Upload
independent
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
44 P o l d e r Vo n d s t e n
AAve Maria,bid voor ons
Geertgen tot Sint Jans, De verheerlijking van Maria, ca. 1490-1495,De voorstelling is een lofzang op de Moeder Gods en houdt waarschijnlijkverband met de rozenkransdevotie.
P o l d e r Vo n d s t e n 45
Een voorraadpot met een ingestempeld randschriftHet is een bekend gegeven bij archeologen dat de mooi-ste vondsten vaak van het stort komen. Dat deze mooiste vondsten niet altijd kostbare schatten zijn maar vaak ook interessante scherven die de aanleiding vormen tot verder onderzoek illustreert het navolgende verhaal. Tijdens een door ADC ArcheoProjecten (www.archeologie.nl) uitgevoerde opgraving in Rossum zochten enkele in de omgeving wonen-de kinderen op het stort naar scherven. Onder de vondsten die zij opraapten, zijn onder meer enkele fragmenten van een laatmiddeleeuwse grijze voorraadpot. Hoewel bij vrijwel iedere opgraving naar middeleeuwse bewoningsresten wel scherven van dergelijke potten worden gevonden, vallen de hier besproken fragmenten op door de erop aangebrachte tekst (afb. 1). Nadat de pottenbakker de pot op zijn draai-schijf had gedraaid, bracht hij met behulp van een rolstem-pel op de schouder van het voorwerp een tekst aan. De in gotisch schrift gestelde tekst laat zich helaas niet ontcijferen. Duidelijk is echter wel dat op de rolstempel van de potmaker een korte tekst stond die meermalen werd afgedrukt toen hij de stempel over de pot rolde. Op het hier afgebeelde fragment is drie maal dezelfde (tot nog toe) onleesbare tekst te zien. Mogelijk was de tekst op de rolstempel van onze pottenbakker in positief gesneden. De tekst is in dat geval spiegelverkeerd op de pot afgedrukt.
Ofschoon de tekst op onze pot zich niet laat ontcijferen, weten
we van vondsten elders uit ons land wel wat de strekking van het
opschrift moet zijn geweest. In Amsterdam zijn inmiddels enkele
complete voorraadpotten gevonden waarop duidelijk leesbaar de
zinsnede ‘AVE MARIA’ ofwel ‘gegroet Maria’ is aangebracht (afb.
2). Ook in Utrecht zijn potten met hetzelfde opschrift aangetroffen.
De Utrechtse scherven kwamen als pottenbakkersafval tevoorschijn
aan de Lauwerecht. Het op de Amsterdamse en Utrechtse potten
aangebrachte ‘AVE MARIA’ verwijst rechtstreeks naar de annunci-
atie, het moment waarop de engel Gabriël aan Maria verscheen om
haar de geboorte van Christus aan te kondigen. Maria schrok hevig
toen de engel verscheen en ter geruststelling groette deze haar met
de woorden ‘Ave gratia plena dominus tecum’ ofwel ‘Wees gegroet,
gij begenadigde, de Heer is met u’. In navolging van Gabriël werd de
Heilige Maagd in de Middeleeuwen in tal van gebeden aangeroepen
met ‘Ave Maria’. De vraag is nu waarom een dergelijke tekst is aan-
gebracht op zo’n eenvoudige voorraadpot.
Omdat het vanuit het heden moeilijk is voor te stellen hoe mensen
vroeger leefden, laat staan hoe ze dachten, zijn onderzoekers vaak
geneigd om ideeën en gewoonten van vandaag ongewijzigd op het
verleden te projecteren. Zo is het thans gebruikelijk dat huisraad en
siervoorwerpen versierd zijn zonder dat de gebruikte decoratiemo-
tieven een duidelijk betekenis hebben. Dit houdt echter niet in dat
Een vergelijkbare complete voorraadpot met de ingestempelde repeterende tekst AVE MARIA uit de Amsterdamse binnenstad, ca. 1375-1425.
Een van de scherven die door kinderen op het stort werden gevonden van een grijze voorraadpot met een ingestempelde tekst, ca. 1375-1425. Opgraving: de Groene Linde te Rossum.
46 P o l d e r Vo n d s t e n
hetzelfde geldt voor het gebruiksgoed van onze voorouders. Het
wereldbeeld van mensen die eeuwen geleden leefden, verschilt in
veel opzichten totaal van dat van ons. Talloze motieven waarmee
onze voorouders hun dagelijkse leefomgeving versierden, hadden
dan ook een diepere betekenislaag. Hoewel de lading die de hierbij
gebruikte tekens of symbolen hadden, destijds direct werd begre-
pen, is de strekking ervan meestal in de tussenliggende tijd verloren
gegaan. Omdat het zeer moeilijk is de toenmalige belevingswereld
te reconstrueren, is het de eenvoudigste weg voor onderzoekers om
dit soort decoraties af te doen als louter versiering. Voor de pot uit
Rossum zouden we op deze wijze simpelweg kunnen stellen dat
de mensen in de Late Middeleeuwen erg religieus waren en dat
dit hen er kennelijk toe bracht om tal van gebruiksvoorwerpen van
religieuze opschriften te voorzien. Toch lijkt er achter de tekst op de
pot wel degelijk een diepere betekenis schuil te gaan.
Een aanwijzing voor het directe verband dat bestaat tussen bepaalde
decoratiemotieven en de functie van de objecten waarop ze voor-
komen, is te vinden op voorwerpen die rond de haard zijn gebruikt.
Zo zijn talloze 14de-eeuwse vuurstolpen – voorwerpen die men ’s
nachts over het nog smeulende haardvuur plaatste – voorzien van
ingekraste tekens die het meest weg hebben van een omgekeerde
boom of een bezem (afb. 4). Dezelfde van het oud-Germaanse
runenschrift afgeleide ‘omgekeerde bomen’ komen voor op zoge-
naamde vuurdovers (afb. 5).
De slibboogjes van deze in Alkmaar aangetroffen lavabo hebben mogelijk een magische functie om voorspoed en vruchtbaarheid af te dwingen, ca. 1375-1425.
In 1988 publiceerde Maria Garthoff-Zwaan het boekje
‘Communicerende vaten. Beeldtaal van slibversiering op laat-
middeleeuws aardewerk in de Nederlanden’. In dit werk voert zij
een betoog over de mogelijk magische betekenis van onder meer
de slibboogjes die voorkomen op talloze stukken laat-middeleeuws
gebruiksaardewerk (afb. 3). De aan deze halve maantjes toegekende
betekenis wordt gezocht binnen het toenmalige denkkader over
vruchtbaarheid en voorspoed. Door de eenvoudige slibdecoratie
op potten en pannen probeerden de gebruikers ervan de gang van
zaken in hun dagelijkse leven op magische wijze te beïnvloeden.
Andere eenvoudige slibdecoraties worden gezien als tekens die her-
leving en afweer tegen het kwade probeerden te bewerkstelligen.
De meeste archeologen ontvingen de publicatie met scepsis. Veel
onderzoekers kunnen maar moeilijk aanvaarden dat achter derge-
lijke – bijna onbenullige – ‘stippen en strepen’ een belevingswereld
schuil zou kunnen gaan. Toch zijn er, hoewel er op het onderzoek
van Garthoff-Zwaan zeker het een en ander valt af te dingen, wel
degelijk aanwijzingen dat (sommige van) de aan de decoratiemo-
tieven toegekende magische ladingen wel eens een toenmalige
realiteit kunnen weerspiegelen.
Vuurstolp met een aan het runenschrift ontleend ingekrast teken dat waarschijnlijk diende om de gevaren van vuur te bezweren. Gevonden in Alphen aan den Rijn, ca. 1375-1425.
Zwart/witfoto van een vuurdover uit de bodem van Dordrecht met ingekrast teken, dat vermoedelijk gediend heeft om het gevaar van vuur mee te bezweren, ca. 1375-1425.
Dit zijn voorwerpen die dienst deden als deksels op naast de haard
ingegraven aspotten. Daarnaast werden ze gebruikt om uit het
haardvuur springende vonken mee uit te drukken. Opvallend is dat
deze ingekraste tekens niet of nauwelijks voorkomen op ander-
soortige voorwerpen in onze streken. Het is echter niet alleen het
voorkomen van dezelfde versieringsmotieven op verschillende rond
de haard gebruikte voorwerpen dat wijst op een meer dan decora-
tieve betekenis van de erop aangebrachte versieringen. Op sommige
van de zojuist genoemde vuurdovers zijn namelijk ook versieringen
P o l d e r Vo n d s t e n 47
Voor de middeleeuwer waren de duivel en zijn handlangers overal aanwezig. Detail uit het schilderij ‘De Verzoeking van Antonius’ van Jeroen Bosch, ca. 1500.
Vuurdover met een op de onderzijde ingekrast kruis dat diende om de gevaren van vuur te bezweren. Gevonden in Middelburg, ca. 1375-1425.
aangebracht op de onderzijde. Dergelijke decoraties zijn noch tijdens
het gebruik noch op een ander tijdstip zichtbaar. Zo’n versiering
vinden we bijvoorbeeld op een onlangs in Middelburg opgegraven
vuurdover (afb. 6). Het kruis dat op de onderzijde van dit voorwerp
is ingekrast, moet volgens Garthoff-Zwaan worden geduid als teken
om het kwade af te weren.
Anders dan nu bestempelden mensen in de Late Middeleeuwen
ongelukken niet als een toevallige samenloop van omstandigheden.
Ze zagen hierin veeleer het werk van de duivel en zijn handlangers
(afb. 7). Om zich tegen de boze krachten van demonen te wapenen,
gebruikten ze amuletten of, zoals bij de zojuist besproken potten,
voorzagen ze voorwerpen van specifieke tekens en symbolen om
het kwade te bezweren. Het gegeven van de alom tegenwoordige
boze geesten die de mens bestoken of tot het kwade proberen te
verleiden, vinden we terug in talloze culturen op aarde. Ook de
gewoonte om deze krachten met behulp van magie te bezweren,
is universeel. Veel van zowel de laatmiddeleeuwse gebruiken als
de tekens en symbolen waarmee men de kracht van het kwaad
probeerde te beteugelen, stammen uit een heidens verleden.
De rooms-katholieke kerk probeerde dergelijke gebruiken dan ook
uit te bannen of gaf ze een plaats binnen de geloofsleer van de kerk.
Vanaf 14de eeuw zien we in onze streken meer en meer invloed van
de kerk op het dagelijkse leven. Dit leidde er waarschijnlijk toe dat de
tot dan toe heidense ‘boze geesten’ tot demonen werden gemaakt.
Ze werden zo de handlangers van de duivel en ze kregen een plaats
binnen de katholieke traditie. Om de duivel en zijn handlangers te
bestrijden, kon men ook niet langer meer vertrouwen op de oude
tekens en symbolen. Men moest voortaan zijn toevlucht nemen tot
de door de kerk voorgeschreven gebruiken om de kwade krachten
te bezweren. Op deze wijze kregen Maria en andere heiligen een
plaats binnen de magische wereld. Door Maria en haar heiligen aan
te roepen, kon het kwaad worden bezworen op soortgelijke wijze
als door het gebruik van de oude heidense tekens en symbolen.
Markttafereel met op de voorgrond vrouwen die vruchten en groenten verhandelen en inmaken in voorraadpotten. Pieter Aertsen, 1559.
Terug nu naar onze voorraadpot. Zoals de naam al zegt, was deze
pot ooit bedoeld om voedsel in op te slaan. Door het bewaren
van een deel van de in de zomer geoogste gewassen, zorgde men
voor een voedselvoorraad in de winter en het vroege voorjaar. Een
vervelende eigenschap van voedsel is echter dat het doorgaans
niet geschikt is om langdurig te bewaren. In een wereld waarin het
invriezen van voedsel of zelfs het bewaren in koelkasten niet tot de
mogelijkheden behoorde, lag de kans op bederf continu op de loer.
Door voedsel te roken, te drogen of in te maken, verkleinde men
weliswaar de kans op bederf, maar uitsluiten kon men het niet. Een
pot met ingemaakt voedsel die bedierf, betekende destijds vaak een
lange periode van honger. Het bederf zal in dat geval niet zoals nu
simpelweg verklaard zijn door de schadelijke werking van bacteriën,
men zal hierin veeleer het werk van kwade krachten hebben gezien.
Om te voorkomen dat duivels en demonen hun kwade invloed uit-
oefenden op het voedsel dat in een opslagpot werd bewaard, riep
men de hulp van Maria in. Door haar naam te stempelen op de pot
riep men niet alleen hulp in van de Heilige Maagd om de voor de
eigenaren zo belangrijke inhoud van de pot te beschermen, tegelijk
schrikte men de boze geesten af die het op de (bederfelijke) inhoud
van de pot hadden voorzien. Alleen de naam van Maria was reeds
genoeg om het kwade te imponeren!
48 P o l d e r Vo n d s t e n
haardvuur met de nodige zorg werd omringd. Een open haardvuur
is immers altijd een kwetsbaar punt binnen een brandbare omge-
ving zoals de grotendeels uit hout opgetrokken laatmiddeleeuwse
woonhuizen. Het licht ontvlambare vet zo dicht naast het haardvuur
vormde een extra risicofactor. Ook in dit geval riep men de hulp van
Maria in om ieder risico uit te sluiten.
Dat ook de fraai versierde borden met een sgrafittodecoratie als
gewoon gebruiksgoed dienden, bewijst een in Schagen opgegraven
bord met daarop wederom de naam van Maria (afb. 10). Omdat
dit stuk iets later te dateren is dan de overige besproken stukken
is het echter de vraag in hoeverre de naam van Maria hier nog een
bezwerende betekenis had. De tekst lijkt hier een meer algemene
uiting van devotie te zijn.
De pot met daarop de tekst die Maria aanroept, vormt het eindpunt
van een lange traditie. Zoals eerder werd opgemerkt, waren op
voorwerpen aangebrachte kruizen een ‘beproefd’ middel om de
invloed van het kwade af te wenden. Een directe parallel is te vinden
Overigens waren het niet alleen voorraadpotten waarmee men door
middel van een AVE MARIA probeerde een gunst bij de Heilige
Maagd te bewerkstelligen. Ook zijn er diverse vetvangers bekend
waarop we dezelfde tekst kunnen lezen (afb. 8). Voorraadpotten
en vetvangers zijn echter wel de enige stukken gebruikskeramiek
van rond 1400 waarop het opschrift AVE MARIA is aangebracht.
Vetvangers werden, zoals de naam reeds zegt, onder een stuk te
braden vlees geplaatst om het vrijkomende vet op te vangen (afb.
9). Het braden van een stuk vlees voor een open haardvuur is een
secuur werkje. Eén moment van onoplettendheid en het (relatief
kostbare) stuk vlees is verbrand. Daarnaast zagen we al dat het
Fragment van een vetvanger met daarop de ingestempelde repeteren-de tekst AVE MARIA ca. 1375-1425. Gevonden in de binnenstad van Den Haag.
Miniatuur met margedecoratie waarbij een man een stuk vlees boven een vetvanger braadt. Uit het getijdenboek van Catharina van Kleef, vroeg 15de eeuw.
Fragment van een stuk sgrafitto aardewerk met de tekst MARIA. De beroete achterzijde geeft aan dat het hier om een gebruiksvoor-werp gaat, ca. 1475-1525. Bodemvondst Schagen.
P o l d e r Vo n d s t e n 49
in voorraadpotten die er precies zo uitzien als onze pot uit Rossum,
maar waar op dezelfde wijze een rij kruizen is aangebracht in plaats
van de tekst AVE MARIA. Het inkrassen van kruizen op de bodem
komen we al tegen in de vroege Middeleeuwen. Zo zijn hiervan
onder andere tal van voorbeelden gevonden op potten uit Dorestad
(afb. 11). De plaats van de potten geeft al aan dat het hier niet om
decoraties kan gaan.
De in Rossum gevonden pot onthult een stukje van de belevings-
wereld van onze laatmiddeleeuwse voorouders. Ze leefden in een
wereld die totaal verschilde van de onze. Niet alleen zagen hun
huizen en de rest van hun leefomgeving er anders uit, ze beleefden
de wereld ook anders dan dat wij dat doen. Hun wereld was ook
minder vanzelfsprekend dan vandaag de dag het geval is. Een mis-
oogst betekende honger en zelfs wanneer de oogst wel slaagde,
moest men maar zien hoe ieder jaar weer een lange winter te over-
bruggen. Zonder koelkasten waarin men voedsel kon bewaren en
zonder supermarkten in de buurt waar je iedere dag van het jaar vers
voedsel kon halen, kon een kleine fout bij het inmaken van voedsel
voor de winter verstrekkende gevolgen hebben. Het is dan ook niet
verwonderlijk dat men iedere denkbare mogelijkheid aangreep om
zich tegen dergelijk onheil te weren.
Sebastiaan Ostkamp
Literatuur:
P. Bitter, S. Ostkamp & R. Roedema, 2002: De beerput als bron.
Archeologische vondsten uit het dagelijks leven in het oude
Alkmaar, Alkmaar.
P. C. de Boer & M. C. Kenemans, 2006: Sporen onder de
zandbak. Een middeleeuwse nederzetting op het voormalige
schoolterrein De Groene Linde te Rossum, gemeente Maasdriel,
Amersfoort (ADC Rapport 523).
A. Bruijn, 1979: Pottersvuren langs de Vecht. Aardewerk rond
1400 uit Utrecht. (Rotterdam papers III), Rotterdam.
M. Garthoff-Zwaan & A. Ruempol, 1988: Communicerende
vaten, Rotterdam (Museum Boymans Van Beuningen,
Rotterdam).
J. R. Magendans & A. Waasdorp, 1985: Landarbeiders en
leer-bewerkers in de late Middeleeuwen, (VOM-Reeks 1985
nummer 1).
Mangelplank afkomstig uit Scandinavië en gedateerd 1774. De ingekraste versieringen op dit textiel- bewerkingsapparaat zijn vergelijkbaar met de tekens op de vuurstolp en vuurdover. Gezien de datering en de herkomst zouden de betekenissen echter heel anders kunnen zijn.
Voorraadpot uit de periode 700 tot 850 van zogenaamd Badorf aar-dewerk, gevonden bij Dorestad (Wijk bij Duurstede). Op de bodem is door de vroegere eigenaar een kruis ingekrast. Er bestaan ook vergelijk-bare potten waarop de pottenbakker een kruis in de bodem aanbracht.