Upload
sg-sint-ursula-horn
View
227
Download
0
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Nummer 4 van de schoolkrant Bergerblad, SG ST Ursula Horn, jaargang 2012-2013
Citation preview
2
Voorwoord
Dit is alweer de vierde editie van het Bergerblad van dit
schooljaar. Onze redacteurs hebben de afgelopen weken
weer hard gewerkt om enkele leuke artikelen te schrijven
voor onderbouwers én bovenbouwers. Dit is het resultaat.
Papieren exemplaren van het Bergerblad zijn te lezen en
mee te nemen bij de conciërgeloge en in de mediatheek.
Als je zelf leuke ideeën hebt voor een nieuwe rubriek, of als
je zelf ook een bijdrage wil leveren op wat voor manier dan
ook, dan ben je van harte welkom. Kom gerust eens langs
tijdens één van onze redactievergaderingen (dinsdag in de
middagpauze in E112) of stuur een mailtje naar meneer
Stollman of mevrouw Eggen.
Veel leesplezier.
De redactie
Colofon
‘Bergerblad’ is een uitgave van
Scholengemeenschap Sint Ursula
Postbus 4728, 6085 ZG HORN
Redactie Jerôme Crijns
Sophie Grubben
Julia Vossen
Gastredactie Tim Kamp
Babette Vromen
Hoofdredactie: Kim Schreurs
Eindredactie Jos Stollman
Bonnie Eggen
Lay-out: Kim Schreurs
3
Inhoud
Interview met…
Meneer Jansen is een geschiedenisdocent die behalve om zijn
lesvaardigheden ook om zijn gezonde gevoel voor humor bekendstaat.
Wat houdt hem zoal bezig, en waarom is geschiedenis eigenlijk zo
interessant? Je leest het in dit exclusieve Bergerblad-interview.
4
Moppen Lig in een deuk om de leukste moppen.
6
Legendarische auto’s Autofanaat Jerôme Crijns beschrijft in deze rubriek beurtelings een
onbetwiste legende in de historie van de automobiel. Eerder kwamen al
twee rijdende raketten aan de orde: de Jaguar XJ220 en Maserati
MC12. Ditmaal is het de beurt aan de Shelby “Daytona” Cobra Coupe.
7
Avond van de filosofie Al voor het vierde jaar op rij togen tal van geïnteresseerde lieden uit
alle hoeken van de Benelux naar Horn, om daar de roemruchte Avond
van de Filosofie bij te wonen. Ook ditmaal zouden ze op een gevarieerd
programma worden getrakteerd.
vervreemdend optreden. De toon was gezet.
8
Bezoek van schrijfster Bobje Goudsmit Donderdag de 28e waren er twee schrijvers te gast bij ons op school: Bobje
Goudsmit en Theo Engelen. Lees hier meer over het bezoek van Bobje
Goudsmit aan klas A2b.
10
Recensie Voorbij Gastredacteur Babette Vromen las Voorbij van Bobje Goudsmit. Lees
hier wat ze van het boek vond.
12
Recensie De kleine Johannes Literatuurboeken zijn saai. Het lezen ervan wordt echter een stuk
leuker als je een spannend of ontroerend boek hebt. In deze rubriek
worden deze boeken besproken. Deze editie staat De kleine Johannes
van Frederik van Eeden centraal.
13
Column Iedereen heeft wel eens een docent als surveillant gehad bij een
proefwerk. Deze column gaat over de verschillende soorten surveillanten.
14
4
Meneer Jansen is een
geschiedenisdocent die behalve om zijn
lesvaardigheden ook om zijn gezonde
gevoel voor humor bekendstaat. Wat
houdt hem zoal bezig, en waarom is
geschiedenis eigenlijk zo interessant?
Je leest het in dit exclusieve
Bergerblad-interview.
Laten we beginnen met die clichévraag: waarom vindt u geschiedenis
interessant?
Omdat je kunt leren van de fouten die vroeger zijn gemaakt; vroeger lijkt eigenlijk heel vaak
op nu, maar het is wel voorgoed verdwenen. In de geschiedenis ben je nooit klaar met leren,
je blijft ontdekken. Juist wanneer je denkt alles van een onderwerp te weten, duikt er weer
een nieuw onderzoek en dus nieuwe informatie op. Op die manier is geschiedenis een
voortdurend verhaal. Dat spreekt me aan.
Waarom wou u juist geschiedenisdocent worden?
Ik wilde graag iets doen met mensen in de gezondheidszorg of in het onderwijs. Om die reden
heb ik ook een jaar fysiotherapie gestudeerd. Dat lukte niet goed en de hele dag werken met
mensen die ziek zijn, vond ik eigenlijk niet zo aantrekkelijk. Geschiedenis was mijn
lievelingsvak op school, dus zo kwam ik op geschiedenisdocent uit.
Wat heb je nou eigenlijk aan geschiedenis?
Je kunt natuurlijk prima zonder kennis van het verleden leven, maar je mist dan een heleboel.
Zonder die kennis weet je eigenlijk niet waar je vandaan komt. De wereld van nu kun je niet
begrijpen zonder te weten hoe het er vroeger aan toeging.
5
Waar heeft u vroeger op school gezeten?
In Sittard, en daarna heb ik ook in Sittard de lerarenopleiding gevolgd. Daar kon je echter
alleen aan de onderbouw lesgeven, terwijl ik ook graag de bovenbouw onderwees. Zo kwam ik
bij de lerarenopleiding in Tilburg terecht. Hoe ik dan op Sint Ursula ben beland? Eerst heb ik
een tijdje in Roermond lesgegeven. Toen ze daar minder mensen nodig hadden, ben ik
doorgestroomd naar deze school. Ik zit hier nu al een jaartje of acht en ben er nog lang niet op
uitgekeken.
U speelt al enige tijd in een bandje. Hoe bent u daar ooit mee begonnen?
Ik zat al bij de fanfare, ik had op de basisschool blokfluitles en bugelles – een bugel is een
soort trompet – maar eigenlijk wou ik altijd al basgitaar spelen. Toen ik 15 jaar oud was, wist
ik via vrienden een gitaar en een versterker te bemachtigen. Daarna werd ik gevraagd om te
spelen in een bandje. Daar spelen we allerlei soorten muziek, van moderne muziek zoals
Beyoncé en Adèle tot klassiekers als Elvis en The Rolling Stones – en alles daartussenin.
Welk aspect daarvan spreekt u het meest aan?
Muziek is een grote hobby van mij. Musiceren vind ik vooral leuk omdat je met andere mensen
samen iets bereikt. Een band is namelijk ook een soort team waar iedereen belangrijk is.
Waarom ik dan geen muziekdocent wilde worden? Daar vond ik mezelf eerlijk gezegd niet goed
genoeg voor.
Wat was uw leukste
moment op deze school?
Het bijzonderste vind ik ieder jaar
het moment waarop je de
leerlingen, vlak na de
eindexamenuitslag, opgewekt de
klas ziet binnenkomen. Die
uitgelaten sfeer en dat laatste
contact met je leerlingen geeft
telkens weer een prettig gevoel.
Julia Vossen en Jerôme Crijns
6
Julia Vossen
Wat moet je doen om een blondje
bezig te houden?
Haar een zakje M&M's geven en
zeggen dat zij ze in alfabetische
volgorde moet leggen
Een vrouw zegt tegen
een vriendin: 'Ik moet
oppassen dat ik niet
zwanger word.'
Vriendin: 'Hoezo dan,
je man is toch
gecastreerd?'
Vrouw: 'Daarom juist!'
Meester tegen leerling:
'WAT BEN JE LAAT!'
Leerling:
'Maakt het uit dan? U zei gisteren zelf: het is nooit te laat om te leren!'
Twee soldaten vinden drie handgranaten
en ze brengen ze naar de kazerne.
Onderweg zegt de ene soldaat: 'Wat doen
we als er een ontploft?'
Zegt de andere: 'Dan zeggen we dat we er
maar twee gevonden hebben.'
7
Autofanaat Jerôme Crijns beschrijft in deze rubriek beurtelings een onbetwiste legende in
de historie van de automobiel. Eerder kwam al een drietal Europese bolides aan de orde.
Voor deze vierde editie van Legendarische auto’s steken we de oceaan over, waar de
allesvernietigende Shelby “Daytona” Cobra Coupe het levenslicht zag.
Terug naar het jaar 1959. De Amerikaan
Carroll Shelby, een petrolhead in hart en
nieren, zag met lede ogen aan hoe de
competitieve Enzo Ferrari het mondiale
raceveld domineerde. Eerzuchtig als hij was,
besloot hij op een goede zondagmorgen de
Italiaan naar de kroon te steken, en wel door
eigenhandig een circuitauto in elkaar te
sleutelen. Getergd door de Mediterraanse
arrogantie en bijgestaan door automonteur
Peter Brock slaagde hij erin een kleine vijf
jaar later zijn wapen te onthullen: de Shelby
Cobra Coupe was geboren.
Maar ondanks de ronduit ontzagwekkende
prestaties voor die tijd – als een rasechte
Amerikaan herbergt de auto een
moddervette 4,7 liter motor met bijna 400
pk op de achterwielen – wist hij zich
geconfronteerd met een eveneens
formidabele tegenstander: de Ferrari 250
GTO, oftewel de meest kostbare Ferrari aller
tijden. Die auto accelereerde door tot voorbij
de 280 km/h, en liet ook vanwege het
sublieme bochtenwerk alle competitie achter
zich.
Peter Brock, eveneens een Amerikaan die erop
gebrand was zijn Italiaanse rivalen een lesje te
leren, begon driftig te ontwerpen. Merkwaardig
genoeg was het allereerste onderdeel van de auto,
jawel, het windscherm: dat was nagenoeg non-
existent bij de auto waarop de Shelby Cobra Coupe
werd gebaseerd, en moest dus als een van de
weinige onderdelen volledig nieuw worden
ontwikkeld. Ondertussen legde de ingenieuze
ingenieur Bob Negstad een letterlijk en figuurlijk
‘stevige’ basis, door de ophanging te monteren van
de latere Ford GT40 – de auto die de boeken inging
als Ferrari-verslinder.
En zo verscheen, na jaren van gesleutel, de eerste
Shelby Cobra Coupe. De auto liet een onuitwisbare
indruk achter op het Europese publiek, en niet in
de laatste plaats op Enzo Ferrari zelf. In twee jaar
tijd wist de auto 10 titels achter zijn naam te zetten
– één daarvan betrof een historische zege in de 24
uur van Daytona – en evenveel snelheidsrecords.
Het totaal aantal geproduceerde exemplaren bleef
steken op slechts zes, hetgeen tegenwoordig
resulteert in een straatwaarde van circa 3,5 miljoen
euro.
De “Daytona” had zich inmiddels wel bewezen. Zijn
gedrongen, robuuste uiterlijk, zijn rauwe en
onmiskenbaar Amerikaanse prestaties, zijn
onbehouwen karakter – dat alles lag vervat in deze
ene, Ferrari-verpulverende machine. Veeleer dan
aan de prestaties heeft deze auto zijn waarde dan
ook te danken aan zijn unieke verschijning, en de
sappige historie die ermee gepaard ging. Hij heeft
zijn plekje in
deze rubriek wel
verdiend.
8
Al voor het vierde jaar op rij togen tal van geïnteresseerde lieden uit alle hoeken van
de Benelux naar Horn, om daar de roemruchte Avond van de Filosofie bij te wonen.
Ook ditmaal zouden ze op een gevarieerd programma worden getrakteerd, zo
verraadde de eerste act: een schare danseressen betoverde het publiek tijdens een
duister en vervreemdend optreden. De toon was gezet.
Vervolgens verscheen Funs Elbersen ten tonele, die in de hoedanigheid van
zowel presentator als podiumperformer grote indruk maakte. Met gepaste
bombarie kondigde hij de eerste spreker aan: Ger Groot, een vermaard
filosoof, schrijver, columnist en vertaler – en een bedachtzame, maar
intrigerende gast op onze filosofieavond. Hij leidde zowel de ervaren
filosofen als aanstormende critici onder ons rond in de wereld der
vervreemding.
Zijn optreden werd in een gemoedelijke setting geëvalueerd, door een
discussiepanel van leerlingen, meer leerlingen en dhr. Jansen. Zo snel als
de huiselijke banken werden geplaatst, zo spoedig waren ze ook weer vakkundig afgebroken,
dankzij het dienstdoende en immer alerte technisch team. Opnieuw konden toen de
toehoorders rekenen op een verassende act. Die werd ditmaal verzorgd door Carlijn Cober,
een zesdejaars scholiere die al eerder haar zangtalent heeft bewezen. Nog twee keer diezelfde
avond zou zij zich laten gelden, waarvan de laatste keer – zeer gewaagd – a capella.
Ondertussen denderde het reguliere, filosofischer getinte programma als een geoliede machine
door. Met enkele van de smakelijke versnaperingen achter de kiezen richtten we onze
aandacht op de volgende gast. Fauve Lybaert, evenmin een onbekende in het domein van de
wijsbegeerte, hield op luchtige wijze een lezing over een onderwerp dat bij ieder tot de
verbeelding spreekt: de Schone Slaapster, oftewel Doornroosje. Hoewel minder taai dan
Groots materie, wist haar verhaal toch tot denken aan te zetten. Want in hoeverre kun je nog
spreken van een ‘persoon’ wanneer iemand in comateuze toestand verkeert? En welke morele
verschuiving vindt daarbij in het denken van de betrokkenen plaats?
Opnieuw werd het discussiepanel ingezet;
wederom een gemêleerd gezelschap dat zijn
licht liet schijnen op de ethisch-filosofische
kwestie en de aandachtige toehoorders van
enkele spitsvondige opmerkingen wist te
bedienen. Hierop volgend werd een tweede
dansact ingezet, en wel door de
organisatrice zelve: Aline d’Haese. In
naadloos samenspel met leerlinge en
begiftigd turnster Mandy Janssen bracht ze
andermaal het publiek in vervoering –
hetgeen, zeer terecht, resulteerde in een
daverend applaus.
9
Tot slot betraden twee wijsgerige mastodonten
het toneel, om de degens te kruisen over een
aloude doch immer actuele kwestie: de strijd
tussen man en vrouw, in dit geval op het gebied
van – jawel – de filosofie. Aan D’Haese de taak
om haar mannelijke tegenpool, filosoof Frank
Meester, te overtuigen van het vrouwelijk
belang op filosofisch vlak. Meester, die eveneens
te boek staat als publicist en musicus, gaf echter
geen duimbreed toe. Wat volgde was een
stortvloed aan historisch belangrijke en minder
belangrijke namen, smalend gelach wanneer de
ander een misstap maakte en vooral vele
venijnige blikken over en weer.
En zo kwam de Avond van de Filosofie langzaam
maar zeker tot een eind. D’Haese, die zich
geflankeerd wist door enkele onontbeerlijke
steunpilaren zoals bovengenoemde leerlingen,
mag zichzelf complimenteren met deze vierde
Avond van de Filosofie – een educatieve,
vermakelijke en zorgvuldig georkestreerde
avond. Volgend jaar is het aan de nieuwe
lichting leerling-filosofen om de avond in goede
banen te leiden. Dat de filosofieavond opnieuw
waarlijk moge herrijzen!
Jerôme Crijns
10
Donderdag de 28e waren er twee
schrijvers te gast bij ons op
school: Bobje Goudsmit en Theo
Engelen. Ze kwamen alleen voor
de tweedeklassers. Bij ons kwam
Bobje Goudsmit iets vertellen
over haar leven en haar boeken.
We zaten met twee klassen in het
lokaal B114 om naar haar verhaal
te luisteren. Bobje Goudsmit
vertelde over haar jeugd en haar
boeken. Ze vertelde dat achter
elk boek dat ze had geschreven
een verhaal zat.
Haar jeugd
Bobje Goudsmit is geboren en getogen in Leiden. Ze verhuisde
naar Zwolle om daar het gymnasium te volgen. Ze studeerde
Nederlands in Leiden en Nijmegen. Vanaf 1976 was ze lerares
Nederlands. Ze stopte na dertig jaar en ging vanaf dat moment
fulltime schrijven.
11
Haar boeken
Ze heeft vroeger veel meegemaakt en wilde al die verhalen opschrijven. Dat heeft ze dan ook
gedaan. Ze vertelde dat ze vroeger een leuke jongen in haar klas had op wie alle meisjes
verliefd waren. Maar zij kon hem eigenlijk niet ‘krijgen’, want ze zag er een beetje tuttig uit.
Ze droeg bijvoorbeeld een bril met heel grote glazen en had vlechtjes in haar haren. Hier
schreef ze een verhaal over.
Ook toen ze docent was en een jongen die bij haar in de klas zat op een gegeven moment
zelfmoord pleegde, schreef ze hierover. Ze schreef daarnaast over haar vier kinderen.
Mijn mening
Ik vond het leuk om eens een schrijver in het echt te ontmoeten. Ze vertelde boeiende
verhalen en daarom vond ik het de moeite waard om naar haar te luisteren. Het was leuk dat
Bobje Goudsmit bij ons op bezoek was, al zou ik ook wel graag het verhaal van Theo Engelen
gehoord hebben.
Tim Kamp
12
Titel: Voorbij
Auteur: Bobje Goudsmit
Uitgeverij: Van Molkema & Warendorf
Doelgroep: 14+
Voorbij
Linde kan haar oren niet geloven als ze te horen krijgt dat haar ex-vriendje Ruben zijn lerares
Nederlands heeft doodgeschoten en daarna zelfmoord heeft gepleegd. Waarom? Linde wist wel
dat hij problemen had thuis en dat hij altijd gedoe had met die lerares. Maar haar doden?
En zelfmoord plegen? Dat had ze nooit verwacht. Had Linde dit kunnen voorkomen?
Ruben is vroeger gepest. Zijn vader zei altijd tegen hem dat hij niet zo’n watje moest zijn. Hij
moest voor zichzelf opkomen vond hij. Toen Ruben na de vakantie terug naar school ging, nam
hij dat iets té letterlijk. Hij had altijd een grote mond en luisterde nooit. Hij droeg ook een
vlindermes bij zich.
Ik vind het echt sneu om te lezen hoe pesten iemand zo kan veranderen. Zulke dingen
gebeuren ook in het echte leven. Sommige mensen die gepest worden, zien er rebels uit, maar
meestal dragen ze een verhaal met zich mee. Er wordt pas aan het einde van het boek verteld
dat Ruben gepest is, maar het raakte me wel.
Ruben is Linde nooit echt opgevallen, tot de muziekavond waaraan Ruben verplicht mee moet
doen. Linde kan Ruben daarna maar niet uit haar hoofd krijgen. Wat is er toch met deze
jongen? Een paar dagen later botst Linde tegen hem aan. Vanaf die dag praten ze regelmatig
met elkaar en uiteindelijk krijgen ze zelfs verkering.
Het was mooi om te lezen dat Linde zich niks aantrekt van het commentaar van haar
medeleerlingen die Ruben niet vertrouwen. Ik vond het heel verrassend dat Ruben uiteindelijk
zelfmoord pleegde, omdat ik juist dacht dat het goed met hem zou komen nu hij een maatje
had gevonden. Hoewel het op de achterkant van het boek stond, was het toch een schok voor
mij omdat ik heel erg in het verhaal zat.
Babette Vromen
Voorbij staat net als de andere in deze rubriek besproken boeken onder NJ in de mediatheek. Het boek is vooral geschikt voor leerlingen uit de onderbouw, en mag op de boekenlijst voor Nederlands. Het boek mag niet gelezen worden voor de literatuurlijst van de bovenbouw.
13
Literatuurboeken zijn saai, dat weet elke bovenbouwer. Natuurlijk is het
verplicht lezen van acht of twaalf literatuurboeken niet bepaald de favoriete
bezigheid van de gemiddelde zestienjarige. Toch hoeft het lezen van deze
boeken niet zo saai te zijn als het vaak is; je moet gewoon de juiste boeken
lezen, want er zijn wel degelijk leuke, spannende of ontroerende romans. In
deze rubriek worden deze boeken besproken.
Deze editie staat De kleine Johannes van Frederik van Eeden centraal.
Als je op zoek bent naar een boek uit het Fin de Siècle, is dit een aanrader.
Titel: De kleine Johannes
Auteur: Frederik van Eeden
Uitgeverij: Elsevier-Amsterdam/Brussel
Een kleine jongen op zoek naar de waarheid; De kleine Johannes
“De kleine Johannes is een prachtig sprookje uit het Fin de Siècle.”
Johannes heeft veel fantasie. Als hij op een zomeravond buiten bij het meer aan het
spelen is, verschijnt er een libelle. Deze verandert in het elfje Windekind. Windekind laat
Johannes zijn wereld zien en neemt hem mee op een wonderlijke reis op zoek naar het
boek waar de echte waarheid in staat.
Alleen al vanwege de schrijfstijl is De kleine Johannes een prachtig boek. Hoewel de
schrijfstijl voor de moderne lezer wellicht niet heel erg toegankelijk is, is het zeker de
moeite waard je een beetje extra in te spannen om de prachtige archaïsmen te kunnen
begrijpen. Het woordgebruik geeft het boek de sprookjesachtige sfeer die zo goed bij het
verhaal past.
Het verhaal zelf is overigens ook prachtig. Het leven wordt in het boek beschreven als
een sprookje doordat onder andere de Dood en de Natuur als personages worden
opgevoerd. De bewondering van Johannes voor alles wat het leven te bieden heeft, is
fascinerend.
Vooral het eerste deel van de trilogie over Johannes is mooi. Veel lezers weten niet dat
Van Eeden veel later nog twee delen over zijn kleine hoofdpersoon geschreven heeft, en
degenen die van het bestaan van deel twee en drie afweten, zijn er niet enthousiast
over. Het eerste deel van De kleine Johannes is verreweg het mooist; de andere delen
missen de sprookjesachtige sfeer die dit boek juist zo mooi maakt. Johannes gaat op
zoek naar het boek waarin de echte waarheid staat. Het eerste deel staat geheel in het
teken van zijn zoektocht.
In de latere delen dwaalt van Eeden echter af; Johannes lijkt zijn interesse in het boek te
verliezen. Dit is ongetwijfeld geheel conform de boodschap die van Eeden zijn lezer wil
meegeven: je moet – in plaats van voortdurend op zoek te zijn naar iets wat je toch niet
vindt als je ernaar zoekt – gewoon leven.
Ook het einde van de boeken is enigszins teleurstellend. Het eerste deel eindigt erg mooi
en het einde van het tweede deel is vooral ietwat vreemd, maar het derde deel lijkt niet
af te zijn. Dat is ontzettend jammer, want daardoor lijkt het einde afgeraffeld te zijn.
Desondanks is vooral het eerste deel van De kleine Johannes een prachtig boek. Uit zijn
bijzondere schrijfstijl blijkt dat Van Eeden waarlijk een groot schrijver is.
Kim Schreurs
14
“In de examenzaal is geen plaats voor
knutselende docenten”
Elke docent is anders. Dat blijkt wel weer tijdens
proefwerken. Inmiddels heb ik zo veel
toetsbanduren en proefwerkweken meegemaakt
dat ik zo ongeveer iedere docent van onze
school wel minstens één keer als surveillant
gehad heb. Uit de manier waarop iemand
surveilleert, kun je veel afleiden.
Er zijn drie typen surveillanten. Het eerste type houdt zich erg strikt aan de regels. Voor
een proefwerk waar een uur voor staat, krijg je ook echt niet meer tijd. Deze docent zit
meestal wat te klooien op de computer en kijkt af en toe de klas in om te controleren of
niemand aan het spieken is.
Lastiger om mee om te gaan, zijn de docenten die overdreven op de klas letten. Geen
beweging ontgaat hen; met haviksogen houden ze alles wat er in het lokaal gebeurt in de
gaten. Dat lijkt mij persoonlijk doodvermoeiend als je moet surveilleren bij een
proefwerk dat drie uur duurt, maar dit type docent heeft daar geen moeite mee. Voordat
de opgaveblaadjes uitgedeeld worden, moet het doodstil zijn, en de tijd die de klas
erover doet om tot rust te komen, wordt afgetrokken van de tijd die aan het proefwerk
gewerkt mag worden. Voorafgaand aan het proefwerk moeten de etuis netjes in de
tassen verdwijnen. Dit is ook het type docent dat na dat uur dat je aan je proefwerk mag
besteden de blaadjes onder je pen vandaan komt trekken terwijl jij nog bezig bent met
je laatste zin.
Tot slot heb je de docenten die het allemaal niet zoveel uitmaakt. Dit is verreweg het
fijnste type surveillant dat je als leerling kunt hebben. Tijdens het surveilleren vervelen
deze docenten zich zichtbaar en ze vinden het doodnormaal om te gaan knutselen. Met
een beetje geluk – of pech, als je je wil concentreren – kun je tijdens het proefwerk zelfs
hele gesprekken voeren met de leraar.
Bij de centrale examens gaat het er echter
heel anders aan toe. Maar liefst twee
docenten houden toezicht en je mag alleen
onder begeleiding naar het toilet. In de
examenzaal is dus al helemaal geen plaats
voor knutselende docenten. De leraren die
normaal gesproken nog geen minuut stil
kunnen zijn, zullen nu hun mond moeten
houden. Net als de leerlingen.
Ondanks de verschillende rollen die leerlingen
en docenten vervullen, is er eigenlijk geen
enkele plaats waar ze wat dat betreft gelijker
zijn dan in de examenzaal.
Kim Schreurs zit in 6VWO, is recensente voor
uitgeverij The House of Books en is
amateurschrijfster. Elke editie schrijft ze over wat
haar opvalt aan middelbare scholen in het
algemeen en aan onze school in het bijzonder.
Deze keer schreef ze over surveillanten.
15
Advertentie