59
Ante Marković, de laatste premier van Joegoslavië (1989-1991) De juiste man op het verkeerde moment? Liese Vossen Master in de Oost-Europese Talen en Culturen, Major Zuidoost-Europakunde, Universiteit Gent Promotor: Prof.dr. Raymond Detrez Mei 2009 Scriptie voor de masterproef

Ante Markovi ć, de laatste premier van Joegoslavië (1989-1991) …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/049/RUG01-001414049... · 2014. 12. 23. · gehouden van Tudjman’s “Kroatische

  • Upload
    others

  • View
    3

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • Ante Marković, de laatste premier van Joegoslavië (1989-1991)

    De juiste man op het verkeerde moment?

    Liese Vossen

    Master in de Oost-Europese Talen en Culturen, Major Zuidoost-Europakunde, Universiteit Gent

    Promotor: Prof.dr. Raymond Detrez

    Mei 2009

    Scriptie voor de masterproef

  • Dankwoord

    Voor u deze scriptie begint te lezen moet u weten dat er enkele mensen zijn die ik uit de grond

    van mijn hart wil bedanken voor hun hulp, steun en tips.

    Zonder hen zou deze scriptie er nooit hetzelfde hebben uitgezien.

    Eerst wil ik president Milan Kučan, zijn secretaresse Špela Furlan en Predrag Tašić bedanken

    voor hun gastvrijheid en de schitterende interviews die ze me gegeven hebben.

    Premier Ante Marković dank ik voor de vriendelijke ontvangst.

    Voor hun informatie en tips dank ik professor Raymond Detrez, Marie-Anne Coninsx en Kurt

    Schelter, Philippe Coninsx, Pavel Ocepek, Stijn Vervaet, Tomaz Gorisek, Kristien Bonneure,

    Dejan Anastasijević, Johan Verheyden, Robert Nouwen en Jean Nelissen.

    Voor de vertaalsteun en de hulp bij de vele telefoontjes naar Sarajevo bedank ik Spomenka

    Brašić.

    Een heel speciale dank gaat uit naar mijn ouders omdat zij mij de kans hebben gegeven om

    deze studie, die echt mijn droom was, te volgen en voor hun steun tijdens deze vier jaar.

    Mama, bedankt voor het leggen van de o zo belangrijke contacten en al het andere dat je voor

    me gedaan hebt, je bent een schat!

    Een bijzondere vermelding verdient mijn vader. Om met mij mee te reizen naar Slovenië,

    voor je verbeteringen, je steun en zoveel meer: dank je wel papa!

    Dank jullie wel allemaal!

  • Inhoud

    Inleiding 1 1. Joegoslavië van 1974 tot 1989: een historische context 3 2. Ante Marković: het relaas van een regeerperiode 6 2.1 Het aantreden van Ante Marković als premier van Joegoslavië 6 2.2 Economische en politieke hervormingen 7 2.3 Deelname aan de meerpartijenverkiezingen 10 2.4 Een tussenbalans 15 3. Relatie tussen Marković en de andere actoren 16 3.1 De deelrepublieken 16 3.1.1 Slovenië 16 3.1.2 Kroatië 19 3.1.3 Servië 23 3.2 Marković en het JNA 28 3.3 Marković en het buitenland 33 3.3.1 Het IMF en de Wereldbank 33 3.3.2 De Verenigde Staten 34 3.3.3 Europa 35 3.3.4 Duitsland 37 3.3.5 De Sovjetunie 37 4. Het einde van Marković’ regeerperiode 39 5. Balans en discussie 41 Conclusie 45 Epiloog 47 Bibliografie 49 Bijlage: CD Audio Pictures Transcripts interviews Video

  • 1

    Inleiding

    Ante Marković (°1924) is de laatste premier van de Socialistische Federale Republiek

    Joegoslavië. Hij leidt de Joegoslavische regering van maart 1989 tot en met december 1991.

    Marković speelt een belangrijke rol tijdens een dramatisch kantelmoment in de geschiedenis

    van Joegoslavië: tijdens zijn regeerperiode roepen de deelrepublieken Slovenië en Kroatië hun

    onafhankelijkheid uit, waarop de federatie uiteenvalt en het ernstigste gewapend conflict in

    Europa sinds Wereldoorlog II uitbarst. Door de omstandigheden gedwongen neemt hij ontslag

    en verdwijnt van het politieke toneel.

    Als laatste premier is hij een groot voorstander van het behoud van de eenheid van

    Joegoslavië terwijl alle anderen om hem heen om uiteenlopende redenen andere objectieven

    nastreven. Aan de hand van een aantal economische en politieke hervormingen probeert

    Marković de federatie nieuw leven in te blazen, maar de steun die hij hiervoor aanvankelijk

    vindt, brokkelt geleidelijk af.

    Het beschikbare secundaire bronnenmateriaal bestaat in hoofdzaak uit boeken en

    artikels die handelen over de desintegratie en de burgeroorlog in Joegoslavië. Hierin worden

    tal van feiten vermeld, maar Marković’ motieven en overwegingen worden niet expliciet

    besproken.

    De desintegratie van Joegoslavië is een typevoorbeeld van een leiderschapscrisis.

    Marković is de persoon rond wie deze leiderschapscrisis uitbarst. We kunnen deze crisis beter

    begrijpen als we de man in het oog van de storm beter kennen. Om deze reden werd er ook

    naar minder voor de hand liggend primair bronnenmateriaal gezocht. Zo werden enkele

  • 2

    getuigen geïnterviewd die door hun toenmalige functie de rol van Marković vanuit

    verschillende invalshoeken kunnen duiden. Dit materiaal is des te interessanter omdat de

    persoonlijke verhoudingen tussen de verschillende protagonisten vaak de loop der

    gebeurtenissen bepaalde. Ook brengen deze interviews verschillende feiten aan het licht die

    nog niet bekend waren.

    Deze scriptie onderzoekt of Marković programma, dat steunt op een combinatie van

    economische en politieke hervormingen, in staat is weerwerk te bieden aan het opkomend

    nationalisme. Verwerft hij genoeg steun bij de bevolking, de internationale gemeenschap en

    het altijd onvoorspelbare volksleger?

    Kortom: is hij de juiste man op het goede moment voor dit land?

  • 3

    1. Joegoslavië van 1974 tot 1989: een historische context

    Om de gebeurtenissen tussen 1989 en 1991 goed te kunnen begrijpen is het belangrijk om de

    situatie in Joegoslavië vanaf 1974 kort te bespreken. In 1974 wordt er in de Socialistische

    Federale Republiek Joegoslavië (SFRJ) een nieuwe grondwet aangenomen die een belangrijke

    rol zal spelen in het verdere verloop van de geschiedenis van het land. In de eerste plaats

    verandert de grondwet van 1974, die met haar 403 artikels bekend staat als de langste

    grondwet ter wereld, niets aan het totalitaire karakter van het Joegoslavië van Tito. Josip Broz

    wordt zelfs benoemd tot leider voor het leven van de republiek, zijn autoriteit is onbetwistbaar

    en zijn partij, de communistische, de enige. De personencultus rond zijn persoon blijft bestaan

    en wordt zelfs nog aangewakkerd (Brossard, Vidal 2001: 63). Eén van de belangrijkste

    principes van deze nieuwe grondwet is dat ze drie uiteenlopende interpretaties van het begrip

    ‘volk’ geeft. Ten eerste hebben alle Joegoslaven gelijke rechten als burgers van de republiek.

    Ten tweede worden de politieke en culturele rechten van de verschillende etnische

    gemeenschappen gewaarborgd. En ten slotte mogen de bevolkingsgroepen zich ook

    organiseren in arbeidersraden.

    Binnen het zonet aangehaalde begrip etnische gemeenschappen moet er een

    onderscheid gemaakt worden tussen naties en nationaliteiten. Binnen Joegoslavië bestaan er

    zes naties: Slovenen, Kroaten, Bosniërs, Macedoniërs, Serviërs en Montenegrijnen. Deze zes

    zijn de constituerende naties van de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. Verder

    zijn er nog twee belangrijke nationaliteiten op het grondgebied van Joegoslavië namelijk de

    Hongaren en de Albanezen. Zij hebben ook een moederland buiten Joegoslavië. Deze twee

    nationaliteiten krijgen een autonome provincie. Voor de Hongaren is dit de Vojvodina en voor

    de Albanezen is dit Kosovo. Deze twee provincies bevinden zich op het grondgebied van

    deelrepubliek Servië. In principe zijn deze provincies ondergeschikt aan Servië, maar in

    werkelijkheid is hun vrijheid zo groot dat ze op gelijke voet staan met de zes deelrepublieken.

    Zo krijgen ze onder andere een afgevaardigde in het collectieve federale Presidentschap .

    Op het grondgebied van bepaalde deelrepublieken leven echter ook inwoners van

    andere constituerende naties. Zo heeft Kroatië een grote Servische minderheid, die vooral in

    de zogenaamde Krajina wonen. In Bosnië-Herzegovina leven zowel Bosnjakken, Serviërs als

    Kroaten. Verder heeft iedere natie (en niet de deelrepublieken), hoewel symbolisch bedoeld,

    het recht op zelfbeschikking (Detrez 1996: 123-127). Tito voert deze grondwetswijzigingen

    door om aan de eisen van de bevolkingsgroepen van Joegoslavië tegemoet te komen, maar

    uiteindelijk zullen ze het land verdelen.

    Door deze constitutie wordt het nationaal bewustzijn van de verschillende groepen

    aangewakkerd en ook de onderlinge verschillen tussen de deelrepublieken en autonome

    regio’s worden belicht. Zo bestaan er bijvoorbeeld grote verschillen, zowel economisch als

    cultureel, tussen Slovenië en de zuidelijke autonome regio Kosovo. Tito treedt in deze

  • 4

    constellatie op als een soort politieagent en houdt zo de situatie onder controle (Tašić 2009:

    interview). Hij is een groot bemiddelaar tijdens conflicten, kan altijd een balans vinden en

    weet de grijze zones te bespelen. Maar na Tito’s dood op 4 mei 1980 valt de bindende factor

    van Joegoslavië weg en steken allerlei eerder onderdrukte spanningen de kop op.

    De Socialistische Federale Republiek Joegoslavië wordt vanaf dan vanuit Belgrado geleid

    door een collectief Presidentschap met een jaarlijks wisselende president, telkens afkomstig

    uit een andere deelrepubliek, en een regering onder leiding van een eerste minister.

    In de jaren tachtig komt Joegoslavië in een zware economische en politieke crisis

    terecht die het land destabiliseert en die uiteindelijk zelfs het eigenlijke bestaan van de staat

    zal ondermijnen. Tegen het eind van de jaren tachtig heeft het land te kampen met een

    torenhoge inflatie, een hoge werkloosheidsgraad, een enorme buitenlandse schuld en ernstige

    voedseltekorten. Het volk laat zijn ongenoegen over de situatie in het land blijken tijdens

    grote publieke demonstraties en stakingen (Cohen 1993: 45-46). Vanaf 1985 verandert de

    houding van het Westen tegenover Joegoslavië aanzienlijk. Wanneer in Michail Gorbačov in

    1985 de nieuwe machthebber van de Sovjetunie wordt, verbeteren de relaties tussen de

    Verenigde Staten en de Sovjetunie binnen korte tijd. In deze periode worden ook vergaande

    economische en politieke hervormingen doorgevoerd in Hongarije, Tsjecho-Slowakije en

    Polen. Door deze ontwikkelingen verliezen het Westen en vooral de westerse geldschieters

    hun belangstelling voor Joegoslavië (de Graaff, Zwaan 2005: 103-104). Een ander groot

    probleem in Joegoslavië zijn de opkomende nationalistische strekkingen in de

    deelrepublieken, die sinds Tito’s dood steeds meer aanhang vinden. Vooral in Servië steekt

    vanaf de jaren tachtig het nationalisme de kop op. Kosovo wordt een groot probleemgebied

    binnen Joegoslavië. De regio wordt sinds het midden van de jaren tachtig voor 90 procent

    door Albanezen bewoond, maar sinds de historische slag op het Merelveld (Kosovo Polje) in

    1389 zien de Serviërs Kosovo als de bakermat van Servië en vinden zij dat Kosovo

    onlosmakelijk deel uitmaakt van Servië. In de jaren tachtig herleeft het idee van een Groot-

    Servië volgens de Četnik-ideologie uit de Tweede Wereldoorlog (Tašić 1993: 13). De essentie

    van dit idee zit vervat in het beroemde Memorandum dat de Servische Academie voor

    Kunsten en Wetenschappen in 1986 uitgeeft. In dit document, dat een oplossing voor het

    “Servische vraagstuk” zoekt, wordt beweerd dat de slechte economische toestand in Servië

    een gevolg is van een weloverwogen beleid van Tito, van Sloveens-Kroatische afkomst, en

    zijn hoofdadviseur Edvard Kardelj, een Sloveen. Hun beleid zou als doel hebben Servië te

    verdelen en op die manier het land ook economisch onderontwikkeld te houden. Ook de

    situatie in Kosovo wordt uitgebreid besproken in dit Memorandum. Een eerste openlijk

    conflict ontstaat slechts één jaar na Tito’s dood: in april 1981 breekt er in Kosovo een opstand

    van Albanese studenten uit die door het Joegoslavische leger op bloedige wijze wordt

    onderdrukt. In oktober 1987 maakt Slobodan Milošević, tot dan toe een vrij onbekende

    communistische bureaucraat, van de situatie in Kosovo gebruik om controle te krijgen over de

  • 5

    Servische Communistische Partij. Hij beperkt de autonomie van Kosovo en de Vojvodina en

    wint steeds meer aan populariteit1 (Rogel 2004: 16-17). Als reactie op het Memorandum van

    de Servische Academie voor Kunsten en Wetenschappen verschijnt in Slovenië in februari

    1987 in het tijdschrift “Nove Revije” een artikel met 16 appendices getiteld “Za slovenački

    nacionalni program” (Voor een Sloveens nationaal programma). In dit document wordt een

    plan voor de afscheuring van Slovenië van Joegoslavië uit de doeken gedaan. In Slovenië

    bestaat er sinds de jaren tachtig een vraag naar meer democratie, maar pas in 1986 neemt de

    democratische vleugel onder leiding van Milan Kučan de macht in de Communistische Partij

    (de Graaff, Zwaan 2005: 103). In Kroatië ontstaat er gedurende de jaren tachtig een

    nationalistische strekking. Eind januari 1989 wordt in Zagreb de stichtingsvergadering

    gehouden van Tudjman’s “Kroatische Democratische Unie” (HDZ). Deze partij pleit voor een

    Kroatië dat enkel het vaderland is van het Kroatische volk. Alle andere volken, ook de talrijke

    Serviërs, komen volgens de HDZ pas op de tweede plaats of worden gedwongen om te

    vertrekken (Tašić 1993: 12-13). Zo ontstaat er eind jaren tachtig in Joegoslavië bovenop de

    economische crisis een cyclus van elkaar wederzijds versterkende nationalismen waarbij het

    centrale gezag van de communistische partij in snel tempo afbrokkelt.

    1 Meer over de rol van Milošević onder andere in De ondergang van Slobodan Milošević van Stefan Blommaert (2003)

  • 6

    2. Ante Marković: het relaas van een regeerperiode

    2.1 Het aantreden van Ante Marković als premier van Joegoslavië

    In de economische en politieke situatie die in het vorige hoofdstuk werd geschetst dwingt het

    Internationaal Monetair Fonds (IMF) in mei 1988 de Joegoslavische regering onder leiding

    van Branko Mikulić een marktconcept aan te nemen dat steunt op vier “ankers”: een monetair

    beleid, loonmatiging, controle op de staatsuitgaven en op de fiscale ontvangsten.

    Tegelijkertijd worden ook de prijzen geliberaliseerd. Servië ziet in dit economisch plan een

    bedreiging van de toestand van de Servische economie in de primaire distributie. Uit onvrede

    over de koersverandering van de regering Mikulić zeggen het Servische en het

    Montenegrijnse parlement hun vertrouwen in de Federale regering van Joegoslavië (SIV) op

    (Tašić 1993: 12). Op 30 december 1988 neemt Mikulić noodgedwongen ontslag.

    Er begint een zoektocht naar een nieuwe eerste minister die een uitweg uit de

    economische en politieke crisis kan bieden. Ante Marković wordt voorgedragen als kandidaat

    voor het nieuwe mandaat. Zijn tegenkandidaat is Borisav Jović, één van Milošević’ dichtste

    medestanders. Marković, die reeds het imago van een hervormer heeft, wordt op 19 januari

    1989 verkozen tot premier van Joegoslavië. Dit gebeurt onder impuls van Slovenië en na een

    formeel initiatief van Kroatië (Kučan 2009: interview: 1).

    Ante Marković is een Bosnische Kroaat, geboren op 25 november 1924 in het

    Bosnische stadje Konjic. Voor de Tweede Wereldoorlog is hij lid van een communistische

    jeugdvereniging en tijdens de oorlog neemt hij aan de zijde van Tito’s Partizanen deel aan een

    aantal verzetsacties (Rogel 2004: 118). In 1954 studeert hij af als gediplomeerd ingenieur

    elektrotechniek aan de Universiteit van Zagreb (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 165).

    Vanaf 1953 werkt hij in Zagreb in één van de grootste bedrijven van Kroatië, “Rade Končar”,

    waar hij van 1961 tot 1986 algemeen directeur is (Tašić 1993: 2). Verder is hij ook directeur

    van andere grote Joegoslavische bedrijven zoals de Kroatische oliemaatschappij INA. Hij is

    één van de bekendste vertegenwoordigers van de Joegoslavische zakenwereld (Kučan 2009:

    interview: 1).

    Reeds voor zijn mandaat van premier van de SFRJ is hij actief in de Joegoslavische

    politiek. Van juli 1982 tot 20 november 1986 is hij voorzitter van de Kroatische regering en

    van 10 mei 1986 tot 10 mei 1987 is hij president van het Presidentschap van Kroatië,

    deelrepubliek van het SFRJ. Hij is ook actief in verschillende politieke organen waar hij zich

    vooral bezig houdt met economische hervormingen. Op het moment dat hij het mandaat van

    premier van Joegoslavië opneemt is Marković nog steeds lid van het Presidentschap van

    Kroatië (Tašić 1993: 13).

  • 7

    2.2 Economische en politieke hervormingen

    Op 19 januari 1989 wordt Marković benoemd tot premier van Joegoslavië en op 16 maart

    geeft hij een speech voor het federale parlement waarin hij radicale marktgerichte

    hervormingen aankondigt. Op het moment dat hij aan de macht komt, zit Joegoslavië op

    economisch vlak in zeer slechte papieren: er is een werkloosheidsgraad van 20 procent, de

    inflatiegraad bedraagt om en bij de 2000 procent per jaar, de buitenlandse schuld bedraagt 1,9

    miljard dollar en er vinden massale stakingen en betogingen plaats (Rogel 2004: 118-119).

    Marković vindt voor zijn hervormingen vrijwel onmiddellijk steun in het Westen: op 20 maart

    kondigt de Europese Gemeenschap op een vergadering in Brussel haar steun aan voor

    Marković’ hervormingsprogramma.

    In de eerste plaats is Marković een voorstander van het vrije verkeer van personen,

    goederen, kapitaal en diensten op het grondgebied van Joegoslavië. Hij promoot dus een vrije

    interne markt. Verder wil hij ook een financieel en monetair systeem introduceren dat het

    interne marktprincipe beter ondersteunt, wat op dat moment in de SFRJ niet het geval is. Zo

    zijn er op het grondgebied van Joegoslavië slechts twee banken actief die dekking geven over

    het hele land: de Ljubljanska Banka en de Beogradska Banka. Alle ander banken focussen

    zich vooral op hun eigen regio (Kučan 2009: interview: 2). Marković pleit ook voor de

    invoering van een rechtsstaat en een splitsing van de uitvoerende, wetgevende en

    rechtssprekende macht. Ten slotte pleit hij voor een privatisering van eigendom, hetgeen in

    het socialistische Joegoslavië op dat moment niet bestaat.

    In april 1989 doet Marković’ regering2 de details voor haar hervormingsplan uit de

    doeken. Eén van Marković’ eerste maatregelen is een liberalisering van alle prijzen en een

    controle op de salarissen. Verder kondigt hij strenge maatregelen aan om het tekort in het

    federale budget terug te dringen van 11,7 procent tot 8,5 procent van het Bruto Nationaal

    Product (BNP), naast een beperking van de geldtoevoer (Allcock, Horton, Milivojević 1998:

    354). Op 1 december 1989 kondigt Marković een shock therapy programma voor stabilisatie

    af. Bij de ontwikkeling van dit programma werd de hulp ingeroepen van een aantal adviseurs

    die op dat moment in Polen aan een gelijkaardig concept werkten. Het doel van deze shock

    therapy is een eind te maken aan de hyperinflatie en de dinar zo snel mogelijk convertibel te

    maken en dit vanaf midden december (Woodward 1995: 114).

    2 Premier: Ante Marković. Vice-premiers Aleksandar Mitrović en Živko Pregl. De ministers: Budimir Lončar: staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, Veljko Kadijević: staatssecretaris voor Defensie, Peter Gračanin: staatssecretaris voor Binnenlandse Zaken, Branko Zekan: staatssecretaris voor Financiën, Franc Horvat: staatssecretaris voor Economische Betrekkingen met het Buitenland, Nazini Mustafa: staatssecretaris voor Handel, Stevan Santo: staatssecretaris voor Energie, Jože Slokar: staatssecretaris voor Verkeer, Stevo Mirjanić; staatssecretaris voor Landbouw, Božo Marendić: staatssecretaris voor Ontwikkeling, Radiša Gačić: staatssecretaris voor Gezondheidszorg, Vlado Kambovski: staatssecretaris voor Justitie en Administratie. Ministers zonder portefeuille: Dževad Mujezinović, Branislav Pajković en Nikola Goševski. Marković’ regering bestaat uit 19 leden in plaats van 29. (Tašić 1993: 16)

  • 8

    Op het moment dat Marković zijn shock therapy introduceert, vindt er een conflict

    plaats tussen Slovenië en Servië dat gezien kan worden als een eerste teken van desintegratie

    in Joegoslavië. Op 27 september 1989 wijzigt Slovenië zijn grondwet en omschrijft zichzelf

    als een onafhankelijke, soevereine en autonome staat met het recht op zelfbeschikking en

    afscheuring (Carnegie Endowment for International Peace 2009). Deze beslissing valt niet in

    goede aarde in Servië en als reactie hierop vindt er in Titograd in Montenegro een massale

    demonstratie van vijftigduizend man plaats tegen de constitutionele hervormingen die

    Slovenië heeft doorgevoerd. Op een bijeenkomst in Novi Sad wordt er gepleit voor een

    militaire overname van Slovenië. Op 29 november weigert Slovenië toegang tot het land aan

    een Servisch-Montegrijnse delegatie die op 1 december in Ljubljana een bijeenkomst, de

    “meeting van de waarheid”, wil organiseren tegen de kritische houding van Slovenië ten

    overstaan van de federatie. Als reactie hierop wordt in Servië een stiekem door de overheid

    gesteunde handelsboycot uitgeroepen van alle Sloveense goederen. Slovenië countert deze

    aanval door zijn bijdrage aan het federale fonds voor de onderontwikkelde regio’s niet langer

    te betalen. De regering van Kroatië besluit om Slovenië te steunen in dit conflict met Servië

    (Woodward 1995: 115). Door deze gebeurtenissen ziet Marković zich gedwongen de start van

    het shock therapy programma uit te stellen tot januari 1990.

    Ook rond het fonds voor de onderontwikkelde regio’s van Joegoslavië ontstaat er een

    conflict. Dit fonds heeft als doel de minder ontwikkelde delen van Joegoslavië te steunen in

    hun economische ontwikkeling. Er bestaan namelijk enorme verschillen tussen de

    verschillende delen van Joegoslavië. Zo is er tussen Kosovo en Slovenië een

    welvaartsongelijkheid met een verhouding van één tot zeven. De bijdragen aan dit fonds

    worden geleverd door Slovenië, Kroatië en Servië zonder de autonome regio’s. De grootste

    ontvangers van het fonds zijn Kosovo en Montenegro. In plaats van de bijdragen van het

    fonds te gebruiken voor economische ontwikkeling en het creëren van nieuwe banen,

    investeren de minder ontwikkelde regio’s het geld in het bouwen van nieuwe universiteiten

    en nationale bibliotheken. Ze gebruiken het geld om “sociale infrastructuur” te creëren en niet

    om economisch gezond te worden. De schenkers kunnen dit niet erg appreciëren, maar de

    ontvangers legitimeren dit door te wijzen op het fundamentele recht om met de bijdragen te

    doen wat zij willen. In dit conflict kiest Marković de kant van de minder ontwikkelde regio’s

    (Kučan 2009: interview: 3). President Milan Kučan (2009: interview: 3) van Slovenië stelt het

    als volgt:

    He [Marković] promoted the concept of a convoy. In his view the constituent republics of

    Yugoslavia were like a convoy moving at the speed of the slowest ship in the convoy. But

    in contrast to him our proposal was to have a regatta concept. So basically we all row at our

    own speed, but making sure at the same time that those who were rowing slower are going

    to learn as they go along.

  • 9

    Uit dit citaat blijkt duidelijk dat de ideeën over de toekomst van Joegoslavië grondig

    verschillen.

    Op 13 december 1989 licht Marković zijn hervormingsprogramma toe op een speciale

    vergadering voor de oud-officieren van het Joegoslavische Volksleger (JNA) en op 19

    december kondigt de regering een plan aan voor de stabilisatie van de dinar. Tegen het eind

    van december zeggen alle regeringen van de deelrepublieken hun steun toe aan het

    hervormingsprogramma van Marković (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 355).

    Toch is niet iedereen even blij met Marković’ plannen: op 20 december staken meer

    dan vijfhonderdduizend Serviërs tegen zijn economisch programma (Carnegie Endowment for

    International Peace 2009).

    Ook in Kroatië wordt er in december 1989 een belangrijke en revolutionaire beslissing

    genomen. Het Kroatische partijleiderschap gaat akkoord met de legalisering van verschillende

    politieke partijen en besluit meerpartijenverkiezingen te organiseren in april 1990. De

    oppositie organiseert massabijeenkomsten, openlijk gesteund door de Kroatische

    parlementsvoorzitter, met de vraag naar nog radicalere veranderingen. De communistische

    partij gaat akkoord met rondetafelgesprekken met de oppositiepartijen over een nieuwe

    kieswet (Woodward 1995: 114).

    In januari 1990 lanceert de regering Marković de convertibele dinar. De inflatie, die

    eind 1989 2700 procent bedraagt, wordt binnen de drie maanden geëlimineerd (Allcock,

    Horton, Milivojević 1998: 355).

    In dezelfde maand vindt er een andere gebeurtenis plaats die de toekomst van

    Joegoslavië voorgoed zal veranderen. Van 20 tot 22 januari gaat het lang uitgestelde

    Veertiende Buitengewone Congres van de Liga van Communisten van Joegoslavië door.

    Slovenië wil Joegoslavië omvormen tot een confederatie van staten en ijvert voor vrije en

    onafhankelijke communistische partijen per republiek. Ook willen de Slovenen

    meerpartijenverkiezingen organiseren. Slovenië koesterde deze hervormingsplannen al

    langere tijd, maar op het partijcongres komt het tot een openlijke confrontatie tussen de

    leiders van verschillende deelrepublieken. De Sloveense delegatie probeert steun te winnen

    voor het concept van een “asymmetrische federatie”, maar wanneer de Slovenen deze steun

    niet krijgen, stappen ze op en verlaten het congres. Het congres splitst in twee kampen. Aan

    de ene kant staan Servië met de twee autonome regio’s en Montenegro. Dit blok, geleid door

    Slobodan Milošević, eist dat het congres voortgaat zonder Slovenië en dat de stemprocedures

    overeenkomstig worden herteld. Aan de andere kant staan Kroatië -de Kroatische

    delegatieleider heeft de plaats van de Sloveense overgenomen in afwachting van hun

    terugkeer-, Bosnië-Herzegovina, Macedonië en het JNA. Wanneer de Sloveense delegatie niet

    terugkeert, wordt door het blok onder leiding van Kroatië beslist om het congres te dagen

    (Percy 1995). Met deze gebeurtenis wordt het lot van de Liga van Communisten van

  • 10

    Joegoslavië voorgoed bezegeld en de splitsing van de partij die al sinds 1945 bestond, is een

    feit.

    Marković blijft echter positief en zegt dat Joegoslavië zal blijven functioneren, ook zonder

    communistische partij (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 356). De zomer van 1990 staat

    voor Marković in het teken van de stichting van een eigen partij met het oog op de eerste vrije

    verkiezingen, maar daarover later meer.

    In oktober 1990 richt Marković het federale Joegoslavische televisienetwerk Yutel

    op. Hiermee wil hij de mediaoorlog die op dat moment tussen Belgrado en Zagreb woedt

    de kop indrukken (Christopher Bennet 1997: 70). Het is ook een nieuwe poging om

    Joegoslavië weer meer consistentie te geven. Omdat Yutel de bevooroordeelde

    verslaggeving in de media van de deelrepublieken probeert bij te stellen, wordt de zender

    vanuit de deelstaten vaak geboycot (Detrez 1996: 175). Yutel huurt het tweede kanaal van

    RTV Sarajevo. Tijdens de oorlog in Kroatië wordt de zender zeer populair bij de

    Bosnische bevolking. Vijf weken na het uitbreken van de oorlog in Bosnië-Herzegovina

    zal de tv-zender echter uit de ether worden gehaald (Christopher Bennet 1997: 70). De

    pan-Joegoslavische idee achter deze zender is tegen die tijd door de desintegratie van

    Joegoslavië immers helemaal verdwenen. Voormalig woordvoerder van Marković Predrag

    Tašić formuleert de volgende conclusie over Yutel (Tašić 2009 interview: 2)

    Yutel je pokušao to da se čuje neka druga istina jer tada je svaka od tih republika imala

    svoju istinu, svoje novine: Srbi su imali svoju, Hrvati svoju… […] I Slovenci su imali

    svoju istinu. Formiranjem Yutela htela se predstaviti Istina koju je plasirala Savezna Vlada

    s Markvićem na čelu. Yutel je imao mnogo administrativnih problema jer birokratija u

    komunizmu je bila vrlo loša tako da je Yutel izgubio rat s birokratijom i nije dobi bio

    potrebne dozvole za frekvencije tako da naravno nije se mogao svuda emitovati.3

    2.3 Deelname aan de meerpartijenverkiezingen

    Vanaf april 1990 organiseren de verschillende deelrepublieken van Joegoslavië

    meerpartijenverkiezingen. Slovenië had geëist dat deze regionale verkiezingen zouden

    plaatsvinden vòòr de in december 1990 geplande federale verkiezingen en zo gebeurt het ook.

    Marković gelooft dat bij de regionale verkiezingen reeds duidelijk zal worden dat de mensen

    geloven in verandering. Deze verkiezingen worden echter een breekpunt in de desintegratie

    van Joegoslavië (Woodward 1995: 118).

    3 Yutel probeerde een andere waarheid hoorbaar te maken, want toen had elk van deze republieken zijn eigen waarheid, zijn eigen krant: de Serviërs hadden de hunne, de Kroaten hadden de hunne… […] En de Slovenen hadden hun eigen waarheid. Met de stichting van Yutel wilde men de waarheid van de Federale Regering met Marković aan het hoofd presenteren. Yutel had veel administratieve problemen want de bureaucratie was zeer slecht in de communistische periode zodat Yutel de oorlog met de bureaucratie verloor en de nodige vergunningen voor frequenties niet kreeg zodat ze natuurlijk niet overal konden uitzenden.

  • 11

    In Slovenië gaan de verkiezingen door op 8 en 22 april 1990. Kroatië volgt op 22 en

    23 april en 6 en 7 mei. In de andere vier republieken wordt er tot in november en december

    gewacht met de stembusgang. Hoewel de nationalistische partijen sterk opkomen in de

    verkiezingen, behalen ze, opmerkelijk genoeg, in geen enkele republiek de meerderheid. In

    Slovenië is het nationalistische gedachtegoed het sterkst vertegenwoordigd. De partij die het

    meest opkomt voor soevereiniteit, de Communistische Partij, behaalt niettemin slechts 17

    procent van de stemmen. Hun leider Milan Kučan wordt wel tot nieuwe president van

    Slovenië verkozen met 44 procent van de stemmen in de eerste verkiezingsronde en 58

    procent in de tweede. De regering wordt echter gevormd door DEMOS, een coalitie die

    bestaat uit zeven oppositiepartijen. Op 2 juli roept Slovenië reeds zijn volledige soevereiniteit

    uit. De Sloveense minister van buitenlandse zaken Dimitri Rupelj verklaart drie dagen later in

    de Italiaanse krant La Repubblica dat Joegoslavië niet langer bestaat.

    In Kroatië behaalt het anti-Servische, anti-communistische, maar extreem

    nationalistische HDZ van Franjo Tudjman 41,5 procent van de stemmen. Dit is minder dan

    verwacht, maar dankzij een kieswet volgens het the winner takes it all –principe, ingevoerd

    door de communistische partij om zichzelf te beschermen, kan het HDZ haar 41,5 procent

    omzetten naar 58 procent van de zetels. Hiermee behaalt HDZ dus toch een meerderheid

    (Woodward 1995: 119). Tudjman kiest ervoor om een grote coalitie te vormen met alle

    partijen behalve de Servische Democratische Partij die op 20 mei uit het parlement stapt. Ook

    Kroatië roept al snel zijn soevereiniteit uit. Zelfs in Kosovo roept het onofficiële Kosovaarse

    parlement op een bijeenkomst in Kačanik de “Republiek Kosova” uit (Allcock, Horton,

    Milivojević 1998: 357) .

    In de periode van de verkiezingen in Slovenië en Kroatië verwezenlijkt Marković nog

    enkele nieuwe punten van zijn hervormingsprogramma. Hij revalueert de dinar: 10.000 oude

    dinars worden voortaan 1 nieuwe dinar. Verder koppelt hij de dinar aan de Duitse mark,

    bevriest de lonen voor zes maanden en maakt de prijzen vrij, behalve voor energie, ruwe

    materialen en transport (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 166) .

    Door de resultaten van de verkiezingen en de daarop volgende golf van

    soevereiniteitsverklaringen in Slovenië, Kroatië en Kosovo beseft Marković dat hij iets moet

    ondernemen wil hij de integriteit van Joegoslavië bewaren. Hij heeft een politiek orgaan

    nodig dat de grenzen van de republieken overschrijdt. Op 29 juli 1990 sticht hij de enige

    volledig Joegoslavische partij Savez Reformskih Snaga Jugoslavije (Unie van de

    Hervormingsgezinde Krachten van Joegoslavië). Marković’ bedoeling met deze partij wordt

    goed verwoord door Mirko Pejanović (2004: 28):

    His vision was a reform party, liberal-social in character, which would build a model

    society through liberal and social-democratic reforms. This model society would, without

  • 12

    war, without conflict, convert Yugoslavia into a market economy and parliamentary

    democracy, following the trend of European integration.

    Verder is het ook de bedoeling kandidaten voor de federale verkiezingen naar voor te

    schuiven (Woodward 1995: 126). Als uitvalsbasis voor zijn partij kiest Marković Bosnië-

    Herzegovina omdat Bosnië hét symbool van de etnische diversiteit van Joegoslavië is en een

    concrete verwezenlijking van het multi-etnische model van samenleven. Tijdens een grote

    bijeenkomst in het Bosnische Mrakovica geeft Marković in een bekende speech voor het eerst

    uiting aan de plannen voor zijn reformistenpartij. Verder kondigt hij er aan dat de partij zal

    deelnemen aan meerpartijenverkiezingen in Bosnië. Tijdens deze bijeenkomst kan Marković

    op veel bijval rekenen, zijn plannen vallen duidelijk in de smaak bij het publiek. Na zijn

    speech in Mrakovica trekt Marković verder naar Sarajevo om de partij verder uit te bouwen.

    Džemal Sokolović, een professor politieke wetenschappen aan de universiteit van Sarajevo,

    wordt verkozen als leider van de Bosnische vleugel van de Savez Reformskih Snaga

    Jugoslavije. Toch zal Nenad Kecmanović, rector van de universiteit van Sarajevo, uiteindelijk

    de partij aanvoeren tijdens de verkiezingen (Pejanović 2004: 29).

    De verkiezingen in Bosnië-Herzegovina, Servië, Macedonië en Montenegro gaan door

    in november en december 1990. In Montenegro wint de Communistische Partij de

    verkiezingen en hun leider Momir Bulatović wordt de nieuwe president. In Servië verslaat de

    Socialistische Partij van Servië (SPS) onder leiding van Slobodan Milošević haar

    voornaamste tegenstander, de anti-communistische Servische Beweging voor Hernieuwing

    onder leiding van de Servische nationalist Vuk Drašković. Volgens hetzelfde the winner takes

    it all -principe als in Kroatië kan Milošević met zijn SPS de macht naar zich toetrekken.

    Milošević wordt met een overweldigende meerderheid herverkozen als president van Servië.

    De Albanese bevolking in Kosovo probeert de verkiezingen te boycotten door niet deel te

    nemen, maar hierdoor wint de SPS ook in Kosovo en wordt Milošević’ meerderheid alleen

    maar groter. (Woodward 1995: 121). Marković’ partij behaalt zowel in Servië als in

    Montenegro teleurstellende resultaten bij deze verkiezingen.

    In Bosnië dingen drie nationalistische partijen naar de overwinning. Ten eerste is er de

    Kroatische Democratische Unie (HDZ), de Bosnische tegenhanger van Tudjmans partij in

    Kroatië. Deze partij wordt geleid door Stjepan Kljuić. Ten tweede is er de Servische

    Democratische Partij (SDS) geleid door Radovan Karadžić, die de belangen van de Servische

    inwoners van Bosnië verdedigt. Deze partij wordt gesteund door Milošević.

    Ten derde is er de Partij van de Democratische Actie (SDA) onder leiding van de Bosnjak

    Ilija Izetbegović die opkomt voor de belangen van de moslims in Bosnië. Verder proberen

    ook de Communistenbond van Bosnië – Partij voor Democratische Verandering (SK-SDP) en

    Marković’ Unie van Hervormingsgezinde Krachten (SRSJ) voet aan grond te krijgen in

    Bosnië. Deze laatste twee partijen hebben een pro-Joegoslavisch programma en worden fel

  • 13

    bekritiseerd door de drie nationalistische partijen. Marković’ partij, in Bosnië geleid door

    Nenad Kecmanović, wordt als één van de grootste kanshebbers op de overwinning gezien

    (Detrez 1996: 259-261). De drie nationalistische partijen behalen resultaten die bijna

    evenredig zijn met percentage van de verschillende nationaliteiten die in Bosnië leven. De

    SDA van Izetbegović behaalt 33,8 procent van de stemmen, Karadžić’ SDS haalt 29,6 procent

    van de stemmen binnen en de HDZ 18,3 procent. Marković’ Savez Reformskih Snaga

    Jugoslavije en de SK-SDP winnen ook zetels in het parlement, maar in de tweede ronde

    vormen de drie nationalistische partijen een grote coalitie tegen de twee Joegoslavisch

    gezinde partijen. Ze beslissen te regeren in een trilaterale overeenkomst waarbij de macht

    gedeeld wordt. Dit gebeurt door de vorming van een collectief presidentschap volgens de

    verdeelsleutel die ook in de federale regering gehanteerd wordt. (Woodward 1995: 122). Zo

    valt ook in Bosnië, waar de verwachtingen voor zijn partij hooggespannen waren, Marković’

    Savez Reformskih Snaga Jugoslavije uit de boot.

    Enkel in Macedonië behaalt de Unie van Hervormingsgezinde Krachten wel goede

    resultaten. De partij haalt negentien zetels in het parlement en Kiro Gligorov van de

    Communistische Partij van Macedonië, een medestander van Marković, wordt verkozen tot

    president. Hoewel de nationalistische Interne Macedonische Revolutionaire Organisatie

    (IMRO) als grootste partij uit de verkiezingen komt, behaalt ze geen absolute meerderheid en

    een onpartijdige regering van “experts” wordt geïnstalleerd (Allcock, Horton, Milivojević

    1998: 358).

    De reden voor het mislukken van Marković’ partij is op verschillende vlakken te

    zoeken. Hoewel Marković zeer populair is in Joegoslavië, kan hij zijn populariteit niet

    omzetten in verkiezingssucces. Een eerste reden hiervoor is dat men niet durft te stemmen

    voor iemand die geen bepaalde etnische groep vertegenwoordigt. Veel mensen denken dat

    hun veiligheid enkel verzekerd is als ze voor hun eigen nationale leiders stemmen (Vesna

    Pesić 1996: 26). Volgens Marković’ toenmalige woordvoerder Predrag Tašić (2009:

    interview: 1) heeft Marković ondanks goede bedoelingen met de stichting van zijn partij enkel

    nog meer weerstand opgeroepen:

    Mislim da je nastankom Partije Reformista nastao još veći otpor prema njemu, pre svega u

    Srbiji. On [Marković] je hteo tom partijom da legalizuje svoj opstanak kao premijera jer svi

    su u to vreme imali stranačke izbore preko kojih su birali svoje predsednike i on je na isti

    način, dakle demokratskim putem, hteo da legalizuje svoje mesto. Time je izazvao samo

    još veći otpor[!].4

    4 Ik denk dat de totstandkoming van de Hervormingsgezinde Partij een nog grotere tegenstand tegen hem creëerde, vooral in Servië. Hij [Marković] wou met de partij zijn bestaan als premier legaliseren want iedereen had in die tijd zijn regionale verkiezingen die allemaal hun eigen president kozen en hij heeft op dezelfde manier, via de democratische weg dus, zijn functie van premier willen legaliseren. Dit leidde enkel tot nog meer tegenstand [!].

  • 14

    Ook intern zijn er een aantal problemen binnen de Savez Reformskih Snag Jugoslavije. De

    partij had aan tafel gezeten met een aantal andere hervormingsgezinde partijen die trouw

    bleven aan Joegoslavië. De bedoeling was om met deze partijen samen te werken om een

    beter verkiezingsresultaat te behalen. Op het laatste moment wordt deze samenwerking

    afgeblazen, vooral onder invloed van Kecmanović. In plaats van sterker en beter verspreid te

    zijn dan de nationalistische partijen raakt het democratische, reformistische blok verdeeld en

    behaalt het teleurstellende resultaten bij de verkiezingen. Ook het JNA, dat op dat moment al

    onder aanzienlijke invloed van Milošević staat, is helemaal geen voorstander van Marković’

    partij. Het leger heeft geen belangen bij Marković’ strijd om Joegoslavië te hervormen.

    Hierdoor verliest hij nog meer politieke macht. Marković onderschat ook de

    soevereiniteitsbewegingen in de verschillende deelrepublieken (Pejanović 2004: 30-31).

    Samengevat zijn de slechte resultaten van Marković’ Savez Refomskih Snaga

    Jugoslavije bij de verkiezingen te wijten aan een combinatie van een aantal factoren. Ten

    eerste komt de stichting van de partij te laat, want de verkiezingen in Kroatië en Slovenië zijn

    op dat moment al voorbij. De partij is een soort wanhoopspoging om in heel Joegoslavië nog

    voet aan grond te krijgen nadat de macht van de federale regering vooral na de splitsing van

    de communistische partij steeds meer afneemt. De opkomst van de nationalistische partijen is

    niet te stuiten. Zij vormen, soms door slinkse trucs, in alle republieken, uitgezonderd

    Macedonië, de regering.

    Een ander fenomeen in het Joegoslavië van die tijd zijn de persoonlijke aanvallen op

    een aantal personages op het politieke toneel. Eén van de meest kwetsbare personen voor deze

    kritiek is Ante Marković (Woodward 1995: 126). Hem wordt vaak verweten dat hij een te

    zwakke leidersfiguur is en alle nationalistische partijen zien hem als een vijand. Enkele

    voorbeelden illustreren dit. In een interview in Politika in augustus 1990 verklaart

    bijvoorbeeld Dobrica Ćosić, een Servische schrijver en nationalist:

    We are a country of cleavages and hatred—national, religious, and social, it is difficult to

    understand why Premier Marković is ignoring the political reality of Yugoslavia, and it is

    even less understandable how he thinks that that reality can be overcome through elections.

    Mihailo Marković, een vooraanstaand lid van de Servische Academie voor Kunsten en

    Wetenschappen gaat zelfs verder en zegt dat Ante Marković een pact sluit met de vijanden om

    Joegoslavië en Servië te vernietigen (Vesna Pesić 1996: 38). Deze openlijke aanvallen op

    Marković zorgen vooral voor populariteitsverlies in Servië.

  • 15

    2.4 Een tussenbalans

    Hoewel Marković’ hervormingen niet allemaal even succesvol zijn, realiseert hij op

    economisch gebied toch heel wat belangrijke verwezenlijkingen. Hij slaagt erin de

    staatsschuld en het budgetair deficit aanzienlijk terug te dringen. Hij verbetert de externe

    liquiditeit en de handelsbalans van Joegoslavië. (Kučan 2009: interview: 4). Verder maakt hij

    de binnenlandse markt vrij. De prijs die hiervoor betaald moet worden is een torenhoge

    inflatie. Dit probleem krijgt hij onder controle. Marković slaagt er echter niet in het probleem

    van de lonen, die nog altijd door staat betaald worden, op te lossen.

    Zijn politieke programma wordt door Slovenië en Kroatië bestempeld als te

    centralistisch en dus pro-Servisch. De Serviërs voelen zich benadeeld door Marković’

    hervormingen richting een vrije markteconomie en noemen zijn plannen anti-Servisch

    (Crnobrnja 1994: 150). In dit spanningsveld en met onvoldoende binnenlandse en

    buitenlandse steun zijn zijn hervormingsplannen tot mislukken gedoemd.

    Toch wordt er vaak met enige heimwee teruggekeken naar Marković’ regeerperiode.

    Veel mensen zeggen dat deze periode de mooiste in de geschiedenis van Joegoslavië was. In

    een interview met de Servische krant Danas (Marković 2003: 4) vat Marković het mislukken

    van zijn hervormingsprogramma als volgt samen:

    U to vrijeme, gdje sam se god pojavio, u kojem god gradu, svugdje su me dočekivali srdačno, s

    emocijama. Na skupovima je uvijek bilo puno ljudi i uvijek su mi pružali podršku. Govorili su

    mi da im u Jugoslaviji nikad nije bilo tako dobro. Imali su bolje plaće, putovali su, kupovali,

    osjećali su se kao slobodni ljudi... No, kad je trebalo glasati, svaki je glasao za svoj čopor.

    Nacionalizam je uvijek postojao u svim republikama, u svim elitama, da li kao velikosrpski, ili

    separatizam slovenski, i svaki od njih je vukao na svoju stranu. No, u osnovi, većina ljudi

    željela je živjeti u miru: ono što sam im ja nudio činilo im se racionalno i dobro. Onda su na

    vlast došli nacionalisti, u prvom redu Milošević, koji su počeli širiti strah. Strah jednih prema

    drugima. Iza toga je taj strah trebalo i opravdati, započeti rat. Dalje je išlo sve samo od sebe...

    Ja sam nudio bolji život, mirniji, sigurniji put u Europu. Nacionalisti su nudili povratak u

    prošlost. Ja sam cijeli život bio liberal i praktičan čovjek.5

    5 In die tijd, waar ik ook verscheen, in welke stad dan ook, werd ik hartelijk en met emoties ontvangen. Op bijeenkomsten waren er altijd veel mensen en ze verleenden mij altijd steun. Ze zeiden mij dat het voor hen in Joegoslavië nog nooit zo goed was geweest. Ze hadden een beter loon, reisden, kochten, voelden zich vrije mensen… Maar wanneer er gestemd moest worden, stemde iedereen voor zijn eigen schare. Nationalisme heeft altijd bestaan in alle republieken, in alle elites, of het nu over het groot-Servië gaat of over het separatisme in Slovenië, en ieder van hen heeft het laken naar zijn kant getrokken. Maar aan de basis wilde de meerderheid van de mensen in vrede leven: wat ik hen bood leek hen rationeel en goed. Dan kwamen er nationalisten aan de macht, in de eerste plaats Milošević, die de angst begonnen te verspreiden. Angst van de ene jegens de andere. Daarna moest die angst ook gerechtvaardigd worden, door een oorlog te beginnen. Verder is alles vanzelf gegaan… Ik bood een beter leven, een rustigere, veiligere weg naar Europa. De nationalisten boden een terugkeer naar het verleden. Ik ben mijn hele leven een liberale en praktische man geweest.

  • 16

    3. Relatie tussen Marković en de andere actoren

    3.1 De deelrepublieken

    In de lente van 1990 blijkt uit een opiniepeiling dat Marković veruit de meest geliefde

    politicus in heel Joegoslavië is. In de polls gaat hij namen als Kučan, Tudjman en Milošević

    vooraf (Woodward 1995: 128). De grootste populariteit geniet hij in thuisrepubliek Bosnië-

    Herzegovina, dat met zijn multi-etnisch samengestelde bevolking een afspiegeling is van

    Joegoslavië. Hij verschijnt regelmatig in interviews op radio, televisie en in kranten om de

    positie van de regering toe te lichten. Marković lijkt op dat moment op een stevige

    machtsbasis te kunnen rekenen (Allcock, Horton, Milivojević 1992: 163). In de vrije

    verkiezingen van 1990 kan Marković deze populariteit jammer genoeg niet omzetten in

    stemmen, behalve in Macedonië waar zijn vriend Kiro Gligorov president wordt (Marković

    2003: 5). In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe de relaties tussen Marković en de drie

    belangrijke deelrepublieken, Slovenië, Kroatië en Servië geleidelijk aan verslechteren.

    3.1.1 Slovenië

    Slovenië wordt meestal gezien als de deelrepubliek van Joegoslavië die het meest heeft

    bijgedragen tot het uiteenvallen van het land. Slovenië was de meest welvarende en

    vooruitstrevende deelrepubliek van Joegoslavië. Zoals reeds eerder beschreven manifesteren

    de Slovenen zich in september 1989 voor het eerst tegen Joegoslavië door een aantal

    grondwetswijzigingen door te voeren waaruit een zekere drang naar onafhankelijkheid blijkt.

    De Sloveense delegatie verlaat het Bijzondere Veertiende Congres van de Liga van

    Communisten van Joegoslavië en initieert daarmee de splitsing van de communistische partij.

    Verder is Slovenië ook de eerste deelrepubliek die in april 1990 vrije verkiezingen organiseert

    en kort daarop haar soevereiniteit uitroept.

    Toch heeft Slovenië Marković en zijn hervormingsprogramma sterk gesteund, vooral

    in het begin van Marković’ regeerperiode. Zoals reeds eerder gezegd heeft Slovenië het

    initiatief genomen om Marković aan te stellen als premier van de SFRJ. Slovenië gelooft dat

    Marković een uitweg uit de crisis kan bieden waarin Joegoslavië zich op dat moment bevindt.

    De Slovenen verlenen medewerking aan Marković zodat hij een regering kan vormen met de

    mensen die hij zelf verkiest. Zo wordt bijvoorbeeld de Sloveen Živko Pregl één van zijn vice-

    premiers (Kučan 2009: interview: 1).

    Van 15 mei 1989 tot 15 mei 1990 is de Sloveen Janez Drnovšek president van het

    Presidentschap van Joegoslavië. Hij is één van de grootste supporters van Marković’ beleid en

    een marktgerichte economie. Hij deelt ook Marković visie over het ontstaan en de mogelijke

    oplossing voor de politieke en economische crisis. De steun van Drnovšek aan de federale

  • 17

    regering is van groot belang in verband met de besluitvorming op federaal niveau in geval van

    problemen (Drnovšek 1996: 87).

    De Sloveense intellectuele en politieke elite raakt er eind jaren tachtig van overtuigd

    dat het Servische nationalisme zal leiden tot een systeem waarin het voor de Slovenen slechter

    wordt om te leven dan in een Slovenië dat op eigen benen staat, onafhankelijk van

    Joegoslavië. In plaats van Marković’ poging te steunen om een coalitie op te bouwen voor een

    alternatief politiek systeem, zoekt Slovenië steun bij het buitenland, met name in buurlanden

    Italië en Oostenrijk. Na de verkiezingen in 1990 wordt Milan Kučan verkozen tot nieuwe

    president van Slovenië. Na deze verkiezingen stelt zich de cruciale vraag of Joegoslavië kan

    blijven voortbestaan zoals het op dat moment bestaat. Op deze vraag hebben Marković en

    Slovenië, vanaf dan vertegenwoordigd door Kučan, zeer uiteenlopende visies.

    Op 29 november 1990 vindt er in Zagreb een speciale geheime meeting plaats tussen

    de Kroatische president Tudjman, Kučan en Marković. Kučan vertelt in ons interview (2009:

    1-2) over het verloop van deze belangrijke en volgens Kučan zelfs cruciale meeting:

    President Tuñman wanted me to present to Mister Marković my views, how one could

    pacify the break-up of Yugoslavia. My point of departure was that Yugoslavia as a state

    had ceased to exist. And Ante Marković, who then was the federal premier and enjoyed

    great support and had a high reputation in the world, could in my view promote this view in

    the world, that Yugoslavia had ceased to exist and thus also call on the international

    community to intervene and help out in seeking a peaceful solution to the problem. On that

    occasion he refused both my thesis on Yugoslavia having ceased to exist and of course also

    his potential role in trying to seek out secret support in resolving the problem, because in

    his words after all he was the premier of Yugoslavia. So in brief, he did not accept the

    thesis that Yugoslavia as a state that would effectively control its economic and political

    space had ceased to exist.

    Het is duidelijk dat hierna de Sloveense visie en die van Marković mijlenver uit elkaar liggen.

    In een interview met de Servische krant Danas (2003: 4) verklaart Marković zelfs dat

    hij zich voelt aangevallen door Kučan. Over Kučans beweegredenen hiervoor zegt Marković

    het volgende:

    Kučan je imao puno razloga da me napada, jer je smatrao da sam ja jedna od prepreka da

    Slovenci ostvare svoju samostalnost. Moja je pozicija, očito, bila takva da nisam pripadao

    nikome od njih, a budući da nisam pripadao nikome, čini mi se da sam imao najviše

    slobode da kažem istinu. Hoću li u svemu tome biti uvijek u pravu, to ne mogu garantirati,

  • 18

    ali da imam više slobode da kažem istinu jer nisam umočen, to je jasno kao što su dva i dva

    četiri.6

    Slovenië biedt nochtans de meeste steun voor liberalisering en oriëntering op het

    Westen, maar het doet dit vooral uit economisch eigenbelang. De Amerikaanse economist

    Jeffrey Sachs, de belangrijkste buitenlandse adviseur van Marković, loopt zelfs over naar de

    Slovenen wanneer het dreigt mis te lopen met Marković’ hervormingsprogramma. Slovenië is

    ook het land dat de sterkste bezwaren heeft tegen de politieke en constitutionele aspecten van

    Marković’ programma. Het eerder vermelde “konvooi-regatta” twistpunt is hiervan een

    voorbeeld. Op grond van deze overwegingen werkt Slovenië Marković’ programma tegen op

    ieder punt waar men eigenlijk steun zou verwachten. In deze constitutionele strijd tussen de

    Sloveense en de federale regering, kan de Sloveense regering op enorm veel steun rekenen

    binnen de eigen republiek (Woodward 1995: 126-127).

    Op 22 december 1990, ongeveer een maand na het geheim overleg in Zagreb,

    organiseert Slovenië een referendum over de onafhankelijkheid van de republiek. 95 procent

    van de Slovenen stemmen voor de onafhankelijkheid. Dit overweldigende resultaat geeft de

    Sloveense regering een mandaat om te onderhandelen over de vorming van een losse

    confederatie. Als dit niet lukt binnen de zes maanden heeft Slovenië naar eigen mening het

    recht zich onafhankelijk te verklaren (Carnegie Endowment for International Peace 2009).

    Op 25 juni 1991 roept Slovenië de onafhankelijkheid uit. Twee dagen later vindt er

    een aanval van de JNA-troepen op Slovenië plaats en volgt er een oorlog die tien dagen zal

    duren. Deze oorlog wordt in een volgend hoofdstuk besproken. Over de reden waarom

    Slovenië constitutionele hervormingen doorvoert en uiteindelijk de onafhankelijkheid

    uitroept, verklaart Milan Kučan (2009: interview: 4-5):

    So the solution [for the high inflation] he [Marković] saw was a change to the political

    system. And the way he saw it was that central authorities had to gain on authority, on

    powers. But at that time, in that situation, being a multi-ethnic state that was perceived as

    interventionism into the economic liberties of individual republics. And at that time

    Slovenia defended its position by adopting amendments to its constitution. So in that way

    we managed somehow to preserve our economic sovereignty. Through those amendments

    we also strengthened the legal base for the referendum itself and that for the actual

    implementation of our independence.

    6 Kučan had veel redenen om mij aan te vallen, want hij beschouwde mij als één van de hindernissen bij de uitvoering van de onafhankelijkheid van Slovenië. Mijn positie was duidelijk zo dat ik aan niemand van hen toebehoorde en in de toekomst behoorde ik niemand toe, het lijkt mij dat ik de grootste vrijheid had om de waarheid te zeggen. Of ik in dit alles altijd gelijk zal hebben, dat kan ik niet garanderen, maar dat ik meer vrijheid heb om de waarheid te zeggen omdat ik niet geremd ben, dat is zo duidelijk als dat twee plus twee vier is.

  • 19

    Hiermee is de effectieve desintegratie van Joegoslavië een feit. Slovenië heeft als eerste de

    stap gezet om uit de SFRJ te stappen, Kroatië zal snel volgen. Marković ziet zijn invloed

    en de macht van zijn regering zienderogen dalen.

    3.1.2 Kroatië

    Als het over de verhoudingen tussen Kroatië en Marković gaat, moet er vooral uitgeweid

    worden over Marković relatie met Franjo Tudjman, die president van Kroatië is van 1990 tot

    aan zijn dood in 1999. Vòòr 1990 zijn Marković’ betrekkingen met de regering van de

    Kroatische deelrepubliek vrij goed. Zoals reeds eerder vermeld wordt Marković, voormalig

    premier van Kroatië, op formeel initiatief van Kroatië verkozen tot premier van Joegoslavië.

    Na de splitsing van de communistische partij en de vrije verkiezingen van april en mei 1990

    verslechteren de relaties echter aanzienlijk. Er komt namelijk een sterk nationalistische

    regering onder leiding van Tudjman en diens partij HDZ aan de macht in Kroatië en dit

    bedreigt de integriteit van Joegoslavië.

    Marković en Tudjman ontmoeten elkaar kort na de verkiezingen in Kroatië voor het

    eerst, nog vòòr Tudjmans inauguratie als president van Kroatië. Tijdens hun eerste

    ontmoeting vraagt Tudjman vooral om Marković’ steun. Marković zegt zijn steun toe, echter

    wel onder een aantal voorwaarden. Ten eerste moet Tudjman Marković’ democratische

    hervormingen verder ondersteunen. Ten tweede stelt Marković dat hij geen wraakzucht zal

    tolereren. Ten derde vraagt hij dat Tudjman de dialoog aangaat met de Serviërs in Kroatië en

    dit niet via Belgrado en Milošević. Ten vierde moet Tudjman zijn handen verder afhouden

    van Bosnië-Herzegovina. Ten slotte eist Marković nog dat Kroatië zich niet gaat militariseren

    en bewapenen (Marković 2003: 4). Tudjman zegt toe, maar zal zich uiteindelijk aan geen

    enkele van deze voorwaarden houden.

    Op 4 maart 1990 vindt er massabijeenkomst plaats in het Kroatische Petrova Gora. Op

    deze bijeenkomst wordt gepleit voor een verdediging van integriteit van Joegoslavië, omdat

    de Kroatische regering steeds meer stappen onderneemt richting onafhankelijkheid. Er komt

    zo weinig respons van de federale regering op deze meeting dat de Kroatische overheid ze

    veroordeelt (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 356). Dit is niet echt een slimme zet van de

    federale regering, want hierdoor wordt de roep naar onafhankelijkheid in Kroatië alsmaar

    sterker.

    In maart 1990 vinden er een aantal onlusten plaats in Kroatië, onder andere in Split.

    Naar aanleiding hiervan wordt er een speciale vergadering samengeroepen over het eventueel

    uitroepen van de noodtoestand. In de loop van 1990 beginnen de spanningen tussen de

    Kroaten en de Serviërs in de Krajina steeds hoger op te lopen.

    Na aanslepende onlusten in de Krajina breekt op 17 augustus 1990 de Balvan

    Revolucija (Houtblokrevolutie) uit. Servische gewapende groepen blokkeren de

  • 20

    toegangswegen naar Dalmatië met houtblokken uit onvrede over de manier waarop ze door de

    Kroatische overheid, die sinds kort geleid werd door Franjo Tudjman, behandeld worden

    (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 357). Marković keurt het politiek geweld in de straten

    niet openlijk af. Zijn houding verklaart Marković als volgt (Marković 2003: 14):

    Uvijek sam djelovao u okviru sistema pa sam na takav način i reagirao. U Vladi sam

    pokrenuo raspravu, i u Predsjedništvu i u svim institucijama koje su mi stajale na

    raspolaganju, da se ispita što se dogaña, da se Vladi podnese izvještaj. No, Vlada je, kao

    što sam već rekao, imala premale ovlasti da bi mogla nešto napraviti.7

    Op 19 december 1990 roepen twee Servische enclaves, de Krajina en Slavonië, hun

    vereniging in de Servische Republiek van de Krajina uit. Milan Babić wordt verkozen als

    president van deze republiek (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 358). De federale regering

    heeft duidelijk geen greep op het conflict in de Krajina.

    Op 19 januari 1991 brengen Slovenië en Kroatië hun binnenlandse troepen in

    gereedheid omdat de spanningen tussen de leiders van de deelrepublieken en de federale

    regering steeds hoger oplopen. Marković eist een demilitarisatie binnen de 48 uur (Carnegie

    Endowment for International Peace 2009). Kort daarop raakt bekend dat Kroatië sinds 1990

    wapens uit Hongarije het land heeft binnengesmokkeld om de troepen te bewapenen (Allcock,

    Horton, Milivojević 1998: 359). Op de vraag of Marković iets had kunnen doen om deze

    wapensmokkel te voorkomen antwoordt Tašić (Tašić 2009: interview: 3):

    Svako je od njih očekivao da će se nešto desiti pa su se naoružavali. On [Marković ] je

    mogao znati samo ono što su mu govorili iz tajnih službi i policije. Ali pitanje je da li su ga

    obaveštavali!? Vojska ga nije obaveštvala jer je imala neki svoj scenario - snimila je film o

    švercu oružja i šta je ona htela tim - ona je već tada bila na strani Miloševića i možda joj je

    to bio argument za napad na Hrvatsku. Nisu ga obaveštavali! Ljudi u vojsci i u tajnoj službi

    su uglavnom tada bili Srbi i prešli su na stranu Miloševića i ako bi on nešto i saznavao bilo

    je od Hrvata koji su se još nalazili u Vojsci ili policiji.8

    7 Ik heb altijd binnen het kader van het systeem gehandeld, ik heb dus op die manier ook gereageerd. Ik heb een onderzoek gevraagd in de Regering en in het Presidentschap en in alle instellingen die tot mijn beschikking stonden, dat er onderzocht wordt wat er gebeurde, zodat de Regering een rapport kan indienen. Maar de Regering had, zoals ik al eerder zei, te weinig macht om iets eraan te kunnen doen. 8 Ieder van hen verwachtte dat er iets zou gebeuren dus hebben ze zich bewapend. Hij [Marković] kon alleen weten wat de geheime dienst en de politie hem vertelde. Maar de vraag is of ze hem op de hoogte gesteld hebben!? Het leger heeft hem niet ingelicht, want zij hadden hun eigen scenario – zij hadden een film opgenomen over het smokkelen van wapens en wat ze daarmee wilden – op dat moment stond het leger al aan de kant van Milošević en misschien was dit voor hen een argument om Kroatië binnen te vallen. Ze hebben hem niet ingelicht! De mensen in het leger en in de geheime dienst waren op dat moment vooral Serviërs en zij waren overgelopen naar de kant van Milošević en als hij iets te weten zou komen zou het van de Kroaten zijn die nog in het leger of bij de politie zaten.

  • 21

    Volgens de Sloveense president Milan Kučan (Kučan 2009: interview: 4) werd Marković

    inderdaad niet ingelicht over deze illegale bewapening. Eén van de redenen hiervoor zou zijn

    dat Tudjman Marković niet meer vertrouwde na de eerder vermelde geheime bijeenkomst in

    november 1990. Een andere reden is dat het militair leiderschap na de verkiezingen van 1990

    de territoriale defensietroepen van de deelrepublieken probeert te ontwapenen, vooral in

    Slovenië en Kroatië. Hierdoor geeft de federale regering volgens Kučan een signaal dat ze

    vreest dat Joegoslavië misschien wel op gewelddadige manier en met oorlog zou kunnen

    uiteenvallen. In deze context smokkelt Kroatië vanuit Hongarije wapens binnen. Kučan geeft

    zelfs toe dat ook Slovenië zich op een illegale manier bewapend heeft. Volgens hem komt

    Marković hier pas achter nadat het JNA hem hierover geïnformeerd heeft. Maar Marković

    staat sowieso vrij machteloos tegenover deze acties (Kučan 2009: interview: 4)

    Op 28 maart 1991 wordt er in Split een eerste in een reeks van bijeenkomsten

    gehouden van alle presidenten van de Joegoslavische deelrepublieken. Er worden echter geen

    akkoorden gesloten (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 359)

    Op 19 mei 1991 vindt er net als eerder in Slovenië ook in Kroatië een referendum voor

    de onafhankelijkheid plaats. In dit referendum worden wel de culturele autonomie en

    mensenrechten van de Serviërs en andere nationaliteiten die op het grondgebied van Kroatië

    leven gevrijwaard. 93 procent van de stemmers, of 79 procent van de totale stemgerechtigde

    bevolking, stemt voor de onafhankelijkheid. Het referendum wordt geboycot door de Serviërs

    van de Krajina (Woodward 1995: 143). Er zijn reeds langere tijd onlusten tussen de Kroaten

    en de Serviërs in de Krajina aan de gang. Hier wordt dieper op ingegaan in een volgend

    hoofdstuk.

    Op 26 juni 1991 roept Kroatië, in navolging van Slovenië, de onafhankelijkheid uit.

    Als reactie hierop geeft de federale regering opdracht om illegale grenscontroleposten te

    verwijderen (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 361). Terwijl in Slovenië op 28 juni de

    zogenaamde Tiendaagse Oorlog uitbreekt, maakt nu ook Kroatië niet langer deel uit van

    Joegoslavië. Voor Marković is dit een zoveelste teken dat hij steeds meer grip verliest op wat

    er in de deelrepublieken gebeurt.

    Kort na de Kroatische onafhankelijkheidsverklaring wordt op 30 juni de Kroaat Stipe

    Mesić, onder invloed van de Europese Gemeenschap en ondanks veel tegenwerking van

    Servië, benoemd tot president van het Presidentschap van Joegoslavië (Allcock, Horton,

    Milivojević 1998: 175). Normaal gezien had de overname van het presidentschap door Mesić

    op basis van de verdeelsleutel op 15 mei moeten plaatsvinden, maar Servië had zijn veto

    gesteld tegen het mandaat van Mesić. Servië argumenteerde namelijk dat Mesić, die van mei

    1990 tot augustus 1990 onder de HDZ van Tudjman de eerste premier van Kroatië was

    geweest, zijn positie als president van Joegoslavië zou misbruiken om voor de

    onafhankelijkheid van Kroatië te zorgen en zo het einde van Joegoslavië in te luiden

    (Woodward 1995: 143). Marković van zijn kant beschouwt het aantreden van Mesić aan het

  • 22

    hoofd van het presidentschap van Joegoslavië als een uitstekende zaak (Marković 2003:

    interview: 18):

    Mesićev dolazak u Beograd donio mi je veliko olakšanje. Mi se prije toga nismo

    poznavali. On je bio neusporedivo tolerantniji, otvoreniji od Tuñmana. Dotad sam

    komunicirao s predsjednicima republika, i njegov mi je dolazak pomogao da s Hrvatskom

    komuniciram na konstruktivnijoj osnovi.9

    Ook Mesić wordt echter gedwongen een meer nationalistische koers te gaan varen. Toch

    probeert hij onder invloed van Marković het nationalisme en de ideeën van Tudjman te

    temperen (Marković 2003: interview: 18):

    On je tada zastupao ulogu i zadatake koje su mu davali predstavnici Hrvatske. Radio je na

    način koji je bio, rekao bih dovoljno tolerantan da se o tome može razgovarati. Ali, nije

    mogao izbjeći ono što mu je nareñivalo rukovodstvo njegove Republike. Za Mesića je

    Tuñman bio autoritet, koji je imao apsolutnu vlast u Hrvatskoj, ali su razlike izmeñu njih

    dvojice postojale. Neke su bile i velike, o čemu smo Mesić i ja katkad razgovarali.

    Dogovarali smo susrete s Tuñmanom i razgovarali o tome kao ćemo ga nagovoriti da

    prihvati neke naše ideje, ili promijeni svoje.10

    Uit dit citaat blijkt dat ook Mesić als president van de federatie zijn orders eigenlijk uit

    Zagreb krijgt. Ondanks hun gematigde standpunten en hun morele gezag zijn noch

    president Mesić noch premier Marković in staat de om zich heen grijpende conflicten te

    beheersen. Terwijl Slovenië na de Brioni-akkoorden de facto reeds een eigen koers vaart,

    moet Marković toezien hoe tussen de Kroaten onder Tudjman en de Serviërs, onder de

    invloed van Milosevic, de spanning toeneemt en leidt naar een niet te vermijden

    gewapende confrontatie.

    9 Mesić aantreden in Belgrado bezorgde me grote opluchting. We hadden daarvoor nog geen kennis gemaakt. Hij was veel toleranter en opener dan Tudjman. Tot dan communiceerde ik met de presidenten van de republieken en zijn aantreden heeft me geholpen om op een constructieve basis met Kroatië te communiceren. 10 Hij bepleitte toen de rol en de taken die door de vertegenwoordigers van Kroatië aan hem werden opgedragen. Hij werkte op een manier die, zou ik zeggen, voldoende tolerant was zodat erover gesproken kon worden. Maar hij kon niet voorkomen dat hem het leiderschap van zijn Republiek werd opgedrongen. Voor Mesić was Tudjman een autoriteit die absolute macht had in Kroatië, maar er bestonden verschillen tussen hen. Sommige waren groot, daarover spraken Mesić en ik soms. We hebben een vergadering met Tudjman afgesproken en we bespraken op voorhand hoe we hem zouden overtuigen zodat hij enkele ideeën van ons zou aannemen of de zijne zou veranderen.

  • 23

    3.1.3 Servië

    De relaties tussen Ante Marković en de Servische leiders lopen al van bij zijn aantreden als

    premier van Joegoslavië zeer stroef. Servië is niet opgezet met de economische hervormingen

    en de democratisering die Marković wil doorvoeren. Ze voelen zich ook economisch

    benadeeld door Marković’ hervormingsprogramma. In een gesprek in 2009 verklaart de

    Servische journalist Dejan Anastasijević dat Borisav Jović, destijds tegenkandidaat van

    Marković voor het premierschap van Joegoslavië, samen met Slobodan Milošević reeds in de

    zomer van 1989 zou hebben afgesproken dat Marković zo snel mogelijk buiten spel moest

    worden gezet.

    In de eerste maanden van zijn mandaat krijgt Marković wel wat steun van de

    Servische regering, maar na een paar maanden droogt deze steun op. De Servische leiders

    beschuldigen hem ervan te optimistisch te zijn en enkelen zien in Marković’ shocktherapie

    zelfs een complot om het Servische volk tegen zijn leiders op te zetten. Tegen midden 1989 is

    het duidelijk dat Milošević en zijn team de federale regering en haar programma actief zullen

    tegenwerken (Cohen 1993: 69-70).

    Marković krijgt soms het verwijt dat hij Milošević te veel zijn gang liet gaan. Er zijn

    inderdaad enkele voorvallen bekend waar Milošević Marković lijkt te kunnen bespelen.

    Op 28 juni 1989 bijvoorbeeld geeft Milošević op de viering in Gazimestan van de 600ste

    verjaardag van de slag op Kosovo Polje (Merelveld) een toespraak die later berucht wordt

    omdat hij hier voor de eerste keer openlijk over de mogelijkheid van een oorlog spreekt

    (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 355). Marković is officieel aanwezig op deze meeting.

    Op de vraag waarom hij niet reageerde op Milošević’ spraakmakende toespraak antwoordt hij

    (Marković 2003: 16):

    Poziv su dobili predsjednik Predsjedništva, Drnovšek, ja, kao premijer, i Lončar, kao

    ministar vanjskih poslova. Mi smo bili predstavnici Federacije koje je jedno republičko

    rukovodstvo u povodu republičkog praznika pozvalo na službenu svečanost. Što će oni

    tamo govoriti, to mi nismo znali, niti je, u krajnju ruku, to bila naša stvar. Meñutim, nitko

    od nas nije očekivao takav Miloševićev govor. Drnovšek i ja na skup smo došli vojnim

    helikopterom. I odmah nakon Miloševićeva govora iz protesta smo napustili skup i

    helikopterom se vratili. To je bila naša reakcija, pokupili smo se i otišli jer nam tu nije bilo

    mjesto. U helikopteru smo prvo dugo šutjeli, a zatim zaključili da je to bačena rukavica i

    prijetnja ratom.11

    11 De president van het Presidentschap, Drnovšek, ikzelf als premier en Lončar als minister van Binnenlandse Zaken kregen een uitnodiging. Wij waren de vertegenwoordigers die door het bestuur van een republiek naar aanleiding van een feestdag van de republiek uitgenodigd waren op een officiële plechtigheid. Wat zij daar zouden zeggen, dat wisten wij niet, en dat was, uiteindelijk, ook onze zaak niet. Niemand van ons had evenwel zo een toespraak van Milošević verwacht. Drnovšek en ik waren naar de bijeenkomst gekomen met een legerhelikopter. En onmiddellijk na Milošević’ toespraak hebben we uit protest de bijeenkomst verlaten en zijn

  • 24

    Niet veel later is er opnieuw een voorval waardoor het lijkt alsof Marković naar

    Milošević’ pijpen danst. Bij de goedkeuring van de nieuwe Servische grondwet op 28 maart

    1990 deelt Marković samen met Milošević een pogača, een plat rond brood dat op feestdagen

    gedeeld wordt . Hierdoor lijkt het alsof Marković instemt met de grondwetswijzigingen, die

    de rechten van de autonome regio’s in Servië behoorlijk terugschroeven. Marković beweert

    echter dat hij in de val werd gelokt door Milošević en Kadijević, minister van Defensie van de

    federale regering en een medestander van Milošević (Marković 2003: 18):

    To je bila klasična podvala Miloševića i Kadijevića. Bio sam pozvan na proglašenje tog

    Ustava. Imali smo sjednicu Vlade, i poslije nje potpredsjednik Vlade Mitrović i Kadijević

    predložili su mi da svratimo na proslavu u srbijansku Skupštinu. Kad smo tamo došli, rekli

    su mi: "Slušaj, kod nas Srba običaj je da se prelomi pogača". I krenuo sam otkinuti komad

    pogače, a onda su nas i slikali. Sve je bilo pripremljeno i namješteno. U trenutku sam

    shvatio da je sve dogovoreno izmeñu Kadijevića i Miloševića, jer Mitrović nije imao veze s

    tim. Ja sam tu vrlo naivno upao u klopku. Tako je ispalo da ja i Milošević lomimo pogaču...

    Nakon toga sam odmah otišao.12

    Door dit soort slinkse trucs proberen Milošević en zijn medestanders Marković’ populariteit

    in de andere republieken te doen kelderen en het te laten voorkomen alsof Marković akkoord

    gaat met hun standpunten terwijl dit in feite helemaal niet het geval is.

    De Sloveense president Milan Kučan ontkent echter dat Marković zich laat dirigeren door

    Milošević. Volgens hem kan Milošević geen invloed uitoefenen op Marković’ meningen en

    ideeën en is hij dus zeker geen speeltje in Milošević’ handen (Kučan 2009: interview: 5).

    Bij de vrije verkiezingen eind 1990 verstevigt Milošević zijn machtspositie wanneer

    hij wordt herkozen als president van de deelrepubliek Servië en zijn partij SPS aan het roer

    van het parlement komt te staan. Vanaf dan zal Servië het Marković steeds moeilijker maken.

    De hold-up op 8 januari 1991 door Servië op de Nationale Bank van Joegoslavië geeft

    de geloofwaardigheid van Marković’ regering een enorme dreun. Milošević ‘leent’ 1,4

    miljard dollar van de nationale bank in Belgrado, onder de vorm van een primaire emissie

    we teruggekeerd met de helikopter. Dat was onze reactie,we hebben ons verzameld en zijn vertrokken want daar was er geen plaats voor ons. In de helikopter hebben we eerst lang gezwegen, maar daarna besloten we dat dit een geworpen handschoen was en een oorlogsdreiging. 12 Dit was een klassieke list van Milošević en Kadijević. Ik was uitgenodigd voor de afkondiging van de Grondwet. We hadden een vergadering van de regering gehad, en daarna stelden de vice-eerste minister Mitrović en Kadijević me voor dat we zouden terugkeren naar de viering in het Servische parlement. Toen we daar aankwamen, zeiden ze tegen mij: “Luister, bij ons Serviërs is het de gewoonte een pogača te delen.” Ik ging, en ik heb een stuk pogača gedeeld en daar hebben ze ons gefotografeerd. Alles was voorbereid en geënsceneerd. Op dat moment besefte ik dat alles was afgesproken en overeengekomen tussen Milošević en Kadijević, want Mitrović had daar niets mee te maken. Ik ben zeer naïef in hun val getrapt. Dus is het verhaal ontstaan dat ik en Milošević pogača delen... Daarna ben ik meteen vertrokken.

  • 25

    van 18,2 miljard dinar, zogezegd om er onder andere pensioenen mee uit te betalen (Brossard,

    Vidal 2001: 97).

    Predrag Tašić, woordvoerder van Marković en van de federale regering beschrijft hoe

    deze plundering van de nationale bank precies gebeurde en in welke mate Marković ervan op

    de hoogte was (Tašić 1993: 57-59):

    U trenutku kada je Ante Marković 28. decembra govorio u Skupštini Jugoslavije o

    ekonomskoj politici za narednu godinu, Veće udruženog rada Skupštine Srbije, donelo

    je dva zakonska propisa, kojima je izvršen upad u monetarni sistem Jugoslavije. Ova dva

    akta doneta su tajno. Na sebi su imali oznake “strogo poverljivo” i “službena tajna”.

    Podeljeni su delegatima na sam dan sednice i to u koverti, svakome u ruku. Po usvajanju (a

    usvojeni su jednoglasno i bez diskusije) delegati su ih morali ponovo spakovati u koverte i

    vratiti. Tim propisima republike Srbije emitovana su prava u visini od 18 miljardi i 243

    miliona dinara (tadašnjih 1,4 miljarde dolara) koja su upotrebljena za pokrivanje gubitaka,

    finansiranje otkupa poljoprivrednih proizvoda i isplatu penzija. […] Da bi se ovaj put uzeti

    veće pare i to odjednom čovek iz NBJ [Narodna Banka Jugoslavije] je predlagao da se to

    “legalizuje” zaduživanjem Republike Srbije kod Narodne banke Srbije, donošenjem takvih

    propisa u Skupštini Srbije! Naravno pare ne bi uzele iz Narodne Banke Srbije, već

    Narodne banke Jugoslavije! […] Ante Marković je 4. januara 1991. godine anonimno

    obavešten o upadu Srbije u monetarni sistem. 13

    Marković is zwaar aangedaan als hij het nieuws verneemt en noemt deze zet van Servië (Tašić

    1993: 59): “napad na zadnje što je ostalo da čuva Jugoslaviju, monetarni politiku. Donošenje

    ove odluke je akt likvidacije Jugoslavije.” (een aanval op laatste dat overbleef om Joegoslavië

    te beschermen, het monetaire beleid. De uitvaardiging van deze beslissing is een daad om

    Joegoslavië te liquideren.)

    Nadat het nieuws hem bekend wordt, onderneemt Marković meteen actie (Marković 2003: 8):

    13 Op het moment dat Ante Marković op 28 december in het Parlement van Joegoslavië sprak over het economische beleid voor het volgende jaar, vaardigde de Raad van verenigde arbeid van het Servische Parlement twee wetten uit die een overval op het monetaire systeem van Joegoslavië pleegden. Deze twee akten werden in het geheim uitgevaardigd. Ze werden aangeduid als “strikt vertrouwelijk” en “officieel geheim”. Ze werden uitgedeeld onder de afgevaardigden op de dag van de zitting en dit in een enveloppe in ieders hand. Na hun goedkeuring (en ze werden unaniem en zonder discussie goedgekeurd) moesten de afgevaardigden ze terug in de enveloppe steken en teruggeven. Deze voorschriften van de Servische Republiek gaven hen het recht bedragen op te nemen van 18 miljard en 243 miljoen dinar (destijds 1,4 miljard dolar) die gebruikt werd voor het toedekken van de verliezen, de financiering van de opkoop van landbouwproducten en de uitbetaling van pensioenen. […] Opdat ze deze keer meer geld in één keer zouden kunnen nemen heeft de man van de NBJ [Nationale Bank van Joegoslavië] voorgesteld dat het “gelegaliseerd” wordt door een lening van de Nationale bank van Servië met een uitvaardiging van zulke voorschriften in het Parlement van Servië! Natuurlijk werd het geld niet genomen van de Servische Nationale bank, maar van de Nationale Bank van Joegoslavië! […] Ante Marković werd op 4 januari 1991 anoniem op de hoogte gebracht van de overval van Servië op het monetaire systeem.

  • 26

    Takav prodor u monetarni sistem Jugoslavije apsolutno je gangsterski. Onda sam

    [Marković ]ga [Milošević]zvao i dobio na telefon te mu rekao: Slušaj, što si to napravio?

    Kaže on: Tko, ja? Tako je on radio uvijek: lagao je bez problema i uvijek se, kao, čudio što.

    mu ne vjeruju. Ja mu kažem: Slušaj, napravili ste zločin

    On kaže: Pojma nemam o tome. A ja mu odgovorim: Slušaj, Slobodane Miloševiću, nema

    ni najmanje, najsitnije stvari koja se može dogoditi u Srbiji da ti ne znaš za nju, ili da je nisi

    ti odobrio ili da je nisi naredio. Izvršiti ovakav udarac ne samo na monetarni platni sistem

    nego na cijelu Jugoslaviju, potrest će to zemlju, nije to mogao nitko napraviti da ti nisi

    potpuno, sto posto, iza njega. On je rekao: Ja ću to istražiti, pa ako bude istina, ako je

    istina, nešto ću poduzeti. Ništa, naravno, nije poduzeo. Odmah sam, sazvao Vladu, na

    sjednici Vlade to sam iznio, i tražio od guvernera Centralne banke da uvede sankcije vis a

    vis Narodne banke Srbije i vrati taj novac.14

    Deze sanctie is er echter nooit gekomen en het geld is ook niet teruggegeven. Volgens

    Marković is dit het formele begin van het uiteenvallen van Joegoslavië (Marković 2003: 9)

    Op dat moment is Borisav Jović, één van Milošević’ dichtste medestanders, president

    van het Presidentschap van Joegoslavië. Zijn ambtstermijn loopt van 15 mei 1990 tot 15 mei

    1991. Hij en Marković kunnen het helemaal niet met elkaar vinden en Jović lanceert

    regelmatig openlijke en onterechte aanvallen aan het adres van Marković. Na de stichting van

    Marković partij Savez Reformskih Snaga Jugoslavije beschuldigt Jović Marković van

    hoogverraad. Hij beweert dat Marković een bondgenoot van de Verenigde Staten is en het

    socialsime omver wil werpen en dat terwijl Servië ervoor gezorgd heeft dat hij aan het hoofd

    van de regering staat (Tašić 1993: 79). Op 15 maart 1991 geeft Jović op instigatie van

    Milošević zijn ontslag als president van Joegoslavië. Dit past in een plan van Milošević die

    naar aanleiding van rellen in Belgrado een algemene noodtoestand wil uitroepen over heel

    Joegoslavië. Omdat hij hiervoor geen toestemming krijgt, dwingt hij Jović tot ontslag. Deze

    ‘farce’ van Milošević had gevaarlijk kunnen aflopen. Het land komt na Jović ontslag in een

    constitutionele crisis terecht. Ook van deze gelegenheid maakt Jović gebruik om Marković er

    van te beschuldigen een spion van buitenlandse regeringen te zijn (Magaš 1993: 284-285). De

    grofste commentaar die Jović op Marković geeft is echter wanneer hij Marković ervan

    beschuldigt de meest actieve grondlegger van de vernietiging van de Joegoslavische economie 14 Zo een bres in het monetaire systeem van Joegoslavië is echt gangsterachtig. Toen heb ik [Marković] hem [Milošević] opgebeld en aan de telefoon gekregen en tegen hem gezegd: Luister, wat heb jij gedaan? Hij zegt: Wie, ik? Zo deed hij altijd: hij loog zonder problemen en hij was altijd verwonderd dat ze hem niet geloven. Ik zeg hem: Luister, jullie hebben een misdaad begaan. Hij zegt: Ik begrijp er niets van. Ik antwoord hem: Luister, Slobodan Milošević, in Servië kan niet het minste, het kleinste gebeuren waar jij niets van afweet, of dat jij niet hebt goedgekeurd of dat jij niet hebt gedaan. Zo een slag toedienen niet enkel aan het monetaire systeem, maar aan heel Joegoslavië, dat zal het land schokken, niemand kan dat doen als je er niet volledig, honderd procent, achter staat. Hij zei: ik zal het onderzoeken, als het de waarheid zou zijn, als het de waarheid is zal ik iets ondernemen. Natuurlijk heeft hij geen maatregelen getroffen. Onmiddellijk heb ik de regering samengeroepen, op de regeringszitting heb ik dit te berde gebracht en geeist van de gouverneur van de Centrale bank dat men een sanctie tegenover de Servische Nationale bank treft en dat men dat geld teruggeeft.

  • 27

    te zijn en een belangrijke speler in het effectieve uiteenvallen van Joegoslavië (Tašić 1993:

    81). Deze ongegronde, onterechte en zeer aanvallende beschuldigingen hebben als

    voornaamste doel om Marković populariteit naar beneden te halen, de macht van de federale

    regering te doen slinken en de invloed van Milošević, die onder één hoedje speelt met Jović,

    en van de Servische regering te doen toenemen.

    In dezelfde maand maart 1991 vindt er nog een andere poging plaats om Marković

    buitenspel te zetten en het federale systeem van Joegoslavië op te blazen. In Karadjordjevo

    komen de Servische president Slobodan Milošević en de Kroatische president Tudjman in het

    geheim samen om de verdeling van Bosnië tussen Kroatië en Servië te arrangeren. Ze

    bespreken hier ook hoe ze het best van Marković kunnen afgeraken (International

    CriminalTribunal for the former Yugoslavia 2003). Beiden vinden dat Marković de realisatie

    van hun plannen in de weg staat. Tudjman vertrouwt Marković niet meer sinds de

    bijeenkomst in Zagreb van november 1990. Milošević kan niet de gewenste invloed

    uitoefenen op Marković meningen en beslissingen. In tegenstelling tot wat vaak gedacht

    wordt, laat Marković zich helemaal niet manipuleren door Milošević (Kučan 2009: interview:

    5). Marković getuigt zelf over het Karadjordjevo-voorval tijdens het proces tegen Slobodan

    Milošević op het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag in 2003 (International Criminal Tribunal

    for the former Yugoslavia 2003). Hij beweert dat er in Karadjordjevo enkel gesproken werd

    over de verdeling van Bosnië en zijn afzetting. De reden hiervoor is volgens Marković

    (Marković 2003: 13):

    Bez moje smjene u to vrijeme nisu mogli podijeliti Bosnu i Hercegovinu. A bez podjele

    Bosne, po njima, nisu mogli biti riješeni hrvatsko-srpski odnosi. Dakle, trebalo je smijeniti

    mene, podijeliti Bosnu, i "historijski sporazum" bio bi ostvaren. Inzistirao sam na tome da

    to neće ići bez rata. Da će se djeca u Bosni rañati i umirati s puškom, da će biti krvi do

    koljena: "Vi ćete palestinizirati BIH", rekao sam. Pitao sam ih: "Kako mislite, dok sam ja

    živ, to provesti?" "Pa zato smo se i složili da te smijenimo..." - bio je njihov odgovor.

    Meñutim, oni sami nisu me mogli smijeniti.15

    Wanneer in de zomer van 1991 Slovenië en Kroatië de onafhankelijkheid uitroepen,

    wordt duidelijk dat Marković noch in Slovenië, noch in Kroatië, noch in Servië op politieke

    medewerking kan rekenen. Steun kan alleen nog komen van het JNA en van de internationale

    gemeenschap. Twee dagen later begint het JNA de Tiendaagse Oorlog in Slovenië.

    15 Zonder mijn verwijdering konden ze in die tijd Bosnië-Herzegovina niet verdelen. En zonder de verdeling van Bosnië konden volgens hen de Kroatisch-Servische verhoudingen niet worden opgelost. Dus het was nodig om mij te verwijderen en Bosnië te verdelen en dan zou de “historische overeenkomst” verwezenlijkt worden. Ik benadrukte dat dat niet zou gaan zonder oorlog. Dat de kinderen in Bosnië zouden geb