39
1

jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

  • Upload
    buidung

  • View
    212

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

1

Page 2: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

Boek 2

De wolken uit de hel

Terug uit de hel?...Het hele woud lijkt leeg te lopen.Alle dieren rennen langs elkaar heen naar het zuidwesten. De veldmuisjes gezamenlijk met de eekhoorntjes en marters ertussendoor. Ze hebben de boomtoppen vanwege de rook verlaten,De uilen en vleermuizen scheren langs me heen, terwijl ik juist die kant op moet. Ik zie ze aankomen in een duikvlucht, vlak langs mijn hoofd.Héél in de verte komt mijn doel langzaam dichterbij. De babyreeën kunnen hun moeder bijna niet meer bijhouden. Die vluchten, zij aan zij met een pak wolven, om zover mogelijk weg te komen. Hun onderlinge twisten en belangenzijn niet belangrijk meer. Het enorme wolkendek walst met enorme snelheid als een duivelse vloedgolf over het woud. Het wordt dikker en dikker. De geur van verbrandt hout wordt steeds sterker en begint de andere bosgeuren te overheersen. De asdeeltjes dwarrelen als een sneeuwstorm naar beneden.Mijn brein is leeg, uitgezogen door vermoeidheid en het enige dat mij nu op dit moment nog interesseert is dat plekje in de verte. Vragend, dwingend, en hypnotiserend.Ik was ergens gewond geraakt en ben nu niet meer in staat mezelf te helpen, daar heb ik gewoonweg geen kracht meer voor. Ik moet door die wolkenstorm heen wil ik sowieso hulp kunnen vinden.Mijn verleden hangt als onduidelijke slierten om me heen, net buiten mijn bereik. Ik reik en reik, maar kan er ‘nog’ niet bijStrompelend en met twee handen bijna hangend aan mijn Staf ga ik door het woud. Mijn pooljas nu meer een last en de half afgegleden rugzak hangt onderaan mijn rug. De warmte die ik voel is niet alleen van de brand afkomstig, maar ook van binnen mijzelf. Een diep wortelende koorts woekert voort, en wordt erger zolang ik geen hulp krijg. Even stop ik, maar ik ben bang niet meer verder te kunnen. Ik wil een slok uit mijn veldfles, maar het gewicht ervan verraadt al dat ie leeg is, toch keer ik ‘m boven mijn mond om. Zonder resultaat. Ik zal dit de afgelopen uren wel vaker gedaan hebben. Ik kan het me niet herinneren. Met trillende handen verlies ik de dop, die gelukkig aan zijn koordje blijft hangen. Ik doe de moeite niet meer om hem op de lege veldfles te draaien. Ik moet en zal verder en puur en alleen op wilskracht strompel ik door. Die zal al gauw worden tot een soort automatisme, waar mijn geest niet bij hoeft te zijn. De doek die ik voor mijn mond en neus had gestrikt was weer ‘ns afgezakt en bovendien kurkdroog.Ik kan de knoop niet meer ontknopen dus laat ik ’t maar.Toch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies, misschien had ik wel een zwakke plek in de vuurlinie ontdekt. Ik herinner me nog wel de fikse buien, volgend op de verzengende hitte van de vlammen. Maar waarom ik nu weer opnieuw….. Regen, verkoelend en welkom. Ik val om en lig op de grond, alles verdwijnt in een afgrond… de duisternis tegemoet. Alleen de regen gaat door. De regen…..

Als een kind vind ik mezelf huilend op een hoopje bijeen geveegd. Alles in me schreeuwt om eruit te komen, en uiteindelijk laat ik ze los.

2

Page 3: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

De schreeuw wordt overstemd door een aanzwellend gebrul. Dat keert me om, binnenste buiten, trillend vervaag ik en sta ik weer op.Vanuit mijn hoofd begint het te stromen, alles reducerend, naar simpel grijs dat alleen uit puntjes bestaat. De puntjes groeien, gaan in elkaar over. Ze vormen lijnen, cirkels en bogen. Polygonen verschijnen, sluiten elkaar aan. Een onstuitbare reeks formules neemt het over en flitsen vanuit mijn hoofd naar mijn bewustzijn…en weer terug. Ik voel de krachten, zwellend en niet controleerbaar. En onmeetbaar zwaar. Mijn greep verstrakt. Ik draai met één beweging formules om. Een wirwar van cijfers en letters, niets betekenend, ontstaan in een soort wanhoop, het voelt niet goed… De ruimte tussen de grijze punten worden zwart. De vlakken worden groter, de grijze punten slinken onder de nieuwe orde die is ontstaan. In het zwart, niets zoals het hoort. Het evenwicht verstorend veranderen geluiden in atomen en groeien uit tot polygonen. De nieuwe orde klingt aan elkaar vast en begint te overheersen. De vlammen, ontstaan door de hoge temperaturen, verlichten de polygonen. Met hun ontstane schaduwkanten het zwart wegduwend., nemen ze het over en de wirwar vertraagd . Het zwarte verdwijnt, door het licht van de vlammen, totdat het zo licht is waardoor langzaam de schaduw verdwijnt. De vlammen worden wit. Hemels zo wit, en heet.Schaduw is niet meer mogelijk. Ik...ik ben de Polygondor! Ik zweef in het alles en niets, puur en wit, maar bovenal alleen...

Door het hoge, dichte zwarte gedeeltelijk sparrenwoud met grote vlaktes van muskeg-taiga’s volgen de twee nog enig overgebleven officiële boswachters het spoor van de door hun uitgezette klemvallen. Het licht van de morgenzon worstelt zich maar moeilijk door het dikke bladerdak van de Siberische Taiga en zwarte sparren heen schijnt. Hier en daar, verdwaald lijkend, staan enkele berken en populieren. Zo kom je er ook de lijsterbes wel eens tegen die, opkijkend tegen de hoge toppen van de concurrentie, maar weinig zonlicht ziet. De meesten bevinden zich rond de enkele grote openplekken. Daar maken ze nog enige kans op een zonnetje. Vader en zoon lopen dicht bijelkaar en missen geen enkel geluid, geen enkele beweging. Gekleed in de typische boswachterskleding, compleet met een hoedje met kwast. Een groot jachtgeweer hangt nonchalant over hun schouder, een pistool steekt achter de riem van hun traditionele jas. De gehele dag al volgen ze het spoor van hun uitgezette vallen, totdat ze een uurtje geleden het spoor van de eland tegenkwamen. Nu is dat voor hun normaal gesproken geen reden hun route te wijzigen, ware het niet dat deze eland gevolgd lijkt te worden door een groepje wolven. Een reu en een teef, aan de sporen te zien. Tenminste, maar misschien meer. Interessant genoeg om erbij te zijn als er een confrontatie losbarst. Het spoor is minder dan een half uur oud. De verbogen bladeren hebben zich nog niet helemaal opgericht en hersteld, maar wel bijna. Samen versnellen ze hun pas en schieten zo snel mogelijk zonder al te veel lawaai te maken naar de waarschijnlijke ‘arena’ als ze plots het snappende geluid te horen krijgen van een klapval die zich om de poot van een prooi sluit. De eland brult van de pijn en de angst kun je erin terughoren. Dan krijgen ze de eland in zicht, die als bevroren is blijven staan met de rechterachterpoot in de val. Wild draaien zijn grote wijdgeopende ogen zich en rollen heen en

3

Page 4: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

weer. Zijn adem komt als stoom uit zijn neusgaten en geopende muil. De grote tanden klappen dreigend open en dicht. In een patstelling met de wolven, draait de eland zijn machtige kop heen en weer, gereed om klappen uit te delen. Maar ook bereid te sterven en ze mee te nemen in zijn dood.

Nog steeds uiterst voorzichtig sluipen Adreianov en Janosch Volvodavitsj dichterbij, achter de wind blijvend als zonder waarschuwing het gevecht begint. Grijze staart zwaluwen scheren als toeschouwers over het spektakel en lijken elk hun favoriet aan te moedigen.De wolven, uitgemergeld en zo te zien zeker niet op hun sterkst, springen toch op de eland af en wagen toch hun kans op een maal, op weer een paar dagen overleven. Het enorme stoffelgewei van de reus zwaait gevaarlijk heen en weer. De ogen rollen boosaardig in de kop, de bek wijd open, een beetje slijm dat dampend rondvliegt. De grote vervaarlijke tanden klappen hard tegen elkaar. De wolven proberen het te ontwijken, en cirkelen om de eland heen, in de hoop achter hem te komen en de rug vrij te krijgen. Een van de wolven, iets schameler als de ander en dus waarschijnlijk een teef, krijgt de vrije linker-achterpoot te pakken en probeert de pezen door te bijten. Door de verschrikkelijke pijn buigt de eland zijn machtige kop in een poging de wolf te pakken, en op een van de uitsteeksels van zijn gewei te spietsen. De nek met de strakke nekspieren komen vrij. De reu waagt zijn kans en een met uiterst preciesie uitgevoerde sprong hangt hij op de rug van de eland. Diens van pijn wijdgeopende ogen zijn vervuld met doodsangst. De mond opent zich en een enorm gebrul verbreekt de tot nu toe relatieve stilte. Het teken voor de wolven hun gehuil, geblaf en gegrom te laten horen in een poging de eland zoveel angst aan te jagen, dat hij verstijft zal blijven staan. Maar niets van dit alles, het lijkt een extra aanmoediging voor de eland te zijn. Uit het verste van het bos klinkt antwoord, een dubbelgeluid, het gebrul van een eland en het gehuil van wolven. Wild rondspringend, met de achterpoten bokkend geeft de eland de wolf die aan de poot hangt zoveel moeite te blijven hangen, dat de bek de achterpoot helemaal lijkt open te scheuren. Bloed spuit in het rond, de pezen worden zichtbaar en de eland zakt even door de achterpoot. Door deze beweging krijgt de wolf die op de rug hangt zo’n klap te pakken dat zijn greep verslapt en met de uitgemergelde borstkas precies boven het enorme gewei terecht komt. Met een klap spiest de eland de wolf op een van de voorste uitsteeksels van ongeveer één meter lang. Moeiteloos doorboort de spies de borstkas van de wolf. Met een diep gehuil hangt de wolf daar, weerloos, helemaal doorboort en de punt van de spies nog een halve meter uitstekend.. De hele rug van de eland, raakt overstroomt met bloed, opengetrokken door de laatste beweging van de vlijmscherpe tanden van de wolf en laat een diep opengereten wond zien. Het bloed stroomt al snel met bakken langs de buik en poten. het zal niet lang duren voordat de eland is doodgebloed. Door het gejank van het vrouwtje in de war gebracht, laat de wolf de achterpoot los en krijgt direct een wilde klap van de vrije achterpoot.De rug knakt als een twijg en het lichaam vliegt door de lucht tegen een opgroeiende zwarte spar. Door de klap breekt de spar doormidden en met veel geraas valt de boom om. De wolf op het gewei ligt hijgend de laatste adem uit te stellen en het gaat lang duren voordat ook zij het op moet geven. De klap die de wolf tegen de boom had gemaakt heeft direct alle levensaders afgesloten en de wolf bijna doormidden gedeeld. In een vreemde hoek ligt de rug nog aan het vel bijeengehouden. Hijgend wankelt de eland, bloed spuit uit de vele wonden. Hij zal moeten wachten tot er geen bloed meer is om te verliezen en zijn levensgeesten het begeven voordat hij om zal vallen. Geen leuk gezicht. Voorzichtig komen de boswachters uit hun schuilplaats tevoorschijn, de adrenaline stroomt hun door de aderen. Het gevecht had niet lang geduurd en als de eland een beetje meer geluk had gehad, was hij nu weer op weg, weg van dood en

4

Page 5: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

destructie. Als….als stelt niets voor, alleen het heden telt. Adreianov hoeft niets te zeggen als hij zijn geweer tevoorschijn haalt en de haan spant. Voorzichtig gaat hij recht voor de eland staan. Op die manier kan hij het arme dier recht in de ogen kijken. De haartjes in zijn nek staan overeind als hij de eland zo ziet staan. De nu halfgesloten ogen kijken hem smekend aan. De eland buigt zijn hoofd in overgave, het teken voor Adreianov aan te leggen en beheerst de trekker over te halen. Eén knal, de kogel verdwijnt in de schedel van de eland, de ogen doven direct uit. De nek verslapt en met een grote rilling valt het lichaam opzij, het lichaam van de wolf ermee begravend. Adreianov doet een stapje terug en merkt dat het is gaan regenen.De druppels stromen al snel over zijn voorhoofd naar beneden. Hij trekt zijn handschoen uit en raakt de eland uit respect even bij de kop aan. Dan stapt hij terug en terwijl hij zijn handschoen weer aantrekt, doet Janosch het zelfde, trekt daarna zijn grote jagersmes en begint het gewei met geoefende bewegingen los te snijden van de kop. Al gauw heeft hij een begin door het harde been, trekt zijn mes terug en wrikt totdat het gewei met een knal losbreekt. Bijna verliest hij zijn evenwicht en weet zich met het gewei nog net niet om te vallen. De regen komt inmiddels met bakken de hemel uit, alsof de dood van de eland de hemel triest heeft gestemd. De schemer schijnt het met de regen eens te zijn en samen laten ze een deprimerende avondklok ingaan. De twee hebben nu nog wat hard werken voor de boeg. De huiden van de wolven hangen al snel over een boomtak en de eerste elandbouten samengepakt in zijn eigen huid.Ironisch wel, eigenlijk. Helaas kunnen ze niet alles meenemen, ze moeten ook nog terug, mijlenver naar hun blokhut. Een zware tocht, met een rijke buit. Zacht neuriënd slepen ze zich in de stromende regen huiswaarts. Het wolkendek trekt zich samen en de wind giert met versnelde kracht door het woud. Ze zullen net op tijd hun blokhut en woonplaats bereiken.

5

Page 6: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

Pupje…..

Het licht breekt door, druppel na druppel raken de natte bladeren hun last kwijt. Een nieuwe aanvoer stopt. Die droogt maar langzaam op. De mooiste reflecteringen schijnen door de druppels heen als een heel nieuw universum. Met eigen wetten, uittrekkend en weer terugverend, maling hebbend aan alle inzichten en natuurwetten, zichtbaar in het midden,daar waar de ombuigingen het grootst zijn.De dikke modderstroom stroomt voorzichtig de lichte helling af, takjes en bladeren met zich mee voerend. Een grote regendruppel spat uiteen op mijn oog.Iets warms en nats glijdt vanaf mijn wang omhoog naar mijn andere oog. Een soort gepiep dringt tot me door. Een warme snuit wringt zich tussen de modder en mijn gezicht, met kleine duwtjes mijn gezicht omhoog duwend. Een dun straaltje bloed druppelt langzaam langs mijn slaap naar beneden. Een wondje dat weer open is gegaan. Halverwege mijn wang raakt het opgedroogd, gestold. Ik heel altijd al snel, weet ik me te herinneren. Heel langzaam komt mijn bewustzijn uit een diep hol naar boven, daar waar het ongestoord en ongestraft niets kon doen. Alle levenstekenen opzij schuivend en steeds verder weg duikend. Maar ongewild komt daar nu een einde aan, of ik nu wil of niet. Ontkennen heeft geen zin meer. Een dikke slurpige ruwe tong schuurt langs mijn wang met kleine kreuntjes. ‘Wakker worden’, schijnt er geroepen te worden, ‘wakker worden!’ Mijn arm zoekt en vind de rest van die tong, een bol wolletje hangt eraan, beweeglijk heen en weer rollend. Een piepende tong met een bolletje eraan. Ik ril. Het is fris en ik trek iets warms over me heen, een jas ofzo, ik weet het niet. De tong negerend leg k mijn hoofd weer neer en zak weer weg in een diepe roes. Het gepiep verdwijnt alsof het er nooit is geweest.Het is alweer donker, of nog steeds. Ik heb nog steeds mijn ogen dicht. Een wiebelend klein harig lichaam wringt zich verder onder de jas om zijn plekje te behouden. Ik word opnieuw wakker, keer op keer. Dan springt een dartelend pupje van links naar rechts over mijn blikveld, een geopend bekje, een grote rode tong komt dichterbij. De tong neemt weer een aanloop en kletst met een natte kledder opnieuw tegen mijn wang, net onder mijn oog. Een enorme poot komt eraan en krabt ongewild met vier nagels diepe geulen in mijn vlees, en opnieuw, en opnieuw. Mijn ogen willen niet, maar schrikken met iedere beweging open, dichter bij de werkelijkheid van het heden, nog een keer en weer en weer. Daar is ‘tie dan, wreed en mooi tegelijk, die werkelijkheid, hier en nu. Een zucht komt los als ik me op een elleboog opricht. Iets wilds friemelt onder mijn pooljas, kriebelt en graaft om er weer onder te komen.Dan verschijnt er een guitig koppie, wollig en pienter. De grote tong wiebelt heen en weer. Bij ieder ademhaling verschijnt een klein stoomwolkje ten teken dat het er binnen in toch nog wel warm genoeg is. En weer heeft die tong me te pakken, sneller dan ik kan reageren. ‘Slurp, slurp…’.Eindelijk zit ik recht op en kijk snel om me heen, zoekend naar een mogelijk gevaar. Het is rustig, na die stortbui. Met mijn handen pak ik het kopje even beet en schudt die zachtjes heen en weer. ’Jij raskel, klein mormeltje, waar kom jij vandaan?’ Zo te zien een reu, van de wolvenfamilie, nog bijna helemaal wollig en wit, een mager scharminkel en ongeveer 2 maanden oud. Een zacht speels gegrom is zijn antwoord, vanachter zijn kleine maar scherpe melktandjes. ‘Waar is je moeder?’ ga ik speels verder en mijn stem verheffend tot een idioot hoge octaaf. Als antwoord vind hij mijn vinger aantrekkelijk en na een zacht beetje, een ‘autsj’ van mij, komt er een beetje bloed tevoorschijn.

6

Page 7: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

Het vriendelijke gepiep en geblaf gaat over in een ietwat agressiever gegrom bij het proeven van mijn bloed.. Steeds likkend aan mijn duim, probeert hij driftig er een stukje vanaf te knabbelen.. Autsj! Dat betekend: Honger. En hij is niet de enige. Een berg bladeren rust als een dak over mij heen en heeft mij merendeels beschermd terwijl ik hier in een soort coma verkeerde, mij afschermend, mijn geuren weggemoffeld voor de wilde dieren. Een sterke brandgeur hangt nog na in de lucht. Het herinnert me aan de brand die hier in de omgeving verwoestend zijn werk heeft gedaan. Hoe weet ik dat? IK ben erdoorheen gestrompeld, dat weet ik me juist nog te herinneren. Daarna is het leeg.Hoe dit kleintje bij mij gekomen weet ik ook niet, maar ik zie nergens zijn ouders, misschien is hij verstoten, misschien zijn z’n ouders wel dood, voor de pels vermoord. Dan heeft hij net zoveel geluk gehad als ik. Na wat wrikken komen mijn benen vrij. Die waren onder de dikke modder gestroomd, alleen de toplaag was nog nat, maar wel verbrandt. De onderlagen waren droog en hard als een schil. Ik voel me net zo’n mummie die uit de sarcofaag kruipt. Ik ben tijdens een strijd toch nog gewond geraakt. Ik herinner me er niets van, maar de straal van een pulsgeweer heeft een flinke brandwond veroorzaakt over mijn borst heen en een gelukkig slecht gemikte stalen pijl steekt dwars door mijn linkerschouder. Iets beter gemikt en het was einde verhaal geweest. Maar nu moet ik verzorgt worden.Ook moet ik gauw wat te eten voor die kleine vinden, met zijn komst bij mij is een toon gezet waarin ik me dus weer verantwoordelijk moet gaan voelen zolang hij bij mij is.

Het is zijn beslissing geworden. Óooo’, kreun ik een beetje, ‘wat zijn mijn benen stijf’. Ik merk dat ik me automatisch tot het pupje richt. Maar ja, kijk ‘m nou rennen, als een dolle om me heen, hoe hij af en toe met zijn kin op de grond valt en me dan aankijkt met ‘Heb ik dat?’.Ik merk dat ik al mijn spullen nog heb, mijn puls is ietwat leeg.. Wanneer heb ik die voor het laatst afgevuurd? Een stukje van de Staf komt met onder het dek van bladeren en modder uit. Wie en wat ik ben, weet ik gelukkig nog wel, denk ik, maar wat doe ik hier en hoe kom ik hier? Waar is de rest, Fyona en de groep? Wat is er gebeurt na de laatste offensief?De vernietigde “Fabriek’ met Professor Boratzjá en mijn Professor, Barichov?Alles komt weer even voorbij als een film, sommige delen vertraagd andere weer versnelt.Maar niets van nu, het heden. Uitgewist alsof het nooit heeft bestaan. Blanco! Zip! Nada!Verderop hoor ik enkele jakhalzen vechten om een prooi.Zodra ik opgeknapt ben moet ik me maar even die richting op wagen, ook mijn deel opeisen.Ik moet ook overleven, toch? God weet wanneer ik voor het laatst gegeten heb, mijn maag voelt zo leeg aan dat een knikker er in zou blijven stuiteren, en een drie weken durende echo voort zou brengen. Nog even zak ik weer weg naar mijn onderbewustzijn, maar het bewuste deel houdt mij tegen en dwingt me wakker te blijven. Ik hang tegen de omgevallen boom en bladerdek waar ik de afgelopen....? wie weet hoe lang heb doorgebracht. Lange worteldraden en mos bedekken meerdere stammen. Bijna waterdicht is het daaronder, bijna. Mezelf steeds steviger voelend klop ik de rest van de opgedroogde modder van mijn kleren. Ik buk en probeer de Staf uit de modder te trekken. Zodra mijn gezicht laag genoeg is, is hij er weer, flitsend snel, die lange ruwe lap. Kletsend over mijn wang. Ik zak even door mijn knieën en gehurkt pak ik de pup speels achter zijn kop, schudt het even doorelkaar, niet te fors ben niet te zacht. ‘Het..oja, ik weet niet eens zeker of het een mannetje is. Direct grijp ik mijn kans, zo op mijn hurken en dicht bij de pup. Snel til ik de pup op en draai het als een baby op de rug. Kriebelend op de magere buik zie ik dat er het een en ander ontbreek. Een teefje dus. En ik

7

Page 8: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

heb haar steeds hem genoemd. Plots schiet het door mijn hoofd, ‘Wat moet ik er mee? Ik heb toch geen tijd om een pup op te voeden, wat moet er straks met de groep als ik er weer bij aangesloten ben.’ Duizenden vragen schieten door mijn hoofd. Eén ding is zeker: Ik moet haar bij de eerste de beste gelegenheid een goed baasje bezorgen. Ik zet pupje weer op de grond, zij zet het direct weer op een rennen. Nu nog een naam……het moeilijkste wat er is,namen uitdelen. Bij een mensenbaby is het al onmogelijk. Je weet dat ze dan hun hele leven met die naam moeten leven. Hoeveel ouders wordt het niet kwalijk genomen, zo’n naam.Nou ja, de pup kan in ieder geval niet protesteren. Da’s een voordeel. Ik vind wel een juiste, bij haar passende. Met wat bladeren veeg ik de Staf schoon, de kop met het kristal glittert als altijd. Met de Staf als steun lopen we samen in de richting van de jakhalzen. Met een vlugge beweging pak ik pupje op en stop haar onder m’n jas, de knopen dicht. Op de een of andere manier heeft pup door dat het nu wel eens gevaarlijk kon gaan worden. Dus behalve een zacht gepiep blijft ze rustig en op haar plek. Ik pak mijn puls/patronenpistool Slovak S-200. Het lawaai van dit pistool is oorverdovend met kogels als je de demper eraf haalt, dat is met een simpele klik gebeurt. Ik vind het onnodig nog meer slachtoffers te gaan maken met die onschuldige en hongerige jakhalzen. Dan had ik mijn puls wel genomen. Enkele schoten moeten genoeg zijn om me even de tijd te gunnen wat vlees van het karkas van de eland te nemen. Snel vuur ik twee kogels af over de koppen van de jakhalzen heen, zodat de knal en het gefluit van de kogels hen even op de vlucht doen slaan. De jakhalzenlach klinkt aanstekelijk en uit frustratie gaan ze elkaar even te lijf. Pupje piept zachtjes onder mijn jas, bang voor het geluid die de jakhalzen voortbrengen. Met snelle bewegingen snij ik de ene biefstuk na de andere af.Zonder veel probleem, en ondanks mijn verwonding, ben ik in staat om zelfs het onderbeen af te breken en bij de dij nóg een keer doormidden te slaan met een zware steen. ‘Zo! Da’s een goeie bout voor pupje.’ denk ik tevreden. Het regenzeiltje komt weer van pas om de stukken vlees in te binden. Nog één kogel moet er aan geloven, dan ben ik klaar. Met een plagend gehuil naar de jakhalzen neem ik afscheid en begin m’n tocht, verder opzoek naar mijn ‘familie’. Mijn gevoel zegt me dat het oosten recht voor me ligt. Voor de zekerheid klap ik een klein vlakje op mijn polsapparaatje open. een op een zwart ‘schaaltje in graden weergegeven is de richting afte lezen. Ik heb ‘bijna’ gelijk. Welke kant ik ook op ga het is minimaal 1000 naar een kilometer in elke richting, aan de positie te zien. Ik vermoed dat ik weer richting vernielde ‘Fabriek’ moet. Daar zal ik naar de antwoorden moeten gaan zoeken. Met alle monsters van Boratzjá en Boratzjá zelf uitgeroeid en de vernietiging van alles daar wat ‘kwaad’ voorstelde, moet er onder de ruïnes best het één en ander te vinden zijn. Voorzichtig haal ik pupje weer uit mijn jas. ‘pupje’, zo’n naam kan echt niet. Zal ik gauw moeten veranderen. Alhoewel dat wel betekend dat ze meer en meer aan mij gewend raakt. Dat is niet goed als ze later weer ander gaat. Problemen, problemen. Ukkies zijn deze probleempjes, vergeleken bij die andere, de echte, maar toch serieuze problemen. Ik moet een beetje glimlachen. De jakhalzen zijn weer druk bezig met de karkassen en maken een lawaai van jewelste. Ik besluit op weg te gaan, des te eerder kom ik bij antwoorden op mijn vragen. Ik draai me in de aangegeven richting en ga m’n weg, met een vervaarlijk uitziend, lief bolletje wol, om me heen rennend. Het duurt een tijdje voordat mijn gebroken lichaam aan de wandel gewend is, dan trekt de pijn weg. Alleen de pijl steekt als de hel maar de wond bloed niet meer. Ik steek mijn neus inde wind. Met de Staf als wandelstok ben ik toch in staat flink door te stappen. Het wordt een redelijk mooie dag. De vogels fladderen vrolijk tjirpend rond en de vleermuizen scheren langs de bomen en onder het donkere bladerdak door op zoek naar klein prooi. Het lijkt zelfs bijna op zo’n aandoenlijk plaatje uit een ouderwetse sprookjes film. Nergens kom ik paden tegen, of ook maar enig teken dat de mensheid ook dit gebied in bezit heeft gehad. Heeft diezelfde mensheid het, na vernietiging arrogant genoeg, niet gewoon teruggegeven aan de natuur?

8

Page 9: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

Opgebrand en uitgeleefd, ziek en aangestoken door de straling ligt het bijna helemaal verlaten voor me, achter me ook trouwens. Uiterlijk gezond lijkend, vechtend tegen de dood.De enkele diersoorten die er nog zijn, behoren tot een flink uitgedunde voedselketen. Enkele kilometers verderop begint het terrein heuvelachtig te worden. Ik weet nog steeds niet waar ik ben, maar als ik ooit weer bij de ‘Fabriek’ wil geraken moet ik toch een aanknopingspunt zien te vinden. Het enige wat ik nu dus niet moet doen is naar het zuiden lopen. Ik houd daarom ook de zonsopkomst voorlopig maar voor me. Mijn kompas naar het oost-noord-oost. Pup raakt aardig gewend en verdwijnt soms zelfs even, maar langer dan even durft ze niet. Dat is maar goed ook want ik wil niet ongerust naar haar moeten zoeken. Daar is ze nog te klein voor. Ze zorgt er wel soms voor dat de wandel niet zo lang lijkt te duren. Vrolijk om me heen rennend en dan weer een vogel achterna of een heel erg late vlinder. Het is tenslotte toch al eind september. De tekenen dat ook hier de natuur nog steeds helemaal in de war is. Drie jaar geleden is er hier helemaal geen echte winter geweest. Een paar graden onder het vriespunt. Terwijl het normaal zo’n graad of dertig zou kunnen vriezen. Het Kazakhstaanse klimaat heeft de grootste temperatuurverschillen tussen de zomer en de winter. Maar dat jaar: weinig sneeuw en enorm veel regen. Nou, ik had dat in mijn echt niet korte leven tot toen nog nooit mee gemaakt. Misschien gaat dat dit jaar weer gebeuren. Maar is ben geen voorspeller. Had wel handig geweest, met mijn beroep als begunstigd ‘mismaakte’. De nachten worden gevaarlijker, de wolven onberekenbaar en de beren den de jakhalzen brutaler dan ooit. Een simpel vuurtje houdt ze echt niet mee weg. Langzaam vordert de dag en is de maan, groot en helder, tegelijk met de ondergaande zon zichtbaar. Een prachtig gezicht. Ik had net het vlakke woudlandschap verruild voor het glooiende tussengebied, tussen vlak en berg in. Ik zou zo, als het mee zit makkelijker om de hoge bergen heen kunnen trekken zonder van richting te veranderen. Mijn gevoel zegt me dat ik de juiste weg heb gekozen. De gps op mijn polsband is buiten werking. Volgens mij waren we daar eerder nog niet aan toe gekomen net zoals de telefoon en oorknopjes. Het antwoord ligt ergens vaag in mijn geheugen. Misschien was de satelliet zelfs gedeactiveerd, J***t zal het weten. Ja, inderdaad, die!! In ieder geval zal ik blij zijn als alle puzzelstukken voor mij weer een plaats hebben gekregen en alle gaten in mijn geheugen weer gevuld zodat ik weer weet wat er in die tussen periode gebeurd is. De schemer gaat te snel over in het donker van de avond, dus besluit ik een vuurtje te stoken en het vlees te braden. Pupje heeft onderweg al wat gekregen, maar ik wil haar ook aan gebraden vlees laten wennen. Hongerig draait ze op een veilige afstand om het vuur heen. Net alsof ze weet dat het gevaarlijk is. Misschien heeft ze dat geleerd bij de eerder woedende, woedende bosbrand. Grappig zo’n woordspeling met woedend. Steeds gooi ik een stukje vlees op, dat ze speels soepel weet op te vangen. Ook mij doet het eten van een beetje warm vlees wonderen en ik voel me toch een beetje opknappen. Ik baal, dat ik zelf niets aan mijn lichamelijke toestand kan verbeteren. Hulp zal ook wel niet makkelijk te vinden zijn, ik weet niet eens waar ik ben. De nacht valt in en de geluiden van de nachtdieren op zoek naar hun prooi nemen de sfeer in het woud over.Ik heb, ondanks dat het niet veel en niets bijzonder was, toch lekker gegeten en voel me een beetje sloom worden. Als ik me niet beweeg valt de pijn wel mee. Dus doe ik mijn best.Met als resultaat dat ik langzaam wegsukkel. Keer op keer valt mijn loodzware hoofd op mijn borst. Keer op keer schrik ik daar wakker van en kijk even spiedend om me heen. Dan vallen mijn ogen, tegen mijn wil, weer dicht. Een onduidelijke droom dringt zich op in mij slaap. Enkele figuren in witte gewaden, omgeven door dikke puur witte mist, zweven langzaam dichterbij. Eén van deze was duidelijk de leidster, de anderen volgen het gedwee. Als ze bij mij zijn zwermen ze om me heen. Ik voel me zowaar rustig worden, vredig zelfs. Hun witte gewaden gaan door me heen en brengen me rust. Ongelooflijk gewoon.Is dit het einde? Werkelijk? Word ik gehaald?

9

Page 10: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

Het is mijn tijd, maakt ze me duidelijk. Ja, het zijn vrouwen. Engelen wellicht. Ik pak haar uitgestoken hand en laat me door haar omhoog trekken.Ik word licht en lijk ook te zweven. Ik had nooit gedacht dat het zó zou gaan. Mmm, ik had het me echt anders voorgesteld, minder mooi. Ooh, God, wat is het mooi. Langzaam gaan we richting het witte licht. Hoe heet witter dan wit? (Nee, nu niet meteen aan waspoeder denken!) Er is geen woord voor, althans ik weet er geen.Plots zie ik een geel lichtje schijnen diep achterin haar hemelsblauwe ogen. Aan en uit flikkert het. Ik schrik, houd mezelf instinctief in en trek me zelfs een beetje terug. Iets van wantrouwen. De witte figuren vervagen daarop wisselend, het pure wit-wit verandert naar gewoon wit. En weer terug. Uit het niets komt Pupje ineens zwevend als een droomfiguur om ons heen draaien. De witte figuren lijken te schrikken en trekken zich ietwat terug. Onrust neemt bij mij de plaats van rust in. De ogen veranderen van engelachtig hemelsblauw naar geel. De pupillen worden gitzwart en groeien. De witte slierten die om de figuren en nu ook om mij heen zwieren, maken kleinere rondes en trekken zich samen. Het is alsof ik vastgehouden ga worden. Pupje zweeft sneller en sneller en bijt in de inmiddels nu weer grijs-zwart geworden slierten. Hoge kreten, als van pijn, komen van de figuren af. Het klinkt als nagels over een krijtbord. Meer en meer wordt het een nachtmerrie en ik trek me meer en meer terug. De tegenstand wordt ook groter en ze zijn echt niet van plan me los te laten. Sneller en harder bijt Pupje nu in op de figuren zelf. Hier en daar vallen ze uiteen en verdwijnen in de lucht. De hoofdfiguur is nu bijna zwart geworden en lijkt op een helleveeg. Nu pas krijg ik het door. Ze proberen me naar de hel te trekken en bijna was het ze gelukt. Het is alweer Pupje die me uit de moeilijkheden gaat redden. Met een grote zweefsprong is zij bij me en slubbert haar grote natte tong over mijn gezicht. Daardoor kom ik weer in het heden terecht, maar ik word toch nog vastgeklemd door de slierten. De figuren verdwijnen de één na de ander. Ik open mijn geest en raak met mijn hand de slierten aan. Ik verander ze in mijn geest tot polygondortjes, zó dat ik ze te pakken kan nemen. Alle puntjes zijn nu zichtbaar. De slierten zijn, zoals alles uit de donkere wereld simpel en bestaan uit vier verschillende soorten polygonen. Ik krijg ze te pakken en druk ze fysiek samen. De polygondortjes smelt ik samen tot één nieuwe polygoon. Ook de individuele kreten van de wezens smelten samen tot een ultra hoog gepiep. Ik maak een virtueel vlammetje en steek de fik erin. Met enorme snelheid vatten alle puntjes vlam. Er volgt een plof, omgeven door een witte wolk is het voorbij. De kreten verdwijnen terug naar waar ze vandaan kwamen. De hel waarschijnlijk. Ik val terug op de grond en snak naar adem. Pupje haalt met haar tong nog een paar keer uit. Totdat ze er zeker van is dat ik er weer ben. Ik hou haar voorzichtig af ten teken dat alles weer goed is. Met mijn stem stel ik haar gerust. ‘Oke, rustig maar. Braaf, Pup, braaf!’ Haar zachte gepiep stopt en éénmalig laat ze een soort wolfjesgehuil horen. Dat had ze nog nooit gedaan. Mijn hersenen willen nog steeds niet geloven dat mijn nachtmerrie bijna werkelijk was geworden. Hoe is dat mogelijk? Wat steekt hier achter? Iemand probeert mij op deze wijze te pakken te nemen. Hoe, wat, waar en vooral wie? Zijn er nog meer mogelijkheden? Het wanneer is ‘nu’ en ongelooflijk. Dit gaat mijn ‘Fabriekservaring’ te boven.Wat is er tegenwoordig toch aan de hand? Er is te veel aan het veranderen en ik kan het niet begrijpen. Laat staan bijhouden. Ik zie in een flits in dat ik snel antwoorden moet hebben, wil ik in staat zijn mijn Fyona en familie te vinden.. Straks moet ik toegeven dat ik ‘maar’ een simpele Polygondor ben! Het idee doet me eigenlijk een beetje lachen. Ik blijf toch heer en meester over….ja, over bijna alles eigenlijk. Maar ik heb natuurlijk mijn beperkingen. Ik kom er nog wel achter.Voorzichtig, steunend op mijn staf, richt ik me op en blijf even zo staan voordat ik me omdraai en de omgeving bekijk. Mijn oog valt op enkele verbrandde slierten en besef dat het toch echt wel gebeurd is. Zelfs van die kant proberen ze me tegen te houden. Maar wie is

10

Page 11: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

‘ze’? Wie heeft die specifieke kennis en het nog op mij voorzien ook? Allemaal vragen waar ik zelf geen antwoord op zou kunnen verzinnen. En ik heb toch een levendige fantasie.Snel pak ik mezelf bijeen en vervolg, vermoeid en gewond, strompelend mijn tocht.

gegrom van Pup is genoeg om weer wakker te schieten. Precies op tijd om te zie hoe enkele magere grijze wolven voorzichtig in omtrekkende beweging dichterbij proberen te komen. Grommend draait Pup met vervaarlijk ontblootte tanden om het vuur met ze mee. Ondanks dat het melktanden zijn ziet het er wel gevaarlijk uit en zeer scherp uit. Ze schijnt zich helemaal niet bewust te zijn dat het in wezen familie is waar ze tegenover staat. En dat ze nog maar heet klein is. Ze behoort dus reeds nu al bij mij en wil mij met haar jonge leventje beschermen. Precies op tijd ben ik wakker, want een van de wolven waagt een uitval en springt op Pup af, die met gepiep terugdeinst. Al bij het eerste geluid lag de puls in mijn hand en doordat Pup achteruit deinst krijg ik vrij overzicht voor een schot. Ik ben niet uit op het doden en tref de wolf met een schampschot door haar opgetrokken nekharen. Haren verschroeien en vatten vlam. Een raar gezicht als de nek vlam vat en de wolf kermend van de pijn, bijtend naar de vlammen wilde rondjes om zichzelf draait. Geschrokken springen. Uiteindelijk zijn de nekharen verbrand en blijft er een kale geschroeide nek over. De vlammen dove vanzelf. Een tweede schot voor de poten van de wolf doet hem jankend wegschieten en in het donker, buiten het de schijnsel van het vuur te verdwijnen. Direct volgen de andere en keert Pup zich weer om en komt met kwispelende staart terug. Alsof zij wil zeggen: ‘Dat hebben we goed gegaan, likstok!’ Ik buk om haar te aaien en zij grijpt meteen haar kans waar. Haar wilde bewegingen doen mij achterovervallen, zittend op de grond. Daar heeft zij helemaal vrijspel. Wilder en wilder, likkend en bijtend. Dan rollen we allebei even over de grond. Uiteindelijk heb ik haar in een vaste greep, waar ze niet uit kan. Snel sta ik op en laat haar los als er weer eens een pijnscheut door mijn lijf schiet. Ik was mijn pijl helemaal vergeten, maar door de wilde bewegingen is de wond opnieuw gaan bloeden. Opnieuw moet ik het stelpen, ditmaal met de linkermouw van mijn reserve shirt. De vuile en met bloed doordrenkte mikte ik met een basketbalachtige worp in het knetterende vuur. Ik hou geen kleren meer over, op deze manier.

11

Page 12: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

Een zacht gepiep van Pup maakt me wakker. Ik ben ingesukkeld en heb diep geslapen. Ongewild, maar toch. Een geritsel in de verte doet mij wakker schrikken. Direct heb ik Pup in veiligheid, achter mijn tas, waar zij braaf en stil blijft liggen. Uit de tas pak ik mijn nachtkijker.Met de puls in de aanslag tuur ik door mijn nachtkijker. De hittebeelden zijn goed zichtbaar.Hierdoor kan ik in de verte twee figuren onderscheiden die langzaam tijgerend dichterbij kruipen. Dan klinkt een knal en moet ik boeten voor mijn onvoorzichtigheid. Een ouderwetse kogel slaat in mijn linkerschouder in, naast de ijzeren pijl. De kogel scheurt een stuk uit mijn jas als het zich aan de rugzijde weer een weg naar buiten slaat. Omringt door veel meespattend bloed slaat de kogel zich in een boom, vlak achter me. Opnieuw ben ik gewond. Dom genoeg had ik geen rekening gehouden met het feit dat de figuren zelf ook over nachtkijkers zouden kunnen beschikken. Met een kreun val ik door de inslag van een ouderwetse kogel iets achterwaarts op één knie en verlies ik door de heftige beweging mijn puls, dat op de grond valt naast de Staf.. Een rode waas van boosheid klimt omhoog in mijn bewustzijn en neemt langzaam mijn toestand over. Met uiterste krachtsinspanning laat ik enkele luchtpolygonen tussen mijn beide handen verschijnen. Mijn uiterste poging om mij te verdedigen. Eigenlijk wil ik deze niet gebruiken, maar ik heb geen keuze. Door mijn terughoudendheid ben ik in staat om het polygondorren onder complete controle te houden. Ik laat de polygondortjes groeien en direct verschijnt er een kleine draaiende energiebal tussen mijn handen. Ik laat de energie toenemen. Achter redelijke beschutting van een omgevallen spar kan ik snel en zeker deze actie toepassen. Ik moet de actie direct uitvoeren, zonder nadenken en voordat ze de kans krijgen me weer in het vizier te krijgen. Veel ervaring met deze bewerking heb ik niet, maar ik hoef er niet over na te denken. De luchtpolygondortjes tussen mij en de twee aanvallers zijn nu duidelijk voor mij zichtbaar. Ik laat mijn energiebal in de lucht overgaan en stuur de bal met de snelheid van het licht naar hen toe. De botsing van de polygondortjes met die van hun structuur is enorm. De beide figuren worden ongeveer vijf meter door de lucht achterover geslingerd en belanden met een plof op de grond. Buitenwesten of dood. Ik weet het niet. In ieder geval uitgeschakeld. Diepe vermoeidheid slaat toe en de energiestraal dooft direct uit. Een brandende plek blijft achter op de plek waar ik ze geraakt heb. Met uiterste krachtsinspanning richt ik mezelf op. De kijker laat de warmtebron van de inslag zien en twee kleine rode vlekjes dat de warmte van de weggeschoten lichamen zijn. Dit had ik vroeger nooit gekund en verbreedt mijn mogelijkheden tot zelfverdediging. Waar ik vroeger inderdaad echt afhankelijk was van een puls voel ik me nu bijna een magiër.Sinds de vernietiging van die fabriekskantoren waar ik Anatoli Barichov verslagen heb zijn mijn vaardigheden snel gegroeid. Misschien komt dit ook wel door de Staf, wie weet. Maar zeker is dat er Magie schuilt in de wit doorzichtige kristallen die, ingelegd als een dichte bloem omgeven door bladeren, bovenop de lange Staf siert.. Mijn krachten nemen echter snel af. Mijn hoofd begint weer te bonken, ik kan alleen nog maar hijgend met horten en stoten adem te halen. Mijn benen weigeren langer zich nog verder te verplaatsen. Maar ik moet verder, kan niet opgeven. Niet nu en niet hier… Door een bloedrode waas zie ik het einde van dit gedeelte van het woud. Daar op de grens van vlak grasland in de laatste schaduwen van het Taiga- en sparrendek zak ik in elkaar.Met een piepende Pup, die niet begrijpt wat er gebeurt in mijn blikveld, zakt ook dat weg en ik zink weg in een diepe duisternis.

12

Page 13: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

Een pijnscheut schiet door mijn bovenlichaam, waardoor ik weer in het heden getrokken wordt. Ruw en meedogenloos. Een klein straaltje licht bereikt mijn ogen, en brandt op mijn pupil door mijn oogleden heen. Ik knipper en probeer dat straaltje groter te maken, maar dat lukt niet. Het wordt ergens door afgeschermd.Ik open mijn pogen voorzichtig en strek mijn nek om iets van mijn omgeving te zien. Ik lig op een oud bed. Een dunne deken bedekt mijn lichaam tegen de kou. De ruimte waarin ik lig is klein en ruikt muf. Voorzichtig richt ik me op en probeer mijn pijnlijke zijde te ontlasten. Ik zie dat de wonden verzorgd zijn en dat de afgebroken pijl vakkundig moet zijn verwijderd. Anders was het vast niet gelukt om deze zonder verdere schade aan te richten uit de wond te trekken . Naast het bed staat een oude houten stoel. Oude houten blinderingen zijn gesloten en hangen scheef in de scharnieren. Ze moeten het licht buiten houden. Ondanks de slechte staat waarin ze verkeren lukt dat, behalve hier en daar een straaltje, aardig. Ik herinner me dat ik de rand van het bos bereikt had, met pupje die dolletjes om mij heen rende. Waar is Pupje eigenlijk?Ik draai me nog verder om, ondanks de pijn, om de rest van de kamer goed te kunnen zien.Voorzichtig en zachtjes roep ik haar. ‘Pupje…..kom!’ Geen gepiep, gehuil gejank of geblaf.Waar is ze en waar ben ik. Langzaam schuif ik mijn benen naar de rand van het bed en zet mijn voeten op de grond. De koude vloer op mijn blote voeten maakt me met een schok helemaal wakker. Een koude rilling gaat door me heen. Ik ben niet duizelig op misselijk ofzo, dus ik wil opstaan. Op dat moment hoor ik voetstappen aan de andere kant van de deur.De ouderwetse koperen deurknop draait en de deur gaat met een zacht gepiep open. Een wilde puppenkop verschijnt om de deur, gevolgd door pupje zelf. Met een wilde aanloop springt ze precies op mijn schoot en de vertrouwde lap natte tong bewerkt mijn gezicht. Luide piepjes geeft aan dat ze me gemist heeft en blij is me op te zien. Dan verschijnt er een kleine oude man in de deuropening. Rond van postuur. Zijn lange mantel en een wilde baard geven echter geen indicatie van zijn leeftijd. Dus schat ik hem in de zestig. Dat kan vrij oud zijn in deze streken.In zijn rechterhand heeft hij een grote dampende kop gevuld met iets dat gezien de geur koffie moet zijn. Ik realiseer me dat ik waarschijnlijk een lange tijd buiten bewustzijn ben geweest en heb duizend vragen aan de vreemdeling die mij dus verzorgd heeft.‘Hier, Areyán, een goede straffe koffie.’ zegt de man, en geeft mij de hete kop aan mijn linkerzijde aan, zodat ik het met mijn goede hand kan aanpakken. ‘Bedankt, Uhh?’ kwam vragend om zijn naam mijn dank. ‘U bent?’ De man kijkt me vriendelijk aan. ‘Noem me maar Mikus’. Zijn zware niet onaangename stem verrast me. Hij was te klein voor zo’n stem stel ik vast. En een reus was hij zeker niet, bijna het tegenovergestelde. Ik schat hem op ongeveer een meter vijftig ofzo, langer niet. En hetzelfde in de rondte. De man draait zich om en pakt mijn kleren van een stoel en legt die naast me neer op het bed. ‘Ik wacht in de woonkamer op je. Dan kun je alle vragen stellen die je ongetwijfeld zult hebben. Doe niet te snel.’ Bij de deuropening draait hij zich nog even om. ‘Ik wil je niet wéér moeten oprapen’. Een glimlach wordt zichtbaar achter zijn dichte witte baard. Pupje had zich aan mijn voeten neer gevlijd en haar schrandere ogen kijken me aan terwijl haar hoofd op haar poten ligt. Zo’n zielige blik. Vanaf haar poten naar boven, volgen haar ogen elke beweging die ik maak.Het duurt langer dan me lief is voordat ik klaar ben met aankleden. Verder check ik even de andere spullen die ik bij me had. Alleen mijn pistool ontbreekt. En de Staf! Waarschijnlijk houdt de man niet van wapens in zijn huis. Dan zal ik me daar nu maar even geen zorgen over maken. Als laatste zet ik mijn voeten in mijn laarzen en slippen de sluitingen zich weer als

13

Page 14: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

gewoonlijk om mijn voeten zodra ik ze goed op hun plaats op de binnenzool staan. Na de riempjes te hebben aangetrokken sta ik op. Voorzichtig en toch ietwat duizelig. Ik hou me nog even aan het frame van het bed vast voordat ik de eerste stappen zet richting deur. Pup springt op en wil tegen me aan springen. Ik hou haar af, maar kan het haar natuurlijk niet kwalijk nemen. Dan bereik ik de deur en trek die open. Pup schiet als eerste de deuropening door als wil ze me de weg wijzen. Ze doet ’t goed want langzaam volgend leidt ze me een korte gang door naar een grote kamer. Een érg grote kamer. De woonkamer. Een warme gloed komt me vanaf de openhaard tegemoet. Er staat een grote ruwe salontafel met 3 stoelen. Van hout en vakkundig zelfgemaakt. Dat moet je wel kunnen als je in deze afgelegen streken leeft. Iedere stoel heeft ook zijn eigen bijzettafeltje.Het is lijkt eigenlijk zo’n kabouterachtig tafereel, maar dan in het groot. De man, Mikus, zit in een houten luie schommelstoel (nee, die schommelstoel is niet lui) en ja, hij rookt ook nog eens zo’n lange stenen pijp. De zoete geur overtreft de geuren van de openhaard. Niet slecht.De oude televisie laat een oude natuur documentaire zien, vol met ruis. Maar hij lijkt daar niet naar te kijken.Met één voet draait hij de stoel onder het schommelen, zodat hij me aan kon kijken zonder op te staan. Hij gebaart naar een andere ‘luxe’ houten stoel met versleten kussen. Het brandende hout in de haard knettert er driftig op los. Spetters vuur worden tegengehouden door zo’n smeedijzeren rooster dat een klein stukje voor de haard op de grond staat. Een hoogpolig schapenvel ligt tussen de haard en de stoelen in. Het was ooit wit geweest, lang geleden. Nu is het smoezelig witachtig. Maar niet echt smerig Erop staat een kleine tafel van zwaar hout gemaakt. Ruw eiken waarschijnlijk, maar misschien Taiga.Een aangebroken bijna volle fles en twee grote bellen van cognacglazen staan klaar. Zacht kreunend laat ik me in de aangewezen stoel zakken. Duizend en drie vragen gaan door me heen. Maar de meest schrijnende zijn wel: hoe weet hij wie ik ben, wie is hij en waar ben ik. Oja en hoelang ben ik hier nu al.Mikus kijkt me met een vreemde glimlach aan en zegt alsof hij mijn gedachten kan lezen. ‘Je bent hier nu vier dagen en mijn huisje staat bij Yarovaya in het laatste Nationaalpark Katon-Karagay. Ooit het derde nationale park in het oosten van Kazakhstan. En ik? Mij leer je nog wel kennen, als de tijd daar is. Nu ben jij belangrijker. Ik moest jou vinden, maar jij vond mij in zekere zin.’ Als uit het niets verschijnt de staf in zijn hand. Hij tikt het tweemaal op de grond. Een klein lichtje ontbrand in de glinsterende kristallen. Hiermee vond je me. Je weet ’t niet, maar laten we maar zeggen dat je onbewust naar de staf gestuurd bent. Om ‘m te vinden bedoel ik. Hij is dan ook van jou, altijd geweest.’ Mijn ogen lichten op en bijna was mijn onderkaak helemaal naar beneden gezakt van verbazing. Als het eraf had kunnen vallen had ik ‘t op mijn schoot gehad. Grinnikend zie ik het voor me gebeuren. Ik dwaal af en concentreer me om goed te kunnen luisteren. ‘Maar toen je gevangen werd gezet in de catacomben van de ‘Fabriek’ mocht je de staf nog niet tegenkomen. Dan zou hij zeker in verkeerde handen terecht zijn gekomen. Dat had een andere wending kunnen geven aan jouw strijd en leven tegen de ‘Fabriek’. Lang ben ik de hoeder geweest tot het gestolen werd tijdens mijn rondreis opzoek naar jou. Je doet je werk goed want je bent niet op te sporen.’ Het begon me te veel te worden en een moment zak ik even weg, duizelig, alles vliegt als een droom aan me voorbij, ik raak langzaam de kluts kwijt en neem een te grote slok van wat ik vermoed zelf gebrouwen brandewijn. Al proestend verslik ik me. Mijn slokdarm staat in brand. Direct heeft hij een glas water voor me, dat ik in een teug leegslobber. Wauw, dat is straf, en géén water. Tuf, zeg! Hij vult meteen mijn cognacglas weer bij. Ditmaal ben ik wat voorzichtiger en neem een kleine sip. Ik schud mijn hoofd om het weer helder te krijgen en alsof hij daarop gewacht heeft gaat hij verder. ‘Dit was enkele maanden voor jouw strijd met

14

Page 15: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

de ‘Fabriek’ en jij die vernietigde. In ieder geval is het via een omzwerving van eigenaren bij de groep terechtgekomen die jij gevonden had, vermoord door het ‘Kwaad’. Lijfelijk kon het kwaad daar niet aanwezig zijn om die staf in handen te krijgen.Het ‘Kwaad’ dat jou daarna bijna in haar macht had gekregen via je die nachtmerrie waarin iedereen bijna het zwarte gat in werd en gezogen. Het leken maar dromen, maar goed dat je niet geweten hebt dat het daar kantje boord was geweest!’ Hij zag mijn verbaasde blik en vervolgde, ‘Het was echt moet je weten. Heel erg echt! Je was bijna iedereen kwijt geweest. Zelf hebben je vrienden er niets van gemerkt.’ Weer valt mijn mond van verbazing open. hoe weet die man dat allemaal, wie is hij in vredesnaam? Ik weet nog even niets uit te brengen en besluit toch gewoon verder te luisteren. Alsof ik een keuze had. ‘Toen kwam ik er weer achter waar de staf was en kon ik je opsporen. Ik mocht niet eerder in de buurt van jouw eindstrijd tegen de ‘Fabriek’ komen. Dat had de dingen aardig in de war kunnen schoppen. Dus was dit onfortuinlijk incident mijn toegang naar jou.’ Hij stond even op en liet mij kort met mijn gedachten. Hij liep naar de openhaard en legde er nog een grote stronk hout op, dat knetterend ontdaan werd door de vlammen van aarde en losse blaadjes. Een beetje teveel rook steeg omhoog en kon nog net door de zuigkracht van de schoorsteen weggezogen worden. Een klein sliertje rook ontdook zijn tocht naar de open lucht en wilde de ruimte van de kamer binnen dringen. Een kleine beweging van Mikus zijn linkerhand was genoeg om de sliert terug de schoorsteen in te dwingen. Aha, een Magiër dus, illusionist zoals Arman. Volgens mij wilde hij dat ik het zou zien. In wat voor een wereld bevind ik me tegenwoordig. Ik was eigenlijk niet eens verbaasd. Het begon met ons ‘mismaakten’ en nu praat ik al over Magiërs en illusionisten. Waar komen die vandaan en waar komen onze werelden samen en wanneer? Waarom hadden we er nooit eerder van gehoord. Arman was waarschijnlijk mijn sleutel, die ik niet opgemerkt had. Of niet had willen zien. Er waren wel tekenen, nu achteraf gezien. Het was eigenlijk overduidelijk geweest. Als die illusies die hij uitgevoerd had. Was er een andere wereld, zoals ik wel eens gehoord had? En lekt die beetje bij beetje in die van ons binnen door die nucleaire testen? Zijn wij mismaakten het resultaat uit twee werelden? Was dat de essentie van de ontdekkingen van de Professor geweest? Waarom was ook de Professor zo oud geworden? 142 jaar. En nog steeds niet afgeschreven, Onee! Ik heb daar eigenlijk nooit eerder bij stil gestaan, maar hij is er mijn hele leven bij geweest. en ik ben nu 86 geloof ik. Volgens mij is hij van1902. Ongelooflijk.Mikus kan haast mijn hersencellen horen knarsen. Want hij kijkt me aan en schijnt mijn gedachten te kunnen volgen. ‘Tja, jongen, vragen, vragen en nog meer vragen…’ Glimlachend had hij zich weer neergezet op zijn schommelstoel. Na een paar trekjes komt er ook weer rook uit zijn pijp die hij weer aan zijn mond gezet heeft. Dan gaat hij verder met zijn verhaal. ‘Ik volg je al vanaf je geboorte, moet je weten. Jouw Professor heeft mijn aandacht op jou gevestigd. Hij wist toen al wat voor vlees hij in de kuip had, wat en wie jij zou worden was toen al bepaald. Als er vroegtijdig iets met hem zou gebeuren zou ik de zorg voor jou overnemen. De bron van jouw geven komen niet van jouw moeder, moet je weten.’ Ik schrok bij het noemen van haar naam. Het lijkt wel of ik nu dubbel bewust was geworden, want zijn stem klinkt tweemaal zo hard door te als hij na een wel bewuste pauze gewoon verdergaat alsof het de gewoonste zaak van der wereld was. Nou, zijn wereld dan maar de mijne niet! ‘En jou ‘Moesjka’ was ook heel speciaal, maar echt niet de reden..’ Ruw onderbrak ik hem, want ik vermoedde waar dit gesprek heen zou gaan. ‘Als mijn Moesjka niet de bron is , dan weet jij wie mijn vader is geweest, niet?’ Bijna verontwaardigt leun ik naar voren, want ik worstel mijn hele leven al met die vraag.

15

Page 16: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

‘Moesjka heeft mij alleen verteld dat hij overleden was, en dat hij een goede man was. Verder niets! Wat weten jullie nog meer? Jij en de Professor?’ Flashes van mijn geheugen schieten steeds weer omhoog, maar er zit niets bruikbaars bij dat me verder zou kunnen helpen. Ik dwing mijn gedachten weer tot rust. Als ik alles wil horen, moet ik gewoon mijn mond even houden. En luisteren, hoe moeilijk ook. Pupje begin onrustig te worden en de kleine drentelt heen en weer bij de voordeur.Mikus staat op en doet de deur voor haar open. Pupje schiet naar buiten. Ondanks de kou laat hij de deur op een kiertje staan. Hij ziet mijn vragende blik en beantwoord mijn vraag voordat ik die heb kunnen stellen. ‘Nee, ze gaat niet ver en is zo weer terug. Gek, maar ze doet alleen snel haar behoefte als niemand erbij is.’ Hij gaat weer zitten. ‘Hoe is die kleine eigenlijk bij jou belandt?’ Zijn vraag brengt me weer helemaal bij het heden. Ik leg hem uit hoe ik eigenlijk niets meer weet en haar pas een paar dagen voordat ik bij hem terecht kwam bij me vondt.

Ik zie zijn blik die ‘Ssssttt’ lijkt te zeggen. Ik maak een ritssluiting beweging over mijn mond om aan te geven dat ook inderdaad even gewoon van plan ben te luisteren en hem niet steeds in de reden zal gaan vallen. Gespannen probeer ik ontspannend toch naar achter in de stoel te leunen en mijn gespannenheid los te laten. Ik pak nogmaals mijn glas en neem tot zijn tevredenheid nog een slok. Zijn altijd aanwezige glimlach is ontwapenend en rustgevend. Zijn stem klinkt donker en warm. Warmer dan daarnet? ‘Goed, ik ga verder. Ja, je vader….waar moet ik beginnen.’ Hij kriebelt even aan zijn baard en ik zie hem hard nadenken. De stilte die valt durf ik nu niet te doorbreken. Straks raakt hij de draad kwijt en kan ik nóg langer op mijn antwoorden wachten. Nog een trekje aan zijn pij een slokje uit zijn glas en hij schijnt zijn gedachten te hebben ge-ordent. ‘Je vader, daarmee is alles begonnen. Je vader was immuun voor de zware kankerverwekkende straling en hij was in de eerste gevangene geweest van de ‘Fabriek’. In een beruchte Sharashka, gevangenis voor wetenschappers, is het begonnen. Toen werd hij overgeplaatst, toen de testen begonnen.Ook Barichov was mede verantwoordelijk geweest voor de testen die op hem zijn uitgevoerd. Hij was toen nog als assistent aan je vader toegevoegd. Je vader gevangene, Barichov niet.Maar je vader was de échte schuldige moet je weten. Hij was degene die alles in gang gezet heeft, met goede bedoelingen, maar onder druk heeft hij als eerste en als hoofd van de fabriek de testen ondergaan.’Mijn hoofd schoot omhoog en ik keek hem direct en strak aan. Was hij nou serieus? Was mijn vader de schuldige? Hoofd van de Fabriek?? Het lijken wel leugens. Sovjet propaganda ofzo!Moet ik dt geloven. Ik kan de denkbeeldige rits niet langer dicht houden. ‘Dit is écht niet waar, toch? Hoe kan dat? Verwacht je echt dat ik dat ga geloven?’ Ik flap het eruit zonder na te denken. Zijn glimlach verdwijnt als sneeuw onder de zon. ‘Hé, mijnheer betweter!’ Zijn stem klinkt boos, niet geveinsd maar oprecht boos.’Als jou de antwoorden die je zoekt niet bevallen, moet je MIJ niet en ik herhaal omdat ik niet Jan en Alleman ben, moet je Mij dus niet van liegen of onwaarheden vertellen betichten. Hoor je?’ Zijn ogen lijken wel vuur te spuwen. Zo voelt het wel tenminste, gaat er door me heen.Met schrik besef ik dat ik denkfouten gemaakt heb. Dat moet ik nu direct weer recht zien te trekken. ‘Sorry, Mikus, maar zo bedoelde ik het ook weer niet.’ Mijn hoofd is rood geworden en voelt zeer warm aan. ‘Ik heb inderdaad moeite met de waarheid. Nogmaals sorry! Het was het laatste dat ik verwacht had te horen. Vandaar mijn reactie. Ga alsjeblieft verder!’ Zij glimlach keert weer terug bij het zien van mijn snelle gemeende reactie. Maar het lijkt wel alsof hij het aldoor geweten heeft en mijn reactie wel verwacht had. Een veel te snelle glimlach geeft dat weg. Maar goed! Hij leunt weer achterwaarts in zijn leunstoel en gaat, voorzichtig zijn woorden kiezend, verder. ‘Aangesteld door de toenmalige Sovjet leiding van Stalin en de Nucleaire testen onder

16

Page 17: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

leiding van Kerjanov werd hij de hoofdverantwoordelijke van de Sharashka. De gevangen wetenschappers, gedwongen om Kerjanov zijn wrede plannen perfect uit te voeren. Jouw vader werd aangesteld als hoofwetenschapper.’ Weer neemt hij een slokje uit zijn glas.‘Omdat hij dacht dat hij anderen het kon besparen, het leed en de pijn. Hij was tenslotte immuun. Maar de resultaten waren zo schokkend dat er direct met dubbele inspanning doorgegaan werd. Als dank kon je vader redelijk vrij bewegen. Hij woonde vlakbij, voordat hij vast werd gezet. Vele malen al werd de hele streek van Semipalatinsk en daarbuiten met dodelijke en verminkende straling vernietigd. Dode en mismaakte mensen overlatend. Niet lang daarna werd jouw moeder, al te lang besmet geweest en vervormd en mismaakt zwanger van je vader. Omdat de ‘Fabriek’ steeds meer gevangenen als proefkonijnen ging gebruiken en je vader daar niets meer aan veranderen kon is hij gestorven bij een véél te gewaagde straling. Expres of niet, het betekende wel een eind aan het leven van een moedig die toch geprobeerd heeft,. onder zeer extreme omstandigheden goed te doen. Zodoende kreeg Professor Barichov de leiding. Ook niet vrijwillig, alhoewel het wel zijn eigen keuze was.’ Met een piepje gaat de deur open en komt Pup naar binnen wandelen. Zijn vieze poten laten sporen achter op de houten vloer. Een stukje gedroogd vlees is zijn beloning. Plots heeft Mikus het in zijn hand en gooit het op. Met accuratesse weet pup het op te vangen. Ze vlijt zich weer naast mij neer en begint te knabbelen. Goed voor haar melktandjes. Ik ga even verzitten, want ik krijg een slapende bil. Ik wissel van been en zwaai de slapende nu over de andere heen. Met gekruisde benen ben ik weer even klaar om te luisteren naar de rest. Mijn elleboog rust op mijn knie en mijn kin op mijn handpalm. In mijn andere hand het glas met brandewijn. Ik laat het draaien in het glas en neem een slokje. Zo heeft Mikus mijn volledige aandacht. ‘Het was ook voor de Professor de enige manier om te proberen zoveel mogelijk mensen te helpen totdat het einde van de testen in zicht zou komen. Maar die kwam niet. In die periode is hij bij toeval op die machine uit de hel gestoten. Die uitvinding was ook heel anders bedoeld, maar heeft de schaduwwereld van deze planeet gevonden en de weg ernaar toe ge-opend. Nou die gevolgen heb je gezien: de niet-doden. Die weg is altijd op een kiertje open blijven staan en men is er tot nu toe niet in geslaagd deze te dichten.Alle slecht heeft ook wat goeds.En mensen zoals ik hebben daarvan kunnen profiteren.’ Hij was denk ik gestopt met zijn betoog, want hij blijft stil, nadenkend stil. Geeft mij de kans nog wat vragen te stellen, neem ik aan. ‘En iemand zoals Arman? Die ken je waarschijnlijk ook wel. Die illusionist. Die is niet ‘mismaakt’ zoals ik geweest was, maar hij heeft wel de gave. Hoe zit dat?’ Hij grinnikt een beetje, ietwat verlegen. ‘Geloof het of niet, maar hij is familie van me. Vandaar. Zijn roeping is anders als de mijne. Hij trok erop uit om te helpen en dingen te zien, te leren. Hij was nog jong. En nooit is ie weer terug geweest. Zijn ouders, kinderen van de derde vrouw van mijn vader, zijn eind 2038 overleden. Ik ga je niet vervelen met verhalen over mijn vader. Arman stuurde ze altijd wat geld en andere zaken. Het ging ze goed.’Ik heb het gevoel dat hij bij het allerbelangrijkste is aangekomen. Niet dat mijn vader niet belangrijk was. Onee, dat was hij wel. Ik kijk Mikus aan. ‘Hoe en waarom ben ik bij jou?Die vraag hebben we nog niet gehad.’ Hij legt zijn pijp op het tafeltje naast hem.‘Daar kom ik strak op. Eerst wou ik eens wat gaan eten. Hoe voel je je?’ vraagt hij nog ietwat bezorgd. Ik merk ineens dat ik inderdaad honger heb. En ik bedoel echte honger. ‘Als het je niet ontrieft, zou ik wel een paard op kunnen.’ laat ik hem met een lach weten. Hij staat op en gebaart me mee naar de keuken. Gezamenlijk lopen we de keuken binnen. Zijn arm rust over mijn schouders. Eenmaal in de keuken komt de geur van gebraden vlees me tegemoet. En iets van kruiden of groente. Pup puppelt* vrolijk als altijd om ons heen. Zo weet ze zeker dat ze voor je voeten loopt. Ook in de vrije eindeloze natuur krijgt ze het voor

17

Page 18: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

elkaar je aan het struikelen te krijgen. Ja, ik weet ‘t, zelfs na deze korte tijd kan ze niet meer bij me weg. Wil ik haar niet meer kwijt. Ik weet het nu zeker.En, wat geeft ’t als ik haar gewoon ‘Pup’ blijf noemen? Net zoals ‘Meisje’ nooit een echte naam heeft gekregen. Die noemden we ook altijd gewoon ‘Meisje’. Hoe zou het met haar zijn? Mijn gedachten gaan terug naar die laatste momenten van de ‘Fabriek’. Ik had ‘Meisje’ toen op een veilige plek gelaten, totdat de strijd gestreden was. Maar ik herinner me niet wat er daarna met haar is gebeurd. Frustrerend, ik wordt er kwaad op mezelf om. Ik weet dat ik er niets aan kon doen, voor zover ik weet. De zware stem van Mikus trok me weer naar het heden van de keuken, met heerlijk geurend voedsel. ‘Nu is geen goede tijd om te gaan slapen, jongen! Mijn blik keert weer terug en ik merk dat hij al een bord heeft opgeschept en mij voor mijn neus houdt. ‘O, sorry. Ja, dankje.’ stamel ik en pak het bord van hem aan. Bijna valt mijn vork, dat samen met een kartelmes op de zijkant van het bord ligt, van het bord af. Een snelle beweging voorkomt dat het op de grond terecht zal komen. Ik vang het op met mijn rechterhand. Het gewicht van het bord rust nu op mijn linker. Het is goed aan het genezen, want zo te merken was het geen enkel probleem. Mijn krachten zijn weer teruggekeerd.

(*) puppelen: de dartele huppelende loop van een puppy.

Mikus heeft gemerkt dat er iets merkwaardigs met Pup aan de hand is. Niet lang geleden, twee weken maar, gebeurde er iets met haar dat Mikus deed schrikken en wit weggetrokken geen woord erover wilde zeggen. Hij zal wel moeten, dus ik laat hem even tot zichzelf komen.

De Staf zit vo met magie, die zelfs Mikus niet helemaal kon gebruiken. Die sleutel lag bij mij. IK was dus gewoon ook véél meer dan die bijzondere Polygondor. Alles draait hier om de Magie. Eigenlijk simpel genoeg. En weer draait alles om mij. Met kleine stapjes krijg ik Staf-les. Kleine stapjes en grote vordering. De winter vloog voorbij. Dit jaar heeft het erg veel gesneeuwd met als resultaat dat ik tot zeker het voorjaar hier zou blijven. Dat was ook wel nodig. Zo denk ik dat ik dan toch wel voorbereid zal zijn voor de rest van mijn reis.

Omschrijving Staf.de Staf, zo’n twee meter lang, met een glimmende knop, de vorm van een dichte bloem, een soort tulp. Een witachtig kristal ligt ingesloten door de langwerpige tulpenbladeren. Het kristal lijkt wel te bestaan uit duizenden kleine glanzende kristalletjes.

18

Page 19: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

Pup, een ‘omgekeerde’ weerwolf?? Zo gemaakt door de plotselinge straling die haar ouders hebben moeten doorstaan! Omgekeerde weerwolf! Het wordt verdorie met de dag gekker.Bij nieuwe maan veranderd zij in een mens, een mooie jonge vrouw, naakt en strijdlustig. Zij blijft dit dan 48 uur. Dan is de nieuwe maan officieel en astrologisch voorbij en is de sikkel duidelijk aan het groeien. Om haar in leven te houden moet ik haar verdedigen. Mocht er iets met haar gebeuren zou dit ook het einde van Pup betekenen,

Weer is hij op de vlucht. We moeten de andere nog vinden. Ook zij worden weer gevangen gehouden en ondergaan weer opnieuw de testen, in een nieuwe fabriek

19

Page 20: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

Nu Fyona en ……. ……zijn Meisje, Pup en ik de andere kant op gegaan. Gespreid zoeken heeft altijd meer kans. Het is wel iets gevaarlijker want we weten nu zeker dat Boratzjá op de loer ligt. Hoe hij het voor elkaar heeft gekregen weet ik niet, maar hij heeft ’t wel geflikt. Overleven lijkt een tweede natuur van hem te zijn. De krachten die ik op de ‘Fabriek’ had losgelaten waren enorm. Wat? Ja, groter dan enorm. Ik heb het even niet in de gaten, maar een steentje steekt door de zool van haar laarsje en teistert het voetje van Meisje. Heel even maar stopt ze, trekt haar laars uit terwijl ze tegen en dikke boomstam leunt om niet af te vallen. Uit het niets verschijnt er een donkere schaduw, dreigend en gevaarlijk. Omgeven door miststrengels wordt het steeds meer zichtbaar. Meisje heeft niets in de gaten, totdat de schaduw zich over haar heen buigt en het donker om haar heen wordt. De temperatuur daalten een rilling gaat door haar heen. Dan verschijnt er uit dse schaduwen een arm en de hand grijpt haar wild bij haar arm. Een tweede verschijnt en rukt ruw haar armband van haar pols. De armband valt op de grond in het zand. Van schrikt vergat Meisje even te gillen, maar dan zet ze het op een schreeuwen. De schaduw heeft haar nu helemaal in de greep. Langzaam begint ze te vervagen. Pixel voor pixel. Alsof er met een gummetje over haar heen gegaan wordt. Haar armband heeft ze biet meer om die had het tegengehouden. Nu is er niet dat ze kan doen. Ze is nog maar klein, in de handen van een sterk schaduwfiguur. Haar gillen verstomd naarmate ze verder de schaduw in wordt getrokken. Dan verstomd het en is ze helemaal in de schemer verdwenen.

Hoofdstuk 8 (maar ik heb geen echte hoofdstukken)Het harde ultrahoge gegil van Meisje doet me verstarren. Ik roep haar naam, maar krijg geen antwoord meer. Was ze zover achter geraakt zonder dat ik dat in de gaten had gehad? Alles speelt zich af in fracties van seconden. Ik draai me om en ren de weg terug. Het kan niet ver zijn, Pup rent met me mee. Door het gillen gestuurd kom ik bij de plek waar ik denk haar het laatst gehoord denk te hebben. De hond snuffelt als een bezetene rond en heeft iets gevonden dat er niet is. Pup’s gepiep wordt afgewisseld door een vervaarlijk gegrom. Ik weet toch zeker dat ik op de plek ben waar ze moet zijn, maar geen teken. Ook de jonge hond is schijnbaar haar geuren kwijt geraakt. Hoe is dat nu mogelijk?Ik roep en gil en wordt zelfs wanhopig. Had ik haar nou maar nooit alleen gelaten.Ik sla mezelf tegen het hoofd totdat er hoofdpijn opkomt. Daar heb ik ook niets aan, dus.Ik zak ineen en ga zitten, uitgeput tegen een grote rots. Het boslandschap ligt vol met verspreidde keien, waarvan het onduidelijk is hoe die er gekomen zijn. Of waren ze er altijd al.Een natte snuit lijkt me te willen troosten. Met mijn handen woel ik in het zand, uit kwaadheid. Het duurt even voordat ik een ongemak door krijg. Er prikt iets in mijn rechterbil. Niet scherp maar wel pijnlijk. Ik schuif op en woel op die plek in het zand. Mijn hand grijpt iets, het lijkt aan mijn hand te trekken. Mijn hoofd voelt het ook en raakt een beetje van slag. Het is magnetisch. ‘Verdomd!’ schreeuw ik het uit als ik het object herken en uit het zand haal en schoon veeg. ‘Verdomd!, haar armband!’ breng ik er woedend en bijna huilend uit. Ze is onzichtbaar, bedenk ik me, doelloos in de schemer. Haar armband vind ze nooit meer terug, bedenk ik me. ‘Neeee!!!’ schreeuw ik het uit en smijt de armband terug in het zand. ‘Neeee!!!! Meisje!!!!’ ik schreeuw ondertussen mijn longen kapot totdat mijn stem schor wordt en breekt. Mijn adem wordt gebroken en naar adem snikkend zak ik op de grond terug. Paniek heeft de overhand gekregen en houdt me onder de duim. Niks ziend staren mijn ogen voor me uit. Mijn gedachten draaien rondjes en komen er niet meer uit.De avond breekt aan, het donker neemt het over, de schaduwen verdwijnen.‘Wat een beeldspraak nu zij in het schemerdonker is verdwenen. ‘Slaat echt nergens op,’ zeg ik tegen mezelf en sla weer met mijn vuist tegen mijn voorhoofd. ‘Denk, denk….’, gaat er maar door me heen. Elke minuut is van levensbelang. En ik verspil

20

Page 21: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

hier uren. ‘Denk, denk…..Ik moet zelf ook in de schemer terecht zien te komen. Wie heeft daar informatie over’, denk ik bijna hard op. ‘De Professor, Boratzjá en….. de Ruïnes van de fabriek! Dat is het. De ruïnes.’‘Dan schiet er nog een idee door mijn overbelast hoofd. ‘Haar Gps’…het antwoord dringt tot me door! Daar kan ik haar op volgen. als ze hier is, zowel in de schaduwen!.’ Ik kan het wel uitschreeuwen. Ik maan mezelf tot kalmte, eerst uitproberen, dan juichen. Met trillende handen pak ik mijn gps-tracker. Ik switch het aan, maar uiteraard zal het je net gebeuren. Hij is leeg. Oohh…ik word daar toch zo moe van, erg moe. Gelukkig heb ik altijd ergens reserve batterijen bij me. Dan hoef ik het niet te Polygondorren en zo de batterij opladen. Met ‘Kalm aan, dan breekt het lijntje niet’, maan ik mezelf tot kalmte. Mijn handen trillen als ik snel de batterijen probeer te wisselen. Het gaat er niet beter door. Eén valt er in het zand en na veel gewoel weet ik het eindelijk weer terug te vinden. Als. Maar dan maak ik meer stuk dan goed is. Dus doe ik dat liever niet. ‘Rustig aan dan!’ hou ik mezelf voor. Uiteindelijk is het gelukt. Met haar magneet-armband om mijn arm ga ik op weg. Een klein beetje gepolygondor en ik vul langzaam het magnetisch vermogen van de armband. Dat is makkelijk door de structuur van de strontium- en bariuhexaferriet deeltjes die er in iedere magneet aanwezig zijn.Hun polygondorpuntjes onderscheiden zich van elke andere, door de speciale belijning die ze vormen. Eindelijk ben ik er klaar voor. Het duurde me véél te lang. Iedere verspilling van tijd brengt haar verder van mij weg. Dus nu snel op weg.De Gps staat weer aan en ingesteld op Meisje haar ingebouwd zendertje. Ik ben blij dat ik toch nog een heleboel van Borrór heb kunnen opsteken. God, wat mis ik die gasten, mijn familie. Ik moet er snel achter zien te komen wat er met ze gebeurt is.Direct bliept er een lichtje en snel stel ik mijn tracker in op de Keyhole-3 satelliet, die in een bijna permanente plaats met de aarde meedraait. Noordoost Europa is zijn blikveld en zelfs het merk van een weggegooide sigaret is zichtbaar te krijgen.Het rode dotje is volgens mijn gps al ongeveer 3 kilometer weg en verwijderd zich met redelijk snelle vaart richting Semipalatinsk. Makkelijk te volgen dus. Dat geeft een beetje rust.Hoe of wat is niet meer belangrijk, er zal haar nu nog niets overkomen. Dat is zeker.Ik zal geen enkele moeite hebben ze in te halen en voor te zijn, waar hij ook met haar naar toe gaat. Hij is de mijne. Ik zou wel graag willen weten waar hij zijn laboratoria nu heeft opgezet.Geschokt besef ik dat ik haar nu eigenlijk als lokeend ga gebruiken. Verdomd, dat is niet de bedoeling. Maar ik moet het wel zo doen om hem goed in zijn kladden te kunnen grijpen.

21

Page 22: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

Vier enorme karren, voortgetrokken door wel tien paarden per kar komen rustig de heuvel af rijden richting Atyrau, slaan voorzichtig af naar onze schuilplaats. Borrór ontvangt het nieuws met enorme blijdschap en nerveus slaat hij zijn riem met wapens om en stapt daarna met ferme stappen richting lift. ‘Kom je mee?’ vraagt hij ons. ‘Álle hulp is nu welkom.’ Even vergeten we onze moeheid en met de triomf in onze harten helpen we Borrór zijn nieuwe speeltjes uit te pakken en onze safehouse binnen te dragen. Alles, behalve de grote pakketten op de opleggers. Hoe hij het gedaan heeft weet ik niet, maar ik moet aan die keer denken dat ik hem dat verzoeklijstje voor de beroeps-‘shopper’ Matiss uit ‘het gebroken zwaard’ heb zien schrijven. Glunderend, pakt hij een hoek van het zeil dat het object bedekt hield. ‘Ze hebben het voorelkaar gebokst, Areyán. Aanschouw wat ons nieuwste vervoersmiddel moet gaan worden.Als ik er mee klarr ben, tenminste!’ Als bij de doping van een schip trekt hij het zeil naar beneden. Een bewonderend ge-oooohh’ klinkt uit de groep. Ik zou zjn omgevallen van verbazing als ik niet min of meer op de hoogte was geweest. Een heuze apache-helicopter pronkte er op oplegger één. Een tweede en derde stonden op de andere. De een in betere staat

22

Page 23: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

dan de andere, maar onherkenbaar als Borrór er klaar mee zou zijn. Ons Hyper-moderne straalkopter zou daaruit moeten herrijzen. Met genoeg reserve onderdelen voor tien revisies. Alweer een nieuwe wereld geopend.

…..“Luna” naam pupje.

…..

Rahil weet de aandacht van een kleine arend te trekken en krijgt haar in een hypnotische greep. Het is nog maar een jonkie, en kan nog niet vliegen. Voorzichtig pakt ze de kleine op. Die kleintjes kunnen venijnig bijten. Mama is nergens te bekennen. Honger straalt de kleine uit. Misschien is de mama al een tijdje dood, net zoals twee andere jonkies

Altijd op hun hoede betreden Iulyana en Mirimir

Kathishya, frêle uitziend, soepele vrouw, ongeveer 1.60meter lang, frêle uitziend. Met kracht in haar diepe zwarte ogen, halflang fel rood haar. Verwarmen tot explosiegevaar is haar ding. Denk aan een ei in een magnetron. Net als een magnetron gebruikt ze de microgolven van diverse van korte tot langere lengtes tot aan de explosief zeer korte golven. Zij is de leider van groep 2. Kathishya(microgolven), van de figuren die ze geweest is op en niemand van ons is zeker van haar echte uiterlijk, Ze speelt met ons.

Witkho, in staat telepathisch in je geest door te dringen, over te nemen en dan jouw lichaam te gebruiken voor wat hij maar wil. Kleine telepatische grapjes maken drijft zijn slachtoffer soms tot waanzin. (natuurlijke neutralisator, neutraliseert naar wens alle krachten, zonder bijwerking ),

23

Page 24: jerryaanmelko.files.wordpress.com file · Web viewToch herinner ik me al eerder door het vuur te zijn gegaan en de wolken achter me te hebben gelaten. Hoe dat weet ik niet meer precies,

Adreiana ( vampierin en shape shifter)’ het shiften beperkt zich omdat zij eerst bloed van haar nieuwe shift moet hebben, en behoort samen met Zlate tot de nieuwste generatie vampieren. Haar lichaam slaat het voorkomen Zlata(door te bijten verandert het slachtoffer in ijs. Dat houdt zo’n ½ uur stand.), Zachtblond en lieflijk uiterlijk, het tegenovergestelde van wat ze is.Lyudmilla, heeft een soepele harde huid, zilverachtig, zoals een dun pantser.Behalve zijn fotografisch geheugen en mathematische knobbel is Neomar,’bij verre een mismaakte. De vrouwen vinden hem de onbereikbare prins. Ilvars, de spoorzoeker van groep 2, heeft er een soort neus voor.Net zoals een speurhond laat hij zijn prooi niet onstnappen. Aivars, manipulatorvan gedachten, pas maar op als hij bij jou binnendringt. Pas 19 jaar en moet zichnog leren beheersen. Veel te impulsief en moeilijk in toom te houden.

Iullyana en mirimir, vier=eiige tweeeling.

‘Ook weer zo’n woord: nietwaar! …. Is het nou waar of niet? Een onzeker woord dat bevestiging zoekt. Dit even tussendoor. Maar nu weer verder. Gaan mijn gedachten bijna hardop verder.

ineens: Flashen van mijn geheugen schieten steeds weer omhoog.

…..

24