10
Te raadplegen in: E. van den Berg, F.G. Bosman (red.), Handboek Kerk en Social Media, Zoetermeer, 2012, p. 146-157. De twee kaders aan het eind zijn niet opgenomen in de uiteindelijke versie van het Handboek. Presentie op Facebook is een opdracht Anton ten Klooster In de zomer van 2011 zinderde Madrid van geloofsvreugde. Meer dan een miljoen jonge katholieken waren bij elkaar voor de Wereldjongerendagen (WJD). Zelf begeleidde ik een groep uit het aartsbisdom Utrecht, waar ik in een parochie werk. Vooraf hadden we onze bisdomreis de naam “Amigos en Cristo” gegeven: Vrienden in Christus. Tijdens de twee weken in Spanje werd die naam steeds meer waarheid. Jongeren kwamen los van de deelgroepen waar ze in ingedeeld waren en trokken samen op. Dat was een heel zegenrijke ervaring. Eenmaal thuis werd het nog mooier. Het ging door! Op Facebook werden ze ook ‘amigos’ en trokken ze verder samen op. Natuurlijk werden de foto’s en filmpjes gedeeld maar er werden ook afspraken gemaakt om verder te gaan in de vriendschap en in het geloof dat ze samengebracht had. Ze eten nu samen, zetten zich samen in voor kerk en samenleving en gaan met z’n twintigen een ijsje halen bij Talamini. Allemaal voor een belangrijk deel dankzij de mogelijkheden die Facebook biedt. Die medepelgrim uit Barneveld is niet meer ver weg maar slechts een muisklik van je verwijderd. De vriendschap verwatert niet maar krijgt een nieuwe dimensie. Voor mij, hun pastor, is het prachtig om te zien hoe hier gemeenschap ontstaat, een verbondenheid onder katholieke jongeren. Ook op Facebook ben ik de pastor die ik in Madrid was: een vertegenwoordiger van de Rooms-Katholieke Kerk en dus ook pelgrim met hen. Ze weten niet alleen elkaar makkelijker te vinden, ook de kerk is maar een muisklik verwijderd. En dat is toch heel wat dichterbij dan de pastoor in de gemiddelde parochie. Op Facebook wordt het leven gedeeld en gemeenschap opgebouwd. In dit artikel zal ik beschrijven hoe vanuit de ervaring in Madrid de gemeenschap ontstond en verdiept werd. Daarbij ga ik bijzonder in op de rol die het medium Facebook daar in speelt. Het voorziet in een algemene menselijke behoefte naar gemeenschap en authenticiteit. De kerk is geroepen om op het internet aanwezig en actief betrokken te zijn. Door die aanwezigheid kan het vertrouwen groeien dat het gesprek over de diepere lagen van het bestaan mogelijk is. Het is daarom van belang om open en onbevangen present te zijn. Aanwezig zijn op Facebook is geen hobby van een aantal pastores, het behoort tot de opdracht van de kerk. Het begin van gemeenschap De Wereldjongerendagen fungeren vaak als startpunt voor nieuwe groepen van katholieke jongeren, in het gastland en in bezoekende landen. Een Amerikaanse studie vermeldt dit effect bijvoorbeeld na de WJD van 1993 in Denver: “Sindsdien is er iets aan het gebeuren onder jonge katholieken. Voor velen waren de Wereldjongerendagen de eerste keer dat ze zo veel jonge katholieken bij elkaar zagen en zoveel enthousiasme voor het geloof voelden. Het gemeenschapsgevoel van het evenement, en de aansporing van de paus aan jongvolwassenen om hun leven ten dienste van Jezus Christus en zijn kerk te stellen, maakten een onuitwisbare indruk op veel jonge katholieken.” 1 In Canada zag ik dit WJD-effect met eigen ogen aan het werk. Na de WJD van Toronto in 2002, verbleef ik een half jaar in Edmonton. Nieuwe groepen waren aan het ontstaan: een groep universiteitsstudenten die maandelijks over geloof zong en sprak, een club jonge meiden die nadacht over hoe ze –zoals paus Johannes Paulus II ze vroeg- “mensen van de zaligsprekingen” konden 1 Carroll, C. (2002). The New Faithful (p. 101). Chicago: Loyola Press.

Presentie op Facebook is een opdracht

Embed Size (px)

Citation preview

Te raadplegen in: E. van den Berg, F.G. Bosman (red.), Handboek Kerk en Social Media, Zoetermeer, 2012, p. 146-157. De twee kaders aan het eind zijn niet opgenomen in de uiteindelijke versie van het Handboek.

Presentie op Facebook is een opdracht Anton ten Klooster In de zomer van 2011 zinderde Madrid van geloofsvreugde. Meer dan een miljoen jonge katholieken waren bij elkaar voor de Wereldjongerendagen (WJD). Zelf begeleidde ik een groep uit het aartsbisdom Utrecht, waar ik in een parochie werk. Vooraf hadden we onze bisdomreis de naam “Amigos en Cristo” gegeven: Vrienden in Christus. Tijdens de twee weken in Spanje werd die naam steeds meer waarheid. Jongeren kwamen los van de deelgroepen waar ze in ingedeeld waren en trokken samen op. Dat was een heel zegenrijke ervaring. Eenmaal thuis werd het nog mooier. Het ging door! Op Facebook werden ze ook ‘amigos’ en trokken ze verder samen op. Natuurlijk werden de foto’s en filmpjes gedeeld maar er werden ook afspraken gemaakt om verder te gaan in de vriendschap en in het geloof dat ze samengebracht had. Ze eten nu samen, zetten zich samen in voor kerk en samenleving en gaan met z’n twintigen een ijsje halen bij Talamini. Allemaal voor een belangrijk deel dankzij de mogelijkheden die Facebook biedt. Die medepelgrim uit Barneveld is niet meer ver weg maar slechts een muisklik van je verwijderd. De vriendschap verwatert niet maar krijgt een nieuwe dimensie. Voor mij, hun pastor, is het prachtig om te zien hoe hier gemeenschap ontstaat, een verbondenheid onder katholieke jongeren. Ook op Facebook ben ik de pastor die ik in Madrid was: een vertegenwoordiger van de Rooms-Katholieke Kerk en dus ook pelgrim met hen. Ze weten niet alleen elkaar makkelijker te vinden, ook de kerk is maar een muisklik verwijderd. En dat is toch heel wat dichterbij dan de pastoor in de gemiddelde parochie. Op Facebook wordt het leven gedeeld en gemeenschap opgebouwd. In dit artikel zal ik beschrijven hoe vanuit de ervaring in Madrid de gemeenschap ontstond en verdiept werd. Daarbij ga ik bijzonder in op de rol die het medium Facebook daar in speelt. Het voorziet in een algemene menselijke behoefte naar gemeenschap en authenticiteit. De kerk is geroepen om op het internet aanwezig en actief betrokken te zijn. Door die aanwezigheid kan het vertrouwen groeien dat het gesprek over de diepere lagen van het bestaan mogelijk is. Het is daarom van belang om open en onbevangen present te zijn. Aanwezig zijn op Facebook is geen hobby van een aantal pastores, het behoort tot de opdracht van de kerk. Het begin van gemeenschap De Wereldjongerendagen fungeren vaak als startpunt voor nieuwe groepen van katholieke jongeren, in het gastland en in bezoekende landen. Een Amerikaanse studie vermeldt dit effect bijvoorbeeld na de WJD van 1993 in Denver: “Sindsdien is er iets aan het gebeuren onder jonge katholieken. Voor velen waren de Wereldjongerendagen de eerste keer dat ze zo veel jonge katholieken bij elkaar zagen en zoveel enthousiasme voor het geloof voelden. Het gemeenschapsgevoel van het evenement, en de aansporing van de paus aan jongvolwassenen om hun leven ten dienste van Jezus Christus en zijn kerk te stellen, maakten een onuitwisbare indruk op veel jonge katholieken.”1 In Canada zag ik dit WJD-effect met eigen ogen aan het werk. Na de WJD van Toronto in 2002, verbleef ik een half jaar in Edmonton. Nieuwe groepen waren aan het ontstaan: een groep universiteitsstudenten die maandelijks over geloof zong en sprak, een club jonge meiden die nadacht over hoe ze –zoals paus Johannes Paulus II ze vroeg- “mensen van de zaligsprekingen” konden

1 Carroll, C. (2002). The New Faithful (p. 101). Chicago: Loyola Press.

worden, en een aantal jongeren die zich inzetten voor de vele dak- en thuislozen in de stad. En de lijst is nog langer. Groepen schoten als paddenstoelen uit de grond! Ook na de WJD in Madrid zag ik hoe dit evenement een impuls gaf aan het vormen van gemeenschap door jonge katholieken. Maar ik zag ook iets nieuws. Facebook speelde een centrale rol. In 2002 ging het meeste contact per e-mail en met briefjes op prikborden. Nu werden de berichten op de ‘wall’ van Facebook gezet. De foto’s volgen al snel en daar wordt eindeloos over doorgepraat. Er worden evenementen aangemaakt en je ziet meteen wie er komen. Die evenementen waren heel divers: samen eten, een potje Singstarren op de PlayStation, de WJD-reünie van het aartsbisdom, maar ook deed een groepje mee met “Nacht zonder Dak”, een diaconale activiteit die jongeren bewust maakt van het lot van daklozen in onze samenleving. Voor de kerkelijke ‘officials’ bleek Facebook een geschenk uit de hemel. Niet alleen kun je hele groepen met één muisklik uitnodigen voor je evenement, jongeren sporen elkaar aan om er ook daadwerkelijk heen te gaan. Ze blijven niet achter hun computers zitten maar zo zien ze elkaar juist méér door Facebook. Door het contact op Facebook blijft iets van het enthousiasme bewaard. Na zo’n groot evenement kan de thuisparochie een desillusie zijn. Nu weten en zien jongeren dat de gemeenschap groter is dan de eigen parochie. Bij elkaar vinden ze gemeenschap en een gezamenlijk zoeken naar méér in het leven. De behoefte: gemeenschap Tijdens het schrijven van dit artikel vroeg ik de Facebook-vrienden: “Wat heeft Facebook voor je betekend na de WJD?” Meer dan de helft van de reacties gingen over ‘contact’! Groepsgevoel, horen bij een groter geheel, gevoel van broeder en zuster zijn, weten dat je er niet alleen voor staat… het is een behoefte waar Facebook in voorziet. Dat is een hele algemene menselijke behoefte, we zijn immers sociale wezens. Als gelovige mensen hoeft ons dat niet te verbazen. God heeft ons immers gemaakt als mensen die “zijn evenbeeld zijn, die op Hem lijken.”2 Hij is zelf geen ‘splendid isolation’ maar dynamische liefde: Vader, Zoon en Geest. Naar dát beeld zijn wij geschapen. Het zou te simpel zijn om te zeggen: God zit zo gezellig bij elkaar, dus doen wij dat ook. Maar het geeft aan dat de mens zijn verwezenlijking niet in isolatie vindt maar in relatie en gemeenschap. Vandaar ook dat Aristoteles al kon waarnemen dat de mens van nature een sociaal wezen is.3 Zolang als mensen bestaan, zoeken ze elkaar op en zoeken ze naar betekenisvolle vormen van contact. Ook christelijk geloof kan niet zonder contact. Jezus verzamelt een gemeenschap van leerlingen om zich heen, na Zijn Hemelvaart en Pinksteren bouwen de leerlingen verder aan gemeenschap. Al leven we in een tijd van individualisering, ook jonge mensen zoeken gemeenschap. Een recent onderzoek van de Universiteit van Tilburg laat zien dat jongeren hun vrije tijd het liefste aan twee dingen besteden: vrienden en sport. Bij problemen zoeken ze ook hun vrienden of hun ouders op.4 De nieuwe media gebruiken ze ook voor twee dingen: muziek en, wederom, contact met vrienden.5 In zaken van geloof blijkt er eveneens behoefte aan gemeenschap. De Amerikaanse onderzoeker Colleen Carroll schrijft: “Jonge volwassenen (…) hebben het bij herhaling over hun zoektocht naar authentieke, vertrouwde gemeenschappen. Ze verlangen er naar om samen te komen rond iets dat

2 Vgl. Genesis 1:26; Schriftcitaten in dit arikel zijn uit De Nieuwe Bijbelvertaling (2004) 3 Politeia, II. 4 Dijk – Groeneboer, M. van & Maas, J. & Bosch, H. van den. (2008) Godsdienst? Lekker belangrijk! Utrecht: Universiteitsuitgave. 5 Bibby, R.W., & Penner J. (2010). Ten Things We All Need To Know About Today’s Teens (p. 20). Lethbridge: Novalis.

groter is dan zijzelf.” Die gemeenschappen moeten hen dan wel inspireren en voeden, “niet elke gemeenschap voldoet daar aan. Veel kerken, kerkelijke instellingen en religieuze ordes worstelen er mee om schijnbaar ongeïnteresseerde jongeren aan te spreken.” In hun wanhoop verzuchten ze vervolgens “dat jonge mensen vandaag de dag niet in staat zijn zich te binden aan welke vorm van christelijke gemeenschap dan ook.”6 Een bekend onderscheid stelt dat geloven te maken heeft met drie dingen: belong, believe, behave.7 Voorop staat belong, ergens bij horen. Dat komt in de beleving vóór de vragen naar geloof en moraal. Veel kerken denken nog vanuit een schema behave, believe, belong: wie fatsoenlijk leeft is een goede gelovige en hoort er echt bij. De reacties van de WJD-deelnemers geven aan dat het ergens bij horen voorop staat. Dat maakt dat pastoraat aan hen dus relationeel moet zijn. Ze zullen een verbinding met de pastor moeten ervaren. En dat kan dan weer alleen als ik bereid ben hen te aanvaarden zoals ze zijn. Het contact moet ‘echt’ zijn. Jonge mensen verbinden zich niet aan een institutie of idee maar aan echte mensen en levensbeschouwingen die relevant zijn voor hun leven. De mensen die ze tegen komen in hun Facebook-gemeenschap zijn echt, die hebben ze namelijk al gezien in Madrid. De levensbeschouwing, het katholicisme, die ze delen is relevant, dat hebben ze namelijk kunnen zien en vieren in Madrid. Echte gemeenschap? Je kunt je afvagen of het voortzetten van gemeenschap op Facebook wel als echte gemeenschap kan gelden. Het is goed om nogmaals op te merken dat deze gemeenschap zich niet tot Facebook beperkt maar elkaar ook in levende lijve ontmoet. Er worden evenementen georganiseerd en zo zijn er door middel van Facebook dus juist méér real life ontmoetingen. Maar belangrijker nog: ook online-gemeenschap is échte gemeenschap. Internetpriester Roderick Vonhögen stelt in een interview terecht dat “de kwaliteit van de gemeenschap heeft te maken met de diepte en de kwaliteit van de communicatie, niet met de voorwaarde dat je elkaar fysiek ziet. Die fysieke gemeenschap kan daarnaast een barrière zijn. Er is maar één pastoor die achterin de kerk staat en je gaat zo iemand niet ‘zo maar’ aanspreken. Dat zijn sociale drempels die je op internet niet hebt.”8 De vraag naar ‘echte’ gemeenschap gaat uit van het idee dat gemeenschap die op internet bestaat niet ‘echt’ is. Deze gemeenschap heeft weliswaar beperkingen maar is wel degelijk echt. Hier zal ik straks verder op in gaan. De roeping van de kerk op het web Er is dus sprake van gemeenschapsvorming door het internet, en heel bijzonder door Facebook. Een groot deel van de pastores ziet ook wel in dat er aardige dingen gebeuren op internet maar beschouwt dat als werk van specialisten of iets leuks voor ‘later.’ Er is ook kritiek op de overvloed aan onzin, pornografie, grofheid en extremisme op het internet. Moet je als kerk daar wel tussen gaan zitten? Velen voelen zich niet geroepen om in hun eigen gemeente, parochie of organisatie structureel werk te maken van kerkelijke presentie en gemeenschapsvorming op het web. Een prachtig verhaal uit de Handelingen van de Apostelen wijst een andere weg.

“Terwijl Paulus in Athene op hen wachtte, raakte hij hevig verontwaardigd bij het zien van de vele godenbeelden in de stad. In de synagoge sprak hij met de Joden en met de Grieken die God vereerden, en op het marktplein ging hij dagelijks in debat met de mensen die hij daar aantrof. Onder hen waren ook enkele epicurische en stoïsche filosofen, van wie sommigen

6 Carroll, C. (2002). The New Faithful (p. 89-95). Chicago: Loyola Press. 7 Belong, Believe, Behave. Geraadpleegd op 23 april 2012, van http://www.relevantmagazine.com/god/church/blog/428-belong-believe-behave 8 Berg, E. van den. (2011). Handboek Kerk en Internet (p. 74-75). Heeswijk: Uitgeverij Abdij van Berne.

zeiden: ‘Wat beweert die praatjesmaker toch?’ Anderen merkten op: ‘Hij schijnt een boodschapper van uitheemse goden te zijn,’ omdat ze dachten dat hij predikte over Jezus en een godin die Opstanding heette. Ze namen hem mee naar de Areopagus en zeiden: ‘Kunt u ons uitleggen wat die nieuwe leer is die door u wordt uitgedragen? Want wat u zegt, klinkt ons vreemd in de oren; we willen graag weten wat u bedoelt.’ Alle Atheners en de vreemdelingen die er wonen hebben immers voor haast niets anders tijd dan voor het uitwisselen van de nieuwste ideeën.”9

De apostel ergert zich groen en geel aan het heidendom van de Atheners. Maar hij sluit zich niet op in een gemeenschap van gelijkgezinden. Hij gaat naar de plaats waar hij andere mensen kan vinden, waar ideeën uitgewisseld worden en daar verkondigd wat hij zelf gelooft. En niet alleen dat: Hij sluit aan bij de authentieke geloofservaring van de Grieken door even later te spreken over de onbekende god die ze al eren. Vervolgens probeert hij die ervaring op een hoger plan te tillen: “wat u vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen!”10 Paulus zocht de mensen op waar ze te vinden waren en zorgde er zo voor dat veel mensen bij de gemeenschap gingen horen. Hij wijst niet af wat hem vreemd is maar getuigt van wat hij zelf gelooft. In eenzelfde geest zag het Tweede Vaticaans Concilie het als een duidelijke opdracht van de kerk om het leven van mensen te delen, hen op te zoeken. “Vreugde en hoop, verdriet en angst van de mensen van vandaag, vooral van de armen en van hen die, hoe ook, te lijden hebben, zijn evenzeer de vreugde en de hoop, het verdriet en de angst van de leerlingen van Christus: er is werkelijk niets bij mensen te vinden dat geen weerklank vindt in hun hart. Hun gemeenschap wordt immers juist gevormd door mensen die, verenigd in Christus, door de Heilige Geest worden geleid op hun tocht naar het rijk van de Vader en die de heilsboodschap hebben ontvangen die aan allen verkondigd moet worden. Daarom voelt de Kerk zich werkelijk intiem verbonden met het mensdom en zijn geschiedenis.”11 Waar mensen samen zijn, daar moet de kerk ook zijn. Het leven dat zij leven, deelt de kerk met hen. Areopagus van de sociale communicatie Ook een prachtig verhaal uit het bijbelboek Handelingen over Paulus op de Areopagus wijst een andere weg: een weg van mensen opzoeken, een weg om te zijn waar mensen samen zijn.12 Moderne fora, de Areopagen van onze tijd, bevinden zich in de virtuele werkelijkheid. Dat is waar mensen samen zijn. Een tijdje terug las ik een column in Trouw waarin Sylvain Ephimenco zich druk maakte over mensen die zich bezorgd toonden over de grote hoeveelheden vunzigheid op het wereldwijde web. Hij stelde dat het hier ging om een virtuele werkelijkheid, te onderscheiden van de 'echte' werkelijkheid.13 Dat uitgangspunt lijkt me onjuist. De grens tussen virtueel en werkelijkheid vervaagt. Afspraken maak je via Facebook, een restaurant vind je met Google Maps en sollicitanten worden online doorgelicht. Web en leven lopen in elkaar over. Op het internet vindt het leven plaats en het internet werkt door in het leven. Dit heet ook wel: web2.0, de tweede fase van de digitalisering van de samenleving. 14 Vanaf de opkomst van moderne communicatiemiddelen heeft de Rooms-Katholieke Kerk zich bij monde van de Pauselijke Raad voor Sociale Communicatie positief uitgesproken over de toenemende

9 Handelingen 17:16-21 10 Handelingen 17:23 11 Vgl. Tweede Vaticaans Concilie, Dogmatische Constitutie over de Kerk: Gaudium et Spes 12 Vgl. hoofdstuk 9 van het Handboek Kerk en Social Media: E. van den Berg, F.G. Bosman, Paulus en de kardinale deugden op een nieuwe Areopagus, p. 121-129 13 Ephimenco, S. (2008, 18 november). Urgentie. Trouw 14 Web 2.0. Geraadpleegd op 23 april 2012 van http://nl.wikipedia.org/wiki/Web_2.0

technische mogelijkheden.15 Paus Benedictus XVI sprak over deze mogelijkheden als “de Areopagus van de sociale communicatie,” een plek waar veel jonge mensen communiceren en zoeken naar zin. Uiteraard staat die toespraak op het YouTube kanaal van het Vaticaan.16 Internet is een plaats waar mensen elkaar ontmoeten en ideeën uitwisselen, wanneer christenen zich daar in mengen volgen zij hun missionaire opdracht. De basishouding in die digitale presentie zal nog steeds dezelfde moeten zijn als die van Paulus: niet veroordelend maar betrokken aanwezig. Geloof wordt niet opgelegd en komt niet voort uit het onderschrijven van een moreel systeem. Het komt voort uit de ervaring van aanvaard zijn en behoren tot een daadwerkelijke gemeenschap. In 1996 schreven de bisschoppen van Frankrijk een pastorale brief onder de titel: “Proposer la foi,” het geloof aanbieden.17 Dat vraagt om een heel andere verkondiging en heel andere vorm van pastoraat. Op het web kunnen we zien hoe dat al op een vrij natuurlijke manier aan de gang is. Het profiel van de kerk Voordat het geloof aangeboden kan worden, moet er eerst iets anders gebeuren: het leven delen. En dat is wat je op Facebook doet. Daar gaan mensen een ‘vriendschap’ aan. Die is minder diep dan datgene wat we normaal onder vriendschap verstaan. Maar er is wel sprake van een vorm van contact tussen twee personen, een relatie. Als beide personen authentiek zijn, kan er meer ontstaan. Laten we allereerst stil staan bij het belang van herkenbare personen voor de kerk. Dat is in het verhaal van Paulus op de Areopagus een belangrijk aspect: de heilige Paulus zelf. Hij is het herkenbare gezicht, met hem willen de mensen verder spreken. Van de christelijke boodschap hebben ze nog niet zoveel begrepen maar deze persoon en zijn ideeën intrigeren hen wel. Door de eeuwen heen zien we ook steeds opnieuw het belang van concrete personen voor de verkondiging van de heilsboodschap. Sint Patrick in Ierland, sint Bonifatius in Duitsland, sint Willibrord in Nederland: de geloofsverkondigers zelf hebben een centrale rol in het begin van het geloof. Vandaag de dag is dat misschien nog wel belangrijker. De tijd dat mensen zich zonder meer verbonden aan een (geloofs-)instituut is voorbij. Mensen zoeken in de eerste plaats andere, aansprekende mensen. Dat zie je bijvoorbeeld op Twitter. Politici hebben daar steevast meer volgers dan de partij die ze vertegenwoordigen. Zo had Alexander Pechtold op 19 april 2012 maar liefst 133.043 volgers terwijl zijn partij D66 bleef steken op 17.148. Hij is het gezicht van de partij, met hem hebben mensen iets. Op eenzelfde manier ben ik op Facebook voor een groep mensen het gezicht van de Kerk, mijn Facebook-profiel is een profiel van de kerk. Zwijg ik te veel en ben ik hard in wat ik zeg, dan slaat dat negatief terug op de kerk. Als ik begripvol ben en mijn geloof helder en met vreugde verkondig, dan wordt de kerk geloofwaardiger voor mijn Facebook-vrienden. Het leven delen Een profiel hebben is één ding. Maar present-zijn vraagt meer dan het hebben van een profiel en het delen van leuke Bijbelteksten en parochie-initiatieven. Het vraagt dat je bereid bent iets van jouw leven te delen met je vrienden. Zij laten je immers ook delen in hun leven. Dat is me gaandeweg duidelijk geworden. Er is niet een moment geweest dat ik er bewust voor koos om pastoraal actief te zijn op Facebook, Hyves en Twitter. Ik was er en dat werd vanzelf pastoraal. Niet alleen voor jongeren overigens maar ook voor parochianen, katholieken elders in het land en anderen.

15 Vgl. Pauselijke Raad voor Sociale Communicatie. (1971). Communio et Progressio. Rome. 16 Geraadpleegd op 23 april 2012 van http://www.youtube.com/watch?v=Cd6BZwSXcNo 17 Dagens, C. (1996). Proposer la foi dans la société actuelle. Parijs: Éditions du Cerf.

Een pastor op Facebook zal de onbevangenheid moeten hebben om ook iets van het gewone leven te laten zien: een wandelingetje op een zonnige middag, voor de buis met Studio Sport op zondagavond. Dat klinkt misschien plat maar parochianen en andere gelovigen zien zo dat ik echt ben, een normale vent ben die ook van voetbal houd. En met een echt mens kun je contact maken. Onlangs was ik bij een bruidspaar voor een nagesprek. Het was een aardig gesprek maar ook niet heel veel meer. Halverwege raakten we aan de praat over voetbal, waar zelfs de bruid van bleek te houden. Hierna ging het geloofsgesprek als vanzelf verder en werd het intens openhartig en verdiepend. Het vertrouwen dat daar voor nodig is, groeide uit het open delen van het alledaagse. Het delen van het leven is zo het voorwerk voor het geloofsaanbod. Een bekend voorbeeld uit de kerkgeschiedenis is het leven van de heilige Dominicus. Hij deelde het ascetische leven van de Albigenzen. Die zagen dat Dominicus net als hen was en werden zo ontvankelijk voor zijn prediking.18 Het online delen van het leven is één van de weinige middelen die ik heb om überhaupt het leven te delen met parochianen. De parochie waar ik werk strekt zich uit van Zutphen tot voorbij Borculo. We werken er met vier pastores voor 20.000 parochianen in twaalf geloofsgemeenschappen. Als je in Lochem woont, kun je me twee of drie keer per maand zien – als ik kom op een tijd dat je zelf ook kunt. Op Facebook zie je me niet alleen, je weet zelfs wat ik vanavond eet. Je krijgt ook een beeld van waar ik verder nog mee bezig ben. Je kunt, anders dan in een viering, meteen reageren en je krijgt ook snel een reactie terug. Er wordt wel eens verzucht dat het voor de oude dorpspastoors gemakkelijker was. Zij werkten in één dorp, waar ze woonden en alle parochianen konden bezoeken. Maar wij hebben de mogelijkheid het leven met onze parochianen te delen op een manier die nooit eerder vertoond is. We zien waar ze werken, wonen, naar school gaan, ontspannen… De dorpspastoor bezocht op een goede dag twee of drie huizen, ik ‘zie’ veel meer parochianen op een dag. Ik zie dat een jongere baalt van haar mislukte proefwerk, dat een moeder trots is op zoonlief die leert lopen en dat weer een ander zich opwindt over de politiek. De kant die ik van mensen zie is vaak veel ‘echter’ dan wat ze tijdens een formeel huisbezoek zouden laten zien. De parochianen op hun beurt krijgen antwoord op de eeuwige vraag: wat doet de pastor nu de hele dag? Hij vergadert, bereidt de communicantjes voor, bezoekt een bruidspaar en gaat soms, net als zijzelf, naar de film om te ontspannen. Wie het allemaal volgt, is snel genezen van een ouderwets pastor-beeld of het beeld van de monnik die thuis een week lang aan zijn preek werkt. Facebook maakt zo een kostbaar stuk nabijheid mogelijk in tijden van parochiefusie, schaalvergroting en afnemende kerkbetrokkenheid. Tegelijkertijd democratiseert het ook de verhouding tussen pastor en parochianen. Op Facebook heb ik geen plaats vooraan, maar ben ik één van de velen. Daar moet je niet bang voor zijn. Bang zijn is sowieso al iets dat Jezus voortdurend afraadt, dus dat geldt net zo goed op het web. Preekvoorbereiding Wat krijg je terug voor dat delen van je leven? Allereerst: contact. Dat is op zichzelf al een belangrijke inzet voor pastoraat. Na vijf jaar Facebook en tweeëneenhalf jaar in de parochie zie ik meer bijzondere dingen gebeuren. Zo werken mijn Facebook-vrienden bijvoorbeeld regelmatig mee aan de preek. Soms plaats ik de kerngedachte van de preek op donderdag al op Facebook. Als er vragen of negatieve reacties komen, dan reageer ik op Facebook maar ik pas ook de preek er op aan. Af en toe weet ik niet zo goed welke kant ik op wil. Dan stel ik een open vraag over het onderwerp van de preek. Op basis van de antwoorden werk ik mijn verhaal dan verder uit. Weer andere keer komt er bij vrienden een gedachte of een filmpje voorbij waar ik zo al de preek mee kan beginnen. Niet alleen in de voorbereiding van een preek of viering hoor ik wat mensen vinden, ook daarna. In ieder geval geven de sociale media zo een heel nieuwe dynamiek aan het pastoraat.

18 Hinnebusch, W.A. (2004). Kleine Geschichte des Domikanerordens (p. 26). Leipzig: Benno Verlag; MacCulloch, D. (2009). A History of Christianity (p. 402). Londen: Allen Lane.

Vertrouwen We moeten niet bang zijn voor deze nieuwe dynamiek en nieuwe vormen van contact. Jezus gaat contact niet uit de weg maar zoekt het op. Hij gaat naar de put en knoopt een gesprek aan met de Samaritaanse vrouw, Hij nodigt zichzelf uit bij Zacheüs en is een graag geziene gast bij Maria en Martha. Hij geeft ze allereerst het gevoel dat ze bij Hem mogen horen, het belong waar we mee begonnen. Hij is ons voorbeeld en we moeten dus, zo zegt ook pastor Roderick Vonhögen, ook voor onze mediastrategie “altijd naar Jezus kijken, want Hij is de beste communicator die er is. Je moet dus heel goed beseffen wat de vragen en noden van de mensen zijn. Dat is niet veel anders dan 2000 jaar geleden. Er is nog steeds behoefte aan voedsel, hulp, inspiratie en naar antwoorden op de vraag “hoe kies ik mijn leven?” Op het moment dat je dat beseft, moet je zowel op die eerste laag antwoord gaan geven als aanbod hebben op de diepere laag.”19 In die laatste opmerking zit een verwijzing naar de huiver en onzekerheid van veel pastores. Zo’n Facebook-contact is leuk, maar kom je wel tot wezenlijke communicatie? Is het niet te vrijblijvend? Hier geldt hetzelfde als voor de gemeenschap: het gaat niet om de aard maar om de kwaliteit van het contact. Door een voortdurende aanwezigheid op de sociale media kan ook het vertrouwen in de persoon van de pastor groeien. Nogmaals: authenticiteit is daarbij een voorwaarde. Als dat vertrouwen er is, zullen mensen je ook durven te benaderen met de vragen die gaan over de diepere lagen van hun bestaan. Het is in die zin net het echte leven: als mensen je vertrouwen, zullen ze bij je komen. Je kunt dat vertrouwen winnen en veel makkelijker weer verliezen. Het is mijn ervaring dat als het vertrouwen er eenmaal is, het pastorale contact over dezelfde vragen gaat als het reguliere gesprek: zoeken naar antwoorden op de grote vragen, pijnlijke levenservaringen, onvrede over wat in de kerk gebeurt, en ook heel praktische vragen als: waar kan ik biechten en hoe gaat dat eigenlijk? Voor dit gesprek verplaatst het contact zich van het openbare deel van Facebook naar een chat of directe berichten. Er is hier een interessante wisselwerking tussen online en offline. Jongeren leerden mij vaak offline kennen, tijdens de Wereldjongerendagen. Daar begint al iets van het vertrouwen. Dat zet zich vervolgens door op Facebook zodat er over meer persoonlijke dingen gesproken kan worden. Soms leidt dat ook weer tot een offline afspraak om eens goed over een bepaald thema door te praten. In ieder geval ontstaat er door Facebook een contact dat minstens net zo intensief en diepgaand is als de contacten die ik langs de gebruikelijke wegen in de parochie opdoe. Belangrijk verschil is dat het hier veelal gaat om contact met jonge mensen, de groep die we anders zo lastig bereiken. Erbij horen als begin De Wereldjongerendagen waren een krachtige ervaring, die gemeenschap stichtte onder jongeren. Facebook bleek vervolgens een geweldig middel om die gemeenschap in stand te houden en te verdiepen. Er waren ook afhakers, zoals in iedere gemeenschap. Al heb ik wel het idee dat het aantal tot een minimum beperkt is gebleven. Er is in ieder geval sprake van werkelijk contact en gemeenschapszin. Maar die belong-component is meer vruchtbaar als er ook offline iets gebeurd. Daarbij is ook inzet van pastores en andere kerkelijke middelen nodig. Bij de Amigos en Cristo zie ik dat er ook offline veel plaats vind: ze organiseren zelf activiteiten, steunen elkaar op hun geloofsweg en vieren gewoon de vriendschap. Ook het bisdom draagt er aan bij dat de gemeenschap verder kan groeien door vormingsweekenden aan te bieden, jongerenactiviteiten te organiseren en jongeren uit te dagen hun talenten in te zetten voor de verdere opbouw van de kerk. Zo zit een aantal deelnemers nu in een diocesane werkgroep die ontmoetingsdagen voor vormelingen organiseert.

19 Berg, E. van den. (2011). Handboek Kerk en Internet (p. 76). Heeswijk: Uitgeverij Abdij van Berne.

Er zal een zekere wisselwerking moeten zijn tussen verschillende vormen van contact. Die is overigens al zo oud als het christendom zelf: de apostel Paulus schreef brieven maar bezocht de gemeenten ook om ze persoonlijk te bemoedigen. Een gemeente of parochie die via Facebook jongeren de hand reikt zal ook op z’n minst bereid moeten zijn ze in real life iets te bieden. Daar krijg je ook iets voor terug: waardering in de vorm van likes en aardige berichtjes bijvoorbeeld. Maar je krijgt ook de beschikking over een enorm potentieel. Elk van mijn ruim 600 Facebook-vrienden is een persoon met zijn eigen talenten, ideeën en ervaringen. Nu er contact is kan ik dat potentieel aanspreken. Dit artikel is bijvoorbeeld gegroeid uit de ideeën en feedback van mijn Amigos en Cristo! Zo is het niet alleen leuk clubje bij elkaar maar wordt die gemeenschap vruchtbaar. Het begon in Madrid, het ging verder op Facebook én in het offline leven. Daarom groeide er méér uit die gemeenschap: vriendschappen die dieper gingen dan het alledaagse, uitdagingen om meer te doen met je geloof en er meer over te leren, meer ontmoetingen en nog meer vriendschap. Toewijding Waardevolle pastorale contacten groeien uit gemeenschap en vertrouwen. Dat ontstaat niet vanzelf. Net als in de gemeente of parochie is het hard werken om dat op te bouwen. Het contact op Facebook begint vaak met een real life evenement, waarvoor we mensen zullen moeten enthousiasmeren. Anderen komen vervolgens via-via met ons in contact. In dat contact zal de pastor iets van zichzelf moeten durven geven. We zullen veelvuldig, enthousiast, positief, authentiek en benaderbaar aanwezig moeten zijn op Facebook, wil het vruchtbaar zijn. In het oosten van het land wordt dat ook wel samengevat met de wijsheid: “als je er bent, moet je er ook wezen.” De eerste stap is niet het aanmaken van een profiel. De eerste stap is jezelf de vraag stellen of je daartoe bereid bent. Als dat zo is, dan kan de tweede stap volgen.20 In het begin zal er nog niet zo heel veel gebeuren. Zoek de mensen op die je in de parochie ontmoet, leer ze kennen. Wanneer je meer vrienden hebt, dan kunnen ze misschien met je meedenken over je verkondiging en met ideeën komen voor offline activiteiten. Dat gebeurt niet in de eerste weken of maanden. Maar als je toegewijd, zoveel mogelijk dagelijks, je contacten onderhoudt dan zal je zien dat ze op den duur vruchtbaar zullen worden. Wees niet bang! Beklim de Areopagus van het internet, zoek de mensen waar ze te vinden zijn. Wij kunnen bouwen op de grote voorbeelden van ons geloof en hoe zij de mensen tegemoet traden. Uiteindelijk vinden wij de kerk niet zelf uit maar onderzoeken we hoe we in nieuwe tijden dezelfde kerk kunnen zijn. Pastoraat op Facebook is een nieuwe manier van pastoraat, maar pastoraat is in de kern nog steeds hetzelfde. Wees niet bang, presentie op Facebook is niet alleen mogelijk, het is zelfs een opdracht!

20 Zie hiervoor bijv.: Berg, E. van den. (2011). Handboek Kerk en Internet (p. 176). Heeswijk: Uitgeverij Abdij van Berne.

Kader 1 Een eerste inzicht Eén van de eerste keren dat ik de kracht van sociale media begon te zien was in 2009. Ik liep stage in een parochie in Twente en experimenteerde met pastoraal gebruik van Hyves. Ongeveer 20% van mijn vrienden kwam toen uit kerkelijke kring. Via mijn blog wilde ik hen met enige regelmaat iets van waarde bieden. In maart van dat jaar ontstond beroering over uitspraken van paus Benedictus XVI, tijdens zijn reis naar Afrika. Uitgedaagd door een reactie van minister Koenders van Ontwikkelingssamenwerking schreef ik een blog met de prikkelende titel “De paus en de rubbers.” Het werd ruim 75x gelezen, tegen ruim 30 lezers bij voorgaande blogs en een topscore van 85 lezers. Wat nog interessanter is, zijn de reacties bij het artikel. Die kwamen zowel per mail als onder het blog zelf. “Het helpt mij ook wel om er meer inzicht in te krijgen,” schrijft iemand. Mensen voelen zich geholpen voelen bij het vormen of bijstellen van hun mening over deze kwestie. Het grootste deel van de mensen die het betreft zou ik anders niet gesproken hebben. Door de nieuwe media kan ik het kerkelijk standpunt ook voor hen verstaanbaar maken. Zo kan ik op bescheiden schaal beeldvorming sturen en corrigeren. Kom je zo tot de kern van het geloof? Ja en nee. In eerste instantie niet. Als je weet dat de paus het niet zus maar zo bedoelde, ben je nog niet katholiek. Misschien ben je wel van een blokkade verlost, kun je iets opener tegenover de kerk staan. Dat is namelijk de functie van internet: het verlaagt drempels en maakt antwoorden op prangende vragen toegankelijker. Initiatieven op Hyves hoeven zeker niet klein te blijven. In 2012 lanceerde het Ministerie van Volksgezondheid een Hyves-campagne om nieuwe orgaandonoren te werven. Dat leverde maar liefst 25.000 nieuwe aanmeldingen op. De controversiële donorshow van BNN leverde in 2007 er ‘slechts’ 7300 op.21 Het blog “De paus en de rubbers” is te raadplegen op: http://fatheranton.blogspot.com/2012/01/de-paus-en-de-rubbers.html

21 Hyvescampagne levert 25.000 orgaandonoren op. Geraadpleegd op 23 april 2012 van http://www.nu.nl/internet/2355687/hyvescampagne-levert-25000-orgaandonoren.html

Kader 2 Echte inzet is niet goedkoop Met enige regelmaat ontmoet ik bestuurders die vinden dat de kerk moet investeren in jongeren en sociale media. Gek genoeg schrikken ze meestal als ik ze vertel dat investeren dan ook met echte euro’s moet gebeuren. Elke organisatie, gemeente of parochie die werk wil maken van sociale media zal zich dat moeten beseffen en bereid moeten zijn deze missionaire investering te doen. De eerste stap is het vrijmaken van een pastor voor online-presentie en pastoraat. De invulling van die tijd wordt natuurlijk verantwoord in een beleidsplan en tijdens een functioneringsgesprek. Zo blijft de pastor ook kritisch op het eigen werk. Wel zal een bestuur of kerkenraad moeten beseffen dat er niet meteen wonderen zullen gebeuren. Een dergelijke investering veronderstelt dat je visie hebt en het potentieel van sociale media ziet. Die visie moet je echt zélf hebben. Wacht vooral niet op richtlijnen van boven. Zowel de synode van de PKN als de Nederlandse bisschoppenconferentie stralen niet uit het potentieel van moderne media echt te zien. Dat is jammer, want grootschalige investeringen kunnen zich ook terug betalen. Een mooi voorbeeld is de Amerikaanse campagne “Catholics Come Home,” die kerkverlaters aanspreekt. Er is een gelikte website opgezet, er zijn dito reclamespotjes en moeilijke vragen worden niet uit de weg gegaan.22 De reclamespotjes alleen kostten al $ 3,2 miljoen23, maar de hele campagne leverde wel meetbare resultaten op. Het bisdom Phoenix meldde dat maar liefst 92.000 mensen de weg (terug) naar de kerk vonden. Dat kostte hen uiteindelijk maar $ 1.63 per persoon!24 Resultaten op zo’n grote schaal kun je als lokale gemeenschap niet bereiken. Maar op kleine schaal kun je werken aan een groeiend gevoel van verbondenheid en betrokkenheid. Die investering kost geld, maar loont zich!

Over de auteur Anton ten Klooster (@amtklooster) studeerde theologie in Utrecht en Fribourg. Hij is priester van het aartsbisdom Utrecht en werkt in de parochie HH. Twaalf Apostelen in Zutphen en omgeving. Daarnaast is hij ondersteunend actief in het jongerenpastoraat van het aartsbisdom.

22 Catholics Come Home, te raadplegen van http://www.catholicscomehome.org 23 Television campaign could bring Catholics back to pews. Geraadpleegd op 24 april 2012 van http://www.arkansas-catholic.org/article.php?id=2836 24 Proven results. Geraadpleegd op 24 april 2012 van http://www.catholicscomehome.org/about-results-and-awards.php