kwaliteitsraamwerk kent kwaliteitscriteria en bijbehorende
indicatoren op nationaal niveau, regionaal niveau en op het niveau van de
individuele beroepsbeoefenaar (notitie ELGPN Tool-kit for policy makers (version 4):
cover note, ELGPN/PM10/24/04/2012 paper2. Het concept is te downloaden via
http://www.euroguidance.nl/25_1142_ELPGN_Tool-Kit_for_policy_makers.aspx).
Op nationaal niveau adviseert het raamwerk:
‘Quality assurance of service delivery by organisations (A National Standard) - The
purpose of which is to quality assure the delivery of careers education, information,
guidance and/or counselling services. For example through a national customised
2 The European Lifelong Guidance Policy Network (ELGPN) aims to assist the European Union (EU) Member States and the European Commission in developing European co-operation on lifelong guidance in both the education and the employment sectors. Its purpose is to promote co-operation at Member State level in implemen- ting the priorities identified in the EU Resolutions on Lifelong Guidance (2004; 2008). The network was established by the Member States; the Commission supports its activities under the Lifelong Learning Programme 2007-13. The 2011-12 Work Programme examines how guidance as an integral element contributes to EU 2020 strategies and sectoral policy areas, e.g. schools, VET, higher education, adult education, employment and social inclusion.
standard. The role of government is to formally endorse or ‘smile upon’ such national
standard as an indicator of quality and hallmark for consumer/customer protection’.
In de Euroguidance notitie Loopbaanontwikkeling van burgers - state of the art -
wordt dit vertaald naar de Nederlandse context. De boodschap is op Europees
en nationaal niveau nagenoeg hetzelfde: de omslag maken van het ‘matching
denken’ - met sturing op het maken van een geïnformeerde keuze - naar Lifelong
Guidance, waarbij de focus verschuift naar loopbaanleren: het aanleren van
loopbaancompetenties en het faciliteren van betekenisvolle gesprekken in
contextrijke leeromgevingen. Objectieve- en betrouwbare studiekeuze informatie
blijft echter van groot belang!
2.3.2 eGuidance portal in Denemarken
Denemarken kent een publiek eGuidance portal: www.ug.dk.
Uitgangspunt is dat elke persoon die informatie zoekt over studie en opleidingen
begeleiding krijgt aangeboden via een telefonische hotline, chat, email en/of
sms. De loopbaanadviseurs zijn in dienst van een agentschap, dat onderdeel is
van het ministerie van Onderwijs. Hier werken liefst 37 mensen (waarvan 12
fulltime). Er wordt ook intensief samengewerkt met Youth Guidance Centres,
Regional Guidance Centres & Job Centres. Bij de totstandkoming hebben de
Denen zich laten inspireren door soortgelijke (maar minder ver doorontwikkelde)
werkwijzen in Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
“With a Call-Me-Back facility, as is the case with LearnDirect, the guidance
professional, in future, will be able to deliver personalised Just-In-Time guidance
directly in people’s homes, when they nee it, via the telephone”, Peter Plant, Deense
expert, 2002.
Tijdens het studiebezoek dat in oktober 2011 in Kopenhagen plaatsvond werd
de eGuidance portal toegelicht. Centraal stond de verbreding van de toegang
tot informatie en begeleiding en advies voor alle burgers. Vertegenwoordigers
van 16 Europese landen discussieerden over de notitie die door de ELGPN
werkgroep ‘WP Widening Access’ was samengesteld. Onderdelen hierin zijn
begeleiding van voortijdige schoolverlaters, kansarme jongeren, volwassenen
(werkend, werkloos) en senioren (50+); een inventarisatie over het gebruik van
ICT-hulpmiddelen en geleverde diensten (face-to-face, ICT, enzovoort). Ook de
opleiding en kwalificaties van de beoefenaren zijn naast interessante praktijk-
ervaringen onderdeel van deze notitie. Deze notitie is te downloaden op
http://www.euroguidance.nl/52_1144_ELGPN__Peer_learning_review_event.aspx.
bezoeken van voorlichtingsdagen of open dagen, contact met vrienden/
familie of de decaan/studie-adviseur.
• Buiten voorlichting waarbij persoonlijk contact plaatsvindt, gebruiken veel
scholieren tevens voorlichtingsmiddelen die via het internet worden aange-
boden. Voorbeelden hiervan zijn websites van hogescholen/universiteiten
en studiekeuze123.nl.
• Wat betreft oriëntatie op een opleiding zijn er verschillen tussen vwo’ers,
havisten en mbo’ers. Zo bezoeken relatief meer vwo’ers open dagen en
websites van hogescholen en universiteiten dan havisten en mbo’ers.
Daarentegen maken havisten meer gebruik van studiekeuzetesten op
school. Bovendien maken vwo’ers meer gebruik van de diverse oriëntatie-
mogelijkheden om zich op een studie te oriënteren dan havisten en mbo’ers.
Figuur 1: oriëntatie op opleiding naar opleidingsniveau
Aanpak Studiekeuze123UitgangspuntenStudiekeuze123 is gericht op het hoger onderwijs. Het wil studiekiezers helpen
bij het maken van een weloverwogen keuze en het hoger onderwijs in Nederland
transparant maken. Die behoefte is ontstaan door het groeiend aantal opleidingen
(meer dan 2.500), de behoefte aan transparantie en de toenemende mobiliteit
van studenten.
Studiekeuze123 ondersteunt matching op basis van persoonlijk gekozen
criteria. De informatie die Studiekeuze123 biedt, is objectief en onafhankelijk.
Organisatie Sinds december 2008 is Studiekeuze123 een zelfstandige stichting. Studiekeuze123
is een samenwerkingverband van HBO-raad, ISO, LSVb, Paepon en VSNU.
Studiekeuze123 is een publieke voorziening die volledig wordt gefinancierd
door het ministerie van OCW. SURFfoundation draagt samen met diverse
partners zorg voor de uitvoering. Een deskundigenpanel bewaakt de kwaliteit
van de informatie in de database en op de website. Daarnaast is er een gebruikers-
platform dat adviseert over onder andere de inrichting van de website en de
database (klantvriendelijkheid) en zijn er diverse klankbordgroepen (Data,
Communicatie en Studychoice).
Gebruik door derdenVanaf 2008 is Studiekeuze123 ook verantwoordelijk voor de
studiekeuzedatabase. Deze database wordt, tegen kostprijs, uitgegeven via
www.studiekeuzeinformatie.nl. De database wordt ook door derden gebruikt,
waaronder de Keuzegids Hoger Onderwijs, Qompas, Schoolweb en Volkskrant Banen.
Content van de websiteDe focus ligt op het aanbieden van betrouwbare informatie, door vergelijkingen
tussen studies, op basis van 60 criteria. Daarnaast is er toenemende mate sprake
van mogelijkheden voor interactie:
• via een gebruikersprofiel, met onder andere ‘open dagen alert’ en koppeling
aan een Hyves platform;
• ingangen voor scholieren en studenten, studiekeuzebegeleiders (factsheets
en een aantal klassikale opdrachten), ouders (vooralsnog alleen tips over
hulp bij studiekeuze) en werkenden (studeren in deeltijd, EVC);
• interessetests;
• een online ‘community’ met filmpjes en verhalen over ervaringen met
studiekeuze.
Opzet websitesIedere website heeft een eigen opbouw voor het presenteren van de inhoudelijke
informatie. Veel websites bieden niet alleen opleidingsinformatie aan, maar ook
filmpjes van beroepen, tests, stageplaatsen, vacatures enzovoort. Soms bieden
websites tegen betaling een lidmaatschap aan waarvoor leden extra diensten
tot hun beschikking hebben of extra informatie op de website kunnen plaatsen.
In de veelheid van informatie die aangeboden wordt, is het lang niet altijd
duidelijk wat de website te bieden heeft. Dit zou voor gebruikers echter wel
waardevolle informatie zijn om te kunnen beoordelen of ze wel op de goede
website naar de voor hun relevante informatie aan het zoeken zijn.
Bij veel websites is alleen contact op te nemen via een contactformulier; bellen
wordt ontmoedigd of niet mogelijk gemaakt. Een aarzelend begin wordt gemaakt
met het combineren van een website met sociale media zoals een facebook
of twitterpagina. Springest, een website die bedrijfsopleidingen, trainingen
en cursussen aanbiedt onderscheidt zich doordat gebruikers hun ervaringen en
evaluatie van de opleiding op de website kunnen plaatsen (a la Zoover).
Internationale studentenHoe zoekt de buitenlandse student of geïnteresseerde naar beroepsopleidingen
in Nederland? Op ho-niveau is er de Nuffic-site Studyfinder.nl die de informatie
over alle Engelstalige opleidingen vanaf Bachelorniveau toegankelijk maakt.
Verder is er de Ploteus portal, onder verantwoordelijkheid van de Euroguidance
Centra, waarin op alle niveaus informatie over opleidingen in de Europese landen
te vinden is. De kwaliteit, de compleetheid en actualiteit van de gegevens
verschilt echter enorm per land. In veel landen is de Ploteusdatabase gekoppeld
aan een nationale database; deze ontbreekt echter in Nederland waardoor
Ploteus voor buitenlandse studenten een link betekent naar bestaande portals
of opleidingsinstituten. Een ontwikkeling hierin is de Europese EQF-portal die
naar verwachting op termijn de Ploteus portal zal vervangen. Een en ander
betekent dat het internationaal georiënteerde mbo niet of nauwelijks zichtbaar
is in het buitenland.
OntwikkelingenHet blijkt dat er binnen de overheid al gewerkt wordt aan de aanpak van boven-
staande knelpunten. Een belangrijke mijlpaal is dat de CIO-office van OCW
–onderdeel van de Directie Kennis- de ROSA (Referentie Onderwijs Sector
Architectuur) heeft ontworpen3.
3 http://www.e-overheid.nl/onderwerpen/e-overheid/architectuur/ domein-keten-architecturen/rosa
Figuur 2: gewenste informatievoorziening op de middellange termijn
(streefdatum 2014) voor de sector Onderwijs
De ROSA past binnen het e-overheidsbeleid en biedt een samenhangende
architectuur voor het onderwijsdomein, bedoeld voor de ondersteuning van de
primaire en uitvoeringsprocessen. Het heeft tot doel om de samenwerking op
informatiegebied binnen het onderwijsdomein te bevorderen. De focus ligt op
een goede dienstverlening aan onderwijsdeelnemers en -instellingen.
De directie Kennis heeft binnen de ROSA als taak om een opleidingsregister te
maken.
Op termijn zal deze database opleidingsgegevens bevatten op een manier die
past bij nieuwe ontwikkelingen als EQF (het vastleggen van niveaus) en ECVET
(registrateren van leerresultaten) en daarmee passen binnen het perspectief
van ‘een leven lang leren’.
Elders is al aangegeven dat in de UWV-database (voor het opleidingenregister)
een uitstekende bron beschikbaar is.
De architectuur die bij deze ontwikkelingen past is dat OCW/DUO verantwoor-
delijk is voor de inrichting van het opleidingenregister en het EVC register. SZW/
BKWI is verantwoordelijk voor het beroepenregister. Aanvullend kan dan een
webservice ingericht worden die de opleidingen en –beroepengegevens met
elkaar verbindt. Deze webservice kan door externe partijen/websites gebruikt
worden als basis voor hun dienstverlening.
1110
2.3.3 Visie internationale experts op gebruik ICT bij LOB
Tijdens de ESRC Conferentie in Schotland op 29 november 2011 deelden
internationale experts hun visie op het gebruik van ICT bij LOB.
• Een sterke landelijke en regionale infrastructuur in Schotland zorgt voor
integrale kwaliteitsborging. Dit is niet alleen een technisch verhaal: Schotse
(studie)loopbaanbegeleiders leren van elkaar in Community’s of Practice.
• Sociale media (web 2.0) veranderen de aard van de communicatie.
• Gepresenteerde onderzoeksresultaten benadrukken ook hier het belang
van het persoonlijke contact en het aanleren van Career Management Skills
(loopbaancompetenties). http://cloudworks.ac.uk/cloud/view/5725
2.4 Website-architectuur, databases en betrouwbaarheid van informatie
Tot de jaren ’90 was er een centrale, door de overheid beheerde, database met
opleidingen- en beroepeninformatie. In die tijd werd deze database geprivatiseerd
en doorgegeven aan LDC (nu overgenomen door WerkConsult). Daarna is er
een veelheid aan websites op de markt gekomen die ieder op hun eigen wijze
geprobeerd hebben het ontstane gat te vullen. Ook als het gaat om ‘de achterkant’
van websites (de manier waarop deze is opgebouwd, inclusief de databases)
en betrouwbaarheid van informatie is er nu sprake van ‘door de bomen het bos
niet meer kunnen zien’.
De Europese Commissie is een groot voorstander van het, binnen landen, uniform
vastleggen van niveaus van opleidingen en de bijbehorende competenties. Op
die manier weet men in elk land direct wat een opleiding waard is. Ontwikkelingen
als EVC, EQF, ECVET vragen nadrukkelijk om herbezinning in het vastleggen van
deze gegevens en een sterkere rol van de overheid daarin. Het uniform digitaal
vastleggen van deze informatie is een belangrijk onderdeel daarvan.
Bronnen en betrouwbaarheidDe websites worden aangeboden door providers. Het is van belang om in beeld
te brengen hoe deze providers aan hun informatie komen, met andere woorden:
wat is hun bron? Maar ook: wat is de betrouwbaarheid van die bron?
De opleidingeninformatie die websites aanbieden kan op verschillende
manieren worden verkregen:
1. Invoer gegevens door websiteprovider Dit is de keuze van bijvoorbeeld Icares en Marketing 6. Marketing 6 baseert zich
daarbij voor wat betreft de mbo-informatie (mbostart.nl) op de Crebo-codes.
Mbo-scholen kunnen zich uitgebreid etaleren op MBOstart.nl met een ‘eigen
subpagina’. In feite is deze website een mengeling van (1. en 2.). In sommige
gevallen wordt basisinformatie opgenomen van een opleiding(sinsituut)
waarna alsnog wordt doorverwezen naar de website van een opleiding of
opleidingsinstituut.
Wanneer providers zelf gegevens invoeren is het vanuit gebruikersperspectief
van belang om te weten hoe betrouwbaar, actueel en compleet de aangeboden
gegevens zijn.
2. Al dan niet tegen betaling invoering van opleidingsgegevens Wanneer de gegevens op deze wijze worden verkregen is het eerste aandachts-
punt hoe onafhankelijk de gegevens zijn die op deze wijze worden ingevoerd.
Het is aannemelijk dat een opleidingsinstituut er alles aan gelegen is om zijn
opleidingsinformatie zo rooskleurig als mogelijk weer te geven; voor een
opleidingsinstituut is dit immers voornamelijk een wervingsinstrument. Tenzij
de provider actief redactie voert over de gegevens is een aandachtspunt hoe
gewaarborgd wordt hoe actueel en compleet de aangeboden gegevens zijn.
3. Inkopen van gegevens en databasesHoger onderwijs-opleidingsgegevens worden door een toenemend aantal
providers (zoals Studiewijzer123) ingekocht bij Q Delft. Daarmee wordt in
ieder geval bereikt dat de informatie meer unaniem is. Niet alle providers
vermelden overigens dat ze deze gegevens gebruiken. Voor het middelbaar
beroepsonderwijs bestaat er niet een dergelijke bron waar websites uit kunnen
putten.
4. Portal met verwijzingenBij al deze manieren is het niet transparant hoe de provider ervoor zorgt dat de
gegevens en de databases actueel, onafhankelijk en compleet zijn. Ook is ondui-
delijk volgens welke kwaliteitscriteria te werk wordt gegaan en hoe bindend dit
vervolgens is.
Beroepen in Beeld maakt gebruik van de informatie uit de kwalificatiestructuur
voor het mbo.
12 13
2.5 Conclusies
De zorg van het ministerie van OCW, dat er een groot en versnipperd aanbod van
websites is die relevante opleidingen en –beroepeninformatie aanbieden voor
het (v)mbo, is terecht. Er is niet één geautoriseerde bron die garantie biedt dat
de gegevens van de website onafhankelijk, betrouwbaar, volledig en up-to-date
zijn. Dat is logisch omdat elke bron of website niet (alleen) een onafhankelijk
belang heeft maar ook (semi)commerciële doelen vervult.
Er is momenteel geen gegevensbron waarbij leerniveaus en leeruitkomsten
beschreven kunnen worden en die vanuit een perspectief op ‘een leven lang
leren’ opgebouwd is. Beroepen in Beeld maakt gebruik van de informatie uit de
kwalificatiestructuur voor het mbo. In de database, die door het Beroepen in Beeld
wordt gebruikt en waarmee de Directie Kennis van het ministerie van OCW al een
ontwikkeling in gang heeft gezet, ligt wel een basis om aan deze criteria te
voldoen en aan te sluiten op EQF en ECVET.
Beleving en ervaringen in EuropaUit het onderzoek naar de beleving van de websites door jongeren (SARV-rapport)
en uit onderzoeken van JOB en LAKS blijkt dat jongeren behoefte hebben aan
een website die antwoorden geeft in een vroeg moment van hun oriëntatie. De
website moet een goed realistisch beeld geven van de werkelijkheid. De jongeren
combineren de informatie van een website met het bezoeken van open dagen,
stages, gesprekken met ouders, mentoren, andere leerlingen, een doorkijkje naar
beroepen enzovoort. Dit komt overeen met de bevindingen van de ELPGN-
werkgroep. Het zou mooi zijn als de website hierin een functie kan hebben,
bijvoorbeeld door het aanbieden van een overzicht van open dagen en het
faciliteren van een platform voor het uitwisselen van ervaringen en beroeps-
informatie. Jongeren baseren hun studiekeuze ook op andere domeinen zoals
de stad, de sociale omgeving en het gebouw. Daar kan de website op inspelen.
Het belang van interactie binnen de website wordt ondersteund door ervaringen
van Schotland. Daar leren loopbaanbegeleiders van elkaar in een ‘community
of practice’.
Wat betreft de regiefunctie en de financiering blijkt de constructie publiek/
privaat bij studiekeuze123 voor het ho goed te werken. In Denemarken heeft de
overheid een groter aandeel doordat loopbaanadviseurs in dienst zijn van de
overheid. Dit past waarschijnlijk niet bij de tendens in Nederland om meer
verantwoordelijkheid in de samenleving te leggen. Studiekeuze123 werkt met
een stichting en een deskundigheidsplatform dat de kwaliteit bewaakt. BVE
zou voor een mbo-website gebruik kunnen maken van de kwaliteitscriteria die
beschreven zijn door de ELGPN-werkgroep.
Architectuur, databases en betrouwbaarheidWat betreft de structuur en de betrouwbaarheid van de databases met studie-
en beroepsinformatie blijkt ,zoals beschreven, geen van de beschikbare websites
te voldoen. De Beroepen in Beeld-database is nog het meest betrouwbaar.
De Europese EQF-database kan daaraan gekoppeld worden. De ROSA is een
architectuur die ontwikkeld is door de Directie Kennis van OCW. ROSA past
binnen het e-overheidsbeleid en biedt een samenhangende architectuur voor
het onderwijsdomein. Het sluit goed aan op het perspectief van ‘een leven lang
leren’. De website mbostad wordt gewaardeerd door leerlingen, maar mist een
groot aantal mogelijkheden, zoals we die al hebben genoemd.
2.6 Aanbevelingen voor beleid
De Directie BVE van het ministerie van OCW vraagt om een advies over het
aanbod van opleidingen en -beroepeninformatie via websites en een eventuele
rol van het ministerie daarin. Onderstaande aanbevelingen kunnen naar ons
idee een bijdrage leveren aan een verbetering van dit aanbod.
• Zorg voor een website met objectieve, inhoudelijke goede informatie met
een hoog ‘werkelijkheidsgehalte’.
• Zorg voor een goede mix van online en offline informatie (open dagen, stages,
decanen, groepsgesprekken en dergelijke). Gebruik de website om leerlingen
hierover te informeren (bijvoorbeeld agenda met open dagen).
• Zorg op de website voor de mogelijkheid voor uitwisseling van ervaringen
en resultaten. Dit kan op een apart gedeelte van de website.
• Neem een voorbeeld aan –of sluit aan bij- studiekeuze123 (voor het ho) voor
wat betreft de constructie publiek/privaat en de bewaking van de kwaliteit.
• Neem een voorbeeld aan mbostad voor wat betreft het uiterlijk van de website.
• Zet een Community of Practice op voor mentoren, decanen, ouders en
betrokkenen van de arbeidsmarkt.
Van alle kanten blijkt dat jongeren behoefte hebben aan persoonlijk contact
en begeleiding in combinatie met het gebruik van websites. Daar past bij
dat we werkvormen ontwikkelen voor mentoren, decanen, ouders, praktijk-
opleiders en groepen leerlingen om informatievoorziening te koppelen aan
andere vormen van loopbaanoriëntatie. In het stimuleringproject LOB is hier
in de plannen al op geanticipeerd. De concrete aanbeveling van Euroguidance
Nederland is om dit samen met de gebruikers te doen. Leren-van-elkaar via
een Community of Practice komt de kwaliteit ten goede (afgestemd op de
praktijk), en hierdoor ontstaat eigenaarschap onder (toekomstige) gebruikers.
• Integreer informatievoorziening in Lifelong guidance strategie. Dit vraagt
om cross-sectorale afstemming, zowel departementaal, als interdeparte-
mentaal (onderwijs-arbeidsmarkt).
In dit verband kan ook het opzetten van een nationaal LOB-forum worden
overwogen, zoals beschreven door de stimuleringsplannen LOB in vo en mbo.
Bevorder dat publieke instellingen een faciliterende en stimulerende rol
blijven spelen, waarbij het thema kwaliteit vanuit een integraal perspectief
wel meer aandacht kan krijgen. Het ELGPN kwaliteitsraamwerk biedt hierbij
richting en houvast.
• Om dit uit te werken is een verdere verkenning en draagvlakpeiling nodig.
Het is namelijk niet alleen een taak van OCW. In dit verband kan het opzetten
van een nationaal LOB-forum worden overwogen, zoals beschreven in de
notitie Loopbaanontwikkeling van burgers state of the art.
• Sluit aan bij de ontwikkelingen van de directie Kennis in de ontwikkeling van
een opleidingenregister/webservice (ROSA).
• Monitor dat dit register aansluit bij EQF/ECVET-ontwikkelingen en dat er dus
ook niveaubeschrijvingen en leerresultaten in beschreven kunnen worden;
• Maak gebruik van de database van Beroepen in Beeld.
• Stimuleer dat hierin niet alleen de bekostigde mbo-opleidingen zijn opgeno-
men maar alle relevante opleidingen voor een gebruiker die informatie over
beroepsopleidingen, dus ook bedrijfsopleidingen, cursussen enzovoort
nodig heeft.
• Zorg dat de bronnendatabase aan basiseisen voldoet: onafhankelijk, betrouw-
baar, actueel, transparant. Gebruik kwaliteitscriteria, bijvoorbeeld het
ELGPN-kwaliteitsraamwerk.
• Zorg voor een koppeling tussen opleidings- en beroepengegevens.
• Stimuleer dat websites gebruikmaken van de opleidingen en –beroepen-
gegevens uit dit register.
• Internationaal: zorg dat de Engelstalige ho-opleidingen via de EQF-portal
beschikbaar zijn voor Europese studenten en laat onderzoeken wat de vraag
en het aanbod is aan internationale mbo-opleidingen in Nederland.
14 15
Inleiding
In opdracht van Euroguidance Nederland heeft onderzoek- en adviesbureau
SARV International te Hilversum een kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder
leerlingen van het vo en het mbo. Het onderzoek vond plaats op woensdag 7
december 2011, bij SARV International, te Hilversum.
Er bestaan veel websites die als doel hebben leerlingen te begeleiden en te
adviseren bij hun oriëntatie naar een goede vervolgopleiding. Tegelijkertijd is er
een algemene klacht van leerlingen dat zij door de bomen het bos niet meer
zien. Reden om de perceptie van leerlingen van de verschillende onderwijs-
niveaus inzake dit onderwerp in kaart te brengen en hen met elkaar aan tafel te
zetten. Icares ontbreekt ten onrechte in dit overzicht. Zie hiervoor bijlage 1 (p. 38)
3.1 Onderzoek belevingswereld leerlingen in het vo en mbo
Het doel van het onderzoek is de belevingswereld van leerlingen in het vo
en mbo in kaart te brengen, met betrekking tot voorlichting en oriëntatie
op vervolgopleiding en arbeidsmarkt, en in het bijzonder de perceptie en
waardering van bestaande websites met een dergelijk doel. Op basis van de
inzichten zal een advies worden uitgebracht over de wensen, verlangens en
behoeften onder de doelgroep.
In deze snel veranderende samenleving waarbij contact en communicatie op
vele momenten belangrijker zijn geworden dan basale informatie, waarbij
opleidingen, studies en toekomstmogelijkheden zich in snel tempo ontwikkelen
en soms ook weer verdwijnen, wordt van de leerling verwacht dat hij of zij zich
zo goed mogelijk oriënteert op de voor hem of haar beschikbare toekomstopties
op de arbeidsmarkt. Bij voorkeur komt hij of zij tot een duidelijke keuze, die hem
of haar in een keer naar de eindstreep leidt, zonder oponthoud, twijfel of
keuzestress.
3. Kwalitatief onderzoek naar beleving van leerlingen en overzicht geïnventariseerde websites
14 15
16 17
Bij deze driedimensionale benadering worden zowel de verbale als non-verbale
reacties uit de gesprekken gemonitord:
• de verbale reacties geven vooral inzicht in de kennis van het hoofd, de ratio;
• de non-verbale reacties van het hart worden zichtbaar in lichaamshoudingen
en ademhaling, het gevoel;
• de actiedimensie vertoont zich in de fysieke reacties en bewegingen, het gedrag.
Met deze methode wordt eerst de bestaande beleving in de breedste zin in
kaart gebracht. Dat geeft twee resultaten:
• de verhoudingen van de bestaande percepties worden goed zichtbaar;
• de openingen voor nieuwe inzichten en kansen worden duidelijk.
Het gaat om het herkennen van het samenhangend patroon van de bewust-
zijnsstructuur van de doelgroep met betrekking tot het onderwerp en de ruimte
die daarin zichtbaar wordt voor toekomstige ontwikkelingen. Gedurende het
onderzoek worden tegelijk hypothesen ontwikkeld en getoetst over de opties om
deze toekomstruimte in te vullen op een manier waar de doelgroep enthousiast
op reageert. Op basis van de reacties in het proces worden mogelijke ideeën
voor de toekomst direct gevisualiseerd en getoetst.
Inhoud van het onderzoekCentraal in het onderzoek staan de volgende vragen, zie de complete
vragenlijst verderop in dit hoofdstuk:
1. Actualiteit: hoe is het vandaag met je, wat gebeurt er allemaal?
• Hoe is het met je? Thuis? Op School? Werk? Facebook? enzovoort.
2. Beeld: Wat ben je aan het leren en waar ben je op weg naar toe?
1. Hoe ziet je toekomst eruit? Wat wil je later gaan doen?
2. Met wie praat je daarover?
• Hoe kom je aan je informatie, en wat wil je weten?
• Evaluatie voorlichtingssites voor deze doelgroep?
3. Historie: hoe was het tot nu toe?
1. Waar ben je op uit, waar zoek je naar, wat wil je weten?
2. Waar loop je vast, of raak je in de war?
3. Wat heb je gemist?
Welke functies bepalen waar het hart naar uit gaat?
4. Toekomst
1. Hoe ziet de ideale site voor opleiding en beroep eruit?
2. Hoe komen je daar, en wat kan je dan doen?
• Wat is de rol van: testen, filmpjes, scholen-informatie, beroepen-
informatie, uitwisseling van leerlingen, verhalen van
beroepsmensen enzovoort?
5. Conclusie
In dit onderzoek werd de volgende onderzoeksopzet gehanteerd:
Groep Doelgroep Tijd Locatie
Groep 1: N=6 leerlingen
vmbo leerlingen
16:00-17:00 uur
SARV
Groep 2: N=6 leerlingen
mbo leerlingen
17:30-18:30 uur
SARV
Groep 3: N=6 leerlingen
havo/vwo leerlingen
19:00-20:00 uur
SARV
ConclusiesIn dit hoofdstuk formuleren we de belangrijkste conclusies uit het onderzoek
vanuit de resultaten van de interviews met de leerlingen. Het doel is een
integraal beeld te krijgen van hun belevingswereld, hun wensen, behoeften
en verlangens in hun zoektocht naar een voor hen geschikte en gepaste
toekomstrichting:
• De verschillen in de belevingswereld van de drie onderzochte doelgroepen
waren groot.
• De leerlingen van de havo en het vwo hebben een breder beeld en besef van
wat er in de wereld zoal te doen is, ook al hebben zij nog niet altijd een keuze
gemaakt. De leerlingen van het vmbo zijn daarentegen veel meer gericht op
een sector of domein waar ze enige affiniteit mee hebben, terwijl de
leerlingen van het mbo, tevens ouder in leeftijd, zowel reeds levenservaring
als opleidingservaring hebben opgedaan, waardoor zij dichter bij de arbeids-
markt staan.
• Leerlingen ontwikkelen al lang voor de profiel- of pakketkeuze zich aandient,
affiniteit met een bepaald beroep, een domein in de samenleving, of een
specialisatie waar ze handig mee zijn. ‘Als je jong bent kom je vanzelf wel iets
tegen, waarvan je zegt: dat is wat voor mij!’ Dit kan variëren van ICT omdat
een leerling al op hun 13e jaar zijn eerste web-bedrijfje verkocht, tot
grondstewardess, omdat op weg naar het vakantie-adres de wereld van
Schiphol zich als werkgebied aan je openbaart en je bij het inchecken
nieuwsgierig wordt naar welke opleiding tot grondstewardess zou leiden,
Echter, de werkelijkheid is anders. Leerlingen krijgen nauwelijks zicht op de
eindeloze hoeveelheid studie- en opleidingsmogelijkheden die er is. Het is niet
alleen een kwestie van informatieverschaffing, zo blijkt, maar des te meer een
ontdekkingsreis naar je eigen wensen, behoeften, talenten en kwaliteiten. Al
enige grip hierop kunt krijgen, zie deze dan maar eens in relatie te brengen met
het doolhof aan keuzes in opleidingen, studies en beroepen.
Er is maar één oplossing om meer grip op je eigen oriëntatieproces te krijgen en
dat is door er zoveel en gericht mogelijk met allerlei mensen over in gesprek te
zijn: niet alleen met je decaan, maar ook met medeleerlingen, en dat gebeurt nog
nauwelijks. Wel onderling, maar niet gekoppeld aan de knowhow van voorlichting
en informatie die in de scholen aanwezig is over de toekomstkeuzes waar ze het
op dat moment dan net over hebben.
De rol die de bestaande websites in dit proces spelen is er nu één van veroor-
zaken van extra verwarring en chaos. Geen leerling kan spontaan een website
noemen, die ‘echt goed’ is en helpt bij het vereenvoudigen en faciliteren van
het keuzeproces. De rol van sociale media-netwerken staat wat dit betreft nog
in de kinderschoenen, maar speelt wel een rol in het zichtbaar maken van de
wereld van de leerling dat hem of haar bezig houdt en waar zijn of haar wensen,
behoeften en verlangens liggen. Het is echter niet meer dan een verlengstuk van
het ‘echte leven’ en daar vindt juist de waardevolle conversatie over toekomst
en keuzes plaats, die niet eenvoudig in een website te vangen is.
In dit hoofdstuk leest u een advies in de vorm van conclusies en aanbevelingen
vanuit de gesprekken met leerlingen in de keuzejaren van drie onderwijsniveaus
havo/vwo, vmbo en mbo, gevolgd door een toelichting op een aantal wezenlijke
aandachtspunten die een sleutelrol spelen in dit proces. De evaluatie van het
toetsen van een serie bestaande websites ten behoeve van oriëntatie en voor-
lichting vormt het slot.
Methode van onderzoekHet betreft een kwalitatief-exploratief onderzoek: we onderzoeken vanuit de
mogelijkheden in de toekomst. Het onderzoek wordt gedaan door middel van
dynamische groepssessies. Deze manier van onderzoek waarbij gebruik wordt
gemaakt van kwalitatieve interviewtechnieken genereert een sensorisch proces
van communicatie en geeft inzicht in zowel verbale als non-verbale factoren.
Het doel van kwalitatief onderzoek is onderliggende patronen naar boven te
halen door gesprekken met representanten van een doelgroep – het gaat niet om
Jantje of Pietje persoonlijk, maar om het groepsproces. De vraagstelling is dan ook
zo open en weinig sturend mogelijk, met behoud van bestaande groepsprocessen.
Het gaat niet om een kwantitatieve toetsing van enkelvoudige meningen van
individuele respondenten, maar veel meer om het ontdekken van een drie-
dimensionaal patroon van behoeften, wensen en neigingen naar de toekomst
toe. Kwantitatieve toetsing vraagt altijd om antwoorden met betrekking tot
wat de respondent al vanuit het verleden kent, maar laat geen ruimte voor
beeldvorming over de toekomst.
De wetenschappelijke verantwoording van deze kwalitatief-exploratieve
onderzoeksmethodiek berust niet op het feit dat het een steekproef is van
honderden respondenten, maar wel dat het een onderzoeksplatform is van
duizenden verschillende soorten reacties, waarin een patroon zichtbaar wordt.
Bij de analyse wordt gebruik gemaakt van het driedimensionale SARV Cube-model.
Dit geeft inzicht in het onderscheid tussen de actionele, de rationele en de
gevoelsmatige componenten in de belevingswereld van jongeren, ook wel
bekend als de hoofd-hart-handen benadering, zoals algemeen gehanteerd in
het onderwijs:
Figuur 3
18 19
wijzigende voorkeur.
• Hoewel de trechtering in het vmbo natuurlijk helpt bij het maken van een
keuze, wordt een deel van de leerlingen hier ook negatief door beïnvloed,
aangezien zij meer potentieel in zich hebben dan bij hen op het moment van
pakketkeuze zichtbaar is. Het verdient aanbeveling om hier met meer oog
voor het ontwikkelingsproces naar te kijken, en waar mogelijk te faciliteren
in de begeleiding.
• Het is in de zich ontvouwende nieuwe samenleving van netwerkcommunicatie,
sociale media en multilaterale samenwerking, een grote uitdaging om een
goede website te ontwikkelen die aan alle eisen van de huidige a-lineair
communicerende generatie jongeren tegemoet komt.
• De minimale eis waar een goede website voor leerlingen aan moet voldoen
vraagt om een interface die tegemoet komt aan:
• het a-lineaire 24/7 communicatiegedrag van de huidige jongerengeneratie;
• het ‘werkelijkheids’-gehalte van de geschetste opleidingen en studies
(alleen positief is ongeloofwaardig);
• de integratie van social media netwerken, zoals Facebook, Linked-In en
Skype (bekenden uit het eigen netwerk worden betrokken bij de oriëntatie);
• het in beeld brengen van de diverse beroep-, studie- en opleidings-
domeinen, met aandacht voor het perspectief vanuit de vijf verschillende
domeinen, of oriëntatievertrekpunten;
• de optimale combinatie van de online en offline belevingswereld: wat
leerlingen lezen en zien op de website moet in relatie staan tot wat er op
een Open Dag, of snuffelstage, op een voorlichtingsavond, beroepenmarkt
of bedrijfsbezoek gebeurt en andersom. Deze laatste vormen van oriëntatie
zijn voor de leerlingen in dit onderzoek het meest waardevol gebleken,
omdat het gaat om de werkelijkheidsgraad van de ervaring. De live
interactie met representanten uit de arbeidsmarkt is het meest educatief.
• De website van mbostad.nl is eerder inzetbaar en relevant voor leerlingen,
dan pas in het keuzejaar. Het is raadzaam om de website reeds in de
laatste jaren van de basisschool in te zetten, voor leerlingen met een
advies en neiging tot beroepsonderwijs. Overigens moet dit hand in hand
gaan met voorlichtingssites over voortgezet onderwijs, om niet het risico
te lopen een voortijdige keuze af te dwingen.
• Samenvattend, de sleutels waardoor het oriëntatieproces in de
onderlinge communicatie onder jongeren gaat leven, zijn:
• de leerling de kans geven zich gevoelsmatig te verbinden met de
toekomstmogelijkheden;
• eerder, vanaf de basisschool, beginnen met het bezoeken van de
arbeidsmarkt;
• de conversatie- en communicatiecultuur over dit proces in het onderwijs
bevrijden van het één-op-één gesprek tussen leerling en decaan. Meer
gebruik maken van groepsconversatie. Daarna kan het één-op-één
gesprek juist weer heel nuttig zijn;
• het oriëntatieproces vanuit vijf verschillende belevingswerelden
respecteren.
Typering van de drie doelgroepenIn dit onderzoek zijn drie doelgroepen leerlingen betrokken die ieder
een verschillend patroon lieten zien in hun houding ten aanzien van
arbeidsmarktoriëntatie en keuze van opleiding.
1. havo en vwo: brede oriëntatie, meerdere plannenDe leerlingen op de havo en het vwo hebben een bredere oriëntatie en breder
beeld van de samenleving, dan leerlingen in het beroepsonderwijs. Ze hebben
een breder beeld en besef van wat er in de wereld zoal te doen is, ook al hebben
zij nog niet altijd een keuze gemaakt.
Enerzijds betekent dit dat ze allerlei kanten op kunnen, anderzijds maakt dit de
keuzemogelijkheden ook zo ontzettend groot en eindeloos, dat het juist een
blokkade kan opleveren. Ze hebben het vermogen om vele opties en mogelijk-
heden waar te nemen, inclusief mogelijkheden waar ze niets mee kunnen of die
voor hen zelf geen optie zijn, of blijken te zijn, bijvoorbeeld uitgeloot worden
voor medicijnen, waardoor er ook een plan B of C nodig is. Bovendien is het ook
leuk om meerdere opties voor jezelf voor ogen te houden, want volgens deze
doelgroep kun je met je mogelijkheden meerdere kanten op. Dit wordt ook
gestimuleerd door het feit dat ze een pakketkeuze moeten maken, die expliciet
maakt in welke richtingen je je maatschappelijk zou kunnen ontwikkelen. En is
de keuze eenmaal gemaakt, dan wordt ook een hele serie opties uitgesloten,
maar zij blijven zich wel van het bestaan hiervan bewust. Anderzijds is het ook
extra lastig om op een gegeven moment een keuze te maken die je past en waar
je je goed bij voelt, als je het gewoon echt helemaal niet weet. Een respondent
bij wie dit het geval was liet duidelijk zien dat zij wel gemotiveerd was, maar
gewoon geen enkel idee had hoe ze zich zou moeten oriënteren. De rol van de
decaan of mentor op school is dan een cruciale. Echter:
‘Wij hebben een hele domme decaan, die geeft je een boekje en dan zegt ie zoek
het maar lekker zelf uit.’
Terwijl een decaan ook juist een positieve rol kan spelen zoals blijkt bij een
respondent die meerdere toekomstplannen klaar had liggen:
dan wel dat je in een bandje speelt, en ‘wel iets met muziek zou willen gaan
doen’. De impact van deze ervaringen is groot. De mate waarin hier rekening
mee wordt gehouden in het oriëntatie- en begeleidingsproces vanuit scholen,
websites en ander materiaal, is gering in de waardering van de leerlingen.
• Om zicht te krijgen op de voor de leerling passende vervolgopleiding is het
noodzakelijk om het echte, werkelijke beeld te zien van hoe die opleiding en
het bijbehorende beroep in de praktijk zijn. Dit zowel op open dagen en
tijdens oriëntatiegesprekken met decanen, als qua voorlichting en informatie
op websites. ‘Ik zou wel graag met zo’n leerling uit zo’n voorlichtingsfilmpje
willen kunnen bellen of skypen of zo.’
• De toekomst vanuit het hart is allesoverheersend voor waarmee leerlingen
zich kunnen verbinden ‘Ik wil zo graag iets creatiefs doen, koken, of bloemen, het
maakt me eigenlijk niet uit, mooie dingen maken!’ Respondent - 17 jaar.
• Vanuit de belevingswereld van de leerlingen geeft de mate waarin zij zich
driedimensionaal dus met hoofd, hart en handen, kunnen verbinden met de
mogelijkheden in de toekomst, de doorslag in het maken van een goede
keuze voor opleiding of studie.
• De waarde en het nut van voorlichting en websites over opleidings- en
beroepskeuze worden vermenigvuldigd als deze gepaard gaan met oprechte
belangstelling en aandacht van een begeleider of ouder, van een leraar of
stagebegeleider, dan wel een rolmodel uit de echte praktijk.
• De website van www.mbostad.nl is in eerste instantie een aansprekende
portal voor de leerlingen van het vmbo. Ook de leerlingen van het mbo
herkennen het landschap van hun oriëntatie enkele jaren terug.
Beide doelgroepen gaven aan dat ze deze website wel veel eerder in hun
loopbaanoriëntatie hadden willen zien, bijvoorbeeld in de brugklas of basis-
school. Echter in tweede instantie bij het inzoomen in de verschillende
domeinen, bleek dat de diversiteit van mogelijke beroepen binnen een domein
(nog) gering en de informatie incompleet was. Dit is teleurstellend vooralsnog.
• Leerlingen die op het vmbo zitten, dat onderdeel is van een grote scholen-
gemeenschap, waar ook havisten en vwo’ers zitten, hebben doorgaans ook een
enigszins bredere oriëntatie dan leerlingen die op een enkelvoudige vmbo-
vestiging zitten.
• De leerlingen oriënteren zich op hun toekomst vanuit vijf verschillende
domeinen in de samenleving. Leerlingen hebben ieder een eigen vertrekpunt,
domein van waaruit hun oriëntatie start.
Deze domeinen zijn:
• Stad of plaats;
• Vakinhoud;
• Beroepsdomeinen in de wereld;
• Sociale omgeving en soort mensen;
• Gebouw en werkplek.
Bijvoorbeeld het domein ‘stad of plaats’ is in hoge mate bepalend voor een
leerling of hij zich daar goed zal voelen en daardoor tot vruchtbare resultaten
in zijn studie of opleiding zal komen. Maar voor de ene leerling is dit het
vertrekpunt van de oriëntatie en voor de andere leerling is dit het derde punt
van afweging in het oriëntatieproces.
Aanbevelingen • De communicatie- en conversatiecultuur van leerlingen onderling, en
secundair met ouders is een belangrijk domein waar oriëntatie- en besluit-
vorming rondom beroepen, studies en opleidingen plaatsvindt. Het
faciliteren en voeden van dit ‘onderlinge gesprek’ kan een versterking en
verruiming van het beeld van de arbeidsmarkt veroorzaken bij de leerling,
over het geheel aan mogelijkheden van toekomstopties- en keuzes. Zoals één
van de leerlingen zich uitte: ‘Dit soort gesprekken zoals nu, hier heb ik zoveel van
geleerd....waarom hebben we die niet op school?’
• De ‘werkelijkheidswaarde’ van iedere voorlichting of voorlichter, oriëntatie-
website of Open Dag, van iedere decaan of mentor, geeft de doorslag voor de
leerling om zich op een goede manier te kunnen oriënteren en gemotiveerd
te raken voor een toekomstkeuze.
• De beeldvorming, oriëntatie en voorlichting van leerlingen kan in een veel
eerder stadium starten, dan pas in de derde klas van de havo en het vwo
voor profielkeuze, als ook in de eerste en derde klas van het vmbo. Ter
illustratie: één van de respondenten werkt toevallig op de Toekomstschool in
Amsterdam en vertelt dat de basisschoolleerlingen daar al vanaf groep 6
bezig zijn met het bezoeken van bedrijven en organisaties in de samenleving
om zich een beeld te vormen van het beroepenlandschap. De andere
respondenten zijn het er over eens dat dit een betere start van hun oriëntatie-
loopbaan had kunnen faciliteren, dan het pad dat ze nu, vaak per ongeluk, bij
toeval, door peer group pressure, de thuiscultuur of een gedemotiveerde
fase in hun leven, bewandeld hebben.
• De centrale vragen ‘wie ben ik?’ (hart), ‘wat kan ik?’ (handen) en ‘wat weet ik?’
(hoofd) zouden geen momentopnamen moeten zijn, maar een doorlopend
proces van interactie tussen begeleider (school) en leerling (toekomstige
arbeider), rekeninghoudend met ontwikkeling, nieuwe ervaringen, en
20 21
Dit voorbeeld laat zien, hoezeer de beroepskeuze bepaald wordt door wat voor
de leerling goed voelt, wat alles te maken heeft met situationele aandacht en
de werkelijkheidsbeleving van het beroep, vak of discipline op de arbeidsmarkt.
Dit creëert de verbinding tussen de leerling en de toekomst. In de volgende
paragraaf wordt dit verder toegelicht.
Afbeelding 2: Belevingslandschap van de leerlingen in het onderzoek
Belevingswereld ‘voorlichting & oriëntatie arbeidsmarkt’ Het oriëntatieproces van opleiding en beroep, zo bleek tijdens de interviews,
heeft voor de leerling veel aspecten die gaan over ‘chaos in je hoofd’:
‘Ik weet echt niet waar ik moet zoeken of beginnen.’ - respondent 16 jaar.
De belevingswereld van leerlingen in het vo en mbo met betrekking tot het
proces van oriëntatie en voorlichting omtrent opleiding en beroepskeuze is zeer
diffuus, chaotisch en a-lineair. Het is een aaneenschakeling van afwegingen en
ervaringen die bij de leerling een rol spelen bij het vormen van een eigen
toekomstbeeld. Maar ook de kanalen en media die de functie hebben helder-
heid in de chaos te brengen, worden niet als verhelderend ervaren. ‘Hoe meer
informatie je krijgt, hoe meer je in de war raakt’. Integendeel, het is een overload aan
informatie, ‘waarvan het merendeel niet op jou van toepassing is’.
Afbeelding 3: Visuele weergave van het zoekproces
Het begeleiden van het keuzeproces kan bij een leerling bijvoorbeeld als volgt
verlopen:
Eerste fase: Wie ben ik, wat zijn mijn eigenschappen en kwaliteiten?
Tweede fase: Welke maatschappelijke domeinen zijn er en waar voel ik
mij thuis?
Derde fase: Welke beroepen bestaan daar dan?
Vierde fase: Welke opleidingen zijn er nodig om die beroepen te
kunnen doen?
Maar eigenlijk zijn deze vragen continu aan de orde. De ene leerling weet meer
over zijn opleidingskeuze in het eerste jaar en de andere leerling vraagt zich pas
in het tweede jaar af wie hij is. In feite zouden leerlingen graag op de basis-
school vast een start kunnen en willen maken met de oriëntatie op de arbeids-
markt en contact maken met beroepen.
Een van de belangrijke constateringen uit de groepsgesprekken was dat de
respondenten met elkaar tot de conclusie kwamen dat ze eigenlijk nog niet
eerder zo inhoudelijk met leeftijdgenoten hadden gesproken over toekomst-
mogelijkheden voor opleiding, studie en beroepen. Dergelijke groepsgesprekken
zouden heel goed kunnen plaatsvinden op school, in plaats van alleen de één
op één gesprekken tussen decaan of SBL’er en leerling.
‘Via de decaan ben ik op decaan.net uitgekomen, dat heeft me heel erg
geholpen. Hij heeft me wegwijs gemaakt.’
Een andere opmerkelijke observatie was dat de havo- en vwo-leerlingen in deze
groep geen bijbaantjes doen die al in de richting zijn van wat ze eventueel later
willen gaan doen. Wel bleek uit de reactie van één van deze leerlingen dat het
nemen van een eigen initiatief ook tot de opties behoort om ervaring op te doen:
‘Ik ben samen met een vriendin een bedrijfje gestart in huiswerkbegeleiding.
Dat is erg leuk. We geven nu aan twaalf kinderen bijles. Hier leer ik veel van over
communicatie, begeleiding, maar ook over hoe het werkt om een bedrijf te starten.’
2. vmbo: enkelvoudige oriëntatieDe leerlingen van het vmbo zijn daarentegen veel meer gericht op een sector of
domein waar ze enige affiniteit mee hebben. De leerlingen in het vmbo kennen
een meer eenduidige beroepsoriëntatie, een afweging tussen een aantal
sectoren. Ze benoemen dit ‘iets met techniek’, ‘iets met kinderen’. Daarnaast
waren er leerlingen in de groep die met enigszins andere omstandigheden ook
net zo eenvoudig naar de havo hadden kunnen gaan.
‘Ik wil graag iets creatiefs doen, koken of bloemschikken, allebei leuk.’
De pakketkeuze die deze vmbo-leerlingen moeten maken, brengt de bekende
trechtering aan in de mogelijke toekomstige keuzes. De leerlingen in deze onder-
wijsvorm maken deze keuze op jongere leeftijd dan de leerlingen in de andere
onderwijsvormen. Is de keuze eenmaal gemaakt, dan zijn de andere opties echt
vervallen. Daarnaast vertelden meerdere vmbo-leerlingen dat ze eigenlijk ook
wel in het eerste jaar naar de havo hadden kunnen gaan, of zelfs vwo-advies
hadden op de basisschool, maar dat hun hoofd er niet zo naar stond om hun
best te doen in die leeftijdsfase.
Verder zijn deze leerlingen in tegenstelling tot de groep havo- en vwo-leerlingen
meer uit op een baantje wat al enigszins in de richting van hun mogelijke
opleiding is, of dit nou gaat over klussen voor een paar euro in de garage van je
oom als je affiniteit met techniek hebt, of een baantje in een restaurantje, als je
neigt naar een horeca opleiding.
3. mbo: gerichte oriëntatie, vanuit ervaringDe mbo-leerlingen zijn duidelijk verder in hun leven, een paar jaar ouder en met
meerdere stages achter de rug, kennen zij intussen het klappen van de zweep.
Zij hebben meer levenservaring, schoolervaring en keuze-ervaring opgedaan,
dan de andere respondenten groepen. Eenmaal gekozen voor een opleiding,
leggen ze zich erbij neer, voor sommigen betekent dit dat ze verkeerd hebben
gekozen, voor anderen betekent dit dat ze juist op hun plek zitten:
‘Eigenlijk had ik graag iets met techniek gedaan maar dat is nu te laat. Mijn
vrienden gingen allemaal handel doen en zeiden, kom ook met ons mee....’,
respondent 22 jaar.
Een andere leerling op het mbo verdoet zijn tijd met het plagen van docenten,
niet omdat hij ze niet aardig vindt, maar omdat hij zich verveelt en niet uit-
gedaagd wordt door de stof. Het is duidelijk dat deze leerling al lang op hbo-
niveau zou kunnen functioneren, maar door een verkeerde keuze in een eerder
stadium nu langer op het mbo moet zitten dan zijn geduld en concentratie
soms aankunnen. Tevens laat het voorbeeld van de voororiëntatie van deze
leerling zien hoezeer een opleidingskeuze ook bepaald wordt door de ‘personal
presence’ van de aanwezige, of in dit geval afwezige, voorlichter:
‘Ik moest een snuffelstage lopen. Dat was een grafische opleiding, dat leek me
leuk, maar daar heb ik toen maar twee keer een leraar gezien, dus dat ging ik
toen niet doen. Daarna heb ik een snuffelstage gelopen bij ICT. Dat voelde beter.’
Afbeelding 1: Belevingslandschap van de leerlingen in het onderzoek
22 23
Figuur 6
Processen die bijdragen aan het ontwikkelen van een eigen perspectief voor de
toekomst zijn in hoge mate afhankelijk van processen die beleefd worden via
de affectieve dimensie. Getriggerd door ervaringen in de praktijk, opgedaan
tijdens snuffelstages, beroepenmarkt, bijbaantjes of met bekenden mee naar
een bedrijf, wordt de affectieve dimensie maximaal geactiveerd, waarbij de
volgende aspecten tot ontwikkeling komen:
Figuur 7
Naarmate deze dimensie sterker wordt, ontdekt de leerling ook wat hij goed
kan en welke informatie hij daar bij nodig heeft. Ook de decaan of mentor krijgt
meer grip op de affiniteit van de leerling.
Inzicht vanuit het onderzoek gevisualiseerd in de SARVCubeHet is belangrijk om een duidelijk onderscheid aan te brengen in het
oriëntatieproces tijdens de ervaringen in het leven van de leerling zelf en
daarnaast de oriëntatie onder begeleiding van de onderwijsstructuur.
In figuur 8 wordt de ontwikkeling getoond vanuit alles wat in het leven zelf op
je pad kan komen:
1. handen je maakt iets mee/ontmoet iemand: een ervaring;
2. hart daardoor ontwikkel je enthousiasme en affiniteit met het
beroepsdomein;
3. hoofd en vervolgens wil je er wel wat meer over weten.
Figuur 8 Figuur 9
Figuur 9 laat zien hoe het oriëntatieproces vervolgens verloopt binnen de
schoolstructuur.
1. hart door de interactie met medeleerlingen, docenten en
decanen wordt je initiële neiging versterkt en raak je
meer gemotiveerd. Dat is de gewenste toestand.
2. handen daardoor ontwikkel je meer enthousiasme en affiniteit
met het beroepsdomein en wil je er wel eens kennis mee
maken via een beroepenmarkt of een stage of
bedrijfsbezoek.
3. hoofd en vervolgens wil je nog meer over weten over de inn’s
en out’s van de vereiste opleiding of studie.
Resultaten afgezet in de drie belevingsdimensiesIn de conversatie op de ‘schoolvloer’ zou de vraag ‘waar zijn we op weg naar toe
en wat staat ons onderweg daar naar toe te wachten?’ een dagelijks agendapunt
moeten worden, ook als motivator voor het dagelijkse leerproces. Bij de analyse
van de resultaten uit de gesprekken met de leerlingen is gekeken naar de relatieve
impact van de verschillende factoren op de driedimensionale belevingswereld
van de leerlingen.
De leerlingen laten tijdens de interviews zien dat hun leven driedimensionaal is:
een afweging van:
Gevoel <—> Informatie <—> Ervaring
Hart <—> Hoofd <—> Handen
Leerlingen haken af als deze waarden niet alle drie, in de juiste verhouding aan
bod komen. Als alleen kennen/hoofd/ratio en kunnen/handen/ actie centraal
staan, is de conclusie al snel: ‘dit gaat helemaal nergens over, op school leer je niks’.
Dit komt omdat het hart buiten spel blijft.
Figuur 4
Toelichting:
De leerlingen leren het best en meest optimaal als de drie dimensies in samen-
hang worden toegepast, beleefd èn herkend. Voorlichting geeft te vaak alleen
informatie aan het hoofd over het vak, opleiding of studie zodat leerlingen geen
kans krijgen er iets van te ervaren of zich er gevoelsmatig mee te verbinden.
Toegepast op de kenmerken van de leerling, worden deze drie dimensies als
volgt geladen:
Figuur 5
De leerlingen vertellen dat ze op zoek zijn naar ervaringen, authentieke
rolmodellen en inspirerende voorbeelden om zich een beeld te vormen van
mogelijke toekomstberoepen of -mogelijkheden voor hen zelf. Het vermogen
van een leerling om zich gevoelsmatig te kunnen verbinden met de eigen
toekomstwens, -potentie en behoeften, worden voor een groot deel bepaald
door de ontwikkeling van een eigen perspectief:
24 25
Figuur: 10
Figuur: 11
Bron: Hoe het leren stroomt - How learning flows., A.W. Bruna 2010.
Vijf domeinen in de samenleving van waaruit je op zoek kunt zijnVoor de leerlingen zijn er in hun proces naar het kiezen van een opleiding of
beroep diverse ingangen of domeinen in de samenleving van waaruit je op
zoek kan zijn. De uiteindelijke keuze wordt volgens de leerlingen bepaald
vanuit verschillende aanvliegroutes die allemaal op een andere manier tot
een bevredigend resultaat kunnen leiden. De belangrijkste domeinen of
aanvliegroutes zijn:
1. de stad of plaats waar je wilt studeren of werken;
2. de vakinhoud die je al dan niet aanspreekt;
3. de sociale omgeving, het soort mensen waarbij je je thuis voelt;
4. het gebouw, de soort werkplek waar je graag wilt zijn;
5. de beroepsdomeinen in de wereld.
Figuur: 12
1. De keuze van stad of plaatsVeel leerlingen weten nog niet wat ze willen gaan doen, maar ze weten al wel
waar ze het liefst zouden willen wonen of studeren. Dan volgen er weer twee
richtingen:
1. ik voel me hier thuis dus hier wil ik blijven?
2. ik wil hier weg dus waar zou ik me beter thuis voelen?
De eerste zorg van deze doelgroep is een plaats te kiezen waar ze zich goed bij
voelen.
MotivaMotivatie is volgens de jongeren het belangrijkste onderdeel in de
oriëntatiefase. Motivatie is een proces van allerlei interacties, impulsen,
ontmoetingen en ervaringen, die aansluiten bij de belevingswereld van
jongeren. Samen leren en elkaar scherp houden is een wezenlijk onderdeel van
een goede motivatie: ‘als ik het even niet zie helpt ze mij en andersom.’
Figuur 8: Voorbeeld vanuit ‘het leven’:
‘Ik ben gewoon creatief en kan van alles maken, zoals bijvoorbeeld koken, dus toen
zag ik een keer een bloemenkiosk en nu wil ik dus bloemist worden!‘.
Figuur 9: Voorbeeld vanuit de school:
‘En toen ik op school vroeg naar hoe ik biochemicus kan worden heeft de decaan
me heel goed begeleid.’
In deze belevingswereld is plaats voor veel meer inspiratie, dan wat gangbaar
wordt aangeboden en besproken tijdens oriëntatiegesprekken met begeleiders
op school. Het verdient aanbeveling om ook op deze momenten de ‘andere’
inspiratie te verwelkomen in de bespreking van de toekomstkansen van een
leerling. Programma’s op TV met educatief karakter, filmpjes op websites zijn
in ieder geval wel een groot gespreksonderwerp om met elkaar plezier over te
maken en er ook iets van te leren.
Andere voorbeelden van inspiratie en perspectief in het leven zelf zijn:
Populair wetenschappelijke programma en serie, zeer populair onder
jongeren met affiniteit met exacte vakken.
Inspiratiesites met lezingen over allerlei onderwerpen en educatieve filmpjes
waar gecompliceerde lesstof toegankelijk wordt uitgelegd. Beide zeer
populair onder leerlingen, scholieren en studenten.
De mate waarin leerlingen zich driedimensionaal kunnen verbinden met de
toekomst, de zogenaamde werkelijkheidsbeleving bepaalt het succes van ieder
voorlichtings- en oriëntatie instrument, kanaal, of voorlichter:
26 27
‘je hebt chaos in je hoofd en je wilt opheldering, dan moet je in maximaal drie
klikken iets kunnen vinden waar je wat aan hebt, of anders wordt de chaos alleen
maar erger’.
Dat neemt niet weg dat de jongeren wel graag op sites komen waar ze overstelpt
worden met informatie zoals marktplaats of H&M, maar dan zijn ze op iets anders
uit: ‘daar ga je heen als je je verveelt, en temidden van die chaos vind je altijd
wel weer iets leuks’. Op een site voor beroepskeuze of opleiding zijn ze vooral
uit op informatiereductie, en niet op een veelheid aan informatie waaruit ze
moeten kiezen tussen een veelheid aan dingen ze nog niet kunnen begrijpen.
Er is nog geen website die tegemoet komt aan het startpunt van de
belevingswereld van alle leerlingen:
Figuur: 13
Als de leerlingen gaan surfen op het web kunnen ze qua basisvraag in drie
verschillende modussen zijn (figuur 13). Het contact met de gemiddelde
website-flows levert dan de volgende processen van faciliteren en stagnatie op:
1. De leerlingen weten wat ze willen en zoeken nadere informatie over waar
en hoe ze dat voor elkaar kunnen krijgen. Op een site kunnen ze de voor hen
relevante zoekwoorden invullen en zo verder geholpen worden. Een handicap
voor deze groep is dat de zoekwoorden die zij zelf in hun hoofd hebben niet
altijd overeen komen met de taal die de site hanteert. Bijvoorbeeld de leerling
denkt aan ‘groente kweken’ en de site kent alleen ‘volle grondtuinbouw’, of de
leerling wil ‘iets in de metaal’ en de site kent alleen een aantal specifieke metaal-
beroepen. De leerling neemt dan toch maar zijn toevlucht tot Google in de
hoop dat dat hem verder brengt.
2. Ze hebben nog geen idee waar ze op uit zijn en zijn op zoek naar zaken waar
ze zich gevoelsmatig mee kunnen verbinden. Visuele informatie over allerlei
domeinen en beroepen is voor hen het belangrijkste, en nog belangrijker is het
bezoeken van bedrijven en het doen van snuffelstages waar ze kunnen ervaren
en voelen hoe het voor ze is. Deze brede oriëntatie zou volgens de leerlingen al
jong moeten beginnen: liefst al op de basisschool en minstens op brugklasleeftijd.
Voor veel leerlingen wordt deze fase onvoldoende ingevuld met als gevolg dat
studie en profielkeuze ‘een beetje een gokje’ is. Het belangrijkste motief van
keuze wordt dan: ‘om te gaan ontdekken of het iets voor je is’.
3. Een deel van de leerlingen ontwikkelen wel affiniteit met diverse richtingen
die soms sterk van elkaar kunnen afwijken. Zij hebben dan eigenlijk vooral
behoefte aan verdere brede oriëntatie, maar nu meer gericht dan in de eerste
oriëntatiefase: zij zijn tegelijk op zoek naar gevoelsmatige, visuele informatie
waardoor zij in hun keuze kunnen worden bevestigd, en naar praktische
informatie over hoe zij die keuze kunnen vormgeven. Voor hen is het ideaal
als zij alle informatie over hun preferente richtingen naast elkaar op een plek
zouden kunnen oproepen. En als dat niet bestaat zijn zij genoodzaakt in diverse
richtingen parallel te zoeken, tot zij iets tegenkomen waar zij bij ‘blijven hangen’.
De kwaliteit van de keuze is dan mede afhankelijk van de kwaliteit van de
‘toevallig‘ gevonden informatie.
Een belangrijk advies van de leerlingen is om op een website niet alleen
positieve beelden, informatie en testimonials te plaatsen:
‘Dit is volstrekt ongeloofwaardig, je weet allang dat het niet alleen maar het
paradijs is op een opleiding of studie. Er moet ook gewoon negatieve informatie
op staan.’
‘Net als de testjes die je kunt maken. Je weet dat de uitslag weinig zegt over wat
je wilt of kunt, maar het is wel handig om ‘s van die vragen te beantwoorden,
het brengt je wel op ideeën.’
De afzonderlijke sitesOp de volgende pagina’s volgt een toelichting op de respons van de leerlingen
op de verschillende sites.
Als de plaats eenmaal is gekozen dan is de volgende vraag: wat is daar te doen?
Dan pas volgt een oriëntatie op scholen en het bedrijfsleven ter plaatse. Idealiter
stuit de leerling ter plaatse dan op een bedrijf <—> beroep <—> opleiding dat
hem helemaal aanspreekt, en dan is de keuze snel gemaakt. Maar de kans is ook
aanwezig dat de keuze valt op een “nou-dat-dan-maar”, mits de primaire keuze
van de woonplaats of stad daarmee vervuld wordt:
‘Ik wil misschien wel naar de USA, dus dan maar een jaar Highschool’.
2. De vakinhoud die al dan niet aanspreekt Een deel van de leerlingen is onderweg ergens in het leven al een richting of
beroep tegengekomen dat inhoudelijk zozeer aansprak dat er een voorliefde
voor is gegroeid, en waarmee de leerling zich hoe dan ook verbonden voelt.
Soms zijn dat meerdere vakken waaruit dan tenslotte een keuze gemaakt moet
worden.
‘Ja, ik heb drie plannen: piloot of biomedisch onderzoek, of verder in de muziek’.
‘Ik ken een creatieve therapeut en vroeg welke opleiding ze had gedaan.’
Voor veel leerlingen is de keuze van een vak of richting nog onduidelijk, niet zozeer
door gebrek aan informatie maar door gebrek aan ervaring. Liefst zouden zij bij
verschillende bedrijven en studierichtingen eens op bezoek gaan of stage lopen
om mee te maken hoe het daar is en wat er daar precies gebeurt.
3. De sociale omgeving, het soort mensen waarbij je je thuis voeltDe sociale omgeving waar je je thuis voelt kan de doorslag geven bij de keuze
van opleiding en beroep.
‘Als ik met m’n vader en broer sta te praten in de schuur over allerlei
technische dingen en we zijn ermee aan de slag, dan weet ik dat ik dat de
rest van mijn leven wil.’
Ook een inspirerende leraar, die een bepaald vak vertegenwoordigt, kan
richting geven aan het beroepsleven van de leerling.
4. Het gebouw, de soort werkplek waar je graag wilt zijnSommige leerlingen worden in de eerste aangetrokken door de plek, het
beroepsdomein in de praktijk, waar ze graag zouden willen werken:
‘Ik was eens op Schiphol en toen dacht ik: hier zou ik wel altijd willen zijn. Ik ben
met mijn mentor gaan praten en toen bleek dat ik grond-stewardess kon worden’.
‘Ik zou wel in het centrum van de stad overal binnen willen lopen om te vragen wat
ze daar doen net zo lang tot ik iets vind waar ik ook zou kunnen werken.’
5. De beroepsdomeinen in de wereldVeel leerlingen proberen zich een beeld te vormen van wat er allemaal in de
wereld te doen is, zodat ze merken met welke domeinen ze zich juist wel of
juist niet verbonden kunnen voelen. Voor deze groep is de intropagina van de
website mbostad.nl een ideale intro tot communicatie, zij het dat de informatie
per domein dan weer heel summier is, maar wel gelijk doorgaat naar specifieke
beroepen. Wat deze leerlingen zoeken is niet primair het beroep maar de
beleving van het domein waar ze wel of niet zouden willen vertoeven de rest
van hun leven.
3.2 Overzicht geinventariseerde websites Perceptie Tijdens het onderzoek is een serie van 35 websites getoond, waar de leerlingen
op hebben gereageerd. Hierbij is gelet op de eerste reactie bij het zien van de
sites en zijn een drietal sites nader bekeken: mbostad.nl, studiekeuze123.nl en
beroepeninbeeld.nl. Icares ontbreekt ten onrechte in dit overzicht. Zie hiervoor
bijlage 1 (p. 38)
Hieronder volgt een korte beschrijving van de perceptie van deze sites bij
de verschillende doelgroepen. Daarna worden nog een aantal elementen
benoemd die goed waren aan de overige websites.
Het zoekgedrag van de leerlingen is erg op de tast. Ze vullen in wat hen te binnen
schiet in google en dan is het een wilde gok dat ze hopelijk ergens op uitkomen:
‘Ik tik dan maar de universiteit in waar ik van had gehoord.’
‘Ik tik SPH in en dan maar zien...’
‘Alleen HvA voor de open dagen’
‘Soms kijk ik ‘s achter op de Volkskrant’
Wat vooral bleek, was dat de verzameling websites ter oriëntatie op opleidings-
en beroepskeuze, een doolhof aan informatie is. Leerlingen gaven aan geen wijs
te worden van ‘al die sites die er uit zien als www.startpagina.nl’. Een overdaad
aan informatie wordt naar je toegezonden, waarvan het meeste niet op jou van
toepassing is. Het merendeel van alle sites zou volgens de leerlingen kunnen
vallen in de categorie: ‘dat zou verboden moeten worden, je raakt er alleen maar
van in de war’.
Het hoofdkenmerk van veel sites is: een eindeloze hoeveelheid informatie. Dat
is nu net wat de leerlingen op zoek naar hun toekomst niet kunnen gebruiken:
28 29
www.beroepeninbeeld.nl
Deze site veronderstelt te zeer een reeds bestaand antwoord op vragen waarop
de leerlingen juist antwoorden zoeken. ‘Wat wil ik?’, ‘Wat kan ik?’: ‘tsja, dat zou ik
nou graag willen weten, en als je dan zo’n testje invult of aanklikt dan komt er
iets uit wat je echt niet wilt, nou dat weet je dan ook weer’. Deze site wordt dan
ook vooral spontaan weer weggeklikt.
www.scholieren.TV
Deze site wordt door alle leerlingen hoog gewaardeerd: in welk stadium je zelf
ook bent, filmpjes kijken over allerlei beroepen die je zelf wel of juist niet zou
willen doen is hoogst informatief en vooral ‘leuk’. De indeling van de site is ook
heel helder, overzichtelijk en aansprekend, en gelijkend op een favoriete site
als Youtube. Wat eraan ontbreekt ‘om het helemaal perfect te maken’ is een
chatfunctie, liefst met de praktijkmensen die ook in het filmpje figureren. ‘En
sommige filmpjes zijn ‘niet echt filmpjes maar meer reclame voor dat beroep’.
www.mbostad.nl
Wat als eerste opvalt is dat deze site in ieder geval volstrekt anders is dan alle
andere voorlichtingssites. Het visuele aspect met heldere indeling van de samen-
leving in domeinen en sectoren wordt hoog gewaardeerd door zowel de leer-
lingen van het vmbo als de leerlingen van het mbo: ‘Hè gelukkig alleen plaatjes,
hoef je eindelijk niet zoveel te lezen.’ De leerlingen zijn het er unaniem over eens
dat deze site van alle getoonde sites verreweg ‘de beste’ is, zij het dat de havo
en vwo leerlingen daaraan toevoegen: ‘meer iets voor jongere kinderen’.
De kracht van deze site ligt in het overzicht van en de visuele ingang tot de
verschillende maatschappelijke domeinen. Voor de leerlingen is dit een ideale
gelegenheid om zich met bepaalde domeinen wel of juist niet verbinden.
Zodoende appelleert de site sterk aan één van de hoofdthema’s van het oriëntatie-
proces: ‘waar in de samenleving kan ik mij thuis thuis voelen?’.
Echter bij doorklikken blijkt de informatie beperkt te zijn tot de keuzemogelijk-
heid van een relatief klein aantal specifieke beroepen: ‘daar heb je alleen iets
aan als je al weet dat het iets voor je is’. De leerlingen hopen dat er nog meer
algemene informatie per domein zal volgen (maatschappelijke relevantie,
toekomstmogelijkheden, soort mensen, type beroepen enzovoort) alvorens op
specifieke beroepen in te zoomen.
www.studiekeuze123.nl
Studiekeuze123 is een heel goede site voor de al wat oudere leerlingen die al
min of meer weten wat zij willen. ‘Als je goed weet wat je wilt kun je het hier snel
vinden’. Voor de havo, vwo en van mbo-4-leerlingen, in het laatste jaar, is deze
site een prima hulpmiddel.
Er zijn alleen twee zwakke punten in de site:
1. Als je niet heel precies weet wat je wilt is het vrij eenvoudig een zoek-
opdracht in te vullen die nul resultaten geeft.
2. Één van de preferente zoekingangen is ‘studiestad’ en dat is op deze site
alleen indirect te vinden.
30 31
www.dedecaan.net
Dedecaan.net wordt door veel leerlingen herkend en gewaardeerd als zij deze
site samen met de decaan of SBL’er gebruikt hebben als algemeen oriëntatie-
instrument. Het is niet geheel duidelijk of dit aan de site ligt of aan de betref-
fende decaan. In elk geval ziet het er overzichtelijk en vertrouwenwekkend uit,
volgens de leerlingen.
www.studiekeuze.qompas.nl
Deze site wordt temidden van de verwarrende veelheid aan sites relatief goed
gewaardeerd, dankzij:
• de heldere kleuren en layout
• de onderscheidende eenvoudig te onthouden naam Qompas
• de opvallende en heldere Open Dagen Agenda
Op de volgende pagina’s ziet u de overige in het onderzoek vermelde websites.
www.ploteus.eu
Deze site wordt door meerdere leerlingen verrassend hoog gewaardeerd. De
overzichtelijkheid, de rust en heldere aanblik waren een ware veraangenaming
voor de leerlingen: ‘oh, dit ziet er wel prettig uit, lekker duidelijk enzo..’
www.tkmst.nl
Deze site wordt door veel leerlingen herkend en gewaardeerd. Het ziet er qua
look en feel wel prettig uit, een beetje zoals hun wereld, maar niet te overdreven.
32 33
werk.nl
kennisnet.nl
studieinfo.nl
loopbaanbegeleiding.startpagina.nl
roc.nl
opleidingenwerk.nl
kiesjestudie.nl
lerenenwerken.nl
34 35
bekijkjetoekomstnu.nl
keuzegids.org
studierichting.startpagina.nl
mbostart.nl
vaktoppers.nl beroepskeuze.nl
schoolinbeeld.nlopleidingenberoep.nl
36 37
ug.dk
icares.com
opleiding.net mbowijzer.nl
youchooz.nlberoepskeuzeonline.nl
38 39
II Beroepen in Beeld
Auteur: Wil Seignette, Marjan Osendarp
Beroepen in BeeldBeroepen in Beeld bundelt informatie over alle beroepen en de arbeidsmarkt
in het mbo. De website is een samenwerkingsproject van de kenniscentra
voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven. Het beheer van Beroepen in Beeld is
ondergebracht bij het bureau van SBB.
Beroepen in Beeld is onderdeel van een pakket aan producten dat de kennis-
centra ontwikkelden om met hun kennis van het mbo en de arbeidsmarkt,
partijen als het onderwijs, gemeenten, etc. te faciliteren. Andere producten zijn
de kwalificatiescan (Test je Talent) Stagemarkt.nl, Kans op Werk.nl en de Studie-
route (binnenkort) De producten zijn allemaal onderling verknoopt. Er wordt dus
steeds teruggegrepen naar dezelfde informatie, die steeds op een verschillende
manier wordt gepresenteerd en gebruikt, naar gelang de behoeften van de
doelgroep/gebruiker.
Beroepen in Beeld is op verzoek van het ministerie van OCW ontwikkeld en in
juni 2010 gelanceerd. Hierna is de website doorontwikkeld in het kader van het
Activiteitenplan Loopbaanoriëntatie en –begeleiding Middelbaar beroeps-
onderwijs 2009 en 2010.
Bij de ontwikkeling van Beroepen in Beeld is er geadviseerd door JOB, NVS-NVL
en Stichting Platforms VMBO.
De beroepeninformatie Beroepen in Beeld maakt slim gebruik van de informatie die vanuit de wettelijke
taken van de kenniscentra beschikbaar is:
1. bedrijfsleven en onderwijs ontwikkelden gezamenlijk de kwalificatiestructuur
voor het mbo. Daarmee is het beroepenveld op de niveaus 1 tot en met 4
beschreven. Vanuit hun taak om de kwalificatiestructuur vorm te geven en
door te ontwikkelen, zijn de kenniscentra goed op de hoogte van de
beroepsvereisten en actuele ontwikkelingen in beroepen en branches;
2. daarnaast doen de kenniscentra ook arbeidsmarktonderzoek ten behoeve
van de kwalificatiestructuur en de branches, en beschikken ze daarom over
de kans op stage en kans op werk per beroep en per regio;
3. voor de brancheorganisaties ontwikkelen de kenniscentra voorlichtings-
materiaal en beroepenfilmpjes.
Deze informatie en producten worden op Beroepen in Beeld samengebracht en,
daar waar nodig, geschikt gemaakt voor de doelgroep: jongeren in het vmbo
en mbo.
Beroepen in Beeld brengt dus een aantal informatielementen per beroep samen:
- de beroepsbeschrijvingen vanuit de kwalificatiestructuur van het mbo;
- de producten die voor en door de branches zijn ontwikkeld (filmpjes,
websites als bijvoorbeeld www.mbowijzer.nl; www.youchooz.nl enzovoort);
- informatie over de voor het mbo erkende stages en leerbanen (via
Stagemarkt.nl);
- arbeidsmarktinformatie (via Kans op Werk/Kans op Stage.nl)
- v.a. december: studieroutes vanuit de kwalificatiestructuur (voor een
voorbeeld zie studieroute.ecabo.nl)
Zie ook de bijgevoegde schematische weergave van de structuur van Beroepen
in Beeld.
Betrouwbaar en reëelDe beroepeninformatie van Beroepen in Beeld is dus in wezen dezelfde infor-
matie als de informatie die wordt gebruikt door onderwijsinstellingen om hun
opleidingen vorm te geven. Bovendien ligt de basis bij de beroepscompetentie-
profielen. De informatie sluit dus aan bij de verwachtingen van de werkgever
bij een afgestudeerde mbo’er. De informatie is afkomstig van een betrouwbare
partij en geeft bovendien een reëel beeld van wat zowel onderwijs als bedrijfs-
leven later van je verwachten.
ActueelDe directe verbinding met de kwalificatiestructuur zorgt ervoor dat de beroepen-
informatie meebeweegt met de arbeidsmarkt: ieder jaar veranderen, verdwijnen
en ontstaan er beroepen. Onderwijs en bedrijfsleven verwerken deze mutaties
via de kwalificatiestructuur. De kenniscentra verwerken deze mutaties als
penvoerders van de kwalificatiedossiers en voeren ze tegelijkertijd door op
Beroepen in Beeld.nl.
Test je TalentAlle kwalificaties (diploma’s) maken gebruik van dezelfde 25 algemeen beschre-
ven competenties. De algemene beschrijving van de competenties gaat hierbij
uit van ontwikkelbaar vermogen. Bij niet alle mensen zijn alle competenties
ontwikkelbaar. De ene persoon bouwt gemakkelijker relaties dan de ander en
niet iedereen is van nature goed in plannen en organiseren. Door helder aan te
geven welke competenties nodig zijn om het beroep met succes uit te voeren,
I Icares
Auteur Hans Smetsers, directeur
Binnen Nederland behoort Icares tot een van de belangrijkste spelers. Het systeem
van Icares is van alle besproken systemen het meest internationale en bevat
ongeveer 20.000 beroepen, waarvan 3.300 in Nederland en 44.000 opleidingen,
waarvan 3.200 in Nederland.
icares.com (opleidingen) Icares (International Career and Education Services) helpt mensen bij de studie-
en beroepskeuze. Icares beschikt over een totaal geautomatiseerd systeem op
basis van Internettechnologie. Dit systeem bevat een tweetal omvangrijke tests
c.q. zoeksystemen. De studiekeuzetest is op het open net vrij toegankelijk, zie
www.icares.com. Icares.com is een zoekinstrument voor jongeren en een
marketinginstrument vanuit scholen gezien.
Belangrijke punten:
1. Icares heeft een bijna compleet bestand van alle Nederlandse opleidingen
van MBO 1 tot en met masters gekoppeld aan de onderwijsinstellingen.
2. Ook buitenlandse opleidingen staan in het bestand. Voor 117 landen is
opname (deels) gerealiseerd, o.a.: Angola, Aruba, België, Bulgarije, Denemarken,
Duitsland, Engeland, Finland, Frankrijk, Ierland, Macau, Marokko,
Mozambique, Nederlandse Antillen, Noord Ierland, Portugal, Rusland,
Spanje, Saoedi-Arabië, Turkije, Verenigde Arabische Emiraten, Wales, Zweden
en Zwitserland.
3. Iedere aangesloten onderwijsinstelling krijgt de test in eigen huisstijl.
4. Iedere aangesloten onderwijsinstelling beschikt over een ‘customerarea‘ om
het eigen aanbod actueel te houden.
5. Buitenlandse onderwijsinstellingen uit onder meer Australië, België,
Bulgarije, Duitsland, Ierland, Nederlandse Antillen en Rusland zijn bij Icares
aangesloten.
6. Alle webinformatie over opleidingen (bij aangesloten onderwijsinstellingen)
is direct opvraagbaar.
7. Naast een vragenlijst zijn opleidingen op (een deel van de) naam, op sector
en op kernbegrippen te vinden.
8. De ambitie is om alle beroepsopleidingen, bachelors en masters (binnen en
buiten Europa) in het systeem op te nemen.
Icares Professional (beroepen)De beroepentest Icares Professional is vooral voor de Nederlandstalige
markt en is enkel onder begeleiding te maken. Icares Professional is een
begeleidingsinstrument.
Belangrijke punten:
1. Beroepen (ongeveer 3400) zijn gekoppeld aan opleidingen.
2. Alle beroepen zijn gekoppeld aan 26 beroepsaspecten en aan 70 Taco’s
(talenten en competenties).
3. Een scan toont de individuele belangstelling per sector (voor 35 sectoren).
4. Bij de beroepen worden de meest geëigende opleidingen getoond, de
aangesloten opleidingen hebben een directe link naar de webpagina van
de opleiding.
5. Alle beroepen zijn gekoppeld aan een indicator voor handicaps/beperkingen
met een relevante link naar patiëntenverenigingen e.d.
6. Met codes kan de cliënt de test(onderdelen) ook elders maken of elders de
resultaten inzien (bijvoorbeeld om met partner of ouders te bespreken).
7. Er zijn modules die ingaan op werkhouding (CAPAZ-Werk) op studiehouding
(CAPAZ-Studie), op lichamelijk beperkingen (Fysieke Criteria) en op persoon-
lijkheid (OASE-Z is gebaseerd op de Big Five).
8. De Cube8 is een horizonverruimer. Na het op volgorde zetten van foto’s,
vakkenpakketten en persoonsomschrijvingen worden beroepen getoond.
9. Momenteel wordt Icares Professional geschikt gemaakt voor andere landen
en talen. Er zijn op dit moment beroepensets beschikbaar in het Arabisch,
Bulgaars, Engels, Frans, Roemeens, Russisch en Spaans.
Voor de systemen Icares.com en Icares Professional gelden:
a. Alle beroepen en opleidingen worden objectief door de test op volgorde
van interesse gezet.
b. Vragenlijsten zijn in te vullen in 30 talen: Nederlands en Engels, maar ook
Arabisch, Azeri, Bosnisch, Bulgaars, Catalaans, Chinees, Deens, Duits, Fins,
Frans, Grieks, Hongaars, Indonesisch, Italiaans, Kroatisch, Lets, Moldavisch,
Noors, Oekraïens, Papiamento, Pools, Portugees, Roemeens, Russisch,
Servisch, Spaans, Turks en Zweeds. Overige talen zoals Indonesisch, Japans
en Tsjechisch volgen.
c. Door slimme Internettechnologie zijn de systemen eenvoudig te gebruiken.
d. De inhoud is adequaat en actueel.
Bijlagen
40 41
wordt duidelijk over welke ontwikkelbare vermogens iemand moet beschikken
om in dat beroep succesvol te zijn. Andersom geredeneerd: wanneer bekend is
over welke ontwikkelbare vermogens een persoon beschikt, dan is het mogelijk
om deze te matchen met de competenties in de kwalificatiedossiers. Dat kan
nut hebben voor jongeren die een keuze moeten maken voor een vervolgop-
leiding of voor een beroep. Op basis van dit uitgangspunt is de competentietest
op Beroepen in Beeld.nl ontwikkeld: “Test je Talent”. Met behulp van 55 vragen
worden de ontwikkelbare vermogens van de invuller gemeten. Als resultaat komt
er een top vijf van competenties uit de test, die vervolgens worden gematched
met de beroepen in het MBO.
Een competentietest kan dienen als input voor dialoog. Het gezamenlijk bespreken
van de resultaten is een manier om voornamelijk te werken aan de loopbaan-
competentie ‘capaciteitenreflectie’: de bewustwording van vaardigheden en
eigenschappen en de vertaling hiervan naar doelen en wensen in leren en
werken. Zeker binnen het vmbo, waar leerlingen nog relatief weinig praktijk-
ervaring hebben opgedaan, kan het maken van een competentietest een goede
input zijn voor een gesprek en reflectie. De resultaten en eigen conclusies kunnen
worden opgenomen in bijvoorbeeld een POP (Persoonlijk OntwikkelingsPlan) of
portfolio. Kortom, niet alleen het maken van de test, maar vooral ook het reflecteren
aan de hand van de resultaten kan zeer nuttig zijn binnen het loopbaanproces.
Een eerste versie van de test is opgeleverd in januari 2011. In de loop van 2011 is
gebleken dat de match tussen talenten en de beroepen in Beroepen in Beeld.nl
nog geen goed beeld geeft. Gebruikers herkennen zich na het invullen van de
test goed in het competentieprofiel, maar vervolgens helemaal niet in de beroepen
die hierbij zouden passen. Hierop is de test op een aantal punten gewijzigd:
Het is nu mogelijk om resultaten te filteren op (vmbo) sector en niveau
Uitgangspunt van de test is en blijft dat de test moet worden gebruikt om nieuwe
beroepen en mogelijkheden te ontdekken. De ervaring leert echter dat het
helemaal vrij tonen van alle mogelijke beroepen in het MBO, als ergerlijk wordt
ervaren. Daarom is het nu mogelijk om na het maken van de test aan te geven
in welke vmbo-sector(en) je wilt gaan zoeken naar een beroep. Hierdoor krijgt
de gebruiker een mogelijkheid om de resultaten vast wat te sturen.
Bovendien is er een mogelijkheid ingebouwd om hiernaast ook te zoeken op
niveau. Hierdoor kan er meer gericht worden gezocht en worden de verwach-
tingen van wat er allemaal mogelijk is, beter gemanaged.
Methode voor matching
Bestaande methode om competenties een weging toe te kennen, bleek niet te
voldoen. De beroepen die als resultaat van de test werden gegeven, werden vaak
als erg vreemd ervaren. Hierop is de manier van matching verfijnd, waardoor de
test betere resultaten geeft.
Gebruik informatie door andere partijenDe informatie in Beroepen in Beeld is publieke informatie. Stagemarkt.nl
bestaat al langer en is daarom al verder doorontwikkeld. Bij deze website met
informatie over alle erkende stages en leerbanen hanteren wij hetzelfde principe.
Inmiddels gebruikt zo’n 50 onderwijsinstellingen de informatie uit Stagemarkt
in hun eigen schoolomgeving.
www.bekijkjetoekomstnu.nl is een goed voorbeeld van hoe centraal verzamelde
informatie op een regionaal niveau wordt ingezet. Spirit4You Haaglanden
vraagt bij ons de informatie uit Beroepen in Beeld.nl, Stagemarkt.nl en Kans op
Werk op en vertaalt dit vervolgens door naar hun eigen regionale site. Ze halen
dus uit Beroepen in Beeld.nl de informatie over de beroepen waarvoor je in de
regio een opleiding kunt doen en filteren uit Stagemarkt.nl de stageplaatsen
en leerbanen in de regio Haaglanden. En vervolgens vullen zij deze informatie
verder aan met regio-specifieke informatie. Haaglanden benut wat er op
nationaal niveau gemaakt wordt en past daar waar nodig regionaal maatwerk
toe.
Een ander voorbeeld is de Beroepenkrant. De vmbo/mbo-editie van deze krant
maakt bij de beroepsbeschrijvingen gebruik van de informatie van Beroepen
in Beeld.nl. De krant wordt hoofdzakelijk verspreid naar decanen, maar ook
jongereninformatiepunten en studiebeurzen. De krant heeft een oplage van
60.000, met een geschat bereik van 100.000 scholieren, ouders en decanen. Dat
doen ze vanuit een behoefte aan betrouwbare, goede en permanent actuele
informatie. Wij werken graag samen omdat we dan via verschillende kanalen
dezelfde boodschap verspreiden: dat geeft jongeren een duidelijker en reëler
beeld van beroepen en de arbeidsmarkt.
Beroepen in Beeld.nl Ik weet wat ik wil!
- beroepsnaam; - niveau; - domein; - (vmbo) sector of - branche
Ik wil iets Iets met…
Ik kan iets Competenties
Test je Talent! Competentietest
Zoekresultaten
Beroep
Stagemarkt.nl
Kans op Werk / Kans op Stage
Websites van de kenniscentra en branches
Database Beroepen in Beeld - crebo - niveau - domein - (vmbo) sector - branche - beroepsnaam - synoniemen - beroepenfilmpjes - omschrijving beroep - competenties - salarisindicatie - link(s) naar websites
kenniscentra/branches - zoektermen 'iets met'
Beheersmodule kenniscentra
Iets met andere beroepen
Beheersmodule admin (SBB)
CMS (ALGEMENE TEKSTEN WEBSITE)
42 4342
Checklist onderzoek
Actualiteit: hoe is het vandaag, wat gebeurt er allemaal?• Hoe is het met je? Thuis? Op school? Werk? FB?
Dit deel is kort en heeft vooral tot doel te zorgen dat ieder in de juiste mindset
present is en met elkaar een groep vormt.
Beeld: Wat ben je aan het leren en waar ben je op weg naar toe?• hoe ziet je toekomst eruit? Wat wil je later gaan doen.
• met wie praat je daarover:
• vrienden;
• school, leraren, coach, mentoren/decanen/studieloopbaanbegeleiders/
BPV begeleiders (de laatste voor mbo leerlingen);
• ouders, familie;
• media, krant, TV, tijdschrift;
• voorlichting, op school, open dagen, beurzen;
• internet;
• beroepskeuzetesten;
• hoe kom je aan je informatie, en wat wil je weten?;
• evaluatie voorlichtingssites voor deze doelgroep.
De sites worden snel vertoond op de beamer op zoek naar de interessante triggers.
• wat is het?
• hoe ziet het eruit?
• wat zou je doen?
• waar zou je over praten?
Met elkaar vormen de sites de bekende onoverzichtelijke rijstebrij-berg die we te
boven moeten komen.
Historie: hoe was het tot nu toe? • waar ben je op uit, waar zoek je naar, wat wil je weten?
• waar loop je vast, of raak je in de war?
• wat heb je gemist?
Welke functies bepalen waar het hart naar uit gaat?
Toekomst• hoe de ideale site voor opleiding en beroep eruit ziet?
• hoe kom je daar binnen, en wat kan je dan doen?
• de rol van: testjes, filmpjes, scholen-informatie, beroepen-informatie,
uitwisseling van leerlingen, verhalen van beroepsmensen, etc.?
Deze fase is een creatief proces: zoeken naar wat de rijstebrij-berg kan overstijgen
zodat ze alsnog blij kunnen worden en plugged-in raken, zodat het kan kan
rondzingen in de onderlinge p2p communicatie. Ideeën die tijdens het onderzoek
naar boven komen worden ter plekke getoetst.
ConclusieWat is er voor nodig om zonder haperen naar de toekomst te stromen, zodat
studie en beroepskeuze deel worden van het dagelijks leven, in plaats van een
verplichte en vermoeiende bijzaak?
43
44
© euroguidance neder land | www.euroguidance.nl
t (073) 680 0762 | inf [email protected] | pos tbus 1585 | 5200 bp ‘s-Her t ogenbosch
deze uitgave is t ot s t and gekomen me t subsidie v an de europese Commiss ie, dg onder wi js en Cultuur