138
DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE overzicht van de belangrijkste wetgeving LA RÉFORME DE L’ORDE JUDICIAIRE aperçu de la législation la plus importante Mei 2014 Mai 2014

DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

  • Upload
    others

  • View
    4

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDEoverzicht van de belangrijkste wetgeving

LA RÉFORME DE L’ORDE JUDICIAIREaperçu de la législation la plus importante

Mei 2014Mai 2014

Page 2: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

INHOUDSTAFEL – TABLE DES MATIÈRES

1. Voorwoord van de minister van Justitie en van de voorzitter van de FOD Justitie Mot d’introduction de la ministre de la Justice et du président du SPF Justice

2. De hervorming van de rechtelijke orde

3. La réforme de l’Ordre judiciaire

4. De wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde La loi du 1er décembre 2013 portant réforme des arrondissements judiciaires et modifiant le Code judiciaire en vue de renforcer la mobilité des membres de l’ordre judiciaire

5. De wet van 18 februari 2014 betreffende de invoering van een verzelfstandigd beheer voor de rechterlijke organisatie La loi du 18 février 2014 relative à l’introduction d’une gestion autonome pour l’organisation judiciaire

6. De wet van 21 maart 2014 houdende wijziging van de wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde La loi du 21 mars 2014 portant modification de la loi du 1er décembre 2013 portant réforme des arrondissements judiciaires et modifiant le Code judiciaire en vue de renforcer la mobilité des membres de l’ordre judiciaire

7. De wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van de familie- en jeugdrechtbank La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse

8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en coördinatie van diverse wetten inzake Justitie (I) La loi du 8 mai 2014 loi portant modification et coordination de diverses lois en matière de Justice (I)

9. De wet van 12 mei 2014 houdende wijziging en coördinatie van diverse wetten inzake Justitie (II) La loi du 12 mai 2014 portant modification et coordination de diverses lois en matière de Justice

10. Nuttige Links Liens utiles

Page 3: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

VOORWOORD VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN DE VOORZITTER VAN DE FOD JUSTITIE

MOT D’INTRODUCTION DE LA MINISTRE DE LA JUSTICE ET DU PRÉSIDENT DU SPF JUSTICE

1.

Page 4: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

De Commissie Dutroux liet er destijds geen twijfel over bestaan: “De drama’s die de slachtoffers meemaakten moeten leiden tot een grondige hervorming van het strafrechtelijk systeem. Anders was al dat leed zinloos geweest. De verantwoordelijkheid van het parlement staat hier ten volle op het spel.”

Ook vandaag valt het belang van de justitiehervorming nauwelijks te overschatten. Enkel door grondig te moderniseren kan justitie het hoofd bieden aan de aanzienlijke uitdagingen op het terrein. Als minister beschouwde ik die opdracht dan ook als een absolute topprioriteit.

En met resultaat. Want zeventien jaar na de Dutroux-affaire en dertig jaar na de aanslagen van de Bende van Nijvel, ziet een nieuw gerechtelijk landschap eindelijk het daglicht. Door komaf te maken met omslachtige en versnipperde structuren en in te zetten op specialisatie en autonomie, leggen we samen de bouwstenen voor morgen.

Hoe de hervorming de voorbije twee jaar vorm kreeg, ontdekt u in deze informatiebundel. Dankzij die blauwdruk ligt een moderne, efficiënte en betrouwbare justitie eindelijk in het vizier.

VOORWOORD VAN DE MINISTER AVANT-PROPOS DE LA MINISTRE

La Commission Dutroux ne laissait à l'époque planer aucun doute : "Les drames vécus par les victimes doivent ouvrir la voie à une réforme en profondeur du système de justice pénale. Leur souffrance est à ce prix. La responsabilité du parlement est pleinement engagée dans cette entreprise qui doit être menée à bien."

Aujourd'hui encore, on ne saurait trop insister sur l'importance de la réforme de la justice. Ce n'est qu'à l'issue d'une profonde réforme que la justice pourra relever les nombreux défis sur le terrain. En ma qualité de ministre, j'ai dès lors considéré cette mission comme une priorité absolue.

Et des résultats ont été enregistrés. Car dix-sept ans après l'affaire Dutroux et trente ans après l'affaire des tueurs du Brabant, un nouveau paysage judiciaire voit enfin le jour. En rompant avec les structures lourdes et morcelées et en misant sur la spécialisation et l'autonomie, nous jetons ensemble les bases pour l'avenir.

Vous découvrirez dans ce dossier d'information comment la réforme s'est concrétisée au cours des deux dernières années. Grâce à ce projet, une justice moderne, efficace et fiable point enfin à l'horizon.

Annemie TurtelboomMinister van Justitie 2012-2014

Ministre de la Justice 2012-2014

Page 5: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

La réforme de la justice avance à grands pas. Ainsi, les arrondissements judiciaires ont été redessinés en profondeur. Entre-temps, l'organisation des tribunaux bruxellois a elle aussi été entièrement modernisée. Magistrats et personnel judiciaire sont aujourd'hui plus mobiles qu'avant. Dans quelques mois, le tribunal de la famille deviendra également une réalité. Enfin, les lignes directrices d'un ordre judiciaire entièrement autonome sont à présent déjà visibles.

Bien qu'un important travail ait déjà été réalisé, nous devons poursuivre nos efforts. Car l'objectif final de la réforme reste une procédure optimale et transparente pour chaque citoyen. Avec la garantie d'une décision dans un délai raisonnable, le tout pour un prix lui aussi raisonnable.

C'est ensemble que nous jetons les fondements de cette justice plus forte. Je compte par conséquent sur vous tous, magistrats, députés, collaborateurs de la justice, avocats, notaires et fonctionnaires.

Aussi, afin de vous guider au travers de la législation relative à la réforme, j'ai le plaisir de vous adresser ce dossier d'information. J'espère que cette vue d'ensemble de tous les textes légaux pertinents vous permettra de trouver rapidement et facilement les bonnes sources. Afin que les résultats d'aujourd'hui continuent de nous inspirer demain également.

AVANT-PROPOS DU PRÉSIDENT VOORWOORD VAN DE VOORZITTER

De hervorming van justitie gaat met rasse schreden vooruit. Zo zijn de gerechtelijke arrondissementen grondig hertekend. Ook de organisatie van Brusselse rechtbanken is intussen helemaal vernieuwd. Magistraten en gerechtspersoneel zijn vandaag mobieler dan voorheen. Binnen enkele maanden is ook de familierechtbank een feit. Tot slot zijn de krijtlijnen voor een volledig autonome rechterlijke orde nu al zichtbaar.

Hoewel er al veel werk verzet is, blijft het timmeren aan de weg. Want het uiteindelijke doel van de hervorming blijft een optimale en transparante rechtsgang voor elke burger. Met de garantie op een uitspraak binnen een redelijke termijn en dat alles aan een schappelijke prijs.De bouwstenen voor die sterkere justitie leggen we samen. Ik reken daarbij op u allen, van magistraat tot volksvertegenwoordiger, gerechtsmedewerker, advocaat, notaris en ambtenaar.

Om u wegwijs te maken in de wetgeving rond de hervorming, bied ik u dan ook graag deze informatiebundel aan. Ik hoop dat dit overzicht van alle relevante wetteksten u toelaat om snel en eenvoudig de juiste bronnen te vinden. Opdat de resultaten van vandaag ons ook morgen blijven inspireren.

Jean-Paul JanssensPrésident du comité de directionVoorzitter van het directiecomitéSPF Justice - FOD Justitie

Page 6: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

DE HERVORMING VAN DERECHTERLIJKE ORDE2.

Page 7: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

De hervorming van de rechterlijke orde (2012-14)

‘De verbetering van de rechtsbedeling zal worden nagestreefd, o.m. door een vermindering van de gerechtelijke achterstand, de modernisering van de werkmethoden van de gerechtelijke instanties, het hanteren van een begrijpelijke rechtstaal, een snelle behandeling van kleine geschillen en een betere informatie aan de rechtsonderhorigen’ (Regeerakkoord van de regering Martens VIII, 4 mei 1988)

Op 6 februari 2014 keurde de Senaat, die twee maanden later zijn bevoegdheid over Justitie definitief zou verlie-zen, het tweede en laatste wetsontwerp van minister van Justitie Annemie Turtelboom (foto) goed, dat de meest diepgaande hervorming van de rechterlijke orde in België op gang bracht sinds Napoleon Bonaparte.

A. De aanloop Al van sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw was de roep om een diepgaande hervorming van ons justitie-systeem luid geworden. De (nog steeds) onopgeloste reeks brutale overvallen en moorden, met 28 doden, tussen 1982 en 1985 van de zogenaamde ‘Bende van Nijvel’ en het falen van gerecht en politie bij het voorkomen van de ontvoerin-gen en moorden van minstens zes meisjes door de pedofiel Marc Dutroux tussen 1993 en 1996 brachten de publieke opinie in beweging. In het zog van laatstgenoemde affaire kwamen op 20 oktober 1996 300.000 betogers naar Brussel om te protesteren (‘Witte Mars’).

Parlementaire onderzoekscommissies naar beide zaken in de jaren negentig kwamen tot zeer negatieve conclusies over het falen van gerecht en politie. Zo leverde de eerste parlementaire onderzoekscommissie naar de Bende van Nijvel in 1990 enkele vernietigende conclusies over het functioneren van de gerechtelijke autoriteiten in dat dossier:

‘Bij de instanties die belast zijn met de bestrijding van de criminaliteit heeft de commissie geconstateerd dat er nalatig-heden waren en een gebrek aan samenhang en coördinatie’

‘Een andere reden voor het falen van de onderzoeken ligt in de manier waarop de communicatie verloopt binnen de magistratuur en binnen de politiediensten. Dit is onder meer te wijten aan de structuur van de korpsen en aan de strakke indeling van het land in arrondissementen.’

‘De onderzoeksrechters zijn belast met allerhande dossiers, zodat zij onmogelijk voldoende tijd kunnen uittrekken om zich te belasten met de leiding van het onderzoek in een zeer ingewikkeld en omvangrijk dossier als dat van de ‘Bende van Nijvel’. Bovendien beschikken zij niet over de minste logistieke steun: informatica, telefax, vergaderruimte.’

‘Strategisch was het fout de dossiers te centraliseren in een ar-rondissement zoals Nijvel, met de geringe personeelsbezetting waarover het beschikte. Men stelt vast dat de overzending van de dossiers van Brussel naar Nijvel beneden alle peil is verlopen: die dossiers zijn 27 maanden blijven liggen. Terwijl het parket-generaal van Brussel en het parket van Nijvel over de overzending onderhandelden, werd het onderzoek officieel niet voortgezet.’

‘De Commissie heeft vastgesteld dat sommigen zich verscho-len achter een wel zeer strikte opvatting van de scheiding der machten. Er kon niet opgemaakt worden of het hier ging om een gerechtvaardigde toepassing van het geheim van het on-derzoek, om het privé-leven van onschuldigen te beschermen, dan wel om het werkelijk toedekken van sommige misdrijven.’

(‘Vaststellingen en conclusies’ van de eerste Parlementaire Onderzoekscommissie naar de Bende van Nijvel (1988-1990), rapport Kamer 59/8-1988, p. 170-177)

Page 8: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Maar er was nog een emotionele schok in de publieke opinie nodig – met de ontsnapping gedurende enkele uren op 23 april 1998 van Marc Dutroux – alvorens de aanbevelingen om-gezet werden in politieke actie. Op 24 mei 1998 bereikten de regerende meerderheid en een aantal partijen van de oppositie een politiek akkoord over een aantal krachtlijnen om de politie en het rechtssysteem te hervormen. Voor de politie leidde dit nog datzelfde jaar tot een volledige herstructurering (wet van 7 december 1998). Voor het gerecht bleven de hervormingen beperkt tot het invoeren van in tijd beperkte mandaten voor magistraten van het openbaar ministerie en korpschefs van de zetel, van een federaal parket en van een onafhankelijke Hoge Raad voor Justitie die voortaan de benoemingen zou afhande-len en adviezen uitbrengen.

In de vijftien jaar nadien ondernamen de opeenvolgende ministers van Justitie telkens nieuwe pogingen om het stelsel diepgaand te hervormen. Sommige ervan bereikten het stadium van uitgewerkte plannen (Themis, 2005 – Atomium,

2010-11). Maar de weerstanden binnen de magistratuur en de loodzware besluitvorming binnen Justitie maakten het politiek bijzonder moeilijk verder te gaan. De langdurige regerings-crisissen tussenin (2007-2008, 2010-2011) doorbraken ook telkens de continuïteit van het beleid.

Inmiddels nam de belangstelling van de media – ook interna-tionaal – voor het gegeven Justitie toe, en daarmee gepaard ook de kritiek. De gerechtelijke achterstand, vrijspraken in fraudezaken door verjaring of procedurefouten, de lange duur van rechtszaken (Dutroux bv kwam pas acht jaar na zijn arres-tatie voor de rechter), het niet uitvoeren van straffen onder drie jaar door de overbevolking in de gevangenissen, vermeende en echte missers van magistraten, en een toenemende roep om hardere aanpak van misdaad braken het vertrouwen in de rechterlijke macht gestaag af, zoals onder meer bleek uit de Justitiebarometer in 2010 (een enquête onder de bevolking met een representatief staal van 3000 ondervraagden):

Page 9: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Op 6 december 2011 trad de regering di Rupo aan, na 540 dagen regeringscrisis. In haar regeerakkoord stond, zoals in alle voorgaande regeerakkoorden sedert 1985, een hervorming van Justitie aangekondigd. De nieuwe minister van Justitie was een verrassing: Annemie Turtelboom, die net de eerste vrouwelijke minister van Binnenlandse Zaken sinds 1830 was geweest en nu de eerste Vlaamse vrouw ooit werd op Justitie. Bovendien was zij een economiste, en dus maar de tweede niet-juriste op dat departement in bijna twee eeuwen. Zij had nog amper 28 maanden tot aan de volgende verkiezingen.

Turtelboom verkreeg echter al op 17 april 2012 de goed-keuring van de regering voor haar krachtlijnen van een hervorming. Ze werkte die de maanden nadien uit in drie wetsontwerpen: één over de schaalvergroting van de gerechtelijke arrondissementen, één over de mobiliteit van de magistraten en één over het verzelfstandigd beheer van de rechterlijke orde. De regering keurde de eerste twee, die samengevoegd werden, goed in april 2013 en het derde in oktober van dat jaar. De Kamer keurde de eerste tekst goed op 18 juli 2013, de Senaat volgde in oktober. Dat werd de wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde. Het tweede ontwerp, dat de wet van …… betref-fende de invoering van een verzelfstandigd beheer voor de rechterlijke organisatie zal worden, kreeg in december groen licht van de Kamer en op 6 februari van de Senaat.

De onverhoopte goedkeuring van de langverwachte her-vorming in een minimum van tijd verraste velen. Links en rechts viel kritiek te horen dat te weinig betrokkenen waren geraadpleegd, of dat te weinig rekening was gehouden met de mening van talloze adviesorganen. Turtelboom bena-drukte dat ze wel de hervorming wel degelijk had afge-toetst aan een kleine representatieve groep van magistraten en verwierp voor het overige de kritiek: ‘Na dertig jaar inspraak was het tijd voor een uitspraak’.

B. De nieuwe wetgeving De wet van 1 december 2013 creëert vooral een nieuwe territoriale structuur voor de Belgische justitie, gebaseerd op 12 gerechtelijke arrondissementen in plaats van 27 voorheen. Die feitelijke centralisatie van de structuren tot op het niveau van de administratieve provincies (met Luik, Vlaams-Brabant en Brussel als uitzonderingen), maakte

de mobiliteit en specialiteit van de magistratuur mogelijk. Ze creëerde ook de voorwaarden voor wat de minister ‘een decentralisatie van het beheer’ noemde, weg van de hyper-gecentraliseerde aanpak vanuit Brussel (waar tot dan alle bestellingen werden gedaan en gefactureerd, ook van de pennen in het gerechtsgebouw van Veurne of Aarlen). Daardoor was er ook nood aan herstructurering van het Col-lege van Procureurs-generaal en aan de oprichting van een nieuw College van de Zetel, naast de creatie van directieco-mités in elk arrondissement.

B.1. De schaalvergrotingIn grote lijnen zijn de territoriale structuur, de indeling in rechtbanken en de beheerstechnieken binnen Justitie nog altijd dezelfde als toen ze gecreëerd werden bij de annexa-tie van onze gewesten bij de Franse republiek in 1795.

De Assemblee Nationale in Parijs, die uit de Franse Revo-lutie voortkwam, creëerde in 1790 de départements, de arrondissements en de cantons. Die structuur werd in 1795, na de annexatie van de Oostenrijkse Nederlanden, ook opgelegd aan onze contreien en bleef ongewijzigd na de oprichting van het koninkrijk der Nederlanden in 1815 en na de onafhankelijkheid van België in 1830. De dépar-tements kregen vanaf 1815 wel een nieuwe benaming: provincies.

Op die indeling van de Franse Revolutie entte zich ook de nieuwe rechterlijke orde: met een Hof van Cassatie, Hoven van Beroep, Hoven van Assisen, rechtbanken van eerste aanleg (met burgerlijke en correctionele rechtbanken), vre-degerechten en politierechtbanken, en in de grote handels-steden ook handelsrechtbanken.

In deze structuur werden er sedertdien geen ingrijpende wijzigingen meer aangebracht. Wel vond een geleidelijk aanpassingsproces plaats, onder meer bij de goedkeuring van de wet op de rechterlijke organisatie van 1869 en bij de invoering van het Gerechtelijk Wetboek in 1967. De facto leidde dit tot de vorming van de 27 rechtsgebieden die we tot op vandaag kennen.

Page 10: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Arlon

Neufchâteau

Marche-En-Famenne

Verviers

EupenLiège

Huy

Dinant

Namur

Charleroi

NivellesTournai

Mons

Tongeren

Hasselt

Leuven

Antwerpen

Mechelen

Turnhout

Oudenaarde

Gent

BrusselKortrijk

Veurne

Brugge

Ieper

WEST-VLAANDERENDendermonde

OOST-VLAANDEREN ANTWERPEN

LIMBURG

HAINAUT

Brussel

Bruxelles

LEUVEN

BRABANT-WALLON

LIÈGE

EUPENNAMUR

LUXEMBOURG

De wet van 1 december 2013 opteert (inzonder art. 109-118) voor 12 nieuwe gerechtelijke arrondissementen. Acht ervan vallen samen met de grenzen van de administratieve provincies (de eerste acht hieronder). Vanwege de communautaire problematiek werd het arrondissement Brussel behouden (met ‘ontdubbelde’ rechtbanken en gesplitse parketten voor Halle-Vilvoorde, op basis van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel), en bleef dus ook het Vlaamsbrabantse arrondissement Leuven apart. De provincie Luik is eveneens zo goed als één geheel, op het aparte en kleinste gerechtelijk arrondissement Eupen na, dat de zes gemeenten van de Duitse Gemeenschap omkadert.

1. West-Vlaanderen (Brugge – Kortrijk – Veurne – Ieper)2. Oost-Vlaanderen (Gent – Dendermonde – Oudenaarde)3. Antwerpen (Antwerpen – Turnhout – Mechelen)4. Limburg (Hasselt – Tongeren)5. Waals Brabant6. Henegouwen (Mons – Doornik – Charleroi).

Henegouwen wordt één arrondissement, met op het niveau van de Zetel één voorzitter van de rechtbank. Op niveau van het Openbaar Ministerie, worden er twee administratie zetels gecreëerd met elk een Procureur des Konings.

7. Namen (Namen – Dinant)8. Luxemburg (Marche – Neufchateau – Aarlen)9. Brussel10. Leuven11. Luik (Luik – Verviers – Hoei)12. Eupen

Page 11: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

De Rechtbanken van Eerste Aanleg en de politierechtbanken worden georganiseerd volgens de 12 nieuwe gerechtelijke arrondissementen. De vredegerechten blijven georganiseerd in de kantons. De arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel worden georganiseerd per ressort van het Hof van Beroep, met opnieuw aparte regelingen voor Brussel/Leuven en Luik/Eupen.

De zetel van de rechtbank wordt in de regel in de provincie-hoofdstad geïnstalleerd. De andere bestaande locaties wor-den een afdeling, waarbij een garantie wordt ingebouwd dat ze hun territoriale bevoegdheden kunnen blijven uitoefenen.

B.2. De mobiliteitDe doorgevoerde schaalvergroting maakte ook de invoering van een grotere mobiliteit voor de magistraten en het gerechtsper-soneel mogelijk (art. 147-159, wet 1 december 2013). Daardoor zullen de magistraten gemakkelijker kunnen circuleren, tussen de verschillende afdelingen, binnen een groter arrondissement, en zullen onverwachte of voorziene omstandigheden sneller kunnen opgevangen worden. Vroeger kon bijvoorbeeld een ma-gistraat, die benoemd was in het arrondissement Turnhout, niet bijspringen in het arrondissement Antwerpen wanneer men daar een tekort had aan magistraten. In de toekomst zal dit wel kunnen, omdat alle magistraten, doorheen heel de provincie in hetzelfde arrondissement benoemd worden.

Meer concreet zal de mobiliteit voor de verschillende magistra-ten en personeelsleden er als volgt uitzien:

a) de vrederechters (187 kantons, met telkens 1 of 2 vrederechters die verspreid zitten over 220 locaties)• worden benoemd in een kanton en op subsidiaire wijze in

de andere kantons van het arrondissement• worden in de andere kantons ter versterking aangesteld

door: • de voorzitter van de vrederechters en rechters in de

politierechtbank • de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te

Brussel en te Eupen

• kunnen, met hun instemming, opdracht krijgen in een kanton dat zich in een ander arrondissement bevindt

• kunnen, zonder hun instemming, worden aangewezen als rechter in de politierechtbank

b) rechters in de politierechtbank• worden benoemd in een politierechtbank:

1 per arrondissement• Uitzondering: 4 politierechters in Brussel: FR politie-

rechtbank, NL politierechtbank, politierechtbank te Halle en politierechtbank te Vilvoorde

• kunnen, met hun instemming, opdracht krijgen in een ander arrondissement

• kunnen, zonder hun instemming, worden aangewezen als vrederechter.

c) andere magistraten (staande en zittende)• worden benoemd op niveau van ressort• werden dat nu al, maar meteen toegewezen aan

slechts één (of meerdere) arrondissement(en). Eens toegewezen, bleven ze op hun plaats zitten, want als ze wilden veranderen, moest er in het andere arrondis-sement een plaats vacant worden verklaard en moest de magistraat solliciteren

• In de toekomst zullen ze daarom op het niveau van het gehele ressort benoemd worden, maar niet meer worden toegewezen aan een arrondissement.

Page 12: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

B.3. Het beheer

“Korpschefs dragen een belangrijke verantwoordelijkheid in de organisatie van hun dienst. Ze oefenen toezicht uit op het korps en waken over de kwaliteit van het geleverde werk. De Commissie Dutroux pleit ervoor dat de korpschefs een enveloppe van werkingsmiddelen zouden krijgen toegekend, op grond van een evaluatie van de behoeften en prioriteiten.”(Eindverslag van de Parlementaire Onderzoekscommissie naar de zaak-Dutroux – april 1997)

De rechterlijke macht is onafhankelijk in haar uitspraken, maar hangt inzake organisatie van haar personeel en middelen af van de Minister van Justitie. Tot op vandaag ge-beurde dit in een rigide structuur. Financiën, human resour-ces, gebouwen en logistiek werden vanuit de administratie (Federale Overheidsdienst of FOD) van Justitie in Brussel beheerd. Bovendien vereisten de meeste maatregelen op dat terrein op zijn minst koninklijke besluiten, zo al niet wij-zigingen aan het Gerechtelijk Wetboek. Een type-voorbeeld is artikel 382 van dat Wetboek:

De minister van Justitie stelt een door hem te bepalen krediet ter beschikking van de eerste voorzitters en voorzitters van de hoven en rechtbanken, de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken, de procureurs-generaal (, de federale procureur) en de procureurs des Konings en arbeidsauditeurs om de kleine onkosten van hun diensten te bestrijden. Onder kleine onkosten worden verstaan de kosten van het aankopen van registers, het abonneren op de rechtskundige tijdschriften en verzamelwerken, het aankopen van rechtskundige en an-dere werken nodig voor de dienst; het inbinden; het drukken van geschriften, zoals het reglement van orde, omzendbrie-ven, openingsredes, enz.; de kosten voor het deelnemen van het korps aan openbare plechtigheden en begrafenisplech-tigheden; de kosten voor kantoorbehoeften en alle andere, voor de dienst noodzakelijke kleine voorwerpen van dagelijks verbruik.

Wie het wetsartikel leest merkt niet alleen dat het achter-haald is, het is in feite niet toepasbaar (en wordt ook niet toegepast). Maar het wijzigen vergt wel een wetsontwerp, twee beraadslagingen van de ministerraad, een advies van de Raad van State, een discussie in Commissie en een stemming in de plenaire vergadering van de Kamer. Tot april 2014 was daar ook een discussie in Commissie van de Se-naat en een stemming daar in de plenaire vergadering bij.

Deze rigide beheersstructuur heeft uiteraard een effect op de dienstverlening aan de burger, die in het gedrang komt doordat bijvoorbeeld de gerechtelijke achterstand steeds verder oploopt. Om dit te ondervangen, is het van belang dat de rechterlijke orde zelf kan beslissen over de inzet van personeel en middelen, en zo flexibel kan inspelen op veran-derende omstandigheden en onverwachte situaties. En dat dit gebeurt met de nodige subsidiariteit: op het niveau waar dit het meest efficiënt is, dus meestal met besluitvorming bij de betrokkenen zelf.

Om dit mogelijk te maken, creëert de justitiehervorming een reeks nieuwe instellingen, die de spil zullen worden in de nieuwe structuur. Deze organen zullen verantwoordelijk worden voor de verdeling van de middelen over de lokale entiteiten binnen de rechterlijke orde. De minister van Justi-tie zal in overleg met deze twee organen het kader uitzetten waarbinnen de rechterlijke orde kan opereren. Het kader zelf zal via beheersplannen worden ingevuld door de rechterlijke orde.

• Het College van het Openbaar Ministerie (5 Procureurs-generaal, 3 leden van de Raad van Procureurs des Konings, 1 lid van de Raad voor Arbeids-auditeurs, 1 Federale Procureur) Het College van het OM wordt bevoegd voor het beheer van het OM en zal een andere samenstelling hebben dan het bestaande College van Procureurs-Generaal. Het college van PG’s blijft daarnaast bestaan en blijft verantwoordelijk voor het uitzetten van het strafrech-telijk beleid. Het College van het OM zal integrale kwaliteit na-streven op het vlak van communicatie, kennisbeheer, kwaliteit, werkprocessen, de implementatie van de informatisering, strategisch personeelsbeleid, statis-tiek, werklastmeting en werklastverdeling om zo bij te dragen aan een toegankelijke, onafhankelijke, tijdige en kwaliteitsvolle rechtshandhaving. Het kan dwingende richtlijnen en aanbevelingen geven aan de directiecomités die de lokale entiteiten verte-genwoordigen. Het verdeelt de beschikbare middelen over de parketten op basis van de beheersplannen die de directiecomités van deze lokale entiteiten opstellen. Het College neemt beslissingen bij meerderheid

Page 13: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

• Het College van Hoven en Rechtbanken (3 Eerste Voorzitters Hoven van Beroep, 1 Eerste Voorzitter Arbeidshof, 2 Voorzitters Eerste Aanleg, 1 Voorzitter Koophandel, 1 Voorzitter Arbeidsrechtbank, 1 Voorzitter Vrede- en Politierechtbank) Het College van Hoven en Rechtbanken zal maatrege-len nemen die een toegankelijke onafhankelijke, tij-dige en kwaliteitsvolle rechtspraak verzekeren door het organiseren van onder meer communicatie, kennisbe-heer, kwaliteit, werkprocessen, implementatie van de informatisering, het strategisch personeelsbeleid, de statistiek, de werklastmeting en werklastverdeling. Het kan dwingende richtlijnen en aanbevelingen geven aan de directiecomités die de lokale entiteiten vertegenwoordigen en zal de beschikbare middelen verdelen over de Hoven en Rechtbanken op basis van de beheersplannen die de directiecomités van deze lokale entiteiten opstellen. De Voorzitter van het College wordt verkozen voor 2,5 jaar uit de leden van het College. Het College neemt beslissingen bij meerderheid.

• De directiecomités Op het niveau van elk hof, elke rechtbank en elk parket wordt een directiecomité gevormd (art. 19 van de wet van ….) . De samenstelling verschilt naargelang de instelling. Zo bestaat het directiecomité van de recht-bank van eerste aanleg van een arrondissement uit de voorzitter, de afdelingsvoorzitters en de hoofdgriffier. Het directiecomité staat de korpschef bij in de algemene leiding, de organisatie en het beheer van de gerechtelijke entiteit. Het stelt het beheersplan op, en staat in voor zijn uitvoering. Uiteraard heeft het geen enkele bevoegdheid inzake de proces-rechterlijke behandeling van geschillen of individuele zaken. Het directiecomité beslist bij consensus. Bij gebrek daaraan beslist de korpschef.

Voor het beheer van de hoven, rechtbanken en parketten werden ook nieuwe beheerstechnieken in de wet ingeschre-ven:

• Beheersplannen en –overeenkomsten De minister van Justitie sluit een beheersovereen-komst af met elk van de twee Colleges. Aan deze beheersovereenkomst wordt een resultaatverbintenis verbonden op basis waarvan personeel en middelen worden toegekend. De instellingen zullen met de minister onderhandelen over de middelen die ze vragen en zullen moeten verantwoorden op welke manier deze middelen zullen worden aangewend. Binnen de verkregen enveloppe is het daarna aan de beheerorganen zelf om, in overleg met de lokale enti-teiten, te bepalen hoe deze middelen worden verdeeld over de verschillende afdelingen binnen de rechterlijke orde. Deze verdeling zal gebeuren op basis van een beheersplan dat de lokale entiteiten moeten opstellen en voorleggen aan de Colleges. De lokale entiteiten worden aangestuurd door een directiecomité

• Het zaakverdelingsreglement Voortaan wordt elke rechtbank verantwoordelijk voor de verdeling van de zaken over de verschillende plaat-sen van haar territorium. Ze krijgt meer beheersauto-nomie, dus kan ze ook de essentie van haar werking, namelijk de rechtspraak, organiseren, iets wat tot nog toe door ‘de Koning’ gebeurde, de minister dus. Vooral wordt daardoor de mogelijkheid gecreëerd dat één specialisatie aan één afdeling wordt toegekend, om recht te spreken voor heel het rechtsgebied, de provincie dus. Daarom introduceert de hervorming een nieuw begrip: het zaakverdelingsreglement. Dat zaakverdelingsregle-ment zal door de korpschef van de rechtbank worden opgemaakt. Het openbaar ministerie, de griffie en de advocatuur zullen daarbij verplicht hun advies moeten geven, opdat de belangen van de partners van de rechtbank en van de rechtszoekende mee ingecalu-culeerd zouden worden. Het eindresultaat wordt ter ondertekening voorgelegd aan ‘de Koning’, waarbij die enkel nog een toetsing van het algemeen belang doet (worden er de facto geen afdelingen ontmanteld, moet de rechtszoekende niet teveel verplaatsingen doen, is de toegang tot justitie gewaarborgd …). Nadien wordt het reglement ook publiek gemaakt, op een website.

Page 14: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Tenslotte voorziet de hervorming ook in nieuwe contro-lemechanismen. Op basis van de beheersplannen die de lokale entiteiten opstellen, zal het bevoegde College evalu-eren of de doelstellingen gehaald worden en de toegekende middelen moeten worden aangepast. Elk jaar zullen zowel de Colleges als de lokale entiteiten een werkingsverslag moeten afleveren. De Colleges zullen hun rapport jaarlijks overmaken aan de minister van Justitie en het parlement. De Colleges zullen elk een cel “Interne Audit” krijgen die verantwoordelijk wordt voor het begeleiden en controleren van de beheermethodes. Deze cel “Interne Audit” zal niet bevolkt worden door magistraten, maar door speciaal opgeleide personen.

Twee regeringscommissarissen, één van de FOD Justitie en één van de FOD Budget & Begroting, zullen deelnemen aan de vergaderingen van de Colleges en zullen beschikken over een raadgevende stem. Zij kunnen tussenkomen bij de ministers indien zij menen dat een beslissing werd geno-men die in strijd is met de wet of de beheersovereenkomst.

C. Doelstellingen en motivatieBij de bespreking van de voorstellen in het parlement heeft de minister zich herhaaldelijk uitgesproken over de doelstel-lingen en de motieven achter de hervorming. Die zijn als volgt samen te vatten:

• Het wegwerken van de achterstand en het snel-ler recht spreken: vooral door het beter inzetten van magistraten via de verhoogde mobiliteit, en een betere organisatie van rechtszittingen

• Een grotere slagkracht door een betere inzet van middelen: de taken en middelen van zetel en openbaar ministerie waren versnipperd over teveel rechtbanken en teveel rechtsgebieden. Middelen en personeelsbestand werden centraal aangestuurd vanuit Brussel. Nu werden grote bestuurseenheden ge-creëerd, die ook grotendeels hun eigen beheer bepalen

• Meer specialisatie: de schaalvergroting in bepaalde zeer technische domeinen zowel bij de zetel als bij het openbaar ministerie maken een verdere ontwikkeling naar gespecialiseerde competentiecentra mogelijk, naar analogie met de evolutie in de advocatuur.

• Betere dienstverlening en een grotere nabij-heid tot de burger: rechtspraak en Justitie moeten uitgebouwd worden als een volwaardige dienst aan de bevolking waarbij helder gecommuniceerd wordt wat de mogelijkheden en de beperkingen van het systeem zijn en hoe de burger er het gemakkelijkst een beroep op kan doen. In elke fase van de rechtsgang hebben de rechtshorigen recht op een transparante communicatie over hun dossier en hun mogelijkheden. Een belangrijk uitgangspunt bij de hervorming was ook dat de be-staande zittingsplaatsen voor de rechtbanken in eerste instantie allemaal gehandhaafd zouden blijven

• Een versterking van de scheiding der machten: in de debatten werd de minister herhaaldelijk gewezen op het risico van een beïnvloeding van de rechtszit-tingen via de druk die men kan uitoefenen langs de beheersprocedures. Telkens repliceerde de minister met er naar te wijzen dat in het huidig hypercentralistisch systeem van beheer dat risico op beïnvloeding vanuit de uitvoerende macht vele malen groter was. Het contact van de minister met de rechterlijke macht over Justitie wordt voortaan beperkt tot twee momenten, die van de negotiatie met de twee Colleges over hun beheersplan- en overeenkomst.

D. De uitvoeringZoals destijds bij de politiehervorming van 1998 zal ook de Justitiehervorming van 2014 vermoedelijk verscheidene jaren in beslag nemen. Het gaat immers om een zeer omvangrijke verschuiving van bevoegdheden, territoria, besluitvormingsprocessen, middelen en mensen. Tot de eerste stadia behoren onder meer:

• de aanpassing van de structuren van andere spelers in de rechterlijke macht. De structuren van de geïntegreerde politie worden aangepast aan de nieuwe territoriale indeling (12 arrondissementen in plaats van 27) via de wet op de bijsturing van de politieher-vorming (goedgekeurd door de regering op 31 januari 2014). De Ordes van Advocaten beslisten inmiddels hun structuren eveneens aan te passen. Gerechtsdeur-waarders en Notarissen zullen ongetwijfeld volgen;

• de benoeming en installatie vanaf 1 april 2014 – de officiële start van de hervorming – van ruim 40 topver-antwoordelijken voor de nieuwe structuren, zowel bij de politie als bij de rechterlijke macht;

Page 15: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

• door de wet op het verzelfstandigd beheer komt er een gemeenschappelijk beheerscomité van het direc-tiecomité van de FOD en twee vertegenwoordiger van de Rechterlijke Orde, een voor de zetel en een voor het openbaar ministerie. Dit gemeenschappelijk beheers-comité zal de overdracht van het beheer mee organi-seren. Ook zullen twee magistraten nauw betrokken worden bij de werking van het Directoraat-generaal rechterlijke organisatie van de FOD, dat tot op heden instond voor het beheer. Deze samenwerking van de FOD justitie en de Rechterlijke Orde zal ook toelaten om een overdracht van kennis en ervaring inzake beheer te realiseren;

• het systeem van beheersovereenkomsten zal de komende jaren moeten groeien, samen met de beheersmaturiteit binnen de rechterlijke organisatie en de omvang van de middelen die via deze beheersover-eenkomst zullen overgedragen worden. De regeling moet soepel kunnen aangepast worden aan de evolu-tie. Daarom wordt de procedure voor het onderhande-len en evalueren van de beheersovereenkomsten via koninklijke besluiten geregeld;

• de details inzake het financiële beheer worden in een latere wet uitgewerkt. De personeelsmidde-len zullen in de beginjaren worden gedefinieerd onder de vorm van kaders. Op termijn echter zullen die mid-delen toegekend kunnen worden onder de vorm van budgettaire middelen. Dit zal dienen te gebeuren in functie van de beheersmaturiteit van de organisatie en de ontwikkeling van beheersinstrumenten. Ook voor werkingsmiddelen en gerechtskosten zullen aparte regelingen worden uitgewerkt.

Page 16: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

LA RÉFORME DE L’ORDE JUDICIAIRE3.

Page 17: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

La réforme de l’Ordre judiciaire (2012-14)

'Nous aurons pour objectif d'améliorer l’administration de la justice, notamment par une réduction de l'arriéré judiciaire, la modernisation des méthodes de travail des instances judiciaires, l'emploi d'un langage judiciaire

compréhensible, un examen rapide des petits litiges et une meilleure information aux justiciables.' (Accord de gouvernement du gouvernement Martens VIII, 4 mai 1988)

Le 6 février 2014, le Sénat, qui allait perdre définitive-ment sa compétence sur la Justice deux mois plus tard, a approuvé le deuxième et dernier projet de loi de la ministre de la Justice, Annemie Turtelboom (photo), qui mettait sur les rails la réforme la plus approfondie de l’Ordre judiciaire en Belgique depuis Napoléon Bonaparte.

A. Éléments déclencheursDès les années mille neuf cent quatre-vingt, l’appel à une réforme profonde de notre système judiciaire était devenu retentissant. La série d’attaques à main armée et de meurtres brutaux (encore) non élucidés, perpétrés entre 1982 et 1985 par ceux qu’on a appelés les “tueurs du Brabant” et tuant 28 personnes, et l’échec de la justice et de la police, incapables d’empêcher les enlèvements et les meurtres de 6 jeunes filles au moins par le pédophile Marc Dutroux, entre 1993 et 1996, ont mis l’opinion publique en émoi. Dans les remous de cette dernière affaire, 300 000 personnes ont afflué à Bruxelles le 20 octobre 1996 pour manifester (la “Marche blanche”).

Les commissions d’enquête parlementaires mises sur pied dans les années nonante pour examiner ces deux affaires ont abouti à des conclusions très négatives sur l’échec de la justice et de la police. Ainsi, la première commission d’enquête parlementaire sur les tueurs du Brabant a livré en 1990 quelques conclusions accablantes sur le fonctionne-ment des autorités judiciaires dans ce dossier.

‘Les instances chargées de la lutte contre la criminalité présentent des dysfonctionnements à différents niveaux. La commission a constaté des incohérences, des carences et un manque de coordination.’

‘Une autre raison pour laquelle les enquêtes ont échoué réside dans la manière dont s’effectue la communication au sein de la magistrature et des services de police. Les carences en matière de communication sont imputables à la structure même de différents corps et à la division rigoureuse du territoire en arrondissements.’

‘Les juges d’instruction étant chargés des dossiers les plus divers, il leur est impossible de consacrer suffisamment de temps à la conduite de l’instruction dans un dossier aussi com-plexe et volumineux que celui des “tueurs du Brabant”. En outre, les juges d’instruction ne disposent pas du moindre soutien logistique : informatique, téléfax, locaux de réunion.’

‘Du point de vue stratégique, c’est une erreur d’avoir centralisé les dossiers dans un arrondissement tel que celui de Nivelles, avec son effectif réduit. On constate que le transfert des dossiers de Bruxelles à Nivelles s’est déroulé d’une manière lamentable : ces dossiers sont restés en attente pendant 27 mois. Alors que le parquet général de Bruxelles et le parquet de Nivelles négo-ciaient le transfert des dossiers, officiellement, les enquêtes n’ont pas été poursuivies.’

‘La Commission a constaté que certains se sont retranchés derrière une conception très stricte du principe de la séparation des pouvoirs. Il n’a pas été possible de déterminer si, ce faisant, ils appliquaient à juste titre le principe du secret de l’instruction afin de protéger la vie privée de suspects innocents ou bien s’ils voulaient réellement dissimuler certains délits.’

(‘Constatations et conclusions’ de la première Commission d’enquête parlementaire sur les tueurs du Brabant (1988-1990), rapport Chambre 59/8-1988, p. 170-177)

Page 18: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Mais il a encore fallu un violent choc émotionnel dans l’opinion publique - avec l’évasion de Marc Dutroux, pendant quelques heures, le 23 avril 1998 - avant que les recommandations formulées ne soient traduites en action politique. Le 24 mai 1998, la majorité gouvernementale et des partis de l’opposition parvenaient à un accord politique sur un certain nombre de lignes de force en vue de réformer la police et le système juri-dique. Pour la police, cela a débouché sur à une restructuration complète cette année-là encore (loi du 7 décembre 1998). Pour la justice, les réformes ne sont pas allées au delà de l’introduc-tion de mandats limités dans le temps pour les magistrats du ministère public et les chefs de corps du siège, l’instauration d’un parquet fédéral et la création d’un Conseil supérieur de la Justice indépendant chargé de régler les nominations et de formuler des avis.

Dans les quinze années qui ont suivi, les ministres de la Justice successifs ont chaque fois fait de nouvelles tentatives pour réformer le système en profondeur. Certains d’entre eux ont atteint le stade de plans élaborés (Themis, 2005 - Atomium,

2010-2011). Toutefois, les résistances au sein de la magistra-ture et le processus décisionnel très lourd au sein de la Justice ont particulièrement compliqué la poursuite de cette évolution sur le plan politique. Les longues crises gouvernementales sur-venues entre-temps (2007-2008, 2010-2011) ont également rompu chaque fois la continuité de la politique.

Dans l’intervalle, l’intérêt des médias, y compris internationaux, pour le thème de la Justice s’est accru, tout comme la critique. L’arriéré judiciaire, des acquittements dans des dossiers de fraude pour cause de prescription ou de vices de procédure, la longueur des procédures (Dutroux, par exemple, a été jugé huit ans après son arrestation), la non-exécution des peines de moins de trois ans en raison de la surpopulation dans les prisons, les fiascos prétendus ou réels de magistrats et un appel croissant pour une approche plus dure de la criminalité ont rompu durablement la confiance dans le pouvoir judiciaire, comme le révéla notamment le baromètre de la Justice en 2010 (une enquête dans la population sur un échantillon représenta-tif de 3000 sondés) :

Page 19: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Le 6 décembre 2011, le gouvernement Di Rupo entrait en fonction, après 540 jours de crise gouvernementale. Une réforme de la Justice était annoncée dans son accord de gouvernement, comme dans tous les accords de gouverne-ment depuis 1985. Le nouveau ministre de la Justice était une surprise : Annemie Turtelboom, qui, juste après avoir été la première femme ministre de l’Intérieur depuis 1830, devenait à présent la première Flamande à la Justice. De plus, elle était économiste et le deuxième non-juriste seule-ment à ce département en presque deux siècles. Elle avait à peine 28 mois devant elle avant les élections suivantes.

Mais dès le 17 avril 2012, Annemie Turtelboom recevait l’approbation du gouvernement sur ses lignes de force d’une réforme. Elle les développa les mois suivants en trois projets de loi : un sur l’agrandissement d’échelle des arrondisse-ments judiciaires, un sur la mobilité des magistrats et un sur la gestion autonome de l’Ordre judiciaire. Le gouver-nement approuva les deux premiers, qui furent fusionnés, en avril 2013 et le troisième en octobre de la même année. La Chambre approuva le premier texte le 18 juillet 2013, le Sénat suivit en octobre. Ce texte est devenu la loi du 1er décembre 2013 portant réforme des arrondis-sements judiciaires et modifiant le Code judiciaire en vue d’une plus grande mobilité des membres de l’Ordre judiciaire. Le deuxième projet, qui deviendra la loi du ... relative à l’introduction d’une gestion auto-nome pour l’Organisation judiciaire, a reçu le feu vert de la Chambre en décembre et du Sénat le 6 février.

L’approbation inespérée en un minimum de temps d’une réforme attendue depuis longtemps en a surpris plus d’un. À gauche et à droite, on a critiqué le fait que trop peu d’acteurs concernés avaient été consultés ou qu’il a été trop peu tenu compte de l’opinion d’un grand nombre d’organes consultatifs. Annemie Turtelboom a souligné qu’elle avait bel et bien soumis la réforme à un petit groupe représentatif de magistrats et a pour le reste réfuté la critique : ‘Après trente ans de droit de parole, il était temps de trancher’.

B. Nouvelle législationLa loi du 1er décembre 2013 crée surtout une nouvelle structure territoriale pour la justice belge, basée sur 12 arrondissements judiciaires au lieu de 27 auparavant. Cette centralisation de fait des structures jusqu’au niveau des pro-vinces administratives (avec des exceptions pour Liège, le Brabant flamand et Bruxelles) a rendu possibles la mobilité et la spécialité de la magistrature. Elle a également créé les conditions de ce que la ministre a appelé “une décentrali-

sation de la gestion”, loin de l’approche hypercentralisée à Bruxelles (où toutes les commandes étaient passées et facturées jusqu’à alors, y compris pour les bics du palais de justice de Furnes ou d’Arlon). Cela a également entraîné la nécessité de restructurer le Collège des procureurs géné-raux et d’instituer un nouveau Collège du siège, en plus de l’installation de comités de direction dans chaque arrondis-sement.

B.1. L’agrandissement d’échelleGlobalement, la structure territoriale, la répartition des tribunaux et les techniques de gestion au sein de la justice sont toujours les mêmes depuis qu’elles ont été créées lors de l’annexion de nos régions à la République française en 1795.

L’Assemblée nationale à Paris, issue de la Révolution française, a créé en 1790 les départements, les arrondis-sements et les cantons. Cette structure a été imposée à nos contrées également en 1795, après l’annexion des Pays-Bas autrichiens, et est restée inchangée après la création du royaume des Pays-Bas en 1815 et après l’indépendance de la Belgique en 1830. Dès 1815, les départements ont toutefois reçu une nouvelle dénomination : provinces.

Le nouvel ordre judiciaire s’est également greffé sur cette subdivision issue de la Révolution française, avec une Cour de cassation, des cours d’appel, des cours d’assises, des tribunaux de première instance (comportant des tribunaux civils et des tribunaux correctionnels), des justices de paix et des tribunaux de police ainsi que, dans les grandes villes de commerce, des tribunaux de commerce.

Depuis, cette structure n’a plus connu aucun changement radical. Par contre, il y a eu un processus d’adaptation progressif, avec notamment l’approbation de la loi sur l’organisation judiciaire de 1869 et l’introduction du Code judiciaire en 1967. Cela s’est traduit de facto à la constitu-tion des 27 arrondissements que nous connaissons jusqu’à aujourd’hui.

Page 20: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Arlon

Neufchâteau

Marche-En-Famenne

Verviers

EupenLiège

Huy

Dinant

Namur

Charleroi

NivellesTournai

Mons

Tongeren

Hasselt

Leuven

Antwerpen

Mechelen

Turnhout

Oudenaarde

Gent

BrusselKortrijk

Veurne

Brugge

Ieper

WEST-VLAANDERENDendermonde

OOST-VLAANDEREN ANTWERPEN

LIMBURG

HAINAUT

Brussel

Bruxelles

LEUVEN

BRABANT-WALLON

LIÈGE

EUPENNAMUR

LUXEMBOURG

La loi du 1er décembre 2013 (en particulier les articles 109-118) a opté pour 12 nouveaux arrondissements judiciaires. Huit de ces arrondissements coïncident avec les limites des provinces administratives (les huit premiers ci-dessous). En raison de la problématique communautaire, l’arrondissement de Bruxelles a été maintenu (avec des tribunaux “dédoublés” et des parquets scindés pour Hal-Vilvorde, sur la base de la loi du 19 juillet 2012 portant réforme de l’arrondissement judiciaire de Bruxelles) et l’arrondissement de Louvain, en Brabant flamand, est également resté séparé. La province de Liège est pour ainsi dire également un tout, exception faite de l’arrondissement judiciaire distinct d’Eupen, le plus petit, qui encadre les 6 communes de la Communauté germanophone.

1. Flandre occidentale (Bruges - Courtrai - Furnes - Ypres)2. Flandre orientale (Gand - Termonde - Audenarde)3. Anvers (Anvers - Turnhout - Malines)4. Limbourg (Hasselt - Tongres)5. Brabant wallon6. Hainaut (Mons - Tournai - Charleroi)

Le Hainaut devient un arrondissement unique, avec un seul président du tribunal au niveau du siège. Au niveau du ministère public, deux sièges administratifs sont créés avec chacun un procureur du Roi.

7. Namur (Namur - Dinant)8. Luxembourg (Marche – Neufchâteau – Arlon)9. Bruxelles10. Louvain11. Liège (Liège - Verviers - Huy)12. Eupen

Page 21: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Les tribunaux de première instance et les tribunaux de police sont organisés suivant les 12 nouveaux arrondissements judiciaires. Les justices de paix restent organisées dans les cantons. Le tribunal du travail et le tribunal de com-merce sont organisés par ressort de la cour d’appel, avec de nouveau des règlements distincts pour Bruxelles/Louvain et Liège/Eupen.

En règle générale, le siège du tribunal est établi dans le chef-lieu de province. Les autres sites existants deviennent des divisions, avec la garantie qu’elles pourront poursuivre l’exercice de leurs compétences territoriales.

B.2. La mobilitéL’agrandissement d’échelle réalisé a également permis l’intro-duction d’une plus grande mobilité pour les magistrats et le personnel judiciaire (artt. 147-159 de la loi du 1er décembre 2013). Les magistrats pourront ainsi circuler plus facilement entre les différentes divisions, au sein d’un plus grand arron-dissement, et les circonstances inopinées ou prévues pourront être gérées plus rapidement. Auparavant, un magistrat qui, par exemple, était nommé dans l’arrondissement de Turnhout ne pouvait pas venir en aide dans l’arrondissement d’Anvers si ce dernier était confronté à une pénurie de magistrats. À l’avenir, ce sera bel et bien possible parce que tous les magistrats seront nommés dans le même arrondissement, dans toute la province.

Plus concrètement, la mobilité des différents magistrats et membres du personnel se traduira comme ceci :

a) les juges de paix (187 cantons, comptant chacun 1 ou 2 juges de paix répartis sur 220 sites)• sont nommés dans un canton et à titre subsidiaire dans les

autres cantons de l’arrondissement ;• sont affectés en renfort dans les autres cantons par :

• le président des juges de paix et juges au tribunal de police

• le président du tribunal de première instance de Bruxelles et d’Eupen

• peuvent être délégués, avec leur consentement, dans un canton situé dans un autre arrondissement ;

• peuvent être délégués, sans leur consentement, comme juge au tribunal de police ;

b) les juges au tribunal de police• sont nommés dans un tribunal de police : 1 par

arrondissement• Exception : 4 juges de police à Bruxelles : tribunal de

police FR, tribunal de police NL, tribunal de police de Hal et tribunal de police de Vilvorde ;

• peuvent être délégués, avec leur consentement, dans un autre arrondissement ;

• peuvent être délégués, sans leur consentement, comme juge de paix ;

c) les autres magistrats (debout et assis)• sont nommés au niveau du ressort ;• étaient déjà nommés au niveau du ressort, mais seront

immédiatement affectés à un seul (ou plusieurs) arrondissement(s). Une fois qu’ils avaient leur affec-tation, ils continuaient à y siéger, car s’ils souhaitaient changer, il fallait qu’un poste soit déclaré vacant dans l’autre arrondissement et qu’ils postulent pour ce poste.

• C’est la raison pour laquelle ils seront nommés à l’ave-nir au niveau du ressort, mais cesseront d’être affectés à un arrondissement.

Page 22: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

B.3. La gestion

“Les chefs de corps assument une responsabilité très impor-tante en ce qui concerne l’organisation de leur service. Ils exercent une surveillance sur le corps et veillent notamment à la qualité du travail fourni. La commission Dutroux plaide pour l’octroi d’une enveloppe de moyens de fonctionnement au chef de corps sur base d’une évaluation des besoins et des priorités.”(Rapport final de la commission d’enquête parlementaire sur l’affaire Dutroux - avril 1997)

Le pouvoir judiciaire est indépendant dans les décisions qu’il rend mais dépend du ministre de la Justice en ce qui concerne l’organisation de son personnel et ses moyens. Jusqu’à ce jour, cela se passait dans une structure rigide. Les finances, les ressources humaines, les bâtiments et la logis-tique étaient gérés au départ de l’administration (service public fédéral ou SPF) de la Justice à Bruxelles. De plus, la plupart des mesures sur ce plan nécessitaient au moins des arrêtés royaux, voire des modifications au Code judiciaire. L’article 382 du même Code est un exemple type :

“Le ministre de la Justice met à la disposition des premiers pré-sidents et présidents des cours et tribunaux, des juges de paix et des juges aux tribunaux de police, des procureurs généraux, (du procureur fédéral,) des procureurs du Roi et auditeurs du travail, un crédit, dont il détermine le montant, destiné à pourvoir aux menues dépenses de leurs services. Par menues dépenses, il faut entendre: les frais d’achat des registres, les abonnements aux journaux et recueils juridiques, l’acquisition de livres de droit et autres, nécessaires au service; les frais de reliure ; les frais d’impression des écritures, telles que les règlements d’ordre de service, circulaires, mercuriales ; les frais occasionnés par l’assistance en corps aux solennités publiques et convois funèbres ; les frais de fournitures de bureau et de tous autres menus objets de consommation journalière, néces-saires au service.”

À la lecture de cet article de loi, on constate non seulement qu’il est dépassé, mais également qu’il est en fait inappli-cable (et n’est d’ailleurs pas appliqué). Mais le modifier nécessite un projet de loi, deux délibérations du conseil des ministres, un avis du Conseil d’État, un débat en commission et un vote en assemblée plénière à la Chambre. S’ajoutait encore jusqu’en avril 2014 un débat en commission et un vote en assemblée plénière au Sénat.

Cette structure de gestion rigide affecte naturellement le service au citoyen, qui est compromis en raison par exemple de l’arriéré judiciaire qui ne cesse de croître. Pour y remé-dier, il est important que l’Ordre judiciaire puisse lui-même décider de l’affectation du personnel et des moyens et réagir ainsi de manière flexible aux changements de circonstances et aux situations inattendues. Cela doit en outre aller de pair avec la subsidiarité requise : au niveau où c’est le plus efficient, donc généralement au niveau du processus déci-sionnel auprès des personnes concernées même.

Pour le permettre, la réforme de la justice crée une série de nouveaux organes, qui constitueront le pivot de la nouvelle structure. Ces organes seront responsables de la réparti-tion des moyens entre les entités locales au sein de l’Ordre judiciaire. Le ministre de la Justice établira, en concertation avec ces deux organes, le cadre dans lequel l’Ordre judiciaire pourra opérer. Le cadre lui-même sera rempli par l’Ordre judiciaire via des plans de gestion. • Le Collège du ministère public

(5 procureurs généraux, 3 membres du Conseil des procureurs du Roi, 1 membre du Conseil des auditeurs du travail, 1 procureur fédéral) Le Collègue du ministère public sera compétent pour la gestion du ministère public et aura une autre compo-sition que le Collège des procureurs généraux existant. Le Collège des procureurs généraux continue d’exister et d’être responsable de la définition de la politique criminelle. Le Collège du MP recherchera la qualité intégrale dans le domaine de la communication, de la gestion des connaissances, de la qualité, des processus de travail, de l’implémentation de l’informatisation, de la politique du personnel stratégique, des statistiques, de la mesure et de la répartition de la charge de travail, afin de contribuer ainsi à une application de la loi accessible, indépendante, prompte et de qualité. Il pourra donner des directives contraignantes et des recommandations aux comités de direction qui repré-senteront les entités locales. Il répartira les moyens disponibles entre les parquets en se basant sur les plans de gestion rédigés par les comités de direction de ces entités locales. Le Collège prendra les décisions à la majorité des voix.

Page 23: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

• Le Collège des cours et tribunaux (3 premiers présidents de cours d’appel, 1 premier président de cour du travail, 2 présidents de tribunal de première instance, 1 président de tribunal de commerce, 1 président de tribunal du travail, 1 président de justice de paix et de tribunal de police) Le Collège des cours et tribunaux prendra des mesures qui garantiront l’accessibilité, l’indépendance, la qualité et la promptitude des décisions judiciaires en organisant notamment la communication, la gestion des connaissances, la qualité, les processus de travail, l’implémentation de l’informatisation, la politique du personnel stratégique, les statistiques, la mesure et la répartition de la charge de travail. Il pourra donner des directives contraignantes et des recommandations aux comités de direction qui repré-senteront les entités locales et répartira les moyens disponibles entre les cours et les tribunaux en se basant sur les plans de gestion rédigés par les comités de direction de ces entités locales. Le président du Collège sera élu pour 2,5 ans parmi les membres du Collège. Le Collège prendra les décisions à la majorité des voix.

• Les comités de direction Un comité de direction est créé au niveau de chaque cour, de chaque tribunal et de chaque parquet (art. 19 de la loi du ...). La composition diffère en fonction de l’organe. Ainsi, le comité de direction du tribunal de première instance d’un arrondissement sera composé du président, des présidents de division et du greffier en chef. Le comité de direction assiste le chef de corps dans la direction générale, l’organisation et la gestion de l’entité judiciaire. Il rédige le plan de gestion et assure son exécution. Naturellement, il n’a aucune compé-tence concernant l’examen judiciaire procédural de litiges ou de dossiers individuels. Le comité de direction décide par consensus. À défaut de consensus, c’est le chef de corps qui décide.

De plus, de nouvelles techniques de gestion ont été inscrites dans la loi pour la gestion des cours, des tribunaux et des parquets :

• Les plans et les contrats de gestion Le ministre de la Justice passe un contrat de gestion avec chacun des deux Collèges. Un engagement de résultat, sur la base duquel seront attribués le person-nel et les moyens, est lié à ce contrat de gestion. Les organes négocieront avec le ministre au sujet des moyens qu’ils demandent et devront justifier la manière dont ces moyens seront utilisés. Il appartiendra ensuite aux organes de gestion mêmes, en concertation avec les entités locales, de déterminer, dans les limites de l’enveloppe attribuée, comment ces moyens seront répartis entre les différentes divisions au sein de l’Ordre judiciaire. Cette répartition se fera sur la base d’un plan de gestion que les entités locales devront rédiger et présenter aux Collèges. Les entités locales seront dirigées par un comité de direction.

• Le règlement de répartition des affaires Dorénavant, chaque tribunal sera responsable de la répartition des affaires entre les différents sites de son territoire. Il reçoit une plus grande autonomie de gestion et peut donc organiser l’essence de son fonctionnement, c’est-à-dire rendre la justice, chose qui, jusqu’à présent, était assurée par le ‘Roi’, donc le ministre. Cela crée surtout la possibilité d’attribuer une spécialisation unique à une entité unique, pour rendre la justice dans tout le ressort, donc la province. C’est pourquoi la réforme instaure un nouveau concept : le règlement de répartition des affaires. Ce règlement de répartition des affaires sera établi par le chef de corps du tribunal. Le ministère public, le greffe et le barreau devront obligatoirement donner leur avis, afin que les intérêts des partenaires du tribunal et du justiciable soient également pris en compte. Le résultat final sera soumis à la signature du ‘Roi’, procédure qui ne consistera plus qu’à contrôler l’inté-rêt général (des divisions ne sont-elles pas de facto démantelées ? Le justiciable ne doit-il pas faire trop de déplacements ? L’accès à la justice est-il garanti ? Etc.). Ensuite, le règlement sera également rendu public, sur un site internet.

Page 24: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Enfin, la réforme prévoit aussi de nouveaux mécanismes de contrôle. Sur la base des plans de gestion établis par les entités locales, le Collège compétent évaluera si les objectifs sont atteints et si les moyens attribués doivent être adaptés. Chaque année, tant les Collèges que les entités locales devront rendre un rapport de fonctionnement. Les Col-lèges transmettront annuellement leur rapport au ministre de la Justice et au Parlement.

Les Collèges se verront chacun doter d’une cellule “Audit interne” qui sera responsable de l’accompagnement et du contrôle des méthodes de gestion. Cette cellule “Audit interne” ne sera pas composée de magistrats, mais de personnes spécialement formées à cet effet.

Deux commissaires du gouvernement, l’un du SPF Justice et l’autre du SPF Budget et Contrôle de la gestion, prendront part aux réunions des Collèges et auront une voix consultative. Ils pourront intervenir auprès des ministres s’ils estiment qu’il a été pris une décision contraire à la loi ou au contrat de gestion.

C. Objectifs et motivationLors de l’examen des propositions au Parlement, la ministre s’est prononcée à plusieurs reprises sur les objectifs et les motivations qui animent la réforme. On peut les résumer comme suit :

• Éliminer l’arriéré et rendre la justice plus rapide-ment : surtout grâce à une meilleure affectation des magistrats par le biais d’une plus grande mobilité et à une meilleure organisation des audiences.

• Créer une plus grande dynamique grâce à une meilleure affectation des moyens : les tâches et les moyens du siège et du ministère public étaient dispersés sur un trop grand nombre de tribunaux et de ressorts. Les moyens et les effectifs étaient gérés de manière centralisée à Bruxelles. Désormais, de grandes entités administratives ont été créées, qui détermine-ront en grande partie leur propre gestion.

• Une plus grande spécialisation : l’agrandisse-ment d’échelle permet dans certains domaines très techniques, tant au siège qu’au ministère public, de développer davantage des centres de compétences spécialisés, par analogie avec l’évolution chez les avocats.

Un meilleur service et une plus grande proximité pour le citoyen : la jurisprudence et la justice doivent être développées en un service à part entière à la population, dans le cadre duquel on communique en toute clarté ce que sont les possibilités et les limites du système et comment le citoyen peut y recourir le plus facilement. À chaque phase de la procédure, les justiciables ont droit à une communica-tion transparente sur leur dossier et sur leurs possibilités. Un principe important de la réforme était également de main-tenir tous les lieux d’audience existants pour les tribunaux de première instance.

• Renforcer la séparation des pouvoirs : au cours des débats, l’attention de la ministre a été attirée de manière répétée sur le risque d’une influence sur les audiences via la pression qu’on peut exercer sur le plan des procédures de gestion. Chaque fois, la ministre a répondu en soulignant que ce risque d’une influence du pouvoir exécutif était beaucoup plus grand dans l’actuel système de gestion hypercentralisé. Le contact du ministre avec le pouvoir judiciaire sur la justice sera désormais limité à deux moments, celui de la négocia-tion avec les deux Collèges sur leur plan et leur contrat de gestion.

D. ExécutionÀ l’instar de la réforme des services de police de 1998, la réforme de la justice de 2014 prendra sans doute aussi une dizaine d’années. Il s’agit en effet d’un glissement considé-rable de compétences, de territoires, de processus déci-sionnels, de moyens et de personnel. Les premiers stades englobent notamment :

• l’adaptation des structures d’autres acteurs dans le pouvoir judiciaire. Les structures de la police intégrée sont adaptées à la nouvelle division territoriale (12 arrondissements au lieu de 27) via la loi relative à l’optimalisation de la police (approuvée par le gouver-nement le 31 janvier 2014). Entre-temps, les ordres des avocats ont également décidé d’adapter leurs struc-tures. Les huissiers de justice et les notaires suivront sans aucun doute ;

• la nomination et l’installation à partir du 1er avril 2014 - lancement officiel de la réforme - d’un peu plus de 40 hauts responsables des nouvelles structures, tant à la police qu’au pouvoir judiciaire ;

Page 25: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

• un comité de gestion commun composé du comité de direction du SPF et de deux représentants de l’Ordre judiciaire, un pour le siège et un pour le ministère public, voit le jour avec la loi relative à l’introduc-tion d’une gestion autonome. Ce comité de gestion commun participera à l’organisation du transfert de la gestion. Deux magistrats seront aussi étroitement associés au fonctionnement de la direction générale Organisation judiciaire du SPF, qui était jusqu’à présent responsable de la gestion. Cette collaboration du SPF Justice et de l’Ordre judiciaire permettra également de réaliser un transfert des connaissances et de l’expé-rience en matière de gestion;

• le système des contrats de gestion est appelé à se développer dans les années à venir, parallèle-ment à la maturité de gestion au sein de l’organisation judiciaire et à l’importance des moyens qui seront transférés par le biais de ces contrats de gestion. Le règlement doit pouvoir être adapté à l’évolution avec souplesse. C’est pourquoi la procédure de négociation et d’évaluation des contrats de gestion sera réglée par des arrêtés royaux.;

• les détails relatifs à la gestion financière seront développés dans une loi ultérieure. Au cours des premières années, les moyens en personnel seront définis sous la forme de cadres. À terme, ces moyens pourront toutefois être alloués sous la forme de ressources budgétaires. Cela devra se faire progres-sivement en fonction de la maturité de gestion de l’organisation et du développement d’instruments de gestion. Les moyens de fonctionnement et les frais de justice feront également l’objet de règlements séparés.

Page 26: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

DE WET VAN 1 DECEMBER 2013 TOT HERVORMING VAN DE GERECHTELIJKE ARRONDISSEMENTEN EN TOT WIJZIGING VAN HET GERECHTELIJK WETBOEK MET HET OOG OP EEN GROTERE MOBILITEIT VAN DE LEDEN VAN DE RECHTERLIJKE ORDE

LA LOI DU 1ER DÉCEMBRE 2013 PORTANT LA RÉFORME DES ARRONDISSEMENTS JUDICIAIRES ET MODIFIANT LE CODE JUDICIAIRE EN VUE DE RENFORCER LA MOBILITÉ DES MEMBRES DE L’ORDE JUDICIAIRE

4.

Page 27: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2013/09534]

1 DECEMBER 2013. — Wet tot hervorming van de gerechtelijkearrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboekmet het oog op een grotere mobiliteit van de leden van derechterlijke orde (1)

FILIP, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :HOOFDSTUK 1. — Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld inartikel 77 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. — Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 2. In artikel 58bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bijde wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van19 juli 2012, worden volgende wijzigingen aangebracht :

a) in de bepaling onder 1° worden de woorden « toegevoegdvrederechter », « toegevoegd rechter in de politierechtbank », « entoegevoegd rechter », « toegevoegd substituut-procureur des Konings, »,« en toegevoegd substituut-arbeidsauditeur » opgeheven;

b) in de bepaling onder 2° worden de woorden « voorzitter van devrederechters en rechters in de politierechtbank, » ingevoegd tussen dewoorden « van koophandel, » en de woorden « procureur des Konings »;

c) in de bepaling onder 3° worden de woorden « afdelingsvoorzitterof » ingevoegd tussen de woorden « mandaten van » en het woord« ondervoorzitter » en worden de woorden « ondervoorzitter van devrederechters en rechters in de politierechtbank, afdelingsprocureur,afdelingsauditeur, » ingevoegd tussen de woorden « rechtbank vankoophandel » en de woorden « eerste substituut-procureur des Konings ».

Art. 3. Artikel 59 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met drieleden, luidende :

« De vrederechter-titularis benoemd in een kanton wordt in subsi-diaire orde benoemd in elk kanton van het gerechtelijk arrondissementwaarin hij krachtens de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talenin gerechtszaken kan worden benoemd.

Naargelang van de behoeften van de dienst wijst de voorzitter van devrederechters en rechters in de politierechtbank, met inachtneming vande wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, en nade betrokken magistraat te hebben gehoord, een of meer vrederechtersaan om dit ambt gelijktijdig in een of meer kantons van het gerechtelijkarrondissement uit te oefenen.

De aanwijzingsbeschikking geeft de redenen van de aanwijzing op enbepaalt de nadere regels ervan. ».

Art. 4. Artikel 60 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van11 juli 1994, wordt vervangen als volgt :

« Art 60. Er zijn politierechtbanken, bestaande uit één of meerafdelingen. Een of meer rechters oefenen er hun ambt uit in degebiedsomschrijving bepaald in het bijvoegsel bij dit Wetboek. Eenvrederechter kan bovendien tot rechter in de politierechtbank wordenbenoemd.

De politierechtbanken en hun afdelingen bestaan uit een of meerkamers.

In het gerechtelijk arrondissement Brussel worden de rechters in depolitierechtbank die worden benoemd in de personeelsformatie van deNederlandstalige politierechtbank of de politierechtbank te Halle of teVilvoorde, in subsidiaire orde in de andere Nederlandstalige politie-rechtbanken te Brussel benoemd. ».

Art. 5. In artikel 64, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordt hetwoord « gerecht » vervangen door de woorden « vredegerecht ofafdeling van de politierechtbank ».

Art. 6. Artikel 65 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van11 juli 1994, wordt vervangen als volgt

« Art. 65. § 1. Naargelang van de behoeften van de dienst wijst devoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, metinachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen ingerechtszaken, tijdelijk en met zijn of hun instemming, een of meervrederechters aan om de functie uit te oefenen van rechter in depolitierechtbank, of een of meer rechters in de politierechtbank om defunctie uit te oefenen van vrederechter in het gerechtelijk arrondisse-ment.

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2013/09534]

1er DECEMBRE 2013. — Loi portant réforme des arrondissementsjudiciaires et modifiant le Code judiciaire en vue de renforcer lamobilité des membres de l’ordre judiciaire (1)

PHILIPPE, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Les Chambres ont adopté et Nous sanctionnons ce qui suit :CHAPITRE 1er. — Disposition générale

Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l’article 77 dela Constitution.

CHAPITRE 2. — Modifications du Code judiciaire

Art. 2. A l’article 58bis du Code judiciaire, inséré par la loi du22 décembre 1998 et modifié en dernier lieu par la loi du 19 juillet 2012,les modifications suivantes sont apportées :

a) dans le 1°, les mots « juge de paix de complément, », « juge decomplément au tribunal de police, », « et juge de complément, »,« substitut du procureur du Roi de complément, », « et substitut del’auditeur du travail de complément » sont abrogés;

b) dans le 2°, les mots « président des juges de paix et des juges autribunal de police, » sont insérés entre les mots « de commerce, » et lesmots « procureurs du Roi »;

c) dans le 3°, les mots « président de division ou » sont insérés entreles mots « mandats de » et le mot « vice-président » et les mots« vice-président des juges de paix et des juges au tribunal de police,procureur de division, auditeur de division, » sont insérés entre lesmots « de commerce, » et les mots « premier substitut du procureur duRoi ».

Art. 3. L’article 59 du même Code est complété par trois alinéasrédigés comme suit :

« Le juge de paix titulaire nommé dans un canton est nommé à titresubsidiaire dans chaque canton de l’arrondissement judiciaire où il peutêtre nommé en vertu de la loi du 15 juin 1935 concernant l’emploi deslangues en matière judiciaire.

En fonction des nécessités du service le président des juges de paix etdes juges au tribunal de police désigne, dans le respect de la loi du15 juin 1935 concernant l’emploi des langues en matière judiciaire etaprès avoir entendu le magistrat concerné, un ou plusieurs juges depaix pour exercer simultanément cette fonction dans un ou plusieurscantons situés dans l’arrondissement judiciaire.

L’ordonnance de désignation indique les motifs de la désignation eten précise les modalités. ».

Art. 4. L’article 60 du même Code, remplacé par la loi du11 juillet 1994, est remplacé par ce qui suit :

« Art. 60. Il y a des tribunaux de police, composés d’une ou deplusieurs divisions. Un ou plusieurs juges y exercent leurs fonctionsdans les limites territoriales indiquées à l’annexe au présent Code. Unjuge de paix peut, en outre, être nommé juge au tribunal de police.

Les tribunaux de police et leurs divisions comprennent une ouplusieurs chambres.

Dans l’arrondissement judiciaire de Bruxelles, les juges au tribunal depolice nommés dans le cadre du personnel du tribunal de policenéerlandophone ou du tribunal de police de Hal ou de Vilvorde sontnommés à titre subsidiaire dans les autres tribunaux de policenéerlandophones de Bruxelles. ».

Art. 5. Dans l’article 64, alinéa 2, du même Code, le mot « juridic-tion » est remplacé par les mots « justice de paix ou division du tribunalde police ».

Art. 6. L’article 65 du même Code, modifié par la loi du 11 juillet 1994,est remplacé par ce qui suit :

« Art. 65. § 1er. En fonction des nécessités du service, le président desjuges de paix et des juges au tribunal de police désigne temporaire-ment, dans le respect de la loi du 15 juin 1935 concernant l’emploi deslangues en matière judiciaire et avec son ou leur consentement, un ouplusieurs juges de paix pour exercer les fonctions de juge au tribunal depolice ou un ou plusieurs juges au tribunal de police pour exercer lesfonctions de juge de paix dans l’arrondissement judiciaire.

97957MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 28: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Naargelang van de behoeften van de dienst in het gerechtelijkarrondissement Brussel wijst de voorzitter van de Nederlandstaligerechtbank van eerste aanleg, met inachtneming van de wet van15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, tijdelijk een ofmeer werkende of plaatsvervangende rechters in de politierechtbankaan, zonder dat zijn of hun instemming vereist is maar na hem of hente hebben gehoord, om tegelijkertijd een ambt uit te oefenen in eenandere politierechtbank van het arrondissement.

Naargelang van de behoeften van de dienst kan met instemming vande betrokkene of betrokkenen de eerste voorzitter van het hof vanberoep, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruikder talen in gerechtszaken en op advies van de voorzitter van devrederechters en rechters in de politierechtbank een of meer rechters inde politierechtbank, of een of meer vrederechters opdragen tegelijker-tijd een ambt uit te oefenen in een andere politierechtbank van hetrechtsgebied of in een ander vredegerecht van het rechtsgebied gelegenin een ander arrondissement dan dat waarin hij benoemd is.

§ 2. De aanwijzings- of opdrachtbeschikking geeft de redenen van deaanwijzing of opdracht op en bepaalt de nadere regels ervan.

De aanwijzing of de opdracht eindigt wanneer de reden ervanvervalt; voor de zaken waarover de debatten aan de gang zijn of die inberaad zijn, blijft de aanwijzing of de opdracht echter gelden tot aan hetvonnis. ».

Art. 7. Artikel 65bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wetvan 13 maart 2001, wordt vervangen als volgt :

« Art. 65bis. Met uitzondering van de gerechtelijke arrondissementenBrussel en Eupen is er in elk arrondissement een voorzitter enondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank.

Het voorzitterschap wordt afwisselend waargenomen door eenvrederechter en door een rechter in de politierechtbank. De ondervoor-zitter is respectievelijk vrederechter of rechter in de politierechtbank,naar gelang de voorzitter rechter in de politierechtbank dan welvrederechter is. ».

Art. 8. In artikel 66 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van15 juli 1970, wordt het eerste lid vervangen als volgt :

« De zittingen worden op de zetel of afdeling van het gerechtgehouden. Het aantal, de dagen en de duur van de gewone zittingenworden in een bijzonder reglement vastgesteld :

1° voor de politierechtbank, door de voorzitter of ondervoorzittervan de vrederechters en rechters in de politierechtbank die dehoedanigheid heeft van politierechter, na advies van de procureur desKonings en van de stafhouder(s) van de Orde of Ordes van Advocatenvan het arrondissement;

2° voor het vredegerecht, door de voorzitter of ondervoorzitter vande vrederechters en rechters in de politierechtbank die de hoedanigheidheeft van vrederechter, na advies van de betrokken vrederechter en vande stafhouder(s) van de Orde of Ordes van Advocaten van hetarrondissement.

Het bijzonder reglement wordt publiek bekendgemaakt. ».

Art. 9. Artikel 68 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :

« Art 68. De voorzitter van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank is belast met de algemene leiding en de organisatie vande politierechtbank.

Hij verdeelt de zaken overeenkomstig het zaakverdelingsreglementen het bijzonder reglement van de rechtbank.

Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan hij eendeel van de zaken die aan een kamer zijn toegewezen, onder de anderekamers van de afdeling verdelen.

Onder een behoefte van de dienst kan worden begrepen de verdelingvan de werklast, de onbeschikbaarheid van een rechter, een vereistedeskundigheid, de goede rechtsbedeling of andere daarmee vergelijk-bare objectieve redenen.

De voorzitter verdeelt de rechters over de afdelingen. Indien hij eenrechter aan een andere afdeling toewijst, hoort hij de betrokken rechteren omkleedt hij zijn beslissing met redenen. ».

Art. 10. Artikel 69 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij dewet van 13 maart 2001, wordt opgeheven.

Art. 11. Artikel 70 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van15 juli 1970, wordt opgeheven.

En fonction des nécessités du service dans l’arrondissement judiciairede Bruxelles, le président du tribunal de première instance néerlando-phone désigne temporairement, dans le respect de la loi du15 juin 1935 concernant l’emploi des langues en matière judiciaire, unou plusieurs juges au tribunal de police effectifs ou suppléants sans queson ou leur consentement soit requis mais après l’avoir ou les avoirentendu, pour exercer conjointement des fonctions dans un autretribunal de police de l’arrondissement.

En fonction des nécessités du service, le premier président de la courd’appel peut déléguer, dans le respect de la loi du 15 juin 1935 concer-nant l’emploi des langues en matière judiciaire, sur avis du présidentdes juges de paix et des juges au tribunal de police et avec leconsentement de l’intéressé ou des intéressés, un ou plusieurs juges autribunal de police ou un ou plusieurs juges de paix pour exercerconjointement des fonctions dans un autre tribunal de police du ressortou dans une autre justice de paix du ressort située dans un autrearrondissement que celui dans lequel il est nommé.

§ 2. L’ordonnance de désignation ou de délégation indique les motifsde la désignation ou de la délégation et en précise les modalités.

La désignation ou la délégation prend fin lorsque cesse la cause quil’a motivée; toutefois, pour les affaires en cours de débat ou en délibéré,la désignation ou la délégation produit ses effets jusqu’au jugement. ».

Art. 7. L’article 65bis du même Code, inséré par la loi du 13 mars 2001,est remplacé par ce qui suit :

« Art. 65bis. Dans chaque arrondissement, à l’exception des arrondis-sements judiciaires de Bruxelles et d’Eupen, il y a un président et unvice-président des juges de paix et des juges au tribunal de police.

La présidence est assurée en alternance par un juge de paix et un jugeau tribunal de police. Le vice-président est respectivement juge de paixou juge au tribunal de police, selon que le président est juge au tribunalde police ou juge de paix. ».

Art. 8. Dans l’article 66 du même Code, modifié par la loi du15 juillet 1970, l’alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :

« Les audiences sont tenues au siège ou à la division de la juridiction.Le nombre, les jours et la durée des audiences ordinaires sontdéterminés dans un règlement particulier :

1° pour le tribunal de police, par le président ou le vice-président desjuges de paix et des juges au tribunal de police qui a la qualité de jugede police, après avis du procureur du Roi et du ou des bâtonniers del’Ordre ou des Ordres des avocats de l’arrondissement;

2° pour la justice de paix, par le président ou le vice-président desjuges de paix et des juges au tribunal de police qui a la qualité de jugede paix, après avis du juge de paix concerné et du ou des bâtonniers del’Ordre ou des Ordres des avocats de l’arrondissement.

Le règlement particulier est rendu public. ».

Art. 9. L’article 68 du même Code est remplacé par ce qui suit :

« Art. 68. Le président des juges de paix et des juges au tribunal depolice est chargé de la direction générale et de l’organisation dutribunal de police.

Il répartit les affaires conformément au règlement de répartition desaffaires et au règlement particulier du tribunal.

Lorsque les nécessités du service le justifient, il peut répartir unepartie des affaires attribuées à une chambre entre les autres chambresde la division.

Par nécessité du service, il y a lieu d’entendre, la répartition de lacharge de travail, l’indisponibilité d’un juge, une exigence d’expertise,la bonne administration de la justice ou d’autres raisons objectivescomparables.

Le président répartit les juges parmi les divisions. S’il désigne un jugedans une autre division, il entend le juge concerné et motive sadécision. ».

Art. 10. L’article 69 du même Code, modifié en dernier lieu par la loidu 13 mars 2001, est abrogé.

Art. 11. L’article 70 du même Code, modifié par la loi du 15 juillet 1970,est abrogé.

97958 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 29: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 12. Artikel 71 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen alsvolgt :

« Art. 71. Naargelang van de behoeften van de dienst wijst devoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank eenvan de plaatsvervangende rechters aan als vervanger van de vrede-rechter of van de rechter in de politierechtbank.

In de aanwijzingsbeschikking wordt vermeld waarom een beroepmoet worden gedaan op een plaatsvervanger en worden de nadereregels van de aanwijzing omschreven. ».

Art. 13. In artikel 72 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 19 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° het eerste en tweede lid worden opgeheven;

2° het derde lid wordt vervangen als volgt :

« In gevallen van overmacht kan de Koning, op advies van devoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank envan de procureur des Konings, de zetel van het vredegerecht tijdelijkverplaatsen naar een andere gemeente van het arrondissement. »;

3° het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 14. In artikel 72bis, eerste en tweede lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 19 juli 2012, worden de woorden « voorzittervan de rechtbank van eerste aanleg bedoeld in dit hoofdstuk » telkensvervangen door de woorden « voorzitter bedoeld in dit hoofdstuk ».

Art. 15. In het tweede deel, boek I, titel I, hoofdstuk I, afdeling II,van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 72ter ingevoegd, luidende :

« Art. 72ter. Voor de politierechtbanken en de vredegerechtenwaarvan de zetel gevestigd is in het gerechtelijke arrondissementEupen, worden de opdrachten van de voorzitter van de vrederechtersen rechters in de politierechtbank bedoeld in dit hoofdstuk, uitgeoefenddoor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van hetarrondissement. ».

Art. 16. Artikel 73, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, wordt vervan-gen als volgt :

« Er is een rechtbank van eerste aanleg, een arbeidsrechtbank en eenrechtbank van koophandel, waarvan de gebiedsomschrijving is vast-gesteld in het bijvoegsel van dit Wetboek. ».

Art. 17. In artikel 74 van hetzelfde Wetboek, worden de volgendewijzigingen aangebracht :

1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :

« In ieder arrondissement is er een arrondissementsrechtbank diebestaat uit de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, devoorzitter van de arbeidsrechtbank, de voorzitter van de rechtbank vankoophandel en de voorzitter van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank of een door hen aangewezen rechter.

Bij staking van stemmen, beslist de voorzitter van de arrondisse-mentsrechtbank. »;

2° in het tweede lid worden de woorden « of uit de rechters die henin die respectieve rechtbanken vervangen » vervangen door de woor-den « of uit een door hen aangewezen rechter ».

Art. 18. In artikel 76 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 21 april 2007, worden de volgende wijzigingen aan-gebracht :

1° in het eerste lid worden de woorden « De rechtbank van eersteaanleg bestaat » vervangen door de woorden « De rechtbank van eersteaanleg en, in voorkomend geval, zijn afdelingen bestaan » en wordende woorden « bij de rechtbank » vervangen door de woorden « bij deafdeling van de rechtbank »;

2° in het tweede lid wordt het woord « afdelingen » vervangen doorhet woord « secties »;

3° het woord « afdeling » wordt telkens vervangen door het woord« sectie ».

Art. 19. Artikel 77, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordtvervangen als volgt :

« In de gevallen bepaald in de wet tot vaststelling van de personeels-formatie van hoven en rechtbanken bestaat ze daarenboven uit een ofmeer afdelingsvoorzitters en ondervoorzitters. ».

Art. 20. In artikel 80 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 18 december 2006, wordt het derde lid opgeheven.

Art. 12. L’article 71 du même Code est remplacé par ce qui suit :

« Art. 71. En fonction des nécessités du service, le président des jugesde paix et des juges au tribunal de police désigne parmi les jugessuppléants celui qui remplace le juge de paix ou le juge au tribunal depolice.

L’ordonnance de désignation indique les motifs pour lesquels ils’impose de faire appel à un suppléant et précise les modalités de ladésignation. ».

Art. 13. A l’article 72 du même Code, modifié par la loi du19 juillet 2012, les modifications suivantes sont apportées :

1° les alinéas 1er et 2 sont abrogés;

2° l’alinéa 3 est remplacé par ce qui suit :

« Si des circonstances de force majeure le justifient, le Roi peut, suravis du président des juges de paix et des juges au tribunal de police etdu procureur du Roi, transférer temporairement le siège du juge depaix dans une autre commune de l’arrondissement. »;

3° l’alinéa 5 est abrogé.

Art. 14. Dans l’article 72bis, alinéas 1er et 2, du même Code, insérépar la loi du 19 juillet 2012, les mots « les missions du président dutribunal de première instance visées au présent chapitre » sont chaquefois remplacés par les mots « les missions du président visé au présentchapitre ».

Art. 15. Dans la deuxième partie, livre Ier, titre Ier, chapitre Ier,section II, du même Code, il est inséré un article 72ter, rédigé commesuit :

« Art 72ter. Pour les tribunaux de police et les justices de paix dont lesiège est établi dans l’arrondissement judiciaire d’Eupen, les missionsdu président des juges de paix et des juges au tribunal de police visé auprésent chapitre sont remplies par le président du tribunal de premièreinstance de l’arrondissement. ».

Art. 16. L’article 73, alinéa 1er, du même Code, est remplacé par cequi suit :

« Il y a un tribunal de première instance, un tribunal du travail et untribunal de commerce, dont les limites territoriales sont déterminées àl’annexe du présent Code. ».

Art. 17. A l’article 74 du même Code, les modifications suivantessont apportées :

1° l’alinéa 1er est remplacé comme suit :

« Chaque arrondissement compte un tribunal d’arrondissementconstitué du président du tribunal de première instance, du présidentdu tribunal du travail, du président du tribunal de commerce et duprésident des juges de paix et des juges au tribunal de police, ou d’unjuge qu’ils désignent.

En cas de parité des voix, la décision appartient au président dutribunal d’arrondissement. »;

2° dans l’alinéa 2 les mots « ou des juges qui, dans chacun de cestribunaux, les remplacent » sont remplacés par les mots « ou d’un jugequ’ils désignent ».

Art. 18. A l’article 76 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 21 avril 2007, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’alinéa 1er, les mots « Le tribunal de première instancecomprend » sont remplacés par les mots « Le tribunal de premièreinstance et le cas échéant, ses divisions, comprennent » et les mots« pour le tribunal » sont remplacés par les mots « pour la division dutribunal »;

2° dans le texte néerlandais de l’alinéa 2, le mot « afdelingen » estremplacé par le mot « secties »;

3° dans le texte neérlandais le mot « afdeling » est chaque foisremplacé par le mot « sectie ».

Art. 19. L’article 77, alinéa 2, du même Code, est remplacé par ce quisuit :

« Dans les cas déterminés par la loi établissant le cadre du personneldes cours et tribunaux, il se compose en outre d’un ou de plusieursprésidents de division et vice-présidents. ».

Art. 20. Dans l’article 80 du même Code, modifié en dernier lieu parla loi du 18 décembre 2006, l’alinéa 3 est abrogé.

97959MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 30: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 21. Artikel 82, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordtvervangen als volgt :

« In de gevallen bepaald in de wet tot vaststelling van de personeels-formatie van hoven en rechtbanken, bestaat zij bovendien uit een ofmeer afdelingsvoorzitters, ondervoorzitters en een of meer rechters inde arbeidsrechtbank. ».

Art. 22. Artikel 85, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordtvervangen als volgt :

« In de gevallen bepaald in de wet tot vaststelling van de personeels-formatie van hoven en rechtbanken, bestaat zij bovendien uit een ofmeer afdelingsvoorzitters, ondervoorzitters en een of meer rechters inde rechtbank van koophandel. ».

Art. 23. In het tweede deel, boek I, titel I, hoofdstuk II van hetzelfdeWetboek, worden de afdeling VIbis, alsook artikel 86bis, ingevoegd bijde wet van 10 februari 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van3 mei 2003, opgeheven.

Art. 24. In artikel 87 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 17 mei 2006 wordt tussen het tweede en het derde lid eenlid ingevoegd, luidende :

« In de aanwijzingsbeschikking wordt vermeld waarom een beroepmoet worden gedaan op een plaatsvervanger en worden de nadereregels van de aanwijzing omschreven. ».

Art. 25. In artikel 88 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 3 december 2006, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt :

« § 1. Het bijzonder reglement voor elke rechtbank wordt bijbeschikking van de voorzitter van de rechtbank vastgesteld na adviesvan, naar gelang van het geval, de eerste voorzitter van het hof vanberoep of de eerste voorzitter van het arbeidshof, van de procureur-generaal en, naar gelang van het geval, van de procureur des Koningsof van de arbeidsauditeur, van de hoofdgriffier van de rechtbank en vande stafhouders van de Orde of Ordes van advocaten van hetarrondissement. Het advies van de voorzitter van de arbeidsrechtbankis eveneens vereist voor de in artikel 76, zesde lid, bedoelde gespecia-liseerde correctionele kamers. Het bijzonder reglement wordt publiekbekendgemaakt. »;

2° paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt :

« § 2. Incidenten in verband met de verdeling van de zaken onder deafdelingen, secties, kamers of rechters van een zelfde rechtbank wordenop de volgende manier geregeld : »;

3° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden « De procureurgehoord » vervangen door de woorden « Na advies van de procureurdes Konings of de arbeidsauditeur » en worden de woorden « recht-bank van eerste aanleg » vervangen door het woord « rechtbank ».

Art. 26. Artikel 90 van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 25 april 2007, wordt vervangen als volgt :

« Art 90. De voorzitter is belast met de algemene leiding en deorganisatie van de rechtbank.

In de gevallen bepaald in de wet tot vaststelling van de personeels-formatie van hoven en rechtbanken staat een afdelingsvoorzitter devoorzitter bij in de leiding van de rechtbank en haar afdelingen.

De voorzitter verdeelt de zaken overeenkomstig het zaakverdelings-reglement en het bijzonder reglement van de rechtbank. Wanneer debehoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan hij een deel van dezaken die aan een kamer zijn toegewezen, onder de andere kamers vande afdeling verdelen.

Onder een behoefte van de dienst kan worden begrepen de verdelingvan de werklast, de onbeschikbaarheid van een rechter, een vereistedeskundigheid, de goede rechtsbedeling of een andere daarmeevergelijkbare objectieve reden.

De voorzitter verdeelt de rechters over de afdelingen. Indien hij eenrechter aan een andere afdeling toewijst, hoort hij de betrokken rechteren omkleedt hij zijn beslissing met redenen. ».

Art. 27. In het tweede deel, boek I, titel I, hoofdstuk II, van hetzelfdeWetboek wordt het opschrift van afdeling IX vervangen als volgt :« Opdracht en aanwijzing van rechters ».

Art. 21. L’article 82, alinéa 2, du même Code, est remplacé par ce quisuit :

« Dans les cas déterminés par la loi établissant le cadre du personneldes cours et tribunaux, il se compose en outre d’un ou de plusieursprésidents de division et vice-présidents et d’un ou de plusieurs jugesau tribunal du travail. ».

Art. 22. L’article 85, alinéa 2, du même Code, est remplacé par ce quisuit :

« Dans les cas déterminés par la loi établissant le cadre du personneldes cours et tribunaux, il se compose en outre d’un ou de plusieursprésidents de division et vice-présidents et d’un ou de plusieurs jugesau tribunal de commerce. ».

Art. 23. Dans la deuxième partie, livre Ier, titre Ier, chapitre II, dumême Code, la section VIbis ainsi que l’article 86bis, inséré par la loi du10 février 1998 et modifié en dernier lieu par la du 3 mai 2003, sontabrogés.

Art. 24. Dans l’article 87 du même Code, modifié en dernier lieu parla loi du 17 mai 2006, un alinéa rédigé comme suit est inséré entre lesalinéas 2 et 3 :

« L’ordonnance de désignation indique les motifs pour lesquels ils’impose de faire appel à un suppléant et précise les modalités de ladésignation. ».

Art. 25. A l’article 88 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 3 décembre 2006, les modifications suivantes sont apportées :

1° le paragraphe 1er, alinéa 1er, est remplacé par ce qui suit :

« § 1er. Le règlement particulier de chaque tribunal est établi parordonnance du président du tribunal, après avis, selon le cas, dupremier président de la cour d’appel ou du premier président de la courdu travail, du procureur général et, selon le cas, du procureur du Roi oude l’auditeur du travail, du greffier en chef du tribunal et des bâtonniersde l’Ordre ou des Ordres des avocats de l’arrondissement. L’avis duprésident du tribunal du travail est également requis pour les chambrescorrectionnelles spécialisées visées à l’article 76, alinéa 6. Le règlementparticulier est rendu public. »;

2° le paragraphe 2, alinéa 1er, est remplacé par ce qui suit : »;

« § 2. Les incidents qui sont soulevés au sujet de la répartition desaffaires entres les divisions, les sections, les chambres ou les juges d’unmême tribunal sont réglés de la manière suivante : »;

3° dans le paragraphe 2, alinéa 2, les mots « Le procureur du Roientendu » sont remplacés par les mots « Après avis du procureur duRoi ou de l’auditeur du travail » et les mots « tribunal de premièreinstance » sont remplacés par le mot « tribunal ».

Art. 26. L’article 90 du même Code, remplacé par la loi du25 avril 2007, est remplacé par ce qui suit :

« Art. 90. Le président est chargé de la direction générale et del’organisation du tribunal.

Dans les cas déterminés par la loi établissant le cadre du personneldes cours et tribunaux, un président de division assiste le présidentdans la direction du tribunal et de ses divisions.

Le président répartit les affaires conformément au règlement derépartition des affaires et au règlement particulier du tribunal. Lorsqueles nécessités du service le justifient, il peut répartir une partie desaffaires attribuées à une chambre, entre les autres chambres de ladivision.

Par nécessité du service, il y a lieu d’entendre, la répartition de lacharge de travail, l’indisponibilité d’un juge, une exigence d’expertise,la bonne administration de la justice ou d’autres raisons objectivescomparables.

Le président répartit les juges parmi les divisions. S’il désigne un jugedans une autre division, il entend le juge concerné et motive sadécision. ».

Art. 27. Dans la deuxième partie, livre Ier, titre Ier, chapitre II, dumême Code, l’intitulé de la section IX est remplacé par ce qui suit :« Des délégations et désignations de juges ».

97960 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 31: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 28. In artikel 98 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 10 februari 1998, worden het eerste tot het vijfde lid vervangen alsvolgt :

« Wanneer de behoeften van de dienst binnen de rechtbank vaneerste aanleg het rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter van het hofvan beroep, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op hetgebruik der talen in gerechtszaken, via een beschikking, een rechter inde rechtbank van koophandel van het rechtsgebied van het hof vanberoep, die deze opdracht aanvaardt, opdragen er tijdelijk het ambt vanrechter uit te oefenen.

Wanneer de behoeften van de dienst binnen de rechtbank vankoophandel het rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter van het hofvan beroep, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op hetgebruik der talen in gerechtszaken, via een beschikking, een rechter inde rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hof vanberoep, die deze opdracht aanvaardt, opdragen er tijdelijk het ambt vanrechter uit te oefenen.

In dezelfde omstandigheden kan de eerste voorzitter ook een rechtervan het rechtsgebied van het hof van beroep die deze opdrachtaanvaardt via een beschikking opdragen zijn ambt bijkomend en vooreen bepaalde termijn uit te oefenen in een rechtbank van eerste aanlegof een rechtbank van koophandel die in dat rechtsgebied ligt.

Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen kunnen, inhet rechtsgebied van het hof van beroep te Luik, naargelang het geval,respectievelijk de eerste voorzitter van het hof van beroep of de eerstevoorzitter van het arbeidshof, de rechters in de rechtbank van eersteaanleg, de rechters in de rechtbank van koophandel en de rechters in dearbeidsrechtbanken, met hun instemming en met inachtneming van dewet van 15 juni 1935 op gebruik der taal in gerechtszaken, opdrachtgeven, zowel in de rechtbank van eerste aanleg als in de rechtbank vankoophandel of de arbeidsrechtbank van het gerechtelijk arrondissementEupen. Naargelang van het geval kunnen de eerste voorzitter van hethof van beroep of de eerste voorzitter van het arbeidshof respectievelijkrechters in de rechtbank van koophandel en in de arbeidsrechtbank vanEupen met hun instemming opdracht geven, hetzij in een rechtbankvan koophandel of in een rechtbank van eerste aanleg van hetrechtsgebied, hetzij in een arbeidsrechtbank van het rechtsgebied.

In de beschikking wordt vermeld waarom een beroep moet wordengedaan op een rechter van een andere rechtbank van het rechtsgebieden worden de nadere regels van de opdracht omschreven. ».

Art. 29. In artikel 99 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « ofplaatsvervangende rechter » opgeheven.

Art. 30. In het tweede deel, boek I, titel I, hoofdstuk II, afdeling IX,van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 99ter ingevoegd, luidende :

« Art. 99ter. Naargelang van de behoeften van de dienst kan de eerstevoorzitter van het hof van beroep een rechter in de rechtbank van eersteaanleg of een rechter in de rechtbank van koophandel, benoemd in hetrechtsgebied, met zijn instemming opdragen zijn ambt uit te oefenen inhet hof van beroep.

Naargelang van de behoeften van de dienst kan de eerste voorzittervan het arbeidshof een rechter in de arbeidsrechtbank, benoemd in hetrechtsgebied, met zijn instemming opdragen zijn ambt uit te oefenen inhet arbeidshof.

In de beschikking wordt vermeld waarom een beroep moet wordengedaan op een rechter en worden de nadere regels van de opdrachtomschreven. ».

Art. 31. In de Franse tekst van het tweede deel, boek I, titel I,hoofdstuk II, van hetzelfde Wetboek, wordt het opschrift van afdeling Xvervangen als volgt : « Nominations simultanées dans plusieurs tribu-naux ».

Art. 32. Artikel 100 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wettenvan 15 juli 1970 en 22 december 1998, wordt vervangen als volgt :

« Art. 100. § 1. De rechters benoemd in een rechtbank van eersteaanleg worden, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op hetgebruik der talen in gerechtszaken, in subsidiaire orde benoemd in deandere rechtbanken van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hofvan beroep.

De substituten benoemd in een parket van de procureur des Koningsworden, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruikder talen in gerechtszaken, in subsidiaire orde benoemd in de andereparketten van de procureur des Konings van het rechtsgebied.

§ 2. De aanwijzing van een magistraat buiten het rechtscollege of hetparket in de personeelsformatie waarvan hij in hoofdorde wordtbenoemd, wordt in onderling overleg tussen de betrokken korpschefsgeregeld nadat de betrokkene werd gehoord. De gemeenschappelijkebeslissing bepaalt de nadere regels van de aanwijzing.

Art. 28. Dans l’article 98 du même Code, modifié par la loi du10 février 1998, les alinéas 1er à 5 sont remplacés par ce qui suit :

« Lorsque les nécessités du service au sein d’un tribunal de premièreinstance le justifient, le premier président de la cour d’appel peut, dansle respect de la loi du 15 juin 1935 sur l’emploi des langues en matièrejudiciaire, déléguer par ordonnance un juge au tribunal de commercedu ressort de la cour d’appel, qui accepte cette délégation, pour yexercer temporairement les fonctions de juge.

Lorsque les nécessités du service au sein d’un tribunal de commercele justifient, le premier président de la cour d’appel peut, dans le respectde la loi du 15 juin 1935 sur l’emploi des langues en matière judiciaire,déléguer par ordonnance un juge au tribunal de première instance duressort de la cour d’appel, qui accepte cette délégation, pour y exercertemporairement les fonctions de juge.

Dans les mêmes circonstances, le premier président peut égalementcharger par ordonnance un juge du ressort de la cour d’appel quiaccepte cette délégation, d’exercer ses fonctions, à titre complémentaireet pour un délai déterminé, dans un tribunal de première instance ouun tribunal de commerce situé dans ce ressort.

Lorsque les nécessités du service le justifient, les juges au tribunal depremière instance, les juges au tribunal de commerce et les juges autribunal du travail peuvent, dans le ressort de la cour d’appel de Liège,selon le cas, être respectivement délégués par le premier président de lacour d’appel ou le premier président de la cour du travail, avec leurconsentement et dans le respect de la loi du 15 juin 1935 sur l’emploides langues en matière judiciaire, tant au tribunal de première instancequ’au tribunal de commerce ou au tribunal du travail de l’arrondisse-ment judiciaire d’Eupen. Les juges au tribunal de commerce et les jugesau tribunal du travail de l’arrondissement d’Eupen peuvent, selon lecas, être respectivement délégués par le premier président de la courd’appel ou le premier président de la cour du travail, avec leurconsentement, soit dans un tribunal de commerce ou dans un tribunalde première instance du ressort, soit dans un tribunal du travail duressort.

L’ordonnance indique les motifs pour lesquels il est nécessaire defaire appel à un juge d’une autre juridiction du ressort et précise lesmodalités de la délégation. ».

Art. 29. Dans l’article 99 du même Code, les mots « ou le jugesuppléant » sont abrogés.

Art. 30. Dans la deuxième partie, livre Ier, titre Ier, chapitre II, sectionIX, du même Code, il est inséré un article 99ter rédigé comme suit :

« Art. 99ter. En fonction des nécessités du service, un juge au tribunalde première instance ou un juge au tribunal de commerce, nommé dansle ressort, peut, avec son consentement, être délégué par le premierprésident de la cour d’appel pour exercer ses fonctions à la courd’appel.

En fonction des nécessités du service, un juge au tribunal du travailnommé dans le ressort peut, avec son consentement, être délégué par lepremier président de la cour du travail pour exercer ses fonctions à lacour du travail.

L’ordonnance indique les motifs pour lesquels il s’impose de faireappel à un juge et précise les modalités de la délégation. ».

Art. 31. Dans la deuxième partie, livre Ier, titre Ier, chapitre II, dumême Code, l’intitulé de la section X est remplacé par ce qui suit :« Nominations simultanées dans plusieurs tribunaux ».

Art. 32. L’article 100 du même Code, modifié par les lois du15 juillet 1970 et 22 décembre 1998, est remplacé par ce qui suit :

« Art. 100. § 1er. Les juges nommés dans un tribunal de premièreinstance sont, dans le respect de la loi du 15 juin 1935 concernantl’emploi des langues en matière judiciaire, nommés à titre subsidiairedans les autres tribunaux de première instance du ressort de la courd’appel.

Les substituts nommés dans un parquet du procureur du Roi sont,dans le respect de la loi du 15 juin 1935 concernant l’emploi des languesen matière judiciaire, nommés à titre subsidiaire dans les autresparquets du procureur du Roi du ressort.

§ 2. La désignation d’un magistrat en dehors de la juridiction ou duparquet dans le cadre du personnel duquel il est nommé à titreprincipal, est réglée de commun accord entre les chefs de corpsconcernés, après avoir entendu l’intéressé. La décision communeprécise les modalités de la désignation.

97961MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 32: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

De aanwijzingsbeschikking omschrijft de redenen waarom hetnoodzakelijk is een beroep te doen op een magistraat benoemd inhoofdorde in de personeelsformatie van een andere rechtbank of parketen omschrijft de nadere regels van de aanwijzing. De aanwijzing geldtvoor een hernieuwbare periode van ten hoogste een jaar.

De instemming van de aangewezen magistraat is niet vereist.

Ingeval de korpschefs weigeren of bij gebreke van een akkoord overde nadere regels van de aanwijzing, beslist, naar gelang van het geval,de eerste voorzitter van het hof van beroep of de procureur-generaal bijhet hof van beroep op grond van een met redenen omkleed advies vande korpschefs die betrokken zijn bij deze aanwijzing.

§ 3. Een magistraat benoemd overeenkomstig § 1 wordt nietbenoemd in de personeelsformatie van de rechtscolleges of van deparketten waarin hij in subsidiaire orde wordt benoemd.

§ 4. De rechters benoemd in de Franstalige rechtbank van eersteaanleg te Brussel worden in subsidiaire orde benoemd in de rechtbankvan eerste aanleg te Waals-Brabant en de rechters benoemd in derechtbank van eerste aanleg te Waals-Brabant worden in subsidiaireorde benoemd in de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel.De rechters benoemd in de Nederlandstalige rechtbank van eersteaanleg te Brussel worden in subsidiaire orde benoemd in de rechtbankvan eerste aanleg te Leuven en de rechters benoemd in de rechtbankvan eerste aanleg te Leuven worden in subsidiaire orde benoemd in deNederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel.

De substituten benoemd bij het parket van de procureur des Koningste Brussel, daaronder begrepen de substituten bedoeld in artikel 150,§ 3, worden, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op hetgebruik der talen in gerechtszaken, in subsidiaire orde benoemd bij hetparket van de procureur des Konings te Waals-Brabant of bij deparketten van de procureur des Konings te Leuven en te Halle-Vilvoorde. De substituten van de procureur des Konings benoemd teWaals-Brabant worden in subsidiaire orde benoemd bij het parket vande procureur des Konings te Brussel en de substituten benoemd bij hetparket van de procureur des Konings te Leuven of bij het parket van deprocureur des Konings te Halle-Vilvoorde worden in subsidiaire ordebenoemd bij het parket van de procureur des Konings te Brussel.

De rechters benoemd in de Franstalige rechtbank van koophandel teBrussel worden in subsidiaire orde benoemd in de rechtbank vankoophandel te Waals-Brabant en de rechters benoemd in de rechtbankvan koophandel te Waals-Brabant worden in subsidiaire orde benoemdin de Franstalige rechtbank van koophandel te Brussel. De rechtersbenoemd in de Nederlandstalige rechtbank van koophandel te Brusselworden in subsidiaire orde benoemd in de rechtbank van koophandelte Leuven en de rechters benoemd in de rechtbank van koophandel teLeuven worden in subsidiaire orde benoemd in de Nederlandstaligerechtbank van koophandel te Brussel.

De rechters benoemd in de Franstalige arbeidsrechtbank te Brusselworden in subsidiaire orde benoemd in de arbeidsrechtbank teWaals-Brabant en de rechters benoemd in de arbeidsrechtbank teWaals-Brabant worden in subsidiaire orde benoemd in de Franstaligearbeidsrechtbank te Brussel. De rechters benoemd in de Nederlands-talige arbeidsrechtbank te Brussel worden in subsidiaire orde benoemdin de arbeidsrechtbank te Leuven en de rechters benoemd in dearbeidsrechtbank te Leuven worden in subsidiaire orde benoemd in deNederlandstalige arbeidsrechtbank te Brussel.

De substituten van de arbeidsauditeur benoemd te Brussel wordenmet inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talenin gerechtszaken respectievelijk in subsidiaire orde benoemd in hetarbeidsauditoraat te Waals-Brabant of in de arbeidsauditoraten teLeuven en te Halle-Vilvoorde.

§ 5. De aanwijzing van een in § 4 bedoelde magistraat buiten hetrechtscollege of het parket in de personeelsformatie waarvan hij inhoofdorde wordt benoemd, wordt geregeld overeenkomstig § 2.

§ 6. Een overeenkomstig § 4 benoemde magistraat wordt nietbenoemd in de personeelsformatie van het rechtscollege of van hetparket waarin hij in subsidiaire orde wordt benoemd. ».

Art. 33. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 100/1 ingevoegd,luidende :

« Art. 100/1. In het gerechtelijk arrondissement Eupen worden derechters die benoemd zijn in een rechtbank, in subsidiaire ordebenoemd in de andere rechtbanken, bedoeld in dit hoofdstuk, van hetarrondissement. ».

L’ordonnance de désignation indique les motifs pour lesquels il estnécessaire de faire appel à un magistrat nommé à titre principal dans lecadre du personnel d’un autre tribunal ou parquet et précise lesmodalités de la désignation. La désignation vaut pour une périodemaximale d’un an renouvelable.

Le consentement du magistrat désigné n’est pas requis.

En cas de refus des chefs de corps ou en l’absence d’accord sur lesmodalités de la désignation, le premier président de la cour d’appel oule procureur général près la cour d’appel, selon le cas, décide sur avismotivé des chefs de corps du ressort concernés par la désignation.

§ 3. Un magistrat nommé conformément au § 1er n’est pas nommédans le cadre du personnel des juridictions ou des parquets danslesquels il est nommé à titre subsidiaire.

§ 4. Les juges nommés au tribunal de première instance francophonede Bruxelles sont nommés à titre subsidiaire au tribunal de premièreinstance du Brabant wallon et les juges nommés au tribunal depremière instance du Brabant wallon sont nommés à titre subsidiaire autribunal de première instance francophone de Bruxelles. Les jugesnommés au tribunal de première instance néerlandophone de Bruxellessont nommés à titre subsidiaire au tribunal de première instance deLouvain et les juges nommés au tribunal de première instance deLouvain sont nommés à titre subsidiaire au tribunal de premièreinstance néerlandophone de Bruxelles.

Les substituts nommés au parquet du procureur du Roi de Bruxelles,y compris les substituts visés à l’article 150, § 3, sont, dans le respect dela loi du 15 juin 1935 concernant l’emploi des langues en matièrejudiciaire, nommés à titre subsidiaire, soit au parquet du procureur duRoi du Brabant wallon, soit aux parquets du procureur du Roi deLouvain et de Hal Vilvorde. Les substituts du procureur du Roinommés dans le Brabant wallon sont nommés à titre subsidiaire auparquet du procureur du Roi de Bruxelles et les substituts nommés auparquet du procureur du Roi de Louvain ou au parquet du procureurdu Roi de Hal-Vilvorde sont nommés à titre subsidiaire au parquet duprocureur du Roi de Bruxelles.

Les juges nommés au tribunal de commerce francophone deBruxelles sont nommés à titre subsidiaire au tribunal de commerce duBrabant wallon et les juges nommés au tribunal de commerce duBrabant wallon sont nommés à titre subsidiaire au tribunal decommerce francophone de Bruxelles. Les juges nommés au tribunal decommerce néerlandophone de Bruxelles sont nommés à titre subsi-diaire au tribunal de commerce de Louvain et les juges nommés autribunal de commerce de Louvain sont nommés à titre subsidiaire autribunal de commerce néerlandophone de Bruxelles.

Les juges nommés au tribunal du travail francophone de Bruxellessont nommés à titre subsidiaire au tribunal du travail du Brabantwallon et les juges nommés au tribunal du travail du Brabant wallonsont nommés à titre subsidiaire au tribunal du travail francophone deBruxelles. Les juges nommés au tribunal du travail néerlandophone deBruxelles sont nommés à titre subsidiaire au tribunal du travail deLouvain et les juges nommés au tribunal du travail de Louvain sontnommés à titre subsidiaire au tribunal du travail néerlandophone deBruxelles.

Les substituts de l’auditeur du travail nommés à Bruxelles sontnommés, dans le respect de la loi du 15 juin 1935 concernant l’emploides langues en matière judiciaire à titre subsidiaire près l’auditorat dutravail du Brabant wallon ou près les auditorats du travail de Louvainet Hal-Vilvorde.

§ 5. La désignation d’un magistrat visé au paragraphe 4 en dehors dela juridiction ou du parquet dans le cadre du personnel duquel il estnommé à titre principal est réglée conformément au paragraphe 2.

§ 6. Un magistrat nommé conformément au paragraphe 4 n’est pasnommé dans le cadre du personnel de la juridiction ou du parquet danslequel il est nommé à titre subsidiaire. ».

Art. 33. Dans le même Code, il est inséré un article 100/1 rédigécomme suit :

« Art. 100/1. Dans l’arrondissement judiciaire d’Eupen, les jugesnommés dans un tribunal sont nommés à titre subsidiaire dans lesautres tribunaux de l’arrondissement visés au présent chapitre. ».

97962 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 33: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 34. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 100/2 ingevoegd,luidende :

« Art 100/2. In het arrondissement Eupen wordt een enkele voorzit-ter aangewezen voor de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrecht-bank en de rechtbank van koophandel. Hij oefent binnen dezerechtbanken de bevoegdheden uit die de wet toekent aan de voorzittervan de rechtbank. ».

Art. 35. In artikel 102, § 1, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij dewetten van 27 december 2005 en 29 december 2010, wordt tussen hettweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende :

« In de aanwijzingsbeschikking wordt vermeld waarom een beroepmoet worden gedaan op een plaatsvervanger en worden de nadereregels van de aanwijzing omschreven. ».

Art. 36. In artikel 106 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 3 december 2006, wordt het eerste lid vervangen als volgt :

« Het bijzonder reglement van het hof van beroep en dat van hetarbeidshof worden door de eerste voorzitter vastgesteld, op advies vande procureur-generaal, van de hoofdgriffier en van de vergadering vande stafhouders van de balies van het rechtsgebied van het hof vanberoep, voorgezeten door de eerste voorzitter van het hof van beroep.De stafhouders kunnen evenwel hun advies schriftelijk aan de eerstevoorzitter van het hof van beroep toezenden. Het advies van de eerstevoorzitter van het arbeidshof is eveneens vereist voor de in artikel 101,derde lid, bedoelde gespecialiseerde correctionele kamer. ».

Art. 37. Artikel 113bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wetvan 10 februari 1998, wordt aangevuld met drie leden, luidende :

« Naargelang van de behoeften van de dienst kunnen de eerstevoorzitters van de hoven van beroep en van de arbeidshoven, metinachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen ingerechtszaken, in onderling overleg beslissen respectievelijk een magi-straat van een hof van beroep of van een arbeidshof, die daarmeeinstemt, opdracht te geven in een ander hof van beroep of een anderarbeidshof.

Naargelang van de behoeften van de dienst kan de eerste voorzittervan het hof van beroep, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 ophet gebruik der talen in gerechtszaken, een raadsheer bij het hof vanberoep met zijn instemming opdragen het ambt van rechter uit teoefenen in een rechtbank van eerste aanleg of in een rechtbank vankoophandel en kan de eerste voorzitter bij het arbeidshof een raadsheerbij dit hof opdragen het ambt van rechter uit te oefenen in eenarbeidsrechtbank.

In de beschikking wordt vermeld waarom een beroep moet wordengedaan op een raadsheer en worden de nadere regels van de opdrachtomschreven. ».

Art. 38. In artikel 116 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 21 december 2009, worden de woorden « hetzij in de hoofdplaatsvan andere gerechtelijke arrondissementen » vervangen door de woor-den « hetzij in een afdeling van een gerechtelijk arrondissement ».

Art. 39. Artikel 150 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet 19 juli 2012, wordt aangevuld met een § 4, luidende :

« § 4. Onverminderd artikel 137 zijn er in het gerechtelijk arrondis-sement Henegouwen twee procureurs des Konings :

1° de procureur des Konings van Charleroi oefent in de kantons vanBeaumont-Chimay-Merbes-le-Château, Binche, Charleroi, Châtelet,Fontaine-l’Evêque, Seneffe en Thuin en onder het gezag van deprocureur-generaal, het ambt van openbaar ministerie uit bij deafdelingen van de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank vankoophandel en de politierechtbank die gelegen zijn in dat grondgebied;

2° de procureur des Konings van Bergen oefent in de overige kantonsvan de provincie Henegouwen en onder het gezag van de procureur-generaal, het ambt van openbaar ministerie uit bij de afdelingen van derechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel en depolitierechtbank die gelegen zijn in dat grondgebied.

De procureur des Konings van Bergen oefent het ambt van openbaarministerie uit bij de arrondissementsrechtbank.

Binnen het grondgebied dat hem in het eerste lid is toegewezen,oefent elkeen de taken uit die de wetten en besluiten toekennen aan deprocureur des Konings van een arrondissement. In de gevallen waarinde wet bepaalt dat de procureur des Konings een advies geeft aan derechtbanken, geeft elk van beide procureurs een advies. ».

Art. 40. In artikel 151 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 17 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste lid worden de woorden « en door een of meertoegevoegde substituten aan wie opdracht is gegeven overeenkomstigartikel 326, eerste lid » opgeheven;

Art. 34. Dans le même Code, il est inséré un article 100/2 rédigécomme suit :

« Art. 100/2. Dans l’arrondissement d’Eupen, un seul président estdésigné pour le tribunal de première instance, le tribunal du travail etle tribunal de commerce. Il exerce au sein de ces tribunaux lescompétences que la loi confère au président du tribunal. ».

Art. 35. Dans l’article 102, § 1er, du même Code, modifié par les loisdes 27 décembre 2005 et 29 décembre 2010, un alinéa rédigé comme suitest inséré entre les alinéas 2 et 3 :

« L’ordonnance de désignation indique les motifs pour lesquels il estnécessaire de faire appel à un suppléant et précise les modalités de ladésignation. ».

Art. 36. Dans l’article 106 du même Code, modifié en dernier lieupar la loi du 3 décembre 2006, l’alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :

« Le règlement particulier de la cour d’appel et celui de la cour dutravail sont établis par le premier président, sur avis du procureurgénéral, du greffier en chef et de l’assemblée des bâtonniers desbarreaux du ressort de la cour d’appel, réunie sous la présidence dupremier président de la cour d’appel. Les bâtonniers peuvent cepen-dant adresser leurs avis par écrit au premier président de la courd’appel. L’avis du premier président de la cour du travail est égalementrequis pour la chambre correctionnelle spécialisée visée à l’article 101,alinéa 3. ».

Art. 37. L’article 113bis du même Code, inséré par la loi du10 février 1998, est complété par trois alinéas rédigés comme suit :

« En fonction des nécessités du service, les premiers présidents descours d’appel et des cours du travail peuvent, dans le respect de la loidu 15 juin 1935 sur l’emploi des langues en matière judicaire, décider decommun accord de déléguer respectivement un magistrat d’une courd’appel ou d’une cour du travail qui y consent dans une autre courd’appel ou dans une autre cour du travail.

En fonction des nécessités du service, un conseiller à la cour d’appelpeut, dans le respect de la loi du 15 juin 1935 sur l’emploi des languesen matière judicaire et de son consentement, être délégué par le premierprésident de la cour d’appel pour exercer les fonctions de juge dans untribunal de première instance ou de commerce et un conseiller à la courdu travail peut être délégué par le premier président de cette cour pourexercer les fonctions de juge dans un tribunal du travail.

L’ordonnance indique les motifs pour lesquels il est nécessaire defaire appel à un conseiller et précise les modalités de la délégation. ».

Art. 38. Dans l’article 116 du même Code, modifié par la loi du21 décembre 2009, les mots « soit au chef-lieu d’autres arrondissementsjudiciaires » sont remplacés par les mots « soit dans une division d’unarrondissement judiciaire ».

Art. 39. L’article 150 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 19 juillet 2012, est complété par le § 4 rédigé comme suit :

« § 4. Sans préjudice de l’article 137, il y a deux procureurs du Roidans l’arrondissement judiciaire du Hainaut :

1° le procureur du Roi de Charleroi exerce, dans les cantons deBeaumont-Chimay-Merbes-le-Château, de Binche, de Charleroi, deChâtelet, de Fontaine-l’Evêque, de Seneffe et de Thuin et sous l’autoritédu procureur général, les fonctions du ministère public près lesdivisions du tribunal de première instance, du tribunal de commerce etdu tribunal de police qui sont situées sur ce territoire;

2° le procureur du Roi de Mons exerce, dans les autres cantons de laprovince de Hainaut et sous l’autorité du procureur général, lesfonctions du ministère public près les divisions du tribunal de premièreinstance, du tribunal de commerce et du tribunal de police qui sontsituées sur ce territoire.

Le procureur du Roi de Mons exerce les fonctions du ministère publicprès le tribunal d’arrondissement.

Au sein du territoire qui lui a été attribué à l’alinéa 1er, chacun exerceles tâches que les lois et arrêtés confèrent au procureur du Roi d’unarrondissement. Dans les cas où la loi prévoit que le procureur du Roirend un avis aux tribunaux, les deux procureurs rendent chacun unavis. ».

Art. 40. A l’article 151 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 17 mai 2006, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’alinéa 1er, les mots « et par un ou plusieurs substituts decomplément délégués conformément à l’article 326, alinéa 1er » sontabrogés;

97963MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 34: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

2° het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin : « In degevallen bepaald bij de wet tot vaststelling van de personeelsformatievan hoven en rechtbanken staat een afdelingsprocureur de procureurdes Konings bij in de leiding van het parket en zijn afdelingen. »;

3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :

« De procureur des Konings verdeelt de substituten over de afdelin-gen. Indien de procureur des Konings een substituut aan een andereafdeling toewijst, hoort hij de betrokken substituut en motiveert hij zijnbeslissing. ».

Art. 41. In artikel 153 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 12 april 2004, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° eerste lid, tweede zin, wordt opgeheven;

2° het tweede lid, wordt aangevuld met de volgende zin : « In degevallen bepaald bij de wet tot vaststelling van de personeelsformatievan hoven en rechtbanken staat een afdelingsauditeur de arbeidsaudi-teur bij in de leiding van het auditoraat en zijn afdelingen. »;

3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :

« De arbeidsauditeur verdeelt de substituten over de afdelingen.Indien de arbeidsauditeur een substituut aan een andere afdelingtoewijst, hoort hij de betrokken substituut en motiveert hij zijnbeslissing. ».

Art. 42. Artikel 156 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wetvan 18 juli 1991, wordt hersteld als volgt :

« Art 156. In het gerechtelijk arrondissement Eupen oefent deprocureur des Konings de bevoegdheden uit van arbeidsauditeur. Desubstituten van de procureur des Konings worden in subsidiaire ordebenoemd tot substituut-arbeidsauditeur en de substituut-arbeidsauditeur wordt in subsidiaire orde benoemd tot substituut vande procureur des Konings. ».

Art. 43. Artikel 159 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van25 april 2007, wordt aangevuld met drie leden, luidende :

« Onverminderd de artikelen 164 en 173 wordt het gerechtspersoneelvan niveau A en B benoemd in een arrondissement. Het gerechtsper-soneel van niveau C en D wordt benoemd in het arrondissement, danwel in een of twee afdelingen indien de rechtbank uit meerdereafdelingen bestaat. In de vredegerechten wordt het gerechtspersoneelvan niveau C en D benoemd in een kanton. Door de benoeming in hetarrondissement is het gerechtspersoneel van niveau A en B in devredegerechten van rechtswege benoemd in alle kantons.

De hoofdgriffier van de rechtbank van koophandel en de arbeids-rechtbank kan een personeelslid van niveau A en B met zijn instemmingaanwijzen in een ander arrondissement.

De hoofdgriffier kan een personeelslid van niveau C of D met zijninstemming aanwijzen in een andere afdeling. De hoofdgriffier van devredegerechten en de politierechtbank van het arrondissement kan eenpersoneelslid van niveau C of D, met zijn instemming, aanwijzen in eenander kanton van het arrondissement of in een afdeling van depolitierechtbank. ».

Art. 44. In artikel 164 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :

« Er is een hoofdgriffier in elk hof of elke rechtbank en, metuitzondering in Brussel en Eupen in elk arrondissement voor depolitierechtbank en vredegerechten. »;

2° in het tweede lid worden de woorden « de oudst benoemdepolitierechter of de vrederechter » opgeheven;

3° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende :

« In het arrondissement Brussel is er een hoofdgriffier, in elkvredegerecht en in elke politierechtbank.

In het arrondissement Eupen oefent de hoofdgriffier van de recht-bank van eerste aanleg de bevoegdheden uit van hoofdgriffier bij dearbeidsrechtbank, de rechtbank van koophandel, de politierechtbank ende vredegerechten. ».

Art. 45. Artikel 167 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 25 april 2007, wordt aangevuld met de volgende zin :

« De hoofdgriffier kan een of meer griffiers-hoofden van dienstaanwijzen als afdelingsgriffier om hem bij te staan bij de leiding van eenafdeling, onverminderd de taken en bijstand bedoeld in artikel 168. ».

2° l’alinéa 3 est complété par la phrase suivante : « Dans les casdéterminés par la loi établissant le cadre du personnel des cours ettribunaux, un procureur de division assiste le procureur du Roi dans ladirection du parquet et de ses divisions. »;

3° l’article est complété par un alinéa rédigé comme suit :

« Le procureur du Roi répartit les substituts parmi les divisions. Si leprocureur du Roi désigne un substitut dans une autre division, ilentend le substitut concerné et motive sa décision. ».

Art. 41. A l’article 153 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 12 avril 2004, les modifications suivantes sont apportées :

1° l’alinéa 1er, deuxième phrase, est abrogé;

2° l’alinéa 2 est complété par la phrase suivante : « Dans les casdéterminés par la loi établissant le cadre du personnel des cours ettribunaux, un auditeur de division assiste l’auditeur de travail dans ladirection du parquet et de ses divisions. » ;

3° l’article est complété par un alinéa, rédigé comme suit :

« L’auditeur du travail répartit les substituts parmi les divisions. Sil’auditeur de travail désigne un substitut dans une autre division, ilentend le substitut concerné et motive sa décision. ».

Art. 42. L’article 156 du même Code, abrogé par la loi du18 juillet 1991, est rétabli dans la rédaction suivante :

« Art. 156. Dans l’arrondissement judiciaire d’Eupen, le procureur duRoi exerce les compétences de l’auditeur du travail. Les substituts duprocureur du Roi sont nommés à titre subsidiaire substitut de l’auditeurdu travail et le substitut de l’auditeur du travail est nommé à titresubsidiaire substitut du procureur du Roi. ».

Art. 43. L’article 159 du même Code, rétabli par la loi du 25 avril 2007,est complété par trois alinéas rédigés comme suit :

« Sans préjudice des articles 164 et 173, le personnel judiciaire deniveau A et B est nommé dans un arrondissement. Le personneljudiciaire de niveau C et D est nommé dans l’arrondissement, ou dansune ou deux divisions si le tribunal est composé de plusieurs divisions.Dans les justices de paix, le personnel judiciaire de niveau C et D estnommé dans un canton. De par sa nomination dans un arrondissement,le personnel judiciaire de niveau A et B des justices de paix est nomméd’office dans tous les cantons.

Le greffier en chef du tribunal de commerce et du tribunal du travailpeut désigner un membre du personnel de niveau A et B, avec sonconsentement, dans un autre arrondissement.

Le greffier en chef peut désigner un membre du personnel deniveau C ou D, qui y consent, dans une autre division. Le greffier enchef des justices de paix et du tribunal de police de l’arrondissementpeut désigner un membre du personnel de niveau C ou D, qui yconsent, dans un autre canton de l’arrondissement ou dans une divisiondu tribunal de police. ».

Art. 44. A l’article 164 du même Code, remplacé par la loi du25 avril 2007, les modifications suivantes sont apportées :

1° l’alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :

« Il y a un greffier en chef dans chaque cour ou tribunal et, àl’exception de Bruxelles et d’Eupen, dans chaque arrondissement pourle tribunal de police et les justices de paix. »;

2° dans l’alinéa 2, les mots « du juge au tribunal de police le plusancien ou du juge de paix, » sont abrogés;

3° l’article est complété par deux alinéas rédigés comme suit :

« Dans l’arrondissement de Bruxelles, il y a un greffier en chef danschaque justice de paix et dans chaque tribunal de police.

Dans l’arrondissement d’Eupen, le greffier en chef du tribunal depremière instance exerce les compétences de greffier en chef du tribunaldu travail, du tribunal de commerce, du tribunal de police et desjustices de paix. ».

Art. 45. L’article 167 du même Code, remplacé par la loi du25 avril 2007, est complété par la phrase suivante :

« Le greffier en chef peut désigner un ou plusieurs greffiers-chefs deservice comme greffier de division pour l’assister dans la directiond’une division, sans préjudice des tâches et de l’assistance visées àl’article 168. ».

97964 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 35: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 46. In artikel 173 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° het woord « Onverminderd » wordt vervangen door de woorden« Er is een hoofdsecretaris in elk parketsecretariaat. Onverminderd »;

2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :

« In het arrondissement Eupen oefent de hoofdsecretaris van hetparket bij de rechtbank van eerste aanleg de bevoegdheden uit vanhoofdsecretaris bij het arbeidsauditoraat. ».

Art. 47. Artikel 175 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van25 april 2007, wordt aangevuld met de volgende zin :

« De hoofdsecretaris kan een of meer secretarissen-hoofden vandienst aanwijzen als afdelingssecretaris om hem bij te staan bij deleiding van een afdeling, onverminderd de taken en bijstand bedoeld inartikel 176. ».

Art. 48. In artikel 177 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° paragraaf 2, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zin :« Het gerechtspersoneel van niveau C en D wordt benoemd in hetarrondissement, dan wel in één of twee afdelingen indien de rechtbankof het parket uit meerdere afdelingen bestaat. »;

2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd,luidende :

« De hoofdsecretaris kan een personeelslid van niveau C of D, metzijn instemming, aanwijzen in een andere afdeling. »;

3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :

« De hoofdsecretaris van het arbeidsauditoraat kan een personeelslidvan niveau A en B met zijn instemming aanwijzen in een anderarrondissement. ».

Art. 49. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 178/1 ingevoegd,luidende :

« Art 178/1. In het gerechtelijk arrondissement Eupen wordt hetgerechtspersoneel bedoeld in hoofdstuk III en V, gelijktijdig benoemdin de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank, de rechtbankvan koophandel, de politierechtbank en de vredegerechten. De hoofd-griffier wijst het rechtscollege aan waarin die personeelsleden hun ambtvervullen.

Het in hoofdstuk IV en V bedoelde gerechtspersoneel wordtgelijktijdig benoemd in het parketsecretariaat van de procureur desKonings en dat van de arbeidsauditeur. De hoofdsecretaris wijst hetparketsecretariaat aan waarin die personeelsleden hun ambt vervul-len. ».

Art. 50. In artikel 186 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° het huidige eerste lid wordt voorafgegaan door de woorden« § 1. »;

2° het huidige tweede en derde lid wordt vervangen als volgt :

« De Koning kan, bij zaakverdelingsreglement in een besluit vastge-steld na overleg in de Ministerraad, de hoven van beroep, dearbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtban-ken, de rechtbanken van koophandel of de politierechtbanken in tweeof meer afdelingen verdelen en de plaatsen aanwijzen waar die afdelingzitting en haar griffie houdt.

In voorkomend geval bepaalt Hij het grondgebied van elke afdelingen voor welke categorieën van zaken die afdeling haar rechtsmachtuitoefent. Het zaakverdelingsreglement kan de territoriale bevoegd-heid van de afdeling uitbreiden tot een deel of het geheel van hetgrondgebied van het arrondissement. Het kan in geen geval leiden totde afschaffing van bestaande zittingsplaatsen.

Het zaakverdelingsreglement van het hof wordt op voorstel van deeerste voorzitter vastgesteld na advies van de procureur-generaal, dehoofdgriffier en de vergadering van de stafhouders van de balies vanhet rechtsgebied van het hof van beroep, voorgezeten door de eerstevoorzitter. Indien het nodig blijkt, kan het zaakverdelingsreglementeveneens voorzien in de nadere regels om gedecentraliseerde zittingenvan het hof te houden in het rechtsgebied.

Het zaakverdelingsreglement van de rechtbank wordt op voorstelvan de voorzitter vastgesteld na advies, naar gelang van het geval, vande procureur des Konings, de arbeidsauditeur, de hoofdgriffier en destafhouder(s) van de Orde of Ordes van advocaten.

Voor de politierechtbank wordt het zaakverdelingsreglement voor-gesteld door de ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank indien de voorzitter een vrederechter is.

Art. 46. A l’article 173 du même Code, remplacé par la loi du25 avril 2007, les modifications suivantes sont apportées :

1° le mot « Sans » est remplacé par les mots « Il y a un secrétaire enchef dans chaque secrétariat de parquet. Sans »;

2° l’article est complété par un alinéa rédigé comme suit :

« Dans l’arrondissement d’Eupen, le secrétaire en chef du parquetprès le tribunal de première instance exerce les compétences desecrétaire en chef de l’auditorat du travail. ».

Art. 47. L’article 175 du même Code, modifié par la loi du25 avril 2007, est complété par la phrase suivante :

« Le secrétaire en chef peut désigner un ou plusieurs secrétaires-chefsde service comme secrétaire de division pour l’assister dans la directiond’une division, sans préjudice des tâches et de l’assistance visées àl’article 176. ».

Art. 48. A l’article 177 du même Code, remplacé par la loi du25 avril 2007, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans le paragraphe 2, l’alinéa 1er est complété par la phrasesuivante : « Le personnel judiciaire de niveau C et D est nommé dansl’arrondissement, ou dans une ou deux divisions si le tribunal ou leparquet est composé de plusieurs divisions. »;

2° un alinéa rédigé comme suit est inséré entre l’alinéa 1er et l’alinéa2 :

« Le secrétaire en chef peut désigner un membre du personnel deniveau C ou D, qui y consent, dans une autre division. »;

3° l’article est complété par un alinéa, rédigé comme suit :

« Le secrétaire en chef de l’auditorat du travail peut désigner unmembre du personnel de niveau A et B, avec son consentement, dansun autre arrondissement. ».

Art. 49. Dans le même Code, il est inséré un article 178/1 rédigécomme suit :

« Art. 178/1. Dans l’arrondissement judiciaire d’Eupen, le personneljudiciaire visé aux chapitres III et V est nommé simultanément autribunal de première instance, au tribunal du travail, au tribunal decommerce, au tribunal de police et dans les justices de paix. Le greffieren chef indique dans quelle juridiction ces membres du personnelexercent leurs fonctions.

Le personnel judiciaire visé aux chapitres IV et V est nommésimultanément au secrétariat du parquet du procureur du Roi et del’auditeur du travail. Le secrétaire en chef indique dans quel secrétariatde parquet ces membres du personnel exercent leurs fonctions. ».

Art. 50. A l’article 186 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 25 avril 2007, les modifications suivantes sont apportées :

1° l’alinéa 1er actuel est précédé par les mots « § 1er. »;

2° les alinéas 2 et 3 actuels sont remplacés par ce qui suit :

« Le Roi peut, par règlement de répartition des affaires dans un arrêtédélibéré en Conseil des ministres, répartir en deux ou plusieursdivisions les cours d’appel, les cours du travail, les tribunaux depremière instance, les tribunaux du travail, les tribunaux de commerceet les tribunaux de police, et déterminer les lieux où sont établis leursiège et leur greffe.

Le cas échéant, Il détermine le territoire de chaque division et lescatégories d’affaires pour lesquelles cette division exerce sa juridiction.Le règlement de répartition des affaires peut étendre la compétenceterritoriale de la division à une partie ou à l’ensemble du territoire del’arrondissement. Il ne peut en aucun cas avoir pour effet de supprimerdes lieux d’audiences existants.

Le règlement de répartition des affaires de la cour est établi surproposition du premier président, après avis du procureur général, dugreffier en chef et de l’assemblée des bâtonniers des barreaux du ressortde la cour d’appel, réunie sous la présidence du premier président.Lorsque cela s’avère nécessaire, le règlement de répartition des affairespeut également prévoir les modalités d’organisation d’audiencesdécentralisées de la cour dans le ressort.

Le règlement de répartition des affaires du tribunal est établi surproposition du président, après avis, selon le cas, du procureur du Roi,de l’auditeur du travail, du greffier en chef et du ou des bâtonniers del’Ordre ou des Ordres des avocats.

Pour le tribunal de police, le règlement de répartition des affaires estproposé par le vice-président des juges de paix et des juges au tribunalde police si le président est un juge de paix.

97965MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 36: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Indien de Koning bij een zaakverdelingsreglement een afdelingexclusief bevoegd maakt voor bepaalde categorieën van zaken, waaktHij er over dat de toegang tot justitie en de kwaliteit van dedienstverlening gewaarborgd blijven. Het reglement dat een afdelingexclusief bevoegd maakt, kan in burgerlijke zaken enkel betrekkinghebben op bevoegdheden bedoeld in :

a) voor de rechtbank van eerste aanleg : de artikelen 569, 2° tot 42°,570, 571 en 572;

b) voor de rechtbank van koophandel : de artikelen 573, 2°, 574, 3°, 4°,7°, 8°, 9°, 11° tot 19°, 575, 576 en 577;

c) voor de arbeidsrechtbank : de artikelen 578, 579, 582, 3° tot 13°,en 583.

Het reglement dat een afdeling exclusief bevoegd maakt, kan instrafzaken enkel betrekking hebben op :

1° cybercriminaliteit;

2° socio-economische zaken;

3° financiële en fiscale zaken;

4° internationale drugshandel;

5° wapenhandel;

6° schijnhuwelijken, gedwongen huwelijken, schijn-wettelijke samen-woningen en gedwongen wettelijke samenwoningen;

7° terrorisme;

8° mensenhandel;

9° milieu;

10° stedenbouw;

11° telecommunicatie;

12° militaire misdrijven;

13° intellectuele eigendom;

14° landbouw;

15° uitlevering;

16° douane en accijnzen;

17° hormonen;

18° doping;

19° voedselveiligheid;

20° dierenwelzijn. »;

3° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende :

« § 2. De neerlegging van stukken ter griffie met het oog op deaanhangigmaking en behandeling van een vordering kan gebeuren inelke afdeling van de bevoegde rechtbank. De stukken worden door degriffie overgezonden aan de bevoegde afdeling en de griffie deelt departijen die de stukken hebben neergelegd mee welke afdeling bevoegdis.

Geen nietigheid, onregelmatigheid of onontvankelijkheid van devordering kan met betrekking tot de in dit artikel bedoelde bevoegd-heidsverdeling tussen afdelingen of met betrekking tot het zaakverde-lingsreglement worden ingeroepen.

De vorderingen of misdrijven die samenhangen met vorderingen ofmisdrijven die op grond van dit artikel uitsluitend tot de bevoegdheidvan een bepaalde afdeling behoren, worden uitsluitend behandeld doordeze afdeling. ».

Art. 51. In artikel 186bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van19 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :

« Voor de toepassing van deze titel treedt de voorzitter van devrederechters en rechters in de politierechtbank op als korpschef van devrederechters en de rechters in de politierechtbank van zijn gerechtelijkarrondissement. »;

2° in het tweede lid worden de woorden « van de vrederechters, derechters in de politierechtbank » vervangen door de woorden « van devrederechters en de rechters in de politierechtbank » en worden dewoorden « , de toegevoegde vrederechters en de toegevoegde rechtersin de politierechtbank » en de woorden « en de toegevoegde rechters »opgeheven;

3° in het derde lid worden de woorden « en de toegevoegdevrederechters » opgeheven;

4° in het vierde lid, worden de woorden « en de toegevoegdevrederechters » opgeheven;

Si le Roi, par règlement de répartition des affaires, rend une divisionexclusivement compétente pour certaines catégories d’affaires, Il veilleà ce que l’accès à la justice et la qualité du service restent garantis. Cerèglement qui rend une division exclusivement compétente ne peutporter, en matière civile, que sur les matières visées :

a) pour le tribunal de première instance : aux articles 569, 2° à 42°,570, 571 et 572;

b) pour le tribunal de commerce : aux articles 573, 2°, 574, 3°, 4°, 7°,8°, 9°, 11° à 19°, 575, 576 et 577;

c) pour le tribunal du travail : aux articles 578, 579, 582, 3° à 13°,et 583.

Le règlement qui rend une division exclusivement compétente nepeut porter, en matière pénale, que sur :

1° la cybercriminalité;

2° les matières socioéconomiques;

3° les affaires financières et fiscales;

4° le trafic international de drogues;

5° le trafic d’armes;

6° les mariages de complaisance, mariages forcés, cohabitationslégales de complaisance et cohabitations forcées;

7° le terrorisme;

8° le trafic d’êtres humains;

9° l’environnement;

10° l’urbanisme;

11° la télécommunication;

12° les délits militaires;

13° la propriété intellectuelle;

14° l’agriculture;

5° l’extradition;

16° les douanes et accises;

17° les hormones;

18° le dopage;

19° la sécurité alimentaire;

20° le bien-être animal. »;

3° l’article est complété par un paragraphe 2 rédigé comme suit :

« § 2. Le dépôt de pièces au greffe en vue de la saisine et dutraitement d’une demande peut avoir lieu dans chaque division dutribunal compétent. Les pièces sont transmises par le greffe à la divisioncompétente et le greffier informe les parties qui ont déposé les pièces dela division qui est compétente.

Aucune nullité, irrégularité ou irrecevabilité de l’action ne peut êtreinvoquée en ce qui concerne la répartition des compétences entredivisions visée au présent article ou en ce qui concerne le règlement derépartition des affaires.

Les demandes ou les délits qui sont connexes à des demandes ou desdélits qui, en vertu de cet article sont de la compétence exclusive d’unedivision déterminée, sont traités exclusivement par cette division. ».

Art. 51. A l’article 186bis du même Code, inséré par la loi du22 décembre 1998 et modifié en dernier lieu par la loi du 19 juillet 2012,les modifications suivantes sont apportées :

1° l’alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :

« Pour l’application du présent titre, le président des juges de paix etdes juges au tribunal de police agit en qualité de chef de corps des jugesde paix et des juges au tribunal de police de son arrondissementjudiciaire. »;

2° dans l’alinéa 2, les mots « des juges de paix, des juges au tribunalde police » sont remplacés par les mots « des juges de paix et des jugesau tribunal de police » et les mots « , des juges de paix de complémentet des juges de complément au tribunal de police » et les mots « et desjuges de complément » sont abrogés;

3° dans l’alinéa 3, les mots « et les juges de paix de complément » sontabrogés;

4° dans l’alinéa 4, les mots « et les juges de paix de complément » sontabrogés;

97966 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 37: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

5° in het vijfde lid worden de woorden « en de toegevoegderechters » opgeheven;

6° in het zesde lid worden de woorden « en toegevoegde vrederech-ters » en in de Franse tekst de woorden « et les juges de paix decomplément » opgeheven;

7° tussen het zevende en het achtste lid wordt een lid ingevoegd,luidende :

« In het gerechtelijk arrondissement Eupen treedt de voorzitter vande rechtbank van eerste aanleg op als korpschef van de vrederechtersen de rechters in de politierechtbank. ».

Art. 52. In het tweede deel, boek I, titel VI, hoofdstuk I, vanhetzelfde Wetboek wordt een artikel 186ter ingevoegd, luidende :

« Art 186ter. Om tot voorzitter van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank te worden aangewezen, moet de kandidaat :

1° hetzij sedert ten minste vijftien jaar juridische functies uitoefenen,waarvan de laatste vijf jaar als lid van de zittende magistratuur ofmagistraat van het openbaar ministerie;

2° hetzij de bij artikel 259octies voorgeschreven gerechtelijke stagehebben doorgemaakt en sedert ten minste zeven jaar het ambt van lidvan de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerieuitoefenen.

Om tot ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank te worden aangewezen, moet de kandidaat sedert tenminste drie jaar vrederechter of rechter in een politierechtbank zijn. ».

Art. 53. In artikel 187, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 18 juli 1991 en gewijzigd bij de wetten van 6 mei 1997 en22 december 1998, worden de woorden « vrederechter, rechter in depolitierechtbank » vervangen door de woorden « vrederechter ofrechter in de politierechtbank » en worden de woorden « of toegevoegdrechter » opgeheven.

Art. 54. In artikel 187ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 7 april 2005, worden de woorden « vijfde lid » vervangen doorde woorden « artikel 186, § 1, tiende lid ».

Art. 55. In artikel 190, § 1, van hetzelfde Wetboek, laatstelijkgewijzigd bij de wet van 22 december 1998, worden de woorden « oftoegevoegd rechter » opgeheven.

Art. 56. In artikel 191 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van22 december 2003, worden de woorden « of toegevoegd rechter »opgeheven.

Art. 57. In artikel 191ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 7 april 2005, worden de woorden « vijfde lid » vervangen doorde woorden « artikel 186, § 1, tiende lid ».

Art. 58. In artikel 194, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 22 december 1998, worden de woorden « , toegevoegdsubstituut-procureur des Konings, substituut-arbeidsauditeur of toege-voegd substituut-arbeidsauditeur » vervangen door de woorden « ofsubstituut-arbeidsauditeur ».

Art. 59. In artikel 194ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 7 april 2005, worden de woorden « vijfde lid » vervangen doorde woorden « artikel 186, § 1, tiende lid ».

Art. 60. In het artikel 216bis, tweede lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 3 mei 2003 en gewijzigd bij de wet van22 december 2003, wordt de tweede zin opgeheven.

Art. 61. In artikel 259quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bijde wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij de wet van 18 decem-ber 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) in paragraaf 1, eerste lid, 1°, worden de woorden « in hetarbeidshof en de ondervoorzitters van de rechtbank van eerste aanleg,de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel » vervangendoor de woorden « in het arbeidshof, de ondervoorzitters van derechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank en de rechtbank vankoophandel en de ondervoorzitters van de vrederechters en rechters inde politierechtbank. »;

b) paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met de bepaling onder 3°,luidende :

« 3° de afdelingsvoorzitter bij een rechtbank wordt voor een her-nieuwbare periode van drie jaar aangewezen door de algemenevergadering uit twee kandidaten op een met redenen omkledevoordracht van de voorzitter van de rechtbank uit magistraten van dezetel die zich bij hem kandidaat hebben gesteld.

5° dans l’alinéa 5, les mots « et des juges de complément » sontabrogés;

6° dans l’alinéa 6, les mots « et les juges de paix de complément » sontabrogés et dans le texte néerlandais les mots « en toegevoegdevrederechters » sont abrogés;

7° un alinéa rédigé comme suit est inséré entre les alinéas 7 et 8 :

« Dans l’arrondissement judiciaire d’Eupen, le président du tribunalde première instance agit en qualité de chef de corps des juges de paixet des juges au tribunal de police. ».

Art. 52. Dans la deuxième partie, livre Ier, titre VI, chapitre Ier, dumême Code, il est inséré un article 186ter rédigé comme suit :

« Art. 186ter. Pour être désigné président des juges de paix et desjuges au tribunal de police, le candidat doit :

1° soit exercer des fonctions juridiques depuis au moins quinzeannées, dont les cinq dernières en tant que magistrat du siège ou duministère public;

2° soit avoir accompli le stage judiciaire prévu par l’article 259octies etexercer depuis au moins sept années les fonctions de magistrat du siègeou du ministère public.

Pour être désigné vice-président des juges de paix et des juges autribunal de police, le candidat doit être depuis trois années au moinsjuge de paix ou juge au tribunal de police. ».

Art. 53. Dans l’article 187, § 1er, du même Code, remplacé par la loidu 18 juillet 1991 et modifié par les lois des 6 mai 1997 et 22 décem-bre 1998, les mots « juge de paix, juge au tribunal de police » sontremplacés par les mots « juge de paix ou juge au tribunal de police » etles mots « ou juge de complément » sont abrogés.

Art. 54. Dans l’article 187ter du même Code, inséré par la loi du7 avril 2005, les mots « alinéa 5 » sont remplacés par les mots « arti-cle 186, § 1er, alinéa 10 ».

Art. 55. Dans l’article 190, § 1er, du même Code, modifié en dernierlieu par la loi du 22 décembre 1998, les mots « ou juge de complément »sont abrogés.

Art. 56. Dans l’article 191 du même Code, rétabli par la loi du22 décembre 2003, les mots « ou juge de complément » sont abrogés.

Art. 57. Dans l’article 191ter du même Code, inséré par la loi du7 avril 2005, les mots « alinéa 5 » sont remplacés par les mots« article 186, § 1er, alinéa 10 ».

Art. 58. Dans l‘article 194, § 1er, du même Code, remplacé par la loidu 22 décembre 1998, les mots « , substitut du procureur du Roi decomplément, substitut de l’auditeur du travail ou substitut de l‘audi-teur du travail de complément » sont remplacés par les mots « ousubstitut de l’auditeur du travail ».

Art. 59. Dans l’article 194ter du même Code, inséré par la loi du7 avril 2005, les mots « alinéa 5 » sont remplacés par les mots « arti-cle 186, § 1er, alinéa 10 ».

Art. 60. Dans l’article 216bis, alinéa 2, du même Code, inséré par laloi du 3 mai 2003 et modifié par la loi du 22 décembre 2003, la deuxièmephrase est abrogée.

Art. 61. A l’article 259quinquies du même Code, inséré par la loi du22 décembre 1998 et modifié par la loi du 18 décembre 2006, lesmodifications suivantes sont apportées :

a) dans le paragraphe 1er, alinéa 1er, 1°, les mots « à la cour du travailet les vice-présidents du tribunal de première instance, du tribunal dutravail et du tribunal de commerce « sont remplacés par les mots « à lacour du travail, les vice-présidents du tribunal de première instance, dutribunal du travail et du tribunal de commerce et les vice-présidents desjuges de paix et des juges au tribunal de police. »;

b) le paragraphe 1er, alinéa 1er, est complété par le 3° rédigé commesuit :

« 3° le président de division près d’un tribunal est désigné, pour unepériode renouvelable de trois ans, par l’assemblée générale parmi deuxcandidats sur présentation motivée du président du tribunal parmi desmagistrats du siège qui se sont portés candidats auprès de lui.

97967MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 38: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

De Koning wijst een afdelingsprocureur of afdelingsauditeur aanvoor een hernieuwbare periode van drie jaar op een met redenenomklede voordracht door de korpschef van twee parketmagistraten diezich bij hem kandidaat hebben gesteld.

De afdelingsvoorzitter, afdelingsprocureur, of afdelingsauditeur, kanvoor de duur van zijn mandaat worden vervangen, in voorkomendgeval in overtal. »;

c) paragraaf 2, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zin :

« De afdelingsvoorzitters, afdelingsprocureurs, afdelingsauditeursen ondervoorzitters van de vrederechters en rechters in de politierecht-bank worden niet vast aangewezen in hun adjunct-mandaat. ».

Art. 62. In artikel 259sexies, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegdbij de wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van31 januari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) in de bepaling onder 4° worden de woorden « rechters of detoegevoegde rechters in de rechtbanken van eerste aanleg » vervangendoor de woorden « rechters in de rechtbanken van eerste aanleg ofraadsheren in het hof van beroep »;

b) in dezelfde bepaling onder 4° wordt het vierde lid en het vijfde lidvervangen als volgt :

« Om te worden aangewezen als rechter in de strafuitvoeringsrecht-bank, moet het bewijs worden geleverd van vijf jaar ervaring alswerkend magistraat, waarvan drie jaar als rechter in de rechtbank vaneerste aanleg of raadsheer bij het hof van beroep en de voortgezettegespecialiseerde opleiding hebben gevolgd, die georganiseerd wordt inhet kader van de opleiding van magistraten als bedoeld in arti-kel 259bis-9, § 2.

De rechter in de strafuitvoeringsrechtbank kan voor de duur van zijnmandaat worden vervangen door middel van een benoeming of, invoorkomend geval, van een aanwijzing in overtal. »;

c) in de bepaling onder 5°, wordt het eerste lid vervangen als volgt :

« De substituten-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuit-voeringszaken worden door de Koning aangewezen op met redenenomklede voordracht van de procureur-generaal bij het hof van beroepuit de substituten-procureurs des Konings en de substituten-procureur-generaal of de advocaten-generaal bij het hof van beroep die zichkandidaat hebben gesteld. »;

d) in de bepaling onder 5° wordt het vijfde lid vervangen als volgt :

« De parketmagistraat gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken kanvoor de duur van zijn mandaat worden vervangen door middel van eenbenoeming of, in voorkomend geval, van een aanwijzing in overtal. ».

Art. 63. Artikel 259septies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 22 december 1998, wordt aangevuld met een lid, luidende :

« In geval van met redenen omklede behoeften kan een onderzoeks-rechter, een rechter in de jeugdrechtbank of een beslagrechter echtermet zijn instemming, na gunstig advies van de betrokken korpschefs enmet inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talenin gerechtszaken bij beschikking van de eerste voorzitter, de opdrachtworden gegeven zijn ambt gelijktijdig en voor een beperkte periode uitte oefenen in een andere rechtbank van eerste aanleg van hetrechtsgebied. In de beschikking van de eerste voorzitter wordt vermeldwaarom deze opdracht noodzakelijk is en worden de nadere regels vande opdracht bepaald. ».

Art. 64. In artikel 259novies, §§ 5, 6 en 8, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en vervangen bij de wetvan 18 december 2006, worden de woorden « of de voorzitter van dealgemene vergadering van de vrederechters en de rechters in depolitierechtbank » telkens opgeheven.

Art. 65. In artikel 259decies, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegdbij de wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van19 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste lid worden de woorden « of de voorzitter van dealgemene vergadering van de vrederechters en de rechters in depolitierechtbank » opgeheven;

2° in het derde lid worden de woorden « Voor de vrederechters, derechters in de politierechtbank » vervangen door de woorden « Voor devrederechters en de rechters in de politierechtbank » en worden dewoorden « , de toegevoegde vrederechters en de toegevoegde rechtersin de politierechtbank », de woorden « of een toegevoegd vrede-rechter » en de woorden « of toegevoegd rechter opgeheven;

Le Roi désigne un procureur de division ou un auditeur de divisionpour une période renouvelable de trois ans sur présentation motivée duchef de corps parmi deux magistrats de parquet qui se sont portéscandidats auprès de lui.

Le président de division, le procureur de division ou l’auditeur dedivision peut pour la durée de son mandat être remplacé, le cas échéanten surnombre. »;

c) le paragraphe 2, alinéa 1er, est complété par la phrase suivante :

« Les présidents de division, les procureurs de division, les auditeursde division et les vice-présidents des juges de paix et des juges autribunal de police ne sont pas désignés à titre définitif dans leur mandatadjoint. ».

Art. 62. A l’article 259sexies, § 1er, du même Code, inséré par la loi du22 décembre 1998 et modifié en dernier lieu par la loi du 31 janvier 2007,les modifications suivantes sont apportées :

a) au 4°, les mots « juges ou juges de complément aux tribunaux depremière instance » sont remplacés par les mots « juges aux tribunauxde première instance ou les conseillers à la cour d’appel »;

b) au même 4°, les alinéas 4 et 5 sont remplacés par ce qui suit :

« Pour être désigné juge au tribunal de l’application des peines, il fautjustifier d’une expérience de cinq années comme magistrat effectif, donttrois comme juge au tribunal de première instance ou conseiller à lacour d’appel, et avoir suivi une formation continue spécialisée,organisée dans le cadre de la formation des magistrats visée àl’article 259bis-9,§ 2.

Le juge au tribunal de l’application des peines peut être remplacé,pour la durée de son mandat, par voie de nomination ou, le cas échéant,de désignation en surnombre. »;

c) au 5°, l’alinéa 1er est remplacé comme suit :

« Le Roi désigne les substituts du procureur du Roi spécialisés enapplication des peines, sur présentation motivée du procureur généralprès la cour d’appel, parmi les substituts du procureur du Roi et lessubstituts du procureur général et avocats généraux près la courd’appel qui se sont portés candidats. »;

d) au 5°, l’alinéa 5 est remplacé par ce qui suit :

« Le magistrat de parquet spécialisé en application des peines peutêtre remplacé, pour la durée de son mandat, par voie de nomination ou,le cas échéant, de désignation en surnombre. ».

Art. 63. L’article 259septies du même Code, inséré par la loi du22 décembre 1998, est complété par un alinéa rédigé comme suit :

« Toutefois, en cas de besoins motivés, un juge d’instruction, un jugeau tribunal de la jeunesse ou un juge des saisies peut, de sonconsentement, être délégué par ordonnance du premier président,après avis favorable des chefs de corps concernés et dans le respect dela loi du 15 juin 1935 sur l’emploi des langues en matière judiciaire,pour exercer ce mandat simultanément et pour une période limitéedans un autre tribunal de première instance du ressort. L’ordonnancedu premier président précise les raisons qui rendent cette délégationindispensable et les modalités de la délégation. ».

Art. 64. Dans l’article 259novies, §§ 5, 6 et 8, du même Code, insérépar la loi du 22 décembre 1998 et remplacé par la loi du 18 décem-bre 2006, les mots « ou le président de l’assemblée générale des juges depaix et des juges au tribunal de police » sont chaque fois abrogés et lesmots « ou au président de l’assemblée générale des juges de paix et desjuges au tribunal de police » sont également abrogés.

Art. 65. A l’article 259decies, § 2, du même Code, inséré par la loi du22 décembre 1998 et modifié en dernier lieu par la loi du 19 juillet 2012,les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’alinéa 1er, les mots « ou le président de l’assemblée généraledes juges de paix et des juges au tribunal de police » sont abrogés;

2° dans l’alinéa 3, les mots « Pour les juges de paix, les juges autribunal de police » sont remplacés par les mots « Pour les juges de paixet les juges au tribunal de police » et les mots « , les juges de paix decomplément et les juges de complément au tribunal de police », lesmots « ou un juge de paix de complément » et les mots « ou un juge decomplément » sont abrogés;

97968 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 39: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

3° in het vierde lid worden de woorden « , rechter in de politierecht-bank, toegevoegde vrederechter of toegevoegde rechter in de politie-rechtbank » vervangen door de woorden « of rechter in de politierecht-bank »;

4° het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 66. In artikel 262, § 1, derde lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden « de oudstbenoemde politierechter of de vrederechter, » opgeheven.

Art. 67. In artikel 263, § 1, derde lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden « de oudstbenoemde politierechter of de vrederechter, » opgeheven.

Art. 68. In artikel 264, § 1, derde lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden « van deeerste voorzitter, van de voorzitter, van de oudst benoemde politierech-ter of de vrederechter » vervangen door de woorden « van de eerstevoorzitter of van de voorzitter ».

Art. 69. In artikel 268, § 1, derde lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden « , de oudstbenoemde politierechter of de vrederechter » opgeheven.

Art. 70. In artikel 270, § 1, derde lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden « de oudstbenoemde politierechter of de vrederechter » opgeheven.

Art. 71. In artikel 271, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden « de oudstbenoemde politierechter of de vrederechter, » opgeheven.

Art. 72. In artikel 272, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 25 april 2007, worden de woorden « de oudst benoemdepolitierechter of de vrederechter, » opgeheven.

Art. 73. In artikel 274, § 4, tweede lid, 1°, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden « de oudstbenoemde rechter in de politierechtbank of de vrederechter » opgehe-ven.

Art. 74. In artikel 287ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 17 februari 1997 en vervangen bij de wet van 25 april 2007,worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1, derde lid, 1°, worden de woorden « Naargelang het geval dekorpschef, de oudstbenoemde rechter in de politierechtbank of devrederechter van het gerecht » vervangen door de woorden « Dekorpschef bedoeld in artikel 58bis, 2°, »;

2° in § 3, eerste lid, worden de woorden « de al naar gelang van hetgeval de korpschef, de oudstbenoemde rechter in de politierechtbank ofde vrederechter » vervangen door de woorden « de korpschef bedoeldin artikel 58bis, 2°, » en worden de woorden « Naargelang van het gevalde korpschef, de oudstbenoemde rechter in de politierechtbank of devrederechter » vervangen door de woorden « De korpschef bedoeld inartikel 58bis, 2°, »;

3° in dezelfde § 3, tweede lid, worden de woorden « naargelang hetgeval de korpschef, de oudstbenoemde rechter in de politierechtbank ofde vrederechter » vervangen door de woorden « de korpschef bedoeldin artikel 58bis, 2°, ».

Art. 75. In artikel 288, vijfde en zesde lid, van hetzelfde Wetboek,laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden « ,toegevoegde rechters » telkens opgeheven.

Art. 76. In artikel 291, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijkgewijzigd bij de wet van 17 mei 2006, worden de woorden « ,toegevoegde rechters » opgeheven.

Art. 77. In artikel 301 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 25 april 2007, worden de woorden « , toegevoegde rechters »opgeheven.

Art. 78. In artikel 304 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 17 mei 2006, worden de woorden « de toegevoegderechter, » opgeheven.

Art. 79. In artikel 312 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigddoor de wet van 25 april 2007, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° tussen het streepje « -De voorzitter van de rechtbank; » en hetstreepje « -De ondervoorzitters, naar orde van hun dienstouderdom alsondervoorzitter; » wordt een streepje ingevoegd, luidende : « -Deafdelingsvoorzitters, naar orde van dienstouderdom als afdelingsvoor-zitter; »;

2° in het derde streepje worden de woorden « en de toegevoegderechters » opgeheven;

3° dans l’alinéa 4, les mots « , du juge au tribunal de police, du jugede paix de complément ou du juge de complément au tribunal depolice » sont remplacés par les mots « ou du juge au tribunal depolice »;

4° l’alinéa 5 est abrogé.

Art. 66. Dans l’article 262, § 1er, alinéa 3, du même Code, remplacépar la loi du 25 avril 2007, les mots « du juge au tribunal de police leplus ancien ou du juge de paix, » sont abrogés.

Art. 67. Dans l’article 263, § 1er, alinéa 3, du même Code, remplacépar la loi du 25 avril 2007, les mots « du juge au tribunal de police leplus ancien ou du juge de paix, » sont abrogés.

Art. 68. Dans l’article 264, § 1er, alinéa 3, du même Code, remplacépar la loi du 25 avril 2007, les mots « du premier président, duprésident, du juge au tribunal de police le plus ancien ou du juge depaix, » sont remplacés par les mots « du premier président ou duprésident, ».

Art. 69. Dans l’article 268, § 1er, alinéa 3, du même Code, remplacépar la loi du 25 avril 2007, les mots « , du juge au tribunal de police leplus ancien ou du juge de paix » sont abrogés.

Art. 70. Dans l’article 270, § 1er, alinéa 3, du même Code, remplacépar la loi du 25 avril 2007, les mots « du juge au tribunal de police leplus ancien ou du juge de paix, » sont abrogés.

Art. 71. Dans l’article 271, § 1er, alinéa 2, du même Code, remplacépar la loi du 25 avril 2007, les mots « du juge au tribunal de police leplus ancien ou du juge de paix, » sont abrogés.

Art. 72. Dans l’article 272, alinéa 3, du même Code, remplacé par laloi du 25 avril 2007, les mots « du juge au tribunal de police le plusancien ou du juge de paix, » sont abrogés.

Art. 73. Dans l’article 274, § 4, alinéa 2, 1°, du même Code, remplacépar la loi du 25 avril 2007, les mots « le juge au tribunal de police le plusancien ou le juge de paix, » sont abrogés.

Art. 74. A l’article 287ter du même Code, inséré par la loi du17 février 1997 et remplacé par la loi du 25 avril 2007, les modificationssuivantes sont apportées :

1° dans le § 1er, alinéa 3, 1°, les mots « le chef de corps, le juge autribunal de police le plus ancien ou le juge de paix de la juridiction,selon le cas, » sont remplacés par les mots « le chef de corps visé àl’article 58bis, 2°, »;

2° dans le § 3, alinéa 1er, les mots « le chef de corps, le juge du tribunalde police le plus ancien ou le juge de paix de la juridiction, selon lecas, » sont remplacés par les mots « le chef de corps visé à l’article 58bis,2°, » et les mots « Le chef de corps, le juge du tribunal de police le plusancien ou le juge de paix, selon le cas, » sont remplacés par les mots« Le chef de corps visé à l’article 58bis, 2°, »;

3° dans le même § 3, alinéa 2, les mots « , selon le cas, le chef de corps,le juge au tribunal de police le plus ancien ou le juge de paix de lajuridiction » sont remplacés par les mots « le chef de corps visé àl’article 58bis, 2°, ».

Art. 75. Dans l’article 288, alinéas 5 et 6, du même Code, modifié endernier lieu par la loi du 25 avril 2007, les mots « , juges decomplément » sont à chaque fois abrogés.

Art. 76. Dans l’article 291, alinéa 1er, du même Code, modifié endernier lieu par la loi du 17 mai 2006, les mots « , juges decomplément » sont abrogés.

Art. 77. Dans l’article 301, du même Code, remplacé par la loi du25 avril 2007, les mots « juges de complément, » sont abrogés.

Art. 78. Dans l’article 304, du même Code, modifié en dernier lieupar la loi du 17 mai 2006, les mots « le juge de complément, » sontabrogés.

Art. 79. A l’article 312 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 25 avril 2007, les modifications suivantes sont apportées :

1° le tiret « -les présidents de division, dans l’ordre de leur anciennetécomme président de division; » est inséré entre le tiret « -le président dutribunal; » et le tiret « -les vice-présidents, dans l’ordre de leurancienneté comme vice-président; »;

2° dans le troisième tiret, les mots « et les juges de complément » sontabrogés;

97969MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 40: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

3° tussen het streepje « - De procureur des Konings of de arbeids-auditeur » en het streepje « - De eerste substituten-procureur des Konings ofde eerste substituten-arbeidsauditeurs, naar orde van hun dienstouderdomals eerste substituut », wordt een streepje ingevoegd luidende : « - Deafdelingsprocureurs of afdelingsauditeur, naar orde van hun dienstouder-dom als afdelingsprocureur of afdelingsauditeur; »;

4° in het zevende streepje worden de woorden« , de toegevoegdesubstituut-procureurs des konings en de toegevoegde substituut-arbeidsauditeurs » en de woorden « of de toegevoegde substituut »opgeheven.

Art. 80. In artikel 312bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 17 februari 1997 en vervangen bij de wet van 25 april 2007,worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° tussen de zin « In de vredegerechten wordt een ranglijst bijgehou-den, vastgesteld als volgt : » en het streepje « - De vrederechter; »worden twee streepjes ingevoegd luidende :

« - De voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierecht-bank;

- De ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank; »;

2° het streepje « - De toegevoegde vrederechter; » wordt opgeheven.

Art. 81. In artikel 312ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 17 februari 1997 en vervangen bij de wet van 25 april 2007,worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° tussen de zin « In de politierechtbanken wordt een ranglijstbijgehouden, vastgesteld als volgt : » en het streepje « - de rechters, inde volgorde van hun benoeming; » worden twee streepjes ingevoegd,luidende :

« - de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierecht-bank;

- de ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politie-rechtbank; »;

2° het streepje « - de toegevoegde rechters in dezelfde volgorde; »wordt opgeheven.

Art. 82. In artikel 314 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 17 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het vierde lid worden de woorden « De ondervoorzitters »vervangen door de woorden « De afdelingsvoorzitters, afdelingsprocu-reurs en afdelingsauditeur hebben rang voor de ondervoorzitters. Deondervoorzitters »;

2° in hetzelfde vierde lid worden de woorden « ondervoorzitters, derechters » telkens vervangen door de woorden « ondervoorzitters en derechters » en worden de woorden « en de toegevoegde rechters »telkens opgeheven;

3° tussen het vierde en het vijfde lid wordt een lid ingevoegd,luidende :

« De voorzitters en ondervoorzitters van de vrederechters en rechtersin de politierechtbank hebben dezelfde rang als respectievelijk devoorzitters en afdelingsvoorzitters van de rechtbanken, rekeninggehouden met hun anciënniteit. ».

Art. 83. In artikel 315 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 21 juni 2001, wordt het derde lid opgeheven.

Art. 84. In artikel 322 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij dewetten van 10 februari 1998 en 17 mei 2006, worden de volgendewijzigingen aangebracht :

1° in het eerste en tweede lid worden de woorden « , door eentoegevoegd rechter » telkens opgeheven;

2° in het derde lid worden de woorden « , een toegevoegd rechter »opgeheven;

3° in het vierde lid worden de woorden « , een toegevoegd of »opgeheven.

Art. 85. In artikel 323 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 11 juli 1994, worden de woorden « een vrederechter of » ingevoegdtussen de woorden « vervangen door » en de woorden « een plaatsver-vangende ».

Art. 86. In artikel 323bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 17 juli 2000 en gewijzigd bij de wet van3 mei 2003, worden de woorden « de vrederechters, de rechters in depolitierechtbank » vervangen door de woorden « de vrederechters ende rechters in de politierechtbank » en worden de woorden « , detoegevoegde vrederechters en de toegevoegde rechters in een politie-rechtbank » opgeheven.

3° le tiret « - le procureur de division ou l’auditeur de division, dansl’ordre de leur ancienneté comme procureur de division ou auditeur dedivision; » est inséré entre le tiret « - le procureur du Roi ou l’auditeurdu travail; » et le tiret « - les premiers substituts du procureur du Roi oules premiers substituts de l’auditeur du travail dans l’ordre de leurancienneté comme premier substitut; »;

4° dans le septième tiret, les mots « , les substituts du procureur duRoi de complément et les substituts de l’auditeur du travail decomplément » et les mots « ou de substitut de complément » sontabrogés.

Art. 80. A l’article 312bis du même Code, inséré par la loi du17 février 1997 et remplacé par la loi du 25 avril 2007, les modificationssuivantes sont apportées :

1° deux tirets rédigés comme suit sont insérés entre la phrase« Celle-ci s’établit comme suit : » et le tiret « - le juge de paix; » :

« - le président des juges de paix et des juges au tribunal de police;

- le vice-président des juges de paix et des juges au tribunal depolice; »;

2° le tiret « - le juge de paix de complément, » est abrogé.

Art. 81. A l’article 312ter du même Code, inséré par la loi du17 février 1997 et remplacé par la loi du 25 avril 2007, les modificationssuivantes sont apportées :

1° deux tirets rédigés comme suit sont insérés entre la phrase« Celle-ci s’établit comme suit : » et le tiret « - les juges, dans l’ordre deleur nomination; » :

« - le président des juges de paix et des juges au tribunal de police;

- le vice-président des juges de paix et des juges au tribunal depolice; »;

2° le tiret « - les juges de complément dans le même ordre; » estabrogé.

Art. 82. A l’article 314 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 17 mai 2006, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’alinéa 4, les mots « Les vice-présidents, » sont remplacés parles mots « Les présidents de division, les procureurs de division etl’auditeur de division prennent rang avant les vice-présidents. Lesvice-présidents »;

2° dans le même alinéa 4, les mots « vice-présidents, les juges » sontchaque fois remplacés par les mots « vice-présidents et les juges » et lesmots « et les juges de complément » sont chaque fois abrogés;

3° un alinéa rédigé comme suit est inséré entre les alinéas 4 et 5 :

« Les présidents et les vice-présidents des juges de paix et des jugesau tribunal de police ont le même rang que, respectivement, lesprésidents et présidents de division des tribunaux, compte tenu de leurancienneté. ».

Art. 83. Dans l’article 315 du même Code, modifié en dernier lieupar la loi du 21 juin 2001, l’alinéa 3 est abrogé.

Art. 84. A l’article 322 du même Code, modifié par les lois des10 février 1998 et 17 mai 2006, les modifications suivantes sontapportées :

1° dans les alinéas 1er et 2, les mots « , par un juge de complément »sont chaque fois abrogés;

2° dans l’alinéa 3, les mots « , un juge de complément » sont abrogés;

3° dans l’alinéa 4, les mots « , un juge de complément » sont abrogés.

Art. 85. Dans l’article 323 du même Code, remplacé par la loi du11 juillet 1994, les mots « , un juge de paix ou » sont insérés entre lesmots « remplacé par » et les mots « un juge de paix suppléant ».

Art. 86. Dans l’article 323bis, § 1er, alinéa 1er, du même Code, insérépar la loi du 17 juillet 2000 et modifié par la loi du 3 mai 2003, les mots« des juges de paix, des juges au tribunal de police » sont remplacés parles mots « des juges de paix et des juges au tribunal de police » et lesmots « , des juges de paix de complément et des juges de complémentau tribunal de police » sont abrogés.

97970 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 41: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 87. In artikel 326 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 12 april 2004 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, wordende volgende wijzigingen aangebracht :

1° paragraaf 1 wordt opgeheven;

2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de inleidende zin vervangen alsvolgt :

« Onverminderd artikel 100, § 2, eerste lid, wanneer de behoeften vande dienst het rechtvaardigen, kan de procureur- generaal voor eenhernieuwbare periode van ten hoogste een jaar opdracht geven aan : »;

3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt het woord « eensluidend »opgeheven;

4° in paragraaf 4, tweede lid, wordt het woord « eensluidend »opgeheven;

5° paragraaf 7 wordt vervangen als volgt :

« § 7. In de gevallen bedoeld in § 2, kan de magistraat slechtsopdracht worden gegeven nadat hij is gehoord. In de gevallen bedoeldin §§ 4 en 5, kan de opdracht aan de magistraat slechts met zijntoestemming gegeven worden. Ingeval de ontstentenis van dezetoestemming kennelijk de continuïteit van de dienst in gevaar brengt,kan de minister van Justitie, na eensluidend advies van de procureur-generaal en zonder de toestemming van de betrokken magistraat vanhet openbaar ministerie tot de opdracht besluiten. Deze laatste wordtechter vooraf gehoord. ».

Art. 88. In artikel 328 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° in het tweede lid worden de woorden « de vrederechter of deoudstbenoemde rechter in de politierechtbank » vervangen door dewoorden « of de voorzitter van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank »;

2° het vierde lid wordt vervangen als volgt :

« Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan deeerste voorzitter, op advies van de hoofdgriffier en in voorkomendgeval van de voorzitter, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 ophet gebruik der talen in gerechtszaken, opdracht geven aan :

1° een personeelslid van niveau A of B, zonder zijn toestemming, zijnambt uit te oefenen in een andere griffie van het rechtsgebied voor eenperiode van ten hoogste een jaar. De opdracht kan worden verlengdingeval de betrokkene daarin toestemt;

2° een personeelslid van niveau A of B, zonder zijn toestemming, zijnfunctie uit te oefenen in een andere griffie van het arrondissement vooreen hernieuwbare periode van ten hoogste een jaar;

3° een personeelslid van niveau C of D, zonder zijn toestemming, zijnfunctie uit te oefenen in een andere griffie van de afdeling, of in eenandere griffie van het arrondissement Brussel, Waals-Brabant of Leuvenvoor een hernieuwbare periode van ten hoogste een jaar.

De opdrachtbeschikking geeft de redenen van de opdracht op enbepaalt de nadere regels ervan. Indien de toestemming niet vereist is,wordt de betrokken persoon op voorhand gehoord door de eerstevoorzitter. ».

Art. 89. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 328/1 ingevoegd,luidende :

« Art. 328/1. Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen,kan de procureur-generaal, op advies van de hoofdsecretaris en, invoorkomend geval, van de procureur des Konings of de arbeidsaudi-teur, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik dertalen in gerechtszaken, opdracht geven aan :

1° een personeelslid van niveau A of B, zonder zijn toestemming, zijnambt uit te oefenen in een ander parketsecretariaat van het rechtsgebiedvoor een periode van ten hoogste een jaar. De opdracht kan wordenhernieuwd ingeval de betrokkene daarin toestemt;

2° een personeelslid van niveau A of B, zonder zijn toestemming, zijnambt uit te oefenen in een ander parketsecretariaat van het arrondis-sement voor een hernieuwbare periode van ten hoogste een jaar;

3° een personeelslid van niveau C of D, zonder zijn toestemming, zijnfunctie uit te oefenen in een ander parketsecretariaat van de afdeling, ofin een ander parketsecretariaat van het arrondissement Brussel,Waals-Brabant of Leuven voor een hernieuwbare periode van tenhoogste een jaar.

De opdrachtbeschikking geeft de redenen van de opdracht op enbepaalt de nadere regels ervan. Indien de toestemming niet vereist is,wordt de betrokken persoon vooraf gehoord door de procureur-generaal. ».

Art. 87. A l’article 326 du même Code, remplacé par la loi du12 avril 2004 et modifié par la loi du 27 décembre 2004, lesmodifications suivantes sont apportées :

1° le paragraphe 1er est abrogé;

2° au paragraphe 2, alinéa 1er, la phrase introductive est remplacéepar ce qui suit :

« Sans préjudice de l’article 100,§ 2, alinéa 1er, lorsque les nécessitésdu service le justifient, le procureur général peut déléguer pour unepériode maximale d’un an renouvelable : »;

3° au paragraphe 2, alinéa 2, le mot « conforme » est abrogé;

4° au paragraphe 4, alinéa 2, le mot « conforme » est abrogé;

5° le paragraphe 7 est remplacé par ce qui suit :

« § 7. Dans les cas visés au § 2, le magistrat ne peut pas être déléguésans avoir été préalablement entendu. Dans les cas visés aux §§ 4 et 5,le magistrat ne peut être délégué qu’avec son consentement. Au cas où,par l’omission de ce consentement, la continuité du service public estmanifestement en péril, le ministre de la Justice peut décider, sur avisconforme du procureur général, de déléguer un magistrat du ministèrepublic sans son consentement. Ce dernier est toutefois préalablemententendu. ».

Art. 88. A l’article 328 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 25 avril 2007, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’alinéa 2, les mots « , le juge de paix ou le juge le plus ancienau tribunal de police » sont remplacés par les mots « ou le président desjuges de paix et des juges au tribunal de police »;

2° l’alinéa 4 est remplacé par ce qui suit :

« Quand les nécessités du service le justifient, le premier présidentpeut, sur avis du greffier en chef et, le cas échéant, du président,déléguer dans le respect de la loi du 15 juin 1935 concernant l’emploides langues en matière judiciaire :

1° un membre du personnel de niveau A ou B, sans son consente-ment, pour exercer ses fonctions dans un autre greffe du ressortpendant une période maximum d’un an. La délégation peut êtrerenouvelée si l’intéressé y consent;

2° un membre du personnel de niveau A ou B, sans son consente-ment, pour exercer ses fonctions dans un autre greffe de l’arrondisse-ment pendant une période maximale d’un an renouvelable;

3° un membre du personnel de niveau C ou D, sans son consente-ment, pour exercer ses fonctions dans un autre greffe de la division oudans un autre greffe de l’arrondissement de Bruxelles, du Brabantwallon ou de Louvain pendant une période maximale d’un anrenouvelable.

L’ordonnance de délégation indique les motifs de la délégation et enprécise les modalités. Dans les cas où le consentement n’est pas requis,la personne concernée est préalablement entendue par le premierprésident. ».

Art. 89. Dans le même Code, il est inséré un article 328/1 rédigécomme suit :

« Art. 328/1. Quand les nécessités du service le justifient, leprocureur général peut, sur avis du secrétaire en chef et, le cas échéant,du procureur du Roi ou de l’auditeur du travail, déléguer, dans lerespect de la loi du 15 juin 1935 concernant l’emploi des langues enmatière judiciaire :

1° un membre du personnel de niveau A ou B, sans son consente-ment, pour exercer ses fonctions dans un autre secrétariat de parquetdu ressort pendant une période maximale d’un an. La délégation peutêtre renouvelée si l’intéressé y consent;

2° un membre du personnel de niveau A ou B, sans son consente-ment, pour exercer ses fonctions dans un autre secrétariat de parquet del’arrondissement pendant une période maximale d’un an renouvelable;

3° un membre du personnel de niveau C ou D, sans son consente-ment, pour exercer ses fonctions dans un autre secrétariat de parquet dela division, ou dans un autre secrétariat de parquet de l’arrondissementde Bruxelles, du Brabant wallon ou de Louvain pendant une périodemaximale d’un an renouvelable.

L’ordonnance de délégation indique les motifs de la délégation et enprécise les modalités. Dans les cas où le consentement n’est pas requis,la personne concernée est préalablement entendue par le procureurgénéral. ».

97971MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 42: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 90. In artikel 330quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 10 juni 2006 en vervangen bij de wet van 25 april 2007, wordende volgende wijzigingen aangebracht :

1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen als volgt :

« Het gerechtspersoneel bij een hof, een rechtbank, een afdeling, eenkanton, een griffie, een parketsecretariaat of een steundienst kan op zijnverzoek, door mutatie in een gelijke vakklasse of graad, definitiefworden overgeplaatst naar een ander hof, een andere rechtbank, eenandere afdeling, een ander kanton, een andere griffie, een anderparketsecretariaat of een andere steundienst, voor zover daar een plaatsopenstaat. »;

2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden « een griffie, eenparketsecretariaat » vervangen door de woorden « een hof, een recht-bank, een griffie, een parketsecretariaat of een steundienst ».

Art. 91. In artikel 331, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangendoor de wet van 25 april 2007 en gewijzigd door de wet van 19 juli 2012,worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in de bepaling onder 5°, worden de woorden « de voorzitters vande vredegerechten en rechters in de politierechtbank » ingevoegdtussen de woorden « voorzitters van de rechtbanken van eerste aanlegen van koophandel, » en het woord « de referendarissen »;

2° in de bepalingen onder 8° en 10°, worden de woorden « en detoegevoegde rechters » opgeheven;

3° in de bepaling onder 14° worden de woorden « voorzitter van derechtbank van eerste aanleg » vervangen door de woorden « voorzittervan vrederechters en rechters in de politierechtbank »;

4° in de bepaling onder 15° worden de woorden « de oudstbenoemderechter in de politierechtbank of de vrederechter » vervangen door dewoorden « de voorzitter van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank »;

5° dezelfde bepaling onder 15° wordt aangevuld met de woorden« ,de hoofdgriffiers, en in voorkomend geval het gerechtspersoneel vanniveau A bij de vredegerechten en politierechtbanken van het gerech-telijk arrondissement Brussel, zonder vergunning van respectievelijk devrederechter van het gerecht waaraan zij verbonden zijn of van deoudstbenoemde rechter in de politierechtbank; ».

Art. 92. In artikel 340 van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 22 december 1993 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van29 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :

« § 1. Bij elk hof, elke rechtbank en in elk arrondissement wat betreftde vrederechters, en de rechters in de politierechtbank, wordt eenalgemene vergadering opgericht.

De algemene vergadering van vrederechters en rechters in depolitierechtbank heeft haar zetel op de politierechtbank. »;

2° in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 6° opgeheven;

3° in § 3, vijfde lid, worden de woorden « of de voorzitter van dealgemene vergadering van de vrederechters en de rechters in depolitierechtbanken » opgeheven.

Art. 93. In artikel 341, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van3 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste lid, 7°, worden de woorden « , 60 en 69 » vervangendoor de woorden « en 60 »;

2° in het tweede lid worden de woorden « Toegevoegde rechters enrechters » vervangen door de woorden « Rechters ».

Art. 94. In artikel 347, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegdbij de wet van 3 mei 2003, worden de woorden « toegevoegdesubstituut-procureurs des Konings, de toegevoegde substituut-arbeidsauditeurs, de » opgeheven.

Art. 95. In de tabel opgenomen in artikel 355 van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 27 december 2002 en gewijzigd bij de wet van27 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° tussen de woorden « voorzitter van de rechtbank, procureur desKonings en arbeidsauditeur 50.565,67 EUR » en de woorden « Onder-voorzitter en eerste substituut » worden de woorden « Afdelingsvoor-zitter, afdelingsprocureur, en afdelingsauditeur, 46.960,31 EUR » inge-voegd;

Art. 90. A l’article 330quater du même Code, inséré par la loi du10 juin 2006 et remplacé par la loi du 25 avril 2007, sont apportées lesmodifications suivantes :

1° au paragraphe 1er, l’alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :

« Le personnel judiciaire d’une cour, d’un tribunal, d’une division,d’un canton, d’un greffe, d’un secrétariat de parquet ou d’un serviced’appui peut, à sa demande, être transféré définitivement, par mutationdans une classe de métier ou un grade similaire, dans une autre cour, unautre tribunal, une autre division, un autre canton, un autre greffe, unautre secrétariat de parquet ou un autre service d’appui, pour autantqu’un emploi y soit vacant. »;

2° dans le paragraphe 2, alinéa 2, les mots « dans un greffe ou unsecrétariat de parquet » sont remplacés par les mots « dans une cour, untribunal, un greffe, un secrétariat de parquet ou un service d’appui ».

Art. 91. A l’article 331, alinéa 2, du même Code, remplacé par la loidu 25 avril 2007 et modifié par la loi du 19 juillet 2012, les modificationssuivantes sont apportées :

1° dans le 5°, les mots « les présidents des juges de paix et des jugesau tribunal de police, » sont insérés entre les mots « présidents destribunaux de première instance et de commerce, » et les mots « lesréférendaires »;

2° dans les 8° et 10°, les mots « et juges de complément » sontabrogés;

3° dans le 14°, les mots « président du tribunal de première instance »sont remplacés par les mots « président des juges de paix et des jugesau tribunal de police »;

4° dans le 15°, les mots « du juge le plus ancien au tribunal de policeou du juge de paix » sont remplacés par les mots « du président desjuges de paix et des juges au tribunal de police »;

5° le même 15° est complété par les mots « , les greffiers en chef et, lecas échéant, le personnel judiciaire de niveau A des justices de paix etdes tribunaux de police de l’arrondissement judiciaire de Bruxelles,sans autorisation respectivement du juge de paix de la juridiction àlaquelle ils sont attachés ou du juge le plus ancien au tribunal depolice; ».

Art. 92. A l’article 340 du même Code, remplacé par la loi du22 décembre 1998 et modifié en dernier lieu par la loi du 29 décem-bre 2010, les modifications suivantes sont apportées :

1° le paragraphe 1er est remplacé par ce qui suit :

« § 1er. Dans chaque cour, chaque tribunal et chaque arrondissementpour ce qui est des juges de paix et des juges au tribunal de police, estinstituée une assemblée générale.

L’assemblée générale des juges de paix et des juges au tribunal depolice a son siège au tribunal de police. »;

2° dans le paragraphe 2, le 6° est abrogé;

3° dans le paragraphe 3, alinéa 5, les mots « ou le président del’assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux depolice » sont abrogés.

Art. 93. A l’article 341, § 1er, du même Code, remplacé par la loi du22 décembre 1998 et modifié en dernier lieu par la loi du 3 décem-bre 2006, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’alinéa 1er, 7°, les mots « , 60 et 69 » sont remplacés par lesmots « et 60 »;

2° dans l’alinéa 2, les mots « juges de complément et les » sontabrogés.

Art. 94. Dans l’article 347, alinéa 2, du même Code, inséré par la loidu 3 mai 2003, les mots « substituts du procureur du Roi decomplément, les substituts de l’auditeur du travail de complément,les » sont abrogés.

Art. 95. Dans le tableau figurant à l’article 355 du même Code,remplacé par la loi du 27 décembre 2002 et modifié par la loi du27 décembre 2004, les modifications suivantes sont apportées :

1° les mots « Président de division, procureur de division, et auditeurde division 46.960,31 EUR » sont insérés entre les mots « Président dutribunal, procureur du Roi et auditeur du travail 50.565,67 EUR » et lesmots « Vice-président et premier substitut »;

97972 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 43: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

2° tussen de woorden « Rechter, toegevoegd rechter, substituut entoegevoegd substituut 38.793,06 EUR » en de woorden « Vredegerech-ten en politierechtbanken bedoeld in artikel 3 van het bijvoegsel bij ditWetboek : » worden de woorden « Voorzitter van de vrederechters enrechters in de politierechtbank waarvan het rechtsgebied ten minste250 000 inwoners telt 50.565,67 EUR Voorzitter van de vrederechters enrechters in de politierechtbank waarvan het rechtsgebied minder dan250 000 inwoners telt 46.960,31 EUR. » ingevoegd;

3° de woorden « Rechter, toegevoegd rechter, substituut en toege-voegd substituut » worden telkens vervangen door de woorden« Rechter en substituut »;

4° de woorden « , rechter in de politierechtbank en toegevoegdrechter » worden vervangen door de woorden « en rechter in depolitierechtbank ».

Art. 96. In artikel 357 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 29 december 2010, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 6° opgeheven;

2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « en aan detoegevoegde substituut-procureurs des Konings » opgeheven.

Art. 97. In artikel 360 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 27 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste lid worden de woorden « , van de vrederechters, vande rechters in de politierechtbank, van de toegevoegde vrederechters envan de toegevoegde rechters in de politierechtbank » vervangen doorde woorden « van de vrederechters en van de rechters in de politie-rechtbank »;

2° in het tweede lid worden de woorden « voor de toegevoegderechters in die rechtbanken, » en de woorden « , de toegevoegdesubstituten-procureur des Konings en de toegevoegde substituten-arbeidsauditeur » opgeheven.

Art. 98. In de tabel opgenomen in artikel 360bis van hetzelfdeWetboek, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1991 en vervangen bij de wetvan 27 december 2002, worden de woorden « toegevoegd rechter in dierechtbanken, » en de woorden « toegevoegd substituut-procureur desKonings en toegevoegd substituut-arbeidsauditeur » telkens opgehe-ven en worden de woorden « toegevoegd vrederechter, rechter in depolitierechtbank en toegevoegd rechter in de politierechtbank » telkensvervangen door de woorden « rechter in de politierechtbank ».

Art. 99. In artikel 363, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigdbij de wetten van 10 februari 1998 en 21 juni 2001, wordt de zin « Voorde toepassing van het eerste lid worden de toegevoegde rechtersbedoeld in artikel 86bis, de toegevoegde substituten van de procureurdes Konings en de toegevoegde substituten van het arbeidsauditoraatgeacht hun administratieve standplaats te hebben op de zetel van hethof van beroep of van het arbeidshof van het rechtsgebied waar ze zijnbenoemd. » opgeheven.

Art. 100. In artikel 410, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 7 juli 2002 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 juli 2012,worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) in de bepaling onder 1°, tweede streepje worden de woorden « vande voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg en van devoorzitters van de rechtbanken van koophandel, van de toegevoegderechters bij de rechtbank van eerste aanleg en van de toegevoegderechters bij de rechtbank van koophandel » vervangen door dewoorden « van de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg,van de voorzitters van de rechtbanken van koophandel en van devoorzitters van de vrederechters en de rechters in de politierecht-bank, »;

b) in de bepaling onder 1°, derde streepje, worden de woorden « envan de toegevoegde rechters bij de arbeidsrechtbank » opgeheven;

c) in de bepaling 1°, vierde streepje, worden de woorden « , van devrederechters, van de rechters in de politierechtbanken, van detoegevoegde vrederechters en van de toegevoegde rechters bij depolitierechtbanken » vervangen door de woorden « en, in de gerechte-lijke arrondissementen Eupen en Brussel, van de vrederechters en vande rechters in de politierechtbanken; »;

d) de bepaling onder 1° wordt aangevuld met een streepje, luidende :

« - met uitzondering van de gerechtelijke arrondissementen Brusselen Eupen, de voorzitter van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank ten aanzien van de vrederechters en van de rechters inde politierechtbanken; »;

2° les mots « Président des juges de paix et des juges au tribunal depolice, dont le ressort compte au moins 250 000 habitants 50.565,67 EURPrésident des juges de paix et des juges au tribunal de police, dont leressort compte moins de 250 000 habitants 46.960,31 EUR » sont insérésentre les mots « Juge, juge de complément, substitut et substitut decomplément 38.793,06 EUR » et les mots « Justices de paix et tribunauxde police visés à l’article 3 de l’annexe au présent Code »;

3° les mots « Juge, juge de complément, substitut et substitut decomplément » sont chaque fois remplacés par les mots « Juge etsubstitut »;

4° les mots « , juge au tribunal de police et juge de complément » sontremplacés par les mots « et juge au tribunal de police ».

Art. 96. A l’article 357 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 29 décembre 2010, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans le paragraphe 1er, le 6° est abrogé;

2° dans le paragraphe 2, alinéa 1er, les mots « et aux substituts duprocureur du Roi de complément, » sont abrogés.

Art. 97. A l’article 360 du même Code, remplacé par la loi du27 décembre 2002, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’alinéa 1er, les mots « des juges de paix, des juges au tribunalde police, des juges de paix de complément et des juges de complémentau tribunal de police » sont remplacés par les mots « des juges de paixet des juges au tribunal de police »;

2° dans l’alinéa 2, les mots « pour les juges de complément à cestribunaux, » et les mots « , les substituts du procureur du Roi decomplément et les substituts de l’auditeur du travail de complément »sont abrogés.

Art. 98. Dans le tableau figurant à l’article 360bis du même Code,inséré par la loi du 20 juillet 1991 et remplacé par la loi du27 décembre 2002, les mots « juge de complément à ces tribunaux, » etles mots « substitut du procureur du Roi de complément et substitut del’auditeur du travail de complément » sont chaque fois abrogés et lesmots « juge de paix de complément, juge au tribunal de police et jugede complément au tribunal de police » sont chaque fois remplacés parles mots « juge au tribunal de police ».

Art. 99. Dans l’article 363, alinéa 2, du même Code, modifié par leslois des 10 février 1998 et 21 juin 2001, la phrase « Pour l’application dupremier alinéa, les juges de complément, visés à l’article 86bis, lessubstituts de complément du procureur du Roi et les substituts decomplément de l’auditorat du travail sont censés avoir leur résidenceadministrative au siège de la cour d’appel ou de la cour du travail duressort où ils sont nommés. » est abrogée.

Art. 100. A l’article 410, § 1er, du même Code, remplacé par la loi du7 juillet 2002 et modifié en dernier lieu par la loi du 19 juillet 2012, lesmodifications suivantes sont apportées :

a) dans le 1°, deuxième tiret, les mots « des présidents des tribunauxde première instance, des présidents des tribunaux de commerce, desjuges de complément au tribunal de première instance et des juges decomplément au tribunal de commerce » sont remplacés par les mots« des présidents des tribunaux de première instance, des présidents destribunaux de commerce et des présidents des juges de paix et des jugesau tribunal de police, »;

b) dans le 1°, troisième tiret, les mots « des présidents des tribunauxdu travail » sont remplacés par les mots « et des présidents destribunaux du travail » et les mots « et des juges de complément autribunal du travail » sont abrogés;

c) dans le 1°, quatrième tiret, les mots « , des juges de paix, des jugesau tribunal de police, des juges de paix de complément et des juges decomplément au tribunal de police » sont remplacés par les mots « etdans les arrondissements judiciaires de Bruxelles et d’Eupen, des jugesde paix et des juges au tribunal de police; »;

d) le 1° est complété par un tiret rédigé comme suit :

« - à l’exception des arrondissements judiciaires de Bruxelles etd’Eupen, le président des juges de paix et juges du tribunal de police àl’égard des juges de paix et des juges au tribunal de police; »;

97973MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 44: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

e) in de bepaling onder 2°, tweede streepje, worden de woorden « vande procureurs des Konings, van de arbeidsauditeurs, van de toege-voegde substituten procureur des Konings en de toegevoegde substi-tuten arbeidsauditeur » vervangen door de woorden « van de procu-reurs des Konings en van de arbeidsauditeurs ».

Art. 101. In artikel 412, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 7 juli 2002 en gewijzigd bij de wetten van 17 mei 2006 en25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) in de bepaling onder 1°, eerste streepje, worden de woorden« voorzitters van de vrederechters en de rechters in de politierecht-bank » ingevoegd tussen het woord « koophandel, » en de woorden« de vrederechters » en worden de woorden « , de toegevoegdevrederechters, de rechters in de politierechtbanken en de toegevoegderechters bij de politierechtbanken » vervangen door de woorden « en derechters in de politierechtbanken »;

b) in de bepaling onder 1°, tweede streepje, worden de woorden « ende toegevoegde rechters bij de arbeidsrechtbanken » opgeheven;

c) in de bepaling onder 3°, vierde streepje, worden de woorden « ,hierbij inbegrepen de toegevoegde substituten procureur des Koningsen de toegevoegde substituten arbeidsauditeur, » opgeheven.

Art. 102. In artikel 415, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wetvan 7 juli 2002 en gewijzigd bij de wetten van 17 mei 2006 en25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in paragraaf 2, zesde streepje, worden de woorden « met inbegripvan de toegevoegde rechters in de rechtbanken van eerste aanleg »opgeheven;

2° in paragraaf 2, zevende streepje, worden de woorden « metinbegrip van de toegevoegde rechters in de arbeidsrechtbanken »opgeheven;

3° in paragraaf 2, achtste streepje, worden de woorden « met inbegripvan de toegevoegde rechters in de rechtbanken van koophandel »opgeheven;

4° in paragraaf 2 wordt tussen het achtste streepje en het negendestreepje een streepje ingevoegd, luidende :

« - aan de voorzitters van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank; »;

5° in paragraaf 2, negende streepje, worden de woorden « en aan detoegevoegde vrederechters » opgeheven;

6° in paragraaf 2, tiende streepje, worden de woorden « en aan detoegevoegde rechters in de politierechtbanken » opgeheven;

7° paragraaf 3 wordt aangevuld met een streepje, luidende :

« - aan de voorzitter van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank; »;

8° in paragraaf 4, eerste streepje, worden de woorden « met inbegripvan de toegevoegde rechters in de rechtbanken van eerste aanleg »opgeheven;

9° in paragraaf 4, tweede streepje, worden de woorden « metinbegrip van de toegevoegde rechters in de rechtbanken van koophan-del » opgeheven;

10° in paragraaf 4, derde streepje, worden de woorden « en aan detoegevoegde vrederechters » opgeheven;

11° in paragraaf 4, vierde streepje, worden de woorden « en aan detoegevoegde rechters in de politierechtbanken » opgeheven;

12° in paragraaf 5, worden de woorden « met inbegrip van detoegevoegde rechters in de arbeidsrechtbanken » opgeheven;

13° in paragraaf 7, worden de streepjes 6 en 7 opgeheven.

Art. 103. In artikel 633, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 30 december 2009, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° in het eerste lid worden de woorden « Veurne, Brugge » vervangendoor het woord « West-Vlaanderen »;

2° in tweede lid worden de woorden « , Brugge en Veurne »vervangen door de woorden « en West-Vlaanderen »;

3° in derde lid wordt het woord « Dendermonde » vervangen doorhet woord « Oost-Vlaanderen ».

e) dans le 2°, deuxième tiret, les mots « des procureurs du Roi, desauditeurs du travail, des substituts du procureur du Roi de complé-ment et des substituts de l’auditeur du travail de complément » sontremplacés par les mots « des procureurs du Roi et des auditeurs dutravail ».

Art. 101. A l’article 412, § 2, du même Code, remplacé par la loi du7 juillet 2002 et modifié par les lois des 17 mai 2006 et 25 avril 2007, lesmodifications suivantes sont apportées :

a) dans le 1°, premier tiret, les mots « les présidents des juges de paixet des juges au tribunal de police, » sont insérés entre les mots« tribunaux de commerce, » et les mots « les juges de paix » et les mots« , juges de paix de complément, les juges aux tribunaux de police et lesjuges de complément aux tribunaux de police » sont remplacés par lesmots « et les juges aux tribunaux de police »;

b) dans le 1°, deuxième tiret, les mots « et les juges de complément autribunal du travail » sont abrogés;

c) dans le 3°, quatrième tiret, les mots « y compris les substituts duprocureur du Roi de complément et les substituts de l’auditeur dutravail de complément » sont abrogés.

Art. 102. A l’article 415 du même Code, inséré par la loi du7 juillet 2002 et modifié par les lois des 17 mai 2006 et 25 avril 2007, lesmodifications suivantes sont apportées :

1° dans le paragraphe 2, sixième tiret, les mots « , y compris les jugesde complément aux tribunaux de première instance » sont abrogés;

2° dans le paragraphe 2, septième tiret, les mots « , y compris lesjuges de complément aux tribunaux du travail » sont abrogés;

3° dans le paragraphe 2, huitième tiret, les mots « , y compris les jugesde complément aux tribunaux de commerce » sont abrogés;

4° dans le paragraphe 2, un tiret rédigé comme suit est inséré entre lehuitième et le neuvième tiret :

« - aux présidents des juges de paix et des juges au tribunal depolice; »;

5° dans le paragraphe 2, neuvième tiret, les mots « et aux juges depaix de complément » sont abrogés;

6° dans le paragraphe 2, dixième tiret, les mots « et aux juges decomplément aux tribunaux de police » sont abrogés;

7° le paragraphe 3 est complété par un tiret rédigé comme suit :

« - au président des juges de paix et des juges au tribunal de police; »

8° dans le paragraphe 4, premier tiret, les mots « y compris les jugesde complément aux tribunaux de première instance » sont abrogés;

9° dans le paragraphe 4, deuxième tiret, les mots « y compris les jugesde complément aux tribunaux de commerce » sont abrogés;

10° dans le paragraphe 4, troisième tiret, les mots « , et aux juges depaix de complément » sont abrogés;

11° dans le paragraphe 4, quatrième tiret, les mots « et aux juges decomplément aux tribunaux de police » sont abrogés;

12° dans le paragraphe 5, les mots « y compris les juges decomplément aux tribunaux du travail » sont abrogés;

13° dans le paragraphe 7, les tirets 6 et 7 sont abrogés.

Art. 103. A l’article 633, § 2, du même Code, remplacé par la loi du30 décembre 2009, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’alinéa 1er, les mots « de Furnes, Bruges » sont remplacés parles mots « de Flandre occidentale »;

2° dans l’alinéa 2, les mots « , Bruges et Furnes » sont remplacés parles mots « et de Flandre occidentale »;

3° dans l’alinéa 3, le mot « Termonde » est remplacé par les mots« Flandre orientale ».

97974 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 45: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 104. Artikel 636 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wetvan 16 juli 2004, wordt hersteld als volgt :

« Art. 636. Indien een rechtbank verdeeld is in afdelingen en de wetde territoriale bevoegdheid toewijst aan een rechtbank die gevestigd isin de zetel van een hof van beroep, dan is de afdeling die gevestigd isin de zetel van een hof van beroep territoriaal bevoegd, voor zover dezeafdeling ook over de nodige volstrekte bevoegdheid beschikt. Indiendit laatste niet het geval is, is de bevoegde afdeling deze met de nodigevolstrekte bevoegdheid die het dichtst gevestigd is bij de zetel van hethof van beroep. ».

Art. 105. In artikel 770, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 26 april 2007, wordt het derde lid opgeheven.

HOOFDSTUK 3. — Aanpassingenvan het bijvoegsel van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 106. Artikel 2 van het bijvoegsel bij hetzelfde Wetboek, vervan-gen bij de wet van 25 maart 1999, wordt vervangen als volgt :

« Art. 2. In elk hierboven vermeld kanton wordt een vrederechterbenoemd. ».

Art. 107. Artikel 3 van het bijvoegsel bij hetzelfde Wetboek, vervan-gen bij de wet van 11 juli 1994 en gewijzigd bij de wetten van25 maart 1999 en 27 april 2001, wordt vervangen als volgt :

« Art. 3. Er wordt een politierechtbank opgericht in de hiernabepaalde plaatsen en rechtsgebieden.

1. te Antwerpen.

Deze rechtbank heeft rechtsmacht over het grondgebied van hetgerechtelijk arrondissement Antwerpen.

2. te Hasselt.

Deze rechtbank heeft rechtsmacht over het grondgebied van hetgerechtelijk arrondissement Limburg.

3. te Brussel.

De Franstalige en Nederlandstalige rechtbanken hebben rechtsmachtover het grondgebied van de twee kantons Anderlecht, van de zeskantons Brussel, van het kanton Elsene, van de kantons Etterbeek, Jette,Oudergem, van de twee kantons Schaarbeek, van de kantons Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Noode, Sint-Pieters-Woluwe,Ukkel en Vorst.

4. te Vilvoorde.

Deze rechtbank heeft rechtsmacht over het grondgebied van dekantons Asse, Grimbergen, Meise, Overijse-Zaventem en Vilvoorde.

5. te Halle.

Deze rechtbank heeft rechtsmacht over het grondgebied van dekantons Halle, Herne-Sint-Pieters-Leeuw, Kraainem-Sint-Genesius-Rode en Lennik.

6. te Leuven.

Deze rechtbank heeft rechtsmacht over het grondgebied van hetgerechtelijk arrondissement Leuven.

7. te Nijvel.

Deze rechtbank heeft rechtsmacht over het grondgebied van hetgerechtelijk arrondissement Waals-Brabant.

8. te Gent

Deze rechtbank heeft rechtsmacht over het grondgebied van hetgerechtelijk arrondissement Oost-Vlaanderen.

9. te Brugge.

Deze rechtbank heeft rechtsmacht over het grondgebied van hetgerechtelijk arrondissement West-Vlaanderen.

10. te Luik.

Deze rechtbank heeft rechtsmacht over het grondgebied van hetgerechtelijk arrondissement Luik.

11. te Eupen.

Deze rechtbank heeft rechtsmacht over het grondgebied van hetgerechtelijk arrondissement Eupen.

12. te Aarlen.

Deze rechtbank heeft rechtsmacht over het grondgebied van hetgerechtelijk arrondissement Luxemburg.

13. te Namen.

Deze rechtbank heeft rechtsmacht over het grondgebied van hetgerechtelijk arrondissement Namen.

Art. 104. L’article 636 du même Code, abrogé par la loi du16 juillet 2004, est rétabli dans la rédaction suivante :

« Art. 636. Si un tribunal est réparti en divisions et si la loi confère lacompétence territoriale à un tribunal qui est établi au siège d’une courd’appel, la division établie au siège d’une cour d’appel est territoriale-ment compétente, pour autant que cette division dispose également dela compétence d’attribution nécessaire. Si tel n’est pas le cas, la divisioncompétente est celle qui dispose de la compétence d’attributionnécessaire et qui est établie le plus près du siège de la cour d’appel. ».

Art. 105. Dans l’article 770, § 2, du même Code, remplacé par la loidu 26 avril 2007, l’alinéa 3 est abrogé.

CHAPITRE 3. — Adaptations de l’annexe au Code judiciaire

Art. 106. L‘article 2 de l’annexe au même Code, remplacé par la loidu 25 mars 1999, est remplacé par ce qui suit :

« Art. 2. Un juge de paix est nommé dans chaque canton précité. ».

Art. 107. L’article 3 de l’annexe au même Code, remplacé par la loidu 11 juillet 1994 et modifié par les lois des 25 mars 1999 et 27 avril 2001,est remplacé par ce qui suit :

« Art. 3. Un tribunal de police est établi dans les lieux et les limitesterritoriales déterminés ci-après.

1. à Anvers.

Ce tribunal exerce sa juridiction sur le territoire de l’arrondissementjudiciaire d’Anvers.

2. à Hasselt.

Ce tribunal exerce sa juridiction sur le territoire de l’arrondissementjudiciaire du Limbourg.

3. à Bruxelles.

Les tribunaux francophones et néerlandophones exercent leur juri-diction sur le territoire des deux cantons d’Anderlecht, des six cantonsde Bruxelles, du canton d’Ixelles, des cantons d’Etterbeek, de Jette,d’Auderghem, des deux cantons de Schaerbeek, des cantons deSaint-Gilles, de Molenbeek-Saint-Jean, de Saint-Josse-ten-Noode, deWoluwe-Saint-Pierre, d’Uccle et de Forest.

4. à Vilvorde.

Ce tribunal exerce sa juridiction sur le territoire des cantons d’Asse,de Grimbergen, de Meise, d’Overijse-Zaventem et de Vilvorde.

5. à Hal.

Ce tribunal exerce sa juridiction sur le territoire des cantons de Hal,de Herne-Sint-Pieters-Leeuw, de Kraainem-Rhode-Saint-Genèse et deLennik.

6. à Louvain.

Ce tribunal exerce sa juridiction sur le territoire de l’arrondissementjudiciaire de Louvain.

7. à Nivelles.

Ce tribunal exerce sa juridiction sur le territoire de l’arrondissementjudiciaire du Brabant wallon.

8. à Gand.

Ce tribunal exerce sa juridiction sur le territoire de l’arrondissementde Flandre orientale.

9. à Bruges.

Ce tribunal exerce sa juridiction sur le territoire de l’arrondissementjudiciaire de Flandre occidentale.

10. à Liège.

Ce tribunal exerce sa juridiction sur le territoire de l’arrondissementjudiciaire de Liège.

11. à Eupen.

Ce tribunal exerce sa juridiction sur le territoire de l’arrondissementjudiciaire d’Eupen.

12. à Arlon.

Ce tribunal exerce sa juridiction sur le territoire de l’arrondissementjudiciaire de Luxembourg.

13. à Namur.

Ce tribunal exerce sa juridiction sur le territoire de l’arrondissementjudiciaire de Namur.

97975MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 46: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

14. te Bergen en te Charleroi.

Deze rechtbank heeft rechtsmacht over het grondgebied van hetgerechtelijk arrondissement Henegouwen.

Art. 108. Artikel 4 van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek,vervangen bij de wet van 25 maart 1999, en gewijzigd bij de wetten van11 maart 2003 en 20 december 2005, wordt vervangen als volgt :

« Art. 4. 1. De gerechtelijke kantons van de provincie Antwerpenvormen een gerechtelijk arrondissement.

De rechtbank van eerste aanleg met zetel te Antwerpen heeftrechtsmacht over het arrondissement Antwerpen.

2. De gerechtelijke kantons van de provincie Limburg vormen eengerechtelijk arrondissement.

De rechtbank van eerste aanleg met zetel te Hasselt heeft rechtsmachtover het arrondissement Limburg.

De arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel met zetel teAntwerpen hebben rechtsmacht over de arrondissementen Antwerpenen Limburg.

3. De kantons Eigenbrakel, Geldenaken-Perwijs, Nijvel, Tubeke en detwee kantons van Waver vormen een gerechtelijk arrondissement.

De rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank en de rechtbankvan koophandel, met zetel te Nijvel hebben rechtsmacht over hetarrondissement Waals Brabant.

4. De twee kantons van Anderlecht, het kanton Asse, de zes kantonsvan Brussel, het kanton Elsene, de kantons Etterbeek, Grimbergen,Halle, Herne-Sint-Pieters-Leeuw, Jette, Kraainem-Sint-Genesius-Rode,Lennik, Meise, Oudergem en Overijse-Zaventem, de twee kantonsSchaarbeek, de kantons Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel, Vilvoorde en Vorst vormen eengerechtelijk arrondissement.

De zetel van de Nederlandstalige en Franstalige arrondissements-rechtbanken, rechtbanken van eerste aanleg, van de arbeidsrecht-banken en van de rechtbanken van koophandel is gevestigd te Brussel.De rechtbanken hebben rechtsmacht over het arrondissement Brussel.

5. De kantons Aarschot, Diest, Haacht, Landen-Zoutleeuw, de driekantons van Leuven en het kanton Tienen vormen een gerechtelijkarrondissement.

De rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank en van derechtbank van koophandel, met zetel te Leuven hebben rechtsmachtover het arrondissement Leuven.

6. De gerechtelijke kantons van de provincie Oost-Vlaanderenvormen een gerechtelijk arrondissement.

De rechtbank van eerste aanleg met zetel te Gent heeft rechtsmachtover het arrondissement Oost-Vlaanderen.

7. De gerechtelijke kantons van de provincie West-Vlaanderenvormen een gerechtelijk arrondissement.

De rechtbank van eerste aanleg met zetel te Brugge heeft rechtsmachtover het arrondissement West-Vlaanderen.

De arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel met zetel teGent hebben rechtsmacht over de arrondissementen Oost-Vlaanderenen West-Vlaanderen.

8. De gerechtelijke kantons van de provincie Luik, de kantons SanktVith en Eupen uitgezonderd, vormen een gerechtelijk arrondissement.

De rechtbank van eerste aanleg met zetel te Luik heeft rechtsmachtover het arrondissement Luik.

9. De kantons Eupen en Sankt Vith vormen een gerechtelijkarrondissement.

De rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank en de rechtbankvan koophandel, met zetel te Eupen hebben rechtsmacht over hetarrondissement Eupen.

10. De gerechtelijke kantons van de provincie Luxemburg vormeneen gerechtelijk arrondissement.

De rechtbank van eerste aanleg met zetel te Aarlen heeft rechtsmachtover het arrondissement Luxemburg.

11. De gerechtelijke kantons van de provincie Namen vormen eengerechtelijk arrondissement.

De rechtbank van eerste aanleg met zetel te Namen heeft rechtsmachtover het arrondissement Namen.

De arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel met zetel teLuik hebben rechtsmacht over de arrondissementen Luik, Luxemburg,en Namen.

14. à Mons et à Charleroi.

Ce tribunal exerce sa juridiction sur le territoire de l’arrondissementjudiciaire du Hainaut.

Art. 108. L’article 4 de l’annexe au Code judiciaire, remplacé par laloi du 25 mars 1999 et modifié par les lois du 11 mars 2003 et20 décembre 2005, est remplacé par ce qui suit :

« Art. 4. 1. Les cantons judiciaires de la province d’Anvers forment unarrondissement judiciaire.

Le tribunal de première instance, ayant son siège à Anvers, exerce sajuridiction dans l’arrondissement d’Anvers.

2. Les cantons judiciaires de la province du Limbourg forment unarrondissement judiciaire.

Le tribunal de première instance, ayant son siège à Hasselt, exerce sajuridiction dans l’arrondissement de Limbourg.

Le tribunal du travail et le tribunal de commerce ayant leur siège àAnvers, exercent leur juridiction dans les arrondissements d’Anvers etdu Limbourg.

3. Les cantons de Braine-l’Alleud, de Jodoigne-Perwez, de Nivelles,de Tubize et les deux cantons de Wavre forment un arrondissementjudiciaire.

Le tribunal de première instance, le tribunal du travail et le tribunalde commerce, ayant leur siège à Nivelles, exercent leur juridiction dansl’arrondissement du Brabant wallon.

4. Les deux cantons d’Anderlecht, le canton d’Asse, les six cantons deBruxelles, le canton d’Ixelles, les cantons d’Etterbeek, de Grimbergen,de Hal, de Herne-Sint-Pieters-Leeuw, de Jette, de Kraainem-Rhode-Saint-Genèse, de Lennik, de Meise, d’Auderghem, d’Overijse-Zaventem, les deux cantons de Schaerbeek, les cantons de Saint-Gilles,de Molenbeek-Saint-Jean, de Saint-Josse-ten-Noode, de Woluwe-Saint-Pierre, d’Uccle, de Vilvorde et de Forest forment un arrondissementjudiciaire.

Le siège des tribunaux d’arrondissement, des tribunaux de premièreinstance, des tribunaux du travail et des tribunaux de commercenéerlandophones et francophones est établi à Bruxelles. Les tribunauxexercent leur juridiction dans l’arrondissement de Bruxelles.

5. Les cantons d’Aarschot, de Diest, d’Haacht, de Landen-Léau, lestrois cantons de Louvain et le canton de Tirlemont forment unarrondissement judiciaire.

Le tribunal de première instance, le tribunal du travail et le tribunalde commerce, ayant leur siège à Louvain, exercent leur juridiction dansl’arrondissement de Louvain.

6. Les cantons judiciaires de la province de Flandre orientale formentun arrondissement judiciaire.

Le tribunal de première instance, ayant son siège à Gand, exerce sajuridiction dans l’arrondissement de la Flandre orientale.

7. Les cantons judiciaires de la province de Flandre occidentaleforment un arrondissement judiciaire.

Le tribunal de première instance, ayant son siège à Bruges, exerce sajuridiction dans l’arrondissement de la Flandre occidentale.

Le tribunal du travail et le tribunal de commerce ayant leur siège àGand, exercent leur juridiction dans les arrondissements de la Flandreorientale et de la Flandre occidentale.

8. Les cantons judiciaires de la province de Liège, à l’exception descantons de Saint-Vith et d’Eupen, forment un arrondissement judiciaire.

Le tribunal de première instance, ayant son siège à Liège, exerce sajuridiction dans l’arrondissement de Liège.

9. Les cantons d’Eupen et de Saint-Vith forment un arrondissementjudiciaire.

Le tribunal de première instance, le tribunal du travail et le tribunalde commerce, ayant leur siège à Eupen, exercent leur juridiction dansl’arrondissement d’Eupen.

10. Les cantons judiciaires de la province de Luxembourg forment unarrondissement judiciaire.

Le tribunal de première instance, ayant son siège à Arlon, exerce sajuridiction dans l’arrondissement de Luxembourg.

11. Les cantons judiciaires de la province de Namur forment unarrondissement judiciaire.

Le tribunal de première instance, ayant son siège à Namur, exerce sajuridiction dans l’arrondissement de Namur.

Le tribunal du travail et le tribunal de commerce ayant leur siège àLiège, exercent leur juridiction dans les arrondissements de Liège, deLuxembourg et de Namur.

97976 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 47: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

12. De gerechtelijke kantons van de provincie Henegouwen vormeneen gerechtelijk arrondissement.

De rechtbank van eerste aanleg met zetel te Bergen en te Charleroiheeft rechtsmacht over het arrondissement Henegouwen.

De arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel met zetel teBergen en te Charleroi hebben rechtsmacht over het arrondissementHenegouwen.

HOOFDSTUK 4. — Wijzigingen van de wet van 3 april 1953betreffende de rechterlijke inrichting

Art. 109. De tabel III « Rechtbanken van eerste aanleg » gevoegd bijde wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, vervangenbij de wet van 20 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van31 december 2012, wordt vervangen door de volgende tabel :

Arrondissement

Cadrestribunal -

juges—

Kaderrechtbank -

rechters

MandatsPrésident

—Mandatenvoorzitter

MandatsPrésident

de division—

MandatenAfdelings-voorzitter

MandatsVice-

présidents—

MandatenOnder-

voorzitters

Jugessuppléants

—Plaats-

vervangenderechters

Cadreparquet

—KaderParket

MandatsProcureur

du Roi—

MandatenProcureur

des Konings

MandatsProcureur

de division—

MandatenAfdelingsprocureur

Mandatspremierssubstituts

duprocureurs

du Roi—

Mandateneerste

substituten-procureur

des Konings

Arrondissement

Anvers 106 1 3 14 23 94 1 3 23 Antwerpen

Limbourg 40 1 2 3 8 36 1 2 7 Limburg

Bruxelles 142 1 0 20 26 128 1 0 30 Brussel

Louvain 25 1 0 3 6 22 1 0 5 Leuven

Brabantwallon

27 1 0 3 6 19 1 0 5 Waals- Brabant

Flandreorientale

94 1 3 13 25 85 1 3 20 Oost-Vlaanderen

Flandreoccidentale

68 1 4 7 21 62 1 4 13 West-Vlaanderen

Eupen 6 1 0 1 2 4 1 0 1 Eupen

Liège 78 1 3 9 21 69 1 3 15 Luik

Luxembourg 24 1 3 0 12 20 1 3 0 Luxemburg

Namur 31 1 2 2 10 29 1 2 5 Namen

Hainautsiège Charleroi

96 1 3 12 2540 1 1 11

Henegouwenzetel

Charleroi

Hainautsiège Mons

44 1 2 9 Henegouwenzetel Bergen

Art. 110. De tabel « aantal eerste substituten procureurs des Koningsin de rechtbanken van eerste aanleg », gevoegd bij dezelfde wet,vervangen bij de wet van 20 juli 1998 en gewijzigd bij de wetten van11 maart 2004 en 14 december 2004, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK 5. — Wijziging van de wet van 7 juli 1969tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken

Art. 111. De tabel « Arbeidsrechtbanken » opgenomen in arti-kel 1 van wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatievan de arbeidshoven en -rechtbanken, vervangen bij de wet van6 juli 1976 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2007, wordtvervangen door de volgende tabel :

Siège/Zetel (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11)

Anvers — Antwerpen 31 1 2 1 21 1 2 2 1 3 44

Bruxelles — Brussel 27 1 0 5 20 1 0 6 1 3 32

Louvain — Leuven 4 1 0 0 3 1 0 0 1 0 5

Nivelles — Nijvel 4 1 0 0 3 1 0 0 1 0 5

Gand — Gent 28 1 2 2 20 1 2 1 1 4 38

Eupen 1 0 0 0 1 0 0 0 0 0 2

Liège — Luik 27 1 3 0 21 1 3 0 1 3 30

Mons — Bergen-Charleroi 21 1 1 2 14 1 1 2 1 2 26

1) cadre tribunal du travail — kader arbeidsrechtbank : Juges — Rechters dont-waarvan

2) mandats Président — mandaten Voorzitter

3) mandats Président de division — mandaten Afdelingsvoorzitter

12. Les cantons judiciaires de la province de Hainaut forment unarrondissement judiciaire.

Le tribunal de première instance, ayant son siège à Mons et àCharleroi, exerce sa juridiction dans l’arrondissement du Hainaut.

Le tribunal du travail et le tribunal de commerce ayant leur siège àMons et à Charleroi, exercent leur juridiction dans l’arrondissement duHainaut.

CHAPITRE 4. — Modifications de la loi du 3 avril 1953d’organisation judiciaire

Art. 109. Le tableau III « Tribunaux de première instance » annexé àla loi du 3 avril 1953 d’organisation judiciaire, remplacé par la loi du20 juillet 1998 et modifié en dernier par la loi du 31 décembre 2012, estremplacé par le tableau suivant :

Art. 110. Le tableau « Nombre des premiers substituts du procureurdu Roi dans les tribunaux de première instance », annexé à la même loi,remplacé par la loi du 20 juillet 1998 et modifié par les lois des11 mars 2004 et 14 décembre 2004, est abrogé.

CHAPITRE 5. — Modification de la loi du 7 juillet 1969déterminant le cadre du personnel des cours et tribunaux du travail

Art. 111. Le tableau « Tribunaux de travail » figurant à l’article 1er dela loi du 7 juillet 1969 déterminant le cadre du personnel des cours ettribunaux du travail, remplacé par la loi du 6 juillet 1976 et modifié endernier lieu par la loi du 25 avril 2007, est remplacé par le tableausuivant :

97977MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 48: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Siège/Zetel (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11)

4) mandats Vice-président — mandaten Ondervoorzitter

5) cadre auditorat du travail — kader arbeidsauditoraat : Substituts de l’auditeur du travail — Substituten- arbeidsauditeur waarvan

6) mandats Auditeur du travail — mandaten Arbeidsauditeur

7) mandats Auditeur de division — mandaten Afdelingsauditeur

8) mandats 1er substitut de l’auditeur du travail — mandaten 1e substituut-Arbeidsauditeur

9) Greffier en chef — Hoofdgriffier

10) Greffiers-chef de service — Griffiers-hoofd van dienst

11) Greffiers — Griffiers

HOOFDSTUK 6. — Wijzigingen van de wet van 15 juli 1970 tot vaststellingvan de personeelsformatie van de rechtbanken van koophandel en totwijziging van de wet van 10 oktober 1967 houdende het GerechtelijkWetboek

Art. 112. De tabel opgenomen in artikel 1 van de wet van15 juli 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtban-ken van koophandel en tot wijziging van de wet van 10 okto-ber 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van20 juli 1998 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2007, wordt vervangendoor de volgende tabel :

Siège

CadreJuges

—Kader

Rechters

MandatsPrésident

—Mandatenvoorzitter

MandatsPrésident

de division—

MandatenAfdelings-voorzitter

MandatsVice-

président—

MandatenOnder-

voorzitter

Greffieren chef

—Hoofd-griffier

Greffiers-chef de service

—Griffiers-

hoofd van dienst

Greffiers—

GriffiersZetel

Anvers 32 1 2 1 1 2 38 Antwerpen

Bruxelles 24 1 4 1 2 28 Brussel

Louvain 4 1 0 1 0 4 Leuven

Nivelles 4 1 0 1 0 4 Nijvel

Gand 28 1 2 1 1 3 37 Gent

Eupen 1 0 0 0 0 2 Eupen

Liège 16 1 3 0 1 3 22 Luik

Mons-Charleroi

10 1 1 0 1 1 15 Bergen-Charleroi

Art. 113. De tabel opgenomen in artikel 2 van dezelfde wet,vervangen bij de wet van 13 april 2005, wordt vervangen door devolgende tabel :

Arrondissement Juges consulaires — Rechters in handelszaken

Anvers — Antwerpen 235

Limbourg — Limburg 55

Bruxelles — Brussel 190

Louvain — Leuven 30

Brabant wallon — Waals-Brabant 32

Flandre orientale — Oost-Vlaanderen 114

Flandre occidentale — West-Vlaanderen 125

Liège — Luik 78

Eupen 6

Luxembourg — Luxemburg 30

Namur — Namen 45

Hainaut — Henegouwen 95

CHAPITRE 6. — Modifications de la loi du 15 juillet 1970 déterminant lecadre du personnel des tribunaux de commerce et modifiant la loi du10 octobre 1967 contenant le code judiciaire

Art. 112. Le tableau figurant à l’article 1er de la loi du15 juillet 1970 déterminant le cadre du personnel des tribunaux decommerce et modifiant la loi du 10 octobre 1967 contenant le Codejudiciaire, remplacé par la loi du 20 juillet 1998 et modifié par la loi du25 avril 2007, est remplacé par le tableau suivant :

Art. 113. Le tableau figurant à l’article 2 de la même loi, inséré parla loi du 13 avril 2005, est remplacé par le tableau suivant :

97978 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 49: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

HOOFDSTUK 7. — Wijzigingen van de wet van 16 juli 1970tot vaststelling van de personeelsformatie van de politierechtbanken

Art. 114. De tabel die voorkomt in het enig artikel van de wet van16 juli 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de politie-rechtbanken, vervangen bij de wet van 22 mei 2006 en gewijzigd bij dewetten van 5 augustus 2006, en 25 april 2007, wordt vervangen door devolgende tabel :

TribunalJuges

—Rechters

Greffiers en chef—

Hoofdgriffiers

Greffierschef de service

—Griffiers-

hoofd van dienst

Greffiers—

GriffiersRechtbank

Anvers 19 - 3 23 Antwerpen

Limbourg 7 - 2 11 Limburg

Bruxelles 14 1 1 10 Brussel

Hal — Vilvorde 5 1 1 4 Halle — Vilvoorde

Louvain 4 - 5 Leuven

Brabant wallon 3 - 3 Waals Brabant

Flandre orientale 14 5 17 Oost-Vlaanderen

Flandre occidentale 12 - 4 14 West-Vlaanderen

Eupen 1 - 2 Eupen

Liège 12 - 3 12 Luik

Luxembourg 3 - 3 3 Luxemburg

Namur 5 - 2 6 Namen

Hainaut 12 - 3 14 Henegouwen

Art. 115. In dezelfde wet wordt een artikel 2 ingevoegd, luidende :

« Art. 2. De kaders van de mandaten van voorzitters en ondervoor-zitters van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, alsmedehet kader van de hoofdgriffiers van de vredegerechten en de politie-rechtbanken, wordt als volgt bepaald : »

Arrondissement

Président desjuges de paixet des juges

au tribunal de police—

Voorzitter vande vrederechters

en rechters inde politierechtbank

Vice-présidentdes juges de paix

et des jugesau tribunal de police

—Ondervoorzitter van

de vrederechtersen rechters in

de politierechtbank

Greffier en chefdes justices de paix

et des tribunauxde police

—Hoofdgriffiervan de vrede-

gerechten en depolitierechtbanken

Greffierschef de service

—Griffiers hoofden

van dienst

Arrondissement

Anvers 1 1 1 3 Antwerpen

Limbourg 1 1 1 2 Limburg

Louvain 1 1 1 1 Leuven

Brabant walllon 1 1 1 1 Waals Brabant

Flandre orientale 1 1 1 3 Oost-Vlaanderen

Flandre occidentale 1 1 1 2 West-Vlaanderen

Liège 1 1 1 2 Luik

Luxembourg 1 1 1 1 Luxemburg

Namur 1 1 1 1 Namen

Hainaut 1 1 1 3 Henegouwen

HOOFDSTUK 8. — Wijziging van de wet van 14 december 1970 totvaststelling van de personeelsformatie van de plaatsvervangende rechters inde arbeidsrechtbanken en in de rechtbanken van koophandel

Art. 116. De tabel opgenomen in het enig artikel van de wet van14 december 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van deplaatsvervangende rechters in de arbeidsrechtbanken en in de recht-banken van koophandel, gewijzigd bij de wetten van 25 juli 1974,23 september 1985 en 18 april 1989, wordt vervangen door de volgendetabel :

CHAPITRE 7. — Modifications de la loi du 16 juillet 1970déterminant le cadre du personnel des tribunaux de police

Art. 114. Le tableau figurant dans l’article unique de la loi du16 juillet 1970 déterminant le cadre du personnel des tribunaux depolice, remplacé par la loi du 22 mai 2006 et modifié par les lois des5 août 2006 et 25 avril 2007, est remplacé par le tableau suivant :

Art. 115. Dans la même loi, il est inséré un article 2, rédigé commesuit :

« Art. 2. Le cadre des mandats des présidents et vice-présidents desjuges de paix et des juges au tribunaux de police et le cadre des greffiersen chef des justices de paix et des tribunaux de police est établi commesuit : »

CHAPITRE 8. — Modification de la loi du 14 décembre 1970 déterminant lecadre des juges suppléants dans les tribunaux du travail et les tribunaux decommerce

Art. 116. Le tableau figurant dans l’article unique de la loi du14 décembre 1970 déterminant le cadre des juges suppléants dans lestribunaux du travail et les tribunaux de commerce, modifié par les loisdes 25 juillet 1974, 23 septembre 1985 et 18 avril 1989, est remplacé parle tableau suivant :

97979MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 50: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Siège—

Zetel

Tribunaux du travail—

Arbeidsrechtbanken

Tribunaux de commerce—

Rechtbanken van koophandel

Anvers — Antwerpen 19 35

Bruxelles — Brussel 15 23

Louvain — Leuven 2 4

Nivelles — Nijvel 2 4

Gand — Gent 23 39

Eupen 2 2

Liège — Luik 21 31

Mons — Bergen-Charleroi 14 17

HOOFDSTUK 9. — Wijziging van de wet van 20 juli 1971tot vaststelling van de personeelsformatie van de vredegerechten

Art. 117. De tabel opgenomen in het enig artikel van de wet van20 juli 1971 tot vaststelling van de personeelsformatie van de vrede-gerechten, vervangen door de wet van 25 april 2007, wordt vervangendoor de volgende tabel :

Arrondissement Greffier Arrondissement Griffier

Anvers 87 Antwerpen 87

Limbourg 36 Limburg 36

Bruxelles 62 Brussel 62

Louvain 22 Leuven 22

Brabant wallon 16 Waals-Brabant 16

Flandre orientale 66 Oost-Vlaanderen 66

Flandre occidentale 55 West-Vlaanderen 55

Eupen 3 Eupen 3

Liège 55 Luik 55

Luxembourg 13 Luxemburg 13

Namur 23 Namen 23

Hainaut 66 Henegouwen 66

HOOFDSTUK 10. — Wijzigingen van de wet van 2 juli 1975tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van eerste aanleg

Art. 118. De tabel opgenomen in het enig artikel van de wet van2 juli 1975 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtban-ken van eerste aanleg, vervangen bij de wet van 25 april 2007 engewijzigd bij de wet van 31 december 2012, wordt vervangen door devolgende tabel :

ArrondissementGreffier en chef

—Hoofdgriffier

Greffier-chef de service—

Griffier-hoofd van dienst

Greffier—

GriffierArrondissement

Anvers 1 8 107 Antwerpen

Limbourg 1 4 35 Limburg

Bruxelles 1 8 108 Brussel

Louvain 1 3 21 Leuven

Brabant wallon 1 2 22 Waals-Brabant

Flandre orientale 1 7 91 Oost-Vlaanderen

Flandre occidentale 1 7 65 West-Vlaanderen

Eupen 1 0 5 Eupen

Liège 1 5 76 Luik

Luxembourg 1 3 24 Luxemburg

Namur 1 3 29 Namen

Hainaut 1 8 96 Henegouwen

CHAPITRE 9. — Modification de la loi du 20 juillet 1971déterminant le cadre du personnel des justices de paix

Art. 117. Le tableau figurant à l’article unique de la loi du20 juillet 1971 déterminant le cadre du personnel des justices de paix,remplacé par la loi du 25 avril 2007, est remplacé par le tableau suivant :

CHAPITRE 10. — Modifications de la loi du 2 juillet 1975déterminant le cadre du personnel des tribunaux de première instance

Art. 118. Le tableau figurant à l’article unique de la loi du2 juillet 1975 déterminant le cadre du personnel des tribunaux depremière instance, remplacé par la loi du 25 avril 2007 et modifié par laloi du 31 décembre 2012, est remplacé par le tableau suivant :

97980 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 51: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

HOOFDSTUK 11. — Wijzigingen van diverse wetten

Art. 119. In artikel 1 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik dertalen in gerechtszaken, gewijzigd bij de wetten van 23 septem-ber 1985 en 19 juli 2012, worden de woorden « die hun zetel hebben inde provincies Henegouwen, Luxemburg en Namen en in de arrondis-sementen Nijvel, Luik, Hoei en Verviers » vervangen door de woorden« die hun rechtsmacht uitoefenen over de arrondissementen Henegou-wen, Luik, Luxemburg, Namen en Waals-Brabant ».

Art. 120. In artikel 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van23 september 1985 en 19 juli 2012 worden de woorden « die hun zetelhebben in de provincies Antwerpen, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Limburg en in het arrondissement Leuven » vervangendoor de woorden « die hun rechtsmacht uitoefenen over de arrondis-sementen Antwerpen, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Limburg enLeuven ».

Art. 121. In artikel 25, derde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij dewet van 23 september 1985 worden de woorden « te Verviers en »opgeheven.

Art. 122. In artikel 43 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij dewet van 19 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in paragraaf 1 worden de woorden « of van toegevoegd rechter ineen vredegerecht of een politierechtbank » opgeheven;

2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord « Doornik » vervan-gen door het woord « Bergen »;

3° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden « te Tongeren »vervangen door de woorden « die rechtsmacht uitoefenen over hetarrondissement Limburg »;

4° in paragraaf 3 worden de woorden « of tot toegevoegd rechter ineen vredegerecht of een politierechtbank » opgeheven;

5° in paragraaf 4 worden de woorden « werkende, plaatsvervan-gende of toegevoegde vrederechters » vervangen door de woorden« werkende en plaatsvervangende vrederechters »;

6° in paragraaf 4bis worden de woorden « of toegevoegde » opgehe-ven.

Art. 123. Artikel 45bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van23 september 1985 en gewijzigd bij de wet van 13 april 2005, wordtvervangen als volgt :

« Art. 45bis. In het arrondissement Eupen kan niemand wordenbenoemd tot voorzitter, ondervoorzitter, rechter of plaatsvervangendrechter in de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandelen de arbeidsrechtbank, tot procureur des Konings, substituut-procureur des Konings of substituut-arbeidsauditeur, tot vrederechterof plaatsvervangend vrederechter, tot rechter of plaatsvervangendrechter in een politierechtbank tenzij hij het bewijs levert van de kennisvan het Duits en bovendien door zijn diploma bewijst dat hij deexamens van de licentie in de rechten in het Frans heeft afgelegd of hetbewijs levert van de kennis van het Frans. ».

Art. 124. In artikel 53 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij dewet van 19 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in paragraaf 1, vierde lid, wordt het woord « Doornik » vervangendoor het woord « Bergen »;

2° in paragraaf 2, derde lid, wordt het woord « Tongeren » vervangendoor het woord « Hasselt »;

3° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt :

« § 4. In het arrondissement Eupen kan niemand tot griffier bij derechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel, dearbeidsrechtbank, bij een vredegerecht, bij een politierechtbank of, inoorlogstijd, bij een militaire rechtbank worden benoemd tenzij hij hetbewijs levert van de kennis van de Duitse en van de Franse taal.

Bovendien moeten twee griffiers bij het hof van beroep dat zijn zetelheeft te Luik en een griffier bij het arbeidshof dat zijn zetel te Luik heefthet bewijs leveren van de kennis van de Duitse taal. ».

Art. 125. In artikel 5, § 1, van de wet van 25 ventôse jaar XI op hetnotarisambt, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1999, worden de woorden« in het gerechtelijk arrondissement Verviers » vervangen door dewoorden « in de kantons Limburg-Aubel, Malmedy-Spa-Stavelot,Verviers-Herve en het tweede kanton Verviers » en worden de woorden« in het gebied van die twee arrondissementen » vervangen door dewoorden « in de hier genoemde gebiedsomschrijvingen ».

CHAPITRE 11. — Modifications de diverses lois

Art. 119. Dans l’article 1er de la loi du 15 juin 1935 concernantl’emploi des langues en matière judiciaire, modifié par les lois des23 septembre 1985 et 19 juillet 2012, les mots « dont le siège est établidans les provinces de Hainaut, de Luxembourg, de Namur et dans lesarrondissements de Nivelles, Liège, Huy et Verviers » sont remplacéspar les mots « qui exercent leur juridiction dans les arrondissements duHainaut, de Liège, de Luxembourg, de Namur et du Brabant wallon ».

Art. 120. Dans l’article 2 de la même loi, modifié par les lois du23 septembre 1985 et 19 juillet 2012, les mots « dont le siège est établidans les provinces d’Anvers, de Flandre occidentale, de Flandreorientale, de Limbourg et dans l’arrondissement de Louvain » sontremplacés par les mots « qui exercent leur juridiction dans lesarrondissements d’Anvers, de Flandre orientale, de Flandre occiden-tale, du Limbourg et de Louvain ».

Art. 121. Dans l’article 25, alinéa 3, de la même loi, modifié par la loidu 23 septembre 1985, les mots « de Verviers et » sont abrogés.

Art. 122. A l’article 43 de la même loi, modifié en dernier lieu par laloi du 19 juillet 2012, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans le paragraphe 1er, les mots « ou de juge de complément dansune justice de paix ou un tribunal de police » sont abrogés;

2° dans le paragraphe 1er, alinéa 2, les mots « à Tournai » sontremplacés par les mots « à Mons »;

3° dans le paragraphe 2, alinéa 2, les mots « à Tongres » sontremplacés par les mots « qui exercent leur compétence dans l’arrondis-sement du Limbourg »;

4° dans le paragraphe 3, les mots « ou juge de complément dans unejustice de paix ou un tribunal de police » sont abrogés;

5° dans le paragraphe 4, les mots « effectifs, suppléants et decomplément » sont remplacés par les mots « effectifs et suppléants »;

6° dans le paragraphe 4bis, les mots « ou de complément » sontabrogés.

Art. 123. L’article 45bis de la même loi, inséré par la loi du23 septembre 1985 et modifié par la loi du 13 avril 2005, est remplacépar ce qui suit :

« Art. 45bis. Dans l’arrondissement d’Eupen, nul ne peut être nomméaux fonctions de président, vice-président, juge ou juge suppléant autribunal de première instance, au tribunal de commerce et au tribunaldu travail, de procureur du Roi, substitut du procureur du Roi ousubstitut de l’auditeur du travail, de juge de paix ou de juge de paixsuppléant, juge ou juge suppléant au tribunal de police, s’il ne justifiede la connaissance de la langue allemande et, en outre, s’il ne justifiepar son diplôme qu’il a subi les examens de la licence en droit en languefrançaise ou s’il ne justifie de la connaissance de la langue française. ».

Art. 124. A l’article 53 de la même loi, modifié en dernier lieu par laloi du 19 juillet 2012, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans le paragraphe 1er, alinéa 4, les mots « de Tournai » sontremplacés par les mots « de Mons »;

2° dans le paragraphe 2, alinéa 3, les mots « de Tongres » sontremplacés par les mots « de Hasselt »;

3° le paragraphe 4 est remplacé par ce qui suit :

« § 4. Dans l’arrondissement d’Eupen, nul ne peut être nommé à lafonction de greffier du tribunal de première instance, du tribunal decommerce, du tribunal du travail, d’une justice de paix, d’un tribunalde police ou, en temps de guerre, d’un tribunal militaire, s’il ne justifiede la connaissance de la langue allemande et de la langue française.

En outre, deux greffiers de la cour d’appel dont le siège est établi àLiège et un greffier de la cour du travail dont le siège est établi à Liègedoivent justifier de la connaissance de la langue allemande. ».

Art. 125. Dans l’article 5, § 1er, de la loi du 25 ventôse an XIcontenant organisation du notariat, modifié par la loi du 4 mai 1999, lesmots « dans l’arrondissement judiciaire de Verviers » sont remplacéspar les mots « dans les cantons de Limbourg-Aubel, de Malmedy-Spa-Stavelot, de Verviers-Herve et dans le deuxième canton de Verviers »,les mots « ou dans celui d’Eupen » sont remplacés par les mots « oudans l’arrondissement judiciaire d’Eupen » et les mots « dans l’étenduede ces deux arrondissements » sont remplacés par les mots « dans leslimites territoriales ci-mentionnées ».

97981MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 52: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 126. Artikel 31 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet4 mei 1999, wordt vervangen als volgt :

« Art. 31. Het getal en de spreiding van de notariskantoren in eenarrondissement, evenals de standplaatsen ervan worden door deKoning derwijze bepaald dat er niet meer dan één notaris is per9 000 inwoners.

Vermindering van het aantal plaatsen met toepassing van het eerstelid geschiedt naar gelang van de vacatures; een plaats die openvalt ineen arrondissement waar het aantal hoger is, kan evenwel niet wordenopgeheven dan op eensluidend en met redenen omkleed advies van detuchtkamer en van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg.Die adviezen moeten ingewonnen telkens wanneer er een plaatsopenvalt en binnen een termijn van één maand na de aanvraag wordenuitgebracht.

Het aantal ingevulde plaatsen per gerechtelijk arrondissement kannooit minder bedragen dan het aantal plaatsen bepaald met toepassingvan het eerste lid, verminderd met één.

De geassocieerde notarissen, die geen titularis zijn, worden nietbegrepen onder het aantal notarissen dat met toepassing van het eersteen het tweede lid wordt vastgesteld.

Voor de bepaling van het aantal notarissen worden de kantonsLimburg-Aubel, Malmedy-Spa-Stavelot, Verviers-Herve en het tweedekanton Verviers en het gerechtelijk arrondissement Eupen geacht maaréén arrondissement te vormen. ».

Art. 127. In artikel 7 van de wet van 10 oktober 1978 houdendevaststelling van een Belgische visserijzone, gewijzigd bij de wet van22 april 1999, worden de woorden « Brugge, Brussel en Veurne »vervangen door de woorden « West-Vlaanderen en Brussel ».

Art. 128. In artikel 9 van de wet van 19 augustus 1891 betreffende dezeevisserij in de territoriale zee, vervangen bij de wet van 22 april 1999,worden de woorden « Brugge, Brussel en Veurne » vervangen door dewoorden « West-Vlaanderen en Brussel ».

HOOFDSTUK 12. — Advocaten, gerechtsdeurwaarders en notarissen

Art. 129. In artikel 430, 1, van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigdbij de wet van 22 november 2001, wordt het eerste lid vervangen alsvolgt :

« Elke balie of orde organiseert zich bij een afdeling van de rechtbankof bij de rechtbank van het gerechtelijk arrondissement. Uiterlijk op1 december van elk jaar wordt een tableau opgemaakt van de Orde vanadvocaten, een lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onderde beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie en eenlijst van de stagiairs, die hun kantoor in het werkingsgebied van deOrde hebben. ».

Art. 130. Artikel 535 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen alsvolgt :

« Art. 535. Elke arrondissementskamer organiseert zich bij eenafdeling van de rechtbank of bij de rechtbank van het gerechtelijkarrondissement. Zij bestaat uit de gerechtsdeurwaarders die hunwerkingsgebied hebben bij de afdeling of de rechtbank. Zij bezitrechtspersoonlijkheid. ».

Art. 131. In artikel 536 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 29 november 1979 worden de woorden « de arrondissementenmet » telkens vervangen door de woorden « hun werkingsgebied met ».

Art. 132. In het tweede deel, boek IV, van hetzelfde Wetboek wordthet opschrift van hoofdstuk IX vervangen als volgt : « Bepalingen dieeigen zijn aan de gerechtsdeurwaarders werkzaam in het arrondisse-ment van Eupen ».

Art. 133. Artikel 555bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wetvan 23 september 1985, wordt vervangen als volgt :

« Art 555bis. In afwijking van de artikelen 513 en 516 mogen degerechtsdeurwaarders met standplaats in de kantons van Limburg-Aubel, Malmedy-Spa-Stavelot, Verviers-Herve en Verviers of in hetgerechtelijk arrondissement Eupen alle exploten in die gebiedsomschrij-vingen verrichten. De gerechtsdeurwaarders met standplaats in dekantons Limburg-Aubel, Malmedy-Spa-Stavelot, Verviers-Herve enVerviers die hun ambt willen uitoefenen in het gerechtelijk arrondisse-ment Eupen, moeten evenwel het bewijs leveren van de kennis van hetDuits, overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van het koninklijkbesluit van 29 november 1993 tot bepaling van de eisen inzaketaalkennis en tot regeling van de taalexamens voor de kandidaten voorhet ambt van gerechtsdeurwaarder. ».

Art. 126. L’article 31 de la même loi, modifié en dernier lieu par la loidu 4 mai 1999, est remplacé par ce qui suit :

« Art. 31. Le nombre des notaires et leur placement dans unarrondissement, ainsi que leur résidence, sont déterminés par le Roi demanière à ce qu’il n’y ait pas plus d’un notaire par 9 000 habitants.

La réduction du nombre des places résultant de l’alinéa 1er se fait aufur et à mesure des vacances; la place qui devient vacante dans unarrondissement où le nombre est supérieur ne peut toutefois êtresupprimée que sur avis conformes et motivés de la chambre dediscipline et du président du tribunal de première instance. Ces avisdoivent chaque fois être demandés quand une place devient vacante etêtre rendus dans un délai d’un mois qui suit la demande.

Le nombre de places occupées par arrondissement judiciaire ne peutjamais être inférieur au nombre de places fixé en application de l’alinéa1er moins une.

Les notaires associés, non titulaires, ne sont pas compris dans lenombre des notaires fixé en application des alinéas 1er et 2.

Pour la fixation du nombre de notaires, les cantons de Limbourg-Aubel, Malmedy-Spa-Stavelot, Verviers-Herve et le deuxième cantonde Verviers et l’arrondissement judiciaire d’Eupen sont considéréscomme ne formant qu’un arrondissement. ».

Art. 127. Dans l’article 7 de la loi du 10 octobre 1978 portantétablissement d’une zone de pêche de la Belgique, modifié par la loi du22 avril 1999, les mots « , de Bruges, de Bruxelles et de Furnes » sontremplacés par les mots « de Flandre occidentale et de Bruxelles ».

Art. 128. Dans l’article 9 de la loi du 19 août 1891 relative à la pêchemaritime dans la mer territoriale, remplacé par la loi du 22 avril 1999,les mots « , de Bruges, de Bruxelles et de Furnes » sont remplacés parles mots « de Flandre occidentale et de Bruxelles ».

CHAPITRE 12. — Avocats, huissiers de justice et notaires

Art. 129. Dans l’article 430, 1, du Code judiciaire, remplacé par la loidu 22 novembre 2001, l’alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :

« Chaque barreau ou ordre s’organise auprès d’une division dutribunal ou près du tribunal de l’arrondissement. Il est dressé, au plustard le 1er décembre de chaque année, un tableau de l’Ordre desavocats, une liste des avocats qui exercent leur profession sous le titreprofessionnel d’un autre état membre de l’Union européenne et uneliste des stagiaires ayant leur cabinet sur le territoire d’activité del’Ordre. ».

Art. 130. L’article 535 du même Code est remplacé par ce qui suit :

« Art. 535. Chaque chambre d’arrondissement s’organise auprèsd’une division du tribunal ou auprès du tribunal de l’arrondissementjudiciaire. Elle est composée des huissiers de justice ayant leur territoired’activité près la division ou près le tribunal. Elle possède lapersonnalité juridique. ».

Art. 131. Dans l’article 536 du même Code, remplacé par la loi du29 novembre 1979, les mots « les arrondissements où » sont chaque foisremplacés par les mots « leur territoire d’activité où ».

Art. 132. Dans la deuxième partie, livre IV, du même Code, l’intitulédu chapitre IX est remplacé par ce qui suit : « Dispositions propres auxhuissiers de justice actifs dans l’arrondissement d’Eupen. »

Art. 133. L’article 555bis du même Code, inséré par la loi du23 septembre 1985, est remplacé par ce qui suit :

« Art. 555bis. Par dérogation aux articles 513 et 516, les huissiers dejustice qui ont leur résidence dans les cantons de Limbourg-Aubel, deMalmedy-Spa-Stavelot, de Verviers-Herve et de Verviers ou dansl’arrondissement judiciaire d’Eupen peuvent dresser tous exploits dansces circonscriptions territoriales. Les huissiers de justice qui ont leurrésidence dans les cantons de Limbourg-Aubel, Malmédy-Spa-Stavelot,Verviers-Herve et Verviers et qui souhaitent instrumenter dans l’arron-dissement judiciaire d’Eupen doivent cependant apporter la preuve deleur connaissance de la langue allemande conformément aux disposi-tions de l’article 2 de l’arrêté royal du 29 novembre 1993 déterminantles conditions d’aptitude linguistique et organisant les examenslinguistiques pour les candidats à la fonction d’huissier de justice. ».

97982 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 53: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 134. Artikel 555ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wetvan 23 september 1985, wordt vervangen als volgt :

« Art. 555ter. In afwijking van artikel 535 is er een enkel gemeen-schappelijke arrondissementskamer voor Verviers en Eupen. Zij draagtde benaming « kamer voor Verviers en Eupen » en is gevestigd teVerviers. Zij bestaat uit de gerechtsdeurwaarders van het arrondisse-ment Eupen en de kantons van Limburg-Aubel, Malmedy-Spa-Stavelot, Verviers-Herve en Verviers. Zij bezit rechtspersoonlijkheid.

Voor de toepassing van artikel 536 wordt hun aantal gerechtsdeur-waarders samen vastgesteld. ».

HOOFDSTUK 13. — Justitiehuizen

Art. 135. Wanneer in een gerechtelijk arrondissement verschillendejustitiehuizen zijn gevestigd, wijst de opdrachtgevende overdheid hetjustitiehuis aan om de opdracht uit te voeren waarmee ze het belast.

HOOFDSTUK 14. — Overgangsmaatregelen

Afdeling 1. — Algemeen

Art. 136. De toepassing van deze wet kan geen afbreuk doen aan dewedden, de weddeverhogingen, de weddebijslagen en pensioenen vande magistraten, de hoofdgriffiers en hoofdsecretarissen, de griffiers,secretarissen, en de personeelsleden van de griffies en parketsecretaria-ten die op het ogenblik van de inwerkingtreding ervan in functie zijn.

In afwijking van het eerste lid behouden de toegevoegde rechters entoegevoegde substituten bedoeld in artikel 150 de weddebijslag niet.

Art. 137. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder de archie-ven van de voormalige zetels worden toevertrouwd aan de gerechtendie Hij aanwijst, en die daarvan uitgiften, afschriften en uittrekselskunnen afleveren.

Afdeling 2. — Bevoegdheid

Art. 138. Zaken die de dag voor de inwerkingtreding van deze wetaanhangig waren bij een rechtbank van een arrondissement dat doordeze wet deel uitmaakt van een nieuw uitgebreid arrondissement,blijven van rechtswege aanhangig bij de afdeling die het oorspronkelijkarrondissement vormde.

Art. 139. In afwachting dat de rechtbank een eengemaakte algemenerol kan houden met toepassing van artikel 711 van het GerechtelijkWetboek, houdt elke afdeling een eigen algemene rol op de griffie. Eenkoninklijk besluit stelt de datum vast waarop de eengemaakte recht-bank een algemene rol houdt.

Art. 140. Verzet en derdenverzet tegen beslissingen genomen voorde inwerkingtreding van deze wet door de rechtbank van eenarrondissement dat door deze wet deel uitmaakt van een nieuwuitgebreid arrondissement, wordt ingediend voor de afdeling die hetoorspronkelijke arrondissement vormde.

Art. 141. Hoger beroep tegen beslissingen genomen voor de inwer-kingtreding van deze wet door de vrederechters of politierechtbankenvan een arrondissement of kanton dat door deze wet deel uitmaakt vaneen nieuw uitgebreid arrondissement, wordt ingesteld bij de afdelingdie het oorspronkelijk arrondissement vormde.

Art. 142. Het verzoek tot herroeping van het gewijsde of devordering tot intrekking, zoals bedoeld in de artikelen 10, 11, 12 en16 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof,van beslissingen genomen voor de inwerkingtreding van deze wet doorde rechtbank van een arrondissement dat door deze wet deel uitmaaktvan een nieuw uitgebreid arrondissement, wordt ingediend voor deafdeling die het oorspronkelijke arrondissement vormde.

Art. 143. In tuchtprocedures die voor de inwerkingtreding van dezewet zijn ingesteld door de luidens artikel 410 van Gerechtelijk Wetboekbevoegde tuchtoverheid, worden de bevoegdheden voor onderzoek enhet opleggen van een lichte straf, uitgeoefend door de nieuwetuchtoverheid van het uitgebreid arrondissement.

Art. 144. In afwachting van het in artikel 186 van het GerechtelijkWetboek, zoals gewijzigd bij artikel 50 van deze wet, bedoeldezaakverdelingsreglement bepaalt de Koning in een besluit vastgesteldna overleg in de Ministerraad het gebied binnen hetwelk elke afdelinghaar rechtsmacht, naar de regels van de territoriale bevoegdheiduitoefent. De Koning verdeelt de afdelingen en hun zetel naar de zetelen de grenzen van de arrondissementen en politierechtbanken zoals zebestonden voor deze wet.

Art. 134. L’article 555ter du même Code, inséré par la loi du23 septembre 1985, est remplacé par ce qui suit :

« Art. 555ter. Par dérogation à l’article 535, il y a une seule chambred’arrondissement commune à Verviers et Eupen. Elle porte le titre de« chambre de Verviers et d’Eupen », et a son siège à Verviers. Elle estcomposée des huissiers de justice de l’arrondissement d’Eupen et descantons de Limbourg-Aubel, Malmedy-Spa-Stavelot, Verviers-Herve etVerviers. Elle possède la personnalité juridique.

Pour l’application de l’article 536, leur nombre d’huissiers de justiceest commun. ».

CHAPITRE 13. — Maisons de justice

Art. 135. Lorsque dans un arrondissement judiciaire, plusieursmaisons de justice sont établies, l’autorité mandante désigne la maisonde justice pour exécuter la mission qu’elle lui confie.

CHAPITRE 14. — Mesures transitoires

Section 1re. — Généralités

Art. 136. L’application de la présente loi ne peut porter atteinte auxtraitements, augmentations de traitement, suppléments de traitement etpensions des magistrats, des greffiers en chef et des secrétaires en chef,des greffiers et des secrétaires ainsi que des membres du personnel desgreffes et secrétariats de parquet qui sont en fonction au moment de sonentrée en vigueur.

Par dérogation à l’alinéa 1er, les juges de complément et substituts decomplément visés à l’article 150 ne conservent pas le supplément detraitement.

Art. 137. Le Roi détermine les conditions auxquelles les archives desanciens sièges sont confiées aux juridictions qu’Il désigne et quipeuvent en délivrer des expéditions, copies et extraits.

Section 2. — Compétence

Art. 138. Les affaires qui étaient pendantes la veille de l’entrée envigueur de la présente loi devant un tribunal d’un arrondissement quifait partie conformément à la présente loi d’un nouvel arrondissementétendu restent de plein droit pendantes à la division qui constituaitl’arrondissement initial.

Art. 139. En attendant que le tribunal puisse tenir un rôle généralunifié en application de l’article 711 du Code judiciaire, chaque divisiontient son propre rôle général au greffe. Un arrêté royal détermine la dateà partir de laquelle un tribunal tient un rôle général unifié.

Art. 140. L’opposition et la tierce opposition aux décisions renduesavant l’entrée en vigueur de la présente loi par le tribunal d’unarrondissement qui fait partie, conformément à la présente loi, d’unnouvel arrondissement étendu sont formées devant la division quiconstituait l’arrondissement initial.

Art. 141. L’appel des décisions rendues avant l’entrée en vigueur dela présente loi par les juges de paix ou les tribunaux de police d’unarrondissement ou canton qui fait partie conformément à la présente loid’un nouvel arrondissement étendu est formé devant la division quiconstituait l’arrondissement initial.

Art. 142. La requête civile ou la demande de rétractation, visées auxarticles 10, 11, 12 et 16 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Courconstitutionnelle, de décisions prises avant l’entrée en vigueur de laprésente loi par le tribunal d’un arrondissement qui fait partie,conformément à la présente loi, d’un nouvel arrondissement étendu, estintroduite devant la division qui constituait l’arrondissement initial.

Art. 143. Dans le cadre des procédures disciplinaires intentées avantl’entrée en vigueur de la présente loi par l’autorité disciplinairecompétente en vertu de l’article 410 du Code judiciaire, les compétencesd’instruction et d’infliger une peine mineure sont exercées par lanouvelle autorité disciplinaire de l’arrondissement étendu.

Art. 144. Dans l’attente du règlement de répartition des affaires viséà l’article 186 du Code judiciaire, tel que modifié par l’article 50 de laprésente loi, le Roi détermine, par un arrêté royal délibéré en Conseildes ministres, le territoire sur lequel chaque division exerce sajuridiction, selon les règles de la compétence territoriale. Le Roidélimite les divisions et leur siège en fonction des sièges et frontièresdes arrondissements et des tribunaux de police telles qu’elles existaientavant la présente loi.

97983MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 54: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

In afwachting van de vaststelling van het zaakverdelingsreglementblijven de afdelingen Brugge en Veurne van het arrondissementWest-Vlaanderen bevoegd voor de vorderingen bedoeld in artikel 633,§ 2, van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 145. Artikel 186, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek,zoals ingevoegd bij artikel 50 van deze wet, is van toepassing op deneerlegging van stukken met het oog op de aanhangigmaking en debehandeling voor de zaken die, overeenkomstig artikel 186, § 1,zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevolge een zaakverde-lingsreglement toegewezen zijn aan een afdeling, en voor de anderezaken, enkel op de neerlegging van stukken, met het oog op deaanhangigmaking. Voor die andere zaken zal artikel 186, § 2, eerste lid,van het Gerechtelijk Wetboek pas van toepassing zijn op de neerleggingvan stukken met het oog op de behandeling vanaf het ogenblik waaropin de rechtbanken een systeem van e-griffie is geïnstalleerd, maar hetzal in ieder geval ten laatste op 1 september 2015 erop van toepassingzijn.

Art. 146. In afwachting van het zaakverdelingsreglement blijft deafdeling Veurne van het arrondissement West-Vlaanderen eveneensbevoegd om kennis te nemen van de inbreuken tegen de wetten van19 augustus 1891 betreffende de zeevisserij in de territoriale zee en van10 oktober 1978 houdende vaststelling van een Belgische visserijzoneen hun uitvoeringsbesluiten.

Afdeling 3. — Magistraten

Art. 147. Magistraten die op het ogenblik van de inwerkingtredingvan deze wet benoemd zijn in een rechtbank of parket van eenarrondissement dat door deze wet deel uitmaakt van een nieuwuitgebreid rechtsgebied, zijn van rechtswege benoemd in de nieuwerechtbank of het nieuwe parket, zonder toepassing van artikel 287sexiesvan het Gerechtelijk Wetboek en zonder nieuwe eedaflegging.

Magistraten benoemd in de arbeidsrechtbank, rechtbank van koop-handel of arbeidsauditoraat die door deze wet worden samengevoegdtot op niveau van het rechtsgebied van het hof van beroep, zijn vanrechtswege benoemd in de arbeidsrechtbank, rechtbank van koophan-del of auditoraat van het rechtsgebied van het hof van beroep, zondertoepassing van artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek en zondernieuwe eedaflegging.

Magistraten die benoemd zijn in de rechtbank van eerste aanleg vanEupen, zijn in subsidiaire orde benoemd in de rechtbank van koophan-del en de arbeidsrechtbank van Eupen. Magistraten die benoemd zijn inde rechtbank van koophandel of de arbeidsrechtbank van Eupen-Verviers en aan de voorwaarden inzake de kennis van de Duitse taalvoldoen, zijn respectievelijk benoemd in de rechtbank van koophandelof de arbeidsrechtbank van Eupen en, in subsidiaire orde, in derechtbank van eerste aanleg en, naar gelang van het geval, dearbeidsrechtbank of de rechtbank van koophandel.

Art. 148. De toegevoegde vrederechters die werden benoemd voorde inwerkingtreding van deze wet, blijven benoemd als toegevoegdevrederechters in het vredegerecht of de vredegerechten waarin zij zijnbenoemd.

De toegevoegde rechters in de politierechtbank die werden benoemdvoor de inwerkingtreding van deze wet, worden zonder toepassing vanartikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek en zonder nieuweeedaflegging van rechtswege benoemd als toegevoegde rechters in depolitierechtbank, in de politierechtbank die in het bijvoegsel bij hetGerechtelijk Wetboek wordt bedoeld en die de politierechtbank waarinzij zijn benoemd, vervangt.

Zij die tegelijkertijd tot toegevoegd vrederechter en toegevoegdrechter in de politierechtbank werden benoemd, blijven benoemd alstoegevoegd vrederechter in het (de) vredegerecht(en) waarin zij zijnbenoemd tot toegevoegd vrederechter en worden zonder toepassingvan artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek en zonder nieuweeedaflegging van rechtswege benoemd tot toegevoegde rechter in depolitierechtbank in het arrondissement dat het arrondissement waarinzij zijn benoemd tot toegevoegd rechter in de politierechtbank,vervangt.

De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek die van toepassing zijnop de vrederechters en rechters in de politierechtbank zijn vantoepassing op de toegevoegde vrederechters en toegevoegde rechters inde politierechtbank.

Art. 149. Naargelang van de behoeften van de dienst kan, naargelang van het geval, de voorzitter van de vrederechters en rechters inde politierechtbank of de voorzitter van de rechtbank van eerste aanlegeen vrederechter of een toegevoegd vrederechter, die benoemd werdvoor de inwerkingtreding van deze wet en die deze opdrachtaanvaardt, aanwijzen om zijn functies cumulatief uit te oefenen in eenander kanton.

Dans l’attente de l’établissement du règlement de répartition desaffaires, les divisions de Bruges et Furnes de l’arrondissement deFlandre occidentale restent compétentes pour les actions visées àl’article 633, § 2, du Code judiciaire.

Art. 145. L’article 186, § 2, alinéa 1er, du Code judiciaire, insérée parl’article 50 de la présente loi, s’applique au dépôt des pièces en vue dela saisine et du traitement des affaires qui sont attribuées, conformé-ment à l’article 186, § 1er, alinéa 7, du Code judiciaire, à une division envertu du règlement de répartition des affaires et pour les autres affaires,uniquement au dépôt des pièces en vue de la saisine. Pour ces autresaffaires, l’article 186, § 2, alinéa 1er, du Code judiciaire ne s’appliqueraau dépôt des pièces en vue du traitement de l’affaire qu’à partir dumoment où le système e-greffe sera mis en place dans les tribunaux,mais il s’y appliquera de toute façon au plus tard le 1er septembre 2015.

Art. 146. Dans l’attente du règlement de répartition des affaires, ladivision de Furnes de l’arrondissement de Flandre occidentale resteégalement compétente pour connaître des infractions aux lois des19 août 1891 relative à la pêche maritime dans la mer territoriale et10 octobre 1978 portant établissement d’une zone de pêche de laBelgique et leurs arrêtés d’exécution.

Section 3. — Magistrats

Art. 147. Les magistrats qui, au moment de l’entrée en vigueur de laprésente loi, sont nommés à un tribunal ou un parquet d’un arrondis-sement qui fait partie, conformément à la présente loi, d’un nouvelarrondissement étendu, sont de plein droit nommés au nouveautribunal ou au nouveau parquet, sans qu’il soit fait application del’article 287sexies du Code judiciaire et sans nouvelle prestation deserment.

Les magistrats nommés au tribunal du travail, au tribunal decommerce ou à l’auditorat du travail qui, conformément à la présenteloi, sont fusionnés jusqu’au niveau du ressort de la cour d’appel, sontde plein droit nommés au tribunal du travail ou de commerce ou àl’auditorat du ressort de la cour d’appel, sans qu’il soit fait applicationde l’article 287sexies du Code judiciaire et sans nouvelle prestation deserment.

Les magistrats nommés au tribunal de première instance d’Eupensont nommés, à titre subsidiaire, au tribunal de commerce et au tribunaldu travail d’Eupen. Les magistrats nommés au tribunal de commerceou au tribunal du travail d’Eupen-Verviers qui satisfont à la conditionde connaissance de la langue allemande sont respectivement nommésau tribunal de commerce ou au tribunal du travail d’Eupen, et à titresubsidiaire, au tribunal de première instance et, selon le cas, au tribunaldu travail ou de commerce.

Art. 148. Les juges de paix de complément nommés avant l’entréeen vigueur de la présente loi restent nommés en qualité de juge de paixde complément à la ou aux justices de paix auxquelles ils ont éténommés.

Les juges de complément au tribunal de police nommés avantl’entrée en vigueur de la présente loi sont nommés d’office juge decomplément au tribunal de police sans qu’il soit fait application del’article 287sexies du Code judiciaire et sans nouvelle prestation deserment au tribunal de police visé à l’annexe au Code judiciaire qui sesubstitue au tribunal de police auquel ils ont été nommés.

Ceux qui ont été nommé à la fois juge de paix de complément et jugede complément au tribunal de police restent nommés en qualité de jugede paix de complément à la ou aux justices de paix auxquelles ils ont éténommés juge de paix de complément et sont nommés d’office sans qu’ilsoit fait application de l’article 287sexies du Code judiciaire et sansnouvelle prestation de serment, juge de complément au tribunal depolice dans l’arrondissement qui se substitue à l’arrondissement danslequel ils ont été nommés juge de complément au tribunal de police.

Les dispositions du Code judiciaire applicables aux juges de paix etaux juges au tribunal de police sont applicables aux juges de paix decomplément et aux juges de complément au tribunal de police.

Art. 149. En fonction des nécessités du service, le président des jugesde paix et des juges au tribunal de police ou le président du tribunal depremière instance, selon le cas, peut désigner un juge de paix ou un jugede paix de complément nommé avant l’entrée en vigueur de la présenteloi, qui accepte cette délégation, pour exercer ses fonctions cumulati-vement dans un autre canton.

97984 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 55: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

De opdracht eindigt wanneer de reden ervan vervalt; voor zakenwaarover de debatten aan de gang zijn of die in beraad zijn genomen,blijft de opdracht echter gelden tot aan het vonnis.

In de opdrachtbeschikking worden de redenen voor de opdrachtopgegeven en de nadere regels ervan omschreven.

Art. 150. § 1. De toegevoegde rechters, met opdracht in een recht-bank van eerste aanleg, bedoeld in de artikelen 80, 86bis en 259sexiesvan het Gerechtelijk Wetboek die als toegevoegde rechters werdenbenoemd voor de inwerkingtreding van deze wet en van wie de situatieniet wordt geregeld door artikel 63 van de wet van 19 juli 2012 betref-fende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel,worden zonder toepassing van artikel 287sexies van hetzelfde Wetboeken zonder nieuwe eedaflegging van rechtswege benoemd in eenrechtbank van eerste aanleg waarin zij zijn aangewezen op het ogenblikvan de inwerkingtreding van deze wet en, in subsidiaire orde, in alleandere rechtbanken van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hofvan beroep.

§ 2. De toegevoegde substituten van de procureur des Koningsbedoeld in de artikelen 326, § 1, en 259sexies van het GerechtelijkWetboek die werden benoemd voor de inwerkingtreding van deze weten van wie de situatie niet wordt geregeld door artikel 63 van de wetvan 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijkarrondissement Brussel, worden met inachtneming van de wet van15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, zondertoepassing van artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek en zondernieuwe eedaflegging van rechtswege benoemd in een parket van deprocureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg waarin zijopdracht hebben gekregen en, in subsidiaire orde, in alle andereparketten van de procureur des Konings van het rechtsgebied.

§ 3. De toegevoegde rechters met opdracht in de rechtbank vankoophandel die werden benoemd tot toegevoegd rechter voor deinwerkingtreding van deze wet, worden zonder toepassing van arti-kel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek en zonder nieuwe eedafleg-ging van rechtswege benoemd in de rechtbank van koophandel van hetrechtsgebied van het hof van beroep.

§ 4. De toegevoegde rechters met opdracht in de arbeidsrechtbankdie werden benoemd tot toegevoegde rechters voor de inwerkingtre-ding van deze wet en van wie de situatie niet wordt geregeld doorartikel 63 van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van hetgerechtelijk arrondissement Brussel, worden zonder toepassing vanartikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek en zonder nieuweeedaflegging van rechtswege benoemd in de arbeidsrechtbank van hetrechtsgebied van het arbeidshof.

§ 5. De toegevoegde substituten van de arbeidsauditeur die werdenbenoemd voor de inwerkingtreding van deze wet, worden zondertoepassing van artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek en zondernieuwe eedaflegging van rechtswege benoemd in het arbeidsauditoraatvan het rechtsgebied van het arbeidshof.

Art. 151. De toegevoegde magistraten bedoeld in de artikelen 148,tweede en derde lid, en 150 behouden de anciënniteit die ze hebbenverworven als toegevoegd magistraat en hebben rang vanaf de datumvan hun benoeming als toegevoegd magistraat.

Art. 152. Magistraten die op het ogenblik van de inwerkingtredingvan deze wet bij toepassing van artikel 100 van het GerechtelijkWetboek benoemd zijn in of bij verschillende rechtbanken van eersteaanleg van het rechtsgebied van het hof van beroep en die door dezewet deel uitmaken van verschillende rechtbanken van eerste aanleg vandat rechtsgebied, zijn van rechtswege benoemd in de nieuwe rechtban-ken of parketten, zonder toepassing van artikel 287sexies van hetzelfdeWetboek en zonder nieuwe eedaflegging.

Art. 153. Rechters in sociale zaken, rechters in handelszaken enplaatsvervangende rechters die benoemd zijn in een rechtbank van eenarrondissement dat door deze wet deel uitmaakt van een nieuwuitgebreid rechtsgebied, blijven benoemd in de afdeling die hetoorspronkelijk arrondissement vormde.

Art. 154. In elke rechtbank of parket van een nieuw rechtsgebied diedoor deze wet wordt opgericht wordt een nieuwe korpschef aangewe-zen voor een mandaat bedoeld in artikel 259quater van het GerechtelijkWetboek.

La délégation prend fin avec la cessation de la cause qui l’a motivée;toutefois, pour les affaires en cours de débat ou en délibéré, ladélégation produit ses effets jusqu’au jugement.

L’ordonnance de délégation indique les motifs de la délégation et enprécise les modalités.

Art. 150. § 1er. Les juges de complément délégués dans un tribunalde première instance visés aux articles 80, 86bis et 259sexies du Codejudiciaire, nommés juges de complément avant l’entrée en vigueur de laprésente loi dont la situation n’est pas réglée par l’article 63 de la loi du19 juillet 2012 portant réforme de l’arrondissement judiciaire deBruxelles, sont nommés d’office sans qu’il soit fait application del’article 287sexies du Code judiciaire et sans nouvelle prestation deserment dans un tribunal de première instance auquel ils ont étédésignés au moment de l’entrée en vigueur de la présente loi et, à titresubsidiaire, à tous les autres tribunaux de première instance du ressortde la cour d’appel.

§ 2. Les substituts du procureur du Roi de complément visés auxarticles 326, § 1er, et 259sexies du Code judiciaire, nommés avant l’entréeen vigueur de la présente loi dont la situation n’est pas réglée parl’article 63 de la loi du 19 juillet 2012 portant réforme de l’arrondisse-ment judiciaire de Bruxelles, sont nommés d’office, dans le respect de laloi du 15 juin 1935 concernant l’emploi des langues en matièrejudiciaire, et sans qu’il soit fait application de l’article 287sexies du Codejudiciaire et sans nouvelle prestation de serment, dans un parquet duprocureur du Roi près le tribunal de première instance auquel ils ont étédélégués et, à titre subsidiaire, à tous les autres parquets du procureurdu Roi du ressort.

§ 3. Les juges de complément délégués au tribunal de commerce,nommés juge de complément avant l’entrée en vigueur de la présenteloi, sont nommés d’office et sans qu’il soit fait application de l’article287sexies du Code judiciaire et sans nouvelle prestation de serment autribunal de commerce du ressort de la cour d’appel.

§ 4. Les juges de complément délégués au tribunal du travail,nommés juges de complément avant l’entrée en vigueur de la présenteloi et dont la situation n’est pas réglée par l’article 63 de la loi du19 juillet 2012 portant réforme de l’arrondissement judiciaire deBruxelles, sont nommés d’office et sans qu’il soit fait application del’article 287sexies du Code judiciaire et sans nouvelle prestation deserment au tribunal du travail du ressort de la cour du travail.

§ 5. Les substituts de l’auditeur du travail de complément nommésavant l’entrée en vigueur de la présente loi, sont nommés d’office etsans qu’il soit fait application de l’article 287sexies du Code judiciaire etsans nouvelle prestation de serment à l’auditorat du travail du ressortde la cour du travail.

Art. 151. Les magistrats de complément visés aux articles 148,alinéas 2 et 3, et 150 conservent l’ancienneté acquise comme magistratde complément et prennent rang à la date de leur nomination commemagistrat de complément.

Art. 152. Les magistrats qui, au moment de l’entrée en vigueur de laprésente loi, sont nommés, en application de l’article 100 du Codejudiciaire, à ou près de différents tribunaux de première instance duressort de la cour d’appel et qui, conformément à la présente loi, fontpartie de différents tribunaux de première instance de ce ressort, sontde plein droit nommés aux nouveaux tribunaux ou parquets, sans qu’ilsoit fait application de l’article 287sexies du même Code et sans nouvelleprestation de serment.

Art. 153. Les juges sociaux, juges consulaires et juges suppléantsnommés à un tribunal d‘un arrondissement qui, conformément à laprésente loi, fait partie d’un nouveau ressort étendu, restent nommésdans la division qui constituait l’arrondissement initial.

Art. 154. Un nouveau chef de corps est désigné pour un mandat viséà l’article 259quater du Code judiciaire, à chaque tribunal ou parquetd’un nouveau ressort qui est créé par la présente loi.

97985MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 56: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Magistraten die op de dag van de inwerkingtreding van deze wetaangewezen zijn in een mandaat van korpschef bedoeld in artikel 58bis,2°, van het Gerechtelijk Wetboek bij een rechtbank van een arrondisse-ment dat door deze wet deel uitmaakt van een nieuw uitgebreidrechtsgebied en die niet aangewezen zijn in een nieuw mandaatbedoeld in het eerste lid, ontvangen voor de resterende duur van hunmandaat of tot op het ogenblik waarop zij voor het verstrijken van dietermijn in een ander ambt of functie worden benoemd of aangewezen,de overeenkomstige wedde en de daaraan verbonden verhogingen envoordelen.

In afwijking van artikel 259quater van het Gerechtelijk Wetboek, kanhet eerste mandaat van deze korpschef niet worden hernieuwd.

Tijdens deze periode blijven zij hun titel op persoonlijke titel dragenen worden ze aangewezen als afdelingsvoorzitter, afdelingsprocureurof afdelingsauditeur in de afdeling waar ze mandaathouder waren.Gedurende die periode wordt er geen andere afdelingsvoorzitteraangewezen.

De korpschef die niet aangewezen wenst te worden in een functiebedoeld in het vierde lid, keert terug naar het ambt waarin hij voor zijnaanwijzing als korpschef was benoemd of aangewezen. Onverminderdde regels inzake het einde van het mandaat die op hem van toepassingzijn, ontvangt hij de wedde van deze functie.

De korpschef die de in het vierde lid bedoelde keuze maakt, deelt ditmee aan de Koning, uiterlijk twee maanden na de aanwijzing van denieuwe korpschef, bedoeld in het eerste lid.

Art. 155. In afwijking van artikel 259quater van het GerechtelijkWetboek wordt het eerste mandaat van de korpschefs die aangewezenwaren in een rechtbank of een parket dat door deze wet deel uitmaaktvan een nieuwe uitgebreid rechtsgebied, niet hernieuwd.

Afdeling 4. — Gerechtspersoneel

Art. 156. De referendarissen, parketjuristen, griffiers, secretarissenen andere personeelsleden van niveau A en B benoemd op het ogenblikvan de inwerkingtreding van deze wet in een rechtbank of parket vaneen arrondissement dat door deze wet deel uitmaakt van een nieuwuitgebreid rechtsgebied, worden benoemd in het nieuwe arrondisse-ment waarin hun oorspronkelijke rechtbank of parket gelegen was,zonder toepassing van artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek enzonder nieuwe eedaflegging.

De personeelsleden van niveau C en D benoemd in een griffie,parketsecretariaat en steundienst, blijven verbonden aan de rechtbankof het parket waar ze voor de inwerkingtreding van deze wet warenbenoemd en die nu een afdeling vormt.

Art. 157. Het gerechtspersoneel dat aangeworven is met een arbeids-overeenkomst, blijft verbonden aan de plaats van tewerkstelling die inhun arbeidsovereenkomst is vermeld. Zij kunnen in andere afdelingenworden tewerkgesteld op grond van een nieuw bijvoegsel bij dearbeidsovereenkomst.

Art. 158. Wanneer ingevolge de bepalingen van deze wet, doorsamenvoeging van de arrondissementen, meerdere hoofdgriffiers aan-wezig zijn in een uitgebreide rechtbank of in vredegerechten, wordt eennieuwe hoofdgriffier benoemd in die rechtbank of in het arrondisse-ment wat betreft de vredegerechten en de politierechtbank via devergelijkende selectie bedoeld in artikel 262, § 2, van het GerechtelijkWetboek. De hoofdgriffiers die in functie zijn op het ogenblik van deinwerkingtreding van deze bepaling, kunnen deelnemen aan dezeselectie.

De overige hoofdgriffiers behouden hun loon en dragen de eretitelvan hun vroegere functie. De nieuwe hoofdgriffier wijst hen aan alsafdelingsgriffier om hem bij te staan bij de leiding van de afdelingen ofvredegerechten.

Art. 159. Wanneer ingevolge de bepalingen van deze wet, doorsamenvoeging van de arrondissementen, meerdere hoofdsecretarissenaanwezig zijn in een parket of auditoraat wordt een nieuwe hoofd-secretaris benoemd in dat parket of auditoraat via de vergelijkendeselectie, bedoeld in artikel 265, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek. Dehoofdsecretarissen in functie op de dag van de inwerkingtreding vandeze bepaling, kunnen deelnemen aan deze selectie.

De overige hoofdsecretarissen behouden hun loon en dragen deeretitel van hun oude functie. De nieuwe hoofdsecretaris wijst hen aanals afdelingssecretaris om hem bij te staan bij in de leiding van deafdelingen.

Les magistrats qui, au jour de l’entrée en vigueur de la présente loi,sont désignés à un mandat de chef de corps, visé à l’article 58bis, 2°, duCode judiciaire, d’un tribunal d’un arrondissement qui fait partie,conformément à la présente loi, d’un nouvel arrondissement étendu etqui ne sont pas désignés à un nouveau mandat visé à l’alinéa 1er,jouissent du traitement correspondant ainsi que des augmentations etavantages y afférents pendant le reste de leur mandat ou jusqu’aumoment de leur nomination ou désignation à une autre fonction avantl’expiration de ce terme.

Par dérogation à l’article 259quater du Code judiciaire, le premiermandat de ces chefs de corps ne peut pas être renouvelé.

Pendant cette période, ils continuent à porter leur titre à titrepersonnel et ils sont désignés en tant que président, procureur ouauditeur de division dans la division dans laquelle ils étaient titulairesd’un mandat de chef de corps. Pendant cette période, aucun autreprésident de division n’y est désigné.

Le chef de corps qui ne souhaite pas être désigné à une fonction viséeà l’alinéa 4 réintègre la fonction à laquelle il était nommé ou désignéavant sa désignation comme chef de corps. Sans préjudice des règles defin de mandat qui lui sont applicables, il reçoit le traitement attaché àcette fonction.

Le chef de corps qui choisit l’option visée à l’alinéa 4, en informe leRoi au plus tard deux mois après la désignation du nouveau chef decorps visé à l’alinéa 1er.

Art. 155. Par dérogation à l’article 259quater du Code judiciaire, lepremier mandat des chef de corps qui étaient désignés à un tribunal ouparquet qui, en vertu de la présente loi fait partie d’un nouveau ressortétendu, n’est pas renouvelé.

Section 4. — Personnel judiciaire

Art. 156. Les référendaires, les juristes de parquet, les greffiers, lessecrétaires et les membres du personnel de niveau A et B nommés aumoment de l’entrée en vigueur de la présente loi à un tribunal ou unparquet d’un arrondissement qui fait partie, conformément à laprésente loi, d’un nouvel arrondissement étendu sont nommés dans lenouvel arrondissement dans lequel se situait leur ancien tribunal ouparquet sans qu’il soit fait application de l’article 287sexies du Codejudiciaire et sans nouvelle prestation de serment.

Les membres du personnel de niveau C et D nommés dans un greffe,un secrétariat de parquet et un service d’appui, restent attachés autribunal ou au parquet dans lequel ils étaient nommés avant l’entrée envigueur de la présente loi et qui forme désormais une division.

Art. 157. Les membres du personnel judiciaire qui sont engagésdans le cadre d’un contrat de travail restent attachés au lieu de travailindiqué dans leur contrat de travail. Ils peuvent être employés dansd’autres divisions moyennant un nouvel avenant au contrat de travail.

Art. 158. Lorsque plusieurs greffiers en chef sont présents dans untribunal élargi ou dans des justices de paix en vertu des dispositions dela présente loi et du fait de la fusion des arrondissements, un nouveaugreffier en chef est nommé à ce tribunal ou dans l’arrondissement en cequi concerne les justices de paix et le tribunal de police par le biais dela sélection comparative visée à l’article 262, § 2, du Code judiciaire. Lesgreffiers en chef en fonction au moment de l’entrée en vigueur de cettedisposition pourront participer à cette sélection.

Les autres greffiers en chef conservent leur traitement et portent letitre honorifique de leur ancienne fonction. Le nouveau greffier en chefles désigne en tant que greffier de division pour l’assister dans ladirection des divisions ou justices de paix.

Art. 159. Lorsque plusieurs secrétaires en chef sont présents dans unparquet ou auditorat en vertu des dispositions de la présente loi et dufait de la fusion des arrondissements, un nouveau secrétaire en chef estnommé dans ce parquet ou cet auditorat par le biais de la sélectioncomparative visée à l’article 265, § 2, du Code judiciaire. Les secrétairesen chef en fonction au jour de l’entrée en vigueur de cette dispositionpourront participer à cette sélection.

Les autres secrétaires en chef conservent leur traitement et portent letitre honorifique de leur ancienne fonction. Le nouveau secrétaire enchef les désigne en tant que secrétaire de division pour l’assister dansla direction des divisions.

97986 MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 57: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Afdeling 5. — Andere overgangsbepalingen

Art. 160. In afwijking van de artikelen 109, 111 tot 114, 116 en 118 vandeze wet worden de kaders van de Nederlandstalige en Franstaligerechtbanken in het arrondissement Brussel bepaald overeenkomstigartikel 43, § 5 tot § 5quinquies, van de wet van 15 juni 1935 op hetgebruik der talen in gerechtszaken.

Art. 161. In afwijking van artikel 513 van het Gerechtelijk Wetboekzijn de gerechtsdeurwaarders die op de dag van de inwerkingtredingvan deze wet in functie zijn, van rechtswege bevoegd in het uitgebreidearrondissement, zonder nieuwe benoeming. Zij behouden hun stand-plaats.

Art. 162. De notarissen die op de dag van de inwerkingtreding vandeze wet in functie zijn, zijn van rechtswege bevoegd in het uitgebreidearrondissement, zonder nieuwe benoeming. Zij behouden hun stand-plaats.

HOOFDSTUK 15. — Inwerkingtreding

Art. 163. De datum van inwerkingtreding van deze wet wordtbepaald door de Koning, in een besluit vastgesteld na overleg in deMinisterraad, en bij gebrek hieraan treedt deze wet in werking uiterlijkop 1 april 2014.

Art. 164. De artikelen 154, 155, 158 en 159 treden in werking detiende dag volgend op de bekendmaking van deze wet in het BelgischStaatsblad.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal wordenbekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 1 december 2013.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Justitie,Mevr. A. TURTELBOOM

Met ’s Lands zegel gezegeld :De Minister van Justitie,Mevr. A. TURTELBOOM

Nota

Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers.53-2858 - 2013/2014 :Nr. 1 : Wetsontwerp.Nr. 2 : Bijlagen.Nrs. 3 tot 6 : Amendementen.Nr. 7 : Verslag namens de commissie.Nr. 8 : Tekst aangenomen door de commissie.Nr. 9 : Amendementen ingediend in plenaire vergadering.Nr. 10 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden

aan de Senaat.Integraal verslag : 17 juli 2013Stukken van de Senaat.5-2212 - 2012/2013 :Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer.Nr. 2 : Amendementen.5-2212 - 2013/2014 :Nr. 3 : Amendementen.Nr. 4 : Verslag namens de commissie.Nr. 5 : Tekst verbeterd door de commissie.Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning

ter bekrachtiging voorgelegd.Handelingen van de Senaat : 14 november 2013.

Section 5. — Autres mesures transitoires

Art. 160. Par dérogation aux articles 109, 111 à 114, 116 et 118 de laprésente loi, les cadres des tribunaux néerlandophones et francophonesdans l’arrondissement de Bruxelles seront déterminés conformément àl’article 43, § 5 à § 5quinquies de la loi du 15 juin 1935 concernantl’emploi des langues en matière judiciaire.

Art. 161. Par dérogation à l’article 513 du Code judiciaire, leshuissiers de justice en fonction au jour de l’entrée en vigueur de laprésente loi sont de plein droit compétents dans l’arrondissementétendu, sans nouvelle nomination. Ils conservent leur résidence.

Art. 162. Les notaires en fonction au jour de l’entrée en vigueur de laprésente loi sont de plein droit compétents dans l’arrondissementétendu, sans nouvelle nomination. Ils conservent leur résidence.

CHAPITRE 15. — Entrée en vigueur

Art. 163. La date d’entrée en vigueur de cette loi est déterminée parle Roi, dans un arrêté délibéré en Conseil des Ministres, et à défautd’arrêté, la loi entre en vigueur au plus tard le 1er avril 2014.

Art. 164. Les articles 154, 155, 158 et 159 entrent en vigueur ledixième jour après la publication de la présente loi au Moniteur belge.

Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revêtue du sceaude l’Etat et publiée par le Moniteur belge.

Donné à Bruxelles, le 1er décembre 2013.

PHILIPPE

Par le Roi :

La Ministre de la Justice,Mme A. TURTELBOOM

Scellé du sceau de l’Etat :La Ministre de la Justice,Mme A. TURTELBOOM

Note

Documents de la Chambre des représentants53-2858 - 2013/2014 :N° 1 : Projet de loi.N° 2 : Annexes.Nos 3 à 6 : Amendements.N° 7 : Rapport fait au nom de la commission.N° 8 : Texte adopté par la commission.N° 9 : Amendements déposés en séance plénière.N° 10 : Texte adopté en séance plénière et transmis au Sénat.

Compte rendu intégral : 17 juillet 2013.Documents du Sénat5-2212 - 2012/2013 :N° 1 : Projet transmis par la Chambre.N° 2 : Amendements.5-2212 - 2013/2014 :N° 3 : Amendements.N° 4 : Rapport fait au nom de la commission.N° 5 : Texte corrigé par la commission.N° 6 : Texte adopté en séance plénière et soumis à la sanction royale.

Annales du Sénat : 14 novembre 2013

97987MONITEUR BELGE — 10.12.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 58: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

DE WET VAN 18 FEBRUARI 2014 BETREFFENDE DE INVOERING VAN EEN VERZELFSTANDIGD BEHEER VOOR DE RECHTERLIJKE ORDE

LA LOI DU 18 FÉVRIER 2014 RELATIVE À L'INTRODUCTION D'UNE GESTION AUTONOME POUR L'ORGANISATION JUDICIAIRE

5.

Page 59: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en
Page 60: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en
Page 61: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en
Page 62: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en
Page 63: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en
Page 64: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en
Page 65: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en
Page 66: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en
Page 67: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en
Page 68: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en
Page 69: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en
Page 70: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

DE WET VAN 21 MAART 2014 HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WET VAN 1 DECEMBER 2013 TOT HERVORMING VAN DE GERECHTELIJKE ARRONDISSEMENTEN EN TOT WIJZIGING VAN HET GERECHTELIJK WETBOEK MET HET OOG OP EEN GROTERE MOBILITEIT VAN DE LEDEN VAN DE RECHTERLIJKE ORDE

LA LOI DU 21 MARS 2014 PORTANT MODIFICATION DE LA LOI DU 1ER DÉCEMBRE 2013 PORTANT RÉFORME DES ARRONDISSEMENTS JUDICIAIRES ET MODIFIANT LE CODE JUDICIAIRE EN VUE DE RENFORCER LA MOBILITÉ DES MEMBRES DE L'ORDE JUDICIAIRE

6.

Page 71: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGENLOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2014/09127]

21 MAART 2014. — Wet houdende wijziging van de wet van1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondisse-menten en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oogop een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde

FILIP, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld inartikel 77 van de Grondwet.

Art. 2. In de wet van 1 december 2013 tot hervorming van degerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het GerechtelijkWetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van derechterlijke orde, wordt een artikel 143/1 ingevoegd, luidende:

“Artikel 143/1. In afwachting van de bijzondere reglementen bedoeldin artikel 88 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 25,en in artikel 106 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bijartikel 36, blijven de bijzondere reglementen van de hoven enrechtbanken die van toepassing zijn op de dag voor de datum vaninwerkingtreding van deze wet, van toepassing, naargelang het geval,in de afdeling, de rechtbank of het hof tot de aanneming van eenbeschikking die het nieuwe bijzonder reglement vaststelt door devoorzitter van de rechtbank of de eerste voorzitter van het hof, enuiterlijk drie maanden na de indiensttreding van de korpschef.

Het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 tot vaststelling van hetaantal, de dagen en de duur van de gewone zittingen van devredegerechten en van de politierechtbanken van het Rijk, blijft vantoepassing tot de aanneming van een beschikking die het nieuwebijzonder reglement vaststelt, naargelang het geval, door de voorzittervan de vrederechters en rechters in de politierechtbank of door devoorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, en uiterlijk driemaanden na de indiensttreding van de korpschef.

Zodra de in het eerste of het tweede lid bedoelde beschikking isaangenomen, brengt de voorzitter van de rechtbank, de voorzitter vande vrederechters en rechters in de politierechtbank of de eerstevoorzitter van het hof de minister van Justitie hiervan op de hoogte.”.

Art. 3. Artikel 147 van dezelfde wet wordt aangevuld met drieleden, luidende:

“De houders van een definitief adjunct-mandaat dat loopt op dedatum van inwerkingtreding van deze wet, behouden dat mandaat bijde rechtbank of het parket waar ze benoemd zijn, in voorkomend gevalin overtal. De houders van een niet-definitief adjunct-mandaat of vaneen bijzonder mandaat dat loopt op deze datum behouden dat mandaaten worden geacht het uit te oefenen vanaf het ogenblik waarop zij zijnaangewezen in dit mandaat. In voorkomend geval behouden zij hetniet-definitieve adjunct-mandaat in overtal.

De rechters en de toegevoegde rechters in de politierechtbank die opde datum van de inwerkingtreding van deze wet benoemd zijn in depolitierechtbank van Halle zijn van rechtswege benoemd in depolitierechtbank van Vilvoorde, zonder toepassing van artikel 287sexiesvan het Gerechtelijk Wetboek en zonder nieuwe eedaflegging. Derechters en de toegevoegde rechters in de politierechtbank die op dedatum van de inwerkingtreding van deze wet benoemd zijn in depolitierechtbank van Vilvoorde zijn van rechtswege benoemd in depolitierechtbank van Halle, zonder toepassing van artikel 287sexies vanhet Gerechtelijk Wetboek en zonder nieuwe eedaflegging.

De magistraten die van rechtswege in een nieuwe rechtbank of eennieuw parket benoemd zijn zonder toepassing van artikel 287sexies vanhet Gerechtelijk Wetboek en zonder nieuwe eedaflegging behouden deanciënniteit verworven in de rechtbanken of parketten die de nieuwerechtbank of het nieuwe parket uitmaken.”.

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2014/09127]

21 MARS 2014. — Loi portant modification de la loi du 1er décem-bre 2013 portant réforme des arrondissements judiciaires et modi-fiant le Code judiciaire en vue de renforcer la mobilité desmembres de l’ordre judiciaire

PHILIPPE, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Les Chambres ont adopté et Nous sanctionnons ce qui suit :

Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l’article 77 de laConstitution.

Art. 2. Dans la loi du 1er décembre 2013 portant réforme desarrondissements judiciaires et modifiant le Code judiciaire en vue derenforcer la mobilité des membres de l’ordre judiciaire, il est inséré unarticle 143/1 rédigé comme suit:

“Article 143/1. Dans l’attente des règlements particuliers visés àl’article 88 du Code judiciaire, tel que modifié par l’article 25, et àl’article 106 du Code judiciaire, tel que modifié par l’article 36, lesrèglements particuliers des cours et tribunaux applicables la veille de ladate d’entrée en vigueur de la présente loi continuent à s’appliquer,selon le cas, dans la division, le tribunal ou la cour jusqu’à l’adoptiond’une ordonnance établissant le nouveau règlement particulier par leprésident du tribunal ou le premier président de la cour, et au plus tardtrois mois après l’entrée en fonction du chef de corps.

L’arrêté royal du 10 août 2001 déterminant le nombre, les jours et ladurée des audiences ordinaires des justices de paix et des tribunaux depolice du Royaume reste applicable jusqu’à l’adoption d’une ordon-nance établissant le nouveau règlement particulier, selon le cas, par leprésident des juges de paix et des juges au tribunal de police ou par leprésident du tribunal de première instance, et au plus tard trois moisaprès l’entrée en fonction du chef de corps.

Dès l’adoption de l’ordonnance visée à l’alinéa 1er ou à l’alinéa 2, leprésident du tribunal, le président des juges de paix et des juges autribunal de police ou le premier président de la cour en informe leministre de la Justice.”.

Art. 3. L’article 147 de la même loi est complété par trois alinéasrédigés comme suit:

“Les titulaires d’un mandat adjoint définitif en cours à la dated’entrée en vigueur de la présente loi conservent ce mandat auprès dela juridiction ou du parquet où ils sont nommés, le cas échéant ensurnombre. Les titulaires d’un mandat adjoint non définitif ou d’unmandat spécifique en cours à cette date conservent ce mandat et sontcensés l’exercer depuis le moment où ils ont été désignés à ce mandat.Le cas échéant, ils conservent le mandat adjoint non définitif ensurnombre.

Les juges et les juges de complément au tribunal de police nommésau tribunal de police de Hal à la date d’entrée en vigueur de la présenteloi sont de plein droit nommés au tribunal de police de Vilvorde sansqu’il soit fait application de l’article 287sexies du Code judiciaire et sansnouvelle prestation de serment. Les juges et les juges de complément autribunal de police nommés à la date d’entrée en vigueur de la présenteloi au tribunal de police de Vilvorde sont de plein droit nommés autribunal de police de Hal sans qu’il soit fait application de l’arti-cle 287sexies du Code judiciaire et sans nouvelle prestation de serment.

Les magistrats nommés d’office dans un nouveau tribunal ou parquetsans qu’il soit fait application de l’article 287sexies du Code judiciaire etsans nouvelle prestation de serment conservent l’ancienneté acquisedans les tribunaux ou parquets formant le nouveau tribunal ouparquet.”.

23194 BELGISCH STAATSBLAD — 24.03.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 72: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 4. In dezelfde wet wordt een artikel 149/1 ingevoegd, luidende:

“Artikel 149/1. Tot de voorzitters van de vrederechters en rechters inde politierechtbank in dienst treden, worden de bevoegdheden die henzijn toegekend krachtens deze wet uitgeoefend door de voorzitter vande rechtbank van eerste aanleg.”.

Art. 5. In dezelfde wet wordt artikel 153 aangevuld met een lid,luidende:

“De rechters in sociale zaken en de rechters in handelszaken wierbenoemingsprocedure lopende is op het ogenblik van de inwerkingtre-ding van deze wet worden benoemd in de afdeling die vermeld staat inde oproep tot kandidaten waarop ze hebben geantwoord.”.

Art. 6. Artikel 154 van dezelfde wet wordt vervangen door watvolgt:

“Art 154. § 1. In elke rechtbank of elk parket van een nieuwrechtsgebied dat bij deze wet wordt opgericht, wordt een nieuwekorpschef aangewezen voor een mandaat bedoeld in artikel 259quatervan het Gerechtelijk Wetboek.

Magistraten die op de dag van de inwerkingtreding van deze wetaangewezen zijn in een mandaat van korpschef bedoeld in artikel 58bis,2°, van het Gerechtelijk Wetboek bij een rechtbank van een arrondisse-ment dat overeenkomstig deze wet deel uitmaakt van een nieuwuitgebreid rechtsgebied, en die niet aangewezen zijn in een nieuwmandaat bedoeld in het eerste lid, ontvangen voor de resterende duurvan hun mandaat of tot op het ogenblik waarop zij voor het verstrijkenvan die termijn in een ander ambt of functie worden benoemd ofaangewezen, de overeenkomstige wedde alsook de daaraan verbondenverhogingen en voordelen.

Tijdens deze periode blijven zij hun titel op persoonlijke titel dragenen worden ze aangewezen als afdelingsvoorzitter, afdelingsprocureurof afdelingsauditeur in de afdeling waar ze mandaathouder waren.Gedurende die periode wordt er geen andere afdelingsvoorzitter,afdelingsprocureur of afdelingsauditeur aangewezen.

De regels bedoeld in artikel 259quater, §§ 4 en 5, tweede tot vierde lid,van het Gerechtelijk Wetboek zijn op hen van toepassing, voor zover zijhet mandaat van afdelingsvoorzitter, afdelingsprocureur of afdelings-auditeur uitoefenen tot de datum waarop hun mandaat als korpschefzou zijn verstreken.

De korpschef die niet aangewezen wenst te worden in een functiebedoeld in het derde lid, keert terug naar het ambt of de functie waarinhij voor zijn aanwijzing als korpschef was benoemd of aangewezen.Onverminderd de regels inzake het einde van het mandaat die op hemvan toepassing zijn, ontvangt hij de wedde van deze functie of dit ambt.

De korpschef die de in het derde lid bedoelde keuze maakt, deelt ditmee aan de Koning, uiterlijk twee maanden na de aanwijzing van denieuwe korpschef bedoeld in het eerste lid.

Wanneer het aantal afdelingsvoorzitters in de rechtbanken vankoophandel of in de arbeidsrechtbanken, of het aantal afdelingsaudi-teurs teruggebracht wordt tot het aantal waarin de personeelsformatievoorziet, bepaalt de korpschef welke afdelingsvoorzitter of afdelings-auditeur die functie uitoefent in de afdelingen zonder afdelingsvoor-zitter of afdelingsauditeur.

§ 2. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Eupen wiensmandaat loopt op 1 april 2014 oefent ambtshalve, vanaf die datum, debevoegdheden van de voorzitter van de rechtbank van koophandel envan de arbeidsrechtbank te Eupen uit.

De procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg teEupen wiens mandaat loopt op 1 april 2014 oefent ambtshalve, vanafdie datum, de bevoegdheden van de arbeidsauditeur te Eupen uit.

In geval van weigering brengt de voorzitter van de rechtbank vaneerste aanleg te Eupen of de procureur des Konings bij de rechtbankvan eerste aanleg te Eupen de minister van Justitie daarvan op dehoogte binnen twee maanden na de inwerkingtreding van de wet van21 maart 2014 houdende wijziging van de wet van 1 december 2013 tothervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging vanhet Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van deleden van de rechterlijke orde. In dat geval keren zij ambtshalve terugnaar het ambt of de functie waarin zij benoemd of aangewezen warenvóór hun aanwijzing als korpschef en wordt de plaats van voorzittervan de rechtbank van eerste aanleg of procureur des Konings vacantverklaard.

Art. 4. Dans la même loi, il est inséré un article 149/1 rédigé commesuit:

“Article 149/1. Jusqu’à l’entrée en fonction des présidents des jugesde paix et des juges au tribunal de police, les compétences qui leur sontattribuées en vertu de la présente loi sont exercées par le président dutribunal de première instance.”.

Art. 5. Dans la même loi, l’article 153 est complété par un alinéarédigé comme suit:

“Les juges sociaux et les juges consulaires dont la procédure denomination est en cours au moment de l’entrée en vigueur de laprésente loi sont nommés dans la division mentionnée dans l’appel auxcandidats auquel ils ont répondu.”.

Art. 6. L’article 154 de la même loi est remplacé par ce qui suit:

“Art 154. § 1er. Un nouveau chef de corps est désigné pour un mandatvisé à l’article 259quater du Code judiciaire, dans chaque tribunal ouparquet d’un nouveau ressort qui est créé par la présente loi.

Les magistrats qui, au jour de l’entrée en vigueur de la présente loi,sont désignés à un mandat de chef de corps, visé à l’article 58bis, 2°, duCode judiciaire, d’un tribunal d’un arrondissement qui fait partie,conformément à la présente loi, d’un nouveau ressort étendu, et qui nesont pas désignés à un nouveau mandat visé à l’alinéa 1er, jouissent dutraitement correspondant ainsi que des augmentations et avantages yafférents pendant la durée restante de leur mandat ou jusqu’au momentde leur nomination ou désignation à une autre fonction avantl’expiration de ce terme.

Pendant cette période, ils continuent à porter leur titre à titrepersonnel et ils sont désignés en tant que président, procureur ouauditeur de division dans la division dans laquelle ils étaient titulairesd’un mandat de chef de corps. Pendant cette période, aucun autreprésident de division, procureur de division ou auditeur de division n’yest désigné.

Les règles visées à l’article 259quater, §§ 4 et 5, alinéas 2 à 4, du Codejudiciaire leur sont applicables, pour autant qu’ils exercent le mandatde président de division, procureur de division ou auditeur de divisionjusqu’à la date à laquelle leur mandat de chef de corps aurait expiré.

Le chef de corps qui ne souhaite pas être désigné à une fonction viséeà l’alinéa 3, réintègre la fonction à laquelle il était nommé ou désignéavant sa désignation comme chef de corps. Sans préjudice des règles defin de mandat qui lui sont applicables, il reçoit le traitement attaché àcette fonction.

Le chef de corps qui choisit l’option visée à l’alinéa 3 en informe leRoi au plus tard deux mois après la désignation du nouveau chef decorps visé à l’alinéa 1er.

Lorsque le nombre de présidents de division dans les tribunaux decommerce ou dans les tribunaux du travail ou d’auditeurs de divisionest ramené au nombre prévu au cadre du personnel, le chef de corpsdétermine quel président de division ou auditeur de division exercecette fonction dans les divisions sans président de division ou auditeurde division.

§ 2. Le président du tribunal de première instance d’Eupen dont lemandat est en cours le 1er avril 2014 exerce d’office, à partir de cettedate, les compétences du président du tribunal de commerce et dutribunal du travail d’Eupen.

Le procureur du Roi près le tribunal de première instance d’Eupendont le mandat est en cours le 1er avril 2014 exerce d’office, à partir decette date, les compétences de l’auditeur du travail d’Eupen.

En cas de refus, le président du tribunal de première instanced’Eupen ou le procureur du Roi près le tribunal de première instanced’Eupen en informe le ministre de la Justice dans les deux mois del’entrée en vigueur de la loi du 21 mars 2014 portant modification de laloi du 1er décembre 2013 portant réforme des arrondissements judiciai-res et modifiant le Code judiciaire en vue de renforcer la mobilité desmembres de l’ordre judiciaire. Dans ce cas, ils réintègrent d’office lafonction à laquelle ils étaient nommés ou désignés avant leur désigna-tion comme chef de corps et le mandat de président du tribunal depremière instance ou de procureur du Roi est déclaré vacant.

23195BELGISCH STAATSBLAD — 24.03.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 73: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

§ 3. Bij de eerste aanwijzing van de voorzitters van de vrederechtersen rechters in de politierechtbank ten gevolge van de inwerkingtredingvan deze wet, worden de personen die aangewezen worden in eenmandaat van voorzitter van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank en die niet de hoedanigheid hebben van vrederechterof rechter in de politierechtbank tegelijkertijd benoemd als rechter in depolitierechtbank.”.

Art. 7. In dezelfde wet wordt een artikel 154/1 ingevoegd, luidende:

“Art 154/1. Een korpschef wiens mandaat eindigt tussen de bekend-making van deze wet en de aanwijzing van een korpschef van denieuwe rechtbank of het nieuwe parket, behoudt met zijn instemmingzijn mandaat en wordt vanaf de inwerkingtreding van deze wetafdelingsvoorzitter, afdelingsprocureur of afdelingsauditeur van deafdeling waarvan hij korpschef was en dit tot op het ogenblik waaropde korpschef van de nieuwe rechtbank of het nieuwe parket in functietreedt. Na deze periode zijn de regels inzake het einde van het mandaatvan korpschef op hem van toepassing. Indien de uittredende korpschefniet instemt, wijst hij een vervanger aan.

In de rechtbanken of parketten waar op de dag van de inwerking-treding van deze wet geen korpschef in functie is, wordt de waarne-mend korpschef, waarnemend afdelingsvoorzitter, afdelingsprocureurof afdelingsauditeur vanaf de inwerkingtreding van deze wet en dit tothet ogenblik waarop de korpschef bedoeld in artikel 154, § 1, eerste lid,in functie treedt.

In afwachting dat de aangewezen voorzitter van de nieuwe recht-bank van eerste aanleg of de nieuwe rechtbank van koophandel zijnambt opneemt, wijst de eerste voorzitter van het hof van beroep onderde raadsheren van het hof van beroep die geen kandidaat zijn voor defunctie van korpschef, een waarnemend voorzitter aan van de recht-bank van eerste aanleg en de rechtbank van koophandel. Bij ontsten-tenis daarvan oefent hijzelf de functie uit.

In afwachting dat de aangewezen korpschef van de nieuwe arbeids-rechtbank zijn ambt opneemt, wijst de eerste voorzitter van hetarbeidshof onder de raadsheren van het arbeidshof die geen kandidaatzijn voor de functie van korpschef, een waarnemend voorzitter aan vande arbeidsrechtbank. Bij ontstentenis daarvan oefent hijzelf de functieuit.

In afwachting dat de aangewezen procureur des Konings van hetnieuwe parket van de procureur des Konings zijn ambt opneemt, wijstde procureur-generaal bij het hof van beroep onder de leden van hetparket-generaal die geen kandidaat zijn voor de functie van korpschef,een waarnemend procureur des Konings aan. Bij ontstentenis daarvanoefent hijzelf de functie uit.

In afwachting dat de aangewezen arbeidsauditeur van het nieuwearbeidsauditoraat zijn ambt opneemt, wijst de procureur-generaal bijhet hof van beroep onder de leden van het auditoraat-generaal die geenkandidaat zijn voor de functie van korpschef, een waarnemendarbeidsauditeur aan. Bij ontstentenis daarvan oefent hijzelf de functieuit.”.

Art. 8. In artikel 158 van dezelfde wet, wordt het eerste lidvervangen door wat volgt:

“Een nieuwe hoofdgriffier wordt benoemd in elke nieuwe rechtbank,bij de rechtbank van eerste aanleg te Eupen, alsook in het arrondisse-ment wat betreft de vredegerechten en de politierechtbank. In afwijkingvan artikel 274 van het Gerechtelijk Wetboek wordt in de vacantebetrekking voorzien door een beroep te doen op het gerechtspersoneeldat voldoet aan de reglementaire voorwaarden voor de vakklasse A3 inhet niveau A en dat er aanspraak op kan maken door bevordering, of ophet gerechtspersoneel dat reeds benoemd is in de vakklasse A3 met detitel van hoofdgriffier.”.

Art. 9. In dezelfde wet wordt een artikel 158/1 ingevoegd, luidende:

“Art. 158/1. De eerste voorzitter van het hof van beroep wijst onderde vastbenoemde hoofdgriffiers degenen aan die tot de eedafleggingvan de hoofdgriffier van de nieuwe rechtbank de taken van hoofdgrif-fier zullen uitoefenen in respectievelijk de nieuwe rechtbank van eersteaanleg en de nieuwe rechtbank van koophandel.

§ 3. Lors de la première désignation des présidents des juges de paixet des juges au tribunal de police à la suite de l’entrée en vigueur de laprésente loi, les personnes désignées à un mandat de président desjuges de paix et des juges au tribunal de police qui n’ont pas la qualitéde juge de paix ou de juge au tribunal de police sont nomméessimultanément juge au tribunal de police.”.

Art. 7. Dans la même loi, il est inséré un article 154/1 rédigé commesuit:

“Art. 154/1. Un chef de corps dont le mandat s’achève entre lapublication de la présente loi et la désignation d’un chef de corps dunouveau tribunal ou parquet conserve, avec son consentement, sonmandat et devient, au moment de l’entrée en vigueur de la présente loi,président de division, procureur de division ou auditeur de division dela division dont il était chef de corps, ce jusqu’au moment où le chef decorps du nouveau tribunal ou parquet entre en fonction. Après cettepériode, les règles de fin de mandat de chef de corps lui sontapplicables. Si le chef de corps sortant ne donne pas son accord, ildésigne un remplaçant.

Dans les tribunaux ou parquets où il n’y a aucun chef de corps enfonction le jour de l’entrée en vigueur de la présente loi, le chef de corpsfaisant fonction devient le président de division, le procureur dedivision ou l’auditeur de division faisant fonction à partir de l’entrée envigueur de la présente loi, et ce jusqu’au moment où le chef de corpsvisé à l’article 154, § 1er, alinéa 1er, entre en fonction.

Dans l’attente de l’entrée en fonction du président désigné dunouveau tribunal de première instance ou du nouveau tribunal decommerce, le premier président de la cour d’appel désigne dans letribunal de première instance et dans le tribunal de commerce unprésident faisant fonction parmi les conseillers à la cour d’appel qui nesont pas candidats à la fonction de chef de corps. A défaut, il assumelui-même cette fonction.

Dans l’attente de l’entrée en fonction du chef de corps désigné dunouveau tribunal du travail, le premier président de la cour du travaildésigne un président du tribunal de travail faisant fonction parmi lesconseillers à la cour du travail qui ne sont pas candidats à la fonction dechef de corps. A défaut, il assume lui-même cette fonction.

Dans l’attente de l’entrée en fonction du procureur du Roi dunouveau parquet du procureur du Roi, le procureur général près la courd’appel désigne un procureur du Roi faisant fonction parmi lesmembres du parquet général qui ne sont pas candidats à la fonction dechef de corps. A défaut, il assume lui-même cette fonction.

Dans l’attente de l’entrée en fonction de l’auditeur du travail dunouveau parquet de l’auditeur du travail, le procureur général près lacour d’appel désigne un auditeur du travail faisant fonction parmi lesmembres de l’auditorat général qui ne sont pas candidats à la fonctionde chef de corps. A défaut, il assume lui-même cette fonction.”.

Art. 8. Dans l’article 158 de la même loi, l’alinéa 1er est remplacé parce qui suit:

“Un nouveau greffier en chef est nommé dans chaque nouveautribunal, au tribunal de première instance d’Eupen, ainsi que dansl’arrondissement pour ce qui est des justices de paix et du tribunal depolice. Par dérogation à l’article 274 du Code judiciaire, il est pourvu auposte vacant en faisant appel au personnel judiciaire qui satisfait auxconditions réglementaires prévues pour la classe de métiers A3 dans leniveau A et qui peut y prétendre par promotion, ou au personneljudiciaire déjà nommé dans la classe de métiers A3 avec le titre degreffier en chef.”.

Art. 9. Dans la même loi, il est inséré un article 158/1 rédigé commesuit:

“Art. 158/1. Le premier président de la cour d’appel désigne, parmiles greffiers en chef nommés, ceux qui, jusqu’à la prestation de sermentdu greffier en chef du nouveau tribunal, exerceront les fonctions degreffier en chef respectivement au nouveau tribunal de premièreinstance et au nouveau tribunal de commerce.

23196 BELGISCH STAATSBLAD — 24.03.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 74: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Bij ontstentenis van een benoemde hoofdgriffier, wijst de eerstevoorzitter een waarnemend hoofdgriffier aan uit de aanwezige griffiersen griffiers hoofden van dienst. Deze dient te voldoen aan dereglementaire voorwaarden voor de vakklasse A3 in het niveau A.

Bij ontstentenis daarvan wordt een waarnemend hoofdgriffier geko-zen uit de griffiers en griffiers hoofden van dienst die voldoen aan dereglementaire voorwaarden voor de vakklasse A2 in het niveau A.

De eerste voorzitter van het arbeidshof is op dezelfde wijze bevoegdvoor de aanwijzing van een waarnemend hoofdgriffier voor dearbeidsrechtbank.

In afwachting van de benoeming van een hoofdgriffier voor devredegerechten en de politierechtbank in het arrondissement behoudende hoofdgriffiers van de vredegerechten en politierechtbanken hunbevoegdheid.”.

Art. 10. In dezelfde wet wordt een artikel 158/2 ingevoegd, lui-dende:

“Art. 158/2. De eerste voorzitter van het hof van beroep wijst onderde vastbenoemde hoofdgriffiers die voldoen aan de taalvoorwaardenbedoeld in artikel 54, § 4, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik dertalen in gerechtzaken, degene aan die tot de eedaflegging van dehoofdgriffier van Eupen de bevoegdheden zal uitoefenen van hoofd-griffier van de rechtbank van eerste aanleg, van de rechtbank vankoophandel, van de arbeidsrechtbank, van de politierechtbank en vande vredegerechten te Eupen.

De voormalige hoofdgriffiers in functie van deze rechtbanken staanhem bij. Zij behouden hun loon en op persoonlijke titel de graad vanhoofdgriffier.”.

Art. 11. In dezelfde wet wordt een artikel 158/3 ingevoegd, lui-dende:

“Art 158/3. De hoofdgriffiers van de politierechtbanken van Vil-voorde en Halle behouden hun bevoegdheid. Wanneer de functie vanhoofdgriffier in een van de twee rechtbanken openvalt, wordt dehoofdgriffier van de andere rechtbank eveneens hoofdgriffier in derechtbank waar de functie van hoofdgriffier is opengevallen. Wanneerbeide functies openvallen, wordt één hoofdgriffier voor beide rechtban-ken benoemd.”.

Art. 12. Artikel 159, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangendoor wat volgt:

“Er wordt een nieuwe hoofdsecretaris benoemd in elk nieuw parketof arbeidsauditoraat en bij het parket van Eupen, Charleroi en Bergen.In afwijking van artikel 274 van het Gerechtelijk Wetboek wordt in devacante betrekking voorzien door een beroep te doen op het gerechts-personeel dat voldoet aan de reglementaire voorwaarden voor devakklasse A3 in het niveau A en dat er aanspraak op kan maken doorbevordering, of op het gerechtspersoneel dat reeds benoemd is in deklasse A3 met de titel van hoofdsecretaris.”.

Art. 13. In dezelfde wet wordt een artikel 159/1 ingevoegd, lui-dende:

“Art. 159/1. De procureur-generaal wijst een benoemde hoofdsecre-taris aan die tot de eedaflegging van de hoofdsecretaris van het nieuweparket of het nieuwe arbeidsauditoraat de functie van hoofdsecretariszal uitoefenen in dit parket of dit auditoraat.

Bij ontstentenis van een benoemde hoofdsecretaris wijst de procureur-generaal een waarnemend hoofdsecretaris aan uit de aanwezigesecretarissen en secretarissen hoofden van dienst. Deze dient tevoldoen aan de reglementaire voorwaarden voor de vakklasse A3 in hetniveau A.

Bij ontstentenis daarvan wordt een waarnemend hoofdsecretarisgekozen uit de secretarissen en secretarissen hoofden van dienst dievoldoen aan de reglementaire voorwaarden voor de vakklasse A2 in hetniveau A.”.

Art. 14. In dezelfde wet wordt een artikel 162/1 ingevoegd, lui-dende:

“Art. 162/1. In de rechtbanken van eerste aanleg die vanaf1 april 2014 een afdeling zullen vormen van een nieuwe rechtbank vaneerste aanleg en in Eupen worden de taken die de voorzitter van derechtbank van eerste aanleg uitoefent krachtens het kieswetboek, dewet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europeseparlement, de wet van 12 januari 1989 tot regeling van de wijze waarophet Brussels Hoofdstedelijk Parlement en de Brusselse leden van hetVlaams Parlement worden verkozen, de gewone wet van 16 juli 1993tot vervollediging van de Federale Staatsstructuur en de wet van6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop het Parlement van deDuitstalige Gemeenschap wordt verkozen, voor de federale, Europeseen regionale verkiezingen van 25 mei 2014 uitgeoefend door de

A défaut de greffier en chef nommé, le premier président désigne ungreffier en chef faisant fonction parmi les greffiers et les greffiers chefsde service présents. Celui-ci doit satisfaire aux conditions réglementai-res prévues pour la classe de métiers A3 dans le niveau A.

A défaut, un greffier en chef faisant fonction est choisi parmi lesgreffiers et les greffiers chefs de service qui satisfont aux conditionsréglementaires prévues pour la classe de métiers A2 dans le niveau A.

De la même manière, le premier président de la cour du travail estcompétent pour la désignation d’un greffier en chef faisant fonctionpour le tribunal du travail.

Dans l’attente de la nomination d’un greffier en chef pour les justicesde paix et le tribunal de police de l’arrondissement, les greffiers en chefdes justices de paix et des tribunaux de police conservent leursattributions.”.

Art. 10. Dans la même loi, il est inséré un article 158/2 rédigécomme suit:

“Art. 158/2. Le premier président de la cour d’appel désigne, parmiles greffiers en chef nommés et qui satisfont aux conditions linguisti-ques visées à l’article 54, § 4, de la loi du 15 juin 1935 concernantl’emploi des langues en matière judiciaire, celui qui, jusqu’à laprestation de serment du greffier en chef d’Eupen, exercera lescompétences du greffier en chef du tribunal de première instance, dutribunal de commerce, du tribunal du travail, du tribunal de police etdes justices de paix d’Eupen.

Les anciens greffiers en chef en fonction dans ces tribunauxl’assistent. Ils conservent leur traitement ainsi que le grade de greffieren chef à titre personnel.”.

Art. 11. Dans la même loi, il est inséré un article 158/3 rédigécomme suit:

“Art 158/3. Les greffiers en chef des tribunaux de police de Vilvordeet de Hal conservent leurs compétences. Lorsque la fonction de greffieren chef devient vacante dans l’un des deux tribunaux, le greffier en chefde l’autre tribunal devient aussi greffier en chef dans le tribunal danslequel la fonction de greffier en chef est vacante. Lorsque les deuxfonctions sont vacantes, un seul greffier en chef est nommé pour lesdeux tribunaux.”.

Art. 12. L’article 159, alinéa 1er, de la même loi, est remplacé par cequi suit:

“Un nouveau secrétaire en chef est nommé dans chaque nouveauparquet ou auditorat du travail et aux parquets d’Eupen, de Charleroiet de Mons. Par dérogation à l’article 274 du Code judiciaire, il estpourvu au poste vacant en faisant appel au personnel judiciaire quisatisfait aux conditions réglementaires prévues pour la classe demétiers A3 dans le niveau A et qui peut y prétendre par promotion, ouau personnel judiciaire déjà nommé dans la classe A3 avec le titre desecrétaire en chef.”.

Art. 13. Dans la même loi, il est inséré un article 159/1 rédigécomme suit:

“Art. 159/1. Le procureur général désigne un secrétaire en chefnommé qui exercera temporairement les fonctions de secrétaire en chefdu nouveau parquet ou du nouvel auditorat du travail jusqu’à laprestation de serment du secrétaire en chef de ce parquet ou de cetauditorat.

A défaut de secrétaire en chef nommé, le procureur général désigneun secrétaire en chef faisant fonction parmi les secrétaires et lessecrétaires chefs de service. Celui-ci doit satisfaire aux conditionsréglementaires prévues pour la classe de métiers A3 dans le niveau A.

A défaut, un secrétaire en chef faisant fonction est choisi parmi lessecrétaires et les secrétaires chefs de service qui satisfont aux conditionsréglementaires prévues pour la classe de métiers A2 dans le niveau A.”.

Art. 14. Dans la même loi, il est inséré un article 162/1 rédigécomme suit:

“Art. 162/1. Dans les tribunaux de première instance qui formerontune division d’un nouveau tribunal de première instance à partir du1er avril 2014 et à Eupen, les missions exercées par les présidents destribunaux de première instance en vertu du code électoral, de la loi du23 mars 1989 relative à l’élection au parlement européen, de la loi du12 janvier 1989 réglant les modalités de l’élection du Parlement de laRégion de Bruxelles-Capitale et des membres bruxellois du Parlementflamand, de la loi ordinaire du 16 juillet 1993 visant à achever lastructure fédérale de l’Etat et de la loi du 6 juillet 1990 réglant lesmodalité de l’élection du Parlement de la Communauté germanophonesont exercées pour les élections fédérales, européennes et régionales du25 mai 2014, par les présidents des tribunaux de première instance qui

23197BELGISCH STAATSBLAD — 24.03.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 75: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg die in functie warenvoor 25 maart 2014 of de magistraat die zij daartoe voor die datumhebben aangewezen.”.

Art. 15. In artikel 164 van dezelfde wet wordt het cijfer “154/1,”ingevoegd tussen het cijfer “154,” en het cijfer “155”.

Art. 16. Met uitzondering van de artikelen 6, 7 en 15, die uitwerkinghebben met ingang van de datum van de inwerkintreding van arti-kel 154 van de wet van 1 december 2013 tot hervorming van degerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het GerechtelijkWetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van derechterlijke orde treedt deze wet in werking de dag waarop ze in hetBelgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal wordenbekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 maart 2014.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Justitie,Mevr. A. TURTELBOOM

Met ’s Lands zegel gezegeld :De Minister van Justitie,Mevr. A. TURTELBOOM

Nota

Kamer van volksvertegenwoordigers(www.dekamer.be) :Stukken : 53-3342Integraal verslag : 5 maart 2014

Senaat (www.senaat.be):Stukken : 5-2741Handelingen van de Senaat : 20 maart 2014

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

[C − 2014/00201]18 MAART 2014. — Koninklijk besluit tot wijziging van het

koninklijk besluit van 22 maart 1999 tot invoering van een verlofvoorafgaand aan het pensioen voor sommige ambtenaren van deoperationele diensten van de Algemene Directie van de CivieleVeiligheid

FILIP, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 107, tweede lid;Gelet op het koninklijk besluit van 22 maart 1999 tot invoering van

een verlof voorafgaand aan het pensioen voor sommige ambtenarenvan de operationele diensten van de Algemene Directie van de CivieleVeiligheid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 2001,11 mei 2003 en 29 juni 2007;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op25 oktober 2012 en 3 april 2013;

Gelet op het advies van het directiecomité, gegeven op 4 decem-ber 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Pensioenen,gegeven op 13 december 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting,gegeven op 20 december 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Ambte-narenzaken, gegeven op 10 juli 2013;

Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. 2014/01 van hetsectorcomité V - Binnenlandse Zaken, gesloten op 9 januari 2014;

Gelet op het advies 55.136/2 van de Raad van State, gegeven op5 februari 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van dewetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

étaient en fonction avant le 25 mars 2014 ou par le magistrat qu’ilsdésignent avant cette date.”.

Art. 15. Dans l’article 164 de la même loi, le chiffre “154/1,” estinséré entre le chiffre “154,” et le chiffre “155”.

Art. 16. À l’exception des articles 6, 7 et 15, qui produisent leurseffets à la date de l’entrée en vigueur de l’article 154 de la loi du1er décembre 2013 portant réforme des arrondissements judiciaires etmodifiant le Code judiciaire en vue de renforcer la mobilité desmembres de l’ordre judiciaire, la présente loi entre en vigueur le jour desa publication au Moniteur belge.

Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revêtue du sceaude l’Etat et publiée par le Moniteur belge.

Donné à Bruxelles, le 21 mars 2014.

PHILIPPE

Par le Roi :

La Ministre de la Justice,Mme A. TURTELBOOM

Scellé du sceau de l’Etat :La Ministre de la Justice,Mme A. TURTELBOOM

Note

Chambre des représentants(www.lachambre.be) :Documents: 53-3342Compte rendu intégral : 5 mars 2014

Sénat (www.senat.be) :Documents : 5-2741Annales du Sénat : 20 Mars 2014

SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR

[C − 2014/00201]18 MARS 2014. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 22 mars 1999

instituant un congé préalable à la pension en faveur de certainsagents des services opérationnels de la Direction générale de laSécurité civile

PHILIPPE, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la Constitution, les articles 37 et 107, alinéa 2;Vu l’arrêté royal du 22 mars 1999 instituant un congé préalable à la

pension en faveur de certains agents des services opérationnels de laDirection générale de la Sécurité civile, modifié par les arrêtés royauxdes 4 décembre 2001, 11 mai 2003 et 29 juin 2007;

Vu les avis de l’Inspectrice des Finances, donné les 25 octobre 2012et 3 avril 2013;

Vu l’avis du comité de direction, donné le 4 décembre 2012;

Vu l’accord du Ministre des Pensions, donné le 13 décembre 2013;

Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 20 décembre 2013;

Vu l’accord du Secrétaire d’Etat à la Fonction publique, donné le10 juillet 2013;

Vu le protocole de négociation n°2014/01 du Comité de secteur V –Intérieur, conclu le 9 janvier 2014;

Vu l’avis 55.136/2 du Conseil d’Etat, donné le 5 février 2014, enapplication de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 2°, des lois sur le Conseild’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973;

23198 BELGISCH STAATSBLAD — 24.03.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 76: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

DE WET VAN 30 JULI 2013 BETREFFENDE DE INVOERING VAN DE FAMILIE- EN JEUGDRECHTBANK

LA LOI DU 30 JUILLET 2013 PORTANT CRÉATION D'UN TRIBUNAL DE LA FAMILLE ET DE LA JEUNESSE

7.

Page 77: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTSWETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2013/09420]30 JULI 2013. — Wet betreffende de invoering

van een familie- en jeugdrechtbank (1)

FILIP, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK 1. — Inleidende bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld inartikel 77 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. — Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek

Art. 2. In artikel 54 van het Burgerlijk Wetboek worden de woorden“rechtbank van eerste aanleg” vervangen door het woord “familierecht-bank”.

Art. 3. In artikel 72 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van15 december 1949 en de wet van 9 mei 2007, worden de woorden“rechtbank van eerste aanleg” vervangen door het woord “familierecht-bank”.

Art. 4. In artikel 72bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wetvan 7 januari 1908, wordt het woord “rechtbank” vervangen door hetwoord “familierechtbank”.

Art. 5. In artikel 112 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 9 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1 worden de woorden “rechtbank van eerste aanleg”vervangen door het woord “vrederechter”;

2° § 2 wordt opgeheven;

3° § 3, die § 2 wordt, wordt vervangen door wat volgt :

“§ 2. Het openbaar ministerie is ermee belast te waken over debelangen van de vermoedelijk afwezigen. Overeenkomstig de artike-len 766, tweede lid, en 767 van het Gerechtelijk Wetboek wordt hetopenbaar ministerie gehoord over zijn schriftelijk of mondeling adviesof vorderingen met betrekking tot alle rechtsvorderingen die deafwezigen aangaan.”.

Art. 6. In artikel 113, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 9 mei 2007, worden de woorden “Wanneer derechtbank van eerste aanleg” vervangen door de woorden “Wanneerhij”.

Art. 7. In artikel 114, § 2, tweede lid, 1°, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 9 mei 2007, worden de woorden “rechtbankvan eerste aanleg” vervangen door het woord “vrederechter”.

Art. 8. In artikel 117, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 9 mei 2007, worden de woorden “rechtbankvan eerste aanleg” vervangen door het woord “vrederechter”.

Art. 9. In artikel 118 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 9 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1 worden de woorden “rechtbank van eerste aanleg”vervangen door het woord “familierechtbank”;

2° in § 2 worden de woorden “112, § 2” vervangen door de woorden“112, § 1”.

Art. 10. In artikel 120, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 9 mei 2007, worden de woorden “rechtbank van eersteaanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 11. In artikel 122, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 9 mei 2007, worden de woorden “rechtbank van eersteaanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 12. In artikel 126 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 9 mei 2007, worden de woorden “rechtbank van eerste aanleg”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 13. In artikel 127 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 9 mei 2007, wordt het woord “rechtbank” vervangen door hetwoord “familierechtbank”.

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2013/09420]30 JUILLET 2013. — Loi portant création d’un tribunal

de la famille et de la jeunesse (1)

PHILIPPE, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Les Chambres ont adopté et Nous sanctionnons ce qui suit :

CHAPITRE 1er. — Disposition introductive

Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l’article 77 de laConstitution.

CHAPITRE 2. — Modifications du Code civil

Art. 2. Dans l’article 54 du Code civil, les mots “première instance”sont remplacés par les mots “la famille”.

Art. 3. Dans l’article 72 du même Code, modifié par les lois du15 décembre 1949 et du 9 mai 2007, les mots “première instance” sontremplacés par les mots “la famille”.

Art. 4. Dans l’article 72bis du même Code, inséré par la loi du7 janvier 1908, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots “dutribunal″ et les mots “, donnée sur requête,″.

Art. 5. Dans l’article 112 du même Code, remplacé par la loi du9 mai 2007, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans le § 1er, les mots “tribunal de première instance” sontremplacés par les mots “juge de paix”;

2° le § 2 est abrogé;

3° le § 3, qui devient le § 2, est remplacé par ce qui suit:

“§ 2. Le ministère public est chargé de veiller aux intérêts despersonnes présumées absentes. Il est entendu en son avis écrit ou oralou ses réquisitions, conformément aux articles 766, alinéa 2, et 767 duCode judiciaire, sur toutes les demandes qui les concernent.”.

Art. 6. Dans l’article 113, § 1er, alinéa 1er, du même Code, remplacépar la loi du 9 mai 2007, les mots “Lorsque le tribunal de premièreinstance” sont remplacés par les mots “Lorsqu’il”.

Art. 7. Dans l’article 114, § 2, alinéa 2, 1°, du même Code, remplacépar la loi du 9 mai 2007, les mots “tribunal de première instance” sontremplacés par les mots “juge de paix”.

Art. 8. Dans l’article 117, § 1er, alinéa 1er, du même Code, remplacépar la loi du 9 mai 2007, les mots “tribunal de première instance” sontremplacés par les mots “juge de paix”.

Art. 9. Dans l’article 118 du même Code, remplacé par la loi du9 mai 2007, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans le § 1er, les mots “première instance” sont remplacés par lesmots “la famille”;

2° dans le § 2, les mots “112, § 2” sont remplacés par les mots “112,§ 1er”.

Art. 10. Dans l’article 120, alinéa 1er, du même Code, remplacé par laloi du 9 mai 2007, les mots “première instance” sont remplacés par lesmots “la famille”.

Art. 11. Dans l’article 122, alinéa 1er, du même Code, remplacé par laloi du 9 mai 2007, les mots “première instance” sont remplacés par lesmots “la famille”.

Art. 12. Dans l’article 126 du même Code, remplacé par la loi du9 mai 2007, les mots “première instance” sont remplacés par les mots“la famille”.

Art. 13. Dans l’article 127 du même Code, remplacé par la loi du9 mai 2007, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots “et letribunal” et les mots “peut dans ce cas”.

68429MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 78: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 14. In artikel 130, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 9 mei 2007, worden de woorden “de familiekamer van”ingevoegd tussen de woorden “bij verzoekschrift bij” en de woorden“het hof van beroep” en wordt het woord “rechtbank” vervangen doorde woorden “rechtbank van eerste aanleg”.

Art. 15. In artikel 145 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 19 januari 1990 en gewijzigd bij de wetten van 29 april 2001 en9 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste lid wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangendoor het woord “familierechtbank”;

2° in het derde lid worden de woorden “het Hof” vervangen door dewoorden “de familiekamer van het hof van beroep”.

Art. 16. In artikel 148, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 19 januari 1990, wordt het woord “rechtbank” vervangendoor het woord “familierechtbank”.

Art. 17. In artikel 167, zesde lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bijde wet van 4 mei 1999 en gewijzigd bij de wet van 1 maart 2000, wordende woorden “rechtbank van eerste aanleg” vervangen door het woord“familierechtbank”.

Art. 18. In artikel 185 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 19 januari 1990, wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangendoor het woord “familierechtbank”.

Art. 19. In artikel 203bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 31 maart 1987 en vervangen bij de wet van 19 maart 2010,worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 4, eerste lid, wordt het woord “rechter” vervangen door hetwoord “familierechtbank”;

2° in § 4, tweede lid, wordt het woord “rechter” vervangen door hetwoord “rechtbank”.

Art. 20. In artikel 203ter, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 31 maart 1987 en vervangen bij de wet van19 maart 2010, wordt het woord “rechter” vervangen door het woord“familierechtbank”.

Art. 21. In artikel 203quater, § 1, tweede en vierde lid, en § 2, vanhetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 maart 2010, wordt hetwoord “rechter” vervangen door het woord “rechtbank”.

Art. 22. In artikel 210 van hetzelfde Wetboek wordt het woord“rechtbank” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 23. In artikel 214, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 14 juli 1976, wordt het woord “vrederechter” vervangendoor het woord “familierechtbank”.

Art. 24. In artikel 215 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 14 juli 1976 en gewijzigd bij de wet van 20 februari 1991, worden devolgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1, derde lid, worden de woorden “rechtbank van eerste aanleg,en, in spoedeisende gevallen, door de voorzitter van die rechtbank,”vervangen door het woord “familierechtbank”;

2° in § 2, derde lid, wordt het woord “vrederechter” vervangen doorhet woord “familierechtbank”.

Art. 25. In artikel 216, § 1, tweede lid, en § 2, tweede lid, vanhetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 juli 1976, worden dewoorden “rechtbank van eerste aanleg en in spoedeisende gevallen totde voorzitter van die rechtbank,” telkens vervangen door het woord“familierechtbank”.

Art. 26. In artikel 220 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 14 juli 1976 en gewijzigd bij de wetten van 9 mei 2007 en17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in de §§ 1 en 2 worden de woorden “rechtbank van eerste aanleg”telkens vervangen door het woord “familierechtbank”;

2° in § 3 wordt het woord “vrederechter” vervangen door het woord“familierechtbank”.

Art. 27. In artikel 221 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 14 juli 1976, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het tweede lid, worden de woorden “zonder dat een fout moetworden bewezen en” ingevoegd tussen de woorden “kan de andere,”en de woorden “onverminderd de rechten van derden”;

2° in het tweede lid wordt het woord “vrederechter” vervangen doorhet woord “familierechtbank”;

Art. 14. Dans l’article 130, alinéa 1er, du même Code, remplacé par laloi du 9 mai 2007, les mots “chambre de la famille de la” sont insérésentre les mots “formé par requête à la” et les mots “cour d’appel” et lesmots “de première instance” sont insérés entre les mots “au greffe dutribunal” et les mots “qui a rendu la décision”.

Art. 15. A l’article 145 du même Code, remplacé par la loi du19 janvier 1990 et modifié par les lois des 29 avril 2001 et 9 mai 2006, lesmodifications suivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 1er, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot“famille”;

2° dans l’alinéa 3, le mot “Cour” est remplacé par les mots “chambrede la famille de la cour d’appel”.

Art. 16. Dans l’article 148, alinéa 2, du même Code, remplacé par laloi du 19 janvier 1990, les mots “de la famille” sont insérés entre lesmots “le tribunal” et les mots “saisi de la demande”.

Art. 17. Dans l’article 167, alinéa 6, du même Code, rétabli par la loidu 4 mai 1999 et modifié par la loi du 1er mars 2000, les mots “premièreinstance” sont remplacés par les mots “la famille”.

Art. 18. Dans l’article 185 du même Code, remplacé par la loi du19 janvier 1990, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 19. Dans l’article 203bis du même Code, inséré par la loi du31 mars 1987 et remplacé par la loi du 19 mars 2010, les modificationssuivantes sont apportées:

1° dans le § 4, alinéa 1er, le mot “juge” est remplacé par les mots“tribunal de la famille”;

2° dans le § 4, alinéa 2, le mot “juge” est remplacé par le mot“tribunal”.

Art. 20. Dans l’article 203ter, alinéa 2, du même Code, inséré par laloi du 31 mars 1987 et remplacé par la loi du 19 mars 2010, le mot “juge”est remplacé par les mots “tribunal de la famille”.

Art. 21. Dans l’article 203quater, § 1er, alinéas 2 et 4, et § 2, du mêmeCode, inséré par la loi du 19 mars 2010, le mot “juge” est remplacé parle mot “tribunal”.

Art. 22. Dans l’article 210 du même Code, les mots “de la famille”sont insérés entre les mots “le tribunal” et les mots “pourra, enconnaissance de cause,”.

Art. 23. Dans l’article 214, alinéa 1er, du même Code, remplacé par laloi du 14 juillet 1976, les mots “juge de paix” sont remplacés par lesmots “tribunal de la famille”.

Art. 24. A l’article 215 du même Code, remplacé par la loi du14 juillet 1976 et modifié par la loi du 20 février 1991, les modificationssuivantes sont apportées:

1° dans le § 1er, alinéa 3, les mots “première instance et en casd’urgence, par le président de ce tribunal” sont remplacés par les mots“la famille”;

2° dans le § 2, alinéa 3, les mots “juge de paix” sont remplacés par lesmots “tribunal de la famille”.

Art. 25. Dans l’article 216, § 1er, alinéa 2, et § 2, alinéa 2, du mêmeCode, remplacé par la loi du 14 juillet 1976, les mots “première instanceet en cas d’urgence, devant le président de ce tribunal” sont chaque foisremplacés par les mots “la famille”.

Art. 26. Dans l’article 220 du même Code, remplacé par la loi du14 juillet 1976 et modifié par les lois du 9 mai 2007 et du 17 mars 2013,les modifications suivantes sont apportées:

1° dans les §§ 1er et 2, les mots “première instance” sont chaque foisremplacés par les mots “la famille”;

2° dans le § 3, les mots “juge de paix” sont remplacés par les mots“tribunal de la famille”.

Art. 27. A l’article 221 du même Code, remplacé par la loi du14 juillet 1976, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 2, les mots “sans qu’il soit besoin de prouver unefaute et” sont insérés entre les mots “l’autre époux peut,” et les mots“sans préjudice des droits des tiers”;

2° dans l’alinéa 2, les mots “juge de paix” sont remplacés par les mots“tribunal de la famille”;

68430 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 79: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

3° tussen het tweede en het derde lid, wordt een lid ingevoegd,luidende :

“In geen geval wordt de overdracht van geldsommen toegestaan aande echtgenoot die schuldig is bevonden aan een in de artikelen 375, 398tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek bedoeld feit dat isgepleegd tegen de persoon van de verweerder, of aan een poging tot hetplegen van een in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfdeWetboek bedoeld feit tegen diezelfde persoon.”;

4° het zesde lid wordt opgeheven.

Art. 28. Artikel 223 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 14 juli 1976 en gewijzigd bij de wet van 28 januari 2003, wordtvervangen als volgt :

“Art. 223. Indien een der echtgenoten grovelijk zijn plicht verzuimt,beveelt de familierechtbank, op verzoek van de andere echtgenoot,dringende maatregelen, volgens het bepaalde in de artikelen 1253ter/5en 1253ter/6 van het Gerechtelijk Wetboek.

Hetzelfde geschiedt op verzoek van een der echtgenoten, indien deverstandhouding tussen hen ernstig verstoord is.”.

Art. 29. In artikel 301, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 27 april 2007, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 30. In artikel 302 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 13 april 1995 en gewijzigd bij de wet van 27 april 2007, worden dewoorden “voorzitter rechtsprekend in kort geding” vervangen door hetwoord “familierechtbank”.

Art. 31. In artikel 316bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 1 juli 2006 en gewijzigd bij de wet van 27 april 2007, worden devolgende wijzigingen aangebracht :

1° in het 1° wordt het woord “rechter” vervangen door het woord“familierechtbank” en worden de woorden “na de beschikking van devoorzitter zitting houdend in kort geding” vervangen door de woorden“na een beschikking genomen krachtens artikel 1280 van het Gerech-telijk Wetboek”;

2° in het 3° worden de woorden “door de vrederechter” opgeheven.

Art. 32. In artikel 318, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 1 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1 worden de woorden “voor de familierechtbank” ingevoegdtussen de woorden “worden betwist” en de woorden “door de moeder,het kind”;

2° in § 5 wordt het woord “rechtbank” vervangen door het woord“familierechtbank”.

Art. 33. In artikel 322, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 1 juli 2006, worden de woorden “uitgesproken door defamilierechtbank” ingevoegd tussen de woorden “het bij vonnis” en dewoorden “worden vastgesteld.”.

Art. 34. In artikel 329bis, § 3, derde lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 1 juli 2006, worden de woorden “gezamenlijkverzoekschrift of verzoekschrift op tegenspraak,” ingevoegd na dewoorden “bij dagvaarding,” en worden de woorden “de rechtbank vande woonplaats van het kind” vervangen door de woorden “debevoegde familierechtbank”.

Art. 35. In artikel 330 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 1 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1, eerste lid, worden de woorden “voor de familierechtbank”ingevoegd tussen de woorden “worden betwist” en de woorden “doorde vader, het kind, de vrouw” en worden de woorden “voor defamilierechtbank” ingevoegd tussen de woorden “worden betwist” ende woorden “door de moeder, het kind, de man”;

2° in § 3 wordt het woord “rechtbank” vervangen door het woord“rechter”.

Art. 36. In artikel 331 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 31 maart 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° § 1 wordt opgeheven;

2° in § 2 worden de woorden “rechtbank van eerste aanleg”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 37. In artikel 331septies van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 31 maart 1987, wordt het woord “rechtbanken” vervangendoor het woord “familierechtbanken”.

3° un alinéa, rédigé comme suit, est inséré entre les alinéas 2 et 3:

“En aucun cas, la délégation de sommes n’est accordée au conjointreconnu coupable d’un fait visé aux articles 375, 398 à 400, 402, 403ou 405 du Code pénal, commis contre la personne du défendeur, oud’une tentative de commettre un fait visé aux articles 375, 393, 394 ou397 du même Code contre cette même personne.”;

4° l’alinéa 6 est abrogé.

Art. 28. L’article 223 du même Code, remplacé par la loi du14 juillet 1976 et modifié par la loi du 28 janvier 2003, est remplacé parce qui suit:

“Art. 223. Si l’un des époux manque gravement à ses devoirs, letribunal de la famille ordonne, à la demande du conjoint, les mesuresurgentes conformément aux articles 1253ter/5 et 1253ter/6 du Codejudiciaire.

Il en est de même à la demande d’un des époux, si l’entente entre euxest sérieusement perturbée.”.

Art. 29. Dans l’article 301, § 2, alinéa 1er, du même Code, remplacépar la loi du 27 avril 2007, les mots “de la famille” sont insérés entre lesmots “le tribunal” et les mots “ peut, dans le jugement prononçant ledivorce”.

Art. 30. Dans l’article 302 du même Code, remplacé par la loi du13 avril 1995 et modifié par la loi du 27 avril 2007, les mots “présidentstatuant en référé” sont remplacés par les mots “tribunal de la famillestatuant”.

Art. 31. A l’article 316bis du même Code, inséré par la loi du1er juillet 2006 et modifié par la loi du 27 avril 2007, les modificationssuivantes sont apportées :

1° dans le 1°, le mot “juge” est remplacé par les mots “tribunal de lafamille” et les mots “après l’ordonnance du président, siégeant enréféré” sont remplacés par les mots “après une ordonnance prise envertu de l’article 1280 du Code judiciaire”;

2° dans le 3°, les mots “du juge de paix” sont abrogés.

Art. 32. Dans l’article 318 du même Code, remplacé par la loi du1er juillet 2006, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans le § 1er, les mots “devant le tribunal de la famille” sont insérésentre les mots “peut être contesté” et les mots “par la mère, l’enfant”;

2° dans le § 5, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots “Letribunal” et les mots “vérifie que les conditions”.

Art. 33. Dans l’article 322, alinéa 1er, du même Code, remplacé par laloi du 1er juillet 2006, les mots “prononcé par le tribunal de la famille”sont insérés entre les mots “par un jugement” et les mots “, auxconditions fixées à l’article 332quinquies”.

Art. 34. Dans l’article 329bis, § 3, alinéa 3, du même Code, inséré parla loi du 1er juillet 2006, les mots “requête conjointe ou requêtecontradictoire,” sont insérés entre les mots “par citation,” et les mots“du domicile de l’enfant” sont remplacés par les mots “de la famillecompétent”.

Art. 35. Dans l’article 330 du même Code, remplacé par la loi du1er juillet 2006, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans le § 1er, alinéa 1er, les mots “devant le tribunal de la famille”sont insérés entre les mots “peut être contestée” et les mots “par le père,l’enfant, l’auteur”, et les mots “devant le tribunal de la famille” sontinsérés entre les mots “peut être contestée” et les mots “par la mère,l’enfant, l’auteur”;

2° dans le § 3, le mot “tribunal” est remplacé par le mot “juge”.

Art. 36. Dans l’article 331 du même Code, remplacé par la loi du31 mars 1987, les modifications suivantes sont apportées:

1° le § 1er est abrogé;

2° dans le § 2, les mots “première instance” sont remplacés par lesmots “la famille”.

Art. 37. Dans l’article 331septies du même Code, remplacé par la loidu 31 mars 1987, le mot “tribunaux” est remplacé par les mots“tribunaux de la famille”.

68431MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 80: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 38. In artikel 331decies, tweede lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 31 maart 1987, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 39. In artikel 338 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010, worden devolgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1, eerste lid, worden de woorden “voorzitter van derechtbank” vervangen door het woord “familierechtbank”;

2° in § 1, tweede lid, wordt het woord “voorzitter” vervangen doorhet woord “rechtbank” en wordt het woord “hem” vervangen door hetwoord “haar”;

3° in § 2 wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 40. In artikel 346-2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wetten van27 december 2004 en 20 juni 2012, wordt het woord “jeugdrechtbank”telkens vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 41. In artikel 348-1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van17 maart 2013, wordt het woord “rechtbank” vervangen door hetwoord “familierechtbank”.

Art. 42. In artikel 348-2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wetvan 24 april 2003 en gewijzigd bij de wetten van 9 mei 2007 en17 maart 2013, wordt het woord “rechtbank” vervangen door hetwoord “familierechtbank”.

Art. 43. In artikel 348-4, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 24 april 2003, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 44. In artikel 348-8, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 45. In artikel 348-10, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 46. In artikel 348-11, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 24 april 2003, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 47. In artikel 351, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 24 april 2003, wordt het woord “rechtbank” vervangendoor het woord “familierechtbank”.

Art. 48. In artikel 353-5, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 24 april 2003, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 49. In artikel 353-6, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 24 april 2003, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 50. In artikel 353-10 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 24 april 2003, wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangendoor het woord “familierechtbank”.

Art. 51. In artikel 354-1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 24 april 2003, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 52. In artikel 354-2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 24 april 2003, wordt het woord “jeugdrechtbank”telkens vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 53. In artikel 361-1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wetten van30 december 2009 en 20 juni 2012, wordt het woord “jeugdrechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 54. In artikel 361-2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wetvan 24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van 30 december 2009, wordende woorden “van de jeugdrechtbank” vervangen door de woorden“van de rechtbank van eerste aanleg”.

Art. 55. In artikel 362-2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wetvan 24 april 2003 en vervangen bij de wet van 27 december 2004, wordthet woord “jeugdrechtbank” vervangen door het woord “familierecht-bank”.

Art. 56. In artikel 363-3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 24 april 2003, wordt het woord “jeugdrechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 38. Dans l’article 331decies, alinéa 2, du même Code, remplacépar la loi du 31 mars 1987, le mot “tribunal” est remplacé par les mots“tribunal de la famille”.

Art. 39. A l’article 338 du même Code, remplacé par la loi du31 mars 1987 et modifié par la loi du 2 juin 2010, les modificationssuivantes sont apportées:

1° dans le § 1er, alinéa 1er, les mots “président du tribunal” sontremplacés par les mots “tribunal de la famille”;

2° dans le § 1er, alinéa 2, le mot “président” est remplacé par le mot“tribunal”;

3° dans le § 2, l’alinéa 2 est abrogé.

Art. 40. Dans l’article 346-2, alinéa 1er, du même Code, inséré par laloi du 24 avril 2003 et modifié par les lois du 27 décembre 2004 et du20 juin 2012, le mot “jeunesse” est chaque fois remplacé par le mot“famille”.

Art. 41. Dans l’article 348-1, alinéa 2, du même Code, inséré par laloi du 24 avril 2003 et modifié par la loi du 17 mars 2013, le mot“tribunal” est remplacé par les mots “tribunal de la famille”.

Art. 42. Dans l’article 348-2 du même Code, inséré par la loi du24 avril 2003 et modifié par les lois du 9 mai 2007 et du 17 mars 2013,les mots “de la famille” sont insérés entre les mots “le tribunal” et lesmots “appelé à statuer”.

Art. 43. Dans l’article 348-4, alinéa 2, du même Code, inséré par laloi du 24 avril 2003, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots“par le tribunal” et les mots “devant lequel le consentement”.

Art. 44. Dans l’article 348-8, alinéa 1er, 1°, du même Code, inséré parla loi du 24 avril 2003, les mots “de la famille” sont insérés entre lesmots “au tribunal” et les mots “saisi de la requête”.

Art. 45. Dans l’article 348-10, alinéa 1er, 1°, du même Code, insérépar la loi du 24 avril 2003, les mots “de la famille” sont insérés entre lesmots “au tribunal” et les mots “saisi de la requête”.

Art. 46. Dans l’article 348-11, alinéa 1er, du même Code, inséré par laloi du 24 avril 2003, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots“au tribunal” et les mots “que ce refus est abusif”.

Art. 47. Dans l’article 351, alinéa 3, du même Code, remplacé par laloi du 24 avril 2003, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots“le tribunal” et les mots “déclare que cette adoption”.

Art. 48. Dans l’article 353-5, alinéa 2, du même Code, inséré par laloi du 24 avril 2003, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots“le tribunal” et les mots “décide dans l’intérêt”.

Art. 49. Dans l’article 353-6, alinéa 2, du même Code, inséré par laloi du 24 avril 2003, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots“au tribunal” et les mots “appelé à statuer”.

Art. 50. Dans l’article 353-10 du même Code, inséré par la loi du24 avril 2003, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 51. Dans l’article 354-1, alinéa 2, du même Code, inséré par laloi du 24 avril 2003, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots“le tribunal” et les mots “peut ne prononcer la révocation”.

Art. 52. Dans l’article 354-2, alinéa 2, du même Code, inséré par laloi du 24 avril 2003, le mot “jeunesse” est chaque fois remplacé par lemot “famille”.

Art. 53. Dans l’article 361-1, alinéa 2, du même Code, inséré par laloi du 24 avril 2003 et modifié par les lois des 30 décembre 2009 et20 juin 2012, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 54. Dans l’article 361-2 du même Code, inséré par la loi du24 avril 2003 et modifié par la loi du 30 décembre 2009, les mots “dutribunal de la jeunesse” sont remplacés par les mots “du tribunal depremière instance”.

Art. 55. Dans l’article 362-2 du même Code, inséré par la loi du24 avril 2003 et modifié par la loi du 27 décembre 2004, le mot“jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 56. Dans l’article 363-3, alinéa 1er, du même Code, inséré par laloi du 24 avril 2003, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

68432 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 81: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 57. In artikel 367-3 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wetvan 27 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1, eerste lid, worden de woorden “rechtbank van eersteaanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”;

2° in § 1, derde lid, wordt het woord “rechtbank” vervangen door hetwoord “familierechtbank”;

3° in § 2, vijfde lid, worden de woorden “bij de rechtbank die over devordering heeft beslist” vervangen door de woorden “bij de rechtbankvan eerste aanleg te Brussel”.

Art. 58. In artikel 373, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 13 april 1995, wordt het woord “jeugdrechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 59. In artikel 374 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van31 maart 1987, vervangen bij de wet van 13 april 1995 en gewijzigd bijde wet van 18 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1, vierde lid, wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangendoor het woord “familierechtbank”;

2° in § 2, eerste lid, worden de woorden “bij de rechtbank” vervangendoor de woorden “bij de familierechtbank”;

3° in § 1, tweede lid, wordt het woord “rechter” vervangen door hetwoord “familierechtbank”.

Art. 60. In artikel 375bis, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 13 april 1995, wordt het woord “jeugdrechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 61. In artikel 376, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bijde wet van 31 maart 1987 en vervangen bij de wet van 13 april 1995,wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangen door het woord “fami-lierechtbank”.

Art. 62. In artikel 378, § 1, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij dewetten van 29 april 2001 en 13 februari 2003, wordt het tweede lidvervangen door wat volgt :

“De territoriale bevoegdheid van de vrederechter wordt geregeldovereenkomstig artikel 629quater van het Gerechtelijk Wetboek. Bijgebrek aan woonplaats of gewone woonplaats van de minderjarige isde bevoegde vrederechter :

- die van de laatste gemeenschappelijke woonplaats in België van deouders of in voorkomend geval, die van de laatste woonplaats in Belgiëvan de ouder die het ouderlijk gezag alleen uitoefent, en bij ontstentenisdaarvan,

- die van de laatste gemeenschappelijke verblijfplaats in België vande ouders of in voorkomend geval, die van de laatste verblijfplaats inBelgië van diegene die het ouderlijk gezag alleen uitoefent.”.

Art. 63. In artikel 379, derde lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bijde wet van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 13 februari 2003,wordt het woord “rechtbank” vervangen door het woord “familierecht-bank”.

Art. 64. Artikel 387bis van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wetvan 13 april 1995 en gewijzigd bij de wet van 18 juli 2006, wordtvervangen als volgt :

“Art. 387bis. In alle gevallen, en onverminderd de artikelen 584 en1280 van het Gerechtelijk Wetboek, kan de familierechtbank in hetbelang van het kind, op verzoek van beide ouders of van één van hen,dan wel van de procureur des Konings, alle beschikkingen metbetrekking tot het ouderlijk gezag opleggen of wijzigen, volgens hetbepaalde in de artikelen 1253ter/5 en 1253ter/6 van het GerechtelijkWetboek.”.

Art. 65. In artikel 387ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 18 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1 wordt het eerste lid vervangen als volgt :

“Ingeval één van de ouders weigert de rechterlijke beslissingen metbetrekking tot de verblijfsregeling van de kinderen of het recht oppersoonlijk contact uit te voeren, kan de zaak opnieuw voor de reedsgeadieerde familierechtbank worden gebracht.”;

2° in § 1 wordt het derde lid opgeheven;

3° in § 2 wordt het woord “rechtbank” vervangen door het woord“familierechtbank”.

Art. 57. Dans l’article 367-3 du même Code, inséré par la loi du27 décembre 2004, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans le § 1er, alinéa 1er, les mots “première instance” sontremplacés par les mots “la famille”;

2° dans le § 1er, l’alinéa 3 est complété par les mots “de la famille”;

3° dans le § 2, alinéa 5, les mots “tribunal qui a statué sur lademande” sont remplacés par les mots “tribunal de première instancede Bruxelles”.

Art. 58. Dans l’article 373, alinéa 3, du même Code, remplacé par laloi du 13 avril 1995, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 59. A l’article 374 du même Code, rétabli par la loi du 31 mars1987, remplacé par la loi du 13 avril 1995 et modifié par la loi du18 juillet 2006, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans le § 1er, alinéa 4, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot“famille”;

2° dans le § 2, alinéa 1er, les mots “de la famille” sont insérés entre lesmots “qu’ils saisissent le tribunal” et les mots “de leur litige,”;

3° dans le § 1er, alinéa 2, le mot “juge” est remplacé par les mots“tribunal de la famille”.

Art. 60. Dans l’article 375bis, alinéa 2, du même Code, inséré par laloi du 13 avril 1995, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 61. Dans l’article 376, alinéa 4, du même Code, rétabli par la loidu 31 mars 1987 et remplacé par la loi du 13 avril 1995, le mot“jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 62. Dans l’article 378, § 1er, du même Code, modifié par les loisdes 29 avril 2001 et 13 février 2003, l’alinéa 2 est remplacé par ce quisuit :

“La compétence territoriale du juge de paix est réglée conformémentà l’article 629quater du Code judiciaire. A défaut de domicile ou derésidence habituelle du mineur, le juge de paix compétent est :

- celui du dernier domicile commun en Belgique des père et mère ou,le cas échéant, celui du dernier domicile en Belgique du parent quiexerce seul l’autorité parentale, et à défaut,

- celui de la dernière résidence commune des père et mère enBelgique, ou à défaut celui de la dernière résidence en Belgique de celuiqui exerce seul l’autorité parentale.”.

Art. 63. Dans l’article 379, alinéa 3, du même Code, rétabli par la loidu 31 mars 1987 et modifié par la loi du 13 février 2003, les mots “dutribunal” sont remplacés par les mots “du tribunal de la famille”.

Art. 64. L’article 387bis du même Code, inséré par la loi du13 avril 1995 et modifié par la loi du 18 juillet 2006, est remplacé par cequi suit :

“Art. 387bis. Dans tous les cas et sans préjudice des articles 584 et1280 du Code judiciaire, le tribunal de la famille peut, à la demande despère et mère, de l’un d’eux ou du procureur du Roi, ordonner oumodifier, dans l’intérêt de l’enfant, toute disposition relative à l’autoritéparentale et ce conformément aux articles 1253ter/5 et 1253ter/6 duCode judiciaire.”.

Art. 65. Dans l’article 387ter du même Code, inséré par la loi du18 juillet 2006, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans le § 1er, l’alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :

“Lorsque l’un des parents refuse d’exécuter les décisions judiciairesrelatives à l’hébergement des enfants ou au droit aux relationspersonnelles, la cause peut être ramenée devant le tribunal de la familledéjà saisi.”;

2° au § 1er, l’alinéa 3 est abrogé;

3° dans le § 2, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots “letribunal” et les mots “est saisi”.

68433MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 82: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 66. In artikel 389 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewetten van 29 april 2001 en 17 maart 2013, wordt het tweede lidvervangen door wat volgt :

“Tenzij deze onmogelijkheid voortvloeit uit een uitdrukkelijke beslis-sing genomen overeenkomstig artikel 492/1, uit een vermoeden vanafwezigheid of uit een verklaring van afwezigheid, wordt ze vastge-steld door de familierechtbank overeenkomstig artikel 1236bis van hetGerechtelijk Wetboek.”.

Art. 67. In artikel 475ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet 21 maart 1969, vernummerd bij de wet van 31 maart 1987 engewijzigd bij de wet van 29 april 2001, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° in het tweede en het derde lid wordt het woord “jeugdrechtbank”telkens vervangen door het woord “familierechtbank”;

2° in het derde lid wordt de laatste zin vervangen door wat volgt :

“De procureur des Konings wordt gehoord of brengt een schriftelijkadvies uit.”.

Art. 68. In artikel 475quinquies, eerste en tweede lid, van hetzelfdeWetboek, ingevoegd bij de wet van 21 maart 1969 en vernummerd bijde wet van 31 maart 1987, wordt het woord “jeugdrechtbank” telkensvervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 69. In artikel 475sexies, eerste en tweede lid, van hetzelfdeWetboek, ingevoegd bij de wet 21 maart 1969, vernummerd bij de wetvan 31 maart 1987 en vervangen bij de wet van 29 april 2001, wordt hetwoord “jeugdrechtbank” telkens vervangen door het woord “familie-rechtbank”.

Art. 70. In artikel 477, eerste en derde lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 8 april 1965 en gewijzigd bij de wet van31 maart 1987, wordt het woord “jeugdrechtbank” telkens vervangendoor het woord “familierechtbank”.

Art. 71. In artikel 478, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 29 april 2001, wordt het woord “jeugdrechtbank” telkensvervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 72. In artikel 479, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 29 april 2001, wordt het woord “jeugdrechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 73. In artikel 480, eerste en tweede lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 10 maart 1975, wordt het woord “jeugdrecht-bank” telkens vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 74. In artikel 745quater, § 2, derde lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 14 mei 1981 wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 75. In artikel 745sexies, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 14 mei 1981, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 76. In artikel 770 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij dewetten van 15 december 1949 en 14 mei 1981, worden de woorden“rechtbank van eerste aanleg” vervangen door het woord “familierecht-bank”.

Art. 77. In artikel 798 van hetzelfde Wetboek wordt het woord“rechtbank” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 78. In artikel 803bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 10 oktober 1967, worden de woorden “voorzitter van derechtbank” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 79. In artikel 813, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 10 oktober 1967, worden de woorden “de rechtbank vaneerste aanleg” vervangen door de woorden “de familierechtbank,overeenkomstig artikel 1228 van het Gerechtelijk Wetboek”.

Art. 80. In artikel 826, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigdbij de wet van 10 oktober 1967, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 81. In artikel 858bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 14 mei 1981, worden de woorden “vrederechter bijwie de zaak aanhangig is gemaakt bij verzoekschrift, of door derechtbank” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 82. In artikel 936, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 29 april 2001, worden de woorden “voorzitter van derechtbank van eerste aanleg” vervangen door het woord “vrederech-ter”.

Art. 66. Dans l’article 389 du même Code, remplacé par les lois des29 avril 2001 et 17 mars 2013, l’alinéa 2 est remplacé par ce qui suit :

“A moins qu’elle ne résulte d’une décision explicite prise conformé-ment à l’article 492/1, d’une absence présumée ou d’une absencedéclarée, cette impossibilité est constatée par le tribunal de la familleconformément à l’article 1236bis du Code judiciaire.”.

Art. 67. Dans l’article 475ter du même Code, inséré par la loi du21 mars 1969, renuméroté par la loi du 31 mars 1987 et modifié par laloi du 29 avril 2001, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans les alinéas 2 et 3, le mot “jeunesse” est chaque fois remplacépar le mot “famille”;

2° à l’alinéa 3, la dernière phrase est remplacée par ce qui suit :

“Le procureur du Roi est entendu ou rend un avis par écrit.”.

Art. 68. Dans l’article 475quinquies, alinéas 1er et 2, du même Code,inséré par la loi du 21 mars 1969 et renuméroté par la loi du31 mars 1987, le mot “jeunesse” est chaque fois remplacé par le mot“famille”.

Art. 69. Dans l’article 475sexies, alinéas 1er et 2, du même Code,inséré par la loi du 21 mars 1969, renuméroté par la loi du 31 mars 1987et remplacé par la loi du 29 avril 2001, le mot “jeunesse” est chaque foisremplacé par le mot “famille”.

Art. 70. Dans l’article 477, alinéas 1er et 3, du même Code, remplacépar la loi du 8 avril 1965 et modifié par la loi du 31 mars 1987, le mot“jeunesse” est chaque fois remplacé par le mot “famille”.

Art. 71. Dans l’article 478, alinéa 2, du même Code, remplacé par laloi du 29 avril 2001, le mot “jeunesse” est chaque fois remplacé par lemot “famille”.

Art. 72. Dans l’article 479, alinéa 1er, du même Code, remplacé par laloi du 29 avril 2001, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 73. Dans l’article 480, alinéas 1er et 2, du même Code, remplacépar la loi du 10 mars 1975, le mot “jeunesse” est chaque fois remplacépar le mot “famille”.

Art. 74. Dans l’article 745quater, § 2, alinéa 3, du même Code, insérépar la loi du 14 mai 1981, les mots “de la famille” sont insérés entre lesmots “Le tribunal” et les mots “peut refuser la conversion”.

Art. 75. Dans l’article 745sexies, § 2, alinéa 1er, du même Code, insérépar la loi du 14 mai 1981, les mots “de la famille” sont insérés entre lesmots “le tribunal” et les mots “est saisi par requête”.

Art. 76. Dans l’article 770 du même Code, modifié par les lois du15 décembre 1949 et du 14 mai 1981, les mots “première instance” sontremplacés par les mots “la famille”.

Art. 77. Dans l’article 798 du même Code, les mots “de la famille”sont insérés entre les mots “le tribunal” et les mots “saisi de lacontestation”.

Art. 78. Dans l’article 803bis du même Code, inséré par la loi du10 octobre 1967, les mots “président du tribunal” sont remplacés par lesmots “tribunal de la famille”.

Art. 79. Dans l’article 813, alinéa 1er, du même Code, remplacé par laloi du 10 octobre 1967, les mots “première instance” sont remplacés parles mots “la famille, conformément à l’article 1228 du Code judiciaire”.

Art. 80. Dans l’article 826, alinéa 2, du même Code, modifié par la loidu 10 octobre 1967, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots“Sauf décision contraire du tribunal” et les mots “, les biens indivis sontaffectés”.

Art. 81. Dans l’article 858bis, alinéa 1er, du même Code, inséré par laloi du 14 mai 1981, les mots “juge de paix saisi sur requête ou par letribunal” sont remplacés par les mots “tribunal de la famille”.

Art. 82. Dans l’article 936, alinéa 2, du même Code, remplacé par laloi du 29 avril 2001, les mots “président du tribunal de premièreinstance” sont remplacés par les mots “juge de paix”.

68434 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 83: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 83. In artikel 985 van hetzelfde Wetboek worden de woorden“ten gevolge van de pest of een andere besmettelijke ziekte” vervangendoor de woorden “ten gevolge van een besmettelijke ziekte”.

Art. 84. In artikel 991 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 15 december 1949, worden de woorden “het vredegerecht”vervangen door de woorden “de rechtbank van eerste aanleg”.

Art. 85. In artikel 992 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 15 december 1949, worden de woorden “de waterschout” vervan-gen door de woorden “de met de scheepvaartcontrole belaste ambte-naar”.

Art. 86. In artikel 992 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij dewet van 15 december 1949, worden de woorden “de waterschout”vervangen door de woorden “de met de scheepvaartcontrole belasteambtenaar”.

Art. 87. In artikel 1008 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 2 februari 1983, worden de woorden “voorzitter van de rechtbankvan eerste aanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 88. In artikel 1095 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 19 januari 1990, wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangendoor het woord “familierechtbank”.

Art. 89. In artikel 1309 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 19 januari 1990, wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangendoor het woord “familierechtbank”.

Art. 90. In artikel 1397, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervan-gen bij de wet van 14 juli 1976 en gewijzigd bij de wet van19 januari 1990, wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangen door hetwoord “familierechtbank”.

Art. 91. In artikel 1420 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 14 juli 1976, worden de woorden “rechtbank van eerste aanleg”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 92. In artikel 1421 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 14 juli 1976, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste lid wordt het woord “vrederechter” vervangen doorhet woord “familierechtbank”;

2° in het tweede lid wordt het woord “vrederechter” vervangen doorhet woord “rechtbank” en wordt het woord “zijn” vervangen door hetwoord “haar”.

Art. 93. In artikel 1422, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 14 juli 1976, worden de woorden “rechtbank van eersteaanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 94. In artikel 1426, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 14 juli 1976, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 95. In artikel 1442, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 14 juli 1976, worden de woorden “van de rechtbank”vervangen door de woorden “van de familierechtbank”.

Art. 96. In artikel 1443 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 14 juli 1976, wordt het woord “rechtbank” vervangen door hetwoord “familierechtbank”.

Art. 97. In artikel 1447, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 14 juli 1976, wordt het woord “rechtbank” vervangendoor het woord “familierechtbank”.

Art. 98. In artikel 1469, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervan-gen bij de wet van 14 juli 1976, wordt het woord “rechter” vervangendoor het woord “familierechtbank”.

Art. 99. Artikel 1479 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wetvan 23 november 1998 en gewijzigd bij de wet van 28 januari 2003,wordt vervangen als volgt :

“Art. 1479. Indien de verstandhouding tussen de wettelijk samenwo-nenden ernstig verstoord is, beveelt de familierechtbank, op verzoekvan één van de partijen, de dringende maatregelen die analoog zijn metdie waarin de artikelen 1253ter/5 en 1253ter/6 van het GerechtelijkWetboek voorzien.

De rechtbank bepaalt de geldigheidsduur van de maatregelen die zijoplegt. Hoe dan ook vervallen die maatregelen op de dag dat dewettelijke samenwoning, zoals bedoeld in artikel 1476, § 2, zesde lid,wordt beëindigd, behalve wanneer deze maatregelen de gemeenschap-pelijke kinderen van de wettelijk samenwonenden betreffen.

Art. 83. Dans l’article 985 du même Code, les mots “à cause de lapeste ou autre maladie contagieuse” sont remplacés par les mots “àcause d’une maladie contagieuse”.

Art. 84. Dans l’article 991 du même Code, modifié par la loi du15 décembre 1949, les mots “de la justice de paix” sont remplacés par lesmots “du tribunal de première instance”.

Art. 85. Dans l’article 992 du même Code, modifié par la loi du15 décembre 1949, les mots “du commissaire maritime” sont remplacéspar les mots “de l’agent chargé du contrôle de la navigation”.

Art. 86. Dans l’article 993 du même Code, modifié par la loi du15 décembre 1949, les mots “du commissaire maritime” sont remplacéspar les mots “de l’agent chargé du contrôle de la navigation”.

Art. 87. Dans l’article 1008 du même Code, remplacé par la loi du2 février 1983, les mots “président du tribunal de première instance”sont remplacés par les mots “tribunal de la famille”.

Art. 88. Dans l’article 1095 du même Code, remplacé par la loi du19 janvier 1990, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 89. Dans l’article 1309 du même Code, remplacé par la loi du19 janvier 1990, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 90. Dans l’article 1397, alinéa 2, du même Code, remplacé par laloi du 14 juillet 1976 et modifié par la loi du 19 janvier 1990, le mot“jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 91. Dans l’article 1420 du même Code, remplacé par la loi du14 juillet 1976, les mots “première instance” sont remplacés par les mots“la famille”.

Art. 92. Dans l’article 1421 du même Code, remplacé par la loi du14 juillet 1976, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 1er, les mots “juge de paix” sont remplacés par lesmots “tribunal de la famille”;

2° dans l’alinéa 2, les mots “juge de paix” sont remplacés par le mot“tribunal”.

Art. 93. Dans l’article 1422, alinéa 1er, du même Code, remplacé parla loi du 14 juillet 1976, les mots “première instance” sont remplacés parles mots “la famille”.

Art. 94. Dans l’article 1426, § 1er, alinéa 2, du même Code, remplacépar la loi du 14 juillet 1976, les mots “de la famille” sont insérés entreles mots “Le tribunal” et les mots “peut confier cette gestion”.

Art. 95. Dans l’article 1442, alinéa 1er, du même Code, remplacé parla loi du 14 juillet 1976, les mots “de la famille” sont insérés entre lesmots “avec l’autorisation du tribunal” et les mots “, prélever, lors dupartage”.

Art. 96. L’article 1443 du même Code, remplacé par la loi du14 juillet 1976, est complété par les mots “de la famille”.

Art. 97. Dans l’article 1447, alinéa 1er, du même Code, remplacé parla loi du 14 juillet 1976, les mots “de la famille” sont insérés entre lesmots “demander au tribunal” et les mots “de faire application”.

Art. 98. Dans l’article 1469, alinéa 2, du même Code, remplacé par laloi du 14 juillet 1976, le mot “tribunal” est remplacé par les mots“tribunal de la famille”.

Art. 99. L’article 1479 du même Code, inséré par la loi du 23 novem-bre 1998 et modifié par la loi du 28 janvier 2003, est remplacé par ce quisuit :

“Art. 1479. Si l’entente entre les cohabitants légaux est sérieusementperturbée, le tribunal de la famille ordonne, à la demande d’une desparties, les mesures urgentes analogues à celles prévues aux arti-cles 1253ter/5 et 1253ter/6 du Code judiciaire.

Le tribunal fixe la durée de validité des mesures qu’il ordonne. Entoute hypothèse, ces mesures cessent de produire leurs effets au jour dela cessation de la cohabitation légale, telle que prévue à l’article 1476,§ 2, alinéa 6, sauf si ces mesures concernent les enfants communs descohabitants légaux.

68435MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 84: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Na de beëindiging van het wettelijk samenwonen en voor zover devordering binnen drie maanden na die beëindiging is ingesteld, gelastde rechtbank de dringende en voorlopige maatregelen die ingevolge debeëindiging gerechtvaardigd zijn. Zij bepaalt de geldigheidsduur vande maatregelen die zij oplegt. Die geldigheidsduur mag niet langer danéén jaar bedragen, behalve wanneer deze maatregelen betrekkinghebben op de gemeenschappelijke kinderen van de wettelijk samen-wonenden.

De rechtbank beschikt overeenkomstig de artikelen 1253tertot 1253octies van het Gerechtelijk Wetboek.”.

Art. 100. In artikel 1595, eerste lid, 4°, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 14 juli 1976, wordt het woord “rechter”vervangen door het woord “familierechtbank”.

HOOFDSTUK 3. — Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 101. In artikel 58bis, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek, inge-voegd bij de wet van 22 december 1998 en laatst gewijzigd bij de wetvan 13 juni 2006, wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangen doorde woorden “familie- en jeugdrechtbank” en worden de woorden“jeugdrechter in hoger beroep” vervangen door de woorden “familie-en jeugdrechter in hoger beroep”.

Art. 102. Artikel 76 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 3 december 2006, wordt vervangen als volgt :

“Art. 76. § 1. De rechtbank van eerste aanleg bestaat uit een of meerkamers voor burgerlijke zaken, uit één of meer kamers voor correctio-nele zaken, uit één of meer jeugdkamers en, bij de rechtbank van eersteaanleg waar de zetel van het hof van beroep is gevestigd, uit een ofmeer strafuitvoeringskamers.

Die kamers vormen vier afdelingen, respectievelijk genaamd : bur-gerlijke rechtbank, correctionele rechtbank, familie- en jeugdrechtbanken strafuitvoeringsrechtbank.

De familie- en jeugdrechtbank bestaat uit de familiekamer(s) defamilierechtbank vormend, de jeugdkamer(s) de jeugdrechtbank vor-mend en de kamer(s) voor minnelijke schikking.

§ 2. In de afdeling van de correctionele rechtbank worden een of meerkamers onder meer bevoegd voor de procedures van onmiddellijkeverschijning en van oproeping bij proces-verbaal.

Ten minste één correctionele kamer neemt in het bijzonder kennisvan de overtredingen van de wetten en verordeningen over een van deaangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsge-rechten, en, in geval van samenloop of samenhang, van genoemdeovertredingen samen met een of meer overtredingen die niet behorentot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten.

§ 3. In de afdeling van de jeugdrechtbank worden één of meerspecifieke kamers, kamers van uithandengeving genaamd, bevoegdvoor de berechting van personen ten aanzien van wie een beslissing totuithandengeving is genomen overeenkomstig de wet van 8 april 1965betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjari-gen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstelvan de door dit feit veroorzaakte schade, in het kader van eenwanbedrijf of correctionaliseerbare misdaad.

§ 4. De strafuitvoeringskamers kunnen zitting hebben in elkerechtbank van eerste aanleg gevestigd in het rechtsgebied van het hofvan beroep, alsmede in de strafinrichtingen.”.

Art. 103. In artikel 78 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij dewet van 3 december 2006, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° in het vierde en het vijfde lid worden de woorden “76, zesde lid,”telkens vervangen door de woorden “76, § 2, tweede lid,”;

2° in het tweede lid wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangendoor de woorden “familie- en jeugdrechtbank.”;

3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :

“Elke kamer voor minnelijke schikking bestaat uit een alleenrecht-sprekende rechter die de door het Instituut voor gerechtelijke opleidingverstrekte gespecialiseerde opleiding heeft gevolgd.”.

Après la cessation de la cohabitation légale, et pour autant que lademande ait été introduite dans les trois mois de cette cessation, letribunal ordonne les mesures urgentes et provisoires justifiées par cettecessation. Il fixe la durée de validité des mesures qu’il ordonne. Cettedurée de validité ne peut excéder un an, sauf si ces mesures concernentles enfants communs des cohabitants légaux.

Le tribunal ordonne ces mesures conformément aux articles 1253terà 1253octies du Code judiciaire.”.

Art. 100. Dans l’article 1595, alinéa 1er, 4°, du même Code, remplacépar la loi du 14 juillet 1976, les mots “de la famille” sont insérés entreles mots “avec l’autorisation du tribunal” et les mots “, la part de sonconjoint”.

CHAPITRE 3. — Modifications du Code judiciaire

Art. 101. Dans l’article 58bis, 4°, du Code judiciaire, inséré par la loidu 22 décembre 1998 et modifié en dernier lieu par la loi du13 juin 2006, les mots “juge au tribunal de jeunesse” sont remplacés parles mots “juge au tribunal de la famille et de la jeunesse” et les mots“juge d’appel de la jeunesse” sont remplacés par les mots “juge d’appelde la famille et de la jeunesse”.

Art. 102. L’article 76 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 3 décembre 2006, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 76. § 1er. Le tribunal de première instance comprend une ouplusieurs chambres civiles, une ou plusieurs chambres correctionnelles,une ou plusieurs chambres de la famille, une ou plusieurs chambres dela jeunesse, une ou plusieurs chambres de règlement à l’amiable et,pour le tribunal de première instance du siège de la cour d’appel, uneou plusieurs chambres de l’application des peines.

Ces chambres composent quatre sections dénommées respectivementtribunal civil, tribunal correctionnel, tribunal de la famille et de lajeunesse et tribunal de l’application des peines.

Le tribunal de la famille et de la jeunesse se compose de la ou deschambres de la famille, constituant le tribunal de la famille, de la ou deschambres de la jeunesse, constituant le tribunal de la jeunesse, et de laou des chambres de règlement à l’amiable.

§ 2. Une ou plusieurs chambres du tribunal correctionnel se voientattribuer notamment la compétence relative aux procédures de compa-rution immédiate et de convocation par procès-verbal.

Une chambre correctionnelle au moins connaît en particulier desinfractions aux lois et règlements relatifs à une des matières qui relèventde la compétence des juridictions du travail et, en cas de concours ou deconnexité, des infractions citées avec une ou plusieurs infractions qui nesont pas de la compétence des juridictions du travail.

§ 3. Une ou plusieurs chambres spécifiques du tribunal de la jeunesse,dénommées chambres de dessaisissement, se voient attribuer lacompétence de juger des personnes ayant fait l’objet d’une décision dedessaisissement en application de la loi du 8 avril 1965 relative à laprotection de la jeunesse, à la prise en charge des mineurs ayantcommis un fait qualifié infraction et à la réparation du dommage causépar ce fait, dans le cadre d’un délit ou crime correctionnalisable.

§ 4. Les chambres d’application des peines peuvent siéger dans touttribunal de première instance situé dans le ressort de la cour d’appel,ainsi que dans les établissements pénitentiaires.”.

Art. 103. Dans l’article 78 du même Code, modifié en dernier lieupar la loi du 3 décembre 2006, les modifications suivantes sontapportées:

1° dans les alinéas 4 et 5, les mots “76, alinéa 6” sont chaque foisremplacés par les mots “76, § 2, alinéa 2”;

2° dans l’alinéa 2, les mots “tribunal de la jeunesse” sont remplacéspar les mots “tribunal de la famille et de la jeunesse”;

3° l’article est complété par un alinéa rédigé comme suit :

“Chaque chambre de règlement à l’amiable est composée d’un jugeunique ayant suivi la formation spécialisée dispensée par l’Institut deformation judiciaire.”.

68436 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 85: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 104. In artikel 79 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij dewet van 17 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste lid wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangendoor de woorden “familie- en jeugdrechtbank”;

2° het zesde lid wordt vervangen door wat volgt :

“De rechters in de familie- en jeugdrechtbank kunnen zitting nemenin de burgerlijke kamers van de rechtbank van eerste aanleg. De rechterdie echter in de kamer voor minnelijke schikking zitting heeft, kan voorde dossiers waarvan hij kennis heeft genomen, nooit zitting hebben inde andere kamers van de familie- en jeugdrechtbank. De beslissing vaneen rechter die eerder van het geschil kennis heeft genomen terwijl hijzitting had in een kamer voor minnelijke schikking, is nietig behalve alshet om de homologatie van een akkoord of een proces-verbaal vanverzoening gaat.”;

3° in het zevende lid wordt het woord “jeugdrechtbank” telkensvervangen door de woorden “familie- en jeugdrechtbank”;

4° het achtste lid wordt vervangen door wat volgt :

“De leiding van de rechtbank en de verdeling van de dienst berust bijde oudstbenoemde ondervoorzitter van de rechtbank van eerste aanlegdie zitting heeft in de familie- en jeugdrechtbank of, bij gebreke hiervan,bij de titularis die aangewezen wordt overeenkomstig de procedurevoorzien in artikel 259quinquies, § 1, 1°.”.

Art. 105. In artikel 80 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij dewet van 18 december 2006, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt :

“Bij verhindering van een onderzoeksrechter, een beslagrechter ofeen rechter van de familie- en jeugdrechtbank wijst de voorzitter eenwerkend rechter aan om hem te vervangen. De verhinderde rechter vande familie- en jeugdrechtbank wordt bij voorrang vervangen door eenandere rechter van de familie- en jeugdrechtbank.”;

2° in het tweede lid wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangendoor de woorden “familie- en jeugdrechtbank”;

3° in het derde lid wordt het woord “jeugdrechter” telkens vervangendoor de woorden “familie- en jeugdrechter”;

4° in de Franse tekst van het derde lid worden de woorden “De plus”vervangen door de woorden “En outre”;

5° in het vierde lid wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangendoor de woorden “familie- en jeugdrechtbank”.

Art. 106. In artikel 88, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 3 december 2006, worden de woorden “76,zesde lid” vervangen door de woorden “76, § 2, tweede lid”.

Art. 107. Artikel 90 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 25 april 2007, wordt aangevuld met een lid, luidende :

“De voorzitter zorgt er bij de verdeling van de zaken over defamiliekamers en de jeugdkamers van de familie- en jeugdrechtbank inde mate van het mogelijke voor dat :

1° de zaak aanhangig wordt gemaakt bij de kamer van de familie-rechtbank die voordien van de zaak kennisgenomen heeft;

2° een rechter die kennisgenomen heeft van een burgerlijke zaak alsbedoeld in artikel 725bis ten aanzien van een minderjarig kind, geenkennis kan nemen van een zaak als bedoeld bij de wet van 8 april 1965betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjari-gen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstelvan de door dit feit veroorzaakte schade.”.

Art. 108. Artikel 95 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met devolgende zin :

“Onverminderd artikel 584, tweede lid, houdt de familierechtbank dezitting in kort geding voor de aangelegenheden die tot de bevoegdheidvan die rechtbank behoren.”.

Art. 109. In artikel 99bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 3 december 2006, worden de woorden “artikel 76, zesde lid”vervangen door de woorden “artikel 76, § 2, tweede lid”.

Art. 110. Artikel 101 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen doorwat volgt :

“Art. 101. § 1 Er zijn in het hof van beroep kamers voor burgerlijkezaken, kamers voor correctionele zaken, familiekamers, jeugdkamersen kamers voor minnelijke schikking.

Ten minste één correctionele kamer neemt kennis van het hogerberoep ingesteld tegen de vonnissen gewezen betreffende de inartikel 76, § 2, tweede lid, bedoelde aangelegenheden.

Art. 104. Dans l’article 79 du même Code, modifié en dernier lieupar la loi du 17 mai 2006, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 1er, les mots “tribunal de la jeunesse” sont remplacéspar les mots “tribunal de la famille et de la jeunesse”;

2° l’alinéa 6 est remplacé par ce qui suit :

“Les juges au tribunal de la famille et de la jeunesse peuvent siégerdans les chambres civiles du tribunal de première instance. Toutefois, lejuge qui siège à la chambre de règlement à l’amiable ne peut jamaissiéger, pour les dossiers dont il a pris connaissance, dans les autreschambres du tribunal de la famille et de la jeunesse. Sauf s’il s’agit del’homologation d’un accord ou d’un procès-verbal de conciliation, ladécision rendue par un juge ayant auparavant connu du litige alorsqu’il siégeait dans une chambre de règlement à l’amiable, est nulle.”;

3° dans l’alinéa 7, le mot “jeunesse” est chaque fois remplacé par lesmots “famille et de la jeunesse”;

4° l’alinéa 8 est remplacé par ce qui suit :

“Le vice-président le plus ancien du tribunal de première instancesiégeant au tribunal de la famille et de la jeunesse ou, à défaut, letitulaire désigné conformément à la procédure prévue à l’article259quinquies, § 1er, 1°, a la direction du tribunal de la famille et de lajeunesse et assume la répartition du service.”.

Art. 105. Dans l’article 80 du même Code, modifié en dernier lieupar la loi du 18 décembre 2006, les modifications suivantes sontapportées:

1° l’alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :

“En cas d’empêchement d’un juge d’instruction, d’un juge des saisiesou d’un juge au tribunal de la famille et de la jeunesse, le présidentdésigne un juge effectif pour le remplacer. Le juge au tribunal de lafamille et de la jeunesse empêché est remplacé par priorité par un autrejuge au tribunal de la famille et de la jeunesse.”;

2° dans l’alinéa 2, le mot “jeunesse” est remplacé par les mots“famille et de la jeunesse”;

3° dans l’alinéa 3, les mots “de la jeunesse” sont chaque foisremplacés par les mots “au tribunal de la famille et de la jeunesse”;

4° dans l’alinéa 3, les mots “De plus” sont remplacés par les mots “Enoutre”;

5° dans l’alinéa 4, le mot “jeunesse” est remplacé par les mots“famille et de la jeunesse”.

Art. 106. Dans l’article 88, § 1er, alinéa 1er, du même Code, remplacépar la loi du 3 décembre 2006, les mots “76, alinéa 6” sont remplacés parles mots “76, § 2, alinéa 2”.

Art. 107. L’article 90 du même Code, remplacé par la loi du25 avril 2007, est complété par un alinéa rédigé comme suit :

“Pour la répartition des affaires entre les chambres de la famille et leschambres de la jeunesse du tribunal de la famille et de la jeunesse, leprésident veille, dans la mesure du possible que:

1° la chambre du tribunal de la famille ayant connu de la causeprécédemment soit saisie de celle-ci;

2° un juge ayant connu d’une cause civile visée à l’article 725bis àl’égard d’un enfant mineur ne puisse connaître d’une cause visée par laloi du 8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse, à la prise encharge des mineurs ayant commis un fait qualifié infraction et à laréparation du dommage causé par ce fait.”.

Art. 108. L’article 95 du même Code est complété par la phrasesuivante:

“Sans préjudice de l’article 584, alinéa 2, le tribunal de la famille tientl’audience à laquelle sont portés les référés pour les matières qui sontde la compétence de ce tribunal.”.

Art. 109. Dans l’article 99bis du même Code, inséré par la loi du3 décembre 2006, les mots “article 76, alinéa 6” sont remplacés par lesmots “article 76, § 2, alinéa 2”.

Art. 110. L’article 101 du même Code est remplacé par ce qui suit :

“Art. 101. § 1er. Il y a à la cour d’appel des chambres civiles, deschambres correctionnelles, des chambres de la famille, des chambres dela jeunesse et des chambres de règlement à l’amiable.

Une chambre correctionnelle au moins connaît des appels forméscontre les jugements rendus dans les matières visées à l’article 76, § 2,alinéa 2.

68437MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 86: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Ten minste één van de jeugdkamers wordt bevoegd voor devervolgingen ingesteld tegen personen ten aanzien van wie eenbeslissing tot uithandengeving is genomen overeenkomstig de wet van8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen vanminderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd enhet herstel van de door dat feit veroorzaakte schade, in het kader vaneen wanbedrijf en/of correctionaliseerbare misdaad.

§ 2. Het hof van beroep bestaat uit een eerste voorzitter, kamervoor-zitters en raadsheren in het hof van beroep.

De kamers van het hof van beroep houden zitting, ofwel met drieraadsheren in het hof van beroep, de voorzitter daaronder begrepen,ofwel met één lid, kamervoorzitter of raadsheer in het hof.

De in § 1, tweede lid, bedoelde gespecialiseerde correctionele kameris samengesteld uit twee raadsheren in het hof van beroep, devoorzitter daaronder begrepen, en uit één raadsheer in het arbeidshof.

Opdat de in § 1, derde lid, bedoelde jeugdkamers rechtsgeldigzouden zijn samengesteld, moeten ten minste twee leden ervan deopleiding hebben genoten die georganiseerd wordt in het kader van devoortgezette vorming van de magistraten, zoals bedoeld in artikel259sexies, § 1, 1°, derde lid, die vereist is voor de uitoefening van hetambt van rechter in de familie- en jeugdrechtbank.

Opdat de gespecialiseerde kamer voor minnelijke schikking rechts-geldig zou zijn samengesteld, moet het voor die kamer aangewezen lidvan het hof een speciale opleiding hebben genoten waarvan de inhoudwordt bepaald door het Instituut voor gerechtelijke opleiding. Als dedienstbehoeften zulks verantwoorden, kan de eerste voorzitter van hethof van beroep, uitzonderlijk en nadat het advies van de procureur desKonings is ingewonnen, een werkend magistraat aanwijzen om debovengenoemde functies voor een termijn van ten hoogste een jaar tevervullen, zelfs als die magistraat de speciale opleiding niet heeftgenoten.”.

Art. 111. In artikel 106, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigdbij de wetten van 9 juli 1997 en 22 december 1998, worden de woorden“artikel 101, derde lid” vervangen door de woorden “artikel 101, § 1,tweede lid”.

Art. 112. Artikel 109bis, § 1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 19 juli 1985, wordt aangevuld met een punt 4°, luidende :

“4° de minnelijke schikking.”.

Art. 113. In artikel 113ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 3 december 2006, worden de woorden “artikel 101, derde lid”vervangen door de woorden “artikel 101, § 1, tweede lid”.

Art. 114. In artikel 138 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 3 december 2006, wordt het vijfde lid aangevuld met de volgendezin :

“De aangewezen magistraat moet de in artikel 143, § 2/1, dan wel inartikel 151, tweede lid, naar gelang van het geval, bedoelde opleidinghebben gevolgd.”.

Art. 115. In artikel 138bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 3 december 2006 en gewijzigd bij de wet van 6 juni 2010, wordteen § 1/1 ingevoegd, luidende :

Ҥ 1/1. De familierechtbank doet uitspraak na het advies en devorderingen van het openbaar ministerie te hebben gehoord omtrent :

1° alle vorderingen met betrekking tot minderjarigen;

2° alle aangelegenheden waarvoor het krachtens de wet moetoptreden”.

Art. 116. In artikel 143 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij dewetten van 21 juni 2001 en 12 april 2004, wordt een § 2/1 ingevoegd,luidende :

“§ 2/1. De opdrachten van openbaar ministerie bij de familiekamersen de jeugdkamers worden uitgevoerd door een of meer magistratenvan het parket-generaal die de in artikel 259sexies, § 1, 2°, tweede lid,bedoelde gespecialiseerde opleiding georganiseerd door het Instituutvoor gerechtelijke opleiding hebben gevolgd en die zijn aangewezendoor de procureur-generaal.

Parmi les chambres de la jeunesse, une chambre au moins se voitattribuer la compétence relative aux poursuites engagées contre despersonnes à la suite d’une décision de dessaisissement prise enapplication de la loi du 8 avril 1965 relative à la protection de lajeunesse, à la prise en charge des mineurs ayant commis un fait qualifiéinfraction et à la réparation du dommage causé par ce fait, dans le cadred’un délit et/ou d’un crime correctionnalisable.

§ 2. La cour d’appel se compose d’un premier président, deprésidents de chambre et de conseillers à la cour d’appel.

Les chambres de la cour d’appel siègent soit au nombre de troisconseillers à la cour, y compris le président, soit au nombre d’un seulmembre, président de chambre ou conseiller à la cour.

La chambre correctionnelle spécialisée, visée au § 1er, alinéa 2, estcomposée de deux conseillers à la cour d’appel, y compris le président,et d’un conseiller à la cour du travail.

Pour que les chambres de la jeunesse visées au § 1er, alinéa 3, soientconstituées valablement, deux au moins de leurs membres doiventavoir suivi la formation organisée dans le cadre de la formationcontinue des magistrats visées à l’article 259sexies, § 1er, 1°, alinéa 3,requise pour l’exercice de la fonction de juge au tribunal de la familleet de la jeunesse.

Pour que la chambre spécialisée de règlement à l’amiable soitconstituée valablement, le membre de la cour désigné pour cettechambre doit avoir suivi une formation spéciale dont le contenu estdéterminé par l’Institut de formation judiciaire. Si les nécessités duservice le justifient, le premier président de la cour d’appel peut, à titreexceptionnel, et après avoir recueilli l’avis du procureur du Roi,désigner un magistrat effectif pour remplir les fonctions précitées pourun terme d’un an au plus, même s’il n’a pas suivi la formationspéciale.”.

Art. 111. Dans l’article 106, alinéa 1er, du même Code, modifié parles lois des 9 juillet 1997 et 22 décembre 1998, les mots “l’article 101,alinéa 3” sont remplacés par les mots “l’article 101, § 1er, alinéa 2”.

Art. 112. L’article 109bis, § 1er, du même Code, inséré par la loi du19 juillet 1985, est complété par un 4°, rédigé comme suit :

“4° le règlement à l’amiable.”.

Art. 113. Dans l’article 113ter du même Code, inséré par la loi du3 décembre 2006, les mots “l’article 101, alinéa 3” sont remplacés par lesmots “l’article 101, § 1er, alinéa 2”.

Art. 114. Dans l’article 138 du même Code, remplacé par la loi du3 décembre 2006, l’alinéa 5 est complété par la phrase suivante :

“Le magistrat désigné doit avoir suivi la formation visée à l’arti-cle 143, § 2/1, ou à l’article 151, alinéa 2, selon le cas.”.

Art. 115. Dans l’article 138bis du même Code, inséré par la loi du3 décembre 2006 et modifié par la loi du 6 juin 2010, il est inséré un§ 1er/1 rédigé comme suit :

“§ 1er/1. Le tribunal de la famille statue après avoir entendu leministère public en ses avis ou réquisitions sur:

1° toutes les demandes relatives à des mineurs;

2° toutes les matières où la loi requiert son intervention.”.

Art. 116. Dans l’article 143 du même Code, modifié par les lois des21 juin 2001 et 12 avril 2004, il est inséré un § 2/1 rédigé comme suit :

“§ 2/1. Les fonctions du ministère public près les chambres de lafamille et les chambres de la jeunesse sont exercées par un ou plusieursmagistrats du parquet général ayant suivi la formation spécialiséeorganisée par l’Institut de formation judiciaire visée à l’article 259sexies,§ 1er, 2°, alinéa 2, et désignés par le procureur général.

68438 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 87: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

In uitzonderlijke omstandigheden en voor een goede rechtsbedelingkan de procureur-generaal, bij een met redenen omklede beslissing,voor een welbepaalde periode een niet-opgeleide magistraat aanwij-zen.”.

Art. 117. In artikel 151 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigdbij de wet van 17 mei 2006, worden tussen het eerste en het tweede lidtwee leden ingevoegd, luidende :

“Het ambt van openbaar ministerie bij de familie- en jeugdrechtbankwordt uitgeoefend door een of meer parketmagistraten die de in artikel259sexies, § 1, 1°, derde lid, bedoelde gespecialiseerde opleidinggeorganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding hebbengevolgd en die zijn aangewezen door de procureur des Konings.

In uitzonderlijke omstandigheden en voor een goed bestuur van hetgerecht kan de procureur des Konings, bij een met redenen omkledebeslissing, voor een welbepaalde periode een niet-opgeleide magistraataanwijzen.”.

Art. 118. In artikel 194 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 18 juli 1991 en gewijzigd bij de wetten van 1 december 1994,22 december 1998 en 21 februari 2010, wordt een § 4/1 ingevoegd,luidende :

“§ 4/1. In geval van bekendmaking van een vacature bij het parketvan de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur, kan deminister van Justitie aangeven dat de vacante betrekking bij voorrangwordt toegewezen aan een kandidaat die titels of verdiensten voorlegtwaaruit een gespecialiseerde kennis blijkt. Deze titels of verdienstenworden onderzocht door de benoemings- en aanwijzingscommissiebedoeld in artikel 259bis-8.”.

Art. 119. Artikel 209, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 22 december 1998, wordt aangevuld met een lid, luidende :

“In geval van bekendmaking van een vacature kan de minister vanJustitie aangeven dat de vacante betrekking bij voorrang wordttoegewezen aan een kandidaat die titels of verdiensten voorlegtwaaruit een gespecialiseerde kennis blijkt. Deze titels of verdienstenworden onderzocht door de benoemings- en aanwijzingscommissiebedoeld in artikel 259bis-8.”.

Art. 120. In artikel 210, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervan-gen bij de wet van 22 december 1998, wordt het woord “jeugdrechter”vervangen door de woorden “rechter van de familie- en jeugdrecht-bank”.

Art. 121. In artikel 259sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 22 december 1998 en laatst gewijzigd bij de wet van 31 januari2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1, 1°, eerste en derde lid, wordt het woord “jeugdrechtbank”telkens vervangen door de woorden “familie- en jeugdrechtbank”;

2° in § 1, 1°, vierde lid worden de woorden “of van rechter van defamilie- en jeugdrechtbank” ingevoegd tussen het woord “onderzoeks-rechter” en de woorden “te kunnen uitoefenen”;

3° in § 1, 2°, wordt het woord “jeugdrechter” telkens vervangen doorde woorden “familie- en jeugdrechter”.

Art. 122. In artikel 341, § 1, eerste lid, 2° van hetzelfde Wetboek,gewijzigd bij de wet van 3 december 2006, worden de woorden“artikel 101, vierde lid” vervangen door de woorden “artikel 101, § 2,tweede lid”.

Art. 123. In artikel 357, § 1, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bijde wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van13 juli 2001, worden de woorden “jeugdrechters tijdens de duur vanhun ambtsuitoefening” vervangen door de woorden “rechters van defamilie- en jeugdrechtbank tijdens de duur van hun ambtsuitoefeningin de jeugdkamers”.

Art. 124. In artikel 373, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 25 april 2007, wordt het woord “jeugdrechter”vervangen door de woorden “bij de jeugdrechtbank aangewezenrechter van de familie- en jeugdrechtbank”.

Art. 125. Artikel 565, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigdbij de wet van 11 juli 1994, wordt vervangen als volgt :

“De verwijzing geschiedt naar de volgende voorrang :

1° de familierechtbank bedoeld in artikel 629bis, § 1, heeft altijdvoorrang;

2° de vrederechter bedoeld in artikel 594 heeft altijd voorrang;

3° de rechtbank die over de zaak een ander vonnis heeft gewezen daneen beschikking van inwendige orde, heeft altijd voorrang;

Dans des circonstances exceptionnelles et pour une bonne adminis-tration de la justice, le Procureur général peut, par décision motivée,désigner un magistrat non formé pour une durée déterminée.”.

Art. 117. Dans l’article 151 du même Code, modifié en dernier lieupar la loi du 17 mai 2006, deux alinéas rédigés comme suit sont insérésentre les alinéas 1er et 2:

“Les fonctions du ministère public près le tribunal de la famille et dela jeunesse sont exercées par un ou plusieurs magistrats du parquetayant suivi la formation spécialisée organisée par l’Institut de forma-tion judiciaire visée à l’article 259sexies, § 1er, 1°, alinéa 3, et désignés parle procureur du Roi.

Dans des circonstances exceptionnelles et pour une bonne adminis-tration de la justice, le procureur du Roi peut, par décision motivée,désigner un magistrat non formé pour une durée déterminée.”.

Art. 118. Dans l’article 194 du même Code, remplacé par la loi du18 juillet 1991 et modifié par les lois des 1er décembre 1994, 22 décem-bre 1998 et 21 février 2010, il est inséré un § 4/1 rédigé comme suit :

“§ 4/1. En cas de publication d’une vacance auprès du parquet duprocureur du Roi ou de l’auditeur du travail, le ministre de la Justicepeut indiquer que la place vacante est attribuée en priorité à uncandidat qui justifie d’une connaissance spécialisée par ses titres ou sonexpérience. Ces titres et expériences sont examinés par la commissionde nomination et de désignation visée à l’article 259bis-8.”.

Art. 119. L’article 209, § 2, du même Code, remplacé par la loi du22 décembre 1998, est complété par un alinéa rédigé comme suit :

“En cas de publication d’une vacance, le ministre de la Justice peutindiquer que la place vacante est attribuée en priorité à un candidat quijustifie d’une connaissance spécialisée par ses titres ou son expérience.Ces titres et expériences sont examinés par la commission de nomina-tion et de désignation visée à l’article 259bis-8.”.

Art. 120. Dans l’article 210, alinéa 2, du même Code, remplacé par laloi du 22 décembre 1998, le mot “jeunesse” est remplacé par les mots“famille et de la jeunesse”.

Art. 121. Dans l’article 259sexies du même Code, inséré par la loi du22 décembre 1998 et modifié en dernier lieu par la loi du 31 janvier 2007,les modifications suivantes sont apportées:

1° dans le § 1er, 1°, alinéas 1er et 3, les mots “de la jeunesse” sontchaque fois remplacés par les mots “au tribunal de la famille et de lajeunesse”;

2° dans le § 1er, 1°, alinéa 4, les mots “ou de juge au tribunal de lafamille et de la jeunesse” sont insérés entre les mots “juge d’instruction”et les mots “, il faut avoir exercé”;

3° dans le § 1er, 2°, le mot “jeunesse” est chaque fois remplacé par lesmots “famille et de la jeunesse”.

Art. 122. Dans l’article 341, § 1er, alinéa 1er, 2°, du même Code,modifié par la loi du 3 décembre 2006, les mots “l’article 101, alinéa 4”sont remplacés par les mots “l’article 101, § 2, alinéa 2”.

Art. 123. Dans l’article 357, § 1er, 2°, du même Code, remplacé par laloi du 29 avril 1999 et modifié par l’arrêté royal du 13 juillet 2001, lesmots “de la jeunesse pendant la durée de leur fonction en cette qualité”sont remplacés par les mots “au tribunal de la famille et de la jeunessependant la durée de leur fonction au sein des chambres de la jeunesse”.

Art. 124. Dans l’article 373, alinéa 1er, 1°, du même Code, remplacépar la loi du 25 avril 2007, les mots “de la jeunesse” sont remplacés parles mots “au tribunal de la famille et de la jeunesse désigné auprès dutribunal de la jeunesse”.

Art. 125. L’article 565, alinéa 2, du même Code, modifié par la loi du11 juillet 1994, est remplacé par ce qui suit :

“Le renvoi a lieu suivant l’ordre de préférence ci-après:

1° le tribunal de la famille visé au § 1er à l’article 629bis est toujourspréféré;

2° le juge de paix visé à l’article 594 est toujours préféré;

3° le tribunal qui a rendu sur l’affaire un jugement autre qu’unedisposition d’ordre intérieur est toujours préféré;

68439MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 88: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

4° de rechtbank van eerste aanleg heeft voorrang boven de andererechtbanken;

5° de arbeidsrechtbank heeft voorrang boven de rechtbank vankoophandel;

6° de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel hebbenvoorrang boven de vrederechter;

7° de vrederechter heeft voorrang boven de politierechtbank;

8° de rechtbank waartoe men zich het eerst wendt, heeft voorrangboven die waarvoor de zaak later wordt aangebracht.”.

Art. 126. In artikel 566, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden dewoorden “565, 2° tot 5°” vervangen door de woorden “565, tweede lid,1° en 2° en 4° tot 8°”.

Art. 127. In artikel 569 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij dewetten van 1 maart 2000 en 13 februari 2003, worden de volgendewijzigingen aangebracht :

1° de 1°, 1°/1, 2° en 4° worden opgeheven;

2° in het 12° worden de woorden “de artikelen 1188 tot 1193”vervangen door de woorden “artikel 1190”;

3° het 33°, ingevoegd bij de wet van 1 maart 2000, wordt opgeheven.

Art. 128. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 572bis ingevoegd,luidende :

“Art. 572bis. Onverminderd de bijzondere bevoegdheden die zijntoegekend aan de vrederechter en de bijzondere wetgevingen, neemt defamilierechtbank kennis van :

1° vorderingen betreffende de staat van personen;

2° vorderingen tot nietigverklaring van de wettelijke samenwoning,onverminderd de bevoegdheid die aan de strafrechter wordt toegekendbij artikel 391octies van het Strafwetboek en artikel 79quater van de wetvan 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, hetverblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;

3° vorderingen tussen echtgenoten en wettelijk samenwonendenbetreffende de uitoefening van hun rechten of betreffende hun goede-ren, alsook de voorlopige maatregelen die daarop betrekking hebben;

4° vorderingen betreffende het ouderlijk gezag, de verblijfsregeling ofhet recht op persoonlijk contact ten aanzien van minderjarige kinderen;

5° de vaststelling van de voortdurende onmogelijkheid om hetouderlijk gezag uit te oefenen bedoeld in artikel 389 van het BurgerlijkWetboek;

6° vorderingen bedoeld in de artikelen 1322bis en 1322decies;

7° vorderingen met betrekking tot onderhoudsverplichtingen, metuitzondering van die welke betrekking hebben op het leefloon;

8° geschillen met betrekking tot het aanwijzen van de rechthebben-de(n) van de kinderbijslag voor de kinderen indien de ouders niet meersamenwonen, en het verzoek tegen de uitbetaling aan de rechtheb-bende;

9° vorderingen met betrekking tot het huwelijksvermogensrecht, deerfopvolging, schenkingen onder levenden of testamenten;

10° vorderingen tot verdeling;

11° vorderingen tot tijdelijk huisverbod als bedoeld in de wet van15 mei 2012 betreffende het tijdelijk huisverbod in geval van huiselijkgeweld;

12° het verzet van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent tegende uitoefening van de rechten van de niet-ontvoogde minderjarige omde op diens spaarboekje ingeschreven sommen op te vragen;

13° de vorderingen ingesteld met toepassing van artikel 220, § 3, vanhet Burgerlijk Wetboek;

14° het verzet van de vader, de moeder, de adoptant of depleegvoogd tegen de uitbetaling van de gezinsbijslag aan de bijslag-trekkende zoals dat verzet is bedoeld in artikel 69, § 3, van desamengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbei-ders, tenzij de vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig werdgemaakt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjari-gen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstelvan de door dit feit veroorzaakte schade, behalve in het geval dat devrederechter bevoegd is krachtens artikel 594,8°;

15° het verzet tegen de uitbetaling aan de bijslagtrekkende van degezinsbijslag voor zelfstandigen, tenzij een vordering bij de jeugdrecht-bank aanhangig werd gemaakt op grond van artikel 29 van de wet van8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen vanminderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en

4° le tribunal de première instance est préféré aux autres tribunaux;

5° le tribunal du travail est préféré au tribunal de commerce;

6° le tribunal du travail et le tribunal de commerce sont préférés aujuge de paix;

7° le juge de paix est préféré au tribunal de police;

8° le tribunal le premier saisi est préféré à celui qui a été saisiultérieurement.”.

Art. 126. Dans l’article 566, alinéa 1er, du même Code, les mots“aux 2° à 5° de l’article 565” sont remplacés par les mots “à l’article 565,alinéa 2, 1° et 2° et 4° à 8°”.

Art. 127. Dans l’article 569 du même Code, modifié par les lois du1er mars 2000 et du 13 février 2003, les modifications suivantes sontapportées:

1° les 1°, 1°/1, 2° et 4° sont abrogés;

2° dans le 12°, les mots “des articles 1188 à 1193 relatifs” sontremplacés par les mots “de l’article 1190 relatif”;

3° le 33°, inséré par la loi du 1er mars 2000, est abrogé.

Art. 128. Dans le même Code, il est inséré un article 572bis rédigécomme suit :

“Art. 572bis. Sans préjudice des compétences spéciales reconnues aujuge de paix et des législations particulières, le tribunal de la familleconnaît:

1° des demandes relatives à l’état des personnes;

2° des demandes relatives à l’annulation de la cohabitation légale,sans préjudice de la compétence attribuée au juge pénal par l’arti-cle 391octies du Code pénal et l’article 79quater de la loi du 15 décembre1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignementdes étrangers;

3° des demandes des époux et cohabitants légaux relatives àl’exercice de leurs droits ou à leurs biens ainsi que des mesuresprovisoires qui s’y rapportent;

4° des demandes relatives à l’autorité parentale, l’hébergement ou lesdroits aux relations personnelles à l’égard d’enfants mineurs;

5° des constats de l’impossibilité durable d’exercer l’autorité paren-tale visés à l’article 389 du Code civil;

6° des demandes visées aux articles 1322bis et 1322decies;

7° des demandes liées aux obligations alimentaires, à l’exception decelles qui sont liées au droit au revenu d’intégration sociale;

8° des litiges relatifs à la détermination du ou des allocataire(s) desallocations familiales relatives à des enfants dont les parents ne viventplus ensemble, ainsi que des requêtes en opposition au paiement àl’allocataire;

9° des demandes relatives au régime matrimonial, aux successions,aux donations entre vifs ou aux testaments;

10° des demandes en partage;

11° des demandes relatives à l’interdiction temporaire de résidencevisée par la loi du 15 mai 2012 relative à l’interdiction temporaire derésidence en cas de violence domestique;

12° de l’opposition faite par le titulaire de l’autorité parentale àl’exercice des droits de l’enfant mineur non-émancipé au retrait dessommes inscrites au livret ou carnet d’épargne de ce dernier;

13° des demandes formées en application de l’article 220, § 3, duCode civil;

14° de l’opposition faite par le père, la mère, l’adoptant ou le tuteurofficieux au paiement à l’allocataire des prestations familiales tellequ’elle est prévue à l’article 69, § 3, des lois coordonnées relatives auxallocations familiales pour travailleurs salariés, hormis le cas où letribunal de la jeunesse a été saisi sur la base de l’article 29 de la loi du8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse, à la prise en chargedes mineurs ayant commis un fait qualifié infraction et à la réparationdu dommage causé par ce fait hormis le cas où le juge de paix estcompétent en vertu de l’article 594, 8°;

15° de l’opposition au paiement à l’allocataire des prestationsfamiliales pour travailleurs indépendants, hormis le cas où le tribunalde la jeunesse a été saisi sur la base de l’article 29 de la loi du8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse, à la prise en chargedes mineurs ayant commis un fait qualifié infraction et à la réparation

68440 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 89: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade en tenzij devrederechter bevoegd is krachtens artikel 594, 9°.”.

Art. 129. In artikel 584 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 10 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° er wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd,luidende :

“Als de zaak behoort tot de bevoegdheid van de familierechtbank,wordt deze enkel in geval van volstrekte noodzakelijkheid bij devoorzitter aanhangig gemaakt.”;

2° in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt het 1° opgeheven.

Art. 130. In artikel 585 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet27 maart 2001, worden de bepalingen onder 2° en 9° opgeheven.

Art. 131. In artikel 587, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 3 april 1997 en laatst gewijzigd bij de wet van10 mei 2007, worden de 1°, 9° en 15° opgeheven.

Art. 132. In artikel 590 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bijhet koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° in het eerste lid wordt het bedrag “1.860 euro” vervangen door hetbedrag “2.500 euro” en worden de woorden “572bis,” ingevoegd tussende woorden “569 tot 571,” en de woorden “574 en 578”;

2° het artikel wordt aangevuld met de volgende leden, luidende :

“De Koning kan het in het eerste lid bepaalde bedrag aanpassen,zonder dat het aangepaste bedrag het hieronder beschreven indexe-ringsbedrag mag overtreffen.

Als het in het eerste lid bepaalde bedrag wordt aangepast, wordt hetaangepaste bedrag ten laatste in de maand november bekendgemaaktin het Belgisch Staatsblad. Het nieuwe bedrag wordt van kracht op1 januari van het jaar volgend op de aanpassing ervan en is niet vantoepassing op vorderingen die voor die datum zijn ingesteld.

Elke verhoging of verlaging van het indexcijfer brengt een verhogingof verlaging van het indexeringsbedrag met zich mee, overeenkomstigde volgende formule : het nieuwe indexeringsbedrag is gelijk aan hetbasisbedrag, vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeelddoor het aanvangsindexcijfer. Het resultaat wordt afgerond tot dehogere euro.

Het indexeringsbedrag wordt berekend rekening houdend met hetindexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober van elkjaar. Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand oktober 2013.”.

Art. 133. In artikel 591 van hetzelfde Wetboek, worden de volgendewijzigingen aangebracht :

1° het 7°, gewijzigd bij de wet van 31 maart 1987, wordt vervangendoor wat volgt :

“7° geschillen als bedoeld in de wet van 20 juli 1971 op debegraafplaatsen en de lijkbezorging;”;

2° het 14°, gewijzigd bij de wet van 29 augustus 1988, wordtvervangen door wat volgt :

“14° de aan het leefloon gerelateerde verplichtingen tot levensonder-houd;”.

Art. 134. In artikel 594 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij dewet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het 2° worden de woorden “in geval van voogdij,” ingevoegdvóór de woorden “over het verzet van de wettelijke vertegenwoordi-ger”;

2° in het 8° worden de woorden “de vader, de moeder, de adoptant,de pleegvoogd,” opgeheven;

3° in het 9° worden de woorden “in geval van een minderjarige ondervoogdij,” ingevoegd vóór de woorden “over het verzet tegen debetaling aan de bijslagtrekkende”;

4° er wordt een 16°/1 ingevoegd, luidende :

16°/1 op de vorderingen om maatregelen tot gerechtelijk bescher-ming, als bedoeld in de artikelen 1238 tot 1252;”;

5° er wordt een 16°/2 ingevoegd, luidende :

“16°/2 over vorderingen betreffende het vermoeden van afwezigheidals bedoeld in de artikelen 112 tot 117 van het Burgerlijk Wetboek;”;

6° het 19° wordt vervangen door wat volgt :

“19° over de verzoeken om een curator aan te wijzen krachtensartikel 936 van het Burgerlijk Wetboek;”;

7° het 22° wordt opgeheven.

du dommage causé par ce fait et hormis le cas où le juge de paix estcompétent en vertu de l’article 594, 9°.”.

Art. 129. Dans l’article 584 du même Code, modifié par la loi du10 mai 2007, les modifications suivantes sont apportées:

1° un alinéa rédigé comme suit est inséré entre les alinéas 1er et 2:

“Si l’affaire est de la compétence du tribunal de la famille, leprésident n’est saisi qu’en cas d’absolue nécessité.”;

2° dans l’alinéa 4, devenant l’alinéa 5, le 1° est abrogé.

Art. 130. Dans l’article 585 du même Code, modifié par la loi du27 mars 2001, les 2° et 9° sont abrogés.

Art. 131. Dans l’article 587, alinéa 1er, du même Code, remplacé parla loi du 3 avril 1997 et modifié en dernier lieu par la loi du 10 mai 2007,les 1°, 9° et 15° sont abrogés.

Art. 132. Dans l’article 590 du même Code, modifié en dernier lieupar l’arrêté royal du 20 juillet 2000, les modifications suivantes sontapportées:

1° dans l’alinéa 1er, le montant de “1.860 euros” est remplacé par lemontant de “2.500 euros” et les mots “572bis,” sont insérés entre lesmots “569 à 571,” et les mots “574 et 578”;

2° l’article est complété par quatre alinéas rédigés comme suit :

“Le Roi peut adapter le montant prévu à l’alinéa 1er, sans que lemontant adapté puisse dépasser le montant d’indexation définici-dessous.

En cas d’adaptation du montant prévu à l’alinéa 1er, le montantadapté est publié au Moniteur belge au plus tard dans le courant du moisde novembre. Le nouveau montant entre en vigueur le 1er janvier del’année qui suit celle de son adaptation et n’est pas applicable auxdemandes introduites avant cette date.

Chaque augmentation ou diminution de l’indice entraîne uneaugmentation ou une diminution du montant d’indexation, conformé-ment à la formule suivante: le nouveau montant d’indexation est égalau montant de base, multiplié par le nouvel indice et divisé par l’indicede départ. Le résultat est arrondi à l’euro supérieur.

Le montant d’indexation est calculé en tenant compte de l’indice desprix à la consommation du mois d’octobre de chaque année. L’indice dedépart est celui du mois d’octobre 2013.”.

Art. 133. Dans l’article 591 du même Code, les modificationssuivantes sont apportées:

1° le 7°, modifié par la loi du 31 mars 1987, est remplacé par ce quisuit :

“7° des contestations visées dans la loi du 20 juillet 1971 sur lesfunérailles et sépultures;”;

2° le 14°, modifié par la loi du 29 août 1988, est remplacé par ce quisuit :

“14° des obligations alimentaires liées au droit au revenu d’intégra-tion sociale;”.

Art. 134. Dans l’article 594 du même Code, modifié en dernier lieupar la loi du 17 mars 2013, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans le 2°, les mots “en cas de tutelle,” sont insérés avant les mots“sur l’opposition faite par le représentant légal”;

2° dans le 8°, les mots “le père, la mère, l’adoptant, le tuteur officieux”sont abrogés;

3° dans le 9°, les mots “lorsqu’il s’agit d’un mineur sous tutelle” sontinsérés avant les mots “sur l’opposition au paiement à l’allocataire”;

4° il est inséré un 16°/1 rédigé comme suit :

“16°/1 sur les demandes de mesure de protection judiciaire viséesaux articles 1238 à 1252;”;

5° il est inséré un 16°/2 rédigé comme suit :

“16°/2 sur les demandes relatives à la présomption d’absence viséesaux articles 112 à 117 du Code civil;”;

6° le 19° est remplacé par ce qui suit :

“19° sur les demandes de désignation d’un curateur conformément àl’article 936 du Code civil;”;

7° le 22° est abrogé.

68441MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 90: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 135. Artikel 597 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld metde woorden “en aanstelling van sekwesters”.

Art. 136. In artikel 617 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bijhet koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° in het eerste lid wordt het bedrag “1.860 euro” vervangen door hetbedrag “2.500 euro” en wordt het bedrag “1.240 euro” vervangen doorhet bedrag “1.860 euro”;

2° het artikel wordt aangevuld met de volgende leden, luidende :

“De Koning kan de in het eerste lid bepaalde bedragen aanpassen,zonder dat de aangepaste bedragen de hieronder beschreven indexe-ringsbedragen mogen overtreffen.

Als de in het eerste lid bepaalde bedragen worden aangepast,worden deze aangepaste bedragen ten laatste in de maand novemberbekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De nieuwe bedragen wordenvan kracht vanaf 1 januari van het jaar volgend op de aanpassing ervanen zijn niet van toepassing op vorderingen die voor die datum zijningesteld.

Elke verhoging of verlaging van het indexcijfer brengt een verhogingof verlaging van de indexeringsbedragen met zich mee, overeenkom-stig de volgende formule : het nieuwe indexeringsbedrag is gelijk aanhet basisbedrag, vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer engedeeld door het aanvangsindexcijfer. Het resultaat wordt afgerond totde hogere euro.

De indexeringsbedragen worden berekend rekening houdend methet indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober van elkjaar. Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand oktober 2013.”.

Art. 137. Artikel 626 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen doorwat volgt :

“Art. 626. Behalve de vorderingen als bedoeld in artikel 572bis, 14°,kunnen de vorderingen betreffende de uitkeringen tot onderhoud voorde rechter van de woonplaats van de eiser worden gebracht, metuitzondering van de vorderingen die strekken tot de verlaging of deopheffing van die uitkeringen.”.

Art. 138. In artikel 627, 15°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 15 juni 2012, worden de woorden “vrederechter van hetkanton” vervangen door de woorden “familierechtbank van hetgerechtelijke arrondissement”.

Art. 139. In artikel 628 van hetzelfde Wetboek, het laatst gewijzigdbij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° het 1°, het 2° en het 18° worden telkens voorafgegaan door dewoorden “onverminderd artikel 629bis,”;

2° het 23° vervangen door wat volgt :

“23° de rechter van de laatste woonplaats in België van deverdwenen, afwezige of vermoedelijk afwezige persoon, dan wel,indien deze nooit een woonplaats in België heeft gehad en naar gelangvan het geval, de vrederechter van het eerste kanton van Brussel of derechter van het arrondissement Brussel.”.

Art. 140. Artikel 629 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 10 januari 1977 en gewijzigd bij de wet van 30 juni 1994, wordtaangevuld met een 7°, luidende :

“7° vorderingen ingesteld op grond van de wet van 16 mei 1900 totwijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen en vorde-ringen ingesteld op grond van de wet van 29 augustus 1988 op deerfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderenvan de continuïteit.”.

Art. 141. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 629bis ingevoegd,luidende :

“Art. 629bis. § 1. De vorderingen tussen partijen die hetzij gehuwdzijn of geweest zijn, hetzij wettelijk samenwonenden zijn of geweestzijn, alsook de vorderingen aangaande gemeenschappelijke kinderenvan partijen of goederen van die kinderen of aangaande kinderenwaarvan de afstamming slechts ten aanzien van één van de ouders isvastgesteld, worden voor de familierechtbank gebracht waarbij reedseen vordering voor de aangelegenheden als bedoeld in artikel 572bisaanhangig is gemaakt.

§ 2. De vorderingen aangaande het ouderlijk gezag, de verblijfsrege-ling en de onderhoudsverplichtingen voor een minderjarig kindworden voor de familierechtbank van de woonplaats van de minder-jarige gebracht, of, bij ontstentenis, van de gewone verblijfplaats van deminderjarige.

Art. 135. L’article 597 du même Code est complété par les mots “eten matière de désignation de séquestres”.

Art. 136. Dans l’article 617 du même Code, modifié en dernier lieupar l’arrêté royal du 20 juillet 2000, les modifications suivantes sontapportées:

1° dans l’alinéa 1er, le montant de “1.860 euros” est remplacé par lemontant de “2.500 euros” et le montant de “1.240 euros” est remplacépar le montant de “1.860 euros”;

2° l’article est complété par les alinéas suivants:

“Le Roi peut adapter les montants prévus à l’alinéa 1er, sans que lesmontants adaptés puissent dépasser les montants d’indexation définisci-dessous.

En cas d’adaptation des montants prévus à l’alinéa 1er, les montantsadaptés sont publiés au Moniteur belge au plus tard dans le courant dumois de novembre. Les nouveaux montants entrent en vigueur le 1er

janvier de l’année qui suit celle de leur adaptation et ne sont pasapplicables aux demandes introduites avant cette date.

Chaque augmentation ou diminution de l’indice entraîne uneaugmentation ou une diminution des montants d’indexation, confor-mément à la formule suivante: le nouveau montant d’indexation estégal au montant de base, multiplié par le nouvel indice et divisé parl’indice de départ. Le résultat est arrondi à l’euro supérieur.

Les montants d’indexation sont calculés en tenant compte de l’indicedes prix à la consommation du mois d’octobre de chaque année.L’indice de départ est celui du mois d’octobre 2013.”.

Art. 137. L’article 626 du même Code est remplacé comme suit :

“Art. 626. Les demandes relatives aux pensions alimentaires, àl’exception de celles prévues à l’article 572bis, 14°, peuvent être portéesdevant le juge du domicile du demandeur à l’exception des demandestendant à réduire ou à supprimer ces pensions alimentaires.”.

Art. 138. Dans l’article 627, 15°, du même Code, inséré par la loi du15 juin 2012, les mots “le juge de paix du canton” sont remplacés par lesmots “le tribunal de la famille de l’arrondissement judiciaire”.

Art. 139. Dans l’article 628 du même Code, modifié en dernier lieupar la loi du 17 mars 2013, les modifications suivantes sont apportées:

1° les 1°, 2° et 18° sont chaque fois complétés par les mots “, sanspréjudice de l’article 629bis”;

2° remplacer le 23° par ce qui suit :

“23° le juge du dernier domicile en Belgique de la personne disparue,absente ou présumée absente ou, si celle-ci n’a jamais eu de domicile enBelgique, le juge de paix du 1er canton de Bruxelles ou le juge del’arrondissement de Bruxelles, selon le cas.”.

Art. 140. L’article 629 du même Code, remplacé par la loi du10 janvier 1977 et modifié par la loi du 30 juin 1994, est complété par un7° rédigé comme suit :

“7° des demandes formées en vertu de la loi du 16 mai 1900apportant des modifications au régime successoral des petits héritageset des demandes formées en vertu de la loi du 29 août 1988 relative aurégime successoral des exploitations agricoles en vue d’en promouvoirla continuité.”.

Art. 141. Dans le même Code, il est inséré un article 629bis, rédigécomme suit :

“Art. 629bis. § 1er. Les demandes entre parties qui, soit, sont ou ontété mariées, soit, sont ou ont été des cohabitants légaux, ainsi que lesdemandes relatives à des enfants communs des parties ou aux biens deces enfants ou relatives à un enfant dont la filiation n’est établie qu’àl’égard d’un des parents, sont portées devant le tribunal de la famillequi a déjà été saisi d’une demande dans les matières visées àl’article 572bis.

§ 2. Les demandes relatives à l’autorité parentale, l’hébergement etles obligations alimentaires à l’égard d’un enfant mineur sont portéesdevant le tribunal de la famille du domicile du mineur ou, à défaut, dela résidence habituelle du mineur.

68442 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 91: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Indien de minderjarige geen woonplaats of geen gewone verblijf-plaats heeft, is de familierechtbank van Brussel bevoegd om kennis tenemen van de vordering.

In zaken waarin de partijen verscheidene gemeenschappelijke min-derjarige kinderen hebben, wier woonplaatsen, of bij ontstentenis,gewone verblijfplaatsen, verschillend zijn, is de familierechtbankwaarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt, bevoegd om doorsamenhang, krachtens artikel 634, kennis te nemen van het geheel vande vorderingen van de partijen.

§ 3 De zaken aangaande de akten van de burgerlijke stand, de zakenals bedoeld in de artikelen 633sexies en 633septies, de zaken aangaandeeen adoptie of aangaande erfopvolgingen, testamenten en schenkingenworden voor de familierechtbank gebracht die krachtens dit Wetboekbevoegd is.

§ 4. Behalve de vorderingen als bedoeld in § 2, kunnen devorderingen aangaande de onderhoudsverplichtingen als bedoeld inartikel 572bis, 13°, voor de familierechtbank van de woonplaats van deeiser worden gebracht, met uitzondering van de vorderingen diestrekken om die onderhoudsverplichtingen te verminderen of op teheffen.

§ 5. Behalve de vorderingen aangaande de §§ 1 tot 4, worden devorderingen voor de familierechtbank van de woonplaats van deverweerder of van de laatste echtelijke verblijfplaats gebracht.

§ 6. Onder voorbehoud van § 1, vallen de zaken met verscheidenevorderingen, waarvan er minstens een in § 2 wordt bedoeld, onder deterritoriale bevoegdheid van de familierechtbank van de woonplaats ofvan de gewone verblijfplaats van de minderjarige.

§ 7. Indien het belang van het kind het vereist, beslist de familie-rechtbank het dossier door te verwijzen naar de familierechtbank vaneen ander arrondissement.

De familierechtbank kan, op verzoek van een partij of van hetopenbaar ministerie, of als de goede rechtsbedeling een dergelijkedoorverwijzing vereist, beslissen de zaak door te verwijzen naar defamilierechtbank van een ander arrondissement indien daar eenjeugddossier werd samengesteld.

De beslissing waarin het eerste en het tweede lid voorzien, wordt metredenen omkleed en er kan geen enkel rechtsmiddel tegen wordenaangewend.

§ 8. Onder voorbehoud van § 1 kunnen de partijen in onderlingoverleg bepalen welke familierechtbank bevoegd zal zijn om hunfamiliedossier te behandelen.”.

Art. 142. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 629ter ingevoegd,luidende :

“Art. 629ter. De bevoegde rechtbank is de jeugdrechtbank bedoeld inartikel 44 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming,het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschrevenfeit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakteschade.”.

Art. 143. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 629quater inge-voegd, luidende :

“Art. 629quater. In de zaken betreffende minderjarigen wordt deterritoriale bevoegdheid van de vrederechter bepaald door de woon-plaats van de minderjarige en, bij gebrek aan een woonplaats, door degewone verblijfplaats van de minderjarige.”.

Art. 144. In artikel 630 van hetzelfde Wetboek worden de woorden“, 620bis” ingevoegd tussen het woord “629” en de woorden “endagtekent”.

Art. 145. In artikel 633sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 10 mei 2007, worden in § 1 en § 2, tweede lid, de woorden“rechtbank van eerste aanleg” telkens vervangen door het woord“familierechtbank”.

Art. 146. In artikel 633septies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bijde wet van 10 mei 2007, worden de woorden “rechtbank van eersteaanleg” telkens vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 147. In artikel 639, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewij-zigd bij de wet van 10 juli 2006, worden de woorden “met, invoorkomend geval, het in artikel 725bis bedoelde familiedossier waarinhet dossier van de rechtspleging is opgenomen,” ingevoegd tussen dewoorden “rechtspleging” en de woorden “aan de voorzitter”.

Art. 148. In artikel 708, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigdbij de wet van 3 augustus 1992, worden de woorden “of de voorzittervan de rechtbank” vervangen door de woorden “, de voorzitter van derechtbank of de familie- en jeugdrechtbank”.

En l’absence de domicile ou de résidence habituelle du mineur, letribunal de la famille de Bruxelles est compétent pour connaître de lademande.

Dans les causes où les parties ont plusieurs enfants mineurscommuns dont les domiciles ou, à défaut, les résidences habituellessont différents, le tribunal de la famille premièrement saisi estcompétent pour connaître par connexité, en vertu de l’article 634, del’ensemble des demandes formulées par les parties.

§ 3. Les causes relatives aux actes de l’état civil, celles visées auxarticles 633sexies et 633septies, celles relatives à une adoption ourelatives aux successions, testaments et donations sont portées devantle tribunal de la famille compétent selon le présent Code.

§ 4. A l’exception de celles prévues au § 2, les demandes relatives auxpensions alimentaires visées à l’article 572bis, 13°, peuvent être portéesdevant le tribunal de la famille du domicile du demandeur, àl’exception des demandes tendant à réduire ou à supprimer cespensions alimentaires.

§ 5. A l’exception de celles relatives aux §§ 1er à 4, les demandes sontportées devant le tribunal de la famille du domicile du défendeur ou dulieu de la dernière résidence conjugale.

§ 6. Sous réserve du § 1er, les causes comportant plusieurs demandesdont une au moins est visée au § 2 sont de la compétence territoriale dutribunal de la famille du domicile ou de la résidence habituelle dumineur.

§ 7. Le tribunal de la famille décide de renvoyer le dossier au tribunalde la famille d’un autre arrondissement si l’intérêt de l’enfant lecommande.

Le tribunal de la famille peut décider de renvoyer l’affaire au tribunalde la famille d’un autre arrondissement si un dossier jeunesse y a étéconstitué, à la demande d’une partie ou du ministère public ou si labonne administration de la justice commande un tel renvoi.

La décision prévue aux alinéas 1er et 2 est motivée et n’est susceptibled’aucun recours.

§ 8. Sous réserve du § 1er, les parties peuvent, de commun accord,déterminer le tribunal de la famille qui sera compétent pour traiter deleur dossier familial.”.

Art. 142. Dans le même Code, il est inséré un article 629ter, rédigécomme suit :

“Art. 629ter. Le tribunal de la jeunesse compétent est celui visé àl’article 44 de la loi du 8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse,à la prise en charge des mineurs ayant commis un fait qualifié infractionet à la réparation du dommage causé par ce fait.”.

Art. 143. Dans le même Code, il est inséré un article 629quater,rédigé comme suit :

“Art. 629quater. Dans les causes concernant des mineurs, la compé-tence territoriale du juge de paix est déterminée par le domicile et, àdéfaut, par la résidence habituelle du mineur.”.

Art. 144. Dans l’article 630 du même Code, les mots “, 629bis” sontinsérés entre le mot “629” et les mots “et antérieure”.

Art. 145. A l’article 633sexies du même Code, inséré par la loi du10 mai 2007, au § 1er et au § 2, alinéa 2, les mots “le tribunal de premièreinstance” sont chaque fois remplacés par les mots “le tribunal de lafamille”.

Art. 146. Dans l’article 633septies du même Code, inséré par la loi du10 mai 2007, les mots “le tribunal de première instance” sont chaquefois remplacés par les mots “le tribunal de la famille”.

Art. 147. Dans l’article 639, alinéa 2, du même Code, modifié par laloi du 10 juillet 2006, les mots “avec, le cas échéant, le dossier familialvisé à l’article 725bis qui comporte le dossier de la procédure,” sontinsérés entre le mot “procédure” et les mots “au président”.

Art. 148. Dans l’article 708, alinéa 1er, du même Code, modifié par laloi du 3 août 1992, les mots “ou le président du tribunal” sontremplacés par les mots “le président du tribunal ou le tribunal de lafamille et de la jeunesse”.

68443MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 92: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 149. Artikel 722, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordtaangevuld met de volgende zin :

“Ingeval het dossier is opgenomen in een dossier zoals bedoeld inartikel 725bis wordt het samen met dit dossier overgezonden.”.

Art. 150. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 725bis ingevoegd,luidende :

“Art. 725bis. § 1. Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstukworden de bij de familierechtbank ingediende vorderingen tussenpartijen die ofwel samen een minderjarig kind hebben, ofwel gehuwdzijn of waren, ofwel wettelijk samenwonenden zijn of waren, samen-gevoegd in één dossier, dat het familiedossier wordt genoemd.

Worden ook bij het in het eerste lid bedoelde familiedossier gevoegd,de zaken met betrekking tot een kind waarvan de afstamming slechtsten aanzien van één ouder is vastgesteld, alsook de zaken metbetrekking tot het in artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek bedoeldepersoonlijk contact.

§ 2. Het familiedossier wordt geopend vanaf de eerste vordering diebij de familierechtbank wordt ingesteld.

Onverminderd de volgnummers die overeenkomstig artikel 720 aanalle zaken worden toegekend, wordt een specifiek nummer aan hetfamiliedossier toegekend. Dit nummer wordt vermeld op alle akten vanrechtsingang, besluiten en andere stukken van het dossier.

Onverminderd de bepalingen van artikel 721, bevat het familiedos-sier alle opeenvolgende zaken betreffende dezelfde partijen en hunhuidige of toekomstige gemeenschappelijke kinderen.

In geval van verwijzing van een familierechtbank naar een andere,wordt het volledige familiedossier onverwijld overgedragen.”.

Art. 151. In artikel 731 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 21 februari 2005, worden de volgende wijzingen aangebracht :

1° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd,luidende :

“In familiezaken kunnen de zaken ook met het oog op eenverzoening worden voorgelegd aan de kamer voor minnelijke schik-king van de familierechtbank, dan wel aan de familiekamers van hethof van beroep. Dat kan ook het geval zijn wanneer de zaak bij eenandere familiekamer aanhangig is, op voorwaarde dat de kamer voorminnelijke schikking bij machte is een zitting te houden op een eerderedatum.”;

2° het artikel wordt aangevuld met de volgende leden :

“In familiezaken moet de familierechtbank de partijen tijdens deinleidende zitting inlichten over de mogelijkheid hun geschil tebeslechten via verzoening, bemiddeling of elke andere vorm vanminnelijke oplossing van conflicten.

Het dossier wordt, op verzoek van de partijen of als de magistraat hetopportuun acht, dan naar de kamer voor minnelijke schikking van defamilierechtbank verwezen, op grond van de artikelen 661 en volgende.

Indien geen overeenkomst of slechts een gedeeltelijke overeenkomstwordt getroffen, verwijst de kamer voor minnelijke schikking, op grondvan de artikelen 661 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, hetdossier naar de familiekamer waarbij het dossier werd ingeleid.

De partijen of de magistraat hebben gedurende het gehele geding demogelijkheid te vragen dat hun zaak naar de kamer voor minnelijkeschikking wordt verwezen.

In elke stand van het geding worden, indien een gehele ofgedeeltelijke overeenkomst tot stand komt, de bewoordingen ervanopgetekend in het proces-verbaal waarvan de uitgifte wordt voorzienvan het formulier van tenuitvoerlegging, tenzij de partijen om toepas-sing van artikel 1043 verzoeken.

Alles wat er wordt gezegd of geschreven tijdens de zittingen vanminnelijke schikking is vertrouwelijk.

Zowel de partijen als de rechter-verzoener kunnen te allen tijde eeneinde stellen aan de procedure van minnelijke schikking.”.

Art. 152. In artikel 747, § 3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 26 april 2007, worden de woorden “, voor defamilierechtbank in het kader van een spoedeisende procedure”ingevoegd tussen de woorden “kort geding zetelende rechtbank” en dewoorden “en voor de beslagrechter”.

Art. 153. In artikel 764, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 3 augustus 1992 en gewijzigd bij de wettenvan 9 mei 2007 en 17 maart 2013, worden de woorden “het vermoedenof” opgeheven.

Art. 149. L’article 722, alinéa 1er, du même Code est complété par laphrase suivante :

“Si le dossier est intégré dans un dossier visé à l’article 725bis, il esttransmis conjointement avec ledit dossier.”.

Art. 150. Dans le même Code, il est inséré un article 725bis, rédigécomme suit :

“Art. 725bis. § 1er. Sans préjudice des dispositions du présentchapitre, les demandes soumises au tribunal de la famille entre desparties qui, soit ont au moins un enfant mineur commun, soit sont ouont été mariées, soit sont ou ont été cohabitants légaux sont jointes enun seul dossier appelé dossier familial.

Sont elles aussi jointes au dossier familial visé à l’alinéa 1er, les causesrelatives à un enfant dont la filiation n’est établie qu’à l’égard d’un seulparent, ainsi que les causes relatives aux relations personnelles visées àl’article 375bis du Code civil.

§ 2. Le dossier familial est ouvert dès la première demande introduiteau tribunal de la famille.

Sous réserve des numéros de rôle attribués à toute cause conformé-ment à l’article 720, il est attribué un numéro spécifique au dossierfamilial. Ce numéro est mentionné sur tous les actes introductifsd’instance, conclusions et autres pièces du dossier.

Sous réserve des éléments visés à l’article 721, le dossier familial estcomposé de toutes les causes successives concernant les mêmes partieset leurs enfants communs nés ou à naître.

En cas de renvoi d’un tribunal de la famille à un autre, conformémentà l’article 629bis, § 7, le dossier familial complet est transféré sansdélai.”.

Art. 151. Dans l’article 731 du même Code, modifié par la loi du21 février 2005, sont apportées les modifications suivantes:

1° un alinéa rédigé comme suit est inséré entre les alinéas 1er et 2 :

“En matière familiale, les affaires peuvent également être soumises àfin de conciliation à la chambre de règlement à l’amiable du tribunal dela famille ou des chambres famille de la cour d’appel. Tel peut êtreégalement le cas lorsque l’affaire est pendante devant une autrechambre de la famille, pour autant que la chambre de règlement àl’amiable soit en mesure de tenir une audience à une date antérieure.”;

2° l’article est complété par les alinéas suivants:

“En matière familiale, le tribunal de la famille doit, à l’audienced’introduction informer celles-ci de la possibilité de résoudre leur litigepar le biais de la conciliation, de la médiation, ou de tout autre mode derésolution amiable des conflits.

A la demande des parties, ou si le magistrat l’estime opportun, ledossier est alors renvoyé à la chambre de règlement à l’amiable dutribunal de la famille, sur la base des articles 661 et suivants.

A défaut d’accord, ou en cas d’accord partiel, la chambre derèglement à l’amiable renvoie, sur la base des articles 661 et suivants, ledossier devant la chambre de la famille devant laquelle le dossier a étéintroduit.

Tout au long de l’instance, les parties ou le magistrat ont la possibilitéde solliciter le renvoi de leur cause devant la chambre de règlement àl’amiable.

De même, tout au long de l’instance, si un accord total ou partielintervient, le procès-verbal en constate les termes et l’expédition estrevêtue de la formule exécutoire, sauf si les parties requièrentl’application de l’article 1043.

Tout ce qui se dit ou s’écrit au cours des audiences de règlement àl’amiable est confidentiel.

Tant les parties que le juge-conciliateur peuvent, à tout moment,mettre un terme à la procédure de règlement à l’amiable.”.

Art. 152. Dans l’article 747, § 3, alinéa 1er, du même Code, remplacépar la loi du 26 avril 2007, les mots “, le tribunal de la famille dans lecadre d’une procédure urgente” sont insérés entre les mots “tribunalsiégeant comme en référé” et les mots “et le juge des saisies”.

Art. 153. Dans l’article 764, alinéa 1er, 2°, du même Code, remplacépar la loi du 3 août 1992 et modifié par les lois des 9 mai 2007 et17 mars 2013, les mots “la présomption ou” sont abrogés.

68444 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 93: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 154. Artikel 765 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 4 mei 1984, wordt vervangen door wat volgt :

“Art. 765. Wanneer hij uitspraak doet over de vorderingen metbetrekking tot minderjarigen of personen beschermd krachtens artikel492/1 van het Burgerlijk Wetboek, kan de vrederechter, zelfs ambts-halve, na onderzoek van de zaak, het schriftelijk advies van hetopenbaar ministerie eisen.

In dat geval bezorgt de hoofdgriffier van het vredegerecht hetvolledige dossier van de rechtspleging aan de rechtbank van eersteaanleg van het arrondissement waarin het kanton zich bevindt.

Het advies wordt binnen de door de vrederechter vastgesteldetermijn uitgebracht door het openbaar ministerie bij de familie- enjeugdrechtbank.

Het dossier wordt vervolgens, samen met het advies van hetopenbaar ministerie, teruggestuurd naar de hoofdgriffier van hetvredegerecht.

Laatstgenoemde brengt het advies van het openbaar ministerie bijgewone brief ter kennis van de advocaten van de partijen en bijgerechtsbrief ter kennis van de partijen zonder advocaat, waarbij wordtmeegedeeld dat zij binnen een maand conclusies kunnen neerleggenuitsluitend met betrekking tot de inhoud van dit advies.

Die conclusies worden alleen in aanmerking genomen voor zover zijantwoorden op het advies van het parket.

De hoofdgriffier stelt de datum en het uur van de zitting vast waaropde zaak zal worden bepleit.”.

Art. 155. Artikel 872 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen doorwat volgt :

“Art. 872. In de in hoofdstuk Xbis bedoelde aangelegenheden kan derechter van het openbaar ministerie vorderen, wanneer de zaak aan hetadvies van deze ambtenaar mag worden onderworpen, inlichtingen inte winnen omtrent de punten die hij op beperkende wijze aangeeft.

De akten van dit onderzoek worden op de griffie neergelegd en bijhet dossier van de rechtspleging gevoegd. De griffier brengt zulks terkennis van de partijen.”.

Art. 156. Artikel 931 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 30 juni 1994, wordt vervangen door wat volgt :

“Art. 931. De minderjarige beneden de volle leeftijd van vijftien jaarmag niet onder ede worden gehoord. Zijn verklaringen gelden enkel alsinlichtingen.

Onverminderd artikel 1004/1, mogen bloedverwanten in nederda-lende lijn niet worden gehoord in zaken waarin hun bloedverwanten inopgaande lijn tegengestelde belangen hebben.”.

Art. 157. In het vierde deel, boek II, titel III, hoofdstuk VIII, vanhetzelfde Wetboek wordt een afdeling 7/1 ingevoegd, luidende “Hethoren van minderjarigen”.

Art. 158. In afdeling 7/1, ingevoegd bij artikel 155, wordt eenartikel 1004/1 ingevoegd, luidende:

“Art. 1004/1. § 1. Elke minderjarige heeft het recht gehoord teworden door een rechter in materies die hem aanbelangen aangaandeouderlijk gezag, recht op de verblijfsregeling en recht op persoonlijkerelaties. Hij heeft het recht om te weigeren gehoord te worden.

§ 2. De minderjarige die jonger is dan twaalf jaar wordt gehoord opzijn verzoek, op verzoek van de partijen, van het openbaar ministerieof, ambtshalve, van de rechter. De rechter kan, middels een door deomstandigheden van de zaak gemotiveerde beslissing, weigeren deminderjarige die jonger is dan twaalf jaar te horen, behalve wanneer datverzoek van deze laatste of van het openbaar ministerie uitgaat. Tegendie beslissing van weigering kan geen rechtsmiddel worden aange-wend.

§ 3. De minderjarige die twaalf jaar oud is, wordt door de rechteringelicht, in voorkomend geval, op het adres van elk van zijn ouders,over zijn recht om gehoord te worden overeenkomstig artikel 1004/2.Bij die informatie wordt een antwoordformulier gevoegd.

§ 4. Indien de minderjarige in de loop van de rechtspleging of in eenvorige aanleg reeds is gehoord, zelfs voor een andere rechtbank, is derechter niet verplicht op het verzoek in te gaan, indien er geen nieuwelement is dat een verhoor rechtvaardigt.

§ 5. De rechter hoort de minderjarige op een plaats die hij geschiktacht. Tenzij de rechter hier bij een met redenen omklede beslissing vanafwijkt, vindt het onderhoud plaats buiten de aanwezigheid van wieook.

Art. 154. L’article 765 du même Code, remplacé par la loi du4 mai 1984, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 765. Lorsqu’il statue sur les demandes relatives aux mineurs oupersonnes protégées en vertu de l’article 492/1 du Code civil, le juge depaix peut, même d’office, requérir, après instruction de la cause, l’avisécrit du ministère public.

Dans ce cas, le dossier complet de la procédure est transmis par legreffier en chef de la justice de paix au parquet du tribunal de premièreinstance de l’arrondissement dans lequel se trouve le canton.

L’avis est rendu, dans le délai fixé par le juge de paix, par le ministèrepublic près le tribunal de la famille et de la jeunesse.

Le dossier est ensuite renvoyé, accompagné de l’avis du ministèrepublic, au greffier en chef de la justice de paix.

Celui-ci notifie par lettre missive aux avocats des parties, et par plijudiciaire aux parties sans avocat, l’avis du ministère public, en lesinformant de ce qu’ils ont un mois pour déposer des conclusionsportant exclusivement sur le contenu de cet avis.

Ces conclusions sont uniquement prises en considération dans lamesure où elles répondent à l’avis du parquet.

Le greffier en chef fixe la date et l’heure de l’audience à laquelle lacause sera plaidée.”.

Art. 155. L’article 872 du même Code est remplacé par ce qui suit :

“Art. 872. Dans les matières visées au chapitre Xbis, le juge peutrequérir le ministère public, lorsque l’affaire peut lui être communiquéepour avis, de recueillir des renseignements sur les objets que limitati-vement il précise.

Les actes de cette information sont déposés au greffe, dans le dossierde la procédure. Les parties en sont averties par le greffier.”.

Art. 156. L’article 931 du même Code, modifié par la loi du30 juin 1994, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 931. Le mineur de moins de quinze ans révolus n’est pasentendu sous serment. Ses déclarations sont recueillies à titre de simplerenseignement.

Sans préjudice de l’article 1004/1, les descendants ne sont pasentendus dans les causes où leurs ascendants ont des intérêts oppo-sés.”.

Art. 157. Dans la quatrième partie, livre II, titre III, chapitre VIII, dumême Code, il est inséré une section 7/1 intitulée “L’audition demineurs”.

Art. 158. Dans la section 7/1, insérée par l’article 155, il est inséré unarticle 1004/1 rédigé comme suit :

“Art. 1004/1. § 1er. Tout mineur a le droit d’être entendu par un jugedans les matières qui le concernent relatives à l’autorité parentale, audroit d’hébergement ainsi qu’au droit aux relations personnelles. Il a ledroit de refuser d’être entendu.

§ 2. Le mineur de moins de douze ans est entendu à sa demande, àla demande des parties, du ministère public ou d’office par le juge. Lejuge peut, par décision motivée par les circonstances de la cause, refuserd’entendre le mineur de moins de douze ans, sauf lorsque la demandeémane de ce dernier ou du ministère public. La décision de refus n’estpas susceptible de recours.

§ 3. Le mineur qui a atteint l’âge de douze ans est informé par le juge,le cas échéant à l’adresse de chacun de ses parents, de son droit à êtreentendu conformément à l’article 1004/2. Un formulaire de réponse estjoint à cette information.

§ 4. Si le mineur a déjà été entendu au cours de la procédure ou dansune instance précédente, même devant un autre tribunal, le juge peutne pas accéder à la demande si aucun élément nouveau ne la justifie.

§ 5. Le juge entend le mineur en un lieu qu’il considère commeapproprié. À moins que le juge n’y déroge par une décision motivée,l’entretien a lieu hors la présence de quiconque.

68445MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 94: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Het verslag van het onderhoud wordt bij het dossier van derechtspleging gevoegd. Het geeft weer wat de minderjarige heeftgezegd. De minderjarige wordt geïnformeerd over het feit dat departijen er kennis van kunnen nemen. Het verslag wordt hemvoorgelezen.

De minderjarige ondertekent het verslag niet. Indien de rechtertijdens het onderhoud vaststelt dat de minderjarige niet over het nodigeonderscheidingsvermogen beschikt, maakt hij hiervan melding in hetverslag.

§ 6. Het onderhoud met de minderjarige heeft niet tot gevolg dat hijpartij in het geding wordt.

Aan de mening van de minderjarige wordt passend belang gehechtin overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit.”.

Art. 159. In dezelfde afdeling 7/1 wordt een artikel 1004/2 inge-voegd, luidende :

“Art. 1004/2. De Koning stelt het model van informatieformuliervoor de minderjarige vast.

Het formulier vermeldt het recht om gehoord te worden door derechter, de manier waarop het onderhoud plaatsvindt en de manierwaarop het onderhoud aanvaard of geweigerd wordt. Het vermeldteveneens dat het verslag over het onderhoud bij het dossier van derechtspleging wordt gevoegd, dat de partijen er kennis van kunnennemen en dat de inhoud van dit verslag tijdens deze rechtspleging kanworden gebruikt.

In het formulier wordt bovendien gepreciseerd dat de rechter bij hethoren van de minderjarige niet verplicht is zich te schikken naar dedoor de minderjarige gedane verzoeken.

Het formulier wordt in voorkomend geval gericht aan het adres vanelk van de ouders.”.

Art. 160. In artikel 1016bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 20 mei 1987 en gewijzigd bij de wet van 27 april 2007, wordende volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het tweede lid worden de woorden “voorzitter van de rechtbankvan eerste aanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”;

2° in het vierde lid worden de woorden “voorzitter van derechtbank” vervangen door de woorden “rechter van de familierecht-bank”;

3° in het vijfde lid wordt het woord “voorzitter” vervangen door hetwoord “familierechtbank”;

4° in het zevende lid wordt het woord “voorzitter” vervangen doorhet woord “rechter”.

Art. 161. In artikel 1156 van hetzelfde Wetboek worden de woorden“voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg” vervangen door hetwoord “vrederechter”.

Art. 162. In artikel 1189, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordende woorden “rechtbank van eerste aanleg” vervangen door het woord“familierechtbank”.

Art. 163. In artikel 1191 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 29 april 2001, worden de woorden “de rechtbank” telkensvervangen door de woorden “de familierechtbank”.

Art. 164. In artikel 1193bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 18 februari 1981, vervangen bij de wet van 29 april 2001 engewijzigd bij de wet van 3 mei 2003, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° in het eerste lid worden de woorden “rechtbank van eerste aanleg”vervangen door het woord “familierechtbank”;

2° in het tweede lid worden de woorden “van de vrederechter of vande rechtbank” opgeheven;

3° in het vierde lid worden de woorden “de artikelen 1186, tweedelid, 1187, tweede lid, en 1188, tweede lid,” vervangen door de woorden“artikel 1187, tweede lid,”.

Art. 165. In artikel 1195, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordende woorden “voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg” vervangendoor het woord “familierechtbank”.

Art. 166. In artikel 1197 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij dewetten van 29 april 2001, 3 mei 2003 en 17 maart 2013, worden dewoorden “voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg” vervangendoor het woord “familierechtbank” en worden de woorden “488bis, f,§§ 3 en 4” vervangen door de woorden “499/7, § 2, en 499/9”.

Art. 167. In artikel 1198 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 29 april 2001, worden de woorden “voorzitter van de rechtbankvan eerste aanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Le rapport de l’entretien est joint au dossier de la procédure. Il relateles dires du mineur. Le mineur est informé que les parties pourrontprendre connaissance du rapport. Il lui en est fait lecture.

Le rapport n’est pas signé par le mineur. Si, au cours de l’entretien, lejuge estime que le mineur n’a pas le discernement nécessaire, ill’indique dans le rapport.

§ 6. L’entretien avec le mineur ne lui confère pas la qualité de partieà la procédure.

Les opinions du mineur sont prises en considération compte tenu deson âge et de son degré de maturité.”.

Art. 159. Dans la même section 7/1, il est inséré un article 1004/2rédigé comme suit :

“Art. 1004/2. Le Roi établit le modèle de formulaire d’information aumineur.

Le formulaire mentionne le droit d’être entendu par le juge, lamanière dont l’entretien se déroule, ainsi que la manière d’accepter ourefuser l’entretien. Il mentionne également que le rapport de l’entretienest joint au dossier de la procédure, que les parties peuvent en prendreconnaissance et que le contenu de ce rapport peut être utilisé au coursde ladite procédure.

Le formulaire précise en outre que, lorsqu’il entend le mineur, le jugen’est pas tenu de se conformer aux demandes formulées par celui-ci.

Le formulaire est envoyé, le cas échéant, à l’adresse de chacun desparents.”.

Art. 160. Dans l’article 1016bis du même Code, inséré par la loi du20 mai 1987 et modifié par la loi du 27 avril 2007, les modificationssuivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 2, les mots “au président du tribunal de premièreinstance” sont remplacés par les mots “au tribunal de la famille”;

2° dans l’alinéa 4, les mots “Le président du tribunal” sont remplacéspar les mots “Le juge du tribunal de la famille”;

3° dans l’alinéa 5, les mots “au président” sont remplacés par les mots“au tribunal de la famille”;

4° dans l’alinéa 7, le mot “président” est remplacé par le mot “juge”.

Art. 161. Dans l’article 1156 du même Code, les mots “le présidentdu tribunal de première instance” sont remplacés par les mots “le jugede paix”.

Art. 162. Dans l’article 1189, alinéa 2, du même Code, les mots“première instance” sont remplacés par les mots “la famille”.

Art. 163. Dans l‘article 1191 du même Code, remplacé par la loi du29 avril 2001, les mots “du tribunal” sont chaque fois remplacés par lesmots “du tribunal de la famille”.

Art. 164. Dans l’article 1193bis du même Code, inséré par la loi du18 février 1981, remplacé par la loi du 29 avril 2001 et modifié par la loidu 3 mai 2003, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 1er, les mots “le tribunal de première instance” sontremplacés par les mots “le tribunal de la famille”;

2° dans l’alinéa 2, les mots “du juge de paix ou du tribunal” sontabrogés;

3° dans l’alinéa 4, les mots “les articles 1186, alinéa 2, 1187, alinéa 2,et 1188, alinéa 2” sont remplacés par les mots “l’article 1187, alinéa 2”.

Art. 165. Dans l’article 1195, alinéa 2, du même Code, les mots “leprésident du tribunal de première instance” sont remplacés par lesmots “le tribunal de la famille”.

Art. 166. Dans l’article 1197 du même Code, modifié par les lois du29 avril 2001, du 3 mai 2003 et du 17 mars 2013, les mots “président dutribunal de première instance” sont remplacés par les mots “tribunal dela famille” et les mots “488bis, f, §§ 3 et 4” sont remplacés par les mots“499/7, § 2, et 499/9”.

Art. 167. Dans l’article 1198 du même Code, modifié par la loi du29 avril 2001, les mots “président du tribunal de première instance”sont remplacés par les mots “tribunal de la famille”.

68446 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 95: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 168. In artikel 1199, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordende woorden “voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg” vervangendoor het woord “familierechtbank” en wordt het woord “voorzitter”vervangen door het woord “rechtbank”.

Art. 169. In artikel 1204bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 29 april 2001 en gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013,worden de woorden “bij de vrederechter” vervangen door de woorden“, naar gelang van het geval, bij de vrederechter of bij de familierecht-bank”, worden de woorden “De vrederechter” vervangen door dewoorden “De rechter” en worden de woorden “aan de vrederechter”vervangen door de woorden “aan de rechter”.

Art. 170. Artikel 1207 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij dewet van 13 juli 2011, wordt vervangen door wat volgt :

“Art. 1207. Indien niet alle mede-eigenaars met een minnelijkeverdeling instemmen, alsook in de gevallen bedoeld in artikel 1206,zesde lid, geschiedt de verdeling gerechtelijk op vordering van demeest gerede partij ingesteld bij de familierechtbank.”.

Art. 171. In artikel 1226 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 9 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 2 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd,luidende :

“Wanneer het verzoek gegrond is op artikel 112 van het BurgerlijkWetboek, worden het verzoekschrift en alle naar behoren geïnventari-seerde stukken in tweevoud neergelegd bij het vredegerecht. Zodra dieneerlegging is geschied, bezorgt de griffier een exemplaar ervan aan hetopenbaar ministerie.”;

2° § 3 wordt aangevuld met een lid, luidende :

“Wanneer het verzoek is gegrond op artikel 112 van het BurgerlijkWetboek, doet de vrederechter uitspraak nadat hij eerst het schriftelijkeof mondelinge advies van het openbaar ministerie heeft gehoord.”.

Art. 172. In artikel 1227, § 3 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 9 mei 2007, wordt het tweede lid vervangen als volgt :

“Wanneer het verzoek is gegrond op artikel 113, § 2, of 117, § 1, vanhet Burgerlijk Wetboek, doet de vrederechter uitspraak nadat hij eersthet schriftelijk of mondeling advies van het openbaar ministerie heeftgehoord.”.

Art. 173. In artikel 1228, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigdbij de wet van 24 juni 1970, worden de woorden “rechtbank van eersteaanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 174. In artikel 1231-3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van27 december 2004, worden de woorden “rechtbank van eerste aanleg”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 175. In artikel 1231-6, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, inge-voegd bij de wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van27 december 2004, wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangen doorhet woord “familierechtbank”.

Art. 176. In artikel 1231-9 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 24 april 2003, wordt het woord “rechtbank” vervangen doorhet woord “familierechtbank”.

Art. 177. In artikel 1231-10 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wetten van 2 juni 2010 en van17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste lid wordt het woord “rechtbank” telkens vervangendoor het woord “familierechtbank”;

2° in het eerste lid, 3°, wordt het woord “jeugdrechtbank” telkensvervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 178. In artikel 1231-11, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt het woord “jeugdrecht-bank” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 179. In artikel 1231-13, tweede lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 24 april 2003 wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 180. In artikel 1231-14, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, worden de woorden “Vooraleerde adoptie wordt uitgesproken kunnen de adoptant of de adoptantenaan de jeugdrechtbank vragen om, ofwel :” vervangen door dewoorden “Wanneer de adoptie betrekking heeft op een minderjarigkind, kunnen de adoptant of de adoptanten vooraleer de adoptie wordtuitgesproken aan de familierechtbank vragen om, ofwel :”.

Art. 168. Dans l’article 1199, alinéa 2, du même Code, les mots“président du tribunal de première instance” sont remplacés par lesmots “tribunal de la famille” et le mot “présidentielle” est remplacé parles mots “du tribunal”.

Art. 169. Dans l’article 1204bis du même Code, inséré par la loi du29 avril 2001 et modifié par la loi du 17 mars 2013, les mots “devant lejuge de paix” sont remplacés par les mots “, selon le cas, devant le jugede paix ou devant le tribunal de la famille”, les mots “Le juge de paix”sont remplacés par les mots “Le juge” et les mots “au juge de paix” sontremplacés par les mots “au juge”.

Art. 170. L’article 1207 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 13 juillet 2011, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 1207. Si tous les indivisaires ne consentent pas à un partageamiable ainsi que dans les cas visés à l’article 1206, alinéa 6, le partagea lieu judiciairement à la demande de la partie la plus diligente, forméedevant le tribunal de la famille.”.

Art. 171. A l’article 1226 du même Code, remplacé par la loi du9 mai 2007, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans le § 2, un alinéa rédigé comme suit est inséré entre les alinéas1er et 2:

“Lorsque la demande est fondée sur l’article 112 du Code civil, larequête ainsi que toutes les pièces dûment inventoriées sont déposéesen double exemplaire à la justice de paix. Dès leur dépôt, le greffier encommunique un exemplaire au ministère public.”;

2° le § 3 est complété par un alinéa rédigé comme suit :

“Lorsque la demande est fondée sur l’article 112 du Code civil, le jugede paix statue, le ministère public préalablement entendu en son avisécrit ou oral.”.

Art. 172. Dans l’article 1227, § 3, du même Code, remplacé par la loidu 9 mai 2007, l’alinéa 2 est remplacé par ce qui suit :

“Lorsque la demande est fondée sur l’article 113, § 2, ou 117, § 1er, duCode civil, le juge de paix statue, le ministère public préalablemententendu en son avis écrit ou oral.”.

Art. 173. Dans l’article 1228, alinéa 1er, du même Code, modifié parla loi du 24 juin 1970, les mots “première instance” sont remplacés parles mots “la famille”.

Art. 174. Dans l’article 1231-3, alinéa 1er, du même Code, inséré parla loi du 24 avril 2003 et modifié par la loi du 27 décembre 2004, les mots“première instance” sont remplacés par les mots “la famille”.

Art. 175. Dans l’article 1231-6, alinéa 1er, du même Code, inséré parla loi du 24 avril 2003 et modifié par la loi du 27 décembre 2004, le mot“jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 176. L’article 1231-9 du même Code, inséré par la loi du24 avril 2003, est complété par les mots “de la famille”.

Art. 177. Dans l’article 1231-10 du même Code, inséré par la loi du24 avril 2003 et modifié par les lois du 2 juin 2010 et du 17 mars 2013,les modifications suivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 1er, le mot “tribunal” est chaque fois remplacé par lesmots “tribunal de la famille”;

2° dans l’alinéa 1er, 3°, le mot “jeunesse” est chaque fois remplacé parle mot “famille”.

Art. 178. Dans l’article 1231-11, alinéa 1er, du même Code, inséré parla loi du 24 avril 2003, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot“famille”.

Art. 179. Dans l’article 1231-13, alinéa 2, du même Code, inséré parla loi du 24 avril 2003, les mots “de la famille” sont insérés entre lesmots “le tribunal” et les mots “statue au plus tôt”.

Art. 180. Dans l’article 1231-14, alinéa 1er, du même Code, inséré parla loi du 24 avril 2003, les mots “L’adoptant ou les adoptants peuvent,avant que l’adoption ne soit prononcée, demander au tribunal de lajeunesse, soit :” sont remplacés par les mots “Lorsque l’adoption viseun enfant mineur, l’adoptant ou les adoptants peuvent, avant quel’adoption ne soit prononcée, demander au tribunal de la famille, soit:”.

68447MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 96: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 181. In artikel 1231-27, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 24 april 2003 en vervangen bij de wet van6 december 2005, wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangen doorhet woord “familierechtbank”.

Art. 182. In artikel 1231-30, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bijde wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2004,wordt het woord “rechtbank” vervangen door het woord “familierecht-bank”.

Art. 183. In artikel 1231-33/1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 30 december 2009, wordt het woord“jeugdrechtbank” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 184. In artikel 1231-33/4, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegdbij de wet van 30 december 2009, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 185. In artikel 1231-34, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 24 april 2003 wordt het woord “jeugdrecht-bank” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 186. In artikel 1231-36, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bijde wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2004,wordt het woord “rechtbank” vervangen door het woord “familierecht-bank”.

Art. 187. In de inleidende zin van artikel 1231-41, van hetzelfdeWetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wetvan 27 december 2004, wordt het woord “jeugdrechtbank” vervangendoor het woord “familierechtbank”.

Art. 188. In artikel 1231-48, tweede lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van17 maart 2013, worden tussen de woorden “op verzoek van deprocureur des Konings” en het woord “aangesteld” de woorden “ofvan enige andere partij bij de vordering” ingevoegd.

Art. 189. In artikel 1231-51 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 24 april 2003, wordt het woord “rechtbank” vervangen doorhet woord “familierechtbank”.

Art. 190. In artikel 1231-55 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2004,worden de woorden “Het hof van beroep” vervangen door de woorden“De familiekamer van het hof van beroep”.

Art. 191. In artikel 1233, § 1, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 29 april 2001, worden de woorden “artikel 931, zesde enzevende lid” vervangen door de woorden “artikel 1004/1, §§ 5 en 6”.

Art. 192. In artikel 1236bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 29 april 2001 worden de woorden “rechtbankvan eerste aanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 193. In het vierde deel, boek IV, van hetzelfde Wetboek wordthet opschrift van hoofdstuk Xbis, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1976,vervangen door wat volgt :

“Hoofdstuk Xbis. Vorderingen betreffende de rechten en verplichtin-gen die voortvloeien uit familiale betrekkingen”.

Art. 194. Artikel 1253bis van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij dewet van 3 augustus 1992, wordt hersteld als volgt :

“Art. 1253bis. De familierechtbank houdt rekening met alle nuttigeelementen die voorkomen in het in artikel 725bis bedoelde familie-dossier.”.

Art. 195. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1253ter/1 inge-voegd, luidende :

“Art. 1253ter/1. In alle zaken die vallen onder de bevoegdheid van defamilierechtbank informeert de griffier, zodra een vordering wordtingesteld, de partijen over de mogelijkheid tot bemiddeling, verzoeningen elke andere vorm van minnelijke oplossing van conflicten, door henonmiddellijk de tekst toe te zenden van de artikelen 1730 tot 1737,vergezeld van een door de voor Justitie bevoegde minister opgesteldeinformatiebrochure over de bemiddeling, de lijst van de erkendebemiddelaars die zijn gespecialiseerd in familiezaken en gevestigd zijnin het gerechtelijk arrondissement, alsook de inlichtingen betreffendede informatiesessies, wachtdiensten of andere in het gerechtelijkarrondissement georganiseerde initiatieven die erop gericht zijn deminnelijke oplossing van conflicten te bevorderen.”.

Art. 196. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1253ter/2 inge-voegd, luidende :

“Art. 1253ter/2. In alle zaken bedoeld in artikel 1253ter/4, § 2, 1°tot 4°, dienen de partijen in persoon te verschijnen op de inleidingszitting.

Art. 181. Dans l’article 1231-27, alinéa 1er, du même Code, inséré parla loi du 24 avril 2003 et remplacé par la loi du 6 décembre 2005, le mot“jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 182. Dans l’article 1231-30, 2°, du même Code, inséré par la loidu 24 avril 2003 et modifié par la loi du 27 décembre 2004, les mots “dela famille” sont insérés entre les mots “le tribunal” et les mots “dans lemois”.

Art. 183. Dans l’article 1231-33/1, alinéa 1er, du même Code, insérépar la loi du 30 décembre 2009, le mot “jeunesse” est remplacé par lemot “famille”.

Art. 184. Dans l’article 1231-33/4, 2°, du même Code, inséré par laloi du 30 décembre 2009, les mots “de la famille” sont insérés entre lesmots “le tribunal” et les mots “dans les quinze jours”.

Art. 185. Dans l’article 1231-34, alinéa 1er, du même Code, inséré parla loi du 24 avril 2003, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot“famille”.

Art. 186. Dans l’article 1231-36, 2°, du même Code, inséré par la loidu 24 avril 2003 et modifié par la loi du 27 décembre 2004, les mots “dela famille” sont insérés entre les mots “le tribunal” et les mots “dans lemois”.

Art. 187. Dans la phrase liminaire de l’article 1231-41 du mêmeCode, inséré par la loi du 24 avril 2003 et modifié par la loi du27 décembre 2004, le mot “jeunesse” est remplacé par le mot “famille”.

Art. 188. L’article 1231-48, alinéa 2, du même Code, inséré par la loidu 24 avril 2003 et modifié par la loi du 17 mars 2013, est complété parles mots “ou de toute autre partie à l’action”.

Art. 189. Dans l’article 1231-51 du même Code, inséré par la loi du24 avril 2003, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots “letribunal” et les mots “peut décider qu’elle”.

Art. 190. Dans l’article 1231-55 du même Code, inséré par la loi du24 avril 2003 et modifié par la loi du 27 décembre 2004, les mots “Lacour d’appel” sont remplacés par les mots “La chambre de la famille dela cour d’appel”.

Art. 191. Dans l’article 1233, § 1er, 2°, du même Code, remplacé parla loi du 29 avril 2001, les mots “l’article 931, alinéas 6 et 7” sontremplacés par les mots “l’article 1004/1, §§ 5 et 6”.

Art. 192. Dans l’article 1236bis, § 1er, alinéa 1er, du même Code,inséré par la loi du 29 avril 2001, les mots “première instance” sontremplacés par les mots “la famille”.

Art. 193. Dans la quatrième partie, livre IV du même Code, l’intitulédu chapitre Xbis, inséré par la loi du 14 juillet 1976, est remplacé par cequi suit :

“Chapitre Xbis. Des demandes relatives aux droits et devoirs quinaissent des relations familiales”.

Art. 194. L’article 1253bis du même Code, abrogé par la loi du3 août 1992, est rétabli dans la rédaction suivante :

“Art. 1253bis. Le tribunal de la famille tient compte de tous leséléments utiles qui figurent dans le dossier familial visé à l’arti-cle 725bis.”.

Art. 195. Dans le même Code, il est inséré un article 1253ter/1 rédigécomme suit :

“Art. 1253ter/1. Dans toutes les causes relevant du tribunal de lafamille, dès qu’une demande est introduite, le greffier informe lesparties de la possibilité de médiation, de conciliation et de tout autremode de résolution amiable des conflits en leur envoyant immédiate-ment le texte des articles 1730 à 1737 accompagné d’une brochured’information concernant la médiation, rédigée par le ministre qui a laJustice dans ses attributions, la liste des médiateurs agréés spécialisésen matière familiale établis dans l’arrondissement judiciaire, ainsi queles renseignements concernant les séances d’information, permanencesou autres initiatives organisées dans l’arrondissement judiciaire afin depromouvoir la résolution amiable des conflits.”.

Art. 196. Dans le même Code, il est inséré un article 1253ter/2 rédigécomme suit :

“Art. 1253ter/2. Dans toutes les causes visées à l’article 1253ter/4, § 2,1° à 4°, les parties sont tenues de comparaître en personne à l’audienced’introduction.

68448 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 97: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

In afwijking van het eerste lid dienen de partijen in alle zaken diebetrekking hebben op minderjarige kinderen in persoon te verschijnenop de inleidingszitting, de zitting waarop de vragen aangaande dekinderen worden besproken én de pleitzittingen.

De rechter kan in geval van uitzonderlijke omstandigheden eenafwijking toestaan op de persoonlijke verschijning van partijen bedoeldin het eerste en tweede lid.

Indien de eiser niet in persoon verschijnt, verklaart de rechter naargelang van de omstandigheden waarover hij oordeelt, de eiser van zijneis vervallen, of verwijst de zaak naar de bijzondere rol van de kamer.In dat laatste geval kan de zaak op verzoek van een van de partijenopnieuw ter zitting worden gebracht binnen een termijn van vijftiendagen. Indien de verweerder niet in persoon verschijnt, kan de rechterhetzij een vonnis bij verstek uitspreken, hetzij de zaak uitstellen tot eenlatere rechtsdag. In dat laatste geval wordt een nieuwe gerechtsbriefverstuurd naar de verweerder. Indien de verweerder opnieuw nietverschijnt op die nieuwe zitting, spreekt de rechtbank, behoudensuitzonderlijke omstandigheden, een vonnis uit dat geacht wordt optegenspraak te zijn gewezen.

In geval van een door een advocaat, een notaris of een erkendbemiddelaar opgesteld akkoord tussen de partijen over alle vorderin-gen die zijn naar voren gebracht in de akte van rechtsingang wordt depersoonlijke verschijning van de partijen niet vereist en homologeert derechtbank het akkoord van de partijen, voor zover dit niet kennelijkstrijdig is met het belang van het kind. De rechter kan echter steeds depersoonlijke verschijning van de partijen bevelen, hetzij ambtshalve,hetzij op verzoek van het openbaar ministerie.”.

Art. 197. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1253ter/3 inge-voegd, luidende :

“Art. 1253ter/3. § 1. Indien de partijen in de zaken bedoeld inartikel 1253ter/4, § 2, 1° tot 4°, niet tot een akkoord zijn gekomen, hoortde rechter de partijen betreffende hun geschil.

Onverminderd artikel 1253ter/2 kan de rechter de partijen in elkestand van het geding gelasten persoonlijk te verschijnen, op verzoekvan een van de partijen of van het openbaar ministerie, dan wel als hijhet nuttig acht, onder meer teneinde de partijen met elkaar teverzoenen of de relevantie van een akkoord na te gaan. De rechter kande partijen voorstellen om de mogelijkheid van een minnelijkeschikking of bemiddeling te onderzoeken.

Indien de eiser niet in persoon verschijnt, verklaart de rechter naargelang van de omstandigheden waarover hij oordeelt, de eiser van zijneis vervallen, of verwijst de zaak naar de bijzondere rol van de kamer.In dat laatste geval kan de zaak op verzoek van een van de partijenopnieuw ter zitting worden gebracht binnen een termijn van vijftiendagen. Indien de verweerder niet in persoon verschijnt, kan de rechterhetzij een vonnis bij verstek uitspreken, hetzij de zaak uitstellen tot eenlatere rechtsdag. In dat laatste geval wordt een nieuwe gerechtsbriefverstuurd naar de verweerder. Indien de verweerder opnieuw nietverschijnt op die nieuwe zitting, spreekt de rechtbank, behoudensuitzonderlijke omstandigheden, een vonnis uit dat geacht wordt optegenspraak te zijn gewezen.

§ 2. Mits alle partijen hiermee akkoord gaan, kan de rechter de zaakverdagen naar een vaste datum die de termijn van drie maanden zoalsbepaald in artikel 1734 niet mag overschrijden, teneinde de partijen demogelijkheid te bieden na te gaan of er akkoorden kunnen wordengesloten dan wel of bemiddeling een oplossing zou kunnen bieden aanpartijen, of kan hij de zaak, met toepassing van artikel 76, § 4, verwijzennaar de kamer voor minnelijke schikking. De zaak kan op schriftelijkverzoek van een van de partijen op een vroegere datum worden hervat.

§ 3. Op ieder ogenblik kunnen de partijen de rechter verzoeken hunovereenkomsten met betrekking tot de maatregelen bedoeld in artikel1253ter/4, § 2, 1° tot 4°, te homologeren. De rechter kan weigeren deovereenkomst te homologeren als deze kennelijk strijdig is met hetbelang van de kinderen.”.

Art. 198. “Art 1253ter/4. § 1. Wanneer spoedeisendheid wordtaangevoerd, doet de familierechtbank uitspraak in kort geding.

Zonder spoedeisendheid en behoudens toepassing van artikel 1043verwijst de rechter de zaak naar een gewone zitting.

Par dérogation à l’alinéa 1er, les parties sont tenues, dans toutes lescauses concernant des enfants mineurs, de comparaître en personne àl’audience d’introduction, ainsi qu’à l’audience où sont discutées lesquestions concernant les enfants et aux audiences de plaidoiries.

En cas de circonstances exceptionnelles, le juge peut autoriser unedérogation à la comparution personnelle des parties prévue par lesalinéas 1er et 2.

Si le demandeur ne comparaît pas en personne, le juge, selon lescirconstances qu’il apprécie, déclare le demandeur déchu de sademande, ou renvoie la cause au rôle particulier de la chambre. Dans cedernier cas, la cause peut être ramenée à l’audience dans un délai dequinze jours, à la demande d’une des parties. Si le défendeur necomparaît pas en personne, le juge peut, soit rendre un jugement pardéfaut, soit remettre la cause à une audience ultérieure. Dans ce derniercas, un nouveau pli judiciaire est envoyé au défendeur. Si le défendeurne comparaît toujours pas à cette nouvelle audience, le tribunalprononce, sauf circonstances exceptionnelles, un jugement réputécontradictoire.

En cas d’accord des parties rédigé par un avocat, un notaire ou unmédiateur agréé sur toutes les demandes formulées dans l’acteintroductif d’instance, la comparution personnelle des parties n’est pasrequise et le tribunal homologue l’accord des parties, pour autant quecelui-ci ne soit pas manifestement contraire à l’intérêt de l’enfant.Toutefois, le juge peut toujours ordonner la comparution personnelledes parties, soit d’office, soit à la demande du ministère public.”.

Art. 197. Dans le même Code, il est inséré un article 1253ter/3 rédigécomme suit :

“Art. 1253ter/3. § 1er. “Si les parties, dans les causes visées àl’article 1253ter/4, § 2, 1° à 4°, ne sont pas parvenues à un accord, le jugeles entend sur leur litige.

Sans préjudice de l’article 1253ter/2, le juge peut, en tout état decause, ordonner aux parties de comparaître en personne, à la demanded’une des parties ou du ministère public, ou s’il l’estime utile,notamment afin de concilier les parties ou d’apprécier l’opportunitéd’un accord. Le juge peut proposer aux parties d’examiner si uneconciliation ou une médiation est possible.

Si le demandeur ne comparaît pas en personne, le juge, selon lescirconstances qu’il apprécie, déclare le demandeur déchu de sademande, ou renvoie la cause au rôle particulier de la chambre. Dans cedernier cas, la cause peut être ramenée à l’audience dans un délai dequinze jours, à la demande d’une des parties. Si le défendeur necomparaît pas en personne, le juge peut, soit rendre un jugement pardéfaut, soit remettre la cause à une audience ultérieure. Dans ce derniercas, un nouveau pli judiciaire est envoyé au défendeur. Si le défendeurne comparaît toujours pas à cette nouvelle audience, le tribunalprononce, sauf circonstances exceptionnelles, un jugement réputécontradictoire.

§ 2. Moyennant accord de toutes les parties, le juge peut remettre àune date déterminée, qui ne peut excéder le délai de trois mois fixé àl’article 1734, afin de permettre aux parties d’examiner si des accordspeuvent être conclus ou si une médiation peut leur offrir une solution,ou renvoyer l’affaire, en application de l’article 76, § 4, à la chambre derèglement à l’amiable. L’affaire peut être reprise plus tôt, sur demandeécrite d’une des parties.

§ 3. A tout moment, les parties peuvent demander au juged’homologuer leurs accords relatifs aux mesures visées à l’arti-cle 1253ter/4, § 2, 1° à 4°. Le juge peut refuser d’homologuer l’accord s’ilest manifestement contraire à l’intérêt des enfants.”.

Art. 198. “Art 1253ter/4. § 1er. Lorsque l’urgence est invoquée, letribunal de la famille statue en référé.

A défaut d’urgence, et sauf application de l’article 1043, le jugerenvoie la cause à une audience ordinaire.

68449MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 98: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

§ 2. Worden geacht spoedeisend te zijn en kunnen worden ingeleidbij tegensprekelijk verzoekschrift, dagvaarding of gezamenlijk verzoek-schrift, de zaken met betrekking tot :

1° de afzonderlijke verblijfplaatsen;

2° het ouderlijk gezag;

3° de verblijfsregeling en het recht op persoonlijk contact met eenminderjarig kind;

4° de onderhoudsverplichtingen;

5° de internationale kinderontvoeringen;

6° de machtigingen om een huwelijk aan te gaan als bedoeld inartikel 167 van het Burgerlijk Wetboek en de weigeringen van wettelijkesamenwoning als bedoeld in artikel 1476quater, vijfde lid, van hetBurgerlijk Wetboek;

7° de voorlopige maatregelen die bevolen worden op grond vanartikel 1253ter/5.

De uitspraak wordt gedaan volgens de vormvoorschriften van deprocedure in kort geding.

Zo de zaak bij dagvaarding wordt ingeleid, is de in artikel 1035,tweede lid, bedoelde termijn van toepassing.

In de andere gevallen heeft de inleidende zitting plaats uiterlijkbinnen vijftien dagen na de neerlegging ter griffie.

Zo de in het eerste lid bedoelde zaken samen met andere zakenworden ingeleid, kan de familierechtbank beslissen de in dit artikelbeschreven procedure toe te passen op die andere vorderingen.”.

Art. 199. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1253ter/5 inge-voegd, luidende :

“Art. 1253ter/5. Naast de maatregelen die werden genomen overeen-komstig de artikelen 19, tweede lid, en 735, § 2, kan de rechter devolgende voorlopige maatregelen nemen :

1° alle maatregelen betreffende de uitoefening van het ouderlijkgezag, de organisatie van de verblijfsregeling en het recht op persoon-lijk contact bevelen of aanpassen;

2° de uitkeringen tot levensonderhoud begroten, wijzigen of afschaf-fen;

3° de afzonderlijke verblijfplaats van de echtgenoten of de wettelijksamenwonenden vaststellen;

4° aan een der echtgenoten verbod opleggen om, voor de tijd die hijbepaalt, eigen of gemeenschappelijke roerende of onroerende goederen,zonder de instemming van de andere echtgenoot te vervreemden, tehypothekeren of te verpanden; hij kan de verplaatsing van de meubelenverbieden of het persoonlijk gebruik ervan aan een van beideechtgenoten toewijzen;

5° de echtgenoot die de roerende goederen onder zich heeft,verplichten zich borg te stellen of voldoende solvabiliteit aan te tonen;

6° gebruik maken van dezelfde bevoegdheden als hem bij artikel 221van het Burgerlijk Wetboek zijn toegekend;

7° de echtelijke verblijfplaats van de echtgenoten vaststellen indienzij het daar niet over eens zijn;

8° elke maatregel genomen op grond van de artikelen 1209 tot 1212.

Wanneer de vordering werd ingesteld bij verzoekschrift, dan dient deinleidingszitting plaats te vinden binnen vijftien dagen na de datumwaarop het verzoekschrift is neergelegd.

Wat betreft de in het tweede lid, 3°, bedoelde vaststelling van deafzonderlijke verblijfplaats, indien een echtgenoot of een wettelijksamenwonende zich tegenover de andere schuldig gemaakt heeft aaneen feit als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 vanhet Strafwetboek, of heeft gepoogd een feit te plegen als bedoeld in deartikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek, of indien erernstige aanwijzingen voor dergelijke gedragingen bestaan, krijgt deandere echtgenoot of wettelijk samenwonende behalve bij uitzonder-lijke omstandigheden, het genot van de echtelijke of de gemeenschap-pelijke verblijfplaats toegewezen, indien hij daarom verzoekt.

§ 2. Sont réputées urgentes et peuvent être introduites par requêtecontradictoire, citation ou requête conjointe, les causes relatives:

1° aux résidences séparées;

2° à l’autorité parentale;

3° au droit d’hébergement et au droit aux relations personnelles avecun enfant mineur;

4° aux obligations alimentaires;

5° aux enlèvements internationaux d’enfants;

6° aux autorisations à mariage visées à l’article 167 du Code civil etles refus de cohabitation légale visés à l’article 1476quater, alinéa 5, duCode civil;

7° aux mesures provisoires ordonnées sur la base de l’arti-cle 1253ter/5.

Il est statué selon les formes de la procédure en référé.

Si la cause est introduite par citation, le délai visé à l’article 1035,alinéa 2, est d’application.

Dans les autres cas, l’audience d’introduction a lieu au plus tard dansles quinze jours qui suivent le dépôt au greffe.

Si les causes visées à l’alinéa 1er sont introduites en même temps qued’autres causes, le tribunal de la famille peut décider d’appliquer laprocédure décrite dans le présent article à ces autres demandes.”.

Art. 199. Dans le même Code, il est inséré un article 1253ter/5 rédigécomme suit :

“Art. 1253ter/5. Outre celles prises conformément aux articles 19,alinéa 2, et 735, § 2, le juge peut prendre, à titre provisoire, les mesuressuivantes:

1° ordonner ou modifier toute disposition relative à l’autoritéparentale, à l’hébergement et au droit aux relations personnelles;

2° fixer, modifier ou supprimer les pensions alimentaires;

3° fixer les résidences séparées des époux et des cohabitants légaux;

4° interdire à un des époux, pendant la durée qu’il fixe, d’aliéner,d’hypothéquer ou d’engager des biens mobiliers ou immobilierspropres ou communs sans le consentement du conjoint; il peut interdirele déplacement des meubles ou en attribuer l’usage personnel à un desdeux époux;

5° obliger l’époux qui possède les biens mobiliers à donner cautionou à justifier d’une solvabilité suffisante;

6° utiliser les mêmes pouvoirs que ceux qui lui sont attribués àl’article 221 du Code civil;

7° fixer la résidence conjugale des époux en cas de désaccord;

8° toute mesure prise sur la base des articles 1209 à 1212.

Lorsque la demande est introduite par requête, l’audience d’intro-duction doit intervenir dans les quinze jours à dater du dépôt de larequête.

En ce qui concerne la fixation des résidences séparées visées àl’alinéa 2, 3°, si un époux ou un cohabitant légal se rend coupable, àl’égard de son conjoint, d’un fait visé à l’article 375, 398 à 400, 402, 403ou 405 du Code pénal ou a tenté de commettre un fait visé à l’article375, 393, 394 ou 397 du même Code, ou s’il existe des indicationssérieuses de tels comportements, l’autre époux ou cohabitant légal severra attribuer, s’il en fait la demande et sauf circonstances exception-nelles, la jouissance de la résidence conjugale ou commune.

68450 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 99: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

De in het tweede lid, 4°, bedoelde daden van vervreemding zijn alledaden bedoeld in artikel 1 van de wet van 16 december 1851 van de wettot herziening van het hypothecair stelsel en in artikel 8 van de wet van10 februari 1908 betreffende de zee- en binnenvaart.

In het in het tweede lid, 6°, bedoelde geval kan het vonnis van defamilierechtbank ingeroepen worden tegen alle tegenwoordige oftoekomstige derden-schuldenaars, nadat zij hun, op verzoek van eenvan de partijen, door een gerechtsdeurwaarder zal zijn betekend.Wanneer het vonnis ophoudt gevolgen te hebben, krijgen de derden-schuldenaars op dezelfde wijze daarvan bericht ten verzoeke van demeest gerede partij.”.

Art. 200. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1253ter/6 inge-voegd, luidende :

“Art. 1253ter/6. De familierechtbank neemt, indien het verzoek dathaar wordt voorgelegd betrekking heeft op een minderjarige, allemaatregelen en verricht de nodige daden van onderzoek, rekeninghoudend met het hoger belang van het kind.

De rechtbank kan onder meer alle maatregelen treffen en hetonderzoek doen verrichten dat nodig is om de persoonlijkheid van hetkind en het milieu waarin het wordt grootgebracht te kennen teneindeuit te maken wat zijn belang is en welke middelen voor zijn opvoedingof behandeling geschikt zijn.

Zij kan een maatschappelijk onderzoek doen verrichten, doorbemiddeling van de bevoegde sociale dienst, en het kind aan eenmedisch-psychologisch onderzoek onderwerpen, indien hij het haarmeegedeelde dossier niet voldoende acht.

Indien de rechtbank een maatschappelijk onderzoek doet verrichten,kan zij, behoudens in spoedeisende gevallen, haar beslissing eerstnemen of wijzigen na kennis te hebben genomen van het advies van debevoegde sociale dienst, tenzij zij dit advies niet ontvangt binnen dedoor haar bepaalde termijn, die niet meer dan vijfenzeventig dagenmag bedragen.

Van de informatie wordt in alle gevallen aan de partijen kennisgegeven voor de zitting.

De rechtbank houdt, in voorkomend geval, rekening met de menin-gen van de kinderen die werden geuit op de wijze bepaald bijartikel 1004/1.”.

Art. 201. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1253ter/7 inge-voegd, luidende :

“Art. 1253ter/7. § 1. In afwijking van de bepalingen van het derdedeel, titel III, blijven de zaken die worden geacht spoedeisend te zijn,ingeschreven op de rol van de familierechtbank, ook in geval van eenuitspraak in hoger beroep. In geval van nieuwe elementen kan dezelfdezaak opnieuw voor de rechtbank worden gebracht, binnen een termijnvan 15 dagen, bij conclusie of bij een schriftelijk verzoek dat wordtneergelegd bij of gericht is aan de griffie. Deze nieuwe elementenmoeten, op straffe van nietigheid, worden aangeduid in de conclusie ofin het schriftelijk verzoek.

Onder “nieuwe elementen” wordt verstaan :

1° over het algemeen, een feit dat niet bekend was bij het eersteverzoek;

2° met betrekking tot een uitkering tot levensonderhoud, nieuweomstandigheden waarin de partijen of de kinderen verkeren, en diehun situatie ingrijpend kunnen wijzigen;

3° met betrekking tot de organisatie van de verblijfsregeling, het rechtop persoonlijk contact en de uitoefening van het ouderlijk gezag,nieuwe omstandigheden die de toestand van de partijen of die van hetkind kunnen wijzigen. In dit laatste geval kan de rechtbank dit nieuweverzoek echter enkel inwilligen indien het belang van het kind zulksrechtvaardigt.

§ 2. Indien er op oneigenlijke wijze gebruik wordt gemaakt van de in§ 1, eerste lid, geboden mogelijkheid om de zaak opnieuw voor derechtbank te brengen, kan de rechter in zijn vonnis de bevoegdheiduitoefenen die hem wordt toegekend in artikel 1017, vierde lid.

Les actes d’aliénation visés à l’alinéa 2, 4°, sont les actes visés àl’article 1er de la loi du 16 décembre 1851 sur la révision du régimehypothécaire et à l’article 8 de la loi du 10 février 1908 sur la navigationmaritime et la navigation intérieure.

Dans le cas visé à l’alinéa 2, 6°, le jugement du tribunal de la famillepeut être opposé à tous tiers débiteurs actuels ou futurs sur lanotification qui leur aura été faite par un huissier de justice à la requêted’une des parties. Lorsque le jugement cesse de produire ses effets, lestiers débiteurs en sont informés de la même manière à la requête de lapartie la plus diligente.”.

Art. 200. Dans le même Code il est inséré un article 1253ter/6, rédigécomme suit :

“Art. 1253ter/6. Si une demande relative à un mineur lui est soumise,le tribunal de la famille prend toutes diligences et fait procéder à toutesinvestigations utiles, compte tenu de l’intérêt supérieur de l’enfant.

Le tribunal peut notamment faire procéder à toutes investigationsutiles pour connaître la personnalité de l’enfant, le milieu où il est élevé,afin de déterminer son intérêt et les moyens appropriés à son éducationou à son traitement.

Il peut faire procéder à une étude sociale par l’intermédiaire duservice social compétent et soumettre l‘enfant à un examen médico-psychologique, lorsque le dossier qui lui est soumis ne lui paraît passuffisant.

Lorsque le tribunal fait procéder à une étude sociale, il ne peut, saufen cas d’extrême urgence, prendre ou modifier sa décision qu’aprèsavoir pris connaissance de l’avis du service social compétent, à moinsque cet avis ne lui parvienne pas dans le délai qu’il a fixé et qui ne peutdépasser septante-cinq jours.

L’information est, en tout cas, communiquée aux parties avantl’audience.

Le tribunal tient compte, le cas échéant, des opinions exprimées parles enfants conformément à l’article 1004/1.”.

Art. 201. Dans le même Code, il est inséré un article 1253ter/7 rédigécomme suit :

“Art. 1253ter/7. § 1er. Par dérogation aux dispositions de la troisièmepartie, titre III, les causes réputées urgentes restent inscrites au rôle dutribunal de la famille, même en cas de décision en degré d’appel. En casd’éléments nouveaux, la même cause peut être ramenée devant letribunal, dans un délai de quinze jours, par conclusions ou pardemande écrite, déposée ou adressée au greffe. Ces éléments nouveauxdoivent être indiqués dans les conclusions ou la demande écrite, à peinede nullité.

Par “éléments nouveaux”, il y a lieu d’entendre :

1° de manière générale, un élément inconnu lors de la premièredemande;

2° en matière alimentaire, des circonstances nouvelles propres auxparties ou aux enfants et susceptibles de modifier sensiblement leursituation;

3° en matière d’hébergement, de droits aux relations personnelles etd’exercice de l’autorité parentale, des circonstances nouvelles qui sontsusceptibles de modifier la situation des parties ou celle de l’enfant.Toutefois, dans ce dernier cas, le tribunal ne pourra faire droit à cettenouvelle demande que si l’intérêt de l’enfant le justifie.

§ 2. En cas de recours inapproprié à la possibilité prévue au § 1er,alinéa 1er, de ramener la cause devant le tribunal, le juge peut exercerla faculté qui lui est attribuée à l’article 1017, alinéa 4.

68451MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 100: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

§ 3. Artikel 730, § 2, a), is niet toepasselijk op de zaken waarvoor ditartikel bepaalt dat ze voortdurend aanhangig blijven bij de rechtbank.”.

Art. 202. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1253ter/8 inge-voegd, luidende :

“Art. 1253ter/8. De zaak wordt bij de familierechtbank aanhangiggemaakt in de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 353-10 en 354-2van het Burgerlijk Wetboek, en onverminderd de artikelen 145, 478en 479 van hetzelfde Wetboek en de artikelen 1231-3, 1231-24, 1231-27en 1231-46, bij een verzoekschrift, ondertekend, al naar het geval, doorde minderjarige, de vader, de moeder, de voogd, de toeziende voogd,de curator, het familielid of het lid van het openbaar centrum voormaatschappelijk welzijn, of bij dagvaarding, op verzoek van hetopenbaar ministerie.”.

Art. 203. In artikel 1253quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bijde wet van 14 juli 1976 en gewijzigd bij de wetten van 19 maart en2 juni 2010, wordt letter a) opgeheven.

Art. 204. In artikel 1253quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegdbij de wet van 14 juli 1976, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° in het eerste lid wordt het woord “vrederechter” vervangen doorhet woord “familierechtbank” en wordt het woord “rechter” telkensvervangen door het woord “rechtbank”;

2° in het eerste lid wordt het woord “hem” telkens vervangen doorhet woord “haar” en wordt het woord “hij” vervangen door het woord“zij”;

3° in het derde lid wordt het woord “rechter” vervangen door hetwoord “rechtbank”;

4° in het derde lid wordt het woord “hem” vervangen door hetwoord “haar”.

Art. 205. In artikel 1253sexies, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 14 juli 1976, worden de woorden “Hetverzoek” vervangen door de woorden “De vordering” en worden dewoorden “in artikel 4, § 1, 1° en 2°, van de wet van 10 februari 1908”vervangen door de woorden “in artikel 227bis, § 2, 1° en 2°, van hetWetboek van Koophandel”.

Art. 206. In artikel 1253septies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bijde wet van 14 juli 1976, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt :

“De echtgenoot die verzoekt om het vervreemden of hypothekerenvan voor hypotheek vatbare goederen te verbieden, kan in spoedei-sende gevallen aan de familierechtbank vragen dat zij hem, nog voor zijzich uitspreekt over de waarde van de aanvraag, toelaat zijn verzoek tedoen inschrijven op de kant van de laatst overgeschreven titel vanverkrijging van de in de akte van rechtsingang bedoelde goederen. Degriffier geeft aan de hypotheekbewaarder kennis van een uittreksel uitde beslissing.”.

Art. 207. In artikel 1254 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 27 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 2 juni 2010 en5 april 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1, zesde lid, wordt de zin “Als de eiser wenst dat dievorderingen onmiddellijk in kort geding worden ingeleid, dan wordtde vordering bij gerechtsdeurwaardersexploot ingeleid met dagvaar-ding om te verschijnen voor de voorzitter, zitting houdend in kortgeding, zoals bepaald in artikel 1280, en voor de rechtbank.”, opgehe-ven;

2° in § 2, eerste lid, wordt het woord “rechtbank” vervangen door hetwoord “familierechtbank”;

3° § 4/1 wordt opgeheven.

Art. 208. In artikel 1255 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 27 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 2 juni 2010,5 april 2011 en 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° in § 1, tweede lid, worden de woorden “verschijning van departijen” vervangen door het woord “zitting”;

§ 3. L’article 730, § 2, a), n’est pas applicable aux causes visées par lasaisine permanente du présent article.”.

Art. 202. Il est inséré un article 1253ter/8 dans le même Code, rédigécomme suit :

“Art. 1253ter/8. Le tribunal de la famille est saisi dans les matièresprévues aux articles 353-10 et 354-2 du Code civil, et sans préjudice desarticles 145, 478, et 479 du même Code et des articles 1231-3, 1231-24,1231-27 et 1231-46, par une requête signée selon les cas, par le mineur,les père, mère, tuteur, subrogé tuteur, curateur, membre de la famille oumembre du centre public d’aide sociale, ou par citation, à la requête duministère public.”.

Art. 203. Dans l’article 1253quater du même Code, inséré par la loidu 14 juillet 1976 et modifié par les lois des 19 mars et 2 juin 2010, le a)est abrogée.

Art. 204. À l’article 1253quinquies du même Code, inséré par la loidu 14 juillet 1976, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 1er, les mots “juge de paix” sont remplacés par lesmots “tribunal de la famille” et le mot “juge” est chaque fois remplacépar le mot “tribunal”;

2° dans le texte néerlandais de l’alinéa 1er, le mot “hem” est chaquefois remplacé par le mot “haar” et le mot “hij” est remplacé par le mot“zij”;

3° dans l’alinéa 3, le mot “juge” est remplacé par le mot “tribunal”;

4° dans le texte néerlandais de l’alinéa 3, le mot “hem” est remplacépar le mot “haar”.

Art. 205. Dans l’article 1253sexies, § 1er, alinéa 1er, du même Code,inséré par la loi du 14 juillet 1976, le mot “requêtes” est remplacé par lemot “demandes” et les mots “à l’article 4, § 1er, 1° et 2°, de la loi du10 février 1908” sont remplacés par les mots “à l’article 272bis, § 2, 1°et 2°, du Code de commerce”.

Art. 206. Dans l’article 1253septies du même Code, inséré par la loidu 14 juillet 1976, l’alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :

“Dans les cas d’urgence, l’époux qui demande l’interdiction d’aliénerou d’hypothéquer des biens susceptibles d’hypothèque peut demanderqu’avant même de statuer sur le mérite de la demande, le tribunal de lafamille l’autorise à faire inscrire sa demande en marge du dernier titred’acquisition transcrit des biens visés dans l’acte introductif d’instance.Un extrait du jugement est notifié par le greffier au conservateur deshypothèques.”.

Art. 207. Dans l’article 1254 du même Code, remplacé par la loi du27 avril 2007 et modifié par les lois des 2 juin 2010 et 5 avril 2011, lesmodifications suivantes sont apportées:

1° dans le § 1er, alinéa 6, la phrase “Si le demandeur souhaite que cesdemandes soient immédiatement introduites en référé, la demande estintroduite par exploit d’huissier de justice contenant citation à compa-raître devant le président siégeant en référé, ainsi qu’il est dit à l’article1280, et devant le tribunal.” est abrogée;

2° dans le § 2, alinéa 1er, les mots “de la famille” sont insérés entre lesmots “du tribunal” et les mots “contrôle dans ce cas”;

3° le § 4/1 est abrogé.

Art. 208. Dans l’article 1255 du même Code, remplacé par la loi du27 avril 2007 et modifié par les lois des 2 juin 2010, 5 avril 2011 et17 mars 2013, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans le § 1er, alinéa 2, les mots “comparution des parties” sontremplacés par le mot “audience”;

68452 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 101: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

2° § 6 wordt vervangen als volgt :

“§ 6. De rechter kan de persoonlijke verschijning van de partijenbevelen op verzoek van één van de partijen of van het openbaarministerie, of wanneer hij dit nuttig acht met het oog op het verzoenenvan de partijen, of teneinde de mogelijkheden van een akkoord na tegaan met betrekking tot de persoon, de onderhoudsgelden en degoederen van de kinderen.

Onverminderd de toepassing van artikel 1734 brengt de rechtbank departijen in kennis van de mogelijkheid hun geschil op te lossen viaverzoening, bemiddeling dan wel elke andere vorm van minnelijkeoplossing van conflicten. Als hij vaststelt dat toenadering mogelijk is,kan hij de schorsing van de procedure gelasten, om de partijen demogelijkheid te bieden alle nuttige inlichtingen dienaangaande in tewinnen. De duur van de schorsing mag niet meer bedragen dan éénmaand.

Op verzoek van de partijen, of als de rechter het opportuunacht, wordt het dossier dan naar de kamer voor minnelijke schikkingvan de familierechtbank verwezen, op grond van de artikelen 661 envolgende.”;

3° in § 7 worden de woorden “voorzitter van de rechtbank”vervangen door de woorden “de familierechtbank”.

Art. 209. In artikel 1256 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wetvan 27 april 2007, wordt het derde lid vervangen door wat volgt :

“Bij gebrek aan een overeenkomst of in geval van een gedeeltelijkeovereenkomst, verwijst de rechter de zaak op verzoek van één van departijen naar zijn eerste nuttige zitting in het kader van de zaken dieworden geacht spoedeisend te zijn of van de zaken waarvoor despoedeisendheid wordt aangevoerd in de zin van artikel 1253ter/4.Artikel 803 is van toepassing.”.

Art. 210. Artikel 1263 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 30 juni 1994, wordt vervangen door wat volgt :

“Art. 1263. Wanneer de wet de persoonlijke verschijning van departijen eist of de rechtbank deze heeft gelast, kan naar gelang van deomstandigheden die de rechter beoordeelt, de echtgenoot die nietverschijnt, van zijn rechtsvordering vervallen worden verklaard of kande zaak worden verwezen naar de bijzondere rol van de kamer. In datlaatste geval kan de zaak opnieuw op de terechtzitting komen binneneen termijn van vijftien dagen op verzoek van een van de partijen.”.

Art. 211. In artikel 1275, § 2, vierde lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 30 juni 1994, worden de woorden “rechtbankdie op de vordering heeft beslist” vervangen door de woorden“rechtbank van eerste aanleg waartoe de familierechtbank die op devordering heeft beslist, behoort.”.

Art. 212. In artikel 1278, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, vervan-gen bij de wet van 30 juni 1994, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 213. Artikel 1280 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij dewet van 5 april 2011, wordt vervangen door wat volgt :

“Art. 1280. Wanneer de familierechtbank uitspraak doet over zakendie worden geacht spoedeisend te zijn of zaken waarvoor de spoed-eisendheid wordt aangevoerd in de zin van artikel 1253ter/4, neemt zij,op verzoek van de partijen of van één van hen, of van de procureur desKonings, kennis van de voorlopige maatregelen volgens het bepaaldein de artikelen 1253ter/5 en 1253ter/6.

De artikelen 1253sexies, § 1, 1253septies, eerste lid, en 1253octies zijnvan toepassing wanneer verbod is gevorderd of uitgevaardigd om voorhypotheek vatbare goederen te vervreemden of met hypotheek tebezwaren. Artikel 224 van het Burgerlijk Wetboek is ook van toepas-sing.”.

Art. 214. Artikel 1289 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 30 juni 1994, wordt vervangen als volgt :

“Art. 1289. § 1. Wanneer de echtgenoten al meer dan zes maandengescheiden leven op de dag van de neerlegging van het verzoekschrift,en de in § 3 bepaalde persoonlijke verschijning niet wordt bevolen,verloopt de procedure schriftelijk. Artikel 755 is van toepassing.

2° le § 6 est remplacé par ce qui suit :

“§ 6. Le juge peut ordonner la comparution personnelle des parties àla demande d’une des parties ou du ministère public, ou s’il l’estimeutile, notamment en vue de concilier les parties ou d’apprécierl’opportunité d’un accord relatif à la personne, aux aliments et auxbiens des enfants.

Sans préjudice de l’article 1734, le tribunal informe les parties de lapossibilité de résoudre leur litige par le biais de la conciliation, de lamédiation ou de tout autre mode de résolution amiable des conflits. S’ilconstate qu’un rapprochement est possible, il peut ordonner lasurséance à la procédure afin de permettre aux parties de recueillirtoutes les informations utiles à cet égard. La durée de la surséance nepeut être supérieure à un mois.

A la demande des parties, ou si le juge l’estime opportun, le dossierest alors renvoyé à la chambre de règlement à l’amiable du tribunal dela famille, sur la base des articles 661 et suivants.”;

3° dans le § 7, les mots “le président du tribunal” sont remplacés parles mots “le tribunal de la famille”.

Art. 209. Dans l’article 1256 du même Code, rétabli par la loi du27 avril 2007, l’alinéa 3 est remplacé par ce qui suit :

“A défaut d’accord ou en cas d’accord partiel, le juge renvoie, à lademande d’une des parties, à sa première audience utile dans le cadredes causes réputées urgentes ou des causes dont l’urgence est invoquéeau sens de l ’article 1253ter/4. L’article 803 est d’application.”.

Art. 210. L’article 1263 du même Code, modifié par la loi du30 juin 1994, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 1263. Lorsque la loi exige la comparution personnelle desparties ou que le tribunal l’a ordonnée, l’époux qui fait défaut peut,selon les circonstances que le juge apprécie, soit être déclaré déchu deson action, soit voir la cause renvoyée au rôle particulier de la chambre.Dans ce dernier cas, la cause peut être ramenée à l’audience dans undélai de quinze jours, à la demande d’une des parties.”.

Art. 211. Dans l’article 1275, § 2, alinéa 4, du même Code, remplacépar la loi du 30 juin 1994, les mots “tribunal qui a statué sur lademande” sont remplacés par les mots “tribunal de première instancedont le tribunal de la famille qui a statué sur la demande fait partie”.

Art. 212. Dans l’article 1278, alinéa 4, du même Code, remplacé parla loi du 30 juin 1994, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots“Le tribunal” et les mots “peut, à la demande”.

Art. 213. L’article 1280 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 5 avril 2011, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 1280. Lorsqu’il statue sur des causes réputées urgentes ou descauses dont l’urgence est invoquée au sens de l’article 1253ter/4, letribunal de la famille connaît, à la demande, soit des parties ou de l’uned’elles, soit du procureur du Roi, des mesures urgentes conformémentà l’article 1253ter/5 et 1253ter/6.

Les articles 1253sexies, § 1er, 1253septies, alinéa 1er, et 1253octies sontd’application lorsque l’interdiction d’aliéner ou d’hypothéquer desbiens susceptibles d’hypothèque est demandée ou ordonnée. Estégalement d’application, l’article 224 du Code civil.”.

Art. 214. L’article 1289 du même Code, remplacé par la loi du30 juin 1994, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 1289. § 1er. Si les époux sont séparés depuis plus de six mois aujour du dépôt de la requête et que la comparution personnelle visée au§ 3 n’est pas ordonnée, la procédure se déroule par écrit. L’article 755 estd’application.

68453MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 102: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

§ 2. Wanneer de echtgenoten niet langer dan zes maanden gescheidenleven op de dag van de neerlegging van het verzoekschrift, worden zijgeacht binnen een maand te rekenen van de datum van dezeneerlegging gezamenlijk en persoonlijk te verschijnen voor de familie-rechtbank. Zij geven de rechtbank hun wil te kennen.

§ 3. De persoonlijke verschijning van partijen kan steeds wordenbevolen door de rechtbank, ongeacht de duur van de scheiding van deechtgenoten, hetzij ambtshalve, hetzij op vraag van de procureur desKonings of van een van de partijen. In dit geval, worden de echtgenotengeacht binnen een maand te rekenen van de neerlegging van hetverzoekschrift gezamenlijk en persoonlijk te verschijnen voor defamilierechtbank. Ze geven de rechtbank hun wil te kennen.

§ 4. In de in §§ 2 en 3 bedoelde gevallen kan de rechtbank inuitzonderlijke omstandigheden de echtgenoten machtigen zich te latenvertegenwoordigen door een advocaat of door een notaris.”.

Art. 215. Artikel 1289bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 30 juni 1994, wordt opgeheven.

Art. 216. In artikel 1289ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 30 juni 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het tweede lid worden de woorden “§§ 2 en 3,” ingevoegdtussen de woorden “in artikel 1289” en de woorden “tenzij hetwegens”;

2° in het derde lid worden de woorden “voorzitter van de rechtbankof de rechter die het ambt van de voorzitter waarneemt” wordenvervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 217. In artikel 1290 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij dewetten van 1 juli 1972, 30 juni 1994 en 20 mei 1997, worden de volgendeaanpassingen aangebracht :

1° de woorden “artikel 931, derde tot zevende lid” worden telkensvervangen door de woorden “artikel 1004/1”;

2° in het derde lid worden de woorden “§§ 2 en 3” ingevoegd tussende woorden “waarin artikel 1289” en de woorden “voorziet, ambts-halve”.

Art. 218. Artikel 1291bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 27 april 2007 wordt opgeheven.

Art. 219. In artikel 1292, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervan-gen bij de wet van 1 juli 1972, worden de woorden “artikelen 1289tot 1291” vervangen door de woorden “artikelen 1289, §§ 2, 3 en 4,tot 1291”.

Art. 220. In artikel 1293 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wet van 20 mei 1997, wordende volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste lid worden de woorden “Wanneer de echtgenoten oféén van hen” vervangen door de woorden “Wanneer, binnen eenmaand te rekenen van de dag van indiening van het verzoekschrift envóór de eventuele verschijning van de partijen als bedoeld in arti-kel 1289, §§ 2 en 3, de echtgenoten of een van hen”;

2° in het tweede lid worden de woorden “artikel 931, derde totzevende lid,” vervangen door de woorden “artikel 1004/1”;

3° het derde lid wordt opgeheven;

4° in het vierde lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden “ofderde” weggelaten en worden de woorden “in het tweede lid of van hetonderhoud bedoeld in het derde lid” vervangen door de woorden “inhetzelfde lid”, en worden de woorden “een nieuwe datum voor detweede verschijning waarin artikel 1294 voorziet” vervangen door dewoorden “een nieuwe verschijningsdatum”;

5° het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 221. Artikel 1294 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1997 en27 april 2007 wordt opgeheven.

Art. 222. In artikel 1294bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 27 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 31 oktober 2008,worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1 worden de woorden “waarin artikel 1294 voorziet”vervangen door de woorden “waarin artikel 1289, §§ 2 en 3, voorziet”;

2° § 1 wordt aangevuld met de woorden“, §§ 2 en 3”;

3° in § 2 worden de woorden “de rechtsdag van kort geding”vervangen door de woorden “de rechtsdag voor de zaken die geachtworden spoedeisend te zijn” en wordt het woord “voorzitter” vervan-gen door het woord “rechtbank”.

§ 2. Si les époux ne sont pas séparés depuis plus de six mois au jourdu dépôt de la requête, ils sont tenus de comparaître ensemble et enpersonne devant le tribunal de la famille dans le mois à compter du jourde ce dépôt. Ils font au tribunal la déclaration de leur volonté.

§ 3. Quelle que soit la durée de séparation des époux, la comparutiondes parties peut toujours être ordonnée par le tribunal, soit d’initiative,soit à la demande du procureur du Roi ou d’une des parties. Dans cecas, les époux sont tenus de comparaître ensemble et en personnedevant le tribunal de la famille dans le mois à compter du jour de cedépôt. Ils font au tribunal la déclaration de leur volonté.

§ 4. Dans les cas visés aux §§ 2 et 3, le tribunal peut, en cas decirconstances exceptionnelles, autoriser le ou les époux à se fairereprésenter par un avocat ou par un notaire.”.

Art. 215. L’article 1289bis du même Code, inséré par la loi du30 juin 1994, est abrogé.

Art. 216. Dans l’article 1289ter du même Code, inséré par la loi du 30juin 1994, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 2, les mots “§§ 2 et 3” sont insérés entre les mots“visée à l’article 1289,” et les mots “à moins qu’en raison”;

2° dans l’alinéa 3, les mots “président du tribunal ou le juge qui enexerce les fonctions” sont remplacés par les mots “tribunal de lafamille”.

Art. 217. Dans l’article 1290 du même Code, modifié par les lois des1er juillet 1972, 30 juin 1994 et 20 mai 1997, les modifications suivantessont apportées:

1° les mots “l’article 931, alinéas 3 à 7” sont chaque fois remplacés parles mots “l’article 1004/1”;

2° dans l’alinéa 3, les mots “§§ 2 et 3,” sont insérés entre les mots“prévue à l’article 1289,” et les mots “décider d’office”.

Art. 218. L’article 1291bis du même Code, inséré par la loi du27 avril 2007, est abrogé.

Art. 219. Dans l’article 1292, alinéa 1er, du même Code, remplacé parla loi du 1er juillet 1972, les mots “1289 à 1291” sont remplacés par lesmots “articles 1289, §§ 2, 3 et 4, à 1291”.

Art. 220. A l’article 1293 du même Code, remplacé par la loi du30 juin 1994 et modifié par la loi du 20 mai 1997, les modificationssuivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 1er, les mots “Lorsque les époux ou l’un d’eux” sontremplacés par les mots “Lorsque, dans le mois à compter du jour dudépôt de la requête et avant l’éventuelle comparution des parties viséeà l’article 1289, §§ 2 et 3, les époux ou l’un d’eux”;

2° dans l’alinéa 2, les mots “article 931, alinéas 3 à 7” sont remplacéspar les mots “article 1004/1”;

3° l’alinéa 3 est abrogé;

4° dans l’alinéa 4, qui devient l’alinéa 3, les mots “ou au troisième”sont supprimés et les mots “au deuxième alinéa ou de l’audition prévueau troisième alinéa” sont remplacés par les mots “au même alinéa” etles mots “une nouvelle date pour la seconde comparution prévue àl’article 1294” sont remplacés par les mots “une nouvelle date decomparution”;

5° l’alinéa 5 est abrogé.

Art. 221. L’article 1294 du même Code, remplacé par la loi du30 juin 1994 et modifié par les lois des 20 mai 1997 et 27 avril 2007, estabrogé.

Art. 222. Dans l’article 1294bis du même Code, inséré par la loi du27 avril 2007 et modifié par la loi du 31 octobre 2008, les modificationssuivantes sont apportées:

1° dans le § 1er, les mots “prévue à l’article 1294” sont remplacés parles mots “prévue à l’article 1289, §§ 2 et 3”;

2° le § 1er est complété par les mots “, §§ 2 et 3”;

3° dans le § 2, les mots “l’audience des référés” sont remplacés par lesmots “l’audience relative aux affaires réputées urgentes” et le mot“président” est remplacé par le mot “tribunal”.

68454 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 103: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 223. In artikel 1298 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij dewetten van 30 juni 1994 en 20 mei 1997, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 224. In artikel 1302, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervan-gen bij de wet van 30 juni 1994, worden de woorden “van defamiliekamer” ingevoegd tussen de woorden “tegen het arrest” en dewoorden “van het hof van beroep”.

Art. 225. In artikel 1316, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewij-zigd bij de wet van 14 juli 1976, wordt het woord “rechtbank”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 226. In artikel 1321 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 19 maart 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1, 1°, wordt het woord “rechter” vervangen door het woord“familierechtbank”;

2° in § 2 wordt het woord “rechter” vervangen door het woord“familierechtbank”;

3° in § 2 wordt het woord “hij” telkens vervangen door het woord“zij”.

Art. 227. In artikel 1322/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 19 maart 2010, wordt het woord “rechter” vervangen door hetwoord “familierechtbank”.

Art. 228. In artikel 1322bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 10 augustus 1998 en vervangen bij de wet van 10 mei 2007,worden de woorden “voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg”telkens vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 229. In artikel 1322quater, tweede lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 10 augustus 1998, wordt het woord“voorzitter” vervangen door het woord “rechtbank”.

Art. 230. In artikel 1322quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegdbij de wet van 10 augustus 1998 en gewijzigd bij de wet van10 mei 2007, worden de woorden “voorzitter van de rechtbank” telkensvervangen door de woorden “rechter van de familierechtbank”.

Art. 231. In artikel 1322sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bijde wet van 10 augustus 1998 en gewijzigd bij de wet van 10 mei 2007,worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste lid worden de woorden “voorzitter van de rechtbankvan eerste aanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”;

2° in het vierde lid worden de woorden “een beschikking gewezendoor de voorzitter van de rechtbank” vervangen door de woorden “eenvonnis gewezen door de familierechtbank”.

Art. 232. In artikel 1322decies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bijde wet van 10 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 2, 2°, worden de woorden “voorzitter van de rechtbank vaneerste aanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”;

2° in de §§ 4 en 5 worden de woorden “voorzitter van de rechtbank”telkens vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 233. In artikel 1322undecies van hetzelfde Wetboek, ingevoegdbij de wet van 10 mei 2007, worden de woorden “voorzitter van derechtbank” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 234. In artikel 1322duodecies, §§ 1 en 2, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 10 mei 2007, wordt het woord “jeugdrecht-bank” telkens vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 235. In artikel 1383 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 15 mei 2007, worden de woorden “rechtbank van eerste aanleg”vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 236. In artikel 1385duodecies, § 1, eerste lid, van hetzelfdeWetboek, ingevoegd bij de wet van 10 mei 2007, worden de woorden“rechtbank van eerste aanleg” vervangen door het woord “familierecht-bank”.

Art. 237. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1398/1 ingevoegd,luidende :

“Art. 1398/1. § 1. Behalve specifieke bepalingen zijn de beslissingengenomen door de rechter van de familierechtbank uitvoerbaar bijvoorraad. Niettemin wordt het vonnis enkel uitgevoerd op risico vande partij die de tenuitvoerlegging ervan vordert en onverminderd deregels inzake kantonnement.

§ 2. De rechter die zitting houdt in de familierechtbank kan, bij eenmet bijzondere redenen omklede beslissing, de uitvoerbaarheid bijvoorraad weigeren indien een van de partijen hem daarom verzoekt.

Art. 223. Dans l’article 1298 du même Code, modifié par les lois du30 juin 1994 et du 20 mai 1997, les mots “Le tribunal” sont remplacéspar les mots “Le tribunal de la famille” et les mots “, sur le référé” sontabrogés.

Art. 224. Dans l’article 1302, alinéa 1er, du même Code, remplacé parla loi du 30 juin 1994, les mots “de la chambre de la famille” sont insérésentre les mots “contre l’arrêt” et les mots “de la cour d’appel”.

Art. 225. Dans l’article 1316, alinéa 2, du même Code, modifié par laloi du 14 juillet 1976, les mots “de la famille” sont insérés entre les mots“du tribunal” et les mots “qui l’a rendu”.

Art. 226. Á l’article 1321 du même Code, remplacé par la loi du 19mars 2010, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans le § 1er, 1°, le mot “juge” est remplacé par les mots “tribunalde la famille”;

2° dans le § 2, le mot “juge” est remplacé par les mots “tribunal de lafamille”;

3° dans le texte néerlandais du § 2, le mot “hij” est chaque foisremplacé par le mot “zij”.

Art. 227. Dans l’article 1322/1 du même Code, inséré par la loi du19 mars 2010, le mot “juge” est remplacé par les mots “tribunal de lafamille”.

Art. 228. Dans l’article 1322bis du même Code, inséré par la loi du10 août 1998 et remplacé par la loi du 10 mai 2007, les mots “présidentdu tribunal de première instance” sont chaque fois remplacés par lesmots “le tribunal de la famille”.

Art. 229. Dans l’article 1322quater, alinéa 2, du même Code, insérépar la loi du 10 août 1998, le mot “président” est remplacé par le mot“tribunal”.

Art. 230. Dans l’article 1322quinquies du même Code, inséré par laloi du 10 août 1998 et modifié par la loi du 10 mai 2007, les mots“président du tribunal” sont chaque fois remplacés par les mots “jugedu tribunal de la famille”.

Art. 231. Dans l’article 1322sexies du même Code, inséré par la loi du10 août 1998 et modifié par la loi du 10 mai 2007, les modificationssuivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 1er, les mots “le président du tribunal de premièreinstance” sont remplacés par les mots “le tribunal de la famille”;

2° dans l’alinéa 4, les mots “de l’ordonnance rendue par le présidentdu tribunal” sont remplacés par les mots “du jugement rendu par letribunal de la famille”.

Art. 232. Dans l’article 1322decies du même Code, inséré par la loi du10 mai 2007, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans le § 2, 2°, les mots “président du tribunal de premièreinstance” sont remplacés par les mots “tribunal de la famille”;

2° dans les §§ 4 et 5, les mots “président du tribunal” sont chaque foisremplacés par les mots “tribunal de la famille”.

Art. 233. Dans l’article 1322undecies du même Code, inséré par la loidu 10 mai 2007, les mots “président du tribunal” sont remplacés par lesmots “tribunal de la famille”.

Art. 234. Dans l’article 1322duodecies, §§ 1er et 2, du même Code,inséré par la loi du 10 mai 2007, le mot “jeunesse” est chaque foisremplacé par le mot “famille”.

Art. 235. Dans l’article 1383 du même Code, modifié par la loi du15 mai 2007, les mots “première instance” sont remplacés par les mots“la famille”.

Art. 236. Dans l’article 1385duodecies, § 1er, alinéa 1er, du mêmeCode, inséré par la loi du 10 mai 2007, les mots “première instance” sontremplacés par les mots “la famille”.

Art. 237. Dans le même Code, il est inséré un article 1398/1 rédigécomme suit :

“Art. 1398/1. § 1er. Sauf dispositions spéciales, les décisions prisespar le juge du tribunal de la famille sont exécutoires par provision.Néanmoins, l’exécution du jugement n’a lieu qu’aux risques et périls dela partie qui la poursuit et sans préjudice des règles de cantonnement.

§ 2. Le juge siégeant au tribunal de la famille peut, moyennant unedécision spécialement motivée, refuser l’exécution provisoire si une desparties le lui demande.

68455MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 104: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

§ 3. De uitvoerbaarheid bij voorraad vindt evenwel niet plaats voorde beslissingen met betrekking tot de staat van personen, behalve watde tussenbeslissingen of beslissingen alvorens recht te doen betreft.”.

Art. 238. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1398/2 ingevoegd,luidende :

“Art. 1398/2. Behalve wanneer zij betrekking hebben op geschilleninzake formaliteiten betreffende de voltrekking van het huwelijk, deopheffing van het verbod op het huwelijk tussen minderjarigen en detoestemming daartoe, zijn de vonnissen uitgesproken door de rechtervan de familierechtbank die zitting neemt in het kader van zaken dieworden geacht spoedeisend te zijn of zaken waarvoor de spoedeisend-heid wordt aangevoerd in de zin van artikel 1253ter/4, uitvoerbaar bijvoorraad, zulks niettegenstaande verzet of hoger beroep en zonderborgstelling indien de rechter deze niet heeft bevolen.”.

HOOFDSTUK 4. — Wijziging van het Strafwetboek

Art. 239. In artikel 391bis, derde en vierde lid, van het Strafwetboek,vervangen bij de wet van 5 juli 1963 en gewijzigd bij de wetten van31 maart 1987 en 27 april 2007, worden de woorden “1280, vijfde lid”telkens vervangen door de woorden “1253ter/5 en 6”.

HOOFDSTUK 5. — Wijzigingen van de wet van 8 april 1965 betreffende dejeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een alsmisdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feitveroorzaakte schade

Art. 240. Artikel 8 van wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbe-scherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijfomschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feitveroorzaakte schade, gewijzigd bij de wet van 10 oktober 1967, wordtvervangen door wat volgt :

“Art. 8. Met betrekking tot zaken binnen het kader van deze wet doetde jeugdrechtbank, op straffe van nietigheid, eerst uitspraak na hetadvies of de vordering van het openbaar ministerie te hebbengehoord.”.

Art. 241. Artikel 11 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 242. Artikel 44 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van2 februari 1994 en gewijzigd bij de wetten van 29 april 2001,24 april 2003 en 13 juni 2006, wordt vervangen door wat volgt :

“Art. 44. De territoriale bevoegdheid van de jeugdrechtbank wordtbepaald door de verblijfplaats van de personen die het ouderlijk gezaguitoefenen, of, in geval van gezamenlijke uitoefening door gescheidenpersonen, door de verblijfplaats van de persoon bij wie de jongeregewoonlijk verblijft.

§ 2. Wanneer die personen geen verblijfplaats in België hebben ofwanneer hun verblijfplaats onbekend is of niet vaststaat, is de bevoegdejeugdrechtbank die van de plaats waar de betrokkenen het als eenmisdrijf omschreven feit heeft gepleegd, die van de plaats waar hijwordt aangetroffen of van de plaats waar de persoon aan wie of deinstelling waaraan hij door de bevoegde instanties werd toevertrouwd,zijn woonplaats of haar zetel heeft.

§ 3. Wanneer de zaak bij de jeugdrechtbank aanhangig gemaaktwordt nadat de jongere de leeftijd van achttien jaar bereikt, is debevoegde jeugdrechtbank die van de verblijfplaats van de jongere, of,indien die verblijfplaats onbekend is of niet vaststaat, van de plaatswaar het als misdrijf omschreven feit werd gepleegd.

§ 4. Niettemin is de bevoegde jeugdrechtbank bij toepassing vanartikel 18, vijfde lid, die van de verblijfplaats van de eiser.

§ 5. Wanneer de in § 1 bedoelde personen van verblijfplaatsveranderen, terwijl voor de jongere een maatregel van bewaring,behoeding of opvoeding geldt, moeten ze de bevoegde jeugdrechtbankdaarvan onverwijld bericht geven, op straffe van geldboete van eeneuro tot vijfentwintig euro.

§ 6. De verandering van verblijfplaats brengt met zich dat de zaakaan die rechtbank wordt onttrokken en verwezen wordt naar dejeugdrechtbank van het arrondissement waar de nieuwe verblijfplaatszich bevindt, tenzij de jeugdrechter, het openbaar ministerie of deouders vragen dat de zaak aanhangig blijft bij de jeugdrechtbank waarze reeds aanhangig gemaakt werd. De griffier van de rechtbankwaaraan de zaak onttrokken wordt, zendt het dossier over aan derechtbank waarnaar de zaak verwezen wordt.”.

Art. 243. In artikel 45 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij dewet van 15 mei 2006, wordt het 1° opgeheven.

Art. 244. Artikel 56bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van2 februari 1994, wordt opgeheven.

§ 3. Toutefois, l’exécution provisoire n’a pas lieu, pour les décisionstouchant à l’état des personnes, sauf en ce qui concerne les décisionsinterlocutoires ou d’avant dire droit.”.

Art. 238. Dans le même Code, il est inséré un article 1398/2 rédigécomme suit :

“Art. 1398/2. Sauf lorsqu’ils concernent des litiges relatifs auxformalités relatives à la célébration du mariage, à la levée de laprohibition du mariage entre mineurs et de son autorisation, lesjugements rendus par le juge du tribunal de la famille, siégeant dans lecadre de l’urgence réputée ou invoquée au sens de l’article 1253ter/4,sont exécutoires par provision, nonobstant opposition ou appel, et sanscaution si le juge n’a pas ordonné qu’il en soit fournie une.”.

CHAPITRE 4. — Modification du Code pénal

Art. 239. Dans l’article 391bis, alinéas 3 et 4, du Code pénal,remplacé par la loi du 5 juillet 1963 et modifié par les lois des31 mars 1987 et 27 avril 2007, les mots “1280, alinéa 5” sont chaque foisremplacés par les mots “1253ter/5 et 6”.

CHAPITRE 5. — Modifications de la loi du 8 avril 1965 relative à laprotection de la jeunesse, à la prise en charge des mineurs ayant commis unfait qualifié infraction et à la réparation du dommage causé par ce fait

Art. 240. L’article 8 de la loi du 8 avril 1965 relative à la protection dela jeunesse, à la prise en charge des mineurs ayant commis un faitqualifié infraction et à la réparation du dommage causé par ce fait,modifié par la loi du 10 octobre 1967, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 8. En ce qui concerne les affaires entrant dans le cadre de laprésente loi, le tribunal de la jeunesse ne statue, à peine de nullité,qu’après avoir entendu le ministère public en son avis ou en sesréquisitions.”.

Art. 241. L’article 11 de la même loi est abrogé.

Art. 242. L’article 44 de la même loi, remplacé par la loi du2 février 1994 et modifié par les lois des 29 avril 2001, 24 avril 2003 et13 juin 2006, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 44. § 1er. La compétence territoriale du tribunal de la jeunesseest déterminée par la résidence des personnes qui exercent l’autoritéparentale ou, en cas d’exercice conjoint par des personnes séparées, parla résidence de celle chez qui le jeune réside habituellement.

§ 2. Lorsque celles-ci n’ont pas de résidence en Belgique ou lorsqueleur résidence est inconnue ou incertaine, le tribunal de la jeunessecompétent est celui du lieu où l’intéressé a commis le fait qualifiéinfraction, du lieu où il est trouvé ou du lieu où la personne oul’établissement auquel il a été confié par les instances compétentes a sarésidence ou son siège.

§ 3. Lorsque le tribunal de la jeunesse est saisi après que le jeune aatteint l’âge de dix-huit ans, le tribunal de la jeunesse compétent estcelui du lieu de la résidence du jeune, ou, si celle-ci est inconnue ouincertaine, du lieu où le fait qualifié infraction a été commis.

§ 4. Néanmoins le tribunal de la jeunesse compétent est celui de larésidence du requérant en cas d’application de l’article 18, alinéa 5.

§ 5. Si les personnes visées au § 1er changent de résidence alors quele jeune fait l’objet d’une mesure de garde, de préservation oud’éducation, elles doivent, sous peine d’amende d’un à vingt-cinqeuros, en donner avis sans délai au tribunal de la jeunesse compétent.

§ 6. Le changement de résidence entraîne le dessaisissement de cetribunal au profit du tribunal de la jeunesse de l’arrondissement où estsituée la nouvelle résidence sauf si le juge de la jeunesse, le ministèrepublic ou les parents demandent le maintien de la saisine du tribunalde la jeunesse déjà saisi. Le dossier est transmis par le greffier dutribunal dessaisi au tribunal saisi.”.

Art. 243. Dans l’article 45 de la même loi, modifié en dernier lieu parla loi du 15 mai 2006, le 1° est abrogé.

Art. 244. L’article 56bis de la même loi, inséré par la loi du2 février 1994, est abrogé.

68456 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 105: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 245. In artikel 62bis, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van2 februari 1994, worden de woorden “artikel 59bis, §§ 2bis en 4bis”vervangen door de woorden “artikelen 128, 130 en 135”.

Art. 246. In artikel 63bis, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wetvan 2 februari 1994, in paragraaf 1 worden de woorden “artikel 59bis,§§ 2bis en 4bis” vervangen door de woorden “artikelen 128, 130 en 135”.

HOOFDSTUK 6. — Wijzigingen van diverse wetgevendeen regelgevende bepalingen

Art. 247. In artikel 30, § 3, van de wet van 26 juni 1990 betreffende debescherming van de persoon van de geesteszieke, gewijzigd bij de wetvan 13 juni 2006, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt :

“Het hoger beroep tegen de vonnissen van de vrederechter wordtingesteld bij verzoekschrift gericht tot de familierechtbank, die dezitting bepaalt. De zaak wordt verwezen naar een kamer met drierechters. Het hoger beroep tegen de vonnissen van de jeugdrechtbankwordt ingesteld bij verzoekschrift gericht tot de jeugdkamer van het hofvan beroep, die de zitting bepaalt.”.

Art. 248. In artikel 33 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van13 juni 2006, worden de woorden “59bis en 59ter” vervangen door dewoorden “128, 130 en 135”.

Art. 249. In artikel 34, derde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij dewet van 13 juni 2006, worden de woorden “De rechter, de rechtbank ofhet hof” vervangen door de woorden “De vrederechter, de familierecht-bank, de jeugdrechtbank of de jeugdkamer van het hof van beroep”.

Art. 250. In artikel 36, 1°, a), van dezelfde wet, worden de woorden“59bis en 59ter” vervangen door de woorden “128, 130 en 135”.

Art. 251. In artikel 3, eerste en derde lid, van de wet van 16 mei 1900tot erfregeling van de kleine nalatenschappen, gewijzigd bij de wet van14 mei 1981, wordt het woord “vrederechter” telkens vervangen doorhet woord “familierechtbank”.

Art. 252. In artikel 4 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wetvan 29 april 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het vijfde lid wordt het woord “vrederechter” telkens vervangendoor het woord “familierechtbank” en worden de woorden “zijnbevelschrift” vervangen door de woorden “haar bevelschrift”;

2° in het zesde lid wordt de eerste zin opgeheven en wordt het woord“Zij” vervangen door de woorden “De rechtbank”;

3° in het zevende lid worden de woorden “vrederechter of, in hetgeval van het vorige lid, door de daartoe aangewezen rechter”vervangen door de woorden “daartoe aangewezen rechter”.

Art. 253. In artikel 5 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van20 december 1961, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste lid wordt het woord “vrederechter” vervangen doorhet woord “familierechtbank”;

2° in het tweede lid worden de woorden “vrederechter van hetkanton waar” vervangen door de woorden “familierechtbank van hetgerechtelijk arrondissement waarin”;

3° in het derde lid wordt het woord “vrederechter” vervangen doorhet woord “rechtbank” en worden de woorden “zijn toestemming”vervangen door de woorden “haar toestemming”.

Art. 254. In artikel 6, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij dewet van 20 december 1961, worden de woorden “hetzij op het ogenblikvan de overneming, door de rechtbank die beslist, hetzij later, door devrederechter van het kanton waar” vervangen door de woorden “hetzijop het ogenblik van de overneming, hetzij later, door de familierecht-bank van het gerechtelijk arrondissement waarin”.

Art. 255. In artikel 4 van de wet van 29 augustus 1988 op deerfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderenvan de continuïteit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste lid wordt het woord “vrederechter” telkens vervan-gen door het woord “familierechtbank” en worden de woorden “zijnbevelschrift” vervangen door de woorden “haar bevelschrift”;

2° in het tweede lid wordt de eerste zin opgeheven en wordt hetwoord “Zij” vervangen door de woorden “De rechtbank”;

3° in het derde lid worden de woorden “door de vrederechter of, inhet geval van het vorige lid,” opgeheven.

Art. 245. Dans l’article 62bis de la même loi, inséré par la loi du2 février 1994, les mots “de l’article 59bis, §§ 2bis et 4bis,” sont remplacéspar les mots “des articles 128, 130 et 135”.

Art. 246. Dans l’article 63bis, § 1er, de la même loi, inséré par la loi du2 février 1994, les mots “de l’article 59bis, §§ 2bis et 4bis,” sont remplacéspar les mots “des articles 128, 130 et 135”.

CHAPITRE 6. — Modifications de diverses dispositionslégislatives et réglementaires

Art. 247. Dans l’article 30, § 3, de la loi du 26 juin 1990 relative à laprotection de la personne des malades mentaux, modifié par la loi du13 juin 2006, l’alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :

“L’appel contre les jugements du juge de paix est formé par requêteadressée au tribunal de la famille, qui fixe l’audience. L’affaire estrenvoyée devant une chambre de trois juges. L’appel contre lesjugements du tribunal de la jeunesse est formé par requête adressée à lachambre de la jeunesse de la cour d’appel, qui fixe l’audience.”.

Art. 248. Dans l’article 33 de la même loi, modifié par la loi du13 juin 2006, les mots “59bis et 59ter” sont remplacés par les mots “128,130 et 135”.

Art. 249. Dans l’article 34, alinéa 3, de la même loi, modifié par la loidu 13 juin 2006, les mots “Le juge, le tribunal ou la cour” sont remplacéspar les mots “Le juge de paix, le tribunal de la famille, le tribunal de lajeunesse ou la chambre de la jeunesse de la cour d’appel”.

Art. 250. Dans l’article 36, 1°, a), de la même loi, les mots “59biset 59ter” sont remplacés par les mots “128, 130 et 135”.

Art. 251. Dans l’article 3, alinéas 1er et 3, de la loi du 16 mai 1900 surle régime successoral des petits héritages, modifié par la loi du14 mai 1981, les mots “juge de paix” sont chaque fois remplacés par lesmots “tribunal de la famille”.

Art. 252. Dans l’article 4 de la même loi, modifié en dernier lieu parla loi du 29 avril 2001, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 5, les mots “juge de paix” sont chaque fois remplacéspar les mots “tribunal de la famille”;

2° dans l’alinéa 6, la première phrase est abrogée et le mot “Il” estremplacé par les mots “Le tribunal”;

3° dans l’alinéa 7, les mots “juge de paix ou, dans le cas prévu parl’alinéa précédent, le juge désigné à cet effet,” sont remplacés par lesmots “juge désigné à cet effet”.

Art. 253. Dans l’article 5 de la même loi, remplacé par la loi du20 décembre 1961, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 1er, les mots “juge de paix” sont remplacés par lesmots “tribunal de la famille”;

2° dans l’alinéa 2, les mots “juge de paix du canton où” sontremplacés par les mots “tribunal de la famille de l’arrondissementjudiciaire dans lequel”;

3° dans l’alinéa 3, les mots “juge de paix” sont remplacés par le mot“tribunal”.

Art. 254. Dans l’article 6, alinéa 2, de la même loi, inséré par la loi du20 décembre 1961, les mots “soit au moment de la reprise par lajuridiction qui statue, soit ultérieurement par le juge de paix du cantonoù” sont remplacés par les mots “soit au moment de la reprise, soitultérieurement par le tribunal de la famille de l’arrondissementjudiciaire dans lequel”.

Art. 255. Dans l’article 4 de la loi du 29 août 1988 relative au régimesuccessoral des exploitations agricoles en vue d’en promouvoir lacontinuité, les modifications suivantes sont apportées:

1° dans l’alinéa 1er, les mots “juge de paix” sont chaque foisremplacés par les mots “tribunal de la famille”;

2° dans l’alinéa 2, la première phrase est abrogée et le mot “Il” estremplacé par les mots “Le tribunal”;

3° dans l’alinéa 3, les mots “juge de paix ou, dans le cas prévu parl’alinéa précédent,” sont abrogés.

68457MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 106: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 256. In artikel 5 van dezelfde wet worden de volgende wijzi-gingen aangebracht :

1° in het eerste lid wordt het woord “vrederechter” vervangen doorhet woord “familierechtbank”;

2° in het tweede lid worden de woorden “vrederechter van hetkanton waar” vervangen door de woorden “familierechtbank van hetgerechtelijk arrondissement waarin”;

3° in het derde en vierde lid wordt het woord “vrederechter” telkensvervangen door het woord “rechtbank” en worden de woorden “zijntoestemming” vervangen door de woorden “haar toestemming”.

Art. 257. In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzi-gingen aangebracht :

1° in het eerste lid wordt het woord “vrederechter” vervangen doorhet woord “familierechtbank”;

2° in het tweede lid worden de woorden “vrederechter van hetkanton waar” vervangen door de woorden “familierechtbank van hetgerechtelijk arrondissement waarin”;

3° in het derde lid wordt het woord “vrederechter” vervangen doorhet woord “rechtbank” en worden de woorden “zijn toestemming”vervangen door de woorden “haar toestemming”.

Art. 258. In artikel 8, tweede lid, van dezelfde wet worden dewoorden “vrederechter van het kanton waar” vervangen door dewoorden “familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waar-in”.

Art. 259. In artikel 10, eerste lid, van dezelfde wet wordt het woord“vrederechter” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 260. In artikel 11 van de wet van 12 juli 1931 betrekkinghebbende op zekere akten van den burgerlijke stand alsmede op debevoegdheid der diplomatieke en consulaire ambtenaren in zakeburgerlijke stand worden de woorden “rechtbank van eersten aanleg”telkens vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 261. In artikel 5, § 3, van het Wetboek van de Belgischenationaliteit, hersteld bij de wet van 1 maart 2000, worden de woorden“rechtbank van eerste aanleg” vervangen door het woord “familierecht-bank”.

Art. 262. In artikel 27 van het Wetboek van internationaal privaat-recht worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1 wordt het vierde lid aangevuld met de volgende zin :

“Het beroep wordt ingesteld bij de familierechtbank indien debuitenlandse authentieke akte een bevoegdheid als bedoeld in arti-kel 572bis van het Gerechtelijk Wetboek betreft.”;

2° paragraaf 2 wordt aangevuld met de volgende zin :

“De vordering tot verklaring van de uitvoerbaarheid van eenbuitenlandse authentieke akte wordt ingesteld bij de familierechtbankindien deze akte een bevoegdheid als bedoeld in artikel 572bis van hetGerechtelijk Wetboek betreft.”.

Art. 263. In artikel 31, § 1, derde lid, van hetzelfde Wetboek, wordende woorden “rechtbank van eerste aanleg” vervangen door het woord“familierechtbank”.

Art. 264. In artikel 69, § 1, van de wetten betreffende de kinderbij-slag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, laatstgewijzigd bij de wet van 3 december 2009, worden de volgendewijzigingen aangebracht :

1° in § 1, vijfde lid, wordt de laatste zin vervangen door wat volgt :

“Wanneer de ouders, die gescheiden leven of van wie de scheidinghangende is, geen akkoord bereiken over de toewijzing van dekinderbijslag, kunnen zij de familierechtbank verzoeken de rechtheb-bende aan te wijzen, in het belang van het kind. Wanneer een dergelijkverzoek tot haar wordt gericht, kan de familierechtbank beslissen éénrechthebbende aan te wijzen dan wel dat de kinderbijslag door een vande ouders geheel of gedeeltelijk zal worden doorgestort aan de andereouder.

Deze beslissing heeft uitwerking vanaf de eerste dag van de maanddie volgt op die waarin zij ter kennis werd gebracht aan de bevoegdeinstantie voor kinderbijslag.”;

2° § 3 wordt vervangen als volgt :

“§ 3. Zo de belangen van het kind dit vereisen, kan de vader, demoeder, de adoptant, de pleegvoogd, de voogd, de curator of derechthebbende, overeenkomstig artikel 572bis, 14° en 15°, van het

Art. 256. Dans l’article 5 de la même loi, les modifications suivantessont apportées:

1° dans l’alinéa 1er, les mots “juge de paix” sont remplacés par lesmots “tribunal de la famille”;

2° dans l’alinéa 2, les mots “juge de paix du canton où” sontremplacés par les mots “tribunal de la famille de l’arrondissementjudiciaire dans lequel”;

3° dans les alinéas 3 et 4, les mots “juge de paix” sont chaque foisremplacés par le mot “tribunal”.

Art. 257. Dans l’article 6 de la même loi, les modifications suivantessont apportées:

1° dans l’alinéa 1er, les mots “juge de paix” sont remplacés par lesmots “tribunal de la famille”;

2° dans l’alinéa 2, les mots “juge de paix du canton où” sontremplacés par les mots “tribunal de la famille de l’arrondissementjudiciaire dans lequel”;

3° dans l’alinéa 3, les mots “juge de paix” sont remplacés par le mot“tribunal”.

Art. 258. Dans l’article 8, alinéa 2, de la même loi, les mots “juge depaix du canton où” sont remplacés par les mots “tribunal de la famillede l’arrondissement judiciaire dans lequel”.

Art. 259. Dans l’article 10, alinéa 1er, de la même loi, les mots “jugede paix” sont remplacés par les mots “tribunal de la famille”.

Art. 260. Dans l’article 11 de la loi du 12 juillet 1931 relative àcertains actes de l’état civil et à la compétence des agents diplomatiqueset consulaires en matière d’état civil, les mots “première instance” sontchaque fois remplacés par les mots “la famille”.

Art. 261. Dans l’article 5, § 3, du Code de la nationalité belge, rétablipar la loi du 1er mars 2000, les mots “première instance” sont remplacéspar les mots “la famille”.

Art. 262. A l’article 27 du Code de droit international privé, lesmodifications suivantes sont apportées:

1° dans le § 1er, l’alinéa 4 est complété par la phrase suivante:

“Le recours est introduit devant le tribunal de la famille si l’acteauthentique étranger concerne une compétence visée à l’article 572bisdu Code judiciaire.”;

2° le § 2 est complété par la phrase suivante:

“La demande en déclaration de force exécutoire d’un acte authenti-que étranger est introduite devant le tribunal de la famille si cet acteconcerne une compétence visée à l’article 572bis du Code judiciaire.”.

Art. 263. Dans l’article 31, § 1er, alinéa 3, du même Code, les mots“tribunal de première instance” sont remplacés par les mots “tribunalde la famille”.

Art. 264. À l’article 69 des lois relatives aux allocations familialespour travailleurs salariés, coordonnées le 19 décembre 1939, modifié endernier lieu par la loi du 30 décembre 2009, les modifications suivantessont apportées:

1° dans le § 1er, alinéa 5, la dernière phrase est remplacée par ce quisuit :

“Lorsque les parents ne s’accordent pas sur l’attribution des alloca-tions familiales et qu’ils sont séparés ou en instance de séparation, ilspeuvent demander au tribunal de la famille de désigner l’attributaire etce, dans l’intérêt de l’enfant. Lorsqu’il est saisi d’une telle demande, letribunal de la famille peut décider, soit de désigner un seul allocataire,soit que les allocations familiales seront en tout ou en partie rétrocédéespar un parent à l’autre.

Cette décision produit ses effets le premier jour du mois qui suit celuiau cours duquel elle a été notifiée à l’organisme d’allocations familialescompétent.”;

2° le § 3 est remplacé par ce qui suit :

“§ 3. Si l’intérêt de l’enfant l’exige, le père, la mère, l’adoptant, letuteur officieux, le tuteur, le curateur ou l’attributaire peut faireopposition au paiement à la personne visée aux § 1er, 2 ou 2bis,

68458 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 107: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Gerechtelijk Wetboek, of krachtens artikel 594, 8°, van hetzelfdeWetboek, verzet doen tegen de betaling aan de persoon bedoeld in § 1,2 of 2bis.”.

Art. 265. In artikel 44, § 1, 3° en 4°, van de wet van 27 juni 1969, totherziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende demaatschappelijke zekerheid der arbeiders herziet wordt het woord“vrederechter” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 266. In artikel 8, 3° van de besluitwet van 7 februari 1945betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden terkoopvaardij, wordt het woord “vrederechter” vervangen door hetwoord “familierechtbank”.

Art. 267. In artikel 4 van de wet van 15 mei 2012 betreffende hettijdelijk huisverbod in geval van huiselijk geweld worden de volgendewijzigingen aangebracht :

1° in § 1, eerste lid, worden de woorden “vrederechter van hetkanton” vervangen door de woorden “familierechtbank van hetarrondissement waarin de betrokken verblijfplaats gelegen is, onver-minderd artikel 629bis, § 1”;

2° in § 1, tweede lid, wordt het woord “vrederechter” vervangen doorhet woord “familierechtbank”;

3° in § 2, eerste lid, wordt het woord “vrederechter” vervangen doorhet woord “familierechtbank”.

Art. 268. In artikel 5 van dezelfde wet wordt het woord “vrederech-ter” telkens vervangen door het woord “familierechtbank”.

HOOFDSTUK 7. — Overgangsbepalingen en evaluatie

Art. 269. De zaken die op het ogenblik van de inwerkingtreding vandeze wet hangende zijn, worden verder behandeld door de rechtbankof het Hof waarbij zij aanhangig zijn.

Indien een beslissing door het Hof van Cassatie is vernietigd en erreden is om de zaak te verwijzen, in een aangelegenheid die tot debevoegdheid van de familie- en jeugdrechtbanken behoort, wordt dezaak naar de familie- en jeugdrechtbank verwezen. In de gevallenbedoeld in dit artikel worden de dossiers overgezonden aan degriffier-hoofd van dienst van de familie- en jeugdrechtbank.

Art. 270. Verzet tegen de beslissingen gewezen door de vrederechterof de burgerlijke rechtbank van de rechtbank van eerste aanleg inaangelegenheden die tot de bevoegdheid van de familiekamers van defamilie- en jeugdrechtbanken behoren, of nog door de jeugdrechtbankin burgerlijke aangelegenheden, wordt voor de familierechtbank gedaan.Is verzet gedaan vóór de inwerkingtreding van deze wet, dan vindtartikel 263 toepassing.

Art. 271. De mandaten van de rechters van de jeugdrechtbank envan de jeugdrechters in hoger beroep die zijn aangewezen op hettijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel worden ambtshalveomgevormd tot mandaten van rechter van de familie- en jeugdrecht-bank, respectievelijk familie- en jeugdrechter in hoger beroep.

Art. 272. De magistraten van de familie- en jeugdrechtbank die, ophet ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet, minstens drie jaareen ambt uitoefenen in deze rechtscolleges of die het brevet vanjeugdrechter hebben behaald, worden vrijgesteld van de basisopleidingals bedoeld in artikel 259sexies van het Gerechtelijk Wetboek.

Zij moeten echter de voortgezette opleidingen volgen. De anderemagistraten bewijzen binnen een jaar nadat de wet in werking isgetreden dat zij voldaan hebben aan de door het Instituut voorgerechtelijke opleiding vastgestelde vereisten inzake opleiding.

Art. 273. De toepassing van deze wet wordt geëvalueerd door deminister van Justitie en de minister bevoegd voor de Gezinnen in hetzesde jaar na dat van de inwerkingtreding ervan. In het bijzonderworden daarbij de werking en de werklast van de familierechtbank ende werking van de opgerichte kamers voor minnelijke schikkingonderzocht.

Het verslag van deze evaluatie wordt door de minister bevoegd voorde Gezinnen overgezonden aan de wetgevende Kamers uiterlijk op30 juni van het zevende jaar na dat van de inwerkingtreding van dezewet.

conformément à l’article 572bis, 14° et 15°, du Code judiciaire ou envertu de l’article 594, 8°, du même Code.”.

Art. 265. A l’article 44, § 1er, 3° et 4°, de la loi du 27 juin 1969 révisantl’arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale destravailleurs, les mots “le juge de paix” sont remplacés par les mots “letribunal de la famille”.

Art. 266. A l’article 8, 3°, de l’arrêté-loi du 7 février 1945 concernantla sécurité sociale des marins de la marine marchande, les mots “juge depaix” sont remplacés par les mots “tribunal de la famille”.

Art. 267. Dans l’article 4 de la loi du 15 mai 2012 relative àl’interdiction temporaire de résidence en cas de violence domestique,les modifications suivantes sont apportées :

1° dans le § 1er, alinéa 1er, les mots “juge de paix du canton” sontremplacés par les mots “tribunal de la famille de l’arrondissement danslequel est située la résidence concernée, sous réserve de l’article 629bis,§ 1er”;

2° dans le § 1er, alinéa 2, les mots “juge de paix” sont remplacés parles mots “tribunal de la famille”;

3° dans le § 2, alinéa 1er, les mots “juge de paix” sont remplacés parles mots “tribunal de la famille”.

Art. 268. Dans l’article 5 de la même loi, les mots “juge de paix” sontchaque fois remplacés par les mots “tribunal de la famille”.

CHAPITRE 7. — Dispositions transitoires et évaluation

Art. 269. Les causes pendantes au moment de l’entrée en vigueur dela présente loi continueront d’être traitées par le tribunal ou la coursaisi.

Si une décision a été cassée par la Cour de cassation et qu’il y a lieuà renvoi dans une matière de la compétence des juridictions de lafamille et de la jeunesse, l’affaire est renvoyée devant le tribunal de lafamille et de la jeunesse. Dans les cas prévus au présent article, lesdossiers sont transmis au greffier-chef de service du tribunal de lafamille et de la jeunesse.

Art. 270. L’opposition contre les décisions rendues par le juge depaix, ou par le tribunal civil du tribunal de première instance dans lesmatières de la compétence des chambres de la famille des tribunaux dela famille et de la jeunesse, ou encore par le tribunal de la jeunesse dansles matières civiles, est formée devant le tribunal de la famille. Sil’opposition a été formée avant l’entrée en vigueur de la présente loi,l’article 263 est d’application.

Art. 271. Les mandats des juges au tribunal de la jeunesse et desjuges d’appel de la jeunesse désignés au moment de l’entrée en vigueurdu présent article sont d’office respectivement transformés en desmandats de juge au tribunal de la famille et de la jeunesse et desmandats de juge d’appel de la famille et de la jeunesse.

Art. 272. Les magistrats du tribunal de la famille et de la jeunessequi, au moment de l’entrée en vigueur de la présente loi, exercent desfonctions au sein de ces juridictions depuis au moins trois ans ou quiont obtenu le brevet de juge de la jeunesse sont dispensés de laformation initiale prévue à l’article 259sexies du Code judiciaire.

Ils doivent, cependant, suivre les formations continuées. Les autresmagistrats prouvent, dans l’année de l’entrée en vigueur de la loi, qu’ilsont satisfait aux exigences de formation définies dans par l’Institut deformation judiciaire.

Art. 273. L’application de la présente loi sera évaluée par le ministrede la Justice et le ministre ayant les Familles dans ses attributions aucours de la sixième année suivant celle de son entrée en vigueur. A cetégard seront examinés, en particulier, le fonctionnement et la charge detravail du tribunal de la famille et le fonctionnement des chambres derèglement à l’amiable.

Le ministre ayant les Familles dans ses attributions transmettra lerapport de cette évaluation aux Chambres législatives au plus tard le30 juin de la septième année suivant celle de l’entrée en vigueur de laprésente loi.

68459MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 108: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

HOOFDSTUK 8. — Inwerkingtreding

Art. 274. Deze wet treedt in werking op 1 september 2014.

De Koning kan een datum van inwerkingtreding bepalen vooraf-gaand aan de datum vermeld in het eerste lid.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ‘s lands zegel zal wordenbekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 30 juli 2013.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Justitie,Mevr. A. TURTELBOOM

Met ’s Lands zegel gezegeld :De Minister van Justitie,Mevr. A. TURTELBOOM

Nota

Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers :53-682-2010/2011 :Nr. 1 : Wetsvoorstel van de heer Brotcorne c.s.Nrs. 2 tot 5 : Addenda.Nr. 6 : Advies van de Raad van State.Nrs. 7 tot 14 : Amendementen.Nr. 15 : Verslag.Nr. 16 : Tekst aangenomen door de commissie.Nr. 17 : Amendementen.Nr. 18 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden

aan de Senaat.Integraal Verslag : 19 en 20 juli 2011.Stukken van de Senaat :5-1189 -2010/2011 :Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegen-

woordigers.5-1189 -2011/2012 :Nr. 2 : Amendementen.5-1189 -2012/2013 :Nrs. 3 tot 6 : Amendementen.Nr. 7 : Verslag.Nr. 8 : Tekst geamendeerd door de commissie.Nr. 9 : Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar deKamer van volksvertegenwoordigers.Nr. 10 : Bijlage.Handelingen van de Senaat : 20 juni 2013.Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers :53-682 –2012/2013 :Nr. 19 : Ontwerp geamendeerd door de Senaat.Nr. 20 : Amendementen.Nr. 21 : Verslag.Nr. 22 : Tekst aangenomen door de commissie.Nr. 23 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden

aan de Senaat.Integraal Verslag : 17 juli 2013.Stukken van de Senaat :5-1189 -2012/2013 :Nr. 11 : Tekst geamendeerd in de Kamer van volksvertegenwoordi-

gers en teruggezonden aan de Senaat.Nr. 12 : Verslag.Nr. 13 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning

ter bekrachtiging voorgelegd.Handelingen van de Senaat : 18 juli 2013.

CHAPITRE 8. — Entrée en vigueur

Art. 274. La présente loi entre en vigueur le 1er septembre 2014.

Le Roi peut fixer une date d’entrée en vigueur antérieure à cellementionnée à l’alinéa 1er.

Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revêtue du sceaude l’Etat et publiée par le Moniteur Belge.

Donné à Bruxelles, le 30 juillet 2013.

PHILIPPE

Par le Roi :

La Ministre de la Justice,Mme A. TURTELBOOM

Scellé du sceau de l’Etat :La Ministre de la Justice,Mme A. TURTELBOOM

Note

Documents de la Chambre des représentants :53-682 -2010/2011 :No 1 : Proposition de loi de M. Brotcorne et consorts.Nos 2 à 5 : Addenda.No 6 : Avis du Conseil d’État.Nos 7 à 14 : Amendements.No 15 : Rapport.No 16 : Texte adopté par la commission.No 17 : Amendements.No 18 : Texte adopté en séance plénière et transmis au Sénat.

Compte rendu intégral : 19 et 20 juillet 2011.Documents du Sénat :5-1189 -2010/2011 :No 1 : Projet transmis par la Chambre des représentants.

5-1189 -2011/2012 :No 2 : Amendements.5-1189 -2012/2013 :Nos 3 à 6 : Amendements.No 7 : Rapport.No 8 : Texte amendé par la commission.No 9 : Texte amendé par le Sénat et renvoyé à la Chambre desreprésentants.No 10 : Annexe.Annales du Sénat : 20 juin 2013.Documents de la Chambre des représentants :53-682 -2012/2013 :No 19 : Projet amendé par le Sénat.No 20 : Amendements.No 21 : Rapport.No 22 : Texte adopté par la commission.No 23 : Texte adopté en séance plénière et transmis au Sénat.

Compte rendu intégral : 17 juillet 2013.Documents du Sénat :5-1189 -2012/2013 :No 11 : Texte amendé à la Chambre des représentants et renvoyé au

Sénat.No 12 : Rapport.No 13 : Texte adopté en séance plénière et soumis à la sanction royale.

Annales du Sénat : 18 juillet 2013.

68460 MONITEUR BELGE — 27.09.2013 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 109: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

DE WET VAN 8 MEI 2014 HOUDENDE WIJZIGING EN COÖRDINATIE VAN DIVERSE WETTEN INZAKE JUSTITIE (I)

LA LOI DU 8 MAI 2014 PORTANT MODIFICATION ET COORDINATION DE DIVERSES LOIS EN MATIÈRE DE JUSTICE (I)

8.

Page 110: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2014/09238]

8 MEI 2014. — Wet houdende wijziging en coördinatievan diverse wetten inzake Justitie (I)

FILIP, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK 1. — Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld inartikel 77 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. — Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 2. In artikel 98, zesde lid, van het Gerechtelijk Wetboek,gewijzigd bij de wet van 10 februari 1998, worden de woorden“bedoeld in het tweede lid” vervangen door de woorden “vermeld inde opdrachtbeschikking”.

Art. 3. In artikel 160, § 4, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt het1° opgeheven.

Art. 4. In artikel 162, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek,gewijzigd bij de wet van 15 juni 2001, worden de woorden “artikel 186,vierde lid” vervangen door de woorden “artikel 186, § 1, tiende lid”.

Art. 5. Artikel 198 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met eenlid, luidende :

“De werkende en plaatsvervangende rechters in sociale zakenworden benoemd per arrondissement.”.

Art. 6. In artikel 203 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 22 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° een lid wordt ingevoegd tussen het eerste en tweede lid, luidende :

“De werkende en plaatsvervangende rechters in handelszakenworden benoemd per arrondissement.”;

2° in het tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden“artikel 287, eerste lid” vervangen door de woorden “artikel 287sexies,eerste lid”.

Art. 7. In artikel 206 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 19 juli 2012, worden het derde tot het vijfde lid opgeheven.

Art. 8. Artikel 216 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij dewet van 19 juli 2012, wordt aangevuld met drie leden, luidende :

“Om te worden benoemd tot werkend of plaatsvervangend raads-heer in sociale zaken bij het arbeidshof te Luik moet de kandidaathouder zijn van een studiegetuigschrift of diploma dat getuigt van eenopleiding gevolgd in het Frans of in het Duits. De raadsheer in socialezaken mag slechts zitting houden in zaken van dezelfde taal als hetgetuigschrift of diploma dat hij bezit.

Hij mag echter zitting houden in zaken van een andere taal dan dievan het studiegetuigschrift of diploma dat hij bezit, op voorwaarde dathij geslaagd is voor een mondeling examen over de kennis van deandere taal alsook voor een schriftelijk examen over de passieve kenniservan; beide examens worden door de Koning ingericht. De jury’swaarvoor de proeven worden afgelegd, zijn samengesteld uit eenvoorzitter, gekozen uit de werkende leden van het hof van beroep, hetarbeidshof, het parket-generaal of het auditoraat-generaal te Luik en uittwee werkende magistraten, die allen aangetoond hebben dat zij kennishebben van de taal waarop het examen betrekking heeft, alsook uittwee taalprofessoren van het universitair onderwijs.

Het besluit van benoeming bepaalt het taalstelsel waartoe debetrokkene behoort.”.

Art. 9. In artikel 259ter van het hetzelfde Wetboek, laatstelijkgewijzigd bij de wet van 3 mei 2003, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° in § 1, derde en vijfde lid, worden de woorden “artikel 319, tweedelid” telkens vervangen door de woorden “artikel 319, eerste lid, tweedezin, of 319, tweede lid, tweede zin”;

2° in § 1 wordt het vijfde lid aangevuld met de woorden “of dekorpsvergadering”.

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2014/09238]

8 MAI 2014. — Loi portant modification et coordinationde diverses lois en matière de Justice (I)

PHILIPPE, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Les Chambres ont adopté et Nous sanctionnons ce qui suit :

CHAPITRE 1er. — Disposition générale

Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l’article 77 de laConstitution.

CHAPITRE 2. — Modifications du Code judiciaire

Art. 2. Dans l’article 98, alinéa 6, du Code judiciaire, modifié par laloi du 10 février 1998, les mots “visé au deuxième alinéa” sontremplacés par les mots “mentionné dans l’ordonnance de délégation”.

Art. 3. Dans l’article 160, § 4, alinéa 1er, du même Code, le 1° estabrogé.

Art. 4. Dans l’article 162, § 3, alinéa 2, du même Code, modifié parla loi du 15 juin 2001, les mots “article 186, alinéa 4” sont remplacés parles mots “article 186, § 1er, alinéa 10”.

Art. 5. L’article 198 du même Code est complété par un alinéa rédigécomme suit :

“Les juges sociaux effectifs et suppléants sont nommés par arrondis-sement.”.

Art. 6. A l’article 203 du même Code, modifié par la loi du22 décembre 1998, les modifications suivantes sont apportées :

1° un alinéa rédigé comme suit est inséré entre les alinéas 1er et 2 :

“Les juges consulaires effectifs et suppléants sont nommés pararrondissement.”;

2° dans l’alinéa 2, qui devient l’alinéa 3, les mots “article 287, alinéa1er” sont remplacés par les mots “article 287sexies, alinéa 1er”.

Art. 7. Dans l’article 206 du même Code, modifié en dernier lieu parla loi du 19 juillet 2012, les alinéas 3 à 5 sont abrogés.

Art. 8. L’article 216 du même Code, modifié en dernier lieu par la loidu 19 juillet 2012, est complété par trois alinéas rédigés comme suit :

“Pour être nommé conseiller social, effectif ou suppléant, à la cour dutravail de Liège le candidat doit être porteur d’un certificat d’études oudiplôme faisant foi d’un enseignement suivi en langue française ou enlangue allemande. Le conseiller social ne peut siéger que dans lesaffaires dont le régime linguistique correspond à la langue du certificatou diplôme dont il est porteur.

Toutefois, il peut siéger dans les affaires dont le régime linguistiquene correspond pas à la langue du certificat d’études ou diplôme dont ilest porteur à condition qu’il ait réussi une épreuve orale portant sur laconnaissance de l’autre langue ainsi qu’une épreuve écrite portant surla connaissance passive de celle-ci; ces deux épreuves sont organiséespar le Roi. Les jurys devant lesquels les épreuves sont subies secomposent d’un président, choisi parmi les membres effectifs de la courd’appel, de la cour du travail, du parquet général ou de l’auditoratgénéral de Liège et de deux magistrats effectifs, qui ont tous justifié dela connaissance de la langue sur laquelle porte l’épreuve, ainsi que dedeux professeurs de langue de l’enseignement universitaire.

L’arrêté de nomination détermine le régime linguistique auquelappartient l’intéressé.”.

Art. 9. A l’article 259ter du même Code, modifié en dernier lieu parla loi du 3 mai 2003, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans le § 1er, alinéas 3 et 5, les mots “article 319, alinéa 2” sontchaque fois remplacés par “article 319, alinéa 1er, deuxième phrase, ou319, alinéa 2, deuxième phrase”;

2° dans le § 1er, l’alinéa 5 est complété par les mots “ou l’assembléede corps”.

39086 BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 111: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 10. In artikel 259quater van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewij-zigd bij de wet van 19 juli 2012, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° in § 2, eerste lid, worden de woorden “door middel van eenstandaardformulier vastgesteld door de minister van Justitie, opvoorstel van de Hoge Raad voor de Justitie” ingevoegd tussen dewoorden “Belgisch Staatsblad” en de woorden “, een gemotiveerdschriftelijk advies”;

2° in § 2, tweede lid, worden de woorden “of de korpsvergadering”ingevoegd tussen de woorden “de algemene vergadering” en dewoorden “wat het Hof van Cassatie betreft”;

3° paragraaf 4 wordt aangevuld met twee leden, luidende :

“Toch maakt het mandaat van korpschef een einde aan het mandaatvan adjunct-procureur des Konings te Brussel, adjunct-arbeidsauditeurte Brussel, afdelingsvoorzitter, afdelingsprocureur, afdelingsauditeur,ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank.

De houders van een adjunct-mandaat waarvan het mandaat geschorstis, kunnen in voorkomend geval in overtal worden vervangen tijdensde duur van het mandaat van korpschef.”;

4° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt :

Ҥ 5. De aanwijzing in de functie van korpschef van een kandidaatvan buiten het rechtscollege of parket geeft aanleiding tot eengelijktijdige benoeming, in voorkomend geval in overtal, in datrechtscollege of parket zonder dat artikel 287sexies van toepassing is,met uitzondering van de federale procureur die zijn benoemingbehoudt en van de voorzitter van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank die tegelijkertijd benoemd wordt hetzij als vrederech-ter in een kanton van het arrondissement, aangewezen door de Koning,hetzij als rechter in de politierechtbank van het arrondissement.

De aanwijzing in het mandaat van voorzitter van de rechtbank vaneerste aanleg of van procureur des Konings van een kandidaat vanbuiten het rechtscollege of parket geeft ook aanleiding tot eenbenoeming in subsidiaire orde, in voorkomend geval in overtal, in deandere rechtbanken van eerste aanleg of parketten van de procureurdes Konings van het rechtsgebied van het hof van beroep, overeenkom-stig artikel 100 en met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op hetgebruik der talen in gerechtszaken.

Het tweede lid is eveneens van toepassing op de aanwijzingen in derechtbanken van koophandel, de arbeidsrechtbanken en de arbeidsau-ditoraten in het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel.

De aanwijzing in het mandaat van voorzitter van de rechtbank vaneerste aanleg te Eupen van een kandidaat van buiten het rechtscollegegeeft ook aanleiding tot een benoeming in subsidiaire orde, in overtal,in de rechtbank van koophandel en in de arbeidsrechtbank te Eupenovereenkomstig artikel 100/1. De aanwijzing in het mandaat vanprocureur des Konings te Eupen, van een kandidaat van buiten hetparket geeft ook aanleiding tot een benoeming in subsidiaire orde, inovertal, in het arbeidsauditoraat te Eupen overeenkomstig arti-kel 156/1.

De houder van een adjunct-mandaat kan worden vervangen in zijnoorspronkelijk rechtscollege.

Wanneer de voorzitter van de vrederechters en rechters in depolitierechtbank een vrederechter is, wordt hij in zijn oorspronkelijkvredegerecht vervangen door een vrederechter in overtal die eveneensin subsidiaire orde wordt benoemd in alle kantons van het arrondisse-ment, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik dertalen in gerechtszaken.

De uittredende korpschef kan op zijn verzoek door de Koningopnieuw benoemd worden, desnoods in overtal, in het ambt waarin hijhet laatst was benoemd voor zijn aanwijzing tot korpschef. Invoorkomend geval wordt tevens het adjunct-mandaat waarin hij wasaangewezen weer opgenomen in de fase waarin hij had opgehoudendie uit te oefenen, voor zover het niet gaat om een mandaat bedoeld in§ 4, derde lid.

Bij gebrek aan een verzoek tot heropneming gericht aan de Koning,naargelang van het geval hetzij uiterlijk zes maanden voor hetverstrijken van het mandaat, hetzij binnen een maand voor het eindevan het mandaat indien het mandaat niet is verlengd, wordt hijgehandhaafd in het ambt waarin hij bij zijn aanwijzing als korpschefwas benoemd.”;

5° in § 6, eerste lid, worden de woorden “artikel 287” vervangen doorde woorden “artikel 287sexies”;

6° in § 6, tweede lid, worden de woorden “artikel 287” vervangendoor de woorden “artikel 287sexies” en worden de woorden “arti-kel 319, tweede lid” vervangen door de woorden “artikel 319, tweedelid, tweede zin”;

Art. 10. A l’article 259quater du même Code, modifié en dernier lieupar la loi du 19 juillet 2012, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans le § 2, alinéa 1er, les mots “au moyen d’un formulaire typeétabli par le ministre de la Justice, sur proposition du Conseil supérieurde la Justice,” sont insérés entre les mots “ Moniteur belge” et les mots“, l’avis écrit”;

2° dans le § 2, alinéa 2, les mots “ou l’assemblée de corps” sontinsérés entre les mots “l’assemblée générale” et les mots “pour la Courde cassation”;

3° le § 4 est complété par deux alinéas rédigés comme suit :

“Toutefois le mandat de chef de corps met fin au mandat deprocureur du Roi adjoint de Bruxelles, d’auditeur du travail adjoint deBruxelles, de président de division, de procureur de division, d’audi-teur de division, de vice-président des juges de paix et des juges autribunal de police.

Les titulaires de mandat adjoint dont le mandat est suspendupeuvent le cas échéant être remplacé en surnombre pendant la durée deleur mandat de chef de corps.”;

4° le § 5 est remplacé par ce qui suit :

“§ 5. La désignation à la fonction de chef de corps d’un candidatextérieur à la juridiction ou au parquet donne lieu à une nominationsimultanée, le cas échéant en surnombre, à cette juridiction ou ceparquet sans que l’article 287sexies soit d’application, à l’exception duprocureur fédéral qui conserve sa nomination et du président des jugesde paix et des juges au tribunal de police qui est le cas échéant nommésimultanément soit juge de paix dans un canton de l’arrondissementdésigné par le Roi soit juge au tribunal de police de l’arrondissement.

La désignation au mandat de président du tribunal de premièreinstance ou de procureur du Roi d’un candidat extérieur à la juridictionou au parquet donne également lieu à une nomination en ordresubsidiaire, le cas échéant en surnombre, dans les autres tribunaux depremière instance ou parquets du procureur du Roi du ressort de lacour d’appel conformément à l’article 100 et dans le respect de la loi du15 juin 1935 concernant l’emploi des langues en matière judiciaire.

L’alinéa 2 est également applicable aux désignations dans lestribunaux de commerce, dans les tribunaux du travail et les auditoratsdu travail du ressort de la cour d’appel de Bruxelles.

La désignation au mandat de président du tribunal de premièreinstance d’Eupen d’un candidat extérieur à la juridiction donneégalement lieu à une nomination en ordre subsidiaire en surnombre,dans le tribunal de commerce et le tribunal du travail d’Eupenconformément à l’article 100/1. La désignation au mandat de procureurdu Roi d’Eupen d’un candidat extérieur au parquet donne égalementlieu à une nomination en ordre subsidiaire en surnombre à l’auditoratdu travail d’Eupen conformément à l’article 156/1.

Le titulaire du mandat adjoint peut être remplacé dans sa juridictiond’origine.

Lorsque le président des juges de paix et des juges au tribunal depolice est un juge de paix il est remplacé dans sa justice de paixd’origine par un juge de paix en surnombre également nommé à titresubsidiaire et dans le respect de la loi du 15 juin 1935 concernantl’emploi des langues en matière judiciaire dans tous les cantons del’arrondissement.

Le chef de corps sortant peut à sa demande, être à nouveau nommépar le Roi, au besoin en surnombre, à la fonction à laquelle il avait éténommé en dernier lieu avant sa désignation à la fonction de chef decorps. Le cas échéant, il réintègre également le mandat adjoint auquel ilavait été désigné au stade où il a cessé de l’exercer pour autant qu’il nes’agisse pas d’un mandat visé au § 4, alinéa 3.

Si aucune demande de réintégration n’a été adressée au Roi selon lecas au plus tard six mois avant l’expiration du mandat ou dans le moisprécédant la fin du mandat si le mandat n’est pas renouvelé, il estmaintenu dans la fonction à laquelle il a été nommé lors de sadésignation comme chef de corps.”;

5° dans le § 6, alinéa 1er, les mots “article 287” sont remplacés par lesmots “article 287sexies”;

6° dans le § 6, alinéa 2, les mots “article 287” sont remplacés par lesmots “article 287sexies” et les mots “article 319, alinéa 2” sont remplacéspar les mots “article 319, alinéa 2, deuxième phrase”;

39087BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 112: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

7° in § 6, vierde lid, worden de woorden “artikel 319, tweede lid”vervangen door de woorden “artikel 319, tweede lid, tweede zin”;

8° in § 6, vijfde lid, worden de woorden “artikel 287” vervangen doorde woorden “artikel 287sexies”.

Art. 11. In artikel 259septies van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewij-zigd bij de wet van 1 december 2013, worden de woorden “rechter in dejeugdrechtbank” vervangen door de woorden “rechter in de familie- enjeugdrechtbank”.

Art. 12. In artikel 319 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 22 december 1998 en gewijzigd bij de wet van 3 mei 2003, wordenhet eerste en tweede lid vervangen als volgt :

“In de rechtbanken en parketten die zijn samengesteld uit een ofmeerdere afdelingen, wordt de korpschef vervangen door de afdelings-voorzitter, de afdelingsprocureur of de afdelingsauditeur die hijaanwijst. Wanneer hij geen vervanger heeft aangewezen, wordt hijvervangen door de afdelingsvoorzitter, de afdelingsprocureur of deafdelingsauditeur met de hoogste dienstanciënniteit.

In de andere gevallen wordt de korpschef vervangen door demagistraat die hij daartoe heeft aangewezen. Wanneer hij geenvervanger heeft aangewezen, wordt hij vervangen door een adjunct-mandaathouder naar orde van dienstanciënniteit of bij ontstentenis vandeze door een andere magistraat naar orde van dienstanciënniteit.”.

Art. 13. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 319bis ingevoegd,luidende :

“Art. 319bis. De afdelingsvoorzitter, de afdelingsprocureur of deafdelingsauditeur die verhinderd is, wordt vervangen door de magis-traat die de korpschef daartoe aanwijst. Wanneer hij geen vervangerheeft aangewezen, wordt hij vervangen door een houder van hetadjunct-mandaat van ondervoorzitter of eerste substituut naar orde vandienstanciënniteit of bij ontstentenis van deze door een anderemagistraat naar orde van dienstanciënniteit.”.

Art. 14. In artikel 330bis van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 25 april 2007, worden de woorden “van artikel 329bis”vervangen door de woorden “van de artikelen 328/1 en 329bis”.

Art. 15. In artikel 346, § 3, eerste lid, 3°, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 18 december 2006, worden de woorden“artikel 319, tweede lid” vervangen door de woorden “artikel 319,eerste lid, tweede zin, of 319, tweede lid, tweede zin”.

Art. 16. In artikel 357, § 4, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 22 april 2003, wordt tussen het tweede en het derde lid een lidingevoegd, luidende :

“In afwijking van het tweede lid ontvangen de korpschefs dieovereenkomstig de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen ingerechtszaken de grondige kennis moeten bewijzen van een anderelandstaal de premie ambtshalve tijdens hun mandaat.”.

Art. 17. In artikel 383 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij dewetten van 22 december 1998, 3 mei 2003 en 7 mei 2010, worden devolgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 2, eerste en tweede lid, worden de woorden “, de voorzittersvan de vrederechters en rechters in de politierechtbank” ingevoegdtussen de woorden “de voorzitters van de rechtbanken” en de woorden“of door de procureurs-generaal”;

2° in § 3 worden de woorden “, de voorzitters van de vrederechtersen rechters in de politierechtbank,” ingevoegd tussen de woorden “devoorzitters van de rechtbanken,” en de woorden “de procureurs desKonings”.

Art. 18. Artikel 430, 3, van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 22 november 2001, wordt aangevuld met een lid luidende :

“In de arrondissementen waar de balies georganiseerd zijn perafdeling van de rechtbank worden alle in dit Wetboek bedoeldeadviezen, gegeven in een gemeenschappelijk advies, naar gelang hetgeval, van alle stafhouders of van de vertegenwoordigers van de baliesvan het arrondissement.”.

Art. 19. In artikel 516, vijfde lid, van het hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingenbetreffende Justitie, worden de woorden “Verviers-Herve en Verviers”telkens vervangen door de woorden “in het eerste kanton Verviers-Herve en in het tweede kanton Verviers”.

Art. 20. In artikel 538, eerste lid, van het hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 7 januari 2014, wordt de vierde zin aangevuldmet de woorden “, aan de eventuele klager en aan de verslaggever vande Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders”.

7° dans le § 6, alinéa 4, les mots “article 319, alinéa 2” sont remplacéspar les mots “article 319, alinéa 2, deuxième phrase”;

8° dans le § 6, alinéa 5, les mots “article 287” sont remplacés par lesmots “article 287sexies”.

Art. 11. Dans l’article 259septies du même Code, modifié en dernierlieu par la loi du 1er décembre 2013, les mots “un juge au tribunal de lajeunesse” sont remplacés par les mots “un juge au tribunal de la familleet de la jeunesse”.

Art. 12. Dans l’article 319 du même Code, remplacé par la loi du22 décembre 1998 et modifié par la loi du 3 mai 2003, les alinéas 1 et 2sont remplacés comme suit :

“Dans les tribunaux et parquets composés d’une ou plusieursdivisions, le chef de corps est remplacé par le président de division, leprocureur de division ou l’auditeur de division qu’il désigne. A défautde désignation d’un remplaçant il est remplacé par le président dedivision, le procureur de division ou l’auditeur de division ayantl’ancienneté de service la plus élevée.

Dans les autres cas, le chef de corps est remplacé par le magistratqu’il désigne à cette fin. A défaut de désignation d’un remplaçant il estremplacé par un titulaire d’un mandat adjoint dans l’ordre d’anciennetéde service ou à défaut par un autre magistrat dans l’ordre d’anciennetéde service.”.

Art. 13. Dans le même Code, il est inséré un article 319bis rédigécomme suit :

“Art. 319bis. Le président de division, le procureur de division oul’auditeur de division empêché est remplacé par le magistrat que le chefde corps désigne à cette fin. A défaut de désignation d’un remplaçant ilest remplacé par un titulaire d’un mandat adjoint de vice président oude premier substitut dans l’ordre d’ancienneté de service ou à défautpar un autre magistrat dans l’ordre d’ancienneté de service.”.

Art. 14. Dans l’article 330bis du même Code, remplacé par la loi du25 avril 2007, les mots “de l’article 329bis” sont remplacés par les mots“des articles 328/1 et 329bis”.

Art. 15. Dans l’article 346, § 3, alinéa 1er, 3°, du même Code, insérépar la loi du 18 décembre 2006, les mots “319, alinéa 2” sont remplacéspar les mots “319, alinéa 1er, deuxième phrase ou 319, alinéa 2,deuxième phrase”.

Art. 16. Dans l’article 357, § 4, du même Code, inséré par la loi du22 avril 2003, un alinéa rédigé comme suit est inséré entre les alinéas 2et 3 :

“Par dérogation à l’alinéa 2, les chefs de corps qui, conformément àla loi du 15 juin 1935 concernant l’emploi des langues en matièrejudiciaire doivent justifier de la connaissance approfondie d’une autrelangue nationale, reçoivent d’office la prime pendant leur mandat.”.

Art. 17. Dans l’article 383 du même Code, modifié par les lois du22 décembre 1998, 3 mai 2003 et 7 mai 2010, les modifications suivantessont apportées :

1° au § 2, alinéas 1 et 2, les mots “, les présidents des juges de paix etdes juges au tribunal de police” sont insérés entre les mots “lesprésidents des tribunaux” et les mots “ou les procureurs généraux”;

2° au § 3, les mots “aux présidents des juges de paix et des juges autribunal de police,” sont insérés entre les mots “aux présidents destribunaux,” et les mots “aux procureurs du Roi”.

Art. 18. L’article 430, 3, du même Code, remplacé par la loi du22 novembre 2001, est complété par un alinéa rédigé comme suit :

“Dans les arrondissements où les barreaux s’organisent auprès d’unedivision du tribunal, les avis visés dans le présent Code sont rendussous forme d’un avis commun selon le cas de tous les bâtonniers ou desreprésentants des barreaux de l’arrondissement.”.

Art. 19. Dans l’article 516, alinéa 5, du même Code, remplacé par laloi du 25 avril 2014 portant des dispositions diverses en matière deJustice, les mots “de Verviers-Herve et de Verviers” sont chaque foisremplacés par les mots “du premier canton de Verviers-Herve et dusecond canton de Verviers”.

Art. 20. Dans l’article 538, alinéa 1er, du même Code, remplacé par laloi du 7 janvier 2014, la quatrième phrase est complétée par les mots “,à l’éventuel plaignant et au rapporteur de la Chambre nationale deshuissiers de justice”.

39088 BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 113: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 21. In artikel 547 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 7 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° het tweede lid wordt vervangen als volgt :

“Iedere overtreding van het eerste lid wordt gestraft met schorsinggedurende drie maanden en, per voorwerp dat door de betrokkengerechtsdeurwaarder werd gekocht, met een geldboete van tweehon-derdvijftig euro, onverminderd de toepassing van de strafwetten. Detotaal opgelegde geldboete bedoeld in dit artikel kan niet meerbedragen dan 25 000 euro.”;

2° in het derde lid wordt de tweede zin aangevuld met de woorden“zonder dat het bedrag meer kan bedragen dan 25 000 euro”.

Art. 22. In artikel 549 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 7 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1 wordt het eerste lid vervangen als volgt :

“In elk arrondissement is er een arrondissementskamer met zetel inde hoofdplaats van het arrondissement. Zij bestaat uit de gerechtsdeur-waarders van het arrondissement en de kandidaat-gerechtdeurwaardersdie voornamelijk werkzaam zijn in dat arrondissement. Zij bezitrechtspersoonlijkheid.”;

2° in § 1, tweede lid, worden de woorden “Verviers-Herve enVerviers” telkens vervangen door de woorden “in het eerste kantonVerviers-Herve en in het tweede kanton Verviers”;

3° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :

“De arrondissementskamer wordt beheerd door een raad, waarvanhet aantal leden vastgesteld is op :

1° negen in de arrondissementen met meer dan vijftig gerechtsdeur-waarders;

2° zeven in de arrondissementen met dertig tot vijftig gerechtsdeur-waarders;

3° vijf in de arrondissementen met tien tot dertig gerechtsdeurwaar-ders;

4° vier in de arrondissementen met vijf tot tien gerechtsdeurwaar-ders;

5° één eenheid minder dan het totaal van het aantal gerechtsdeur-waarders voorzien in het arrondissement indien er dat vier of minderzijn.”.

Art. 23. In artikel 552, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 7 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) in het 4° worden de woorden “naar de tuchtcommissie” vervangendoor de woorden “deze door tussenkomst van de verslaggever naar deNationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders”;

b) in het 10° word het cijfer “555” vervangen door het cijfer “554”.

Art. 24. In artikel 553, § 2, eerste lid, derde zin, van hetzelfdeWetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, wordt het woord“raad” vervangen door de woorden “Nationale Kamer van Gerechts-deurwaarders”.

Art. 25. In artikel 555 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 7 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° paragraaf 1 wordt aangevuld met de volgende zin :

“Zij bestaat uit alle gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders van het land.”;

2° in § 3 wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd,luidende :

“De algemene vergadering kiest op dezelfde wijze voor elkevertegenwoordiger een plaatsvervanger uit.”;

3° in § 5 worden de woorden “leden” telkens vervangen door dewoorden “leden van het directiecomité”;

4° in § 6, eerste lid, worden de woorden “vijfentwintig leden”vervangen door de woorden “een vijfde van de leden van de algemenevergadering”.

Art. 26. In artikel 555/1 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij dewet van 7 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) het eerste lid wordt aangevuld met een 19° tot 22°, luidende :

“19° jaarlijks de bijdrage ten laste van de leden vast te stellen;

20° alle klachten en bezwaren van derden tegen leden van de kamerin verband met de uitoefening van hun beroep te voorkomen of, zomogelijk, door minnelijke schikking te regelen;

Art. 21. A l’article 547 du même Code, remplacé par la loi du7 janvier 2014, les modifications suivantes sont apportées :

1° l’alinéa 2 est remplacé par ce qui suit :

“Toute contravention à l’alinéa 1er est punie d’une suspension detrois mois et, pour chaque objet acheté par l’huissier de justice concerné,d’une amende de deux cent cinquante euros, sans préjudice del’application des lois pénales. Le total de l’amende infligée visée par leprésent article ne peut dépasser 25 000 euros.”;

2° dans l’alinéa 3, la deuxième phrase est complétée par les mots“sans que le montant ne puisse s’élever à plus de 25 000 euros”.

Art. 22. A l’article 549 du même Code, remplacé par la loi du7 janvier 2014, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans le § 1er, l’alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :

“Il y a dans chaque arrondissement une chambre d’arrondissementqui a son siège au chef-lieu d’arrondissement. Elle est composée deshuissiers de justice de l’arrondissement et des candidats-huissiers dejustice qui exercent principalement leurs activités dans cet arrondisse-ment. Elle possède la personnalité juridique.”;

2° dans le § 1er, alinéa 2, les mots “de Verviers-Herve et de Verviers”sont chaque fois remplacés par les mots “du premier canton deVerviers-Herve et du second canton de Verviers”;

3° le § 2 est remplacé par ce qui suit :

“La chambre d’arrondissement est administrée par un conseil, dont lenombre de membres est fixé à :

1° neuf, dans les arrondissements de plus de cinquante huissiers dejustice;

2° sept, dans les arrondissements où le nombre des huissiers dejustice est de trente à cinquante;

3° cinq, dans les arrondissements où il y a plus de dix et moins detrente huissiers de justice;

4° quatre, dans les arrondissements où le nombre des huissiers dejustice est de cinq à dix;

5° une unité de moins que le total du nombre des huissiers de justiceprévu dans l’arrondissement lorsque ce nombre est de quatre oumoins.”.

Art. 23. A l’article 552, § 1er, du même Code, remplacé par la loi du7 janvier 2014, les modifications suivantes sont apportées :

a) au 4°, les mots “devant la commission disciplinaire” sontremplacés par les mots “par l’intermédiaire du rapporteur devant laChambre nationale des huissiers de justice”;

b) au 10°, le chiffre “555” est remplacé par le chiffre “554”.

Art. 24. Dans l’article 553, § 2, alinéa 1er, troisième phrase, du mêmeCode, remplacé par la loi du 7 janvier 2014, les mots “au conseil” sontremplacés par les mots “à la Chambre nationale des huissiers dejustice”.

Art. 25. A l’article 555 du même Code, remplacé par la loi du7 janvier 2014, les modifications suivantes sont apportées :

1° le § 1er est complété par la phrase suivante :

“Elle se compose de l’ensemble des huissiers et des candidatshuissiers du pays.”;

2° dans le § 3, un alinéa rédigé comme suit est inséré entre lesalinéas 2 et 3 :

“L’assemblée générale choisit de la même manière pour chaquereprésentant un suppléant.”;

3° dans le § 5, les mots “membres” sont chaque fois remplacés par lesmots “membres du comité de direction”;

4° dans le § 6, alinéa 1er, les mots “vingt-cinq membres” sontremplacés par les mots “un cinquième des membres de l’assembléegénérale”.

Art. 26. A l’article 555/1 du même Code, remplacé par la loi du7 janvier 2014, les modifications suivantes sont apportées :

a) l’alinéa 1er est complété par les 19° à 22° rédigés comme suit :

“19° d’établir chaque année la cotisation à charge des membres de lachambre;

20° de prévenir ou, si possible, de concilier toutes plaintes etréclamations de tiers contre des membres de la chambre, relatives àl’exercice de leur profession;

39089BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 114: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

21° de hem onderworpen klachten te onderzoeken en, indien hijdaartoe grond ziet, naar de tuchtcommissie door te verwijzen;

22° een elektronische lijst op te stellen van alle gerechtsdeurwaarders-titularis en plaatsvervangende gerechtsdeurwaarders en toe te zien opde voortdurende bijwerking ervan. Behoudens tegenbewijs wordt ingeval van tegenstrijdigheden de voorkeur gegeven aan de vermeldin-gen op die lijst boven die welke in de akten van rechtsplegingvoorkomen. Die lijst is openbaar. De Koning bepaalt, na advies van deCommissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, denadere regels voor de opstelling, de bewaring en de raadpleging ervan.

De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders wordt gemachtigdbij de gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders hunrijksregisternummer op te vragen om hun identiteit te kunnen nagaanin het informatiesysteem Phenix.”;

b) in het tweede lid, worden de woorden “13° en 15°” vervangen doorde woorden “13°, 15°, 20° en 21°” en worden de woorden “17° en 18°”vervangen door de woorden “17°, 18° en 19°”;

c) in het tweede lid, gewijzigd bij de bepaling onder b), worden dewoorden “13°, 15°, 20° en 21°” vervangen door de woorden “13°, 15°,20°, 21° en 22°”.

Art. 27. In artikel 571, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangenbij de wet van 7 januari 2014, worden de woorden “die een tuchtstrafheeft uitgesproken,” opgeheven.

Art. 28. Artikel 577 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van11 juli 1994, wordt aangevuld met een lid, luidende :

“In afwijking van het eerste lid, wordt het hoger beroep tegen debeslissingen door de vrederechter in eerste aanleg gewezen in degevallen bedoeld in de artikelen 594, 2°, 3°, 6°, 8°, 9°, 15° tot 16°/2 en19°, en 596 tot 597, binnen de rechtbank van eerste aanleg behandelddoor de familierechtbank.”.

HOOFDSTUK 3. — Wijzigingen van de wet van 15 juli 2013tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek

betreffende de tucht

Art. 29. In artikel 4 van de wet van 15 juli 2013 tot wijziging van debepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht wordentwee leden ingevoegd tussen het derde en vierde lid van arti-kel 259sexies/1 van het Gerechtelijk Wetboek, luidende :

“De kandidaturen voor de mandaten van rechter bij de tuchtrecht-bank en van raadsheer bij de tuchtrechtbank in hoger beroep wordennaar de bevoegde algemene vergadering gestuurd binnen een termijnvan een maand vanaf de bekendmaking van de vacature in het BelgischStaatsblad.

De voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg en de eerstevoorzitters van de hoven van beroep bezorgen de naam van deaangewezen rechters en raadsheren aan de minister van Justitie binnenvijfenzeventig dagen na de oproep tot kandidaten.”.

Art. 30. Artikel 5 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 31. In artikel 6 van dezelfde wet wordt het woord “respectie-velijk” ingevoegd tussen het woord “geschiedt” en de woorden “vooreen van de kamers”, en worden de woorden “of de tuchtrechtbank inhoger beroep” ingevoegd tussen de woorden “de tuchtrechtbank” en“gevestigd is”.

Art. 32. In dezelfde wet wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidende :

“Art. 6/1. In artikel 340 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 1 december 2013, wordt het 6° hersteld als volgt :

6° voor de aanwijzing of de selectie van de kandidaten voor eenmandaat van rechter, van raadsheer en assessor in de in arti-kel 58 bedoelde tuchtrechtscolleges.”.

Art. 33. Artikel 7 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

“Art. 7. In artikel 341 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 1 december 2013, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° in § 2 worden de woorden “en 7°” vervangen door de woorden “,6° en 7°”;

2° paragraaf 4 wordt opgeheven.”.

Art. 34. In artikel 14 van dezelfde wet wordt de volgende ziningevoegd tussen de eerste en de tweede zin van artikel 409, § 2, tweedelid, van het Gerechtelijk Wetboek :

“Voor de toepassing van dit artikel worden de leden van het federaalparket gelijkgesteld met de leden van de parketten-generaal.”.

21° d’examiner les plaintes qui lui sont soumises et, s’il y a lieu selonlui, de les renvoyer devant la commission disciplinaire;

22° d’établir une liste électronique des huissiers de justice titulaires etsuppléants et de veiller à sa mise à jour permanente. Sauf preuvecontraire, en cas de discordance, les mentions de cette liste l’emportentsur celles qui figurent sur les actes de procédure. Cette liste estpublique. Le Roi détermine, après avis de la Commission de laProtection de la Vie privée, les modalités de création, de conservation etde consultation de celle-ci.

La Chambre nationale des huissiers de justice est autorisée à collecterauprès des huissiers et candidats- huissiers de justice leur numéro deregistre national, afin de permettre la vérification de leur identité ausein du système d’information Phenix.”;

b) dans l’alinéa 2, les mots “13° et 15°” sont remplacés par les mots“13°, 15°, 20° et 21°” et les mots “17° et 18°” sont remplacés par les mots“17°, 18° et 19°”;

c) dans l’alinéa 2, modifié sous b), les mots “13°, 15°, 20° et 21°” sontremplacés par les mots “13°, 15°, 20°, 21° et 22°”.

Art. 27. Dans l’article 571, alinéa 1er, du même Code, remplacé par laloi du 7 janvier 2014, les mots “prononçant une peine de discipline”sont abrogés.

Art. 28. L’article 577 du même Code, modifié par la loi du11 juillet 1994, est complété par un alinéa rédigé comme suit :

“Par dérogation à l’alinéa 1er, les appels des décisions rendues enpremier ressort par le juge de paix dans les cas prévus aux articles 594,2°, 3°, 6°, 8°, 9°, 15° à 16°/2 et 19°, et 596 à 597, seront traités, au sein dutribunal de première instance, par le tribunal de la famille.”.

CHAPITRE 3. — Modifications de la loi du 15 juillet 2013modifiant les dispositions du Code judiciaire relatives à la discipline

Art. 29. Dans l’article 4 de la loi du 15 juillet 2013 modifiant lesdispositions du Code judiciaire relatives à la discipline deux alinéasrédigés comme suit sont insérés entre les alinéas 3 et 4 de l’arti-cle 259sexies/1 du Code judiciaire :

“Les candidatures aux mandats de juge au tribunal disciplinaire et deconseiller au tribunal disciplinaire d’appel sont adressées à l’assembléegénérale compétente dans un délai d’un mois à partir de la publicationde la vacance au Moniteur belge.

Les présidents des tribunaux de première instance et les premiersprésidents des cours d’appel transmettent le nom des juges et desconseillers désignés au ministre de la Justice dans les septante cinqjours suivant l’appel aux candidats.”.

Art. 30. L’article 5 de la même loi est abrogé.

Art. 31. Dans l’article 6 de la même loi, le mot “respectivement” estinséré entre les mots “se fait” et les mots “devant une des chambres” etles mots “ou le tribunal disciplinaire d’appel” sont insérés entre lesmots “tribunal disciplinaire,” et les mots “présidée par”.

Art. 32. Dans la même loi est inséré un article 6/1, rédigé commesuit :

“Art. 6/1. Dans l’article 340 du même Code, modifié par la loi du1er décembre 2013, le 6° est rétabli comme suit :

6° pour la désignation ou la sélection des candidats à un mandat dejuge, de conseiller et d’assesseur dans les juridictions disciplinairesvisées à l’article 58.”.

Art. 33. L’article 7 de la même loi est remplacé comme suit :

“Art. 7. Dans l’article 341 du même Code, modifié en dernier lieu parla loi du 1er décembre 2013, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans le § 2 les mots “et 7°” sont remplacés par les mots “, 6° et 7°”;

2° le § 4 est abrogé.”.

Art. 34. Dans l’article 14 de la même loi, la phrase suivante estinsérée entre la première et la seconde phrase de l’article 409, § 2,alinéa 2, du Code judiciaire :

“Pour l’application du présent article, les membres du parquetfédéral sont assimilés aux membres des parquets généraux.”.

39090 BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 115: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 35. In artikel 16 van dezelfde wet wordt de volgende ziningevoegd tussen de eerste en de tweede zin van artikel 410, § 2, tweedelid, van het Gerechtelijk Wetboek :

“Voor de toepassing van dit artikel worden de leden van het federaalparket gelijkgesteld met de leden van de parketten-generaal.”.

Art. 36. In artikel 18 van dezelfde wet worden de volgende wijzi-gingen aangebracht in artikel 411 van het Gerechtelijk Wetboek :

1° in § 3, tweede lid, worden de woorden “van de algemenevergadering van de vrederechters en van de rechters in de politierecht-bank” vervangen door de woorden “van de vrederechters en van derechters in de politierechtbank”;

2° in § 4, eerste en derde lid, worden de woorden “of die debevoegdheid van het openbaar ministerie kunnen uitoefenen” telkensopgeheven;

3° in paragraaf 4, derde lid, worden de woorden “parketten-generaal” telkens vervangen door de woorden “parketten-generaal enarbeidsauditoraten generaal”;

4° § 4, derde lid, wordt aangevuld met de volgende zin : “Voor detoepassing van dit artikel worden de leden van het federaal parketgelijkgesteld met de leden van de parketten-generaal.”;

5° paragraaf 6 wordt aangevuld met een lid, luidende :

“De namen van de emeriti magistraten die aldus worden aangewe-zen, worden overgezonden naar de minister van Justitie binnenvijfenzeventig dagen na de oproep tot kandidaten.”.

Art. 37. In artikel 19 van dezelfde wet wordt artikel 411/1, vierdelid, van het Gerechtelijk Wetboek aangevuld met de volgende zin :

“In het rechtsgebied Luik mogen de leden die blijk hebben gegevenvan de kennis van de Duitse taal niet zijn benoemd, in subsidiaire ordezijn benoemd of opdracht hebben ontvangen in hetzelfde rechtscollege,hetzelfde parket, dezelfde griffie, parketsecretariaat of steundienst alsde persoon die tuchtrechtelijk wordt vervolgd.”.

Art. 38. In artikel 23 van dezelfde wet wordt artikel 413, § 2, eerstelid, van het Gerechtelijk Wetboek aangevuld met de volgende zin :

“De in artikel 412, § 1, bedoelde overheden, delen aan de ministervan Justitie de tuchtrechtelijke beslissingen mee die zij vanaf dekennisgeving ervan nemen.”.

Art. 39. In dezelfde wet wordt een artikel 39/1 ingevoegd,luidende :

“Art. 39/1. Voor de eerste aanwijzingen van leden-assessoren van detuchtrechtbanken en van de tuchtrechtbanken in hoger beroep bedoeldin artikel 18 van deze wet, oefent de voorzitter van de algemenevergadering van vrederechters en rechters in de politierechtbank defuncties uit die toegekend zijn aan de voorzitters van de vrederechtersen rechters in de politierechtbank met het oog op de aanwijzingen.”.

HOOFDSTUK 4. — Wijzigingen van de wet van 30 juli 2013betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank

Art. 40. Artikel 26 van de wet van 30 juli 2013 betreffende deinvoering van een familie- en jeugdrechtbank, dat artikel 220 van hetBurgerlijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 26. In artikel 220, § 3, wordt het woord “vrederechter”vervangen door het woord “familierechtbank”.”.

Art. 41. In artikel 28 van dezelfde wet, dat artikel 223 van hetBurgerlijk Wetboek vervangt, worden de woorden “1253ter/5 en1253ter/6” vervangen door de woorden “1253ter/4 tot 1253ter/6”.

Art. 42. Artikel 34 van dezelfde wet, dat artikel 329bis, § 3, derde lid,van het Burgerlijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 34. In artikel 329bis, § 3, derde lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 1 juli 2006, worden de woorden “, bijdagvaarding de vernietiging van de erkenning vorderen van derechtbank van de woonplaats van het kind” vervangen door dewoorden “, bij dagvaarding, gezamenlijk verzoekschrift of verzoek-schrift op tegenspraak de vernietiging van de erkenning vorderen vande territoriaal bevoegde familierechtbank”.”.

Art. 43. Artikel 35 van dezelfde wet, dat artikel 330 van hetBurgerlijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 35. In artikel 330, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,vervangen bij de wet van 1 juli 2006, worden de woorden “voor defamilierechtbank” ingevoegd tussen de woorden “worden betwist” ende woorden “door de vader, het kind, de vrouw”, en worden dewoorden “voor de familierechtbank” ingevoegd tussen de woorden“worden betwist” en de woorden “door de moeder, het kind, deman”.”.

Art. 35. Dans l’article 16 de la même loi, la phrase suivante estinsérée entre la première et la seconde phrase de l’article 410, § 2,alinéa 2, du Code judiciaire :

“Pour l’application du présent article, les membres du parquetfédéral sont assimilés aux membres des parquets généraux.”.

Art. 36. A l’article 18 de la même loi, les modifications suivantessont apportées à l’article 411 du Code judiciaire :

1° dans le § 3, alinéa 2, les mots “de l’assemblée générale des juges depaix et juges au tribunal de police” sont remplacés par les mots “desjuges de paix et des juges au tribunal de police”;

2° dans le § 4, alinéas 1 et 3, les mots “, ou d’exercer les attributionsdu ministère public” sont chaque fois abrogés;

3° dans le paragraphe 4, alinéa 3, les mots “parquet généraux” sontchaque fois remplacés par les mots “parquets généraux et auditoratsgénéraux du travail”;

4° le paragraphe 4, alinéa 3, est complété par la phrase suivante :“Pour l’application du présent article, les membres du parquet fédéralsont assimilés aux membres des parquets généraux.”;

5° le paragraphe 6 est complété par un alinéa rédigé comme suit :

“Les noms des magistrats émérites ainsi désignés sont transmis auministre de la Justice dans les septante cinq jours suivants l’appel auxcandidats.”.

Art. 37. Dans l’article 19 de la même loi, l’article 411/1, alinéa 4, duCode judiciaire est complété par la phrase suivante :

“Dans le ressort de Liège, les membres justifiant de la connaissancede la langue allemande ne peuvent être nommés, nommés à titresubsidiaire ou être délégués dans la même juridiction, le même parquet,le même greffe, secrétariat de parquet ou service d’appui que lapersonne faisant l’objet de poursuites disciplinaires.”.

Art. 38. Dans l’article 23 de la même loi, l’article 413, § 2, alinéa 1er,du Code judiciaire est complété par la phrase suivante :

“Les autorités visées à l’article 412, § 1er, communiquent au ministrede la Justice les décisions disciplinaires qu’elles rendent dès leurnotification.”.

Art. 39. Dans la même loi, il est inséré un article 39/1 rédigé commesuit :

“Art. 39/1. Pour les premières désignations de membres assesseursdes tribunaux disciplinaires et des tribunaux disciplinaires d’appelvisés à l’article 18 de la loi, le président de l’assemblée générale desjuges de paix et juges au tribunal de police exerce les fonctionsattribuées aux présidents des juges de paix et des juges au tribunal depolice en vue des désignations.”.

CHAPITRE 4. — Modifications de la loi du 30 juillet 2013portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse

Art. 40. L’article 26 de la loi du 30 juillet 2013 portant création d’untribunal de la famille et de la jeunesse, qui modifie l’article 220 du Codecivil, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 26. Dans l’article 220, § 3, les mots “juge de paix” sontremplacés par les mots “tribunal de la famille”.”.

Art. 41. Dans l’article 28 de la même loi, qui remplace l’article 223 duCode civil, les mots “1253ter/5 et 1253ter/6” sont remplacés par lesmots “1253ter/4 à 1253ter/6”.

Art. 42. L’article 34 de la même loi, qui modifie l’article 329bis, § 3,alinéa 3, du Code civil, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 34. Dans l’article 329bis, § 3, alinéa 3, du même Code, inséré parla loi du 1er juillet 2006, les mots “, par citation, demander au tribunaldu domicile de l’enfant” sont remplacés par les mots “, par citation,requête conjointe ou requête contradictoire, demander au tribunal de lafamille territorialement compétent”.”.

Art. 43. L’article 35 de la même loi, qui modifie l’article 330 du Codecivil, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 35. Dans l’article 330, § 1er, alinéa 1er, du même Code, remplacépar la loi du 1er juillet 2006, les mots “devant le tribunal de la famille”sont insérés entre les mots “peut être contestée” et les mots “par le père,l’enfant, l’auteur” et les mots “devant le tribunal de la famille” sontinsérés entre les mots “peut être contestée” et les mots “par la mère,l’enfant, l’auteur”.”.

39091BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 116: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 44. Artikel 39 van dezelfde wet, dat artikel 338 van hetBurgerlijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 39. In artikel 338 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010, worden devolgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1, eerste lid, worden de woorden “voorzitter van derechtbank” vervangen door het woord “familierechtbank”;

2° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt :

“In voorkomend geval verwijst de rechtbank de vordering naar dekamer voor minnelijke schikking, overeenkomstig artikel 731, vijfde lid,van het Gerechtelijk Wetboek.”;

3° in § 2, eerste lid, wordt het woord ″voorzitter″ vervangen door hetwoord “rechtbank”;

4° in § 2, wordt het tweede lid opgeheven.”.

Art. 45. Artikel 41 van dezelfde wet, dat artikel 348-1 van hetBurgerlijk Wetboek wijzigt, wordt opgeheven.

Art. 46. In artikel 64 van dezelfde wet, dat artikel 387bis van hetBurgerlijk Wetboek wijzigt, worden de woorden “1253ter/5 en 1253ter/6”vervangen door de woorden “1253ter/4 tot 1253ter/6”.

Art. 47. In artikel 65 van dezelfde wet, dat artikel 387ter, § 1, eerstelid, van het Burgerlijk Wetboek wijzigt, wordt het 1° aangevuld met dewoorden “, overeenkomstig de in artikel 1253ter/7 van het GerechtelijkWetboek voorziene procedure”.

Art. 48. Artikel 66 van dezelfde wet, dat artikel 389 van hetBurgerlijk Wetboek wijzigt, wordt opgeheven.

Art. 49. In artikel 102 van dezelfde wet, dat artikel 76 van hetGerechtelijk Wetboek vervangt, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° artikel 76, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordtvervangen als volgt :

“§ 1. De rechtbank van eerste aanleg en, in voorkomend geval, deafdelingen ervan, bestaan uit een of meer kamers voor burgerlijkezaken, uit een of meer kamers voor correctionele zaken, uit een of meerkamers voor familiezaken, uit een of meer jeugdkamers en, voor deafdeling van de rechtbank van eerste aanleg waar de zetel van het hofvan beroep is gevestigd, uit een of meer strafuitvoeringskamers.”;

2° in artikel 76, § 1, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordthet woord “afdelingen” vervangen door het woord “secties”;

3° artikel 76, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordtvervangen als volgt :

“De familie- en jeugdrechtbank bestaat uit de familiekamer(s) en dekamer(s) voor minnelijke schikking die de familierechtbank vormen enuit de jeugdkamer(s) die de jeugdrechtbank vormen.”;

4° in artikel 76, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt hetwoord “afdeling” vervangen door het woord “sectie”;

5° in artikel 76 § 3, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord“afdeling” vervangen door het woord “sectie”;

6° artikel 76, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen alsvolgt :

“§ 4. Behoudens voor de uitspraak van de vonnissen waarvoor zijzitting houden in elke rechtbank van eerste aanleg gevestigd in hetrechtsgebied van het hof van beroep, houden de strafuitvoeringska-mers zitting in de gevangenis ten aanzien van de veroordeelden die inde gevangenis verblijven. Zij mogen zitting houden in de gevangenis ofin elke rechtbank van eerste aanleg gevestigd in het rechtsgebied vanhet hof van beroep ten aanzien van de veroordeelden die niet in degevangenis verblijven. Wanneer artikel 36 van de wet van 17 mei 2006betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot eenvrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raamvan de strafuitvoeringsmodaliteiten wordt toegepast, houden zij zittingin elke rechtbank van eerste aanleg gevestigd in het rechtsgebied vanhet hof van beroep.”;

7° het artikel 76 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld meteen § 5, luidende :

“§ 5. De raadkamer kan zitting hebben in de gevangenis voor debehandeling van zaken in toepassing van de artikelen 21, 22 en 22bisvan de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis”.

Art. 50. In artikel 104 van dezelfde wet, wordt het 4° vervangen alsvolgt :

″4° het achtste lid wordt opgeheven.”.

Art. 44. L’article 39 de la même loi, qui modifie l’article 338 du Codecivil, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 39. A l’article 338 du même Code, remplacé par la loi du31 mars 1987 et modifié par la loi du 2 juin 2010, les modificationssuivantes sont apportées :

1° dans le § 1er, alinéa 1er, les mots “président du tribunal” sontremplacés par les mots “tribunal de la famille”;

2° le § 1er, alinéa 2, est remplacé par ce qui suit :

“Le tribunal renvoie, le cas échéant, la demande à la chambre derèglement à l’amiable, conformément à l’article 731, alinéa 5, du Codejudiciaire.”;

3° dans le § 2, alinéa 1er, le mot “président” est remplacé par le mot“tribunal;

4° dans le § 2, l’alinéa 2 est abrogé.”.

Art. 45. L’article 41 de la même loi, qui modifie l’article 348-1 duCode civil, est abrogé.

Art. 46. Dans l’article 64 de la même loi, qui modifie l’article 387bisdu Code civil, les mots “1253ter/5 et 1253ter/6” sont remplacés par lesmots “1253ter/4 à 1253ter/6”.

Art. 47. Dans l’article 65 de la même loi, qui modifie l’article 387ter,§ 1er, alinéa 1er, du Code civil, le 1° est complété par les mots “,conformément à la procédure prévue par l’article 1253ter/7 du Codejudiciaire”.

Art. 48. L’article 66 de la même loi, qui modifie l’article 389 du Codecivil, est abrogé.

Art. 49. A l’article 102 de la même loi, qui remplace l’article 76 duCode judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

1° l’article 76, § 1er, alinéa 1er, du Code judiciaire, est remplacé commesuit :

“§ 1er. Le tribunal de première instance et le cas échéant, sesdivisions, comprennent une ou plusieurs chambres civiles, une ouplusieurs chambres correctionnelles, une ou plusieurs chambres de lafamille, une ou plusieurs chambres de la jeunesse, et, pour la divisiondu tribunal de première instance du siège de la cour d’appel, une ouplusieurs chambres de l’application des peines.”;

2° dans le texte néerlandais de l’article 76, § 1er, alinéa 2, du Codejudiciaire, le mot “afdelingen” est remplacé par le mot “secties”;

3° l’article 76, § 1er, alinéa 3, du Code judiciaire, est remplacé par cequi suit :

“Le tribunal de la famille et de la jeunesse se compose de la ou deschambres de la famille et de la ou des chambres de règlement àl’amiable, constituant le tribunal de la famille, et de la ou des chambresde la jeunesse constituant le tribunal de la jeunesse.”;

4° dans le texte néerlandais de l’article 76, § 2, alinéa 1er, du Codejudiciaire, le mot “afdeling” est remplacé par le mot “sectie”;

5° dans le texte néerlandais de l’article 76, § 3, du Code judiciaire, lemot “afdeling” est remplacé par le mot “sectie”;

6° l’article 76, § 4, du Code judiciaire est remplacé par ce qui suit :

“§ 4. Sauf pour le prononcé des jugements pour lesquelles ellessiègent dans tout tribunal de première instance situé dans le ressort dela cour d’appel, les chambres de l’application des peines siègent dans laprison à l’égard des condamnés qui séjournent en prison. Elles peuventsiéger dans la prison ou dans tout tribunal de première instance situédans le ressort de la cour d’appel à l’égard des condamnés qui neséjournent pas en prison. Lorsqu’il est fait application de l’article 36 dela loi du 17 mai 2006 relative au statut externe des personnescondamnées à une peine privative de liberté et aux droits des victimesdans le cadre des modalités d’exécution de la peine, elles siègent danstout tribunal de première instance situé dans le ressort de la courd’appel.”;

7° l’article 76 du Code judiciaire est complété par un § 5 rédigécomme suit :

“§ 5. La chambre du conseil peut siéger en prison pour traiter desaffaires en application des articles 21, 22 et 22bis de la loi du20 juillet 1990 relative à la détention préventive.”.

Art. 50. Dans l’article 104 de la même loi, le 4° est remplacé par cequi suit :

″4° l’alinéa 8 est abrogé.”.

39092 BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 117: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 51. In artikel 107 van dezelfde wet, dat artikel 90 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

a) de woorden “vervangen bij de wet van 25 april 2007” wordenvervangen door de woorden “vervangen bij de wet van 1 decem-ber 2013”;

b) het 1° wordt vervangen als volgt :

“1° de zaken worden verdeeld volgens de criteria beschreven inartikel 629bis, § 1.”;

c) in de Franse tekst worden de woorden “le président veille, dans lamesure du possible que :” vervangen door de woorden “le présidentveille, dans la mesure du possible à ce que : ”.

Art. 52. In artikel 110 van dezelfde wet, dat artikel 101 van hetGerechtelijk Wetboek vervangt, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° in artikel 101 § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordende woorden “familiekamers, jeugdkamers en kamers voor minnelijkeschikking” vervangen door de woorden “jeugdkamers en familieka-mers, tot die laatste kamers behoren kamers voor minnelijke schik-king”;

2° in artikel 101, § 2, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordende woorden “speciale opleiding hebben genoten waarvan de inhoudwordt bepaald door het Instituut voor gerechtelijke opleiding” vervan-gen door de woorden “gespecialiseerde opleiding hebben genotenverstrekt door het Instituut voor gerechtelijke opleiding”, worden dewoorden “procureur des Konings” vervangen door de woorden“procureur-generaal” en worden de woorden “speciale opleiding”vervangen door de woorden “gespecialiseerde opleiding”;

3° artikel 101 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met een§ 3, luidende :

“§ 3. De kamer van inbeschuldigingstelling kan zitting hebben in degevangenis voor de behandeling van zaken met toepassing vanartikel 30 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopigehechtenis.”.

Art. 53. Artikel 112 van dezelfde wet, dat artikel 109bis, § 1, van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 112. In artikel 109bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 19 juli 1985, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) In § 1 wordt een 1/1° ingevoegd, luidende :

″/1° het hoger beroep tegen beslissingen gewezen door de familie-rechtbank aangaande de uitoefening van het ouderlijk gezag, deverblijfsregeling, het recht op persoonlijk contact, de ontvoogding, deopheffing van het verbod op het huwelijk tussen minderjarigen, depleegvoogdij en de onderhoudsverplichtingen ten aanzien van minder-jarigen;”;

b) paragraaf 1 wordt aangevuld met een 4°, luidende :

“4° de minnelijke schikking.”.″

Art. 54. In artikel 120 van dezelfde wet, dat artikel 210, tweede lid,van het Gerechtelijk Wetboekt wijzigt, worden de woorden “rechter vande familie- en jeugdrechtbank” vervangen door de woorden “familie-en jeugdrechter”.

Art. 55. In artikel 125 van dezelfde wet, dat artikel 565, tweede lid,van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, worden de volgende wijzigin-gen aangebracht :

a) in de Franse tekst van het 1° worden de woorden “visé au § 1er àl’article 629bis” vervangen door de woorden “visé à l’article 629bis,§ 1er”;

b) in het 2° worden de woorden “bedoeld in artikel 594” vervangendoor de woorden “bedoeld in de artikelen 628, 3°, en 629quater”.

Art. 56. In artikel 128 van dezelfde wet, dat een artikel 572bis in hetGerechtelijk Wetboek invoegt, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° in artikel 572bis, 2° van het Gerechtelijk Wetboek, worden dewoorden “en de beroepen tegen de weigering van de ambtenaar van deburgerlijke stand om de akte van verklaring van wettelijke samenwo-ning op te maken” ingevoegd tussen de woorden “nietigverklaring vande wettelijke samenwoning” en de woorden “, onverminderd debevoegdheid”;

2° artikel 572bis, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangenals volgt :

“4° vorderingen betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag,de verblijfsregeling of het recht op persoonlijk contact ten aanzien vanminderjarige kinderen;”;

Art. 51. A l’article 107 de la même loi, qui modifie l’article 90 duCode judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

a) les mots “remplacé par la loi du 25 avril 2007” sont remplacés parles mots “remplacé par la loi du 1er décembre 2013”;

b) le 1° est remplacé par ce qui suit :

“1° les affaires sont réparties selon les critères décrits à l’article 629bis,§ 1er.”;

c) les mots “le président veille, dans la mesure du possible que :” sontremplacés par les mots “le président veille, dans la mesure du possibleà ce que :”.

Art. 52. A l’article 110 de la même loi, qui remplace l’article 101 duCode judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’article 101, § 1er, alinéa 1er, du Code judiciaire, les mots “deschambres de la famille, des chambres de la jeunesse et des chambres derèglement amiable” sont remplacés par les mots “des chambres de lajeunesse et des chambres de la famille et parmi ces dernières deschambres de règlement à l’amiable”;

2° dans l’article 101, § 2, alinéa 5, du Code judiciaire, les mots“spéciale dont le contenu est déterminé par l’Institut de formationjudiciaire” sont remplacés par les mots “spécialisée dispensée parl’Institut de formation judiciaire”, les mots “procureur du Roi”, sontremplacés par les mots “procureur général” et les mots “formationspéciale” sont remplacés par les mots “formation spécialisée”;

3° l’article 101 du Code judiciaire est complété par un § 3 rédigécomme suit :

“§ 3. La chambre des mises en accusation peut siéger en prison pourtraiter des affaires en application de l’article 30 de la loi du 20 juillet 1990relative à la détention préventive.”.

Art. 53. L’article 112 de la même loi, qui modifie l’article 109bis, § 1,du Code judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 112. A l’article 109bis du même Code, inséré par la loi du19 juillet 1985, les modifications suivantes sont apportées :

a) dans le § 1er, il est inséré un 1/1° rédigé comme suit :

“1/1° les appels des décisions rendues par le tribunal de la famillerelatives à l’exercice de l’autorité parentale, à l’hébergement, au droitaux relations personnelles, à l’émancipation, à la levée de la prohibitiondu mariage entre mineurs et à son autorisation, à l’adoption demineurs, à la tutelle officieuse et aux obligations alimentaires à l’égardde mineurs;”;

b) le § 1er est complété par un 4° rédigé comme suit :

“4° le règlement à l’amiable.”.″

Art. 54. Dans le texte néerlandais de l’article 120 de la même loi, quimodifie l’article 210, alinéa 2, du Code judiciaire, les mots “rechter vande familie- en jeugdrechtbank” sont remplacés par les mots “familie- enjeugdrechter”.

Art. 55. Dans l’article 125 de la même loi, qui remplace l’article 565,alinéa 2, du Code judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

a) au 1°, les mots “visé au § 1er à l’article 629bis” sont remplacés parles mots “visé à l’article 629bis, § 1er”;

b) au 2°, les mots “visé à l’article 594” sont remplacés par les mots“visé aux articles 628, 3°, et 629quater”.

Art. 56. A l’article 128 de la même loi, qui insère un article 572bisdans le Code judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’article 572bis, 2°, du Code judiciaire, les mots “et des recourscontre le refus de l’officier de l’état civil d’acter la déclaration decohabitation légale” sont insérés entre les mots “l’annulation de lacohabitation légale” et les mots “, sans préjudice de la compétence”;

2° l’article 572bis, 4°, du Code judiciaire est remplacé par ce qui suit :

“4° des demandes relatives à l’exercice de l’autorité parentale, àl’hébergement ou aux droits aux relations personnelles à l’égardd’enfants mineurs;”;

39093BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 118: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

3° in artikel 572bis, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt hetwoord “rechthebbende(n)” telkens vervangen door het woord “bijslag-trekkende(n)”;

4° in het Franse tekst van artikel 572bis, 9°, van het GerechtelijkWetboek, worden de woorden “au régime matrimonial” vervangendoor de woorden “aux régimes matrimoniaux”;

5° artikel 572bis, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangenals volgt :

“14° het verzet tegen de uitbetaling van de gezinsbijslag aan debijslagtrekkende bedoeld in artikel 69, § 3, van de wetten betreffende dekinderbijslag voor loonarbeiders gecoördineerd op 19 december 1939,tenzij een vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig werd gemaakt opgrond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende dejeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een alsmisdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door ditfeit veroorzaakte schade, en tenzij de vrederechter bevoegd is krachtensartikel 594, 8°;”;

6° artikel 572bis, 15°, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangenals volgt :

“15° het verzet tegen de uitbetaling aan de bijslagtrekkende van degezinsbijslag voor zelfstandigen, bedoeld in artikel 31, § 3, van hetkoninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezins-bijslag ten voordele van de zelfstandigen, tenzij een vordering bij dejeugdrechtbank aanhangig werd gemaakt op grond van artikel 29 vande wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten lastenemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebbengepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, entenzij de vrederechter bevoegd is krachtens artikel 594, 9°.”.

Art. 57. In artikel 132 van dezelfde wet, dat artikel 590 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

a) in de inleidende zin worden de woorden “het koninklijk besluitvan 20 juli 2000” vervangen door de woorden “de wet van 26 maart 2014tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 2 augus-tus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bijhandelstransacties, met het oog op de toekenning van bevoegdheid aande natuurlijke rechter in diverse materies”;

b) het 1° wordt vervangen als volgt :

“1° in het eerste lid worden de woorden “1 860 EUR” vervangen doorde woorden “2 500 euro” en worden de woorden “572bis,” ingevoegdtussen de woorden ‘569 tot 571,” en de woorden “573, 574 en 578”.″

Art. 58. In artikel 134 van dezelfde wet, dat artikel 594 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt de bepaling onder 16°/2 vervan-gen als volgt :

“16°/2 over vorderingen betreffende het vermoeden van afwezigheidbedoeld in artikel 112 van het Burgerlijk Wetboek;”.

Art. 59. Artikel 137 van dezelfde wet, dat artikel 626 van hetGerechtelijk Wetboek vervangt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 137. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 629bis,kunnen vorderingen betreffende de uitkeringen tot onderhoud dieverband houden met het recht op een leefloon voor de rechter van dewoonplaats van de eiser worden gebracht, met uitzondering van devorderingen die strekken tot de verlaging of de opheffing van dieuitkeringen.”.

Art. 60. Artikel 138 van dezelfde wet, dat artikel 627, 15°, van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 138. In artikel 627 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetvan 15 juni 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) in het 17° worden de woorden “rechtbank van eerste aanleg”vervangen door het woord “familierechtbank”;

b) in het 18° worden de woorden “vrederechter van het kanton”vervangen door de woorden “familierechtbank van het gerechtelijkarrondissement”.

Art. 61. Artikel 140 van dezelfde wet, dat artikel 629 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 140. In artikel 629 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 10 januari 1977 en gewijzigd bij de wet van 30 juni 1994, worden devolgende wijzigingen aangebracht :

a) in het 1° worden de woorden “, 14°” opgeheven;

3° dans le texte néerlandais de l’article 572bis, 8°, du Code judiciaire,le mot “rechthebbende(n)” est chaque fois remplacé par le mot“bijslagtrekkende(n)”;

4° dans l’article 572bis, 9°, du Code judiciaire, les mots “au régimematrimonial” sont remplacés par les mots “aux régimes matrimo-niaux”;

5° l’article 572bis, 14°, du Code judiciaire est remplacé par ce qui suit :

“14° de l’opposition au paiement à l’allocataire des prestationsfamiliales visée à l’article 69, § 3, des lois relatives aux allocationsfamiliales pour travailleurs salariés coordonnées le 19 décembre 1939,hormis le cas où le tribunal de la jeunesse a été saisi sur la base del’article 29 de la loi du 8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse,à la prise en charge des mineurs ayant commis un fait qualifié infractionet à la réparation du dommage causé par ce fait et hormis le cas où lejuge de paix est compétent en vertu de l’article 594, 8°;”;

6° l’article 572bis, 15°, du Code judiciaire est remplacé par ce qui suit :

“15° de l’opposition au paiement à l’allocataire des prestationsfamiliales pour travailleurs indépendants, visée à l’article 31, § 3, del’arrêté royal du 8 avril 1976 établissant le régime des prestationsfamiliales en faveur des travailleurs indépendants, hormis le cas où letribunal de la jeunesse a été saisi sur la base de l’article 29 de la loi du8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse, à la prise en chargedes mineurs ayant commis un fait qualifié infraction et à la réparationdu dommage causé par ce fait et hormis le cas où le juge de paix estcompétent en vertu de l’article 594, 9°.”.

Art. 57. A l’article 132 de la même loi, qui modifie l’article 590 duCode judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

a) dans la phrase liminaire, les mots “l’arrêté royal du 20 juillet 2000”sont remplacés par les mots “la loi du 26 mars 2014 modifiant le Codejudiciaire et la loi du 2 août 2002 concernant la lutte contre le retard depaiement dans les transactions commerciales, en vue d’attribuer dansdiverses matières la compétence au juge naturel”;

b) le 1° est remplacé par ce qui suit :

“1° dans l’alinéa 1er, les mots “1 860 EUR” sont remplacés par lesmots “2 500 euros” et les mots “572bis,” sont insérés entre les mots “569à 571,” et les mots “573, 574 et 578”.″

Art. 58. Dans l’article 134 de la même loi, qui modifie l’article 594 duCode judiciaire, le 16°/2 est remplacé par ce qui suit :

“16°/2 sur les demandes en constat de présomption d’absence viséesà l’article 112 du Code civil;”.

Art. 59. L’article 137 de la même loi, qui remplace l’article 626 duCode judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 137. Sous réserve de l’application de l’article 629bis, lesdemandes relatives aux pensions alimentaires liées au droit d’intégra-tion sociale peuvent être portées devant le juge du domicile dudemandeur, à l’exception des demandes tendant à réduire ou suppri-mer ces pensions alimentaires.”.

Art. 60. L’article 138 de la même loi, qui modifie l’article 627, 15°, duCode judiciaire est remplacé par ce qui suit :

“Art. 138. A l’article 627 du même Code, modifié par la loi du15 juin 2012, les modifications suivantes sont apportées :

a) au 17° les mots “première instance” sont remplacés par les mots “lafamille”;

b) au 18°, les mots “le juge de paix du canton” sont remplacés par lesmots “le tribunal de la famille de l’arrondissement judiciaire”.

Art. 61. L’article 140 de la même loi, qui modifie l’article 629 duCode judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 140. A l’article 629 du même Code, remplacé par la loi du10 janvier 1977 et modifié par la loi du 30 juin 1994, les modificationssuivantes sont apportées :

a) au 1°, les mots “, 14°” sont abrogés;

39094 BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 119: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

b) het artikel wordt aangevuld met een 7°, luidende :

“7° vorderingen ingesteld op grond van de wet van 16 mei 1900 totwijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen en vorde-ringen ingesteld op grond van de wet van 29 augustus 1988 op deerfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderenvan de continuïteit.”.

Art. 62. In artikel 141 van dezelfde wet, dat een artikel 629bis in hetGerechtelijk Wetboek invoegt, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° in artikel 629bis, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, worden dewoorden “artikel 572bis, 13°” vervangen door de woorden “arti-kel 572bis, 7°”;

2° in artikel 629bis, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek, worden dewoorden “of van de laatste gemeenschappelijke woonplaats van dewettelijke samenwonenden” ingevoegd tussen de woorden “echtelijkeverblijfplaats” en het woord “gebracht”.

Art. 63. Artikel 144 van dezelfde wet, dat artikel 630 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 144. In artikel 630 van hetzelfde Wetboek worden de woorden“, 629bis” ingevoegd tussen het woord “629” en de woorden “endagtekent”.”.

Art. 64. Artikel 145 van dezelfde wet, dat artikel 633sexies van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 145. In artikel 633sexies, § 1 en § 2, tweede lid, van hetzelfdeWetboek, worden de woorden “rechtbank van eerste aanleg” telkensvervangen door de woorden “familierechtbank”.”.

Art. 65. Artikel 146 van dezelfde wet, dat artikel 633septies van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 146. In artikel 633septies van hetzelfde Wetboek, worden dewoorden “rechtbank van eerste aanleg” vervangen door de woorden“familierechtbank”.″

Art. 66. In artikel 151 van dezelfde wet, dat artikel 731 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° in de Franse tekst van artikel 731, vierde lid, van het GerechtelijkWetboek, ingevoegd bij dit artikel, worden de woorden “celles-ci”vervangen door de woorden “les parties”;

2° artikel 731, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bijdit artikel, wordt vervangen als volgt :

“Op verzoek van de partijen of indien hij het opportuun acht, beveeltde rechter de doorverwijzing van de zaak naar de kamer voorminnelijke schikking van dezelfde rechtbank, middels eenvoudigevermelding op het proces-verbaal van de zitting. Binnen drie dagen nadie beslissing zendt de griffier het dossier over aan de griffier van dekamer voor minnelijke schikking waarnaar de zaak werd doorverwe-zen. De griffier van de kamer voor minnelijke schikking roept departijen bij gerechtsbrief op om te verschijnen op de dag, plaats en uurvan de zitting van de kamer van minnelijke schikking waarop de zaakzal worden opgeroepen.”;

3° in artikel 731, zesde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegdbij dit artikel, worden de woorden “op grond van de artikelen 661 envolgende” vervangen door de woorden “volgens dezelfde formaliteitenals bepaald in het voorgaande lid”;

4° in artikel 731, tiende lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegdbij dit artikel, worden de woorden “rechter-verzoener” vervangen doorde woorden “rechter bij de kamer voor minnelijke schikking”.

Art. 67. Artikel 153 van dezelfde wet, dat artikel 764 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt opgeheven.

Art. 68. In artikel 154 van dezelfde wet, dat artikel 765 van hetGerechtelijk Wetboek vervangt, worden de woorden “hoofdgriffier”telkens vervangen door het woord “griffier”.

Art. 69. In artikel 155 van dezelfde wet, dat artikel 872 van hetGerechtelijk Wetboek vervangt, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° in artikel 872, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, worden dewoorden “hoofdstuk Xbis bedoelde aangelegenheden kan de rechter”vervangen door de woorden “hoofdstuk Xbis, boek IV van het vierdedeel bedoelde aangelegenheden kan de familierechtbank”;

2° in artikel 872, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt hetwoord “hij” vervangen door het woord “zij”.

b) l’article est complété par un 7° rédigé comme suit :

“7° des demandes introduites sur la base de la loi du 16 mai 1900apportant des modifications au régime successoral des petits héritageset des demandes introduites sur la base de la loi du 29 août 1988 relativeau régime successoral des exploitations agricoles en vue d’en promou-voir la continuité.”.″

Art. 62. A l’article 141 de la même loi, qui insère un article 629bisdans le Code judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’article 629bis, § 4, du Code judiciaire, les mots “article 572bis,13°” sont remplacés par les mots “article 572bis, 7°”;

2° l’article 629bis, § 5, du Code judiciaire est complété par les mots“ou de la dernière résidence commune des cohabitants légaux”.

Art. 63. Le texte néerlandais de l’article 144 de la même loi, quimodifie l’article 630 du Code judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 144. In artikel 630 van hetzelfde Wetboek worden de woorden“, 629bis” ingevoegd tussen het woord “629” en de woorden “endagtekent”.”.

Art. 64. L’article 145 de la même loi, qui modifie l’article 633sexies duCode judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 145. Dans l’article 633sexies, § 1er, et § 2, alinéa 2, du mêmeCode, les mots “tribunal de première instance” sont chaque foisremplacés par les mots “tribunal de la famille”.”.

Art. 65. L’article 146 de la même loi, qui modifie l’article 633septiesdu Code judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 146. Dans l’article 633septies du même Code, les mots “tribunalde première instance” sont remplacés par les mots “tribunal de lafamille”.″

Art. 66. A l’article 151 de la même loi, qui modifie l’article 731 duCode judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’article 731, alinéa 4, du Code judiciaire, inséré par le présentarticle, les mots “celles-ci” sont remplacés par les mots “les parties”;

2° l’article 731, alinéa 5, du Code judiciaire, inséré par le présentarticle, est remplacé par ce qui suit :

“A la demande des parties ou s’il l’estime opportun, le jugementordonne le renvoi de la cause à la chambre de règlement à l’amiable dumême tribunal, par simple mention au procès-verbal de l’audience. Legreffier transmet le dossier de la procédure, dans les trois jours de cettedécision, au greffier de la chambre de règlement à l’amiable à laquellela cause a été renvoyée. Le greffier de la chambre de règlement àl’amiable convoque les parties, sous pli judiciaire, à comparaître, auxlieu, jour et heure de l’audience de la chambre de règlement à l’amiableà laquelle l’affaire sera appelée.”;

3° dans l’article 731, alinéa 6, du Code judiciaire, inséré par le présentarticle, les mots “sur la base des articles 661 et suivants” sont remplacéspar les mots “selon les mêmes formalités que celles prévues à l’alinéaprécédent”;

4° dans l’article 731, alinéa 10, du Code judiciaire, inséré par leprésent article, les mots “juge-conciliateur” sont remplacés par les mots“juge de la chambre de règlement à l’amiable”.

Art. 67. L’article 153 de la même loi, qui modifie l’article 764 duCode judiciaire, est abrogé.

Art. 68. Dans l’article 154 de la même loi, qui remplace l’article 765du Code judiciaire, les mots “greffier en chef” sont chaque foisremplacés par le mot “greffier”.

Art. 69. A l’article 155 de la même loi, qui remplace l’article 872 duCode judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’article 872, alinéa 1er, du Code judiciaire, les mots“chapitre Xbis, le juge” sont remplacés par les mots “chapitre Xbis, livreIV de la quatrième partie, le tribunal de la famille”;

2° dans le texte néerlandais de l’article 872, alinéa 1er, du Codejudiciaire, le mot “hij” est remplacé par le mot “zij”.

39095BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 120: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 70. In artikel 158 van dezelfde wet, dat een artikel 1004/1 in hetGerechtelijk Wetboek invoegt, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° in de inleidende zin, worden de woorden “artikel 155” vervangendoor de woorden “artikel 157”;

2° artikel 1004/1, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangenals volgt :

“§ 1. Elke minderjarige heeft het recht gehoord te worden door eenrechter in materies die hem aanbelangen aangaande de uitoefening vanhet ouderlijk gezag, de verblijfsregeling en het recht of het persoonlijkcontact. Hij heeft het recht om te weigeren gehoord te worden.”;

3° in artikel 1004/1, § 3, worden de woorden “, in voorkomend geval,op het adres van elk van zijn ouders,” opgeheven;

4° in artikel 1004/1, § 5, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboekworden de woorden “Het verslag wordt hem voorgelezen” vervangendoor de woorden “De rechter informeert de minderjarige over deinhoud van het verslag en gaat na of het verslag de mening van deminderjarige verwoordt.”.

Art. 71. Artikel 159 van dezelfde wet, dat een artikel 1004/2 in hetGerechtelijk Wetboek invoegt, wordt aangevuld met de woorden “, aanhet adres waar het kind verblijft indien het geplaatst is of aan dewoonplaats van het kind indien het niet gedomicilieerd is bij één vanzijn ouders”.

Art. 72. In artikel 160 van dezelfde wet, dat artikel 1016bis van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

a) het 2° wordt vervangen als volgt :

“2° in het vierde lid worden de woorden “voorzitter van derechtbank” vervangen door het woord “familierechtbank”;

b) het 4° wordt vervangen als volgt :

“4° in het zevende lid wordt het woord “voorzitter” vervangen doorhet woord “rechtbank”.”.

Art. 73. Artikel 165 van dezelfde wet, dat artikel 1195, tweede lid,van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 165. In artikel 1195 van hetzelfde Wetboek worden de volgendewijzigingen aangebracht :

1° in het tweede lid wordt het woord “hij” vervangen door het woord“zij”;

2° in het tweede lid worden de woorden “voorzitter van de rechtbankvan eerste aanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”.″

Art. 74. Artikel 169 van dezelfde wet, dat artikel 1204bis van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 169. Artikel 1204bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 9 april 2001 en gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, wordtvervangen als volgt :

“Art. 1204bis. Wanneer moet worden overgegaan tot vervreemdingvan roerende goederen die geheel of gedeeltelijk toebehoren aanminderjarigen onder voogdij, beschermde personen die krachtensartikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden ver-klaard om roerende goederen te vervreemden, personen die geïnter-neerd zijn ingevolge de wet op de bescherming van de maatschappij ofwanneer deze goederen behoren tot een onbeheerde nalatenschap of toteen onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaarde nalatenschap,kunnen diegenen die bevoegd zijn om deze verkoping te vorderen,naargelang van het geval, bij de vrederechter of bij de familierechtbank,een aanvraag indienen tot machtiging om onderhands te verkopen. Demachtiging wordt verleend als het belang van de beschermde personenhet vereist. Deze aanvraag wordt ingediend bij een met redenenomkleed verzoekschrift waarbij een ontwerp van verkoopovereen-komst wordt gevoegd. De personen die de beschermde personenvertegenwoordigen, moeten gehoord of bij gerechtsbrief behoorlijkopgeroepen worden ten minste vijf dagen voor de zittingsdag. Derechter kan de personen die bij de overeenkomst partij zullen zijn,bevelen te verschijnen. Een exemplaar van de ondertekende overeen-komst moet daarna aan de rechter worden bezorgd.”.”.

Art. 75. Artikel 174 van dezelfde wet, dat artikel 1231-3 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 174. In artikel 1231-3, eerste lid, ingevoegd bij de wet van24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2003, worden dewoorden “rechtbank van eerste aanleg, of, ingeval de persoon die menwenst te adopteren minder dan achttien jaar oud is, bij de jeugdrecht-bank” vervangen door het woord “familierechtbank”.”.

Art. 70. A l’article 158 de la même loi, qui insère un article 1004/1dans le Code judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans la phrase liminaire, les mots “l’article 155” sont remplacés parles mots “l’article 157”;

2° l’article 1004/1, § 1er, du Code judiciaire est remplacé par ce quisuit :

“§ 1er. Tout mineur a le droit d’être entendu par un juge dans lesmatières qui le concernent relatives à l’exercice de l’autorité parentale,à l’hébergement ainsi qu’au droit aux relations personnelles. Il a le droitde refuser d’être entendu.”;

3° dans l’article 1004/1, § 3, du Code judiciaire, les mots “, le caséchéant à l’adresse de chacun des parents,” sont abrogés;

4° dans l’article 1004/1, § 5, alinéa 2, du Code judiciaire, les mots “Illui en est fait lecture” sont remplacés par les mots “Le juge informe lemineur du contenu du rapport et vérifie si le rapport exprimecorrectement les opinions du mineur.”.

Art. 71. L’article 159 de la même loi, qui insère un article 1004/2dans le Code judiciaire, est complété par les mots “, à l’adresse oùréside l’enfant s’il est placé ou au domicile de l’enfant s’il n’est pasdomicilié chez un de ses parents”.

Art. 72. A l’article 160 de la même loi, qui modifie l’article 1016bis duCode judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

a) le 2° est remplacé par ce qui suit :

“2° dans l’alinéa 4, les mots “président du tribunal” sont remplacéspar les mots “tribunal de la famille”;

b) le 4° est remplacé par ce qui suit :

“4° dans l’alinéa 7, le mot “président” est remplacé par le mot“tribunal”.”.

Art. 73. L’article 165 de la même loi, qui modifie l’article 1195,alinéa 2, du Code judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 165. A l’article 1195 du même Code, les modifications suivantessont apportées :

1° dans le texte néerlandais de l’alinéa 2, le mot “hij” est remplacé parle mot “zij”;

2° dans l’alinéa 2, les mots “président du tribunal de premièreinstance” sont remplacés par les mots “tribunal de la famille”.″

Art. 74. L’article 169 de la même loi, qui modifie l’article 1204bis duCode judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 169. L’article 1204bis du même Code, inséré par la loi du9 avril 2001 et modifié par la loi du 17 mars 2013, est remplacé par cequi suit :

“Art. 1204bis. Lorsqu’il y a lieu de procéder à l’aliénation de meublesappartenant en tout ou en partie à des mineurs sous tutelle, à despersonnes protégées déclarées incapables, en vertu de l’article 492/1 duCode civil, d’aliéner des meubles, à des personnes internées enapplication de la loi sur la défense sociale ou lorsque ces meubles fontpartie d’une succession vacante ou d’une succession acceptée sousbénéfice d’inventaire, les personnes qui ont qualité pour provoquercette vente peuvent introduire, selon le cas, devant le juge de paix oudevant le tribunal de la famille, une demande d’autorisation de ventede gré à gré. L’autorisation est accordée si l’intérêt des personnesprotégées l’exige. Cette demande est introduite par une requêtemotivée, à laquelle est joint un projet de contrat de vente. Les personnesreprésentant les personnes protégées doivent être entendues oudûment appelées par pli judiciaire au moins cinq jours avant l’audience.Le juge peut ordonner la comparution des personnes qui seront partiesau contrat. Un exemplaire du contrat signé devra ultérieurement êtretransmis au juge.”. ”.

Art. 75. L’article 174 de la même loi, qui modifie l’article 1231-3 duCode judiciaire est remplacé par ce qui suit :

“Art. 174. Dans l’article 1231-3, alinéa 1er, inséré par la loi du24 avril 2003 et modifié par la loi du 27 décembre 2004, les mots“tribunal de première instance, ou si la personne que l’on désireadopter est âgée de moins de dix-huit ans, devant le tribunal de lajeunesse” sont remplacés par les mots “tribunal de la famille”.”.

39096 BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 121: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 76. Artikel 188 van dezelfde wet, dat artikel 1231-48 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt opgeheven.

Art. 77. In artikel 197 van dezelfde wet, dat een artikel 1253ter/3 inhet Gerechtelijk Wetboek invoegt, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° artikel 1253ter/3, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek,wordt vervangen als volgt :

“Indien de partijen in de zaken bedoeld in artikel 1253ter/4, § 2,eerste lid, 1° tot 4°, niet tot een akkoord zijn gekomen, hoort defamilierechtbank de partijen betreffende hun geschil.”;

2° in artikel 1253ter/3 § 1, tweede en derde lid, en § 3, van hetGerechtelijk Wetboek, wordt het woord “rechter” telkens vervangendoor het woord “rechtbank”;

3° artikel 1253ter/3, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, wordtvervangen als volgt :

“§ 2. Mits alle partijen hiermee akkoord gaan, kan de rechtbank dezaak verdagen naar een vaste datum die de termijn van drie maandenzoals bepaald in artikel 1734 niet mag overschrijden, teneinde departijen de mogelijkheid te bieden na te gaan of er akkoorden kunnenworden gesloten dan wel de bemiddeling een oplossing zou kunnenbieden aan partijen, of kan zij de zaak, verwijzen naar de kamer vanminnelijke schikking, overeenkomstig artikel 731, vijfde lid. De zaakkan op schriftelijk verzoek van een van de partijen op een vroegeredatum worden hervat.”;

4° in artikel 1253ter/3, § 3, worden de woorden “eerste lid”ingevoegd tussen de woorden” artikel 1253ter/4, § 2,” en de woorden“, 1° tot 4°”.

Art. 78. In artikel 198 van dezelfde wet, dat een artikel 1253ter/4 inhet Gerechtelijk Wetboek invoegt, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

a) artikel 1253ter/4, § 2, eerste lid, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek,wordt vervangen als volgt :

“3° de verblijfsregeling en het recht op persoonlijk contact met eenminderjarig kind;”;

b) in artikel 1253ter/4, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboekwordt het 5° vervangen als volgt :

“5° het grensoverschrijdend hoederecht en bezoekrecht, onder voor-behoud van de toepassing van hoofdstuk XIIbis, boek IV van het vierdedeel;”;

c) artikel 1253ter/4, § 2, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek,wordt vervangen als volgt :

“De uitspraak wordt gedaan zoals in kort geding.”;

d) in artikel 1253ter/4, § 2, vierde lid, worden de woorden “van hetverzoekschrift” ingevoegd tussen de woorden “de neerlegging” en dewoorden “ter griffie”.

Art. 79. In artikel 199 van dezelfde wet, dat een artikel 1253ter/5 inhet Gerechtelijk Wetboek invoegt, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° in de inleidende zin van artikel 1253ter/5, eerste lid, van hetGerechtelijk Wetboek, wordt het woord “rechter” vervangen door hetwoord “rechtbank”;

2° in artikel 1253ter/5, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordthet 8° opgeheven;

3° in artikel 1253ter/5, derde en vierde lid, van het GerechtelijkWetboek, worden de woorden “tweede lid” telkens vervangen door dewoorden “eerste lid”;

4° de eerste zin van het vijfde lid wordt vervangen als volgt :

“In het in het eerste lid, 6°, bedoelde geval kan het vonnis van defamilierechtbank worden ingeroepen tegen alle tegenwoordige oftoekomstige derdenschuldenaars, nadat het hun, op verzoek van eenvan de partijen, door de griffier zal zijn betekend.”.

Art. 80. In artikel 201 van dezelfde wet, dat een artikel 1253ter/7 inhet Gerechtelijk Wetboek invoegt, worden in artikel 1253ter/7, § 2, vanhet Gerechtelijk Wetboek, de woorden “artikel 1017, vierde lid”vervangen door de woorden “artikel 780bis”.

Art. 76. L’article 188 de la même loi, qui modifie l’article 1231-48 duCode judiciaire, est abrogé.

Art. 77. A l’article 197 de la même loi, qui insère un article 1253ter/3dans le Code judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

1° l’article 1253ter/3, § 1er, alinéa 1er, du Code judiciaire, est remplacépar ce qui suit :

“Si les parties, dans les causes visées à l’article 1253ter/4, § 2, alinéa1er, 1° à 4°, ne sont pas parvenues à un accord, le tribunal de la familleles entend sur leur litige.”;

2° dans l’article 1253ter/3, § 1er, alinéas 2 et 3, et le § 3, du Codejudiciaire, le mot “juge” est chaque fois remplacé par le mot “tribunal”;

3° l’article 1253ter/3, § 2, du Code judiciaire, est remplacé par ce quisuit :

“§ 2. Moyennant accord de toutes les parties, le tribunal peut remettreà une date déterminée, qui ne peut excéder le délai de trois mois fixé àl’article 1734, afin de permettre aux parties d’examiner si des accordspeuvent être conclus ou si une médiation peut leur offrir une solution,ou renvoyer l’affaire à la chambre de règlement à l’amiable, conformé-ment à l’article 731, alinéa 5. L’affaire peut être reprise plus tôt, surdemande écrite d’une des parties.”;

4° dans l’article 1253ter/3, § 3, les mots “alinéa 1er” sont insérés entreles mots “article 1253ter/4, § 2,” et les mots “, 1° à 4”.

Art. 78. A l’article 198 de la même loi, qui insère un article 1253ter/4dans le Code judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

a) l’article 1253ter/4, § 2, alinéa 1er, 3°, du Code judiciaire, estremplacé par ce qui suit :

“3° à l’hébergement et au droit aux relations personnelles avec unenfant mineur;”;

b) dans l’article 1253ter/4, § 2, alinéa 1er, du Code judiciaire, le 5° estremplacé par ce qui suit :

“5° aux droits de garde et de visite transfrontières sous réserve del’application du chapitre XIIbis, livre IV, de la quatrième partie;”;

c) l’article 1253ter/4, § 2, alinéa 2, du Code judiciaire, est remplacé parce qui suit :

“Il est statué comme en référé.”;

d) dans l’article 1253ter/4, § 2, alinéa 4, du Code judiciaire, les mots“de la requête” sont insérés entre les mots “le dépôt” et les mots “augreffe”.

Art. 79. A l’article 199 de la même loi, qui insère un article 1253ter/5dans le Code judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans la phrase liminaire de l’article 1253ter/5, alinéa 1er, du Codejudiciaire, le mot “juge” est remplacé par le mot “tribunal”;

2° dans l’article 1253ter/5, alinéa 1er, du Code judiciaire, le 8° estabrogé;

3° dans l’article 1253ter/5, alinéas 3 et 4, du Code judiciaire, les mots“alinéa 2” sont chaque fois remplacés par les mots “alinéa 1er”;

4° la première phrase de l’alinéa 5 est remplacée par ce qui suit :

“Dans le cas visé à l’alinéa 1er, 6°, le jugement du tribunal de lafamille peut être opposé à tous tiers débiteurs actuels ou futurs sur lanotification qui leur aura été faite par le greffier à la requête d’une desparties.”.

Art. 80. Dans l’article 201 de la même loi, qui insère un arti-cle 1253ter/7 dans le Code judiciaire, les mots “article 1017, alinéa 4”sont remplacés dans l’article 1253ter/7, § 2, du Code judiciaire, par lesmots “article 780bis”.

39097BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 122: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 81. Artikel 203 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

“Art. 203. In artikel 1253quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bijde wet van 14 juli 1976 en gewijzigd bij de wetten van 19 maart 2010 en2 juni 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° de inleidende zin wordt vervangen als volgt :

“Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 1253ter/4 en1253ter/7, wanneer de vorderingen gegrond zijn op de artikelen 214,215, 216, 221, 223, 1420, 1421, 1426, 1442, 1463 en 1469 van het BurgerlijkWetboek :”;

2° de a) en de b) worden vervangen als volgt :

“a) de rechtbank doet de partijen oproepen en verwijst de partijen, invoorkomend geval, naar de kamers voor minnelijke schikking overeen-komstig artikel 731, vijfde lid;

b) de griffier geeft aan de beide echtgenoten kennis van debeschikking;”.

Art. 82. In artikel 208 van dezelfde wet, dat artikel 1255 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt het 3° vervangen als volgt :

“3° § 7 wordt vervangen als volgt :

“§ 7. Als een echtgenoot zich in een toestand als bedoeld inartikel 488/1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bevindt, wordt hijals verweerder vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder of, bijgebreke, door een beheerder ad hoc die vooraf door de familierechtbankaangewezen wordt op verzoek van de eisende partij.”.”.

Art. 83. Artikel 209 van dezelfde wet, dat artikel 1256 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 209. In artikel 1256 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wetvan 27 april 2007, wordt het derde lid vervangen als volgt :

“Bij gebrek aan een overeenkomst of in geval van een gedeeltelijkeovereenkomst, verwijst de rechter de zaak op verzoek van één van departijen naar de eerste nuttige zitting in het kader van de zaken dieworden geacht spoedeisend te zijn of van de zaken waarvoor despoedeisendheid wordt aangevoerd in de zin van artikel 1253ter/4.Artikel 803 is van toepassing.”. ”.

Art. 84. In artikel 213 van dezelfde wet, dat artikel 1280 van hetGerechtelijk Wetboek vervangt, worden de woorden “artike-len 1253ter/5 en 1253ter/6” vervangen door de woorden “artike-len 1253ter/4 tot 1253ter/6”.

Art. 85. In dezelfde wet wordt een artikel 213bis ingevoegd, luiden-de :

“Art. 213bis. In artikel 1288, eerste lid, 2°, van het GerechtelijkWetboek, ingevoegd bij de wet van 1 juli 1970 en gewijzigd bij dewetten van 13 april 1995 en 27 april 2007, worden de woorden “inartikel 374, vierde lid” vervangen door de woorden “in artikel 374, § 1,vierde lid”.”.

Art. 86. In artikel 214 van dezelfde wet, dat artikel 1289 van hetGerechtelijk Wetboek vervangt, worden de woorden “Artikel 755 is vantoepassing” opgeheven.

Art. 87. Artikel 1294bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wetvan 27 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 31 oktober 2008, wordtopgeheven.

Art. 88. In artikel 1304, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboekworden de woorden “vanaf het proces-verbaal opgemaakt ter uitvoe-ring van artikel 1292” vervangen door de woorden “vanaf de neerleg-ging van het verzoekschrift”.

Art. 89. Artikel 228 van dezelfde wet, dat artikel 1322bis van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 228. In artikel 1322bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 10 augustus 1998 en vervangen bij de wet van 10 mei 2007,worden de woorden “voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg”telkens vervangen door het woord “familierechtbank”.”.

Art. 90. Artikel 230 van dezelfde wet, dat artikel 1322quinquies vanhet Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 230. In artikel 1322quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegdbij de wet van 10 augustus 1998 en gewijzigd bij de wet van10 mei 2007, worden de woorden “voorzitter van de rechtbank” telkensvervangen door het woord “familierechtbank”.”.

Art. 81. L’article 203 de la même loi est remplacé par ce qui suit :

“Art. 203. A l’article 1253quater du même Code, inséré par la loi du14 juillet 1976 et modifié par les lois des 19 mars 2010 et 2 juin 2010, lesmodifications suivantes sont apportées :

1° la phrase liminaire est remplacée par ce qui suit :

“Sous réserve de l’application des articles 1253ter/4 et 1253ter/7,lorsque les demandes sont fondées sur les articles 214, 215, 216, 221,223, 1420, 1421, 1426, 1442, 1463 et 1469 du Code civil :”;

2° les a) et b) sont remplacés par ce qui suit :

“a) le tribunal fait convoquer les parties et, le cas échéant, renvoie lesparties aux chambres de règlement à l’amiable, conformément àl’article 731, alinéa 5;

b) l’ordonnance est notifiée aux deux époux par le greffier;”.

Art. 82. A l’article 208 de la même loi, qui modifie l’article 1255 duCode judiciaire, le 3° est remplacé par ce qui suit :

“3° le § 7 est remplacé par ce qui suit :

“§ 7. Si l’un des époux est dans un état visé à l’article 488/1, alinéa 1er,du Code civil, il est représenté en tant que défendeur par sonadministrateur, ou, à défaut, par un administrateur ad hoc désignépréalablement par le tribunal de la famille à la requête de la partiedemanderesse.”.”.

Art. 83. L’article 209 de la même loi, qui modifie l’article 1256 duCode judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 209. Dans l’article 1256 du même Code, rétabli par la loi du27 avril 2007, l’alinéa 3 est remplacé par ce qui suit :

“A défaut d’accord ou en cas d’accord partiel, le juge renvoie, à lademande d’une des parties, à la première audience utile relativeaux causes réputées urgentes ou aux causes pour lesquelles l’urgenceest invoquée au sens de l’article 1253ter/4. L’article 803 est d’applica-tion.”.”.

Art. 84. Dans l’article 213 de la même loi, qui remplace l’article 1280du Code judiciaire, les mots “à l’article 1253ter/5 et 1253ter/6” sontremplacés par les mots “aux articles 1253ter/4 à 1253ter/6”.

Art. 85. Dans la même loi, il est inséré un article 213bis, rédigécomme suit :

“Art. 213bis. A l’article 1288, alinéa 1er, 2°, du Code judiciaire, insérépar la loi du 1er juillet 1970 et modifié par les lois des 13 avril 1995 et27 avril 2007, les mots “à l’article 374, alinéa 4,” sont remplacés les mots“à l’article 374, § 1er, alinéa 4.”.

Art. 86. Dans l’article 214 de la même loi, qui remplace l’article 1289du Code judiciaire, les mots “L’article 755 est d’application” sontabrogés.

Art. 87. L’article 1294bis du même Code, inséré par la loi du27 avril 2007 et modifié par la loi du 31 octobre 2008, est abrogé.

Art. 88. Dans l’article 1304, alinéa 2, du Code judiciaire, les mots “duprocès-verbal dressé en exécution de l’article 1292” sont remplacés parles mots “du dépôt de la requête”.

Art. 89. L’article 228 de la même loi, qui modifie l’article 1322bis duCode judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 228. Dans l’article 1322bis du même Code, inséré par la loi du10 août 1998 et remplacé par la loi du 10 mai 2007, les mots “présidentdu tribunal de première instance” sont chaque fois remplacés par lesmots “tribunal de la famille”.”.

Art. 90. L’article 230 de la même loi, qui modifie l’arti-cle 1322quinquies du Code judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 230. Dans l’article 1322quinquies du même Code, inséré par laloi du 10 août 1998 et modifié par la loi du 10 mai 2007, les mots“président du tribunal” sont chaque fois remplacés par les mots“tribunal de la famille”.”.

39098 BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 123: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 91. Artikel 264 van dezelfde wet, dat artikel 69 van de wettenbetreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders gecoördineerd op19 december 1939 wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 264. In artikel 69 van de wetten betreffende de kinderbijslagvoor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, laatstelijkgewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgendewijzigingen aangebracht :

1° in § 1, vijfde lid, wordt het woord “arbeidsrechtbank” vervangendoor het woord “familierechtbank”;

2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :

″§ 3. Zo het belang van het kind dit vereist, kan de vader, de moeder,de adoptant, de pleegvoogd, de toeziende voogd, de curator, debewindvoerder of de rechthebbende, naargelang het geval, overeen-komstig artikel 572bis, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek of overeen-komstig artikel 594, 8°, van hetzelfde Wetboek, verzet aantekenen tegende betaling aan de persoon bedoeld in de §§ 1, 2 of 2bis. Hetmeerderjarig kind kan zich ook, overeenkomstig artikel 572bis¸ 14°, vanhetzelfde Wetboek, verzetten tegen de betaling aan de persoon bedoeldin § 1 door zijn belang in te roepen.”.”.

Art. 92. Artikel 267 van dezelfde wet, dat artikel 4 van de wet van15 mei 2012 betreffende het tijdelijk huisverbod in geval van huiselijkgeweld wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 267. In artikel 4 van de wet van 15 mei 2012 betreffende hettijdelijk huisverbod in geval van huiselijk geweld worden de volgendewijzigingen aangebracht :

1° in § 1, eerste lid, worden de woorden “vrederechter van het kantonwaarin de betrokken verblijfplaats gelegen is” vervangen door dewoorden “familierechtbank van het arrondissement waarin de betrok-ken verblijfplaats gelegen is, onverminderd artikel 629bis, § 1, van hetGerechtelijk Wetboek”;

2° in § 1, tweede lid, en § 2, eerste lid, wordt het woord“vrederechter” telkens vervangen door het woord “familierecht-bank”.″.

Art. 93. Artikel 268 van dezelfde wet, dat artikel 5 van de wet van15 mei 2012 betreffende het tijdelijk huisverbod in geval van huiselijkgeweld wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 268. In artikel 5 van dezelfde wet worden de volgendewijzigingen aangebracht :

1° het woord “vrederechter” wordt telkens vervangen door hetwoord “familierechtbank”;

2° in § 1, eerste lid, wordt het woord “hij” vervangen door het woord“zij”;

3° in § 2, tweede lid, en paragraaf 3, wordt het woord “Hij” telkensvervangen door het woord “Zij”;

4° in § 5 worden de woorden “het vrederecht” vervangen door dewoorden “de familierechtbank”.”.

Art. 94. In artikel 269 van dezelfde wet worden de woorden“griffier-hoofd van dienst” vervangen door het woord “griffier”.

Art. 95. In artikel 270 van dezelfde wet worden de woorden“artikel 263” vervangen door de woorden “artikel 269”.

Art. 96. Artikel 272 van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :

“Art. 272. De magistraten van de zetel en van het openbaar ministeriedie voor de inwerkingtreding van deze wet een brevet hebben behaaldwaarmee zij de functies van jeugdrechter en jeugdrechter in hogerberoep mogen uitoefenen, worden geacht een brevet behaald te hebbenwaarmee zij de functies van rechter in de familie- en jeugdrechtbank envan familie- en jeugdrechter in hoger beroep mogen uitoefenen en de inde artikelen 138, 143 en 151 van het Gerechtelijk Wetboek bedoeldeopleiding te hebben gevolgd.

De rechters in de rechtbank van eerste aanleg en de raadsheren bij hethof van beroep die, op het ogenblik van de inwerkingtreding van dezewet, minstens drie jaar een ambt uitoefenen in een kamer dieaangelegenheden behandelt die tot de familiekamers behoren, kunnenrespectievelijk worden aangewezen om het ambt van rechter bij defamilie- en jeugdrechtbank en van familie- en jeugdrechter in hogerberoep uit te oefenen zonder dat zij de oorspronkelijke opleidingmoeten volgen die verplicht is gemaakt door artikel 259sexies, voorzover deze minimale ervaring wordt bevestigd door de korpschef.

De magistraten van het openbaar ministerie die, op het ogenblik vande inwerkingtreding van deze wet, minstens drie jaar een ambtuitoefenden op grond van de vroegere artikelen 8 en 11 van de wet van8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen vanminderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd enhet herstel van de door dit feit veroorzaakte schade of in familiezaken,

Art. 91. L’article 264 de la même loi, qui modifie l’article 69 des loisrelatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés, coordon-nées le 19 décembre 1939, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 264. A l’article 69 des lois relatives aux allocations familialespour travailleurs salariés, coordonnées le 19 décembre 1939, modifié endernier lieu par la loi du 17 mars 2013, les modifications suivantes sontapportées :

1° dans le § 1er, alinéa 5, les mots “tribunal du travail” sont remplacéspar les mots “tribunal de la famille”;

2° le § 3 est remplacé par ce qui suit :

“§ 3. Si l’intérêt de l’enfant l’exige, le père, la mère, l’adoptant, letuteur officieux, le tuteur, le curateur, l’administrateur ou l’attributaire,selon le cas, peut faire opposition au paiement à la personne visée aux§§ 1er, 2, ou 2bis, conformément à l’article 572bis, 14°, du Code judiciaireou conformément à l’article 594, 8°, du même Code. L’enfant majeurpeut également faire opposition au paiement à la personne visée au§ 1er, conformément à l’article 572bis, 14°, du même Code, en invoquantson intérêt.”.”.

Art. 92. L’article 267 de la même loi, qui modifie l’article 4 de la loidu 15 mai 2012 relative à l’interdiction temporaire de résidence en casde violence domestique, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 267. A l’article 4 de la loi du 15 mai 2012 relative à l’interdictiontemporaire de résidence en cas de violence domestique, les modifica-tions suivantes sont apportées :

1° dans le § 1er, alinéa 1er, les mots “juge de paix du canton danslequel est située la résidence concernée” sont remplacés par les mots“tribunal de la famille de l’arrondissement dans lequel est située larésidence concernée, sous réserve de l’article 629bis, § 1er, du Codejudiciaire”;

2° dans le § 1er, alinéa 2, et le § 2, alinéa 1er, les mots “juge de paix”sont chaque fois remplacés par les mots “tribunal de la famille”.″.

Art. 93. L’article 268 de la même loi, qui modifie l’article 5 de la loidu 15 mai 2012 relative à l’interdiction temporaire de résidence en casde violence domestique, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 268. A l’article 5 de la même loi, les modifications suivantes sontapportées :

1° les mots “juge de paix” sont chaque fois remplacés par lesmots “tribunal de la famille;

2° dans le texte néerlandais du § 1er, alinéa 1er, le mot “hij” estremplacé par le mot “zij”;

3° dans le texte néerlandais du § 2, alinéa 2, et du § 3, le mot “Hij” estchaque fois remplacé par le mot “Zij”;

4° dans le § 5, les mots “de la justice de paix” sont remplacés par lesmots “du tribunal de la famille”.”.

Art. 94. Dans l’article 269 de la même loi, les mots “greffier-chef deservice” sont remplacés par le mot “greffier”.

Art. 95. Dans l’article 270 de la même loi, les mots “article 263” sontremplacés par les mots “article 269”.

Art. 96. L’article 272 de la même loi est remplacé par ce qui suit :

“Art 272. Les magistrats du siège et du ministère public qui avantl’entrée en vigueur de la présente loi ont obtenu un brevet permettantd’exercer les fonctions de juge de la jeunesse et de juge d’appel de lajeunesse sont censés avoir obtenu un brevet permettant d’exercer lesfonctions de juge au tribunal de la famille et de la jeunesse et de juged’appel de la famille et de la jeunesse et avoir suivi la formation viséeaux articles 138, 143 et 151 du Code judiciaire.

Les juges au tribunal de première instance et les conseillers à la courd’appel qui au moment de l’entrée en vigueur de la présente loiexercent des fonctions depuis au moins trois ans dans une chambretraitant de matières qui relèvent des chambres de la famille peuventêtre respectivement désignés pour exercer des fonctions de juge autribunal de la famille et de la jeunesse et de juge d’appel de la familleet de la jeunesse sans devoir suivre la formation initiale rendueobligatoire par l’article 259sexies pour autant que cette expérienceminimale soit attestée par le chef de corps.

Les magistrats du ministère public qui au moment de l’entrée envigueur de la présente loi exerçaient des fonctions sur la base desarticles 8 et 11 anciens de la loi du 8 avril 1965 relative à la protectionde la jeunesse, à la prise en charge des mineurs ayant commis un faitqualifié infraction et à la réparation du dommage causé par ce fait ou enmatière familiale depuis au moins trois ans sont censés avoir suivi la

39099BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 124: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

worden geacht de in de artikelen 138, 143 en 151 van het GerechtelijkWetboek bedoelde gespecialiseerde opleiding te hebben gevolgd, voorzover deze minimale ervaring wordt bevestigd door de korpschef.

Zij moeten echter de voortgezette opleidingen volgen.

Tijdens het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van deze wetmogen de magistraten die niet aan de in het eerste tot derde lidopgesomde voorwaarden beantwoorden, ook worden aangewezen inof bij de familiekamers en in of bij de jeugdkamers om hun ambt uit teoefenen. Op het einde van deze periode mogen zij die functies blijvenuitoefenen voor zover zij aantonen dat zij hebben voldaan aan devereisten inzake opleiding waarin in het Gerechtelijk Wetboek isvoorzien.”.

HOOFDSTUK 5. — Wijzigingen van de wet van 1 december 2013 tothervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van hetGerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden vande rechterlijke orde

Art. 97. In artikel 4 van de wet van 1 december 2013 tot hervormingvan de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van hetGerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van deleden van de rechterlijke orde, worden de woorden “te Halle of teVilvoorde” vervangen door de woorden “te Halle en te Vilvoorde”.

Art. 98. In de Franse tekst van artikel 6 van dezelfde wet, wordt hetwoord “conjointement” telkens vervangen door het woord “simultané-ment”.

Art. 99. In artikel 8 van dezelfde wet wordt het eerste lid aangevuldmet de volgende zin :

“In de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Eupen is het adviesvan de politierechtbank eveneens vereist.”.

Art. 100. In artikel 13 van dezelfde wet, dat artikel 72 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt een bepaling onder 2/1° inge-voegd, luidende :

“2/1° in het vierde lid worden de woorden “De vorige bepalingenzijn van toepassing” vervangen door de woorden “Dit artikel is vantoepassing”.″.

Art. 101. Artikel 22 van dezelfde wet, dat artikel 85, tweede lid, vanhet Gerechtelijk Wetboek vervangt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 22. In artikel 85 van hetzelfde Wetboek worden de volgendewijzigingen aangebracht :

1° het tweede lid wordt vervangen als volgt :

“In de gevallen bepaald in de wet tot vaststelling van de personeels-formatie van hoven en rechtbanken, bestaat zij bovendien uit een ofmeer afdelingsvoorzitters, ondervoorzitters en een of meer rechters inde rechtbank van koophandel.”;

2° in het derde lid worden de woorden “De rechters in handelszakenkiezen” vervangen door de woorden “In elk arrondissement kiezen derechters in handelszaken”.”.

Art. 102. In artikel 25 van dezelfde wet, dat artikel 88 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt een bepaling onder 2/1° inge-voegd, luidende :

“2/1° in § 2, tweede lid, eerste zin, worden de woorden “de sectie,”ingevoegd tussen de woorden “uitgelokt, legt” en de woorden “deafdeling, de kamer”.”.

Art. 103. In artikel 26 van dezelfde wet, dat artikel 90 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de woorden “een andere daar-mee” vervangen door de woorden “andere daarmee”.

Art. 104. In artikel 32 van dezelfde wet, dat artikel 100 van hetGerechtelijk Wetboek vervangt, worden de volgende wijzigingenaangebracht :

1° in artikel 100, § 4, tweede lid, worden de woorden “en desubstituten benoemd bij het parket van de procureur des Konings teLeuven of bij het parket van de procureur des Konings te Halle-Vilvoorde worden in subsidiaire orde benoemd bij het parket van deprocureur des Konings te Brussel” vervangen door de woorden “, desubstituten benoemd bij het parket van de procureur des Konings teLeuven worden in subsidiaire orde benoemd bij het parket van deprocureur des Konings te Brussel en te Halle-Vilvoorde en desubstituten benoemd bij het parket van de procureur des Konings teHalle-Vilvoorde worden in subsidiaire orde benoemd bij het parket vande procureur des Konings te Brussel en te Leuven”;

2° in artikel, 100, § 4, derde tot vijfde lid, worden de woorden “teWaals-Brabant” vervangen door de woorden “te Nijvel”;

formation spécialisée visée aux articles 138, 143 et 151 du Codejudiciaire pour autant que cette expérience minimale soit attestée par lechef de corps.

Ils doivent cependant suivre les formations continuées.

Au cours de l’année qui suit l’entrée en vigueur de la présente loi, desmagistrats qui ne répondent pas aux conditions énumérées aux alinéas1 à 3 peuvent également être désignés pour exercer leurs fonctions dansou près les chambres de la famille et dans ou près les chambres de lajeunesse. A la fin de cette période, ils ne peuvent continuer à exercer cesfonctions que pour autant qu’ils prouvent qu’ils ont satisfait auxexigences de formation prévue par le Code judiciaire.”.

CHAPITRE 5. — Modifications de la loi du 1er décembre 2013 portantréforme des arrondissements judiciaires et modifiant le Code judiciaire envue de renforcer la mobilité des membres de l’ordre judiciaire

Art. 97. Dans l’article 4 de la loi du 1er décembre 2013 portantréforme des arrondissements judiciaires et modifiant le Code judiciaireen vue de renforcer la mobilité des membres de l’ordre judiciaire, lesmots “de Hal ou de Vilvorde” sont remplacés par les mots “de Hal etde Vilvorde”.

Art. 98. Dans l’article 6 de la même loi, le mot “conjointement” estchaque fois remplacé par le mot “simultanément”.

Art. 99. Dans l’article 8 de la même loi, l’alinéa 1er est complété parla phrase suivante :

“ Dans les arrondissements judiciaires de Bruxelles et de Eupen l’avisdu tribunal de police est également requis.”.

Art. 100. Dans l’article 13 de la même loi, qui modifie l’article 72 duCode judiciaire, il est inséré un 2/1° rédigé comme suit :

“2/1° dans l’alinéa 4, les mots “Les dispositions qui précèdent sontapplicables” sont remplacés par les mots “Le présent article estapplicable”.″.

Art. 101. L’article 22 de la même loi, qui remplace l’article 85,alinéa 2, du Code judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 22. Dans l’article 85 du même Code sont apportées lesmodifications suivantes :

1° l’alinéa 2 est remplacé par ce qui suit

“Dans les cas déterminés par la loi établissant le cadre du personneldes cours et tribunaux, il se compose en outre d’un ou de plusieursprésidents de division et vice-présidents et d’un ou de plusieurs jugesau tribunal de commerce.”;

2° dans l’alinéa 3, le mot “Les” est remplacé par les mots “Danschaque arrondissement, les”.”.

Art. 102. Dans l’article 25 de la même loi, qui modifie l’article 88 duCode judiciaire, il est inséré un 2/1° rédigé comme suit :

“2/1° dans le § 2, alinéa 2, première phrase, le mot “division,” estinséré entre le mot “section” et les mots “, la chambre”.”.

Art. 103. Dans le texte néerlandais de l’article 26 de la même loi, quimodifie l’article 88 du Code judiciaire, les mots “een andere daarmee”sont remplacés par les mots “andere daarmee”.

Art. 104. A l’article 32 de la même loi, qui remplace l’article 100 duCode judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans l’article 100, § 4, alinéa 2, les mots “et les substituts nommésau parquet du procureur du Roi de Louvain ou au parquet duprocureur du Roi de Hal-Vilvorde sont nommés à titre subsidiaire auparquet du procureur du Roi de Bruxelles” sont remplacés par les mots“, les substituts nommés au parquet du procureur du Roi de Louvainsont nommés à titre subsidiaire au parquet du procureur du Roi deBruxelles et de Hal Vilvorde et les substituts nommés au parquet duprocureur du Roi de Hal Vilvoorde sont nommés à titre subsidiaire auparquet du procureur du Roi de Bruxelles et de Louvain”;

2° dans l’article 100, § 4, alinéas 3 à 5, les mots “du Brabant Wallon”sont remplacés par les mots “de Nivelles”;

39100 BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 125: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

3° in artikel 100, § 4, wordt het vijfde lid aangevuld met de volgendezin : “De substituten van de arbeidsauditeur benoemd te Leuvenworden in subsidiaire orde benoemd bij het arbeidsauditoraat teBrussel en te Halle-Vilvoorde en de substituten van de arbeidsauditeurbenoemd bij het arbeidsauditoraat te Halle-Vilvoorde worden insubsidiaire orde benoemd bij het arbeidsauditoraat te Brussel en teLeuven.”.

Art. 105. In dezelfde wet wordt een artikel 38/1 ingevoegd, luiden-de :

“Art. 38/1. In artikel 132 van hetzelfde Wetboek worden de woorden“door de Koning vastgesteld, op advies van de eerste voorzitter”vervangen door de woorden “door de eerste voorzitter vastgesteld, opadvies”.″.

Art. 106. In artikel 48 van dezelfde wet, dat artikel 177 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

a) het 1° wordt opgeheven;

b) in de Franse tekst van het 2° worden de woorden “qui y consent”vervangen door de woorden “avec son consentement”.

Art. 107. In artikel 50 van dezelfde wet, dat artikel 186 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° In de Franse tekst worden de woorden “restent garantis. Cerèglement” vervangen door de woorden “restent garantis. Le règle-ment”;

2° de woorden “artikelen 578, 579, 582, 3° tot 13°” worden vervangendoor de woorden “artikelen 578, 579, 582, 3° tot 14°”.

Art. 108. In artikel 51, van dezelfde wet, dat artikel 186bis van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, worden in het 6° de woorden “toegevoeg-de vrederechters” vervangen door de woorden “toegevoegde rechtersvan de vredegerechten”.

Art. 109. In artikel 61 van dezelfde wet, dat artikel 259quinquies vanhet Gerechtelijk Wetboek wijzigt, worden volgende wijzigingen aange-bracht :

1° in de a) worden de woorden “eerste lid” opgeheven;

2° in de b) worden de woorden “eerste lid” opgeheven.

Art. 110. In artikel 62 van dezelfde wet, dat artikel 259sexies, § 1, vanhet Gerechtelijk Wetboek wijzigt, worden volgende wijzigingen aange-bracht :

1° in de b) worden de woorden “in het kader van de opleiding vanmagistraten bedoeld in artikel 259bis-9, § 2” vervangen door dewoorden “door het Instituut voor gerechtelijke opleiding”;

2° in de c) wordt het woord “of” vervangen door het woord “en”;

3° een e) invoegen luidende als volgt :

“e) in de 5° wordt het vierde lid vervangen als volgt :

“De substituten-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuit-voeringszaken worden aangewezen uit de magistraten bedoeld in heteerste lid die minimum vijf jaar ervaring hebben, waarvan drie jaar alssubstituut van de procureur des Konings, substituut van de procureur-generaal of advocaat-generaal bij het hof van beroep en die eenvoortgezette gespecialiseerde opleiding hebben gevolgd, georganiseerddoor het Instituut voor gerechtelijke opleiding.”.″.

Art. 111. In artikel 63 van dezelfde wet, dat artikel 259septies van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt het woord “noodzake-lijk” vervangen door het woord “onontbeerlijk”.

Art. 112. Artikel 65 van dezelfde wet, dat artikel 259decies van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt :

“Art. 65. In artikel 259decies, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegdbij de wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van19 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :

“De evaluatie geschiedt bij volstrekte meerderheid van stemmendoor de korpschef en twee magistraten, verkozen door de algemenevergadering, de korpsvergadering of de algemene vergadering van devrederechters en de rechters in de politierechtbank. De beoordelaarsmoeten ten minste de beoordeling “goed” hebben. De twee magistratenworden verkozen voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar uit deleden van het rechtscollege of van het openbaar ministerie bij datrechtscollege of door de algemene vergadering van vrederechters enrechters in de politierechtbank. Telt het rechtscollege of het openbaarministerie bij een rechtscollege of de algemene vergadering van

3° dans l’article 100, § 4, l’alinéa 5 est complété par la phrasesuivante : “Les substituts de l’auditeur du travail nommés à Louvainsont nommés à titre subsidiaire près l’auditorat du travail de Bruxelleset de Hal-Vilvorde et les substituts de l’auditeur du travail nommésprès l’auditorat du travail de Hal-Vilvorde sont nommés à titresubsidiaire près l’auditorat du travail de Bruxelles et de Louvain.”.

Art. 105. Dans la même loi, il est inséré un article 38/1 rédigécomme suit :

“Art. 38/1. Dans l’article 132 du même Code, les mots “par le Roi surles avis du premier président” sont remplacés par les mots “par lepremier président sur les avis”.”.

Art. 106. A l’article 48 de la même loi, qui modifie l’article 177 duCode judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

a) le 1° est abrogé;

b) dans le 2°, les mots “qui y consent” sont remplacés par les mots“avec son consentement”.

Art. 107. Dans l’article 50 de la même loi, qui modifie l’article 186 duCode judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

1° les mots “restent garantis. Ce règlement” sont remplacés par lesmots “restent garantis. Le règlement”;

2° les mots “articles 578, 579, 582, 3° à 13°” sont remplacés par lesmots “articles 578, 579, 582, 3° à 14°”.

Art. 108. Dans le texte néerlandais de l’article 51, 6°, de la même loi,qui modifie l’article 186bis du Code judiciaire, les mots “toegevoegdevrederechters” sont remplacés par les mots “toegevoegde rechters vande vredegerechten”.

Art. 109. A l’article 61 de la même loi, qui modifie l’arti-cle 259quinquies du Code judiciaire, les modifications suivantes sontapportées :

1° au a), les mots “alinéa 1er,” sont abrogés;

2° au b), les mots “alinéa 1er,” sont abrogés.

Art. 110. A l’article 62 de la même loi, qui modifie l’article 259sexies,§ 1er, du Code judiciaire, les modifications suivantes sont apportées :

1° au b), les mots “dans le cadre de la formation des magistrats, viséeà l’article 259bis-9, § 2” sont remplacés par les mots “par l’Institut deformation judiciaire”;

2° dans le texte néerlandais du c), le mot “of” est remplacé par le mot“en”;

3° insérer un e) rédigé comme suit :

″e) au 5°, l’alinéa 4 est remplacé par ce qui suit :

“Les substituts du procureur du Roi spécialisés en application despeines sont désignés parmi les magistrats visés à l’alinéa 1er quicomptent une expérience minimum de cinq années dont trois commesubstitut du procureur du Roi, substitut du Procureur général ou avocatgénéral près la cour d’appel et qui ont suivi une formation continuespécialisée, organisée par l’Institut de formation judiciaire.”.″.

Art. 111. Dans le texte néerlandais de l’article 63 de la même loi, quimodifie l’article 259septies du Code judiciaire, le mot “noodzakelijk” estremplacé par le mot “onontbeerlijk”.

Art. 112. L’article 65 de la même loi, qui modifie l’article 259decies duCode judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 65. A l’article 259decies, § 2, du même Code, inséré par la loi du22 décembre 1998 et modifié en dernier lieu par la loi du 19 juillet 2012,les modifications suivantes sont apportées :

1° l’alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :

“L’évaluation est effectuée à la majorité absolue des suffrages par lechef de corps et deux magistrats désignés par l’assemblée générale, parl’assemblée de corps ou l’assemblée générale des juges de paix et desjuges au tribunal de police. Les évaluateurs doivent au moins avoir reçula mention “bon”. Ces deux magistrats sont désignés parmi lesmembres de la juridiction ou du ministère public près cette juridictionou l’assemblée générale des juges de paix et des juges au tribunal depolice pour une période de cinq années renouvelable. Si le cadreorganique de la juridiction ou du ministère public près cette juridictionou l’assemblée générale des juges de paix et des juges au tribunal de

39101BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 126: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

vrederechters en rechters in de politierechtbank minder dan vijf ledenin de personeelsformatie, dan geschiedt de evaluatie door de korps-chef.”;

2° het derde lid wordt opgeheven;

3° het vierde lid wordt vervangen als volgt :

“Voor wat het gerechtelijk arrondissement Brussel betreft wordentwee algemene vergaderingen van vrederechters en rechters in depolitierechtbank opgericht volgens de taal van het diploma van debetrokken vrederechter of rechter in de politierechtbank.”;

4° het vijfde lid wordt opgeheven.”.

Art. 113. Artikel 83 van dezelfde wet, dat artikel 315, derde lid, vanhet Gerechtelijk Wetboek opheft, wordt vervangen als volgt :

“Art.83. In artikel 315 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bijde wet van 10 april 2003, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° het derde lid wordt opgeheven;

2° in het vijfde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden“tweede en vierde lid” vervangen door de woorden “tweede en derdelid”.”.

Art. 114. In artikel 88 van dezelfde wet, dat artikel 328 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt het woord “verlengd” vervangendoor het woord “hernieuwd”.

Art. 115. Artikel 92 van dezelfde wet, dat artikel 340 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt aangevuld met een bepaling onder4°, luidende :

“4° in § 5, eerste lid, 4°, worden de woorden “319, tweede lid”vervangen door de woorden “319, eerste lid, tweede zin, of 319, tweedelid, tweede zin”.″.

Art. 116. In artikel 95 van dezelfde wet, dat artikel 355 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt het 4° vervangen als volgt :

“4° de woorden “Vrederechter, rechter in de politierechtbank entoegevoegd rechter” worden vervangen door de woorden “Ondervoor-zitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, vrede-rechter en rechter in de politierechtbank”.”.

Art. 117. In artikel 97 van dezelfde wet, dat artikel 360 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt het 1° vervangen als volgt :

“1° in het eerste lid worden de woorden “van de vrederechters, vande rechters in de politierechtbank, van de toegevoegde vrederechters envan de toegevoegde rechters in de politierechtbank” vervangen door dewoorden “van de ondervoorzitter van de vrederechters en rechters inde politierechtbank, van de vrederechters en van de rechters in depolitierechtbank”.”.

Art. 118. Artikel 98 van dezelfde wet dat de tabel opgenomen inartikel 360bis van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangenals volgt :

“Art. 98. In de tabel opgenomen in artikel 360bis van hetzelfdeWetboek, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1991 en vervangen bij de wetvan 27 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° de woorden “Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, vande arbeidsrechtbank en van de rechtbank van koophandel waarvan hetrechtsgebied ten minste 250 000 inwoners telt” worden telkensvervangen door de woorden “Voorzitter van de rechtbank van eersteaanleg, van de arbeidsrechtbank, van de rechtbank van koophandel envoorzitter van de vrederechters en rechters in politierechtbankenwaarvan het rechtsgebied ten minste 250 000 inwoners telt”;

2° de woorden “Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, vande arbeidsrechtbank en van de rechtbank van koophandel waarvan hetrechtsgebied minder dan 250.000 inwoners telt, procureur des Koningsen arbeidsauditeur bij die rechtbanken” wordt telkens vervangen doorde woorden “Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, van dearbeidsrechtbank, van de rechtbank van koophandel en voorzitter vanvrederechters en rechters in politierechtbanken waarvan het rechtsge-bied minder dan 250.000 inwoners telt, procureur des Konings enarbeidsauditeur bij die rechtbanken, afdelingsvoorzitter, afdelingspro-cureur, afdelingsauditeur”;

3° de woorden “toegevoegd rechter in die rechtbanken,” en dewoorden “toegevoegd substituut-procureur des Konings en toege-voegd substituut-arbeidsauditeur” worden telkens opgeheven en wor-den de woorden “vrederechter, toegevoegd vrederechter, rechter in depolitierechtbank en toegevoegd rechter in de politierechtbank” telkensvervangen door de woorden “ondervoorzitter van de vrederechters enrechters in de politierechtbank, vrederechter en rechter in de politie-rechtbank”.”.

police compte moins de cinq membres, c’est le chef de corps quiprocède à l’évaluation.”;

2° l’alinéa 3 est abrogé;

3° l’alinéa 4 est remplacé par ce qui suit :

“En ce qui concerne l’arrondissement judiciaire de Bruxelles, deuxassemblées générales des juges de paix et des juges au tribunal depolice sont constituées en fonction de la langue du diplôme du juge depaix ou du juge au tribunal de police concerné.”;

4° l’alinéa 5 est abrogé.”.

Art. 113. L’article 83 de la même loi, qui abroge l’article 315, alinéa 3,du Code judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 83. A l’article 315 du même Code, modifié en dernier lieu par laloi du 10 avril 2003, les modifications suivantes sont apportées :

1° l’alinéa 3 est abrogé;

2° dans l’alinéa 5, qui devient l’alinéa 4, les mots “alinéas 2 et 4” sontremplacés par les mots “ alinéas 2 et 3”.”.

Art. 114. Dans le texte néerlandais de l’article 88 de la même loi, quimodifie l’article 328 du Code judiciaire, le mot “verlengd” est remplacépar le mot “hernieuwd”.

Art. 115. L’article 92 de la même loi, qui modifie l’article 340 duCode judiciaire, est complété par un 4° rédigé comme suit :

“4° dans le § 5, alinéa 1er, 4°, les mots “319, alinéa 2” sont remplacéspar les mots “319, alinéa 1er, deuxième phrase, ou 319, alinéa 2,deuxième phrase”.″.

Art. 116. Dans l’article 95 de la même loi, qui modifie l’article 355 duCode judiciaire, le 4° est remplacé par ce qui suit :

“4° les mots “Juge de paix, juge au tribunal de police et juge decomplément” sont remplacés par les mots “Vice-président des juges depaix et des juges au tribunal de police, juge de paix et juge au tribunalde police”.”.

Art. 117. Dans l’article 97 de la même loi, qui modifie l’article 360 duCode judiciaire, le 1° est remplacé par ce qui suit :

“1° dans l’alinéa 1er, les mots “des juges de paix, des juges au tribunalde police, des juges de paix de complément et des juges de complémentau tribunal de police” sont remplacés par “des vice-présidents des jugesde paix et des juges au tribunal de police, des juges de paix et des jugesau tribunal de police”.”.

Art. 118. L’article 98 de la même loi, qui modifie le tableau figurantà l’article 360bis du Code judiciaire, est remplacé par la dispositionsuivante :

“Art. 98. Dans le tableau figurant à l’article 360bis du même Code,inséré par la loi du 20 juillet 1991 et remplacé par la loi du27 décembre 2002, les modifications suivantes sont apportées :

1° les mots “Président du tribunal de première instance, du tribunaldu travail et du tribunal de commerce dont le ressort compte au moins250 000 habitants,” sont à chaque fois remplacés par les mots “Présidentdu tribunal de première instance, du tribunal du travail, du tribunal decommerce et président des juges de paix et des juges au tribunal depolice dont le ressort compte au moins 250 000 habitants”;

2° les mots “Président du tribunal de première instance, du tribunaldu travail et du tribunal de commerce dont le ressort compte moins de250 000 habitants, procureur du Roi et auditeur du travail près cestribunaux” sont chaque fois remplacés par les mots “Président dutribunal de première instance, du tribunal du travail, du tribunal decommerce et président des juges de paix et des juges au tribunal depolice dont le ressort compte moins de 250 000 habitants, procureur duRoi et auditeur du travail près ces tribunaux, président de division,procureur de division et auditeur de division”;

3° les mots “juge de complément à ces tribunaux,” et les mots“substitut du procureur du Roi de complément et substitut del’auditeur du travail de complément” sont chaque fois abrogés et lesmots “juge de paix, juge de paix de complément, juge au tribunal depolice et juge de complément au tribunal de police” sont chaque foisremplacés par les mots “vice-président des juges de paix et des juges autribunal de police, juge de paix et juge au tribunal de police”.”.

39102 BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 127: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 119. In dezelfde wet wordt artikel 125, dat artikel 5, § 1, van dewet van 25 ventôse jaar XI, op het notarisambt wijzigt, vervangen alsvolgt :

“Art. 125. In artikel 5, § 1, van de wet van 25 ventôse jaar XI op hetnotarisambt, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1999, wordt de zin “Denotarissen met standplaats in het gerechtelijk arrondissement Verviersof in het gerechtelijk arrondissement Eupen oefenen evenwel hun ambtuit in het gebied van die twee arrondissementen.” vervangen door dezin “De notarissen met standplaats in de kantons Limburg-Aubel,Malmedy-Spa-Stavelot, Verviers-Herve en het tweede kanton Verviersof in het gerechtelijk arrondissement Eupen oefenen evenwel ook hunambt uit in de hier genoemde gebiedsomschrijvingen.”.”.

Art. 120. Het opschrift van hoofdstuk 12 wordt vervangen als volgt :“Hoofdstuk 12 : Advocaten”.

Art. 121. De artikelen 130 tot 134 van dezelfde wet worden opgehe-ven.

Art. 122. In artikel 139 van dezelfde wet worden de woorden “deeengemaakte rechtbank één algemene rol houdt” vervangen door dewoorden “de rechtbank één eengemaakte algemene rol houdt”.

Art. 123. In dezelfde wet wordt een artikel 142/1 ingevoegd,luidende :

“Art. 142/1. Wanneer voor de inwerkingtreding van deze wet eenarrest van het Hof van Cassatie, op grond van artikel 1110, eerste lid,van het Gerechtelijk Wetboek, de zaak heeft verwezen naar eenrechtbank van een arrondissement dat overeenkomstig deze wet deeluitmaakt van een uitgebreid arrondissement, wordt de zaak aanhangiggemaakt bij de afdeling die het oorspronkelijk arrondissement vormde.

Die afdeling neemt kennis van de zaak, ongeacht de bepalingen vanhet zaakverdelingsreglement zoals bedoeld in artikel 186 van hetGerechtelijk Wetboek, als gewijzigd bij artikel 50 van deze wet.”.

Art. 124. In dezelfde wet wordt een artikel 143/2 ingevoegd,luidende :

“Art. 143/2. In afwachting van het in artikel 132 van het GerechtelijkWetboek, zoals gewijzigd bij artikel 38/1, bedoelde reglement hou-dende de dienstregeling van het Hof van Cassatie blijft het reglementdat van toepassing is de dag vóór de datum van inwerkingtreding vandeze wet van toepassing op het hof tot de eerste voorzitter van het Hofvan Cassatie een beschikking houdende de dienstregeling heeft aange-nomen en uiterlijk drie maanden na de indiensttreding van de eerstevoorzitter.

Zodra de beschikking is aangenomen brengt de eerste voorzitter vanhet Hof van Cassatie de minister van Justitie hiervan op de hoogte.”.

Art. 125. In dezelfde wet wordt artikel 145 vervangen als volgt :

“Art. 145. Artikel 186, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek,zoals gewijzigd bij artikel 50 van deze wet, is van toepassing op deneerlegging van stukken met het oog op de aanhangigmaking en debehandeling voor de zaken die, overeenkomstig artikel 186, § 1,zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevolge een zaakverde-lingsreglement toegewezen zijn aan een afdeling. Voor de andere zakenzal artikel 186, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek pas vantoepassing zijn op de stukken vanaf het ogenblik waarop in derechtbanken een systeem van e-griffie is geïnstalleerd, maar het zal inieder geval ten laatste op 1 september 2015 erop van toepassing zijn.”.

Art. 126. In artikel 147 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van21 maart 2014, wordt tussen het derde en vierde lid een lid ingevoegd,luidende :

“Magistraten die benoemd zijn bij het parket van de procureur desKonings bij de rechtbank van eerste aanleg te Eupen, zijn in subsidiaireorde benoemd bij het parket van de arbeidsauditeur bij de arbeidsrecht-bank te Eupen. Magistraten die benoemd zijn bij het parket van dearbeidsauditeur bij de arbeidsrechtbanken te Eupen-Verviers en aan devoorwaarden inzake de kennis van de Duitse taal voldoen, zijnbenoemd in het arbeidsauditoraat bij de arbeidsrechtbank te Eupen en,in subsidiaire orde, bij het parket van de procureur des Konings bij derechtbank van eerste aanleg te Eupen.”.

Art. 127. In dezelfde wet wordt een artikel 148/1 ingevoegd,luidende :

“Art. 148/1. Wanneer de voorzitter van de vrederechters en derechters in de politierechtbank een vrederechter is en het kanton waarinhij is benoemd een andere vrederechter bevat, wordt hij in afwijkingvan artikel 259quater, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek in zijnoorspronkelijk vredegerecht vervangen door deze vrederechter.”.

Art. 119. L’article 125 de la même loi, qui modifie l’article 5, § 1er, dela loi du 25 ventôse an XI contenant organisation du notariat, estremplacé par ce qui suit :

“Art. 125. Dans l’article 5, § 1er, de la loi du 25 ventôse an XIcontenant organisation du notariat, modifié par la loi du 4 mai 1999, laphrase “Toutefois, ceux qui ont leur résidence dans l’arrondissementjudiciaire de Verviers ou dans celui d’Eupen exercent leurs fonctionsdans l’étendue de ces deux arrondissements.” est remplacée par laphrase “Toutefois, ceux qui ont leur résidence dans les cantons deLimbourg-Aubel, de Malmedy-Spa-Stavelot, de Verviers-Herve et dansle deuxième canton de Verviers ou dans l’arrondissement judicaired’Eupen exercent également leurs fonctions dans les limites territorialesci-mentionnées.”.”.

Art. 120. L’intitulé du chapitre 12 est remplacé par ce qui suit :“Chapitre 12 : Des avocats”.

Art. 121. Les articles 130 à 134 de la même loi sont abrogés.

Art. 122. Dans le texte néerlandais de l’article 139, les mots “deeengemaakte rechtbank één algemene rol houdt” sont remplacés par lesmots “de rechtbank één eengemaakte algemene rol houdt”.

Art. 123. Dans la même loi, il est inséré un article 142/1 rédigécomme suit :

“Art. 142/1. Lorsque, avant l’entrée en vigueur de la présente loi, unarrêt de la Cour de cassation a, sur la base de l’article 1110, alinéa 1er,du Code judiciaire, renvoyé la cause devant le tribunal d’un arrondis-sement qui fait partie, conformément à la présente loi, d’un arrondis-sement étendu, la cause est introduite devant la division qui constituaitl’arrondissement initial.

Cette division connaît de la cause nonobstant les dispositions durèglement de répartition des affaires visé à l’article 186 du Codejudiciaire, modifié par l’article 50 de la présente loi.”.

Art. 124. Dans la même loi, il est inséré un article 143/2, rédigécomme suit :

“Art. 143/2. Dans l’attente du règlement contenant l’ordre de servicede la Cour de cassation visé à l’article 132 du Code judiciaire, tel quemodifié par l’article 38/1, le règlement applicable la veille de la dated’entrée en vigueur de la présente loi continue à s’appliquer à la courjusqu’à l’adoption d’une ordonnance contenant l’ordre de service par lepremier président de la Cour de cassation et au plus tard trois moisaprès l’entrée en fonction du premier président.

Dès l’adoption de l’ordonnance, le premier président de la Cour decassation en informe le ministre de la Justice.”.

Art. 125. Dans la même loi, l’article 145 est remplacé par ce qui suit :

“Art. 145. L’article 186, § 2, alinéa 1er, du Code judiciaire, modifié parl’article 50 de la présente loi, s’applique au dépôt des pièces en vue dela saisine et du traitement des affaires qui sont attribuées, conformé-ment à l’article 186, § 1er, alinéa 7, du Code judiciaire, à une division envertu du règlement de répartition des affaires. Pour les autres affairesl’article 186, § 2, alinéa 1er, du Code judiciaire ne s’appliquera au dépôtdes pièces qu’à partir du moment où un système e-greffe sera mis enplace dans les tribunaux, mais il s’y appliquera de toute façon au plustard le 1er septembre 2015.”.

Art. 126. Dans l’article 147 de la même loi, modifié par la loi du21 mars 2014, est inséré entre l’alinéa 3 et 4 un alinéa rédigé commesuit :

“Les magistrats nommés au parquet du procureur du Roi près letribunal de première instance d’Eupen sont nommés à titre subsidiaireau parquet de l’auditeur du travail près le tribunal du travail d’Eupen.Les magistrats nommés au parquet de l’auditeur du travail près lestribunaux du travail d’Eupen-Verviers qui satisfont à la condition deconnaissance de la langue allemande sont nommés à l’auditorat dutravail près le tribunal du travail d’Eupen, et à titre subsidiaire, auparquet du procureur du Roi près le tribunal de première instanced’Eupen.”.

Art. 127. Dans la même loi, il est inséré un article 148/1, rédigécomme suit :

“Art. 148/1. Par dérogation à l’article 259quater, § 5, du Codejudiciaire, lorsque le président des juges de paix et juges au tribunal depolice est un juge de paix et que le canton dans lequel il est nommécomporte un autre juge de paix, il est remplacé dans sa justice de paixd’origine par ce juge de paix.”.

39103BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 128: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 128. In dezelfde wet wordt een artikel 155/1 ingevoegd,luidende :

“Art. 155/1. Stagemeesters die op grond van artikel 259octiesGerechtelijk Wetboek belast zijn met de opleiding van een gerechtelijkestagiair op de dag van de inwerkingtreding van deze wet, blijvendaartoe bevoegd tot de stage wordt beëindigd.”.

Art. 129. In artikel 161 van dezelfde wet wordt het cijfer “513”vervangen door het cijfer “516”.

HOOFDSTUK 6. — Wijziging van de wet van 21 januari 2013 tot wijzigingvan het Kieswetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externerechtspositie van de veroordelen tot een vrijheidsstraf en de aan hetslachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodali-teiten, ingevolge de instelling van een nieuwe beschermingsstatus diestrookt met de menselijke waardigheid

Art. 130. Artikel 5 van de wet van 21 januari 2013 tot wijziging vanhet Kieswetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externerechtspositie van de veroordelen tot een vrijheidsstraf en de aan hetslachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmo-daliteiten, ingevolge de instelling van een nieuwe beschermingsstatusdie strookt met de menselijke waardigheid wordt vervangen als volgt :

“Art. 5. Deze wet treedt in werking op 1 september 2014.”.

HOOFDSTUK 7. — Wijzigingen van de wet van 25 april 2007 tot regelingvan de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiersvan de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en dereferendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken

Art. 131. Artikel 8, § 2, van de wet van 25 april 2007 tot regeling vande betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van degriffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof vanCassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven enrechtbanken wordt vervangen als volgt :

“§ 2. De Koning kan basisoverlegcomités en tussenoverlegcomitésoprichten waarvan hij het gebied en de samenstelling van de afvaardi-ging van de overheid bepaalt. De voorstellen met betrekking tot deoprichting of de afschaffing van basis- en tussenoverlegcomités, devaststelling van hun gebied en de afvaardiging van de overheid, makenhet voorwerp uit van overleg in het overlegcomité.”.

HOOFDSTUK 8. — Wijzigingen van de wet van 20 juli 2006 tot instellingvan de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en deAlgemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde

Art. 132. Het opschrift van de wet van 20 juli 2006 tot instelling vande Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en deAlgemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde wordtvervangen als volgt :

“Wet van 20 juli 2006 tot instelling van de Algemene Raad van departners van de Rechterlijke Orde”.

Art. 133. De artikelen 2 tot 9 van dezelfde wet worden opgeheven.

Art. 134. Artikel 10 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

“Art. 10. § 1. Er wordt een Algemene Raad van de partners van deRechterlijke Orde opgericht, hierna de Algemene Raad genoemd, dieermee wordt belast aan het College van de hoven en rechtbanken, aanhet College van het openbaar ministerie en aan de minister van Justitieelk initiatief met het oog op de tenuitvoerlegging van de hervormingenvan de rechterlijke orde voor te stellen.

Hij kan uit zijn leden werkgroepen samenstellen waaraan hijbijzondere taken toevertrouwt.

De Federale Overheidsdienst Justitie, het College van de hoven enrechtbanken en het College van het openbaar ministerie stellen deAlgemene Raad alle informatie ter beschikking die nodig is voor deuitvoering van zijn opdrachten.

§ 2. Deze raad bestaat uit :

1° twee leden aangewezen door het Hof van Cassatie; het eerstemaakt deel uit van de zetel en is aangewezen door de eerste voorzitter,het tweede maakt deel uit van het parket bij het Hof en is aangewezendoor de procureur-generaal;

2° vier leden aangewezen door het College van de hoven enrechtbanken waarvan twee leden van het gerechtspersoneel;

3° vier leden aangewezen door het College van het openbaarministerie waarvan twee leden van het gerechtspersoneel;

4° de voorzitter van de Federale Overheidsdienst Justitie en dedirecteur-generaal van het directoraat-generaal Rechterlijke Organisatieof hun vertegenwoordigers;

Art. 128. Dans la même loi, il est inséré un article 155/1 rédigécomme suit :

“Art. 155/1. Les maîtres de stage qui au jour de l’entrée en vigueurde la loi sont chargés de la formation d’un stagiaire judiciaire sur basede l’article 259octies du Code judiciaire gardent cette compétencejusqu’à la fin du stage.”.

Art. 129. Dans l’article 161 de la même loi le chiffre “513” estremplacé par le chiffre “516”.

CHAPITRE 6. — Modification de la loi du 21 janvier 2013 modifiant le Codeélectoral et la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe despersonnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droitsreconnus à la victime dans le cadre des modalités d’exécution de la peine,suite à l’instauration d’un nouveau statut de protection conforme à ladignité humaine

Art. 130. L’article 5 de la loi du 21 janvier 2013 modifiant le Codeélectoral et la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe despersonnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droitsreconnus à la victime dans le cadre des modalités d’exécution de lapeine, suite à l’instauration d’un nouveau statut de protection conformeà la dignité humaine est remplacé par ce qui suit :

“Art. 5. La présente loi entre en vigueur le 1er septembre 2014.”.

CHAPITRE 7. — Modification de la loi du 25 avril 2007 organisant lesrelations entre les autorités publiques et les organisations syndicales desgreffiers de l’Ordre judiciaire, les référendaires près la Cour de cassation, etles référendaires et juristes de parquet près les cours et tribunaux

Art. 131. L’article 8, § 2, de la loi du 25 avril 2007 organisant lesrelations entre les autorités publiques et les organisations syndicalesdes greffiers de l’Ordre judiciaire, les référendaires près la Cour decassation, et les référendaires et juristes de parquet près les cours ettribunaux est remplacé par ce qui suit :

“§ 2. Le Roi peut créer des comités de concertation de base et descomités intermédiaires de concertation, dont il détermine le ressort et lacomposition de la délégation de l’autorité. Les propositions relatives àla création ou la suppression de comités de concertation de base et decomités intermédiaires de concertation, à la détermination de leurressort et à la composition de la délégation de l’autorité, font l’objetd’une concertation au sein du comité de concertation.”.

CHAPITRE 8. — Modifications de la loi du 20 juillet 2006 instaurant laCommission de Modernisation de l’Ordre judiciaire et le Conseil général despartenaires de l’Ordre judiciaire

Art. 132. L’intitulé de la loi du 20 juillet 2006 instaurant la Commis-sion de modernisation de l’Ordre judiciaire et le Conseil général despartenaires de l’Ordre judiciaire est remplacé par ce qui suit :

“Loi du 20 juillet 2006 instaurant le Conseil général des partenairesde l’Ordre judiciaire”.

Art. 133. Les articles 2 à 9 de la même loi sont abrogés.

Art. 134. L’article 10 de la même loi est remplacé par ce qui suit :

“Art. 10. § 1er. Il est institué un Conseil général des partenaires del’Ordre judiciaire, dénommé ci-après le Conseil général, chargé deproposer au Collège des cours et tribunaux, au Collège du ministèrepublic et au ministre de la Justice toute initiative de nature àimplémenter les réformes de l’Ordre judiciaire.

Il peut créer en son sein des groupes de travail auxquels il confie destâches particulières.

Le Service public fédéral Justice, le Collège des cours et tribunaux etle Collège du ministère public mettent à la disposition du Conseilgénéral toutes les informations nécessaires à l’accomplissement de sesmissions.

§ 2. Ce conseil est composé :

1° de deux membres désignés par la Cour de cassation, le premierappartenant au siège, désigné par le premier président, le secondappartenant au parquet près la Cour, désigné par le procureur général;

2° de quatre membres désignés par le Collège des cours et tribunauxdont deux membres du personnel judiciaire;

3° de quatre membres désignés par le Collège du ministère publicdont deux membres du personnel judiciaire;

4° du président du Service public fédéral justice et du directeurgénéral de la direction générale de l’Organisation judiciaire ou de leursreprésentants;

39104 BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 129: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

5° een lid aangewezen door de Orde van Vlaamse balies;

6° een lid aangewezen door de Ordre des barreaux francophones etgermanophone;

7° twee leden aangewezen door de Nationale Kamer van Gerechts-deurwaarders;

8° twee leden aangewezen door de Nationale Kamer van Notarissen;

9° twee personen die beschikken over een grondige ervaring dienuttig is voor het uitoefenen van de bevoegdheden van de AlgemeneRaad van de partners van de Rechterlijke Orde, aangewezen door deminister van Justitie;

10° een vertegenwoordiger van het Instituut voor gerechtelijkeopleiding;

11° een vertegenwoordiger van het Opleidingsinstituut van deFederale Overheid;

12° een vertegenwoordiger van het Selectiebureau van de FederaleOverheid;

13° twee leden van de Adviesraad van de magistratuur, het eneaangewezen door het Nederlandstalige college en het andere door hetFranstalige college;

14° een vertegenwoordiger per representatieve vakorganisatie vanelke taalrol;

15° twee leden van de Hoge Raad voor de Justitie, aangewezen doorde algemene vergadering.

§ 3. De Algemene Raad kiest uit zijn leden een voorzitter en eenondervoorzitter, de ene Nederlandstalig, de andere Franstalig, voor eenhernieuwbaar mandaat van drie jaar.

§ 4. De Algemene Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op.”.

Art. 135. Artikel 12 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

“Art. 12. De Algemene Raad beschikt over een secretaris die zijnfuncties deeltijds uitoefent en door de minister van Justitie onder deleden van het gerechtspersoneel of de personeelsleden van de FederaleOverheidsdienst Justitie wordt aangewezen.

De secretaris stelt de voorbereidende nota’s op, levert de noodzake-lijke documentaire ondersteuning, stelt de notulen op en ziet toe op deoverzending ervan aan de leden van de Algemene Raad, aan hetCollege van de hoven en rechtbanken en aan het College van hetopenbaar ministerie.

De Federale Overheidsdienst Justitie stelt aan de Algemene Raad enzijn secretaris de materiële middelen ter beschikking die noodzakelijkzijn voor de uitoefening van hun opdrachten.”.

Art. 136. In dezelfde wet wordt een artikel 13 ingevoegd, luidende :

“Art. 13. De leden van de Algemene Raad ontvangen vergoedingenvoor reis- en verblijfkosten, zulks overeenkomstig de bepalingen dievan toepassing zijn op het personeel van de Federale Overheidsdien-sten.”.

Art. 137. In dezelfde wet wordt een artikel 14 ingevoegd, luidende :

“Art. 14. De leden van de Commissie krijgen een opdracht binnen desteundienst bij het College van hoven en rechtbanken of het Collegevan het Openbaar ministerie, voor zover zij geen ander ambt aanvaar-den.”.

HOOFDSTUK 9. — Wijzigingen van de wet van 5 augustus 2006tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek

met het oog op de elektronische procesvoering

Art. 138. In de artikelen 5 en 10 tot 13 van de wet van 5 augustus2006 tot wijziging van sommige bepalingen van het GerechtelijkWetboek met het oog op de elektronische procesvoering, worden dewoorden “na advies van het beheerscomité en van het toezichtscomité,die respectievelijk bedoeld zijn in de artikelen 15 en 22 van de wet van10 augustus 2005 tot oprichting van het informatiesysteem Phenix”telkens vervangen door de woorden “na advies van de Commissie voorde Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer“.

5° d’un membre désigné par l’Orde van Vlaamse balies;

6° d’un membre désigné par l’Ordre des barreaux francophones etgermanophone;

7° de deux membres désignés par la chambre nationale des huissiersde Justice;

8° de deux membres désignés par la Chambre nationale des notaires;

9° de deux personnes disposant d’une expérience approfondie utile àl’exercice des compétences du Conseil général des partenaires del’ordre judiciaire, désigné par le ministre de la Justice;

10° d’un représentant de l’Institut de formation judiciaire;

11° d’un représentant de l’Institut de formation de l’Administrationfédérale;

12° d’un représentant du bureau de sélection de l’Administrationfédérale;

13° de deux membres du Conseil consultatif de la magistrature, l’undésigné par le collège néerlandophone, l’autre par le collège franco-phone;

14° d’un représentant par organisation syndicale représentative dechaque rôle linguistique;

15° de deux membres du Conseil supérieur de la Justice, désignés parl’assemblée générale.

§ 3. Le Conseil général choisit en son sein un président et unvice-président, l’un francophone, l’autre néerlandophone, pour unmandat de trois ans renouvelable.

§ 4. Le Conseil général établit son règlement d’ordre intérieur.”.

Art. 135. L’article 12 de la même loi est remplacé par ce qui suit :

“Art. 12. Le Conseil général dispose d’un secrétaire exerçant sesfonctions à temps partiel et désigné par le ministre de la Justice parmiles membres du personnel judiciaire ou les membres du personnel duService public fédéral Justice.

Le secrétaire élabore les notes préparatoires, fournit l’appui docu-mentaire nécessaire, établit les procès-verbaux et veille à leur transmis-sion aux membres du Conseil général, au Collège des cours ettribunaux et au Collège du ministère public.

Le Service public fédéral Justice met à la disposition du Conseilgénéral et de son secrétaire les moyens matériels nécessaires à l’exercicede leurs missions.”.

Art. 136. Dans la même loi, il est inséré un article 13 rédigé commesuit :

“Art. 13. Les membres du conseil général bénéficient des indemnitéspour frais de séjour et de parcours conformément aux dispositionsapplicables au personnel des Services publics fédéraux.”.

Art. 137. Dans la même loi, il est inséré un article 14 rédigé commesuit :

“Art. 14. Les membres de la Commission reçoivent une missionauprès du service d’appui du Collège des cours et tribunaux ou duCollège du ministère public, pour autant qu’ils n’acceptent pas uneautre fonction.”.

CHAPITRE 9. — Modifications de la loi du 5 août 2006modifiant certaines dispositions du Code judiciaire

en vue de la procédure par voie électronique

Art. 138. Dans les articles 5 et 10 à 13 de la loi du 5 août 2006modifiant certaines dispositions du Code judiciaire en vue de laprocédure par voie électronique, les mots “après avis du comité degestion et du comité de surveillance, visés respectivement aux arti-cles 15 et 22 de la loi du 10 août 2005 instituant le système d’informationPhenix” sont chaque fois remplacés par les mots “après avis de laCommission de la Protection de la Vie Privé”.

39105BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 130: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 139. In artikel 12, eerste lid, van dezelfde wet worden dewoorden “in samenwerking met het beheerscomité en” opgeheven.

Art. 140. Artikel 14 van dezelfde wet wordt opgeheven.

HOOFDSTUK 10. — Wijzigingen aan de wet van 25 april 2014houdende diverse bepalingen betreffende Justitie

Art. 141. In titel 12 van de wet van 25 april 2014 houdende diversebepalingen betreffende Justitie wordt hoofdstuk 26, dat artikel 180bevat, opgeheven.

Art. 142. Artikel 221 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

“Art. 221. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2014.”.

HOOFDSTUK 11. — Inwerkingtreding

Art. 143. Dit artikel en de artikelen 1, 130 en 140 tot 142 treden inwerking de dag waarop deze wet wordt bekendgemaakt in het BelgischStaatsblad.

De artikelen 2, 4 tot 9, 10, 2° tot 8°, 12 tot 16, 22, en 97 tot 129 hebbenuitwerking met ingang van 1 april 2014.

De artikelen 11, 28, 31, 34, 35, 37, 38 en 40 tot 96 treden in werking op1 september 2014.

De artikelen 19, 23, 24, 26, a), voor zover het een 19° tot 21° invoegtin artikel 555/1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, en b), hebbenuitwerking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de wetvan 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie.

Artikel 26, a), voor zover het een 22° invoegt in artikel 555/1, eerstelid, van het Gerechtelijk Wetboek, en c) treedt in werking op1 januari 2015. De Koning kan een datum van inwerkingtredingbepalen voorafgaand aan deze datum.

De artikelen 20, 21, 25 en 27 hebben uitwerking met ingang van dedatum van inwerkingtreding van de wet van 7 januari 2014 totwijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders.

De artikelen 3 en 132 tot 137 treden in werking op 1 juli 2014.

De artikelen 29, 30, 32, 33, 36 en 39 hebben uitwerking met ingangvan de dag van de inwerkingtreding van de artikelen 4, 5 en 18 van dewet van 15 juli 2013 tot wijziging van de bepalingen van hetGerechtelijk Wetboek betreffende de tucht.

De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artike-len 10, 1° en 131.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal wordenbekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 8 mei 2014.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Justitie,Mevr. A. TURTELBOOM

Met ’s Lands zegel gezegeld :

De Minister van Justitie,Mevr. A. TURTELBOOM

Nota

(1) Zie :Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) :Stukken. 53-3356/ (2013/2014).Integraal verslag : 3 april 2014.Senaat (www.senate.be) :Stukken. 5 – 2847/ (2013/2014).Handelingen van de Senaat : 24 april 2014.

Art. 139. Dans l’article 12, alinéa 1er, de la même loi, les mots “encollaboration avec le comité de gestion et” sont abrogés.

Art. 140. L’article 14 de la même loi est abrogé.

CHAPITRE 10. — Modifications de la loi du 25 avril 2014portant des dispositions diverses en matière de Justice

Art. 141. Dans le titre 12 de la loi du 25 avril 2014 portant desdispositions diverses en matière de Justice, le chapitre 26, comportantl’article 180, est abrogé.

Art. 142. L’article 221 de la même loi est remplacé par ce qui suit :

“Art. 221. Le présent chapitre entre en vigueur le 1er septembre2014.”.

CHAPITRE 11. — Entrée en vigueur

Art. 143. Le présent article et les articles 1er, 130 et 140 à 142 entrenten vigueur le jour de la publication de la présente loi au Moniteur belge.

Les articles 2, 4 à 9, 10, 2° à 8°, 12 à 16, 22, et 97 à 129 produisent leurseffets le 1er avril 2014.

Les articles 11, 28, 31, 34, 35, 37, 38 et 40 à 96 entrent en vigueur le 1er

septembre 2014.

Les articles 19, 23, 24, 26, a), en tant qu’il insère les 19° à 21° dansl’article 555/1, alinéa 1er, du Code judiciaire, et b) produisent leur effetà la date d’entrée en vigueur de la loi du 25 avril 2014 portant desdispositions diverses en matière de justice.

L’article 26, a), en tant qu’il insère un 22° dans l’article 555/1, alinéa1er , du Code judiciaire, et c) entre en vigueur le 1er janvier 2015. Le Roipeut fixer une date d’entrée en vigueur antérieure à cette date.

Les articles 20, 21, 25 et 27 produisent leur effet à la date d’entrée envigueur de la loi du 7 janvier 2014 modifiant le statut des huissiers dejustice.

Les articles 3 et 132 à 137 entrent en vigueur le 1er juillet 2014.

Les articles 29, 30, 32, 33, 36 et 39 produisent leurs effets le jour del’entrée en vigueur des articles 4,5 et 18 de la loi du 15 juillet 2013modifiant les dispositions du Code judiciaire relatives à la discipline.

Le Roi fixe la date d’entrée en vigueur des articles 10, 1° et 131.

Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revêtue du sceaude l’Etat et publiée par le Moniteur belge.

Donné à Bruxelles, le 8 mai 2014.

PHILIPPE

Par le Roi :

La Ministre de la Justice,Mme A. TURTELBOOM

Scellé du sceau de l’Etat :

La Ministre de la Justice,Mme A. TURTELBOOM

Note

(1) Voir :Chambre des représentants (www.lachambre.be) :Documents. 53-3356/ (2013/2014).Compte rendu intégral : 3 avril 2014.Sénat (www.senate.be) :Documents. 5 - 2847/ (2013-2014).Annales du Sénat : 24 avril 2014.

39106 BELGISCH STAATSBLAD — 14.05.2014 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 131: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

DE WET VAN 12 MEI 2014 HOUDENDE WIJZIGING EN COÖRDINATIE VAN DIVERSE WETTEN INZAKE JUSTITIE (II)

LA LOI DU 12 MAI 2014 PORTANT MODIFICATION ET COORDINATION DE DIVERSES LOIS EN MATIÈRE DE JUSTICE (II)

9.

Page 132: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGENLOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2014/09237]

12 MEI 2014. — Wet houdende wijziging en coördinatievan diverse wetten inzake Justitie (II)

FILIP, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK 1. — Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld inartikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. — Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek

Art. 2. In artikel 45, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij dewetten van 21 maart 1969, 23 juni 1980 en 31 maart 1987, worden devolgende wijzingen aangebracht :

1° in het derde lid, worden de woorden “voorzitter van de rechtbankvan eerste aanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”;

2° in het vierde lid, worden de woorden “aan de voorzitter van derechtbank” vervangen door de woorden “aan de familierechtbank”.

Art. 3. In artikel 63, § 4, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, hersteldbij de wet van 4 mei 1999, worden de woorden “rechtbank van eersteaanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 4. In artikel 784 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetvan 25 april 2014, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :

“Wanneer de verklaring ten overstaan van een notaris wordt gedaan,stuurt deze binnen vijf dagen volgend op de verklaring van verwer-ping, een kopie ervan aan de griffie van de rechtbank van eerste aanlegvan het arrondissement waar de erfenis is opengevallen, met het oog opde inschrijving ervan in het register bedoeld in het eerste lid.”.

Art. 5. Artikel 793 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van25 april 2014, wordt vervangen door wat volgt :

“Art. 793. De verklaring waarbij een erfgenaam te kennen geeft dathij deze hoedanigheid slechts onder voorrecht van boedelbeschrijvingaanneemt, moet worden afgelegd op de griffie van de rechtbank van hetarrondissement waar de erfenis is opengevallen of ten overstaan vaneen notaris; zij moet worden ingeschreven in het in artikel 784 bedoelderegister waarin de akten van verwerping worden opgenomen.

Wanneer de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving opde griffie wordt gedaan, moet de verklaring, binnen de volgendevijftien dagen, door de zorg van de griffie en op kosten van de ondervoorrecht aanvaardende erfgenaam worden bekendgemaakt in hetBelgisch Staatsblad, met verzoek aan de schuldeisers en de legatarissen,bij aangetekend bericht, hun rechten te doen kennen binnen driemaanden te rekenen vanaf de datum van de bekendmaking.

Wanneer de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving tenoverstaan van een notaris wordt gedaan, stuurt deze binnen vijf dagenvolgend op de verklaring, een kopie ervan aan de griffie van derechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de erfenis isopengevallen, met het oog op de inschrijving ervan in het registerbedoeld in het eerste lid. De griffier voert de inschrijving van deverklaring in het voormeld register uit en deelt aan de notaris de datumen het nummer ervan mee binnen vijf dagen volgend op de ontvangstvan de kopie van de verklaring. De verklaring wordt binnen vijftiendagen volgend op de ontvangst van deze mededeling door de notaris,door toedoen van deze en op kosten van de onder voorrechtaanvaardende erfgenaam bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, methet verzoek bedoeld in het tweede lid.

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2014/09237]

12 MAI 2014. — Loi portant modification et coordinationde diverses lois en matière de Justice (II)

PHILIPPE, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Les Chambres ont adopté et Nous sanctionnons ce qui suit :

CHAPITRE 1er. — Disposition générale

Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l’article 78 de laConstitution.

CHAPITRE 2. — Modifications du Code civil

Art. 2. A l’article 45, § 1er, du Code civil, modifié par les lois du21 mars 1969, du 23 juin 1980 et du 31 mars 1987, les modificationssuivantes sont apportées :

1° dans l’alinéa 3, les mots “président du tribunal de premièreinstance” sont remplacés par les mots “tribunal de la famille”;

2° dans l’alinéa 4, les mots “au président du tribunal” sont remplacéspar les mots “au tribunal de la famille”.

Art. 3. Dans l’article 63, § 4, alinéa 4, du même Code, rétabli par laloi du 4 mai 1999, les mots “première instance” sont remplacés par lesmots “la famille”.

Art. 4. Dans l’article 784 du même Code, remplacé par la loi du25 avril 2014, l’alinéa 2 est remplacé par ce qui suit :

“Lorsqu’elle est faite devant un notaire, celui-ci adresse, dans les cinqjours qui suivent la déclaration de renonciation, une copie de celle-ci augreffe du tribunal de première instance de l’arrondissement dans lequella succession s’est ouverte, en vue de son inscription dans le registrevisé à l’alinéa 1er.”.

Art. 5. L’article 793 du même Code, modifié par la loi du 25 avril 2014,est remplacé par ce qui suit :

“Art. 793. La déclaration d’un héritier qu’il entend ne prendre cettequalité que sous bénéfice d’inventaire, doit être faite au greffe dutribunal de l’arrondissement dans lequel la succession s’est ouverte oudevant notaire; elle doit être inscrite dans le registre visé à l’article 784destiné à recevoir les actes de renonciation.

Lorsque l’acceptation sous bénéfice d’inventaire est faite au greffe, ladéclaration doit, dans les quinze jours qui suivent, par les soins dugreffier et aux frais de l’héritier acceptant sous bénéficie d’inventaire,être publiée au Moniteur belge, avec invitation aux créanciers et auxlégataires d’avoir à faire connaître, par avis recommandé, leurs droitsdans un délai de trois mois à compter de la date de publication.

Lorsque l’acceptation sous bénéfice d’inventaire est faite devant unnotaire, celui-ci adresse, dans les cinq jours qui suivent la déclaration,une copie de celle-ci au greffe du tribunal de première instance del’arrondissement dans lequel la succession s’est ouverte, en vue de soninscription dans le registre visé à l’alinéa 1er. Le greffier procède àl’inscription de la déclaration dans le registre précité et communique aunotaire la date et le numéro de celle-ci dans les cinq jours qui suivent laréception de la copie de la déclaration. La déclaration est publiée auMoniteur belge dans les quinze jours qui suivent la réception de cettecommunication par le notaire, par les soins de celui-ci et aux frais del’héritier acceptant sous bénéfice d’inventaire, avec l’invitation visée àl’alinéa 2.

39863BELGISCH STAATSBLAD — 19.05.2014 — MONITEUR BELGE

Page 133: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Bij aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving wegensonbekwaamheid van de erfgenaam, wordt de verklaring afgelegd doorde vader en de moeder of door degene van hen die het ouderlijk gezaguitoefent, door de ontvoogde minderjarige of door de voogd. Wanneerde aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving op de griffie isgedaan, wordt vervolgens gehandeld overeenkomstig het tweede lid;wanneer de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving tenoverstaan van een notaris is gedaan, wordt vervolgens gehandeldovereenkomstig het derde lid. De vrederechter ziet toe op de inachtne-ming van deze vormen. In geval van belangentegenstelling tussen deonbekwame en zijn wettelijke vertegenwoordiger, wordt door devrederechter, hetzij op verzoek van iedere belanghebbende, hetzijambtshalve, een voogd ad hoc aangewezen.

Behoudens later bewijs van de werkelijkheid van hun schuldvorde-ringen, maken de schuldeisers en legatarissen zich bekend bij gewoneaangetekende brief, gericht aan de woonplaats die de erfgenaamgekozen heeft en die in de opgenomen verklaring is vermeld.”.

Art. 6. In artikel 1476quater, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 2 juni 2013, worden de woorden “rechtbankvan eerste aanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”.

HOOFDSTUK 3. — Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 7. In het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 765/1 inge-voegd, luidende :

“Art. 765/1. Voor de zaken betreffende minderjarigen, doen de familierecht-bank en de familiekamers van het hof van beroep, op straffe van nietigheid, eerstuitspraak na het advies of de vorderingen van het openbaar ministerie tehebben gehoord.”.

Art. 8. In artikel 1048, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigdbij de wet van 12 januari 1993, worden de woorden “De termijn omverzet aan te tekenen is” vervangen door de woorden “Ondervoorbehoud van termijnen die worden bepaald in supranationale eninternationale bepalingen, is de termijn om verzet aan te tekenen”.

Art. 9. In artikel 1051, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigdbij de wet van 12 januari 1993, worden de woorden “De termijn omhoger beroep aan te tekenen is” vervangen door de woorden “Ondervoorbehoud van termijnen die worden voorzien in supranationale eninternationale bepalingen, is de termijn om hoger beroep aan tetekenen”.

Art. 10. In artikel 1136 van hetzelfde Wetboek worden de woorden“Het verzoek tot herroeping van het gewijsde wordt” vervangen doorde woorden “Onder voorbehoud van de termijnen die wordenvoorzien in dwingende supranationale en internationale bepalingen,wordt het verzoek tot herroeping van het gewijsde”.

HOOFDSTUK 4. — Wijzigingen van de wet van 17 maart 2013 tothervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling vaneen nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid

Art. 11. In artikel 7 van de wet van 17 maart 2013 tot hervormingvan de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van eennieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijk waardigheid,dat artikel 220 van het Burgerlijk Wetboek wijzigt, worden de volgendewijzigingen aangebracht :

a) in het 1° worden de woorden “rechtbank van eerste aanleg”vervangen door het woord “familierechtbank”;

b) het 2° wordt vervangen door wat volgt :

“2° in § 2 worden de woorden “of wilsonbekwaam is” ingevoegdtussen de woorden “in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen tegeven” en de woorden “, geen lasthebber heeft aangesteld” en wordende woorden “rechtbank van eerste aanleg” vervangen door het woord“familierechtbank”.”.

Art. 12. In artikel 24 van dezelfde wet, dat artikel 389 van hetBurgerlijk Wetboek vervangt, worden de woorden “rechtbank vaneerste aanleg” vervangen door het woord “familierechtbank”.

Art. 13. In artikel 44 van dezelfde wet, dat een artikel 492/3 invoegtin het Burgerlijk Wetboek, worden de woorden “artikel 499/7, §§ 1 en2” vervangen door de woorden “de artikelen 499/7, §§ 1 en 2, 905,1397/1 en 1478, vierde lid”.

Art. 14. In artikel 48 van dezelfde wet, dat artikel 493 van hetBurgerlijk Wetboek herstelt, worden de volgende wijzigingen aange-bracht :

1° In § 2, eerste lid, worden de woorden “artikel 499/7, § 2,”vervangen door de woorden “de artikelen 499/7, § 2, 905, 1397/1 en1478, vierde lid bedoelde voorwaarden,”;

En cas d’acceptation sous bénéfice d’inventaire en raison de l’inca-pacité de l’héritier, la déclaration est faite par les père et mère ou celuid’entre eux qui exerce l’autorité parentale, par le mineur émancipé oupar le tuteur. Lorsque l’acceptation sous bénéfice d’inventaire est faiteau greffe, il est ensuite procédé conformément à l’alinéa 2; lorsquel’acceptation sous bénéfice d’inventaire est faite devant un notaire, il estensuite procédé conformément à l’alinéa 3. Le juge de paix veille àl’accomplissement de ces formalités. En cas d’opposition d’intérêtsentre l’incapable et son représentant légal, le juge de paix désigne untuteur ad hoc soit à la requête de toute personne intéressée, soit d’office.

Sous réserve de justifications ultérieures de la réalité de leurscréances, les créanciers et légataires se font connaître par simple lettrerecommandée adressée au domicile élu par l’héritier et indiqué dansl’insertion.”.

Art. 6. Dans l’article 1476quater, alinéa 5, du même Code, inséré parla loi du 2 juin 2013, les mots “première instance” sont remplacés par lesmots “la famille”.

CHAPITRE 3. — Modifications du Code judiciaire

Art. 7. Dans le Code judiciaire, il est inséré un article 765/1 rédigécomme suit :

“Art. 765/1. A peine de nullité, le tribunal de la famille et les chambres dela famille de la cour d’appel ne statuent, pour les affaires concernant desmineurs d’âge, qu’après avoir entendu le ministère public en son avis ou en sesréquisitions.”.

Art. 8. Dans l’article 1048, alinéa 1er, du même Code, modifié par laloi du 12 janvier 1993, les mots “Le délai d’opposition” sont remplacéspar les mots “Sous réserve des délais prévus dans des dispositionsimpératives supranationales et internationales, le délai d’opposition”.

Art. 9. Dans l’article 1051, alinéa 1er, du même Code, modifié par laloi du 12 janvier 1993, les mots “Le délai pour interjeter appel” sontremplacés par les mots “Sous réserve des délais prévus dans desdispositions impératives supranationales et internationales, le délaipour interjeter appel”.

Art. 10. Dans l’article 1136 du même Code, les mots “La requête”sont remplacés par les mots “Sous réserve des délais prévus dans desdispositions impératives supranationales et internationales, la requête”.

CHAPITRE 4. — Modifications de la loi du 17 mars 2013 réformant lesrégimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conformeà la dignité humaine

Art. 11. A l’article 7 de la loi du 17 mars 2013 réformant les régimesd’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme àla dignité humaine, qui modifie l’article 220 du Code civil, lesmodifications suivantes sont apportées :

a) dans le 1°, les mots “première instance” sont remplacés par lesmots “la famille”;

b) le 2° est remplacé par ce qui suit :

“2° dans le § 2, les mots “dans l’impossibilité de manifester” sontremplacés par les mots “dans l’impossibilité ou incapable d’exprimer”et les mots “première instance” sont remplacés par les mots “lafamille”.”.

Art. 12. Dans l’article 24 de la même loi, qui remplace l’article 389 duCode civil, les mots “première instance” sont remplacés par les mots“de la famille”.

Art. 13. Dans l’article 44 de la même loi, qui insère un arti-cle 492/3 dans le Code civil, les mots “à l’article 499/7, §§ 1er et 2” sontremplacés par les mots “aux articles 499/7, §§ 1er et 2, 905, 1397/1 et1478, alinéa 4”.

Art. 14. A l’article 48 de la même loi, qui rétablit l’article 493 duCode civil, les modifications suivantes sont apportées :

1° dans le § 2, alinéa 1er, les mots “à l’article 499/7, § 2,” sontremplacés par les mots “aux articles 499/7, § 2, 905, 1397/1 et 1478,alinéa 4”;

39864 BELGISCH STAATSBLAD — 19.05.2014 — MONITEUR BELGE

Page 134: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

2° in § 2, derde lid worden de woorden “en 1397/1” vervangen doorde woorden “, 1397/1 en 1478, vierde lid″ en het lid wordt aangevuldmet de volgende zin :

“Hetzelfde geldt indien de gestelde handeling een testament is datniet voldoet aan de in artikel 905, derde lid, of, in voorkomend geval,artikel 905, vierde lid.”;

3° In § 3, eerste lid, worden de zinnen “De nietige handeling kantijdens de duur van de beschermingsmaatregel bevestigd worden doorzijn bewindvoerder. Als het om een in artikel 499/7 bedoelde handelinggaat, verleent de vrederechter een bijzondere machtiging aan debewindvoerder.” vervangen door de zinnen “De nietige handeling kantijdens de duur van de beschermingsmaatregel bevestigd worden doorzijn bewindvoerder of, ingeval het een handeling betreft bedoeld in deartikelen 905, 1397/1 en 1478, vierde lid, door de beschermde persoon.Als het om een in de artikelen 499/7, 905, 1397/1 en 1478, vierde lid,bedoelde handeling gaat, verleent de vrederechter een bijzonderemachtiging aan de bewindvoerder of, in voorkomend geval, aan debeschermde persoon.”.

Art. 15. In artikel 97 van dezelfde wet, dat een arti-kel 499/13 invoegt in het Burgerlijk Wetboek, worden in het eerste lidde woorden “artikel 499/7” vervangen door de woorden “de artike-len 499/7, 1397/1, derde lid, en 1478, zevende lid”.

Art. 16. Artikel 154 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 17. Artikel 160 van dezelfde wet, dat artikel 764 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen door wat volgt :

“Art. 160. In artikel 764, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek,gewijzigd bij de wet van 9 mei 2007, worden de woorden “hetvermoeden of” en de woorden “of een onbekwaamverklaarde” opge-heven.”.

Art. 18. Artikel 169 van dezelfde wet, dat artikel 1197 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt opgeheven.

Art. 19. Artikel 170 van dezelfde wet, dat artikel 1204bis van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt opgeheven.

Art. 20. Artikel 176 van dezelfde wet, dat artikel 1231-48 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen door wat volgt :

“Art. 176. In artikel 1231-48 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dewet van 24 april 2003, wordt het tweede lid vervangen als volgt :

“De geadopteerde die minder dan twaalf jaar oud is, wordtvertegenwoordigd door een voogd ad hoc door de rechtbank opverzoek van de procureur des Konings of van enige andere partij bij devordering aangesteld.”.”.

Art. 21. Artikel 201 van dezelfde wet, dat artikel 1255 van hetGerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt opgeheven.

Art. 22. Artikel 233 van dezelfde wet wordt vervangen door watvolgt :

“Art. 233. Deze wet treedt in werking op 1 september 2014.”.

HOOFDSTUK 5. — Wijziging van de wet van 29 juni 1964betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie

Art. 23. In artikel 10, tweede lid, van de wet van 29 juni 1964betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, gewijzigd bij dewet van 22 maart 1999, worden de woorden, “over een of meerafdelingen van de rechtbank” ingevoegd tussen het woord “kamers” enhet woord “splitsen”.

HOOFDSTUK 6. — Wijzigingen van sommige bepalingenmet het oog op de elektronische procedure

Afdeling 1. — Wijzigingen van de wet van 10 augustus 2005tot oprichting van het informatiesysteem Phenix

Art. 24. Artikel 2, tweede lid, van de wet van 10 augustus 2005 totoprichting van het informatiesysteem Phenix wordt vervangen doorwat volgt :

“Phenix wordt geleid door een beheerscomité dat wordt geadviseerddoor een comité van gebruikers. De samenstelling, de opdrachten en debevoegdheden van deze comités worden vastgelegd door deze wet.”.

Art. 25. In de artikelen 4, eerste en tweede lid, 5, derde lid, 6, derdelid, 8, vierde lid, 9, derde lid, 13 en 14, tweede lid, van dezelfde wetworden de woorden “op voorstel van het beheerscomité en na adviesvan het toezichtscomité” telkens vervangen door de woorden “naadvies van de Commissie voor de Bescherming van de PersoonlijkeLevenssfeer”.

2° dans le § 2, alinéa 3, les mots “et 1397/1” sont remplacés par lesmots “, 1397/1 et 1478, alinéa 4,″ et l’alinéa est complété par la phrasesuivante :

“Il en va de même si l’acte posé est un testament qui ne satisfait pasaux conditions visées à l’article 905, alinéa 3, ou, le cas échéant, viséesà l’article 905, alinéa 4.”;

3° dans le § 3, alinéa 1er, les phrases “La nullité de l’acte peut êtrecouverte par son administrateur pendant la durée de la mesure deprotection. S’il s’agit d’un acte visé à l’article 499/7, le juge de paixdonne à l’administrateur une autorisation spéciale.” sont remplacéespar les phrases “La nullité de l’acte peut être couverte par sonadministrateur pendant la durée de la mesure de protection ou, s’ils’agit d’un acte visé aux articles 905, 1397/1 et 1478, alinéa 4, par lapersonne protégée. S’il s’agit d’un acte visé aux articles 499/7, 905,1397/1 et 1478, alinéa 4, le juge de paix donne une autorisation spécialeà l’administrateur ou, le cas échéant, à la personne protégée.”.

Art. 15. Dans l’article 97 de la même loi, qui insère un arti-cle 499/13 dans le Code civil, dans l’alinéa 1er, les mots “del’article 499/7” sont remplacés par les mots “des articles 499/7, 1397/1,alinéa 3, et 1478, alinéa 7,”.

Art. 16. L’article 154 de la même loi est abrogé.

Art. 17. L’article 160 de la même loi, qui modifie l’article 764 duCode judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 160. Dans l’article 764, alinéa 1er, 2°, du même Code, modifiépar la loi du 9 mai 2007, les mots “la présomption ou” et les mots “oud’un interdit” sont abrogés.”.

Art. 18. L’article 169 de la même loi, qui modifie l’article 1197 duCode judiciaire est abrogé.

Art. 19. L’article 170 de la même loi, qui modifie l’article 1204bis duCode judiciaire, est abrogé.

Art. 20. L’article 176 de la même loi, qui modifie l’article 1231-48 duCode judiciaire, est remplacé par ce qui suit :

“Art. 176. Dans l’article 1231-48 du même Code, inséré par la loi du24 avril 2003, l’alinéa 2 est remplacé par ce qui suit :

“L’adopté âgé de moins de douze ans, est représenté par un tuteur adhoc désigné par le tribunal à la demande du procureur du Roi ou detoute autre partie à l’action.”.”.

Art. 21. L’article 201 de la même loi, qui modifie l’article 1255 duCode judiciaire, est abrogé.

Art. 22. L’article 233 de la même loi est remplacé par ce qui suit :

“Art. 233. La présente loi entre en vigueur le 1er septembre 2014.”.

CHAPITRE 5. — Modification de la loi du 29 juin 1964concernant la suspension, le sursis et la probation

Art. 23. Dans l’article 10 de la loi du 29 juin 1964 concernant lasuspension, le sursis et la probation, modifié par la loi du 22 mars 1999,l’alinéa 2 est complété par les mots “dans une ou plusieurs divisions dutribunal”.

CHAPITRE 6. — Modifications de certaines dispositions en vue de laprocédure judiciaire par voie électronique

Section 1re. — Modifications de la loi du 10 août 2005 instituant lesystème d’information Phenix

Art. 24. L’article 2, alinéa 2, de la loi du 10 août 2005 instituant lesystème d’information Phenix est remplacé par ce qui suit :

“Phenix est dirigé par un comité de gestion, qui est conseillé par uncomité d’utilisateurs. La composition, les missions et les compétencesde ces comités sont fixées par la présente loi.”.

Art. 25. Dans les articles 4, alinéas 1er et 2, 5, alinéa 3, 6, alinéa 3, 8,alinéa 4, 9, alinéa 3, 13 et 14, alinéa 2, de la même loi, les mots “surproposition du comité de gestion et après avis du comité de sur-veillance” sont chaque fois remplacés par les mots “après avis de laCommission de la Protection de la Vie Privée”.

39865BELGISCH STAATSBLAD — 19.05.2014 — MONITEUR BELGE

Page 135: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Art. 26. In artikel 9, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden“door het beheerscomité”, vervangen door de woorden “door deKoning”.

Art. 27. In artikel 12, tweede lid, van dezelfde wet worden dewoorden “op voorstel van het beheerscomité, na advies van hettoezichtscomité” vervangen door de woorden “na advies van deCommissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer”.

Art. 28. In artikel 17, negende lid, van dezelfde wet worden dewoorden “het toezichtscomité” vervangen door de woorden “deCommissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer”.

Art. 29. In artikel 19, tweede lid, van dezelfde wet worden dewoorden “van het toezichtscomité” vervangen door de woorden “vande Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer”.

Art. 30. De artikelen 22 tot 26, 28, derde lid, en 29, § 2, van dezelfdewet worden met inbegrip van hun opschrift opgeheven”.

Afdeling 2. — Wijzigingen van de wet van 10 juli 2006betreffende de elektronische procesvoering

Art. 31. In de artikelen 2, 4°, 10, § 1, tweede lid, 34, § 3, en 36, § 2, vande wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoeringworden de woorden “na advies van het beheerscomité en van hettoezichtscomité” telkens vervangen door de woorden “na advies vande Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer”.

Art. 32. In de artikelen 4, tweede lid, en 37 van dezelfde wet wordende woorden “,na advies van het beheerscomité,” opgeheven.

Art. 33. In artikel 4, derde lid, van dezelfde wet worden de woorden“na advies van het toezichtscomité” vervangen door de woorden “naadvies van de Commissie voor de Bescherming van de PersoonlijkeLevenssfeer”.

Art. 34. In artikel 8 van dezelfde wet worden de woorden “en naadvies van het beheerscomité” opgeheven.

Art. 35. In artikel 12 van dezelfde wet worden de woorden “door hetbeheerscomité” vervangen door de woorden “door de Koning”.

Art. 36. In de artikelen 13 en 38 van dezelfde wet worden dewoorden “na advies van het beheerscomité en van het toezichtscomité,die respectievelijk bedoeld zijn in de artikelen 15 en 22 van de wet van10 augustus 2005 tot oprichting van het informatiesysteem Phenix”vervangen door de woorden “na advies van de Commissie voor deBescherming van de Persoonlijke Levenssfeer”.

Art. 37. In artikel 33 van dezelfde wet worden de woorden “opge-steld na advies van het beheerscomité” opgeheven.

Art. 38. Artikel 2, 2°, van dezelfde wet wordt opgeheven.

HOOFDSTUK 7. — Wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 2007tot uitvoering van de artikelen 7 en 9 van de wet van 20 juli 2006 totinstelling van de Commissie voor de Modernisering van de RechterlijkeOrde en de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde

Art. 39. Het koninklijk besluit van 23 maart 2007 tot uitvoering vande artikelen 7 en 9 van de wet van 20 juli 2006 tot instelling van deCommissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en deAlgemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde wordtopgeheven.

HOOFDSTUK 8. — Overgangsbepaling

Art. 40. De probatiecommissies die voor de inwerkingtreding vande wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijkearrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek methet oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde,ingesteld waren bij een rechtbank van eerste aanleg die door degenoemde wet opgaat in een nieuwe rechtbank, blijven bevoegd voorde afdeling die de opvolger is van de rechtbank van eerste aanleg, totop het ogenblik dat de probatiecommissie wordt hernieuwd. Derechtsgeldig gestelde rechtshandelingen blijven geldig in de nieuwestructuur van de rechtbank.

HOOFDSTUK 9. — Inwerkingtreding

Art. 41. Dit artikel en de artikelen 1 en 22 treden in werking de dagwaarop deze wet wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De artikelen 23 en 40 hebben uitwerking met ingang van 1 april 2014.

De artikelen 2, 3, 6, 7 en 11 tot 21 treden in werking op 1 septem-ber 2014.

Artikel 39 treedt in werking op 1 juli 2014.

Art. 26. Dans l’article 9, alinéa 1er, de la même loi, les mots “par lecomité de gestion” sont remplacés par les mots “par le Roi”.

Art. 27. Dans l’article 12, alinéa 2, de la même loi, les mots “surproposition du comité de gestion, après avis du comité de surveillance”sont remplacés par les mots “après avis de la Commission de laProtection de la Vie Privée”.

Art. 28. Dans l’article 17, alinéa 9, de la même loi, les mots “ducomité de surveillance” sont remplacés par les mots “de la Commissionde la Protection de la Vie Privée”.

Art. 29. Dans l’article 19, alinéa 2, de la même loi, les mots “ducomité de surveillance” sont remplacés par les mots “de la Commissionde la Protection de la Vie Privée”.

Art. 30. Les articles 22 à 26, 28, alinéa 3, et 29, § 2, de la même loi,leurs intitulés y compris, sont abrogés.

Section 2. — Modifications de la loi du 10 juillet 2006relative à la procédure par voie électronique

Art. 31. Dans les articles 2, 4°, 10, § 1er, alinéa 2, 34, § 3, et 36, § 2, dela loi du 10 juillet 2006 relative à la procédure par voie électronique, lesmots “après avis du comité de gestion et du comité de surveillance”sont chaque fois remplacés par les mots “après avis de la Commissionde la Protection de la Vie Privée”.

Art. 32. Dans les articles 4, alinéa 2, et 37 de la même loi, les mots“après avis du comité de gestion,” sont abrogés.

Art. 33. Dans l’article 4, alinéa 3, de la même loi, les mots “après avisdu comité de surveillance” sont remplacés par les mots “après avis dela Commission de la Protection de la Vie Privée”.

Art. 34. Dans l’article 8 de la même loi, les mots “et après avis ducomité de gestion” sont abrogés.

Art. 35. Dans l’article 12 de la même loi, les mots “par le comité degestion” sont remplacés par les mots “par le Roi”.

Art. 36. Dans les articles 13 et 38 de la même loi, les mots “après avisdu comité de gestion et du comité de surveillance, visés respectivementaux articles 15 et 22 de la loi du 10 août 2005 instituant le systèmed’information Phenix” et les mots “après avis du comité de gestion etcomité de surveillance, visés respectivement aux articles 15 et 22 de laloi du 10 août 2005 instituant un système d’information Phénix”sontrespectivement remplacés par les mots “après avis de la Commission dela Protection de la Vie Privée”.

Art. 37. Dans l’article 33 de la même loi, les mots “établies après avisdu comité de gestion” sont abrogés.

Art. 38. L’article 2, 2°, de la même loi est abrogé.

CHAPITRE 7. — Modification de l’arrêté royal du 23 mars 2007 portantexécution des articles 7 et 9 de la loi du 20 juillet 2006 instaurant laCommission de modernisation de l’ordre judiciaire et le Conseil général despartenaires de l’Ordre judiciaire

Art. 39. L’arrêté royal du 23 mars 2007 portant exécution desarticles 7 et 9 de la loi du 20 juillet 2006 instaurant la Commission demodernisation de l’ordre judiciaire et le Conseil général des partenairesde l’Ordre judiciaire est abrogé.

CHAPITRE 8. — Disposition transitoire

Art. 40. Les commissions de probation qui sont instaurées avantl’entrée en vigueur de la loi du 1er décembre 2013 portant réforme desarrondissements judiciaires et modifiant le Code judiciaire en vue derenforcer la mobilité des membres de l’ordre judiciaire, gardent leurscompétences pour la division qui succède au tribunal de premièreinstance jusqu’au moment où la commission de probation est renouve-lée. Les actes pris valablement, restent valide dans la nouvelle structuredu tribunal.

CHAPITRE 9. — Entrée en vigueur

Art. 41. Le présent article et les articles 1er et 22 entrent en vigueurle jour de la publication de la présente loi au Moniteur belge.

Les articles 23 et 40 produisent leurs effets le 1er avril 2014.

Les articles 2, 3, 6, 7 et 11 à 21 entrent en vigueurle 1er septembre 2014.

L’article 39 entre en vigueur le 1er juillet 2014.

39866 BELGISCH STAATSBLAD — 19.05.2014 — MONITEUR BELGE

Page 136: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ‘s Lands zegel zal wordenbekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 12 mei 2014.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Justitie,Mevr. A. TURTELBOOM

Met ’s Lands zegel gezegeld :

De Minister van Justitie,Mevr. A. TURTELBOOM

Nota

(1) Zie :Kamer van volksvertegenwoordigers :(www.dekamer.be)Stukken. 53-3356/ (2013/2014) en 53-3520/ (2013/2014).Integraal verslag : 3 april 2014.Senaat :(www.senate.be)Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2014/09198]

24 APRIL 2014. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijkbesluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezig-heden toegestaan aan sommige personeelsleden van de dienstendie de rechterlijke macht terzijde staan

FILIP, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 353bis, ingevoegd bij dewet van 6 mei 1997, en gewijzigd bij de wetten van 24 maart 1999,12 april 1999 en 25 april 2007 en artikel 354, eerste en derde lid,vervangen bij de wet van 25 april 2007;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende deverloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsledenvan de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op7 oktober 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van5 december 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Ambte-narenzaken van 5 december 2013;

Gelet op het protocol nr. 413 houdende de besluiten van deonderhandelingen van het Sectorcomité III Justitie, op datum van21 februari 2014;

Gelet op het protocol nr. 26 van het onderhandelingscomité van degriffiers, referendarissen en parketjuristen van de Rechterlijke Orde,afgesloten op 21 februari 2014;

Gelet op advies nr. 55.616/3 van de Raad van State, gegeven op28 maart 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van dewetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Justitie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Artikel 1, § 4, van het koninklijk besluit van 16 maart 2001betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommigepersoneelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijdestaan, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2013,wordt aangevuld met de bepaling onder 14°, luidende :

“14° de controle van de afwezigheden ten gevolge van een arbeids-ongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk en eenberoepsziekte.”.

Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revêtue du sceaude l’Etat et publiée par le Moniteur belge.

Donné à Bruxelles, le 12 mai 2014.

PHILIPPE

Par le Roi :

La Ministre de la Justice,Mme A. TURTELBOOM

Scellé du sceau de l’Etat :

La Ministre de la Justice,Mme A. TURTELBOOM

Note

(1) Voir :La Chambre des représentants :(www.lachambre.be)Documents. 53-3356/ (2013/2014) et 53 3520/ (2013/2014).Compte rendu intégral : 3 avril 2014.Sénat :(www.senate.be)Projet non évoqué par le Sénat.

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2014/09198]

24 AVRIL 2014. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 16 mars 2001relatif aux congés et aux absences accordés à certains membres dupersonnel des services qui assistent le pouvoir judiciaire

PHILIPPE, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu le Code judiciaire, l’article 353bis, inséré par la loi du 6 mai 1997,et modifié par les lois des 24 mars 1999, 12 avril 1999 et 25 avril 2007 etl’article 354, alinéas 1er et 3, remplacés par la loi du 25 avril 2007;

Vu l’arrêté royal du 16 mars 2001 relatif aux congés et aux absencesaccordés à certains membres du personnel des services qui assistent lepouvoir judiciaire;

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 7 octobre 2013;

Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 5 décembre 2013;

Vu l’accord du Secrétaire d’Etat à la Fonction publique , donné le5 décembre;

Vu le protocole n° 413 consignant les conclusions de la négociation ausein du Comité de secteur III Justice, en date du 21 février 2014;

Vu le protocole n° 26 du Comité de négociation des greffiers,référendaires et juristes de parquet de l’Ordre judicaire, conclu le21 février 2014;

Vu l’avis n° 55.616/3 du Conseil d’Etat, donné le 28 mars 2014, enapplication de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 2°, des lois sur le Conseild’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973;

Sur la proposition de la Ministre de la Justice,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. L’article 1er, § 4, de l’arrêté royal du 16 mars 2001 relatifaux congés et aux absences accordés à certains membres du personneldes services qui assistent le pouvoir judiciaire, modifié en dernier lieupar l’arrêté du 7 octobre 2013, est complété par le 14° rédigé commesuit :

« 14° au contrôle des absences par suite d’un accident du travail, d’unaccident survenu sur le chemin du travail et d’une maladie profession-nelle. ».

39867BELGISCH STAATSBLAD — 19.05.2014 — MONITEUR BELGE

Page 137: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

NUTTIGE LINKS

LIENS UTILES

10.

Page 138: DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORDE · La loi du 30 juillet 2013 portant création d’un tribunal de la famille et de la jeunesse 8. De wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en

Links:

Parlementaire discussie over beide wetsontwerpen:• http://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=/flwb&language=nl&cfm=/site/wwwcfm/flwb/flwbn.cfm?l

ang=N&legislat=53&dossierID=2858• http://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=/flwb&language=nl&cfm=/site/wwwcfm/flwb/flwbn.cfm?l

ang=N&legislat=53&dossierID=3068

Website FOD Justitie• http://justitie.belgium.be/nl/rechterlijke_orde/hervorming_justitie/• http://justitie.belgium.be/nl/rechterlijke_orde/hervorming_justitie/documentatie/video/

Website van Annemie Turtelboom:• http://annemieturtelboom.be/realisaties/justitiehervorming/• http://annemieturtelboom.be/onafhankelijke-tuchtrechtbanken-zullen-beslissen-over-magistraten-2/• http://annemieturtelboom.be/snelrechtbanken-kunnen-van-start/• http://annemieturtelboom.be/familierechtbanken-1-familie-1-dossier-1-rechter/

Liens:

Discussion parlementaire sur les 2 propositions de loi :• http://www.lachambre.be/kvvcr/showpage.cfm?section=/flwb&language=fr&cfm=/site/wwwcfm/flwb/flwbn.cfm?lang

=N&legislat=53&dossierID=2858• http://www.lachambre.be/kvvcr/showpage.cfm?section=/flwb&language=fr&cfm=/site/wwwcfm/flwb/flwbn.cfm?lang

=N&legislat=53&dossierID=3068

Site SPF Justice :• http://justice.belgium.be/fr/ordre_judiciaire/reforme_justice/• http://justice.belgium.be/fr/ordre_judiciaire/reforme_justice/documentation/video/

Site Annemie Turtelboom:• http://annemieturtelboom.be/realisaties/justitiehervorming/• http://annemieturtelboom.be/onafhankelijke-tuchtrechtbanken-zullen-beslissen-over-magistraten-2/• http://annemieturtelboom.be/snelrechtbanken-kunnen-van-start/