24
College Sociale Wetenschappen Nr 04, December 2012 IN OF UIT

Download #kijkSW 4

  • Upload
    hakhanh

  • View
    218

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

1

College Sociale Wetenschappen

Nr 04, December 2012

IN OF UIT

Colofon

is een uitgave van: UvA/Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen/ College Sociale Wetenschappen

Redactie: Patty Rottier, Heleen Straesser en Reyna Veldhuis Telefoon: 020 525 5823E-mailadres: [email protected] Ontwerp logo: Today Designers (Bob Derksen) Utrecht, http://www.todaydesigners.nl

Lay Out: Joos Mooi, http://www.joosmooidrukwerk.nl

Coverfoto: Jan Stammes, http://www.janusvisuals.com

Drukwerkbegeleiding AUP, www.aup.nl

Drukwerk: Wilco, Amersfoort

College Sociale WetenschappenDirecteur: Johan PostHoofd: Martijn van der WeerdWebsite: http://www.fmg.uva.nl/csw

2

Dit is alweer de vierde uitgave van #kijkSW, een uitgave van het College Sociale Wetenschappen (CSW), van de Universiteit van Amsterdam. Wat is het CSW? Het College biedt vijf bachelor opleidingen aan: Algemene Sociale Wetenschappen, Culturele antropologie, Sociale Geografie en Planologie, Sociologie en Politicologie. Met onze krant #kijkSW willen wij u informeren over de huidige stand van zaken op het gebied van de sociale wetenschap zoals die in ons onderwijs en onderzoek aan bod komt. Elk nummer heeft een thematische insteek en we activeren onze wetenschappers zo mogelijk op dit thema in te haken. Daarnaast komen ook (oud-)studenten en docenten aan het woord, vertellen studieverenigingen iets over hun bezigheden en wordt er aandacht besteed aan recente publicaties. Na de afronding van hun bachelor volgen veel studenten ook een masteropleiding. De masteropleidingen die (logisch) aansluiten bij de vijf bacheloropleidingen van het CSW zijn ondergebracht in de Graduate School of Social Sciences (GSSS). De GSSS biedt naast de Nederlandstalige aansluitmasters veel Engelstalige specialisaties binnen de master aan. <

Bacheloropleidingen College Sociale WetenschappenAlgemene Sociale WetenschappenWebsite studiekeuze: www.uva.nl/bsc-asw

Studieadviseur: [email protected]

Culturele antropologieWebsite studiekeuze: www. uva.nl/bsc-antropologie

Website: www.uva.nl/disciplines/antropologie

Studieadviseur: [email protected]

Sociale Geografie en Planologie Website studiekeuze: www. uva.nl/bsc-sociale-geografie-planologie

Website: www.uva.nl/disciplines/geografie-planologie-en-internationale-ontwikkelingsstudies

Studieadviseur: [email protected]

PoliticologieWebsite studiekeuze: www. uva.nl/bsc-politicologie

Website: www.uva.nl/disciplines/politicologie

Studieadviseur: [email protected]

SociologieWebsite studiekeuze: www. uva.nl/bsc-sociologie

Website: www.uva.nl/disciplines/sociologie

Studieadviseur [email protected]

Masteropleidingen Graduate School of Social Sciences http://www.graduateschoolofsocialsciences.uva.nl/gsss/home.cfm

Informatiebalie: [email protected]

Adreswijzigingen [email protected]

UIT of IN

Foto

’s: J

an S

tam

mes

Nu, zestig jaar na Gadourek en twintig jaar na Schuyt, trekken we opnieuw met studenten Sassenheim in en gaan we opnieuw zo veel mogelijk dezelfde vragen stellen. Net als in Gadoureks studie nemen we in de enquête vragen op over opvoeding en onderwijs, werk en huishouden, religie en politiek, gezondheid en vrije tijd. Sassenheim is inmiddels onderdeel geworden van de gemeente Teylingen, er is een station gekomen, er is flink geïnvesteerd in het winkelcentrum en er wonen steeds meer forensen. Wat betekenen deze veranderingen voor het dagelijks leven van de huidige bewoners van Sassenheim?

In het vak Methodologie leren de eerstejaars van docent Gerben Moerman over de achtergronden van de enquête als methode. In werkgroepen leveren ze kritisch commentaar op een eerste versie van de vragenlijst en krijgen ze interviewtraining. Daarna voeren deze honderd eerstejaars een groot deel van de mondelinge enquêtes uit. De data uit deze enquêtes gebruiken dezelfde studenten vervolgens in het vak Inleiding statistiek, voor eigen statistische analyses en opdrachten. Daarna neemt een kleinere ploeg derdejaars het stokje over. Studenten die zich voor dit afstudeerproject hebben ingeschreven, hebben toegang tot alle verzamelde gegevens en vullen die aan met eigen onderzoek. Niet alleen door te enquêteren. Ze maken ook gebruik van andere onderzoeksmethoden, zoals (historisch) bronnenonderzoek, interviews en (participerende) observaties in de traditie van etnografisch onderzoek. In de praktijk betekent dat laatste veel rondhangen op locatie en praten met zo veel mogelijk betrokkenen en belanghebbenden. Die bacheloronderzoeken kunnen gaan over bijvoorbeeld het verenigingsleven, zoals de al jaren bestaande toneelvereniging of een van de vele sportclubs, over burgerinitiatieven zoals die voor het behoud van de molen of het park, over het bloemencorso of de bierfeesten, Poolse bollenpellers, de overlevingstrategieën van de middenstand, het moderne gezinsleven, de omgang tussen de bewoners van een straat…

Research-intensief onderwijs is helemaal in. De Universiteit van Amsterdam vindt het steeds belangrijker studenten al tijdens hun opleiding actief te betrekken bij onderzoek. Onderzoek is immers de basis van de wetenschap. De Amsterdamse opleiding Sociologie kent een lange traditie van research-intensief onderwijs, alleen noemden we het niet altijd zo. Eigenlijk is het nooit ‘uit’ geweest.

Meteen al in hun eerste jaar doen studenten een leeronderzoek waarbij ze de straat opgaan om mensen te observeren, te interviewen en te enquêteren. Ook dit jaar gaan de eerstejaars op pad, dit keer in Sassenheim. Twintig jaar geleden gebeurde dat ook. Toen gingen studenten onder leiding van professor Schuyt op zoek naar sociale verandering in Sassenheim, een heel gewoon en gemiddeld dorp in de Bollenstreek, tussen Schiphol en Leiden. Die keuze voor Sassenheim was allesbehalve toeval. Kees Schuyt en zijn studenten deden een herhalingsonderzoek. Begin jaren vijftig deed de uit Tsjecho-Slowakije gevluchte socioloog Iwan Gadourek een onderzoek naar het dagelijkse leven van bewoners van Sassenheim. Hij hield onder meer een enquête onder 400 inwoners en schreef daarover de klassieke studie A Dutch Community (1956). In het Sassenheim van toen werkten de meeste mannen in het dorp, vooral in de bollen, of bij de verffabriek van Sikkens. Ze gingen lopend of op de fiets naar hun werk. Sommige vrouwen werkten mee, de meeste waren huisvrouw: ze deden het huishouden en zorgden voor de kinderen. De kinderen gingen naar de katholieke, de gereformeerde of hervormde school en tussen de middag werd in de meeste gezinnen warm gegeten en daar kwam je voor thuis. In 1993 heeft Kees Schuyt, samen met sociologiestudenten van de UvA, dit onderzoek herhaald en ruim 300 enquêtes afgenomen. Er was veel veranderd: niet alleen de mannen, ook steeds meer vrouwen werkten. Dat werk was vaker buiten Sassenheim en daar gingen ze met de auto naartoe. Kinderen gingen nog steeds naar verschillende scholen, maar de kerk en het geloof waren veel minder belangrijk geworden.

Sassenheim RevisitedCarolien Bouw

3

De burgemeester van Teylingen (de gemeente waar Sassenheim onderdeel van is) mevrouw Van Kampen, is enthousiast over dit project en we hebben afgesproken dat de studenten aan het eind van het bacheloronderzoek hun bevindingen in Sassenheim komen presenteren.Vaak wordt sociologen verweten dat ze vooral bevestigen wat iedereen al lang weet. Veel sociologisch onderzoek zou te voorspelbaar zijn. Dus heeft Gerben Moerman met de eerstejaars een weddenschap afgesloten. Zij moeten voorspellen wat de bewoners van Sassenheim gaan antwoorden op de vraag ‘Gelooft u in God?’. Is dat echt zo voorspelbaar?In 1951 beantwoorde 96,3% van de ondervraagde bewoners van Sassenheim die vraag met ‘ja’. Slechts 1,5% antwoordde ‘nee’ en 1,7% ‘weet niet’. In 1993 zijn de bewoners van Sassenheim, net als de andere Nederlanders, ongeloviger geworden. 63,1% beantwoordt de vraag bevestigend, 24,1% ontkennend en 12,7% zegt het niet te weten. Niet alleen het aantal ongelovigen was sinds begin jaren vijftig in Sassenheim fors toegenomen, ook het aantal mensen dat op die vraag geen eenduidig antwoord wist te geven. Vooral dat laatste vond Schuyt interessant: de nuances die de ondervraagden wilden aanbrengen en al die verschillende interpretaties waaruit bleek dat de betekenis van de vraag verschoven was. Hoe staat het met nu met dat geloof in God in Sassenheim? Vinden de bewoners het nu nog moeilijker daarop met een eenvoudig ja of nee te antwoorden? Wie het weet mag het zeggen.

Carolien Bouw is directeur van de bachelor opleiding Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Zie voor meer informatie over het Sassenheimproject www.uva.nl/sassenheim <

Foto

: Kee

s B

ruin

Carolien Bouw

COLUMN

4

Elke bachelor opleiding van het CSW biedt meeloopdagen aan. Kijk voor meer informatie of geef je op via: http://www.uva.nl/onderwijs/

bachelor/open-dagen/uva-meelopen/meelopen.

html

WebsiteOp de websites kun je meer lezen over de bacheloropleidingen van het CSW. Kijk voor de adressen van deze websites in het colofon, links op deze pagina.

Het CSW en daarna…Een master- of research masterprogramma aan de Graduate School of Social Sciences (GSSS) kan een mooi vervolg zijn op jouw bachelor studie!Binnen de GSSS kun je (een master) kiezen uit een breed aanbod Nederlands- en Engelstalige, disciplinaire en interdisciplinaire masterprogramma’s op het gebied van antropologie, sociologie, politicologie en sociale geografie en planologie. De GSSS-programma’s geven je de ruimte je te specialiseren in een onderwerp naar keuze binnen de onderzoeksgebieden van de wetenschappelijke staf. Tijdens je studie word je (verder) aangemoedigd analytische vaardighedenVoor meer informatie over de programma’s van de GSSS, ga naar onze website:www.graduateschoolofsocialsciences.uva.nl <

StudiekeuzeEen studiekeuze is een belangrijke keuze in je leven. Maar hoe vind je een studie die bij je past? Neem ruim de tijd voor je keuze. Kiezen begint bij jezelf. Kijk naar waar je goed in bent, en wat je interesses en wensen zijn. Met meer kennis van jezelf krijg je een beter idee welke studies bij je zouden kunnen passen. Uit onderzoek blijkt dat studenten die zich goed georiënteerd hebben vaker op de juiste plek terechtkomen en succesvoller zijn in hun studie.

Verken jezelf en de mogelijkheden -maak een profiel van jezelf -bespreek je profiel met anderen -bekijk de interessegebieden die aansluiten bij jouw profiel -vergelijk de opleidingen die bij jouw profiel passen -praat met mensen in je omgeving die een beroep of opleiding doen waarin je geïnteresseerd bent -bezoek de open dagen -verdiep je in enkele studies door mee te draaien in het onderwijs en praat met studenten.

Hulp bij je studiekeuze Het Studiekeuzestappenplan kan je helpen bij het maken van de juiste keuze. Het belicht de stappen in het keuzeproces en bevat handige testjes en tips. Je kunt je ingevulde stappenplan, als je wilt, bespreken met een UvA-studiekeuzecoach. http://www.uva.nl/onderwijs/

bachelor/hoe-kies-je-een-studie

Mocht je ondanks je orientatie toch niet de juiste keuze hebben gemaakt zorg dan dat je je binnen een maand weer uitschrijft. In dat geval kan je het college geld nog terug ontvangen.

Sociale WetenschappenBen je geïnteresseerd of ken je iemand die geïnteresseerd is in de bachelor opleiding Culturele antropologie, Algemene Sociale Wetenschappen, Politicologie, Sociale geografie en Planologie en/of Sociologie? Het College Sociale Wetenschappen (CSW) biedt scholieren van 4, 5 en 6 vwo verschillende mogelijkheden zich te laten informeren over deze opleidingen.

BachelordagOp de UvA Bachelordagen kun je kennismaken met de bachelor opleidingen van het CSW. Er is een voorlichtingsmarkt en er worden ook per opleiding voorlichtingsrondes georganiseerd waar een docent, studieadviseur en student meer vertellen over hun opleiding.Meer informatie over de Bachelordag is te vinden op: http://www.uva.nl/onderwijs/

bachelor/open-dagen/uva-bachelordag/uva-

bachelordag.html

MeelopenDe beste manier om een opleiding beter te leren kennen, is om een dagje mee te lopen met zittende studenten. Tijdens een meeloop dag gaan scholieren naar een hoorcollege en/of werkgroep en krijgen ze een rondleiding door de gebouwen van de UvA. En natuurlijk is er de hele dag de mogelijkheid om vragen te stellen, bijvoorbeeld over de studie zelf maar ook over de UvA of over studeren in Amsterdam.

Voorlichting aan scholieren

Studenten tijdens hoorcollege

5

dancemuziek zich zo anders in Europa dan in de Verenigde Staten? Waarom brak het in de VS niet eerder door naar de ‘mainstream’? En wat zijn de redenen waarom het nu wellicht wel lijkt te lukken?

Voor cultuursociologen ligt hierin een interessante uitdaging. Een belangrijke vraag in de cultuursociologie is waarom sommige nieuwe culturele innovaties wel slagen en andere niet, waarom het ene genre wel tot een geaccepteerde ‘kunstvorm’ uitgroeit en een andere niet en waarom een genre in de ene context wel een vast onderdeel wordt van het muzikale landschap en in de andere context alleen maar een tijdelijk modefenomeen is. Belangrijk is om daarbij te beseffen hoe de cultuursociologie tegen ‘genres’ aankijkt: genres bestaan niet alleen uit de gemeenschappelijke esthetische kenmerken van een muziekcategorie maar ook uit de ‘sociale wereld’ van de artiesten, organisaties, fans die zich verbonden voelen aan wat zij definiëren als een bepaald soort muziek. Het succes en falen van een genre heeft dan ook niet alleen met de kenmerken of kwaliteit van de muziek zelf te maken, maar ook met de sociologische context van de productie, distributie en receptie van bepaalde soorten muziek.

Daarnaast is een belangrijke uitgangspunt dat er altijd meer muziek wordt gemaakt en meer aanbod is van nieuwe stijlen, nieuwe innovaties, nieuwe genres dan uiteindelijk door het publiek gehoord of gezien kan worden. Er zijn veel beginnende muzikanten, maar slechts enkele daarvan krijgen de kans om hun muziek aan een breder publiek te laten horen of een plaat uit te brengen. En zelfs als ze een plaat maken is de kans vrij klein dat deze succesvol zal zijn. Van alle ongeveer 30.000 albums die per jaar op de Amerikaanse markt worden gebracht, verkoopt bijvoorbeeld slechts minder dan 2% voldoende om onder een breed publiek bekend te raken.

Wat de meeste mensen kennen en horen qua muziek is dan ook de uitkomst van een lang proces van selectie door platenmaatschappijen, boekingsbureaus, clubeigenaren, radiomakers, recensenten, enzovoorts.

Ook is het belangrijk om te memoreren dat de mensen binnen het muziekveld die de beslissingen nemen over wat wel en wat niet een kans mag krijgen gewoontedieren zijn en als het even kan risico’s proberen te vermijden. Platenbazen kiezen bijvoorbeeld liever voor het bekende dan het onbekende en genrecategorieën spelen daarbij een belangrijke rol. Het eerste wat een label aan een nieuwe artiest zal vragen is “Wat voor soort muziek spelen jullie?” En hoewel artiesten zich liever niet in hokjes willen laten plaatsen, blijkt uit veel onderzoek dat het voor de carrièrekansen van een beginnend artiest vrijwel altijd beter is als deze in een duidelijk genre te plaatsen valt. Hetzelfde geldt voor radiostations die weinig geduld hebben met nieuwe, afwijkende vormen van muziek, of popbladen die niet willen schrijven over iets wat ze niet kennen. Met andere woorden: over het algemeen is het zo dat nieuwe stijlen en genres weinig tot geen kans krijgen om zich te manifesteren of door te breken naar het grote publiek omdat de mensen werkzaam binnen het muziekveld – hoewel ze vaak wel zeggen te streven naar het nieuwe en het innovatieve – meestal voor de gebaande paden kiezen. Voor het doorbreken van deze status quo moet de nodige collectieve arbeid worden verzet en moeten de omstandigheden gunstig zijn.

Om te begrijpen waarom deze status quo soms wel en soms niet wordt doorbroken hebben sociologen recentelijk gewezen op de interessante parallel tussen ‘genrewerelden’ in culturele velden en sociale bewegingen. Beide zijn vormen van collectieve actie die een nieuw idee of praktijk geaccepteerd willen

Een paar jaar geleden was het ineens zover: Amerikanen hadden eindelijk – twintig jaar na de Europeanen – de elektronische dansmuziek ontdekt. Na verschillende onsuccesvolle pogingen in de jaren ’90 om het in Europa zo populaire dancegeluid te laten doorbreken in de Verengde Staten, leek rond 2010 eindelijk de ban gebroken. The Black Eyed Peas scoorden weken lang in de Amerikaanse Billboard charts met het door de Franse house-dj David Guetta geproduceerde ‘I Gotta Feeling’. Het Amerikaanse dancefestival Electric Daisy Carnival trok in 2011 meer dan 200.000 bezoekers naar Las Vegas met een line-up bestaande uit onder meer Nederlandse DJ’s als Afrojack, Ferry Corsten en Chuckie. En in 2012 volgde ook de erkenning door de Amerikaanse muziekindustrie: electro/dubstep artiest Skrillex sleepte drie Grammy Awards in de wacht.

Dat Amerika de dancemuziek pas 20 jaar na Europa in de armen heeft gesloten zou je ironisch kunnen noemen. Genres als house en techno ontstonden eind jaren ’80 in de clubs en ‘warehouses’ van Detroit en Chicago, maar veel meer dan een lokale, underground scene is het daar nooit geworden. Dancemuziek groeide pas echt uit tot een brede, populaire vorm van muziek in landen als Engeland, België, Duitsland en Nederland. Hier ontwikkelde dancemuziek zich tot een heuse culturele industrie met een ruim aantal platenlabels, festivals, clubs en een publiek voor wie ‘clubben’ de normaalste zaak van de wereld werd. Veel van de Amerikaanse pioniers van het eerste uur – Derrick May, Jeff Mills – verhuisden dan ook naar Europa waar de arbeidsmarkt voor dj’s en producers veel gunstiger was. Maar waarom ontwikkelde

Dance in de VS en EuropaAlex van Venrooij

‘Electric Daisy Carnival is een van de meest succesvolle dancefestivals in de Verenigde Staten’

6

verkopen bij te houden bleek dat met country en hiphop veel meer te verdienen viel dan tot dan toe gedacht – lijken de nieuwe media de majors ook gewezen te hebben op een nieuwe mogelijke markt. Het is wellicht nog te vroeg om te beoordelen of de majors nu werkelijk overstag zijn en dance als volwaardig genre zullen behandelen. De tekenen zijn gunstig, maar zonder een collectieve inspanning van platenmaatschappijen, festivalorganisatoren, distributeurs en overheden om dance op de Amerikaanse kaart te zetten zou het zomaar weer slechts een tijdelijke opleving kunnen zijn.

Alex van Venrooij is universitair docent cultuursociologie aan de afdeling Sociologie en Antropologie. In 2012 ontving hij een VENI-subsidie voor een 3-jarig onderzoeksproject naar de ontwikkeling van elektronische dansmuziek in de VS, Engeland en Nederland. <

krijgen en institutionele veranderingen teweeg willen brengen. Voor sociale bewegingen hebben sociologen al een vrij uitgewerkt kader ontwikkeld om te begrijpen waarom sommige sociale bewegingen wel en andere niet slagen. Zou het ook mogelijk zijn om hiermee de slagingskansen van nieuwe muziekgenres te begrijpen?

Net als studies van sociale bewegingen kunnen we bijvoorbeeld onderzoeken wat de ‘opportunity structure’ is voor nieuwe genres als dance in de Amerikaanse en Europese context. De maatschappelijke context kan bijvoorbeeld meer of minder gunstig zijn voor de groei en acceptatie van een genre. Muziekgenres worden bijvoorbeeld vaak verbonden met de (negatieve) opvattingen ten opzichte van bepaalde sociale groepen en minderheden. Zo werd dancemuziek in de beginjaren in de VS vaak beschouwd als “zwarte, homo-muziek”. Die opvattingen en nationale verschillen in tolerantie ten opzichte van deze minderheden zouden misschien kunnen verklaren waarom deze muziek in de VS in eerste instantie het ‘scene-niveau’ niet is ontstegen en waarom nu de dance uit Europa komt deze wel acceptabel wordt gevonden. Daarnaast zijn er verschillen in wetgeving die de Amerikaanse context minder gunstig maakten voor dance: jongeren krijgen pas vanaf hun 21ste toegang tot clubs. Daarom is het ook opvallend dat de recente opleving van dancemuziek in de VS zich vooral via festivals verspreidt – waar de minimumleeftijd lager ligt.

Maar ook de context van het popmuziekveld kan meer of minder gunstig zijn voor de ontwikkeling van een nieuw genre. Een van de belangrijkste contexten voor een genre zijn andere genres: zolang de markten van andere genres stabiel en groeiende zijn, zullen platenmaatschappijen bijvoorbeeld niet snel geneigd zijn om te investeren in nieuwe vormen van muziek. Muziekgenres zijn als het ware in competitie met elkaar om aandacht, en de neergang van het ene genre kan de mogelijkheid bieden aan een ander genre om door te groeien. Het is dan ook wellicht niet toevallig dat de groei van house in Engeland begin jaren ’90 samen viel met de tanende populariteit van rockgenres als postpunk. Specialistische platenwinkels werden omgetoverd tot dance shops, rockartiesten als Primal Scream en New Order lieten zich inspireren door de nieuwe dancegeluiden van house en techno, en bladen als NME die hun hoogtijdagen hadden tijdens de (post)punk zagen hun circulatiecijfers dalen en kropen uit het dal door zich te associëren met dancemuziek. In de Verenigde Staten werd de neergang van de grungerock voor een belangrijk deel opgevangen door hip-hop – wat wellicht de opmars van dance daar heeft geblokkeerd.

Ook als we kijken naar de beschikbaarheid van ‘middelen en bronnen’ kunnen we wellicht verklaringen vinden waarom in Europa dance eerder en sneller voet aan de grond kreeg dan in de VS. In Engeland en Nederland kon dancemuziek zich bijvoorbeeld landelijk verspreiden via het bestaande netwerk van disco’s uit het discotijdperk. Hiermee bestond er reeds een distributienetwerk waardoor deze muziek kon gedijen. In de VS leken deze netwerken zich vooral te beperken tot de grote steden als Chicago, Detroit en New York en bleven deze daarmee beperkt tot een relatief kleine scene. De kleine labels waarop house en techno platen werden uitgebracht konden daarnaast in Engeland en Nederland hun

materiaal via de specialistische platenwinkels over het gehele land distribueren, terwijl in de VS de hulp van de majors noodzakelijk is om platen in de winkel te krijgen. Terwijl Engeland en Nederland een enorme groei liet zien van kleine, dance-independents die via hun eigen kanalen hun producten onder de aandacht konden brengen, hielden de grote platenmaatschappijen uit de VS zich echter afzijdig. De grote platenmaatschappijen hebben altijd moeite gehad met dancemuziek omdat het zich niet makkelijk in de vorm van albums – de voornaamste manier om geld te verdienen – liet verkopen. Daarbij komt dat de majors vooral gericht zijn op het creëren van ‘sterren’ – artiesten die via promotie en marketing tot veel verkopende ‘cash cows’ kunnen uitgroeien. De ‘artiesten’ van dance waren vaak anonieme producers die zich verschuilden achter draaitafels, ‘white labels’ en schuilnamen en daarom niet goed tot ‘sterren’ waren om te vormen – wat een voordeel was voor kleine independents (die daardoor op marketingkosten konden besparen), maar voor de majors tot een onwerkbare situatie leidde.

Dat de majors in de VS zich recentelijk op dancemuziek hebben gericht heeft waarschijnlijk te maken met de crisis in de muziekindustrie. De verkoop van albums staat onder druk en losse downloads van tracks zijn belangrijke indicatoren geworden voor mogelijk succes. Nog belangrijker wellicht is dat radio en tv niet meer de enige manieren zijn om muziek onder de aandacht te brengen van het grote publiek. Sociale netwerken als Facebook en YouTube zijn zeker zo belangrijk geworden voor de verspreiding van muziek. Deze nieuwe media bieden ook een nieuwe manier waarop de industrie kan achterhalen wat ‘in de lift’ zit en verschaffen informatie over de groeiende populariteit van nieuwe stijlen. Om verschillende redenen blijken deze hitlijsten meer dan de traditionele ‘charts’ gunstig voor dance acts en dit is de industrie niet ontgaan. Net als in de jaren ’90 – toen met de invoer van een nieuw systeem om

‘Het reeds in Nederland succesvolle Sensation format wordt dit jaar ook in New York opgezet’

7

fabriek invoer terwijl ik in Londen heb gezien hoe het anders kan’. Komal bleek de meeste tijd door te brengen bij haar schoonmoeder in de keuken en voelde zich erg opgesloten in huis. Ze mag niet alleen naar de nabijgelegen stad, maar moet steeds aan Vishal vragen haar te begeleiden.

Tijdens mijn bezoeken aan Londen had ik meer contact met Vishal dan in de vijfentwintig jaar daarvoor. In India was ik voor hem tot dan toe toch vooral de vriend van zijn vader geweest. In Londen praatten we over van alles en nog wat en kwamen we dichter bij elkaar te staan. Sindsdien ben ik nog steeds zijn ‘oom’, maar wel een die volgens Vishal begrijpt dat hij meer vrijheid nodig heeft: ‘Jij begrijpt hoe ik me voel en weet dat mijn vader mij niet steeds moet gaan vertellen wat ik moet doen. Ik wil mijn eigen leven leiden zoals jullie in Europa doen en niet steeds naar mijn vader moeten luisteren.’ Bij mijn vertrek uit het dorp afgelopen april vertelde Vishal dat hij en Komal nooit naar India hadden moeten terugkeren. Ze willen nog steeds graag naar het buitenland en zijn bezig om nieuwe mogelijkheden te onderzoeken via een bevriende visa agent. Tot nu toe echter zonder succes.

Terwijl Vishal in India droomt van een verblijf in het Westen, droom ik in Nederland met enige regelmaat om even in India te zijn. Begin 2013 ga ik er weer naartoe en zal ik ook een tijdje bij Vishal en zijn familie in het dorp logeren. In de afgelopen dertig jaar heb ik Vishal zien opgroeien en zijn we door onze gezamenlijke tijd in Londen dichter bij elkaar gekomen. Misschien komt dat ook wel omdat we ons allebei op onze eigen manier bevinden tussen India en Europa in.

Mario Rutten is hoogleraar Comparatieve Antropologie en Sociologie van Azië, afdeling Antropologie en Sociologie, Universiteit van Amsterdam.

Voor informatie over het onderzoeksprogramma Provincial Globalisation, zie www.provglo.org. Voor informatie over de documentaire Living Like a Common Man, zie sites.google.com/site/livinglikeacommonman/ <

In 2008 zocht ik Vishal en Komal voor het eerst op in Londen. Ik kon zien hoe ze genoten van hun leven daar. Na hun werk waren ze de hele tijd samen; op straat liepen ze altijd hand in hand en in de keuken zaten ze vaak bij elkaar op schoot. ‘Thuis is dat niet mogelijk’, vertelde hij meerdere malen. ‘Je weet toch hoe het is in India, we zijn daar nooit alleen, er zijn altijd familieleden of vrienden om ons heen en op straat is het niet gepast om elkaars hand vast te houden.’In de daaropvolgende twee jaar kwam ik regelmatig naar Londen om samen met twee voormalige studenten een documentaire te maken over jonge migranten uit Gujarat, waaronder Vishal, Komal en hun huisgenoten. De film laat zien hoe deze jongeren zowel sociaal stijgen als sociaal dalen door hun verblijf in Londen. Migratie naar het Westen heeft hun status thuis verhoogd en ook verdienen ze omgerekend in roepies veel meer dan in India. Tegelijkertijd leiden ze een veel minder luxe leven dan ze in Gujarat gewend waren en verrichten ze werk dat ze ver beneden hun stand achten. Het was een uitspraak van Vishal die de film de titel Living Like a Common Man gaf (zie website): ‘Here in India I live like a prince. I don’t need to do anything, everything is ready for me. I don’t need to use public transport, because I got a car, I got a motorbike. … But in London I’m living like a common man.’

Vlak nadat we de film hadden voltooid verliep het visum van Vishal en Komal. Begin 2010 keerden zij terug naar India en werd hun zoontje geboren. Ze trokken in bij de ouders van Vishal en sindsdien verloopt hun herintegratie erg moeilijk. Toen ik begin dit jaar zes weken in hun dorp was voor onderzoek naar migratie (zie website Provincial Globalisation), klaagde Vishal voortdurend: ‘Ik ben het zat om steeds naar mijn vader te moeten luisteren en aan hem geld te moeten vragen. Hij wil niet dat ik een eigen bedrijf opzet, maar hij wil ook niet dat ik veranderingen in onze

Bijna dertig jaar geleden kwam ik voor het eerst in de deelstaat Gujarat, in het noordwesten van India. Ik deed onderzoek voor mijn masterscriptie naar herenboeren en kleinschalige ondernemers en raakte al snel bevriend met de vader en oom van Vishal (nu 27 jaar). Zijn familie heeft een boerenbedrijf en een kleine vloertegelfabriek en behoort al vele jaren tot de bovenlaag in het dorp.Tijdens mijn eerste bezoek aan India was Vishal nog niet geboren. In 1986-87 woonde ik een jaar in hun dorp en zag hoe Vishal leerde lopen. Sindsdien heb ik bijna ieder jaar bij hen gelogeerd en kon ik van nabij zien hoe Vishal en de andere kinderen in de familie opgroeiden.

Tot zes jaar geleden was er niemand van Vishal’s naaste familie die naar het buitenland was geëmigreerd. Dat was opmerkelijk want deze streek wordt gekenmerkt door een van de hoogste migratiepercentages van India. In 2006 besloot Vishal na zijn bacheloropleiding een masteropleiding in Australië te volgen. ‘Ik wilde altijd al naar het buitenland om te zien hoe de mensen daar leven. Ik vond het heerlijk in Australië, maar studeren is niets voor mij’, zo gaf hij aan. Na een half jaar had hij nog geen studiepunt gehaald en was hij gedwongen terug te keren naar India. Ondertussen had hij wel telefonisch een huwelijksaanzoek gedaan aan zijn vriendin Komal die hij tijdens zijn bacheloropleiding in Gujarat had ontmoet. Komal woonde op dat moment al in Engeland waar zij op een studentenvisum naartoe was gegaan voor een studie Communicatiewetenschap.Tijdens een kort bezoek aan India in 2007 trouwden Vishal en Komal en kon Vishal op een ‘dependent visum’ mee naar Engeland. Komal had al een kamer voor hen geregeld in een huis met tien andere Gujarati jongeren.

Antropologisch Onderzoek in India en EngelandLiving like a Common Man

Mario Rutten

DOCENT IN HET BUITENLAND

Een Migration Billboard

Foto

’s: M

ario

Ru

tten

Vishal en Komal in Linden

8

uit te wisselen. Pas in de tweede helft van de vorige eeuw hebben taalkundigen - als eerste in 1953 Bernard Tervoort, later hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam – vastgesteld dat het om echte talen ging. Ook voor dove mensen zelf was dat eigenlijk een nieuw inzicht. Ze werden meestal behandeld als onmondige, arme zielen, minderwaardige burgers. Dove kinderen konden de gesproken taal bijna nooit volledig verwerven, hoe hard ze ook hun best deden. Doofstom werden ze genoemd, een term die nu als bijzonder beledigend wordt ervaren. Op de vijf dovenscholen die ons land telde, werd alleen het gesproken Nederlands onderwezen. Eindeloos moesten dove kinderen oefenen voor de spiegel van de logopedist. Ze mochten niet gebaren, maar moesten op hun handen zitten en kregen straf als ze gebaren gebruikten. Dove volwassenen kunnen daar schrijnende verhalen over vertellen. Hoewel het verbod op gebruik van gebaren in de tweede helft van de vorige eeuw steeds minder streng werd, werden ze pas in de loop van de 80-er jaren op een aantal Nederlandse dovenscholen officieel geïntroduceerd in het onderwijs. Door het wetenschappelijk bewijs dat gebarentalen echte talen waren, kunnen dove mensen zich op een andere manier profileren dan als gebrekkig of gehandicapt, namelijk als een culturele minderheidsgroep met een eigen taal en eigen cultuur. Ze zetten zich af tegen de betutteling van ‘de horenden’ en eisten gelijkberechtiging en erkenning van hun culturele identiteit. Zij zijn trots op hun doofheid, op hun taal en gemeenschap en schrijven Doof met een hoofdletter. In de laatste 25 jaar is een ware emancipatiebeweging van doven tot stand gekomen, als eerste in de Verenigde Staten: Deaf Power! Het protest tegen betutteling en de eisen voor gelijkwaardige behandeling werden al snel overgenomen door dovengemeenschappen elders in de wereld, ook in Nederland.

Het zijn dan ook niet alleen taalkundigen die wetenschappelijke belangstelling hebben voor de dovengemeenschap en gebarentaal. Ook voor sociale wetenschappers (onder wie tegenwoordig ook veel doven) liggen er dingende en interessante vragen. Zij zien de Dovenbeweging bijvoorbeeld als een new social movement, vergelijkbaar met de vrouwenbeweging, homobeweging of activistische patiëntengroepen. Maar eigenlijk weten we nog bar weinig over de >

net als spreektalen hebben de verschillende gebarentalen zich ontwikkeld in verschillende gemeenschappen, van dove mensen in dit geval. De Ethnologue, een officiële catalogus voor alle talen van de wereld, telt op dit moment meer dan 120 verschillende gebarentalen.

Gebarentaal is ‘in’, zou je kunnen zeggen. Cursussen zitten vol, de tolkenopleiding aan de Hogeschool Utrecht is populair, we zien gebarende doven in films en televisieprogramma’s, er zijn speciale muziekevenementen met optredens van gebaren-rappers en muziektolken. Boeken om je – horende - baby als voorbereiding op de spreektaal alvast ‘babygebaren’ te leren worden grif verkocht,

Onderwerp van wetenschapOok wetenschappers zijn heel geïnteresseerd in gebarentaal. Onderzoek naar de communicatie tussen dove mensen is zelfs van cruciaal belang geweest in de geschiedenis van deze visuele talen. Lange tijd leefde namelijk het idee dat het hier om een primitief tekensysteem ging, een soort hulpmiddel om eenvoudige boodschappen

Spraakles aan dove kinderen; harde aanpak door de nonnen

Bro

chu

re v

an h

et In

stit

uu

t vo

or

Do

ven

, St

Mic

hie

lsg

este

l. 30

-40e

r ja

ren

Niemand kijkt er meer speciaal van op als in de media gebarentaal wordt gebruikt. Of het nu door een doof persoon is of door een tolk Nederlandse gebarentaal, het gebruik van gebarentaal is bijna een gewoon verschijnsel. Maar de meeste mensen zijn er wel door geïntrigeerd; ‘kun je echt alles zeggen in gebarentaal?’, wordt dan gevraagd. Het antwoord is: ‘ja.’

Het lijkt bijna onmogelijk dat je door te bewegen met je handen en door je mimiek alles, echt alles kunt uitdrukken, van de meest filosofische verhandelingen tot uiterst technische protocollen. Maar zo is het. Net als bij alle andere talen is er een beperkt aantal elementen (klanken in de spreektalen, en handvormen en bewegingen in gebarentalen) die je onbeperkte uitdrukkingsmogelijkheden geven. Aan het getolkte journaal op de Nederlandse televisie kun je zien hoe rijk en volwaardig de Nederlandse Gebarentaal (NGT) is. Als het over gebarentalen gaat wordt ook meestal gevraagd: ‘waarom is er niet één internationale gebarentaal voor alle dove mensen van de wereld?’ Tja… dat zou voor spreektalen ook handig zijn, één taal. Maar

Gebarentaal en de dovengemeenschap zijn ‘in’maar ook onderwerp voor

wetenschappelijk onderzoek. Anja Hiddinga

Stef Tijdink en Jascha Blume (links), eerste en tweede cameraman Filmopnamen in de De Gelderhorst, Ede.

Foto

: An

ja H

idd

ing

a

9

manier waarop dove mensen hun leven leiden, wat voor opleiding of werk ze doen, hoe ze zich verhouden tot de horende samenleving, op welke manier doofheid beleefd wordt, hoe nieuwe medische technologie die beleving verandert, hoe dit alles mogelijk verschillend is in andere landen en onder andere omstandigheden, wat de overeenkomsten en verschillen zijn met andere mensen met een beperking etc. Het is een onderzoeksterrein dat nog in de kinderschoenen staat. Dat is soms lastig, maar ook aantrekkelijk. Bijna alles is nieuw. En resultaten kunnen, vanwege die relatie met een strijdbare gemeenschap, relevant zijn voor de maatschappelijke positie van dove mensen. Dat is een bijzonder gegeven en brengt ook bijzondere verantwoordelijkheden voor de onderzoeker met zich mee. De onderzoeker moet zich op de een of andere manier altijd verstaan met de dovengemeenschap.

‘Ik gebaar, Ik Leef’Gebarentaal is een visuele taal en dove mensen zijn visueel ingestelde mensen. Daarom heb ik als onderzoeker niet alleen geschreven over en voor de dovengemeenschap, soms samen met dove collega’s, maar ook een film gemaakt. De film gaat over oudere dove mensen. De hoofdpersonen wonen allemaal in De Gelderhorst in Ede, een bejaardentehuis speciaal voor doven en daardoor uniek in de wereld. Nederlandse Gebarentaal is er de

Filmaffiche: ‘Ik Gebaar, Ik Leef

voertaal en veel van de stafleden zijn zelf ook doof. Van de bewoners hebben de meesten een leven vol schaamte en betutteling gekend. In De Gelderhorst voelen ze zich eindelijk vrij.

Bij het schrijven van het filmplan werd ik geadviseerd door een dove jonge man, Jascha Blume. Natuurlijk ging ik zelf ook regelmatig naar De Gelderhorst om de gecaste hoofdpersonen beter te leren kennen en te zien waar we mooie scènes konden opnemen. Maar de gesprekken met Jascha (in gebarentaal natuurlijk) waren noodzakelijk om tot dieper inzicht te komen en op deze wijze mijn interviews met de ouderen goed voor te bereiden. Al werkend raakte ik er steeds meer van overtuigd dat Jascha de wereld vanwege zijn doofheid anders bekeek dan ik. Mijn voorstel was dan ook dat hij als tweede cameraman mee zou gaan naar de opnamen om zijn eigen perspectief op de situaties vast te leggen. Maar bij de eerste de beste draaidag liep alles anders dan ik voorzien had. Toen we met de filmploeg arriveerden, zaten onze hoofdpersonen met andere bewoners van De Gelderhorst op het terras koffie te drinken. Wij besloten ons bij hen aan te sluiten alvorens met de opnamen te starten. Maar zodra bleek (en dat was vrijwel onmiddellijk) dat Jascha ook doof was, ontstonden direct geanimeerd gesprekken tussen hem en de ouderen. Ik heb dat even aangekeken en bedacht dat deze situatie juist spontane en mooie beelden op zou kunnen leveren. Dus heb ik naar de cameraman geroepen dat hij snel zijn apparatuur moest pakken om juist deze situatie te filmen. Toen ik ’s avonds de beelden bekeek en de gesprekken ontcijferde, kwam ik al snel tot de conclusie dat niet ik degene moest zijn die de interviews met de ouderen zou doen, maar Jascha. Hij stelde andere vragen (bijvoorbeeld: ‘wat is uw naamgebaar?’), had onmiddellijk contact, de juiste toon en houding en een band met zijn gesprekspartners. Antropologen noemen dat ‘rapport’. Het was duidelijk dat hij vanuit zijn betrokkenheid veel meer, ander en interessanter resultaat zou kunnen bereiken dan ik dat ooit zou kunnen. Jascha werd dus de interviewer in de film, en in zekere zin ook een hoofdpersoon. Door zijn ogen kijken we naar de levens van deze ouderen. Jascha’s wereld is weliswaar een hele andere dan die van hen, maar hij herkent ook veel in hun verhalen. In wezen draait het om de vraag: ‘Wie kun je zijn als je Doof bent in een horende wereld?’

Naast de gesprekken levert Jascha in de documentaire ook zijn eigen commentaar en reflecties in beeld en tekst. Tweede cameraman is hij dus ook gebleven. Zijn rol in de film was uiteindelijk zo groot, dat hij mede-maker is geworden. ‘Ik gebaar, Ik Leef’ werd de titel.

Films maken is een hele andere bezigheid dan een wetenschappelijk artikel schrijven. Je richt je tot een ander publiek, maar de onderwerpen en de vragen zijn in wezen dezelfde. Met het resultaat kun je veel mensen bereiken met informatie en tegelijkertijd ook dieper liggende kwesties aansnijden, mensen aan het denken zetten. Onlangs werden Jascha en ik uitgenodigd om naar Moskou te komen voor de Russische première van onze film op een Internationaal Disability Film Festival. Tot onze verrassing kreeg de film de prijs voor de beste lange documentaire en mochten we, in een gigantische bioscoopzaal, een hartelijk applaus in ontvangst nemen. Dove mensen in het publiek vertelden ons later hoe trots ze waren en hoe ontroerd door Jascha’s activistische dankwoord. Gebarentaal is in Rusland nog lang niet gewoon en een bejaardentehuis voor doven met gebarentaal als voertaal is voor velen een droom. Dat dit soort dromen ergens op de wereld wel werkelijkheid zijn geworden, is hopelijk een steun voor dove mensen en hun strijd voor erkenning en gelijkberechtiging.

Anja Hiddinga is universitair docent bij de afdeling Sociologie en Culturele antropologie aan de UvA en verbonden aan het Amsterdam Institute for Social Science Research (AISSR).

‘Ik Gebaar, Ik Leef’ (2012, 58 min.) Anja Hiddinga en Jascha Blume, camera Stef Tijdink, geluid Fokke van Saane, montage Mario Steenbergen, productie Leendert Pot voor Stichting Geelprodukt

Anja Hiddinga en Onno Crasborn, “Signed languages and globalisation”, Language in Society 40, 2011, pp. 1-23

zie voor een discussie over gebarentaal en dovenonderwijs: A. Hiddinga, “Gebarentaal mag niet terug in het verdomhoekje” www.socialevraagstukkenl.nl 15 november 2012 <

Jascha Blume

Foto

: An

ja H

idd

ing

a

10

EHS als fysieke handicap uit; de dokter geeft niet thuis. Wat er dan overblijft noemen we ‘belichaamde twijfel’8. De dissonantie tussen de eigen diagnose van het lijden (EHS) en de dominante psychosomatische medische verklaringen daarvan wordt via fysiek lijden ervaren. Deze twijfel, maar ook het uitblijven van zorg, leidt ertoe dat sommige elektrogevoeligen de politieke arena in gaan om voor erkenning te strijden.

De politieke arenaEen aantal elektrogevoeligen heeft zich verenigd in de Stichting EHS. Deze stichting richt zich naast lotgenotencontact op het vergroten van de bekendheid van EHS. De vorm en inhoud van de politieke praktijken van elektrogevoeligen worden beïnvloed door de manier waarop beleidsmakers en wetenschappers naar EHS kijken. Wat ten eerste opvalt is het consistente gebruik van de afkorting ‘EHS’. Hiermee brengen ze de eerdere vage klachten samen onder één paraplu en imiteren ze benamingen van vergelijkbare syndromen (CFS, MCS, COPD, etc.) en zo de medische praktijk. Een afkorting suggereert een geheel, een biologische entiteit, in plaats van een loshangende reeks van lichamelijke klachten. Dit geheel wordt vergroot als we zien dat elektrogevoeligen de brede prevalentie van hun klachten een nieuwe betekenis geven. EMV zijn tegenwoordig alom aanwezig dus kunnen ze verantwoordelijk gehouden worden voor veel van deze klachten9. Op deze manier verandert de elektrogevoelige persoon van een individu dat lijdt aan een handicap, tot iemand die waarschuwt voor een gevaar voor het collectief. De elektrogevoelige verwordt tot de spreekwoordelijke kanarie in de kolenmijn; de collectieve gezondheids gevaren van EMV zijn zichtbaar in hun lijden10. In hun beschrijving van dit lijden leggen elektrogevoeligen consequent de nadruk op de fysiek causale relatie tussen ervaren symptomen en blootstelling aan EMV. Hiermee wordt tegen de psychosomatische definitie ingegaan die de klachten juist lostrekt van enige vorm van blootstelling. Deze causale claim wordt ondersteund door eigen lichamelijke ervaringen en er wordt gestreden om de

Volgens de dokter bestaat deze ziekte niet; over omstreden kennis en belichaamde twijfel 1

Bert de Graaff

‘Ik lig toch niet voor mijn lol in een metalen tentje bij mijn ouders?’ kopt de Volkskrant2. Het citaat is afkomstig van iemand die zegt te lijden aan elektrohypersensitiviteit (EHS). Deze ‘elektrogevoeligen’ wijten hun lichamelijke klachten aan blootstelling aan de radio-frequente elektromagnetische velden (EMV) waarvan bijvoorbeeld mobiele telefoons en magnetrons gebruik maken. Zowel de gezondheidsrisico’s van deze EMV als het bestaan van EHS als fysieke handicap is wetenschappelijk onzeker en politiek omstreden.

In medisch sociologisch onderzoek wordt er veel aandacht besteed aan dergelijke omstreden ziektes en handicaps3. Dit onderzoek richt zich enerzijds op medisch onverklaarde fysieke symptomen, anderzijds op ziektes waarvoor je ‘moet vechten om ze te krijgen’4, zoals ME en ADHD, en biedt het inzicht dat fysieke klachten niet altijd binnen het biomedische kader betekenis kunnen krijgen. Het missen van een geaccepteerde diagnose leidt tot onzekerheid en problemen in het functioneren binnen de samenleving. Onzekerheid is er ook van een andere orde. Veel sociologen onderzoeken de veranderende relaties tussen burger, politiek en wetenschap en argumenteren dat traditionele instituties aan gezag inboeten. Een sprekend voorbeeld hiervan in Nederland is het debat over het HPV-vaccin tegen baarmoederhalskanker. Wie besluit, en op basis van welk bewijs, wanneer iets een gezondheidsrisico is? Wanneer wordt iets als schadelijk voor de gezondheid ervaren?

In dit kader onderzochten we via interviews en observaties hoe bij elektrogevoeligen de alledaagse beleving van de fysieke klachten verbonden is met praktijk van betekenisgeving in wetenschap en beleid5. Specifiek stelden we aan deze mensen de vraag hoe ze betekenis geven aan hun klachten in relatie tot de betekenis die er in Nederlands gezondheidsbeleid aan deze klachten gegeven wordt. Dit beleid volgt de psychosomatische definitie van de Wereld Gezond Organisatie (WHO): ‘[EHS is] an idiopathic environmental intolerance attributed to electromagnetic fields’6. EHS is hier een combinatie van het verbinden van bestaande klachten aan een omgevingsfactor (attributie) en het ontstaan van klachten doordat een omgevingsfactor als schadelijk beleefd wordt (nocebo). Maar het gezondheidseffect van EMV is omstreden. Dezelfde WHO schaalde bijvoorbeeld mobiele telefoons in mei 2011 op tot een ‘mogelijk kankerverwekkend’ niveau. Het is dan niet verwonderlijk dat de Nederlandse Stichting EHS elektrohypersensitiviteit in feitelijke bewoordingen definieert als ‘the occurrence that some people react with stress-related health problems to certain EMF’7. De prevalentie van EHS wordt geschat tussen 1.5% (Zweden) en 10% (Duitsland) van de bevolking. Blootstelling aan EMV wordt in verband gebracht met een breed scala aan klachten, zoals vermoeidheid, hoofdpijn en huidproblemen. Deze symptomen zijn echter medisch lastig te verklaren en komen veel voor onder de Nederlandse bevolking.

Proces van zelf-diagnose Niemand heeft zomaar een ziekte. Hier gaat tenminste een proces van diagnose, en in het geval van EHS een zelfdiagnose, aan vooraf. In dit proces van zelfdiagnose verbinden elektrogevoeligen een specifieke omgevingsfactor (EMV) met specifieke uitkomsten: hun medisch onverklaarde fysieke klachten. Voor de elektrogevoeligen zijn EMV geen risicofactor, maar zijn ze aanwijsbaar schadelijk voor de gezondheid. Dit bewijs wordt geleverd via individuele anekdotes en lichamelijke experimenten die de wetenschappelijke praktijk imiteren. Desondanks blijft officiële erkenning van

11

interpretatie van diverse onderzoeken. Voor de legitimiteit van deze claims is het proces van zelf-diagnose cruciaal; eerst is er lijden en dan volgt een zoektocht naar patronen en verklaringen, niet andersom. Dit proces is echter geen legitiem bewijs, want in de politieke arena wordt geldige kennis vooral gevonden in epidemiologisch onderzoek, in experimenten als randomized controlled trials en in claims van wetenschappelijke expertise.

OnderzoekWetenschappelijk onderzoek is van groot belang om erkenning voor EHS te krijgen. Actieve leden van de stichting zijn goed ingelezen, hebben contact met wetenschappers en beleidsmakers en zetten zelfs onderzoek op. Hierbij uiten ze kritiek op de overheid en de telecom industrie, vaak met het argument dat economische belangen zwaarder wegen dan de volksgezondheid. Fred [47] zegt het zo: ‘Tsja, net als met asbest en roken, er gebeurt pas iets als er doden vallen, als er een body count is’. Met deze historische analogie wordt wetenschappelijke onzekerheid an sich als risicofactor gedefinieerd. Deze onzekerheid benadrukkend, zetten elektrogevoeligen het voorzorgsprincipe prominent op de agenda. Dit voorzorgsprincipe draait hier om het beperken van EMV bronnen in de publieke ruimte, zoals antennes voor mobiele telefonie. Maar wetenschap dient niet alleen een strategisch doel, het helpt ook de eigen symptomen beter te begrijpen. Interessant hierbij is dat politiek actieve elektrogevoeligen de grotere groep elektrogevoeligen consequent in twee delen; echte slachtoffers die actief op zoek gaan naar hulp, en zij die claimen gevoelig te zijn maar eigenlijk slechts ‘zeurpieten’ zijn. De echt/nep-tweedeling wordt bijvoorbeeld bewerkstelligd door het aandringen op aanpassen van een diagnostisch screening-tool voor EHS klachten die in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk ontwikkeld is 11. In hun strijd om erkenning van EHS gaan de actieve elektrogevoeligen dus ook deels mee in de dominante psychosomatische definitie van hun lijden, ten koste van een deel van hun achterban.

Een zorgbeleidDe acties van de actieve elektrogevoeligen zijn niet zonder effect gebleven. Waar ze eerder vrijwel genegeerd werden, participeren ze nu in diverse onderzoeks- en adviescommissies (zoals het Kennisplatform EMV en Gezondheid). Deze inclusie in institutionele besluitvorming leidt ertoe dat EHS tegenwoordig min of meer erkend wordt. Maar het gezondheidsbeleid blijft de causale relatie tussen blootstelling aan EMV en EHS uitsluiten. EMV worden niet als een risico gezien en de wetenschap zal in de nabije toekomst geen heldere uitspraken kunnen doen over lange termijn effecten. Wel wordt er momenteel een zorgbeleid opgesteld voor de elektrogevoeligen. Hierin wordt het causaliteitsvraagstuk expliciet tussen haakjes gezet terwijl de klachten wél serieus genomen worden. Zij die lijden dienen geholpen te worden. Hoewel dit gezien kan worden als humaan beleid, confronteert het elektrogevoeligen met de vraag of ze beleid kunnen accepteren dat de oorzaak van hun klachten niet erkent. Tegelijk lijkt het een manier om de politiek gevoelige gezondheidsdiscussie te depolitiseren. Dit zorgbeleid kan echter ook, indirect en onbedoeld, ertoe bijdragen dat EMV door een breder publiek als risico ervaren worden. Waarom ga je tips geven om EMV-blootstelling te beperken als er niets is om je druk over te maken?

VervolgZonder de openheid van de respondenten was dit onderzoek nooit van de grond gekomen; onze dank hiervoor is groot. Op initiatief van Dr. Christian Bröer en Prof. dr. Jan Willem Duyvendak loopt er sinds 2010 aan de UvA een vervolgstudie naar de interactie tussen EMV risico-communicatie van de overheid en de ervaringen van deze risico’s door burgers, getiteld Politics and Risk Communication (PARC).

Bert de Graaff is promovendus aan de UvA en verbonden aan het Amsterdam Institute for Social Science Research waar hij onderzoek doet binnen het Politics and Risk Communication project. Voor meer informatie, contact: [email protected]

Affiche passieve gsm straling/passief roken

Bro

n:h

ttp

://te

st.b

eper

kdes

tral

ing

.org

/

Noten1 Deze tekst is een bewerking van: Graaff, M.B. de & C. Bröer (2012). We are the canary in a coal mine: Establishing a disease category and a new health risk. Health, Risk & Society, 14(2), 129-147.2 John Schoorl (2011). Ik lig toch niet voor mijn lol in een metalen tentje, bij mijn ouders? Volkskrant, 21-09-2011, 10.3 S. Nettleton (2006). ‘I just want permission to be ill’: towards a sociology of medically unexplained symptoms. Social science and medicine, 62 (5), 1167–11784 J. Dumit (2006). Illnesses you have to fight to get: facts as forces in uncertain, emergent illnesses. Social science and medicine, 62 (3), 577–590.5 De relatie tussen betekenisgeving in beleid en in het dagelijkse leven van mensen wie dit beleid betreft is elders reeds onderzocht, zie: C. Bröer (2006). Beleid vormt overlast, hoe beleidsdiscoursen de beleving van geluid bepalen. Amsterdam: Aksant.6 L. Hillert, N. Leitgeb & J. Meara (2006). Working group report. In: K. Hansson Mild, et al., eds. Electromagnetic hypersensitivity. Proceedings: International Workshop on EMF Hypersensitivity. Prague: World Health Organisation, 15–26. 7 H. Schooneveld, H. & G. Arends-Zimmerman (2006). Elektromagnetische velden en elektrohypersensitiviteit. Nederlandse vereniging voor stralingshygiëne, 3, 27–31, p. 7.8 S. Nettelton (2006).9 Denkt u hier aan WiFi, masten voor mobiele telefonie, maar ook het gebruik van magnetrons, moderne auto’s, etc.10 Dit bewerkstelligen van een algemene risico-categorie zien we in het geval van medisch onverklaarde klachten overigens vaker. Zie: Brown, P. & S. Zavestoski, (2004). Social movements in health: An introduction. Sociology of Health and Illness, 26(6), 679-694.11 S. Eltiti e.a. (2007). Development and evaluation of the electromagnetic hypersensitivity questionnaire. Bioelectromagnetics, 28 (2), 137–151. <

12

Opvallend genoeg zijn de nieuwe bewoners in koopwoningen wat meer gereserveerd over de komst van ‘hippe’ winkels. Hoewel zij deze winkels graag bezoeken, staan ze voor hen ook symbool voor ‘veryupping’ van de buurt. Ze vrezen dat die veryupping op den duur ten koste gaat van de etnische ondernemers. Hoewel ze de etnische slagers en groenteboeren niet zo vaak bezoeken, toch stellen ze het multiculturele straatbeeld dat deze ondernemers uitstralen erg op prijs. Deze multiculturele diversiteit was voor velen juist een belangrijke reden om een huis te zoeken in de Indische buurt. We stuiten hier op een merkwaardige paradox: ‘yuppen’ die over ‘veryupping’ klagen. Deze schijnbare tegenstelling komt echter wel vaker voor. Het is namelijk onvermijdelijk dat nieuwe bewoners in een buurt veranderingen in het straatbeeld teweegbrengen, ook al gebeurt dit vaak ongemerkt en onbedoeld. Veranderingen in het winkelaanbod zijn daar een tastbaar voorbeeld van. Ergens is het ook niet zo vreemd dat nieuwe bewoners daar zelf niet zo tevreden mee zijn, tenslotte zijn ze in de buurt komen wonen omdat ze die interessant vonden zoals ze was. Terwijl immigranten treuren over het vertrek van Nederlandse ondernemers in het recente verleden, vrezen de nieuwe bewoners het vertrek van etnische ondernemers in de nabije toekomst. Wie profiteert er dan uiteindelijk van het winkelstraatbeleid van de gemeente? Zolang het antwoord op deze vraag onduidelijk blijft, lijkt de lokale overheid zich op glad ijs te begeven met het aanmoedigen van hippigheid in het winkelaanbod als onderdeel van een revitaliseringstrategie.

Iris Hagemans heeft recent de onderzoeks-master Urban Studies afgerond en deed voor haar masterscriptie van maart tot en met juni 2012 onderzoek in de Indische Buurt <

De toegenomen culturele diversiteit ten spijt kwam de Indische buurt langzamerhand bekend te staan als een buurt met een eenzijdige bevolkingssamenstelling; een concentratie van mensen met lage inkomens en van niet-Nederlandse afkomst. Beleidsmakers veronderstellen heden ten dage dat een dergelijke concentratie samenhangt met grootstedelijke problemen zoals hoge criminaliteit, gebrek aan integratie en een tekort aan kansen op de arbeidsmarkt. De concentratie van deze bevolkingsgroepen vormde daarom een belangrijke reden voor het aanwijzen van de Indische buurt als een ‘probleemwijk’. De etnische ondernemers bevestigden in veler ogen deze slechte reputatie. In het plan om meer koopkrachtige bewoners naar de buurt te halen gaat de verkoop van sociale huurwoningen daarom gepaard met het stimuleren van een nieuw soort ondernemers. Met zoveel mensen in de buurt met relatief lage inkomens leek de komst van luxe winkels tot voor kort erg onwaarschijnlijk. Veel van de eerder genoemde ‘hippe’ winkels zijn dan ook met behulp van woningcorporaties of het stadsdeel naar de buurt gehaald, niet in de laatste plaats als trekpleister voor mensen met hogere inkomens. Veel van de oude bewoners lijken de komst van ‘hippe’ winkels wel te waarderen, al bezoeken zij deze winkels zelf niet. De winkels dragen bij tot een beter buurtimago en enkele Nederlandse ondernemers keren hierdoor nu naar de buurt terug. Deze mening wordt interessant genoeg ook vaak gedeeld door bewoners die zelf immigrant zijn. Ook al vinden zij het prettig om producten uit hun land van herkomst in de straat te kunnen kopen, toch ervoeren zij het geleidelijke vertrek van Nederlandse ondernemers vaak als een gemis.

Tot een aantal decennia geleden werden woningen in de binnensteden van Nederland op grote schaal ingeruild voor de rust en ruimte van nieuwbouwwijken aan de rand van - en buiten - de stad. Sinds kort zijn historische stadswijken echter weer ‘in’. Buurten die tot voor kort beschouwd werden als hopeloos verloederd, worden daardoor soms vrij plotseling weer populair.

De Indische buurt in Amsterdam is een voorbeeld van zo’n wijk ‘in opkomst’. Een paar jaar geleden werd deze buurt nog bestempeld als één van de meest problematische van Nederland, maar vandaag de dag worden woningen voor een hoge prijs verkocht en verschijnen er ‘hippe’ ondernemers, zoals deze design meubelwinkel (foto 1) en een aantal luxe restaurants. Zelfs de Coffee Company heeft er een filiaal gevestigd (foto 2), voor veel mensen een teken dat de buurt nu echt up-and-coming is. Winkels staan op deze manier symbool voor veranderingen in de buurt en van haar bewoners. ‘Hippe’ winkels vormen in de Indische buurt een groot contrast met het gevestigde winkelaanbod. Jarenlang bepaalden bakkers, slagers en groenteboeren het gezicht van de straat (foto 3). Aanvankelijk waren dat vooral Nederlandse ondernemers, maar toen in de jaren zeventig veel Nederlandse bewoners naar de buitenwijken trokken en zij werden opgevolgd door immigranten, verschenen steeds meer etnische winkels in het straatbeeld.

De opkomst van de Indische

buurt in AmsterdamIris Hagemans

Foto 1 Meubelwinkel

foto

’s Ir

is H

agem

ans

Foto 2 Coffee Company

Foto 3 Winkels met dagelijkse producten

13

proliferatie van kernwapens, de ecologische gevolgen van de winning van schaliegas en van olie uit teerzanden, de veiligheid van diepzeeboren in de Golf van Mexico en de Noordelijke IJszee, enzovoorts. Kortom, een multidisciplinaire geografische kluif.Bij de lesvoorbereiding heb ik veel gebruik gemaakt van de website van Arnie Gunderson: http://fairewinds.org/. Deze Amerikaanse ingenieur heeft meer dan twintig jaar lang (mee)gebouwd aan kerncentrales, met name aan de koelsystemen. Hij heeft ervaring met kerncentrales en kent de kernenergielobby van binnen uit.

Na het ongeluk in 1979 op Three Miles Islands (TMI) begon zijn herbezinning op kernenergie en luidde hij de noodklok. Een paar van zijn conclusies luiden:- De ontwerpen van de centrales zijn onveilig, m.n. de “General Electric Mark 1 Boiling Water Reactor” (GE M1 BWR). Fukushima Daiichi 1 t/m 4 zijn van eenzelfde type.- De bouwers benutten de veiligheidsmarges tot de aan de grens uit kostenoverwegingen.- Echt veilige centrales zijn zo duur dat ze on- betaalbaar zijn en op geen enkele wijze kunnen concurreren. - De controle door de U.S. Nuclear Regulatory Commission (NRC) is onvoldoende onafhankelijk en te weinig kritisch bij de afgifte van vergunningen. - De betrouwbaarheid van het koelsysteem is de zwakste plek van kerncentrales.- De risico’s van natuurrampen als aardbevingen en overstromingen zijn onvoldoende in de ontwerpen opgenomen.

Deze laatste conclusie is op dit moment een belangrijk punt van heroverweging. Bij de bouw van de eerste kernreactoren was de continentverschuiving nog slechts een vage hypothese! Inmiddels weten we veel meer van de geologische risico’s.

De kans op een nucleaire ramp (categorie 7) werd bij een kerncentrale in de jaren `60 berekend als een kans van 1:1.000.000. Met de huidige 400 centrales wereldwijd is dat slechts eens in de 2500 jaar. Sinds Tjernobyl 1986 en Fukushima-Daiichi 2011 blijkt dat echter één ramp per 25 jaar, een kans dus van 1:10.000. Factor 100 verschil. Ook al is dit erg versimpelde statistiek, het maakt wel duidelijk dat het risico van een totaal andere orde is. Om weer terug te komen op een risico van 1:1.000.000 mag er de komende 5000 jaar geen enkel categorie 7 ongeluk plaatsvinden. Dat is wel erg optimistisch. Er gaan na Fukushima stemmen op om de schaal uit te breiden met een categorie 8, zie figuur 2.

Bij de bouw van kerncentrales in de jaren ’60 en ‘70 werd nog niet gerept over megastormen, Katrina was nog niet over New Orléans geraasd. Storm Sandy van 27 oktober j.l., de grootste ooit boven de noordelijke Atlantische

over de fall-out bij mijn eigen huis. Omdat de aansluiting met de dakgoot was losgegaan, liep het regenwater aan de buitenkant van de pijp naar beneden en zakte naast de pijp de bodem in. Daar werd alles wat van het dak spoelde verzameld. Met een jampotje verdachte grond ging ik bij collega Bert Elderenbosch langs. De sectie natuurkunde beschikte over een geigerteller. De uitslag verraste ons: een fiks geratel, ver boven de natuurlijke achtergrondstraling. De troep uit Tjernobyl kwam van mijn dak af, nucleair afval onder aan mijn eigen regenpijp. Wat heeft dat voor gevolgen? De gevolgen van de kernbommen op Hiroshima en Nagasaki zijn onderzocht. Over ernstige kernrampen zoals Tjernobyl was toen nog weinig bekend.Ik zal niet uitwijden over het aantal geschatte doden, de schildklier- en andere kankers, de miskramen, de misvormde baby’s, de genetische schade voor de tweede, derde en waarschijnlijk de vierde generatie na Tjernobyl. Deze situatie geldt inmiddels ook voor noord Japan. De verdwenen aandacht voor Tjernobyl, het snel wegebbende besef van Fukushima Daiichi, al een half jaar na dato, leek me zorgelijk. Temeer omdat onze minister van economische zaken in het kabinet Rutte 1 in het najaar van 2011 nog steeds keihard inzette op de bouw van nieuwe kerncentrales.

Kernenergie: kennis in de klasHet nieuwe schooljaar 2011/12 was net begonnen en ik probeerde uit te vinden wat mijn leerlingen wel en niet wisten van kernenergie, van Fukushima en van Tjernobyl. Tenslotte zit er op een gymnasium een redelijk aantal leerlingen waarvan je kunt aannemen dat die later in de (politieke) besluitvorming en in de opinievormende media terecht komen. Zij moeten enkele feiten kennen.Simpele vragen: wat is het principe van een kerncentrale, hoeveel staan er in Nederland, hoeveel in Europa en hoeveel wereldwijd? Wat zijn gunstige locaties voor kerncentrales, waar staan ze in Nederland, waarom daar? Hoeveel staan er in de buurlanden, waarom zo dicht bij de (Nederlandse) grens? De nogal magere antwoorden op deze vragen brachten me ertoe in mijn vijfde klassen, alvorens met het reguliere examenprogramma door te gaan, eerst een aantal lessen te besteden aan de ramp van Fukushima-Daiichi en aan kernenergie in het algemeen.Bij de bespreking van de ramp in Fukushima komen meteen allerlei fysisch geografische onderwerpen aan de orde als continentverschuiving, aardbevingen, tsunami’s, het CO2-vraagstuk, de klimaatopwarming, allemaal onderdeel van de examenstof, zie figuur 1. Daarnaast spelen allerlei sociaalgeografische en geopolitieke zaken een rol: de wereldwijd groeiende energiehonger en de trage transitie naar een duurzaam energieregime, bio-energie versus het wereldvoedselvraagstuk, de demografische groei naar 9 miljard mensen, de geopolitieke problemen rond olie en gas en

Als docent Aardrijskunde en trouwe nieuwsvolger viel het mij op dat slechts een half jaar na de drievoudige ramp in Japan, maart 2011, er in de media nog nauwelijks aandacht voor bestond. Over de Tjernobyl-ramp werd al helemaal niet meer gesproken.

Tjernobyl (26 april 1986) staat mij nog steeds in het geheugen gegrift. Buiten scheen de voorjaarszon, een prachtig begin van de meimaand, oostenwind, tulpen, schapenwolkjes, de merels legden hun ei, kortom idylle. Maar intussen werd de melk weggespoeld, moesten de koeien op stal, werd de spinazie vernietigd, mochten mijn eigen kleuters niet meer in het gras spelen en moesten zij naar school lopen over de asfaltpaden in het plantsoen. In Schotland werden de schapen geruimd, thee en hazelnoten uit Turkije waren taboe, paddenstoelen uit Polen waren hoog radioactief. De Russische regering zweeg als het graf, had niet terstond gewaarschuwd, was gehuld in een diep stilzwijgen van nationale trots. Via Zweedse stralingsmetingen en Amerikaanse satellietbeelden kwam men uiteindelijk bij Tjernobyl terecht. Beheerste paniek en geruststellende woorden van de overheden volgden. Alleen in Frankrijk, met haar 80 reactoren, was er niets aan de hand. Ondanks de oostenwind en de fall-out in Duitsland wilde de nucleaire wolk maar niet Frankrijk binnenwaaien, althans volgens de Franse autoriteiten.

Gevolgen van TjernobylNa een paar fikse regenbuien bedacht ik dat mijn lekkende regenpijp uitsluitsel kon geven

Kernenergie: in of uit?Wim Hamers

De kerncentrale van Doel, 3 km van de Nederlandse grens.

Figuur 1. De nucleaire wolk die door de straalstroom werd meegevoerd naar de westkust

van Amerika en verder

Het thema: IN of UIT IN DE KLAS

Figuur 2. Schaalverdeling voor nucleaire ongevallen

Kernenergie is een wel erg omslachtige manier om water aan de kook te brengen (Einstein)

14

japan.nuclear.history.qa_1_nuclear-power-

power-plants-reactor?_s=PM:WORLD

Europese pro-nuclear organisatie geeft een sec verslag van Fukushima: http://www.

euronuclear.org/e-news/e-news-34/hsc.htm

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/

kernenergie

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/

kernenergie/documenten-en-publicaties/

rapporten/2011/12/20/nationaal-rapport-over-

de-stresstest-van-de-kerncentrale-borssele.

html

http://archief.nrc.nl/?modus=l&text=stresstes

t&hit=1&set=10

Geschatte kosten van het schoonmaken van Fukushima: http://nos.nl/artikel/437828-kosten-

schoonmaak-fukushima-100-mld.html

De “veilige” reactor voor de toekomst:http://en.wikipedia.org/wiki/Advanced_boiling_

water_reactor

Fukushima vanuit een medisch-ethitisch perspectief: http://www.globalresearch.ca/the-

fukushima-nuclear-disaster-in-perspective/24730

De Europese stresstest: http://ec.europa.

eu/energy/nuclear/safety/doc/com_2012_0571_

en.pdf

Evacuatiezones van Fukushima:http://elearningexamples.com/the-evacuation-

zones-around-the-fukushima-daiichi-nuclear-

plant/

http://www.nytimes.com/

interactive/2011/03/16/world/asia/japan-nuclear-

evaculation-zone.html

Strong in the Rain: Surviving Japan’s Earthquake, Tsunami, and Fukushima Nuclear Disaster by David McNeill and Lucy Birmingham Palgrave Macmillan, 256 pp., $27.0 <

bouwen ze kerncentrales. In Saudi Arabië en Egypte, alsof de zon daar nooit schijnt!Is plutonium het gewenste bijproduct? Op de beginvraag “kernenergie: in of uit?” is wat mij betreft maar een antwoord mogelijk.

Wim Hamers studeerde Sociale geografie (bijvakken: Planologie en Milieukunde) aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1976 tot en met 2012 was hij als docent Aardrijkskunde verbonden aan het Barlaeusgymnasium te Amsterdam.

Meer weten over dit onderwerp: The Radiobiological Consequences of the Chernobyl: Clinical Oncology, volume 23, Issue 4, May 2011, Pages 234–243. Medische consequenties van Tjernobyl: Rapport van de ‘Annals of the New York Academy of Sciences’ getiteld: “Chernobyl: Consequences of the Catastrophe for People and the Environment’’: http://www.strahlentelex.

de/Yablokov%20Chernobyl%20book.pdf

Tekst persconferentie van 12 mei 2011 van Helen Caldicott, arts en anti-kernergieactivste, over Fukushima: http://www.globalresearch.

ca/the-fukushima-nuclear-disaster-in-

perspective/24730

Daiichi reactoren: http://en.wikipedia.org/

wiki/Fukushima_Daiichi_Nuclear_Power_Plant

Dai-ni reactoren: http://en.wikipedia.org/

wiki/Fukushima_Daini_Nuclear_Power_Plant

Arnie Gunderson: http://fairewinds.org/

Arnie Gunderson licht Japanse parlementariërs in over de ramp van Fukushima-Daiichi. http://www.youtube.com/

watch?v=vtDYvhsZZww&feature=related

Geologische risico’s: http://www.nrc.gov/

Oyster Creek Nuclear plant declares emergency:http://www.democracynow.

org/2012/10/30/ Nucleaire stresstest: http://ec.europa.eu/

energy/nuclear/safety/doc/com_2012_0571_en.pdf

Informatie over werking en typen kerncentrales: http://en.wikipedia.org/wiki/

Nuclear_power_plant

Gezondheidseffecten na Tjernobyl: http://

www.greenpeace.to/publications/Chernobyl_

Health_Report.pdf

http://articles.cnn.com/2011-03-14/world/

Oceaan, heeft ons met onze neus op de feiten gedrukt. Warmer oceaanwater geeft zwaardere stormen en hogere waterstanden. Sandy had, naast alle ravage, volgens Gunderson, een nucleair ongeluk à la Fukushima kunnen veroorzaken in de ‘Oyster-Creek Nuclear Plant’. Deze centrale ligt tussen Philadelphia en New York, en is vergelijkbaar met Fukushima Daiichi. Dat de centrale op 22 oktober, vijf dagen voor de storm, was stilgelegd voor onderhoud, was niet meer dan een toevalligheid. Ook in Europa is men door Fukushima Daiichi opnieuw alert geworden voor de gevaren van kernenergie. Door de CO2-discussie kreeg de kernenergielobby weer de wind in de rug. Tjernobyl was vergeten. Maar na Fukushima sloeg de stemming om en besloot Duitsland op termijn alle kerncentrales te sluiten en nadrukkelijker in te zetten op duurzame energie. De EU besloot tot een nucleaire stresstest, waarvan de resultaten op 4 oktober jongsleden uitkwamen. Enkele bevindingen zijn opvallend (zie meer weten).Het Japanse bedrijf Hitachi probeert inmiddels zijn kerncentrales in Europa te slijten omdat in Japan de anti-kernenergiestemming de bouw van nieuwe centrales onmogelijk maakt. Er staan daar nu 50 reactoren, er waren er nog 24 gepland, maar die gaan (voorlopig?) niet door. Intussen heeft China de stilgelegde bouw van kerncentrales wel weer hervat.

Illustratief voor onze leerlingen is het gebruik van Google Earth. Zoom in op de centrale van Doel. Daar staan vier reactoren met een totaal vermogen van 2839 MW, goed voor 30% van de Belgische elektriciteitsbehoefte. Veronderstel een ramp bij deze centrale, op slechts 16 km van het centrum van Antwerpen. Een springvloed samen met een Sandy-achtige storm kunnen zoiets veroorzaken. De Westerschelde is een estuarium waarin het water extreem hoog kan worden opgestuwd. De dijk rondom Doel reikt niet verder dan 4 meter boven de hoogste stand van de waternoodramp van 1953.

Trek eens een cirkel rondom Doel (of Borssele) van 80 km en laat uitrekenen welk gebied en hoeveel mensen geëvacueerd zouden moeten worden. Afhankelijk van de windrichting zal half België inclusief Brussel en een flink deel van de Randstad tot en met Utrecht en tot aan Amsterdam ontruimd moeten worden. Antwerpen wordt een dode stad. De leerlingen zien deze exercitie als een macabere grap en kunnen er zich niets bij voorstellen, ikzelf ook niet. Toch: het risico is dan wel uiterst klein maar niet louter hypothetisch. In Tjernobyl en Fukushima is de hypothese werkelijkheid geworden.Binnen een straal van 80 km rondom Doel wonen ongeveer 10 miljoen mensen. Hoe kunnen die worden geëvacueerd? En waarheen? Hoe lang is het gebied onbewoonbaar? De vuistregel is 10x de halfwaardetijd. Voor Cesium (Ce137) is dat 10x30= 300 jaar.Het gaat bij kernenergie niet alleen om de veiligheid van de reactoren. Zeventig jaar na de ingebruikname van de eerste kerncentrales is er voor het radioactieve afval nog steeds geen bevredigende oplossing gevonden. Die problemen worden alleen maar groter.Zeventig jaar! Welke technologie kan het zo lang volhouden zonder dubbele agenda?Er bestaat een duidelijke samenhang tussen de ‘koude oorlog’ met haar wapenwedloop, de productie van de ‘A-bom’ en de opkomst van kernenergie in de jaren ’50 en ’60.

En vandaag? Pakistan, Iran, Noord Korea, Egypte, Saudi Arabië, Brazilië, allemaal

Wim Hamers (midden) met leerlingen tijdens een landschapexcursie.

15

ze zich echter gedragen als een gehoorzame ‘geadopteerde’ dochter, en voelde ze zich daardoor, net als de meisjes, zowel erg geliefd en verzorgd als ook beperkt in haar vrijheid.Tijdens haar onderzoek kreeg Fieke een kijkje in het leven van jonge Indiase studentes die voor het eerst zelfstandig wonen in hostels op de campus van hun universiteit. Zij toont aan dat meer vrijheid van de strenge regels van ouders niet alleen te bereiken is via migratie naar het Westen, maar ook door te verhuizen uit het ouderlijk huis naar een andere stad binnen India. Terwijl de jonge vrouwen in hun ouderlijk huis niet zelfstandig over straat mochten en contact met jongens uit den boze was, geniet deze groep in Anand van de tijd die ze doorbrengen met vriendinnen en vriendjes in kleine koffiebarretjes, tijdens uitstapjes naar tempels, en gedurende wandelingen door de stad. Toch is er slechts sprake van relatieve vrijheid. De jonge vrouwen moeten constant rekening blijven houden met de sociale verwachtingen en controle van hun omgeving. Hun ouders bellen meerdere malen per dag op, vanaf de andere kant van India, om hun dochters te controleren; en verre familieleden die ook in Anand wonen houden de meisjes scherp in de gaten. Echter, de jonge vrouwen hebben ook tactieken om deze controle te omzeilen. Er worden o.a. geheime afspraakjes gemaakt met vriendjes in afgelegen bioscopen, donkere chai-stalletjes of afgeschermde lunch plekken. Dit gedrag, dat onacceptabel is voor vrouwen volgens de traditionele Indiase normen en waarden, houden de jonge vrouwen angstvallig geheim, omdat het hun reputatie en de reputatie van hun familie ernstig kan schaden en daarmee een goede toekomst in gevaar kan brengen.

Indiase jongeren moeten vaak laveren tussen individuele vrijheid en de sterke sociale controle van hun familie, hetgeen ze soms alleen kunnen bereiken door te gaan studeren buiten hun woonplaats of zelfs buiten India. Het verblijf in Anand leerde ons dat goed kunnen omgaan met verschillende rollen een van de belangrijkste kenmerken is van antropologisch onderzoek. De bachelor scripties van Molly, Pieter en Fieke zijn uitgebracht als research reports in het Provincial Globalisation programme en te downloaden via http://www.provglo.org/

research_reports <

leggen van contacten ging dan ook relatief gemakkelijk. De keerzijde was echter het gebrek aan privacy. Wanneer we een paar uur niet naar buiten kwamen en de deur gesloten hielden, kwam er altijd wel iemand bezorgd vragen of alles goed was. Het idee dat je af en toe even alleen wilt zijn was voor de Indiase studenten maar moeilijk te begrijpen. De streek rond Anand heeft een lange geschiedenis van migratie. Dat is zichtbaar op straat waar grote billboards oproepen om in het buitenland te gaan werken of studeren. Het verkrijgen van een visa gebeurt vaak via tussenpersonen, de zogenaamde ‘visa agents’. Pieter deed onderzoek naar deze veelal jonge mannen die samenwerken om een breed aanbod aan visa te kunnen regelen voor potentiële migranten. Zo regelen deze agents visa naar populaire migratielanden als Amerika, Engeland en Australië, maar ook naar landen als Noorwegen, Polen, Maleisië en zelfs Tanzania. In een voortdurend veranderend veld van migratiemogelijkheden is snel kunnen handelen, persoonlijk contact met andere agents en geheimhouding van levensbelang voor een visa agent. Dit laatste gold ook voor Pieter die het vertrouwen moest zien te winnen van zijn informanten en niet de indruk moest wekken dat hij een allemans vriend was die informatie zou kunnen doorspelen aan concurrenten. Door met de agents mee te gaan op reizen door het gebied en door veel bij het lokale theetentje met agents rond te hangen, ontstond er een hechte vertrouwensband. Molly deed onderzoek naar de migratie aspiraties van studentes op SPU. Ze legde contact met een groep studentes die zich dagelijks ophielden in een klein eetcafé vlakbij de universiteit. Sommige meiden hadden een vriend, waar de ouders niets van wisten, en een enkeling had zelfs tatoeages laten aanbrengen, iets wat vrijwel niet voorkomt onder vrouwelijke studenten in India. De meiden klaagde vaak over het feit dat ze in India geen bewegingsvrijheid hadden vanwege de hoge verwachtingen van hun familie en omgeving. Daarom hadden veel de ambitie om na hun bacheloropleiding een studie in het buitenland te volgen, en zo te ontsnappen aan de vaak beklemmende Indiase sociale controle. Tegelijkertijd ervoer Molly tijdens bezoeken aan de families van deze meisjes hoe zeer ze bezig waren met het voldoen aan de verwachtingen van hun ouders. Ook observeerde Molly hoe hecht de meisjes met hun familie waren en hoe hartverscheurend migratie voor hun zou kunnen zijn. In het eetcafé was Molly deelgenoot van het vrije studentenleven van deze meisjes en kon zij met ze mee dromen over een toekomst in het buitenland; bij de familie thuis moest

Molly Fitzpatrick, Pieter Lagerwaard en Fieke Jägers, Bachelor studenten Culturele Antropologie deden onderzoek in India in het kander van het Provincial Globalisation Programme waaraan ook Dr. Mario Rutten verbonden is.

Binnen de sociale wetenschappen wordt vaak gekeken naar hoe migranten zich vestigen in westerse samenlevingen. Maar welk verhaal gaat vooraf aan de migratie van deze miljoenen individuen? Begin 2012 deden wij twee maanden onderzoek naar migratieprocessen in Anand, een middelgrote stad op het platteland van de deelstaat Gujarat in India. We deden onderzoek in het kader van het Provincial Globalisation Programma, een project over migratie opgezet door onze begeleider Professor Mario Rutten (zie pagina …). In Anand waren we verbonden aan de Sardar Patel University (SPU). Deze universiteit is vernoemd naar onafhankelijkheidsstrijder en eerste minister van binnenlandse zaken Sardar Vallabhai Patel. Om de oprichting van SPU in 1955 mogelijk te maken, werden de eerste 200 hectaren grond geschonken door de boerenbevolking. Met meer dan 85 geaffilieerde bacheloropleidingen en meer dan 25 masterprogramma’s is SPU het niveau van een plattelandsuniversiteit intussen ontstegen. Naast de grote hoeveelheid studenten die afkomstig is uit de nabijgelegen dorpen, trekt de universiteit steeds meer studenten uit andere delen van Gujarat en India. Deze toestroom van jonge studenten maakt Anand tot een levendige middelgrote stad te midden van een agrarische omgeving. Tijdens de twee maanden van ons onderzoek woonden wij in studentenflats, waar wij als enige Europese studenten een bezienswaardigheid waren. Iedereen was zeer vriendelijk en bezorgd om ons welzijn. Het

De Verhalen achter MigratieVisa Agents, Indiase Studentes en Jonge Antropologen in het Veld

Molly Fitzpatrick, Pieter Lagerwaard en Fieke Jägers

STUDENTEN IN HET BUITENLAND

Foto

: Mo

lly F

itzp

atic

k

Molly als goede geadopteerde dochter bij haar ‘Indiase familie’

16

Het moment van afscheid laat nog even op zich wachten. Er staan mij namelijk nog drie drukke weken te wachten, voordat ik definitief gedag zeg. Ik weet nu al dat het een moeilijk afscheid zal worden. Ik zal deze hechte groep verlaten als mijn nieuwe vrienden die ik zal missen maar met een hoop mooie herinneringen. Elk einde brengt echter ook een nieuw begin met zich mee en dit geldt zeker ook voor antropologisch onderzoek .

Mijn eerste veldwerkervaring is enorm waardevol geweest voor zowel mijn thesisonderzoek alsmede mijn persoonlijke groei. Na de intensieve veldwerkperiode, begint nu de fase van het verwerken en analyseren van alle veldwerkaantekeningen, interviewmateriaal, foto’s en video’s zodat ik precies kan vertellen hoe de spelers hun materiële objecten gebruiken om zich thuis te kunnen voelen. Voor nu kan ik alleen zeggen dat spelers niet afhankelijk zijn van materiële objecten an sich om zich thuis te voelen. Deze objecten worden in plaats daarvan gebruikt in combinatie met “eeuwenoude” rugbytradities, om een specifieke teamband te vormen berustend op broederschap. Deze teamband functioneert als een soort bubble van ‘at home’-ness die ervoor zorgt dat een speler zich altijd thuis voelt als hij met zijn teamgenoten is. Het maakt daarbij niet uit of het team op de club is of ergens anders in de wereld, zolang ze maar bij elkaar zijn.

1 Bronisław Kasper Malinowski (Krakau, 7 april 1884 - New Haven, 16 mei 1942) was een Poolse antropoloog die over het algemeen tot de belangrijkste antropologen van de twintigste eeuw wordt gerekend op basis van zijn baanbrekend werk in etnografisch veldwerk, zijn ideeën over reciprociteit en zijn gedetailleerde studie van Melanesië.2 Chur is een Nieuw-Zeelands slang woord dat vaak gebruikt wordt in een zin in plaats van dankjewel, cool, of leuk. <

onderzoek hoop ik uiteindelijk te ontdekken hoe deze spelers bij hun vele reizen in binnen- en buitenland gebruik maken van materiële objecten om zich thuis te kunnen voelen in de legio hotelkamers waar zij tijdens de competitieperiode verblijven. Gisteren hebben de spelers hun laatste uitwedstrijd van het seizoen gespeeld en dankzij de dikke winst zijn ze deze ochtend nog steeds in een uitgelaten stemming. Deze wedstrijd is zowel de laatste uitwedstrijd van het seizoen voor de spelers, alsook de laatste reis van het onderzoek voor mij. Het is het eerste moment in mijn intensieve veldwerkperiode met deze ongelooflijke groep mensen die mij doet realiseren dat aan dit fantastische avontuur en deze geweldige levenservaring nu toch echt een einde komt.Het Maori lied is afgelopen en één van de boys begint Old MacDonald te zingen, maar in plaats van het noemen van een dier en het bijbehorende geluid, gebruikt hij de naam van een van de spelers, Steve, en het stopwoord, chur2, dat hij altijd gebruikt: “Old MacDonald had een farm hi-a-hi-a-ho, en op die farm had hij een Steve! hi-a-hi-a-ho, met een chur chur hier en een chur chur daar, hier een chur, daar een chur, overal een chur chur!”. De hele bus barst in lachen uit en men zet het lied vrolijk uit volle borst voort met het noemen van de namen van andere spelers en hun specifieke stopwoorden. Terwijl ik lachend luister naar dit gezang, gelach en de grappen van de boys moet ik weer even denken aan mijn allereerste ontmoeting. Die eerste dag op de rugbyclub toen ik, een klein meisje uit Amsterdam, nat en koud in een veel te grote stadionjas voor een groep grote, breedgeschouderde mannen in gele trainingshirts stond, op dat enorme grasveld. Ik voelde alle ogen op mij gericht en kon niet wachten tot de teammanager klaar was met mij te introduceren zodat ik weer terug kon naar de tribune. Hoog en beschut, ver van het veld met de spelers; daar waar ik de jongens van een afstandje kon observeren en niet in het middelpunt van de belangstelling stond.

Eén met het teamIn de maanden die volgden heb ik, meestal in de zon langs het veld of schuilend voor de regen onder de tribune, de trainingen geobserveerd en gesproken met (geblesseerde) spelers en trainers. Ik ben aanwezig geweest bij vergaderingen waarbij andere teams werden geëvalueerd en strategieën werden bedacht voor komende wedstrijden. We hebben gewacht op vliegvelden, geslenterd door steden en winkelcentra, met z’n allen films gekeken en ’s morgens samen ontbeten. En natuurlijk deelden we ook allemaal in het plezier na een winst of het verdriet na een verlies van een wedstrijd. Nu, na zoveel tijd, kan ik me bijna niet meer voorstellen hoe ik me ooit zo geïntimideerd heb kunnen voelen door deze boys.

Mijn onderzoekEchter, het uitvoeren van dit onderzoek was niet altijd even makkelijk. Het verkrijgen van toegang tot dit veld en deze groep mensen vereiste in het begin een hoop e-mails naar de rugbyclub om hun toestemming te krijgen. Later vergde het een standvastige houding om te zorgen dat ik overal bij kon zijn en dat iedereen aan mij gewend raakte. Maar nu, in de bus op weg naar het vliegveld van Dunedin, kan ik vol trots zeggen dat wij hebben gewonnen. Twee initiatiemomenten later en met de passende bijnaam Dutchy ben ik onderdeel geworden van deze hechte groep rugbyjongens. Mijn jongens.

Vijf jaar geleden las ik, eerstejaars bachelorstudente Antropologie, hoe Bronislaw Malinowski1, vaak omschreven als de grondlegger van antropologisch onderzoek, in 1922 over zijn eerste veldwerkervaring op de Trobriand Eilanden schreef: “Beeld jezelf in dat je plots op een tropisch strand staat, met al je spullen om je heen, vlakbij een inheems dorp, terwijl het bootje dat je daar heeft gebracht langzaam uit het zicht vaart.” Deze zin sprak ontzettend tot mijn antropologische verbeelding en is blijven prikkelen tijdens mijn voorbereidingen op het uitvoeren van veldwerk in de jaren erna.

Afgelopen juli bereikte mijn studietijd een hoogtepunt. Ik stapte in een vliegtuig naar Nieuw-Zeeland voor mijn eerste, eigen veldwerkavontuur. Echter, in tegenstelling tot Malinowski, en veel ander traditioneel antropologisch werk, was er in dit onderzoek geen sprake van een verlaten tropisch strand vlakbij een inheems dorpje. De openingszin van mijn eerste veldwerkervaring luidde: “Beeld jezelf in dat je plots op een nat, modderig grasveld bij een professioneel Nieuw-Zeelandse rugby club staat…”

De boysHet is tien uur in de ochtend en ik zit in de spelersbus van een professioneel Nieuw-Zeelands rugby team. De zon schijnt in mijn gezicht en voor mijn ogen trekken de bergen rondom de stad Dunedin, gelegen op het zuidelijk Nieuw-Zeelandse eiland, in een hoog tempo voorbij. Ik luister naar het getokkel van een gitaar en het gezang in de inheemse Maori-taal door de boys achter mij in de spelersbus. Het is nu vier maanden geleden dat ik op dat vliegtuig ben gestapt. Ingebed bij een professioneel Nieuw-Zeelands rugbyteam heb ik een groep van ongeveer dertig rugby spelers, de boys zoals ze hier door de staf worden genoemd, op de voet gevolgd terwijl zij trainden, speelden en door het hele land reisden voor de ITM Cup competitie. Met dit

Midden in de LeeuwenkuilMinke Nouwens

Foto

‘s: M

inke

No

uw

ens

Minke tussen haar boys

STUDENTEN IN HET BUITENLANDVeldervaringen van een research master studente Antropologie in Nieuw Zeeland

Minke in het trainingstenue van de Lions met handtekeningen van

de spelers

17

Viezigheid in de woonkamerIk kan niet anders dan concluderen dat deze creatievelingen niet alleen Anders zijn, maar dat ze zijn wat wij niet willen toegeven (een beetje vies, raar) en wat we willen zijn (cool, niet-conformerend). En de kijkers zijn niet alleen geobsedeerd omdat ze de Ander willen bekijken, maar ook omdat ze zichzelf willen zien, of zo zouden willen zijn. Een van de kijkers verwoordt dit prachtig, door te zeggen over Jeanne: ‘She fascinates me. I want to love her, I want to hate her. I want to be her’. Mijn creatievelingen worden veracht en tegelijkertijd bewonderd, en hun (be)kijkers schipperen constant tussen deze vormen van jaloezie. Meestal worden mensen die buiten de gevestigde orde vallen gezien als “dirt”, of ‘matter out of place’, zoals Mary Douglas heeft beschreven. Maar in dit geval zijn deze creatievelingen ‘the stranger within’ geworden, en 1 uur per week zijn ze “dirt”: maar nu ‘matter in place’ – in Amerika’s woonkamer.

1 Een conceptstore is een winkel die zich richt op het aanbieden van lifestyle, in dit geval kleding, sieraden, boeken, tijdschriften, gadgets. accessoires, muziek. Doordat er ook kunst geëxposeerd wordt – door ruimtegebrek meestal middenin het winkelgedeelte – is het de totaalbeleving die bijdraagt aan de ervaring van innovativiteit. 2 Deze creatieve gemeenschap is een zeer heterogene en gemengde groep met kunstenaars, ontwerpers, muzikanten, schrijvers en curators van verschillende achtergronden, etniciteiten en (levens)-stijlen.3 Ook bekend als de heersende cultuur of gevestigde orde.4 Het is deze manier van Anders zijn, Othering met een hoofdletter O, waarop ik vandaag focus. Othering is een manier en proces om jezelf te classificeren door te omschrijven wat je niet bent, waarbij de Ander veelal als negatief, vreemd en raar gedefinieerd wordt. 5 Zie ook van de Port (1997: 10) die laat zien dat dat wat gezien wordt als ongepast vaak ook erg gewild is.

Referenties Douglas, Mary, 2008 Purity and Danger: An analysis of concepts of pollution and taboo. New York: Routledge [1966] Port, Mattijs van de, 1997 Outstanding Musicians & tthe Stranger Within. In: Etnofoor 10/1. Pp. 7-28. <

als gangbaar, naar de marges. Maar ze zijn niet alleen “vreemd”, ze worden ook beschouwd als “vies” en ze krijgen commentaar op hoe vaak ze wel niet douchen of hun haar wassen. En dit push-mechanisme werkt net zo goed andersom: vanuit het oogpunt van de Ander (de creatieveling uit Brooklyn) is de mainstream oersaai, en zij die ertoe behoren zien er allemaal hetzelfde uit.

RafelrandjesEen van mijn informanten, Ethan, gebruikt het woord chutzpah om deze Otherness te beschrijven, en legt het uit als ‘not behaving within social norms’. Chutzpah heeft alles te maken met anders zijn, afwijken en ‘je eigen ding doen’. Ethan vertelt me dat hij als kind al anders was, en dus vraag ik hem: ‘do you feel like you are behaving within social norms now?’ ‘No’, zegt hij stellig, ‘and I don’t think I ever will’. Hij wil zich niet conformeren, en door anders te (willen) zijn plaatst hij zichzelf buiten de grenzen van wat gezien wordt als normaal. Ook mijn andere informanten willen marginaal zijn. Maar wat eigenaardig is, en wat de reality-show illustreert, is dat deze creatievelingen niet compleet buiten de mainstream staan, ze leven op de grenzen ervan, de rafelrandjes, en zijn daardoor nog steeds zichtbaar voor de mainstream.Gepositioneerd op deze randjes wordt de creatieve gemeenschap niet simpelweg aan de kant gedrukt. Het is Jeanne die “toevallig” gefilmd wordt wanneer ze haar lippen felrood stift. Wanneer ik mijn “rare vrienden uit Brooklyn” in de media zie, blijft het me opvallen dat zij het zijn die constant in de spotlight staan en dat zij prominent op de foto en groots op het scherm of in de krant staan – en niet de Manhattanites. Het lijkt alsof de kijkers niet kunnen ophouden hen te bekijken…Alsof het een verboden vrucht is, noemen de kijkers de show hun ‘guilty pleasure’ en ze vertellen steeds hoezeer ze erdoor geobsedeerd zijn. Dus wat misschien het meest interessant is, is dat de creatieve gemeenschap niet alleen onvrijwillig en vrijwillig in de marges geplaatst wordt, maar dat ze ook gerekruteerd worden vanuit diezelfde marges5. In de eerste plaats voor entertainment en in de tweede plaats omdat ze iets vertegenwoordigen, of beter: verbeelden. Ze worden ‘delightfully cringeworthy’ genoemd omdat ze allerlei dingen zeggen en doen die – zoals een reageerder stelt – ‘wij denken maar die we nooit zullen uitspreken’. Dit maakt de Ander dus niet zo heel anders dan wij, en dit push-en-pull mechanisme laat zien dat we marginale Anderen nodig hebben. Voor hen die onderdeel zijn van de gevestigde orde, de “saaie mainstream”, zijn deze creatievelingen niet simpelweg de kunstzinnige Anderen, maar de Anderen in hun midden – op hun televisie – die hen bewegen tot zowel bewondering als afkeer voor hun ongewoonheid en andere manier van leven.

Daar stond ik dan, op een feestje van de galerie annex conceptstore1 die later mijn voornaamste veldwerklocatie zou worden. Op dat moment begon het me te dagen dat ik ze nu wellicht toch echt gevonden had: ze zagen er artistiek en cool uit, waren interessant en heel erg anders dan hun mede-stadsgenoten die ik tot dan had geïnterviewd. Het is die “andersheid” die me fascineerde. Ik was naar New York vertrokken met het idee hippe creatievelingen te vinden, en nu, na bijna een maand in deze enerverende stad, begon mijn onderzoek naar de creatieve gemeenschap 2 pas echt.

Die avond op het feestje werd me iets verteld wat toen nog enigszins geheim was: ik bevond me tussen mensen die figureren in een reality-serie over New York’s kunstwereld. Toen realiseerde ik me dat ik een antropologische jackpot had gewonnen. Jeanne en Alicia, twee van de eigenaren van die galerie/concept-store, zijn de sterren van de show en werden toen nog constant gefilmd; inmiddels is het eerste seizoen uitgezonden en krijgen de serie en de figuranten veel media-aandacht en commentaar. Dit onverwachte cadeau, gaf mijn onderzoek een geheel nieuwe wending. Ik begon me af te vragen: waarom is het dat precies over hen een reality-show georkestreerd wordt?

Vreemde AnderenEen deel van het antwoord op die vraag is heel subjectief: ik zag en voelde dat deze creatievelingen anders waren dan mainstream3, ze waren buitenstaanders, en daardoor interessant. Maar persoonlijk als mijn ervaringen waren, ik was niet de enige die dit vond. En naarmate mijn onderzoek vorderde, raakte ik steeds meer bekend en vertrouwd met de manieren waarop deze creatieve mensen geconstrueerd werden als Anders4.De realityshow stelt een duidelijke tweedeling tussen enerzijds de chique Upper East Siders uit Manhattan, en anderzijds mijn informanten uit het meer grimmige Brooklyn. De show vergroot de verschillen tussen deze groepen door de conservatieve “normaliteit” van de Upper East Siders en het avant-garde “Anders-zijn” van de creatievelingen te benadrukken. Ook de sterren van deze show ervaren dit zo. Een van de Manhattanites zegt in de eerste aflevering: ‘a typical Brooklyn artsy girl is red lipstick, weird jewellery, weird clothes – you know it when you see one’. Haar gebruik van het woord ‘is’ laat ons zien dat niet alleen het uiterlijk en smaak van deze creatievelingen gezien worden als vreemd of raar, maar de persoon zelf ook. Ze zijn raar. Het is dus niet alleen de fysieke locatie die de kloof tussen Manhattanites en Brooklynites bepaalt, deze plaatsen vertegenwoordigen tegengestelde waarden: chique versus avant-garde, normaal versus raar, en mainstream versus marginaal. Dat typische Brooklynites “raar” zouden zijn produceert een gevoel van Otherness en duwt hen buiten de grenzen van wat gezien wordt

Verboden vruchten met rode lippenFamke van Montfoort

Illu

stra

tie:

Fam

ke v

an M

on

tfo

ort

STUDENTEN IN HET BUITENLANDFamke van Montfoort is master studente Culturele antropologie en deed voor haar scriptie drie maanden onderzoek naar creatievelingen in New York City

18

gebied met AIESEC en de overzeese studenten aan de slag te gaan, raak je sociaal en cultureel ook meer de diepte. Dit is waarom deze reis, voor mij anders reizen is geweest. Echt eropuit gaan met een doel en missie dat heeft mij gestimuleerd om ook voor m’n studie het buitenland op te gaan zoeken.

‘Geleerd, geleefd en genoten’, deze omschrijving dient deze ervaring.

Mijn dank gaat uit naar AIESEC Nederland voor deze verrijkende reis.

Guy Wijnen is student Algemene Sociale Wetenschappen (ASW) aan de Universiteit van Amsterdam. Momenteel heeft hij zijn studie onderbroken om zijn AIESEC Taylor’s bestuursfunctie bij aiesec af te ronden en een nieuw jaar als voorzitter van Extensus Honours Association tegemoet te gaan. Volgend jaar pakt hij naar verwachting met meer inzicht zijn studie ASW weer op.

Eropuit naar het verre Oosten, als ambassadeur van AIESEC Nederland en wel naar Maleisië in mijn geval. Wat betekent dat? AIESEC is de grootste studentenorganisatie in de wereld, gevestigd in 113 landen. Opgericht in 1948 met als doel om wereldvrede te verspreiden. Dit door internationale uitwisselingen van studenten, om zo meer begrip te creëren tussen verschillende culturen. Inmiddels zorgt AIESEC er elke dag voor dat er iemand in de wereld op het vliegtuig stapt voor een buitenlandervaring. Het Ambassadeursprogramma is een van de vele projecten waarmee je met AIESEC eropuit kunt en dit heb ik mogen ervaren.

Nu ik mij na 9 weken buitenland weer op Nederlandse bodem begeef, is het terugkijken op een intense en ontzettend rijke belevenis. Door als ‘Ambje’ (kort voor ambassadeur) op reis te gaan krijg je de mogelijkheid om de mensen in het land van jouw bestemming ècht te ontmoeten. Je hangt niet alleen met ze - ‘s avonds op een terras, op de markt of in een van de vele eettentjes waar ze je mee naartoe slepen - maar je leeft ook echt even zoals zij leven. Je slaapt waar zij slapen en je gaat waar zij gaan. Zo ervaar en leef je de cultuur van binnen uit en dat maakt deze reis uniek.

Als ambassadeur ga je op reis met een doel waarbij jouw persoonlijke ontwikkeling centraal staat. Het programma is gebaseerd op drie pijlers: de sociale, culturele en professionele. Deze pijlers vinden hun invulling door nauw contact en samenwerking met de lokale AIESECers. De welwillendheid van deze

Maleise AIESECers om ons zoveel mogelijk van hun land te laten zien, proeven, ervaren en genieten, was onvoorstelbaar. Zo belandden we bijvoorbeeld op Pulau Ketam (Krab Eiland), waar alleen gefietst en krab gegeten wordt – en waar toeristen nóg schaarser zijn dan toiletten zoals wij die kennen. We aten van de straat zoals elke arts ons afraadde en zeiden ja als we eigenlijk al bomvol zaten, maar we toch echt nog een beetje van de zoveelste specialiteit moesten proeven. Door ontmoetingen als deze strekt mijn sociale netwerk zich nu uit naar de metropool Kuala Lumpur en verder tot aan de kleine vissers eilandjes. Want hoewel alle verschillen in gebruiken, zijn de studenten in Maleisië ook allemaal op Facebook te vinden.Ook op professioneel gebied heb ik mijzelf als ambassadeur kunnen ontwikkelen. Daarbij dien ik duidelijk aan te kaarten dat je niet zomaar in het diepe wordt gegooid. Voorafgaand aan de reis word je door het Ambassadeursteam in Nederland klaargestoomd om in het land van bestemming op professioneel gebied je steentje bij te dragen. Zo krijg je in de weken voorafgaand aan je reis verschillende workshops op het gebied van teambuilding, feedback, communicatie en goal-setting. Hierbij leer en oefen je met het geven van workshops en ontwikkel je vaardigheden om dit in het buitenland met succes te volbrengen. Met deze trainingen en workshops bezoek je lokale AIESEC besturen en probeer je wat op professioneel en cultureel bij te dragen. Hoewel er vaak gezegd wordt dat de voorbereiding het halve werk is, is er aan improvisatie, inleving en aanpassing ook de helft van het succes te danken.

Door tijdens de workshops een open houding aan te nemen ben ik veel te weten gekomen over hoe een AIESEC bestuursjaar beleefd wordt door de studenten daar. Voor vertrek ben ik zelf een half jaar actief geweest bij AIESEC Amsterdam dus een globaal beeld van het reilen en zeilen binnen deze organisatie had ik wel. Maar dat AIESECers gerust een nachtje overslaan om hun to-do’s af te krijgen... Dat was opzienbarend en indrukwekkend om te zien; dit heb ik in Nederland nog niet mee hoeven maken. Ook was het intrigerend en interessant om nauw samen te werken met de Maleise AIESECers tijdens discussies en brainstorm sessies. Erkenning van hiërarchie klonk duidelijk door in hun reacties en hun verlegen karakter werd meerdere malen zichtbaar. Zo kreeg ik meermaals een ‘ja’ te horen op vragen, omdat ze het onbeleefd vinden om nee te zeggen. Door deze interacties te ontrafelen dring je echt door tot de cultuur.Tot slot vertel ik graag nog wat over het aanzien dat de sommige Maleise AIESECers hadden voor deze Westerse jongeman. Daarin komt het sociale, met het culturele en professionele samen. Zo werd ik meermaals benaderd alsof ik alle kennis van de wereld had. Dan werd me om advies gevraagd over bepaalde zaken waar ik toch echt niet meer dan hen van wist. Deze rol was bijzonder om te ervaren, hoewel ik niet altijd wist wat ik er mee aan moest, spoorde het wel aan tot serieuze overweging en inleving in hun situatie. Door ook op professioneel

Geleerd, geleefd en genotenErvaringen van een AIESEC ambassadeur

Guy Wijnen

Foto

: Rah

at M

usl

em

Studenten van de University Kuala Lumpur en Guy (rechts) na een geslaagde workshop

Foto

: Ash

illa

Shab

in

Uitstapje naar Singapore: The concrete jungle. Guy (rechts) en een collega ambassadeur

Guy Wijnen

AIESEC is een internationale studentenorganisatie die actief is op meer dan 1100 universiteiten in meer dan 100 landen. Het acroniem AIESEC staat voor Association Internationale des Étudiants en Sciences Économiques et Commerciales (Internationale vereniging van studenten in economische en handelsstudies). Het internationale kantoor van AIESEC is momenteel gevestigd in Rotterdam, van waaruit ieder jaar meer dan 7000 studenten en pas afgestudeerden naar stageplaatsen worden gestuurd over de hele wereld. AIESEC heeft als doel om studenten de mogelijkheden te bieden een internationaal, persoonlijk netwerk te ontwikkelen en leiderschapskwaliteiten op te doen. (Bron: Wikipedia)

19

Na afloopDe resultaten van mijn onderzoek laten zich moeilijk in een paar zinnen schetsen. Om het heel beknopt samen te vatten: in de loop van het onderzoek viel mij op, geheel verrassend is dit niet, dat rechters zeer hechten aan rationele en weloverwogen argumentatie. Dit bleek vervolgens echter ook de standaard te zijn die ze van anderen verwachten. Het feit dat driekwart van de Nederlanders vindt dat er te licht wordt gestraft werd weggewuifd met een verwijzing naar het eveneens kloppende feit dat die ontevreden mensen wel beter zouden weten als ze zelf eens een rechtszitting zouden bijwonen. De zelfstandige kracht die uitgaat van de ontevredenheid van een grote groep mensen wordt daardoor miskend, hun onvrede werd als “onjuist”, en daarmee vaak ook als irrelevant, gedeproblematiseerd.Veel respondenten gaven aan niet in een ivoren toren te willen werken, maar dichtbij de samenleving te willen staan. Uit mijn scriptieonderzoek blijkt echter dat rechters door hun eigen manier van redeneren de geëmotionaliseerde veiligheidssentimenten desalniettemin niet goed verstaan. De ontevreden burger en de rationele rechter spreken dus feitelijk een andere taal. Het grootste probleem voor de rechterlijke macht is dus niet zozeer een ivoren toren, maar in de eerste plaats een Babylonische.

Óf het wel of niet problematisch is dat veel Nederlanders een onjuist beeld hebben van de rechterlijke macht is iets waarover je van mening kunt verschillen. Je kunt het eveneens relativeren: in de meeste andere overheidsinstanties hebben Nederlanders nog veel minder vertrouwen. Desalniettemin denk ik dat er wel degelijk een probleem is, en ik denk ook dat er kansen liggen om het probleem te verkleinen. Enkele argumenten – en voorstellen ter verbetering – doe ik aan het eind van mijn scriptie.

Lucas Noyon rondde in 2012 de bachelor Algemene sociale Wetenschappen (ASW) (cum laude) af. Vanaf 2009 combineerde hij de studie ASW met Rechtsgeleerdheid, een studie die hij eveneens in 2012 (cum laude) afrondde. In zijn laatste studiejaar aan de UvA was hij tevens voorzitter van de studievereniging voor ASW-studenten, PegasusMomenteel studeert Lucas aan de Erasmus universiteit Rotterdam(master Strafrecht). Vanaf februari wil hij dit gaan combineren met een master Forensische criminologie aan de Universiteit Leiden. Zijn scriptie heeft als titel ”Maar dat zijn sentimenten!” De problematische relatie tussen rechtspraak en een gepolitiseerde veiligheidsobsessie. De scriptie is beoordeeld met een 9.Conform de afspraken met de Raad voor de rechtspraak is deze scriptie vooralsnog helaas niet openbaar.

Dekker, P. & Van der Meer, T. (2007) Vertrouwen in de rechtspraak nader onderzocht. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau. Boutellier, H. (2011) De improvisatie-maatschappij. Over sociale ordening van een onbegrensde wereld. Den Haag, boom lemma uitgevers. Dirkzwager, A.J.E., Lamet, W., Nieuwbeerta, P., Blokland, A.A.J., Laan, P.H. van der (2009) Na detentie. De gevolgen van rechtspraak, Rechtstreeks, 1, 7-37. >

hier eigenlijk nooit over uit, hun mening blijft binnenskamers. Hier zou mijn scriptie verandering in moeten brengen, over dit onderwerp wilde ik rechters interviewen. De hoofdvraag van mijn onderzoek luidde dan ook: ‘Wat is het effect van kritiek op het functioneren van het strafrecht, vanuit de maatschappij en politiek, op de rechterlijke macht?’

Het vooronderzoekVoorafgaande aan het eigenlijke onderzoek is het goed om enkele feiten over het Nederlandse strafrecht op een rij te zetten. Het blijkt dat Nederland, in tegenstelling tot wat veel gehoord wordt, een van de landen is met het strengste strafklimaat, wanneer het wordt vergeleken met de andere landen in West-Europa. De opgelegde gevangenisstraffen zijn relatief lang en alleen in Engeland zitten meer mensen (per 100.000) in de gevangenis dan in Nederland (Ned.: 151 in 2009). Helaas blijkt uit onderzoek dat gevangenisstraf niet het effect heeft waarop men hoopt. Het weerhoudt mensen nauwelijks van het plegen van een strafbaar feit, het kost veel (€ 200,- per nacht per persoon ) en gevangenschap bevordert recidive van gedetineerden – in de gevangenis leren criminelen elkaar de kneepjes van het vak en ontwikkelen zij een sterke afkeer tegen de maatschappij die hen heeft buitengesloten. Daarnaast is het zo dat weliswaar uit enquêteonderzoek blijkt dat Nederlanders in grote meerderheid vinden dat hier te licht wordt gestraft, maar tegelijkertijd blijkt uit ander onderzoek dat mensen hun beeld baseren op een onjuiste voorstelling van zaken. Ondervraagden schatten de straffen die in Nederland worden opgelegd namelijk systematisch te licht in. Ook blijkt uit onderzoek naar lekenrechtspraak dat burgers, wanneer zij een proces van begin tot eind bijwonen, helemaal niet tot hogere straffen besluiten dan professionele rechters. Al met al zou je dus kunnen zeggen dat rechters een dijk van een zaak hebben om tegen de dominante maatschappelijke mening in te gaan. Het doel van mijn interviews was dus te achterhalen waarom dit maar zo moeizaam lukt.

De interviews Het bestuderen van een populatie die zoveel ervaring heeft met vraaggesprekken was niet eenvoudig. Ik kreeg dan ook vaak de indruk onderdeel van hun studie te zijn in plaats van andersom. Veel rechters leken te willen uitzoeken wat voor vlees ze met mij in de kuip hadden. Zo herinner ik me een gesprek voorafgaande aan een interview – waarvoor ik ’s ochtends in alle vroegte naar de rechtbank was afgereisd. Door het vroege tijdstip had ik, geheel tegen mijn gewoonte in, niet de tijd genomen het nieuws van de dag en de afgelopen nacht door te nemen. Bij de koffieautomaat in de centrale hal bracht de bewuste rechter het gesprek op de beursgang van Douwe Egberts diezelfde ochtend. Hier wist ik niets van. En onderweg naar zijn kamer bracht hij het gesprek op een rechterlijke dwaling in Australië, die de afgelopen nacht aan het licht was gekomen. Ook dat had ik gemist. Mijn respondent hield mij derhalve voor onnozel, en zo stond ik al op achterstand voor het interview überhaupt was begonnen. Gelukkig was deze valse start een uitzondering op de regel. Ik heb veel profijt gehad van mijn bachelor rechten, waardoor ik rechters doorgaans wel kon bijhouden en in de interactie kon laten blijken dat ik niet van de straat was – en dit was vaak nodig om rechters het idee te geven dat zij niet voor niets aan studentonderzoek aan het meewerken waren.

Naast een bachelor Algemene Sociale Wetenschappen (ASW) heb ik een bachelor Rechten gevolgd, en het lag dan ook voor de hand in mijn scriptie beide disciplines te combineren. Er was bovendien iets dat tijdens de rechtenstudie mijn sociaalwetenschappelijke interesse had gewekt: zowel door de docenten, als in de literatuur werd stelselmatig gewaarschuwd voor te hoge verwachtingen van het strafrecht.

Studenten wordt bijgebracht dat (gevangenis-)straffen gezien moeten worden als een laatste redmiddel, en dat het strafrecht slechts zeer terughoudend moet worden toegepast. Tegelijkertijd hoorde ik vanuit de maatschappij een heel ander geluid, veel mensen blijkt de mening toegedaan dat in Nederland veel te licht wordt gestraft, en dat harder straffen zal helpen om de criminaliteit terug te dringen. De politiek had zich dit ook aangetrokken, het kabinet Rutte I liet zich erop voorstaan criminelen hard te willen aanpakken. De beide partijen houden er dus een tegenovergesteld discours op na: juristen koesteren slechts zeer bescheiden verwachtingen van het strafrecht, terwijl in de maatschappij en de politiek het strafrecht wordt gezien als een voor de hand liggend instrument ter oplossing van allerlei maatschappelijke problemen.Strafrecht lijkt actueler dan ooit, waar vroeger minder dan 10 procent van het NOS-journaal besteed werd aan strafrechtelijke onderwerpen is dat tegenwoordig meer dan de helft. In de maatschappelijke discussie ventileren advocaten, politici of ontevreden burgers hun mening. Maar rechters spreken zich

Een dijk van een zaakhet proces van scriptie schrijven

Lucas Noyon

Foto

: Lu

cas

No

yon

Alle uitgeschreven interviews, uitgestald op de werktafel.

Lucas Noyon

20

Vervolg van blz 19>

Buruma, Y. (2011) Geen blad voor de mond. Strafrechtspraak in Nederland. Amsterdam, uitgeverij Bert Bakker. Nieuwbeerta, P., Blokland, A. & Nagin, D. (2007). De effecten van gevangenisstraf op het verloop van criminele carrières. Mens en Maatschappij, 82, 272-279. Elffers, H. & Keijser, J.W. de (2009) Het ongeloof in de kloof. Wat moeten we denken van de uiteenlopende resultaten van onderzoek naar de punitiviteitskloof? Delikt en delinkwent, 2009, 8, 842-850 Wagenaar, W.A. (2008) Strafrechterlijke oordelen van rechters en leken. Bewijsbeslissingen, straffen en hun argumentatie. Wetenschappelijk onderzoeksprogramma Raad voor de rechtspraak, Den Haag. <

Bijzonder aan dit promotietraject was voor mij dat we enerzijds samen met de opdrachtgever, de Dienst Ruimtelijke Ordening, aan een toepasbaar product werkten, maar dat je tegelijkertijd probeert een weg in de wetenschap te vinden en daar een bijdrage te leveren. Het verzoenen van die twee kanten van het onderzoek was een mooie, haast existentiële uitdaging: wat voor wetenschappers zijn we eigenlijk, vroegen we ons af.

Grootstedelijke opgavenIk heb het ergens altijd een beetje ongemakkelijk gevonden om als planologisch onderzoeker dingen te zeggen over de praktijk zonder nog zelf in die praktijk te hebben gewerkt. Toen ik bij woningcorporatie Stadgenoot ging werken kon ik dan ook mijn hart ophalen en vuile handen maken. De corporatie is een prachtige werkgever, waar alle grootstedelijke vraagstukken zo’n beetje aan bod komen: het bouwen en verhuren van betaalbare huisvesting natuurlijk, het werken aan leefbare wijken, de ontwikkeling van de stad en het functioneren van de woningmarkt, en bij dat alles je eigen broek ophouden. Eén van de dingen waar we nu aan werken is het bieden van snel beschikbare en tijdelijke woonruimte voor jonge stedelingen die van groot belang zijn voor de kenniseconomie van Amsterdam. De crisis en daarbij het feit dat de corporaties in de hoek zitten waar de klappen vallen, maakt het werk alleen maar spannender.

Het dagelijks werk kan je aardig opslokken en één van de lastige dingen is dan het volgen van de wetenschappelijke vakontwikkelingen. Het tijdschrift Rooilijn beweegt zich op het snijvlak van onderzoek en praktijk en biedt daarmee een uitstekende link met de wetenschap: voor mijzelf als hoofdredacteur, maar net zo goed als lezer, dus lees dat blad! www.Rooilijn.nl. <

We hadden vroeger thuis een Spectrum Wereldatlas met het volume en gewicht van een flinke grafsteen. Zoals de meeste planologen en geografen was ik als kind (en nog steeds) gefascineerd door dat ding. Een studie planologie lag na het VWO dus voor de hand.

Bij de academische planologie-opleiding miste ik echter het onderdeel stedenbouwkunde en ben daarom eerst Ruimtelijke Ordening en Planologie gaan studeren aan de HTS in Utrecht. Ik bleek echter geen begenadigd ontwerper, dat merkte ik bij mijn stage bij een ontwerpbureau. En bovendien begon ik de theorie achter het ontwerp en alle toepasbare kennis interessanter te vinden. Vinex en vinexwijken? Hoezo eigenlijk? Kon dat ook anders? Hoe deden ze dat in België, Duitsland of de VS? Reden genoeg om alsnog planologie aan de UvA te studeren als zij-instromer. Die overgang van HBO naar universiteit viel me trouwens mee. Niet zo gek, want planologie zit - ondanks de onmisbare verdieping - ook als wetenschap natuurlijk dicht op de praktijk.

Stad en buitenwijkVooral tijdens de afstudeerscriptie kwam ik erachter hoe ontzettend leuk het doen van onderzoek is, mits je (natuurlijk) een onderwerp hebt dat je boeit. Voor mij was dat - met de ideeën van Jane Jacobs in gedachten - het zoeken naar kansen voor stedelijke kwaliteiten in buitenwijken. Moet daar nu echt zo monofunctioneel gebouwd worden, met de woningen híer, het winkelcentrum dáár en een vrij liggende auto-ontsluiting eromheen? Je kunt natuurlijk zeggen dat mensen er naar tevredenheid wonen, dus wat is het probleem? Ik hoop inderdaad dat ‘saaiheid’ het grootste probleem is en blijft van de buitenwijk, maar er valt te vrezen voor de positie van deze wijken in de toekomst en dat heeft te maken met hun vaak eenzijdige opbouw. Een gemiddelde dorpsstraat is al een stuk leuker en veelzijdiger.

Ik had de smaak van onderzoek in ieder geval te pakken, dus toen er na afstuderen een kans was om een promotieplek te bemachtigen, was de keuze snel gemaakt. Ik ben onderzoek gaan doen naar een manier om de marktposities van buurten in beeld te brengen en hoe je op die manier tot slimmere investeringsstrategieën komt. De gemeente Amsterdam worstelde namelijk met de vraag waar de ontwikkelingskansen in de stad liggen en in welke buurten ze het beste kon investeren. Door de ontwikkeling van vastgoedprijzen letterlijk in kaart te brengen, krijg je een beeld van hoe buurten zich ontwikkelen (http://maps.

amsterdam.nl/woningwaarde/). Die informatie levert natuurlijk geen kant-en-klare oplossingen op, maar helpt beleidsmakers hun keuzes beter te onderbouwen. Zoek je de zwakke buurten van de stad op die door de bodem dreigen te vallen, of probeer je kansrijke gebieden tot ontwikkeling te brengen? Waar is je euro het best besteed? Waar is de ‘leverage’ het grootst?

Onderzoeker met vuile handenAlumnus Perry Hoetjes over zijn studie, het leven na de studie en zijn huidige functieNaam: Perry HoetjesStudie: Planologie aan de Universiteit van AmsterdamAfgestudeerd: 2003 Gepromoveerd: 2010Huidig beroep: Adviseur strategie & beleid bij woningcorporatie Stadgenoot in Amsterdam

Op onderzoek in Brussel

VERVOLGENS Alumnus in beeld

21

woont en werkt in een stad, en het grootste deel van het land ligt in de invloedssfeer van een stad. In Nederland stedenland worden zo veel mogelijk facetten van de stad in één oogopslag inzichtelijk gemaakt. De kern van het boek bestaat uit essays over stadswording, stadsontwikkeling, stedelijk leven en stedelijke cultuur, die worden afgewisseld met kaarten, beelden en literaire teksten waarin tal van bekende en vooral onbekende kanten van steden in Nederland worden belicht.Nederland stedenland, onder redactie van Ed Taverne, Len de Klerk, Bart Ramakers en Sebastian Dembski, toont de resultaten van nieuw stadsonderzoek die in de afgelopen jaren binnen het NWO-programma Urbanisatie & Stadscultuur zijn bereikt.

Uitgever: nai010, Rotterdam, isbn nr.:978-94-6208-006-5, prijs: € 24,50,Te bestellen via www.nai010.com

Food Center Amsterdam Onderhandelingen over een groothandelsmarkt midden in de stad

Freek Janssens

Deze uitgave vertelt het verhaal van een grootschalig herontwikkelingsproject in Amsterdam West. Het geeft weer hoe ingewikkeld een proces van stedelijke herstructurering is, zeker in een zo dichtbevolkt gebied waar zoveel verschillende belangen spelen. Het laat ook zien hoe makkelijk misverstanden ontstaan en hoe weinig vertrouwen er is in het handelen van de (gemeentelijke) overheid.Bijdragen zijn van: David Laws, Amsterdam Centre for Conflict Studies, Universiteit van Amsterdam, en projectleider “Buurten, Spanningen en Conflicten”; John Forester, professor of City and Regional Planning, Cornell University; Sara Cobb, Director of the Institute for Conflict Analysis and Resolution (ICAR), George Mason University; Kimberlyn Leary, Associate Professor of Psychology, Harvard Medical School; en Ceren Sezer, architect en urban designer, TU Delft en Urban4.

Een uitgave van het Amsterdam Centre for Conflict Studies (ACS), Amsterdam Institute for Social Science Research (AISSR)/Nicis Institute, isbn nr.: 978-90-817608-2-9

An Introduction to InternationalMigration Studies

Marco Martiniello, Jan Rath

Internationaal migratieonderzoek is sterk gefragmenteerd. Bovendien ligt de focus op de Verenigde Staten en andere landen die zich nadrukkelijk geprofileerd hebben als immigratielanden. Toch krijgt het onderzoeksveld van migratieen etnische studies steeds meer aandacht in Europa, en het aantal publicaties over dit onderwerp neemt snel toe.Het eerste deel van de IMISCOE Textbook Series voorzag de dringende behoefte aan een Europees perspectief op migratie. Bestaand uit een vijftiental hoofdstukken belicht dit tweede deel internationaal migratieonderzoek vanuithistorische, empirische en theoretische perspectieven met een sterke focus op Europese inzichten. Gerespecteerde wetenschappers in het veld werpen een blik op onder andere migratietheorie, verschillende vormen vanmigratie en regelgeving. An Introduction to International Migration Studies presenteert een breed scala aan centrale thema’s in een toegankelijk geschreven studieboek.

Uitgever: AUP Amsterdam, isbn nr.: 978 90 8964 456 5, pagina’s : 392 , prijs: € 42,50

Nederland StedenlandContinuïteit en vernieuwing

Ed Taverne, Len de Klerk, Bart Ramakers enSebastian Dembski (red)

Nederland is een land van steden. Niet van wereldsteden, maar van enkele middelgrote en een grote hoeveelheid kleine steden. Nederland stedenland is een boek over de stad, stadscultuur en stedelijk leven in Nederland. Een verhaal dat begint omstreeks het jaar duizend en doorloopt tot de dag van vandaag.Een meerderheid van de Nederlanders

RECENT VERSCHENEN BOEKEN

Migration and ethnic studies are on the rise. A body of literature has rapidly grown and, within it, a European research area is emerging. Yet, the scholarship is still highly fragmented, being largely orientated towards the United States and other countries with longer, older narratives of immigration. Unlike people, theories and concepts do not travel easily, meaning we cannot take for granted that research results are equally applicable on all continents. The first volume of the imiscoe Textbooks Series answers the pressing need for a European perspective on migration. Assembling for the first time in a single binding are 25 classic papers that have had a lasting impact on studies of international migration and immigrant integration in Europe. Not only is this book a body of knowledge drawing together complementary expertise developed in the field thus far, it is a launch pad for cross-national comparisons around the globe.

Marco Martiniello is research director of the National Fund for Scientific Research (frs-fnrs) in Belgium and a professor of sociology and politics at the University of Liège, where he also serves as director of the Center for Ethnic and Migration Studies (cedem). Jan Rath is a professor of urban sociology at the University of Amsterdam, where he also serves as director of the Institute for Migration and Ethnic Studies (imes).

“The editors have selected from both the grounding classics and the best new work to show how migration is transforming the rich democracies.”

Professor John Mollenkopf, The City University of New York

“A collection of must-read, though sometimes hard-to-find, pieces that any scholar or student interested in immigration to Europe and its consequences will want to consult.”

Professor Roger Waldinger, University of California, Los Angeles

“A must not only for courses focused on Europe, but also a most useful tool for shedding new light on North American migration by casting it in an often neglected comparative context.”

Professor Aristide Zolberg, The New School for Social Research

martin

iello & rath (eds.)

Selected Studies in International Migration and Im

migrant Incorporation

amsterdam university press · www.aup.nl A m s t e r d a m U n i v e r s i t y P r e s s

TEXTBOOKSimiscoe

An Introduction to International Migration Studies

marco martiniello & jan rath (eds.)

isbn 978 90 8964 160 1

European Perspectives

Een ongeluk in slowmotionAantekeningen van een ramptoerist

Ewald Engelen

Geen belangrijker tijdstip dan het moment vóórde inslag, wanneer je de controle over het stuurbent kwijtgeraakt maar de boom nog niet hebtgeraakt’, zo schreef Ewald Engelen in juli 2009.Dit boek is het verslag van een ongeluk in slowmotion. Het ongeluk in kwestie is de veelkoppige crisis waarmee we al ruim een half decennium worstelen, en die op zoek is naar een boom om tegen tot stilstand te komen. Een ongeluk in slow motion gaat minder over die boom en het al dan niet onvermijdelijke ongeluk, en meer over de bestuurders die koste wat kost het ongeluk proberen af te wenden en wild aan dat ene stuur rukken. Vol ergernis over zo veel stompzinnigheid, maar ook vol empathie, probeert Engelen de rol van informatie, journalisten, Twitter, politici, de financiële markten, de banken en het electoraat bij de vele reddingspogingen van het gefinancialiseerde kapitalisme van voor de crisis te beschrijven. Van dichtbij, geëngageerd en in de vorm van korte, in de tijd bevroren vignetten.

Uitgever: Bert Bakker, isbn nr. 978 90 351 3924 4, pagina’s 200, prijs: € 17,95

food center amsterdamonderhandelingen over een groothandelsmarkt midden in de stad

amsterdam centrum voor conflict studiesfreek janssens

Food_Center_Amsterdam_v05.indd 1 19-06-12 11:20

22

bouwen gedaan bij TNO. Onze hoofdconclusie was dat de succesfactoren voor duurzaam bouwen niet anders zijn dan ieder ander succesvol bouwproject. Uiteindelijk komt het allemaal neer op de mensen die het project uitvoeren, hun kwaliteiten en het belang dat zij aan duurzaamheid hechten. Vervolgens heb ik nog enige tijd bij de gemeente Waddinxveen onderzoek gedaan naar mogelijke extra subsidies waar de gemeente voor in aanmerking kon komen.

Bij projecten is het van groot belang “het informele, formeel te regelen”, dat wil zeggen dat je veel bijeenkomsten met een informeel karakter moet organiseren. Als het spannend wordt met betrekking tot een bepaald project, kom je er in de regel samen wel uit, omdat je elkaar goed kent. <

In het onderwijsNu ben ik overgestapt naar het onderwijs door bij de Hogeschool van Utrecht (HSU) te gaan werken. Ik was gevraagd om zowel bij de Erasmus Universiteit als TU Delft als gastdocent een aantal colleges te geven en vond dat zo leuk, dat ik besloot het onderwijs in te gaan. Aan de HSU geef ik nu het vak verkeerskunde aan studenten Planologie.Dat is wel even wennen, omdat het een heel andere manier van werken is. Ik probeer de studenten vooral zaken te vertellen die ze niet in de boeken tegen komen. Het is erg inspirerend om te doen. Toevallige werken er meer oud PDI (Planologisch Demografisch Instituut) collega’s en het is leuk om herinneringen op te halen aan onze tijd bij het PDI. Onze eindconclusie over de opleiding Planologie is dat je in ieder geval goed leert om zelfstandig te werken en kritisch na te denken over de wereld om ons heen.Het leuke van de studie Planologie is dat iedereen er wel mee te maken heeft. Er zijn altijd stuurlui aan de wal, die weten hoe iets beter gepland kan worden. Ook krijg je heel veel verschillende vakken, waardoor je van verschillende zaken iets af weet. Dat komt dan weer van pas als je eenmaal gaat werken.Een belangrijke tip die ik studenten zou willen geven is dit: denk goed na over je eerste baan of zelfs je eerste stage, dit kan bepalend zijn de rest van je carrière... Iets wat ik ook iedereen kan aanraden is om iets naast de studie te doen. Op die manier kan je al wat ervaring op doen en kom je minder als een groentje de arbeidsmarkt op. Voor de één zou (actief)lidmaatschap van een studentenvereniging passen, terwijl voor de ander het wellicht beter past om voor Greenpeace actief te zijn.

Om succesvol te solliciteren zou ik iedereen willen aanraden altijd telefonisch contact opnemen met het bedrijf of de instantie waar je zou willen werken. Vermeld dan ook in je brief dat je gebeld hebt en dat het een prettig gesprek was. Mijn ervaring is dat jouw sollicitatiebrief dan in ieder geval meer kans maakt om op het stapeltje ‘uit te nodigen kandidaten’ te belanden.

1 YACHT: Detacherings- en wervingselectiebureau voor hoogopgeleiden. <

had en lange dagen maakte. Als een project in uitvoering kwam, moest het treinverkeer worden stilgelegd. Voor een van deze projecten moest al het treinverkeer tussen Den Haag & Utrecht én Leiden & Rotterdam een paar uur worden stilgelegd. Dan had je best wat uit te leggen als de werkzaamheden uitliepen.

Vervolgens ben ik overgestapt naar de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Daar hield ik mij onder andere bezig met het Verkeer en Vervoer onderzoeksprogramma. Diverse onderzoekers op het gebied van Verkeer en Vervoer konden subsidie krijgen voor wetenschappelijk onderzoek. Mijn taak was er voor te zorgen dat de voorstellen werden beoordeeld en commissies bijeenkwamen voor een eindoordeel. Daarnaast had ik de taak om voor universiteiten data te ontsluiten. In deze functie zorgde ik er voor dat data, verzameld door instanties als bijvoorbeeld het kadaster, (goedkoop) gebruikt mochten worden voor wetenschappelijk onderzoek binnen de universiteit. Deze ervaring kwam goed van pas in mijn volgende functie bij de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) . Hier werkte ik fulltime aan projecten op gebied van dataontsluiting.

Job hoppen via YachtVoor de volgende baan werd ik benaderd door Yacht 1. De manager van de afdeling had als opdracht vijf planologen aan te nemen. In deze baan verdiende ik plotseling het dubbele van mijn vorige salaris maar daar was dan ook stevig onderhandeling aan vooraf gegaan. Het boekje over salaris onderhandelingen dat ik had gekocht was iedere euro waard!Bovendien mocht ik een dure tweede master opleiding gaan volgen. Dat was een ambitie van mij, waar mijn toenmalige manager helemaal achter stond. Het was de studie “Master City Developer”, aan de Erasmus Universiteit, TU Delft en het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam OBR.

Deze tweede studie heb ik naast mijn drukke baan in twee jaar afgerond. In mijn tijd bij Yacht heb ik onder andere een groot aantal ruimtelijke projecten in de gemeente Den Haag begeleid, waaronder ‘t Haegsch Hof en een grote woontoren op het Spui Lamgroen. Daarna heb ik enige tijd bij het Ministerie van VROM gewerkt, waar ik een project over parkeren coördineerde. Vervolgens heb ik anderhalf jaar onderzoek naar duurzaam

Tijdens mijn studie Planologie ontplooide ik veel activiteiten buiten de studie. Ik zat in allerlei besturen van studentenverenigingen en was zelfs een jaar voorzitter van een studievereniging. In die rol heb ik veel geleerd over het managen van een groep mensen. De keerzijde van deze nevenactiviteiten was dat ik hierdoor nogal lang over de studie heb gedaan, zeven jaar om precies te zijn.

Ik was dan wel geen modelstudent maar dat bleek, juist omdat ik zoveel naast mijn studie had gedaan, bij mijn eerste baan geen bezwaar. Holland Railconsult (tegenwoordig Movares) durfde het aan om mij direct als projectleider te laten starten. Bij Holland Railconsult werkte ik op de afdeling “overwegen”. Mijn functie bestond uit het aansturen van projectteams, die wijzigingen in het spoor moesten doorvoeren. Dit hield in dat ik veel verantwoordelijkheid

Stapsgewijs naar het onderwijsAlumnus David van der Steen over zijn studie, de loopbaan na de studie en zijn huidige functieNaam: David van der SteenStudie: Planologie aan de Universiteit van AmsterdamAfgestudeerd: 1999Huidig beroep: Hogeschooldocent Verkeerskunde (Hogeschool Utrecht)

David bij het project ‘t Haegsch Hof te Den Haag

VERVOLGENS Alumnus in beeld

23

kunnen invullen. Bij de borrel in november konden studenten in contact komen met alumni en is er een sollicitatieworkshop gegeven.In maart 2013 zijn staan er maar liefst 3 Sarphati reizen op de planning. Studenten kunnen kiezen uit een verre reis naar IJsland, een rondreis door Macedonië en Griekenland óf een stadsreis naar Granada.

Pegasus Studievereniging van Algemene Sociale Wetenschappen

http://www.studieverenigingpegasus.nl

Dit jaar viert Pegasus haar tiende verjaardag! De studievereniging organiseert allerlei activiteiten, al dan niet studie gerelateerd en behartigt de belangen van de studenten Algemene Sociale Wetenschappen. In november organiseerde de vereniging een karaoke avond, een documentaire avond en een liftwedstrijd. Elke twee weken is er de borrel voor de leden. <

Machiavellistudievereniging Politicologie

http://www.svmachiavelli.nl

Macchiavelli is niet alleen de oudste maar met 1000 leden ook de grootste studievereniging Politicologie in Nederland. De vereniging organiseert wekelijkse activiteiten voor een breed publiek waaronder lezingen door bekende politici en actualiteitsdebatten.

Door het jaar heen: Elke dinsdagavond de Machiavelli borrel, een fenomeen binnen de UvA, soms met een thema. Docurama’s: documentaire avonden die worden ingeleid door sprekers met affiniteit voor het onderwerp van de film. Student-Docent debatten: Studenten en docenten gaan met elkaar in debat om ideeën en standpunten uit te wisselen.

Sociologisch EpiCentrum (SEC) Studievereniging Sociologie

http://www.sociologen.nl/

Je kunt zeggen wat je wil maar sociologen, van boekenwurmen tot vrijbuiters, zijn hele gezellige, sociale mensen met oog voor de wereld om hen heen. Niet zo gek ook want

NIEUWS VAN DE STUDIEVERENIGINGEN COLLEGE SOCIALE WETENSCHAPPENEen overzicht van activiteiten voor studenten van de opleidingen van het College Sociale Wetenschappen georganiseerd door de studieverenigingen

dat is per slot van rekening hun studieobject. Door om zich heen te kijken, veel te lezen en te discussiëren, proberen ze grip te krijgen op het reilen en zeilen van de maatschappij. Maar om het leven midden in je eigen studieobject ook nog leefbaar te houden, hebben sociologen een hoop aan hun gevoel van humor en relativeringsvermogen. De studievereniging bestaat uit een verzameling van dit soort mensen in alle vormen, soorten en maten. Na een dag in je eentje op je kamer je hoofd vol gepompt te hebben met theorieën en methoden, is het heel fijn om contact te hebben met mede-studenten. Door het jaar heen: Elke maand organiseert SEC in samenwerking met docenten De Andere Blik, een lezing die plaats vindt in de Common Room van de opleiding. De eerstvolgende data zijn: 17 januari, 14 februari, 14 maart en 11 april.

Kwakiutl Studievereniging van de

opleiding Culturele Antropologiehttp://www.kwakiutl.nl/

Kwakiutl en SEC werken samen. Er worden gezamenlijke feesten georganiseerd en ook de lezingenreeks De Andere Blik is een samenwerkingsverband. Om de samenwerking te verdiepen wordt elk jaar het SociologieAntropologie Weekend georganiseerd. In 2013 zal dit in het eerste weekend van februari plaatsvinden.Een beroemde jaarlijkse aktiviteit van Kwakiutl is de liftwedstrijd. Daarnaast wordt er elk jaar een buitenlandse studiereis georganiseerd.

Sarphati Studievereniging Sociale Geografie en Planologie

http://www.studieverenigingsarphati.nl/

Om studenten in staat te stellen hun studietijd zo goed mogelijk in te vullen, organiseert Sarphati niet alleen veel sociale activiteiten, zoals borrels, sporttoernooien en de Monopolymarathon, maar ook studiegerelateerde activiteiten zoals een bezoek aan tentoonstellingen en discussieavonden. De studievereniging organiseert elk jaar een buitenlandse veldwerkexcursie waarmee studenten hun verplichte buitenlandervaring

Rondleiding Sarphati bij de Noord-Zuidlijn

SEC Leden op wintersport 2012

Studievereniging Machiavelli in MadridLeden van de vereniging Sarphati:

tijdens een werkbezoek aan de haven van Antwerpen

24

Overal ter wereld wordt Kerst gevierd. Veel landen kennen bijzondere, leuke, vreemde rituelen en tradities rond de kerstviering. Weet jij in welk land onderstaande gebruiken rond de kerstviering een rol spelen? Zet bij elke vraag de letter die bij het land hoort. Mail de oplossing voor 30 januari 2013 naar de redactie van #kijkSW: [email protected]

Onder de juiste inzendingen wordt een drietal boekenbonnen verloot van €25,00

In welk land:1. [ ] Is de Kerstman een kabouter die Jultomten wordt genoemd. 2. [ ] Eet men op kerstavond geen vlees en drinkt men geen melk, uit respect voor de dieren die men het hele jaar eet.3. [ ] Rijdt de Kerstman rond in een brandweerauto.4. [ ] Trekken gelovigen van 16 tot en met 24 december dagelijks ‘s ochtends vroeg naar de kerk.5. [ ] Schilderen boeren de initialen van de drie koningen op de staldeuren om hun kuddes voor ziektes te beschermen.6. [ ] Zet men kandelaars op de vensterbanken om de route te verlichten die Jozef en Maria moesten afleggen.7. [ ] Laat men bij het eten op kerstavond een stoel onbezet voor de geest van een overleden familielid of voor de Heilige Geest.8. [ ] Gelooft men dat vanaf 12 december de dertien nakomelingen van twee vleesetende monsters uit de bergen komen.9. [ ] Leggen ongetrouwde meisjes het eerste stukje van het kerstbrood onder hun kussen en dromen van hun aanstaande echtgenoot.10. [ ] Wordt na de nachtmis vuurwerk afgestoken en gezongen en gedanst op straat.

11. [ ] Bestaat het kerstdiner vaak uit een barbecue.12. [ ] Wordt de Kerstman Papai Noël genoemd.13. [ ] Gelooft men dat de Kerstman in Korvatunturi woont.14. [ ] Wordt de Kerstman, Tel-apo of Mikulas genoemd en arriveert hij reeds op 6 december. 15. [ ] Heeft men een eigen versie van de kerstboom, de zogenaamde ceppo.16. [ ] Wordt er van 16 tot 24 december een optocht gehouden waarbij de zoektocht van Jozef en Maria naar een herberg wordt nagespeeld. 17. [ ] Viert men Shab-e yalda, de langste nacht van het jaar en worden er dan noten en meloen gegeten.18. [ ] Eet men als dessert bij het kerstmaal ‘riskrem’ waar een amandel in verstopt zit en krijgt de vinder ervan een klein cadeautje. 19. [ ] Is de Kerstman vrij klein van omvang en wordt hij Viejito Pascuero genoemd. 20. [ ] Volgt men de Juliaanse kalender en valt Kerst hierdoor op 7 januari. 21. [ ] Begroet men elkaar met ‘Nollaig chridheil huibh’ om een vrolijk kerstfeest te wensen. 22. [ ] Is het een gewoonte dat zangers langs de deuren gaan en een beloning verwachten voor de ten gehore gebrachte kerstliedjes. 23. [ ] Laat men op eerste kerstdag de hele dag een stuk eikenhout in de haard branden, dat bekend staat als de ‘Cepo de Natal’ of het kerst logboek. 24. [ ] Arriveert de Kerstman in Bondi Beach op een surfplank.25. [ ] Betwist men het bestaan van de Kerstman omdat de cadeaus al ruim voor Kerstmis door een Heilige worden afgeleverd.

a. Keniab. Oostenrijkc Braziliëd. Bulgarijee. Nieuw-Zeelandf. IJslandg. Hongarijeh. Zwedeni. Mexicoj. Engelandk. Italiël. Iranm. Finlandn. Oekraïneo. Noorwegenp. Venezuelaq. Columbiar. Polens. Chilit. Ierlandu. Nederlandv. Sibériew. Australiëx. Portugalij. Schotland

Foto

: Jan

Sta

mm

es

Internationale Kerstquiz