7
JURISPRUDENTIE CIVIEL RECHT 2004/56 Kwalitatief verantwoorde verpleeghuiszorg; onvoldoende toezicht op de huiskamers Rechtbank Groningen, sector civiel (mrs. B.J.H. Hofstee, D.M. Schuiling en R.J. Meijer) d. d. 15 september 2004. De Stichting Zorginstellingen De Hoven exploiteert te Winsum een verpleeghuis. Het verpleeghuis heeft met het zorgkantoor een overeenkomst gesloten op grond waarvan de in het verpleeghuis verblijvende AWBZ-verzekerden jegens het verpleeghuis aan- spraak kunnen maken op kwalitatief verantwoorde verpleeghuiszorg. Naar aanleiding van een onderzoek naar de kwa- liteit van de door het verpleeghuis verleende zorg wordt geconcludeerd dat het verpleeghuis op een drietal onderdelen niet aan het door haar zelf nood- zakelijk geachte basispakket voldoet. Zo worden bewoners slechts e´e´n keer in de week gedoucht in plaats van elke dag, is de huiskamer niet continu bemand maar slechts gedurende zeven uur per dag en worden bewoners niet dagelijks ten minste vijf- tien minuten in de gelegenheid gesteld naar buiten te gaan, doch wekelijks slechts tien minuten. In de onderhavige procedure vorderen een aantal bewoners van het verpleeghuis een verklaring voor recht dat zij aanspraak kunnen maken op perma- nent toezicht in de huiskamers, ten minste eenmaal per dag douchen en ten minste eenmaal per dag vijftien minuten wandelen. Aan de zijde van het verpleeghuis heeft zich in de onderhavige procedure de zorgverzekeraar gevoegd. De rechtbank overweegt dat de eisende bewoners aanspraak kunnen maken op de AWBZ-zorg zoals voorzien in het Besluit zorgaanspraken AWBZ. Het gaat dan om aanspraak op verpleging en persoon- lijke verzorging. Over de inhoud daarvan kunnen partijen in het kader van de geneeskundige behande- lingsovereenkomst onderling nadere afspraken maken, die in het zorgdossier worden vastgelegd. Bij gebreke van zodanige afspraken in de zorgdos- siers beoordeelt de rechtbank de aanspraken van de eisers aan de hand van de AWBZ, in het bijzonder artikel 42 lid 4 AWBZ dat verwijst naar de overeen- komst tussen het zorgkantoor en de instelling, welke overeenkomst bepalingen dient te bevatten omtrent de kwaliteit van de zorg en de doelmatigheid van de zorgverlening. Voorts neemt de rechtbank de Kwaliteitswet zorginstellingen in aanmerking, waarin het voorschrift is opgenomen dat verant- woorde zorg dient te worden verleend waaronder wordt verstaan zorg van een goed niveau, doeltref- fend, doelmatig en patie¨ ntgericht en afgestemd op de ree¨ le behoefte van de patie¨ nt. De rechtbank neemt dan bij de beoordeling van de vraag of de zorg die wordt geboden verantwoord moet worden geacht als leidraad dat van verant- woorde zorg sprake is als de zorg op zodanige wijze wordt gegeven dat de hygie¨ ne, de ontspanning en de veiligheid van de bewoners gewaarborgd is, waarbij de rechtbank aansluiting zoekt bij het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De rechtbank concludeert vervolgens dat met betrekking tot het douchen en het dagelijks wandelen sprake is van verantwoorde zorg. Met betrekking tot het continu toezicht in de huiskamers echter niet. Door afwezig- heid van continu toezicht op de huiskamers komt de veiligheid van de bewoners in het gedrang zodat de rechtbank concludeert dat ter zake daarvan niet kan worden gesproken van verantwoorde zorg. Het beroep van het verpleeghuis op overmacht, inhoudende dat het beschikbare budget niet kan voorzien in continu toezicht in de huiskamers, passeert de rechtbank. Immers, op het moment dat het verpleeghuis de overeenkomst met de Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (2004) 28:561–567 DOI 10.1007/BF03056086 13

2004/56 Kwalitatief verantwoorde verpleeghuiszorg; onvoldoende toezicht op de huiskamers

  • View
    212

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

JURISPRUDENTIE CIVIEL RECHT

2004/56 Kwalitatief verantwoorde verpleeghuiszorg; onvoldoendetoezicht op de huiskamers

Rechtbank Groningen, sector civiel (mrs. B.J.H. Hofstee, D.M. Schuiling en R.J. Meijer) d.d. 15 september 2004.

De Stichting Zorginstellingen DeHoven exploiteert

te Winsum een verpleeghuis. Het verpleeghuis heeft

met het zorgkantoor een overeenkomst gesloten op

grond waarvan de in het verpleeghuis verblijvende

AWBZ-verzekerden jegens het verpleeghuis aan-

spraak kunnen maken op kwalitatief verantwoorde

verpleeghuiszorg.

Naar aanleiding van een onderzoek naar de kwa-

liteit van de door het verpleeghuis verleende zorg

wordt geconcludeerd dat het verpleeghuis op een

drietal onderdelen niet aan het door haar zelf nood-

zakelijk geachte basispakket voldoet. Zo worden

bewoners slechts een keer in de week gedoucht in

plaats van elke dag, is de huiskamer niet continu

bemand maar slechts gedurende zeven uur per dag

en worden bewoners niet dagelijks ten minste vijf-

tien minuten in de gelegenheid gesteld naar buiten

te gaan, doch wekelijks slechts tien minuten.

In de onderhavige procedure vorderen een aantal

bewoners van het verpleeghuis een verklaring voor

recht dat zij aanspraak kunnen maken op perma-

nent toezicht in de huiskamers, ten minste eenmaal

per dag douchen en ten minste eenmaal per dag

vijftien minuten wandelen.

Aan de zijde van het verpleeghuis heeft zich in de

onderhavige procedure de zorgverzekeraar gevoegd.

De rechtbank overweegt dat de eisende bewoners

aanspraak kunnen maken op de AWBZ-zorg zoals

voorzien in het Besluit zorgaanspraken AWBZ. Het

gaat dan om aanspraak op verpleging en persoon-

lijke verzorging. Over de inhoud daarvan kunnen

partijen in het kader van de geneeskundige behande-

lingsovereenkomst onderling nadere afspraken

maken, die in het zorgdossier worden vastgelegd.

Bij gebreke van zodanige afspraken in de zorgdos-

siers beoordeelt de rechtbank de aanspraken van de

eisers aan de hand van de AWBZ, in het bijzonder

artikel 42 lid 4 AWBZ dat verwijst naar de overeen-

komst tussen het zorgkantoor en de instelling, welke

overeenkomst bepalingen dient te bevatten omtrent

de kwaliteit van de zorg en de doelmatigheid van de

zorgverlening. Voorts neemt de rechtbank

de Kwaliteitswet zorginstellingen in aanmerking,

waarin het voorschrift is opgenomen dat verant-

woorde zorg dient te worden verleend waaronder

wordt verstaan zorg van een goed niveau, doeltref-

fend, doelmatig en patientgericht en afgestemd op de

reele behoefte van de patient.

De rechtbank neemt dan bij de beoordeling van

de vraag of de zorg die wordt geboden verantwoord

moet worden geacht als leidraad dat van verant-

woorde zorg sprake is als de zorg op zodanige wijze

wordt gegeven dat de hygiene, de ontspanning en de

veiligheid van de bewoners gewaarborgd is, waarbij

de rechtbank aansluiting zoekt bij het rapport van de

Inspectie voor de Gezondheidszorg. De rechtbank

concludeert vervolgens dat met betrekking tot het

douchen en het dagelijks wandelen sprake is van

verantwoorde zorg. Met betrekking tot het continu

toezicht in de huiskamers echter niet. Door afwezig-

heid van continu toezicht op de huiskamers komt de

veiligheid van de bewoners in het gedrang zodat de

rechtbank concludeert dat ter zake daarvan niet kan

worden gesproken van verantwoorde zorg.

Het beroep van het verpleeghuis op overmacht,

inhoudende dat het beschikbare budget niet kan

voorzien in continu toezicht in de huiskamers,

passeert de rechtbank. Immers, op het moment

dat het verpleeghuis de overeenkomst met de

Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (2004) 28:561–567

DOI 10.1007/BF03056086

13

zorgverzekeraar sloot en zich verbond tot het leve-

ren van kwalitatief verantwoorde zorg was het ver-

pleeghuis bekend met het haar ter beschikking

staande budget.

De rechtbank overweegt (post alia, red.):

(…)

Procesverloop

Na het tussenvonnis van deze rechtbank van 18 februari

2004 heeft Geove een conclusie van antwoord genomen.

[eiseressen] hebben bij akte een productie overgelegd.

Op 24 april 2004 hebben partijen hun zaak doen beplei-

ten. Ter gelegenheid van dit pleidooi hebben zowel mr.

Wijnberg, mr. Gans als mr. Versteeg pleitnotities over-

gelegd en bij akte producties in het geding gebracht. Mr.

Wijnberg is akte verleend van het overlijden van oor-

spronkelijk mede-eiseressen [HvW] en [VDF].

[eiseressen] hebben na pleidooi bij akte diverse zorgdos-

siers overgelegd, waar De Hoven en Geove bij antwoord-

akte op hebben gereageerd. Geove heeft ter gelegenheid

hiervan bovendien producties overgelegd.

Geove heeft daarna bij akte een afschrift in het geding

gebracht van de overeenkomst die Geove met De Hoven,

heeft gesloten.

[eiseressen] hebben een antwoordakte houdende uitla-

ting producties genomen en daarbij hun eis gewijzigd in

die zin dat zij de rechtbank verzoeken bij vonnis, voor

zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

a. te verklaren voor recht dat zij als bewoners van een

verpleeghuis uit een oogpunt van veiligheid aanspraak

kunnen maken op permanent toezicht in de huiska-

mers waarin zij zich bevinden, uit een oogpunt van

hygiene aanspraak kunnen maken op gelegenheid om

tenminste eenmaal per dag te douchen en uit een oog-

punt van ontspanning aanspraak kunnen maken op

gelegenheid om tenminste eenmaal per dag gedurende

vijftien minuten te wandelen;

b. DeHoven te veroordelen tot het treffen van zodanige

organisatorische maatregelen dat binnen veertien

dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis

(of zoveel later als de rechter op grond van het ver-

handelde in deze procedure redelijk zal achten) in

iedere huiskamer waarin een van hen zich bevindt

tenminste een personeelslid aanwezig is gedurende

zestien uur per dag, aan ieder van hen tenminste

eenmaal per dag de gelegenheid tot douchen wordt

geboden, en aan ieder van hen tenminste eenmaal per

dag gedurende vijftien minuten de gelegenheid tot

wandelen wordt geboden, alles op straffe van een

door De Hoven aan ieder van eiseressen voor een

evenredig deel te verbeuren dwangsom van 33.000

per niet gerealiseerde aanspraak (toezicht, douchen

en wandelen);

c. DeHoven te veroordelen tot vergoeding van de schade

die [eiseressen] hebben geleden en nog zullen lijden

door de wanprestatie c.q. het onrechtmatige handelen

van De Hoven, welke schadevergoeding dient te wor-

den opgemaakt bij staat;

d. De Hoven te veroordelen in de kosten van dit geding.

De Hoven hebben bij antwoordakte houdende uitla-

ting producties gereageerd op de door Geove ingebrachte

stukken en zich niet verzet tegen de eiswijziging. Geove

heeft op voorhand reeds aangegeven geen bezwaar te

hebben tegen een wijziging van eis.

Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.

Rechtsoverwegingen

In de hoofdzaak

Vaststaande feiten

1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en ander-

zijds niet of onvoldoende betwist en op grond van de

overgelegde producties het volgende vast:

1.1. De Hoven exploiteert een aantal verzorgings- en

verpleeghuizen, waaronder verpleeghuis De Twaalf

Hoven in Winsum.

1.2. [eiseressen] zijn bewoners van verpleeghuis De

Twaalf Hoven, alwaar zij op basis van een indicatiebe-

sluit als bedoeld in artikel 9a van de AWBZ worden

verpleegd.

1.3. Geove vervult als regionaal dominante verzekeraar

de functie van zorgkantoor en is onder meer belast met

het – voor zichzelf en voor andere verzekeraars – sluiten

van overeenkomsten zoals bedoeld in artikel 42 lid 1

AWBZ.

Tussen De Hoven en Geove is een dergelijke overeen-

komst gesloten op grond waarvan de verzekerden in de

zin van de AWBZ zich tot DeHoven kunnen wendenmet

een beroep op zorg.

In artikel 4 van de overeenkomst tussen Geove en De

Hoven heeft De Hoven zich onder meer verbonden kwa-

litatief verantwoorde zorg te leveren aan de bewoners

van de Twaalf Hoven, in die zin dat de zorg clientgericht,

doeltreffend en doelmatig moet worden verleend.

562 Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (2004) 28:561–567

13

1.4. Op 12mei 2003 heeft De Hoven naar aanleiding van

een door haar verricht onderzoek in haar eigen verpleeg-

huis De Twaalf Hoven, het rapport ‘Noodzakelijkheid

versus realiteit’ uitgebracht. In dit rapport is door De

Hoven getracht de minimaal vereiste basiszorg van de

bewoners in een basispakket te definieren en de zorgbe-

hoefte van de bewoners vast te stellen, een en ander afgezet

tegen de daadwerkelijk door de Hoven geleverde zorg.

Ten aanzien van de door [eiseressen] gewenste zorg

terzake van wandelen, douchen en toezicht is in dit basis-

pakket opgenomen dat iedere bewoner dagelijks, al dan

niet onder begeleiding, minimaal 15 minuten naar buiten

kan, dat iedere bewoner 1 keer per dag de gelegenheid

moet worden geboden om zich te douchen of gedoucht

te worden en dat er in de huiskamer continu een werk-

nemer aanwezig is om de veiligheid van de bewoners te

waarborgen.

De werkelijke situatie is dat bewoners een keer per dag

de gelegenheid wordt geboden zich te wassen c.q. gewas-

sen te worden, dat bewoners een keer per week worden

gedoucht, dat de huiskamer gedurende zeven uren per

dag bemand is en dat de bewoners wekelijks tien minuten

naar buiten kunnen.

Een van de conclusies van het rapport is dat De Twaalf

Hoven op deze drie onderdelen niet voldoet aan het door

haar zelf noodzakelijk geachte basispakket. Volgens dit

rapport zou De Hoven – indien zij zou willen voldoen

aan de wensen van [eiseressen] – de formatie van de

verzorgenden moeten uitbreiden met 26,4 fte, hetgeen

een lastenverzwaring van 897.600 met zich zou brengen.

1.5. De Hoven heeft het rapport ‘Noodzakelijkheid

versus realiteit’ ter beoordeling voorgelegd aan [S.],

hoogleraar geriatrie. Die heeft daarop bij brief van 10

maart 2004 – voor zover van belang – als volgt

gereageerd:

‘Op uw verzoek heb ik het rapport ‘Noodzakelijkheid

versus realiteit, onderzoek naar de noodzakelijk te leve-

ren zorg in verpleeghuis De Twaalf Hoven in relatie tot

de geleverde zorg’ beoordeeld. (..) Ik vind dit basispakket

in geen enkel opzicht exorbitant of luxueus en ook de

omzettingen naar benodigde personele inzet in tijd

komen mij realistisch over. Dingen uit het basispakket

wegstrepen zou mijns inziens maatschappelijk niet ver-

dedigbaar zijn.’

1.6. Bij brief van 5 juni 2003 hebben [eiseressen] De

Hoven gesommeerd tot nakoming van de verbintenis tot

zorgverlening door een aantal maatregelen te treffen, te

weten het voorzien in de aanwezigheid van een personeels-

lid in iedere huiskamer gedurende zestien uren per dag, het

iedere dag bieden van de gelegenheid tot douchen en het

iedere dag bieden van de gelegenheid eenmaal per dag

gedurende 15 minuten buiten te wandelen.

De Hoven heeft bij brief van 6 juni 2003 aangegeven

dat zij de eisen van [eiseressen] onderschrijft, doch dat zij

daaraan niet kan voldoen.

1.7. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft naar

aanleiding van een uitzending van het televisiepro-

gramma Zembla van 22 april 2004, een nader onderzoek

ingesteld naar de uitvoering van de basiszorg in het ver-

pleeghuis De Twaalf Hoven. Daarbij heeft de Inspectie

zich ondermeer gericht op beantwoording van de vraag

of de zorg die in de Twaalf Hoven wordt geboden, vol-

doet aan de normen zoals die heden ten dage gelden voor

de basiszorg. De normen en de indicatoren waaraan de

Inspectie heeft getoetst zijn opgenomen in een bij het

rapport behorende bijlage I.

De conclusies van het rapport van mei 2004 luiden –

voor zover van belang – als volgt:

De Twaalf Hoven voldoet aan de minimale normen

(alarmbellen) waar het gaat over de beschikbaarheid van

een ziekenverzorgende per afdeling en een verpleegkun-

dige voor het verpleeghuis. De roostering van het per-

soneel leidt er toe dat het verpleeghuis geen continu

toezicht uitoefent op de huiskamers. De instelling vol-

doet hiermee niet aan de eigen en de beroepsnorm op dit

onderdeel.

(…)

De Twaalf Hoven voldoet niet aan de normen voor het

toezicht op de huiskamers: dat toezicht is niet voldoende

aanwezig. De Inspectie acht het onaanvaardbaar dat om

reden van onvoldoende toezicht bewoners moeten wor-

den gefixeerd.

(…)

Alle bewoners worden wel dagelijks gewassen, en krij-

gen hulp bij de dagelijkse activiteiten als tanden poetsen

en haarverzorging. Bij de verschillende bezoeken aan het

huis zagen de bewoners er verzorgd uit.

(…)

Er worden in De Twaalf Hoven in ruime mate activi-

teiten georganiseerd. De nadruk ligt bij activiteiten bui-

ten de afdelingen. Op de afdeling in de huiskamers zelf is

1x in de week een activiteit, dit is conform de opgestelde

eisen voor minimale zorg (alarmbellen). Ook is duidelijk

dat de bewoners niet (allemaal) altijd begeleid kunnen

worden wanneer ze naar buiten willen.

1.8. Naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek

heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg De Hoven

een termijn van uiterlijk twee maanden gegeven om een

Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (2004) 28:561–567 563

13

plan van aanpak op te stellen waarin wordt aangegeven

hoe de kwaliteit van de basiszorg bij De Twaalf Hoven

verbeterd gaat worden. Daarbij heeft de Inspectie De

Hoven opgedragen om per direct toezicht in de huiska-

mers te regelen conform de geldende normen.

1.9. DeHoven heeft binnen de door de Inspectie voor de

Gezondheidszorg gestelde termijnen de maatregelen

genomen, die door de Inspectie waren geeist.

1.10. De hoogte van het voor de verpleging en verzor-

ging van de bewoners beschikbare budget is afhankelijk

van het aantal beschikbare bedden en de door het College

Tarieven Gezondheidszorg vastgestelde tarieven. De

Hoven heeft bij het College Tarieven Gezondheidszorg

bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de tarieven

voor 2004. Dit bezwaar is afgewezen. De Hoven heeft

van deze afwijzing beroep ingesteld bij het College van

Beroep voor het Bedrijfsleven. Op dit hoger beroep is nog

niet beslist.

2 Standpunten van partijen

2.1. [eiseressen] stellen dat zij, uitgaande van de in

Nederland algemeen aanvaarde normen van verant-

woorde verpleeghuiszorg, niet de zorg krijgen waar zij

recht op hebben en dat de door hen ontvangen zorg

derhalve niet aan de daaraan te stellen minimumeisen

voldoet. Deze minimumeisen zijn neergelegd in het rap-

port ‘Noodzaak versus realiteit’. Dat het minimumeisen

zijn blijkt ook uit de brief van [S.] van 10 maart 2004. De

Hoven schiet daarmee toerekenbaar tekort in de uitvoe-

ring van de zorgverleningsovereenkomst met [eiseressen],

danwel handelt onrechtmatig door [eiseressen] de zorg te

onthouden die de maatschappelijke zorgvuldigheid eist.

[eiseressen] wensen dat door De Hoven in ieder geval

aan drie minimumeisen van verantwoorde zorg wordt

voldaan, te weten: permanent toezicht in de huiskamers

gedurende 16 uren per dag, tenminste een douche per dag

en tenminste een keer per dag gedurende vijftien minuten

buiten wandelen.

2.2. De Hoven heeft zich hiertegen verweerd stellende

dat – hoewel zij de gevorderde zorg wel wil geven en zij

van mening is dat dat de eisen van [eiseressen] terecht

zijn, gelet op de door De Hoven zelf gehanteerde uit-

gangspunten in het rapport ‘Noodzakelijkheid versus

realiteit’ – dit door de financiele implicaties hiervan niet

mogelijk is. Dat zou leiden tot een faillissement. De

Hoven is wat betreft de financiele middelen geheel en al

afhankelijk van de gelden die haar in het kader van de

AWBZ via Geove ter beschikking worden gesteld. De

financiele middelen zijn niet toereikend om aan de eisen

van [eiseressen] te kunnen voldoen. Voor zover zou moe-

ten worden aangenomen dat De Hoven aldus niet aan

haar inspanningsverplichting voortvloeiende uit de tus-

sen haar en de bewoners gesloten overeenkomsten vol-

doet, beroept De Hoven zich op overmacht. Nu zij al het

mogelijke heeft gedaan om te komen tot een grote mate

van efficientie en zij alle mogelijkheden heeft benut die er

zijn om te komen tot een vergroting van het financiele

budget, valt haar geen verwijt te maken.

2.3. Geove heeft in eerste instantie aangevoerd dat er

geen aanwijzingen zijn dat De Hoven niet aan haar ver-

plichting tot het leveren van verantwoorde zorg voldoet.

Niet aangetoond is dat er afspraken zijn gemaakt tussen

[eiseressen] en De Hoven die verder gaan dan het gebrui-

kelijke zorgaanbod. De zorg die De Hoven biedt is niet

ongebruikelijk en bij de Inspectie voor de Gezondheids-

zorg zijn geen klachten bekend over de in De Twaalf

Hoven verleende zorg. Na het verschijnen van het rap-

port van de Inspectie voor de Gezondheidszorg medio

mei 2004 heeft Geove zich op het standpunt gesteld dat

ten aanzien van het huiskamertoezicht niet voldaan

wordt aan de eisen van continu toezicht. Geove is echter

van mening dat uit de eisen van continu toezicht niet

noodzakelijk voortvloeit dat in de huiskamer permanent

een personeelslid aanwezig moet zijn.

Voor zover de rechtbank toekomt aan een beoordeling

van het beroep dat De Hoven heeft gedaan op over-

macht, dient dat beroep ongegrond te worden verklaard.

Het budget dat door het College Tarieven Gezondheids-

zorg aan De Hoven wordt verstrekt voor financiering

van de zorg, moet toereikend worden geacht.

3 Beoordeling

3.1. In het hiernavolgende zal de rechtbank uitgaan van

de door [eiseressen] gewijzigde eis, nu De Hoven en

Geove hebben aangegeven hier geen bezwaar tegen te

hebben.

3.2. Vast staat dat [eiseressen] verzekerden zijn in de zin

van de AWBZ. Op grond van artikel 6 lid 1 AWBZ

kunnen [eiseressen] aanspraak maken op zorg ter voor-

koming van ziekten en op voorziening in hun

564 Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (2004) 28:561–567

13

geneeskundige behandeling, verpleging en verzorging.

Voorts is in artikel 6 lid 1 AWBZ bepaald dat bij of

krachtens algemene maatregel van bestuur, de aard,

inhoud en omvang van de zorg waarop aanspraak

bestaat, worden geregeld. Hiertoe is het Besluit Zor-

gaanspraken AWBZ vastgesteld. Daarin is onder meer

bepaald dat de verzekerde aanspraak heeft op verpleging

en persoonlijke verzorging in de zin van dit besluit, te

verlenen door een instelling. De verzekerde kan zich

daartoe, krachtens het bepaalde in artikel 10 lid 1

AWBZ, wenden tot een instelling naar keuze, met welke

het uitvoeringsorgaan waarbij de verzekerde is ingeschre-

ven, tot dat doel een overeenkomst heeft gesloten. Geove

heeft – op grond van het bepaalde in artikel 45 AWBZ –

als zorgkantoor met De Hoven een overeenkomst in de

zin van artikel 42 lid 1 AWBZ gesloten, teneinde voor-

noemde zorg aan de verzekerden te leveren. [eiseressen]

verblijven uit dien hoofde en op grond van een besluit

van het betreffende indicatieorgaan, in De Twaalf

Hoven.

3.3. De rechtsverhouding tussen [eiseressen] en De

Hoven wordt enerzijds beheerst door de dwingendrechte-

lijke bepalingen van de AWBZ en aanverwante wet- en

regelgeving, terwijl het de verzekerde en de betreffende

instelling anderzijds vrij staat in het kader van de genees-

kundige behandelingsovereenkomst onderling nadere

afspraken te maken omtrent de invulling van de zorg.

[eiseressen] hebben in dat kader hun zorgdossiers

overgelegd.

3.4. Uit die zorgdossiers kan naar het oordeel van de

rechtbank echter niet worden afgeleid dat er concrete

afspraken zijn gemaakt tussen [eiseressen] en De Hoven

ten aanzien van het aantal keren dat wordt gedoucht, de

aanwezigheid van personeel in de huiskamer en de fre-

quentie van het maken van een wandeling. De zorgdos-

siers geven met name een feitelijk overzicht van het

verloop van de gezondheidstoestand en van de dagbeste-

ding van de betrokken bewoners. De rechtbank zal der-

halve, bij gebreke van aanvullende afspraken tussen

[eiseressen] en DeHoven ten aanzien van het gevorderde,

in het hiernavolgende hebben te beoordelen in hoeverre

[eiseressen] tegenover de Hoven op grond van de AWBZ

en aanverwante wet- en regelgeving aanspraak kunnen

maken op hetgeen zij hebben gevorderd.

3.5. In de AWBZ zelf zijn geen bepalingen opgenomen

die rechtstreeks betrekking hebben op de kwaliteit van de

te leveren zorg. Krachtens het bepaalde in artikel 42 lid 4

AWBZ dient de overeenkomst tussen het zorgkantoor en

de instelling echter wel bepalingen te bevatten omtrent de

kwaliteit van de zorg en de doelmatigheid van zorgverle-

ning. In de overeenkomst tussen Geove en De Hoven is

opgenomen dat De Hoven zich verbindt om met inacht-

neming van haar toelating, zorg te verlenen aan verze-

kerden. Deze zorg dient blijkens artikel 4 van deze

overeenkomst kwalitatief verantwoord te zijn, waaron-

der wordt verstaan, zorg die clientgericht, doeltreffend en

doelmatig wordt verleend.

3.6. Daarnaast is De Hoven als zorgaanbieder zoals

bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Kwaliteitswet zorgin-

stellingen uit hoofde van artikel 2 van deze wet, verplicht

onder meer zorg als omschreven bij of krachtens de

AWBZ te leveren, welke zorg verantwoord dient te zijn.

Hieronder wordt blijkens dit artikel verstaan zorg van

goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en

patientgericht wordt verleend en die is afgestemd op de

reele behoefte van de patient. In artikel 3 van de Kwali-

teitswet zorginstellingen is voorts bepaald dat de zor-

gaanbieder de zorgverlening op een zodanige wijze

organiseert, de instelling zowel kwalitatief als kwantita-

tief zodanig van personeel en materieel voorziet en zorg

draagt voor een zodanige verantwoordelijkheidstoede-

ling dat een en ander leidt, of redelijkerwijs moet leiden,

tot verantwoorde zorg.

3.7. De door De Hoven in het rapport ‘Noodzakelijk-

heid versus realiteit’ gedefinieerde minimumnormen

waaraan de zorg in haar optiek zou moeten voldoen,

liggen hoger dan de door de Inspectie voor de Gezond-

heidszorg gehanteerde ondergrens. Het rapport van De

Hoven lijkt naar het oordeel van de rechtbank echter

veeleer uit te gaan van een minimaal wenselijke dan een

minimaal verantwoorde zorg.

3.8. Gelet op hetgeen gevorderd wordt zal de rechtbank

bij de beoordeling van de vraag of de zorg die in concreto

aan [eiseressen] wordt geboden, verantwoord moet wor-

den geacht, als leidraad nemen dat van een verantwoorde

zorg sprake is als de zorg op zodanige wijze gegeven

wordt dat de hygiene, de ontspanning en de veiligheid

van [eiseressen] gewaarborgd zijn. De rechtbank zal

daarbij aansluiting zoeken bij het rapport van de Inspec-

tie voor de Gezondheidszorg. Dat gaat uit van indicato-

ren en normen die opgesteld zijn door koepelorganisaties

en beroepsverenigingen in de branche van de verpleeg-

huizen en die pogingen hebben ondernomen om ten aan-

zien van aan bewoners te verlenen zorg minimumnormen

Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (2004) 28:561–567 565

13

te ontwikkelen. Daarbij is ook gekeken naar hetgeen in

de branche gebruikelijk is.

3.9. Uitdrukkelijk overweegt de rechtbank dat enkel de

in casu aan [eiseressen] geboden zorg zal worden getoetst

en niet – zoals door [eiseressen] lijkt te worden betoogd –

de zorg die in het algemeen aan verpleeghuisbewoners in

Nederland wordt gegeven. Dat laatste valt buiten het

bestek van deze procedure.

3.10. Vast staat dat de bewoners elke dag volledig

worden gewassen en dat zij een keer per week de moge-

lijkheid hebben te worden gedoucht. Ondanks het feit

dat [eiseressen] hebben gesteld dat hun behoefte in deze

groter is dan de geleverde zorg, is de rechtbank niet

gebleken dat de hygiene van [eiseressen] te wensen over-

laat. Nu verder vast staat dat er een veel grotere tijds-

inspanning gemoeid is met het douchen van bewoners

dan met het wassen en [eiseressen] geen aanvullende

omstandigheden hebben aangevoerd waaruit moet wor-

den afgeleid dat er naast of in plaats van de dagelijkse

wasbeurt, er een noodzaak bestaat dat zij dagelijks

worden gedoucht, kan niet gezegd worden dat De

Hoven op dit punt te kort schiet in het leveren van

verantwoorde zorg. Uit het zorgdossier van [eiseres 2]

blijkt bovendien dat zij niet van douchen houdt.

3.11. De dagelijkse wandelingen buiten zijn gevorderd

uit het oogpunt van ontspanning. Uit het rapport van de

Inspectie voor de Gezondheidszorg en het rapport

‘Noodzakelijkheid versus realiteit’ is gebleken dat er in

De Twaalf Hoven een ruim activiteitenaanbod is voor

de bewoners. Een keer in de week is er een activiteit in de

huiskamer en verder worden er blijkens het rapport van

de Inspectie de nodige festiviteiten georganiseerd in de

activiteitenruimtes en in de algemene ontmoetings-

ruimte. Als activiteiten worden ondermeer genoemd de

kas, groentetuin, biljartclub, zwemmen en koffieconcer-

ten. De Twaalf Hoven is tevens doende het aantal acti-

viteiten in de huiskamers uit te breiden. Dat de in De

Twaalf Hoven aangeboden mogelijkheden tot ontspan-

ning kennelijk niet altijd stroken met de wensen van

[eiseressen], is voor De Hoven wellicht aanleiding om

het activiteitenaanbod weer eens onder de loep te

nemen, doch levert naar het oordeel van de rechtbank

geen grond op om te concluderen dat De Hoven hen ten

aanzien van het punt van de ontspanning geen verant-

woorde zorg biedt.

3.12. Tevens staat vast dat in De Hoven geen sprake

was van een continu toezicht in de huiskamers, althans

niet totdat de Inspectie voor de Gezondheidszorg De

Hoven medio mei 2004 opdroeg dit te realiseren. Met de

Inspectie voor de Gezondheidszorg is de rechtbank van

oordeel dat continu toezicht op de huiskamers waar

[eiseressen] zich bevinden tot een verantwoorde basis-

zorg behoort. Bij het ontbreken van toezicht of bij

gebrekkig toezicht komen verhoudingsgewijs veel val-

partijen voor. Dit is in voorkomende gevallen aanlei-

ding geweest om mensen preventief te fixeren, hetgeen

de rechtbank – behoudens bijzondere omstandigheden,

en zonder juridische en organisatorische waarborgen –

niet aanvaardbaar acht. De veiligheid van [eiseressen]

komt door de afwezigheid van continu toezicht op de

huiskamers naar het oordeel van de rechtbank dan ook

dermate in het gedrang dat niet anders kan worden

geconcludeerd dan dat De Hoven op dit punt jegens

[eiseressen] – tot voor kort – geen verantwoorde zorg

leverde.

3.13. De Hoven heeft zich echter beroepen op over-

macht, omdat zij, zoals zij heeft gesteld, met het beschik-

bare budget niet kan voorzien in continu toezicht in de

huiskamers waar [eiseressen] verblijven. Naar het oordeel

van de rechtbank moet dit beroep op overmacht worden

afgewezen. Op het moment dat De Hoven een overeen-

komst sloot met Geove als bedoeld in artikel 42 lid 1

AWBZ en zich verbond tot het leveren van kwalitatief

verantwoorde zorg aan haar bewoners, was zij bekend

met het haar ter beschikking staande budget. De hoogte

van dit budget vloeit immers voort uit de door het Col-

lege Tarieven Gezondheidszorg vastgestelde verpleegta-

rieven. Indien De Hoven zich met het haar toegemeten

budget niet in staat acht de zorg te bieden waartoe zij zich

heeft verbonden, ligt het op haar weg om tegen de hoogte

van de vastgestelde verpleegtarieven bezwaar aan te teke-

nen en bij afwijzing van dat bezwaar hiertegen beroep in

te stellen. Dit heeft zij inmiddels ook gedaan. In die

procedure dient dan te worden beoordeeld of het vast-

gestelde verpleegtarief al dan niet toereikend is voor het

bieden van verantwoorde zorg.

3.14. Vaststaat dat er inmiddels naar aanleiding van het

rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg is

voorzien in toezicht in de huiskamers van De Twaalf

Hoven. Niettemin zal de rechtbank onderdeel A van de

vordering, voor zover dit ziet op het toezicht in de huis-

kamers, toewijzen, teneinde op deze wijze te waarborgen

dat [eiseressen] ook in de toekomst aanspraak op dit

toezicht kunnen blijven maken. De rechtbank tekent

566 Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (2004) 28:561–567

13

hierbij aan dat zij, anders dan Geove wellicht bedoeld

heeft te betogen, van oordeel is dat cameratoezicht op de

huiskamers geen adequate vorm van toezicht kan wor-

den geacht.

Hetgeen met betrekking tot het douchen en het buiten

wandelen onder A is gevorderd zal door de rechtbank

worden afgewezen op grond van hetgeen hiervoor is

overwogen.

3.15. Voor toewijzing van het gevorderde onder B

bestaat geen grond meer nu De Hoven naar aanleiding

van het rapport van de Inspectie voor de Gezondheids-

zorg reeds permanent toezicht in de huiskamers heeft

gerealiseerd. Gelet op de verklaring voor recht die met

betrekking tot het toezicht op de huiskamers zal worden

toegewezen, dient De Hoven dit toezicht te continueren.

Voor het opleggen van een dwangsom is nu het toezicht is

ingevoerd, geen plaats meer.

3.16. Nu het verzoek om schadevergoeding nader op te

maken bij staat op geen enkele wijze is onderbouwd, zal

de rechtbank de vordering op dit punt afwijzen.

3.17. De rechtbank zal de proceskosten compenseren nu

partijen over en weer op diverse punten in het gelijk en in

het ongelijk zijn gesteld.

Beslissing

In de hoofdzaak

de rechtbank:

1. verklaart voor recht dat [eiseres 1] en [eiseres 2] als

bewoners van De Twaalf Hoven uit een oogpunt van

veiligheid aanspraak kunnen maken op permanent

toezicht in de huiskamers waarin zij zich bevinden;

2. compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der

partijen de eigen kosten draagt;

3. wijst af het anders of meer gevorderde.

Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (2004) 28:561–567 567

13