23
Herhaling Herhaling derde naamval derde naamval

Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

HerhalingHerhaling

derde derde naamvalnaamval

Page 2: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

meewerkend voorwerp

aanvoor

Page 3: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud

derder diedie dasdas diedie

11

33

44dedenn diedie dasdas diedie

dedemm dederr dedemm den+nden+n

Page 4: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Ich gebededemm____Mann____Ball

DERDER

dedenn

Page 5: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud

derder diedie dasdas diedie

11

33

44dedenn diedie dasdas diedie

dedemm dederr dedemm den+nden+n

meinmein meinemeine meinmein meinemeine

meinemeinenn meinemeine meinmein meinemeine

meinemeinemm meinemeinerr meinemeinemm meinemeinenn++nn

Page 6: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Ich gebemeinermeiner_____Frau____Ring

MEINMEIN

eineeinenn

Page 7: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud

derder diedie dasdas diedie

11

33

44dedenn diedie dasdas diedie

dedemm dederr dedemm den+nden+n

meinmein meinemeine meinmein meinemeine

meinemeinenn meinemeine meinmein meinemeine

meinemeinemm meinemeinerr meinemeinemm meinemeinenn++nn

Page 8: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Ich gebe _____ Lehrer das Heft.

der Lehrer

demdem

“de”

Page 9: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Kaufst du ______ Freundin kein Eis?

die Freundin

deinerdeiner

“jouw”

Page 10: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Die Mutter gibt _____ Babydie Flasche.

das Baby

demdem

“de”

Page 11: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Der Ober schenkt _____ Gästedie Gläser voll.

die Gäste

denden

“de”

nn

Page 12: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Wir senden _______ Freundeeinen Brief.

die Freunde

unserenunseren

“onze”

nn

Page 13: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Tess schickt _____ Freundineine E-mail.

die Freundin

ihrerihrer

“haar”

Page 14: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Na de volgende voorzetsels

volgt altijd altijd de derde naamval

aus bei mit nach seit von zu

uit bij mee na, naar

sinds van, door

naar, bij

“Arnol blijft morgen nacht slapen & vet zuipen”

Page 15: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Tess kommt aus _____ Schule.

die Schule

derder

“de”

aus bei mit nach seit von zu

Page 16: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Lukas arbeitet bei _______ Bäcker.

der Bäcker

einemeinem

“een”

aus bei mit nach seit von zu

Page 17: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Wir fahren mit _____ U-Bahn.

die U-Bahn

derder

“de”

aus bei mit nach seit von zu

Page 18: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Seit ______ Monat wohnen wir in Berlin.

der Monat

einemeinem

“een”

aus bei mit nach seit von zu

Page 19: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Julia ist müde von _____ Arbeit.

die Arbeit

derder

“de”

aus bei mit nach seit von zu

Page 20: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Sie wird von ______ Arzt untersucht.

der Arzt

einemeinem

“een”

aus bei mit nach seit von zu

Page 21: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Was trinkst du zu _____ Essen?

das Essen

demdem

“de”

aus bei mit nach seit von zu

Page 22: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

Zijn er Zijn er

nog nog

vragen?vragen?

Page 23: Herhaling derde naamval. meewerkend voorwerp aan voor

mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud

derder diedie dasdas diedie

11

33

44dedenn diedie dasdas diedie

dedemm dederr dedemm den+nden+n

meinmein meinemeine meinmein meinemeine

meinemeinenn meinemeine meinmein meinemeine

meinemeinemm meinemeinerr meinemeinemm meinemeinenn++nn