Upload
others
View
7
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
De tevreden huurder Prinat Project - Goed Wonen Gemert
3-07-2016 Versie 9.3
Niels Ingenpas
Jort Jansen
Hugo Loeffen
Anouk Peters
Jan Vorstenbos
Dort Spierings
2
Colofon
Titel De tevreden huurder
Prinat Project
In opdracht van Goed Wonen Gemert
HAN Civil Society Lab
Versiebeheer Versie 9.3
datum 3-07-2016
Auteurs
Niels Ingenpas Jort Jansen
[email protected] [email protected]
+31 6 31 51 91 28 +31 6 51 93 34 18
Facility management Civiele techniek, waterbouw
HAN Nijmegen, 475602 HAN Arnhem, 499929
Hugo Loeffen Anouk Peters
[email protected] [email protected]
+31 6 36 30 59 64 +31 6 51 93 73 87
Bouwkunde, bouwtechniek Lifestyle, trendonderzoek
HAN Arnhem, 516400 Fontys Tilburg, 577106
Jan Vorstenbos Dort Spierings
[email protected] [email protected]
+31 6 34 12 75 65 +31 6 539 500 68
Bouwkunde, organisatie Civil Society Lab
HAN Arnhem, 548904 HAN Nijmegen
3
Samenvatting
In het najaar van 2015 is Goed Wonen Gemert begonnen met de ontwikkeling van het Prinat project.
Het doel daarvan is om de locatie van de voormalige St. Michaelschool en het kinderdagverblijf aan de
Pastoor Attendorenstraat en het Pastoor Prinetius plantsoen woonrijp te maken. De bewoners uit de
wijk hebben in samenwerking met Goed Wonen en de Plannendokter een plan opgezet.
Inspraak vanuit de wijk is voor Goed Wonen van groot belang. Daarom is er een onderzoek gestart
naar de behoefte en wensen van de buurtbewoners. In het onderzoek zullen de volgende kernwaarden
worden geanalyseerd ten behoeve van de verdere ontwikkeling van het project:
∙ Doorstroming ∙ Mobiliteit
∙ Veiligheid ∙ Zorg & welzijn
∙ Betrokkenheid ∙ Duurzaamheid
Goed Wonen wil daarbij antwoord op de volgende vijf onderzoeksvragen:
∙ Hoe kunnen we de doorstroom in de wijk op gang brengen?
∙ Hoe kunnen we veiligheid in de woning en leefomgeving waarborgen/verbeteren?
∙ Hoe kunnen we de betrokkenheid met onze huurders gaan vorm geven?
∙ Welke domotica kunnen we toepassen voor een eenvoudig en doelmatig resultaat?
∙ Waar moeten we op letten qua duurzame materialen? Welke mogelijkheden zijn er?
Er is een literatuurstudie uitgevoerd naar het begrip sociale cohesie en een doelgroepen- en
trendonderzoek. Daarnaast is de wijkscan geüpdate en een omgevingsanalyse gemaakt. De kern van
het onderzoek vormde de bewonersenquête en het narratieve onderzoek onder wijkbewoners.
Hieruit genereren wij onze resultaten en daarop volgend ook onze conclusies:
∙ Het grootste gedeelte van de respondenten zou in de toekomst willen verhuizen naar een
nieuwbouw woning, mits de woning gelijkvloers en liefst grondgebonden is. Zo lang zij nog voor
zichzelf kunnen zorgen blijven ze liever op hun eigen plek.
∙ De bewoners van de wijk Molenbroek voelen zich veilig in hun woning en woonomgeving. De
sociale controle speelt hierbij een grote rol.
∙ De betrokkenheid binnen de wijk gaat niet veel verder dan het contact met de buren. Hier hebben
de bewoners zelf geen problemen mee en zullen dan ook geen actie ondernemen om dit te
verbeteren.
∙ De respondenten uit de narratieve interviews zitten niet te wachten op domotica. Een tweetal
redenen daarvoor is dat het gebruiksonvriendelijk is en de huurprijs omhoog zou gaan. Uit de
enquêtes is het tegenovergestelde resultaat naar voren gekomen.
∙ Bewoners zijn nog niet echt bekend met het begrip “duurzaam bouwen” en zien daardoor de
voordelen van duurzaamheid niet. Zij kijken naar wat er onder de streep betaald moet worden.
De belangrijkste aanbevelingen op basis van deze conclusies zijn:
∙ Om de doorstroom te bevorderen raden wij aan te kijken naar een gelijkvloerse woning, een
(kleine) tuin, een extra slaapkamer, een plek waar jong en oud kan wonen en daarbij een
gelijkwaardige huurprijs.
∙ Het is van belang dat Goed Wonen de veiligheid waarborgt, de sociale controle in stand houdt en
het creëren van donkere hoekjes/steegjes vermijdt.
∙ Om de betrokkenheid te verbeteren zou Goed Wonen bijvoorbeeld een parkje of dierenweide aan
kunnen laten leggen. Door de verantwoordelijkheid bij de bewoners neer te leggen wordt het
“eigenschap” bevordert. Daarnaast zouden de bewoners het op prijs stellen als communicatie
4
tussen de partijen beter wordt, waarbij schriftelijke communicatie niet de voorkeur heeft. Om de
onderlinge band te versterken zou dit in de vorm van een gezamenlijke bijeenkomst kunnen.
∙ Het zou een verstandige keuze zijn om de nieuwbouwwoningen van laagdrempelige domotica te
voorzien. Op deze manier kan er in de toekomst gemakkelijker gebruik van worden gemaakt.
∙ Om de voordelen van “duurzaam bouwen” kenbaar te maken zou Goed Wonen dit persoonlijk
moeten toelichten aan de toekomstige huurders. Verder is het gezamenlijk gebruik van
zonnepanelen en/of een waterpompinstallatie een duurzame mogelijkheid.
5
Voorwoord
Het afgelopen halfjaar zijn wij bezig geweest met een casus in Gemert. Het betreft een project dat
intern door Goed Wonen aan de studenten van de minor Stad & Land is opgelegd. Voor u ligt het
eindrapport van ons onderzoek. Bij het opstellen van dit rapport hebben wij veel steun en informatie
gehad van verschillende personen binnen en buiten de organisatie. Middels deze weg willen wij een
aantal personen bedanken.
Allereerst willen wij Annemiek de Ridder en Joris Wismans bedanken voor de hulp en informatie die wij
de afgelopen 5 maanden hebben ontvangen. Uiteraard willen wij ook de overige medewerkers van
Goed Wonen bedanken voor de gastvrijheid en de interesse die er getoond is in ons onderzoek. Wij
konden altijd terecht voor vragen en het was een prettige locatie om te werken.
Daarnaast willen wij alle geïnterviewde personen die wij in het belang van het onderzoek gesproken
hebben bedanken. Zonder de inbreng van de respondenten was er geen rapport op tafel gekomen.
Dus bij deze bedankt voor de bereidheid die er getoond is.
Ook willen wij graag alle (gast) docenten bedanken die middels nuttige lessen een bijdrage in het
project hebben geleverd.
Allen heel erg bedankt en wij wensen u veel leesplezier.
HAN Civil Society Lab
Nijmegen, 3 juli 2016
6
Inhoudsopgave
Samenvatting ................................................................................................................................................................................... 3
Voorwoord ........................................................................................................................................................................................ 5
Inhoudsopgave ............................................................................................................................................................................... 6
Inleiding ............................................................................................................................................................................................. 8
Leeswijzer ..................................................................................................................................................................................... 8
Hoofdstuk 1: Aanleiding onderzoek ....................................................................................................................................... 9
1.1 Probleemstelling ..................................................................................................................................................... 10
Hoofdstuk 2: Onderzoeksmethodiek .................................................................................................................................. 11
2.1 Onderzoeksopzet ................................................................................................................................................... 11
2.2 Literatuuronderzoek .............................................................................................................................................. 12
2.3 Observaties en omgevingsanalyse .................................................................................................................. 12
2.4 Enquête onder 298 wijkbewoners.................................................................................................................... 12
2.5 Narratieve interviews met 15 huurders .......................................................................................................... 12
2.6 Transdisciplinaire bijeenkomst met 20 wijkbewoners.............................................................................. 13
2.6 Reflectie op de onderzoeksmethodiek .......................................................................................................... 13
Hoofdstuk 3: Literatuuronderzoek sociale cohesie ....................................................................................................... 15
3.1 Definitie sociale cohesie ...................................................................................................................................... 15
3.2 Sociaal kapitaal ........................................................................................................................................................ 17
3.3 Betrokkenheid .......................................................................................................................................................... 18
3.4 Participatie ................................................................................................................................................................. 18
3.5 Reikwijdte van sociale cohesie .......................................................................................................................... 19
3.6 Meetinstrumenten sociale cohesie .................................................................................................................. 19
3.7 Conclusie literatuuronderzoek sociale cohesie .......................................................................................... 20
Hoofdstuk 4: Doelgroepen- en trendonderzoek ............................................................................................................ 22
4.1 Doelgroepenonderzoek ....................................................................................................................................... 22
4.2 Trendonderzoek ...................................................................................................................................................... 25
4.3 Vergrijzing ................................................................................................................................................................. 25
4.4 Technologisering .................................................................................................................................................... 26
4.5 Sharification .............................................................................................................................................................. 26
4.6 Individualisering ...................................................................................................................................................... 27
Hoofdstuk 5: Wijkscan en omgevingsanalyse ................................................................................................................. 28
5.1 De wijkscan ............................................................................................................................................................... 28
5.2 Observaties................................................................................................................................................................ 28
5.3 Loop- en fietsroutes .............................................................................................................................................. 30
5.4 Zichtlijnen .................................................................................................................................................................. 30
7
5.5 Ontmoetingsplekken ............................................................................................................................................. 31
5.6 Faciliteiten.................................................................................................................................................................. 31
5.7 Groen ........................................................................................................................................................................... 31
Hoofdstuk 6: Resultaten enquête en interviews ............................................................................................................. 33
6.1 Thema 1: Doorstroom in de wijk ...................................................................................................................... 33
6.2 Thema 2: Veiligheid in de wijk en in de woning ........................................................................................ 35
6.3 Thema 3: Betrokkenheid naar elkaar .............................................................................................................. 38
6.4 Thema 4: Domotica in de woning .................................................................................................................... 40
6.5 Thema 5: Duurzaamheid voor een beter milieu ......................................................................................... 42
Hoofdstuk 7: De transdisciplinaire bijeenkomst ............................................................................................................. 43
7.1 Duurzaamheid en thuistechnologie ................................................................................................................ 43
7.2 Financiële aspecten ................................................................................................................................................ 43
7.3 Reageren op de maquette .................................................................................................................................. 44
Hoofdstuk 8: Conclusies ........................................................................................................................................................... 46
8.1 Conclusie t.a.v. doorstroom in de wijk ........................................................................................................... 46
8.2 Conclusie t.a.v. veiligheid in de wijk en in de woning .............................................................................. 46
8.3 Conclusie t.a.v. betrokkenheid naar elkaar ................................................................................................... 47
8.4 Conclusie t.a.v. domotica in de woning ......................................................................................................... 47
8.5 Conclusie t.a.v. duurzaamheid ........................................................................................................................... 47
9 Aanbevelingen .......................................................................................................................................................................... 48
9.1 Lastige doel van doorstroom met grondgebonden woningen stimuleren ..................................... 48
9.2 Handhaaf huidige hoge gevoel van veiligheid ........................................................................................... 49
9.3 Betrokkenheid verhogen door ontmoetingsplekken en communicatieplan .................................. 49
9.4 Pas duurzame en quickwin- domotica naast elkaar toe ......................................................................... 50
9.5 Duurzaamheid als collectieve inspanning .................................................................................................... 50
Literatuur ........................................................................................................................................................................................ 51
8
Inleiding
In het najaar van 2015 is Goed Wonen begonnen met het ontwikkelingen het Prinat project. Het doel is
om de locatie van de voormalige St. Michaelschool en het kinderdagverblijf aan de Pastoor
Attendorenstraat en het Pastoor Prinetius plantsoen woonrijp te maken. De bewoners uit de wijk
hebben in samenwerking met Goed Wonen en de plannendokter het huidige plan opgezet. Inspraak
vanuit de wijk is voor Goed Wonen van groot belang. Daarom is er een onderzoek gestart naar de
behoefte en wensen van de buurtbewoners. Het onderzoek zal een aantal kernwaarden veilig stellen in
de verdere ontwikkeling van het project.
Leeswijzer ∙ In hoofdstuk 1 wordt de aanleiding van het onderzoek duidelijk gemaakt. Hier worden ook de
onderzoeksvragen beschreven en nader toegelicht.
∙ In hoofdstuk 2 staat de verantwoording van de opzet en de onderzoeksmethodieken
∙ In hoofdstuk 3 staan de resultaten die behaald zijn aan de hand van het narratieve onderzoek.
∙ In Hoofdstuk 4 is een trend- en doelgroep onderzoek verwerkt. Hierbij wordt gekeken naar
vergrijzing, groei of krimp bij de woningen en huurders in Gemert.
∙ In Hoofdstuk 5 vindt u de wijkscan en omgevingsanalyse
∙ In hoofdstuk 6 staan de resultaten van het bewonersonderzoek.
∙ In hoofdstuk 7 leest u de verslaglegging van de transdisciplinaire bijeenkomst op maandag 30 mei.
∙ In hoofdstuk 8 staan de integrale conclusies die getrokken zijn uit de afzonderlijke resultaten.
∙ In hoofdstuk 9 vindt u de aanbeveling inclusief het communicatieplan.
∙ In de bijlagen staan documenten die zijn gebruikt of zijn ontstaan tijdens het onderzoek. Deze
verschaffen extra informatie of onderbouwing voor het project.
Wanneer u over de digitale PDF beschikt kunt u gebruik maken van Hyperlinks. Op het einde van elke
pagina zijn terugkeer knoppen toegevoegd. Door op deze “HOME” button te klikken keert u terug
naar de inhoudsopgave van het rapport.
9
Hoofdstuk 1: Aanleiding onderzoek
In het najaar van 2015 is Goed Wonen Gemert samen met de wijkbewoners van Molenbroek
begonnen met het inrichten van het Prinat Project. De eerste ontwikkelingsfase van het project heeft
reeds tot een aantal resultaten geleidt. Daarbij zijn er vanuit Goed Wonen Gemert toch nog een aantal
vragen onopgelost gebleven, hierin is een samenwerking met een externe partij een mogelijkheid.
Naar aanleiding daarvan zijn wij als minor groep begonnen aan een onderzoek in opdracht van Goed
Wonen Gemert.
Figuur 1 Gemert Google Maps en Gemert met plangebied
Een doel van Goed wonen Gemert is een verdere verduurzaming van de relatie met haar huurders te
verkrijgen. We concentreren ons in dit projectplan vooral op de genoemde locatie. Maar daar waar
aansluiting met de omgeving gewenst is, wilt de corporatie mogelijkheden creëren, kansen bekijken en
benutten.
In het eerste traject is door een groep omwonenden aangegeven dat zij met betrekking tot de
veiligheid van de woonomgeving bij de ontwikkeling van dit gebied kansen zien. Geïnteresseerden (en
dus mogelijk toekomstige huurders) krijgen in het gehele traject daar waar mogelijk inspraak. Hierdoor
ontstaat een betrokken omwonende in de ontwikkelfase en een betrokken huurder is de eindfase.
Goed Wonen Gemert zet zich in voor een duurzaam woningbezit. Het huidige stedenbouwkundige
plan sluit aan op de opdracht vanuit het Strategisch Vastgoed Beheer (SVB). In de verdere ontwikkeling
van de woningen zal gekeken worden naar de mogelijkheden van Nul Op de Meter (NOM) en het
gebruik van domotica.
Goed wonen Gemert richt haar pijlen op een duurzame exploitatie, de woningen moeten in de
categorie “betaalbaar” vallen.
Vanuit deze doelen zijn er zoals hierboven reeds vernoemd een aantal kernwaarden opgesteld waaruit
uiteindelijk een vijftal onderzoeksvraag zijn ontstaan. Op deze vijf onderzoeksvragen ziet Goed Wonen
Gemert graag een antwoord:
∙ Hoe kunnen we de doorstroom in de wijk opgang brengen?
∙ Hoe kunnen we veiligheid in de woning en leefomgeving waarborgen/verbeteren?
∙ Hoe kunnen we de betrokkenheid met onze huurders vergroten?
∙ Welke domotica kunnen we toepassen voor een eenvoudig en doelmatig resultaat?
∙ Welke duurzaamheidoplossingen moeten we op letten? Welke mogelijkheden zijn er?
10
Figuur 2 Het plan PRINAT
1.1 Probleemstelling Het vraagstuk wat is opgesteld door woningcorporatie Goed Wonen Gemert komt voort uit de huidige
situatie in de huurmarkt. In de huidige markt is weinig doorstroom vanuit bestaande huurwoningen.
De woningen die op dit moment bezet worden door senioren zijn veelal geschikt voor gezinnen.
Echter wonen er in deze woningen senioren die samen of alleenstaand zijn. De term scheefhuren wordt
normaliter gebruikt voor mensen die een te hoog inkomen hebben voor de (sociale)huurwoning waar
zij in wonen. In het geval van Goed Wonen hebben ze weinig last van scheefhuren en is de gewenste
doorstroom gericht op senioren. Hoe kan Goed Wonen ervoor zorgen dat senioren ouderen plaats
maken voor gezinnen. Hoe krijg je deze doelgroep zo ver om hun vertrouwde woonomgeving te
verruilen voor een senioren bestemde woning?
Naast doorstroming binnen de huursector is de vraag wat Goed Wonen kan doen binnen het gebied
Domotica en zorg. Aangezien de mensen in de toekomst langer thuis moeten wonen i.v.m. de
economische bezuinigingen op zorg die de overheid doorvoert wordt de zorgvraag compleet anders.
Mensen zullen langer thuis moeten wonen omdat verzorgingstehuizen sluiten vanwege de beperkte
financiële steun en mensen krijgen met een bepaald type zorgzwaartepakket minder aangeboden.
Moeten de woningcorporaties in de toekomst een zorg ‘verlenende’ functie gaan uitoefenen zodat
mensen langer thuis kunnen blijven. En welke functies van domotica kunnen daarbij helpen?
Een trending punt op dit moment is duurzaamheid. Hoe anticipeert Goed Wonen hierop en wat vinden
de huurders daarvan. Het aantal vierkante meters dak wat Goed Wonen beheerd is aanzienlijk, maar
waarom wordt nog niet alles benut? En wat kan er bij het nieuwe project worden toegepast om de
zogenaamde NOM woningen of andere duurzame manieren te introduceren en hoe zwaar wegen de
kosten t.o.v. de inkomsten die dit met zich meebrengt. Maar waarom zou Goed Wonen überhaupt
duurzaam bouwen?
Het uiteindelijke doel van al deze onderwerpen is het creëren van de duurzame relatie met de huurder.
Waarom wil een woning corporatie een duurzame relatie, aangezien er wachtlijsten zijn zitten de
objecten van de corporatie in een mum van tijd vol. Waarom dan de duurzame relatie? Vanwege het
welzijn van de huurder en de juiste woning voor de juiste huurder.
11
Hoofdstuk 2: Onderzoeksmethodiek
Voor het onderzoek van Goed Wonen Gemert zijn verschillende onderzoeksmethodieken van
toepassing. In onderstaande paragrafen is omschreven hoe het onderzoek is opgezet en de gebruikte
methodieken. Om een zo breed mogelijk aspect op te vangen van de huurders zijn er vijf methodieken
gebruikt. Met deze vijf zijn alle samenwerkingsmethodes aanbod gekomen. De inter, multi- en
transdisciplinaire aanpakken zijn hierdoor verwerkt.
2.1 Onderzoeksopzet Binnen het onderzoek is gewerkt vanuit een vijftal vraagstukken. Deze vraagstukken heeft Goed
Wonen middels het Prinat project opgesteld. De fasering van ons onderzoekstraject is in de eerste
weken van het project opgezet door de projectgroep, zie figuur 3. In de eerste fase hebben wij een
literatuuronderzoek gedaan naar ‘sociale cohesie binnen de wijk’. Naast de literatuurstudie is de
bestaande wijkscan vernieuwd en is er een trend en doelgroep analyse onderzocht.
Vanuit deze onderzoeken en de kernvragen is er een enquête en interviewguide opgesteld. Met
behulp van deze twee methodieken is er een narratief onderzoek gedaan onder de huurders van Goed
Wonen Gemert. De resultaten vanuit de narratieve interviews hadden de zwaarste weging in de
uiteindelijke resultaten. Hierop vervolgd de enquêtes en als laatste de algehele literatuurstudie,
wijkscan en trend/doelgroep onderzoek.
Als waarborging van onze bevindingen is er in de laatste fase een transdisciplinaire bijeenkomst
georganiseerd. Hierin zijn de bevindingen getoond en hebben mensen hierover hun mening of
aanvulling getoond. Vanuit de aanvullingen en bevestigingen hebben wij de resultaten en conclusies
herschreven en is er een aanbeveling opgesteld. Naast de aanbeveling is er een communicatieplan
geschreven waardoor Goed Wonen Gemert in de toekomst beter kan communiceren met haar
huurder.
Figuur 3 Onderzoeksopzet
12
2.2 Literatuuronderzoek Voor dit onderzoek is een literatuuronderzoek gebruikt. In de fasering is het in drie producten
opgedeeld. De bestaande wijkscan dateerde uit 2013 en diende geüpdatet te worden. In de nieuwe
versie zijn de cijfers met behulp van het CBS vernieuwd. Aan de hand van deze cijfers is een
vergelijking gemaakt met de vorige versie. Door deze twee varianten te vergelijken hebben wij een
aanbeveling t.b.v. Gemert gedaan. Hierin komen aspecten aanbod zoals vergrijzing, economie,
bereikbaarheid e.d. De complete wijkscan is opgenomen in bijlage A.
Het tweede product is het literatuuronderzoek. In het uitgelichte onderwerp ‘sociale cohesie’ komen
verschillende studies aanbod. Het onderwerp is gekozen omdat het goed aansluit op onze
doelstellingen voor het onderzoek en dit betrekking heeft op de kernwaarden van Goed Wonen
Gemert. In het onderzoek zijn vooral digitale bronnen, artikelen en overige onderzoeksrapporten
gebruikt. Al deze bronnen worden volgens APA normen verwerkt. Tijdens de zoektocht naar deze
bronnen zijn verschillende zoek strategieën toegepast om het totaal zoekgebied te verbreden. Het
literatuuronderzoek vindt u in het speciaal opgestelde document voor dit onderzoek.
In het derde product is er een trendonderzoek opgesteld. In Nederland zijn er een aantal trends
gaande die impact hebben op de samenleving. Deze trends worden vergeleken en bekeken wat er
precies gaande is. Het doel is om trends eventueel te kopiëren naar Gemert mits dit mogelijk is. Dit
onderzoek is meegenomen in dit verslag.
2.3 Observaties en omgevingsanalyse Om een beter inzicht te krijgen van het project gebied, is gebruik gemaakt van een methodiek waarbij
men als observant in de wijk rondloopt. Hierdoor is veel informatie vergaard betreft looproutes,
zichtlijnen en groenstroken. Gedurende observatie is er gebruik gemaakt van camera’s en een drone.
De drone is ingezet om vanuit de lucht bepaalde zichtlijnen en groenstroken te vergelijken met
zichtlijnen vanaf de grond. De observaties zijn vier keer actief uitgevoerd en wanneer er een afspraak
was voor een interview werd er actief gekeken op de route.
Uiteindelijk zijn alle observaties meegenomen in de omgevingsanalyse en is ook beter uitgelicht waar
alle faciliteiten, voorzieningen en ontmoetingsplekken zich bevinden.
Naast de locaties is ook loopafstand berekend waardoor wij een betere inzage hadden op het project
gebied. Vooral eerstelijns zorg, supermarkt en ontmoetingsplekken spelen hierbij een grote rol.
Naar aanleiding van de bestaande omgeving is ook een aanbeveling voor de nieuwe omgeving
opgesteld. Tijdens de transdisciplinaire bijeenkomst waarschuwde enkele wijkbewoners ons voor de zo
bekende olifanten paden. Al deze aanbeveling hebben wij bekeken en toegelicht in de nieuwe
omgevingsplannen waarbij rekening is gehouden met ontmoetingsplekken en routing in de wijk.
2.4 Enquête onder 298 wijkbewoners De andere methodiek die is toegepast in dit onderzoek is enquêtering. Enquêtering is een manier om
kwantitatieve uitkomsten te genereren. De enquête is op een gebruiksvriendelijke manier opgesteld,
Hierdoor blijft de enquête laagdrempelig en hoeft men niet veel lange vraagstukken te beoordelen.
Door dezelfde vragen te stellen als in de narratieve interviews, is het mogelijk om de resultaten van de
enquêtes en de interviews met elkaar te vergelijken. Voor ons onderzoek is de enquête een extra
inleiding tot de mensen om zo eenvoudiger narratieve interviews te houden. Er zijn in totaal 298
enquêtes verstuurd in de wijk Molenbroek 1 en 2 middels het mailingsysteem van Goed Wonen
Gemert. In bijlage C is de enquête die we hebben gebruikt opgenomen.
2.5 Narratieve interviews met 15 huurders Om een verdiepende mening te vinden van de huurders is een narratief onderzoek ingesteld. In de
narratieve interviews hebben wij gerichte vragen gesteld aan de huurders van Goed Wonen Gemert.
13
Met behulp van een vooraf opgestelde interview guide kunnen wij alle interviews vergelijken met
elkaar. De guide is opgesteld aan de hand van de enquêtering. Wij hebben vooral in het projectgebied
Molenbroek I en II mensen geïnterviewd. Dit zijn de huurders die het meest betrokken zijn binnen het
project en eventueel behoefte hebben aan doorstroom richting het nieuwe project. In het narratief
onderzoek zijn 15 mensen bevraagd. Het onderzoek is zeer divers omdat verschillende
leeftijdsgroepen en geslachten zijn vertegenwoordigd.
De leeftijdsgroepen zijn in drie groepen opgesteld. Wij zijn tot deze leeftijdsgroepen gekomen omdat
onder de 45 veelal nog kinderen thuis wonen. Vanaf de 45 tot 64 heeft een enkeling nog
thuiswonende kinderen. Deze leeftijdsgroep is al gerichter naar de toekomst en is begonnen met
nadenken over de wensen. De groep 65+ is een leeftijdsgroep die begonnen is aan de laatste fase van
het leven. Deze groep wil graag zolang mogelijk in het huis blijven waar ze wonen.
Figuur 4 Verdeling geslacht en leeftijd van de respondenten
De interview guide is opgesteld om het onderzoek te versterken. Wij kunnen kijken of er herhaling
optreedt in de interviews. Ook dient het als leidraad tijdens de interviews. De interview guide is
bijgevoegd in bijlage D. De interviews zijn op een narratieve manier afgenomen. Ook hebben we de
geïnterviewde personen zoveel mogelijk aan het woord gelaten. Alle interviews zijn met de voice
recorder opgenomen om het daarna eenvoudig te kunnen verwerken. De transcripties van de
narratieve interviews zijn te vinden in bijlage F de belangrijkste quotes zijn te vinden in bijlage E
2.6 Transdisciplinaire bijeenkomst met 20 wijkbewoners In de week voor de afronding is er een transdisciplinaire bijeenkomst georganiseerd met de
wijkbewoners. De middag is bezocht door 20 bewoners uit de wijk. Hiervan was 33% man en 66%
vrouw. In deze bijeenkomst hebben wij de resultaten van het onderzoek getoond. Vanuit de
wijkbewoners hebben wij bevestiging en verbeterpunten ontvangen. Ook is er een sterke mening
vanuit de wijkbewoners naar voren gekomen omtrent het plan. Dit heeft geleid tot een goede
leerzame discussie met professionals en wijkbewoner.
2.6 Reflectie op de onderzoeksmethodiek Reflecteren op het onderzoek is een manier om nog meer te leren van de keuzes die men gemaakt
heeft. Daarnaast biedt het mogelijkheden voor een eventueel vervolg onderzoek. Tijdens ons
onderzoek zijn er een aantal keuzes gemaakt. Deze keuze zijn hierboven reeds verantwoord. Toch zijn
er altijd verbeterpunten met betrekking tot deze keuzes.
14
Wanneer we reflecteren op de enquête zijn er een aantal dingen die we anders aan hadden moeten
pakken. Zo was de enquête niet helemaal compleet en niet duidelijk genoeg. In de enquête misten we
stukken op gebied van duurzaamheid en domotica. Deze aspecten komen terug in het verslag dus
dienen ook in de enquêtes opgenomen te zijn. Daarnaast was het makkelijk geweest als we gevraagd
hadden wat de woonsituatie is van de geënquêteerde. De woonsituatie vertelt veel over de
geënquêteerde, en helpt ons voor een gedeelte de geënquêteerde te begrijpen. Op die manier zou
men nog meer conclusies kunnen trekken uit de antwoorden die er door de geënquêteerde gegeven
zijn. Als laatste is het raadzaam om in het vervolg een toelichtingsmogelijkheid te geven bij bepaalde
vragen, zodat de geënquêteerde kan uitleggen waarom zij bepaalde dingen vinden. Voor het
onderzoek is het mooi vergelijkingsmateriaal. Zo zijn de resultaten van de enquête te vergelijken met
de literatuurstudie en de interviews. Daar zijn een aantal interessante conclusies uit ontstaan.
De enquête heeft een respons van 22,5 % (67 van de 297), dit is hoger dan de drempel van 10% als
minimale eis uit de literatuur om de enquête mee kunnen nemen voor het gebruik van de resultaten.
Als we kijken naar de manier van interviewen zijn er zeker nog een aantal verbeterpunten. Tijdens het
verwerken van de resultaten zijn we er achter gekomen dat het vervelend is dat we geen leeftijden van
de geïnterviewde hebben. Het is daarom in het vervolg slim om te vragen naar de leeftijd. In dit geval
blijven de geïnterviewde personen wel anoniem maar kom je toch meer te weten over de
desbetreffende persoon. Vervolgens is er wel een interviewguide opgesteld, maar deze was niet geheel
compleet achteraf gezien. Er is bijvoorbeeld tussen neus en lippen door wel gevraagd naar eventuele
duurzaamheidsaspecten maar niet specifiek als vraag opgenomen in de guide. Dit is een fout van ons
die er voor zorgt dat we minder resultaten hebben bij het thema duurzaamheid. Daarnaast zijn de
vragen die gesteld zijn tijdens het interview vaak te onduidelijk/ingewikkeld voor de geïnterviewde,
waardoor er vaak uitleg nodig was voordat men antwoordt kon geven.
Door meer te praten in het zogenoemde ‘’Jip en Janneke’’ taal is het voor de geïnterviewde personen
makkelijker te begrijpen en voor ons uiteindelijk minder werk om uit te werken. Als laatste is het voor
onszelf raadzaam om met het afspreken van de interviews duidelijk uitleg te geven op de manier
waarop we het interview willen afnemen. Zo hebben we een aantal interviews afgenomen met twee
mensen tegelijkertijd. Dit is erg verwarrend aangezien zij vaak door elkaar heen praten. Meestal
vertellen beide personen nuttige informatie maar het is op die manier maar voor de helft te volgen. Dit
zijn dingen die men van te voren kan aangegeven tijdens het maken van de afspraak. Achteraf gezien
scheelt het ons wederom tijd met uitwerken.
Deze transdisciplinaire bijeenkomst is een belangrijke bijeenkomst tijdens het onderzoek aangezien je
hier de resultaten presenteert aan de bewoners van de wijk. Deze bijeenkomst verliep niet geheel
vlekkeloos. In de presentatie waren te veel dingen niet helemaal duidelijk voor het publiek waardoor er
tijdens de presentatie al vragen ontstonden. Het is dus van belang om met name voor de
‘’professionals’’, want zo mogen we de wijkbewoners wel noemen, te zorgen dat er alles wat in de
presentatie staat ook klopt. Hiermee doelt men dus ook op foto’s en plaatjes. Vervolgens is het
verstandig om goed georganiseerd te werk te gaan. Met name de discussie aan het einde verliep
rommelig omdat wij hier zelf nog idee of aanpak voor op papier hadden gezet. Door dit van te voren
al te doen, hoef je iedereen alleen maar hun plaats te wijzen en uit te leggen hoe we het willen
aanpakken. Dit verloopt soepeler en kost uiteindelijk ook veel minder tijd dan nodig. Uiteraard zijn er
ook nog een aantal goede dingen aan de bijeenkomst. Zo heeft het nog een laatste toegevoegde
waarde kunnen leveren aan de behaalde resultaten. Bijvoorbeeld bij het thema duurzaamheid is nog
erg waardevolle informatie opgehaald.
15
Hoofdstuk 3: Literatuuronderzoek sociale cohesie
Uit het projectplan van Goed Wonen Gemert kwam naar voren dat een duurzame relatie opbouwen
met de huurder het doel was. Hierbij is sociale cohesie een sleutel tot succes. Om tot een zo breed
mogelijke literatuurstudie te komen zijn er verschillende termen opgesteld. Deze termen zijn
synoniemen en verwante termen van het hoofd begrip. Om er voor te zorgen dat er gebruik is
gemaakt van betrouwbare bronnen, zijn hier criteria voor opgesteld. Vervolgens is gezocht naar de
nodige literatuur.
De aanleiding voor deze literatuurstudie is het verbreden van de kennis over sociale cohesie. Sociale
cohesie is voor de meeste uit onze groep nog een relatief onbekend begrip aangezien zij geen directe
relatie hebben met de sociale kant. Met deze literatuurstudie willen we meer kennis verkrijgen over de
verschillende begrippen uit de sociale kant. Binnen dit literatuur onderzoek zijn er dan ook een aantal
vragen waar we antwoord op zoeken.
∙ Wat is sociale cohesie en bestaat er een duidelijk definitie van sociale cohesie?
∙ Zijn er definities die een raakvlak hebben met sociale cohesie?
∙ Hoe ver gaat sociale cohesie en bevat het ook negatieve kanten?
∙ Bestaan er meetinstrumenten om sociale cohesie te meten?
3.1 Definitie sociale cohesie Sociale cohesie, ook vaak gezien als betrokkenheid betekent dat er maatschappelijke samenhang (de
mate waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen in een bepaalde buurt, woonplaats etc.) is. Dit
valt perfect binnen ons project, omdat er vanuit de omliggende buurt een doorstroom zal moeten
ontstaan met starters en gezinnen met jonge kinderen.
Zo onderscheiden Forrest en Kearns (2001) vijf dimensies van sociale cohesie die relevant zijn op het
niveau van de buurt:
∙ Gemeenschappelijke waarden en civic culture
∙ Sociale controle en orde
∙ Sociale solidariteit en welvaartsongelijkheid
∙ Sociale interactie
∙ Gehechtheid aan plaats en identiteit
Binnen de literatuur worden er vijf dimensies van sociale cohesie beschreven door Kearns en Forrest. In
dit literatuuronderzoek is de theorie van Kearns en Forrest leidend. Daarbij zijn er verschillende
wetenschappers en hoogleraren die bepaalde stellingen tegen spreken. Een aantal daarvan zijn hierin
meegenomen.
Gemeenschappelijke waarden en civic culture
De eerste dimensie van sociale cohesie die Kearns en Forrest onderscheiden zijn de
gemeenschappelijke waarden en wat zij noemen, civic culture. Volgens hen is er sprake van
samenhang in een samenleving, wanneer zij allemaal dezelfde waarden en normen delen. Concreet
gezegd gaat het hier om dezelfde ervaring van gewenst en ongewenst gedrag van buurtbewoners ten
opzichte van de manier waarop men met elkaar omgaat in het dagelijkse leven. Dit wil zeggen dat er
een samenhang ontstaat als iedereen hetzelfde denkt over de manier van gedrag ten opzichte van
elkaar. Wanneer men betrokken is, zich verantwoordelijk voelt bij hun omgeving en hierover een
gemeenschappelijke visie deelt, bevordert dit de sociale cohesie. Dit is hoe Kearns en Forrest er naar
kijken (Pellikaan, 2012).
Wanneer we andere literatuur bekijken komen vrijwel alle theorieën overeen met deze eerste dimensie.
Zo heeft Marissing ooit geschreven dat wanneer bewoners of gebruikers van een bepaald gebied,
16
dezelfde waarden en normen handhaven, er een collectiviteit van mensen ontstaat die een gevoel van
saamhorigheid of samenhang hebben. Dit omdat zij dezelfde waarde en normen naleven. Dit hoeft
echter niet te betekenen dat er interactie plaatsvindt tussen de verschillende gebruikers (Marissing,
2008).
Sociale controle en orde
De tweede dimensie die Kearns en Forrest onderscheiden is sociale controle en orde. Deze dimensie
houdt nauw verband met de eerste. Het verschil met de eerst dimensie ligt hem met name in het
daadwerkelijk actie ondernemen. Hier is de vraag in hoeverre bewoners daadwerkelijk actie
ondernemen om te controleren of anderen wel de normen en waarden naleven? Er is reeds beschreven
dat er in onze samenleving veel aandacht wordt besteedt aan sociale vernieuwingsprogramma’s die
het verantwoordelijkheidsgevoel van mensen in een buurt vergroten. Er wordt steeds meer geacht dat
leden van een gemeenschap zich met die gemeenschap verbonden voelen. Sociale controle kan dus
leiden tot sociale cohesie, maar op welke wijze dient deze sociale controle te worden gestimuleerd? De
overheid gebruikt veelal de ‘top-down’ benadering. Deze benadering staat recht tegenover de
‘bottom-up’ benadering. Hierbij wordt getracht dat de buurtbewoners zelf de sociale controleren
organiseren.
Over deze dimensie zijn de meningen verdeeld in de literatuur. Kearns en Forrest geven aan in hun
beschrijving dat ze sociale controle en orde beschouwen als één dimensie van sociale cohesie.
Problemen met de sociale orde op het niveau van de buurt wordt door hun ogen zichtbaar in asociaal
gedrag en vormen van criminaliteit. Wanneer we bijvoorbeeld de theorie van Marissing erbij nemen
dan wordt gesteld dat sociale orde een resultaat is van sociale cohesie in plaats van een oorzaak.
Marissing beschrijft dat in de criminologische literatuur wordt verklaard dat bijvoorbeeld criminaliteit
ontstaat door gebrekkig functioneren van de sociale controle in en wijk. (Marissing, 2008).
Sociale solidariteit en welvaartsongelijkheid
De derde dimensie van sociale cohesie is de aanwezigheid van sociale solidariteit en de afwezigheid
van grote welvaartsongelijkheden. Deze dimensie heeft volgens Kearns en Forrest te maken met
sociale ongelijkheid in de meest brede zin van het woord. Inkomensongelijkheden hebben een
negatieve invloed op de sociale cohesie van de buurt. Alleen een afname in welvaartsongelijkheid is
niet eenvoudig te bereiken. De gedachte hierbij is dat iedere burger evenveel zou moeten kunnen
profiteren van het algemene welvaartsniveau in een bepaald land of gebied. Kearns en Forrest
beschouwen daarbij solidariteit vooral vanuit het oogpunt van welvaartsverschillen en menen daarom
dat deze dimensie geen betrekking heeft op het buurt niveau. Wanneer mensen zich verbonden
voelen met elkaar en er dus samenhang bestaat in een gemeenschap op samenleving, dan zorgt dit
voor zowel collectief als individueel welzijn (Pellikaan, 2012). Marissing zegt hierover dat solidariteit
wel degelijk betrekking heeft op situaties van een lager schaalniveau. Hij verwijst namelijk naar een
situatie waarin iemand iets voor een ander doet zonder dat hij of zij direct een tegenprestatie
verwacht. Hieruit kun je op maken dat solidariteit wel degelijk een dimensie is van sociale cohesie
(Marissing, 2008).
Sociale interactie
De vierde dimensie van sociale cohesie is sociale interactie. Sociale interactie heeft voor veel mensen
een bepaalde waarde. Daarnaast kunnen problemen en dilemma’s in een bepaalde samenleving
eenvoudiger opgelost worden door een collectieve actie. Wanneer de sociale interactie tussen mensen
goed is, kan de omgeving van de desbetreffende bewoner sneller en beter helpen bij een probleem.
Dit omdat men gezamenlijk bij kan dragen aan het oplossen van het probleem. Het komen tot deze
oplossingen gebeurt sneller in groepsverband dan wanneer het individu zelf tot een oplossing moet
komen. Daarbij kan de groep faciliteren en ondersteunen om uiteindelijk te komen tot de juist
oplossing. Deze productiviteit van mensen en sociale netwerken komt ook terug in het argument van
17
Kearns en Forrest (Pellikaan, 2012). Sociale netwerken produceren volgens hen sociaal kapitaal en
hierop is sociale cohesie gebaseerd.
Putman gaat hierin nog een stap verder, hij onderscheidt aan de ene kant ‘bonding social capital’. Dit
komt voort uit exclusieve banden tussen mensen van homogene groepen. Deze vorm van sociaal
kapitaal is naar binnen gericht en zorgt voor het versterken van de identiteit van deze groep, dit wordt
ook wel de sterke band genoemd. Aan de andere kant is er ook nog ‘bridging social capital’. Dit komt
voort uit contacten tussen mensen uit verschillende lagen binnen heterogene groepen. Deze vorm van
sociaal kapitaal richt zich naar buiten en omvat verschillende mensen uit verschillende heterogene
groepen, dit wordt ook wel de zwakke band genoemd. Volgens Putman is de zwakke band nuttiger
dan de sterke. Dit heeft te maken met het feit dat de eerst genoemde groep in zoverre verbonden kan
raken met elkaar dat er niks of niemand meer tussen komt, dit kan dan ten koste gaan van de
integratie in een samenleving als geheel.
Kearns en Forrest maken ook onderscheid tussen deze twee vormen, maar zij menen juist dat de sterke
band, op lokaal niveau het belangrijkste is in de onderlinge ondersteuning van buurtbewoners. Deze
sterke banden bestaan veelal uit banden met familie en buren. Dit zijn vaak ook de mensen die dicht
bij de mensen staan die ondersteuning nodig hebben. De zwakke band zijn vaak losse contacten uit de
buurt en deze staan verder van het probleem af.
Als laatste wordt zowel door Putman als Kearns en Forrest benoemt dat er is aangetoond dat de
zwakkere banden de sterke banden overtreffen. Deze zorgen voor een gevoel van identiteit, veiligheid
en een gevoel van thuis (Pellikaan, 2012).
Gehechtheid aan plaats en identiteit
Als laatste benoemen Kearns en Forrest de gehechtheid aan plaats en identiteit het vijfde onderdeel
van sociale cohesie. Buurtbinding is van belang omdat de beleving van een plaats dan ook het gevoel
van sociale cohesie beïnvloedt. De buurt is een bepalend onderdeel van onze identiteit. De rol van de
buurt verandert keer op keer. Vroeger was de buurt vooral een plek voor mogelijkheden tot
huishoudelijk activiteiten. Winkelen, kleding wassen in een wasserette en boodschappen doen bij de
bakker en/of de groenteboer zijn een greep uit de activiteiten. Tegenwoordig kunnen deze activiteiten
zowel in de buurt, als in een huis of buiten de buurt plaatsvinden. Mensen zijn veel mobieler geworden
en doen vaak de boodschappen bij de supermarkt buiten de wijk. In dit opzicht is de wijk veel
belangrijker geworden voor vrijetijdsbesteding en recreatie. Kearns en Forrest noemen het een
uitbreiding van thuis, de buurt wordt belangrijker voor sociale doeleinden en identificatie. De buurt
wordt onderdeel van onze identiteit.
Volgens Kearns en Forrest blijkt dat in achterstandswijken de identiteit van de buurt bepalend is voor
het omgaan met de onaantrekkelijke omgeving van de wijk. Bij de betere wijken is dit juist omgekeerd,
de mensen gaan in een wijk wonen die er beter uit ziet, maar in deze wijk is er weinig te merken van
sociale interactie. Wanneer men spreekt over de eerst genoemde dan geldt dit met name voor de
oudere en armere bevolking, voor deze mensen zijn de buren en de buurtverbinding het belangrijkste
(Pellikaan, 2012).
3.2 Sociaal kapitaal Sociaal kapitaal heeft een sterk raakvlak met sociale cohesie. Sociaal kapitaal gaat namelijk over de
voordelen die je kunt behalen uit contacten met mensen uit je netwerken. Goede contacten geven
mensen toegang tot hulp, informatie en middelen. Sociale cohesie zegt iets over de hechtheid van
deze sociale netwerken. Sociaal kapitaal verwijst juist naar het voordeel van deze hechtheid. Maar
waarom is sociale cohesie zo belangrijk? (Beeckk)
18
Een hechtere sociale cohesie vergroot het sociaal kapitaal van mensen. Mensen hebben daardoor meer
toegang tot ondersteuning in bepaalde dingen. Uit het rapport ‘vertrouwen in de buurt’ van de WRR
komt naar voren dat buurtnetwerken bijdragen aan het veiligheidsgevoel van mensen. Hierbij kan ook
veronderstelt worden dat deze contacten, netwerken en ontmoetingen bewoners activeren en
aanzetten tot meer informele sociale controle (WRR, 2005). Het woord ‘burenhulp’ is hierbij ook van
toepassing. Hieronder wordt verstaan dat mensen eerder bereid zijn om bijvoorbeeld gereedschap te
lenen, of boodschappen te doen voor anderen. De kracht van sociale cohesie zit dan ook in het
vergroten van de solidariteit tussen bewoners. Mensen die helpen elkaar, kunnen daardoor ook meer
hebben van elkaar en voelen zich verbonden en betrokken bij en met elkaar. Daaruit kun je opmaken
dat sociale cohesie sterk kan bijdragen aan de leefbaarheid in een wijk.
3.3 Betrokkenheid Betrokkenheid ook wel 'commitment' van het Latijnse woord ‘committere’, com- (samen) en -mittere
(doen gaan, uitzenden) wil zeggen dat je betrokken bent van de belangen van iemand of iets (Sijs,
2010). Je hebt wat je noemt ‘hart voor de zaak’ en spant je in om de doelen te behalen die
bijvoorbeeld de organisatie nastreeft.
Er zijn verschillende soorten van betrokkenheid, hier zijn er drie kort toegelicht.
∙ Affectieve betrokkenheid, deze betrokkene voelt zich echt geroepen om mee te denken bij het
proces. Hij identificeert zich met de belangen van iemand of iets.
∙ Normatieve betrokkenheid, de betrokkene voelt zich geroepen om er mee bezig te blijven. Dit
is meer uit moraal oogpunt dan vanuit het echt betrokken willen voelen bij een bepaald
belangen.
∙ Continuerende betrokkenheid, hierbij blijft de betrokkene zitten omdat hij er niet op achter uit
gaat. Hij blijft dus puur zitten voor de noodzaak.
Deze zullen allen betrekking hebben tot ons project, de continuerende betrokkenheid is iets waar we
echt van af willen. Dit om het voor iedereen zo goed mogelijk uit te laten pakken.
3.4 Participatie Participatie staat voor het meedoen aan het maatschappelijke leven. Het begrip participatie kan zowel
breed als smal opgevat worden. Wanneer we kijken naar een brede opvatting dan gaat het om het
meedoen aan het maatschappelijke verkeer in al zijn facetten. Wanneer men dan kijkt naar de smalle
vorm van participatie gaat het met name om de deelname aan een bepaalde activiteit. Het begrip
participatie kan ook ingedeeld worden in actieve en passieve participatie. Het verschil hier tussen is de
inzet die het vraagt van een deelnemer (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2014).
Participatie is wederom een begrip wat raakvlak heeft met sociale cohesie. Hierbij gaat het net als bij
betrokkenheid om de bijdrage die de wijk levert in bepaalde activiteiten. Echter heeft dit begrip wel
verschillende vormen.
Om in een vergelijkbare, project toepasbare term verder te zoeken zijn we al snel op (ouderen)
participatie terecht gekomen. Hieronder een gedeelte van een artikel van een onderzoek van het PON
Instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling in Noord-Brabant.
Meedoen, een bijdrage leveren, maatschappelijke inzet, profiteren van het kapitaal van ouderen: het
zijn uitgangspunten die ook het Brabants Kenniscentrum Ouderen (BKO) hoog in het vaandel heeft
staan. Echter, hierbij moet niet voorbij worden gegaan aan de vraag in welke mate ouderen meedoen
aan de samenleving in termen van sociale contacten onderhouden met anderen, deel uitmaken van de
samenleving, gebruik maken van de digitale snelweg, lidmaatschappen van gezelligheids- en
maatschappelijke verenigingen, contacten in de buurt hebben, niet eenzaam zijn. Zo ook moet niet
voorbij worden gegaan aan de vraag welke factoren het meedoen zowel als het zich maatschappelijk
inzetten, kunnen belemmeren, zoals ziekte of handicap en/of gebrek aan geld. ‘Meedoen’ maakt dan
ook een net zo wezenlijk onderdeel uit van het onderzoek als inzicht in de ‘maatschappelijke inzet’ van
19
ouderen. Op landelijk niveau is recentelijk een aantal onderzoeken verschenen over de
maatschappelijke participatie van ouderen (PON Instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling in
Noord-Brabant, 2005).
3.5 Reikwijdte van sociale cohesie Vervolgens vroegen wij ons af hoever sociale cohesie gaat en of het ook negatieve kanten bevat.
Als we bijvoorbeeld kijken naar de verschillende wijken die zich in een dorp of stad bevinden, zien we
dat iedere wijk zijn eigen waarden en normen heeft. Sterk samenhangende wijken kunnen tegenstrijdig
zijn met elkaar en wellicht invloed hebben op de macro-samenhang van de stad. Sociale cohesie is
hierin dan een dubbelzinnig begrip en niet noodzakelijk een goede zaak. Om hier voorbeelden bij te
geven kan men kijken naar de maffia in Italië of bendes in Amerika. Hier bestaat ook een hoge graad
van sociale cohesie maar dit drukt in iedere wijk op een andere manier uit.
Sociale cohesie kan uitgedrukt worden in verschillende gradaties. Van een gemeenschap die
individualistisch leeft, tevreden is met wat hij heeft en ander compleet vrij laat in hun doen en laten,
tot de gemeenschappen die veel buurt activiteiten organiseren, waar de sociale controle hoog is en
iedereen kent elkaar. Welk van de gradaties het beste is daar zal men het nooit over eens zijn. Forrest
en Kearns stellen dat hoe minder robuust en minder diep geworteld de wijk netwerken zijn, des te
stabieler en conflict vrijer kan de sociale orde waarin zij zitten zijn. (Beumer, 2010)
3.6 Meetinstrumenten sociale cohesie Binnen ons semesteronderzoek zijn er niet per definitie instrumenten om sociale cohesie te meten.
Daarbij hebben we gezocht naar instrumenten die raakvlakken hebben met delen van dit begrip.
Hierom zijn een tweetal instrumenten meegenomen in dit onderzoek.
De leefbarometer De leefbarometer geeft informatie over de leefbaarheid in alle buurten en wijken waarbij leefbaarheid
is gedefinieerd als de mate waarin de leefomgeving aansluit bij de voorwaarden en behoeften die door
de mens aan worden gesteld. Het geeft de situatie in de wijk weer maar ook de ontwikkelingen en
achtergronden van de buurt. De leefbaarheid wordt in beeld gebracht aan de hand van 100
indicatoren onderverdeeld in vijf dimensies; woningen, bewoners, voorzieningen, veiligheid en fysieke
omgeving.
Figuur 5 De leefbarometer
20
Elk van deze dimensies hebben een aantal indicatoren waar de buurt of wijk op wordt getest. Hierbij
kun je denken aan het aandeel woningen, het aandeel allochtonen, afstand tot de supermarkt, overlast
en het aandeel groen. Deze leefbarometer werkt vrij gemakkelijk en geeft de mogelijkheid om
vergelijkingen te leggen tussen het verleden en heden (RIGO research en advies, 2008).
Om een indicatie te geven hoe deze leefbarometer eruit ziet is deze hieronder weergegeven
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties).
De participatieladder
Vervolgens lijkt de participatieladder een geschikt meetinstrument om te meten wat de participatie is
van iedere burger in onze samenleving, zie figuur 4. Dit kan met name (gekeken naar de
betrokkenheid in de wijk) een instrument zijn om te kijken of de mensen bereidt zijn om te
participeren in onze samenleving. De ladder is onderverdeeld in zes treden, van sociaal geïsoleerd tot
werkend zonder ondersteuning. De participatieladder is een instrument ontwikkelt door de gemeenten
om de participatie meetbaar te maken. Middels deze ladder wordt zichtbaar of de participatie toe
neemt wanneer men bijvoorbeeld een voorziening inzet. Met betrekking tot het project in Gemert is
het een nuttig instrument. Men kan zien waar de burgers zich bevinden op de participatie ladder en of
bepaalde voorzieningen bijdragen aan het verhogen van de participatie in de wijk (VNG, 2010).
Figuur 6 De participatieladder
3.7 Conclusie literatuuronderzoek sociale cohesie Wanneer wij kijken naar de definitie sociale cohesie kunnen we stellen dat er niet één duidelijke
definitie bestaat. Daarnaast kunnen we zeggen dat deze vijf dimensies samen de meest complete
definitie van sociale cohesie vormen. In de praktijk zullen niet alle dimensies evenveel of op dezelfde
manier terugkomen zoals beschreven wordt. Ook valt op dat de meningen met betrekking tot alle
dimensies nogal zijn verdeeld onder de wetenschappers. Veel theorieën sluiten aan op de theorie van
Kearn en Forrest, maar er zijn wetenschappers die een andere mening vormen over bepaalde inzichten.
De kracht van sociale cohesie zit dan ook in het vergroten van de solidariteit tussen bewoners. Mensen
helpen elkaar, kunnen meer hebben en voelen zich betrokken en verbonden met elkaar en de
omgeving. Sociale cohesie kan daarmee sterk bijdragen aan de leefbaarheid in de wijk doordat het
juist problemen voorkomt.
Er bestaat een zeker verschil tussen betrokkenheid en sociale cohesie. Dit grote verschil zie je vooral
terug in bij wat voor een soort omgeving iemand betrokken is. Bij sociale cohesie gaat het over wijken
21
en gebieden waar mensen zich tot getrokken voelen. Bij betrokkenheid gaat het meestal over
organisaties waarbij iemand betrokken is, denk hierbij aan verschillende bedrijven of vakbonden.
Bij de term sociale cohesie hebben we ook nog een kleine zijstap gemaakt richting de (ouderen)
participatie. Dit omdat voor een deel (zoals hierboven al aangegeven) van de participatie is af te lezen
wat verschillende mensen voor de buurt over hebben. Als je in een buurt woont waar bijna tot
nauwelijks mensen zin en/of tijd hebben om iets voor de wijk te betekenen dan zal er ook weinig
sociale cohesie zijn.
Op de vraag of sociale cohesie ook negatieve kanten heeft is er een duidelijk standpunt ontstaan. Er is
in de literatuur beschreven dat een te hechte band in een bepaalde wijk tegenstrijdig kan zijn met
andere wijken, waardoor wijken naamsbekendheid krijgen in de negatieve sfeer. Hierbij moet men
bijvoorbeeld denken aan wijken in Amerika. Hieruit kan men concluderen dat een te hechte band in de
wijk wel degelijk negatieve gevolgen met zich mee kan brengen.
Op de vraag of sociale cohesie te meten is bestaat er een duidelijk antwoord. Het is lastig te meten
aangezien het veel over de beleving van de mensen zelf gaat. Dit is erg moeilijk in harde cijfers uit te
drukken. Zo zijn er wel wat verschillende handvaten waaraan je toch enige vorm van sociale cohesie in
kaart kunt brengen. Hierbij moet men denken aan de participatieladder en de leefbaarometer. Deze
zijn met name bedoelt om de betrokkenheid en de participatie bereidheid te meten. Denk hierbij aan
wat hebben mensen er voor over om iets in de buurt te doen en wat trekt ze wel of houdt ze juist
tegen om dit zeer zeker wel/niet te doen.
Als we dit alles dan bekijken met in ons achterhoofd het wijkplan van Gemert is sociale cohesie een
centraal thema. De huidige generatie ‘bottom up’ plannen staan met de betrokkenheid van de
wijkbewoners. Deze mensen moeten samen mee willen werken en verantwoordelijkheid durven en
mogen nemen voor de leefbaarheid in hun eigen buurt. Het proces om tot een wijkplan te komen is
daarom een mooie kans om hier een impuls aan te geven. Daarom willen we de mensen bij het project
betrekken, ze met elkaar in contact brengen en zelf initiatief laten nemen. De gedachte is ook dat na
afloop van het wijkplan dit traject voort zal gaan. Het werken aan een buurt is natuurlijk niet
afhankelijk van een bepaald plan. Het doel is een netwerk te creëren dat met nieuwe ideeën en
initiatieven blijft komen. Het wijkplan is slechts een startpunt. Een kans om het sociaal kapitaal van
bewoners te vergroten en de sociale cohesie een duw in de rug te geven.
22
Hoofdstuk 4: Doelgroepen- en trendonderzoek
4.1 Doelgroepenonderzoek De doelgroep van de toekomstige woningen van het Prinat Project zijn voornamelijk gericht op
ouderen. Uit de enquête bleek dat de bewoners van de leeftijdscategorie 65+ het meest bereid zijn om
te verhuizen. Volgens het model van komt deze doelgroep in de buurt van. De Traditionele burgerij
kan zich voordoen in verschillende leeftijdscategorieën. Dus ook voor de leeftijdsgroep 45-64 kan dit
model gelden.
Tabel 1 ‘De Traditionele Burgerij’ Motivaction (Lampert, 2016)
Ambities
Vasthouden aan
traditionele
normen en
waarden
Gezin als
hoeksteen van de
samenleving
Rustig en
harmonieus leven
Werken en
presteren
Ondergeschikt
aan gezinsleven
Gedisciplineerd
Leefstijl Orde, regelmaat
en discipline
Risicomijdend
Gericht op passief
vermaak
Sociale relaties Gezin en familie
staan centraal
Harmonie zoeken,
oriëntatie op
gelijkgestemden
Traditionele
rolverdeling
Socio-
demografie
Meer vrouwen
dan mannen
Weinig jongeren
Minder
hoogopgeleiden
Vaak een modaal
inkomen
Volgens een ander model; het BSR model (BSR, 2010) een model dat de achterliggende waarden
verkent en structureert en die de behoeften en motieven van mensen binnen een bepaald domein in
kaart brengt, ligt deze doelgroep in de ‘groene wereld’. Het model is gevisualiseerd door twee
dimensies die centraal staan in de sociale wetenschap: de sociologische (ego/groep) en de
psychologische dimensie (introvert/extravert). Op deze manier ontstaan vier belevingswerelden, van
waaruit mensen denken en handelen.
Kernwoorden van de groene wereld zijn: bedachtzaam en zekerheid.
De mensen met een groene belevingswereld zijn zowel groepsgericht, als meer naar binnen gericht,
introvert. Men leeft een rustig leven en heeft een klein netwerk van familie, vrienden en buren
waarmee zij intensieve contacten hebben. Zij typeren zichzelf als kalm en rustig. Privacy is erg
belangrijk; de groene persoon leeft dan ook vaak een wat teruggetrokken bestaan. De wereld is wat
dat betreft niet erg groot voor deze groep.
Naast de contacten die worden onderhouden met de directe familie en goede vrienden is men ook
vriendschappelijk met de eigen straatgenoten. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat deze contacten
vooral ontstaan als de buren zelf ook een overwegend groene belevingswereld hebben. “Ons kent
ons” geeft een gevoel van geborgenheid en veiligheid waar deze mensen vaak naar streven.
“Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.” zou een lijfspreuk kunnen zijn. Ook als consument zijn
zij meestal niet van de toeters en bellen.
23
Figuur 7 Het BSR model (BSR, 2010)
Het traditionelere BSR model kent nog meerdere varianten. Dit op het gebied van vrije tijd, wonen en
zorg.
Vrije tijd
Groene wereld: zoekt rust en ontspanning en wil door een dagje weg de dagelijkse sleur doorbreken
en zich terugtrekken uit de dagelijkse beslommeringen.
Figuur 8 Het BSR-model vrije tijd
Zorg
Voor de groene wereld is het belangrijk dat er een huisarts in de buurt is. Zij zoeken professionele
zorgondersteuning in de directe omgeving.
24
Figuur 9 Het BSR-model Zorg
Wonen
De groene wereld heeft behoefte aan verzorgend wonen daarnaast is zorggarantie een belangrijk
aspect. Een seniorenpark zou hierin de oplossing kunnen zijn.
Figuur 10 Het BSR-model Wonen
De adoptiecurve van Rogers (Eelants, 2013) deelt consumenten in een aantal adoptiecategorieën
in. Deze categorieën maken een onderscheid op basis van de snelheid waarmee consumenten een
product accepteren door middel van aankoop. De adoptie is de laatste stap in het adoptieproces.
Laggards
Aan het einde van de curve (Sutmuller, 2014) bevinden zich de laggards. Deze groep is zeer
terughoudend en zal pas als laatste zwichten en overgaan tot acceptatie en van een product, dienst of
idee. 16% van de consumenten valt binnen deze groep. Hierin zie je de groene wereld van het BSR
25
model in terug komen. Hieruit kun je opmaken dat de bewoners van Gemert niet de allereerste zullen
zijn die een ‘nieuw’ product, dienst of idee accepteren.
Figuur 11 De bewoners van Gemert als laggards
4.2 Trendonderzoek
Trend zijn ontwikkelingen uit het verleden die je in het heden kunt zien en die in de toekomst
waarschijnlijk doorgaan. Ze geven de richting aan waarin iets zich ontwikkeld. Trend heb je in drie
vormen, de mega trends, de macro trends en de micro trends (Vista, 2011).
∙ Een mega trend is een trend die over een lange periode voorkomt en die duidelijke sporen
nalaat in de samenleving.
∙ Bij de maxitrend zie je vooral de behoeften terug komen, deze trend bestaat uit waarden die
bij een megatrend horen. Deze trend heeft een levensduur van vijf tot tien jaar.
∙ Een microtrends liggen op een productniveau, het zijn producten die kortere tijd populair zijn
net zoals een hype. Deze trend heeft levensduur van een tot vijf jaar.
Figuur 12 Drie vormen van trends (Vista, 2011)
4.3 Vergrijzing Vergrijzing is een lange termijn trend die zich al enige jaren voordoet, maar die in de toekomst een
nog grotere rol zal gaan spelen in de samenleving maar ook in Gemert. Het CBS verwacht dat er
tussen nu en 2040 een stijging van 2,6 naar 4,6 miljoen aantal 65+ers zal plaatsvinden
26
(Nationaalkompas. (2014). Daarnaast heeft het CBS ook geconstateerd dat er een sterke daling in
sterfte is, dit zorgt ervoor dat er nog meer ouderen zijn. In de rest van Nederland zal het aantal
jongeren met 5% afnemen, maar gelukkig is hier in Gemert geen sprake van. Dit hebben wij vanuit de
wijkscan gezien. Daarentegen vindt er in Gemert ook een duidelijke vergrijzing plaats wat kan zorgen
voor diverse problemen. Als we kijken naar huisvestiging van ouderen zien we dat er in Nederland
steeds minder plek is in verzorgingstehuizen, een oplossing daarvoor is dat de ouderen verzorgd
kunnen worden door de eigen kinderen. Dit zie je nu al steeds vaker terug in de vorm van
ouderenhuizen (Prefabwoning, 2015).
Figuur 13 Prefabwoning (Prefabwoning, 2015) Figuur 14 Technologisering
Een andere manier voor het zorgen voor huisvesting voor ouderen is in de vorm van een seniorenpark
(Seniorsmartliving, 2016). Hier zullen ouderen in een rustige omgeving samenwonen waar alle soorten
faciliteiten aanwezig zijn. Op het park kun je kiezen voor een huur of koopwoning. De eerst
planschetsen zijn al gemaakt dus binnenkort zullen er al een aantal Senior Smart Living parken in
Nederland te vinden zijn.
4.4 Technologisering Technologisering is trend die zich al wat langer voordoet, het begon met telefonie, internet en zal nog
in velen ander mogelijkheden resulteren. Ook op het gebied van duurzaamheid kan technologie een
belangrijke rol spelen.
De trend is toepasbaar in bijna alle industrieën en bedrijfstakken. Daar wordt geprobeerd processen te
automatiseren door technologie te gebruiken. In de bouw sector zijn de nieuwe technieken nog niet
overal geïntegreerd. Er is al van alles mogelijk maar velen bouwbedrijven zijn daar nog niet mee bezig.
In de toekomst zullen de nieuwe technieken steeds meer worden gebruikt (Bos, 2013). Als we een
voorbeeld nemen aan het gebouw ‘The Edge’ in Amsterdam, zien we ze daar op een vernieuwende
manier met bouwen zijn omgegaan. Dit gebouw is compleet zelfvoorzienend door de vele
zonnepanelen. Maar ook vangt dit gebouw zelf regenwater op en hergebruikt dit weer (Rutten, 2016).
Een aantal nieuwe manieren van bouwen zijn het gebruik maken van ‘woningconfiguratoren’, het
gebruik van slimme computers die met elkaar communiceren, het gebruik maken van sensoren en het
inspelen op de omgeving (Rutten, 2016).
4.5 Sharification Sharification staat voor de ‘deelmaatschappij’. Deze trend is zichtbaar in de uiting van het delen van
fysieke spullen maar ook het delen van kennis is een steeds groter onderwerp (Youngworks, 2012).
Wanneer het bezit ergens van duurder wordt en producten een steeds snellere levenscyclus kennen is
het niet handig om deze producten aan te schaffen. In plaats daarvan zie je steeds vaker terug dat we
deze producten gaan delen. Bij mobiliteit gerelateerde producten is dit erg duidelijk zichtbaar. We
kunnen carpoolen door allerhande verschillende apps, een gezamenlijke fiets of auto kijkt niemand
van op.
27
Als we verder kijken naar het mobiliteit gerelateerde onderdeel zien we laatste jaren een nieuw
fenomeen genaamd ‘Shared Space’ (Ruimte voor Shared Space, 2011). Het gaat uit van een principe
dat er geen niveauverschil is tussen de verschillende verkeersdeelnemers. Er zijn dus geen belijningen
en borden aanwezig, er is geen aanduiding van een rijbaan en bestrating materialen zijn hetzelfde.
Deze korte termijn trend is een tegenbeweging tegen de regels van het normale verkeerstraject.
Ontmoeting en eigen verantwoordelijkheid zijn dan ook erg belangrijk bij Shared Space in plaats van
verboden en obstakels. Het is gebleken dat de verkeersdeelnemers op deze manier meer
verantwoordelijkheid nemen wat resulteert in minder ongevallen.
Voor het nieuwe project zou dit een manier van indelen kunnen zijn.
4.6 Individualisering De laatste jaren zijn mensen steeds individueler ingesteld. Iedereen heeft meer behoefte aan een eigen
uitstraling, specifieke wensen en behoeften. Op het gebied van wonen zie je hier ook een aantal
aspecten in terug komen.
Bijna 1 jaar geleden werden de regels voor het ontwerpen van je eigen woning versoepeld (FD, 2015).
Hierdoor werd het populair om je eigen woning te ontwerpen en te bouwen zonder al te veel rekening
te hoeven houden met stijl. De stad Almere is hier een goed voorbeeld van met als slogan: ‘Hier kan
alles.’ Ook de wijk IJburg in Amsterdam is hier een goed voorbeeld van (Rutten, 2016).
28
Hoofdstuk 5: Wijkscan en omgevingsanalyse
Deze omgevingsanalyse betreft informatie over het onderzoek naar de nieuwbouw wijk die gaat
komen op de locatie van de voormalige Michaelschool en het Prinetius plantsoen, te Gemert. Gemert
behoort tot de gemeente Gemert-Bakel en ligt in het Zuidoosten van Brabant. Meer bekende plekken
rondom Gemert zijn o.a. Uden, Veghel, Boxmeer en Helmond. Het plangebied bevindt zich in de wijk
Molenbroek.
5.1 De wijkscan Betreffende de wijk Molenhoek hebben wij aan de hand van feitelijke cijfers een aanbeveling voor
komende jaren gemaakt. Met behulp van cijfers uit 2011 en anno 2016 zijn de vergelijkingen gemaakt.
Onze wijkscan kijkt naar de verschillende aspecten in de Gemeente/Wijk. Gaat de gemeente komende
jaren krimpen en treedt er vergrijzing op? Of groeit de gemeente juist?
Groei en vergrijzing
Voor de komende jaren is de trend dat de Gemeente Gemert-Bakel 1,6% groeit van het totale aantal
inwoners. In de periode 2020-2030 groeit het ongeveer met 3,2%. Wanneer je dit gaat herleiden zie je
dat mensen van en naar woon-werk verkeer minder gebonden zijn. Mensen kiezen er nu voor om
groter te wonen. Betreft de leeftijdscategorie zal Gemert wel vergrijzen. Wanneer er wordt gekeken
naar de afgelopen vijf jaar is er een stijging van 2% t.o.v. het totaal aantal ouderen. In 2011 was nog
17% van de inwoners in Gemert-Noord ouder als 65. Op dit moment is 19% ouder als 65, en deze
trend zal komende jaren nog doorzetten. Er is een lichte groei in het totale aantal inwoners. Echter is
de grootste groep 55+’ers en zal deze groep de komende jaren nog drastisch stijgen.
Woningmarkt
Wanneer de woningmarkt onder de loep wordt genomen zie je duidelijke verschuiving in type woning.
Vooral de nul treden woning is ruimte aan het winnen. In 2011 was 7% van de woningen nog een
gelijkvloerse woning. Inmiddels zit dit al op een percentage van 12%. Als er gekeken wordt naar de
relatie tussen vergrijzing en woningeisen zie je dat ouderen steeds liever een woning met tuin en een
slaapkamer op de begane grond kiezen. Vooral ouderen die ooit een tuin hebben gehad willen deze
liever niet kwijt door in een appartement te wonen.
Lagere inkomens
De huidige bevolkingsgroep in Molenbroek behoort tot de bevolkingsgroep met lage inkomens. Per
huishouden is er een gemiddeld inkomen van €25.700. Gemiddeld ligt dit in Nederland op €29.700. In
de naburige wijk Doonheide ligt dit bedrag zelfs ver boven het gemiddelde. Per huishouden wordt er
gemiddeld €35.700 verdiend. Qua werkloosheid hoeft een bewoner in Gemert zich minder druk te
maken. De werkeloosheid ligt op 5,5% dit ligt ver onder het landelijke gemiddelde van 7,1%.
Met de financiën in de wijk is het matig gesteld. De meeste huishoudens zitten onder het jaarlijks
gemiddelde. Hierdoor zijn de meeste woningen van huurcorporaties. Het gemiddeld bedrag wat een
huishouden uitgeeft aan huur is €550,41. Dit is flink gestegen t.o.v. de €481,75 van 2011.
Veiligheid
Met de veiligheid in de wijk is het goed gesteld volgens de wijkscan. Met 2,3 misdrijven per 1000
inwoners zit Gemert-Noord ver onder het regionale gemiddelde van 6,0. Wel is er een hoger overlast
percentage van jongeren.
5.2 Observaties Het gebied ligt er momenteel wat verwaarloosd bij. De groenvoorzieningen staan nog overeind en
worden deels in het plan behouden. De speelplaats voor het Prinetius plantsoen ziet er onverzorgd uit.
Van horen en zeggen komen er op dit moment ook geen kinderen meer spelen. Rondom het gebied
29
zijn er uitlaatplaatsen aangelegd. Ondanks deze plaatsen liggen er op het terrein dierlijke
Uitwerpselen.
Figuur 15 Drone fotoopnames
Binnen het plangebied ligt momenteel nog een klein gedeelte wat bestraat is. Op veel plekken ligt
verzakt straatwerk. Verder is er een pannakooi en een “inground” basketbalpaal aanwezig waar niet of
nauwelijks gebruik van wordt gemaakt.
Na de bijeenkomsten van Goed Wonen en de plannendokter in samenwerking met de buurtbewoners
is onderstaand schetsplan opgesteld.
“De hofjes hebben een parkachtige inrichting die voor een belangrijk deel al overtuigend
gedragen wordt door de bestaande bomen, aangevuld met een stelsel van comfortabele, veilige
wandelpaden met zo nu en dan een bankje. Op meerdere plekken een golvend maaiveld
waarmee schoon hemelwater in wadi’s wordt opgevangen, kan infiltreren en uiteindelijk te
goede komt aan de grondwatervoorraad. Een aantal paden is zodanig uitgevoerd en
gedimensioneerd dat deze in geval van calamiteiten (ambulance, brandweer) of bijzondere
situaties (verhuizingen) berijdbaar zijn voor voertuigen, zonder schade aan de inrichting van de
openbare ruimte.” (planbeschrijving PRINAT)
Figuur 16 Het PRINATplan
Met betrekking tot het plan zijn er een aantal aandachtspunten.
∙ Aandacht voor de plaats waar voet/fietspaden komen in het plangebied. Vooral doorgaande
30
paden vragen mogelijk om te hard fietsen/crossen met alle risico van dien. Probeer de
beruchte ‘olifantenpaden’ te mijden door middel van het goed situeren van de routes.
∙ Aandacht voor de moeras eik binnen het plangebied. Indien mogelijk deze moeras eik nog
niet in een eerste stadium kappen maar bekijken of hij behouden kan worden zonder dat dit
ten kostte gaat van de omstaande bomen.
5.3 Loop- en fietsroutes Het is belangrijk om duidelijke en goede loop- en fietsroutes te hebben in een bepaalde wijk. Dit zorgt
voor eventuele samenkomst van verschillende omwonenden. En ook dat mensen zich niet aan elkaar
gaan ergeren omdat er teveel kruising is tussen loop, fiets en autoverkeer. Een mooie balans kan hierin
een grote rol spelen, zorg er ook voor dat de routes niet als een snelweg door bepaalde rustige
stukken van de wijk liggen. Denk hierbij aan vijvertjes, parkjes en ontmoetingsplekken. Dit stoort heel
erg als je rustig op een bankje zit en er komt telkens iemand voorbij fietsen die van punt a naar b moet
in de wijk. Het hebben van verschillende loop- fietspaden kan een park/wijk een leuke boost geven. Zo
kun je goed spelen met verschillende routes zodat je uiteindelijk een mooi en compleet nieuw plan
neerzet.
Figuur 17 Houd fietsers en wandelaars gescheiden Figuur 18 Speelse opzet
5.4 Zichtlijnen Zichtlijnen zijn heel goed bruikbaar op verschillende manieren om een park of wijk aantrekkelijker te
maken voor zowel omwonenden als bewoners. Je kunt hiermee op een hele leuke manier een speels
effect creëren om het wat ‘mysterieuzer’ te houden.
Figuur 19 Open zicht Figuur 20 Gesloten zicht
Maar je kunt het ook weer zo situeren dat je juist een duidelijke zichtlijn creëert van de ene kant van
31
het park naar de andere kant. Dit om vooral de veiligheid te waarborgen zodat je geen donkere
hoeken krijgt waar bijvoorbeeld hangjongeren of andere narigheden zich voor kunnen doen.
5.5 Ontmoetingsplekken Een park of wijk krijgt vaak een extra functie als er bepaalde ontmoetingsplekken zijn. Dit kan variëren
van grote buurtbijeenkomstruimtes of een paar bankjes bij elkaar waar de verschillende omwonenden
en bewoners bij elkaar kunnen komen voor hun dagelijkse verhaal.
Het hebben van ontmoetingsplekken kan een wijk dusdanig transformeren in een gezellige buurt waar
de sociale cohesie een stuk sterker is dan in wijken of parken waar dit helemaal niet het geval is. Dit is
iets waar Goed Wonen natuurlijk ook waarde aan hecht. Daarom hebben we er ook voor gekozen om
verschillende plekken te creëren in het wijkplan. Deze zullen mooi aansluiten met de verschillende
looproutes in het plan.
Figuur 21 Wat losse bankjes in het park Figuur 22 Een buurtcentrum voor samenkomst
5.6 Faciliteiten
Een omgeving word versterkt door omliggende faciliteiten. Nu is het zo dat in de omgeving van het
Prinat project weinig omliggende faciliteiten liggen. Zeker omdat er relatief veel ouderen omheen
wonen zou het misschien iets zijn om er toch iets van een kleine supermarkt te verwezenlijken. Dit ook
omdat veel ouderen aangeven in de interviews dat ze (als ze zouden verhuizen) liever in de buurt van
het centrum zouden willen wonen omdat daar wel de faciliteiten in de buurt zitten. Dit is wel iets om
mee te nemen als een aanbeveling.
Figuur 23 Supermarkt Figuur 24 Voorzieningen
5.7 Groen
Om een park of wijk een natuurlijke en rustige uitstraling te geven is groen een heel belangrijk aspect.
Dit kan variëren van struikgewas tot bomen tot grasvelden. Een combinatie van dit alles geeft meestal
een leuke en speelse uitstraling.
Dit is ook wat wij willen gaan realiseren in het nieuwbouwplan. De bomen die er al staan zullen
grotendeels blijven staan, het maken van grasvelden geeft ook voor de jeugd een mogelijkheid tot
voetballen of iets dergelijks. Verder zal er nog een soort wadi of sloot komen zodat het water ook een
32
rustige invloed geeft op het geheel. Ook dit is te zien op de foto’s van de maquette van de
transdisciplinaire bijeenkomst.
Figuur 25 Water en groen t.b.v. rustige uitstraling Figuur 26 Wadi
33
Hoofdstuk 6: Resultaten enquête en interviews
In dit hoofdstuk worden de resultaten behandeld van het onderzoek onder de buurtbewoners. Dit om
een beeld te geven van wat er nu allemaal speelt in de wijk Gemert-Noord met betrekking tot de
thema’s.
De opbouw van het hoofdstuk volgt de 5 thema’s (doorstroom, veiligheid, betrokkenheid, domotica en
duurzaamheid) met daarin voor elk thema een gedeelte over de resultaten van de enquêtes en een
gedeelte over de resultaten van de interviews met daarin dus de bijbehorende quote’s.
6.1 Thema 1: Doorstroom in de wijk
Resultaten enquêtes
In de vragenlijst bij de enquête zijn er verschillende vragen meegenomen die betrekking hebben
gehad op het thema doorstroom, hieronder in het Figuur staat de eerste met als stelling: “Ik ben
tevreden met de wijk waarin ik woon”.
Figuur 27 Tevredenheid in de wijk
Zoals te zien is er bij iedere groep een overgrote meerderheid die het met deze stelling eens is. Een
goed teken, want dit betekend dat het in de wijk Gemert-Noord toch prettig wonen is, een fijn
uitgangspunt voor het nieuwbouw project. Er zal altijd een enkeling zijn die aangeeft dat hij/zij niet
tevreden is in de wijk waarin deze persoon woont. Geen opvallend, maar een positief resultaat.
Figuur 28 Bereidheid verhuizing naar kleine nieuwbouw woning
Tevreden
Twijfelt
Ontevreden
0 5 10 15 20 25 30
AANTAL
Ik ben tevreden met de wijk waarin ik woon
65+ 45-64 25-44
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18
Eens
Twijfelt
Oneens
AANTAL
Ik zou bereid zijn om te verhuizen naar een kleinere nieuwbouw woning in dezelfde wijk
65+ 45-64 25-44
34
De volgende vraag gaat over het verhuizen naar een kleinere nieuwbouw woning, maar wel in dezelfde
wijk. Velen (van 25-64) geven aan dat ze hier niet zo veel in zien zitten. Bij de 65+ers is dit wel wat
meer ter sprake, want hier zijn evenveel mensen het eens als oneens met de stelling.
Mocht er toch verhuist moeten worden dan geeft een duidelijke meerderheid van de 65+ers wel aan
daartoe bereid te zijn, indien ze daar dan de rest van hun hele leven kunnen blijven wonen. Bij de 45-
64 jarige ligt dit nog erg in het midden evenals bij de 25-44 jarige.
Figuur 29 Levensloop bestendige woning
De maandhuur een grote rol in het verhuizen. Bij de categorie 25-44 is ongeveer een gelijke verdeling
te zien. Daarnaast laat de tabel zien dat het merendeel van de bewoners wel verhuizen wanneer hier
een lagere maandhuur tegenover staat.
Bij de vraag of mensen zouden willen verhuizen wanneer er een lagere maandhuur tegenover stond
geeft bijna iedereen aan dat ze hiermee wel in zee willen gaan.
Figuur 30 Verhuizen bij lagere maandhuur
Resultaat narratieve interviews
In tabel 3.1.5 komt duidelijk naar voren dat mensen die in een huis wonen graag in een huis willen
blijven. Een appartement ziet geen van alle zitten. Wat echt sterk bij alle geïnterviewde is benoemd is
dat ze nu niet willen verhuizen maar in de toekomst misschien. Wanneer ze verhuizen zijn de
belangrijkste punten dat het gelijkvloers is, een woning en geen appartement en een tuin heeft. Ook
willen de bestaande huurders graag veel groen terug in het woongebied. Een tweede slaapkamer is
voor de meeste een vereiste i.v.m. kleinkinderen of hobby’s. Ook zijn er betreft het doorstromen ook
0 2 4 6 8 10 12 14
Eens
Twijfelt
Oneens
AANTAL
Ik zou willen verhuizen als ik in een nieuwere woning de rest van mijn leven kan blijven wonen
65+ 45-64 25-44
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20
Eens
Twijfelt
Oneens
AANTAL
Ik zou willen verhuizen als er een lagere maandhuur tegenover staat
65+ 45-64 25-44
35
negatieve punten naar voren gekomen. Ze krijgen soms het idee dat ze gepushed worden. Maar ze
zien er ook tegenop dat de huurprijs stijgt. De meeste personen leven tenslotte van een klein
pensioen.
Vanuit de narratieve interviews zijn er de meeste kenmerkende quotes uitgehaald. Deze hebben een
versterkende werking op de resultaten uit de enquêtes.
Wonen:
Vrouw, 45-64jaar
“Ja gewoon goed, ik heb met niemand problemen niet, met de buurt nie en de buren nie.”
Verhuizen
Man, 45-64jaar
“Nou ik heb hier altijd mooi gewoond al 30 jaar. Ik zou met niemand willen ruilen. Goed zat.”
Vrouw, 65+ jaar
“Ja ik zou wel willen verhuizen als het moeilijker gaat. Als het eigenlijk nog gaat dan blijf ik zitten.”
Vrouw, 65+ jaar
“Ook naar de toekomst toe, sowieso. Nu vind ik het nog prettig hier. Ik kan gelukkig nog alles zelf
*klopt op de tafel* maar uh ja met het oog op de toekomst vooral. Gewoon gelijkvloers, mag wat
kleiner. Maar het liefst dan wel in de buurt.”
6.2 Thema 2: Veiligheid in de wijk en in de woning
Resultaat enquêtes
Net als het onderwerp wonen/doorstroom is ook veiligheid aan bod gekomen in de enquêtes. Ook
deze resultaten zijn in ons onderzoek opgenomen.
In onderstaande tabel is af te lezen dat vrijwel alle categorieën zich veilig voelen in hun eigen woning.
Een enkeling twijfelt hierover maar de grote meerderheid geeft aan zich veilig te voelen in hun woning.
Tabel 2 Narratief label doorstroom
Bewoner nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Verhuizen?
Op dit moment
Niet ● ● ● ● ● ●
In de toekomst ● ● ● ● ●
Kleiner wonen ● ●
Gelijkvloerse woning ● ● ● ●
In dezelfde wijk ● ●
Type woning
Woning ● ● ● ● ● ● ● ● ●
Appartement
Tuin ● ● ● ●
Slaapkamer(s)
Een
Twee of meer ● ● ● ●
36
Figuur 31 Veilig in de woning
Men kan men aflezen dat er in de wijk een iets onveiliger gevoel heerst. Nog steeds geeft de overgrote
meerderheid aan zich ook veilig te voelen in de wijk, maar en in vergelijking met de vorige tabel zijn er
toch een aantal veranderingen. Zoals je ziet is hier de groep van 45-64 die zo zijn twijfels heeft over de
veiligheid in de wijk, terwijl dat bij het gevoel van veiligheid in de eigen woning niet zo is.
Figuur 32 Veilig in de wijk
Op de vraag of de bewoners mee willen werken om de wijk veiliger te maken, bestaan er grote twijfels.
Het merendeel geeft aan dat ze bereid zijn om de veiligheid in de wijk te vergroten, maar er is ook een
groot gedeelte die hierover twijfelt, dit bij alle leeftijdscategorieën. Er is gelukkig maar een klein
gedeelte die aangeeft niet mee te willen werken.
Figuur 33 Veiligheid vergroten
0 5 10 15 20 25 30
Eens
Twijfelt
Oneens
AANTAL
Ik voel me veilig in mijn eigen woning
65+ 45-64 25-44
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18
Eens
Twijfelt
Oneens
AANTAL
Ik voel me veilig in mijn eigen wijk
65+ 45-64 25-44
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18
Eens
Twijfelt
Oneens
AANTAL
Ik zou mee willen werken om de veiligheid in de wijk te vergroten
65+ 45-64 25-44
37
Resultaat narratieve interviews
In tabel 3.2.4 zie je dat mensen zich veilig voelen in de wijk en in huis. Op een enkeling na voelt
iedereen zich veilig. De personen die zich niet veilig voelen vinden de verlichting in omliggende
steegjes niet optimaal. Een sensor lamp biedt volgens een van hen de oplossing. Het
veiligheidskeurmerk vinden mensen minder belangrijk, hiermee komt het argument bijna altijd naar
voren: “Als ze willen komen ze er toch wel in”. De overlast in de wijk is door een enkeling aangegeven.
Het merendeel uit dezelfde straat klaagt er niet over. De personen die zich niet veilig voelde waren
meestal alleenstaand en vrouwelijk.
Tabel 3 Narratief label veiligheid
Bewoner nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Veiligheidskeurmerk
Ja ● ● ● ● ● ●
Zou willen
Geen interesse ● ●
Voelt zich veilig ● ● ● ● ● ● ● ● ●
Doet ’s avonds open
Doet niet open ●
Camera als kijker ●
Verlichting
Tevreden ● ● ● ● ● ●
Ontevreden ● ● ●
Overlast
Eens ● ●
Oneens ● ●
Vrouw, 65+ jaar
“Ja, …. Ja ik voel m’n eigen hier eigenlijk wel heel veilig. Ik durf nog gerust ‘s avonds ehh hier alleen
thuis te komen op de fiets, als ik ergens vanaf kom. Ja, we doen er zelf wat aan. We hebben
buitenlampen aan hebben, die aan en uit springt. En ja gelukkig, ik zal afkloppen, horen we nog niet
dat hier erg veel ingebroken wordt. Ja, In het begin dat we hier kwamen wonen hebben we een hond
aangeschaft omdat ik heel bang was, en dat gaf me een heel veilig gevoel. Maar nou, nee, ik ben niet
bang. Tenminste, nee.”
Vrouw, 65+ jaar
“Ik voel me heel veilig hier, ik doe bijvoorbeeld nooit mijn rolgordijn dicht. Hier is de route van ehh…
tot midden in de nacht en ‘s morgens weer heel vroeg de route naar de Time-out van de jeugd en
noem maar op allemaal. Ik heb vaak ook wel eens mensen, ofja jongeren aan de deur gehad na twaalf
uur…. Ik heb m’n eigen altijd heel veilig gevoeld, en nog steeds. Ondanks dat ik wat ouder ben. En dat
is achter ook, want dat heeft goed wonen allemaal mooie verlichting in de brandgang gemaakt. En
daar rijd ik rustig in of ik nu met de fiets ben of met de auto. Ik heb mij hier altijd veilig gevoeld, ik zou
ook niet weten wat ze nog meer aan veiligheid kunnen maken. Tenminste zolang ik hier woon al.”
Vrouw, 65+ jaar
“Jaa heel veilig. Het huis is aangepast.”
Vrouw, 45-64 jaar
“Ja dat is hier ook allemaal goed. Hier hebben ze alles gedaan. Daar zit zelfs de sticker op de raam.”
38
Sloten
Vrouw, 65+ jaar
“En net als nu, als het dan donker wordt, dan ga ik achter de poort sluiten. En dat deed ik eerst ook
nooit voor ’n uur of 10/11. Maar ja, de laatste jaren, je hoort zo en je ziet zo veel.. dat doe je gewoon
niet meer.”
Verlichting
Man, 45-65 jaar
“Maar hier ‘s nachts die gang hierachter is wel goed verlicht, dat is wel goed he. Ja ik voel me wel veilig
hier he. Jij niet?”
Vrouw, 65+ jaar
“Ja, dat is die dingen allemaal. Achter helemaal verlichting, en ja voor is de verlichting goed. Dus ja wat
kunnen ze verder nog meer doen. Ik weet het niet.”
Overlast
Vrouw, 65+ jaar
“Want we waren in het begin bang toen die plek hier leeg kwam, ooooh, zit er savonds, komt er weer
jeugd. Maar nee dat is niet. En nee, ik durf overal gewoon gerust te fietsen.”
Inbraak
Vrouw, 45-64 jaar
“Ja eigenlijk wel, er wordt op het moment wel heel veel ingebroken. Ja nee ik voel me hier helemaal
niet onveilig, want iedereen die let eigenlijk wel op elkaar.”
6.3 Thema 3: Betrokkenheid naar elkaar
Resultaat enquêtes
Betrokkenheid in de wijk is het volgende thema wat we ter sprake hebben gebracht in de enquête.
Wanneer we kijken naar de betrokkenheid in de wijk zien we diversiteit. Het zijn voornamelijk de twee
laatste leeftijdscategorieën die zich betrokken voelen in de wijk.
Naar onze verwachting zal dit te maken hebben met het aantal jaren dat ze al in de wijk wonen. Een
groot gedeelte van de jongste categorie twijfelt dan ook bij deze vraag.
Figuur 34 Betrokkenheid met de wijk
Op de vraag of er een sterke sociale band is in de wijk bestaat een grote twijfel, vooral onder de groep
van 45-64 jarige. Bij de overige twee categorieën is er een stijgende lijn vanaf de mensen die het eens
zijn met de stelling naar de mensen die het oneens zijn.
0 2 4 6 8 10 12 14 16
Eens
Twijfelt
Oneens
AANTAL
Ik voel me betrokken bij de wijk
65+ 45-64 25-44
39
Figuur 35 Sociale band in wijk
Daarin tegen geeft de overgrote meerderheid wel aan dat ze het goed kunnen vinden met hun
buurtbewoners. Je moet hierbij denken aan directe buren of de bewoners die samen een voordeur
delen (meestal met z’n 4en).
Figuur 36 Goed vinden met buurtbewoners
Bij de vraag of men zich wel eens eenzaam voelen geeft gelukkig het overgrote gedeelte aan dit niet
te zijn. Helaas zijn er wel enkele 65+ers die toch aangeven wel eens eenzaam te zijn.
Figuur 37 Eenzaamheid thuis
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18
Eens
Twijfelt
Oneens
AANTAL
Ik merk dat er een sterk sociale band is binnen de wijk
65+ 45-64 25-44
0 5 10 15 20 25
Eens
Twijfelt
Oneens
AANTAL
Ik kan het goed vinden met mijn mede buurtbewoners
65+ 45-64 25-44
0 5 10 15 20 25 30
Eens
Twijfelt
Oneens
AANTAL
Ik voel me wel eens eenzaam thuis
65+ 45-64 25-44
40
Resultaat narratieve interviews
Er komt duidelijk naar voren dat het aantal personen zich inzet voor de wijk zeer laag is. Vroeger was
er een sterke band met buurt genoten en kende iedereen elkaar. Ook is het contact met straat ver
gedaald. Veel mensen spreken alleen de buren nog en een enkeling heeft nog vele contacten in de
wijk. Mensen willen niks voor de wijk betekenen komt erg goed naar voren. Ze geven aan dat ze het
druk hebben en hun tijd beter kunnen besteden. Goed wonen zou volgens bewoners meer moeten
investeren aan zelf bewustwording hoe de wijk eruit ziet. Dat iedereen voor zijn eigen omgeving moet
zorgen en zorgt dat de tuinen netjes blijven en onkruid weg is gehaald.
Tabel 4 Narratief label betrokkenheid
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Zet zich in voor de wijk
Niet ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
Wel ● ●
Zeer actief
Wil weer actief worden ●
Heeft contact met buurt
Ja ● ● ● ●
Nee ● ● ●
met buren ● ● ● ● ● ● ● ●
Vrouw, 45-64 jaar
“Met deze buren heb ik helemaal niks. En met die daarnaast kom ik regelmatig op de koffie. De buurt
is betrokken bij elkaar. Maar niet dat je bij elkaar komt elke week of maand. En dan ga ik regelmatig
naar een vriendin van mij vanuit vroeger. Maar verder is wel als er hulp nodig is dat je elkaar helpt. Dan
wordt het vaak door elkaar wel geholpen.”
Vrouw, 45-64 jaar
“Ja gewoon goed, ik heb met niemand problemen niet, met de buurt nie en de buren nie.”
Man, 45-64 jaar
“Zij heeft mijn sleutel, ik heb ook haar sleutel. Dus dat soort dingen. Enne ik ken hier de meeste
mensen.”
6.4 Thema 4: Domotica in de woning
Figuur 38 Technologie maakt mij minder afhankelijk
0 2 4 6 8 10 12 14 16
Eens
Twijfelt
Oneens
AANTAL
Meer technologie in huis zou mij minder afhankelijk maken van anderen
65+ 45-64 25-44
41
Resultaat enquêtes
In de enquête is een enkele vraag opgenomen die waardige resultaten bied voor het thema domotica
in dit onderzoek.
Resultaat narratieve interviews
In tabel 3.4.2 blijkt al gauw uit het resultaat dat er weinig behoefte heerst betreft domotica. De
geïnterviewde personen zijn 55+, dit zijn namelijk de (semi)ouderen die langer thuis moeten wonen
i.v.m. de bezuiniging in de zorg sector. De meeste ouderen hebben nog het idee dat ze zomaar naar
een verzorgingstehuis kunnen. Zelfs als ze in een laag zorg zwaarte pakket (ZZP) zitten. De mensen
geven aan dat ze ook niet bewust wat domotica kan betekenen in hun leven. Een enkeling is zich er
bewust van en is blij met de voordelen.
Tabel 5 Narratief label domotica
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Interesse?
Ja ● ● ●
Nee ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
In de Toekomst ● ●
Interesse in.. ● ●
Traplift ● ● ● ●
Domotica ● ● ● ●
Heeft al..
Traplift ●
Domotica
Geen Interesse
Man, 45-64 jaar
“Nee, dat is alleen maar spul wat kapot kan en als het dan kapot is moet je betalen. Gordijnen dicht
doen is geen moeite en verwarming kan ik ook zelf.”
Man, 45-64 jaar
“Oh neee, dat interesseert me allemaal niet joh. Dit kan ik nog amper.”
Man, 45-64 jaar
“Dat maakt het voor mij nog ingewikkelder ofzo als ik nog via een telefoon de verwarming moet gaan
regelen of lampen aan en uit. Ik zet er wel gewoon een tijdschakelaar tussen als ik dat wil. Ik kan me
voorstellen dat dat voor jongere mensen leuk kan zijn, maar ja.”
Wel interesse:
Vrouw, 65+ jaar
“En als u nou naar een nieuwe woning zou verhuizen? Wat zou er dan allemaal in moeten zitten om u
veilig te voelen?”
“Nou net wat jullie allemaal net zeiden, bijvoorbeeld een cameraatje aan de deur. Dat zou al heel veel
schelen.”
Vrouw, 45-65 jaar
“Misschien voor dat mens van mij wel. Maar voor mij eigen hoeft dat niet. Maar omdat hij dus aan de
ene kant verlamd is zou dat natuurlijk voor hem wel ideaal zijn. Maar, ik zou het voor mij zelf niet
hoeven. Dat hoeft voor mij niet. Maarja misschien over zoveel jaar wel dus je weet het niet haha.”
42
Traplift / al aangepast
Man, 45-64 jaar
“Ik vind ze prima, maar niet voor mij besteed. Een traplift echter wel. Aanpassingen in huis.”
Vrouw, 65+ jaar
“Die buurman die hier langs zat die man werkte een beetje hulpbehoefte, maar hij had drie/vier jaar
een stoeltjeslift hebben. Dus met een lift zouden wij altijd al heel blij zijn.”
6.5 Thema 5: Duurzaamheid voor een beter milieu
Resultaat enquêtes
Er zijn geen resultaten gegenereerd uit de enquêtes.
Resultaat narratieve interviews
Vrouw, 65+ jaar
“Zonnepanelen ja, en het kost toch ook nog bij de huur”
Vrouw, 65+ jaar
“Ah ja ja, maar hier tegenover vrienden van ons heeft ie van de winter wel zonnepanelen. En dan
zeggen wij dan zijn wij benieuwd.”
43
Hoofdstuk 7: De transdisciplinaire bijeenkomst
Ter afronding van het onderzoek is, op maandag 30 mei 2016, een transdisciplinaire bijeenkomst
georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst waren de respondenten, het onderzoeksteam en Goed
Wonen aanwezig. De opkomst van het aantal buurtbewoners heeft ons positief verrast. Onze
verwachting lag tussen de 10-15 wijkbewoners, maar uiteindelijk waren we met 18 bewoners en 4
professionals. Gedurende de middag hebben we onze bevindingen en resultaten gepresenteerd met
betrekking tot de enquêtes en de narratieve interviews. Aan de aanwezigen zijn de vraagstukken
voorgelegd om te zien of ze erkend en/of onderkend worden, daarna is er in subgroepen gesproken
over de volgende onderwerpen:
∙ Duurzaamheid en domotica (thuistechnologie)
∙ Toelichting en vragen m.b.t. financiële aspecten
∙ Sociale cohesie aan de hand van de maquette
Elke 15 á 20 minuten werd er gerouleerd, zodat men de mogelijkheid had om aan alle drie de tafels
zijn of haar inbreng te geven. Op woensdag 15 Juni 2016 werden de resultaten van het onderzoek aan
de opdrachtgever gepresenteerd. Hieronder vindt u beknopte samenvattingen van de besproken
vraagstukken.
7.1 Duurzaamheid en thuistechnologie “Als duurzaamheid de meerkosten kan dekken, dan is het goed.”
Dit is een uitspraak van een van de bewoners, waar alle respondenten zich in kunnen vinden. Toch
schrikken ze af van de €11,20 die maandelijks extra betaald moet worden boven op de huur voor zes
zonnepanelen op het dak van de woning. De huurtoeslag van de bewoner (in dit geval de huurder van
de woning) stijgt mee, waardoor het geen €11,20 maar ongeveer €5,00 netto meer gaat kosten.
Wat verder naar voren kwam is dat de uitleg over bijvoorbeeld nieuwe technologieën te summier is,
waardoor mensen het niet snappen. Daarbij zou in het keuze pakket van de woning een mogelijkheid
moeten zijn tot toevoeging van verschillende technologieën.
De respondenten zouden behoefte hebben aan een voorlichting betreft het “duurzaam bouwen”
concept van Goed Wonen in combinatie met de domotica die Goed Wonen mogelijk gaat toe passen
in de nieuw te bouwen woningen. Het onderzoeksteam is gedurende de minor op bezoek geweest bij
KeuzeThuis in Andelst en zien daar mogelijkheden voor Goed Wonen.
Respondenten zijn nog met een aantal ideeën gekomen:
∙ Een gezamenlijk punt waar de energie samenkomt;
∙ Een regenwateropvang voor bijvoorbeeld het doorspoelen van toiletten;
∙ Diversiteit in bouw, materiaalgebruik en kleuren. Variatie in bijvoorbeeld metselverbanden zou
een oplossing kunnen zijn.
7.2 Financiële aspecten Goed Wonen hanteert een huurprijs van 65% van de wettelijke vastgestelde huurprijs. De vraag van de
respondenten is dan ook direct: “Kan Goed Wonen de huurprijs standaardiseren? Ook in de nieuw te
bouwen woningen?”
De huurprijzen van de nieuwbouw zijn (nu nog) onbekend. Een hogere huurprijs zou kunnen zorgen
voor financiële problemen. Men geeft aan duidelijk te weten wat de maandelijkse uitgaven zijn qua
huur, maar een enkeling is niet bekend met zijn of haar (netto) inkomen. Ze spreken bevreesd over
huurgewenning, waarbij de eerste periode de huurprijs constant is, maar naarmate van tijd sprake is
van een verhoging. Een aantal geeft aan bezorgd te zijn over hun AOW (en in sommige gevallen een
klein pensioen). Hierdoor zouden ze geen recht hebben op een van de nieuwbouw woningen.
44
Een goede voorlichting is ook hier gewenst. Zo ontstaat tevens een onderling vertrouwen. Overige
zaken die mee genomen kunnen worden tijdens voorlichting zijn o.a. de verhuiskosten. Buiten de
financiële aspecten om komt nog aan bod dat men graag een tuin wil hebben en gemêleerd wil
wonen.
Met betrekking tot het duurzaamheidsaspect van de woningen zijn er veel ideeën geopperd over
collectief inkopen, in de vorm van bijvoorbeeld gezamenlijke WKO pompen en zonnepanelen. Daarbij
is heel duidelijk gezegd ‘’als duurzaamheid de meerkosten dekken dan is het goed’’. Daarnaast is de
variatie in materiaal gebruik en kleur een onderwerp wat ook een grote rol speelt. De bewoners vinden
dat diversiteit iets is waar goed gebruik van gemaakt moet worden.
7.3 Reageren op de maquette Op de laatste tafel van de transdisciplinaire bijeenkomst is er een tafel geweest waar we de maquette
hebben besproken, hier kwamen verschillende dingen naar voren. Voordat de bijeenkomst plaatsvond
hebben we zelf al wat aangegeven op de maquette, maar dit waren vooral de wegen die er al lagen,
het groen, de parkeerplaatsen etc. Op de bijeenkomst zelf hebben we met de bewoners gespard over
indelingen, groenvoorzieningen, ontmoetingsplekken etc. Hieruit zijn verschillende punten duidelijk
naar voren gekomen.
Looproute Prinetius plantsoen
Figuur 39 Looproute Prinetius plantsoen
Het tegen gaan van het doorsteken naar de jumbo door het bosje vanaf de Pastoor Strijbosstraat door
middel van het plaatsen van een lage heg of struikgewas, waardoor de fietsers/wandelaars om moeten
langs het Pastoor Prinetiusplantsoen en niet door het parkje fietsen of lopen.
Zie afbeelding (groen zoals het hoort, rood stippellijn is wat men wil tegen gaan).
45
Uitzicht vanuit appartementen blok
Het uitzicht van het appartementencomplex moet gesitueerd zijn op het nieuwbouwplan. Dit zodat het
samen een mooi geheel vormt. Niet dat je met je ‘rug’ naar je buren zit.
Figuur 40 Uitzicht vanuit appartementen blok
Ontmoetingsplekken
Het realiseren van twee verschillende ontmoetingsplekken. Een voor de kinderen (met natuurlijke
speeltoestellen), met daaromheen wat verschillende bankjes. En een wadi of kleine sloot met
daaromheen ook wat verschillende bankjes met op het einde een wat grotere ontmoetingsplek.
Figuur 41 Ontmoetingsplekken
46
Hoofdstuk 8: Conclusies
Nadat we de resultaten van de enquêtes en de narratieve interviews met elkaar hebben vergeleken zie
je duidelijke overeenkomsten. Bij alle enquêtes zijn alle drie de leeftijdsgroepen vertegenwoordigd,
daarentegen is bij de narratieve interviews alleen de leeftijdscategorie 45+’ers aanwezig. De reden
hiervoor is dat overdag de meeste mensen werken, waardoor zij niet bereikbaar waren. In de enquête
zijn verschillende onderwerpen aan bod gekomen betreft de doorstroom in het Molenbroek. Deze
vragen zijn ook bij de narratieve interviews gesteld, zodat wij een goed beeld van de doelgroep
kregen.
8.1 Conclusie t.a.v. doorstroom in de wijk De leeftijdscategorie van 45-64 jaar wil voor het grootste gedeelte niet verhuizen naar een nieuwbouw
woning in dezelfde wijk. Als wordt gevraagd of men bereid is om te verhuizen als ze daar de rest van
hun leven kunnen blijven wonen. Opvallend is dat de bewoners deze vraag grotendeels beantwoord
hebben met eens. Dit antwoord kwam overeen met de antwoorden vanuit de narratieve interviews.
Hierin versterkt 50% van de geïnterviewde dat ze in de toekomst mogelijk willen verhuizen naar een
kleinere woning waar ze voor de rest van hun leven kunnen blijven wonen. In de enquête is ook
gevraagd of mensen willen verhuizen als er een lagere maandhuur tegenover staat. Daaruit is gebleken
dat maar liefst 60% van elke leeftijdsgroep hiermee akkoord zou gaan.
Wanneer men kiest om in de toekomst te verhuizen heeft men een aantal duidelijke wensen. Hierin is
kleiner wonen een gevoelig onderwerp. Op een enkeling na wil iedereen dezelfde grootte of groter
wonen. Een tweede slaap/hobbykamer is voor velen een eis. Deze kamer kan gebruikt worden als
slaapkamer of hobby ruimte. In de vragen is ook zeer duidelijk naar voren gekomen dat men liever niet
in een appartement wil gaan wonen. Woningen hebben een duidelijke voorkeur omdat men gehecht is
aan een tuin. Ook blijkt dat men graag gelijkvloers wil wonen voor het geval dat trap lopen niet meer
mogelijk is.
Samenvattend wil het grootste gedeelte in de toekomst verhuizen naar een gelijkvloerse woning met
evenveel oppervlakte als de huidige woning. Vooral wanneer er een lagere maandhuur tegenover staat
zal men positief staan tegenover verhuizen.
8.2 Conclusie t.a.v. veiligheid in de wijk en in de woning De veiligheid in de wijk is goed gesteld volgens cijfers. Met 2,3 misdrijven per 1000 inwoners zit
Gemert-Noord ver onder het regionale gemiddelde van 6,0. Wel is er een hoger overlast percentage
van jongeren.
Voor het onderwerp veiligheid hebben wij verschillende vragen gesteld, gericht op veiligheid in de
woning en in de woonomgeving. Allereerst de stelling: “Ik voel me veilig in mijn woning.” Hierin zie je
dat vrijwel alle categorieën (gemiddeld 80,2%) zichzelf veilig voelen in hun woning. Opvallend is dat de
leeftijdscategorie van 45-64 jaar zich minder veilig voelt in de woonomgeving dan in de woning zelf.
Dit verschil van 21,9% kunnen we verklaren aan de hand van de narratieve interviews. Waar werd
gezegd dat er soms wat donkere steegjes zijn omdat er wat verlichting mist. Daarnaast hebben we van
enkelingen gehoord dat ze wel eens overlast hebben van jongeren waardoor ze zichzelf minder veilig
voelen in de woonomgeving.
Verder is er op de stelling “Ik zou mee willen werken om de veiligheid in de wijk te vergroten.” als
antwoord dat de bewoners (behalve de leeftijdscategorie 65+) hier wél geïnteresseerd in zijn.
In tegenstelling tot de antwoorden van de enquête is er gedurende de narratieve interviews gezegd
dat de bewoners zich niet in willen zetten voor de wijk. Ze legde uit dat de buren wel op elkaar letten,
ook qua veiligheid. Wanneer er iemand op vakantie was, dan werd het huis in de gaten gehouden. De
sociale controle is dus in zekere mate wel aanwezig waardoor de bewoners indirect meewerken om de
47
veiligheid in de wijk te vergroten.
Ook heeft een groot deel van de woningen een veiligheidskeurmerk gekregen waardoor zij op de
hoogte zijn van de veiligheidsmarge van hun woning. Maar een veel genoemde uitspraak was: “Als ze
naar binnen willen, komen ze toch wel binnen.” Hieruit kun je concluderen dat de bewoners niet bang
zijn en dat zij zich veilig voelen in de woning en woonwijk.
8.3 Conclusie t.a.v. betrokkenheid naar elkaar In de wijk Molenbroek heerst er geen groot gevoel van betrokkenheid. Toch kennen velen de buren
behoorlijk goed en kunnen bij hen ook terecht als er wat aan de hand is. Maar een echte sterke sociale
band tussen de buurtbewoners is niet aanwezig.
Daarnaast hebben wij gehoord dat er in vergelijking met vroeger minder en moeilijker contact wordt
gelegd tussen de buurtbewoners. Een reden hiervan is dat er steeds meer nieuwe jonge gezinnen
komen wonen in de buurt met het gevolg dat de oudere generatie langzaam uit het straatbeeld
verdwijnt.
Een aantal geïnterviewde gaven aan dat ze nooit de behoefte hebben gehad om met de andere
bewoners in contact te komen. Zij waren gelukkig met hun man/vrouw, kinderen en familie, waardoor
de behoefte naar meer contact uitbleef.
Er zijn ooit plannen geweest voor een aantal bijeenkomstruimtes, maar na langere periode werd hier
niets meer meegedaan. Hieruit kun je concluderen dat er geen behoefte zal zijn aan een groot
beenkomstcentrum. Een paar ontmoetingsplekken in de vorm van bankjes en speelplaatsen wordt wel
gewaardeerd.
Deze conclusies komen overeen met wat we hebben geconcludeerd uit de enquêtes. Ze gaven hierin
aan dat er wel een sociale band is, maar niet overtuigend. Dus ook hierin zal de rol met de buren
groter zijn dan met de rest van het Molenbroek.
8.4 Conclusie t.a.v. domotica in de woning Een groot deel van de geïnterviewde gaven aan dat zij geen directe behoefte hebben aan domotica.
Een van de redenen hiervoor was: “Dat vind ik allemaal veel te ingewikkeld, misschien wat voor de
jeugd maar ik zou niet weten hoe ik hiermee om moet gaan.”
Een enkeling heeft hier wel interesse in en vindt het een goede zaak, maar omdat ze er niet mee
opgegroeid zijn zal het ook voor deze mensen lastig zijn. Daarentegen zien de bewoners meer in
aanpassingen voor hun eigen huis zoals een traplift, verlaagde drempels of een camera bij de deur. Op
deze manier zouden zij langer thuis kunnen blijven wonen. Maar grote aanpassingen zitten de meeste
bewoners niet op te wachten. Deze antwoorden zijn vooral gezegd door de leeftijdscategorie 60+ers.
Ook zijn ze bang voor de stijgende huurprijs.
Daarentegen ligt dit bij de enquêtes anders, de groep van 65+ers geeft aan juist wel behoefte te
hebben aan domotica in huis, maar liefst 65% van de ondervraagden.
Door de domotica zouden zij minder afhankelijk worden van anderen.
De antwoorden van de enquêtes en de narratieve interviews spreken elkaar hierin tegen. Een reden
hiervoor zou kunnen zijn dat de ondervraagden weinig kennis van de term domotica hebben.
8.5 Conclusie t.a.v. duurzaamheid De term duurzaamheid is bij de bewoners in Molenbroek vrij onbekend. Veel mensen denken ook dat
er aan duurzaamheid een hoog kostenplaatje hangt. Dat is overduidelijk gebleken uit de
transdisciplinaire bijeenkomst. De bewoners zien alleen maar de verhoogde maandlasten en hebben
niet in de gaten dat bijvoorbeeld zonnepanelen energie op zullen leveren. Ook werd er gezegd dat
zonnepanelen de uitkering in gevaar konden brengen, omdat het een extra inkomstenbron is voor de
betreffende bewoners.
48
9 Aanbevelingen
Ten aanzien van elk van de vijf onderzoeksvragen is op basis van de conclusies een aanbeveling
opgesteld.
9.1 Lastige doel van doorstroom met grondgebonden woningen stimuleren De bewoners moeten gestimuleerd worden om te verhuizen en aangezien zij al enkele decennia in de
woning wonen zal dat niet eenvoudig zijn. Daarnaast hebben zij ook velen herinneringen aan de plek
waardoor er ook een emotionele waarde bij komt kijken.
Een andere reden voor het moeizaam verhuizen is de huurprijs, vaak huren zij al lang bij Goed Wonen
Gemert waardoor de huurprijs relatief laag is. Een voorwaarde om de doorstroom te bevorderen is het
behouden van de lage huurprijs.
Naast de lagere huurprijs vinden de mensen een aantal onderwerpen zeer belangrijk. Een aanbeveling
voor Goed Wonen Gemert is daarom ook om met de mensen in gesprek te gaan over wat ze graag
terug zien in de nieuwe woningen.
Betreffende de wijk Molenhoek hebben wij aan de hand van feitelijke cijfers een aanbeveling voor
komende jaren gemaakt. Wanneer de woningmarkt onder de loep wordt genomen zie je duidelijke
verschuiving in type woning. Vooral de nul treden woning is ruimte aan het winnen.
Aanbeveling t.a.v. Goed Wonen Gemert is aan te bevelen om vooral te investeren in de
nultredewoning. Vooral omdat komende decennia de bevolking blijft vergrijzen is dit een prima
investering. Naast de vergrijzing blijft het inkomen relatief laag waardoor de sociale huur toch in grote
mate voorkomt in deze wijk.
Uit de enquêtes en narratieve interviews is gebleken dat geen van allen graag naar een appartement
gaat. Het liefst blijven ze hun woning met tuin behouden. Een groot verschil voor een nieuwe woning
is dat mensen graag gelijkvloers willen wonen in de toekomst. In het nieuwe Prinat Project is er plaats
voor enkele gelijkvloerse ouderen woningen, maar de komende jaren zal het percentage ouderen
drastisch toenemen waardoor het verstandig zou zijn om te investeren in deze gelijkvloerse woningen.
Een hoger percentage gelijkvloerse woningen zou tevens goed zijn voor een duurzame huurder. Dit
omdat er vanaf 55 jaar sneller de overstap wordt gemaakt naar een “laatste” woning. Een concrete eis
die de meeste huurders stellen is dat er ruimte moet zijn voor een tweede slaapkamer.
Wat ook duidelijk naar voren komt is dat buren meestal goed voor elkaar zorgen. Wanneer er een
calamiteit is kookt of wast de buurvrouw/buurman om dit op te vangen. Hierin is geen leeftijdsgrens
aan gebonden. Zowel de jonge als oudere bewoners helpen elkaar. Wat wel kenmerkend is, is dat een
buurman of buurvrouw met een andere etnische achtergrond minder geaccepteerd wordt in wijk. Dit
uit zich in geen contacten hebben met elkaar. Echter zijn er ook mensen die het probleem van etnische
achtergrond links laten liggen en gewoon elkaar spreken of helpen.
Wanneer we concreet alles samenvatten zijn de beweegreden om te verhuizen voor de bestaande
huurders: Gelijkvloerse woning; Kleine tuin; Extra Slaapkamer voor familie of hobby; Mix van oud en
jong en een gelijkwaardige of lagere huurprijs.
Echter is de lagere huurprijs vrij moeilijk te realiseren aangezien Goed Wonen Gemert de norm van
65% hanteert. Wat wel een punt is voor veel huurders is een standaardisatie van die norm van 65%. Ze
zijn bang dat Goed Wonen dit plots naar een hoger percentage kan stuwen.
Aanbeveling t.a.v. de huurprijzen zal Goed Wonen Gemert de lage huur moeten bewaken en aandacht
geven voor sociale huurwoningen. Ook dienen de voorzieningen van de buurt op peil te worden
gehouden. Eventueel eigen beheer van een ontmoetingsplek voor inwoners.
49
9.2 Handhaaf huidige hoge gevoel van veiligheid Op dit moment voelt het merendeel deel van de bewoners zich veilig in de wijk. Veel zaken gaan dan
ook goed op dit moment, bewoners zijn tevreden over de verlichting, over de sloten en zij hebben een
‘gevoel van veiligheid’. Het is dan ook van belang dat Goed Wonen Gemert deze veiligheid waarborgt.
Dit kunnen zij doen door snel te anticiperen op defecte verlichting en er voor te zorgen dat de
(toekomstige) sloten van dezelfde of betere kwaliteit zijn. Een andere aanbeveling qua verlichting is
dat er in de toekomst vaker gekozen kan worden voor sensor verlichting. Meerdere bewoners waren
hier enthousiast over aangezien deze verlichting weer uit gaat en het dan lastiger zal zijn voor
jongeren om ergens rond te hangen.
Ten aanzien van de hangjeugd is het van belang dat Goed Wonen Gemert ervoor blijft zorgen dat
hoekjes in steegjes worden voorkomen. De bewoners willen dan ook het liefste open plekken zodat zij
alles kunnen overzien. Verder is het belangrijk dat de sociale controle in stand wordt gehouden. De
buren moeten een oogje in het zeil kunnen houden. Goed Wonen Gemert kan dit doen door daarmee
rekening te houden met de situering van de woningen.
9.3 Betrokkenheid verhogen door ontmoetingsplekken en communicatieplan Uit de resultaten is op te maken dat er niet per definitie behoefte aan een bijeenkomstcentrum of
buurthuis is. Er komt sterk naar voren dat de mensen niet zo zeer betrokken zijn bij de wijk, maar
alleen met hun buren. Dit heeft met name te maken met de diversiteit in leeftijd die er de laatste jaren
in de wijk is opgetreden. Daarnaast hebben zij geen behoefte om zich in zetten om de betrokkenheid
in de wijk te verbeteren. Dit betekent dat je het op een andere manier moet gaan proberen. Er zijn een
aantal mogelijkheden die de belevenis in de wijk kunnen verbeteren. Hierbij moet wel rekening
gehouden worden met alle leeftijdscategorieën.
In de wijk zijn op dit moment weinig plekken aanwezig waar mensen elkaar kunnen treffen. Daarom
een aantal punten die Goed Wonen Gemert kan proberen om de leefbaarheid te verhogen. Parkjes en
tuinen zijn hierin populair, zowel bij de oudere als de jonge generatie. Door een parkje met een
looproute aan te leggen creëer je nieuwe verbindingen en zien mensen ook eens de andere kant van
de wijk.
Hierbij is het wel van belang om te denken aan de oudere mensen, dus regelmatig een bankje plaatsen
waar zij kunnen zitten. Daarbij zou Goed Wonen Gemert dit kunnen faciliteren met een kiosk waar men
koffie, fris of een ijsje kan halen. Eén van de geïnterviewde personen heeft geopperd een
kinderboerderij te maken in de wijk. Dit zou gerealiseerd kunnen worden in de vorm van een
dierenweide. Dat is voor zowel de kinderen als de ouderen een leuke bijkomstigheid in de wijk.
Vervolgens kun je de verantwoordelijkheid bij de wijk neerleggen, waardoor de wijk een
verantwoordelijkheidsgevoel zal krijgen en gezamenlijk voor deze dieren zal gaan zorgen.
Bewoners willen graag persoonlijker op de hoogte gehouden worden door Goed Wonen Gemert. Ze
voelen zich niet zo betrokken omdat ze weinig weten van de organisatie en haar plannen. Bovendien
kijkt niet iedereen dagelijks op de website om de laatste nieuwtjes te volgen. In principe is een
verbetering van communicatie heel gemakkelijk te realiseren. Hierbij kun je denken aan de standaard
maandelijkse koffiegesprekken, maar ook kun je om de drie maanden iets organiseren waarbij de
gehele wijk of heel Gemert uitgenodigd wordt. Dit zal meer huurders trekken dan de mensen die er
altijd bij zijn. Daarbij kun je activiteiten in samenspraak met de wijkbewoners organiseren. Teven weten
de wijkbewoners vaak meer over de wijk dan Goed Wonen Gemert zelf.
Op basis van onderstaande citaten hebben wij aanbevelingen geschreven voor Goed Wonen Gemert.
Een tip voor de corporatie zou kunnen zijn dat er een aantal woningen in een straat zou worden
aangewezen als senioren woning.
Wanneer oudere mensen actief willen zoeken naar een andere woning i.v.m. ouderdom problemen
zouden ze actief moeten worden geholpen in plaats van een advertentie online te zetten. Hierdoor is
50
de corporatie ook behulpzamer voor mensen die (meestal) al lang huurder zijn.
Mensen die zich actief willen inzetten voor een (nieuw) project willen graag meedenken. De mensen
die zich daarvoor aanmelden zullen dan iets van een herinnering moeten krijgen zodat dit niet
vergeten word. Hierdoor ontstaat er ook geen miscommunicatie.
De voortgang van het project wordt vrij weinig gedeeld. Mensen weten niet wat er is besproken maar
willen wel graag onderdeel zijn omdat het om hun leefomgeving gaat. Een Flyer of brief in de bus
zorgt ook voor een grotere betrokkenheid bij de wijk. Het gaat tenslotte om het leefgebied van de
huurders.
Het vertrouwen bij enkele mensen is zeer laag. Misschien komt dit door een project van enkele jaren
geleden. Om het vertrouwen te peilen is een kort onderzoek nodig vanuit een ‘adviesbureau’ wat
mensen van hun verhuurder vinden. Hier kunnen ze aangeven wat ze van Goed Wonen Gemert vinden
en of er verbeter punten zijn. Hierdoor kunnen ze hun ei kwijt.
Jongeren die willen het liefst via social media, digitale kanalen of mail benaderd worden. Wanneer we
naar de ouderen gaan kijken dan is er simpelweg een andere benadering voor nodig. De meeste
ouderen (70+) zijn vrijwel onbekend met het digitale tijdperk. Ook is de behoefte aan digitale
middelen erg laag. Vaak vind je geen computer of laptop bij deze bewoners, en als die er wel is wordt
er niet vaker dan één keer per week de mail gelezen. Om een betere en sterkere band op te bouwen
met de huurders moet Goed Wonen meer tijd investeren in de communicatie.
9.4 Pas duurzame en quickwin- domotica naast elkaar toe Wij bevelen Goed Wonen Gemert aan om de nieuwbouw woningen te voorzien van laagdrempelige
domotica, of in ieder geval de aansluitingen hiervoor. Een van de redenen hiervoor is dat de woningen
nog een levensduur hebben van zeker 50 jaar. Door middel van het alvast rekening houden met het
aanbrengen van domotica of de voorzieningen zal je op latere termijn deze woningen kunnen
aanpassen zodat de gebruiker er langer plezier van kan hebben. En dan is de kans dus groot dat deze
er ook langer blijven wonen. Zo creëert Goed Wonen Gemert een betere en duurzamere relatie met de
huurders. KeuzeThuis is hiervoor een mooi voorbeeld.
9.5 Duurzaamheid als collectieve inspanning Bij het Prinat Project zullen de woningen volgens de nul op de meter manier gemaakt worden, maar
Goed Wonen Gemert zal wel kunnen kijken naar bijvoorbeeld een gezamenlijke manier van
duurzaamheid. Een voorbeeld kan zijn het gezamenlijk gebruik van een waterpompinstallatie die niet
alleen door de nieuwe bewoners kan worden gebruikt maar ook voor de bestaande bewoners. Op
deze manier ontstaat er een win-win situatie.
Een andere mogelijkheid is het gezamenlijk gebruik van zonnepanelen. Doordat niet iedere woning in
Gemert geschikt is voor zonnepanelen (niet de goede stand) zou er gekeken kunnen worden naar het
gezamenlijk gebruik hiervan. Wellicht is het mogelijk om op een specifieke plek energie op te wekken
en dit dan te verdelen over meerdere woningen van Goed Wonen Gemert. Een ander signaal wat wij
hebben opgevangen van de buurtbewoners is dat zij graag meer diversiteit willen zien in het gebruik
van materialen. Op dit moment zijn de projecten van Goed Wonen Gemert redelijk eentonig (dezelfde
voordeur, dezelfde stenen etc.). Ook kan er gekeken worden naar heel ander soort materialen zoals
hout, staal of glas. Een bijeenkomst hierover zal meer duidelijkheid kunnen bieden.
51
Literatuur
Beeckk. (sd). Sociale betrokkenheid. Opgeroepen op Februari 28, 2016, van Wijkinontwikkeling:
http://www.wijkinontwikkeling.nl/?page_id=66
Beumer, C. (2010, Juni). Social Cohesion in a sustainable urban neighbourhood. Opgeroepen op Febuari
28, 2016, van ICIS: http://www.icis.unimaas.info/wp-content/uploads/2010/07/Beumer-2010-Social-
cohesion-theory.pdf
Bos, R. (2013, November 21). Trends & The city, planning voorbij de crisis. Opgeroepen op Juni 7, 2016,
van Goudappel: http://www.goudappel.nl/media/files/uploads/CVS2013_Ron_Bos_-_Beuckens_-
_Trends_and_the_city.pdf
BSR. (2010). Brand Strategy Research Model. Opgeroepen op Maart 21, 2016, van Recron innovatie
campagne: http://www.recroninnovatiecampagne.nl/nl/informatie/onderzoek-dagrecreatie/brand-
strategy-research-model
Fontys. (2016, Februari 19). Criteria betrouwbaarheid van bronnen. Opgeroepen op Februari 28, 2016,
van Fontys: http://toolbox.fontysdienstoeno.nl/alles/criteria-betrouwbaarheid-van-bronnen/
Frieling, M., & Niemeijer, J. (2007, November 5). Meetinstrument Sociale cohesie. Opgeroepen op
Februari 28, 2016, van InvoeringWmo:
http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/documenten/definitieveMeetinstrumentSocialeCohesie.pdf
Grit, R. (2008). Project management. Opgeroepen op Februari 26, 2016, van Noordhoff uitgevers.
Grunder, M. (2013, Januari 28). Sociale Cohesie en veiligheidsbeleving. Opgeroepen op Februari 28,
2016, van UTwente: http://essay.utwente.nl/62683/1/Bacheloropdracht_Grunder_openbaar.pdf
HAN. (2016, Februari 17). Zoekstrategieën. Opgeroepen op Februari 28, 2016, van HAN:
http://gidsen.studiecentra.han.nl/informatievaardigheden/zoekstrategieen
Huygen, A., & de Meere, F. (2008, April). De invloed en effecten van sociale samenhang. Opgeroepen op
Februari 28, 2016, van ytest: http://www.verwey-
jonker.ytest.nl/doc/vitaliteit/De%20invloed%20en%20effecten%20van%20sociale%20samenhang_1169.
Lampert, M. (2016). Traditionele burgerij. Opgeroepen op Maart 21, 2016, van Motivaction:
http://www.motivaction.nl/mentality
PON Instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling in Noord-Brabant. (2005, Augustus). Actief en
Betrokken. Opgeroepen op Maart 1, 2016, van PON: http://hetpon.nl/cms_file.php?fromDB=920
Rijksuniversiteit Groningen. (sd). De ontwikkeling van een meetinstrument voor sociale cohesie in de
buurt. Opgeroepen op Februari 28, 2016, van RUG:
http://www.rug.nl/research/portal/files/2727687/03_h3.pdf
Ruimte voor Shared Space. (2011). Ruimte voor Shared Space. Opgeroepen op Juni 1, 2016, van ruimte
voor: http://www.ruimtevoor.nl/sharedspace/voorbeelden_shared_space/
52
Rutten, M. (2016, April 5). De toekomst van de bouw = ICT. Opgeroepen op Juni 9, 2016, van
duurzaam gebouwd: http://www.duurzaamgebouwd.nl/expertposts/20160405-de-toekomst-van-de-
bouw-ict
Schnabel, P., Bijl, R., & de Hart, J. (2008). Betrekkelijke betrokkenheid. Den Haag: Sociaal en Cultuureel
Planbureau.
Seniorsmartliving. (2016, Januari 6). concept. Opgeroepen op April 13, 2016, van Senior Smart Living:
http://www.seniorsmartliving.nl/concept/
Sijs, N. v. (2010). commitment. Opgeroepen op Februari 28, 2016, van Etymologiebank:
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/commitment
Slot webcommerce Bv. (sd). Sociale cohesie. Opgeroepen op Februari 28, 2016, van Encyclo:
http://www.encyclo.nl/begrip/sociale%20cohesie
Sutmuller, J. (2014, December 2). Concepting binnenwerk definitief. opgeroepen op April 12, 2016, van
slideshare: http://www.slideshare.net/JakobSutmuller1/conceptingbinnenwerkdefinitief
Vista. (2011). Wat is een trend, trendwatcher en trendpiramide? Opgeroepen op Juni 7, 2016, van Vista:
http://vistaproductions-inholland.blogspot.nl/p/groepsdeel-wat-is-een-trend.html
Westerbeek, J. (2014, Juni 24). Presentatie marketing en klantverleiding door zorgverleiding.
Opgeroepen op April 12, 2016, van slideshare:
http://www.slideshare.net/IvzCommunicatie/presentatie-workshop-johan-westerbeek-marketing-en-
klantverleiding-door-zorgorganisaties
53