294
1 Registrum Statutorum Oppidi Maeseijckensis Leodiensis Diœcesis 1766 Kopie en transcriptie Stan Hendrickx (red.) Maaseik 2015

Hendrickx, S. (red.), Registrum Statutorum Oppidi Maeseijckensis Leodiensis Dioecesis 1766. Kopie en transcriptie. Maaseik, 2015

Embed Size (px)

Citation preview

1

Registrum Statutorum

Oppidi Maeseijckensis

Leodiensis Diœcesis

1766

Kopie en transcriptie

Stan Hendrickx (red.)

Maaseik2015

2

Maaseik, 2015

Uitgave Documentatiecentrum MaaseikMonseigneur Koningsstraat 123680 Maaseikhttps://sites.google.com/site/dcmaaseik/[email protected]

3

Inleiding

Zoals alle steden beschikte Maaseik in het verleden over een statutenregister waarin de belangrijkste documenten en regels opgenomen waren. Dergelijke boeken zorgden voor een wettelijke basis voor het bestuur van een stad en bevatten zeer gedetailleerde instructies over tal van aangelegenheden. Om wille van hun groot belang werden statutenboeken regelmatig overgeschreven en aangevuld. Het oudste exemplaar dat voor Maaseik gekend is dateert vermoedelijk tussen 1587 en 1592. Het valt echter niet uit te sluiten dat reeds vroeger een statutenregister bijgehouden werd. Het register werd in 1610 gekopieerd op initiatief van de schout Goerten Van den Steyn en de burgemeesters Arnoldus Puijtlinck en Michiel Bex maar het feitelijke werk werd uitgevoerd door stadssecretaris Dionisius Van Winthuysen. Het kreeg de titel Registrum Statutorum Oppidi Maseijckensis en Dit gebeurde Als uitgangspunt werd een statutenboek uit de 16de eeuw genomen (Hasselt Rijksarchief, Maaseiker archieven Marcel Hendrickx n° 3). Het nieuwe register werd toevertrouwd aan schout Van den Steyn, en zal een belangrijke hulp geweest zijn bij zijn gerechterlijk werk. Het overzicht van de documenten was blijkbaar zeer nuttig want twee jaar later, in 1612, werden twee kopieën van het register gemaakt. Deze drie kopieën worden vermeld in een alle recentere exemplaren die gekend zijn maar geen van de drie is voor zover geweten bewaard gebleven. Gedurende de 17de en 18de eeuw werd het statutenboek nog minstens vier keer overgeschreven, aangevuld met recentere documenten. Tot de belangrijkste aanvullingen behoort de inventaris van de archiefstukken die burgemeester Fredericus Malders (1593-1662) in 1644 opstelde en waarvan ook het origineel bewaard is (Rijksarchief Hasselt, Maaseik, verzameling Marcel Hendrickx n° 1). De diverse kopieën van het Registrum Statutorum Oppidi Maesijckensis vertonen belangrijke onderlinge verschillen, zowel in inhoud als schrijfwijze, vooral omdat nieuwe documenten toegevoegd werden en het overschrijven van andere niet meer zinvol werd geacht.

1587-1592 (?) Rijksarchief Hasselt, Maaseik, verzameling Marcel Hendrickx n° 3.1610, 29 november. Niet bewaard1612, 14 februari. Niet bewaard1612, 14 november; Niet bewaard1667. Rijksarchief Hasselt, Maaseik, gemeentearchief n° 3 (tevoren n° 38)1700. Liège, Archives de l’Evêché de Liège, A.Ev.L., Manuscrits divers, n° 93 (inv. provisoire)1

1759 of recenter. Rijksarchief Hasselt, Maaseik, verzameling Marcel Hendrickx n° 41766 of recenter. Familie Hendrickx

Het grote belang van het statutenboek voor de geschiedenis van Maaseik is reeds lang bekend. De inventaris van het archief opgesteld door Malders werd reeds 150 jaar geleden gepubliceerd door J. Daris.2 Maar een volledige publicatie van één der bewaarde statutenboeken bleef tot nu toe achterwegen. Wel maakte Mathieu Vandenbosch een transcriptie van het grootste deel van de versie uit 1667 die via het internet kan geraadpleegd worden.3 Hieraan willen we nu de volledige transcriptie met kopie toevoegen van de meest recente versie van het statutenboek die sedert de jaren ‘50 van vorige eeuw in bezit is van de familie Hendrickx. Dit exemplaar dateert ten vroegste uit 1766, de meest recente datum die vermeld wordt in het register. Vermoedelijk werd het opgesteld voor burgemeester Lambertus Nagels (???) wiens naam op de allerlaatste pagina vermeld wordt samen met de betaling van 8 florijnen, kennelijk voor het vervaardigen van het register. Het register meet 20,5 x 32,5 cm en bestaat uit 9 katernen van telkens 4 of 5 bladen papier samengebonden in een bruine leren kaft. Het bevat154 pagina’s waarvan de eerste en de laatste pagina vastgekleefd zijn aan de kaft. De laatste 10 pagina’s zijn niet beschreven. De katernen werden ingebonden nadat alle pagina’s geschreven waren. Enkele korte, aanvullende nota’s op losse stukjes papier werden vastgespeld op de pagina’s waar ze betrekking op hebben. De tekst is geschreven in een zeer regelmatig handschrift dat gemakkelijk leesbaar is. Wel wordt regelmatig gebruik gemaakt van afkortingen en ligaturen. Het register is veel gebruikt geweest, waardoor de binding grotendeels is losgekomen. De kaft is afgesleten en het opschrift slechts met moeite leesbaar. In margine staan folio nummers geschreve die verwijzen naar een oudere versie van het stautenboek waaruit gekopiëerd werd maar het lijkt om geen van de bewaarde exemplaren te gaan. De pagina’s zijn niet genummerd maar relatief recent werden op de eerste 59 pagina’s met potlood nummers toegevoegd.4De vijf bewaarde exemplaren van het Registrum Statutorum vertonen allemaal zware gebruiks- en slijtagesporen. Het frequente gebruik van de registers toont nogmaals het grote belang ervan aan. Zelfs na de Franse periode en de onafhankelijkheid van België werd het soms nog gebruikt zoals blijkt uit een brief van 26 maart 1849 waarin de vrederechter aan de burgemeester vraagt om een kopie van een acte (uit 1556 !) over de Bosbeek ten einde een geschil over de watermolen van Wurfeld te kunnen beslechten.5 Maar dit moet uitzonderlijk geweest. Met de invoering van de Code Napoléon werden de statutenboeken die nog teruggingen naar Middeleeuwse tradities overbodig. Als historische documenten zijn ze echter van zeer groot belang.

1. Janssen, A.M.P.P., Een nog onbekend statutenboek van Maaseik ontdekt. De Maaseikenaar, 40 (2009): 121-122.2. Daris, J., Inventaire des archives de Maeseyck. Bulletin de l’Institut Archéologique Liégeois, 7 (1865): 439-459. Zie ook Hen-Drickx, M.† & HenDrickx, S. Historiek van de Maaseiker archivalia [in:] niJssen, r. & raskin, R., Inventaris van de Maaseiker archieven overgedragen door Marcel Hendrickx. Rijksarchief te Hasselt, Toegangen in beperkte oplage 37. Brussel, 2002: 5-21. 3. http://de-wit.net/bronnen/histo/keur-limb-b-maaseik.htm 4. Hierbij werden twee pagina’s overgeslagen, na pagina 6 en pagina 26. De nummering is niet in het handschrift van Marcel Hendrickx.5. Familie Hendrickx.

4

Stads Statuten

Anno 1610

5

6

[fol: 1.] Registrum Statutorum Oppidi Maeseijckensis Leodiensis Diœcesis

Anno 1610. den 29en, ende lesten november ouermits Meijster Goerten van den Steijn Scholtis, Arnolden Puijtelinkx, ende Michaelen Bex [fol: 2.] Burgemeijsteren, Matthijsen van Nederhoven, Dionysen van Wenthuijsen, johannen Lenssen, Geerlinghen Geerlings, en den selven van den Steijn schepenen ierstmael door dionijsen van Wenthuijsen secretaris der justititien, ende stadt Maeseijck gepubliceert, ende waert door den voorß van den Steijn scholtissen in hoeden der welk gekeert, was onderteekent, Dionisius De Wenthuijsen secret[ari]s.

Republiceert den twellifden, ende vierthienden februarij 1612 ouermits Geerten van den Steijn scholtis, Willem Portugael, ende Dionissen van Wenthuijsen Burgem[eeste]ren, Wenthuijsen, ende van den Steijn schepenen.

Gerepubliceert den ellifden, ende vierthienden novembris 1612 ouermits M[eeste]r Goerten van den Steijn scholtis, Franssen van Steensel, ende M[eeste]r Matthijsen Lupsen Burgeme[eeste]ren, Dionissen van Wenthuijsen, jacop Krekers, jannen Lenssen, ende Geerlingh Geerlings schepenen, ende weerdt door den scholtis in hoeden van de wath gekeert.

[fol: 2.v°.] Wegen nae der stadt Maeseijck recht die ijemandt broeckt betaelt man als volcht.

0 – 6 – 0 --- Eijnen wech tot Aken --- iiii alde groet

0 – 12 – 0 --- Eijnen wech tot Collan --- viii alde groet

1 – 4 – 0 { Eijnen wech tot TrierEijnen wech tot Srdenborgs

} i alden schilt

2 – 0 – 0 --- Eijnen wech sinter claes ter poorten --- ii alde schilden

3 – 12 – 0 --- Eijnen wech s[in]t Therwalt ter Doenouwe --- iii alde schilden

0 – 15 – 0 --- Eijnen wech s[in]t Achten --- i holland: guld:

3 – 12 – 0 --- Eijnen wech te Vilsenaecken --- iii wegen Trier

4 – 10 – 0 --- Eijnen wech te Vindoemen --- v rins guld:

7

8

4 – 16 – 0 --- Eijnen wech te hijnsele --- iiii wegen Trier

9 – 0 – 0 --- Eijnen wech te Rutsemadoen --- 10 rins guld:

18 – 0 – 0 --- Eijnen wech s[in]t jacop in Galissen --- 20 rins gul:

Hiervan sal men eijnen alden schilt betaelen met 16 alde groetEijnen rijns gl: met 12 alde groetEijnen reaal met 15 alde groetEijnen hollandschen gulden met 10 alde groetEnde voorts daernae alle weghen naer haar be--hooren, ende groetde

[fol: 3.] In den naeme der Heijlige Drijvuldicheijdt amen: allen ende eijnen ijegelijcken die dese sullen sien lesen, ofte hooren lesen, ende publiceren doen kondt met desen, dat omme die borgers, ende ondergehoorigen deser stadt Maeseijck, ende andere goede luijden binnen, ende in der selver kommende, ende frequenterende in vrede te halden, ende die quaetwillige in honne voornemen, ende opsath te wederstaen, mede die ambachten der selver stadt hon moegen weten te halden in s’geijniges sij gehalden sijn, ende moeten hebben burgemeijsteren, schepenen, geswoeren modernen, ende alden raedt met consent in bijwesen meijster Goerten van den Steijn moderne scholtis die plaetse onses genedighsgten heren rep[re]senterende in tijde, ende regeringe der erentachtbaere voorsinnige ende discrete Arnold Putelinck, ende Leonarden Wennemeckers burgemeijsteren volgens den privilegien bij diverse heeren Bisschoppen van Ludich ende graven van Loon onse genedige heeren zeliger memorien deser stadt geudelijck verleent, ende bij den hoogw: Door[luchtig]gen ende hooghgebooren Fursten, ende heeren D. Ernesto gecoren, ende geconfirmeerde aertbischop tot Cuelen, ende bisschop tot Luijck & grave van Loon & in sijn furstelijcker genaden inhuldinge der voorß stadt geapprobeert, ende geconfir--meert, vernieuwet der selver stadt statuijten, ende die selve in haere puncten geordiniert als naevolgende zijn: daer nae eijn ijeder voortaen dit jaer duurende sich sal hebben te dragen, ende reguleren, ende dat op verbeteren des scholtij [fol: 3.v°.] burgemeijsteren, schepenen, ende andere raedsluijden voorß die eerlijck, ende oirboorlijck verbetert mochten weerden: in den ieersten soo eijnich man oft burger bennen deser stadt sich rebel, oft moetwillich maeckden tegen dese statuijten, ofte rechten der stadt gelijck dit statuijt – koer – ofte broecken re--gister oft boeck inhaldende is, die der heere, ende die stadt geordinieert hebben, ende sich volgens den inhaldt der selver statuijten, ende koeren niet staen, noch sijn wolde gelijck andere ingesetene burgeren, ende poorteren die oft den en sal die stadt niet verantworden voor burgerijen, ofte poor--teren, dan sullen verbueren aen eijnen ijegelijcken punct inhaldt deses statuijts boeck, ende koerregister dobbel koeren gelijck buijtens luijden.

van broodeDit memorie in margine ondervolgende niet te publiceerenDat men voor arbeijdt, en backen boven den merckt toe vuegen sal twee st[uiver]z b[ra]b[ant]s op ieder vaetDie beckers, ofte broetvercoopers zullen uijtter eijn vaet roggen backen ses broeders ijeder wagende sevendehalf pont, ende ijeder broet vercoopen nae belanck den merckt van den rogge, daer toe dat die geswoeren wegers alle maendagen, ofte mercktdaegen visitatie doen zullen, ende den coup daer van

9

10

aenbrengen niet den meesten, noch den minsten dan den middelsten aen burgemeijsteren omme tegens des anderen daghs daernae den coup van den broede opteslaen, ende soo eijn vaet rogge eijn blanck, onderhalven stuijß ofte twee st: op ende afgaet als het broet eijn ort ofte half oort te hoogen, ende nae advenant des merckt gancks, en sullen ouch dobbel broederen moegen backen was darthienden ponden.

[fol: 4.] Ende die geswoeren wegers sullen alle weeken ofte soo deck den burge--meisteren believe t’ broet visiteren ende wegen, ende wes sij misbacken of te eijnige semelen daer inne gedaen bevonden ofte eijnige ander koeren daer inne gedaen, ofte licht bevonden zullen sij koerachtigh wijsen, ende t’ selve sal verbroeckt sijn, ende bij de burgemeijsteren den armen kinderen gegeven weerden met oock soo veele gelts als van ijeder broet als zij t’ selve vercoupen.

item oft eijnich becker sijn broet intoege als die geswoeren wegers omme--gaen, sal sijn op dobbelen koere, ende wie sijn broet wederomme uijtseth nae dat die koermeijsters omme gegangen weeren, sal ouch sijn op eijnen dobbelen koere, ofte broeck, ende alsdan dat broet koerachtigh, ofte boetachtigh be--vonden wordt sal ouch verbuert sijn.

Waert oock saeck dat die beckers van der stadt wie voorß steijt niet backen en wolden soo en sullen sij bennen eijnen jaere bennen der stadt niet backen op eijnen koer van twee goltgl: alsoo deck, ende menichwerff dat bevonden wordt den heere, stadt, ende raadt, ende daertoe sal alle man van buijten wit, ende rogge broet op maendaeghen, ende mercktdaegen bennen deser stadt veijl brengen, ende vercoupen op het gewicht als voirß steijt sonder deshalven eenich ampt te gelden.

[fol: 4.v°.] item dat nijemandt enige backhovens boven aerden sael maaken dan in kelders onder die aarde, ende die selve wel versien van een opgaende schouwe verseekert voor den brandt op een pene van die selve terstondt inne--gesmeten te worden, ende te nietegedaen, ende nae goetduncken gestraft volgens der ordonnantie gegeven deur heeren van drij geleddeeren den 13 7br 1633.

[fol: 5.] van buijtens luijden in eijn ampt te ontfangenDat nu voortaen eijnige buijtens luijden van buijten in deser stadt incommende ende in eijnich ampt t’ zie vol, oft halft ampt wettelijcken ontfangen zijne vaste residentie, ende huijs benen der selver stadt halden, ende burger proclameert, oft geroepen sijnde, ende nijemanden den selven bennen vijftien daegen nae den roepe aen den peroen geschiet gecalengeert, dat die stadt den selven ofte die selve gelijck andere ingesetenen burgeren bennen, ende buiten der stadt defenderen sal des sullen sij terstondt nae der geschieder publicatie, oft proclamatien in alle lasten van waaken, ende anders niet daer van uitgescheijden gelijck andere burgeren gelden, dragen, ende gehalden sijn, des sullen zij, oft hij beneven des ambachtsgelt tot behoeff der stadt den meijsteren leveren eijnen loffelijcken leeren ummer den die ambachtsmeijsteren alle jaers int doen van honne reekenschap der stadt lieveren sullen.

van vergaederinge der ambachtenDat oock alle, ende ijegelijcke ingesetene burgeren desert stadt die door beveel

11

12

des heeren, ofte der stadt door die ambachtsknechten daer onder eijn ijeder gehoordt oft volcht geboeden werden op honne ambachten te koomen als die vergadeert weerden het zie tot Gods vereeringe in der kercken, oft met den hoochweerdighen heijlighen sacrament kirmisse, ofte andere geboedene beeddaeghen dat die genige die alsoo geboeden niet en compareeren, ende voldoen den geboot sullen t’ elcker reijssen broecken eijn pont wasch in wasse tot Godes eere, ende patroen van den ambacht in den processien, ende kercken te imploijeren verbueten met eijn halff aem biers tot behoeff des angts, ten waere kranckheijt, ofte uijt--heimichheijdt zulcx en beneme.

van die geenige die eenige ampten gebruijcken die te gelden[fol: 5.v°.] Dat oock alle die genige binnen dese stadt woonende, ende eijnige deser stadt ampten gebruijcken gehalden sullen zijn die selve ampt, ofte ampten te gelden, geene vrijheijd van daegen daer van uitgescheijden.

item allen die genige van buijten die bennen desert stadt eijnige greijnen, ofte andere waaren gelden omme bennen desert stadt weder te vercoupen sullen ge--halden zijn dat ampt te ontfangen, ende gelden, ende daerbeneven gelijck andere burgeren alle burgerlijcken last dragen, dan sulle soo verre sij gene vaste residentie halden in de weeke aen buijtens luijden niet moegen vercoupen, en dat op die pene van drij galt gulden daer van die ampten het derde paert voor hun aenbrengen zullen hebben, ende die meerest te verdeijlen gelijck dat andere stadts broecken.

item dat oock die genige die alsoo koeren op merckt daegen gelden geijne vaste residentie als boven geschreven halden op mercktdaegen in geijne huijseren ofte op solders aen vremde vercoupen sullen op die selve pene, ten waere dat sij indat koeren op den merckt oepenbaerlijck veijl halden in sacken.

item van den burgeren, ofte poorteren kinderen sal men voor leergelt in eijn eijgelijck ampt ontfangen eijn pont wasch in specie den gelucht te hulpen in der kircken voor den patroen, ende totten tortsen in de processien voor dat hooch--weerdich heijligh sacrament, ende den meijsteren ofte broedermeijster te be--talen twee quaerten wijns.

[fol: 6.] Dat oock geijne broeders ofte ambachts meijsteren geijne buijtens luijden in hon ambacht ontfangen en zullen dan volgens der broedermeijsteren sijdt.

van wijnDat men nu voortaen alle wijnen koeren ende setten sal nae dat voorlijcken ge--brijckt is geweest bij scholtissen regeriende burgemeijsteren eijnen van de schepenen, ende eijnen van de alde burgemeijsteren.

Ende sullen die accijsen van de wijnen Romanie bastart ende andere desgelijcken dranck betalen volgens den uijtleggen der accijsen.

Van accijsen, ende andere guederen te verborgenitem oft saeck were, dat ijemandts eijnige deser stadt accijsen, ofte eijnige andere haere guederen ijemandts affkochden ende die verkochde accijsen, ofte andere der stadts goederen niet genoech verborgen en konde eer ende behoorens hij die selve accijse ofte guederen aenveerden mach die sal gehalden, ende sculdigh sijn allen den wijn sij van den uijtleggen oft van verhoogen kommende met ouch alsulck hoochsel als hij is gelde gedaen sal hebben gans en geheel opteleggen ende te betalen, ende alsdan sal der geene der die accijse, ofte andere stads guealder meest verhoocht hadde verborgen, ende behalden nae des stadts recht.

13

14

[fol: 6.v°.] van medeitem alle mede t’zie bosche mede oft hier bennen oft anders gelampte zal bij Borgem[eeste]ren, ende raedt gekoert ende gestalt worden op seijnen prijs.

van enige koermeijsteren te misdoenitem so ijemandts eijnige koermeijsters t’zie van wijnen ofte andere puncten omme des koeren wille eijnighe smaet, ofte smelickheijt dede met woorden, oft wercken in eijniger manieren heijmelijck oft openbaer alsoo verre als men dat met eiijnen geloofweerdigen geluijde staende ter goeder naem, ende fame be--wijsen kan die sal broecken aen eijn ijegelijcken koermeijster den zulcx geschiet eijnen wegh t’onser vrouwen tot Rutsemaduijn, ende den wegh te doen bennen viertigh dagen den eijnen nae den anderen na dien t’ selve hoem gecondicht sal zijn daerbeneven broecken aen heere, stadt, ende raade eijnen goltgulden.

van alle goet veijl te brengen op maendaegen, ende mercktdaegenitem men mach bonnen diese stadt alle goet, broet, koeren, meel, bier, vleijsch, ende alle andere waeren op maendagh, ende mercktdagen met wijn, ende bier op zijne accijse veijl brengen, ende alle goet zal staen daert gehoordt te staen op die broecken, ende kueren als daer geordineert zijn, ofte weerden zullen.

wat men schuldigh is te leveren voor een aem wijns, smauts, of drancksitem soo wie vercocht eijn aem wijns oft smauts die sal daer voor lieveren hondert quarten alden, ofte groeter maeten.

[fol: 7.] van quader maeten, oft ongerechten gewichteitem niemandt en sal met ongebrander maeten, noch met ongerechter maeten, noch met ongerechden onbesiegelden, ofte ongeleijckende gewicht, noch kannen meten, tappen, noch waghen op die pene van drij golt gl: koervurster munten, oft die weerde daer voor te verbroecken zoo deck, ende menichwerff sullicx bevonden wordt, ende verbuerte der waeren alsoo gemeten, getapt, oft gewaeght, ende tot den ijcken van alle gewicht, kannen, ende kleijne maten te pegelen sullen burgem[eeste]ren, ende raedt eijnen geswoeren ijcker ofte peijgeler stellen daer van die visitatie scholtis, ende schepenen ten versueck ende in presentie der burgemeijsteren doen zullen.

Nota dat een groot vaet halden moet 23 kannen, ende eijn klein vaet 16 kan--nen Maeseijcker maeten waer van die kannen te vinden is in der schepen komp, ende het coil vaet 26 kannen bij voorß.

van bier maetenitem bier maeten die te cleijn bevonden woerden oft kannen oft potten sal der scholtis in presentie der schepenen ten versueck der burgemeijsteren, en tweij--werpen, ende ijeder te kleijn bevonden op die pene van eijnen golt gulden.

van gewicht van boeter, en vlasDat nijemandt op den merckt noch in sijne huijseren eijnige botter, noch vlasch, ende desgelijcken vercoupen en sal dan op sijn vol gewicht, ende dat men geijn vlasch op ten merckt op vercoup gelden en sal voor thien uuren, dat die vlasch clock geluijt heeft op die pene van t’ selve goet aen heer, stadt, ende raedt te verboeren, ende volgens den uijtgeven der accijsen, ende eijn stuck vlasch sal waegen vier pont, ende eijn veerdel.

[fol: 7.v°.] meet vaet op ter maesenitem dat zoo wat koeren oft saet op der maesen veijl compt, ende vercoft wordt, ende gemeten van den stadts meter of van ijemandts anders dat zal moet gelt sculdigh ziijn volgens den uijtgeven der accijsen, ende wat goet dat van der maesen met secken bennen dieser stadt gebracht, gevoert, ende

15

16

gemeten wordt en sal geen meetgelt schuldigh zijn, ten waere dat ijemandts des meetvaet ofte corffs gesinde van den ermer wegen aen den der dat zelve heeft, ofte hebben mocht der sal daer nae dat des goets voele t’zie koeren oft saet schuldigh zijn, dan der geener der dat mercktvaet heeft en sal niemandts in seijne huijser naevolgen, ende gesennen met koeren oft zaet oft anders der zijnder vaet niet en gesund, en wes penevaert wordt van koeren, saet, orten, wicken, boenen dat met coppen op ten merckt gemeten wordt, ende gelevert dat sal eijn ijeder hij zijn van buijten, oft van bennen moegen meten sonder daer van ijet te geven.

Ende wes greijnen op ter maesen onvercocht, ende sodner vaet te gebruijcken inden secken gedaen wordt op ter masen, sal geijn meet gelt schuldich sijn dan daer t’meet vaet toe gebruijckt wordt sal oock meetgelt schuldigh zijn.

[Anno 1649 den martij bij H:H: van drij gelidderen is anders geordonneert siet d’accijs register]

vercoupers, en suytelersDat nijemandts hij zie vercooper, ofte suijeteleer, hij zie van benne ofte van buijten eijnige etende waere het zie boeter, kees, hoener, eijer, speck, freuijt, willbroet, veschewerck niet daer van uijtgescheijden totten merckt kommende t’zie buijten ofte bennen op maendaech, ende mercktdagen gelden en sal die clock en sal eerst cooren merckt geluijdt hebben, noch oock op vrijdaech, ende saterdagh die clock en sal thien uuuren geslagen hebben, ende dat op die peene van eijnen goltgl. ende confiscatie der wateren alsoo gecocht.

[fol: 8.] van gerouft goet bij tijde van oorlogeDat ouch nijemandts hij zie van buijten oft van bennen eijnich gerouft goet dat bij tijde van oorloge in legers, oft anders waer gegolden weere in der stadt ende bancke van Eijck brengen noch vercoupen, noch ijemandts gelden en zal op pene van drij goltgulden, ende verbuerte des sellevens goets alsoo ende deck ende mennichwerff t’selve geschut salvo dat der kouper van sijne ignorantie mits eijde sal moege expurgeren.

Alle hoppe die metten gewichte vercocht wordt daer aff en sal men geen meetgelt schuldigh sijn.

van coelenNijemandts en sal zich vervoorderen enige koelen, holt, steijn, ofte ander goet op der maesen op vercoup te gelden bennen drij daagen nae dat aencoomen, die burgers en zullen ierst gekocht hebben op die pene van drij goltguld: ende die reijskoilen, kalck, ende mergel sael men meten met eenen vaet wesende kannen grooter als eijn haver vaet.

[fol: 8.v°.] Van koelen optesteekenEine waege koelen sal waegen hondert vierendeviertigh pont Ende soo men bevonden heeft, ende gespoert groote ongeregeltheden bij tijde van gevroer in die collusie bij die schippers, ofte coilen vercoopers geschiet te sijn in het opsteeken, ende in verduerte der coilen, sal sich der halven eijn ijeder schipper ende coilvercoupers hon niet vervoorderen kommende met honne schippen met koilen geladen aent land alhier geijne coilen hooger prijse te vercoupen dan daer voor sij de ierste coilen des selven schips vercoft hebben op die pene van drije gultgul: maer die genige soo sij op honne hoeven bennen deser stadt gevoert sullen hebben die selve sullen sij moegen vercoupen in den selven prijs ontfangende van ijegelijcke waege maer voor honne

Fol: 8opkopenter markt niet te koopenvoor tienueren

----De Waegekoolen zal wegen134 Pond

17

18

vracht van opvoeren eijn oort st: ende van der gruijse nae advenant op die selve pene alsoo deck, ende mennichwerff sullicx bevonden weere daer tegen gedaen te zijn, ende dat voor d’eerste reijse, die tweede reijs dobbel, ende voor die derde reijse in eijnen jaers geijne coilen meer alhier te vercoupen.

van schippers hon eijgen brandt, ende geeken vaet, en gewicht te hebbenDat oock eijn ijeder coilen vercouper oft schipper voortaen sdal gehalden zijn op sijnen hof, oft in sijnen huijse met oock op ter maesen te hebben sijn eijgen geijckt, ende gebrandt coilvaet, ende dat gesiegelt, ofte gebrant met oock geeken, ende geteijkent gewicht omme die koilen te waegen ende meten op die selve pene.

[fol: 9.] van haringh, vijgen, vesche, en resijnen op te doenitem niemandt en sal herinck, vesche, vijgen, noch rosijnen op doen dan in bijwesen ende visiteren der koerm[eeste]rs op die pene van twee guld: b[ra]bants, ende wennen die koermeijster den rechten merckt verseghen die sullen staen ouer dat reael nae der bluemerstraeten buijten den steijn, noch niemandt en sal garsten, noch anderen uijtgesadden herinck in sijnen huijse vercoupen, noch weijcken die goeden sorten herinck in sijnen huijse veijle heeft, maer anders moegen sij uijtgesadden herinck bennen haeren huijse weijcken, ende ter voorß plaetsen vercoupen, ende nergent anders op die pene als boven. ende vuijlen herinck ende versche sal men in die maese voeren, ende soo wie koermeijsters is van den herinck die sullen oock dat salt op ten merckt koeren.

van alle koermeijstersEijnich koermeijster die dese voorß koeren enige verbroeckde ofte versuijmde sal sijn op vier gulden b[ra]bants soo verre dat buijten sijnen weten geschieden daer voor hij sijnen eijdt doen sal, ende soo hij ofte sij den eijdt niet doen en wolde sal broecken dobbel koeren ende sijns ampts onweerdt, ende nimmermeer achter dien tijt ampt noch officie te halden in dieser stadt.

item sullen die koermeijsters hebben van ellicker tonne herincx, ofte vessche den sij besien twee st:, ende van ellicken grooten korf droegen herinck, vessche ofte sperinx eijnen st: b[ra]b[ant]s, ende wat onder ses gul: b[ra]b[ant]s weert is niet, en sullen nochtans gehalden sijn te besien.

van saltNijemandt en sal eijnich salt vercoupen ten zie zalt van salt gesoden daer toe dat der vercouper certificatie brengen, ende thoonen zal den regierende burgem[eeste]ren op die pene van eijnen goltgul:

[fol: 9.v°.] van vleijschDie koermeijsters van den vleijsch sullen alle vleijsch op ter banck besien tot twee tijden van den daage, ende wat sij koerachtigh venden dat sullen sij afdoen leggen op eijn gespreijt laaken altemael ontloecken, soo wie daer boven doet die vleijshouwer sal sijn op die poene van eijnen goltguld: alsoo deck, ende mennichwerff als men dat vindt.

Ende oft ijemandts anders gaersachtigh, oft koerachtich vleijs op eijnigen koer--meijsters banck vonde leggen van den laken die koermeijster sal sijn op drij goltguld: soo verre dat buijten sijnen weten geschiet waere, daer voor in den gevalle sijnen eijdt doen sal, ende soo hij den eijdt niet doen wolde sal sijn op dobbel koeren, ende sijns ampt quijt, ende onweert noch officie te halden in deser stadt ten waere hij sijne onscholt doen konden die den raade goetbevonde ende alsdan sal hij met dobbel koeren quijt sijn.

Fol: 9keure van vleesen vis ende deBreukenDaartoegehorende

19

20

van ontijdigh vleijschitem niemandt en sal enighe vaeren oft duijven, beeren, weeren, soeger, noch ander ontijdigh vleijsch slaen te coop op die pene van eijnen goltguld: zoo deck t’selve bevonden wordt ofte vilt.

garsachtigh vlijschitem verckens vleijsch dat gaersachtigh is zal men op eijn vol laken ontlooken leggen, ende oft des eijnich, ofte ijet van den laken lege, dat sal den koer gelden van eijnen golt guld:

wie lange vleijsch ter bancken liggen salitem niemandt en sal nae St Remeijs daegh eijnigh vleijs boven vijf daagen op die bancke leggen, ofte veijl halden, ende noch van paeschen tot St Remeijs dagh boven drij daegen op die pene van eijnen golt guld:

[fol: 10.] van kalverenitem so wie eenen vleijshouwer calver vercocht dat sij alt genoegh weeren, ende die niet alt genoegh weeren die sal sijn op die pene van eijnen b[ra]b[ant]s guld: maer cocht eijnigh vleijshouwer calver van buijtens luijden, ende sij sechten hem dat hoem dat sij altgeoegh weren, ende men vonde dat sij niet alt genoegh en weeren soo sal den vleijshouwer den voorß koer gelden, maer hij mach den koere krijgen aen de geene die hem dat calf vercocht heeft off hij kan, ende men sal geijne calver te coupe steeken sij en sullen alt sijn twintigh daagen op die selve pene.

van ouwenitem en sal niemandts te coupe slachten enige ouwen achter St Andriesdaagh op die pene van eijnen golt gl:

Van Leere

van gestorven beestenWaert saeck dat ijemanden enige beest storve sij waer groot ofte cleijn der sal die selve dode beest, ofte beesten uijtter stalt voeren, ofte sleijpen op die ge--woonlijcke plaetse daer men die doode beesten plocht te voeren ofte te sleijpen oft dan op sijns selffs erff heijmelijck begraven waer bij dat geijn nabuer daer met verstinckt, oft versmeelickt en weerde, wie das niet en dede sal verbroecken eijnen goltgulden.

van vellen te vleijssen, ende te haerenitem dat geijn loër, ofte witmeeker sijne kinder ofte gesinne op geijne plaetsen op geijne weghen, ende plaetsen haere vellen te schaven, te vleijssen, oft te haeren hon presumeren sullen dan op den velgraeve buijten der heppenaerts poorten ofte in die straet tusschen Ste Agneten baenpt, ofte boomgaerde, ende die moeshoven op die pene van eijnen goltgul:

Van witmeekers, ende loereitem dat ouch die Loers, noch eijnigh voerman hon vervoorderen sullen eijnige loije in eijnige straeten te voeren om te laeten liggen, noch ouch die witmeekers honne Veijten, ofte lougen op het straeten in de realen ofte zijpen en sullen laeten loupen dan die selve draegen ten plaetsen daer nijemandts mede verstinckt en wordt op die pene van eijnen goltgl:

[fol: 10.v°.] van loije ewegh te vaerenitem sullen die Loëre honne loije op ten straeten bennen dieser stadt niet leggen dan sie selve uijtter stadt wech doen vaeren bennen twee dagen op die selve pene.

van leere te geldenDat niemandt van buijten op maendaghen, ende mercktdagen eijnige rouwe vellen gelden en sal die clocke en hebbe eerst twellif uuren geslagen op die pene van eijnen goltgl: soo deck, ende mennichwerf.item ossen, oft peerdts, schapen, oft kalver vellen, oft lederen sal men nijet setten aen rinder leder, dat die eerde reijcken maech op die pene van eijnen goltgulden.

21

22

item schepen, voerlappen, ende schapen gleusen sal men kueren, ende alle schoenen mach men stemmen met riemen uijtgescheijden geregen schoen, ende gepleusde schoen alle goet goet sal men vercoupen, ende alle quaet goet den merckt verseggen die daer tegen dede die sal verbroecken het goet aen heere, stadt, ende raade, ende sijn noch op eijn pene van eijnen goltgul: aen heere, stadt, raade, ende aanbrenger, maer wilt koermeijsters van den leere die t’selve hueden, ende aenbrengen, maer wilt ijemandts schoen gemaeckt hebben van schapen, ranse roet, oft hunden die sal men hem maecken wie hij die gemaeckt wilt hebben sonder des koere te gelden.

[fol: 11.] item leder dat roe is sal men houwen, ende koeren betaalende den koermeijsters van ijeder stuck eijn oort stuivers b[ra]bants ende brengen den heuwe van den swaeren leere drij maent ofte ten minsten thien weeken daer nae, ende ouerleden ses weeken, ende gebetert sijnde, ende soo wie den houwe dan niet weder en bvingt die sal broecken aen heere, stadt, raade, ende koermeijsters drij guld: b[ra]b[ant]s des sijn die koermeijsters gehalden sullicx aen borgem[eeste]ren, ende raade aen te brengen gehalden.item luijden van buijten die schoen brengen te vercoupen die moegen sij vercoupen eijnen samen couper in sijnich huijs sonder koere, ende geven den heer sijnen tol.

item dat niemandts van buijten op saterdagh oft op andere dagen in de weeken behalven op maendagen, ende mercktdagen eijnige rouwe vergelden en sal van buijten in commende omme te vercoupen hij sal eerst dat loijer ampt gegolden hebben op die pene van drij goltgl: aen heere, stadt, ende raade.

item ijeder paer schoen dat koerachtlich is sal sijn op eijnen horens gul: ende die den merckt versacht wordt, ende daer en boven te cupe hiel sal ijeder paer sijn op eijnen gul: b[ra]bants ofte confiscatie der schoenen die men omme Godts wille den armen luijden geven sal.

item niemandt sal sijn leder het sijn holter schoen ende trappen leder, noch schoen vercoupen op den merckt die koermeijsters en hebben ‘t eerst besien, ende visiteert op ter penen als vooren, ende luijden van buijten die goet goet hebbe moeghen staen op ten goeden merckt neffens die schoenmeekers van der stadt, ende oft eijnich [fol: 11.v°.] boer, oft schoemeker koerachtigh leder oft koerachtige schoen vercochten benne honne huijse binnen der stadt dat men naemaels bevonde dat koer--achtigh weere en onbesien, ende dat den luijden niet en sechten die sal koeren die broecken in den naesten voorgaende punct begrepen.

buijtens leder te doen besienNiemandt en sal ouch eijnich leder gaen buijten gelden, ende bennen dieser stadt brengen noch verwircken die koerm[eeste]rs en hebben t’ierst besien op die pene van eijnen goltgul: bij den kouper ende vercouper ieder te verbueren.

Buijtens schoenitem enich schoenmaker burger dieser stadt die buijten enighe schoen gecocht heeft wanneer sij in der stadt kommen en sullen sij die schoen die seck oft dat gepack niet open doen die koermeijsters en hebben die ierst besien, ende dat op die pene van ijder paer te verbroucken eijner horns gul: aen heer, stadt, ende raade, ende aen de coermeijsters die dat hueden, ende aenbrenghen.

Buijtens luijdenitem luijden die van buijten geloijt leder in desert stadt veijle brengen sullen op ten merckt staen neest neven die loërs van de stadt ter blumerstraeten waert op pene in der rouwe vercocht ijeder keuper, ende verkeuper van eijnen goltguld: aen heere, stadt, ende raade.

Fol: 10.niemand salkalveren slagten welke geenentwintig Dagen oud sijn alspaene vaneenen guldenBrabands

23

24

van schoen te steumpenitem is den schoenmekers gegont dat sij moegen maecken schoen gesteumpt ende ongesteumpt soo die ijemandt begeert gemaeckt te hebben.

item eijnich koermeijster die eijnighe der in desen puncten genoemde broecken verbreuckt die sal sijn op dobbel koeren, ende daerenboven sijn ampt verbuert ende geijn ampt oft officie in der stadt meer te hebben.

[fol: 12.] item dat niemandt van buijten op maendagen oft mercktdagen eijnige rouwe vel gelden en sal die clock en hebbe eerst twellef uuren geslagen op die pene van drij goldgul: aen here, stadt, ende raade.

item niemandts en sal eijnich geloijt leder bennen deser stadt vercoupen het zie dattet hier bennen blijve, oft verwickt worde oft ouch buijten gedragen oft gevoert die koermeijsters en hebben eerst besien ende gekoert, oft ge--noech geloijt zie, ende van ijder stuck den koerm[eeste]ren voor haeren loon betaelt een oort st: b[ra]b[ant]s op die penen van eijnen goltgul:

item dat niemandts van buijten deser stadt ende bancken woonende sich vervoor--deren en sal eijnigs vellen kleijn oft groot wie die sijn moegen die op maendagen ende andere mercktdagen wrechweerdigh sijn ter merckt te kommen bennen oft buijten der stadt te besien, dengen, noch gelden en sullen, die clock en sal eerst twillif uuren geslagen hebben op die pene van bij den besiender, denger, ende gelder te verbroecken van ijeder stuck eijnen horns gulden.

[fol: 13.] Van gewanden hon te reguleren nae dat ambachts boeck, ende alde statuijt tot andere ordonnantie

Nijemandt en sal in der stadt van Eijck in egeen huijs enich gewant van buijten in nemen noch tot egeijnen coup halden noch vercoupen op die pene van drij goltgl: alsoo deck, ende mennich werff alsdat geschiede, ende dit sullen schuldigh sijn aen te brengen alle die geene die in eijdt staet staen van den ge--wannemeeker ampt, oft ijemandts anders die ‘t vindt, ende sullen die ziegel--meesters schuldigh sijn ten minsten alle maenden ens omme te gaen in alle der scherer huijser ende onder den gewanthuijs, oft dat voerder nooit dede.

van buijtens laecken te vercoupenitem soo en sal men egijne couplaken noch pletter die buijten diese stadt geweven sijn in der stadt van Eyck touwen noch bereijden, ende alsullicke in egeijns bor--gershuijs te coup staen, mer op mercktdagen oft maendaghen mach men die wael op ten merckt ter gewoonlijcker plaetsen te coup setten en halden, soo wie daer boven dede sal elck sijn op drij guld: b[ra]bants alsoo deck ende mennichwerff als men dat vindt, ende daer toe sall den touwer sijn op sijn ampt.

[fol: 13.v°.] van buijtens laecken te bereijdenitem soo maech men alle laeckens, ende pletter oft stucken die van buijten kom--men ende binnen der stadt van Eijck geweven sijn touwen, bereijden, ende die scherers moegen die scheren, ende onder het gewant van Eijck te coup setten ende uit Groß vercocht worden ende anders niet, op den selven koeren alsoo deck, ende mennichwerff als men dat vindt.

ondt’t gewant huijs ‘t gewant te vercoupenitem niemandt en sal onder t’gewanthuijs ongesegelt eijcker gewant setten onder dat gesegelt gewant, met sal staen acht voeten achter dat gesegelt gewant op die pene van eijnen guld: b[ra]bants alsoo deck ende mennichwerff als men dat vindt.

25

26

van noppenitem eijnige nopperse die een laecken oft eijn plett misnapde sal sijn op eijnen guld: b[ra]bants, ende den schade te wedersteuren nae proeffenisse der meijsteren vant ampt.

kemmersse laecken te maeckenitem egeijn kemmerse en sal eijnich laecken maecken bennen eijnen halven laecken op die pene van twee gl: b[ra]b[ant]s, ende dit sullen hoeden, ende aenbrengen die roeijdregers.

kemmersse, ende spinnersseitem egeijne kemmerse, oft spinderse die wol mismaecken, oft missponnen sullen ellick sijn op eijnen guld: b[ra]b[ant]s, ende haers loons quijt, ende den schaede wederstueren nae proeffenisse van de meijsteren vant ampt t’welck ouck hueden sullen die roijedregers.

kemmersse, ende spinnerseitem egeijne kemmerse noch spindersse en sullen eijnige gesmelede wolle, ofte gesponnen wollen gaeren vercoupen, noch ouch nijemandts deseijnich aen hon gelden sij en hebbent ierst den roijedregeren laeten sien, ende orloff gebeden op ellick van hon te verbueren, eijnen guld: b[ra]b[ant]s alsoo deck, ende mennichwerff als men dat vindt.

[fol: 14.] van buijtens wolle te kaemen, ende spennenitem egeijne kemmerse, ofte spinnerse die wolle van buijte in der stadt halden, oft den wolle van buijten inbracht worde om te kaemen, ende te spennen, ende sal die buijtens wolle kaemen, noch spennen so verre sij te werck konnen krijgen van de burgeren, ende ingesetene deser stadt op die pene van eijnen gl: b[ra]b[ant]s alsoo deck ende mennichwerff als men dat vindt in gelijcker maeten, en sal ouch egeen kemmerse buijten der banck gaen kammen soo verre sij van den burgeren ijerst versocht worden te kammen op den selven koere.item egeijn kemmerse oft spinnerse en sal nimmer meer dan twee erkonne wolle te mael bij haer hebben op die pene van eijnen goltguld: alsoo deck, ende mennichwerff als men dat vindt.

van der wever kemmeitem alsullicke kemme als nu gaen, ende halden vijftigh in der maeten sonder lits die sullen blijven gaen op die selve maet op die pene van twee guld: b[ra]b[ant]s, mer mooghen die wever ses riet men setten sonder koere (wat doecker hebben sullen geverfder litsen). ende ouch sullen die wever ellick eenen camp hebben haldende ses en viertigh strengh omme daer binnen grauwen gesprengde, ende voeder witten te weven, wellicke voeder witten elllick hebben sullen eijn roije lits opset op den selven koere, ende die wever sullen in ellick grauwen, ende gemengden doeck setten drij riet gewerffder litszen op den koere van thien st: b[ra]b[ant]s, ende tot sullicken voeder witten sal men moeghen gebruijcken drooge worpden, ende den selven ouch oft zijts verdienen den cleijnen siegel geven.

eenen werpkoer, ende eenen slechtkoer item eijnen werpkoere is eijnen guld: b[ra]bants, ende eijn ander slechte koere te weeten weefstreepen ofte datter gaeten hadde sal den siegel versacht sijn.[fol: 14.v] van gevelsde laeckenenitem mach men bennen deser stadt alle laekenen kretsen, ende weert, dat men vonde dat eijnige laekenen plet, oft stuck met supplingen, met noppen, oft met vlocken gevelst weeren, soo sal men dat laecken ofte plet verboert sijn, ende daertoe der geenre die dat gemaeckt hedde sal sijnen op eenen wech t’onser liever vrouwen te Rutsemadoun, ende dat laecken sal gevallen sijn als verboert is den heer stadt, ende raade, ende den wech den heere der stadt, ende siegel--meijsteren, ende roijedregeren die t’selve sullen heuden, ende aenbrengen.

van supplingen & opteslaenitem wie supplingen, noppen oft vlocken opsloege sonder oorloff van den roijedregeren, ende ziegelm[eeste]ren dat sal men corren als van alts ge--woonlijck is geweest.item die siegelmeijsteren en sullen egeijne laeckens ziegelen sij en sijn binnen der stadt van Eijck geweven.

27

28

van den volder in de moelenitem die voller van det moelen die den burgeren niet en deden noch en volden haere laecken nae inhaldt des briefs dien de stadt heeft sal sijn op vijf alde groot nae uijtwijsen des selven briefs alsoo deck, ende mennichwerff als dat ge--schieden, endo geclaeght worde, ende sullen allen die geene die officie van den gewantmeker ampt halden dit hueden ende wachten ende ouch van haelen ende dragen.

van vollenitem ein volre, oft die volmoalen die eijnich laecken misvolden sal sijn op eijnen gul: b[ra]b[ant]s ende sal wederstueren alle schaede dan die gene lijden dan dat laecken toekompt nae preaffenisse der meijsteren van den ampt, ende daer voor sal men dan geenen penden der dat verbroeckt heeft.

[fol: 15.] van siegel geltitem voor wien die siegel meijsteren haer siegel gelt niet en gelooven dan sullen sij den teuwer bevelen dat laecken ofte plet voor dat siegel gelt toehalden ende oft den teuwer des niet en dede dan sal men den teuwer daer voor penden ende voor dobbel siegel gelt.

wat eenigh officier broeckt die in eedt staetitem oft eijnich siegelmeijster sijns selfs laecken sigelde, ende men vonde dat koerachtigh weere sal sijn op twee goltgul: soor verre dat buijten sijnen weeten geschiet weere, daer hij dan sijnen eijdt voor doen sal, ende oft hij den eedt niet doen en wille sal sijn op dobbelen keuren, ende sijns ampts onweert, ende nimmermeer achter dier tijdt ampt noch officie halden in der stadt van Eijck.

item eijnigh roededrager die men selfs laaken te smael set en hoem selver niet (blanco) sal broecken in der maeten voorß, ende als alle andere koermeijsteren oock broecken.

van der voller karreganckitem die twee broedermeijsteren van den gewantmeker ampt sullen alle weeken ens tot alle der teuwer huijs ommegaen, ende nae den karganck vraegen nae inhalt des briefs, ende oft dan die karre haaren ganck niet gehadt en hadde die broecken aenbrengen daer van sij die derde broecke hebben sullen.

breijde der laecken in ‘t wevenitem dat men voortsaen egeijn breije laaken smaller setten en sal dan sestigh strenge met viertigh eijnde op sijn maet op die pene van drij gul: b[ra]b[ant]s alsoo deck ende mennichwerff.

[fol: 15.v°.] van laecken te doen werpen in eijnen smalen campitem oft enich man eijn laaken doet werpen op eijnen smalen kamp, ende dat dan dede vollen als een breet laecken die sal broecken aen heer, stadt, ende raade drij goltgl: alsoo deck, ende menichwerff als men dat vindt.

van geen ongesegelt gewant buijten te voerenitem dat nijemandts en sal ouch enighe laecken buijten voeren omme te vercoopen het zie waer het zie sij en sullen eerst des sigels gesonnen hebben aen de siegelmeijsters op die selve keure.

Engelse laecken in de huijsen te coop te haldenis ende werdt geconsenteert, dat die ingesetene borgeren sullen moeten goet besiegelt engels gewant bennen honne huijseren, ende nergens anders vercoopen op die pene van drij golt guld:

item dat nijemandts enige laecken buijten ter merckt voeren en sal t’selliffste sal ierst vijf daagen van den getouwen gevallen sijn eer men die merckt laecken bestaet te besiegelen, ende alsullicke doecken oft laecken die alsoo nae den voorß vijfthien daagen van den getouwe vallen alsoo wael andere doecken als merckt doecken die sal den wever in sijnen huijse behalden totter tijt toe dat die voorß merckt laecken in ‘t gemeijn totten merckt ganck besiegelt weerden der daer

29

30

tegen misdede der sal broecken soo deck ende mennichwerff als men dat vindt vier gul: b[ra]bants eijn deijl den heer, een deel der stadt, een deel den raedt, ende het vierde den geenen die sulcx schuldigh sijn te hueden, ende aen te brengen, mede die roijdreger die dan schuldigh sijn den gemeijnen merckt verens te condigen ter goeder tijt wanneer honne doecken van den getouwe moeten sijn.

[fol: 16.] van laaken in, ende uijter volmolen te haelenitem niemandt en sal doecken in der moelen draegen noch doen draegen, voeren, noch doen voeren, noch uijter moelen wederomme haelen, oft doen haelen anders doer der volre selver der daerenboven dede der sal broecken soo deck ende mennichwerff als men dat bevonde eijnen guld: b[ra]bants eijn deijl den heer, eijn deijl de stadt, dat dorde deijl den raedt, ende dat vierde deel dien geenen die dat hueden, ende aenbrengen, dan bennen den vijfden daech voor die heft merckden maech alle man sijne doecken uijter moelen haelen, ofte doen haelen sonder daer mede ijet te broecken.

item dat egeijn touwer den doecken, oft laecken uijter volmoelen gevolt heijm kommen die min breet weren dan twee ellen op eijnige plaetsen van den selven laecken oft oueral, en sal den touwer sich der selver laecken niet ondernemen te touwen, hij en sal dat eerst gepresenterd hebben den siegelmeijsteren, ende dat op die verboorte sijns ambachts.

wat tijde men wolle gelden machitem dat nijemandt hij zie van buijten, ofte van bennen sich vervoorderen en sal op vercoep eenige wolle te gelden, denghen, noch besien en sal omme te gelden door hem eijgen, ofte anderen voor twellff uuren op die pene van drij goltguld: alsoo deck, ende mennichwerff alst gebuert, dan alle burgeren die wolle willen gelden omme die bij hon niet bennen te verwercken sullen moegen gelden van negen uuren tot twelliff uuren toe, ende nae twelliff uuren mach eijn ijeder sijn beste doen.

[fol: 16.v°.] Ende dat nu voortaen nijemandts enighe wolle vercoopen en sal sij en is eerst gekoert op den selve keure daer toe dat twee koermeijsters vereijdt sijn daer van dat die besienmeijsters van ijeder steijn hebben sullen eijn oort st:

item dat men voortaen aen geijn breije laecken meet en sal doen weven met den roeden (blanco) op die pene van drij gulden b[ra]b[ant]s

van vervenitem eijnich swart doeck dat miswerwt is het zie bennen deser stadt, oft buijten dat sal sijn op drij golt gulden den heer, stadt, rade, ende den geenen die dat hueden, ende groene, roede oft blauwen die inder selver maeten misverft sijn onderhalven goltguld:, ende wes laecken alsoo misverft woorden daer van sullen die verver die dat misverft hebben die koeren betaelen, ende oft buijten deser stadt laecken misverft woerde dat burgeren toecompt dat sal den koeren gelijck wael gelden alst bennen kompt in deser stadt, ende den koere sal der geenre betalen den dat laecken toekompt dan hij mach sie verhaelen aen den buijtens verver soo hij kan, ende daer aen sal den verver ens hon verbeteren aen sonder schaede, ende dit sullen altoos hueden, ende aenbrengen die siegelmeijsters ende soo laecken niet verbetert wordt sal verboert sijn aen heer, stadt, raade, ende aenbrenger, ende alle laecken die ter cuijpe komen sullen wederomme ter raeme kommen op die pene van eenen gl: b[ra]b[ant]s.

[fol: 17.v°.] van misdoen eenigen werckmeesteritem weert saeck dat eijnich verver ofte ander man eijnighen van den werckmeijsteren misspreeck omme sijns ampts wille ofte enighe smeelickheijdt aendede die sal sijn op twee golt guld: aen heere, stadt, ende raade, ende ellicken werkmeijster

31

32

den de woorden toegesproecken werden ter beteringhe met eenen wach te vindoeme alsoo deck dat geschiede.

van vremde wolle, oft uijtschoetitem dat niemandts eijnige vremde wolle noch uijtschot gelden noch verwircken en sal sij en sal ierst gevisiteert sijn van den koermeijsteren van der wollen, ende wes sij voor coopmans goet wijsen die sal men gelden, ende verwircken, ende anders geijn op die pene van drij roose nobelen, ende dat sullen die genighe die wolle begeren te gelden den koermeijsteren condighen op die voorß pene, ende daer van sullen die siegelmeijsters, ende koermeijsters hebben dat vierde deijl.

Roededregersitem dat nu voortaen alle laaecken op haare behoorelijke breede geworpen, ende aengelaght sullen worden, ende dat op die pene van vier gul: b[ra]bants soo deck ende mennichwerff als men dat vindt, ende dit sullen hueren, ende aenbrengen die roije--dragers, ende hebben die vierde paert der broecken.

van metter kerssen geene laekens te wevenitem en sal nijemandts eijnighe laecken metter keertsen weven dan alleijn metten schoonen daage op die pene van eijnen gul: b[ra]b[ant]s ende dit sullen hueden, ende ouch aenbrengen die roededregers en hebben in vuegen voorß.

van geen ongesegelt gewant te vercoopenitem dat ouch egeen uijtsnijders enighe laeckens uijtsnijden oft vercoupen sullen he zie in honnen huijseren oft onder dat gewanthuijs zij en sullen altemael gesiegelt sijn, ende dat op die pene van drij goltgul:, ende hierop sullen respect hebben die siegelmeijsters, ende sulx aentebrengen voor borgemeijsteren, ende raade.

[fol: 17.v°.] van laekens te recken, noch te streckenitem dat nijemandt eijnighe laeckens recken, noch strecken en sal in lengden, oft breijden ende dat op die pene van drij goltgul: ende hier toe sullen die siegel--meijsters schuldigh ende gehalden sijn opsicht te hebben, ende wem sij in dese twee puncten gebreckelijcken venden die sullen sij met namen, ende toenamen den burgemeijsteren schriftelijcken ouergeven omme gestraft te weerden.

van den merckden tot Antwerpenis noch verdragen dat niemandts tot Antwerpen met sijne doecken trecken en sal sij en sullen t’samen trecken gelijck die van weert trecken soo sullen sij oock trecken ende honne merckden halden, ende in den eerste van den jaere te lichtmisse den tweden in iersten van den vasten, den derden te palmen, den vierden beloecke Paesschen, oft Paeschmerckt, den vijfden den Pinxtmerckt, den sesden te cruijs--indinghe, den sevenden te bamijs, ende den achten St. Marten, soo wij daerenboven dede sal broecken soo deck, ende mennichwerff vier goltgulden, eijn deel aen den heere, d’ander aen de stadt, het derde den raedt, ende dat vierde deel den siegel--meijsters.

geen laeckens achter straeten t’Antwerpen te draegenDat ouch nu voortaen egeijn gewantmeekers die met honne laecken tot Antwerpen ter merckt trecken hone laeckens vercoupen en sullen voor derbij hon ingestalder uuren die sij samen tot Antwerpen instellen, ende designeren sullen nae gelegent--heijdt van tijt, ende ouch dat niemandt sijne laecken ofte doecken achter straeten veijl dragen en sael, dan die selve stellen op den merckt te coupe ter gewoonelijcker plaetsen, ofte die gedesigneert wordt anders niet op die pene van eijnen goltguld:

[fol: 18.] van breije laekens soo slecht als smalenitem is ouch verdragen oft eijnich burger breije laeckens maeckten die soo slecht weeren als smaele laeckens behooren te sijn ende niet beter van wollen en weeren soo sal men hon die litze afrijten, ende daer toe sullen sij broecken alsoo deck ende mennichwerff drij goltgulden.

33

34

smalle laeckens soo slechts als voerlaekenitem oft eijnich burger smaele laecken maeckden ende weeren so slechts als voeder laeckens ende stunden tusschen twee litzen die sullen broecken soo deck ende mennichwerf drij guld: b[ra]bants.

van halve laekens niet ter molen te doen sonder staelenitem oft eijnighen touwer, ofte burger laecken, ofte halve laecken oft pletten ter moelen dede ongestaelt sal broecken soo deck ende mennichmael twee goltgulden.

wever van miswassenitem oft eijnich wever laecken miswessden die sal broecken so deck ende mennichwerff eijnen gulden b[ra]bants ende daerbij restaureren allen schaden der des miswevens halden kommen waren

van besiegelt gewan aen der kaecken veijle te haldenitem dat ouch nijemandts voortaen des maendaeghs oft op mercktdaaghen eijnige wolle laeckens op ter haecken veijl brengen en sal het en zie saeck dat sij bennen Eijck geweven, getouwt, ende bereijt sijn, oft sij sullen besiegelt sijn met eijnen treffelijcken siegel van eijnige steden sonder argelist soo wie daerenboven dede sal broecken soo deck ende mennichwerff als dat geschieden drij golt guldens.

[fol: 18.v°.] van laekens onder t’gewanhuijs, ende in huijseren te coop te haldenitem nijemandts en sal egeen laecken veijl halden onder den gewanthuijs oft te honne huijseren sij en sullen metter stadts gewoonlijcken siegel besiegelt sijn op den koere van drij goltguldens.

van den vouweren laeken te vouwenitem egeijn touwer en sal eijnige laeckens vouwen die te dunne gevelt sijn op de pene van eijnen gul: b[ra]b[ant]s, noch ouch in geijnre scheiers huijs voeren op die pene, ende weert dat eijnich burger sijne laecken gevouwet wolde hebben, ende sij weren te dunnen gevolt die sal ouck broecken eijnen gul: b[ra]b[ant]s ende alsoo dan laeckens die te dunne gevolgt sijn, ende weerden wederomme van den siegelmeijsters ter moelen gewesen omme dicker te laten vollen die daerenne ongehoorsam bevonden weerden sullen broecken soo deck ende mennichwerff dat geschiet eijnen goltgulden als boven.

item is noch verdragen dat men eijn voerlaecken sal moegen werpen twee strengen men als die maet beheldelijck dat sij aen ijeder sijde hebben eijnen roeden vadem.

van buijtens wollen gaeren niet te gelden om laekens te maeckenitem nijemandt en sal eijnighe wollen gaeren van buijten gelden omme hier bennen te brengen, ende laecken daer van te maecken omme die ter merckt te voeren, ofte vercoupen op die pene van verboortenisse des gaerens, ende daer bij aen heere, stadt, ende raade, ende siegelmeijsters of die genige die dat hueden met oock van die voorgaende penen belangende den laecken maecken drij goltguld:

soeckt wijders van dese materie fol: 40° en fol: 20°

[fol: 19.] Ordonnantie van den raeme aengaende eijnighe laecken op die raemen aen te slaen wijt te setten ende te breijden in maniere als hier nae volcht:

Nijemandt en sal eijnige laecken halve noch stucken op die raemen boven noch beneden aenslaen oft breijden hij en sal eerst daerbij haelen ten alder minsten twee van den vier manen, ende werckmeijsteren daer toe geor--donneert op die pene van drij Philippus guld: soo deck, ende mennichwerff.

item weert dat saeck dat ijemandt eijnighe laecken nederzette, oft breijden man

35

36

of vrouw als die werckmeijsters daer van weren, ende gepasseert die sal broecken den hooghsten koere, ende oft ijemandt sich misbruijckden in dese puncten geen ambacht hebbende sal gestraft werden naer ordonnantie van scholtis, borgemeijsteren, ende raedt, ende daer toe sijn ambacht van den droechscheren, oft andere ampten hij hebbende weere eijn jaer lanck met alle sijn huijsgesinne te ontboeren, ende oft ijemandt anders des gelijcken dede als voorß is sal der selven oock sijn ampts wie voorß ontboeren, ende in den selven koer gevallen sijn.

[fol: 19.v°.] item men sal eijn geverfft ofte wit uijtsnijders laecken dat hier bennen gemaeckt is moegen aenslaen, ende uijtsetten in der lengden omtrent vijf veerdel van eijn ellen te blijven, ende op alsulcke behoorlijcke breijden alsdat sal behooren bij visitatie der geswoeren koer ofte werckmeijsteren daertoe geordonneert te geschien, waer van die werkmeijsters sullen hebben van elck laecken alsoo aengeslagen onder halven stuij: b[ra]b[ant]s half onderhalt der raemen, ende half voor honnen arbeijdt.

item nijemandt en sal eijnige laecken buijten doen verven, en aenslaen omme hier bennen uittesnijden hij en sal eerst die selve laecken laeten meten oft strijken van den werckmeijsters daer toe geordonneert, ende die maet daer van laeten op--teijckenen, ende alsoo geverft, ende aengeslagen sijnde wederomme den selven werckmeijsters presenteren om wederom gemeten, ofte gestrecken te worden, ende sullen die werckmeijsteren om dit alles voorß te doen heben voor honnen arbeijdt van elck laecken eijnen halven stuij/ b[ra]b[ant]s.

Dan oft ijemanden geliefden sijn laecken buijten te doen verven, ende hier tot Eijck te droegen, ende aen te slaen der selve sal dat moegen doen sonder ijets daer te geven des metens halven.

item is oock verdragen dat nijemandt eijnige laecken sal richten op die raemen dan alleijn die droeghscherer onbehoorlijcken, dan gelijck dat men dat selve van alts gewoonlijck is te doen als met den handen oft metten knije daer langhs te gaen, ende soo ijemandts hier boven dede sal broecken soo deck ende mennichweff twee Philippus gul: ende dat sullen aenbrengen die gene die in eijdts stat staen.

item alle buijten laecken die alhier bennen der stadt gedraeght weerden en sullen egeijn op den raem gedroocht weerden sij en sullen eerst daertoe ouck versuecken, ende versocht hebben ten minste twee van werkmeijsters in voegen als die laeckens die alhier gemaeckt, ende bereijdt geweest sijn, ende dat op die pene als boven.

item oft geviel dat die borgers oft ambachtsbruijderen die hun laeckens tot Antwerpen ter merckt vueren niet allemael aff en vercochten, ende aldaer ettelicke laeckens lieten staen, ende daer deden verven, ende bereijden die selven sullen schuldigh sijn de selve laeckens alsoo geverft, ende bereijt sijnde alhier den werckmeijsteren te presenteren eer sij eijnich daer van sullen vercoupen, ende die werckmeijsteren sullen daer van moeghen rijten voel ofte weijnigh gelijck den werkckmeijsteren goedt duncken sal, ende die versueckden, ende soo dat laecken bevonden wordt buijten die selve be--hoirlicke ordonnantie gehanteert te sijn sal broecken als voorß.

Ouch sullen der burger ende binnensten laecken voordeijl hebben op die raemen ierst aengeslagen te weerden voor die vremde laecken.

37

38

[fol: 22.] Reglement voor de Borgers, en inwoonders deser stadt

van onschemele woorden, en blasphemien, sweeren en vloekenDat sich niemandts man, oft vrouwe vervoorderen sal eijnighe onschemele reden, ofte blasphemien te doen, ofte spreeken, end te sweeren bij alle Godts Heijligen, Godtslichaem, Godes hert, Godes Vleijs, Godes bloet, bij de wonden ons heeren, bij dat oordeel Godts, oft desgelijcken der eijn den anderen vloeckden metten droesen, pestilentien, ridder, st. jans orel, oft derregelijcken die sal broecken so dick, ende mennighwerff eijnen golt gulden.

van luijcken, waeterlaeten &item van luijcken, alsdat van alts geobservert is geweest waterlaten, twijnen banloecken, valderen sullen visiteren scholts, schepenen, en burgemeijsteren, en wat sij vonden qualick geloecken, geveeght, ofte getwijnt, oft die valderen niet te goeden tijt wael gehangen weeren, sal ijegelijck broecken eijnen halven goltgul: alsoo deck, en mennichwerff als men dat vindt nae dat ge--boden is en die kueren sullen sij t’samen verteeren, en oft ijemandts schade geschiede door des anderen luijchden der sal der geener verrichten, oft betalen door wes loeckden den schaede geschiet, en daer beneven broecken den voorss: keure, en kosten van visitatie des selven.

van onrechte wegenSo wie eijnige onrechte wegen geijt, ofte maeckt sal broecken die pene van eijnen goltgl: daer van den aenbrenger hebben sal die vierde paert.

[fol: 22.v°.] van herden, ende van den sweijnBennen dese stadt en sal niet meer dan eijnen herde, ende eijnen sweijn zijn, ende mallich maegh sijn koijen, ende ander gostvee, ende vercken daer voor drijven, doen hueden, ende loonen, soo wije daer boven dede sal broeken eijnen gulden b[ra]b[ant]s alsoo deck, ende menickwerff als men dat vindt, maer wilt ijemandt sijne beesten doen hueden op sijn beloeken erven sonder ijemandts schade te doen, die mach dat doen sonder koeren, en wat sij boven drij weken hueden daer sullen den herd, ende sweijn den vollen loon affhebben, ende der herde is schuldigh die beesten te hueden tot St. Andriesmisse, ende den sweijn die vercken acht daagen naer st. dionijsdaech, ende sal ouch den sweijn smorgens uijtvaeren soo vroech ofte die eerste misse uijt is.

Des swijns loenEnde van ijegelijck vercken sal men den sweijn van te gewonnen eijnen halve st:, ende voor sijnen loon drij stuij: aan gelde betalen.

van geijtenEnde der herde noch der sweijn en sullen geijne geijten hueden, maer wilt die ijemandts halven in sijnen huijse die maech dat doen sonder ijemandts schade te doen.

Van buijtens beestenitem weert saecke, dat ijemandts beesten die buijten desen lande geseten weeren, ende woonachtigh sijn, bennen onsen genedighster H[ee]ren landen, ende paelen quamen, bracht gehuedt, ofte geweijdt woerden die maech der stadt geswoeren boede ofte ijemandts anders van der stadts wegen penden, derre weere eijn groot oft kleijn kudde, voele, oft weijnich, ende ijegelich kudde sal broecken twee goltgulden.

Fol: 22.Voor verzuijmingeennwaterlaeten te veegenetc etc etc, zal verbeurltworden aan de suijmigeiedere reijs eenen halvengoltgulden buijten deschaede daardoor aen andere veroorzaekt ende daerenboven dekosten van visitatiedie daar omtrent zal moeten geschieden.

39

40

[fol: 23.] van den gansdrijver in den oust op de velde die beesten, an ganssenDie gansdrijver bonnen deser stadt en sollen in den ougst niet meer dan ijeder twee hondert gansen in de stoppelen drijven, ende die en sullen sij in de stoppelen niet drijven noch ouch die scheper metten schaepen bennen deser banck, der heerde, ende sweijn en hebbe ierst acht daagen op die rogge stoppelen, ende acht daagen in de terwe ende spelte stoppelen, ende acht daagen in de haver stoppelen geweest: die daer doet sal daer mede broecken die pene van eijnen goltgulden.

van gansenNijemandts en sal ouch in voorsz: maeten met ganssen in de voorsz: stoppelen drijven die ewech gedreven solden werden omme buijten te vercoupen op die pene van drij goltgulden alsoo deck, ende menighwerff alsdat bevonden werdt.

van rueben, erten, boonen, wortelen, appelen, en ander fruijt iemant te ontdragenitem soo men bevonde dat ijemandts in der stadt, oft die van buijten inbrechten, oft genomen hedden kooren, erten, boonen, rueben, wortelen, oft moeren, holt, tuijne, appelen, peeren, nooten, wijndruijven, oft desgelijckx, ende bevonden worde, dat sij des goets op hun selfs erve, ende goet niet gehaelt en hedden, die sullen daer mede broecken eijnen goltgulden alsoo deck, ende mennichwerff als men dat vonde: ende soo den misbrijcker die pene niet en betaelt, oft betalen kan, sal tot discretie van Borgem[eeste]ren, ende raedts ordonnantie staen t’zie met uijtroepen, ofte andere straaven, ende daer naer sij die saecken bevenden: ende die alsoo geroepen en sullen ouch niet wederomme in die stadt kommen den voorsz: goltgulden zie ierst betaelt, ende sullen ouch daerenboven hebben des Heere, ende der stadts moet, ende der stadts boeden, oft en sullen sij ouch voor der poorten inhaelen daer van ijeder sal hebben t’gelt van eijn half quaert wijns, ende dat voorsz: maech men met eijnen getuijge bewijsen, ende sullen ouch den genen den der schaede gedaen is honnen schade richten ouch met eijnen gulden b[ra]bants, ende weer den schade meer, mach men den selven laten besien, ende daer nae voorder richten laten.

[fol: 23.v°.] opheldersse, coppelersse en quade herbergenWeert ouch saeck, dat ijemants kinder, oft dienstobden, of knechts van buijten gedaen hedden soo sal men die elders, ofte meijsters omme dat goet gebruicken oock t’selve recht doen, ende daer voor roepen als voorsz: ende desgelijcken sal men ouch doen opheldersen Coppelerssen, ende die quaede herberge halden, ende der uijtgeroepen, ende gestalden tijt geleden, dan en sullen sij nochtans niet bennen der stadt kommen dan in maeten voorsz:

van schaepen te halden op sijn erve, ende te drijvenitem so wie schapen halden wilt sal die selve halden alleijn op sijn erfguedt, ende de gemeijnten, ende op dat van die schaepherders niet te seer benauwt en weerden, ende t’gemeijn volck aen honne erven van den schapen niet beschadight en weerden, is daerop geordonneert, ende gemodereert, dat die schaepherders voorsz: sonder ijets te broecken honne schaepen sullen moegen laeten gaen op der luijder erven die hon dat vergonnen, ende believen sullen, dan oft die alsulix vergont, ende belieft hedden daer nae claeghden dat alsulcke schaepen hen schade gedaen hedden, in den gevalle sullen sij selve gehalden sijn in alsullicke broecken daerinne die voorsz: schaepheerders gehalden sijn als hon sulcx niet vergont noch belieft en weere geweest, te weeten drij goltgulden.

41

42

[fol: 24.] van peerden metter nacht in andere luijden ervenitem alle die geene die hone peerd metter nacht in der luijden bembden stecken, ende bevonden worden sullen soo deck, ende mennichwerff broecken drij goltgulden ende des daeghs eijnen goltgulden.

Daer van die boden voor elcken schoot hebben sullen vierden halven stuij: des daeghs, ende des nachts dobbel, wqaer bij sij te beter opsicht in de bembden, ende velden hebben, des sullen sij schuldigh, ende gehalden sijn allen die schooten, ofte pand--schappen den burgemeijsteren aen te brengen op die pene van drij goltgulden voor die ierste reijse, ende voor die tweede reijse op privatie van honne officie soo sullicx niet aenenbrengen.

Ouch sal nijemandts achter den iersten dach van den april in t’harde kooren kruijen op die pene van twee gulden b[ra]bants.

van oustenitem nijemandts en sal gaen ousten, dan die gene die daeghelijcx voor der luijden dueren omme almossen gaen op die pene van eijnen gulden b[ra]b[ant]s alsoo deck, ende mennichwerff dat bevonden wordt, ende en sullen des morens niet uitgaen voor acht uuren, ende des avondts ten ses uuren inne kommen op den selven koere, ende en sullen ouch op geijn stuck landts kommen ousten, die leste gerve van den selven landen en sal op den waeghen sijn op die pene van eijnen Philippus gulden.

[fol: 24.v°.] van in de straeten te meijenis ouch verdraagen dat men alle straeten, ende groesen meijen mach eijnen tijd van XIIII daeghen aengaens meij ende niet langer op die pene van eijnen Philippus gulden, ende op die selve pene en sal niemandts op die straeten meijen dan elck tegens sijn erve ter halver straeten, ende nijemandts anders.

Ende in der heijden ofte in ‘t broeck mach eijn ijeder die behoirlijcker tijt meijen beheltelijck dat hij eijn roije wech van der luijden erve blijven sal op die pene van eijnen Philippus gulden.

item dat nyemandt sich vervoorderen sal in de straeten ofte op ten weghen leijm te steeken noch savel te graeven hij en sal eijn roije plaetsen over der luijden erve blijven op die pene van eijnen goltgulden.

van arme luijden die van buijten inkomenis ouch verdragen, dat men geijne arme luijden die van buijten bennen deser stadt kommen woonen der ermen guederen geven en sal off sij en hebben ierst ses jaaren bennen deser stadt gewoont.

[fol: 25.] van visschen in der stadts gravenitem soo wie in der stadts graven veschden ofte hem onderneme eijnige saecken die den heere ofte der stadt toebehoorden het weere aen porten, sloeten, ge--schut, holt, oft welle, ofte eijnige saecken anders dan die gene den dat bevoolen weere die sal sijn op twee goltgulden heere, stadt, ende raedt, ende den schade dobbel te repareeren den hij misdaen oft begangen heeft met ouch verluijs der instrumenten daer mede sij veschen.

Niemandt en sal sich vervoorderen dat water van der stadts graven op oft af te laeten ofte doorsteken dan diegene den dat bevolen is op die pene van vier goltgulden.

van panden van der stadts wegenis ouch geordonneert of eijnigh goet gepandt weere voor eijnigh gelt oft goedt, dat men der stadt schuldigh weere het waer van accijssen, oft ander

43

44

goedt van stadt ingenomen, ende vereenst hedden, off van wat saeck dattet weere van des stadt wegen, ende ijemandt sich vervoorderden dat goet affhendigh te maecken, off huijsden, off hoeden, oft in honnen kelder deden buijten consent der burgemeijsteren, oft der gener die dat regiment hebben op die pene van vier goltgulden.

ongenoegh onder ‘t gewanthuijsitem dat nijemandts sich vervoorderen en sal sijn ongevoech onder ende in het gewanthuijs te doen op die pene van eijnen gulden b[ra]bants den Heere, stadt, ende raede daer van dat den aenbrenger hebben sal die hellift.

[fol: 25.v°.] van schaeden te doen met beesten, schapen etc.item oft ijemandts ander luijden kemp, bemden, oft beloecken erven aen tuijnen, heggen oft graven gaeter breck, ende ijemandt sijn kudde schaepen cleijn, ofte groot in der luijden kemp, weijden, beloecken oft op ander beseijt landt, ofte erve dreve, ofte hoeden sal sijn op twee goltgulden, aen Heere, stadt, ende raade alsoo deck, ende mennichwerff als men dat vonde ende de penen sullen betalen die gene den die beesten toecomen honne regres gereserveert aen honne schepers, ofte dienaer die sulx doen, ende dat maech men met eijnen getuijgh bewijsen.

Niemandts en sal ouch sijne vercken op ten kerckhof, achter straten, noch op ter stadtswallen, oft vesten laeten gaen bennen behoirlijcken tijde, dan die voor den sweijn drijven, ende oft ijemandts daer boven eijnighe vercken in sijnen schade vonde sal elek broecken eijnen gulden b[ra]b[ant]s soo deck, ende mennichwerff sulx bevonden worde boven den schade den luijden gedaen, ten minsten ooch soo veel oft tot seggen van besienmeijs--ters, ende oft der sweijn bij quaeder hoeden die vercken in der luijden schade, oft op der stadt vesten gingen sal der sweijn die broecken, ende schaden betalen.

[fol: 26.] van schapen schaedeitem soo wie claeghden, ofte bewese, dat hij schapen in sijnen schade vonden hedde soo sal der geenre den die beesten, oft schapen toecomen voor den schade wie cleijn, dat der geschiet weere betalen eijnen gulden brab[ant]s to des heeren der stads, ende raedts broecken.

Ende oft ijemandts docht, dat hem meer geschiet weere den schade sal men hoem betalen nae proevenisse, ende aenbrengen van den geswoeren van ackerampt den meijster, ofte heerschappe in tegen sijnen scheper, oft dienstboede sijn regres, ende verhael gereserveert.

item vonde ijemandts beesten in sijnen schade die moegen die veltboeden mallich selver penden, en wanneer die boeden, oft veltschut die beesten eijne nacht gehalden, soo sal hij die den heer, ofte scholtis den luijden honnen schade betalen (heeft) ende ooch die broecken, maer oft ijemandts andere luijden beesten te schanden maeckt die sal hij richten nae proevenisse der koermeijsteren van vleijshouweren ampt: van eijn vercken, oft eijn schaep tot vieren toe sal men broecken eijn oort goltguld: maer soo der

45

46

meer is sullen broecken die geheele pene.

[fol: 26.v°.] Dat niemandts sich vervoorderen en sal op ter stadts vesten, oft mueren eijnige laekens te hangen, noch eijnige nagelen steken, oft paggen in der stadts mueren te slaen daer men laecken aen hangen mocht op die pene van twee goltgulden.

van nachts gengerenitem niemandts en sal sich vervoorderen des avonts nae negen uren achter straeten te gaen van met eijner lanternen, ende bernender kerssen openbaer, ende weert saeck, dat ijemandts van den nachtgengeren den anderen des avondts en tegen quaeme, ender der eijn der ander aenspreeke, en der eijn der ander aenspreeke, en der dan nijet sprecken en wolde, ende niet goedelijck en antwoorden sal sijn op eijnen goltgulden alsoo deck als dat geschieden: ende oft den swijgender daen aengeveert, ende aengetast woerde omme dat hij niet spreeken en wolde het weere van des heeren oft der stadts weghen, oft dat eijn burger den anderen, ende den swijgende sich dan weirde, ende niet en wolde laten kenen, oft aengetast sijn der sal broecken twee goltgulden soo deck, ende mennichwerff dat geschieden, ende viele daeromme tusschen ijnife gekijff om des aenveerdens wille, dat der swijgende niet spreeken en wolde alle die penen daer van kommen--de sal der swijgende ganschelijcken betalen.

van gerucht des nachtsitem nijemandts en sal des avondts in der stadt achter negen uuren ge--rucht maken het sije met cloppen op benck, wijnvaten, oft derrege--lijcken, metter goeder luijden karren te vaeren, ende renen op die pene van drij hollandsche gulden soo deck men dat vonde aen heer, stadt, ende raedt.

[fol: 27.] van quade woordenSoo wie den anderen quaede woorden giefft die sijnder eeren aengaen die sal daer mede broecken drij goltgulden aen heer, stadt, ende raedt, ende eijnen wech t’onser lievenvrouwen te Rutsemaduijn den geenen ter beteringe den die woorden toegesproecken weerden alsoo deck, ende mennichwerff als men dat vonde, ende oft dat niet geclaeght en woerde, soo sal der misdadiger niet gebroeckt hebben van eijnigen koeren, ende oft sich ijemandt verantwoorde met gelijcke woorden die sal des koeren ontdragen sijn, ende oft ijemandt den anderen woorden toesecht die hij bewijsen conde die sal ouch des koere ontdragen sijn.

van schelt woordenitem soo wie den anderen sijn moeder hiet gehijen, oft tot hoem secht schalck, lodder, kockijn, oft desgelijcken in toornigen moede ende dat geclaeght worde sal sijn op eijnen wech tot Trier den genen ter beteringe van die woorden toegesproecken weeren, ende in die pene van eijnen halven goltgulden aen heere, stadt, ende rade alsoo deck, ende menighwetrff sallicx geschiet. ende voorts soo moegen burgemeijsteren, ende raedt altoos alle saecken, ende puncten taxeeren hoogen, ende leegen daer nae dat die saecken sijn.

[fol: 27.v°.] van vuijstslagen, ende bloetlaetenitem soo wie den anderen sleijt, oft sluijtelick weere met eijnre vuijst oft handt sal sijn op eijnen goltgulden, ende der partijen derre misdaen is in eijnen wech St. Matthijs Trier tot beteringe, ende soo der geslagene sich weirt sal der eerster in ‘t slaen honner beijder broecken betalen, maer buijtens luijden den eijne

47

48

tegen den anderen sullen gelijcke koeren, ende penen broecken, maer weert dat sij bloeden honre eijnige t’zie borger, ofte buijtens luijden sullen sijn op dobbel penen, ende koeren aen heere, stadt, ende raedt.

van sterckerder handt, ende oploopvan niemandt uijt den huijse te heijschenleemdeDoodtslaghitem soo wie een mets, oft eijn sweert treckt op den anderen, oft opleugt met gesterckder handt, ofte ouch uijt einen huijse heijscht in toornigen moede eijnen poorter den anderen, die sal broecken drije goltgulden aen heere, stadt, ende raede, ende der genre der uijtgeheijschen wordt ter beteringen in eijnen wech S[in]ter Claes ter poorten, maer den genre die den anderen quetsde, oft wonde ses goltgulden, dan oft der gequetsde laem bleeff der sal der misdediger broecken XII goltgulden, ende off der gequetsde starff bennen XL dagen soo sal der misdediger sijn op XXIIII goltgulden, beheltelijck onsen genedighsten H[ee]r, ende der partijen des loijs, ofte recht van den lande, ende der rechts.

van schieten met een bogge, oft roeritem soo wie nae den anderen met eijnen boege, oft roere schut soo verre als de banck deser stadt geijt, oft streckt sal broecken XXIIII goltgulden, ende so wie eijnen boeghe, oft roere spindt off den haen van den slott optreckt, ende den voorslagh, oft crouwer los treckt sal broecken XII goltgulden aen Heere, Stadt, ende Raede alsoo deck, ende menich--werff sullix geschiede.

[fol: 28.] Beschudde tegens den oplooperitem soo ijemandt sich beschudden moest, ende conde omme den opleuper te wederstaen, soo sal der genre der opgeloupen wordt van allen voorsz: broecken, ende panduijnen quijt zijn beheltelijck den heere, ende der partijen des loijs van den lande, ende des rechts, ende den opleuper sal des gens den hij opleupt koeren, ende panduijnen betalen oft sijne naeste vrunden die sijn goedt aenveerden, ende boeren die daer op staen ende verboert sullen sijn naer der schoonster waerheijdt ende getuijge ierst daer op gehoort ende aengaende den beschudde van eijnen buijtens opleuper in tegen eijnen burger broecken dat den buijtens opleuper niet dienen sal des borgers poorter--schap, hij en sal oock voor den burger betalen dobbel koeren, ende desgelijckx en sal eijn poorter die eijnen buijtens man opleupt voor den buijtens man niet meer als simpele coeren broecken.

van misdoen binnen huijseitem soo wie den anderen misdede met woorden oft met wercken, quetsde wonde, doode ofte lemde bennen sijnen huijse die sal sijn van eijn ijegelijck punct inhalt deser statuijten, oft koerboeckx op dobbel koeren.

van op huijsen te stoeten, oft slaenitem weert saecke, dat ijemandts op des anderen dueren, oft vensteren met daagh oft met nacht sloege, oft opsteet die dat dede oft deden, ende daer bij, ouer, ende aen weeren sullen elck sijn op eijnen wech st. jacop in Galissen aen Heere, Stadt, ende raedt beheltelijcken onsen genedigsten Heere, ender partijen dat loijs van den lande, ende des rechts, ende den geenen ter beteringe dan die huijsstoeten geschieden alsoo verre hij dat claeghden in eijnen wegh Sinter Claes ter poorten wellige weghen sij doen sullen bennen XL daagen naer dat hon gecodight zal zijn.

49

50

[fol: 28.v°.] van door glassen vinsters te werpenEnde die genige die bij daege oft bij nacht door oft inne der luijden glasvinsteren werpen, ende andere die daer bij, ende aen sijn bij nacht sullen verboeren die pene van uijtter stadt, ende soo wijt die banck streckt ende geijt te luijden, ende niet wederomme daer bennen te commen hij, oft sij en hebben des heeren, ende der stadt moet geworven, ende en sal oft en sullen niet bennen moegen coomen hij, oft sij en werden met twee boden voor der poorten ingehaelt, ende op het stadthuijs gebracht omme oervoe--dinghe te doen, ende sal ijeder eijn der boeden betalen eijn halve quaert wijns, ende der geenen sulcx geschiet is in sijnen wech t’onser vrouwen te Rutsemaduijn.

van heijmelijcke quetseureitem soo wie den anderen heijmelick quetsde, ende hoem der quetsuren bennen der derden dach niet aen en treckden off en bekenden nae dat ge--roepen weere van des heeren, en der stadt wegen, die sullen werden gehalden en geacht voor eenen mordenaer tot des heeren behoeff en der partijen die gequest weere, ende geschieden dat metter nacht soo sal men dat eijnen getuijge bewijsen, ende off men den mordeneer niet gevanghen en conde soo sal men die andere koeren die hij gebroeckt, ende verboert hadden penden aen sijn goedt terstondt tot behoeff Des heeren, ende der stadt, ende die dat regieren voor dobbel koeren, ende der heere, ende die parthije moegen haer loije daer van nemen oft hon genoecht.

[fol: 29.] van buijtens luijdenvan buijtens luiden terstont te vangenitem buijtens luijden sullen verboeren dobbel koeren, ende panduijnen oft sij enighe poorter van deser stadt misdeden in manieren voorsz:, maer buijtens luijden der eijne op den anderen en sullen niet meer verboeren dan der eijne poorter op den anderen in der manieren voor, ende nae beschreven, ende buijtens luijden sal men terstondt vangen, ende halden tot ter tijt toe dat sij die coeren oft broecken betaelt oft genoech daer voor hebben gedaen, ende den poorter sal men voor die broecken penden aen hon gereijde haven, ende off men den poorter niet pendachtigh en vonde, soo sal men sij uijter stadt roepen, ende buijtens luijden die koeren broeckden, ende daerom gevangen weerden sullen oervoede doen totter beteringe, ende koeren die sij verbroeckt hebben.

van uijtroepenitem soo wie den ingesetene poorteren, oft buijte poorteren oft burgeren, ende losledige gesellen die uijtgeroepen weerden, soo sullen alsoo wael die buijtens poorteren, ende losledige gesellen sij weeren van buijten, off van bennen uijtter banck van buijten geroepen sijn als uijt voor eenighe der stadt goeden koeren, misdaet, oft beteringhe ten doen die hij gebroeckt hadde den uitge--roepenen en sal die stadt niet halden noch verantwoorden voor poorter totter tijt toe dat hij gebetert heeft: ende oft den uitgeroepenen ijemanden herberghde, huijsde, oft hoefde, off gestendigh weere tegen den heere oft tegen die stadt, off tegen ijemandt die der stadt van Eijck toebehoorde met woorden, oft met wercken soo wie dat dede sal sijn op alsullicken koere gelijck als den uitgeroepenen verboert heeft alsoo deck, ende menighwerff als men dat vonde, oft vernemen konde in der waerheijt.

[fol: 29.v°.] der den roep ongehoorsaem weereitem oft ijemandts uijt dese stadt, oft uijt der banck van buijten uijtgeroepen worde soo van wat saecken het weere die selve sullen schuldigh sijn den

Fol: 28.Die de glasen inwerpenzoe bij dag als nachtword de gemeente ontzegten betalen aan iederdenbodens een halve quaart wijns, ende verwesen in eenen weg t’onser Vrouwente Rutsemaduijn

51

52

roep gehoorsaem sijn, ende niet inne te blijven, oft inne te coomen sij sullen zich presenteeren off sij voldaen hebben off niet op die pene van aen den heere ende stadt te vallen illick in eijnen wech te Vindoemen het were dat geclaecht were ofte niet. ende daertoe off ijemandt ongehoorsam weere sal men den selven daer voor aentasten, ende vangen, ende alsoo gevangen halden ter tijt toe sij voldaen sullen hebben aen heer, stadt, ende raedt, ende ouch der partijen den des noot dede, ende der uijtgeroepen, ende uitgegangen en sal niet in--coomen. Die boden en sullen den, off die inhalen, ende daer van hebben ijder een (half) quaert wijns.

[fol: 30.] soo den portter den anderen oft een buijtens man den anderen quetsdenota verborgenitem weert dat eenich poorter den andere steeck, oft wonde met gesterckder handt, oft een buijtens man den anderen buijtens man soo sal eijn Drossard eijn scholtis, oft eijn boede terstont op ter versser daet den genen vangen die dat gedaen heeft, ende offt haerer egeijn daer tegenwoordigh waere, soo moegen die burgemeijster van der stadt, oft hjaren geswoeren boeden met anderen poorteren oft sij niet sterck genoegh en weeren, den genen vangen ist binnen, oft buijtens huijse der dat gedaen hadde ende lieveren den heere in sijn gevanckenisse, ende sal daer verbeijden vonisse viertigh dagen lanck och hij mach verborgen een ende vijfftigh ph[ilipp]us gul: betalen in der manieren voorsz: des niet te min moegen die partijen, ende heere dat loije, ende vonnisse daer van nemen oft niet gesoent en worde: ende oft der geenre die misdaen hedde peijsden, oft soenden met den geenen den hij misdaen hedde binnen die XL daeghen soo sullen die LI ph[ilipp]us gl: quijt sijn beheltenisse den heere, ende der stadt honne andere koeren, mar hedde eijnen buijtens man eijnen porter, ofte ingesetene alsoo gewoont, ende gequest dennen sal men gevangen halden, ende niet laten verborgen die voorsz: XL dagen het en were, dat der partijen belieffden.

[fol: 30.v°.] van vrede te gebiedenitem oft geviele dat eijnige partijen tegen eijn strijtbaer weren, ende dat men die niet wael gescheijden en conde dan maech eijn scholtis, burgemeijster eijn schepen oft eijnich van hon oft andere geswoeren van den ambachten off sij daer in der tegenwoordicheijdt, ende daer bij sijn ouermits andere porter, oft burgeren eijnen vrede aen die partijen versuecken, ende heijsschen oft eenen vrede gebaden XL dagen lanck duerende, ende wanneer der der vrede geheijst, oft geboden worde soo sal der geenre der den vrede niet geven en wilt sijn op XV, segge vijfthien, gul: b[ra]b[ants] den heer, stadt, ende raade alsoo deck ende menichwerff als dat geschieden, nochtans mach men den vangen, ende in den gevenckkenisse setten, ende halden soo langhe dat hij den vrede geeft, ende soo wie den vrede breckt alshij geboeden, oft gegeven is dan sal der scholtis oft des heeren boden, off honre geijn dan tegenwoordigh weere soo moegen die burgem[eeste]ren van der stadt, ofte haere boeden met andere porteren daerbij geroepen

53

54

den vrede brecker vangen waer men den vint binnen oft buijtens huijse uijtgenomen kircken oft gewijde plaetsen, ende den vrede breeker sal men sijne eijnen handt, ende sijnen voet affhouwen, ende off hij niet gevangen en woerde, soo en sal den vrede breeker in die stadt van Eijck niet coemen noch in de banck van buijten Eijck minne, en breeckt dan die soene, ende oft saeck were, dat der vrede breeker des heeren moet crijght soo en sal hij nochtans niet in der stadt coomen hij hedde der stadt ter beteringen gegeven thien goltgl: ende soo wie dennen vrede breeker gestendich weere, oft huijsde bennen in der stadt, oft buijten in der banck van Eijck sal sijn in den selven puncten gelijck den vrede breeker.

[fol: 31.] of in porter den anderen buijten misdedeitem eijnigen den eijnen vrede geboden woerde der vrede sal macht, ende stedigheijt hebben bennen, of buijten der stadt tot wat plaetsen dat sij sijn, ende of eijnigh burger, oft burgerse den anderen misdede met woorden, oft met wercken, oft quetsde, oft wonde buijten der stadt op wat plaetse dat het weere die sullen die selve koeren verboert hebben die daer opgestelt sijn gelijck off sij in deser stadt Eijck gebroeckt weeren.

van ontseekerenitem soo wie den anderen dreijghden, of ontseekerden aen sijn lijff, ende dat gedaecht woerde denen sal men vangen buijtens huijse, ende benens huijse met oepeninge der dueren bij die burgemeijsteren ter tijt toe dat hij den geenen den hij oft sij ontseekert heeft ederomme verseekert heeft, ende oft men vonde dat hoem off hon gebroeckt were dat sal men hoem oft hon richten bij burgemeijsteren, ende raedt, ende sael daer toe aen heere, stadt, ende raade verbroeckt hebben drij goltgul:

van ontschaecken, oft vercrechtenitem offt ijemandt ontschaeckt, of vercrecht woerde tegen sijnen wille off danck, of sijne moeder, off vader, off sijnen meijster, vrunden die dat deden en daer toe behulpich bij, ende aen sijn off weren sael eijn ijegelick broecken XXIII goltguldens den heere, stadt, ende rade, den heere, ende der partijen haer recht hier inne gereserveert.

[fol: 31.v°.] Misdoen aen scholtis, bourgemeijsteren, schepenen, raedt, secretarius, ende boedenitem van alle voorsz: broecken, ende panduijnen sael een ijegelick porter off andere, off buijtens luijden aen scholtis, schepenen, burgerm[eeste]ren, ende raedt, secretaris, boeden, ende aen allen anderen die ampt oft officien van der stadt hebben off halden verboeren dobbel coeren, ende panduijnen aen eijnen ijegelicken besunder daer die misdaet aen misdaen woerde het zie in woorden off met wercken alsoo deck, ende mennichwerff als dat vildt alsoo verre dat dat were omme eijniger saecken wille die hoem bevoolen were van des heeren, ende der stadts, off sijns officie wegen, off die nae den voorsz: eijnigen sloege off dreijchden sal vallen in die pene van uijter stadt ende bancken geluijdt te werden in voegen hier voorens verhaelt in de, en tegen die boden in eijnen wech Sinter Claes ter poorten.

van weekeren, ende ommegenger te misdoenSoo wie eijnen weeker, oft ommegenger misdede met woorden off met wercken den sal men vangen, ende in den gevenckenisse sette te water, en te broode tot wille des heeren, ende der stadt.

Fol: 31.v°.Misdoen aan Scholtis, burger--meesteren, Schepenen, raedSecretarius, ende Boodengestraft met dubbel ceurengende het slaen ofte dreijgenaen voorseyijde persoonengestraft met de peene van uijten stadt ende bancken geluijdt te werden

55

56

Lijffelick aen wijff, ende kinderenitem niemandt en sael koeren verboeren aen sijn wijff noch aen sijn kinder die in sijnen broede sijn uitgescheijden te quetsen off wonden met bloeten metser off sweerden.

[fol: 32.] van gequetsde of gewonde te beterenitem soo wie den anderen quetsden off wonden uijtgescheijden doode, off lemde die sal den geenen beteren die gequest, off gewoont is nae proeffenisse der burgem[eeste]ren ende raedt des meijsters off cirurgijns, ende wat beteringe den ge--quetsden off gewonden van burgem[eeste]ren, ende raet toegesacht worde sael men hoem uitpenden gelijck den anderen koeren des heeren, ende der stadt off uijt der stadt roepen soo men den selven niet pendechtig en vonde off hij mach sijn loije offt recht daer van nemen, ende dese beteringe sal men soecken bennen viertigh daaghen.

Tegen die stadtitem soo wie tegen dese stadt, ofte haere ondersaten misdede met woorden off met wercken van eijnige saecken die den heere oft de stadt behoorden te ver--antwoorden denen sal men uijter stadt roepen, ende alsoo verre als die banck van buijten geijt al want ter tijt toe dat hij des heeren, der stadt, ende partijen moedt geworven hedde.

Van alle misdaden onscholt te doenitem van allen misdaden die gedaen worden metten dage oft nacht heijmelick daer men die waerheijt niet claerlick aff vinden can die misdadiger moeten ontscholt daer voor doen off sal sij corrigeren nae die faeme neest den recht, ende statuijten nae der misdaed, ende off sij naemaels soenden metter partijen soo sullen sij dobbel coeren gelden nae inhalt dese statuijts, off koerboeck.

[fol: 32.v°.] van richtingeitem of ijemandts richtinghe hebben wilt van eijniger misdaet die sal t’claegen voor burgemeijsteren bennen viertigh dagen neestcommende nae die geschiede misdaet, off men sal hoem niet richten, maer die heere, ende die stadt moegen altijt nae haere koeren staen, ende die paertije mach haer loije nemen, ende of ijemant den anderen dach dede doen voor borgem[eeste]ren, ende raedt omme scholt als men gewoonlick is, ende der genre der der anderen alsoo dach hedde doen bennen twee genachten voor burgemeijsteren, ende raedt niet en quaeme sijne clachte voor t’op den anderen te doen, sijne schout niet en beweerden noch en groedtsde, ende die twee genaechten omme ende ouer liet gaen, soo solde dat dach doen ijdel, ende van nieten sijn.

van claegenitem of ijemandts den anderen beclachden des hij geijne waerheijt en hadde soo sal der geenre der beclaecht wordt den koere hebben sijne onscholt te doen oft der cleger sal t’behalden, ende off hij des niet behalden en wilde soo sal der cleger broecken eijnen gulden b[ra]bants.

Broecken in der nacht vallende van met eenen getijgen bewesen wordenEnde broecken die in der nacht gebroeckt weerden sal men met eijnen getuijgen bewijsen, ende met den dage met twee getuijgen wer van de broeck saet [fol: 25.

[fol: 33.] van de stadt muijren, sloet, ketten, vesten misbruijckden, of ergerdenitem soo wie aen off in der stadt vesten sloetketten, tuijne, ende anders krenckden misdeden, brenden oft anders misbruijckten sullen broecken benevens die res--tauratie des schadens drij goltguldens.

van die geene daer bij, ende aen sijnEnde desgelijcken sullen ouch broecken alle die geene die daer bij, ende aen weeren, ende niet aen enbrechten.

57

58

of eenig clercken, off schoelkender in der luijden hoefEnde off ijemandt bevende in der luijden weijden, boomgaerden, off hoeven // omme te haelen der luijden oest, off vruchten, ende sullix bewijsende conde met // eijnen getuijge of ten eede geven, of loije deijlen dan sal men den schoolmeijster // beveelen die selvige terstont met roeden doen straeven, off castigeren tot ex- //-empel van anderen, ende off den schoolmeijster sullix niet en dede sal men den // selven aen sijnen loen der stadt van ijederen corten eijnen rijnschen gul: ende // die genigen die de boden, ofte veltschutten van den honne hoedt te penden, ende // de selve aen die boden, oft veltschutten te componeeren, ende dat soo deck, ende // mennichwerff dat geschiet.

item is den schoolm[eeste]ren geconsenteert omme hon scholgelt dat ijemandts kin--deren sael schuldigh sijn dat sij t’selve den burgem[eeste]ren te kenen geven sullen omme die elders daer voor te doen penden sonder deshalven te rechten.

[fol: 33.v°.] Van die geene int gasthuijs woonen kirck broet te geven, off te waeckenitem is oock te weeten dat eijn paer volcx als men, ende wijff in den staet van houwelick sijnde dat die selve sulle geven kircke broet maer alleijn eijn vrouwe daerinne woont, ende ophilt en sal geijn kirckbroet geven maer wie daer inne woont sal waeck vrij sijn.

van den leijderen, haecken, gaffelen ende ummers der stadt te leenen, off haelenDat sich niemandts vervorderen sal eijnige der stadt leijderen, haecken, gaffelen, oft emers te leenen, noch van honne plaetsen off andere ewech te dragen den als des nooit is van vuijre sonder consent der burgemeijsteren ende die selve met consent der burgemeijsteren lenen als nemptelicken die leijderen sullen den boden daer voor pant leveren, ende den boden soo lange die luijden die selve oerbaeren s’dachs van ijeder leijder geven eijnen halven stuij: b[ra]b[ant]s op die pene van eijnen golt gul: aen heere, stadt, ende rade soo deck, ende mennighwerff sulcx geschiet.

van beesten aen der luijden batten, ende ander gepoet holtDat oock niemants sijne beesten en sal laten gaen op ter maesen aen de batten in der luijden holt des nachts op die pene van drij goltgul:, ende des dachs drije gulden b[ra]bants heere, stadt, ende rade, ende den luijden honnen schade te wederstueren, off betalen.

[fol: 34.] Poet, of oustboomen afhoude, of uijttrockeEnde desgelijcx off ijemants beesten der luijden heggen, slaechholt tot schaden affeten wie cleijn der voorsz: schade weere off ouch ijemande der luijden poet ofte aeffs boomen aeffhieue off uijttoege op die selve peenen.

Van Tavernen, off weerdt des nachtsDat geen weerden, oft taverniers des avondts achter negen uuren nijemanden ophalden en sullen, wijn, bier, meije, noch anderen dranck hoe die zie in honnen huijseren langen, noch tappen en sullen op die pene van ijederen gast weerdt off weerdinne ijeder te broecken eijnen goltgulden, mer off der weerdt, off vrouwe honre gest niet quijt werden en konde, en langer getapt wolden hebben, ende daerboven eijn van weerdt, off weerdinne den gesten sullick gesacht hedden ende bleven nietteminden sitten drincken die gasten ofte drenckers sullen soo wael des weerts als der werdinnen broecken betalen als de honne.

[fol: 34.v°.] van vangenitem of ijemandt rebel were tegen den amptman, scholtis, burgemijsteren, of ijemants anders van der stadtswegen den hij vangen wolde omme

Fol: 33 en 33.v°.Stads vesten etc etc niet tekrenken op peene van 3goltgudens amende ----Beesten aenbatten etcSchadende verbeuren 3 goldgulden s’nagts ende 3 bbguldens bij daege ---naer negen ueren niet tetappen nogte inde herbergenzitten drinken op peene vaneenengoltgudlen voor iederepersoon etc etc

59

60

eijnige misdaet ofte broecken die hij misdaen oft gebroeckt mocht hebben tegen onsen genedighsten heeren, of tegen die stadt soo mach eijn scholtis met rade off met anderen burgeren die in der tegenwoordigheijt weren toespreecken of hij niet sterck genoegh en were, ende off der amptman, off der scholtis niet tegenwoordigh weere off absent soo moegen schepenen burgemeijster, ende rade eijn ijegelick van hon met andere burgeren antasten, ende vangen bennen, ende buijten der stadt alsoo verre alsdat ampt van Eijck gaet, die geene die misbruijckt sal hebben omme onses genedighsten heeren leerlickheijt te baet te halden, ende verwaeren, ende sijne broecken te bat gericht, ende gehalden moegen werden, ende off eijnigh burger versocht woerde, ende den scholtis, bur--gemeijsteren, ende rade niet bijen stonden die sal sijn op die pene van drij gulden b[ra]b[ant]s den heere, stadt, ende raedt alsoo deck, ende mennighwerff sulx geschiet.

van roepen porter, of burger beschuddeitem of eijnigh burger den anderen hoorden roepen burger beschudde omme anxt sijnes lijfs, van buijten off vremde luijden, eijn burger die den anderen dan niet en helpt noch en beschudde van den vremden luijden terstont nae sijne macht die sal vallen in die pene van twee goltgl: aen heere, stadt, ende rade.

[fol: 35.] vremde luijden op eenen burger twistighitem vremde luijden die strijtbaer, ofte kijfachtigh weeren op eijnen burger oft burgeren, ende eijnige van den burgers den buijtens strijt toestendigh weeren tegen den burger sal broecken dobbel coeren van alle puncten daer inne hij gebroeckt heeft nae inhalt des statuijts off koerboeck gelijck den buijtens man.

wegens weijgeringhe van pandtOff saeck weere dat ijemandts panden keerden t’zie man off wijff des heeren off der stadt boeden dat hun bevoelen weere te penden van des heeren, of van der stadt wegen, of van eijnige andere saecken den heere of der stadt toebehoorende sal sijn voor die ierste reijse in die pene van eijnen goltgulden, die tweede reijse op drije goltgulden, ende die derde reijse op die pene van uijtter stadt, en bancken geluijdt te weerden totter tijt toe sij des heeren, ende der stadt moet geworven hebben wellicke penen die boeden hon t’ellicker reijsen cundigen, ende aenseggen sullen omme die selve soo hon belieft te mijden.

van panden afhendigh te maeckenin gelijcke pene van uijtlijden sullen vallen alle die geene die eijnigh goet dat gepant were afhendigh maeckden huijsden off hoefden off in honnen kelderen deden buijten consent der burgerm[eeste]ren of der geenre die dat regiment daer van halden, het weere van accijsen of ander goet van der stadt, uijtgenomen ende vereenst hedden of van wat saecken dat het weere van der stadt wegen.

[fol: 35.v°.] met metseren, stenen, degen, of half spiesen niet te jockenitem niemants en sal met metseren off blooten sweerden, noch staeven half spiesen, of des gelijcx neer geslagen, jocken het sie boerde, off ernst op die pene van eijnen goltgulden.

van waerheijt te tuijgenitem of eijnigh mensch man of vrouwe geboeden woerde de waerheijt te ge--tuijgen van eijnen amptman, off van eijnen boede t’zie voor scholtis, ende schepenen, burgerm[eeste]ren, ende raedt, off voor eijnige seggers arbitrateurs, of

61

62

peijsmekers, die saecken opgenomen hedden tusschen twee partijen, ende verbonden off gehalden weeren te middelen ofte peijsen, die nae niet en quaemen ten dage, ende ter uuren hoem oft haer gecundight weere, ende tuijchden dat haer condigh were die sal sijn voor d’ierste reijse op eijnen goltgulden, voor die tweede reijse dobbel, ende soort voort totter gehoorsaem--heijt toe des werden die boeden gehalden hon die penen aentecondigen.

[fol: 36.] van welkoeren, of panduijnen, of prijsenitem eijnige saecken die eijnige goede luijden arbitrateurs, of peijsmekers op--nemen tusschen eijnige partijen omme die selve te peijsen, slichten, oft te soenen, ende die selve eijnige welkoeren, off panduijnen daer op setden ouer--mits andere goede luijden daer bij geroepen tot getuijgen die welckoeren, ende panduijnen sullen macht, ende stedigheijdt hebben, ende van weerden sijn, ende off ijemandt die welckoeren, of panduijnen breek, ende die uijtspraeck der arbitrateurs of peijsmekers niet en wolde halden of voldoen nae der arbitrateurs, off peijsmekers uijtspraeck, soo maech der geenre der die uitspraeck aennempt, ende halt clagen ouer die ander parthije die de uijtspraeck niet stedigh en halt voor scholtis, ende schepenen off voor burgermeijsteren, ende raedt, ende sullen die waerheijt daer van hoeren, ende den cleger richten nae de waerheijdt sijnes clagens, ofte querele, ende panduijne den heere der stadt, ende den genen den sij toegewesen, ende gemaeckt weeren van den arbitrateurs, of segsmannen, of peijsmeekers.

van allen misdaeden daer geen penen afgeschreven staenitem weert saecke, dat eijnigh mensche misdede den anderen, of eijnige saecke aengreep te doen die schedelick, schentelick, of ongeveuchelick were daer geijn seeker puncten of koeren opgemaeckt en weren die saecken sullen burgemeijsteren, ende raedt taxeren, ende ordienren op den geenen die misdaen heeft, ende die taxatie, ende beteringe van hon geordineert sal macht, ende stedigheijt hebben gelijck den anderen koeren, ende penen die in desen statuij--ten geschreven staen.

[fol: 36.v°.] Aengaende den koerenmercktitem dat niemandt sich vervoorderen sal eijnigh koeren of greijn bennen noch buijten den lande dat wechveerdigh weere alhier tot Eijck ter merckt te koomen ome te vercoopen op eijnige merckt dagen niet gelden noch ver--coopen noch oock dengen noch besien en sael het sie in secken of in proeven in eijniger wijse ten sie saeck dat sulcx koeren ierst op den merckt oepenbaer--lick ter gewoonlicker plaetsen alst koeren merckt geluijt heeft, of is geweest sonder eijnigh argelist daer inne te keeren, ende wie daertegen dede dat men sulcx bevonde metter waerheijt sal ellick besonder t’zie cooper, of vercooper broecken van ijeder malder alsoo gecocht, ende vercocht eijnen gl: b[ra]bants.

En niemandt en sal oock eijnich koeren gelden, noch dengen, oft verkoopen op den merckt ten sie dat koeren merckt geluijt zie op die voorsz: pene.

[fol: 37.] van smelichkeijt te doen den geenen die koeren voijlbrengenitem niemandts die op maendagen, of mercktdagen koeren, of greijn op ten merckt veijle brengen, ende hon koeren ijemandts loefden voor eijnen pennigh hij droeghe soo groot, of cleijne soo voele als hoem genoechden, of beliefden, ende of dan iemandts hij weere van buijten, of van bennen den goeden luijden ome des lovens wille enighe smelickheijt dede met oock ernschen woorden, sal

63

64

ijeder daer met broecken soo deck dat geschieden aen heere, stadt, ende raedt, ende den geenen die dat aenbrengen aen eijnen ijegelick eijnen gl: b[ra]bants, mar bedocht burgemeijsteren, ende raedt dat mispreeken off ander misdoen grootter betemden ter correctien reserveren sij tot hon.

of iemandt buijten luijde goet afgulde omme gereijt geltitem weert saecke, dat eijnich man, of wijf van buijten eijnich goedt hier in der stadt van Eijck veijl brechten, ende vercohtent voor gereijt gelt, ende hon niet betaelt en wordt terstont soo sael men des anderen daechs den geenen der dat cocht, of gegolden heeft penden, ende den vremde luijden goede pande lie--veren voor honne scholt, ende voor drije goltgl: aen heere, stadt, ende raedt, ende daer bij restitutie des vercochden goets soo t’noch te venden is.

Den drijentwintighsten octob: 1586 dat eijn vaet rogge galt vier, ende 4 ½ gulden.

[fol: 37.v°.] in tijde van seer groote excessive deurte van graenen geordonneert, ende in geene andere tijde aftelesen of publiceerenScholtis, Burgerm[eeste]ren, schepenen, nieuwen, ende alden raedt op t’oplou--pen van den greijnen, ende die seer exsessive duerte der greijnen lettende, hebben eijndrechtelicken gesloten, ende geordinieert, dat eijn ijegelick burger als oock vremde buijtens luijden die van buijten eijnigen rooge ter merckt brengen, dat die selve sullen gehalden sijn, dat thiende malder, ofte vaet ten versueck der burgerm[eeste]ren tot behoef der ermer gemeijnten te meten mits hon betalende den thienden penningh min onder den behoorlicken merckt op die pene van drije Philippus gulden bij vercouper, ende couper sullix weij--gerende, ende belettende gelijck te broecken, ende daerenboven noch gehalden te sijn, dat thiende malder, of vaet te leveren, des en sullen hier inne niet gehalden sijn die genige onder die thien vaet ter merckt brengen gedeurende dese ord[ona]ntie tot wederroepen der selver.

van den broecken te betaelen op pene van der schellenitem alle penen, ofte broecken van gelde in allen puncten voorgeschreven, ende die noch nae desen volgen sullen daer inne ijemants getermineert wordt, of sijn sullen, ende van de penen door die boeden tweemael gemaent, of ver--socht sulle sijn tot betalinge der selver, ende niet en betalen, sullen die selve ter gewoonlicker plaetsen, ofte aen den peroen gepubliceert werden met declaratie honnes misbruijcx op dese naevolgende dagen als sondachs nae jaersdach den iersten sondach nae paesschen, sondachs nae st. jans [fol: 38.] Baptisten dach, ende sondachs voor die electie der nieuwer Burgerm[eeste]ren, ten waere dat die genige die getermineert sijn daer bevoorens die Burger--meijsteren daer van gecontenteert hedden, ende die genige die alsoo ge--gepubliceert weerden sullen gehalden sijn dobbel volgens der terminatie te betalen, ende soo sij verwachten die tweede publicatie sonder te betalen die dobbel penen, ende die geschut op pene van te water, ende te broede te setten beneven die betalinge der dobbel broecken.

van bourgemeesteren te spreeken, en af te reekenen op sijne tijtDie bourgemeesteren hunne reekenschappe te doenitem soo wie metten ouersten off burgemeijsteren van der stadt ijet te reekenen heeft, off hon ijet heijssende is van eijnige saecken van der stadt wegen die sal bij de ouersten, ofte Burgerm[eeste]ren commen drij weeken voor St. Remeijs dach, ofte drij weeken voor honne te doen reekeninghe eer sij hon officie, off meijsterschap afcommen, die des niet en dede soude sijn saecke

65

66

verlooren hebben, ende off ijemandts den ouersten, of meijsteren daer nae aenspraeckt, off misdeden in eijniger manieren die sal sijn op drij goltgulden, ende daer toe te beteren die ouerste bij die der ouerste, ofte nieuwer meijsteren seggen, en der raedtsluijden, mer dat sullen die burgerm[eeste]ren alle jaers doen condigen in der kircken, ende die burgerm[eeste]ren sullen alle jaers van honne regeringe honne reekeninge doen bennen eijnen halven jaere nae honen afgaen met ouer--leveringe van quijtancien bij hun betaelt, ende ouerstellinge van s’geijniges sij meer ontfanghen hebben als uitgegeven op die pene van vijftigh Roosen--obelen beneven dat interest van honnen ophalden der penningen die sij der stadt te kort bevonden sullen werden.

[fol: 38.v°.] van goet iemant opte dragenitem of ijemandt eijnen anderen sijn goet geve off opdroge, ende die verboerden, ofte hedde gebroeckt aen ijemandt eijnige koeren off broecken dan moet der geenre den dat goedt opgedragen, off gegeven weere sich mits eede vercleren of met goeder waerheijt bewijsen wat hoem der geenre schuldigh were die hoem sijn goet opgedragen, of gegeven hedde, ende dat sal hij daer van hoeffen, of ontfangen, ende dan mach der heere, en die stadt hon broecken daer van heijsschen, ende ontfangen, ende wes daerboven ouerden dat mach andere schulderen dienen, ende soo wie daer tegen weere ome den heere, ende der stadt haere broecken, ende andere schuldenaers dat hon te beletten, off ontfeeren die sal sijn op twee goltgulden aen heere, stadt, ende rade.

of eenen clerck eenen leeck misdede, of eenen leek eenen clerckitem soo wie in eijnige coeren, of broecken gevallen weere, ende die niet gelden, of betalen wolde, ende eijnige inhibitie brecht, aen den en sullen geijn burger off ondersaet deser stadt Maeseijck egene koeren broecken van egeijnen saecken aen die stadt noch men en sael hon eijnige richtinge van der stadt wegen doen, noch men en sal hon egeijn ampt noch officie van der stadts wegen bevelen, noch ouch van egijn ambachtswegen.

[fol: 39.] clerck die broeckdenitem weert dat ijemandts koeren broeckden, ende die daeromme gedaeght woerde in den geijstelicken recht, ende dat daer richten moest die sal los sijn van den koeren, of penen des heeren, ende der stadt alsoo verre hij goede quijtancie bringht, ende thoont van den siegeler, want niet behoorlick is dat ijemandts van eijne saecke tweemael beteren moest.

Ende weert dat eijn leeck eijnen clerck ierst opliep, der leeck sal dat richten geijstelick, off weerlick van allen puncten inhalt des coerboecx.

van die banklock te luijden alst noodt isitem alle man mach die banclock luijden als man meijnt dat t’noot is van vuere, off van vijanden.

van verbondt te maecken of verdragh, of quaet saet te saijenitem weert saecke dat eijnigh man of eijnigh ampt verdraech, off verbundt maeckden, of quaet saet saijden tegen den heere, off tegen die stadt soo wie dede, off deden, off gedaen hedden, die sal men uijtter stadt roepen, ende buijten alsoo verre als die banck van buijten geijt want ter tijt toe dat sij des heere, ende der stadt moet vercregen, ende gedaen hebben.

[fol: 39.v°.] Dat die weerden moegen pendenitem is den weerden toegelaten, ende vergont buijtens luijden te penden voor eten, ende drencken, dat sij op eijner reijsen, dat sij bij den weert blijven, ende niet nae huijs en sijn geweest, off vertrocken, ende dat als der terer, off drencker vertreckt, of vertrecken wilt.

67

68

wie tot eenen ampt gecoren wordtitem weert saecke dat ijemandt van den innegesetene poorteren ge--coren worde tot eijnigen beveele, off officie in der stadt te halden die dat niet terstont aen en neme noch gehoorsam daerinne weeren der sal daer mede broecken eijnen goltgulden aen heere, stadt, ende rade soo deck, ende mennighwerff als hij geboden wordt door der stadt boden.

Meijsters, off burgermeijster gecorenitem soo wie meijster, of burgermeijster gecoren wordt, ende niet en comt als men hoem ontbuijdt bij den alden raedt, off eijn paert van hon ome den behoorlicken eedt te doen die sal broecken drij goltgl: alsoo deck, ende mennichwerff als men hoem dat ontbuijdt mitter stadtsboden, off bode, noot--saecken en beneme hoem sullicx.

[fol: 40.] Raedt te ontbiedenitem weert saecke, dat die meijsteren off burgermeijsteren van der stadt den raedt ontbieden ende sij rechts niet en quemen alst hon gecondight weere dat eijn bode of sijnen eijdt drooge die sal sijn op eijnen gulden b[ra]b[a]nts ten waere wettelicke oorsaecke, off uijtheijmsheijt sullicx en beneme.

van raedt te meldenitem eijnigh man der in den raedt is ende voort secht, dat hij in den raedt hoorden op eijnighen anderen raedtsman, off die melden eijnighe saeken die in den raedt geschieden sal sijn op eijnen goltgulden te beteren den geenen daer die woorden op gesacht worden tot seggen der ouersten, ende andere raedtsluijden met eijnen wech te sint joost op die zee, ende nimmer meer ampt off officie van der stadt wegen te halden van denen daeghe voort, daer schaede, schande off thooren aff coomen mechte.

van haeken, ende naesloetelenitem soo men ijemandt bevonde met haeken, naesloetelen, clasken, off wije die instrumenten genoempt moegen sijn, slooten open te doen sal sijn op eijnen wech st. jacop in Gallissen eijn deel den heere d’ander der stadt, dat dorde de burgemeijsteren en raedt, en dat vierde der aenbrenger alsoo deck en mennighwerff als man dat vonde.

[fol: 40.v°.] van geijn vuijr te stoecken dan onder eijnen schoersteijnitem dat niemandt sich vervoorderen en sal vuijr te stoeken noch huijser daer toe te verheuren daer men vuijr stoeckt, dan onder eijnen bequaemen schoersteijn opgaende wael gemuert, wije daer tegen doet sal sijn op eijn peene, ende panduijne van twee goltgulden, en die genige hij sije van buijten oft van binnen die in eijnighe huijser hebben hunne schoersteijnen gemaeckt van holt, ende leijm, dat sij die selve affbreeken, ende van haerden steijn maeken sullen op die selve peene.

Dat men geijn vuijr halen sal anders dan met keertsenEnde op die selve pene en sal niemandts vuijr haelen dan met eijner keertsen, en die genighe die toelaeten anders vuijre uijter sijnen huijse te draegen sal sijn op die selve pene, ende en sullen niet toelaeten vuijr te hoelen mit werck, spaenre, stecken, off desgelijcx op die selve pene.

van mest op de straetenvan vel bereijders, veijten, oft logenitem dat op den merckt, in de vier hooffstraeten, ende in der kirckenstraet tot den merckt toe, noch langhs den kirckhoff niemandts mest, off anderen dreck en sal laeten liggen off hij en salt alle weken ruijmen voor den sondach, ende dergelijcken sal ijegelijck voor den selven sondach sijn sijpen voor sijnen huijse reijnigen, ende veghen op die pene van eijnen gulden b[ra]b[ant]s, ende

69

70

verboerten van den mest aen des heeren, en der stadts boden, ende gelijcke pene, ende panduijne sullen broecken die velbereijders, ofte witmekers die hunne veijtten, off loogen, ende stinckende saecken in de straeten, ende sijpen uijtgieten, laeten loopen, oft doen drijven, dan sij sullen die selve moeten draegen ter plaetsen waer mede sij niemanden eijnigen stanck en quaeden roecke en geven.

[fol: 41.] van kinders te speelen, en gerucht te maecken in der kircken enz.item dat ijeder man ende vrouwen honne kinderen halden, ende bedwinghen sullen dat sij in der kircken op den kirckhoff, en kirckthooren niet en sullen speelen, noch tuijsschen met doppen ofte anders, noch egein gerucht noch ontochtigheijt bedrijven, en oft ijemand daer tegen dede die kinder off hon alders sullen daermede broecken eenen horens gulden oft twellif braants sts daer voor.

van clachten, en antwoorden niet schriftelijck ouergeven salitem dat men voor burgermeijster, ende raedt van partijen vijffthien daeghen te nemen, noch ouch clacht, ende antwoordt schriftelijck te geven niet useren en sal, en dat men voor burgermeijsteren, ende raedt momboeren setten mach in saecke voor hon hangende van eijnen partijen die wilt.

die elders voor honne onmondige kinderen te betalenende want onmondige kinderen bedrijven dat men dat aen honne elderen uijtrichten sael als off sij dat selffs gedaen hedden.

van des raedts ordonnantie te appelleerenitem off ijemandt des raedts uijtdracht beroepen wolde voor borgem[eeste]ren, ende raedt van Luijck omme eijn beter leere, dat sal moeghen geschien, maer men sal laeten setten golde, ende silvere panden van den geenen die dat dede voor den cost, maer of ijemandts daer boven een beter leere wolde voor B[urge]m[eeste]ren, ende raedt van Luijck die sal sijn op des genens cost die des begeert, nochtans dat t’afgekeert worde.

[fol: 41.v°.] Soeckt op de rolle van den 2. mey 1635 aengaende d’appellatien

Die in kijvagie om hulp roeptitem soo wie onder eijnighe kijvagie, strijtbaer gevecht, oft tumult off oproer kridt off tot sich roept eijnigh geslechte oft verwantschappe tot der kijvagien sal oft sullen ijeder ter boeten vervallen à vijfentwintigh goltgulden off gebannen werden thien uuren uijter stadt en bancken gelijck ander gebannen.

onderscheijt van den geenen die smaelsoo dan twist en stoet is geweest tusschen den cremer, en St. Matthijs ampbacht belangende den jongen die leeren smael linnen lent, oft haer snoer lent weven, oft oock weven, tot wijen van den beijden ampten voors: die selven solden gehooren, is geordonneert dat de genighe soo sulck werck maecken sullen gehalden sijn Sinte Matthijs ampt te gelden, ende oock die jonghen dat leergelt betaelen, ende niet dat cremer ampt.

van banloeckden, ende waterlaetenitem dat eijn ieder hij sie van bennen oft van buijten hun banloecken sullen vreden, ende onderhalden, ende aen de velden en gemeijn straeten die valderen, en stappen hanghen, maecken, en stellen sullen den sulcx behoort te doen, en ouch die waterlaet vegen alsoo dat der eijne door den anderen geijnen schade en lijde, en dat bennen vierthien daeghen naer der publicatien, en daer nae sullen scholtis, schepenen, ende burgemeijsteren daer op behoorelijcke visitatie

71

72

[fol: 42.] doen, ende wie in t’gebreck bevonden wordt sal broecken die pene van eijnen halven golt guld: dat oock niemandts op die selve pene geijne wegen sluijten en sal.

van die geene die te nae der gemeijnte gemuert en getuijnt hebbenitem dat alle die geene die te nae den gemeijnen straten, ende weghen gemuert, getuijnt off geplant hebben dat die selve daer van ruijminghe doen, ende op t’hun blijven, en dat op die pene van ses goltguld:, en des niet te min gehalden sijn te ruijmen.

van stallen op die straetenDat oock alle de genighe die eijnighe stallen op de straeten gemaeckt, offt gestalt hebben daer van ruijminghe doen op die selve pene.

van secreeten niet te maecken dan onder d’aerdeDat oock op die selve peene niemanden eenighe secreeten boven der aerden maecken, en op de straeten de luijden daer mede verstincken en sal.

van geen kruijt bij die brouwers in hon bier te doen dan hoppeDat egeijn brouwers bennen deser stadt, oft der selver bancke in honne bieren eijnighe cruijdt dan goede loffelijcke hoppe doen en sullen op die verbuerte van hun ampt eijn gans jaer lanck beneven die pene van drij goltgulden aen heer, stadt, en raede alsoo deck, en mennighmael alst geschiet.

[fol: 42.v°.] van meten den vremden metvaetenitem dat egeijn burgers sich en sullen onderwinden den vremden man sijn coren oft alderlije saet te meten oft eijnigh vaet leenen om den vremden man te ont--fanghen in honnen huijseren oft tot geijnre plaetsen, maer alle incommende coren op den merckt dach sal der vremden man den vremden meten ter plaetsen daer t’hij gecoft heeft, en den meter daer van geven naer der alder gewoonte op die pene van twee goltgulden, daer van dat den meter der dat vaet van den ermen desert stadt heeft hebben sal die vierde paert.

van coren meten in der burger huijseritem alle coren dat der vremde man vercoopt aen de burgeren soo wat daeghe ofte wat tijde sillicx gehuert sal hij dat coren in des burgers huijs moegen vueren, off draeghen, en aldaer den burger sijn goet meten in des burgers huijs met des burgers vaet, off hij wilt, sonder daer aen te misdoen, oft denmeter daer van ijet schuldigh te sijn, noch den meter sich vervoorderen daer van ijet te ontfanghen op die selve pene.

van geijn vuijr en vlamme te soecken bij den vremdenitem sal sich geijn buijtens man vervoorderen in deser stadt Maeseijck vuijr noch vlamme te stoecken noch oock huijs te halden, noch van geijnen burger hier binnen onderhalden werden hij en hebbe ierst dat borger recht der stadts ofte ampt gecocht, en den behorelijcken eijdt gedaen naer der stadts recht.

[fol: 43.] van de wasch plaetsen niet te misbruijckenitem dat niemandt sich vervoorderen en sal eenighe haire vellen, wolle laecken, off hueden te spoelen noch te wasschen en sullen op die waschplaetsen die gemaeckt sijn op ter beecken in der stadts bampt aen der bluemerpoorten op ‘t broeck, aen der hepperpoorten, bospoorten, ende eijckerpoorten op die bovenste brugghe welcken plaetsen anders niet gemaeckt en sijn dan alleijn om lijnen laeken, lijnwaet, en lijnen gaeren daer op te wasschen: en wie daer op bevonden wordt eijnighe der voorß denghen te wasschen oft te spuelen der sal broecken soo deck ende mennighwerff twee goltgulden.

Dat oock niemandts wie hij sie sich vervoorderen sal eijnigh holt wie dat sie groff of cleijn wisholt, off reijpen in den stadts graven te setten, leggen, off weijcken op die selve pene.

73

74

ter wat plaetsen de melaetsche hon water hoelen, en hon dengen wasschen sullenDat oock geijne melaetsche luijden eijnigh water hoelen en sullen, noch hon lijnewaet, noch andere dinghen wasschen en sullen dan onder der brugghen onder de muelen buijten der bospoorten gelegen op die selve pene.

van holt, coilen, steijn op den mercktitem alle die geeneghe die op den merckt liggende hebben t’zie holt, colen, steijn, wagens, karren, raderen en des gelijcken denge niet daer van uijtgescheijden die hinderen mochten den verdraeghe, en ordonnantie van op den merckt te leggen ende ouch van alle karren, holt, en desgelijcken dengen die hinderlijck mochten sijn onder dat gewanthuijs op die pene van twee goltgulden, en confiscatie van colen, steijn, en holt.

[fol: 43.v°.] van polver in huijs te haldenitem dat niemandts sich vervoorderen sal eijnigh polver, oft bussencruijdt in sijnen huijse te halden boven t’gewicht van drij ponden, en soo hij des meer heeft in t’gewicht t’selve te stellen, ende te halden in t’hooghste van sijn huijse, en dat op die pene van drij goltgulden.

in tijde van rumoer, oft alorme totten vuijre hon te begevenitem oft geviele, daer Godt voorsien wille, datter bij rumoer, off ongemaeck eijnigh vuijr viele dat dan alle tummerluijden, leijen, ende stroedecker, muerers, leijmers, ende vrouweluijden, en onweerbaer persoonen hon totter lessinge des vuijrs begeven sullen, ende ander weerbaer volck sie begeven op sijne waelplaetse.

van de lederen, en vuijrhaecken onder het gewanthuijs te belettenitem dat oock niemandts sich vervoorderen en sael eijnighe dengen t’sie wat het sie onder dat gewanthuijs te leggen daer mede sij die lederen oft vuijr haecken beletten moegen op te nemen op die pene van drij goltgulden.

onder der hooghmessen geen drenckers in te setten, noch te wandelen, en te speelen enz.Dat geijn weert, weerdinne, noch niemandts des sondaghs, en heijlighen daeghen onder den dienst der heijlighe hooghemisse eenighe drenckers setten en sal op de pene van drij goltgulden die ellick besonder weert, ende gast broecken sullen, behoudelijcken den wandelende man berieff te doen.

[fol: 44.] Dat oock niemandts op den merckt, noch op der stadt vesten, uijtgescheijden de weeckers, noch ander plaetsen wandelen sonder wettelijcke oirsaecken, noch met den bal speelen en sullen onder die hooghmesse op die selve pene voorß.

bij tijde van orloge, en trecken van volck dan bij borgm[eeste]ren en raedt geordonneert sal sijn te vercoopen etc.item dat niemandts van wat staet off conditie hij sie in tijde van oorloge, en trecken van volck te peerde en te voet sich vervoorderen sal eijnighe goederen ofte weren hoogher te vercoopen dan bij burgemeijsteren en raedt gestalt sal werden onder pene als dan bij hon te stellen.

bij tijde van godes gave, ofte pestilentieitem dat oock bij tijde van der gave Godts, off pestilentie niemandts sich vervoor--deren en sal eijnighe wijndruijven, pruijmen, wilde cabotsen ter merckt te brengen op die pene van eijnen goltgulden, en confiscatie der selver guederen.

van ‘t selveDat oock niemandts sich vervoorderen sal eijnigh goet uijt den huijseren daer Godes gave, oft pestilentie is te haelen, draegen, vercoupen, gelden, uijtdraegen noch in sijne huijse ontfangen sal sonder consent des scholtissen, ende burgemeijsteren, en dat op die pene van thien goltgulden.

item dat alle burger hon honden, en catten in den bandt sullen leggen, off men sal die selve doodtslaen op die selve pene..

75

76

‘t selve punct raeckendeitem dat oock niemandts sich vervoorderen sal, die van de selve sieckde niet besmet en is, dan de genighe die daer toe gestalt werden, op die selve pene in de sterfhuijsen te gaen, ende die sterfhuijssen die met der sieckden besocht werden te teijckenen met eijnen witten cruijs, dat men t’selve van verrens openbaer mach sien op die pene voorß.

[fol: 44.v°.] van ‘t landen van den mercktschippe die schippers te moeten wijckenitem dat alle schippers met honne schepen, sijn geladen, oft ongeladen, den mercktschippe wijcken sullen aen die blauwe handt uijt die rechte vaert van der bluemer poorten totter maesen om dat mercktschippe te laeten laden, en te lossen op die pene van drij goltgulden.

item dat oock niemandts sich vervoorderen sal in der vaerten voorß, soo die selve afgeteekent is, eijnighe colen, holt, steijn off anders te leggen, dan te dienen tot den merckschippe, en dat op die pene van drij goltgulden.

van des nachts met geijn licht in schueren, ende stallen te gaen etc. dan met welgesloetene lanternenitem dat sich niemandt vervoorderen sal des avondts met den licht in eijnighe stellingh te gaen om beesten te voeren, oftte anders te derssen, wannen, boeken, swongen met den licht, dan met eijner wael besloetener lanterne op die pene van drij goltgulden.

van niet te moegen bermen hoije, stroij, vlas etc. op zolder daer schouwen door opgaen etc.item dat sich niemandts van wat qualiteijt hij sie die eijnighe huijseren benne deser stadt hebben hon eijgen toebehoorende of van dere in hueringhe genoe--men oft besittende sich vervoorderen sal op eijnighe solderen daer schoersteijnen door, oft opgaen eijnigh ongedorsten coren met den stroe, ofte stroe, hoijwas, vlas oft desgelijcken daer op te leggen op die pene van drij goltgulden t’ellicker reijsen t’selve bevonden sal sijn, en worden te verbueren.

Dat ouch een ijeder sijn schoersteijnen, esdens, backhovens, en andere daer ge--breck aen is sal repareren, t’ellicker reijs daer aen gebreck bevonden wordt op die selve pene.

[fol: 45.] van de putm[eeste]rs, en hunne obligatieDat eenijeder putmeijster alle leijderen tot die putten gehooren met oock die tijnen wael gerepareert bij der handt halden sullen aen de putten, en ijeder burger water voor sijn duere setten sal op die pene van drij golt gulden.

besien m[eeste]rs van de verckenDat nue voortaen geijne koermeijsters van de verckens sijn en sullen, dan die van bergemeijsteren, ende raedt gesat sijn, om de verckens te besien, sij sijn dan vet oft mager, reijn, oft onreijn, waer van sij hebben sullen eenen stuijvers b[ra]bants ende van eijn mager vercken eijnen halve str: en off eijn coopman off anderen sijn selffs vercken dat hij gecocht hadde besien wolde, dat sal hij moeghen doen, beheltelijcken dat hij halffgelt geven sal aen de besienmeesters die daer toe gesath sullen sijn, ende off den koermeijsteren gebuerde dat sij eenighe verckens die onreijn waeren voor reijn koerden, dat sij alsdan daervan sullen moegen ontlast sijn, en daer voor van het miskoeren den twellifden penninck waer vor die selve gecocht waeren.

van verdragh, en geboden van scholtis, schepen, burgm[eeste]ren etc.item soo wes scholtis, schepenen, burgem[eeste]ren, nieuwen, ende ouden raedt ver--draeghen doen ofte gebieden van eijgene saecken daer den heere ofte der stadt eere, ende oirbaer aen liggen mocht, dat sal cracht, ende stedigheijt hebben, ende die daerinne ongehoorsaem were der sal broecken nae gelegentheijt dat die saecke were gelijck of sij in desen koerboeck geschreven waeren etc.

77

78

[fol: 45.v°.] van geene douven noch wilt te schietenmaintenue van ons jaecht vide retro fol: 119Den 7. januarij 1618 is bij scholtis B[urge]m[eeste]ren nieuwen en alden raedt verdraegen dat niemandts met boegen noch roers niet en sal gaen om wilt oft duijven te schieten op pene van drij goltgulden voor de eerste reijs, ter tweeder reijsen op ses goltgulden, ende voor de derde reijs op arbitraele straffinghe, ende sulcx sal met eijnen getuijge moegen bewesen worden der geloofweer--digh is.

van vouij-jegersDen 20. januarij 1618 bij vergaderingen van drij lederen, dat is scholtis, burge--m[eeste]ren, nieuwen, en alden raedt is verdraeghen dat van nue voortaen niemandt van bennen noch van buijten meer en sal, noch niet en sullen te peerd noch te voet in dese stadt coomen de vouije jaeghen op vastelavondt op pene van drij goltgulden die elcke persoone broecken sal soo deck, ende ennighwerff dat sulcx bevon--den worde, aen heer, stadt, ende raedt.

van eijnen borger den anderen buijten niet te moegen commeren Den 18. december 1619 bij vergaderingen der drij geledderen is geordonneert wie volcht,[fol: 46.] item eijn poorter die den anderen cummerden, oft aenspraeck lijff of goet buijten den bidsdomme van Luijck of den lande van Loon die sal sijn op ses hollants guldens, en daer toe alleen den schade te wederstueren die van denen cummer queme, maer den poorter die buijten woonachtigh weren den mach men naergaen met den recht waer men wilt off can, ende egeijn buijten geseten poorter en sal eenigen ingesetenen porter aenspreeken lijff noch goet buijten den voorß lande op den selve koer van ses hollants gulden.

Bij vergaderinghe der heren van drij geledderen als scholtis, burge m[eeste]ren schepenen nieuwen, ende alden raedt op huijden den lesten Meij 1628

Brouwers voor geene buijtens luijden bier te brouwen sonder etc.item is door die heeren van drij gelederen geordonneert, ende expresselijck verboden dat geene brouwers onser stadt Maeseijck sich sullen laeten ge--lusten voor eenighe buijtens luijden bier te brouwen binen onser stadt voorß ofte sij en sullen ierst, ende vooral die behoorelijcke accijs en impost van den malt en der waghen betaelt hebben.

item geene getouwen te leene noch te laeten brouwen etc.item dat niemandt van onze borgers den buijtens luijden hunne getouwen /:om t’selve bier te brouwen /: sullen laeten gebruijcken, of sij en hebbe t’ onse burgemeijsteren ierst, ende voor al te kennen gegeven, endat op die pene van te verbueren soo bij de brouwers als die het getouwe geleent sullen hebben, drij golt gulden.

Reglement van bouwen in dese stadt de anno 1651 den 25. 7bre, ende t’gevolgh van dien siet in t’oudt statuijt boeck beginnende fol: 45 v[er]so, et sequentibus.

[fol: 46.v°.] Ordonnantie des merckts aengaende het te coop stellen van alle coopmanschappen van graijnen, pen- -waerts waeren, cremerie, beesten, en wie alles voorts wesen mach niet uijtgescheijden ter plaetse als hier naer volcht respe[ctievelijk].

79

80

In den eersten sal en moet die vaert van de Hepper: tot aen de Bosstraet blijven een roede breet;Ende wederomme van de Bos: tot aen de Eijckerstraete van gelijcken die deur vaert sal sijn een roede breijt;

Van gelijcken van de Hepper tot d’Eijckerstraete toe langhs het stadthuijs een roede breijt;

item teruwe, spelt, gerst, haver sal staen vooren aen van den peliraen, off tegen den thooren ouer, ende soo langhs den puth aff tot charten cleijnen zal[ige]r huijs op ‘t hoeckxken der bosstraete gelegen;

item den boeckweijt, ende spurie saet voor het huijs den swaen genaemt op oort der bosstraaten op haer alde gewoonelijcke plaetse, en men mach die vercoepen voor den cooren merckt;

item den cooren merckt daer beneven op sijn alde plaetse tot aen den spiegel;

item den raepen lijnsaet op sijn alde plaets tegens het stadhuijs aen de Princelijcke stadts waeghe;

[fol: 47.] item erten, wicken, boenen daer beneffens op haere gewoonelijcke plaetse naer die bosstraet;

item dat buijtens wit, en de roggen broet langhs die vaert van die Boschstraet naer die Eijckerstraet toe op een sijde;

item alle binnens broet sal staen aen die vier hooftstraeten;

Diet metsmaeckers, en de metsvercopers in den inganck des gewanthuijs onder, ende voor die raetscamer;

item rueben, appel, peren, noeten, en al wat freut genaempt is om den peroen naer den coren merckt toe, ende dien die het merckt vat heeft sal daer stellen een tonne van tachentigh kannen, ende een half tonne van viertigh kannen en daer met rueben, appel, peren, noeten, en desgelijcken goet te meten, ende hij sal van die tonne ontfangen een handt vol voor sijn loen.

item den beesten merckt, ende schoufs op die plaets tusschen die Eijckerstraet nae den eijcken boom tot voorbij den put tot den huijse genaemt den Ster, ende dat real lopende van de blumerstraet nae de Eijckerstraet.

item die buijtens laecken van den eijckenboom, oft dat reael daer langhs lopende nae de Eijckerstraet op een sijde voor den beesten merckt met oock die glascremers;

item die smeede van beijde sijden van de vaert nae de Blumerstraet toe, ende alle sleep werck, ende snijtwerck naest de smeden nae de Blumerstret toe bovenwaerts;

item alle die offs, bomen, vleech, doeren, en desgelijckx goet om die caeck;

[fol: 47.v°.] Die seijldraijers, en sargiemaeckers of vercopers der beneeren, item ketelbeters en des gelijcken goet achter die smede langhs nae Cors der cremer sal[ige]r huijs;item die soutcarren neffens achter die ketelbeters alsoo op een sijde naer den roeden hoet;

item die cuijpers daerbeneven naer den voorse: roeden hoet met een dobbel sijde;

item ketelboeters, ende des gelijcken goet achter die smede langhs nae corsten den cremer zeliger huijs.

81

82

item die vlen, ende potten met een dobbel sijde beneven de cijpers nae Catherinen van den Eertwegh huijs;

item die corvers met haere manden naest volgende den vlencremer;

item volgen die houte schotelen, lepelen, en desgelijcks;

item die clompen achter die Ulen, ende potten nae catharinen van den Eertwegh huijs;

item tegen Adam Rolofs, ende Herman Emonts volgen die moeren, unne vercopers met een rijde nae den haegen doeren met oock die hant keecke vercopers;

item het stijfsel daer naer;

item die suijvel eijer, hooner merckt daer nae den hagen dooren;

item die voormelde ketelbeters, soutcarren, en potten vercopers sullen alle gaeder blijven een roede vant reael;

item alle cremers, ende vetwaerders sullen beginnen tegens den steijn der staet bij het reael tegen die potvercopers met een dobbel rijde naer die Eijckerstraet waerts, en hun bancken sullen lanck sijn acht voet, en breet vierden halven voet, ende van den sout merckt, en ulen merckt sal tusschen die cremers recht doer blijven eenen ganck wijt ses voet om daer doer met een kruekarre te vaeren, ende te gaen tot den leere, en schoen merckt toe, ende wederom totten sout merckt toe, ende alle merckden op die sijde gelegen;

[fol: 48.] item alle soeten haerinck, ende vische sal staen neffens het reael tegen het gewanthuijs over op sijn oude plaetse daer hij ouer vijftigh, en vijftigh jaeren gestaen heeft;

item alle die vracke haerinch ende die enigh visse, ende ges( )frent bij alsoo dat daer etselijck is sal staen ouer dat reael op sijn oude plaetse daer sij ouer vijftigh, en vijftigh jaeren gestaen heeft;

item alle bereijde leer, ende buijvollen achter den vetvercopers cremers voor dat hoofd van de schoenmaeckers;

item die schoemaecker met een dobbel rijde naest dat leer, ende alsoo langhs die waeck camer naer den doorganck van de bluimerstraet nae die bosstraet.

item een rijde penwaerts waeren achter die vetvercopers sonder die vaert van de Hepperstraet naer de boschstraet te beletten ofte den ganck van den lere merckt nae die cuijpers nae jennen Trups huijs, ende voorts daer men die selve onder dat gewanthuijs sal comen accommoderen;

item salt onder die schepen camer tusschen die twee posten open blijven, ende aen beijde sijden penwaerts cremer staen om doer den gewanthuijs te moegen gaen;

item die wollen laecken vercoepers onder die jonge compagnie gaffel;

item dat vlas onder het gewanthuijs bij die wolcamer, ofte waege;

item uijt der kircherstraet onder dat gewanthuijs te gaen tusschen die twee stijlen voor en sal niemant sitten noch staen;

item naest den stijl int omgaen sullen die vleeshouwers staen naer die trappen ende naest hunnerde langhs die wolcamer een rijde penwaerts cremers, en hun bancken sullen lanck sijn ses voet;

item lijne laecken vercoopers onder het gewanthuijs ter sijden naer die

83

84

Blumerstraet achter het medden van het gewanhuijs, ende daer ontrent buijten, ende die sijde naest den merckt sal dat gewanthuijs midden loss blijven;

[fol: 48.v°.] item naest den linen merckt, saerdsen, ende alle gemaeckt wserck van wol, ende lapp st. (blanco) meuwen

item naest hun sullen staen die buijten penwaerts cremers.

item alle goet, ende waere, ende beesten vercopers sullen blijven staen een roede van alle huijsen rontom den merckt niet daer van uijtgescheijden reserverende alle puncten des merckts te moegen verteren naer gelegentheijt.

[fol: 49.]Privilegien der stadt Maeseijck

vergunt, ende opgericht Gerard van Groesbeeck hooghloffelijcker me

morie in den jaere 1576. bij tijde sijnes levens

geweest sijnde bisschop tot

Luijck:

Gerardt van Groesbeeck bij de gratie Godts Bischop tot Luijck, hertogh van Bouillon, marckgrave van Francimont, Graeve tot Loon etc. allen, ende jegelijcken den gene die dese onse opene brieven sullen sien ofte hooren lesen saluijt. doen te weten dat wij willende om seeckere goede, ende merckelijcke redenen ons in desen ruerende onse stadt Maeseijck van allen oude tijden een goede vaste stadt op de palen van onsen lande, ende graefschappe van Loon liggende geweest, ende alnoch sijnde, ende die borgers, ende gansche gemeente der selver onser stadt onse onderdanen met sonderlinge gratien, en genaeden begiften, ende gaeven om in de selve onse stadt, ende haere vrijheijt de goede luijden in vrede te houden, ende die quaetwillige, en wederspanninge in hunne voornemen, ende opsat te wederstaen inhererende de privilegien bij onse voorsaeten goeder gedachten, ende namentlijck wijlen heer Robert van Bergen onsen naesten voorsaet op den vierden dach junij XVe Vsestigh, ende naemaels bij ons op heden twee--entwintighsten dach januarij in jaeren XVe sesensestigh stijl van Luijck onse stadt, borgeren, ende gansche gemeenten onse onderdaenen voors: ge--gont, ende verleent, geven, gonnen, willecooren, ende verlenen mits desen onse opene brijven dese naebeschreven statuten, ordonnantien, puncten, ende privilegien om dese voortaen eenlijck te useren, gebruijcken, ende houden gelijck hier naer volght:

1.[fol: 49.v°.] van eenen peroen te moegen houdenin den eersten dat sij ter gewonelijcke plaetse sullen moegen houden eenen peroen om daer aen de conden, ende geboeden van onse, ende van onser voorß stadts wegen t’saemen ofte besonder te doen sonder projudiae

85

86

onser gerechtigheijt, ende hoogheijt gelijck dat aldaer van outs gewoonlijck geweest is,

2.Borgemeesteren te kiesenEnde soo dan oock gene gemeente, ofte menighvuldigheijt van volck in vrede, ende enigheijt te houden en is sonder goede regenten sullen op sondach voor St. Remijs dach sigh alle jaer ter gewoonlijcker plaetse die ses ambachten onser voorß stadt Maeseijck vergaderen ende aldaer dan elck op sijnen eedt, ende nae den meesten gevolghe twee van de notabelste, ende bequaemste borgeren binnen dese voorß stadt wonende kiesen tot hunne twee borgemeesteren, die alsoo gecoren sijnde sullen schuldigh ende gehouden sijn elck den last hunne borgemeesterschappen dan terstont aen te nemen; ende daer van die gewonelijcke eeden te doen, ende als die voorß borgem[eest]eren alsoo gecooren sijn sullen, dan sullen dieses ambachten voorß elck op sijnen eedt ende nae den meesten gevolge twee notabele mannen voor de voorß ambachten kiesen tot geswoerene raetsmannen, des ullen die afgescheijdene borgm[eest]ers altijd twee van de selve geswoerene raetmannen sijn, ende daer toe oock een jegelijck van de selve ses ambachten twee bequaeme mannen tot meesters, ende regenten hunre ambachten voorß,

3.welcke tot geene ampt, ofte officie, en moegen geadmitteert wordenEn tot alsulcke koeren te doen en sullen niet komen, noch toegelaeten woorden moegen die, ofte hunne wijvers, oft kinders de almossen gesinnen, ouerspelders, notoirlijck, oft oepenbaer criminele feijten gebetert hebben oft die van oneerlijcke woorden die sij t’onrecht ouer iemanden gesproecken hadden voorder dan in enen heelen wegh tot Roomen oft Compostellen gecondemneert waeren, ende des om vergiffenisse hadden moeten bidden,

[fol: 50.] 4.Dan als ons dat gelieven sal soo sullen wij op saturdach voor den voorß sondach twee notabile mannen van onsen raet oft andere onse gedeputeerde in onse stadt van Maeseijck voorß moegen schicken die op den selven saturdach goets tijts den affscheijdenden meesteren der selver onser stadt te kennen geven sullen om sigh tot de aenstaende electie der toecomender borgm[eeste]ren des anderen dachs te doen bereijden, en de sigh daer naer te houden,

5.Princelijcke commissarissen te deputeerenDe sullen die afgescheijdene borgm[eeste]ren ende raet onser voorß stadt gehouden sijn ons acht daegen oft wenigh min voor den voorß keurdagh daer van, ende van den aenstaende vernieuwinge schriftelijck te adverteren ten eijnde wij ten nae--beschrevene effecte onse voorß commissarien goets tijts deputeren, ende tot onse voorn stadt schicken moegen,

6.Electie in de kercken te doenEnde dan op den voorß sondach des morgens voor de hooghmisse sullen de selve twee mannen van onser raet, ofte commissarien met noch twee andere goede mannen die daer om neffens de selve onse commissarien uijt den afgescheijden raet onser voorß stadt geordonneert, ende gesat sullen worden te saemen gaen in onse kerck van Maeseijck ende alsoo voor de selve kerck coemen, ende voor hunnen inganck daer in sullen sij en een jegelijck van hun vieren besonder schuldigh sijn, lijffelijck Godt almachtig, ende sijne lieven heijligen te sweeren dat sij in de kercke voorß sullen gaen, en daer uijt niet scheijden, sij en sullen eerst die electie keure met goede voorbedachte sinnen gedaen hebben, ende twee van de notabelste bequaemste mannen binnen onse voorß stadt wonende gecoeren hebben naer hunne beste gemoet, ende ver--stant,

87

88

[fol: 50.v°.] 7.Borgemeesters, ende raedtsheeren den eedt te doenEnde die alsoo bij hun gecoeren sullen woorden sullen schuldigh sijn den last van hun borgemeesterschappen aentenemen als voorseijdt is ende daer van hun Eeden te doen, ende die twee burgemeesters, ende twelf geswooren raetsluijden alsoo als voorß staet gecoeren sijnde sullen altesaemen en elck van hun besonder schuldigh sijn met opgestrecte vingeren lijffelijck tot Godt almachtigh, ende sijne lieven heijligen te sweeren; onder andere dat sij ons holt, ende getrouw sijn sullen, ende tegen onse hoogheijt, en jurisdictie, heerlijck--heijt, renten, ende rechten niet doen,

8.van ‘t beste te moegen voorstellenEnde dan dat jaer durende soo sullen die borgm[ee]sters, ende geswoorene raetluijden voorß met believen onse scholteten van Maeseijck alle puncten der policien aengaende ten meesten gemeijnen profijt onser voorß stadt moegen voorstellen, ende die borgers, ende toegehoorige der selver onser stadt regeren, ende nae hun besten vermoegen in goeden staede, vrede, ende regiment te houden,

9.Borgers nae de statuijten te regeerenEnde om sulckx te baet te moegen geschieden soo sullen die borg[emee]sters, geswoorene, ende raetluijden voorß sigh ende hunne met borgers, en toegehoorige houden, ende regeren nae de statuijten onser voorß stadt die daer op geordonneert, gemaeckt, ende beschre--ven sijn, oft noch met raede, ende believen van ons, onsen scholtes voorß, oft andere onse gecommitteerde en niet anders, naemaels geordonneert, gemaeckt, ende beschreven mochten woorden die wij daerom altesaemen van weerde, ende macht houden,

10.aengaende de breuckenEnde nae die selve statuijten, ende nae conden, ende bescheijden daer op eerst gehoort sijnde sullen die boeten, ende breucken die niet crimineel en sijn, ende die in de voorß statuijten beschreven staen uitwijsen, ende termineren, van welcke breucken, en boeten die alsoo naer de selve statuijten uijtgewesen, ende gedetermineert [fol: 51.] sullen woorden onse scholtis voorß van onse wegen hebben sal dat een derde deel, ende de voorß onse stadt tot haeren bouw, ende onderhout, ende de voorß borg[emee]sters, en geswoorene raetsluijden voor hunnen arbeijt, en neerstigheijt sullen hebben die twee andere delen gelijck dat in onse voorß stadt van de breucken, ende boeten te bekeeren van oudts gewoonelijck is,

11. scholtis en schepen / Borgm[eeste]rs, ende raet den borgers recht te doenses gulden te moegen eijsschenEnde scholtes, ende schepenen van Maeseijck sullen besitten, ende bedingen dat lant--recht, ende banck recht, ende voorß borg[emee]sters, ende geswoorene raetsluijden der voorß onser stadt recht, ende daerom sullen de selve borg[emeeste]rs, ende geswoorene raetluijden tot versoeck van alle goede luijden van hun recht begerende ouer hun medeborgeren van binnen, ende van buijten naementlijck die dorpen van Oudeneijck, Heppenaert, ende dat gehucht van Nedersolt recht doen van alle injurieuse woorden, ende daertoe van alle scholt, en aentight totter sommen ende weerden toe van ses b[ra]bantsche guldens eens, ende daerom soo sal onse stadt voorß moegen houden enen schrijver, ende enen ofte twee boeden, ende de selve boeden sullen die geboden dachlijckheden, ende pandingen binnen, ende buijten onse voorß stadt in plecken voorß doen, ende die panden alsoo wel van buyten als van binnen sullen in onse stadt voorß met recht omgeslagen woorden,

12.Dienste der buijten borgersEnde die buijten borgers gelijck die binnen borgers en sullen van onsen wegen tot egeenen dienste gehouden, ofte gedwongen woorden uijtgescheijden des heeren dienste gelijck andere borgers binnen onse stadt Maeseijck voorß dan sij sullen

89

90

gehouden sijn in onse voorß stadt die daeghs, en nachts hoede, en waecke te houden, te vaeren, te graeven, ende in den winter het ijss te breecken, ende die graven te vegen, ende andere der selver stadt behoeffelijcke dienste te doen,

13.[fol: 51.v°.] Dorpen in de stadt te waecken in tijt van nootWij hebben onse goede luijden onser stadt Maeseijck voorß beloeft, ende beloeven mits desen, oft alsoo geville, dat sij in eniger vianden, oft gewals besorgt waeren dat alsdan tot hunen versoeck onsen ampten van Stockem binnen onse stadt van Maeseijck voorß ingebieden sal alle die ondersaeten onses scholtisampts van Maeseijck voorß naementlijck boven die van Oudeneijck, Heppenaert, ende Nedersolt, noch die van Elen, Roothem, Nederoeteren, Opoeteren, Asch, Opgelabbeeck, ende Neder--gelabbeeck om onse stadt van Maeseijck voorß bij daege, ende bij nachte te behoeden voor gewalt,

14.van vangengene borger te verinquesten dan in bijweesen der borgemeesteerenBorgers te pijningenEnde wij noch onsen ampt man van Stockem voorß oft iemandt anders van onsent wegen, en sullen enige van onse binnen oft buijten borgers van Maeseijck voorß vangen, oft totten gevanckenisse brengen sij en woorden dan op criminele feijten be--vonden, daer om men hoerde hun te vangen, ende apprehenderen, ofte sij en waeren eerst nae een 15 conde, ende waerheijt daerop bij onse schepenen in bijwesen der borgrm[eeste]ren onser stadt in dien sij daer komen willen gehoert, ende nae maenisse ons scholteten met vonisse onser schepenen voorß tot gevanckenisse gewesen, ende als die dan alsoo totten gevanckenisse gecomen sullen sijn, en sullen sij met heet, ende cout noch anders in der pijnen niet versocht worden, ende die voorß borgm[eeste]rs en sullen daer toe geroepen sijn geweest om daer bij te komen oft hun alsoo beliefde,

16.Ende men sal den ingesetene, ende buijten borgers aen moegen tasten volgende den landts rechten als sij bedraegen sullen sijn door iemant die misdedich is gestorven, en ter justitie gebrocht, en daerom gestorven is,

17.Buijtens luijden sich niet te onderwindenDan der buiten luijden die in de borgerschappen onser stadt niet en waeren, en sal hem niemandt van wegen de selve onser stadt, onse amptluijden, ende dienaeren daer met te laeten gewoorden, vide ter rolle de anno 1691. fol: c den 18.july:

[fol: 52.] 18.Buijtens luiden recht te doenDan oft alsulcke gevangen buijtens luijden binen den gewinde onser voorß stadt Maeseijck geapprehendeert waeren, ende in onse voorß stadt recht begeerde, t’selve hun aldaer te geschieden, en soude hun dan niet geweijgert worden waert oock saecke dat enighe van onse officieren, ofte dienaers enige buijten lijden, buijten het bewint van onse voorß stadt aentasten, ende vonghen, en de selve alsoo gevanckelijck binnen, ofte dor onse voorß stadt Maeseijck brochten al begeerden die aldaer wel recht des niet te min sullen onse officieren, ende dienaers die selve t’hunne gelieven, ende wille van daer tot een andere plaetse moegen brengen sonder sulx van onse voorß stadt, oft haerent wegen behindert te worden,

19.vrijheijt der mercktdaeghenHebben noch met onse princelijcke macht, ende sonderlinge gratie die voorß onse borgers onser stadt Maeseijck geoctroijeert, georloft, ende gegeven dat

91

92

niemant wij hij sij comende binnen onse voorß stadt Maeseijck op den maendach merckdach aldaer en sal om eenige schulden oft reele actien moegen bij iemant gecommert, gearresteert noch gehouden woorden dan hij sal liber, en vrijelijck moegen staen, gaen, komen, ende keren, ten waer die coepmanschap, oft contract daerom hier gearresteert woorde, geschiet ofte gebuert waere op sulcken vrijen daeghe als voor oft dat die schuldenaers, oft: gearresteerde hun op enige mercktdach hadden verobligeert, ende enige somme van penningen beloeft te betaelen, in welcken gevallen men de selve soude moegen houden, arresteren, ende commeren als naer recht, ende costume onser voorß stadt,

20.van kerckelijcke, ende armen goederen nietz te rechtenHebben noch tot waelvaert, ende profijt van den aermen onser voorß stadt, ende voorderinge van Godts dienst geordonneert, ende gestatuert, ordonneren, ende statueren mits desen dat men van nue voortaen om der armen goederen, fabrijck van de kercken, renten, goederen, ende alle andere broederschappen in de selve [fol: 52.v°.] kercken binnen onse voorß stadt Maeseijck geinstitueert niet en sal behoeren te rechten, oft met recht de selvete te doen betaelen dan sal alleenlijck daer vor moegen panden als geprevilegeerde penningen,Ende alsoo wij dan willen ter goeder trouwen dese tegenwordige statuijten, privelegien en ordonnantien in alleen ijegelijcke hunne puncten, en articulen het sij int groet oft in cleijn in wat gestalt die oock wesen moegen souden bij ons, ende onse naecomelingen bischoppen van Luijck, ende graeven van Loon onse voorß stadt Maeseijck de borgers, en ondersaeten der selver, en hunne naecommelinge ten euwiger daeghen als voorß is vast, stedigh, ende onverbreeckelijck gehouden te woorden hebben wij de selve ons brieven hun daer op vergunt, willende, ende bevelende alle onse officieren, justicieren, ende ondersaeten de selve te observeren, ende te onderhouden, ten waere dat in de puncten voorß enige contrarieteijt oft abuijs bevonden wierde tegens, ende contrarierende den peijs van Frexhe, den welcken wij reserveren in sulcken gevalle te remedieren, ende voorsien: geven onder onsen naem, ende siegel servet aen dese onse opene brieven gehangen in onse stadt Luijck den achtienden dach des maendts septembris in den jaeren onses heeren jesu Christi vijfthien hondert sesentseventigh, was onderteekent, Gerardt, onderstont, bij specialen, ende expressen bevele, ende ordonnantie mijnes genadighste vorst, ende heere voorß, ende was onderteekent, Lamsech, onderaen was hangende enen siegel in roeden wasche gehecht aen een dobbele perquemente sterre, onde de copie van dese stont aldus in het oudt statuijt boeck

Gecollationeert tegens sijn origineel geschreven int perquement onderteeckent, ende gesegelt als boven is daer mede bevonden t’ac corderen bij mij onderschreven geswoeren secretaris der stadt Maeseijck den 17. meert XVI’ achtendertigh, was onderteeckent Schers secreta[ris]:

[fol: 53.] Onses genedighen Heere beloeften

Wij sullen onse stadt van Luijck met haere toegehoringe houden, en laeten bij hunne privilegien, statuijten, ende goeden oude usantien, en sullen hun tracteren nae den landt recht, ende naer de rechten onser banck van Eijck, ende dat beloeven wij in princelijcke woorden.

93

94

Den eijdt die men aen de ondersaeten, oft borgers voorhout ten tijde van de inhuldinge onser genaedighste Heere

Wij vroeme borgers, ende ondersaeten ghij hebt gesien dat onsen genaedighsten Heere hem veroijtmaet, ende sijne blijde incomst in dese sijn f[orstelijcke] Gen[ade] stadt van Eijck gedaen heeft, endat sijne vorstelijcke gen[ade] met ons in de kercke geweest hoeft, ende laeten bij onse privilegien, statuijten, ende goede oude usantien, ende sullen ons tracteren nae het landtrecht, ende naer de rechten der bancken dese sijn f[orstelijcke] Gen[ade] stadt Eijck, ende alsdan sijne f[orstelijcke] Gen[ade] sal gedaen hebben t’gene sijne f[orstelijcke] Genaede behoorlijck sijn alsdan sijne f[orstelijcke] Gen[ade] sal gedaen hebben t’gene sijne f[orstelijcke] Genaede behoorlijck sijn geweest te doen, ende om absulixc te volbrengen sal eenen van VL: alle opsteecken twee vingeren van sijne rechte handt, sen segghen mij nae Van desen dach aen, ende van desen daeghe voort beloeve ick heldt en trouw te sijn

Eijdt der sestigh mannen

Want ick gecoesen ben als sestiger van de caemer van St. etc. soo sal ick houdt, en getrouw sijn der stadt van Eijck, ende haer toebehooren, en sal altoos coomen, als mij de meesters ontbieden, en sal helpen raeden, en raeden, helpen ordonneeren met de litmaeten des ampts, dat de stadt besten is, dessens voordeel, baeten altijt soecken, haere privilegien, en prerogativen helpen mainteneren, en volgens princelijcke ordonnantie van den 5. 7ber 1737 geene tot Borgm[eeste]rs en gesworens helpen kiesen die tegens de stadt in proces sijn, ende ge--teijkent hebben, soo helpe mij Godt, en sijne heijligen.

[fol: 53.v°.] Des amptluijdens eedt

Als ick tot eenen Drossaert, ende amptman, scholtes gesett ben, Drossaert, ende amptman, scholtes sijn sol in het ampt van Eijck, so sal ick hout, ende ge--trouw sijnen mijnen genaedigen heere van Luijdick, hjet Bisdomme van Luijdick, den lande van Loon, ende sonderlinge der stadt Maeseijck alle haere porteren, ende ondersaeten, ende sal een ieder oordeel, ende vonnisse den sonder vertreck wijen dat begeert, ofte aen mij versoeckt nae wijsen der schepenen, ende sal der stadt van Eijcke haere vrijheijt, ende coeren houden, ende helpen houden nae mijne macht sonder wat daer tegen te doen, alle de puncten sal ick wel houden, als een goet man schuldigh is te houden, des sal ick niet laeten om geender cunne saecken wille, daer men enige saecken om doen, ofte laeten mach: soo mij godt helpe, ende sijne lieve Heijligen.

Eedt om de electie der borgemeesters te doen

Als wij dan gedeputeert sijn om twee borgm[eeste]rs te kiesen in de stadt van Eijck soo sullen wij hier in de kercke gaen, en niet daeruijt scheijden wij en sullen eerst de electie, ende koer met goeden voorsinnen gedaen hebben, ende twee die notabelste, en bequaemste mannen binnen dese stadt wonende kiesen naer onse besten weten, ende verstant, ende des en sullen wij niet laeten om gout, om silver, om gifte, om graeve, om vrindt, om maege, noch om geene kunne saecken will, daer men enige dingen om doen, oft laeten mocht sonder

Fol: 53.v°.Eed te doen doorde onderscheijdenBeampten bijde Stad aengesteld

95

96

enigh argelist: soo sweere ick soo help ons Godt almachtigh en alle sijne lieve heijligen.

[fol: 54.] Des Borgemeesteren eedt

Want ick meester gecoeren ben, ende meester sijn sal der stadt van Eijck soo sal ick hout, ende getrouw sijn onsen genaedigen heer bischop tot Luijck, ende graeve tot Loon, der stadt van Eijck, ende alle haeren toebehooren, ende der .stadt vrijheijt van Eijck, rechten, ende koeren houden met raede der geswoorenen ende der stadts beste doen nae mijne macht, en besten weten, ende ick sal heffen, ende opbueren dat de stadt toebehoort alsoo verre ick can, ende in de stadt oerbaer keeren, ende nergens anders, ende tegen onsen genaedighen heer van Luijdick, ende graeve tot Loon heerlijckheijdt, renten, ende rech niet doen: des en sal ick niet laeten om geender saecken wille daer men enige dingen om doen, oft laeten mach in alinger wijse soo mij Godt helpe, ende de heijligen.

Der geswoeren eedt

Want ick geswoeren raedt gecoeren ben van Vl: Vl: ampt soo sal ick hout, ende getrouw sijn der stadt van Eijck, ende her toe behooren, en sal altoos coemen als mij die meesters ontbieden, ende sal helpen raeden, en raeden, or--dineren, ende helpen ordineren altits dat ick weet, dat de stadts besten is ende der stadts vrijheijts rechten, ende coeren houden, ende helpen houden, ende mijne waeck wel hueden, oft wel doen hoeden naer mijnen besten weeten, ende naer mijne macht, ende bij den mesten gevolge blijven, en sal rechten raedt heijlen, ende tegen onsen genaedighen heere bischop tot Luijdick ende graeven tot Loon heerlijckheijt, renten, ende rechten niet doen, ende dat ick noch niemant van mijnent wegen omd it ampt gebeden, oft belofden ge--daen hebbe met mijnen weten in enige maniere sonder argelist, ende des en sal ick niet leten om geender saecken wille daermen enighe dinghen om doen oft laeten mach: soo mij Godt helpe, ende die heijligen.

[fol: 54.v°.] Der Broedermeesters, ofte Meesters van den ampten eedt

Als ick broedermeester gecoeren ben, en broedermeester sijn sal van het H: ampt soo sal ick hout, ende getrouw sijn onsen genaedighsten heere bischop tot Luijdick, ende graeve tot Loon der stadt van Maeseijck, ende des ambachts voorß, ende ick sal dat ambacht wel regeren, ende mijn waeck wael houden, oft wel doen houden, als sij mij gebuert, ende ick sal altijd heffen dat het ampt toebehoort, ende des ampts vorbaet keren nae mijne beste macht, ende ick en sal enigen borger in’t vol ampt ontfangen naerder daen voor ses gulden brab:[ants] ende eijn pont was, ende enen vremden buitens man voor twelf guldens brab:[ants] ende een pont wasch, enen leren jemmer, ende thien rixdalders voor de stadt, ofte soo veel als sij met de h[ee]r scholtes en borgemeesteren sullen ouercomen, des en salc ick geenen vremden ontfangen hij sal eerst ge--presenteert woorden aen de officieren, borgemeesteren, ende raedt, en oock daerenboven certificatie brengen geloeffelijck van de plaetse daer hij gewoont heeft, ende hoe hij van daer gescheijden is, welckx voorß ampt gelt ick met eenen gesell dit jaer opbrengen, ende reekenen sullen: soo mij Godt helpe, ende sijne heijligen.

97

98

Des secretarien eedt

Want ick geswoeren clerck, ende schrijver ben der stadt van Eijck soo sal ick hout, ende getrouw sijn aen de stadt van Eijck, ende alle haere ondersaeten, ende sal gehoorsaem sijn aen de borgemeesteren, ende gesworenen, ende sal altoost [fol: 55.] coemen als mij die meesteren ontbieden, en sal altijdt schrijven dat mij die meester heten schrijven, ende uijt doen dat mij die meesters heten uijtdoen, ende niet meer, ende sal rechten raedt haelen ende meesters reekeninge schrijven, ende maecken binnen den tijde als dit boeck inhoudt, soo verre als mij dat bevoelen woordt van de meesteren, des en sal ick niet laeten om geender cunne saecken wille, daer men enige dinghen om doen of laeten mach: soo mij Godt helpe, ende die heijligen.

Eijdt der boeden

Als ick geswoeren knecht, en booden sijn sal onses genaedigher heere, ende der stadt Maeseijck so sal ick hout, ende getrouw sijn onsen genaedighen heere van Luijdick, de meesters, geswooren raedt der stadt van Eijck, ende alle de gene die stadt toebehoeren, ende ick sal gebieden, roepen, penden, vangen, ende haelen al dat mij de meesters van de stadt gebieden te doen, ende ick sal rechten raedt haelen, ende ick en sal van schutten niet meer nemen als dit boeck inhoudt, ende ick sal dat velt wel hoeden; ende alle panduijnen borgm[eeste]ren, ende raedt aenbrengen, ende die muren van de schaede die daer geschiet visiteren, ende aenbrengen met oock aen enigh goet der stadt toebe-ghoerende, ende des en sal ick niet laeten om geender saecken wille daer men enige dingen om doen oft laeten mach: soo mij godt helpe, en sijn lieve heijligen.

Eedt der vremde buijten luijden

Ick beloeve aen onsen G: H: bischop tot Luijck, ende graeven tot Loen, der stadt van Eijck, ende het N: ambacht hout, en trouw te sijn, ende dat herte--lijck, en ongeveijnsedelijck altijt houden, volgen, en belieden sal ten goede geloeve, [fol: 55.v°.] en dat ick die borgem[eeste]rs niet en begere om mij te vrien van enige quade vuij--leijnige stucken, oft delicten, en dat ick niet voorstellen, noch aenrichten en sal in’t heijmelijck, oft in’t openbaer bij mij selven, oft iemandt anders in mijnen naeme dat waertegen die hoogheijt jurisdictie, ende gerechtigheijt onses ge--naedigen heere, item in dien ick verneme enighe saecken tenderende tot achterdeel der kercken oft des landts onses genaedighen heere, oft des stadts, dat ick het selve sal openbaeren, ende den officie, oft justitie te kennen geven, alsoo haest mij sulcx moegelijck wesen, ende sal daer tegen helpen weder--staen, en resisteren: soo mij Godt helpe, ende sijne lieve heijligen.

Eedt der keurmeesters, ende wegers des brodt

Want ick gecoeren weger, ende keurmeester sijn sal van den broede soo sal ick comen soo dicwils mij die borg[emee]sters ontbieden, ende helpen waegen en keuren dat broet, en al wat ick te licht, oft misbacken vinde dat sal ick breuckheftigh wijsen, straeffen, ende helpen straffen nae mijne beste macht, soo mij Godt helpe, en sijne heijligen.

Den keurmeesters eedt van de visschen, ende sout &ca.

99

100

Als ick gecoeren keurmeester sal sijn van de visschen, ende andere soo sal ick alle goet dat keurbaerigh gat is keuren, ende helpen keuren, ende wes breuckechtigh vinde dat sal ick breuckachtigh wijsen, straeven, ende helpen straeven naer mijne beste macht, ende weet: soo mij Godt helpe, ende sijne lieve heijligen.

Den keurmeesters eedt van het vleesch soo wel de borgers toebeho[r]ende als den buijtens man

Want ick keurmeester sijn sal van het vleesch soo sal ick all het vleesch soo wel de borgers toebehoerende als de buijtens man dat keurbaerick is keuren ende helpen keuren inhalt des stadts statuijten, en wat vleesch ik keurachtig [fol: 56.] bevinde dat sal ick aenbrengen, ende breuckachtig wijsen, straeven, ende helpen straeven nae mijne beste weet, ende macht: soo helpe mij Godt, en sijne heijligen.

Eijdt der keurmeesters van de snijders

Want ick keurmeester van het snijderampt gecoeren ben, ende keurmeester sijn sal soo sal ick met mijnen met geselle alle des snijders werck visiteren ende helpen visiteren inhalt onses keurboeckx, ende wien wij daer in ge--breckelijck vinden die selve straeven, ende helpen straeven naer gelech der saecken allst vermoegen onses keurboeckx: soo mij Godt helpe, en sijne heijiligen.

Die siegelmeesters eedt Als ick siegelmeester in ons ampt gecoeren ben, ende siegelmeester sijn sal soo sal ick met mijnen metgeselle ten allen behoorlicken daeghen alle laecken die voor ons komen visiteren, besien, ende helpen besien met bedeckden, ende verborgen teecken, ende mercken, ende die te recht siegelen, ende laecken die des siegels niet weerdigh bevonden weerden door enigerleij gebreecken dien sal ick den siegel verseggen, en niet siegelen, noch helpen siegelen dan die selven straeven, ende helpen straeven nae mijne beste macht, ende wett: soo mij godt helpe, ende sijne heijligen.

Der roede draegers eedt

Want ick roede draeger in ons ampt gecoeren ben, ende roededraeger sijn sal, soo sal ick met mijnen metgeselle alle weeken eens gaen, off nae de oude gewoonte tot all de wevers huijsen binnen stadt van Eijck, ende visiteren, besien, ende helpen besien alle laecken op die getouwe, ende wie ick daer aen gebreeckelijck vinde in eniger manieren dat sal ick aenbrengen, straeven ende helpen straeven nae gelech der saecken, ende nae mijn beste macht, [fol: 56.v°.] ende wette: soo mij godt helpe, en sijne lieve heijligen.

Eedt der keurmeesters van wollen

Want ick keurmeester van wollen gecoeren ben, ende keurmeester sijn sal, soo sal ick alle woll sij koeme van buijten ofte van binnen keuren, en wes wol wij niet oprecht, noch voor coopmans goet en bevinden die sullen wij straffen, ende keuren naer mijnen besten weeten: soo mij Godt helpe, en de heijligen.

101

102

Des raemmeesters eedt

Want wij van den gewant meeker ampt tot raemmeesters gecoeren sijn, en sijn sullen soo sullen wij ons regulieren naer die puncten daer op verordonneert ende goede opsight op de raemen nae onsen besten vermoegen en wette hebben, en als wij in de ordonnantien gebreckelijcker, ende ongehoorsaem vinden in onse visitatien den selven sullen wij straeven, ende helpen straeven naer gelech der saecken op die pene in die selve ordonnantie, en puncten begrepen: soo ons Godt helpe, ende sijne lieve heijligen.

Den keurmeesters eedt van het Loërampt

Want ick keurmeester van het loëre ampt gecoeren ben, ende keurmeester sijn sal, soo sal ick alle loer het sij van buijten oft van binnen keuren, ende wiens leer dat ick gaar, ende genoch geloijt vinde diens sal ick den houw geven, ende wiens ick vinde dat niet gaer en is dat sal ick afwijsen, ende den quaeden houw geven, ende brengen den houw weder binnen, twee maenden, ende gebetert te sijn, ende wiens ick daer in vinde gebreeeckelijk in eniger manieren, dat sal ick aenbrengen ende helpen straffen nae mijne beste weet, en nae gelegh der saecken: soo mij Godt helpe, ende sijne heijligen.

[fol: 57.] Eedt der koer, ende vrackm[eeste]ren van het clap: houdt

Want ick tot vrackmeester, ende teller van het claphout, speicken, velgen, ende reijsteren gecoeren ben, en sijn sal, soo sal ick met mijnen geselle alle claphout speicken, velgen, en rijsteren vracken ende tellen nae mijne beste weet, ende kennisse sonder sonder argelist: soo mij Godt helpen en sijne heijligen.

Den Portiers eedt

Want ick tot enen portier aengenoemen ben, ende sijn sal der stadt van Eijck, soo sal ick de porte wel bewaeren ende mijne waeck wel houden, ende en sal die poort niet open doen als die gesloeten dan met consent der borgm[eeste]rs, ende sal oock soo haest als die porte ontsloeten is des smorgens, de sloetelen wederom draegen ten huijse der borgm[eeste]ren, ende sal oock de bourgemeesters aenbrengen alle die genige, hij sij jonck oft oudt die inbrengen enigh heggehoudt, oft tuijn, raepen, appel, peeren, ende des gelijcken niet daer van uijtgescheijden insgelijcken enige oploepen ofte aenvechtinge die van iemanden geschieden, hij waer dan van buijten, oft van binnen dat ontrent de poorte gebuerde, dat selve sal ick de borgemeesters te kennen geven, oock en sal ick int velt gevven gesinnen, dan die borgers die mij die vergunnen en selfs geven willen, ende daet aen de poort des wes voorß staet, ende sal ick niet doen oft laeten om geene saecken wille daermen enige dingen om doen, oft laeten mach: soo mij Godt helpe, ende sijn heijligen.

Den trommeslegers eedt

103

104

Want ick trommesleger van wegen de stadt Maeseijck gestelt, en aengenoomen ben, en trommesleger sijn sal, soo sal ick hout, ende getrouw sijn de voorß stadts borgem[eeste]ren, ende raedt, ende geniger den last gegeven is, oft gegeven sal woorden ouer mij te gebieden t’allen tijden noedigh, ende versocht sijnde des stadts als trommesleger getrouwelijck dienen, ende sal met niemanden die [fol: 57.v°.] enige conspiratien integaen het landt van Luijck oft graeffschap Loen of dese stadt hebben spraeck houden noch enige brieven van hun ontfangen, ende soo ick enige aenslaegen, of verraderien in tegen die landen oft stadt voorß ver--nemen sal ickt selve de borgemeesters, oft raedt aenbrengen, en te kennen geven en des en sal ick niet laeten om enige saecken wille: soo help mij Godt en sijne lieven heijligen

Eedt der wijsvrouwen

Want ick tot wijsvrouwe aengenoemen woorde, ende sijn sal der stadt van Eijck soo sal ick hout, ende getrouw sijn de stadt, ende de vrouwen, oft burgerse der selver drie daegen, ende nacht bijstaen gelijck ene vroeme wijsvrouwe toestaet te doen, ende niet buijten de stadt te gaen sonder consent der borgemeesters sonder enigh argelist: soo mij Godt helpe, en sijne heijligen.

Eedt van dien, die het meetvat op de maese heeft

Want ick geswoeren meter op de maes ben soo sal ick alle goet dat op de maese compt, het sij coeren, saet, koelen, kalck, mergel hout coelen, ende loe, ende wat men metten groeten, ofte cleijnen vaet behoert te meten, en die loe metter tonnen drie vinger boven het boort van de tonne, ende ingelijcken houtcoelen sal ick een ijeder een het versoeckende meten, ende het sijne geven nae mijne beste macht ende weet: soo help mij Godt, en sijne heijligen.

Eedt des collecteurs van de accijsen van het maut

Want ick collecteur, ende ontfanger ben aengenoemen, en sijn sal van de accijsen des mauts binnen de stadt Maeseijck soo sal ick trouwelijck en opreght alle maut dat ter waegen compt sien waegen, en herwaegen, ende van dat selve ge-[fol: 58.] -wicht soo int’ incoemen als int’ uijtgaen goet, oprecht, en behoorlijck register houden met oock van die bieren die van buijten incoemen, die penningen, ende betaelingen daer toe gehoorigh gestalt, ende schuldigh voglens de ordonnantie dar op ge--maeckt registreren, ende ontfangen van alle saturdach met mijnen register oft daer toe versocht sijnde reeckeningen doen met volcoemen ouerleveringe der betaelinge in handen der borg[emee]stren sonder dat gelt tot andere betalinge te bekeren sonder arch of list: soe sweere ick soo mij Godt helpe ende sijne lieve heijligen.

Eedt der collecteurs in tijde de stadts impost, oft peculium heeft

Want ick, collecteur, ende ontfanger ben, en sijn sal van het peculium oft impost

105

106

van den wijn oft meij binnen dese stadt, ende van de bieren soo binnen de stadt als die ondergehorige, sal ick alle wijnen int inleghen ende uijtvoeren getrouwelijck op, ende affschrijven, ende alle meijen te recht opschrijven, ende visiteren met oock alle bier ende sal daer van goede, ende oprechten register houden, ende alle saturdachs oft soo dickwils mij die meester versoecken reekening daer van doen met ouerleveringe der betaelinge volgens de ordonnantie daer van sijnde, ende daer toe gehoorigh sonder die penningen daer van comen tot eniger ander betaelinge te bekeren sonder argelist: soo mij Godt helpe, ende sijne lieve heijligen.

Der waegers eedt van de coeren, en maut waege.

Want ick geswoeren waeger ben, en sijn sal der coeren, ende mautwaege binnen de stadt van Eijck soo sal ick getrouwelijck alle coeren ende maut dat ter waege comen sal waegen, ende sal eenjegelijcken sijn meele in het herwaegen van sijn coeren, oft maut sonder het selve bij mij oft door andere met mijn voorweten te ermangelen wederom leveren, ende alle geiwht te recht op, en affsetten, ende daer van goet register houden, ende aen ijeder het sijne te geven, ende sal van het waegh gelt niet meer ontfangen dan navolgende de lijste daerop gemaeckt. [fol: 58.v°.] Daervan sal ick aen de borgm[eeste]rs alle weecken saturdaeghs oft soo dickwils ende soo mennighmael als die borgm[eeste]rs mij daer toe versoecken reekeninge doen met overleveringe der betaelinge daer toe versoecken reekeninge doen met overleveringe der betaelinge daer toe gehoorigh: soo help mij Godt, en sijne lieve heijligen.

Den maut waeger voorders hier op den eedt te doen sonder den coeren waeger als die coeren waege verpacht woort, of is.

Eedt der keurmeesters van de vercken.

Als ick tot enen besien, oft keurmeester gecoren ben om alle vercken soo vet als maeger binnen de stadt van Eijck van binnen ende buijten onder de banck te besien soo sal ick geenen coopman, oft vercooper daer in draegen, oft gunstich sijn dan alle vercken sonder simonie oft bedroch van coeper besien nae mij beste weten ende verstande, ende dat ick iemandt hij sij burger oft vreemde van een vet vercken meer afbeuren sal den eenen st: brab[ants] en van een maeger vercken eenen halven st:, des en sal ick niet laeten om enigerleij saecken wille daer men enige dingen om doen oft laeten mach: soo mij Godt helpe en sijne lieve heijligen.

Eedt der clappermans.

Want ick clapperman gecoren ben beloeve ick holt en getrouw te sijn dese stadt, en mijnen omganck des s’nachts allen uijren de selve stadt rondt wel te doen, op allen vier, en brandt passen, en als ick eenigh ongeluck gewaer mocht woorden aenstonts den borgeren te wecken, ende brandt schelle te trecken, alle dieverijen en disorders te beletten, mede op te passen op alle lorren, en als ick laet in der nacht suspecte persoonen ontmoeten den ouersten, ofte corporael daer van sal verwettigen, en sullijcx aen de heeren borgem[eeste]ren bekent maecken, en als ick bij nacht eenige deuren, oft venster open vinde, sal ick den borger opwecken, en sulx waerschouwen, beloevende verders alles te doen wes ten gemeijne best magh strecken: soo mij Godt helpe en sijn heijligen.

[fol: 59.v°.] Der stadts rentmeesters eedt.

107

108

Als ick tot stadt rentmeester der huijser, ende landts schattinge gecosen ben sal ick de stadt houw en getrouw sijn den heeren borgemeesteren de penningen ouertellen in alle tijden so mij gevraegt woort, en mijne conditie in all puncten getrouwelijck volgen sonder eenigh menschelijck opsicht: soo help mij Godt, en sijn heijligen.

[fol: 59.] Cort begrijp der Professie, oft belijdenisse des geloofs

Costuijmelijck de geswoorens, ende meesters der ambachten, ende de schoelmeesters voor te lesen wanneer sij den eedt doen;

Voor den eersten ick geloove alle ende iedere puncten begrepen in de twelf articuleren des geloofs,

Daerenboven alle ordinantien, ende statuijten van de H: Catholijcke kerck ende Apostolijcke handtleveringe ofte traditien,

item dattert sijn in de catholijcke kercke van onse salighmaecker christus jesus ingestelt seven sacramenten, ende onder allen het heijligh sacrament des altaers in het welck ick belijde, en bekenne tegenwoordigh te sijn onder de gedaente des broets en wijn het waerachtigh heijligh lichaem, en bloet onses heeren jesu christi,

item ick belijde, ende houde voor goet alle ceremonien de welcke de H: kercke in het uijtrijcken der seven sacramenten is gebruijckende,

item ick bekenne, ende geloove vastelijck dat in het heijligh sacrificie der misse opgeoffert wordt het lichaem, ende bloet onses heeren jesu Christi, ende dat het selve sacrifie nut, ende te baet compt aen de levende, ende dooden,

item ick geloove vastelijck datter is een vaegen vier, en dat die sielen die daer sijn door bidden, ende goede wercken der geloovige connen geholpen woorden,

item dat de heijligen met christo in den hemel regnerende nuttelijck, ende tot baet der geloovigen als middelaers tot Godt moegen aengeroepen woorden,

[fol: 59.v°.] item dat de heijlige kerk sonder superstitie, ofte afgodderie is eerende, ende in de kerck stellende de beelden der heijligen,

item ick geloove dat christus die H: kerck heeft macht gegeven aflaeten uijtte--deijlen, ende dat die selve aflaeten aen de geloovige seer profitich, ende dienstbaer sijn,

item ick geloove, ende houde vastelijck, dat die catholijcke heijlige roomsche, ende apostolijcke kercke is de moeder, hooft, ende leraersse van alle andere kercken aen de werlcke, ende desgelijckx aen den Paus van Roomen geloeve, ende sweere ick gehoorsaemheijt, ende eer, ende geloove oock, dat den selven Paus van Roomen is den wettigen successeur, ende naevolger van den eersten Paus St. Peter van Christus gestelt,

Voorts oock geloeve ick, ende houde voor goet alles wat het H: consilie van Trenten, ende andere wettige consilien, ofte geestelijcke rechten hebben verordonneert, ende christenen voorgehouden, ende tot contrairen alles wat die H: kercke heeft gecondemneert, ende is houdende voor dolinge, ende

109

110

valsche leeringe dat verwerp ick oeck, ende houde voor sulcx: ende belijde oock dat niemand buijten de waerachtige christen katolijcke kerck kan totter saelich--heijt geraecken, beloeve oock, ende sweer dat ick t’selve geloeve in alles in t’cort ende in t’lanck, so in mijne persoon, als in mijne familie, ende die gene die onder mijn gebiedt sullen staen sal onderhouden, ende doen onderhouden naer mijn vermoe--gen ende daer hij leven, ende sterven: dit sweer ick Vl: Vl: soo wil mij Godt helpen, ende alle sijne lieven heijligen Amen.

[fol: 60.] Ordonnantie hoe men voortaen binnen de stadt Maeseijck bouwen sal gemaeckt anno 1651 den 25. 7bre.

Alsoo een ieder een bekant is het onspreekelijck verderf van afgrijsselicken brandt welcken dese stadt nu enige jaeren herwaerts, Godt betert, heeft uitgestaen ende wij claerlijck voor oogen sien dat niet alleen d’onnachsaemheijt maer princi--pelijck oock het houteren gebouw, ende stroij daecken een groote occasie sijn aen den selven brandt walcken geschaepen is, dat Godt nimmer meer wil geheugen, de heele stadt ten lange lesten te ruijneren, ende in asschen te setten ten sij bij tijts, ende met goed voorsinnen daer in geremedieert woorde, so ist dat om te ob--vieren aen een soo schaedelijck element als het vier is die heeren van drij gelederen consisterende in scholtis, burgem[eeste]ren, schepen, nieuwen, ende ouden raede een--stummelijck hebben geordonneert, ende verdraegen t’gene volght,

1.Dat niemand van wat conditie of qualiteijt hij oock sij binnen dese stadt begerende te bouwen enich huijs, schuere, ofte stallingen die selve niet anders en sal ver--moegen te bouwen als met goede bestendige brandt mueren, ofte stene gevels waeraff de fundamenten sullen moeten geleijt woorden ten ouerstaen van de heeren scholtis, ende regerende borgm[ees]ters,

2.Dat den genen die alsoo gesint is te bouwen sijnen steenen gevel, oft brant muer vrij sonder enige rechtstrijdicheijt, ofte wederspreeken van iemanden sal moegen [fol: 60.v°.] funderen half op sijnen, en half op sijn nabuijrs gront, ende den selven muer alsoo linie recht optrecken boven het dack blijvende den voorß nabuer niet te min gehouden in de helft van de kosten des stenen gevels ofte brant muers naer propositie van hunner bijder huijsen hooghde ofte leeghde aenstondt te betaelen aen den genen welcken sijnen steenen gevel, oft brant muer alsoo als voorß is sal hebben gericht,

3.Dat den geenen, welcken niet machtigh is voorß costen contant te betaelen sal ge--houden wesen aen sijnen gebuerman wettige bewaeringe te doen voor het capitael soo dat den gebuerman te vreden is mits hem oock jaerlijcks tot tijt der lossinge gevende vijf ten hondert, welcken interest sal aenstont beginnen te loopen naer dat den voorß bantmuer, oft gevel sal wesen gericht,

4.Dat oock die gene dit tot alsulcke voorß bouwagie sijn gesint sullen schuldigh wesen hunnen bouw linie recht op te leijden sonder ouersteeck, ende dat daek te decken met leijen oft pannen waer toe die stadt sal vereeren de derde pann, ofte leij,

111

112

5.Dat den genen die tusschen die oude, ende nu noch staende huijsen enigen gevel ofte brandt muer begeert te richten om sijn huijs tegens den brendt te bevrijen sal observeren de conditien van den tweeden artijckel behaven daer plaetsen sijn onmundighe toecomende, ende niet willende de voorß helft van de costen betaelen, sal den brantmuer gericht worden op der onmundigen gront allein, ende [fol: 60.] soo die onmundighe naerder kant willen bouwen sullen het vijfde deel der costen van de brandtmeuren, en gevels van steenen betaelen, waermede de voorß brantmeuren, oft gevels ten beijde sijden sullen gemeijn sijn blijvende alsdan de onmundige van den voorß intrest gevrijt, ende ontslagen,

6.Dat oock niemandt enige schueren sal moegen bouwen in de vier hoftstraeten noch op plaetsen daer voor dato huijsen gebouwt geweest sijn, mede dat niemant enigh nieuw stroij daaken sal moegen legghen maer wel d’oude laeten repareren,

Aldus geaggreert, ende verdraegen ter presentie, ende ouerstaen van den edelen, ende hooghw: heere Frans Derrick van Blanckaert, archidiaecken der Cathedraler tot Luijck, ende den hooghw: heere Theodore van Puijtelinck der selver cathedraler ende Proost der stadt Maeseijck als princelijcke commissarien hier toe van stadts wegen expres gerequireert, ende versocht, begeerende dese tegenwoordige ordon--nantie gepubliceert, ende geaffigeert te woorden waerbij niemants enige ingno--rantie hebben te pretenderen op huijden den 25. september anno 1651.

Ter Vergaederinghe van den h[ee]r Scholtis, Borgm[eeste]ren, schepenen, nieuwen, ende ouden raede gehouden den 10. meij 1652

[fol: 61.v°.] Ten selven daeghe ouer questie, ende differentie daegelijckx ontstaende bij den eenen, ende den anderen aengaende die luijckingen tusschen de gebueren huijsen, scheldijen, ende dergelijcken plaetsen te geschieden bij de haeren reijpe--lijck geleth hebben geordonneert t’gene volght,

Dat alle die gene die begeren tusschen hunne respective huijsen, scheldeijn, moes--hoeven te luijcken, ofte te vreden sullen moegen richten eenen muer onderhalven steen dick, ende acht voeten hoogh op gemeijne costen, ende gront,Dat den gene die begeert enigen bouw, oft timmeragie op soodaenigen gemeijnen gront muer te funderen, ende te richten sal gehouden woorden boven acht voeten hooghde te draegen alleen de merige costen.

Dat den genen welcken naermaels aen soodanigen opgerichten muer begeert te wesen berechtight om daer in te moegen incoeten, die selve gerechtigheijt sal moegen gauderen mits te vergoeden aen sijnen gebuerman die helft van die costen des voorn[oemden] muerwercx en sulcx in proportie in brede, in lengde, hooghde, en naer advenant dat hij dien muer gedenckt te gebruijcken,

Ende om allen twist, en cavillagie in desen vallende voortecoomen, en nederteleggen, sullen twee meesters metselaers voor soo veel het muerwerck, oft steenwerck aengaet met twee timmerluijden aangaende den houten bouw daer toe bij de heeren scholtis, borgm[eeste]ren, ende raden behoorlijck geauthoriseert, ende vereijt alle diergelijcke ver--schillen moegen nae hunnen besten weten slichten, ende die uijtspraecke doen

113

114

ten ouerstaen van de heeren scholtis ende borgm[eeste]ren, welcke uijtspraecke sal stedigheijt hebben sonder daer om enige gerichtelijcke actie te moegen aenstellen.

[fol: 62.] Ter verdaeringhe ouer heeren scholtis, borgm[eeste]ren, nieuwen, ende ouden raede in afwesen van H: schepenen oock gecondight volgens relaes van de boeden ten voorß daegen den 9. october 1657

D’eersaeme heeren hebbende rijpelijck gelette op de voorß ordonnantie, ende regu--lament van bouwen, ende signanten op den sevenden artijckel noepende het repa--reren, ende stoppen van oude stroij daaken, ende gemerckt dat onder het decksel van dien soo menighte van fouten, en usurpatien glisseren meest onder het rouschouven daer het nochtans soo seer te wenschen waer datter geen stroijdaaken meer in de stadt te vinden en waeren om die groote subijectie die dergelijcke deckinge heeft aen den brant, als men hier Godt betert, geproeft hoeft, doen ouersulx gebieden van wegen onsen genedighsten heer, ende der stadt, dat gene ingesetene noch buijtingen hier binnen huijsen hebbende die stroij daeken daer op sijnde meer sullen repareren, stoppen, noch rouschouwen met stroij maer met pannen oft leijen decken op de pene van alsulcken gerepareerden dack aenstont afgeworpen te worden.

Ter vergaderinge van heeren Borgm[eeste]ren, geswooren, nieuwen, ende ouden raede den lesten dagh julij 1658

is geordonneert te publiceren dit naervolgende,[fol: 62.v°.] ingeval het geboth bij publicatie gedaen den negenden october lestleden aengaende het rouschouwen, ende repareren van oude stroijdaaken soo ist dat men hier mede van wegen onsen genedighsten heer, ende der stadt commandeert, ende gebiedt, dat alle die gene soo sedert het voorn[oemde] verboth hunne daaken aldus hebben gereparert, ende gerouschouft die selve stoppingen, ende gerepareerde partien van daaken sullen hebben aftewerpen, ende met pannen of leijden te laeten voorsien binnen den tijt van vierthien daeghen op een pene van twee goutguldens van ellick daak soo gere--pareert blijvende daerenboven evenwel gehouden tot het afwerpen, ende ruijmen als voorß is, te meer daer nu geene ontlastinge, oft excusien plaetsen hebben, alsoo de pannen genochsaem hier binnen dese stadt, ende bij de nabueren tot Susteren aen redelijcken prijsen te becomen sijn, ende ingelijcke penen sullen vallen soo die borg[emeeste]rs, oft andere hier binnen dese stadt huijsinge hebbende als die stroijdeckers die int’ toecomende sigh ondernemen hunne daaken als voorß is noch te repareren, ofte doen repareren. Gepubliceert ten ouerstaen van de heeren scholtis, Borgm[eeste]ren, gesworen, en raedt den 5. augusti 1658

Ter vaergaderingen van heeren borgm[eeste]ren nieuwen, ende ouden raede den 4. martij 1659

siet de circumductie deser fol: 66.Bij d’eersaeme heeren geleth op de ordonnantie van den 10. meij 1652 aengaende luijckinge tusschen huijsen, schildeijen etc. signantelijck op het punct van mueren te richten tusschen moeshoeven, ende gemerckt daer uijt vele cavillagien, ende dis--puten ontstaen sijn, ende noch ontstaen geschaepen te spruijten, interpreterende het selve, declareren, dat niemandt en sal gehouden sijn tusschen sijnen, ende

Fol: 61 art: 6.Niemand vermag indevier hooftstraten nog op plaatsen daar voor datohuysen gestaan hebbenschuuren te bouwen.

115

116

[fol: 63.] sijnen nabeurs moeshoff mueren te helpen richten voorbehouden daer huijsen, schueren, stallingen, oft andere bequaeme bouwagien metter daer neffens ge--richt woorden, laetende nochtans ieder menlich vrij op eijgen cost en grondt sigh met meuragien te bevrijen, ende verders d’ordannantie in haer geheel.

Ter vergaederingen van heeren scholtis, borgm[eeste]ren, nieuwen, ende ouden raedt den 18. julij 1663

Dese immediatelijck voorgaende ordonnantie ouer questie tusschen jacob Hillops ende simon Winckens qqa. aengaende d’oprichten van eenen muer tusschen hunne respective scheldeijn wederom naer gesien, ende geexamineert, is de nuo gerenovelleert, expresselijck geadvoveert, ende geapprobeert.

Chronicon de ultimo incendia Ut faber eXpLoDIt MoseCa eXorItUr IgnIs aliud InDoLUIt ferVens MaseCa eXUrItUr Igne

[fol: 64.] Copien van requesten, en apostillen aengaende de nieuwe brantgievels par translaet uijt het frans in nederduijts;

Doorg[enadig]en Prince

Verthoonen met behoorlijck respect, en onderdaenigheijt de borgm[eeste]rs, en magistraet van uwe stadt Maeseijck hoo dat men in de selve stadt enen cas, ofte difficulteijt ontmoet ophoudende, ende belettende het opbouwen van verscheijde huijsen die door den lesten brant de anno 1684 vergaen sijn te weten alsoo volgens het regulament van bouwen in de selve stadt anno 1651 ten opsicht van eenen anderen brant van dien tijt beraempt, ende gemaeckt ten ouerstaen, ende toestemminge der heeren alsdoen tot vernieuwinge der magistraet van uwe Door[luchtig]e hoogh[eij]ts wegen gedeputerdens, dat allen de gene die daer naer in toecomende begeeren te bouwen gehouden sijn die gevels ofte scheijtmueren met bricken, ofte tichelen te doen maecken op wedersijts gemeijnen gront, en costen van de nabueren,

En vermits daer verscheijde plaetsen verlaeten, ende desert ligghen blijven om datse alte swaer met opgenomene, ende andere penninge belast sijn sulcx dat den gene die van goede wille is om sijn huijs daer beneffens optebouwen niet en soude middel weten hoo en waer hij de helft der costen van den brant--gievel, den welcken als geseijt is tusschen beijde moet worden gemaeckt op gemeijnen gront, en costen soude connen vinden om dat die ledige plaetsen mischijn van te vooren meer belast waeren als sij werdigh sijn, der halven comen de remonstranten uwe Doort: hoogh[eij]t seer oijt modelijck bidden te willen gedient wesen, soo t’geschieden mach, door sijne princelijcke authoriteijt te ordonneren sijnen goeden wille te wesen, dus dusdanige costen van verbeteringe in toe--comende alle tijt sullen moegen geprefereert woorden, en voorgaen aen alle

117

118

[fol: 64.v°.] andere oude renthen, en peninge op dusdanige afgebrande plaetsen ge--affecteert staende, oft dan andersins daerin te versien naer sijn goetduncken en betaemelijckheijt om alsoo die herbouwinge der voorß arme, en gedeso--leerde stadt t’avanceren, ende bevoorderen welckx doende etc. was ten originelen onderteekent Barth: van Meeuwen

Copie der apostille p[er] translaet

S:D: Hoogh[eij]t ordineert, dat de tegenwoordige regte aen de kennelijcke crediteuren persoonlijck, ende aen de onbekende bij affixie en aenslaen sal bekent gemaeckt, ende gecommuniceert woorden om in cas dat sij lieden redenen van contradictie hebben die inwendigh vierthien daegen naer die communciatie te allegeeren anders sal verders op het versoocken der supplianten versien, ende geordonneert woorden: gegeven in den raedt van S:D:H: den 21. meij 1685 gevidimeert Duras v[idi]t plaetse van den princelijcken sigel op roeden hostie geprint, onderteeckent j:L:Creft, onder op de spatie stond Aldus gepub--liceert op den 5. junij, en geaffigeert op den 9de dito in nederduijts tot Maeseijck aen het stadthuijs.

Copie der tweede requeste op translaet

Doorluchtigen Prince

Remonsteeren nochmaels bij repetitie den voorige requesten de borgm[eeste]ren, en magistraet van uwe stadt Maeseijck wie dat sij lieden de behoorelijcke devoiren hun bij apostille in den secreten raedt opgelijt voltrocken hebben soo deur pub--licatie van uwe Doorl: Hoogh[eij]t gegeven op den 21. meij lestleden opgeleijt, voltrocken hebben soo deser publicatie als affixie, en dat sij gene andere con--tradictie gespuest en hebben, als die N:N: borger etc. der stadt Luijck etc.

[fol: 65.] Dan de wijle den selven bij sijnen brief offereert altijt de reden te willen plaetse geven die men sustineert te wesen dat door de herbouwinge van de afgebrande huijsen sijn hijpotecqz oft pandt vijff à ses dobbel verbeter sal woorden, en dat daerom hij seer qualijck soude beraeden sijn niet te willen toestaen, en consen--teren dat de verbeteringe der brandtgievels soude moeten voorgaen etc.

De remonstranten in q[ua]l[i]t[eijt] als boven bidden met seer oijtmodigh respect Uwe Doorl: hoogh[eij]t te willen ordonneren dat dan volgens de reden, ende het recht selve dusdaenighe verbeteeringe alsoos sal preferabel sijn en voorgaen op dat sijn arm bedorven stadt metter tijt enighsints wederom instaet, den welcken tegenwoordigh Godt wil het sigh erbermen in vele oorden, en plaetsen ontbreckt, magh herstelt woorden welck dan doende etc.

Copie der tweede apostille per translaet,

Sijn D: Hoogh[eij]t nemende eene favorabele reflexie op de redenen aen hem gepresenteert, en verthoont bij de tegenwoordige requeste naer dat die gepubliceert, en geaffigeert geweest is tot genochsaeme kennisse der geinteresseerden volgens d’ord[onan]tie van 21. maij lestleden considerende oock, dat die herbouwinge van sijne stadt verachtert, ende verhindert woorden soude tot haeren groeten naedeel ten sij dat daer in woorde voorsien, en gemiddelt bij den gedaenden voorstel, sijne opgedachte Hoogh[eij] oordeelt te wesen tot het gemeenen best soo wel als

119

120

van particulieren te verclaeren, ende te ordonneren, gelijck hij verclaert, en ordonneert mits desen, dat die costen van melioratie oft verbeteringe hier boven gementioneert vortaen sullen geprefereert sijn en woorden aen alle voorgaende renten, en penningen die geaffecteert staen op afgebrande huijsplaetsen, conform het versoeck der supplicanten: gegeven in den raedt van S:D: Hoogheijt den 23. augusti 1685. gevidimeert Surlet V[idi]t. plaetse van [zegel] den princelijcken siegel, onderteekent, j:L: Creft, is geaffigeert geweest an’t stadthuijs op den 15. septembris 1685.

[fol: 66.] Copie der ordonnantie de anno 1651 tweeden november bij ter der heeren Borgm[eeste]ren Hend: Croll, en Anselmus Schutgens raeckende het beschudden der ledige, ende afgebrande plaetsen vercoghde plaetsen naer de gichte maer te dueren ses weecken etc.

Ter Vergaderinge van heeren scholtis, Borgm[eeste]ren, schepenen, nieuwen, ende alden raede den 2. novembris 1651

Ten selven daeghe om die bouwagie van die afgebrande, en van alle andere ledighe huijsplaetsen tot ciraet desert stadt te bevoorderen, ende te avanceren hebben die heeren scholtis, borgm[eeste]ren, nieuwen, ende ouden raedt uijt authoriteijt, en macht, welcke hun volgens stadts statuijt, en privilegien bij vorige princen hooghloffelijcke memorie is vergunt eendrachtelijck geordonneert, ende verdraegen, dat dij vrinden, en maegen van de voernoemde plaetsen woordende vercoght met vorige publicatie van vierthien daeghen tot vierthien daeghen in der parochiaele kercken, welcke recht van beschud aen de selve plaetsen sullen willen pretenderen, dat sijt selve recht van beschud sullen gehouden sijn te openen binnen den tijdt van ses weecken immediaetelijcken naer het gerichtelijck transport op poene van gepriveert te sijn, en geexcludeert van het voornoemde recht van beschud, en reapproximatie naer omganck der voornoemde ses weecken sonder dat die vrinden sulx in t’recht sullen moegen keeren, en tot meerder vasticheijt deser ordonnantie is geordon--neert sijne hoogh[eij]t onsen genaedighen heer, en prince te suppliceren tot confirmatie.

[fol: 66.v°.] Volght den teneur van het supplijcke, ende apostille per translaet

Doorg[enaedig]en Prins

Remonstreren met alle oijtmoedigheijt de borgm[eeste]ren, geswooren, nieuwen, en ouden raedt der heele gemeenten uwer stadt Maeseijck, wie dat het seer nootsaeckelijck geweest is om d’erbouwinge van meer als ouer hondert int getal die deur den lesten brant vergaen sijn te vervoorderen de neffens gaende ordonnantie van den 2. Novemb: 1651 te beraemen, en te maecken om reeden dat, niet tegenstaende de vercoopinge der afgebrande plaetsen met proclamatie geschiet, gedreijght van vernaedert, en beschudt te woorden, het welcke causeren sal, dat niemandts enighe der gesijde plaetsen soude willen coopen nochte sigh

121

122

ondernemen die te bouwen tot groot naedele, en rejudicie van voornoemde uwe stadt, daeromme ist dat de remonstranten uwe Door[luchtig]e Hoogh[eij]t oijtmoe-delijck bidden te willen gedient wesen deur sijne princelijcke authjoriteijt die geseijde ordonnantie t’appuijeren, en t’approberen bj forme van statuijt welckx doende etc., was onderteekent, S: Erckenteel voor die geseijde stadt.

Copie der apostille

Sijne doorl: HOogheijt considerende den gemeijnen interest van sijne stadt Maeseijck, ende de nootsaeckelijkheijt der herbouwinge heeft geapprobeert, en geconfirmeert d’ordonnantie van den 2den deses maendt in dese supplijcke gementioneert, en bij gevoeght conform de statuijten, en reformatien gedaen in den raedt van S:D: Hoogheijt den 15. 9bris 1651. gevidimeert Groisbeeck V[idi]t.plaetse van princelijcken [zegel] siegel, ende onderteekent Erasm: Faullon.

B: van Meeuwen secret: de mandato p cop: en translaet sst in fidem

[fol: 67.] Siet de ordonnantie in de rolle de anno 1686 en 87 de data den 7. jann: 87 raeckende die jaerlijckse 12 gl: chijns van St. Catharinen weerdt, ende den huijsboomgaert.

[fol: 67.v°.] Ordonnantie van de coeren, en mautwaege bij scholtis, en borgm[eeste]ren, schepenen, nieuwen, en alden raedt deser stadt Maeseijck, en dat volgens het rappoert, ende antwoort geschiet van ses ambachten op dat voorgeven van wegen de stadt aen de selve ambachten gedaen in halt des registers der selver stadt in date den 25. martij anno sesthien hondert gemaeckt, ende opgestelt met consent Wilhemen Portegael moderne proprietarius, Gertrudis Lappen, ende Claes schuttens mede proprietarissen der banmeulen buijten de Boschpoort gelegen.

in den eersten, dat den molenaer alle coeren werck behalven het maut sal voor het sesthiende deel maelen, en het maut voor het achtentwintichste deel,

(vide rollam 11. 9ber 1695)Onder conditie dat men enen, oft twee vroeme mans tot waegen tot welgevallen van borgm[eeste]rs, geswoeren, ende raedt, mede den moelenaer stellen sal die men daer toe gelijck oock des molenaers knechten daer toe vereijden sal,

Ende die wegers gehouden goet register te houden, ende alle weecken, oft soo deck, ende menichwerf, als de borgm[eeste]rs sal believen hunne reeckeninge, ende betalinge te doen,

Ende sullen alle borgers en ingesetene deser stadt enigh maut, oft coeren ter waege moegen doen ten sij dat eerst bij den geswooren weger in die daer toe gedesigneerde waege sij gewaeght, en wederom alst gemaelen is in de selve waege herwaegen, en dat op de pene van drije holl: g[u]l[den]s t’appliceren in drie delen d’ene den heere, dat twede de stadt, ende het derde borgm[eeste]ren, ende raede, ende den besitter der moelen en sal niet sijn coeren in de waege doen maer evenwel gehouden sijn waeghgelt te geven,

[fol: 628] Ende soo den moelenaer enich meel mackde dat niet loffelijck en waere sullen die borgers het selve in de waege laeten visiteren om naer gelegenheijt daer van gedaen te worden, ende wat sij uijtter waege draegen, ende daer nae

123

124

bevonden geen loffelijck meel te sijne sullen die selve daer in niet ver--hoort woorden,

item die wegens, ende des moelenaers knechten sullen altijt gehouden sijn het coeren oft maut dat in de waege eerst compt oock eerst totter moelen te voeren oft doen voeren dat op die pene van drij holl: gul: bij waeger en moelenaers knechten contrarie doende te verbroecken ende te appliceren als boven,

Hier mede niet gederogeert oft afgenoemen het recht ofte vrijheden soo der stadt des borgers als des moelenazers ofte eijgenen andere persoonen toestaende,

Die geswooren waegers en sullen niet gehouden sijn des sondaghs in der waegen te sitten van s morgens tot het opluijden des hooger misse maer op andere daegen vervoegen, en houden in der waegen van s morgens soo haest die poorte geopent sijn, en daer binnen blijven tot acht uren, en wederom daer in sijn van negen uren tot twelf, en van een ure tot het sluijten van de poort, ende sullen van de waege des coerens, ende mauts ontfangen als volght,Van een vaet terwe eenen halven st[uiver] br[abants]Van een vaet rochen een oort st[uivert]sAlle verckens coeren t’vaet een half oort st[uivert]sUijt welck gelt die geswoeren wegers geloont sullen woorden met oock daer uijt gegeven ende betaelt woorden die coelen op alle wachthuijsen, ende poorten ider wacht een vaet coelen, en dat van st: Remigij tot h: Paesschen,

Ende sijn aengenoemen tot geswoeren waegers Lenaert van Erx, ende jan Sillen, ende hunner beijde gagie opt jaer sal sijn hondert gl: b[ra]b[ant]s, ende waeck vrij, ende sullen die selve bij advijs van borgm[eeste]ren, ende raedt, en de proprietarissen der moelen den tijdt besitten afgesat moegen woorden t’allen radende als hun gelieven sal, des gelijcken sullen die waegers oock moegen afstaen t’allen maend en als hun gelieven sal,

[fol: 68.v°.] Ende tot corroboratie, ende getuijgenisse van desen hebben wij scholtis, borg[meeste]ren, schepenen, nieuwen, ende ouden raedt beneven de onderteeckeninge der proprie--tarissen ondergenoemt dese bij onsen geswoeren secretaris doen onderteeckenen in den jaere van de gehoorte onses heeren jesu Christi duijsent ende ses hondert den sesden aprilis, ende was aldus onderschreven en onderteekent Dionijs van Wenthuijsen secretaris der voorß stadt door bevell mijnder heeren voorß, noch aldus Geert Lappen, noch aldus Willem Portugal, ende ten lesten aldus Niclaes Schutgens,

Gepubliceert binnen Maeseijck in presentie van johan Voegels, ende Willem Portu--gael borgm[eeste]ren, Herman Thares m[eeste]r, jan schelen, Dionijs van Wenthuijsen, en Leonard van Oeteren schepenen, ende waert door den voorß Tharissen den alsten schepen die plaetse Matteusten van Nederhoven scholtis occuperende in hoeden van de wet gekeert den lesten april anno sesthien hondert, ende is aldus on--derschreven, ende onderteekent Dionisius De Wenthuijsen secret:

Den negenden n[ovem]bris 1600

Scholtis, borgm[eeste]ren, schepenen nieuwen, en ouden raede vergaedert sijnde hebben eendrachtelijck geordonneert dat men de waegers van de coeren waege

125

126

bevelen sal, dat sij in de waege aftrecken sullen dat gewicht der sacken die in de waege komen.

[fol: 69.] Beveell van sijne Hoogh[eij]t Prince Van Luijck, Graeve van Loon etc. aen de besitters van de banmeulen om de borgers goet gerief te doen geoblineert bij den magistraet

Alderdoorl: Prince

De borgm[eeste]ren, ende magistraet uwer stadt Maeseijck hebben hier bevoerens in date 10. decembris voorleden jaers haere becroeninge, ende clachten gedaen ouer die abusen, ende misbruijck van hunen moolenaer het welck uwe hoogh[eij]t alsdoen hadde geordonneert te communiceren aen voorß moolenaer, ende den gene die het aengaen mocht om inwendich acht daegen tijts naer de insinuatie daer op te seggen hunne redenen, ende motiven soo sij enigs hadden ter contrarien alles ingevolghe van apostille, en requeste medegaende,

Gelijcker wijs dan sedert de insinuatie niet alleen sijn verloopen de prefigeerde acht daegen, maer drij vier weecken, ofte daer ontrent sonder tot noch toe ge--hoort te hebben enige sijne, oft hunne exceptien oft tegenseggen reden waeromme die voorseijde remonstranten interativelijck suppliceren, dat uw hoogh[eij]t wille gedient woorden een gunstlich oore te leenen aen de voorß claghten, ende daerinne te vorsien, ordonneren, ende lastende aen besitters van de voorß banmeulen te maelen goet, ende loffelijck meel soo ende gelijck tot sulcx schuldigh, ende ge--houden sijn niet alleen volgens de redene maer oock cracht van decreet, ende von--nisse bij mijne heeren schepenen van Luijck hier bij gaende in faveur deser stadt in den jaere 1455 ten ouerstaen van de tegenpartije vercregen onder bra[bants] St.,

Ende alsoo de banmuelen van uwe Graeffschap Loon aenbevoelen is te leveren s’avonts het meel van de graenen die sij s’morgens hebben ontfangen, ende s’mor--gens van graenen soo sij s’avonts ontfangen hebben alwelck statuijt men gelooft [fol: 69.v°.] plaets te grijpen oock in dese meergeseijde meulen als dependerende, ende onder--worpen sijnde aent voorß graefschap soo ende gelijck te sien is bij ander extract onder bra[bants] B.,

Bidden van gelijcken aen den moelenaers ende besitter van des muelen gepraesi--geert, ende gestelt woorde seekeren termijn van tijde, binnen welcken hij sal hebben wederomme te leveren de greijnen wel, ende loffelijck afgescheijden, ende ge--maelen, mede oock dat bij regenachtig weder hij sal hebben te becleden sijne kerre op pene, dat bij gebreecke als boven de borgers sal vrijstaen elders te doen maelen met reparatie van de costen, ende scade die de stadt om dese saecke moet lijden hebbende daer ouer andermaels gedeputeert expresselijck naer Luijck, en gene--ralijck dat de stadt in toecoemende tijden vrij ende ontlast blijven van voordere clachten bij sulcke wegen ende middelen als uwe Doorl[uchti]ge hoogh[eij]t tot welwaert van sijne onderdaenen best sal bevinden te bekooren, t’welck doende, meer onderstont geschreven de mandato dominorum meorum j: Aegidij Secret[ari]s

Apostille Marginalle

127

128

Sijne Doorl[uchti]ge hoogh[eij]t hebbende gesien de tegenwoordige met de bijgaende stucken, ende prove van greijn aldaer gemaelen ordonneert aen de molenaeren en hun principaelen respectivelijck te maelen, ende doen maelen alderhande greijnen hun gelevert wel, en loffelijck volgens de gerechtigheijdt, redenen, ende costuijme van sijn Graeffschap Loon, ende dat inwendigh twee daegen naer den ontfanck van de voorseijde greijnen ten alderlaesten, ende van daer weder te leveren loffelijck, ende prijselijck meel, ende in tijde van merckelijcken regen met een cleedt op een amende voor d’eerste rijse op eenen gout gl: voor de tweede reijse vijf, ende voor de derde reijse te moegen elders gaen maelen, ter tijdt toe dat voor ons gebleecken de fauten oft van het contrarie genoeghsaem sijn daer in door ons anders sal geordonneert woorden, gegeven in de reecken camer van S: D: hoogh[eij]t tot Luijck desen 19. des jaers duijsent ses hondert seven en viertigh, was gevidimeert, Groisbeeck V[idi]t., ende meer onder door bevel S: D: hoogh[eij]t ja: la Grange pro secretario de Borre concordat cum suo originali quod attestor j: Aegidij Hols, nec non secr[e]t[ari]s.

[fol: 71.] Diploma ofte ordonnantie van sijne Doorl[uchtig]e Hoogh[eij]t gegeven in sijnen geheijm raedt tot Luijck tot stuttinge der lichtveerdigh libellanten etc.

(Het origineel van dese princelijcke ordonnantie oft Diploma light in de eerste treck lade beneffens eenige recessen op den rijckxdagh tot Regensborgh gepasseert raakende dit landt landt van Luijck.)

Son altesse ser[rénissi]me aijant considerée la requeste luij presentée par les bourgem[est]res, et conseil de sa ville de Maeseijcq tendante afin de pourvoir à un moijen pour eviter les desordres, et la multiplicité des actions d’jniures qui se font entre les bourgeois de ditte ville à leur ruijne, et prejudicie du publicq, a bien voulu ij aporter son agreement afin maintenir sus subjects en bone union, et ce provionellement, et jusques à autre ordonnance sans neantmoins vouloir rien prejudicier aux jusitices ordinaires, et partant ordonne qu’avant d’instituer aucune action d’injure les parties seront obligées de com--paroistre par devant les bourgem[est]r[e]s de la dite ville pour les entendre, et apointes sij faire se peut, et en cas quelle pretandue injure soit retiff à s’ac--commoder, devant de pouvoir envoijer citation ou action il debiera consigner un ducat ou la valeur es mains de celuij, qui sera deputé du Magistrat pour au cas qu’il gaigne luij estre rendu, et s’il perd estre distribué et partagé entre l’officier, et la ville: commandant que la presente ordonnance soit punctuelement observée jusques à ce qu’il en soit autrement ordonnè à peine de dix florins d’or d’amende en cas de contravention à suivre la moitiè à l’officier, et l’autre moitiè pour la reparation de la ville donné au con--seil de sa d[i]tte Altesse le 18me 7bre 1664 paragraphé Roosen v[idi]t. et soubsigné j: L: Creeft, et zelé du zeel de sa ditte A: ser[énissi]me en hostie rouge,

Publié au lieu ordinaire le 24me 7bre l’an 1664 par trans- -lation en flamend, et affigé sur la maijson de la ville en presence du Maijeur Guiliam Nouwens, et les bourguem[est]res Philip Pijlmans, et François van Steensel, ita est, B: Van Meuwen secret[ari]s

129

130

[fol: 72.] Contract, ende accoort tusschen het eerw: capittel, ende die stadt ouer d’imposten des selven alhier;

In den name des heeren amen. Overmits desen tegenwoordigen instrument ofte accoort brief zie cond, ende kenelijck allen, ende jegelijcken, dat soo dan sigh verdraegen heeft datter twist, twespalt, differentie, ende gedingen tusschen den eerw: heer deecken, en capittel der collegiate kercke onser lieve vrouwe, ende ste Catharinen binen de stadt Eijck ge--transfereert ter eenre, ende scholtis, Borgm[eeste]ren, schepenen, alden ende nieuwen raede in naeme der stadt voorß ter anderen sijde partien aengaende, ende belangende des voorß capittels heeren vrijheden, ende privilegien van bij onsen genedigste heere Gerard van Groosbeeck door godes voorsinnicheijt bischop tot Luijck, hertogh tot Buijlloen, grave tot Loen, markgrave tot Franchimont etc. in hunne translatie brieven toegelaeten, ende verleent, uijtgesproeten, ende gewaschen waeren tot groete scade, ende kosten van beijde partien tenderende om dan alle twisten, differentie, inconvenientie, haet, ende nijt tusschen beijde partien voorß te schouwen, ende alle gedingen neder te leggen, voorts om meerder vrintschap, eenigheijt, lijfde, en verdraegh met malcanderen nu, ende naemals te houden, hebben beijde partijen dese naebeschreven articulen mondelijck met hun beijder consent geconcipiert, inge--willight, ende verdraegen, ende mits desen verdraegen, ende inwilligen voor hun, ende hunne naecoemelingen om voor die selve puncten, en accoorden nu, ende ten eeuwigen daege onverbreeckelijck vast, ende stedigh te houden in alle vuegen, ende maenieren als hier nae volght,

Aengaende het onderhout van den thoorenitem in den eersten sal die stadt den thooren halden, en onderhalden gelijck sij den selven tot noch toe onderhouden heeft, ende oock die storm clock, ende die heeren des capittels sullen inbrengen drij clocken, ende den propst sal onderhouden die groote misclock [fol: 72.v°.] neffens de storm clock, ende dat residuum der clocken sullen dat capittel, kerckmeesters, ende broederm[eeste]rs gelijck half, ende half onderhouden, ende soo dan nu tegenwoordelijck aen de stellagie daer de clocken aenhangen gebreeck gevonden woordt om die selve te repareeren sal die stadt het derde deel der costen voor dese reijse alleen draagen, ende betaelen, en verder niet, ende die ander twee derde deel sullen die capittels heeren, kerckm[eeste]ren, en broderm[eeste]rs half en half draegen, ende sullen de heeren van het capittel metter fabrijcken, en broederm[eeste]rs die stellagie half en half ten euwighen daagen onderhouden,

Wie de orgenen onderhauden, ende den organist loonen moetEnde soo veel aengaet der orgaenen sullen die selve van de capittelheeren, ende stadt half en half onderhouden woorden, ende soo veel aengaet den organist sal die stadt den selven loonen soo veel den dienst, ende gemeenten aengaet, ende in dien de heeren van het capittel oock begeeren in der metten, vesperen, ende andere officien gespeelt te hebben, sullen daer van met den organist ouercoomen, ende loonen,

Van het schip der kerckenitem aengaende den schip van de kercke sal onderhouden worden van de gene die sulx schuldigh sijn nae usantie des lants, ende landts rechten te onderhouden,

Van de choordeuren, Glaesvensters, en muerenVoorts belangende de glaesvensteren, dueren, oft andere vensteren met den kerckhoffs mueren, stappen behalven den hooghen choor, ende sacristien, den die heeren van het capittel voortaen schuldigh sullen sijn te onderhouden, sullen die kerckm[eeste]rs, ende broederm[eeste]rs onderhouden als sij gewoonlijck sijn, en tot desen daege onderhouden hebben,

131

132

Van den choor, en van het licht etc.item sullen de capittels heeren den choor met de sacristie onderhouden als voor, ende alleen gebruijcken, ende inhouden sonder van enigh behulp daer toe te doen, dan sij sullen tot hulpe hebben totten onderhoudt des buwes, ende luminers nu, ende ten euwigen daege den cijns van den fabrijcke der kercke den der alde pastoor H: Peter [fol: 73.] Cornelij opgehaeven heeft nae inhalt des registers van den voorß h[ee]r Peter daer op gemaeckt, ende dat met consent des h[ee]ren Deekens, kerckm[eeste]rs, ende broederm[eeste]rs,

Van het H: sacraments huijsken, en gebruijck der selveritem aengaende de lampen sullen sullen die kerckm[eeste]ren, ende broederm[eeste]ren die ter plaetse han--gende is selve onderhouden, ende soo verre die kerckm[eeste]rs, ende broederm[eeste]rs van wegen de stadt een nieuw sacrements huijs buijwen soo sullen sij die lamp metter smaut renthe nae hun moegen nemen sonder enigh wedersegge der vorseijder heeren, reserverende dat die selve heeren van het capittel die sacramenten sullen moegen gebruijcken,

waer den vicaris, ofte heer pastoor sijnen dienst doen salitem sal den heere vicarius met sijnen dienst, ende alle ornamenten de kercke toestaende wijcken, ende behouden binnen onser lieve vrouwe choor beheltelijcken op hooghtijden en andere hooghdaegen wie sich sulx nae gelegentheijt des tijdts begeven sal, sullen die heeren des capittels die selve ter eeren Godts moegen gebruijcken, en oock met onderhouden,

wie en hoo sij totten goddelijcken dienst gehouden sijn t’assisterenitem sullen de kercken, ende broederm[eeste]ren capellaenen met de schoolm[eest]re, ende klercken alle sondaegen, apostels daegen, ende vierdaegen die metten, messen, vesperen helpen singen gelijck sij plegen te doen, dan als die heeren hunnen dienst aenpaert doen, sullen de kercken ende broedermeesters, en capellaenen niet daertoe gehouden sijn, dan in festis decanalibus als men den dienst te saemen, ende niet apaert doen sal, des sullen de capellanen, schoolm[eeste]rs en clercken gauderen in alle presentien van vigilie messen, ende dergelijcken die parochiale kercke aengaende, ende dergelijcke als sij van ouder gewoonte gewoonelijck sijn, ende gedaen hebben,

Op wat tijt het capittel hunnen dienst doen sal voormiddachitem oock sullen de heeren van het capittel ordonnantie houden, ende stellen dat hunnen dienst nae negen uuren uijt sal sijn om alsdan den vicarie te beginnen sijn officie van der hooghmisse, ten waer dat men beter ordonnantie de heeren, ende de gemeente bequaemer sijnde hiernaemaels met hunder beijder consent kosten vinden,

[fol: 73.v°.] Van de collatie op witten donderdachitem aengaende het mandaet in coena Domini, sullen die heeren van het capittel die helft doen, ende die kerckm[eeste]rs, en broerm[eeste]rs d’ander helft te samen,

van den last soo’t capittel gehouden is te draegenitem sullen die heeren voorß ter waegen geven waer sij dan maelen van elck vaet terven enen halven stuijver b[ra]bants, en van elck vaet roggen een oort stuijvers b[ra]bants en van gerst, en bockweijt van elleck vaet een oort st: b[ra]bants, en oort en een half oort gelicht woorden in toecoemende tijden sullen alsdan die heeren oock gelicht woorden gelijck die andere borgers sonder dat collegium ten eniger tijde hooger te beswaeren, inge--val dat selfste waegelt in toecoemende tijden door enige saecken gehooght mocht woorden ende soo veel der noetdruftigheijt, ende gekoeslicheijt aengaen mach des capittels hunne capellanen in hunnen eijgen huijseren met hun familie ende gasten van wijn inteleggen ende bier te brouwen, daer van sullen die selve heeren gevrijt sijn van der gabellen beheltelijck oft geviel dat die capittel heeren, en capellanen enigen wij oft bier den sij ingelacht, oft gebrouwen souden hebben, soo waer sij dan brouwen binnen dese stadt enigen borger, oft anderen van buijten vercochten, dat alleen gastgewijse oft met broeders oft capellanen des weer veel oft wenigh sullen alsdan vervallen sijn in die geheel accijs des opgesteecken vatt des vercochten wijns of biers sonder sich daer tegen met enige vrijheijt te behelpen dan oft die selve heeren des voorß capittels aen

133

134

iemanden ijets galden daeromme der vercoeper de stadt in enige accijsen ofte andere lasten gehouden ofte gevallen waere, en sal der vercoper mets capittels vrijheden als voorß van alsulcke accijsen, ofte lasten niet gevriet, oft geprevilegeert sijn, dan alsoo deck, ende menighmael enige wijn van buijten incomende de borgers oft de vreemde toecomende soo lange die selve niet gekeldert en sijn, oft onder ‘t dack ge-[fol: 74.] -lacht sullen die heeren des capittels die selve wijnen moegen op de straete gelden het waer dan veel oft weijnigh sonder enige accijsen daer van de stadt te geven, ende oft sich intoecomende tijden, daer Godt voor sie, dese stadt overquaemen enige wijder lesten, oft seeckere beuwen daer in sullen die capittel heeren met hunne capellanen de stadt te hulpe coomen in de controbutien gelijck als die secondaeren der stadt Luijck daer in doende, ende gehouden sijnde, ende eensgelijcken van graeven, waaken en te ijsen oock van ruijter, ende knechten,

Conclusie des accortsDese voorß articulen, en alles wat in dese beschreven, ende begrepen is hebben Deeken ende capitellairen heeren nu ter tijde sijnde voor hun en hunne naecoemelingen, ingelijcken borgm[eeste]ren, geswooren, nieuwen, en ouden raedt oock deser tijdt sijnde voor hun, en hunne naecomelingen respectivelijck gelaudeert, geconfirmeert, ende geapprobeert, lauderen, confirmeren, ende approbeeren, beloevende die voorß partien noch tot eniger tijde tegen die selve te doen, oft doen doen in ‘t cleijn, oft int groet dan die selve weersijden onverbreecklijck, en vast, ende stedigh te houden, ende te observeren in alle veugen, ende manieren als voorts renuntieerende partien hier mede op alle privilegien, vrijheden, ende liberteijten nu hebbende oft naemaels vercrijgende meugen dij hunnen successeuren, ende naecomelingen tegen des ordon--antie voorß enighsints, ende inwillinge dienen mochte, ende ter oorsaecken van dien gantselijck mits desen daer op vertijende sonder alle argelist geestelijck ofte weerlijck, in dese saecken gantselijck uitgescheijden in oircond, ende getuijgenisse der waerheijt van alle des geens voorß steijt soo hebben partien voorß desen brief laeten maecken en met hunnen segelen, te weten Deeken, ende capittel met hunnen groeten capittels ziegel, ende borm[eeste]ren ende raedt voor hun die kerckm[eesteren] ende broederm[eeste]ren voorß hunnen gemeijnen stadts siegel tot meerder becreftinge alles des geens voorß is hier aen doen hangen in den jaere ons heeren jesu Christi duijsent vijfhondert drijenzeventigh in den maent junio den drien--twintighsten dach.

[fol: 75.] Octroije, et franchise pour le jours du marché estantes les lundijs donnée par son Altesse ser[renissime] l’an 1681 le 13. janvier

Maximilian Henrij par la grande de Dieu archevesque de Cologne Prince electeur du St. Empire Romain, archicancelier par l’italie, et du st. siège apostolijcque legat nè, evesq: et prince de Liege, et HIldesheijm, administrateur de Bergtesgade, duc des deux Baviers, du haut Palatinat, Westphal, Engeren, et Bouillon, comte palatin du Rhin, Lantgraeff de Luchtenbergh, marquis de Franchimont, comte de Looz, Horne etc. à tous ceux que les presentes verront saluijt: les bourgm[est]res, et conseil de n[ot]re ville de Maeseijck nous aijant très humblement remonstré les plaintes continuelles, que font les pauvres habitants

135

136

de cette ville de ce que leur traficq: se deminueroit de plus en plus par les arrets et saisines que leurs creanciers font contre les paisans venants à la ditte ville pour les argents qu’ils ont pris à interest pour les quels il sont par tout rendus arrestables, en sorte qu’il ne se trouve presque plus personne qui ose ij venir les jours du marché soit pour vendre ou pour achepter ce qui vendroit au grand interest tant du publicque que des particulieres par une impossibilitè de fournir de charges qui s’augmentent tous les jours aussi bien que par le depeuplement qui en resulte en partie à la ditte ville, la plus part des habitans quittans leures maisons, et se reterans ailleurs, et laissans ainsi la ditte ville comme deserte: nous supplians partant qu’il nous plut pour le soulagement du peuple, et le soutien de la ville leur accorder le lundij de chasq: semaine, qui est le jour ordnaire du marché, libre, et exempt de sem--blables arrests, avec defence à l’officier et tous autres de ne les inquieter à raison de dits interests, et debtes cij dessus, affin puissent pendant tout ce jour venir, et aller librement, et avecq: scurté en la ditte ville pour y vendre, [fol: 75.v°.] achepter, et traiter avecq: leurs creanciers: ce qu’aijant meurement examiné et desirant contribuer autant qui se peut au soulagement de n[ot]re ville, et sujets du dit Maeseijck, nous avons bien voulu leur accord: et octroijons de n[ot]re authorité principalle à peine de nullité de ce qui se fera au contraire, et autres en ce cas usitées à commancer à n[ot]re Maijeur, et Bourgm[est]res de sa ditte ville de Maeseijck de tenirla main à la deue observance du premis, et à ce qu’il n’ij soit contrevenu en façon qulcquonq: part qui que ce soit, et à tous, et un chasqun de s’ij confirmer, car ainsij nous plaistil: donné sous n[ot]re seel secret en n[ot]re Cité de Liege ce 13e de l’an 1681, vidimé Surlet v[idi]t. Lieu (zegel) du seel, signé, j: L: Creft, B: van Meeuwen Not[ari]s publ: et immat: per cop:

[fol: 76.] Ratification de la Franchise du Marché septi- -manal en la ville de Maeseijck arrivée sur la remonstrance des B[ourg]m[este]rs, et magistrat de la ditte ville

Prince serenissime

Remonstrant très heumblement à V: A: S: E: les bourguem[este]rs, et magistrat de v[ot]re ville de Maeseijck, qu’il a plu à sa serenité elect Maximilian Henrij v[ot]re predecesseur de glorieuse memoire que chaque leundij jour ordinair du marchè septimanal pour ne pas diminuer nij chasserentierment le peu de negoce qu’il y reste, seroit affranchij des arrests civils, aijnsi qu’il appert par l’extrait de la patente la dessus emanée le 13. janvier 1681 icij joint; or est il que non obstant cet affranchissement, et octroije principale il arrive quelques fois, que des personnes ij font mestre arrets pour des debtes, respondences ou autres pretentions civiles soub pretext que la d[i]te octroije ne s’extendroit qu’aux paijsants, qui ont pris de l’argent aux fraix, estant neanmoins certain, que les benefices des princes doivent etre itnerpretes favorablement, et que tant l’intention du Magistrat lors suppliant, que celle du Prince lors suppliant, que celle du

137

138

[fol: 76.v°.] Prince en accordant la demande ait estée, que toute sorte d’arrets civil sur les personnes qui viennent au marché, et leurs effects cesseroit ce jour la, quoij qu’il sembleroit, que le cas le plus commun y seroit tant seulement exprimé,

C’est pour quoij ils se retirent en très profund respect vers V: A: S: E: la suppliant très instamment qu’elle soit servie de declarer en itnerpretant le privilege de son praedecesseur, ou autrement, que le dit jour du marché ordinair, doit etre libre, et affranchij de toutte sorte des arrets civilis au re--gard des dittes personnes, et leur effets, et d’accorder en meme temps favo--rablement, qu’en cas que le jour de leundij soit fete, le premier jour ouvrier suivant, soit mardij, ou autre aije les memes privileges, et affranchissement Quoij faisant etc.

L’apostille

Son altesse serenissime electoralle en interpretant le privilege du feu sere--nissime prince Maximilien Henrij cij joint, declare que le jour du marché ordinaire doit etre libre, et affranchij de touttes sortes des arrets civils sur les personnes qui viennent au marché, et leurs effets, de--clarant aussij qu’en cas le leundij soit faiste le jour suivant devrat aussij estre libre, pourveu que l’on tient marchè: fait au conseil de sa dite Altesse le 20. 7bre 1698. estoit vidimé Rosen v[idi]t lieu du (zegel) seel de sa d[i]te Altesse es hostie vermeille, estoit signé, Heeswijck pro secretaris: Laur: Craghs Not[ari]s pub: et immat: per cop: concor--dantem in fidem s[atis]f[ac]t[um]

[fol: 78.]Als het vat terwe kost gulden - stuij:

soo moet een stuijvers wit broot wegen loot

Als het vat tarwe kost guldens – stuij:

Soo moet een stijvers wit broot wegen loot

1 10 13 3 16 81 12 13 3 18 81 14 12 4 81 16 12 4 2 81 18 12 4 4 82 12 4 6 82 2 11 4 8 82 4 11 4 10 82 6 11 4 12 72 8 11 4 14 72 10 11 4 16 72 12 10 4 18 72 14 10 5 72 16 10 5 2 72 18 10 5 4 73 10 5 6 73 2 9 5 8 73 4 9 5 10 73 6 9 5 12 73 8 9 5 14 63 10 9 5 16 63 12 9 5 18 63 14 9 6 6

139

140

[fol: 78.v°.] Originele verdragh tusschen Den magistraet deser stadt Maeseijck en haere buijtelingen te weeten Worfelt, Venne, en Gremelsloe om d’oncosten tegens die van Neeroeteren het broeck aengaende gesaementlijck te draegen,

Tusschen den achtbaeren magistraet der stadt Maeseijck, en haere buijten en binnen geerfdens onder aldeneijck en sijn appendicien, en Heppenert is gecon--venieert, veraccordeert, dat men die costen die geresen sijn, en noch mooghen coomen te geschiedenis, en te rijsen voor een hooghw: Dom capittel, secreeten raedt, Eerw: heer official, heeren van 22, staeten reviseurs, en elders, wie oock van deputatien gedaen ouer, en aengaende het dispuijt tot maintenue van de groese en goede weijde uit het gemeijn vulgo gen[aem]t Eijckerbroeck etc. taxt gewijs draegen, en helpen draegen sal tegens die van Nederoeteren, wat Neeroeteren [fol: 79.] albereets cracht vonnisse der heeren staeten reviseurs gerefondeert heeft, sal dienen tot defalcatie in ‘t gemeijn oircondenlijck is dese minute onderteijckent als volght desen 29. meij 1690, ende was onderteijckent de mandato D: D: meorum B: van Meuwen secrets, deinde was geteijckent, jaspar Claessens voor soo vele mij aengaet, Willem van der Heijden, Nicolaus Assuerus Bouten, Govert van Derheggen voor mijn schoonmoeder, Lamb: Lenssen, Conrard Loijens als rentm[eeste]r des convents Sion, Nicolaus Smets, Amelia Cat: Adams wed[uw]e B[urge]m[eijste]r j; Bex zaliger, Fr: Augustinus Matthias procurator is dat alle die gemeinten sullen consenteeren sonder ijemandt uijtgeslooten, joannes cornelij voor soo veele mij aengaet, joest van der Heijden, jitt: Claessens, joannes van der Heggen soo wel voor sijn person als voor sijnen broeder willem van der Heggen,

Dese onderschreven erfgenaemen consenteren met de stadt taxs gewijs te betaelen in’t geen ondernomen sal woorden door de stadt tegens de ge--meijnte van Nederoeteren, t’sij bij form van supplijck, oft procedeur hoe--danigh de stadt ‘t selve aen besten sal goetvinden, ende dat wegens het steeken der schabberten oft turfen waer door die inwoonders van oeteren aen onse bestialen die weijde ontreecken, was getijckent, Wurfelt, Nicolaus Smets, J: Fr: Frostier, Willem van der Heijden soo voor mij selven als oock vor jouffr[ouw] De seutendael, Govert van der Heggen in naeme van mijn schoon--moeder Geertruijdt van den Endt, joest van der Heijden, joes van der Heggen,

[fol: 79.v°.] het Venne – Conrard Loijens als rentm[eeste]r van t’ convent Sion, Nicolaus Smets, j: N: Claessens, A: C: Adams wedewe Bex zaliger, Govert van der Heggen in naem van sijn schoonmoeder Geertruijdt van den Endt, Fr.-Augustinus Matthias,

Gremelsloe – Conrard Loijens als rentm[eeste]r van het convent sion, jaspar Claessens, Petrus Bex, A: C: Adams wedewe Bex zaliger, j: H: Claessens, Nicolaus Assuerus Bouten, Fr-Augustinus Matthias, joannes Cornelij, valentijn Tevera als rentmeijster, ter ordon--nantie mijnder heeren Herman Craens secret: cap: cum suo originale concordantem in fidem sub:

141

142

[fol: 80.] Accordt Tusschen den heer Deeken cum consortibus Ende de Paters Minderbroeders raeckende de rechten der Lijcken,

Anno Domini millesimo septingentesimo decimo quinto mensis martij die decima quarta in mea notarij Aplici, et testium infra denominatorum praesentia personaliter constituti ad modum r[evere]ndus D[omi]nus Walteris D’allemagne saecularis, et collegiatae ecclesiae beatae Mariae virginis oppidi Masekensis tam suo proprio quam r[evere]ndi D[omi]ni Laurentij Michiels Parochi, seu vicarij perpetui supradictae ecclesiae, ac aliorum ministrorum quisdem ex una, nec non r[evere]ndus Pater Mathias Grouwels gardianus conventus Lichtenbergensis nomine, et mandato admodum, r[evere]ndi patris Otthonis van Dalem provincialis provinciae inferioris Germaniae etc. ex alterâ, qui perpen--dentes quantum ad populi aedificationem conducat, ut pax, et concordia inter utrumque Clerum tam saecularem quam regularem oppidi Masekensis illibata conservatur, et si forte non nihil turbata sit quantocijus restituatur pro sapiendis difficultatibus ante haec subortis inter admodum r[evere]ndos D[omi]nos Decanum, et Parochum seu vicarium perpetuum, aliosque ministros supradictae ecclesiae collegiatae, et parochialis masekensis, et R: R: P: P: recollectas ejusdem oppidi occasione se--pulturarum, et jurium pro ijs debitorum, accedente benevola jll[ustrissi]mi, et R[everendissi]mi D[omi]ni Francisci Lamberti de selijs Decani, et Praepositi Masekensis mediatione, convenerunt in articulos concordiae sequentes, salva in authoritate Apostolica, et salvis hinc inde summorum pontificum constitutionibus, et juribus hinc inde compelere valentibus,

Primo quod ubi aliquis utriusque sexus fidelium sepulturam elegerit in eccle--sia, vel ambitu Patrum, Parochi officium erit cum ministris suis, et hora coa--dicta utrique congrua funus recta via sine ullo diverticulo deducere e domo [fol: 80.v°.] mortuaria ad valvas ecclesiae Patrum, qui illic expectabunt corpus funerandum,

2do

Quod praefati D[omi]ni de clero saeculari permittent ut non una dum taxat sed plures campanae pulsentur in ecclesia parochiali, prout moris est quando in ipsamet ecclesia, seu cemiterio parochiali fit sepultura, eritque patribus liberum pulsare propriam campaneum,

3°Si forte capitulum ecclesiae collegiatae invitetur ad associandum funus, et una patres invitentur, tune patribus liberum erit cum cruce sua, et cum capitalo accedere ad domum mortuariam, et associare funus,

4°in sepultura sindici, vel sincae patrum, quae fieret in eorum ecclesia seu ambitu facultas erit patribus collegialiter cum cruce sua associare funus à Parochae deduaendum ut supra dictum est art: 1o

5°Cum jura funeralia pertinentia ad clerum, seu ecclesiam sint hujusmodi, ut D[omi]nus Decanus habeat pro singulis sepulturis in ecclesia quinque florenos b[ra]b[an]tiae, D[omi]nus pastor, seu vicarius perpetuus octo florenos b[ra]b[an]tiae inter Parochum, et ministros assistentes medietatim distribuendos, D[omi]ni provisores, sive mamburni ecclesia pro illius fabrica sex florenos bb:, matricularius octo floenos bb: et in

143

144

somma totali viginti septem florenos b[ra]b[an]tiae, sive sex imperiales, et sex schelingos, eadem jura persolventur ijsdem quatenus sepultura fiat in ecclesia patrum,

[fol: 81.] 6°Cum vero ubi sepultura fit in cemiterio parochiali jura sint dumtaxat octo flor--renorum b[ra]b[an]tiae distribuendorum inter parochum, et ministros, unde parochus tenetur ad missam decantandam ecclesia parochiali, pari modo, si sepultura fide--lium utriusque sexus fiat in ambitu patrum, eadem dumtaxat jura solventur parocho, et ministris cum onere similis missae,

7°ita tamen ut quemadmodum pro sepulturis in cemiterio parochiali nulla pompa veluti insignia, faces, tapetes, aut quid ejusmodi redolens pompam adhibetur, neque liberum erit ullum splendorem ejus modi ad hibere pro sepulturis in ambitu patrum, quod si secus factum fuerit, eadem jum persolventur D[omin]is Decano, parocho, et alijs quae art: 5° enumerata sunt,

8°Denique cum provisores fabricae parochialis praetendant deberi ecclesiae parochiali jura duplicia, sue florenos b[ra]b[an]tiae duodecim, dum sepelitur in dicta ecclesia aliquis, qui non est de agnatione vel cognatione ibidem ante hac sepultorum, id quod perraro contingit, non intenditur per praemissa ullum hinc, vel inde partibus praejudicium fieri,

Quos quidem concordiae articulos supradicti constituti tam proprio quam aliorum interesse habentium nomine pro se ac successoribus suis observare, et inviolabiliter custodire appromiserunt, quarumcumque litium expensis compensatis, idque coram jll[ustrissi]mo, ac r[everendissi]mo Domino Francisco Lamberto Barone de selijs supradicto, qui ad instantiam partium pro majori praesentium robore his subscribere non dedignatus est,

Tentor sequitur mandati procurce D[omi]ni Michiels pastoris Masekensis

[fol: 81.v°.] Infrascriptus tenore praesentium declaro, et attestor me pariter consentire, qua--tenus amplissimus D[omi]nus Walterus Dallemagne decanus collegiatae, et parochialis ecclesiae oppidi Masekenis compareat Leodijtam meo quam suo, aliorumque con--sortum nomine in ordine ad coram perillustri, ac r[everendissi]mo domino barone de selijs cathedralis ecclesiae Leodiensis decano, et p[re]fatae ecclesiae Masekensis praeposito agendum, de, et super jurisdictione mea pastorali, et juribus funeralibus non ita pridem per quosdam in controversiam vocatis, alijsque difficultatibus ex--ortis, seu alias exoriundis inter clerum collegiatae, et parochialis ecclesiae Mase--kensis, et r[evere]ndos patres recollectas ejusdem oppidi, seu provinciae Germaniae in--ferioris, et super ijsdem amicabiliter componendum omni meliori mode cum prae--dictis patvibus recollectis, seu ab ipsis legitime constituto, vel constitutis, laudans, et approbans o[mn]ia, et singula, quae dictus D[omi]nus decanus coram perillustri, et r[everendissi]mo D[omi]no de Seijs praeposito nostro in hoc negotio peregerit, in quorum fidem hasce sigillo solito communitas dabam Mosaci hae vigesima quinte februarij 1715.erat signatum in originali Laur[enti]us Michiels, pastor, et can[oni]cus Masekensis, et appositum erat sigillum in cera rubra impressum.

Sequitur mandatum a r[evere]ndo admodum Patre Otthone van Dalen etc. Fr[ate]r Ottho van Dalem ordinis fratrum minorum recoll: sacrae theologiae lector

145

146

jubilatus, ac almae provinciae germaniae inferioris minister, et servus etc. Dilecto sibi in christo ad modum r[everen]do patri fratri Matthiae Grouwels ejusdem ordinis, et provinciae sacrae theologiae lectori jubilato, et conventus nostri Lichten--bergensis guardiano salutem, et pacem in domino sempiternam,

[fol: 82.] Cum nihil adeo desideremus, quam ut pax, et unio inter amplissimum Decanum, rev: D[omi]num Pastorem, caeteraque chose canae ecclesiae membra, et patres convantas nostri Mosecani ab aliquo jam tempore ob negotia sepultune, non parum alteratae plene restitutuantur per amicam, quod confidimus, inter partes compositionem, hinc est quod tibi de uijus idoneitate, prudentia, ac pacis zelo plenam in domino fiduciam habemus, vices nostras in hac parte, et ad hunc effectum committimus, quidquid in hoc juxta instructiones tibi â nobis porrectas egeris ratum habituri, in quorum fidem has propria nostra manu signavimus, ac majori officij nostri sigillo munivo--mus inconventu nostro Antverpiensi hac octava februarij anni 1715, signatum erat in originali Fr: Ottho van Dalem m[agiste]r provinciae, et appositum erat sigillum in azimo rubro impressum, acta sunt haec praemissa in aedibus decanalibus Per--illustris ecclesiae Cathedralis Leod: p[rese]ntibus ibidem D[omi]no Bartholomeo Frabri canonico episcopale, et ven[era]bli christophoro Robijns presbitero tanquam testibus, qui cum d[omi]nus respective comparentibus originale hujus signarunt, erat signatum, et me joanne Francisco de Amore notario Ap[osto]lico in fidem. Laur: Frabri not[ari]s publi: et immat: juxta Ult: Edict: S: S: C: epi[scopus], et p[rinci]pis Leod: admissies per copiam subst:

[fol: 83.] Commissien der charges, oft officien vallende ter Collatie van den derden staet deses landts Luijck, en Graeffschaps Loon,

Commissie, en collatie van eene raedts heeren plaetse in den ordinarissen raedt tot Luijck etc.

Nous les bourguemaitres, et nouveau conseil de la ville de Maeseijck Paijs de Liège comtè de Looz etc.A tous ceux qui la presente voirront, ou lire orront salut: estant venus en cognoissence, que le consiliariat ordinaire à Liège seroit venu à vacquer par la morte de feu le seig[neu]r Conrard van der Heijden â Blisià à la disposition des bonnes villes du dit Paijs de Liège, et comtè de Looz, usant du droit nous competant, et voulant pour voire, en tant qu’en nous, à ce qu’icelle soit remplacée et administrèe par une personne de prudhomie, experience, et capacité, nous avons bien voulu prendre confience aux rapports nous faits de telles qualitez en celle du noble seigneur Nicolas de Stockhem seigneur de vieuwalleff, Licentié es loix etc. etc. luij conferant en tant qu’en nous d’unanimité des vois las sus--ditte charge avec tous les honneurs, emoluments, et praerogatifs ij annexs: en foij de quoij avons fait depescher la presente par notre secretaire ser--menté, et ij apposer le grand seel de cette ville: Donné à dit Maeseijck ce 12e du mois de decembre l’an 1712 par ordonnance de Mess[ieur]rs susdits Laur: Craghs secret[ai]re

147

148

[fol: 84.] Fundatie van de st. josephs misse, en loff in de parochiale kercke alhier gefundeert

Door wijlens den heere Leonardus Pijlmans waer bij tot collatores der bedieninge van voorß fundatie gedenomineert, en geinstitueert sijn de heeren tijde lijcke regerende Borgemeesters deser stadt Maeseijck,

Op hijden den vijfden dagh januarij in den jaer 1699 voor mij onderß oepenbaeren notaris binnen de stadt Maeseijck in den lande van Luijck residerende, ende in presentie der getuijgen naergenoemt compareerende de heer Leonard Pijlmans jonckman alhier woonachtigh, gewesene Greffier des landts Valckenborgh ouer Maese, den welcken hebbende particuliere, ende mieuse genegentheijt voor de stadt Maeseijck, alwaer hij, ende sijne lieve ouders zal[ige]r respective, en voorouders sijn gebooren, om Godts dienst, ende glorie aldaer te vermeerderen, considereerende, dat het getal der parochianen soodanigh aenwascht, dat het te swaer, ende te moijelijck is voor d’eerw: heer Pastoor aldaer soo groote gemeinte alleen te bedienen, ende sijne pastorale functie naer wensch, en verheijsch te betrachten, heeft hij voorß comparant uijt eenen geestelijcken drift, ende iver geresolveert te fundeeren een pure manual, ende amovibel officie in de parochiale kercke der [fol: 64.v°.] voorß stadt, :/sonder nochtans daeraff te willen erigeeren eenigh beneficie :/voor eenen priester die bequaem, ende capabel is, van goet, ende exemplair leven om den eerw: heer Pastoor pro tempore aldaer in sijne pastorale functie, mits het genieten van t’geene albereits tot dien eijnde gelaeten, ende gelegateert is, te subleveren, ende t’assisteren, met die reserve nochtans, ende anders niet dat den naesten van sijn comparants verwanten priester, ende capabel sijnde, daer toe alle tijt geprefeert sal worden, oft oock soo iemandt van sijne aldernaeste verwanten in studijs waere, die hem binnens s’jaers daer toe soude connen qualificeeren, ende capabel maecken, naer dat den bediender mocht ouerleden wesen, ofte om wettelijcke redenen van amotie nochtans daeraff geamoveert, welcke redenen van amotie nochtans voor geenen richter en sullen behoeven geagiteert, ofte bepleijt te woorden, hoodanigh den selve oock mochte wesen, maer sommairlijck daeraf geamoveert, sonder daer van eenighsints te moegen oft connen appelleeren, provoceeren, ofte eenigh ander recours nemen tot wien [fol: 85.] het oock mochte wesen, voorders begeert den comparant oock, dat in cas geene van sijne verwanten hun en presenteerden, dat de borgers kinderen van Maeseijck capabel sijnde aen alle andere sullen preferabel wesen, sullende dese fundatie haer begin hebben den sevenden deses nominerende den comparant, ende stellende altijt naer sijne doodt tot collateurs, ende rechters van dit voorß manuael, ende amovibel officie beijde de regerende borgemeesters pro tempore der selve stadt, ende in cas de selve discordes waeren, soo begeert hij, dan den seer eerw: Deeken deser stadt het votum decisivum daer ouer sal hebben, tot het welck manuael voorß officium den voorschreven comparant legateert de somme van duijsent

149

150

vijf hondert rijcxdaelders eens, ofte de rechte valeur der selve te vinden, ende te betaelen uijt sijns comparants naertelaetene prompste, ende pa--raetse renthen, ofte gerijde penninghen, ende woorden de voorß borgemeesters pro tempore versocht, in cas de capitaelen, ende renthen daertoe te appliceeren geredimeert wirden, de selve met kenisse van den heer Deeken, wederom op [fol: 85.v°.] goede verseckerde hijpothecque te reappliceeren, ende sal den berdienden vant voorß amovibel officie geobligeert wesen tot drij weckelijcke missen, waeraff d’eene des maendaeghs sal gelesen woorden voor hem heer fundator, ende sijne overledene ouders, ende vrinden alle maendaeghs in de parochiale kercke alhier te Maeseijck aen den altaer der ouerledene winter, ende somer des smorgens immediatelijck naer de singhende misse die alle s’maendaeghs s’morgens aen den selven altaer voor de ouerledene woordt gesongen: de tweede sal des goendaghs ter eeren van den H: joseph ten acht uren gesongen worden, ende de derde gelesen des saterdaghs ter eeren van de heijlige maghet, ende moeder Godts Maria des s’morgens ontrent tern negen uijren beijde aen den altaer van den H/: rosencrcrans, ende naer elcke der voorß drij missen sal eenen miserere, ende de profundis op het graeff van sijns comparants ouders zal[ige]r voor de selve gelesen woorden, ende behalvens de voorß drij missen sal door den voorß bediender des woendaghs ge--geven woorden in het loff t’welck immediatelijck naer de completen sal [fol: 86.] gesonghen woorden ter eeren van den heijlighen joseph de benedictie met hooghw: sacrament des altaers, ende om ‘t geene voorß waer noodigh te doen, ende te laeten renoveeren, en realiseeren, soo constitueert bij H: comparant elcken thoonder deses acts, ofte compie des selfs: aldus ge--schiet, ende gepasseert met behoorelijcke stipulatie binnen de voorseijde stadt Maeseijck ten huijse mijns notarij present aldaer de H[e]eer lic[entiae]t, en schepen Hermanus Matthias Bormans, ende s[eigneu]r Nicolaes Assuerus Bouten oudt borgemeester der voorseide stadt als geloofwerdige getuijgen, speci--alijck hier toe versocht, ende gebeden, die de minute deses beneffens der voornoemde s[eigneu]r Pijlmans, ende mij notario ter prothocolle hebben onder--teijckent op jaer, maendt, ende dagh als boven, onderstondt, quod attestor, was geteekent, Gasp: Claessens not[ari]s pub[licu]s et immat: Aplica[tio] respe[ctus], et sere[nissim]e suae celdnis (?) Eppi[scopus] et p[rinci]pis Leodie[nsi]s authoritatibus admissus.

Volght den inhoudt der collatie bij copie

Nos jacobus Arnoldus Claessens Major in Nederoeteren, Gerardus Edmundus Bormans jill: L[icentia]tus, et scabinus oppidi Maeseijckensis ambo [fol: 86.v°.] q[ui] q[ui]bus consules moderni praedicti oppidi per testamentum quondam hono--rabilis domini Leonardi Pijlmans denominatie, et instituti collactores asserte fundationis sub invocatione sancti josephi in ecclesia prochiali ejusdem loci per quondam antefatum donimum Pijlmans erecta: cum vero dicta fundatio per obitum quondam reverendi domini, ac magistri jacobi Douwen nupere vacaverit, et ad collationem nostram pervenerit: volentes idcirco ut persona digna, et idonea de eaquam primum provideatur, utendo jure nobis q[ui] q[ui]bus privative competente, dictam fundationem

151

152

seu officium manuale contulimus, uti per praesentes conferimus reve--rendo Domino, ac magistro Theodoro Cools presbitero hic in collegiata B: M: V: beneficiato ex hoc praefato oppido oriundo, cum omnibus emolu--mentis, et reditibus, simul ac oneribus ad dictam fundationem respective spectantibus ap, et dependentibus: requirentes omnes, et singulos quorum interest ut praenominatum r[evere]ndum dominum, ac magistrum Theodorum Cools pro proviso nostro habeant, et cognoscant, dictamque fundationem per eundem [fol: 87.] pacificè deserviri concedant, in quorum fidem, et testimonium praesentem sigillis nostris munivimus, et subsignavimus Mosaci hac undecima die mensis januarij anno domini millesimo septingentesimo vigesimo septimo erat signatum, j: A: Claessens consul, Locus (zegel) sigilli. G: E: Bormans consul, locus (zegel) sigilli Quod attestor per copiam cum suo orig[ina]le concor dantem Herman: Craens not[ari]s pub[lic]us, nec non oppidi Maeseijck[ensi]s secr[etar]ius

Ordonnantie van sijne Doorl: Hoogheijt ge- -geven in sijnen geheijmen raedt tot Luijck Tegens De schenders van Boomen, ende andere plantsoin deser stadt soo op de wallen als elders,

George Louis par la grace de Dieu evecque, et Prince de Liege, Duc de Bouillon, Marquis de Franchimont, comte de Looz, Horne etc. le Magistrat de notre bonne ville de Maeseijck nous aijant tres humble-[fol: 87.v°.] -ment remonstré, que pour la decoration de cette ville il auroit fait faire sur les ramparts, et ailleurs un beau platages d’arbres, les quels avec le temps luij seroit assij d’une très grande utilité pour le besoing qu’elle a bien souvent d’une quantité de bois pour les reparations des digues qui doivent guarandir cette ville de la rapidité de la meuse, à la quelle elle se trouve exposée, et comme il se treuve souvent des gens mal inten--tionnes, qui vont gaster, couper, et arracher ces arbres, le meme magistrat nous a très humblement supplié d’ij apporter le remede convenable: à ces causes nous deffendrons de n[ot]re authorité principale à tous, et une chacun de ce faire soub peine au delinquant de dix florins d’or pour la premiere fois, et d’avoir le poing coupé pour la seconde, permettant au magistrat de planter un, ou plusieurs potteaux, ou il puisse afficher [fol: 88.] cette notre serieuse volonté, ordonnant au haut, et subalternes officiers d’ij veiller, et s’acquitter à cet egard du devoir de leur charge: Donné sous n[ot]re seel secret en n[ot]re cité de Liege le 21. juillet 1727 vicimé Ber--laijmont v[idi]t et soubsigné j: van Hove, et zelé du seel de sa ditte Altesse imprimé en hostie rouge, Herman: Craens notarius pub[li]cus et immat: per copiam in fidem suls.

1727 den 4. meert is tot meester, ende rector van de latijnse schoole aengestelt s[eigneu]r Thomas Laurens Emonts onder conditie dat hij gratis

153

154

sal dienen tot den 1. april, en verders sal gauderen van de gewoone--lijcke gagie, ende emolumenten, en prerogativen, mede dat hij geene kinderen en sal hoeven in de schoole te ontfangen onder des ses jaeren

De mandato DD: meorum H: Craens secretaris

Den 24. meert 1727 is geordonneert, dat s[eigneu]r Coomans de Lijcken, en andere presentie sal believen genieten, als voor desen sijn leven lanck sonder praejudicie opdat in toecomende tijde sulx wederom sal coomen ter bedieninge van den rector.

[fol: 89.] George Louis par la grace de Die Evecque, et Prince de Liege, Duc de Bouillon, Marquis de Franchimont, Comte de Looz et Horne etc.Nos soins paternels n’aijant d’autre object que la tranquilité de nos peuples, à la quelle jusqu’à present nous engagent en touttes occasion avons contri--bué en toutes occasion, nous engagent à en faire resentir les effets à notre ville de Maeseijck en luij donnant un reglement à peu prés conforme à celuij de notre capital,

1. Il ij aura six chambres composés de dix personnes de bonne fame, et reputation, nes de legitime Mariage de la ville, ou Paijs, qui au temps accoutumé de l’election magistralle s’assembleront chacque separement, et baloteront entre les composants, celuij qui par le sort serat cette année electeur, en mettant dix boulets egaux dans un pannier dont l’un serat rouge, celuij qui aiera le rouge sera electeur,

[fol: 89.v°.] 2. Le six electeurs aijant eté tirés au sort, ils remettont six boulets dans le pannier trois blancs, et trois rouges, ils les baloteront, et ceux qui aurant les rouges seront conseilliers de ville,

3. Le six electeurs feront ensuitte le chois des trois personnes pour etre bourguemaitres, qu’ils presenteront à nos deputes pour etre balotes, et celuij, qui obtiendra le boulet rouge serat bourguemaitre,

4. Nos deputes nommeront ensuitte six personnes pour etre du conseil, ils seront ensuite balottes comme dessus, les trois aux quels le sort donnerat les boulets rouges seront conseilliers,

5. Nos deputes nommeront ensuitte un bourguemaitre de notre part sans balottement, les quels bourguemaitres estants nommes deveront prester de nos deputes serment en presence de nos deputes serment de nous etre fidel, à notre eglise, et à la ville, et de bien administrer les deniers publicqs,

[fol: 90.] 6. Personne ne pourrat etre du magistrat sans etre des chambres, et quand il en aurat eté devrat guarder deux années d’interstice,

7. Les bourguemaitres aurant cent florins de gage, et les conseilliers cinquante,

8. Les comptes seront rendus annuellement six semaines après la renovation magistrale à porte ouverte en presence de ceux qui voudront s’ij trouver pour les critiques, et devront ensuite etre presentes à notre conseil privè pour ij etre approuvè,

9. Les moijens public s’imposeront conformement au reglement de l’an 1686 scavoir deux tierces sur le reel, et l’autre sur le personel,

155

156

10. Les echevins ne pouront etre du Magistrat,

11. Tous reglemens procedents concernants l’election magistralle sont [fol: 90.v°.] cassés, revoqués, et aneantij, et que pour que personne n’en puisse pretexer cause d’ignorance, nous ordonnons que cette n[ot]re volonté soit publiée, et affichée, comme aussi registrée au prothocol de notre bonne ville de Maeseijck ordonnant à notre gouverneur de Stockem de la faire executer en tous ses points: fait à Serain ce 11 juin 1730. etoit signé, George Louis, et plus bas Berlijmont v[idi]t Lieu (zegel) du seel plus bas signè j: van Hove, ainsi publié, et affigé l’ onzieme sep--tembre 1730. ce que j’atteste, Herman: Craens notaire publicq: et immat: et secretaire de la ville de Maeseijck par ord[onan]ce de Messieurs:

[fol: 91.] s’ensuivent les chambres 1. chambre St. Eloij 2. chambre St. Cunnibert 3. chambre St. Anthoine 4. chambre St. Nicolas 5. chambre St. Crispin 6. chambre St. Matthias

signé Berlaijmont, V[idi]t ce que j’atteste Herman Craens notaire publiq: et immat: et secretaire de la ville de Maeseijck par ordonnance de Messieurs.

[fol: 91.v°.] Prince Serenissime Monseigneur

Les bourgemaitres, et magistrat de votre bonne ville de Maeseijck aiant eté eleus, et renouvellés selon le nouveau reglement, qu’il a plu à votre Altesse d’etablir, et ordonner de publier, et l’aiant reçeu, accepté, et s’ij conformé avec tout le respect, et soubmission due à votre Altesse,

Et comme votre Altesse at daigné d’ij declarer de vouloir par iceluij bien faire ressentir à sa ditte bonne ville les effects de ses soins paternels, les dits bourgem[ait]res, et magistrat persuadez, et penetrez de cette veritè, ont cru etre de leur devoir de recourir, et remontrer en tout respect à votre Altesse, que l’article neuff du dit reglement emané l’onzieme juin 1730. dont le teneur es tel, les moijens publics s’imposeront conformement au reglement de l’an 1686 scavoir deux tierces sur le reel, et l’autre sur le personel,

Le quel paroit tout à fait impossible aux remonstrans pour les raisons suivantes,

[fol: 92.] C’est pourquoi ils supplient très humblement votre Altesse de les con--siderer, et reflechir que les villages, et hameaux dependants de la ditte ville ont leurs taxes separés, et qu’iceux distribuent leurs charges sur les terres qu’ils manient dans le district de leur ville, et cela jusqu’ aux portes d’icelle, et que les maisons des bourgeois externes ne paijent rien, et ne contribuent point du tout dans la consomption, et assise de la ville, d’autant qu’ils resortent sous les curez des hameaux voisins,

157

158

et meme ceux qui ne sont eloignez des fossez de la ville que d’un coup de pierre, ce qui denotte assez, que la ditte vile n’a pas de droit d’imposer des tailles, ou charges reelles sur tels fonds, attendu que ces hameaux ont leurs charges, tailles, et impositions particulieres, et qu’ils sont aussi marquez separement dans la matricule des taxes du paijs, et par consequent ils leurs est impossible d’imposer aucune tierce, veu qu’elle n’est chargée d’aucune charge reelle, n’aijante aucune jurisdiction hors de l’enceinte de leur ville,

[fol: 92.v°.] A ces causes les remontrans esperent, que votre Altesse par sa justice, et equité na--turelle sera servie de declarer que le dit article ne doit nullement concerner leur ville, ou d’ij remedier par telle autre voije qu’elle trouvera la plus convenable d’autant que l’execution ne peut manquer d’entrainer la ditte ville à une peine generale, et dont elle est menacée absolument,

En egard principallement à la modicité des bonniers qui sont hors l’enceinte de leur ditte ville, et que de tout tems les charges de la ditte ville ont toujours etez distribuées, et paijées sur le personel à l’exemple de la cité de Liege,Ces raisons attendues ils osent esperer de la grande justice de votre Altesse l’effect de leur demande, quoij faisant etc. estoit signé Henrij Arnold Smets Bourguem[ait]re regent,

s’ensuit l’apostille

Son Altesse vu la presente declare de mettre a neant l’article neuf du regle--ment du 16. juin 1730. pour sa ville de maeseijck par le quel l’on devoit [fol: 93.] imposer deux tierces sur reel, et un tiers sur le personel dans le moijens publiques en observant l’ancienne coutume, fait au conseil de sa ditte Altesse ce premier de decembre 1731., estoit vidimé Rougrave v[idi]t Lieu (zegel) du seel de sa ditte Altesse imprimé en hostie rouge, plus bas estoit signé, j: van Hove.

Hier is’t d’originel berustende in d’eerste trecklaede der archijven N: 1.

Naer copie van een Prince- -lijcke ordonnantie;

Son Altesse consent pourle bien de sa bonne ville de Maeseijck que les deux bourguemaitres sortans puisse etre du conseil parmis le gage de conseillier, et participeront avec les conseilliers aux droits, et sportules, et autres accidents eventuels pour leurs peines, et vacations, Donné soub le seel secret de sa ditte Altesse ce 19. janvier 1732. estoit vidimé, Rougrave v[idi]t, lieu du seel (zegel) de sa ditte Altesse imprimé en hostie vermeille couvert du papier blanc, puis signé, j. van Hove, ce que j’atteste, Herman: Craens notaire publiq:, et immat: par copie conforme à son originel.

Het originel is berustende in d’eerste trecklaede der archijven N: 2.

[fol: 93.v°.] Naeder copie van een Prince- -lijcke ordonnantie;

Son Altesse declare que son ordon[nan]ce du 19. du mois passé pour les bourguemaitres

159

160

sortans de la ville de Maeseijck doit avoir lieu du jour de sa date fait au conseil de sa ditte Altesse ce 14. fevrier 1732 estoit vidimé, Rougrave v[idi]t, Lieu du (zegel) seel de sa ditte Altesse imprimé en hostie rouge, plus bas etoit signé, j: van Hove, Herm Craens notaire publicq:, et immat: par copie conform à son originel.

Naerdere ordonnantie van sijne Doorluchtighste Hoogheijt copielijck hier onder geregistreert;

Son altesse declare, que les deux ancienes bourguemaitres suiveront immedia--tement les bourguemaitres regents, et auront seance sus les conseilliers dans la maison de ville, fait au conseil de sa ditte Altesse ce 9. octobre 1732., estoit vidimé Clercx v[idi]t, lieu du seel de sa ditte Altesse (zegel) imprimé en hostie rouge, plus estoit signé, j: van Hove, Herman: Craens notair publicq:, et immat: par copie conform à son originel.

[fol: 94.] Ordonnantie van sijne Hoogheijt raeckende de Cremer accijs,

Son Altesse aijant vu le project ci dessous inseré, et l’acceptation du magistrat de sa ville de Maeseijck en date du 23. du mois dernier, declare de le con--firmer de son authorité principale, afin que l’on s’ij conforme, fait au conseil de sa ditte Altesse ce 23. novembre 1733., etoit vidimé Rougrave v[idi]t, plus bas etoit signé, j: van Hove, lieu (zegel) du seel de sa ditte Altesse imprimè en hostie roughe;

S’en suit le project Pour assoupir les differents, et proces survenu entre le magistrat de Maes--eijck, et les marchands de la meme ville au suject de l’accise sur la mercerie dite cremer accise, et les annoncements des marchandises sujettes à icelle, le très reverend très illustre, et genereux seigneur archidiacre Baron de Horion conseillier privé de son Altesse Evecque, et Prince de [fol: 94.v°.] Liege specialement deputé à cet effect, aprés avoir entendu les parties, leur à ajourd’huij 22. d’octobre 1733. pour le plus grand avantage de la ville, et du commerce proposé les moijens d’accommodements suivans, scavoir que l’on prendra hors de registres de la ville la portance de la cremer accise pen--dant le cours de douze années anterieures à la regence de bourguemaitres N: Smets, et N: Stalmans, temps au quel les difficultés ont commancées entre le magistrat, et les marchands, puis l’on en fera une division, et repartition egales sur les dits douze années, et seront au futur les marchands obligés d’en fournir tous les ans à la ville la portance au pied de cette division, au moijen de quoij cette accise cessera à leur egard, et auront iceux marchands la facultè de l’exiger, et lever à leur profit de tous etrangers sur l’ancien pied, et sans [fol: 95.] aucune exorbitance, ce qui subsistera aussi longtemps que la ville ne sera pas obligée d’augmenter ses revenus, au quel cas les marchands seront tenus d’augmenter à proportion qu’on rehoussera les autres, ce qui se fera

161

162

de gré à gré après que le magistrat aura proposé aux dits marchands la necessité, et les besoins de la ville, et en cas de refus de leur part, le magistrat s’adressera à son Altesse Evecque, et Prince de Liege pour qu’elle daigne faire un reglement suivant lequel les marchands deveront fournier aus necessités de la ville: Herman: Craens not[ari]s pub[li]cus, et immat: per cop: in fidem subz:

[fol: 95.v°.] Is geordonneert volgens goetvinden der Edele heere gedeputeerden van sijn Hoogheijt, dat alle de gene die bij afsterven iemanden der respective caemers succedeeren sullen altoes de laeste sijn.

[fol: 99.] Princelijcke ordonnantie raeckende de ampten;

Son Altesse aijant vu les suppliques, et pieces respectivement presentées par les bourguemaitres, et magistrat de Maeseijck, et par Herman Bouten, declare de confirmer de son authorité principale l’election faite de la personne du dit Bouten par les artisans drapiers, de meme que la sentence des dits burguemaitres, et magistrat en date du 30. 7bre 1738. qui devra sortir ses effets: et voulant sa ditte Altesse pourvoir aux inconvenients, et aux abus qui pouvent resulter des buvettes qui se font dans les assemblées generalles des metiers de la ditte ville defend serieusement d’ij boire à l’avenir, et d’ij faire aucune sorte de depenses hors de leurs revenus à peine de chatiment, ordonne que les comptes en soient regulierement rendus chacque année pardevant les com--posans des chambres, et qui ce qui sera trouvé surpasser les charges affectant legitimement les metiers, soit appliqué à l’entretien, et reparation des dittes chambres, qui les representent, enjoint particulierement aux bourguemaitres, et [fol: 99.v°.] magistrat, et aux officiers de veiller à l’exacte observance de la presente qui sera publiée, et enregistrée au greffe de la ville pour que personne n’en puisse pretexer cause d’ignorance: faut au conseil de sa ditte Altesse ce cinq semptembre 1739. etoit vidimé, Rougrave v[idi]t puis opposé le lieu (zegel) du seel en hostie rouge, et puis contresigné, j: Van Hove H: Craens notaire publicq:, et immat: par copie conformé à son originel

Princelijcke ordonnantie, en confirmatie ouer seven hier naervolgende artickelen;

Sijn Doorluchtighste Hoogheijt gesien hebbende de artickelen ten getalle van seven gestelt in voorstellinge bij reces door de borgemeesteren, ende Magistraet van sijne goede stadt Maeseijck in dato van den achden deses loopende maendt, een--paerlijck aengenoomen door de ses Caemers der geseijde stadt, en considereerende, datse strecken tothet gemeijne beste, en goede huijshoudinghe, en besteedinghe [fol: 100.] van haere penningen, verclaert de selve goet te keuren, ende te becrachtigen met sijne authoriteijt bevelende, dat de selve sullen gepubliceert, ende geregistreert woorden, op dat sij hunnen volle, ende gansche cracht souden hebben: gegeven in

163

164

den geheijmen raedt van sijne doorluchtighse Hoogheijt den 13. 9ber 1745. was gevidimeert, jacquet v[idi]t, Lieu (zegel) du seel de sa ditte Altesse, puis etoit signé, B: P: Torri.

Hier volght den inhoudt der gemelde artickelen;

1. Daer sal gehouden woorden eenen register op het stadthuijs door den secretaris van de selve stadt in volle vergaederinge van de magistraet, den welcken sal egal sijn aen den register van den jonghsten borgemeester, te weten den paieborgemeester raeckende de incompsten, ende uijtgaff van de selve stadt,

2. Dat in den geseijden reigsters sullen aengeteijckent, en geregistreert woorden door den selven secretaris in bijwesen van de borgemeesters, ende magistraet in volle vergaederinghe, soo wel de bagatellen als groote sommen soo van incompsten als dagelijcksen uijtgaff, de welcke geordonneert sullen sijn geweest door de magistraet, alwelcken uijtgaff, en incompsten sullen alsdan geexamineert worden eer dat de selve geregistreert sullen werden,

[fol: 100.v°.] 3. Den register van den jonghsten borgemeester met dijen van den secretaris ouer--eencomende, ende aldus continueerende van d’een genachten tot de andere, sullen alle oncosten, ende incompsten voor d’ooghen liggen van de gansche magistraet, en de reekeningen sullen sich connen doen: het jaer geeijndight sijnde: met veel meer gemaeck, en sonder oncosten in ‘t bijwesen van den ouden, en nieuwen raedt,

4. en alsoo sich in vervolgh van tijdt persoonen mochten vinden van quaede in--tentie om te veranderen de goede intentie van dese tegenwoordige magistraet, soo is het nootsaeckelijck van dese tegenwoordige artickelen te doen rati--ficeeren door des ses caemers, niet twijfelende off sullen eenpaerlijck goet gekeurt woorden,

5. Men sal sijn doorluchtighste hoogheijt suppliceeren van dese propositie te willen bevestighen, ende te maecken tot eene onverbreeckelijcke weth,

6. En om voortecomen, dat in het toecomende geene veranderinge geschiede door die de welcke door afsterven, ofte repositien mochten van de caemers woorden, en op datter sich geene factie en maecke, door die de welcke door eijgen baet souden willen herschen, soo sullen sullijcke gedenomineerde gehouden sijn den eedt affte--leggen in presentie van de regeerende borgemeesteren, en mannen van hunne [fol: 101.] caemer van te observeeren dese tegenwoordige propositie voor dat hunne commissie sal aengenomen woorden,

7. Sijne doorluchtighste hoogheijt sal oetmodelijck versocht woorden haer te willen geweerdighen, door sijne vaderlijcke goetheijt, van te reguleeren sijne goede stadt Maeseijck raeckende de vernieuwinge van de magistraet op den selven voet als sijne stadt Verviers haer ontlastende van eene kostbaere Maeltijdt mits betaelende aen de heeren gedeputeerdens eene somme van twintigh pistollen om de stadt met dese somme te stellen buijten alle oncosten,

Op welcke propositie den heer jongen borgemeester vraeght eene resolutie soo wel van de heeren sestigers, als van de heeren van de Magistraet:

165

166

Resolutie

De achtbaere heeren van de magistraet naer rijpelijcke overweginge ouer het bovenß plan, declareeren het selve aentenemen, ende te aggreeren in alle deelen.

in vergaederinghe der heeren maeckende de ses Caemers gehouden den 8. 9ber 1745

De heeren maeckende de ses caemers binnen de stadt Maeseijck hebbende voorlesinge gehadt van dit plan, en propositie hebben eenpaerlijck verklaert het selve in alle deelen goet te keuren, ende aen te nemen, was onderteijckent door ordon[an]tie mijnder heeren Herman: Craens secretaris. ita testor H: Craens not[ari]s pub[li]cus et immat: per cop: et translatum cum suo originali concordantem

[fol: 102.] Sententie van Weenen

Sacra Caesarea Majestas Dominus noster Clementissimus actis coram concilio suo imperiali aulico inter Maeseijckenses oppidi consules, et Magistratum appellantes ex una nec non scabinos ibidem, et consortes appellatos ex alterâ parte in puncto hospitationum ventilatis, probeque, ac maturè examinatis, rejectisque tam non devolutionis, quam desertionis exceptionibus Clementissime definivit, ac declaravit sententiam â qua eo extendendam esse, quod pars ap--pellata etiam tunc atque ijs hospitationum oneribus obnoxia esse debeat, quando, et quae onera â parte appellante actualiter sustineri contigerit, quem ad modum altissime dicta sua sacra caesarea Majestas hisce definit, et declarant: signatz Viennae sub ejusdem sigillo secreto die decima octobris anno millesimo septingentesimo decimo: locus (zegel) sigilli Caesarei in hostia rubra impressi, erat signatum, Fred: Carl: de Schoonborn, deinde Franciscus Winandus De Bertraen, et inferius erat scriptum ut sequitur, ego infrascriptus [fol: 102.v°.] Caesareus publicus Caesareus immatriculatus notarius fidem faeco, et attestor me decima none februarij 1711. insinuasse copiam authenticam per me signatum hujusce sententiae imperialis R[everen]dis adm: nobilibus, et magnificis dominis Cancellaris, et consiliarijs concilij privati pro Principatu Leodiensi praesentibus ibidem Nicolao Dupont, et joanne Glick testibus ad haec vocatis, et requisitis, et erat signatum Arnoldus jossart publicus Caesareus immatriculatus notarius, Loc: (zegel) sigilli notarij: Herman Craens notarius publicus, et immat: per copiam in fidem subscripsit.

[fol: 103.] Josephus etc.

Tit: Meminensis etiamnum eorum quae ad vos cum ad nos oppidi Maes--eijckensis consulum, et magistratus appellantium quaerelae ratione hospitationum adversus scabi nos deferrentur die sexta februarij anni proxime elapsi, serio in mandatis dedimus, nec non quae per sententiam nuper decima octobris benignè declaravimus, posteaquam vero nobis denuo dicti consules, ac novum, vetusque concilium in adjecto supplici libello humillimè

167

168

conquesti exposuerunt, uti decretis, ac jussionibus ijs nostris non attentis una, eademque die trinas his ipsis contrarias ordinationes emittere praesumpseritis, sane vel ex juris praescripto non potuimus, quin vobis clementer, et districtè his & injungeremus, ut allegato rescripto, et sententiae nostrae Caesareae conformiter agatis, agique curetis, et quemadmodum insuper regentes consules eo tempore quo in regimine sunt ab hispitationibus eximi non debeant, ita ordinationem vestram iuca injunctam ijs hospitationem tollatis, et quomodo id factum sit, aut si quid in contrarium relevans videatur, nos de eo intra duos menses ab harum insinuatione proximos reddatis cer--tiores, interea tamen dictos consules ab hospitationibus immunes sinnatis, [fol: 103.v°.] qua in re seriam, et benignam voluntatem nostram executuri estis & nos de reliquae gratiam &. Viennae 26. janurarij 1711., inferius habebatur, prae--sens copia concordat cum suo originali, quod attestor, et erat signatum, Ar--noldus jossart publicus Caesareus immat: notarius, locus (zegel) sigilli notarij, deinde habebatur ut sequitur, infrascriptus notarius publicus omnibus quorum interest refero, et attestor me fideliter insinuasse cop: authenticam praescripti rescripti Caesarei in D[omi]num receptorem Beckers, nec non D: D: praetorem, et scabinos justitiae Maeseijckensis, et pro eorum notitiâ in personam D[omi]ni Corn: Sweers de Weerdt dictae justitiae secretarium prae--sentibus jo[ann]e[s] Onckels, et Theodorico Willems testibus ad praemissa spe--cialiter adhibitis sub anno D[omi]ni 1611. februarij die ultima, et erat signatum, jan Onckels, Derick Willems, deinde ita attestor Laur: Fabri not[ariu]s pub[li]cus et immat: juxta ultimum Edictum S: S: C: epi[scopus], et p[rinci]pis Leod: admissus: Herman Craens not[ariu]s pub[li]cus, et immat: per copiam in fidem subz.

[fol: 104.] Copie van eene supplijcke met de daeropgevolghde Prince- -lijcke ordonnantie raeckende de logeeringhe der mili tairen aen den achtbaeren Magistraet gecommuniceert door den heer regerende Borgemeester jacobus Bandels op den 12. februarij 1736. als sijnde den opgemelden heer daer ouer naer Luijck gedeputeert geweest den 4. dito;

A son Altesse

Monseigneur

Quoij que les bourguemaitres, et magistrat de votre bonne ville de Maeseijck aient reçeu, et recevont toujours avec un profond respect les ordonnances emanées d’authorité de votre Altesse en son conseil privé, cependant Monseigneur ils ont cru etre de leur devoir de venir representer â votre Altesse les grieffs qui leurs sont inferés par plusieurs decrets de ce conseil, Il est Monseigneur qu’à l’aproche des quartiers d’hiver des troupes imperi--ales les echevins de votre ditte ville doivent avoir presenté au conseil [fol: 104.v°.] privé de votre Altesse une supplique tres humble pour obtenir l’exemption des logements militaires se fondant probablement sur un certain decret de la regence imperiale pour la principauté de Liege porte le 24. janvier

169

170

1708. sur la quelle est sorti une declaratoire du dit conseil en date du 21. novembre 1735. icij joint n: 1. portant que votre Altesse de--meurant emprés de la decision de la regence imperiale emanée le 24. janvier 1708. declare que les echevins suppliants doivent provisionelle--ment jouir de l’exemption des logements militaires, si non en cas de surcharge, et que les magistrats, et tous exempts seroient pareillement Logés,

Cette declaratoire Monseigneur a bien eté intimée aux trés humbles re--monstrants, mais la requeste des Echevins ne leur a pas été communiquée, cependant ces derniers à la faveur de cette declaratoire se sont tenus ex--empts du logement des trouppes imperiales, qui ont hivenés à Maes--eijck pendant prés de deux mois sans que le magistrat chargé de mille soins et de mille embaras au suject des quartiers d’hiver excessivement [fol: 105.] onereux aux pauvres sujects de cette ville ait pu avoir le loisir durant le temps, que les dittes trouppes ij ont sejourné de faire recherche dans leurs archives pour voir, et reconnoitre si effectivement les dits echevins avoient un titre suffisant pour s’attribuer une pareille exemption,

Mais la sortie des trouppes imperiales aiant laissé à vos bourgue--maitres, et magistrat un peu de loisir pour vacquer à cette recherche, ils ont à la fin trouvé Monseigneur, que les predecesseur avoient ap--pellez à l’Empereur en son conseil Aulicque de la sentence de la regence imperiale, et que ce supreme conseil avoit jugé, que ces sortes d’exemption accordées aux echevins ne pouvoient avoir lieu, mais qu’ils devoient contribuer comme les autres subjets de votre bonne ville à supporter le fardeau commun, en ordonnant à la regence imperiale de reparer, et oter les griefs inserez par sa sentence, comme il paroit de la copie icij joint sub n: 2.,

Ils ont aussij trouvè, que les dits echevins aijant eu après proposé par--devant ce souverain tribunal plusieurs exceptions, elles ont etez [fol: 105.v°.] rejettés, sa Majestè imperiale aijant declarè, que les dits eschevins appellez etoient, et devoient etre sujects aux logements militaires, lorsque le magistrat appellant en etoit actuellement chargé temoin le sentence icij jointe n: 3,

Neantmoins comme la regence imperiale s’ecartant des termes, et de l’esprit de cette deuxieme sentence avoit voulu assujetter les bourgue--maitres regents ceux ci ont fait un remontrance ulterieure au dit conseil aulique en exposant très humblement, que les bourguemaitres en Etat donnant tout leurs soings aux affaires publiques ne sont nulle part, et ne doivent etre sujects aux logements des gens de guerre pendant leur regence, et sur cette remontrance est emanée une troisieme sentence du conseil aulique en date du 26. janvier 1711. dont copie est icij joint n: 4.

Par la quelle sa ditte Majesté a declaré, et ordonné à la regence im--periale de laisser jouir les bourguemaitres en Etat de l’exemption des logements militaires pendant leur regence,

171

172

[fol: 106.] Si bien Monseigneur que les bourgm[ait]res, et conseil de votre bonne ville de Maeseijck voijant ces decisions imperiales, et se trouvant de nouveau surchargés par le logement des trouppes Dannoises, et puis par quattre compagnies du regiment de Lantierij curassier avec un Major ont cru qu’ils etoient indispensablement obligez de se con--former à ces decisions en logeant egalement tant ceux du conseil vieux, et noveau, et le corps des echevins, sans que ceux ci aient aucun suject de se plaindre de se logement, veuque dans toutes les autres villes du Paijs ou il ij des quartiers d’hiver les echevins ij sont sujects comme les autres habitans, et bourgeois sans aucune distinction, et que le magistrat du dit lieu se trouvant actuellement chargé du logement pour sa quote parte, il ne seroit pas juste ni equitable que les echevins ne seroient exempts, ceux qui ne peuvent avoir eu anciennement leur exemption, que comme aijant autre foijs fait partie du magistrat, et aijant eu part pour l ors à l’administration de la police dont pourtant ils ont eté dans la suitte exclus par le très salutaire, et très prudent reglement de votre Altesse, suffisant d’ailleurs, que la chose soit sou--verainement decidèe par sa Majesté imperialle contre les echevins, et en faveur des bourguemaitres regens, et que les eschevins ne doivent avoir d’autre parti à prendre, que celuij de la trés humble soumission

[fol: 106.v°.] à ce que le supreme oracle a prononcé la dessus,

Il est pourtant, que les eschevins malgrè cette decision, qui leur etoit parfaitement connue se sont encore venu plaindre à votre Altesse en son conseil privé de ce qu’ils etoient logés sans faire aucune attention, que la justice distributive exigeoit dans un cas pareil à celuijci, qu’ils acdassent à supporter le fardeau commun, ainsij que faisoit, et fait effectivement de son coté le magistrat, et on en presume qu’ils se sont plaint de ce logement comme d’un attentat criant contre l’authorité de votre Altesse,

Puisque sur leur requete, qui n’a pas encore paru au jour, et qui n’a aucunement eté communiquée aux très humbles remontrans, votre ditte Altesse en demeurant emprés de son apostille du 21. 9bre dernier ordonne aux bourguemaitres de Maeseijck de retirer en deux fois vingt quattre heures de l’’ntimation les militaires logés chez les eschevins, si non declare des maintenant pour alors, que les fraix du logement fait en mepris de la ditte apostille seront à charge de ceux qui en ont fait la repartition comme il se voit de la copie icij joint n: 5.

[fol: 107.] Les très humbles remontrans surpris de cette ordonnance, et ne sachant le motif, qui pouvoit ij avoir donné lieu se sont adressé en très profond respect à votre Altesse en son dit conseil par une requet très soumise en luij representant, qu’ils n’avoient rien fait en logeant les eschevins ega--lement comme ceux du nouveau, et vieux conseil, qu’en conformitè des dittes trois sentences, dont ils ont joint les copies, et quoij qu’ils avoient tout suject d’esperer, qu’à la vue de ce trois sentences le conseil changeroit de sentiment, et revocqueroit ses ordonnances precedentes,

173

174

Neantmoins faisant tout à contraire il a declaré finalement sur la propre requete du dit magistrat que les eschevins de sa ville de Maeseijck ne doivent etre logés, que lors que les bourguemaitres, et autres exempts sont pareillement logés en cas de surcharge, et voulant que ses apostilles du 21. 9bre dernier, et 19. du courant sortent leurs effects, il a ordonné aux bourguemaitres de la ditte ville d’ij donner sommairement parition à la peine ij portée temoin l’apostille cij jointe n: 6.

[fol: 107.v°.] Peu de jours en aprés sur une requete ulterieure des eschevins non communiquée au dit magistrat non plus que les precedantes, est sortie une quattrieme ordonnance sous le nom de votre Altesse en son dit conseil en date du 30. janvier dernier icij jointe n: 7.

Par la quelle en declaravit la paenalité comminée par son apostille du 19. de ce mois en courue, il est ordonné finalement aux bourguemai--tres de Maeseijck de donner partition à ses ordonnances precedentes du 19, et 25. courant en brief terme si non seront logés eux memes d’authorité Principale,

C’est Monseigneur de ces ordon[nan]ces que les trés humbles remontrans ont cru devoir appeller, et se rendre plaintifs à la personne de votre Altesse,

On n’expose point icij aux ijeux de votre Altesse l’etat miserable ou cette ville se trouve reduite par le premier quartier d’hiver des trouppes imperiales, par les marches, et contre marches de ces trouppes et des danoises, et par les sejours qu’elles ij ont fait successivement avec les officiers suivant les differentes repartitions, et les ordres qui ont eté donnés, et changées de temps à autres qui ont coutés à la [fol: 108.] ville, et aux autres particuliers des sommes très considerables par ce que votre Altesse peut en etre bien informè d’ailleurs,

On prend seulement la liberté de representer très respectuesement à votre Altesse que cette ville dans l’epuissement ou elle se trouve est actuellement chargée de quattre compagnies du regiment de Lanthierij curassier avec un Major, et quantité d’officiers, que tous les bourgeois sont logés aussij bien que le magistrat composé du nouveau, et vieu conseil, que si les eschevins, qui se sont tenu exempts du premier quartier d’hiver des trouppes imperiales, et des dannoises sous l’appuij de la sa ditte de--claratoire du 21. 9bre dernier etoient libres de ce logement il faudroit necessairement surcharger les autres habitants qui se plaignent dejà très amerement d’un fardeau excessive dont ils sont presque accablé, et qui selon la justice distributive doit etre supportée indistinctement par tous et un chacun à l’exception des bourguemaitres regens conformement à ce qui s’observe dans les autres villes du Paijs, et a ce qu’à eté formellement decidé par sa Majesté,

175

176

[fol: 108.v°.] A ces causes les bourguemaitres et magistrat prosternés au pieds de votre Altesse ont l’honneur de la supplier en trés profond respect de daigner declarer que les eschevins de la ditte ville ont deu, et doivent etre logés en conformité de la decision imperiale, embas etoit escrit, quoij faisant, et etoit signé, j: Bandels borgemester:

S’ensuit l’Apostille

S: Altesse aiant vu le supplique, et information trés humble presentée au--jourd’hui à sa personne avec les sentences imperiales ij jointes, declare qu’en conformité de la decision de 26. janvier 1711. les deux bourgue--maitres regens de Maeseijck sont, et doivent etre exempts de logement militaire, et que les eschevins de la ditte ville doivent etre logés, attendu qu’il paroit par la supplique susmentionnée, que le vieux, et nouveau conseil est pareillement logé, fait au conseil, et par ordre expres de sa ditte Altesse le 9me fevrier 1736., etoit vidimé Rougrave v[idi]t, lieu (zegel) du seel, embas etoit contresigné, j: van Hove, ce que j’atteste, Herman: Craens notaire publicqz, et immat: par copie conforme à son originel.

[fol: 109.] Copie van eene Princelijcke ordonnantie aengaende de continuatie van de ma gistraet voor een jaer;

Sont Altesse aiant jugè convenable de differer l’envoij de ses deputés pour les renovations magistrales de ses bonnes villes de Maeseijck, Bree, et Stockhem à cause des troubles occasionées par l’invasion des trouppes Prussiennes, et prennant presentement en consideration les suittes facheuses qui en sont resultées au prejudice de l’une, ou l’autre des dittes villes, declare de continuer sans consequence les bour--guemaitres, et consel elus l’an 1739. aux honneurs, prerogatives, et emoluments accoutumés, voulant que la presente soit insinuée, et enre--gistrée aux protocols des villes surmentionnées pour qu’un chacun s’ij conforme, donné au conseil, et par ordre expres de sa ditte Altesse ce 31. d’octobre 1740. lieu du (zegel) seel de sa ditte Altesse, etoit signé, Rougrave v[idi]t, contresigné, j: van Hove, Herman Craens notaire publicqz, et immat: et secretaire de la ville par copie conforme à son originel in fidem subz.

[fol: 110.] Ter vergaederinghe van heeren scholtis Timmers, borgem[eeste]ren, en magistraet den 2. martij 1741 Op dato voorß sijn gecompareert voor de achtb: heeren voorß de heer Spierlet, ende de heer j: B: van de Waerdt, ende heeft hij heer Spierlet in naeme, ende van wegens den nieuwen aengestelden Drossard naementlijck de edele hooghgebooren heere George Frederick graeve van Renesse soone van wijlen de hooghedel welgebooren heere Francis Lambert graeve van Renesse ter visie geexhibeert, ende verthoont desselfs commissie als Drossard des ambs van Stockhem liggende in dato van den 24. xber 1740.,

177

178

Ingevolgh van welicke den opgedachten heer j: B: van de Waerdt heeft ge--exhibeert sijne commissie als adminstrateur des voorß ambt, ende den gewoonelijcken eijdt gedaen,

Volght den teneur der commissie

Charle Ernest libre baron de Breidbach de Burresheim chanoine capitulaire, et grand tresorier de l’eglise Metropolitaine de Treves, tresonier et archidiacre d’Ardenne dans la cathedrale de Liege, conseiller privé de son Altesse Eveque, et prince de Liege etc.

[fol: 110.v°.] Etant de notre devoir en qualité du tuteur, et administrateur naturel, et constitué pendant la minorennité de monsieur George Friedrich comte de Renesse notre neveu nouvellement pourvu par son Altesse evecque, et prince de Liege du Baillage de Stockheim de veiller, que la police soit observè, et la justice bien administrée dans le dit baillage de stockheim, et etant informè de la bonne bie, moeurs, experience, et capacité de mon--sieur j: B: van de Waert avocat de la venerable cour de Liege, nous l’avons comis, et constitué comme nous le commettons, et constituons par cette Lieute--nant Drossard du dit Baillage de Stockheim pour le gerer, et administrer comme il convient avec les honneurs, droits, profits, et emoluments qui en re--sultent voir aprés qu’il aura eté admis pour tel au conseil privè de son Altesse, et ij preté serment, fait à Liege ce sept febvrier 1741. etoit signé, C: L: Baron de Breidbach, lieu (zegel) du seel imprimé en cire noire, in dorso etoit escrit le 9. fevrier 1741. jean Baptiste van de Waerd a preté serment au conseil privé de son Altesse en conformité de la presente, et etoit signé, L: D: Chestret secretaire. De mandato DD: meorum H: Craens secret[ariu]s per copiam in fidem subz.

[fol: 111.] Ter vergaederinghe van heer Scholtus Timmers, borgem[eeste]r Otten, en magistraet den 22. meert 1747.

Op dato voorß is gecompareert voor d’achtb: heeren den Eerentfesten heer Anthoin Martin jacobs scholtus van Bree, den welcken heeft geexhibeert sijne commissie als Lieutenant Drossard, en administrateur van het Drossard ambt, en heeft den behoorlijcken eijdt gedaen;

Volght den teneur der commissie

Nous Charles Ernest libre Baron de Breidbach de Buresheim chanoine capitulaire, et grand tresorier de l’eglise metropolitaine de Treves, chanoine de la cathedrale de Liege, archidiacre des Ardennes, conseiller d’Etat de feu sa Majesté imperiale, chancelier de sa serenissime Eminence le Duc Theodore de Baviere Cardinal Evecque, et Prince de Liege, et grand Marchal de sa cour etc.

Etans de notre devoir en qualité de tuteur naturel a constitué administrateur du comte de Renesse notre neveu Grand Drossard de Stockhem, de veiller pendant la minorennité à ce que la justice soit bien administrée, et la bonne police observée dans le dit baillage, et etant bien informé de la capacité, experience, et bonnes moeurs du S[eigneu]r Anthoine Martin jacobs de Bree, nous l’avons commis, et constitué, comme nous le commettons, et

179

180

[fol: 111.v°.] constituons par cette Lieutenant Bailliss, et administrateur de la ditte Drossardie de Stockhem avec les droits, prerogatives, et emoluments en de--pendans, fait à Liege ce 3. mars 1747, etoit signé, L: baron de Breidbach, Lieu (zegel) du seel imprimé en cire rouge. Demandato dominorum Meorum H: Craens secret[ariu]s per copiam in fidem subz.

Ter vergaederinghe van H: H: B[urge]m[eeste]ren, en magistraet den 16. junij 1763.

Op heden compareerde den heer Nicolaus Bouten, den welcken heeft geexhi--beert eene commissie aen hem verleent van een hooghweerdigh illustre Domcapittel sede vacante als scholtus deser stadt, en is eodem daer voor erkent.

[fol: 112.] Sa serenissime Eminence aiant vu la supplique très humble des bourguemaitres de la ville de Maeseijck avec le project, et propositions acceptées par les cham--bres, sur quoij entendu le raport de son conseiller privé l’eschevin Baron de Rosen, et trouvant, que sa ville de Maeseijck a ete obligée de prendre des grosses sommes d’argent à fraix pendant la derniere guerre, et notamment pendant les magistratures des ans 1745, et 1746, 1746. et 1747. et 1747. et 1748. montant à la somme de 74462 florins b[ra]bants, et aijant eté remontré de leur part la necessité d’avoir des moijens pour ij subvenir sup--plians d’ij pourvoir d’authorité principale,

A quoij condescendans favorablement sa sserenissime Eminence accorde par les presentes aux bourguemaitres, et magistrat de la ditte ville de pouvoir d’imposer le vingieme denier sur les fonds de maisons à paijer par les proprie--taires sans exemption nij exception de personne selon le prix exprimé dans les louages presents,

[fol: 112.v°.] Et quant à celles possedées proprietairement, elle authorise les bourguemai--tres, et conseil pour en fair l’estime en equité, et justice,Accorde de meme aux dits bourguemaitres, et conseil de pouvoir imposer un taille de trois escalins par bonnier sur les meilleurs fonds externes, et deux escalins sur les moindres, s’entend sur les fonds qui ne paijent point des tailles à Heppenert, à Aldeneijck, ou leurs Hameaux, et ce pour subvenir aux forces Majeures contractées pendant les dittes trois magistratures aux quelles tous fonds sont suject indistinctivement en conformité du mandement de l’an 1748.

Accorde d’un meme contexte aux dits suppliants de hausser l’import sur la mesure de froument jusqu’à cinque sols pour les bourgeois, et à sept sols pour les boulangers, de meme que sur celle de siegle, et de bouquette jusqu’à un sol,

A charge, et condition très expresse, que les bourguemaitres, et magistrat seront obligés de redimer chaque année un capital avec l’excedant qui se trouvera de tous leurs revenues tant presents qu’autres, après paijement de tous interets annuels, et des reparations necessaires jusqu’à entiere [fol: 113.] extinction du capital susdit de 74462 florins b[ra]b[ans], de quoij ils devront faire conster d’année en année en son conseil privé à peine d’en repondre,

181

182

Ordonne finalement au magistrat de continuer la collecte de l’impot du vin jusqu’à autre ordonnance, lui defendant de ne plus lever aucun argent à fraix sans le consentement de la pluralité des chambres de la ditte ville de Maeseijck à peine d’en etre responsables en leur propre, et privè nom, voulant que la presente soit affichée pour qu’un chacun s’ij conforme, et ne puisse en pretexter cause d’ignorance, Donné au conseil privé de sa serenis--sime eminence le 16. aout 1749., etoit vidimé Breidbach v[idi]t, lieu (zegel) du seel de sa ditte eminence imprimé en hostie vermeille, contresigné, L: de Chestret. H: Craens notaire publicqz, et immat: par copie conforme à son originel in fidem subz.

Hier aff light het originel in de eerste strecklaede sub n: 1. en 2.

[fol: 113.v°.] Jean Theodore Duc de Baviere Cardinal par la grace de Dieu Eveque, et Prince de Liege, de Freising, et de Ratisbonne, Duc des deux Bavieres, du haut Palatinat, et de Bouillon, comte Palatin du Rhin, Prince du St. Empire Romain, Landtgrave de Leuchtenbergh, marquis de Franchimont, comte de Looz, et de Horne, baron de Herstal etc. etc.

Aijant favorablement ecouté le rapport qui nous a eté fait du derangement extreme des finances de notre bonne ville de Maeseijck, aussi bien que des causes, qui depuis quelques années ij ont donné lieu, et voulant ij pourvoir par l’amour paternel que nous portons à la ditte ville, que nous avons choisie pour le lieu de nos delassemens avons trouvé bon de statuer, comme nous statuons par les presentes,

1. Qu’à l’avenir jusqu’à autre disposition il ij aura un corps de sept personnes sous le titre des conseilleurs assistans du Magistrat de la ditte ville, dont un fera la fonction de rentier, les quelles auront seules la direction des deniers publics de la meme ville, et le dernier leur recette sous une caution reelle de huit mille frans,

2. A quel effect nous nommons pour conseillers assistans les anciens bourguemai--tres Corneille Ernest Schoonbroodt, jacques Loijens, Henri Arnold Smeetz, et Pierre Arnold Smeetz de meme que Matthieu van Meeuwen, Godefroid Martens, et André Stoffels comme rentier sans que cette nomination leur puisse etre un obstacle à etre denommez bourguemaitre,

[fol: 114.] 3. Le dit rentier, à l’exception des gages, rentes, et paijement annuels ordinaires, dont lui sera delivré un etat par le magistrat, averré par les conseillers assis--tans, ne pourra faire autre emploi des deniers publics de la ville sans une ordon--nance, ou resolution préallable par ecrit du magistrat signée par le secretaire aussi bien que par les conseillers assitans ou la plus grande partie de ceux cij,

4. Le magistrat ne pourra rien ordonner d’extraordinaire qui exige depense ni entreprendre aucune cause sujette à engendrer des frais sans concours du consentement par ecrit des conseillers aisstans sous peine que ses membres qui ij auront cooperés en seront responsables en leur propre, et privè nom sans que la ville en puisse etre recherchée,

183

184

5. Les conseillers assistans s’assembleront tous les mardis à neuf heures du matin, et plus souvent si les affaires le requierent pour conferer sur les interets de la ville,

6. Ils s’assembleront de meme avec les bourguemaitres regens tous les vendredis à neuf heures du matin pour conferer egalement avec eux sur ce que de part et d’autre on jugera necessaire en fait des reparations, et autres besoins de la ville, et ce sera en cas assemblées, que les bourguemaitres regens remetteront au conseiller rentier les ordonnances du magistrat pour les paijemens extraordi--naires à faire du consentement des conseillers assistans, et que ceux ci propo--seront aux bourguemaitres ce qu’ils jugeront etre du bien de la ville, afin d’en [fol: 114.v°.] faire rapport au magistrat à l’effet d’ij avoir sa resolution, qui sera rapportée à leur assemblée suivante, et sera tenu protocole de tout ce qui se traitera dans un livre particulier par le plus jeune des conseillers assistans sous la paraphe des autres aussi bien, que des ordonnances des paijemens passées d’un consentement commun, et pourront meme ces assemblées se tenir plus souvent en cas que des affaires imprevues ou pressantes l’exigent,

7. Les resolutions du magistrat au sujet de l’emploi des deniers publics de la ville se prendront à la pluralité de vois et ce que la pluralité des conseillers assistans confirmera, aura son effet, et autrement point,

8. En cas de diversité des sentimens entre le magistrat, et le corps des conseillers assistans en matiere notable ils se rapporteront à l’’vis du corps des esche--vins, et le sentiment au quel celui ci accedera aura son effet,

9. Le conseiller assistant rentier rendra annuellement ses comptes au magistrat, et conseillers assistans en conformité des anciens reglemens, et statuts, et à l’exception des quittances des paijemens ordinaires ne lui seront point passées d’autres que ceux qu’il aura fait sur les ordonnances du magistrat verifiées par les conseillers assistans, et lui seront alloué pour ses peines quatre par cent de sa recette,

[fol: 115.] 10. Mais comme nous nous confions que les autres conseillers assistans auront assez de zele pour concourir avec nous au bien etre, et au redressement des finances de leur ville ils n’auront aucune gage ni emolumens, mais uniquement un flambeau à l’exemple des membres du magistrat pour assister aux processions solemneles, dans les quelles ils marcheront im--mediatement devant les bourguemaitres regens, et si quelqu’un d’entre eux venoit à trepasser, ou par des infirmités hors d’etat de pouvoir con--tinuer ses soins, les autres pourront nous presenter un suject qu’ils croi--ront le plus propre à le remplacer,

11. Un des premiers soins des conseillers assistans en entrant en fonction devra etre de dresser un etat precis des finances de la ville, tant à l’egard de ses revenus que de ses charges ordinaires, aussi bien que de ses arrieres, et à cet effet les bourguemaitres, et magistrat seront tenus de leur remettre à leur requisition les comptes des bourguemaitres rentiers precedens, et

185

186

pourront les conseilers assitans intervenir aux rendages encore à faire des comptes de ceux ci avec pouvoir de rejetter ce qui pourra s’ij trouver ne pas etre dans l’ordre,

12. Ils examineront aussi, si les revenus courans de la ville ne pourront pas etre rendus d’un plus grand rapport au moien d’une meillieur regie pour pouvoir contrebalancer ses charges, à la diminution des quelles ils aporteront egalement leur soins,

[fol: 115.v°.] 13. Et si après l’introduction de la meilleur aeconomie que faire se pourra tant dans les uns que dans les autres, ils trouvent que les charges de la ville ne laissent pas de surpasser ses revenus, ou qu’il n’en reste rien pour redimer successivement les rentes, ils se concerteront avec les bourguemaitres regens sur les moijens à etablir pour subvenir à leur courteresse qui pourra se trouver, et nous en feront rapport à l’effet d’ij etre octroié, en exposant dans leur requete les raisons qui ij peuvent engager aussi bien que les contradictions qui s’ij pourront presenter, afin qu’aijant pesè les unes, et les autres, nous ij puissions disposer avec pleine connaissance de cause, et ne sera plus permis au magistrat de faire des levées d’argent à quel titre que ce puisse etre sans le consentement de sept conseillers assistans, des eschevins, et notre octroij à peine de nullité des obligations qui en pourroient etre passées,

14. Et comme il importe infiniment au bien de la ville que les places de six chambres dont le magistrat est tiré soient occupées par les personnes le plus integres, et le plus capables, et zelées pour le bien etre de la ville nous voulons qu’à l’avenir en cas de vacature des dittes places, les conseillers assistans nous proposent trois sujets hors de six metiers, qu’ils trouveront les plus qualifiés pour remplir les dites places pour qu’à notre choix nous ij puissions nommer un d’entre eux,

[fol: 116.] 15. Et finalement pour qu’il ij ait d’autant plus de sujettes capables à etre emploiés au consulat, en derogeant à l’article 11. du reglement du 11. juin 1730. nous rehabilitions les eschevins à l’effet d’ij pouvoir etre donommés,

Pour que le present reglement sorte ses pleins effets nous ordonnons, qu’il soit publié, affiché, et registré au greffe de notre bonne ville de Maeseijck, afin que personne n’en puisse pretexter cause d’ignorance, Donné à Seraing sur Meuse le 10. octobre 1753. estoit signé, jean Theodore, vidimè jacquet v[idi]t, Lieu (zegel) du seel en hostie rouge, contresigné, JP. Torri, ce que j’atteste, M: Lovinfisse secretaire par copie, et par ordre des messieurs.

Volght nu de Cautie

Den ongerß bij t’ reglement van sijne Doorluchtighste Eminentie ge--emaneert, en van sijne Doorluchtighste tot Seraing op de Maese onder--teeckent den 10. 8ber deses jaers 1753. ten regarde deser stadts policie gegeven, bij welcke hij onderschreve onder stellinge van eene reeele cautie van acht duijsent guldens aen dese stadt, en achtbaere magistraet

187

188

[fol: 116.v°.] te stellen uijtwijsens den eersten artijckel van meergeseijt reglement, en bij den tweeden tot peijmeester van sijne Doorluchtighste Eminentie is worden benoemt, in conformiteijt van welcke geseijde ordonnantie stelt den onderscreven tot sine reeele cautie voor eerst

Eerst sijn huijs door hem bewoont gelegen neffens het posthoren voor de weerdie van. .......................................................................................................................................................3000

Tweedens het huijs hem toebehoorende op den merckt gelegen genaemt de goude keten voor de weerdie van .........................................................................................................2500

Derdens een huijs op den merckt neffens d’h[ee]r Michael D’jerna ter andere de h[ee]r Herman Bouten voor de weerdie van ....................................................................................... 800

Vierdens drij vrechten ackerlandt achter Bussij camp gelegen reign: de h[ee]re oudt Borgm[eeste]r Reijnders, ter andere willem Tellieurs ad twee g[u]l[den]s de roede .......................................................................................................................... 600

Vijfdens een stuck ackerlandt op ’t Hamont buijten d’Eijcker--poorte aen den peerdtskerckhof gelegen, reig: de represen--tanten van de H[ee]re schepen Pergens s[a]l[i]g[e]r groot twee hon--dert en vijftigh roeden ad twee g[u]l[den]s thien st[uive]r de roede. ..................................................................... 625

[fol: 117.] Sesden een stuck ackerlandt in ’t Heppervelt tusschen de koijestraet, ende den Eelen wegh gelegen reign: Maseur Stoffels, en juffr[ouw] de weduwe Claessens, groot hondert en in de sestigh roeden ...................................................................................................................................................... 400

Sevendens een vrecht, en vierthien roeden landt op het cruijsveldt buijten de Bospoort, reign: de representanten van de H[ee]re schepen de Pergens s[a]l[i]g[e]r en fr[ater] Sebastiaen Leurs voor de somme van ................................................................................................................................................ 130 -------- 8055

Welcke panden voorß alsoo den onderß is stellende tot reeele cautie, permette--rende dat de stadt, ofte achtbaere heeren magistraet der selve hun in voorß panden moegen laeten realiseren tot cautie van sijnen ontfanck, waer toe con--stitueert elcken thoonder deses om sulx voor richter competent te moegen laeten geschieden onder verclaeren dese panden niverants mede te sijn beswaert, en hem sijn toebehoorende, en offer van bij soo verre dese panden niet en souden suffisant als opgestelt sijn erkent worden van te sullen suppleren, aldus gestelt, en vercautioneert heden den 27. 8bris 1753., was geteekent, H: A: Stoffels peijmeester, en borgemeester.

Den 6. 9bris 1753 Extract uijt den H: H: schepenen van Maeseijck van binnen, en buijten gicht, en geudingh register,

Den heer secretaris M: Lovinfosse exhibeert naamens de heeren borgemeesteren, en magistraet deeser stadt Maeseijck reeele cautie liggende in dato den 27. 8bris 1753. door den heer Andreas Stoffels modernen borgemeester in [fol: 117.v°.] qualiteijt als peijmeester aen hun gestelt, ende door hem eijgenhandigh opgestelt, versoeckende de selve in alle haere puncten, clausulen, ende conditien voor

189

190

gerenoveert, ende gerealiseert aengenomen te worden, en is aen hem q[ualitate] q[u]a aldus verleent, en in hoeden der welk gekeert, was onderteekent per regr[ess]um W: G: Claessens graph[icu]s; quod attestor, M: Lovingfosse secr[etar]ius per copiam in fidem.

Prince Serenissime, et Eminentissime Monseigneur

Les bourguemaitres, et magistrat de votre bonne ville de Maeseijck se voiant l’impossibilité de subvenir aux dettes, et charges, dont la ditte ville se trouve surchargé, et ne scachant sij prendre pour en enteindre du moins une partie ont l’honneur de produir en toute soumission un reces magistral, hors quel il est à voir, que ces derniers ennemis de leurs propres interets pour le maintien de votre ditte ville veulent bien en commencant par eux meme se contenter d’une somme de vingt ecus au lieu de 160 fl[orin]s b[ra]b[ant]s, [fol: 118.] que chaque bourguemaitre etoit en coutume de percevoir au bout de sa regence tant pour gage, que pour accidents, et qu’à l’avenir, et successivement d’an en an les bourgm[ait]res regents ne pourront exiger chacun en particulier, qu’une pareille somme de vingt écus, les conseillers, et bourgm[ait]res sortans dix ecus au lieu de 58. florins, et le rentier 265. florins au lieu de quatre par cent parmij profitant pour iceluij en temps de guerre des exemtions, comme les bourgm[ait]res regents,

A quoi ils osent esperer que V: S: E: sera benignement servie de condescendre en approuvant le dit reces, qui n’aboutit qu’à augmenter les deniers publiques, et à pourvoir d’autant mieux captiver les creanciers, qui par des fraix inutils harcellent cette pauvre ville, quoi faisant etc. etoit signé, Langenacken pour les suppliants.

S’ensuit L’apostille

Sa serenissime Eminence aiant vu le reces des bourgm[ait]r[e]s, et magistrat suppliants en date de 4. 8bre 1754., et considerant, que la diminution [fol: 118.v°.] des gages ij reprise ne butte qu’au bien à l’util, et soulagement de sa bonne ville de Maeseijck; declare d’aggreer, et confirmer le dit reces de son authorité Principale, ordonnant à tout, et un chacun de s’ij conformer, fait au conseil privé de sa ser[enissi]me Eminence, et apposè le seel de sa ditte s[erenissi]me Eminence en hostie rouge, et plus bas contresigné de Chestret, deinde etoit signé ce que j’atteste, j: V: Langenaeken notaire apostolicqz par copie conforme à son originel in fidem subz, quod attestor j: B: Tulleners not[ari]is secr[etar]ius subs[crip]t[u]s per copiam in fidem.

Sa serenissime Eminence aiant vu les reces de ses Etats en date respectives du 13-18- et 19. du courant declare de permettre, que les braz, que l’on verifiera dans sa bonne ville de Maeseijck etre fait avec des epeautes, et orges des paijs estrangers puissent sortir vers la maijerie de Bois le duc, et autres Paijs voisins exempts du soixantieme, permettons pareillement

191

192

[fol: 119.] aux bourgeois surseans de la ditte ville de faire, et distiller du brandevin en deux saisons la portion, qui par son edit du cinq fevrier dernier leur at eté permisé de faire en quatre, ordonnant que la presente soit publié, et affiché pour la connoissance d’un chacun: Donné au conseil privé de sa ser[enissi]me Eminence le 21. juillet 1757. etoit vidimé, Breidbach, Lieu (zegel) du seel en hostie rouge, embas etoit contresigné, De Chestret, ce que j’atteste j: B: Tulleners notaire publique, et immatriculé, et secretaire de la ville conforme à son originel par copie in fid: subsz.

De heer Lieutenant Drossard jacobs is door de heeren borghemeesters, en Magistrat worden geactionneert voor de heeren tweeentwintighen deeses landts ouer het afnemen van den snaphaen aen jan Limerkens in ‘t Maes--eijcker solt in de heijkemp genaemt Neujens, en Limerkens kemp, waer ouer sigh voor deese magistraet gesisteert heeft, en geoffereert de costen, en foulle te betaelen, soo als breeders consteert bij de magistraele rolle van den 3. martij 1758

Raeckende de jachte vide rollam van den 3. martij 1758

[fol: 119.v°.] Copie van een vonnisse interlocutoir gegeven in saecke De stadt Tegens de heeren Bors, Stockhem, de dorpen Aldeneijck, en Heppeneert;

Sa serenissime Eminence vu les supplicques, et pieces presentées par de Bors, et Stockhem joint les communautés d’Aldeneijck, et de Hep--pener d’une, et par les bourguemaitres, et magistrat de sa bonne ville de Maeseijck d’autre part, ordonne aux parties de convenir de Geometres, ou arpenteurs à effect de dresser une carte de tous les terreins en question, qui sont hors des remparts de la ville, et notamment de ceux de Heppener, et d’Aldeneijck en designant par des couleurs dis--tinctes les pieces qui paient taille à l’une, et l’autre des dits villages, et celles qui paijent tailles à la ville de Maeseijck ensorte qu’on puisse discerner celles qui ne paijent aucune taille soit à la ville, soit aux dits villages, le tout relativement, et en conformité des chasseraux respectifs, qui devront etre reproduites, et exhibés sous expurgation [fol: 120.] de serment en six semaines, si non seront denommés des geometres, ou arpenteurs d’authorité Principale à l’effet que dessus, ordonne d’une contexte à la communauté de Heppener de produire, et faire des acts les mesurages des ans 1693, et 1695. mentionnés dans la convention du 15. 9bre 1751. repris au repertoir sub E, et recipro--quement au magistrat de Maeseijck de produire sous expurgation de serment à preter en forme de droits la piece rubriquée der burger

193

194

van Maeseijck huijsen, ende landerijen die onder Aldeneijck schatbaer sijn, en Aldeneijck ontoegen mentionnée à l’article 85. de la replique exhibée le 18. decembre 1752., en le meme terme, sinon sera apointé: sa serenissime Eminence ordonnant en outre aux parties de rejoindre à la prochaine deposition soub repertoire commune la procedure qui les ans 1744, et 1745 a ventillé pardevant ce conseil entre le magistrat de Maeseijck, et les possessionès de la ditte ville: fait au conseil privé de sa ser[enissi]me Eminence le 15. avril 1758., estoit vidimé, Breidbach v[idi]t, locus (zegel) sigilli, contresigné, de Chestret, par copie conforme j: V: Langen--aken not[ari]s ap[osto]licus in fidem, ce que j’atteste, M: Lovinfosse com[missai]re, et secretaire de la ville de Maeseijck.

[fol: 120.v°.] Eijdt, en Conditien onderde welcke den Peijmeester is aengestelt;

Want ick Peijmeester deeser stadt gecoeren ben, so sal ick houdt, ende getrouw sijn onsen genaedighsten heer bisschop, ende prince van Luijck, en graeve tot Loon, der stadt van Eijck, en allen haeren toebehoeren, ende der stadt vrijheijt van Eijck rechten, ende coeren houden, ende des stadts besten doen naer mijn macht, ende besten weeten, ende ick sal heffen, ende opbeuren, dat de stadt toebehoort alsoo verre ick kan, ende in de stadts oirbaer keeren, en nergens anders, soo helpe mij Godt, en sijne heijligen;

1. sal den rentmeester stellen eene cautie reeel, ofte borghe suffisant van acht duijsent guldens op dat de achtbaere magistraet van nu, en andere tijden in cas van faute soude connen vinden, en nemen hun regres sonder formaliteijt van recht,

[fol: 121.] 2.Den rentmeester sal geen jaerelijckxe rentgelderen moegen betaelen ten sijn bij magistraele ordonnantie, en dat ten vollen volghens quittantie, en de verdere stadtslaste, gagien, reeckeningen sal hij niet eerder be--taelen voor dat de selve door de heer Borgm[eeste]r des selve jaere onder--teijckent sijn, noch de stadtsgelderen niet moeghen verwisselen ten sije tot nut, en stadtsprofijte de selve bereeckenen,

3. Alle quitantien der rentgelderen sal den rentmeester op sijne respective folien, en numeros teeckenen volgens den grooten rentregister, uijt alwelcken register den secretaris aen hem sal maecken eenen cladt--register tot sijn gebruijck, en sal des stadts credijt conserveeren ghe--vende de crediteuren goede, ende belefde woorden, en schrijvende beleefde brieven tot dat des stadtscasse, soo niet in staet is van voldoeninghe, in staet sijn sal, van de selve te voldoen,

4. Den rentmeester sal niet moeghen, ofte connen eenighe provenuen van

195

196

[fol: 121.v°.] het loopende jaer anders inbrenghen als in de reekeningen van de heer regeerende borghemeester des selfs jaer mits te specificeeren, ende te placeeren ieder in order, so van sijnen ontfanck, ende uijtgaff, ende soo langh sijn reekeningh niet gedaen, ende gesuijvert is tot regeerende borghemeester deeser stadt connen verkoesen woorden, welcke reekeninge sal aen borghemeester, ende magistraet ouergelevert worden ten laesten in de maendt van Meij sonder eenighe exceptie,

5. Tot observeringhe der voorß artijckelen is aen den rentmeester toege--staen door onse achtbaere magistraet ten vollen vergaedert eene ge--lijcke somme van hondert en twintigh guldens jaerelijckx, ende de heeren borghm[eeste]rs, ende magistraet voor nu als toecomende reserveeren aen hun de macht den rentmeester onder voorschreve artijckelen geaccepteert den selven te connen, en moeghen af, ofte aensetten tot deeses stadts profijt, ende oirbaer,

En is tot deeser stadts peijmeester aengestelt volgens magistraele rolle in dato den achthienden november 1760. de heere alt borghemeester [fol: 122.] joannes Henricus Burin onder voorß conditien, en heeft eodem den peijmeesters eedt gepresteert in hande van de heere president schepen Loijens ten ouerstaen van borgm[eeste]rs, en magistraet.

Act van Cautie Van de heer jean Henrij Burin als aengestelden peijmeester deeser stadt, Sequiter tenor

L’an mille sept cent soixante du mois de novembre le vingt sixieme jour comparut personellement pardevant nous Majeur, et eschevins de la souveraine justice de la citè, et Paijs de Liege m[onsieu]r Pierre fr[ater] de Rouve l’un de nos greffiers, le quel effectuant la charge luij donné par l’act sousecrit at renouvellé, et realisé par les solemnités requises la caution fait, et fournie par le sieur Burin envers Messieurs du magistrat de la ville de Maeseijck conformement au dit acte, qui s’ensuit: l’an mille sept soixante du mois de novembre le [fol: 122.v°.] dix neuf pardevant moij le soubsigné commissaire de la ville de Maeseijck en presence des temoins cij embas denommés comparu per--sonnellement le sieur jean Henrij Burin ancien bourguemaitre de cette ville, le quel pour satisfaire aux conditions luij prescrits par les bourguemaitres, et magistrat par les quels il est elu rentier des deniers de la ville à scavoir de pretter caution reelle des huits milles francs pour son recepte, nous at declaré d’en obliger, et hijpo--theser à cet effet, comme il faut par cette les biens suivants,

197

198

Premierement une maison â Liege nommée la treille verde située dans la rue de saint jean vis à vis de l’hopital de saint Abraham estimée à f: 5600:

[fol: 123.] Deuxieme une rente foncier affectée sur la vairerie sur avroij f: 1000,

Troisieme la motiè d’une maison située en (?), l’autre motié à la Dem[oise]lle D’Omalius f: 600.

Quatrieme une rente septimanal rapportant annuellement dix et demi stiers de segle affectée sur le moulin saivelette foncier f: 600,

Cinquieme la moitié d’une maison au Pireuse, l’autre motié au sieur van Roije f: 400Ensemble ........................................................................................f: 8200

Pour ij pouvoir en cas de quelque defaut percevoir la guaranti par tous voix du loix par une ajour de grunsaine ou autrement consentant à la realisation, et renovation d’icelle pardevant tous juges competants, constituant à cet effet tous porteurs de cette, ou de la copie authentiques: ainsi fait, et passé le jour, et date que dessus dans la maison du sieur comparant ij presents le sieur Antoin van Hemert, et André Habock comme temoins, les quels avec le sieur comparant ont signé la minute originelle de cette, et moij, signé, ce que j’atteste M: Lovinfosse commissaire de la ville de Maeseijck par copie, et fut mit en guarde, etoit signé Armoijer per reg[ist]rum: j: B: Tulleners secr[etar]ius par copiam cum suo orig[ina]li conformem.

[fol: 123.v°.] Achtbaere Heeren, en Magistraet

Op huijden den 12. des maents augusti 1762. ter vergaederinge van den Eerw: heer Leonardus Coomans canon, ende pastoor deeser stadt beneffens den eerw: heer Barth: Tijssens onderpastoor, den Eerentfesten heer jacobus Loijens, den eerentfesten heer Cornelius Ernestus Schoonbroodt beijde oude borghemeesters alle in qualiteijt als proviseurs, ende weesvaders van het borgherlijck weeshuijs deeser stadt, welcke te saemen ten hooghsten betrachtende het welweesen, ende voordeel deser publijcke fundatie dienstigh, ende seer voordeeligh, ende metter tijdt noch voordeeligher connende wesen aen deeser stadt naergelaetene weeskinderen, soo ist dat de vorgen: heeren in qualiteijt als boven hebben goedtgevonden hun te addresseeren, ende te versoecken van de achtbaere heeren, ende magistraet voor nu, en in’t toecomende perpetueelijck te [fol: 124.] aggreeren, dat den oudsten regeerende borgm[eeste]r deser stadt sal gelieven te wesen als medeprovisoer, ofte weesvaeder om alsoo dese publijcke, ende voordeelighe fundatie helpen te mainteneeren in alle vergaederinghen

199

200

te accedeeren, en stemme te geven, de achtbaere heeren, en magistraet dit aggreeerende sullen gelieven dit te registreeren, waeren onderteekent, Leonardus Coomans, Barth: Tijssens, j: Loijens, C: E: Schoonbroodt, De achtbaere heeren gesien hebbende het voorß versoeck van de heeren weesen provisoren condescendeeren aen het selve, aggreeerende, dat in ‘t toecomende den heer alsten borgm[eeste]r sal sijn medeproviseur des weeshuijs, lasten aen onsen secretaris dese te inregistreeren, onderstondt, ter ordonnantie mijnder heeren, en was onderteekent, j: R: tulleners secretaris.

201

202

203

204

Volght het geene wat Buijten het nieuwe Statuijt in het aldt Statuijt is staende:

[fol: 75.] Anno 165.. den dach der maent bij tijde der heeren borgem[eeste]ren Hendrick Bex, ende Gerard Bosmans is geordonneert die Bosporte oepen te maecken gelijck geschiet is met twee arcken; ende het volgende jaer is die wederomme door den ijsganck afgedreven Borgem[eeste]ren sijnde Frederick Malders, en Peter Ressen.

Anno 1665. den 9. januarij is bij heeren scholtis, Borgemeesteren, geswoeren nieuwen, ende alden raade geordonneert die bospoorte wederomme uijt preg--nante redenen toe te maecken.

Teneur van de ordo[nan]tie

Is geordonneert gemerckt dat de oepeninge aen de bospoorte gans ondienelijck is, en seer schadelijck voor die stadt als d’experientie aenwijst, die selve oepe--ninge tegens den aenstaenden somer t’gevoeghlicxt toete maecken, en aldaer die daer toe gedestineerde hameijwercken liggende onder die bluemerpoort op te richten, als mede die brugge aen de muelen als hooghnoodigh optemaecken om allen onheijlen te verhueden.

N:B:

In het leven B[urgemeeste]r jacob smets is d’ord[onnan]tie gegeven, maer bij Borgem[eeste]r Philip Pijlmans als successeur in sijne plaets, ende B[orgemeeste]r Dirrick Lenssen is t’werck voltrocken.

[fol: 75.v°.] Ende sijn tot geheugenisse dese naervolgende chronica hinc inde respective--lijck op die hameijpilaeren gestelt d’een in latijn d’ander in nederduijts:

chronicon UnDante Mosa ter CorrUens pons LeVor. Aliud Flandricum T’sChYnt toegeMaackt Is aL het best op Dat Vergae noYt statt, en Vest.

Aengaende het richten van mueren tusschen Moes hoven:

Ter vergaederinge van heeren scholtis, Borgem[eeste]ren, schepenen, nieuwen, ende Auden raedt op den 23. julij 1697.

De achtbaere heeren naerder geleth op d’ordonnantien bij drij gelidderen in datis respective den 2. meij 1652 en den 4. martij 1659 oueres aen--gaende het richten van mueren tusschen moeshoven, de selve om diverse redenen en inconvenientien circumduceerende, ordonneeren, dat ale de gene die eenige dergelijcke mueren willen richten de selve op half en halven grondt, en eijgen cost sullen maecken, en in gevallen den naebuer int toecomende sigh van alsulcke uere wilde bedienen, de selve alsdan naer proportie van sijn gebruijck sal betaelen, ende was onderteekent, Laur: Craghs secret: per extract.

205

206

[fol: 62.] Copie uten Brief van der Banmeulen Luijdende als vollight:

Universis praesentis litteras visuris, et audituris Arnoldus Comes Lossensis salutem, et cognoscere vertitatem noverint universi, et singuli, quod nos molendi--num nostrum situm apud Eken contulimus, et dedimus haereditarie ad firmam, seu ad censum joanni dicto Bisseman de Eken suis haeredibus quolibet anno pro triginta modijs siliginis mensure Trajectensis, viginti quinque modijs avenae mensure praedictae, triginta libris caerae dictis livralis, duobus porcis valentibus quatuor libris nigrorum Turonensium, uno grosso Turonense regis Franciae pro sedecim denarijs computato, sex libris pipri, et viginti ancis, medietatem siliginis et avenae praedictarum dictas tringinta libras caerae, et dictos duos porcos nobis, et nostris successoribus in nativitate Domini, et alias partes siliginis, et avenae in festo beati joannis Baptistae, priprum vero et ancas praefatas in festo beati Remigij persolvendas promittentes dicto janni, et suis haeredibus pro nobis, et nostris successoribus, quod omnes homines nostri, qui de jure tenentur molire blada sua ad dictum molendinum sicut scabini nostri de Eken servant, venient ad dictum molendinum sub paena quadraginta solidorum nigrorum Turonem: monetae prae--dicta de molendum, et dictus joannes, aut ejus molendinarius, vel ejus haeredes tenebuntur reddere pro quolibet vase siliginis unum vas farinae sicut moris est in comitatu nostro Lossensi, et consuetudinis, debetque dictus jo[hann]es dictum mo--lendinum tenere suis sumptibus, et expensis, et si contingeret, quod dictum mo--lendinum frangeretur, vel combureretur occasione nostri vel nostrorum succes--sorum, quod absit, nos aut nostri successores dictum molendinum ita bonum sicut erat tunc temporis reficere teneremur, et dictus jo[hann]es non tenetur, nec sui haeredes [fol: 62.v°.] dictum trecensum nobis, aut nostris successoribus, quousque dictum molendinum esset reparatum, prout dictum est, et in majorem securitatem faciendam nobis, et nostris successoribus de praemissis subportavit dictus jo[hann]es no[str]is ijpothecae in manus nostras dimidietatem molendini sui de vetere Eken quem molendinum a nobis tenet in feodum, et duo bonuaria terra arabilis jacentia juxta Heppenaert descendentia â curia Abbatissa de Thorn per mansionem judicis, et sententiam scabinorum dictae curiae, et hominum nostrorum prout moris est in talibus, et consuetudinis, et si dictus jo[hann]es vel sui haeredes essent deficientes in solutione trecensus siliginis, et avenae praedictarum in parte vel in toto temporibus statutis, nos aut nobstri successores ex tunc dictum percensum deficientem frangere possemus in denarijs secundum exti--mationem fori communis de Eken infra octo dies post nativitatem Domini, et post festum s[anc]ti jo[hann]is Baptistae praedictorum, praterea si dictus joos vel sui haeredes dictosdenarios ex siligine, et avena provenientes non solverint infra mensem post festums[anc]ti jo[hann]is Baptista nobis aut nostris successoribus, aut in aliquo defecerint in solu--tione firmae praedictae quod ex tunc medietatem praefatam molendini de veteri Eken praedicti, et duo bonuaria terrae praenominata apprehendere possimus cum dicto molendino quondam nostro de Eken, et facere nostram sicut de nostra propria haereditate voluntatem, in cujus rei testimonium sigillum nostrum prasentibus litteris duximus apponendum, datum, et actum anno Dom[in]i millesimo trecentesimo duodecimo dominica post puricationem Beatae Mariae Virginis, onder van die eijne sijde stont aldus, collationeert tegens sijnen originale, ende is metten selven bevonden t’accorderen wellicx attestere ick onderss: Burgm[eeste]r, ende secretaris der justitie, ende stadt Maseick deses sesthienden octobris 1613. Dionijs van Wenthuijsen s[ecre]t[arius], noch stondt aen die ander sijde onder, praesentes literae cum suis originalibus concordant ad verbum quod ego Hugo de Bellemonte publicus, et curiae Leodiensis notarius juratus attestor.

207

208

[fol: 63.] Verdeijlinge der vier quartieren der bennenste Graeven tot den ijsen:

Die van Heppenart den gehelen buijtenste graeff daertegenTusschen die Bloemer, ende Heppenarts poerten is den graef lanck LXXXXVIIJ roijen hier van sinte Agneten Convent drij roijen nest der Bluemerportten,Die resterende 95. roijen te verdeijlen in acht rotten ider roth XI roijen XIIIJ voetAen die thien rotten des Bluemerveerdel oueren twe rotten die wellige aen der Heppenaerts portten ter sijden nae die Bosport opt off entegen dat eerste, ende twede roth des Heppenaerts den buijtenste wal ijsen sullen ende d’ijs breecken,Tusschen die Hepper, ende Bosport I‛XXVIIJ roijen verdeijlt in thien rotten is ijder roth XIIJ men IJ voet.Tusschen die Bospoort, ende Eijckerpoorten I‛XLIIJ roijenHier van die Cruijsbroeders, ende onser liever vrouwen convent voor aen die Bosport X roijen:

[fol: 63.v°.] Die int Venne, ende Gremelloe den buijtenste graef aent Bolwerck aen tot aen die Eijckerpoort.Die meerrest in thien rotten verdeijlt is ijder roth XIIJ roijen vijff voet.Tusschen die eijckerport, ende bleumerpoort I‛XI roijenHiervan het capittel aen die Bluemerport aen X roijenDie meerrest in acht rotten verdeijlt is ijder roth te ijsen darthiendehalf roije, ende vier voet.Van den thien rotten int Eijcker veerdel ouer twe die leste rotten int selve quartier die beijde hon ijs in den buijtenste graeffe tusschen die Hepperpoort, ende Bospoort ter sijden naeder Hepperpoorten op off entegen die dorde, ende vierde rotten in den bennenste graeff breeken sullen daerbeneven die van Solt tot dat huijsken op ten wal ende die meerrest die van Worffelt tot der Bospoorten hon ijs breeken sullen.

Partitie, ofte verdeijlinge der borgers in tijde van alarmme rondtsomme der stadts vesten soeckt in de rolle bij tijde B[urgemeeste]r jacob Gruijsen, ende Frederick Malders den lesten Martij 1644.

[fol: 66.] Repartitie geschiet den lesten februarij 1594. door die drije staeten des landts Luijdich, ende Graefschappe Loen van vijf endetwintigh duijsent gulden brab: den hochwieerdigen Doerluch--tigen Hoechgeborenen Fursten, ende heeren heeren Ernesto gecoeren ende geconfirmeerde Ertsbischop tot Collen des heijligen roomschen rijx duer italien eertschancellier, ende cuervorst Bisschop tot Luijck Heldeshem, ende Frisingen, hertoch in ouer, ende neder Beijeren, West--phalen, Engeren, ende Bouillon, marcgrave tot Franchimont, grave tot Loen, Loingne, ende Horne etc. bij den drije staeten voorß: ge--consenteert totter reijsen van Regenburgh op ten rijcxdach, daernae dat alle naevolgende repartitien nae advenant van groete, ofte cleijne texten geschien sullen:

Tot den voerß: 25000. betaelt die gestelichheijt de rechte dordedeel beloupen--de 8333-6-9.[fol: 66.v°.] Soo rest noch te verdeijlen 16666 gl: 13 4/4.Daer van nimpt die stadt van Luijck het vijfde deijl van twe derde deijl aen haer –3333-6-6.

209

210

Die ridderschap betaelt in die geheele somme het seventhiende deijl of –1470-4-9.Alsoo resteert noch te verdeijlen –11862-gl: -15-sts:Daervan compt te dragen t’quartier van Hoij met Condro –2965-13-9.Dijnant, ende entre sambre, et Meuse –2965-13-9.Tongeren met Haspegouwe –2965-13-9.De stadt van Maeseijck compt hijr inne te draegen naeden alden taxt der 12 vvo als 54. gl: geeft naer den nieuwen voet in die 2965 gl: 13 ¾ - 66 gl: 14-1/4 sts.

[fol: 67.v°.] Ordinantie, ende publicatie geschiet in den jaere 1578 den 18. januarij van den rogge:

Aen gebuijdt van wegen onses genedighsten heeren, ende die stadt, dat nijemans hij sij van buijten off van bennen alhijr in der stadt eijnigen rogge op vercoup gelden en sael omme uijt te voeren soe wael op merchdaegen als in die weeck dan off ijemans van buijten des corens voor sijn eijgen noe--truft, ende voor sijn selfs eten van doen hadde, die sael soe veele corens moegen gelden als hij op sijnen hals sael moegen uijtdraghen, ende wijders nijet, insgelijcken oich sullen alle die genige moegen uijtdragen die hon coeren hijr bennen der stadt gevleught hebben ter tijt toe dat hijr van anders voorsien sal werden, ende dat op die pene van drij Philippus gulden soe deck, ende mennichwerff.

[fol: 69.] Publicatie van allen accijsen goet:

Men gebuijdt van wagens onses genedichsten heeren, ende der stadt, dat niemant geene wijnen inleggen noch oock uijtvaeren en sal, hij en sal t’selve den accijsmeester eerst gecondight hebben, ende dat op die pene van drij Phi--lippus gulden:

Dat oock niemant eenige mede tonnen en sal sij en sullen eerst ende te bevoren staende den meije op die cuijp noch eenige buijtens bieren inleggen en sal sij en sullent den accijsmeester, ende collecteur gecondight hebben op die pene van drij Philippus gulden:

Dat oock niemant geen coren ofte malt ter molen doen en sal ten sij dat eerst bij den gesworen wegers in der daer toe gedesigneerder waegen gewaeght sij, ende wederomme alst gemaelen is in der selver waegen herwaeght, ende haer accijse daervan betaelt, ende dat op die pene van drij Hollants gulden t’ap--pliceeren in drij deelen d’eene den heere, dat tweede der stadt, ende dat derde Burgemeesteren, ende raedt:

[fol: 69.v°.] Dat oock niemant sigh vervoerderen en sal eenigh cijsbaer goet inneteleggen sij en sullen t’selve den accijsmeesters gecondight hebben op die pene van drij Philippus gulden, ende en sullen niet te weeniger gehalden sijn eeniegelijck sich op versoeck der accijsm[eeste]ren te verclaeren op die quantiteijt, ende qualiteijt des inne gelachde accijs goet, ende dat van den eenen drij maenden tot den anderen drij maenden, ende die accijsm[eest]ers laeten voorbijgaen d’eene oft d’andere drij maenden van den gantsen jaere sullen in hun versoeck vanexpurgatie niet verhoort werden.

[fol: 70.] Stummen der stadt Maeseijck aengaende den ordinaris raedt van sijne furstelicke Genaden:

211

212

Aengaende der stadt omme raedt ordinaris onses genedichsten heeren tot Luijck te mogen kiesen.Allen den geenen die dese opene letteren sullen sien oft hooren lesen besonder daer die voorcomen, ende gethoont sullen werden, wijr Burgerm[eeste]ren, geswooren, ende raedt der stadt Maeseijck groet in Godt almachtigh met kennisse der waerheijt doen condt, ende gestaen dat wijr in naeme der voorß stadt hoe verre in ons is, ende onsen deijl toestaet totter officien van den raedt ordinaris onses genedichsten heeren van Luijck nu ter tijt bij den Doodt van johan de Salme ge--napt Flaminne voertleste in den selven raedt possesseur, of bedienre verstorven nu zeliger vacerende in stadt der selven johannen de Salme gecoeren, ende gesath hebben, kiesen, ende setten soo verre ons dat toestaet den eersaemen, ende wijse meijsteren jacob Obrecht etc. ende dus toirconden hebben wijr Burgermeijsteren, ende geswooren raedt der stadt voorß ons signet secreet opt spatium van desen gedruckt anno vijfthienhondert sestich des tweden dach october.

[fol: 70.v°.] Allen den geenen die dese openen letteren sullen sien of hooren lesen besonder daer die voercomen, ende gethoont sullen werden, wijr burgem[eeste]ren, ende geswooren raedt der stadt Maeseijick groet in Godt almachtigh met kenisse der waerheijt doen condt ende gestaen, dat wijr in naeme der voorß stadt soo verre in ons is, ende onsen deijl toestaet totter officien van den raedt ordinaris ons genedichsten heeren van Luijdich nu ter tijt bij den doet, ende aflivigheijt van Meijster jacoppen obrecht voort leste in den selven raedt possesseur, of bedienre verstorven nu zeliger vacerende in stadt des selven m[eeste]r jacoppen gekoren, ende gesath hebben, kiesen, ende setten soo verre ons dat toe--stat den eersaemen, ende seer discreten m[eeste]r Dionijsen van den Eertwegh der rechten li--centiat burger der stadt Luijck, des t’oirconden, ende in getuijgenisse der waerheijt soo hebben wijr Burgem[eeste]ren, ende raedt voorß der voorseijder stadt signet secreet hijr onder aent eijnde opt spatium van desen gedruckt, ende bij onsen gesworene secratorio doen onderteekenen in den jaere ons heeren jesu christi duijsent vijfhondert seven ende seventigh in den maent april des achtienden dagh aldus onderteijckent Goert van Meuwen secret[ari]s der stadt Maeseijck s[atis]f[ac]t[um]

[fol: 71.] Allen den geenen die dese onse opene letteren sullen sien of hooren lesen, ende besonder den geenen daer die voercomen, ende verthoont sullen werden wenschen, ende onbieden wijr burgerm[eeste]ren, ende geswooren raedt der stadt Maeseijck onsse vruntelicke groet in Godt almachtigh met kenisse der waerheijt dat wijr totten officie alwijle in sijnder f[urste]l[ick]e raedt ordinaris van Luijdich onses genedichsten heeren durch die aflijvigheijt wijlens meijster Anthonij Ursini des lesten possesseurs vacerende totten selven officie, ende in die plaetse des vorigen verstorven genomineert, geeligeert, ende depateert hebben, gelijck wijr oock in eraghte van desen daertoe nomineeren, eligeeren, ende deputeeren soor vere in ons is den eersaemen, ende discreten m[eeste]r Dionijsen van den Eertwegh der rechten licentiaet burger der stadt luijdich denselvigen m[eeste]r Dionijsen van den totten exercitie des vorigen officien onse stemme, ende ganse macht met soodaniger [fol: 71.v°.] neverentien hijr inne van doen, ende noedigh gevende, ende daer toe presenteerende des alles toirconden, ende in getuijgenisse der waerheijt soo hebben wijr Burgerm[eeste]ren ende raedt voorß der voorseijder stadt signet secreet hijr onder aent eijnde opt spa--tium van desen gedruckt ende bij onsen gesworene secretaris doen onderteekenen in den jaere van der geboorten onses heeren jesu Christu XV’ ende tachentigh den vierentwintighsten decembris.

Wijr Burgerm[eeste]ren, gesworen, ende raedt der stadt Maeseijck doen condt allen ende eenen--tegelijcken die dese ons opene letteren sullen sien of hooren lesen besonder daer die voorcomen, ende gethoont sullen werden onse vruntelijcke groet in Godt almachtigh met kenisse der waerheijt, dat wijr totten officie alwijl in sijner furstelicker genaden raedt ordinaris van Luijdich onses genedighsten fursten, ende heeren durch die aflijvigheijt

213

214

wijlens m[eeste]r Estiene de Hasque des lesten possesseurs vacerende totten selven officie ende in de plaetse des vorigen verstorven genomineert, geeligeert, ende gedeputeert hebben gelijck wijr oock in craghte van desen daer toe nomineren, eligeren, ende deputeeren [fol: 72.] soo veele in ons is den Eerentachtbaren voorsinnigen ende seer discreten m[eeste]r Wilhemen Blisia der rechten licentiat, ende burger der stadt Luijck den selvigen m[eeste]r Wilhemen totter exercitie des voorigen officien onse stemme, ende ganse macht met soodanige reverentien hijr inne van doene, ende noodigh gevende, ende daertoe presenterende des alles ter oerconde, ende in getuijgenisse der waerheijt soo hebben wijr burgerm[eeste]ren ende raedt voorß der vorseijder stadt signet secreet hijr onder aent eijnde opt spa--tium van desen gedruckt ende bij onsen gesworene secretario doen onderteekenen in den jaere van der geboorten onses heeren jesu christi sesthienhondert ende seven den darthienden julij.

Aengaende de stadt van den heeren gedeputeerde der staten als ouerhoeft van heeren van XXIJ.Wijr Burgerm[eeste]ren, ende raedt sijnder coervo: D: ende stadt Maeseijck allen, ende eenjege--licke die dese onse letteren getoont sullen werden, ende besonder den hooghwerdige ede wijse ende seer voorsinnige heeren, heeren gedeputeerde der staten saluijt met kennisse der waerheijt dat wij totter officien alwijle door die aflijvigheijt wijlens m[eeste]r [fol: 72.v°.] jacoppen Libert vacerende totten selvigen officie, ende in plaetse des selven libert zeliger genomineert, geeligeert, ende gedeputeert hebben gelijck wijr oock in crachte van desen eligeeren, ende deputeeren nae alde usantie ende costume den achtbaeren voorsinnigen, ende seer discreeten m[eeste]r francheijs Moreus der rechten licentiat, den selvigen m[eeste]r Franchijsen totter exercitie des vorigen officie onse stemme, ende ganse macht met soodaeniger reverentien hijrinne te doen, ende noodigh gevende, ende daertoe presenteerende des te oerconde, ende in getuijgenisse der waerheijt soo hebben wijr burgerm[eeste]ren, ende raedt voorß der voorseijder stadt signet secreet hijr onderaent eijnde opt spatium van desen gedruckt, ende bij onsen geswoerene secratio doen onderteekenen in den jaere van der geboorten onses heeren jesu Christi sesthienhondert ende vijff in den maent junio des 26. daghs.

[fol: 73.] Aenwijser van verscheijde notabile recessen, ende ordonnantien soo bij drij gelidderen als bij som- -mige der selver alleen gepasseert, ende ge- -geven om die selve aenstondt te mogen vinden op de rollen:

1645 en 1646Hooghnoodigh reglement, ende ordonnantie belangende het schaepen halden vide in rolla van de jaeren 1645 en 1646. bij de burgem[eeste]ren Goosen Vos, ende Peter de Fauw 26e maij siet oock hier het statuijt fol: 21 vo et 24. pag: 1a

1658Siet een protest aen heeren schepenen geintimeert aengaende hunne kaemer, ende die reparatie der selver in de rolle van B[urgemeeste]ren Malders, ende Ressen de dato den 22. feb: 1658.Siet in de selve rolle eene rescriptie aen den prince in sijnen secreeten rade belan--gende het afnemen van wilt, en chocqueren van merckt gedateert den 27. dito 1658.

1658In de rolle van de H: H: Borgem[eeste]rs Frederick Malders, ende Peter Ressen siet eene ordonnantie die ambachten aengaende ouer het punct van teren, ende aennemen van ambachtsbroederen de date den 25. septembris.

1658Noch eene aengaende die geene soo van t’een ampt tot het ander ouerloopen, ende niet steedigh en frequenteren een ambacht alleen de date den 29. septembris.

1658[fol: 73.v°.] Nota op die rolle van Burgem[eeste]ren, ende raedt sommige ordonnantien, ende annotitien van den 19. 20. en 21. octobris belangende d’apprehensie van Anne Parrs huijs--vrouwe van Reijner Kieverberch, die om die fauten tegens deser stadts gerechtig--heden etc. begaen wederom is vrijgelaeten, ende gerelaxeert sijnde albereets daer ouer mandaet van 22. geimpetreert, die berusten inde 5. trecklade in archivis.

215

216

NB:in de selve trecklade een supplijck bij arles (?) in latijnen aen S: Door: Hoogh[eij]t in sijnen secreten raade gedient ouer het werck van stadts privilegien aengaende mes--trecken, en quetsen, item die kennel: relaxatie uijt te banden van Peter Muleners, ende Dirck Pandrijs ter instantien van den h[ee]r Baron d’Elderen als Drossard geapprehen--deert door soldaaten anno 1659.In de selve lade diverse pampieren bestaende in supplijcken, replijcken, arlen (?), ende vraeghstucken het quaet gerief van gemael geventileert anno praedicto.

Nota

A° 1661. en 1662.In de rolle van heeren Borgem[eeste]ren Frederick Malders nu za[lige]r ende Matthius van Wenthuijsen in het sijnde eene ordonnantie raekende den keus van Borgem[eeste]r joannes winckens, waerbij de redenen van tegenstrevinge, en weijgeringe aenge--togen, ende wijtloopigh uijtgedruckt sijn door H: H: B[urgemeeste]ren Philips Pijlmans ende Gerard Bormans stadts commissarissen sijnde den keus op maendagh eerst vol--eijndight.

[fol: 78.] Ordonnantie van der waecken:

Men gebuijdt van wegens onses genedighsten heeren, ende der stadt, in den eersten dat een jeder burger in persoon met alsulcken geweer, cruijt, ende loeth daer op een jeder gesat is met sijn zijdt geweer waecken sal ende haer strax bij den klocken geluijdt, of tromenslagh op ten merckt vervoegen sullen onder hon vendelen ten sij cranckheijt, ofte uijtheijmsheijt sullics en beneme, in wellige gevalle die selve sullicken weecker den borgem[eeste]ren, ofte geswoeren presenteeren sullen daermede hon contenteren moegen sijnde innegesetenene burgers deser stadt met alsullicken geweer daerop der setter gestalt is, ende dat op die pene van drij Philippus gulden te appliceeren tot behoef der genige die die wacht alsdan hebben:

item soo iemant opter schiltwachten slaepende bevonden wordt sal telcker reijsen broecken drij golt gul: bij die burgerm[eeste]rs te straven:

[fol: 78.v°.] item soo iemanden eenigen weecker stelden in vuegen voorß der niet taelwerdigh en were, ende alsoo van der wacht gesant bij die burgerm[eeste]ren geswoerenen, van--drichs meijsteren ofte Rotm[eijste]ren ende der genige der den selven gestalt hedde door kranckheijt, ofte uijtheijmsheijt geenen anderen taelwerdigen weeker en stelden oft in persoon opter waecken niet en quaeme oft bennen der stadt sijnde niet in persoon opter waecken en quaeme sal broecken die selve pene in welliges plaetse der rotm[eeste]r eenen bequaemen weeker stellen sal, wellichs waeckloen als oock die pene voorß aen die faillanten erhaelt sal worden, ende daer voor gepandt:

Item en sal sigh niemandt die wacht hebbende vervoerederen des avondts van den poorten te gaen eer die andere wacht aen ofte op die poorten sij, ende dat op die pene van eenen gul: b[ra]b[ants] t’appliceeren als boven:

item en sal niemanden van sijner waecken afgaen ten sij met oorloff des geswoerene vendrichs meester ofte des rotm[eeste]res ten minste, ende dat op die pene van twintigh st[uiver]s b[ra]b[ants]:

[fol: 79.] Item sal eenieder borger tallen tijde als die geswooren meester vendrichs, ofte rotmeester hon gebieden opter schiltwachten ofte aen die schietboomen te gaen, aldaer te gaen sonder daer tegen te seggen, ofte ordre te halden soo sij in die rotten gestelt sijn, ende dat op die pene van drij golt gulden:

Item en sal sigh niemanden vervoerderen van eenige schiltwacht aftegaen, eer, ende te bevoorens die rotm[eeste]r hon selfs afhaelen, ofte eenen anderen schiltweeker gestelt sullen hebben, noch oock s’morgens van der schiltwachten aftegaen sij en worden afge--haelt, of dat die tromme ome geweest sij, ende die reveille geslagen, ende dat op die pene van drij golt gulden, ende en sal geen rotmeester die weekers langer laten staen als een ure op die selve pene:

217

218

Item en sal sigh niemant vervoerderen naer den optreck der waecken, of sijnde die ganse waake van den anderen oft van den merckt gescheijden bennen der stadt te schieten op die pene van twintigh st[uiver]s b[ra]b[ants]:

Item en sal niemant totten wachten gestelt werden die geene wacht voor hun selfs halden, ofte daer van vrij sijn op die pene van die genige die die selve stellen van twintigh st[uiver]s b[ra]b[ants]:

[fol: 79.v°.] Item of iemant die schiltwacht hebbende oft sijnde omegenger die loese vergeten sal telcker reijse broecken drij golt gulden.

Item dat een ieder rotmeester soo balde sij van den merckt gaen met sijnen volge--sellen sigh op ten poortten, ofte plaetse honne wacht gevallen is hun verveugen sullen, ende strax soo veele schiltwachten vrijstellen sullen als die burgem[eeste]rs ge--swooren meesters, ende vendrichs soo bij dage als nacht ordeneeren ende dat op die pene bij den rotmeesters te verbrucken van eenen gulden b[ra]b[ants]: hun verhael hon reserveert aen die faillanten:

Item sullen die geswooren ofte meesters alle avondts die loese aen die burgerm[eeste]ren haelen aen die wellige die rotm[eeste]rs ende meesteren die selve gesennen sullen:

Item sullen die portiers ter presentien der geswooren, ofte meesters des morgens die sleutelen van den poorten aen der burgerm[eeste]ren huijseren haelen, ende oock wederdraegen, ende en sullen die selve geene poorten openen ten sij dat die geheele wacht aen der poorte sije, ende die schietboomen met eijnen of twee persoonen met honnen geweer wel bewaert sijn noch oock geene hameijen openen ten sij dat eens deels der waecken eerst buijten visitatie gedaen hebben:

Item sullen die portiers gehalden sijn alle avondts die renneboomen buijten der poorten te sluijten op pene van XX st[uiver]s b[ra]b[ants]:

[fol: 80.] Item soo eenigen borger hon van den geswooren vendrichs oft rotm[eeste]r niet en wilden laeten straeffen sullen die selve broecken dobbel coeren ofte penen daer voor sij van den bourgerm[eeste]rs gestraeft sullen werden:

Item soo eenige toegen van volck langhs deser stadt quaemen, soo en sal sigh niemant van den burgeren vervoerderen buijten der stadt te gaen dan gehalden sijn met honnen geweer te gaen op honne wael plaetse van daer sij niet gaen en sullen dan met consent der Burgerm[eeste]ren geswooren meesters, ende vendrichs op die pene van drij goltgulden, ende des smorgens en sullen geen sintenellen hunne posten quiteren vooraleer die reveille en zie geslagen op die selve pene:

Item soo eenige toegen vernoemen werden, dat eenieder burger sijne beesten buijten sijnde stracx inhaelen sal sonder te verwachten dat men eenige poorten daertoe openen sal:

Item dat sigh niemandt vervoerderen sal eenige beesten des morgens naer die poerten te drijven ofte rijen noch oock met eenige kleijderen nae den poorten te gaen ten sij dat die poertten een half ure ter alderweenighsten geopent sijn geweest op die pene van eenen Philippus gulden:

Item soo /: daer Godt voorsien wil :/ eenigh vuere viele, dat eenieder burger sigh ver--vuegen sal onder sijn vendelen op sijn wael plaetse op pene van drij Philippus gulden behoudelicken tummerluijden, schaelien, ende stroedeckers, plesters, leijm--pleggers, ende vrouwe persoenen totten lessen des veurs:

[fol: 80.v°.] Item sullen die geswooren als capiteijns, ende meesteren als serganten ieder op sijn boerde, ende dagh, die daeghs, ende nachts waeck halden, ende die geenige soo in der wachten suijmelicken bevonden werden voor hunne fouten doen executeren, ende soo die geswooren, ofte meesteren daerinne gebreeckelicken bevonden werden sullen die burgermeesteren die selve geswooren, ofte meesteren daer voor doen penden, ende

219

220

executeren volgens den bovengeschreven penen, den geswoorenen, ende meesteren hon verhael aen die faillanten gereserveert:

Item belangende die executie te doen integen die faillanten wordt den boeden be--voelen dat sij ten versoeck van den geswooren vendrichs, ende meesteren die executie doen sullen, ende soo sigh eenigh van den boeden daerinne weijgerlicken, oft negligent hiele sal een ander boeden ten versoeck, ende bevele der voorß geswoorenen vendrich oft meesteren den faillanten, oft suijmelicken boede in die executie te doen bevonden voor die selve pene executeeren, ende in gevalle der selve boede oock suijmelicken [fol: 81.] negligent oft weijgerlicken bevonden wordt broecken die selve pene die welige die burgerm[eeste]ren aen sijne gagie des selven boede inhalden, ende corten sal:

Item dat oock niemandt van wat qualiteijt hij sijn hebbende die wacht sigh en sal ver--voerderen eenige soldaeten aen die poorten intelaeten sij en hebben dat eerst den officier ende Burgerm[eeste]ren te kennen gegeven omme hunne pasporten te visiteeren, ende hun geweer aen die porten te laeten, ende dat op die pene bij die genige die wacht hebbende ende den inganck toelaetende van eenen golt gulden ieder besonder, noch ook eenige vagabondenn ende vremde bedelers intelaeten ten sij dat sij bescheijdt thoonen van waer sij comen, ende wer van dat sij sijn:

Item soo wie eenen weecker ofte omgenger misdede met woorden oft met wercken, den sal men vangen, ende in den gevanckenisse setten te te borne, ende te broede tot willde des heeren, ende der stadt:

Item reserveeren scholtis, Burgerm[eeste]ren, geswooren, ende raedt dese ordonnantie te moegen verbeteren, muteeren, veranderen, addeeren, ende minueeren in eendeel, ofte altemael soo deckmaels, ende mennichwerf hen gelieven sal:

[fol: 81.v°.] Copie van een seeker accoort tusschen de heeren schepenen, ende dese stadt gemaeckt anno 1667

In den naem van den almoegenden Godt den vader van peijs, en vrede Amen: Kondt, kennelijck, ende openbaer sie eenen iegelijcken ouermits desen tegenwoordigen instrument van vereeninge, en accoort, wie dat de heeren scholtis, schepenen, ende Greffier representeerende de justitie deser stadt Maeseijck ter eendre, ende de H: H[ee]ren Borgem[eeste]ren, geswoorens, nieuwen, ende ouden raedt der selver stadt ter andere sijden partijen naer diverse verschillen, ende dispuijten soo uijt hoofde des gebruijkx van de nieuwe raedts camer, als mede ter causen van Princelijcke placaaten geemaneert ouer, en aengaende de metsquetsuren, ende andersints geresulteert, en gesprooten /: waer uijt niet alleen dispendieuse processen, maer oock absentatien van de gemeijne vergaderingen, alteratien in de gemoederen, en affkeer van malcanderen gevolght waeren :/ sigh onder--lingen versoent, vereenight, en onverbreeckelijck veraccordeert hebben, gelijck sij lieden hun onderlingen sijn versoenende, vereenighende, ende onverbreeckelijck veraccordeerende, naer dat die heeren Borgem[eeste]ren, en raden voort[segde] tot herbouwinge der heeren scholtis [fol: 82.] en schepenen camer, die teenemael vergaen was, van stadswegen vereert, en gegeven hadden eene venster van vierhondert rixdalders, tot teeken van welcke vereeringe, ende verbondt stadtswapen, ende den naem oft titul van H H[ee]ren borgem[eeste]ren, ende raedt op eene glaesvenster in de selve camer, gestelt is met dit naervolgende chronicon, ofte jaer--wijser: sIgnUM paCIs, et InVIoLatI foeDerIs, dat is geseijdt, DIt Is tot teeken Van peYs, enDe een onVerbreekeLYCk VerbonDt: met conditie dat die stadt in toecomende die craemplaetse onder die selve camer ter aerden verpachten, ende oock die emolumenten, ende hueren, oft staengelt daer van profiteeren, en trecken sal: waer en tegens die heeren scholtis, schepenen, ende Greffier in teeken van

221

222

reciproecke benevolentie, ende vergeldinge beloeft hebben, ende beloeven mits desen voor hun, ende hunne successeuren in die qualiteijt de stadt in alle voorvallende soo active, als passive processen, gichten, guedingen, quijtingen, ende alle andere wercken van rechten alletoos gratis, ende sodner rechten tot hunne gerichtsboden toe incluijs te dienen, te raaden, ende helpen raaden sonder oock in cas die stadt comt te triumpheeren immermeer eenige costen van de selve te moegen pretendeeren, staende hun vrij sulcx door die stadt gesurrogeert sijnde, van de gesuccumbeerde partije te voorderen, en te versoecken: item is voor waerde, ende conditie, dat de heeren scholtis, schepenen, ende Greffier, en hunne successeuren q[ui] q[ui]bus hunne voorß camer nu alsoo vernieuwt, en op-[fol: 82.v°.] -gebouwt wesende tot allen tijden wel en behoorelijck op eijgen costen sullen onder--halden conform d’oude reg[iste]rs der Princelijcke incomsten des ampts Stockem, voor--behoudens, soo wanneer dese caemer door ongeluck van brandt, donder, blixem, lanck--heijt van tijdt, ofte ander ongeval quaeme te vergaen, in welcken cas die selven H H[ee]ren scholtis etc. totte herbouwingh niet en willen gehalden blijven, maer bij soo verre sulcx quaeme te gebueren door onachtsaemheijt, en gebreck van tijdelijcke noodige reparatie als vooren geseijt is, in dien gevalle sullen heere scholtis, schepenen, en greffier geobligeert sijn dito camer wederomme optemaecken, en oock te her--bouwen: item is reserve, ende conditie, dat die stadt, ofte magistraet die meerge--melde camer ten tijde van Princelijcke incomsten ofte van andere hooghe personagiens, en andere pregnante occasien vrijelijck sullen moegen gebruijcken mits versoeckende den sluetel, edoch alsoo, en in sulcker voegen, dat d’administratie van justitie daer bij niet verhindert en worde, ende bij soo verre intoecomende /: dat Godt verhoeden wil :/ immermeer eenigh voorder misverstandt, ende verschil tusschen de resp[ectiev]e h h[ee]ren con--tractanten quaeme op te rijsen, soo is bij hun wedersijts versproecken, beloofte, ende geconditioneert, dat sulcx dorgaens en alletoos door gecommitteerde hin inde soo doenlijck, anders bij assumptie van onpartijdige capable mannen rechtsgeleerde, ofte anderen sal bijgeleijt, gedecideert, en afgedaen worden sonder daeromme mal--canderen immermeer ten recht te moegen beroepen tot verbouwinge van schade en alle andere inconvenienten, die gemeijnlijck uijt sulcx comen te spruijten, en te [fol: 83.] volgen: des alles ter waerer oirconde hebben die meergemelde h h[ee]ren contractanten dit tegenwoordigh instrument door hun resp[ectiev]e Greffier, en secr[etar]is doen ondertee--kenen, en met hunne oock resp[ectiev]e schepen ampts, en stadts siegelen becraghtigen in den jaere ons heeren XVI. sevenensestigh der maent aprilis den 8. dagh, was op den origineelen parcquementen brief, en instrument onderteekent aldus ter ordon--nantie j: Winckens, item ter ord[onnan]tie van mijne heeren B: van Meeuwen secr[eta]ris onder aen waeren hangende der h h[ee]ren schepenen vooren, en der stadts gemeijne siegel wasch: B: van Meeuwen secr[etar]is de mandato per copiam s[atis]f[ac]t[um]

[fol: 83.v°.] Bij den inventaris index inventaris raeckende de stucken aen den h[ee]r Saren gesonden uijt de archive der stadt Maeseijck N° 1.Differente brieven van afgelosde erven, ende jaerrenten die dese stadt Maeseijck gequeten N° 1.Lijste van schougelde 1676. N° 1.

[fol: 84.] Index register van alle besiegelde brieven, schrifteuren, documenten, pampieren, ende andere saken soo in deser stadts archive bewaert worden, ende is dese archive bij tijt jacob Gruijsen, en[de] Frederick Malders borgem[eeste]ren getransporteert versat op die nieuw raetscamere, en[de] hermaeckt ge worden met verscheijden trecklaeden, in welicke die borgem[eeste]rs iegelijck stuck hebben ingeleijt met sijnen numero geteekent, om alles lichtelijcken, en[de] ordentelijcken te vinden als volght:

223

224

In de eerste trecklaade

N° 1. Privilegien des hertoghs joannis van Beijeren prince van Luijck deser stadt Maeseijck verleent, mede inhaldende t’ beginsel des magistraets deser stadt in dato

1353

N° 2. Privilegien johan van Horne prince van Luijck in dato 1484N° 3. Privilegien Cornelis à Bergis Prince van Luijck 1539N° 4. Privilegien Georgius van Oostenrijck Prince van Luijck 1545N° 5. Privilegien Robertus à Bergis Prince van Luijck 1560N° 6. Privilegien Gerardt van Groesbeeck Prince van Luijck 1576N° 7. Privilegien des keijsers Maximiliani vergunt aen den

lande van Luijck, dat geene inwoonderen deses landts voor eenen anderen richter in ’t roomsche rijck en sullen mogen betrocken worden

1519

[fol: 84.v.] Nota dat in de kast met drij sloten neffens het kastien is een kistien inhebbende differente stucken, en oock de pretentie van 6000 rijcksdalders tot laste van den prince van Orangien.

N° 8. Privilegien des keijsers Ferdinandus verleent aen den lande van Luijck

1562

N° 9. Compromisse, ende uijtspraeck tusschen die stadt, ende die van Elen

1444

N° 10. Bevel johannis van Hinsbergh prince van Luijck aen die van Eelen van hunnen quote te betaelen tot hulpe der stadtlasten

N° 11. Accoordt tusschen die stadt, en die van Eelen 1589N° 12. Accoordt besiegelt tusschen het capittel, ende dese

stadt Maeseijck1573

N° 13. Peijs, ofte concordaet tusschen prince Groesbeeck ende dese stadt raeckende die betaelinge van 22000 gulden

1568

N° 14. Tusschen dat convent van Kinraije, oft onser Lieve vrouwen clooster, en dese stadt over hunne incomste

1496

N° 15. Vonnisse gegeven van die doctoren binnen Loven tot faveur deser stadt tegens die van Weerdt

1507

N° 16. Ordonnantie van een tweede parochiale kercke te bouwen binnen dese stadt

1615

N° 17. Octroij van den merctschip door den prince Ernestus verleent aen dese stadt

1610

Nota dat de pampieren concerneerende de Keijserlijcke inquarteeringe van het jaer 1735 en 1736 oock sijn liggende in dese trecklade

[fol: 85.] Nota eenen brief van den h[ee]r L[uitenant]t Drossard jacobsN° 18. Octroij van den merctschip eens ter weeken te moegen

vaeren op Luijck1610

N° 19. Publicatie van vrijheijt des mertschips 1623Nota in de eerste trecklade light het boecksken der waterlaeten

In die tweede trecklade

N° 20. Consent om accijsen te moegen instellen 1353N° 21. Octroij van die accijsen te moegen verhoegen 1582

225

226

N° 22. Consent aen scholtis, Borgem[eeste]ren Gegeven door prince Grard de Marcka om die van Achel, Hamont, Lille, Beeck, Geerdingen, Reppel tot deser stadt dienst te moegen dwingen

N° 23. Consent Gerardt van Groesbeeck prince van Luijck aen--gaende de accijsen

1564

N° 24. Accoordt tusschen St. Agneten convent, ende dese stadt aengaende haere incomste

1505

N° 25. Van den wal aengaende St. Agneten convent, ende de stadt 1464N° 26. Consent Cornelis à Bergis van der stadts wallen van

binnen te maecken viertigh voeten breedt rontomme der stadt

1543

N° 27. Veranderinge der kermisse van Maeseijck bij tijde Gerardus à Marcka prince van Luijck die te bevoorens was des sondaghs naer paeschen

N° 28.[fol: 85.v.]

Raeckende de acht stucken canon, de welcke naer Luijck getransporteert sijn in de tweede trecklaede te vinden

N° 28. Octroij van een valmolen te mogen maecken tusschen Aldeneijck ende dese stadt op de Beecke

1545

N° 29. Van de volmolen, ende penen van den misvollen 1464N° 29 ½. Hierbij sijn noch vijf brieven van de volmolen, ende

noch andere gerechlicheijt den vollers aengaende is bij den anderen gebonden

N° 30. Consent om gewant in der stadt Luijck te mogen verkopen 1449N° 31. Octroij van den peerden merckt 1583N° 32. Bescheijt aengaende den koren merckt van Eijck 1521N° 33. Consent der cooren coopmanschap in andere nabuerlijcke

landen, ende omliggende plaetsen van Maeseijck1573

N° 34. Van vijf stucken geschuts gegolden aen den heere van Austenraede ende die betaelt 500. gulden anno

1589

N° 35. Ordonnantie van cooren te meten op ter maesen den meter aengaende anno

1504

N° 36. Der stadt Maeseijck quotisatie ofte gedeijlte der taxen 1571N° 37. Protestatie aengaende den 60. penninck 1587N° 38.[fol: 86.]

Instellinge van den 60. penninck op alderhande coopman--schappe, noch meer bij den anderen gebonden dien aengaende

N° 39. Clerenisse gegeven bij den heeren schepenen van Eijck hoe veel een vaet roggen ter molchteren schuldigh is anno

1446

N° 40. Copie van den molenbrief opgericht.Noch den selven int duijtsch getranslateert.

1312

N° 41. Een vonnisse der banmolen aengaende hoe sigh den mulle--ner, ende sijne knechten behooren te dragen int maelen

1455

N° 42. Een vonnisse bij de heeren van 22. tot Luijck gegeven aengaende gebotten die den mullener gesonden hadde aen de borgem[eeste]ren, ende die stadt gewonnen hadde annoNoch daerbij requesten, ende apostille van meel te lieve--ren inwendigh twee dagen den 19. januarij

1455

1647N° 43. Octroij voor den mulleners om geen vremt meel noch bier

in dese stadt te vercoopen1611

N° 44 Van eenen moeshof den convent van St. Elisabeth aengande 1515

227

228

In de derde trecklade

N° 50. Instrument van voorwaerde tusschen die stadt onsen h[ee]r Deeken, die kercke, het gasthuijs, ende die armen anno

1454

N° 51. Van den Grafgelt in de kircke van Eijck in dato den 1446N° 52. Instrument van protestatie, ende appellatie der burger-

-meesteren van Maeseijck tegen de burgerm[eeste]ren van Luijck anno

1572

N° 53. Tusschen dat convent, ende Godtshuijs des abts van Aver--boede laeck, ende die stadt

1463

N° 54. In wat vuegen den Abt van Averboede in voortijden die stadt erfelijck heeft uijtgegeven die laeck

1463

N° 54.2de Een oudt getuijgenisse aengaende de jachtN° 55.[fol: 87.]

Van de violet in des abts laeck tegen heere Willem van Vlodrop anno

1480

N° 56. Compromisse, ende uijtspracke tusschen die stadt, die van Aldeneijck, ende Heppenert

1519

N° 57. Aengaende Ste. Catharinen Weert tot Heppeneert in wat vuegen den selven van S: H: den prince aen dese stadt is gegeven

1588

N° 57.2de Mandement, ende geboth van S[ijne] door[luchtig]e Hoch[hei]t tegens die roovers der maeshoven, ende boomgarden etc.

1665

N° 58. Drij brieven aengaende de visserien langhs der stadts weert tot Heppeneert

1403

N° 59. Diverse bescheijden bij den anderen gebonden der visserien tot Heppeneert langhs den weerdt aengaende

N° 60.[fol: 87.v.]

Eenen boek met diverse copien aengaende de visserien in de maese tot Heppenert anno

1352

N° 61. van den huijsbongaert 1396N° 62. Octroij van den huijsbongaert anno 1583N° 63. Eene rente eertijts geweest op Hendrick van Horne

Grave van Loon anno1398

N° 64. Oorlofs brief van te vangen die geenige die jonge dochters, weduwen gewelt doen, oft ontschaecken anno

1423

N° 65. Der stadts gerechtigheijt aen jan cleijnen huijs gelegen opt oort van der Bosstraeten anno

1485

N° 66. Bescheijt aengaende Reijner Poulssen huijs beneffens der stadts waege

1611

gelegen binnen dese stadt, der wellickeis gehalden die stadt in alle lasten te hulpe te comen

1515

N° 45 Vrijeheit gegeven den inwoonderen van Maeseijck van temogen traffiqueeren binnen den lande, ende stadt Diest

1428

N° 45[fol: 86.v].

Fundatie der beursen tot Keulen in de tweede treckladevan de Laurentianen

N° 46 Octroij van Gerard van Groesbeek om te mogen opnemenop dese stadt 10500 gulden

1567

N° 47 Toelaettingen desselven Groesbeeck van te mogen opnemenop dese stadt 10500 gulden

1568

N° 48 Vrijheijt der inwoonderen van Maeseijck van arrestenbinnen Diest aengaende der lijfpensie

1393

N°49 Quitantie van Hendrick chlom aengaende den contingent der stadt Maeseijck anno

1419

229

230

In de vierde trecklade

N° 73. Beleijtenisse van seekere straten en vrijheijden buijten Eijck anno

1403

N° 74. Van den gebruijck soo die stadt heeft aen die wijnhuijs bemden, en kempen

1447

N° 75. Van gemeijnden te mogen vercoopen 1478N° 75.2de

[fol: 88.v.]Diplome en octroij Cornelis à Bergis raeckende de con--tributie der geestel[ijckheijt] etc.

1543

N° 76. Schattinge van den 20. pen: bij tijde van prince Ernest

1595

N° 76.2de Het beleijitenisse van den Hamonts gaet aen dat Hamonts valderen

1521

N° 77. Propositie van s[ijne] hooch[hei]t prince van Luijck, ende ant--woordt der heeren staten generael der vereenichde Nederlanden aengaende die neutraliteijt deses landts opgericht anno

1592

N° 78. Een verbondt der steden opgericht in den lande van Luijck ende Graeffschappe van Loon

1435

N° 79. Copie van opgenomen penningen ende renten des landts van Luijck ende graeffschappe van Loon

1578

N° 80. Copie van mandement aengaende beecken, ende water--laeten te visiteeren

1556

N° 81. Bescheijden aengaende eenen nieuwen wegh buijten der Hepperpoorte gaende naer de Maese met de kosten des selve te steijvigen anno

1523

N° 82.[fol: 89.]

Mandement in wat vuegen die heerbaenen, ende alle an--dere wegen binnen desen lande van Luijck, ende Graef--schappe van Loon gerepareert behooren te worden

1569

N° 83. Aengaende die incomste der eerw: paters minnebroeders, ende paters capucijnen binnen dese stadtMet noch daer bij die toelaetinge der mueren op der stadtswal gemaeckt door die paters capucijnen

1626

N° 84. Consent der ses ampten om eene schattinge in te stellen anno

1584

N° 85. Verdrach des magistraets, ende der ses ampten, dat die borgeren den een den anderen niet en sullen roepen voor eenen anderen richter met libellen, ofte andersints als voor de magistraet

1513

N° 86. Beloftenisse der stadt Hasselt hulpe tot wervinge van ruijteren anno

1467

N° 87. Ordonnantien aengaende den hoijmakers binnen dese stadt anno

1561

N° 67.[fol. 88.]

Aengaende den peijs tusschen den lande van Luijck, ende die Graefschappe Horne in dato

1428

N° 68 Verdragh der Loonscher steden tegen die procureurs fiscaelsannot

1461

N° 69 Een clernisse dat die van Aldeneijck, Heppenert, Eelen, Neer--solt, ende die vier vrijlaten in den lande van Horne dese stadtonderworpen sijn in alle lasten als buijtenborgers anno

1456

N° 70 Wat een Lasarus toecomt die uijtgeset wordtN° 71 Drij copien van brandtbrieven gevonden aen die gemulineerde

tot Hamont1606

N° 72 Raeckende die onconsten ende accoordt tusschen S: F: Duprince Groesbeeck ende die stadt

1567

231

232

N° 88. Der burger van Maeseijck huijser ende landerijen die onder Aldeneijck schatbaer sijn geweest, ende Aldeneijck ontoegen

1570

N° 89.[fol: 89.v.]

Uijtspraeck der heeren van 22. aengaende die van Eijck, Hasselt ende Neersolt raeckende erven in Graeffschap Loon

1454

Nota dese schriften als oock der H: H: schepenen liggen onder in de kast aen de lincke kandt.

N° 90. Diverse schriften aengaende Nederoeteren, ende Gremelsloo 1616N° 91. Accordt tusschen die stadt Maeseijck ende die van Neder

oeteren aengaende die gemeijnte int broeck annovide reg[istru]m n° 110 fol: 57.

1616

N° 92. Protestatie van die van Neersolt tegen die van Oeteren aengaende logeeringe van crijghsluijdenitem daer bij noch gebonden een attestatie der stadt Luijck in dato

1615

1456

N° 93. Van schattinge te betaelen onder Aldeneijck, Eelen, ende Heppenert anno

1543

N° 94. Getuijgenisse tusschen Eelen, ende HeppenertN° 95. Statuijten der schutterie van St. Gertruijt tot Heppenert

opgericht anno1618

N° 96. Ordonnantie van waecken gehalden te Mastricht 1594N° 97. Van Ste. Catharijnen compagnie, of broederschapN° 98 Statuijten van Ste. Catharijnen compagnie anno 1575 en

vogel.N° 99. Statuijten van Ste. Catharijnen compagnie anno 1586N° 100. Statuijten van Ste. Catharijnen compagnie anno 1618N° 101. Statuijten van St. Sebastianus compagnie anno 1568 en

vogel.

In de vijfde trecklade

N° 102. Is een dose met der twee alde stadts siegels daer inneN° 103.[fol: 90.]

Daer neffens eene apostille van joseph Clemens waer bij blijckt, dat de dependentie van Maeseijck niet meer der exemptie der logementen heeft als de stadt

N° 1032de Aengaende die H: H: capitularen, ende hunne incomste binnen dese stadtNoch hier bij schriften des selven aengaende als conditien, concepten, ende requesten

1571

N° 104. Van die wachte der heeren capitularenN° 105. Bescheijden dat die heeren des capittels alhier hunne hoogh-

-misse sullen doen op bequaeme, ende gesette ureEnde meer dien aengaende bijeen gebonden.

1624

N° 106. Antwoordt der stadt, ende kirckm[eeste]ren op de articulen die capittelheeren ouergegeven

N° 107. Van’t seminarium alles bijeen gebonden 1603N° 108. Diverse requesten der eerweerd[ighe] paters minnebroeders met

de requesten der paters predicheeren beijde van Mastricht ouergegeven

1607

N° 109. Een boeck inhaldende ’t getuijgenisse tusschen Maeseijck en Nederoeteren aengaende die gemeijnte int broeckNoch daer bij is een receuille, ofte corte rechtsinstructie etc.

1561

N° 110. Register van verscheijde propositien, ordonnantien, ende acccoorden

N° 111. Accoordt tusschen den abt van Averboede, ende die stadt aengaende st. jansbergh wijer anno

1619

N° 112. Getuijgenisse gehoort voor richter, ende schepenen van erven, bemden, weijden, straeten, wegen daer die van Eijck van binnen, ende buijten recht toe hebben anno

1403

233

234

[fol: 90.v.]N° 113. Getuijgenisse gehoort van den waterlaeten, ende cavillen 1421N° 114. Accoordt tusschen dese stadt, ende het nieuwe convent van

Maria, ende joannes in Sion raeckende hunne incomste1647

N° 115. Recessen van peculium, vinstergelt, taxten op landtdagen.N° 116. Vrijheijt onsen buijten borgeren vergundt van egeene tochten

te volgen anders als onse binen borgeren1645 noch 1651 geconfirmeert

N° 117. Octroij van wegen sijne hooch[ei]t Maximilianus Henricus dat aen de afgebrande plaetsen niet langer beschud is als ses weeken naer de gedaene gichte en publicatie

1651

N° 118. Statuijten en reglementen aengaende die rechterstoelen, opgericht door die heeren staeten des landts van Luijck, ende Graefschap Loon in vergaederinge gehelden den 20. 21. 22. 23. en 24. van 7bris anno 1646. onder welcker statuijten en reglementen N° den 19 artickel

1646

N° 119. Accoordt aengaende de nuijcamer gemaeckt den 2. maij 1652N° 120. Soeckt noch een accoordt van diverse ordonnantien, ende

propositien N° 110. gemaeckt den 28. 7ber fol:681621

N° 121. Eene generale quittantie van Mons[eigneu]r Erckenteel dato den 12 januarij

1666

N° 122. Octroij van S: hoogh[ei]t Ferdinand hooghloffl: memoriae om te mogen batten, en planten tot profijt van de stadt

1628

N° 123. Quijtscheldinge des tax bij johan Horne in den jaere 1502N° 124. Mandement van geenen tol tot Rekem te betaelen.N° 1242de

[fol: 91.]Een vonnis sede vacante door het Domcapittel gegeven den 10 meert 1764 wegens den schat raakende de stadt Bilsen tegens der selve gehuchten

1764

N° 125. Nota bene Diploma van injurie saecken in de vijfde trecklade de anno

1664

N° 16. Octroij van gemeente te vercoopen.

In de sesde treckladevindt men verscheijden

schriften:

Van propositien op landtdagenVan resolutien der stedenVan placaten, ende mandemantenResolutien des magistraetsPlacat der heeren staten der geunieerde landenKeijserlijcke ordonnantien[RSM II: fol. 78r] Van richters fiscaelsRepartitien van den quartieren des landtsItem vonnissenItem van uijtroepers, ende andersintsVan buijten borgeren te brouwenEnde meerige schriften die niet geannoteert en sijnE.NB: soeckt noch noch een getuijgenis aengaende de jacht

In de eerste langeschuiflade:

N° 1. Consent der schoolen van Maeseijck door johannes à Bavaria bisschop tot Luijck anno

1400

N° 2. Confirmatie der scholen bij den Magistraet der stadt Luijck geapprobeert anno

1400

N° 3. Copie authentijcque der selve brieven voors:N° 4. Constitutie van borgem[eeste]rs deser stadt in’t proces aengaende de

scholen anno1419

235

236

N° 5. Andere constitutie aengaende de scholen.N° 6. Submissie tusschen die capittelheeren, ende de stadt aengaende

de scholen anno1420

N° 7. Afquijtinge eender jaerrente gedaen van wegens de stadt aen die capittelheeren anno

1410

N° eodem. Lossinge der rente opt wachthuijs aen de BluemerpoortN° 8. Copie eender jaerrente van 8 ¼ rinsche gulden soo die stadt

is uijtgeldende aen het nonnen clooster tot ruremonde a[nn]o1485

In de tweede langeschuijflade

N° 9. Electie van scheijtmannen in questie der scholen 1420N° 10. Absolute submissie, ende uijtspraecke der scholen tegens

die capittelheeren1420

N° 11. Confirmatie ouer die generale uijtspraeck der scholen in tegens die capittelheeren

1420

N° 12. Absoluijt consent des capittels om ten eeuwigen dagen in der stadt Eijck te mogen scholen halden

1400

N° 13. Der stadts censen.N° 14. Een vonnisse van de heeren van Aacken gegeven in fa-

-veur deser stadt tegens die van Weerdt aengaende 1000 gulden.

N° 15. Register der reliquien die bewaert worden in der stadtskirckeItem die rechten die den schepenen toekomen van den partijenin een kleijn kistien sijn oock eenige alde brieven bewaert om den ouderdom waenigh van importantie, mede oock daerin den buijdel daer mede den prince die slutels worden gepresenteert in sijne incomsteitem alle die godinge registersitem alle der stadts reekeningen sijn te vinden in de selve archivesiet in de rolle van den jaere 1656. ende 1657. ende in de eerste trecklade n° 20. siet d’abolutie van S: Door[luchtige] hoogh[ei]t accoordt etten h[ee]r Drossard etc.

[fol: 104.] Extract uijt de registers van het recept van Stockem toecomende sijne Door[luchtig]e Hooch[heij]t Den prince van Luijck:

Uijt t’reg[iste]r van het jaer 1626. pag: 20. art: 3.

Item dat heeren huijs in S: C: doort (?) stadt Maeseijck genaempt het gewantenhuijs boven is vergundt den schepenen, ende stadt, raedt, ende ambachten des moeten sij dat bouwelijck onderhalden. ergo niet. erat signatum per extractum ut supra E: f: De Hencart. deinde B: Meeuwen secre[ta]r[i]s per copiam sst.

[fol: 104.v°.] Extract uijt die registers van het recept van Stochem toecomende S: D[oorluchtig]e Hooch[eij]t den prince van Luijck

Uijt den register van het jaer 1626. pag: 20. art: 4°.

Item dat heeren huijs beneden is ouermits scholtus en schepenen van Maeseijck uijtgegeven den hoeghsten biedenden voor die cremers, ende schoenmekers wordt genoemt de repelingen is verbleven aen jan Busschops borger tot Maeseijck voor IJ gulden, sic erat signatum per extractum ut supra E: f: De Hendart.

[fol: 105.] Den 16. septembris anno 1622. heeft den welgeboeren heer heren Emont frijheer zu Swartzenbergh, ende hoegenlansberge heere zu St Lamberts Herck Drossardt des ampts Stockem der stadt van Maeseijck den eijdt gedaen op die raedtskamer present scholtis Burgem[eeste]rs, P schepenen, ende raedt.

237

238

Den 6. januarij anno 1645. heeft den welgeboren Heern H: Willem Baron de Lamboij H[ee]r De Besener Drossart des ampts Stochem der stadt van Maeseijck den eijdt gedaen op die raedtscamer present scholtis, Borgem[eeste]ren, schepenen, ende raedt.

Den 8. xbre 1655 heeft den weledelengeboren H[ee]r georgius Fredericus Baron de Renesse, ende Elderen H[ee]re van Heiren, ende Schalckhoven etc. als Drossard des ampts Stochem aen deser stadt Maeseijck den eijdt gedaen op die raedtscamer p[rese]nt aldaer scholtis, Borgem[eeste]ren, ende raedt.

[fol: 105.v°.] Den 22. junij 1693 heeft den hooghedelen heeren johan Hijacinth de Renesse Baron van Malle etc. etc. naer exhibitie, en voorlesen van sijne princelijcke geapprobeerde commissie den gewoonelijcken eedt gedaen als Drossardt des ambts en Casteels Stockhem succedeerende in de plaetse van de oock hooghed: heere Malimiliaen Hendrick sijnen broeder den Graeve van Masnij, den welcken in des heeren acceptants behoeve het officie gecedeert heeft. actum alhier op de raedtscamere ter vergaederinghe van den geheelen magistraet.

Ter vergaederinghe van de heeren schepen, en oudt borgem[eeste]r D: Pergens als substituijt scholtet, Borgem[eeste]rs, schepenen, nieuwe, en alden raeden den lesten Meij 1719.

Heeft den hoogh Eed: hooghwelgebooren heere johan Fredrick Wilhelm Baron van Renesse etc. etc. naer exhibitie, en voorlesen sijner princelijcker commissie in qualiteijt als Drossardt deses ambts Stockhem op de magistraele raedtscaemere alhier den gewoonelijcken Drossard: ambts eedt gedaen.

Ter vergaederinge van H: H: van 3. gelideren den 2. junij 1722.

Heeft den hoogheed: hooghwelgeboor: heere joh: Fred: Wilhelm Baron van Renesse vrijheer van Oostmall etc. alhier geexhibeert eene princelijcke verclaeringe van desselfs Eed: hooghwolgeb: heere majorenniteijt geteekent joseph Clemens Elect[us] met desselfs siegel van gratie gemunieert, en gevidimeert Rosen, en ingevolgen van dien is nu erkent als hoogen Drossardt deses ambts Stockhem: L: Craghs secret[ari]s par ord[onan]tie.

Copie der taxen van t Graeffschap van Loon sijnde het vijfde quartier des Landts.

Bilsen 45 0Beverst 7 10Beringen 45 0Berveingen 7 10Berbrock 5 10Beverloon 36 10Broechum 7 0Bouchholt 57 0Corsel. nihilCleijn Breugel 13 5Cortesem 41 0Cauwelille 26 10Cuttecoven 5 10Cremset 23 0Curingen 51 0Coesen 8 0Duraß Bernevelt, ende Rommelen 8 10diepenbeeck 62 0dederen 7 15Eijgenbilsen 11 15Exel 36 10

239

240

Groethelderen 6 0Gestelt 15 10Gustoven 5 10Gotem 4 0Guijgoven 9 0Gellich 8 0Gremville 4 10[fol: 106.v°.] 558 5Grootespauwen 14 0Grootebrugel 21 0Gruitraede 36 0Geurten leu 12 10Gnaßen, ende Osmaelstraet 4 10Hasselt 187 0Herck 36 0Ham 28 0Haren, ende Bomershoven 10 10Hechtelt 18 10Hellichteren 17 0Hendriche 5 5Herten 2 10Hex 1 5Heusden, ende goedeeken 25 0Houthaelen 36 0Heer 9 0Hortsmael 9 0Horn 3 10Hoxerlingen nihilHeer, ende Gerdelinge 1 10Haeren bij de Maese nihilHerderen 9 5Jesteren 8 0Haermael 5 5Loon 33 0Lin bij Bilsen 5 15Lens op de Oeber 3 5Leut nihilLemme, ende Luckholt nihil[fol: 107.] 543 0Lingen, Tal, ende Meer 25 10Mal 4 10Meldert 13 0Munsterbilsen 11 15Membruggen 8 0Neederpelt 34 15Nonnemeulen 3 10Nonnespauwen 4 15

241

242

Overpelt 53 0Oreij, oft oua 3 0Peer 48 10Quaetmechelen 20 10Reuveme 29 10Ringt 9 5Roesmeer 12 10Ruckhoven 3 0Repen, Coelmont, ende Herck 9 0Schalckhoven 5 15Stevoort 22 10Spalbeeck 16 10Schneken nihilTessenderloes 55 10Tesselre 1 10Til 3 5Vliermael 17 0Wellem, ende Vrolingen 43 0Wimmertingen 3 15Vechmael 6 5Wechmael 26 10Wintershoven 8 0Veltwesel 17 10[fol: 107.v°.] 520 10Voort 2 5Woutringen 3 10Wout, Vene, ende Halbeeck 10 0Vucht nihilVebeeck 14 5Worms bij Hoesselt 5 0Soenhoeven 66 0Sulve, ende Stockraij 56 0Selem 9 5Sichem, Sussen, ende Baerle 10 0T’land van Grevenbroeck 96 0Stockhem 20 0Dilsen 35 0Gencat 43 10Suetendael 25 0Lancklaer 5 0Bree 46 0Opoteren 23 0Opitteren 23 0Tongerloon 23 0Beeck 23 0Gerdingen 15 0Reppelt 6 15Meuwen 36 0Wijshaegen 9 5

243

244

Ellicom 5 0Eijck 32 16 ½Aldeneijck 25 0Heppenert 5 0Eelen 16 10Rothem 23 0Neeroteren 45 0Opgelabeeck 30 0Asch 16 0Neergelabeeck 5 5

779 6 ½558 5543 0520 10779 6 ½

Quaturo lat: f: 2401 1 ½

[fol: 117.] Copie gegeven bij ons schepenen tot Luijck geextraheert uijt onsen register autentijcqz. Hooft vonnis gegeven door den hoee van Eijck bij ons schepenen van Luijck in den jaere XIIIJ. ende LV. IX dage des maents julij.

Alsoo differentie, ende alterratie begonnen, ende opgestanden waere voor den voorß hoeve tusschen Gerardt Topparts, ende Herman t’sionkeren als borgemeesters, ende in name van der gemeenten der goeder stadt van Eijck ter eenre sijde, ende johan Schelen mollener ter ander sijden aentreffende den rechten van den molchteren van coren gewerck dat comt te malen aen die molen die de voorseijden jan hilt gelegen bij Eijck, van de welcke rechten die voorgenoemde borgemeesters in name van den onderseteren poorteren des voorseijden Eijck sich beclacchden van den voorseiden molleneer, ende hem aentegen, dat hij neme te groote, ende te breede rechten van den molchteren, want die innegeseten poorters van Eijck waeren gehalden te malen aen die voorss: moelen als banmoelen mits t’sesthiende deel van een vaet van recht beta--lende naer, ende volgens den inhalt van seker cleernisse gegeven van den hoeve voorss:, ende den voorseijden molleneer nieme ghemeenlijck het twellifde deel, ende dickwils het achdedeijl, ende meer, ende min daer nae dat hem goetdochte, t’wellick was tot nadeel van den Cleernisse voorss: inhaldende, dat den voorseijden molleneer gehalden [fol: 117.v°.] sijn solde te maelen voor t’sesthiendedeel, ende niet meer nae, ende volgens t’voorss: Cleernisse, ende daerenboven gehalden sijn solde solemnelen eedt te doen van wael, ende getrouwelijck te malen den voorseijden ondersaten mits seijnen voorseij--den salaris nemende, den voorseijden molleneer sacht daerentegen, dat hij, ende sijne voorsaeten van soo langhe tijden aff, datter gheen memorie was ter contrarie, hadde gemalen bij op desen daghe toe nae, ende volgens den inhoudt van eenen brieve hercommende van eenen graeve van Loon, geheijten Arnoldt, inhaldende in effect, dat der molleneer van der vorseijder moelen malen solde, ende gheven voor ellick vaet roggen een vaet meels, seggende voorts, dat hij niet en waere ge--halden te doen den voorss: eijdt, aengesien dat tot hier toe door hem noch door sijne voorsaten niet gedaen geweest is, haldende, dat hij in sulcke possessie daer hij in geweest is van hem, ende sijne voorsaten behoorden vredelijcken te blijven

245

246

met veel meer andere reden door hem voor den voorss: hoeve geallegeert, ende alsoo veel waert tusschen die voorseijde parthijen gedisputeert, dat sijes sich partije den d’een tegen d’ander, ende daer naer dat sij die voorss: partieschappe verburcht hadden, verscheen sich den voorss: hoeve voor ons, verthoonende in onse handen die proeve be--wijsenisse, debatteringe, allegeringen, wederbewijsenisse, ende bescheijt van den voorge parthijen daertegenwoordich wesende die ons deden met monde verthoonen allen ‘t gene dat hun guet, ende profijtelijck docht te wesen in der saken, allen sij te weten dat van ons wael, ende ernstelijcken gevisenteert t’bescheijt van den voorseijden parthijen geliefden te seggen, op te doen met monde: gehadt hier ouer tusschen onse rijpen rade, ende versinnigheijt met grooter deliberatien hebben gesacht met recht, ende met vonnisse dan voorss: hoeve leerende, dat volghende die proeven, ende bewijssenissen ende specialijcken dat voorss: Cleernisse van den voorss: hoeve ghegeven, ende nae denen dat sij bevonden hadden schreven in hunnen register, ende dat sij geleert hadden aen hunne voorseten schepenen van Eijck, van wellicke den voorss: hoeve ons aldaer aen-[fol: 118.] -bracht, den voorseijden molleneer van elcker vaet korens dat hij meelth aen die in--geseten van Eijck behoort te hebben een schotele van den selven koren voor sijne malchter, die welcke schotel behoort gejustificeert ende gesegelt te worden van die welcke die XVI schotelen halden, ende doen sullen een vaete, ende voorts geseijt, dat aen--gesien die voorseijde moelen een banmoelen is, dat de voorgenoemden molleneer sijne knechten, ende die geheen die in toecomende tijden die voorss: moelen halden sullen, sullen schuldich sijn wettelijcken ten heijligen te sweeren van wel, ende loffelijcken te malen, te ontfangen, weder te lieveren, ende te gheven aen die voorss: ondersaten dat hunne ouermits die rechten hiervoer geschreven, ende niet meer te nemen: ghege--van bij copije onder de segels van Lambert Bibon, ende johan Olivier de Pavon toe--genaempt onse meijsteren voor dien tijde, ende medeschepenen tot Luijdick, die welcke wij gebruijcken gesamen der handt in dusdanige, ende diergelijcke saken, in den jaere maende, ende dage bovengeschreven, was onderteijckent Huro de Hadegia p reg[ist]rum per poulam onder aen waren hangende twee siegelen in groenen wassche gehecht aen dobbele perquementen sterten, onderstondt, getranslateert uijtter fransoijse in de neder--duijtsche taele, ende gecollationeert tegens den origineel geschreven in perquement, onderteijckent, ende gesegelt als boven, is alsoo bij mij onderschreven geswoeren secretaris te accorderen bevonden op huijden den XXVen dach julij XVJ’ vieren--veertich, ende was onderteekent, joannes Aegidij.

[fol: 118.v°.] Cornelis van Berghen bij der gratien Godts Bisschop tot Luijck, Hertoge tot Boullion, Grave tot Loon etc.

Doen kondt, ende te weten allen ingeseten Burgheren, Geijstelijcken, ende Werelt--lijcken, edelen, ende onedelen binnen onser stadt Eijck van wat state oft conditie die wesen moegen, dat wij onsen lieven getrouwen, ende beminden Herman van Eijnatten tot Lichtenborch, oock borghermeijsteren, geswoeren, ende rade onser stadt voorss: gegunt, geconsenteert, ende geconstitueert hebben, gunnen, consenteeren, ende constitueeren midts diesen /: aenmerckende, dat onse voorss: stadt op die palen, ende frontieren van onsen landen gelegen is, waer vuijt, in dien dat de selve van eijnighen vijanden ouerkoemen, ende gewonnen werde /: dat Godt verhueden wil :/ onse landen voorss: grooten hinder, ouerlast, schaede, ende kommer mocht geschieden :/ dat men den wake binne onse voorss: stadt tot meerder vesticheijt, ende fortificatie wijt, ende breet sal maecken tot viertich voeten toe, ende in dien dat van nooden were, dat men tot die breede van viertich voeten des wals voorss: eijnige erven, ofte huijse--ren soude moeten affbreken, geven wij Herman van Eijnatten oock burgermeijsteren,

247

248

geswoeren, ende rade onser voorss: stadt volcomen macht, authoriteijt, ende be--veel, dat sij eijnen jederen van onsen borgheren, innegeseten, ende allen anderen onser [fol: 119.] voorss: stadt daer toe sullen moeghen halden, ende constringeren alsulcken erven, ende huijseren daer des van noode sal sijn te moegen nederleghen ende affbreken sonder alle middel, indracht, wederrede, oft ter contrarie daer teghen te doen van iemanden, ende op dat niemandt hem van alsullicken affbroeck der erven, ofte huijseren heeft te beclagen ouermidts hinder, ende schade die iemanden daer van mocht geschien sal men op den landtdach die eerstmael gehalden sal worden in dieser saecken alsoo handelen, ende traiteren, dat eijnen iederen sijnen schade hierinne gelegen opgericht sal worden, ende voorts daerinne alsoo doen, dat een ieder een goet genuegen, ende geval--len sal hebben, wie oock desgelijcken onse stadt van Luijck, ende meer andere bewillicht, ende geconsenteert hebben tot gelijcke fortificatie, in oorconde der waerheijt soo hebben wij desen brieff van mandement mit onsere name onderteijckent, ende onse signet se--creet hier onder op t’spatium doen drucken A° XV’ XLIIJ den XIXen dach Maij, was onderteeckent Cornelis, ende onder op t’spatium was gedruckt een siegel in rooden wassche, meer onder onderteeckent Soill, onderstondt, gecollationeert tegens sijnen origineel geschreven int’pampier, onderteeckent, ende besiegelt als boven is alsoo van woorde tot woorde bevonden t’accorderen bij mij onderschreven geswoeren secretaris dieser stadt Maeseijck op huijden den XXIXen Dach julij A° XVJ’ vierenveertich, ende was onderteeckent, joannes Aegidij

[fol: 119.v°.] In nomine Domini amen

Sequitur transcriptim quarundam vero sigillo viridi cera impresso oblongo venerabilium vivorum D[omi]norum Decani, scholastici, et cap[it]li eccl[es]iae de Aldeneijck Leodien: Dioc: ut p[ri]maefacie videbatur munitarum non viciatarum, non cancellatar: nec in aliqua sui parta corruptarum, sed omni suspicione carentium, quarum lit--terarum pmee (?) tenor talis est, Wijr Deken Scholaster, ende capittel gemeijnlich des Godtshuijs van Aldeneijck doen condt allen luijden mit desen brieven, dat die stadt van Eijck begont, ende aengenomen heeft eijne schoele bennen haere stadt te halden, waermede wijr angst hadden, dat onse schoole onsen Goetshuijse belet, ende gehindert werden mochte, ende hadden angst, of wijr daermede desgestaden, ende niet daer teghen en sechten noch en deden, dat wijr daermede tegen onsen eijdt gedaen mochten hebben den wijr onsen Goetshuijse gedaen hebben, alsoo dat wij die schole benner der stadt van Eijck hadden doen verbieden, ende gehoort metten rechte na onser macht alsoo lange dat die saken comen sijn bij, ende voor onsen genedigen heere van Luijdick, ende voor sijnen raet, alsoo dat onse genedige heere voorss: bij sijnen rade, ende bij bij meijsteren van rechte nae aenbrengen der meijsteren, ende raetsluijden der stadt van Eijck soo vonden heeft, dat hij sijn consent, ende sijnen oorlog gegheven heeft, dat die stadt van Eijck bennen der stadt eijne schole hebben, ende halden moeghen op der stadt cost sonder onse wederseggen, dess onsen genedigen heere voorss: der stadt van Eijck sijne siegel, ende brieve gegeven heeft, ende die stadt van Luijdick oock haer consent, ende goeden wille, ende oorloff daer toe mit onsen genedighen heere voorss: der stadt van Eijck gegheven heeft, des die stadt van Eijck ooc van der stadt van Ludick besiegelde brieve heeft teghen wellicke brieve die onse genedige heer, ende die stadt van Luijdick voorss: gegeven hebben ons qualijck stonde te doen, ende qualijck konden gedaen, ende want wijr die schoele [fol: 120.] verboeden, ende gekeert, ende alsoo verre bracht hebben als voorss: is, soo hoepen wijr dat wijr onsen eijdt bewaert hebben, ende hebben oock met onsen genedigen heere, ende met der stadt van Luijdick onse consent, ende oorloff der stadt van Eijck met onsen vrijen wille gegeven sonder bedwanck van iemant, dat sij eene schole bennen der stadt van Eijck halden moegen op haeren kost, beheltenisse onser schoelen in onsen Goetshuijse ons niet te

249

250

verbieden ende gelooven der stadt van Eijck in goeden trouwen als goede luijden op onsen eijdt den wijr onsen Goetshuijse gedaen hebben voor ons, ende onse nacommelinghen, dat wijr noch onse nacomelingen der stadt van Eijck haere schoele nimmermeer ver--bieden noch doen verbieden, noch daer teghen hun noch iemandt der stadt van Eijck toe--hoorende aenspraecke, croec, schaede, noch hinder doen en sollen, in egeijnre wijs, noch egeijne saecken met egeijnen gerichte geijstelijck, noch wereltlijck, heijmelijck, noch openbaer, waer met dat der stadt van Eijck haere schole belet mocht werden, ende waert dat sake dat wijr, off eijnich van ons, of van onsen nacommelingen ummermeer verbrockelijck vonden wurden in eijnigen puncten voorss:, den sollen wijr vallen in eene pene van duij--sentech alde schilden munta des Coninckx van Vranckrijck guet van golde, ende van ge--wicht half onsen genedighen heere van Luijdick, ende dat ander halfsijt der stadt van Eijck, alle argelist, ende quaede vonde alde, ende nieuwe, geijstelijck, ende wereltlijck in desen saecken uijtgescheijden, in oorconde, ende getuijchenisse der waerheijt soo hebben wijr onsen gemeijnen capittels siegel aen diesen brief gehangen in den jaere onsen heeren jesu Christi dat men schreef duijsent vierhondert, negenentwintichsten dage in october. Alterius vero litterae tenor talis est: wijr Deken, scholaster, ende capittel gemeenlijck des Goets-[fol: 120.v°.]-huijs van Aldeneijck doen kont allen luijden met diesen openen brieve, dat wir hebben ouergegeven, ende ouergeven alle inhibitien, appellen, oft ander instrumenten, die daer op gemaeckt sijn, als van der schoolen die onsen heere van Luijdick der stadt van Eijck ver--leent heeft, oft andere instrumenten die daerop gemaeckt mochten werden, daer wijr ons mede beholpen hebben, oft behelpen mochten teghen die stadt van Eijck, voort meer soo hebben wijr quijt gescholden, ende schelden quijt die stadt van Eijck, alle haere poorteren, ende onderseten, off sij off eenich van hun aen ons, off aen eijnigen van ons ijet gebruect, off misdaen mochten hebben in eenigen puncten, des niet geschiet en is, ende gelooven in goeden trouwen als goede luijden alle aenspraecke, croec, schade, of hinder afftedoen, wat schade, off aenspraecke van desen saecken commen mochte, die verschenen, off gevallen weren van den saecken voorss: tot desen dage toe, ende gelooven daer van quijtancie te brengen, ende te lieveren der stadt van Eijck van onsen heere van Luijdick, ende van den coste den die stadt van Eijck aen ons versoch heeft, des costs sijn wijr bleven aen den heere van Parweijs, aen con--raert Haeck van Thoren Drossardt in der tijt der stadt van Eijck, Diederick Vogel, ende Gerardt Houp, waer mit sij ons eijndrechtelijck beseggen, dat te voldoen sonder argelist, geijster--lick, off wereltlijck in desen saecken te keren, in oorconde, ende in getuijchnisse der waerheijt soo hebben wij ons gemeijnen capittels siegel bennen op diesen openen brieff gedruckt in ‘t jaer ons heeren duijsent vierhondert opten dertichsten dach des maents geheijten october in’t latine, onderstond aldus, et ego Renerus De Schoenvorst Clericus Leodien: diocesis publicus aposto--lica, et imperiali aucthoritate, ac venerabilis curiae Leodien: notarius juratus, procet supra--dictas litteras originales inveni, ita easdem superius de verbo ad verbum nil addens, vel minuens fideliter transcripsi, et copiavi, factaque collatione, seu auscultatione diliganti p[o]ntis transcrip--ti ad originales litteras supradictas cum discretis viris, et honestis D[omi]no Aegidio de Tongris presbytero capellano in ecclesia beatae Mariae oppidi Trajectensis, et Petro De Huesthoeven [fol: 121.] notario pubico Leodien: Diaecesis hujusmode transcriptum sive copiam cum originalibus litteris praedictis in omnibus, et per omnia concordare inveni, idurca hujus modi copiae, sive transcripto me subscripsi, ac nomen, et signum mea solita eidem apposui in testimonium praemissorum sub anno â nativitate D[omi]ni millesimo quadringentesimo quinto, indictione tertia decima die vero vicesima prima mensis septembris hora vesperorum, vel quasi, Ponti--ficatus sanctissimi in chr[ist]o patris, et d[omi]ni n[ost]ri d[omi]ni innocentij divina providentia p[a]p[a] septimi anno primo Trajecti Leodien: Diaec: in domo habitationis mei notarij praescripti sita in vico vulgariter dicto Cortenstrate, p[raese]ntibus ibidem une cum praenominatis D[omi]no Aegidio De Tongris presbytero, et Petro De Husthoven notario publico vivis honorabile, et discretis D[omi]no Lamberto Boelen de Amelsdorp Canonicus ecclesiae beatae Mariae Trajecten: Leodien:

251

252

Dioce: et Henrico de Vloustraten laico Dioc: antedictae testibus ad praemissa vocatis specialiter et rogatis, onderstondt, diese copije gecollationeert integens die copije authen--tijcque translateert, ende geschreven in perquement bij, ende door eenen Renerus De Schoenvorst Clericus, ende geswoeren notaris als boven geweest sijnde in sijnen leven is aen onderteijckeninge, perquement, ende geschrifte gans oprecht, ongeledeert, ongeraseert, ende sonder eenige suspicie als boven luijdende volgens der collationeringe, ende aenhooringe der selver in sodaniger formen accorderende bevonden op huijden den Ven augusti XVJ’ vierenveertich, quod attestor, ende was onderteekent, joannes Aegidij secret[ari]s, nec non no--tarius public: in sol: respective Leodien: admissus.

[fol: 123.] Vrijheijt der Buijtenborgeren, ende der vier vrijlaeten:

Wijr richter, ende schepenen der stadt van Eijck doen kondt allen den genen die desen tegenwoordigen brief sullen sien, off hooren lesen met kennisse der waerheijt, ende tuijgen, dat voor ons comen, en erschenen sijn Burgemeijsters, ende geswoeren raet der stadt voors:, ende hebben van ons begeert, wilge van auts als van Greven tijden van Loon heer, der stadt onderseeten sijn, ende wie sij aen de stadt voors: gehalden sijn, ende wat vrijheijden sij van der stadt gebruijckende sijn, op wellich begeeren, ende versueck wijr richter, ende schepen voors: doen eijnen iegelijcken verstaen gelijck wir dat van onsen voorvaderen schepenen van Eijck verstanden, ende onthalden hebben halden ende hueden van Greven tijden heer, dat die van Aldeneijck, Heppeneert, Nedersolt, in der banck van Eijck van buijten gehooren, ende woonachtich sijn die vier vrijlaet in den land van Hoern woonende, ende Elen ouch onderseet der stadt van Eijck sijn lieff, ende leijt met der stadt schuldich te helpen dragen, in gravinge, wakinge, schettinge, ende beedgelt, ende in allen anderen last de der stadt ouercommen mucht, ende die stadt mach die voorge hun onderseet ingebieden met hunnen harnasch der stadt bijstandt, ende hulpe te doen als hun des noot gebuert, off als te doen is, ende gesennen om dat die stadt [fol: 123.v°.] aen eijn end van den land gelegen is, ouch sijn die voorge onderseet schuldich te volgen den clockenslach van Eijck, ende die van Nedersolt sijn schuldich der stadt eijnen heer waegen te lieveren als des te doen is om den burger harnas, en proviande te voeren, ende bij alsoo sijn die voorge onderseten porter der voors: stadt van Eijck, ende gebruijcken alre privilegien, ende vrijheijden gelijck ingeseten poorteren, ende want wijr richter, ende schepen voors: dit alsus halden, ende hueden, soo hebben wir in getuijgenis der waerheijt onsen gemeijnen siegel ons schepenampts onder aen diesen brieff gehangen in’t jaer ons heeren duijsent vierhondert, ende sesenvijftich in decembr[is] der twelfsten dachs onder aen diesen brieff was hangende eenen siegel in groenen wasse utsteekende met perquemente steerten, onderstont, desen brief geschreven in perquement is met dese copie alsoo aen geschrifte, ende siegel t’accor--deren bevonden, quod attestor ego, ende was onderteekent, j: Agidij secret[ari]s.

Maximilianus Henricus bij der gratien Godts gecoeren, ende geconfirmeert Eertsbisschop tot Cuelen, Cuervorst des H: Roomschen Rijcx, Eertscancellier door Italien, ende der heijligen Apostolischen stoels, legaet geboeren, Bisschop, en Prince tot Luijck, ende Hildesheijm, Administrateur tot Benhtesgaede, Palsgrave bij Rhijn, Hertoch van beijde Beijeren, Westphaelen, Engeren, ende Boullion, Mar--quijs van Franchimont, Graeve tot Loon, ende Horn etc. Allen de gene die diese [fol: 124.] tegenwoordige sullen sien saluijt: van wegen onse lieve, ende getrouwe den Magis--traet onser stadt Maeseijck is ons ten ootmoedichsten verthoont, dat in de conjuncture

253

254

der wapens, ende tochten, en noch rechtevoort haere banmijle genaemt Buijten--borgers in’t gemeijn niet en sijn gehouden geweest tot de crijchsdiensten met die van het ampt Stochem, noch hieromme oijt geweest op de lijsten van de colonellen des voorseijden ampts, en dat ten opsichte principaelijck om dat onse voorseijde stadt wesende frontier stadt bij de uijterste paelen deses lants, ende naebuerende aen verscheijden landtschappen, de voorseijde banmijle, oft buijtenborgers wieren gehalden in alle lasten, ende diensten der selver stadt, soo veel als de binnenborgers om in nootstijde die selve te helpen bewaecken, ende verweijren tegen alle aenslaegen, gelijck ons is gebleken bij extract van privilegien, ende alsoo tegenwoordich den luijtenant Drossart van Stochem hun heeft gecommandeert in de waepens, ende te volgen met die reste van het ampt op een soo hooghe pene als wet ofte die chrijchsplacaeten inhouden, hebben ons ten ootmoedichsten gesuppliceert te willen de handthouden, ende voorseijde buijten--borgers in haere oude vrijheijt, ende gewoonte bevestigen, ales wellicx gunstelijck [fol: 124.v°.] condescenderende hebben verclaert, ende verclaeren bij desen de voorseijde buijtenbor--gers niet verbonden tot die chrijchsdiensten, ende niet gehouden te marcheren met die ander ondersaeten buijten hun quartier, dan met onse besondre ordre, mits nochtans dat sij oock niet en sullen moegen weijgeren de waepens te nemen, met andere onse onderdaenen, soo wanneer den vijandt de Maese passeert, ofte geschieden straet--schenderijen, om te vervolgen, ende de quaetdoenders te straeven, confirmerende bij deser vougen de voorseijde prvilegien, ende vrijheijt om te dueren soo langen tijdt alst ons gelieven sal sullicx in onsen ernstigen wille gegeven binnen onse stadt Luijck onder onsen siegel desen 24. jan[ua]rij 1651. was onderteijckent, Maximilian Henrij, Groisbeeck v[idi]t, ende meer onder Erasme Foullon, van binnen onder de vrouwe stondt aldus vrijheijt voor de Banmijle van Maeseijck, ende den siegel van sijne voorseijde Hooch[eij]t neffens dat cleijnsiegel onder de voors: vouwe daerop gedruckt in roode hostie, onderstondt, dese copije vuijtten fransoijs ouergeset int’duijtsch is met het origineel t’accorderende bevonden op huijden den 20. sep[tem]bris a.° 1651. quod attestor, ende was onderteekent, j: Agidij secret[ari]s

vide retrofol: 133 en140 en 148

[fol: 129.] Remonstratie voor den Secret[ari]s Meeven, ende jan Sillen Geexhibeert den 22. maij 1661. Eerendachtbaere, wijse, voorsinnige, seer discrete heeren scholtis, Borgem[eeste]ren, Geswoeren, Nieuwen, ende alden raade deser stadt Maeseijck

Remonstreren met behoorelicke eerbiedinghe secretaris Meeuwen, ende jan Sillen respective collecteur, ende weger der maltwaeghe, hoe dat sommige borgers deser stadt haldende in hunne familie geestelijcke persoonen soo canoncken als andere voor die selve naer proportie van consumptie, ende getael der persoonen d’accijs van den malt, ende waegelt versoecken te corten, ende op dat praetext verschuldt blijven, t’gene alsoo de remonstranten propriâ authoritate geensins en vermoegen te doen als staende sulx ter kenisse, ende ord[onan]tie van den magistraet hunne heeren, ende meijsters, soo ist, dat die selve bij desen uijterlicken versoecken hier ouer gerecesseert, ende tot hunne gouverne gedecreteert te worden soo, ende gelijck sal raedtsaem gevonden worden, ende dat ten eersten in dien moegelick ten opsicht sij remonstranten die voors: pretensien alouer langh der stadt goet gedaen, ende in reekeninge gebracht hebben, welcx dan doende etc. waeren onderteekent, B: Meeuwen Collecteur, jan Sillen.

255

256

[fol: 129.v°.] Apostille Margineele

vide noch de rolle de anno 1685. den 24. april.

D’eersaeme heeren den inhoudt van desen naergesien, ende geexamineert, mede gelette op d’accoordt tusschen het eerweerdigh capittel alhier ouer hunne incompst met dese stadt gemaeckt, declareren die gementioneerde borgers ongefundeert, hun ordonnerende te betalen,, sonder eenigh geniet, off affcortinge voor die geestelijcke persoonen die sij in hunne huijsen, en familien houden te moeghen hebben,, beneffens en gelijk andere borgers conform den geseijden accoordt: Datum in senatu den 3. sep--temb: A° 1661. was onderteekent De mandato B: van Meeuwen secrets, onderstondt, concordat, ende was geteekent, B: Van Meeuwen secr[etar]is.

vide fol: 70. et sequentia

Nous Bourguem[ait]res, jurez, et conseil de la ville de Maeseijck à tous ceux qu’ils les p[rése]ntes lettres parviendront salut: savoir faisons que comme à nous appartien de donner suffrage pour la charge, office, et dignité d’un conseiller au conseil ordi--nair de son Altesse ser[enissi]me n[ot]re evesque, et prince de Liege, et qu’icelle charge aijant esté louablement exercé pendant plusieurs années par honoré seigneur Conrard van Der Heijden â Blisia ja Bourgem[ait]re de Liege, et du depuis par Conrard van Der [fol: 130.] Heijden â Blisia son fils moderne conseiller au dit conseil nous at esté remonstré requis, et supplié, qu’en consideration des bons services, que les dits seigneurs pere et fils, de meme leurs ancetstres, ont rendus, et de toute leure force tasché, et s’efforcé de rendre â n[ot]re Estat de cette ville en particuliere, nous vooulussions faire la grace d’accorder, et donner licence au dit conseiller moderne de se deporter de son dit office, charge, et dignité de conseiller au dit conseil ordinair en faveur de Conrard van der Heijden à Blisia son nepveu, et fils de feu le seig[neu]r Ernest van Der Heijden à Blisia en son vivant Eschevin de la souveraine justice de la cité, et Paijs de Liege en supervivante ou autrement comme le dit seigneur conseiller moderne treuvent le plus expedient, s’est il qu’aijant fait reflexion convenable sur la remonstrance, requisition, et supplication susdittes, et consideré les bons devoirs nous renduz par les dits deux seig[neu]rs pere, et fils, et autres leurs ancestres, et poussez par d’autres raisons justes, et raisonnables à ce nous mouvantes, et nous confiants pleinement dans les bonnes qualitez, preudhomie, suffisance, et capacité du predit Conrard van Der Heijden â Blisia nepveu du susdit seig[neu]r Conseillier, nous avons accordé, et donné comme par les presentes lettres donnons, et accordons au dit seig[neu]r conseillier moderne le [fol: 130.v°.] pouvoir, licence, faculté, et puissance de se deporter de son dit office, et charge de conseillier au dit conseil en faveur du dit seig[neu]r Conrard son nepveu susdit en forme de supervivance, ou autrement comme il treuvera le plus à propos autant qu’en nous est, ou peut competer au quel dit sons nepveu ce fait dez maintenant comme pour lors donnons, et conferons le d[i]t office, et Estat de conseiller au dit conseil ordinaire au dit seig[neu]r Conrard fils de feu le dit seig[neu]r Eschevin aux droits, honneurs, prerogatives, profits, et emoluments ij annexes en forme de supervivance et coadjuterie à son dit oncle ou autrement selon qu’il plairat au dit seig[neu]r conseillier son oncle en mieux disposer, et en cas arrivant la mort du dit seig[neu]r Conrard nepveu avant celle du seig[neu]r son oncle, et conseillier susdit entendons, et declarons qu’icel--luij seig[neu]r conseil[le]r moderne demeure pourveu de son dit consiliarat sans qu’il luij soit necessair en tel evenement qu’il requiert de nous nouvelle provision requerants partant Messieurs les president, et gens du dit conseil ordinaire de son A: ser[enissi]me d’accepter, et recevoir le dit seig[neu]r Conrard nepveu du predit seig[neu]r Conrard van der Heijden â Blisia conseillier moderne, et de l’installer parmij le serment, et autres

257

258

[fol: 131.] droits accostumez des maintenant comme pour lors à la charge, office, et dignité de conseillier au dit conseil en supervivance, ou autrement comme il plairat au dit conseillier son oncle ainsij qu’il est encore dit cij dessus: enfoij de quoij, et en corro--boration de verité nous avons fait depescher les presentes soub la signature de n[ot]re greff[ie]r sermenté, et impresion de n[ot]re seel aux causes de cette ville le 3. xbre 1682 signé P: ord[onan]ce de mes[sieu]rs B: Van Meeuwen secretair.

Wij Borgem[eeste]ren, ende raeden der stadt Maeseijck doen hiermede kond, alsdat tot onse ken-nisse gecome is het ouerlijden van den heer De Lieverloo tot Bemont, en gemerckt het noodigh, en tot voordeel, en welvaeren is van den staet, datter eenen anderen in desselfs plaetse als gedeputeerde der cleene landts steden gesurrogeert, en gecommitteert worde totte vergaderinghe van den lande van Luijck, en Graeffschap Loon: soo ist dat wij gebruijckende het recht, dat ons moet toecomen, soo veel in ons is, committeren, en deputeren, en voor aengenaem houden den persoon van den heer Hermannus Franciscus De Malte raedt van sijne Door[luchtig]e hoogh[eij]t genadighsten heer, en prins in sijnen leenhove tot gedeputeerden des landts steden in de voors: vergaderinghe met alle de eeren, profijten, ende emolumenten, en aengenecteerde rechten: Datum Maeseijck onder die signature van onsen vereijden secr[etar]is, en der stadts gewoonel: grooten siegel in den jaere ons heeren duijsent ses hon-[fol: 131.v°.]-dert drijentachentigh der maent xber den 8. dagh, was onderteekent, de mandato D: D: meorum B: van Meeuwen secr[etar]is.

Nous les Bourguem[ait]res, et conseil de la ville de Maeseijck Paijs, et Evesche de Liege à tous ceux qui ces presentes verront, ou lire orront salut: scavoir faisons que l’estat, et office de greffier, ou secretair de l’Estat tiers estant vacquant par la morte de feu le s[eigneu]r Dusart, et attendu la preudhomie, et capacité du s[eigneu]r Vincent du Moulin adv[oca]t, et grand Greffier de la cité de Liege d’avoir icelluij s[eigneu]r Du Moulin tant qu’en nous est conferé comme par cette luij conferons le d[i]t Estat, et office de Greffier, ou secretaire de n[ot]re Estat au profits, honneurs, et emoluments ij apartenants, en foij de quoij avons la preserve minute de collation fait expedier, et signer par n[ot]re secretaire Magistral, et ij apposer le grand seau de la ville l’an mille six cents huictante quatre du mois de Mars le 28me jour, signé par ord[onnan]ce de Mess[ieu]rs B: Van Meeuwen.

L’an 1684. du mois de maij le 8me jour pardevant moij le notaire soubescript en pre--sence des temoigns embas denommez personnellement constituté noble seig[neu]r Conrard van der Heijden â Blisia conseillier de S: A: S[erenissi]me en son conseil ordinair à Liege, [fol: 132.] le quel de sa libre, et spontaine volonté usant de sa puissance, licence, et faculté de se deporter de son office, Estat charge, et dignité de conseillier au conseil ordinaire susdit en faveur de noble seig[neu]r Conrard van der Heijden â Blisia son nepveu fils de feu le s[eigneu]r Ernest van der Heijden â Blisia en son temps eschevin de Liege, et comté de Loos l’an 1682. à leur date respe[ctive]s, s’at deporté de sa ditte charge de conseillier en faveur du dit s[eigneu]r Conrard van der Heijden â Blisia son nepveu, requerantes les d[i]tes bonnes villes de confirmer sa ditte deportation: ce at esté fait en la maison du dit s[eigneu]r conseillier située soubs la paroche de St. Severin en Liege p[rese]nts illecqz reverend seig[neu]r Noël jacqmart curé du dit St. Severin, et jean Nicolas D’oster vicaire de st. Severin tesmoigns requis, estoit signé à l’originel, Conrard van Der Heijden â Blisia conseillier Noël jacqmart curé de St. severin, et jean Nicolas D’oster vicaire de st. Severin, et soub--signé, et moij jean Reulx notaire de la v[e]n[era]ble court de Liege au premis requis, et encore signé, B: Van Meeuwen not[ari]s pub: et immat: P. cop: copiae suo originali concor--danten s[atis]f[ac]t[um]

Nous les B[ourgemait]res, jurez, et conseil de la ville de Maeseick à tous ceux qu’il appertient

259

260

salut: aijants veu l’agreement des B[ourgemait]res, et conseil de cette ville d’une survivance donnée l’an 1682., et la reposition en suitte d’icelle faitte par feu le sieur Conrard van [fol: 132.v°.] der Heijden â Blisia en faveur de son nepveu du meme nom, et fils de feu le s[eigneu]r Ernest van der Heijden â Blisia etc. ainsij qu’il appert par le present act, agreons la ditte reposition, et conferons, quant à nous est, au dit sieur Conrard â Blisia la charge, et dig--nité du conseillier au conseil ordinaire de Liege, avecqz les honneurs, prerogatiffs, et emoluments ij appartenants: en signe de quoij avons la presente fait expedier, et signer par n[ot]re secretaire serimenté, et muni du grand seau de la ville à d[i]t Maseick ce 17. de mois de maij l’an 1688; signé par ord[onnan]ce de Mess[ieu]rs B: Van Meeuwen secret: Lieu (zegel) du seau.

[fol: 133.] Uijtspraeck tot maintenu der vrijheijt deser stadts buijten borgers gedaen Door De Eed: heer Arnold De Selijs Canon[ni]k der Cathedrale tot Luijck, en Proost van Maeseijck daer toe specialijck gecommitteert

En nous acquitttant de la commission dont mesieurs du chapitre de la trés illustre Cathedrale esglise de Liege sede vacante nous ont honorè, et à nous notifiée par let--tres du secretaire en date du 25me septembre 1694. avons entendu les parties, nomme--ment le s[eigneu]r Pergens Bourgeoismaistre en Estat, et le seig[neu]r Dierna Eschevain, et ja Bour--guem[aist]re de la ville de Maeseijck partie faisants pour les communeautez d’Aldeneijck, et Heppeneert appendices, et dit communement buijtens de la susditte ville d’une partie, et le seig[neu]r Maghin Lieutenant du Chateau de Stockhem cijque envoijé par m[onsieu]r le Baron de [fol: 133.v°.] Malle Drossard du susdit office d’autre parte:Au sujet des charetes demandées, et paijées par les d[i]ts communeautez par provision pour eviter l’execution rigoreuse leurs menacées, et preste à se faire sentire, en atten--dant /: selon que portoient les reces de Mess[ieu]rs de la Cathedralle, et de l’estat :/ qu’on eusse examiné si la demande estoit juste, et legitime; declarons, que selon nostre avis appuijé sur les raisons suivantes avancées de la parte des communeautez susdittes, elles ne sont, et ne doivent etre subjectes, et obligées aux demandes susmentionnées, d’autant, que les appendences de louttes les villes du paijs nij ont esté molestées de semblable de--mande, et que celles dont est mention sont de meme nature, et condition, et qu’elles sont obligées à touttes corvuées, que la ville leurs impose, tant pourle nettoiement de la ville, qu’a esté, et est encor en partie incommodée des trigues, que les incendies ont causé, que des fossez, et chariage de tous materieaux pour reparer, et entretenir les remparts qu’on esté ruiné avec les portes de la ville par differentes, et successives nations, et [fol: 134.] trouppes estrangers, estant par aijnsij de justice, que les dittes communeautez soijent desinteressées au regard des 220. fls: b[ra]b[ants], qu’elles ont paijez par l’organe du Maghin, ce qui se devroit faire pour la restitution de la ditte somme, ou en leurs tenant à compte sur les taxes leurs demandées, que si elles sont paijées, sur celles qui se deman--dront cij aprez: fait à Opoeteren ce 12. d’octobre 1694. estoit signé Arn: P: De Selijs chanoine de Liege, et prevot de Maeseijck. lieu des armoiries (zegel) en cire rouge, embas etoit, concorde avec l’original ce que j’atteste, et etoit signé, Laur: Craghs secret[ai]re.

Approbatie van de bovenstaende Uijtspraecke

Extractum ex conclusionibus cap[itu]laribus per illustris capituli Cathedralis Leodiensis feria sexta 19. novembris 1694.

261

262

[fol: 134.v°.] Audita relatione r[evere]nd[us] adm[odum], ac per illustris domini praepositi maeseijckensis in scriptis redacta super subministratione carrorum per communitates de Aldeneijck, et Heppenert, r[everen]di adm[odi] per ill[ust]r[i]s, ac generose Domini mei illam in ea qua jacet forma probarunt, ac p[a]t[rimoni]um d[omi]num praepositum ratione muneris suscepti ad quindecim dies tempore quo abfuit pro praesente habenum esse discerunt: subsignatum, par extractum G: Schepers, einde subsignatum, Laur: Craghs secr[eta]ris s[upra]s[crip]t[um]

Vide fol: 140

Messeigneurs les Deputez des Estats aux affaires du clargé secundair de Liege, et comté de Looz

CopieLe Magistrat de Maeseijck remontra en deu respect, que le monstere des reli--gieuses de Ste Agnes la d[i]te ville demeurent refractair à contribuer dans des grosses necessitez de la ville non obstant meme qu’il ij at un traité ancien la [fol: 135.] dessus, on at pris recours au conseil privé de S: A: S: E: le quel aprez plusieurs requetes presentées de part, et d’autre, at ordonné, que les d[i]tes religieuses contri-bueroient, mais icelles ont pris recours au Nonce, et parauthoritè des juges eccle--siasticques pretendent d’eviter toutte contribution, et execution directement contre les mandements imperieaux, aijantes meme poursuivi devant Monseigneur le Nonce, aprez le traité provisionnel de bonne; raisons pour quelles le dit Magistrat espere que vos seig[neu]ries comme Deputez à ces affaires ij metteront ordre, et pour--suiveront la d[i]te cause conjoinctement avecqz les autres de la meme nature aux fraix de l’Estat, Quoij faisant etc. estoit signé H: De Haen au susd[i]t.

S’ensuit L’apostille

Messeigneurs trouvant la demande du Magistrat de Maeseijck raisonnable, declarent, que l’affaire icij mentionnée devra estre traictée avecqz les autres ce 14. aoust 1699. estoit signé par ord[onnan]ce de messeig[neu]rs H: Du Chateau, em--bas etoit, par copie conforme à l’original, et signé, L: Craghs not[ari]s pub: et immat: nec non oppidi Maeseijckensis secret: hic per cop: infidem sst.

[fol: 137.] Ordonnantie van S: C: hoogheijt tot conservatie, en bevrijinge der Moeshoven, en boomgarden omtrent dese stadt de anno 1665. den 5. september.

Het origineel hier van light in d’eeste trecklade.

Maximiliaen Henrick bij de gratie Godts aertsbisschoppe van Ceulen, Cheurvorst van het heijligh roomsch reijck, aertscancelier door Italien, van den heijligen apos--tolijcken stoel gebooren legaet, bisschoppe ende prince van Luijck, ende Hildisheijm, administrateur van Berghtisgaede, ende Stavelo, Hertogh van ouer, ende onder Beijeren, van Westphaelen, ende Hoogen Pals, Engeren, ende Bouillion, Palsgraeve van den Rhijn, Landt graeve van Luchtenbergh, Marquijs van Franchimont, Graeve van Loon, Horne, Loigne etc. aen alle de gene die dese tegenwoordige sullen voorcomen, oft hooren lesen saluijt: vertoont sijnde aen ons door de borgemeesteren, ende ma--gistraet van Maeseijck, hoe dat in de moeshoven, boomgaerden, ende andere erven [fol: 137.v°.] bij de poorten der selver stadt bij nachten gecommitteert, en bedreven wierden groot bederf, rooverijen, ende disorders, ende dat sulcx quaelijck soude connen gehindert oft geremedieert worden, ten waere, dat een ijegelijck voor sijnen interest daerop mochte letten, ende waecken, ende de handen slaen aen dusdanige roovers om in der gevanckenisse gestelt te worden, ende vervolgens publijckelijck gestraft;

263

264

alle het welck door hunlieden borgem[eeste]ren, ende magistraet aen de borgeren niet en conde geaccordeert, ofte toegestaen worden sonder onsen consent, ende voorgaenden oorlof, tot welcken eijnde die selve ons ootmoedelijck waeren biddende waeromme wij te raeden gevonden hebben te verbieden, gelijck wij verbiedende sijn mits deser seer eenstelijck aen alen, ende eenen ijegelijcken van wat staet, ofte conditie hij wesen magh te bedrijven dusdanige als voors: is dieverien, folijen, en excessen, noch in wat maniere, oft onder wat pretext het wesen mocht te gaen, oft te staen in de voors: moeshoven, boomgarden, ende erven van andere liedens, het sije bij nacht, oft bij dage op pene en amende van thien golt guldens te appliseren bij derden deelen aen den officier, den aenbrenger, en aen d’armen door ons te denomineren, ende aen-[fol: 138.] -tewijsen sonder en boven den schaede, ende interest van de geinterresseerde parthije, verstaende dat voor de misbruijcken, ende misdaeden van minderjaerige kinderen, oft die noch staen onder het gebiet, ende tutele hunder ouders, dat die selve ouders, ende mom--boirs respective daer voor sullen rechersabel sijn, ende aengesproocken worden aengaende de thijen goltguldens amende, ende door de selve authoriteijt permitteren wij, ende laeten toe aen alle eijgenaers, pachters, helders, ende besitters van de voors: hooven, boomgaerden, ende erven, hunne dienaers, knechten, domestijcken, ende gecommitteerde, ofte lasthebbers de ouertreeders van dit ons edict, ende geboth te moogen vangen, ende spannen aen den lieve, ende die op versche daet te leveren in den gevanckenisse tot wijl, ende tijt toe sij de gestatueerde amende sullen voldaen, ende betaelt hebben, beneffens den geleeden schaede aen de geinterresseerde parthijen, ende oock daerenboven gestraft arbitrairlijck, offt [fol: 138.v°.] naert verheijs van het misbruijck, ende misdaeden, ende in cas dat de quaetdoenders terwijlen men hun soude willen aentasten, ende vangen eenigh tegenweer, ende resistentie doen wilden, oft welgebruijcken eenig andere middelen om te ontcomen, ende uijt de handen der vervolgers te geraecken, ende dat ten dien opsicht sijlijden delinquanten quaemen gequetst te worden, ende in cas van resistentie met waepens quaemen doodt te blijve, soo sullen die geseijde eijgenaeren, besitters, helders, hunne dienaers, ende lasthebbers vrij liber, ende geab--solveert sijn van dusdanige quetsinge, ende doodtslaegen soo tegen, ende aengaende ons als oock wegens, ende aengaende de parthije, declareren tot desen effecte de meergemelde eijge--naers, ende andere bovengenoemt te wesen in onse salve guarde, ende bijsondere protectie wel verstaende effenwel, dat die selve niet en sullen moogen, offt connen de dienaers der stadt, ofte van de justitie, ofte andere die daer toe sullen geemploieert sijn om te waecken, [fol: 139.] ende opsicht te nemen ouer die moeshoven, oft boomgaerden etc. verswijgen, componeren, oft te trecken hijmelijck, oft oepenbaerlijck die amende, oft breucken op die voors: mis--bruijcken staende sonder eerst en vooral sulcx geadverteert te hebben aen de officiers op pene van gedurige privatie van hunne officien, ende oock thijen goltgl: amende: alsoo dan commanderen, en bevelen wij aen alle onse hooge, ende andere officieren te contribueren, en doen het devoir van hunne charge, en officie opdat niemant en contraveniere, oft ouertrede dit ons mandaet, ende op dat dit selvige coome, ende tot kennisse van eeneijgelijcken soude geraecken, ende dat niemant en hebbe eenigh pretext van onkennisse, en ignorantie ordonneren wij dat het selve sal gepubliceert, ende geaffigeert worden, ende gestelt in hoeden van weth, want alsoo beliefft het ons, gegeven in onse hooft stadt Luijck onder onsen secreten siegel den vijffden 7bris 1665. was gevidimeert Roesen v[idi]t, en on--derteijckent L: B: Tornaco. plaetse van des (zegel) princelijcken siegel op roode ostie, lager stont, B: van Meuwen secr[etar]is per copie uijt het fransch in nederlantsche taele getranslateert, ende was vorders onderteekent, Laur: Craghs oppidi Maeseijckensis secret[ari]s per cop: copiae in fidem fst. (?)

265

266

[fol: 139.v°.] Ratificatie van het omme staende mandement tot conservatie der boomgaerden, en moeshooven etc.

Son altesse serenissime Electoralle sur plaintes luij faites par les Bourguemaitres, et magistrat de sa ville de Maeseijck, que non obstant les deffenses serieuses, et penales, et notament celles du 5. 7bre 1665. portées au suett des desordres, et degats se commettants dans les jardins à herbes, d’arbres allentour de la ditte ville, les dits des--ordres seroient à present fort frequents, et estant suppliée d’ij pourvoir, sa ditte Altesse at bien voulu renouveller, et refrechir par cette les dittes deffences ordonnant qu’icelles soient inserées au pied des presentes, et publiées, et affichées convenablement, enjoignant à ses hauts, et subalternes officiers de contribuer tous les devoirs de leurs charges pour l’observance des presentes, fait au conseil de sa ditte Altesse le 14. feb: 1701. etoit vidimè, Stockhem v[idi]t, Lieu du (zegel) seel de sa ditte Altesse en hostie vermeille couvert de papier blang, plus bas estoit signé, Pasc: Le Duc pro secretario, et encore signé, Laur: Craghs secretarius per copiam in fidem fst. (

[fol: 140.] Naerdere Ratificatie Onser buijten borgeren vrijheijt:

Het origineel hier van light in d’eerste trecklade.

Siet hier fol: 148.

A son Altesse s[erenissi]me, E[lectoral]le

Les Bourguem[aitr]es, et magistrat de votre ville de Maeseijck pour exclaircissement ulterieur du droict, et privileges competantes à leurs bourgeois externs reproduisent très humblement une copie authenticque des dites privileges, par les quels il conste que les borgeois externs ne sont obligez aux Courwées pour le service de son Altesse s[erenissi]me electoralle que comme les bourgeois interns, mais qu’ils seront obligez de faire la guarde nuit, et jour dans la ville, charier, fouir, rompre les glaces, nettoier les fossez, et autres courwées pour le service de la ville, la ditte ville doit se conserver contre les insultez de la meuse par des battes, et dicques, dont les bourgeois afforains sont obligez de faire touttes les Courwées à ce necessaires, aijant l’année passée fait une nouvelle dique, les battes, et les dicques depuis l’an 1635. leurs ont consté plus de deux cent mille fl:, et si ils devroient paijer les Courwées il leurs auroit cousté la moitié d’advantage,[fol: 140.v°.] Il n’ij at pas d’autre separation, qu’au suiect de la taille, et pas autrement à raison que les Lorrains, mutins, et autres n’executeroient la ville dans les censes de ses Bourgeois externs comme ils estoient accoustumé de faire,

Pour la construction de la chartreuse on avoit obligez les bourgeois externs à ij con--courrir dans le flagrant de la guerre, mais aijant par aprez fait leurs plaintes au très illustre chapittre sede vacante, aprez une meure deliberation, et information prise, le dit très illustre chapittre at ordonné, que les bourgeois externs debroient estre disinterressez, la quelle ordonnance joinct at eu ses effects, aijants la somme paijée defalqué de la taille,

Or comme les remonstrants ont jusques icij jouij paisiblemant de leur privileges, portant V: A: S: E: est très humblement suppliée d’estre servie d’apporter du remede convenable quoij faisant, estoit signé, Lud: Dierna.

S’ensuit L’apostille

[fol: 141.] Son altesse serenissime Electoralle declare les Bourgeois externs de sa ville de Maes--eijck exempts de Corwées, ordonnant à qui il touche de s’ij conformer: fait au conseil de sa d[i]te Altesse le 3. mars 1701. estoit vidimé, Stockhem v[idi]t lieu du (zegel) seel de sa d[i]te Altesse en hostie vermeille, et plus bas estoit signé, G: M; sacrè, deinde, Laur: Craghs oppidi Maseijckensis secret: hic per copiam in fidem fst.(?)

vide eene princelijcke ord[onan]tie raakende de waepens fol: 124. raakende de buijtenie.

267

268

Requeste, en ordonnantie Aengaende de afgebrande, en deso- -late huijsplaetsen:

Messieurs les chancelier, et gens du conseil imp[eria]le du Paijs de Liege

Remontrent avec très humble respect à vos seig[neu]ries les B[ourgue]m[ait]r[e]s, et magistrat de Maes--eijck, comme quoij dans l’an 1680. la tierce de la ditte ville a estè consummée par l’in--cendie malheureusement arrivez, or comme quelques places des maisons bruslées restent sans que personne ne les at jusques icij reclammé, mais sont abandonnez, et qu’on trou--veroit les personnes qui les achepteroient pour ij bastir des maisons,

[fol: 141.v°.] Vos seigneuries sont très humblement suppliées d’estre servies d’accorder la permission aux remontrants de vendre les dittes places publicquement ad opus jus habentis, Quoij faisant

S’ensuit l’apostille

Les chancelier, et gens du conseil imperial pour la principauté de Liege parmij les affiches preallables avec un terme de 15. jours pour que les aijant interrets puissent se faire connaistre, permettant la permission de faire vendre les places tenues comme desertes, et non reclammées, reservant les prix, qui en proviendront ad opus jus habentium et qu’ils soijent mis en depost, ou assurance publicque: fait au conseil le premier febvrier 1703., estoit vidimè, Rosen v[idi]t, plus bas estoit signé, G: De Sluse, deinde Laur: Craghs oppidi Maeseijckensis secretarius hic per copiam f[abre]f[ac]t[um].

[fol: 142.] Extract uijt der stadts rolle De anno 1635. Ter vergaederinge van de heeren van de drij gelidderen op huijden den 2den meij 1635.

Is geordonneert van die voorschreve heeren naer den inhalt onser statuijt fol: 39ver waer in expresselijck staet, ende ons macht is gegeven scholtis, schepenen, borgem[eeste]ren, nieuwen, ende alden raedt om saecken die welcke streckende sijn tot eere, ende welvaert onser stadt stedigh, ende craght sullen hebben, soo ist als dat wij in die selve stauta bevon--den hebben, off ijmant van onse medeborgers waere, die wellicke eenige actie waeren instellende voor onsen raedt, ende daer ouer voor borgem[eeste]ren der stadt Luijck waer ge--appelleert om een beter leer te hebben, dat selvige sal moogen geschieden per salvo dat den selvige appellant sal stellen gulde, en silvere panden voor den cost, wellick cost naer moderatie van de heeren van drij gelidderen sijn getaxeert, off in onse [fol: 142.v°.] handen te stellen vijffthien alde golde rensche guldens, ende vijffthijen conincx daelers, ende oft saecken waere, dat die borgemeesters, offt die genige die welcke daer toe gedeputeert sijn om die selve appel ouer te draegen ende waeren vallende in handen van eenighen volleur, off andere ongemaeck, dat den selvigen appellant sal gehalden sijn alle schaede op sijnen last te hebben, onderstandt, de mandato D: D: meorum, ende was onderteekent, Laur: Craghs secret[ariu]s per extrait: fst. (?) 1710

Volght den inhoudt der apostille confirmeerende het voorstaende gegeven door sijne Doorluchtighste hoogheijt in dato den 20. meij 1745. gegeven op de suplijck ingedient van wegens de heeren Borgm[eeste]ren, en magistraet tegens s[ieu]r Anthoin Pendris als hebbende geappelleert van seeker gewijsdom door den achtb: Magistraet gedragen totten secreeten raedt van sijne opgemelde Doorluchtighste Hoogheijt:

Son Altesse serenissime ordonne, que la presente, et les extraits ij joints soient

269

270

communiquées à l’appellant poutr qu’il ait à se conformer à ce qui est du stile, et de coutume pour l’apportement des actes appellées, et montrer d’avoir fait ens huitième de l’intimation, ensemble de fournir au residu des fautes à peine de rejection: donné au conseil privé de son Altesse serenissime le 20. maij 1745, Lieu du (zegel) seel en hostie noire, etoit vidimé, comte Ingelheim, contre signé L: de Chestret.

[fol: 143.] Ordonnantie, ofte reglement van S: D: H: ouer differentien binnen dese stadt etc. de anno 1715. den 3. jan[ua]rij:

Son altesse serenissime Electorale aijant entendu le raport de ses chancelier le comte de Poutiers, et conseillier privé le Baron de Horion au suiet des differents, qui regnent actuellement dans sa bonne ville de Maeseijck entre le magistrat de la ditte ville ou deux corps d’icelluij contre les dix jurez modernes, item contre le secret[ai]re Craghs, et Bourguemaitre Goijens, et voulant retablir la paix, et l’union dans la ditte ville, declare d’avoir reglé, et terminé toutte chose dans la forme, et maniere sui--vante, en partie du grez des parties, et en partie de son authorité Principalle, scavoir, que premier, et avant tout Henri Ludolphe de Haen, et Arnold suisters ambedeux [fol: 143.v°.] bourguemaitres modernes avec Herman Matthieu Bormans, et Lambert Frederic Dierna ambedeux eschevins de Maeseijck comparoissants de la parte de la ditte ville vieux, et nouveaux magistrats declarent de renoncer à tous proces, et re--cours pris tant à Wetzelaer qu’ailleurs, confessants qu’en fait de police l’on ne peut appeller qu’à son Altesse Serenissime Elect[oral]le dans son conseil, ou à sa per--sonne meme, declarent en outre que tous ceux, qui doresnavant en cas de police auront recours à d’autres judicatures seront la meme punissables par S: A: S: E[lectoral]le selon l’exigence du cas, et comme elle le trouvera à propos,

Et pour eviter ulterieures disputes, et desunions ils viveront doresnavant les deux anciens corps les Bourguemaitres modernes, et les dix jurez en toutte amitié, et [fol: 144.] intelligence selon, et conformement à leurs statuts, et leur ancien usage,

Quand au secretaire Craeghs il sera retabli sans qu’on luij puisse faire aucun re--proche nij difficulté nouvelle dans sa charge de secretaire de la ville de Maeseijck avec les honeurs, gage, emoluments, et prerogatives,

Il ij aura un second secretaire nommé Craens, lequel servira au nouveau conseil, et le susdit Craeghs à l’assemblée des trois corps, et en l’absence de l’un il ij sera supplée par l’autre, à condition pourtant, que l’un ou l’autre d’iceux venant à mourir, il ne sera remplacé, et que dans les suittes il n’ij aura qu’un seul secretaire au gage accoutumé, tellement, que si le secretaire Craeghs vient à premourir Craens luij succe--dera, et si Craens meur le premier, ce deuxieme secretariat sera supprimè,

[fol: 144.v°.] Et comme certaines raisons ont porté S: A: S: E[lectoral]le à ordonner, que le secretaire Craeghs paijera les impots, et accises comme ses combourgeois, sa ditte Altesse serenissime Elect[ora]le declare de n’entendre point par la presente de deroger en rien à ses droits nij aux exemptions, qu’elle at accordé, et trouvera bon d’accorder aux receveurs de sa table episcopalle,

Quant au Bourguemaitre Goijens, il rentrera dans ses fonctions, et magistrature en faisant une honeteté sur ce qu’il s’en estoit separé, au moijen de tout quoij [fol: 145.] les parties seront mises hors cause, et à couvert de touttes poursuittes, et reproches,Donné au conseil de sa ditte Altesse ce 3. de janvier 1715., estoit vidimé, Poutiers v[idi]t, lieu du (zegel) seel de sa ditte Altesse en hostie rouge, et plus bas estoit signé, j: Van Hove, depuis embas etoit, de mandato D: D:, et signé, Herman Craens oppidi Maeseijckensis secretarius hic per cop[iam]in fidem fst.(?)

271

272

Naerdere ordonnantie in dato den 3. jan[ua]rij 1715. geintituleert als volght: Apostille portée sur la requeste de jacqz Raemaeckers, et Matthias Goijens

[fol: 145.v°.] Son Altesse serenissime Electoralle aijant trouvé bon de regler comme est à veoir par copie de son ordonnance de police de la ville de Maeseijck, ordonne aux suppliants de s’ij conformer à peine de se rendre sindicables en leurs propres, et privez noms: donnè au conseil de sa ditte Altesse le 3. janvier 1715., estoit signé par extrait de la copie restante à la chancellerie j: G: Sacré, embas estoit, de mandato Dominorum meorum, et signé, Herman Craens secr[etar]ius hic per cop: in fidem sst.

[fol: 146.] Son Altesse serenissime Electoralle pour raisons à elle cognues, et sur diverses remon--strances luij faittes, qu’il ne convenoit pas pour son service, nij celluij d’une ville, que le greffier, ou secretaire fust eslu bourguemaitre, ou juré d’icelle, attendu la sur--charge d’affaires, qui retombroit retomberoit sur une seule personne, ordonne, et defend à des conseilliers, et autres deputés, qui renouvelleront les magistratures nommement dans sa bonne ville de Maeseijck, de ne point choisir pour bourguemaitre, ou juré [fol: 146.v°.] aucune personne pouveu de la susditte charge, ordonnant au magistrat de la ditte ville d’enregistrer la presente, la faire observer, et tenir la main à son entiere execution fait en noistre palais à Liege le 25. janvier 1715. estoit signé joseph Clement, puis estoit vidimé Poictiers v[idi]t, au lieu du (zegel) seel de sa ditte Altesse en hostie rouge, et plus bas estoit signé, j: Van Hove, encor plus bas estoit escrit seclusion des Greffiers, ou secretairs des villes pour la magistrature, en bas, etoit, de mandato D: D:, et signé, Herman Craens oppidi Maeseijckensis secr[etar]ius hic per cop: in fidem fst. (?)

[fol: 147.] Commissie van den heer Verschuijl geexhibeert den 23. 9ber 1719. Vide de rolle van H: H: van 3. gelidderen eodem dato.

Joseph Clement par la grace de Dieu Archevecque, et prince Electeur de Cologne, Eveque, et prince de Liege etc. duc des deux Bavieres etc.

A tous ceux qui ces presentes verront salut, voulant pour la conservation, et main--tenu de nos droits, et jurisdiction pourvoir d’une personne de pruidhomie, bonne conduite, et capacité à suffisance pour pendant la minorité de noble notre très cher, et feal jean Frederic Guilliaume Baron D’oostmalle deservir la charge de Lieute--nant Gouverneur, et Drossard de Stockem vacante par la demission, qu’en à fait notre cher, et feal Michel Deltour nous avons bien voulu nous confier aux bons raports nous faits de semblables qualités en celle de notre cher aussi et feal Pierre Philippe de Verschuijl seig[neu]r de Rothem pour luij donner, et conferer, comme par cette nous luij donnons, et conferons la ditte charge aux honneurs, droits, profits, et emoluments ij apparants, voire qu’il devrat resider fixement dans le quartier de Stockem, administrer sa charge personnellement, et se conformer aux conditions nous [fol: 147.v°.] proposées par la lettre, que notre conseil privé nous a escrite le 28. du mois passé, et par nous ensuitte agréees par le reponse, que nous ij avons faite, si mandons, et commandons aux vererables, nobles nos très chers, et feaux les chan--celier, et gens de notre conseil privè, et generalement à tous nos officiers, justiciers, et sujets signament ceux du district de son office, qu’après qu’il aura presté le

273

274

serment requis, ils aijent à le reconnoitre, et tenir pour Lieutenant gouverneur, et Drossard tel que dessus, car ainsi nous plait il: donné sous notre seel secret en notre cité de Liege ce 19. d’octobre 1719. estoit vidimé, Stockhem v[idi]t Lieu du (zegel) seel de sa ditte Altesse en hostie rouge, et plus bas estoit signé, j: Van Hove, encor plus bas estoit escrit, commission de Lieutenant gouverneur, et Drossard de Stockhem pour Pierre Philippe De Verschuijl, embas etoit de mandato D: D: meorum, et signé, Herman Craens oppidi maeseijckensis secret[ari]s hic per copiam in fidem fst. (?)

[fol: 148.] Requeste, en ord[onnan]tie Raeckende d’immuniteijt der steden van het Graeffschappe van Loon etc. in de uijtschrij- -vinge van karren etc. te leveren:

A son Excellence les chancelier, et gens du conseil Imperial pour la Principauté De Liege:

copieLes bonnes villes de la comté de Looz remonstrent en deu respect, que non obstant leurs exemption immemoriel en matiere de servitudes, pionniers, et courwées, que le plat paijs at esté obligé de faire de tems en tems, quelques Lieutenants Baillijs ont depuis peu, et signament dans la derniere repartition des charettes taché de faire entrer quelques unes des dittes villes, et entre autres celles de Maeseijck, Looz, Beeringen, Herck, Bilsen, Brée, et autres, les quelles doivent avoir, et ont toujours eu la meme exemption, que les autres villes, à raison des charges particu--lieres, que les villes portent pour le bien de l’Estat, pur l’entretenence des portes, et murailles qui servont de refuge au plat paijs, et de la depence qu’elle font par leurs comparitions, et vacations aux journées d’Estat, et autres dans les quelles le plat paijs ne contribue pas,

C’est pourquoij les dittes villes supplient très humblement pour que votre Excellence, et vos, illustres seigneuries soijent servies d’ordonner aux Lieutenants Baillijs, et autres qu’il appartien de desister d’une telle nouveauté, en declarant, que les [fol: 148.v°.] villes, qui sont membres de l’estat doivent demeurer dans leurs ancienne exemption au suiect des charrettes, pionniers, et corwées, qui se demandent sur le plat paijs: Quoij faisant etc.

S’ensuit l’apostille

Son Excellence les Chancelier, et gens du conseil Imperial pour la Principauté de Liege prennant en favorable consideration les raisons contenues en la presente declarent, que les suppliants deveront jouijr des exemptions ij mentionnées, or--donnant aux Baillijs, et leurs subalternes de s’ij conformer: fait au dit con--seil ce traizieme aoust 1705., estoit vidimé à l’originel Rosen v[idi]t puijs estoient apposez les armes de sa Majesté Imperialle en hostie noire, et embas estoit signé, S: De Sluijse, embas estoit encor, par copie conforme à l’originel, puis estoit signé, j: G: sacré Greffier, et Chanceliste du dit conseil, embas etoit, concordat haec copia cum eâ qua desumpta quod attestor, et etoit signé, Laur: Craghs not[ariu]s pub[li]cus, et immat, et oppidi Maeseijckensis secretarius in fidem.

[fol: 149.] Copie van seeker reces aengaende de Geestelijcke binnen dese stadt vrijdom pretendeerende: Messeigneurs les commissaires, et Deputés du Clergé primaire,et secondaire authorisés par son Altesse pour l’Etat Ecclesiastique du paijs de Liege, et comté de Looz:

275

276

Sus plaintes des beneficiers Rusaux, et autres exempts jouissant des privi--leges du Clergé ce qui on a refusé les billets d’annoncement au Braz, ordonnent aux commis à ce suject de relaxer aux dits beneficiers, et exempts les dits billet d’annoncement, quand il constera de l’attestation du secretaire de mesdits seigneurs qu’ils paijent taxe au dit clergé, et qu’ils aijent prouvé la realité de la possession de leur benefice, et leur inscription aux regitres archidiaconaux, declarant, que quand ils auront eu adopté un lieu d’une ville, ou village, pour leur brassee pendant la saison, ils ne pourront plus annoncer, ni basser dans d’autres pendant cette meme saison, à peine, que tous ceux, qui seront decouvert d’ij avoir contrevenu seront decheus d’une [fol: 149.v°.] année de leur ditte exemption dans tous endroits de ce Paijs, et punis par d’autres peines arbitraires: donné à l’assemblée des dits eigneurs tenue au conseil privé de sa ditte Altesse le dixhuictieme janvier 1736., embas etoit mis par ordonnance de mes dits seigneurs, etoit signé, H: Stevinon, et depuis signé, H: Craens notaire publicqz, et immat: par copie in fidem subz.

Noch uijt den alden statuijt register, vuijtgeldende jaergulden der stadt gecolligiert anno 1609 ende aldoen vuijtgeldende maer nu 1766. proch dolor !

Leonart Kreeckers, dat voor was Leonart Voeten Andreae vallende vijff sonne Croenen, ende vijff Ph[ilipp]us guld:

Den seminarium van Ruremonde, dat plochten te sien die minrebroders van Ruremonde Andreae vijff golt guld:

Die kijrck van Aecken Andreae vallende vijffthien golt gulden dese rente is ge--queten door die hh[ee]ren B[orgemeeste]ren Smets en Broeckmuelen a° 1670.

Den convent van Godts weerdt tot Ruremonde Andreae vallen vijfthien golt guld:

Den convent voorß acht golt gulden ende eijn oert der selver golt gulden den golt gulden nae advenant van eijnen rijder vlalende den thienden aprilis.

Noch den selven convent eijn jaergulde acht golt gulden, ende eijn ort in vuegen voerß betaelen vallende assumptionis Mariae.

Aen die kijrck op ten nieuwen hoff tot Ruremonde vallende Andreae ses Ruremunsche guld: weerden betaelt met drije.

Aen den in geen huijs erffgenamen tot Venloe Lucie vallende dartich Venloese gulden nu Elisabeth Vogelsanck, ende weerden betaelt met Venloes gelt metLambrecht, ende m[eeste]r Matthijs Lupsen dat plocht te sien jan Lupsen, ende voor Matthijs Bex op jaersavent vallende vijff golt gulden.

Den cruijsbroederen van Ruremonde te liechtmisse vallende vijff ende twintich, ende eijnen halven horns gulden. Nota: 12. maij 1660. is dese rente verhooght om betaelt te worden met 32. guldens siet in den reg[iste]r met een witte couvertuer in de 5.e laade fol: 93.

Dionijsen van Sutendael zeliger effgenaemen vallende te liechtmisse hondert gulden.

Den executoren des testaments van heeren Martten offermans half omnium sanctorum, ende halff iersten maij honder gulden.

Den selven executoren vallende halff te liechtmisse, ende halff den iersten augusti hondert guld:

Henri Mauwel dat plocht te sien heer Herman Andreae op liechtmisse vijff ende twintich gulden vijf st[uiver]s.

Heeren johannes Puteo erffgenamen op omnium sanctorum tweende twintich gulden.

277

278

Den selven op Corstdach vijff ende viertich gulden.Den selven op liechtmisse acht ende twintich gulden.Den selven dat voor was Anna Proveners op Corstmisse viertigh gulden.

Matthijs Nessels, dat voor was Simon van Papenhoeven op alrekinder dach.

M[essieu]r jan Willem ergenamen op liechtmisse vijfftich gulden.

Elisabeth Hoeffs die weduwe Dijrck Puijtlnickx te liechtmisse honder gulden Antwerps, off brabants gelt.

Godart Bijl van Venloe op die octave van paesschen twintich Venloese gulden, ende weerden betaelt met

Rombolt Hoeffsleger erffgz van Venloe op paesschen ses golt gulden.

Herman Nessels, dat plocht te sien Peter Noetstock viertich Horns gulden vallende op Penxten.

Sopien Meijs erffgenaemen jo[ann]is Baptistae tachentich guld:

Marien van Roede erffgenamen vallende jo[ann]is Baptistae sestich gulden.Den selven erffgenamen vallende jo[ann]is Baptistae sestich gulden.

Silleken Tessers erffgenamen vallende jo[ann]is Baptistae dartich guld:

Der fabrijcken bennen Maeseijck jo[ann]is Baptistae vijff golt gulden.

Leonart Pijlmans, dat plocht te sien Thilman van Nederhoven, ende voor Matthijs van Tongerloe vallende jo[ann]is Baptistae, dat dorde deel van dartthien Angelotten.

Mattheus van Wenthuijsen eijn dordendeijl van den voerß angelotten.

Den erfgenamen johannen Lupsen z. op paesschen vijfthien golt gulden.

Margareten Soerenhoefs erffg: tot Collen op johannis Baptistae hondert gulden brabants gelt.

Den executoren des testaments heeren Arnolds van Bockholt vallende halff den junij, ende half den achden septembris hondert gulden.

Elisabeth Hoeffs, dat voor was Dionijs van Sutendael op penxten twee ende sestich, ende eijnen halffen rijxdaelre.

Heer Bernart Angeli op penxten sestich gulden.

Den heer van Hunsbroeck, dat plocht te sien Elisabeth van Bockholt op den vierthienden septembris vijftich gulden.

Der weduwe van Bertho, dat plocht te sien Gereth Michiels vallende in majo hondert, ende twintich gl: b[ra]b[ants] gelt.

Christopheren Puijtlinck op Andrae eijn ende sestich gulden twe st[uiver]s.Den selve op paesschen drij ende dartich gulden ses st[uiver]s.

johan Vogels den iersten octobris seven ende twintich guld: sesthiendenhalven stuijver.Den selven den achden februarij vijff ende vijftich gulden ellff st[uiver]s.Elisabeth Hoeffs in september drij ende tachentich, ses ende eijnen halven st[uiver]s.Op Corstmisse in onses genedichsten heeren cens van den huijsbongart ses gulden.Noch van sinte Catharinen grient ses gulden.

Den 13. junij 1636. is den borgem[eeste]r Crol gegicht in 24. gul: s’jaers vallende op st. Servaes doch 1637.Den 30. julij 1636. is den B[or]g[emeeste]r Crol noch gegicht een rente van 120. gul: vallende op st. jacops dach 1637.

279

280

Ter vergaederinghe van H: H: B[orge]m[eeste]r Stalmans, ende nieuwen raedt den 18. aug[ust]i 1714.

Op heden hebben de heeren doctoren Corstiens, ende Leeris den eedt gedaen, en die conditien van den 11. 9bre 1713. door d’achtb: heeren van drij gelidderen beraemt ende hunne op heden nochmaels voorgelesen beloeft intevolgen, en voor soo verre in hunne macht is te voltrecken, en hebben den eedt gedaen als voor ieder separatim in handen van den H[ee]r B[orge]m[eeste]r Stalmans, onderstondt, de mandato D: D: meorum, ende was onderteekent, Herman: Craens secr[etar]ius.

Ter vergaederinghe van H: H: B[orge]m[eeste]ren, en nieuwen raedt den 14. junij 1724.

Seder het afsterven van Geraerdt janssen geenen nieuwen waeger aengestalt sijnde van alle bruijn, en wit broodt soo binnen dese stadt te coop gestelt wordt. Is tot geswooren waeger aengestelt jan janssen den soon van voors: Geraert ouermits de gewoonlijcke gagie van 2. rijxd: op ‘t jaer voor dit jaer naer rato des tijdts te betaelen, waerenboven den waeger eene halfscheijt in het gecon--fiskeert broodt sal genieten, d’andere halfscheijdt aen d’armen te distribueeren, en heeft sijnen eijdt gedaen van alle foutige getrouwelijck aentebrengen bij de H: H: B[orge]m[eeste]ren voors: onderstondt, de mandato D: D: meorum, ende was onderteekent, Herman: Craens secret[ari]s.

Anno 1690. den 14. 8ber is Laurens Craeghs tot Clerck tot stuer, en hullp van stadts secr[etari]s B: van Meeuwen aengenomen, en heeft dan eedt van getrouwigheijt en verswijgingen van secrete affairen gedaen. NB: op den 29. septemb: 1691 is Craeghs voorn[oem]t absoluijte tot secr[etar]is aengenoemen onder conditien aldaer uijt--gedruckt.

1714. den 10. feb[rua]rij is tot secr[etar]is deser stadt aengenomen Herman: Craens, en heeft den gewoonelijcken eedt gedaen relaes tot de rolle.

Extract uijt de rolle van den 18. aug[ustus] 1687.

Volgens aencondinge aen die van Nederoeteren bij intimatie op den 14. deser

Ter vergaederinge van heeren scholtis, B[orge]m[eeste]ren, schepenen, nieuwen, en ouden raede den 18. aug[usti]. 1687.

Volgens d’aencondinghe aen die van Nederoeteren bij intimatie op den 14. deser gedaen deur stadts secr[etar]is als notaris sijn op heden tegen morgen beneffens de H: H: scholtis, ende B[orge]m[eeste]ren uijt den schepenstoel gedeputeert de heeren schepenen jacobi, en Dierna, uijten nieuwen raedt B[orge]m[eeste]r Bex met s[ieu]r van Hooff en uijt den ouden raedt B[orge]m[eeste]r Stalmans, en Willem Kals om die limijt scheijdinghe tusschen dese stadt, en dito gemeijnte van Neeroeteren, alsmede die tusschen Ophoven, ende dese stadt conform d’aen--seggen der selver gemeente op den 13. deser geschiet bij te woonen, ende te helpen doen.

Visitatie 19. aug[usti] 1687.

Volgens ordonnantie, ende deputatie de data Hesterna is die visitatie

281

282

voortgeseth bij de heeren gedeputeerdens, ende ten eersten tusschen Ophoven, en Maeseijck aen Garellen ten ouerstaen, en in’t bijwesen van die principaelste der gemeenten van dito Ophoven schuijns tegen ouer ‘t huijs walborgh in Odenhevens erve toebehoorende etc. Grimmonts kinderen gevonden eenen grooten steenen landtpal.

2den eenen steenen pael op de hooghte des velts g[enoem]t den landtpael liggende in de hierbaen reg[eno]ten de j[ufrou]we wed[uw]e B[orge]m[eeste]r Bormans, zal[ige]r, en Stas de Breamont hinc inde respe[ectivelijke]

3den is een plaets genoteert in plaets van paele tusschen B[orge]m[eeste]r Lenssen, ende des cap[itei]ns Reijner Reijners resp[ectiev]e erven, alwaer eenen boom gestaen soude hebben eertijts g[enoem]t de Leupers eijck.

4den twee Paalen liggende derden halven voet van malkanderen in de hoeven geheeten huijskens heijde ofte breije vennen gehoorende onder Molshoff waervan den cleijnsten noordtwaert liggende,

5den aen d’Aerbrugghe staet een oude eijcke wijsende langs, en door groot cloosters erve recht naer het gremelsloo,

6den wederom eenen eijckenboom staende op B[orge]m[eeste]r Bex hoeve wijsende te rugge op des voorß 5de merck des paels die oude eijck, te weten voor hooft naer het Gremelsloer waert Corst Stijvers, en Horcx erve neffens malcanderen,

7den Eene koele tusschen Horcx camp onder Maeseijck gehoorende, ende hetmiddelsen gehoorende bij Stevijvers hoff onder Ophoven lopende dese koeletot aen de Giemelsloer straet, en op d’anderen kandt wederomme beginnende loopt langhs een engh straetien dat bij ophoven gehoort regelrecht naer het Broeck continueerende alsoo voorts tusschen het eijcker broeck, en den Meijer Ophover jurisdictie, en dan keerende van den Meijer naer den hesschen graeff aen welckx eijnde dito graeve daer gen[aem]t den ouden grave ter lincker kandt deur die heijde tusschen ‘t Nederoeterens, en ‘t Maeseijckx voorbij ‘t Uijle--broexken /: gelijck ‘t oogen schijnlijck blijckt :/ recht naer de leeghte van het broeck daer men achter die schoerbrugge daer men oock langhe streecken op die drooghte van dito opgeworpen grave siet tot aen de beeke toe.

Extract uijt de rolle van den 6. 9bre 1688. Bij vergaderinghe van heeren van 3. geledderen den 6. 9bre 1688.

Hebben de heeren B[orge]m[eeste]r Stalmans met de heeren schepenen Dierna, en Claessens junior hun rapport gedaen aengaende het stellen van eenen nieuwen steenen pael, den welcken op den 4. deser geleijt is in het Ophover velt aen de Leupers eijcke ten ouerstaen van de heele justitie van Ophoven, en van daer voortgaende naer onolo bemden hebben daer gevonden in den grave eenen steen op die linie tusschen den Valentijn, ende heijcemp, maer neit voor pael erkent, en doenmaels wierde van Rut Slegers gerichtsbode in de presentie van beijde justitien gedeclareert, dat hij van sijn vader hadde hooren seggen, dat den Valentijn stucklandts soo geheeten onder Maeseijck resorteerde, en Reijner Gielen stadthelder van Ophoven voeghden daer bij, dat het geseijde stuck erve noijt onder Ophoven geschat geweest is beloevende ‘t selve oock nimmer daer onder

283

284

te sullen doen betaelen waertegens niemandt en repliceerde.

Extract uijt de rolle van den 15. maij 1688. Ter vergaderinghe van heeren scholtis, B[orge]m[eeste]ren, schepenen, nieuwen, en ouden raede den 15. maij 1688.

Copie

Nota pro memoria staet dese advijse geregistreert.

Gevraeght sijnde off mijn heer den hooghen officier vermach inqueste halden ouer het afleggen of uijttrecken van eenighe posten langs erven geplant.

Gedraeght den advijs, dat die gemeene actie van gebroeckene, off uijtgetrockene posten is ex legae aquitiâ, ende tot extimatie L:1a L:3§.1. et L:ii. de arbo--rum furtim caesar:

Maer soodaenighe qualiteijten souden concurreren dat men crijmineelijck soude meugen procederen bij exempel hadde ijemandt dickwijls, en veele posten uijtgetrocken om te vercoopen dat soude dieverie wesen L:2 ff eodem.

Men moet dan innesien off het uijttrecken, ofte cappen is gedaen door petulantio, schade, off dieverie, anders die gemeijne peene is uwijle, ende pecuniaire. van Leeuwen census: forens: lib: 5. cap: 39. n: 13. et 14.

Den statuijt dan van Maeseijck wesende in dat punct oock gelimiteert tot een cijvile amende,

Ende des landts statuijt disponeerende, dat men niet en vermach bij inqueste procederen ten sie voor misdaet heijschende lijffstraffe, off banissement: Statut: Groisbeeck cap: 14. art: 3.

Soo en can ouer het affcappen van posten geen inqueste gehouden worden, ten zie datter een crimineele circumstantie daer bij was militerende, was onderteekent onder correctie De Malt, ter sijden stondt, voor advijs eenen ducaton, vijff gulden, deinde onderteekent, B: van Meuwen secr[etar]is p[er] copiam.

285

286

Le 20. fevrier 1766. pardevant le seigneur Trefoncier comte de Borchgrave conseiller Privé de son Altesse Deputé par apostille du 6. de ce mois sont comparus le s[eignieu]r Lambert Naegels Bourguemaitre regent de la ville de Maseijck suffisament autorisé du Magistrat de la ditte ville d’une part: Le s[eignieu]r jean Guilleaume Descrij procureur, partie faisant pour le s[eignieu]r Leonard Labaer, sous agreation de son principal de seconde part: et le s[eignieu]r Lambert joosten de troisième part: les quels comparants pour eviter toutes difficultés, et procedures sont à la mediation du dit Seigneur convenus comme s’en suit.

1. Le s[eignieu]r Nagels Bourguemaitre regent de Maseijck, autorisè comme dessus, declare au nom du Magistrat, que icelui s’est pré--cipité en ordonnant par reces du 7. janvier dernier au dit s[eignieu]r Labaer d’instituer son action d’injures pardevant le dit Magistrat taxativement, ce qu’il reconnoit ne pouvoir etre exclusivement aux judicatures ordinaires du Paijs: declarant en outre de revoquer le dit reces, et de le reputer pour non arrivè: tous droits cependant du dit Magistrat entierement saufs, et ses privileges, et anciens usages, notanment la declaratoire du Serenissime Prince Maximilian Henri de glorieuse memoire en date du 18. 7bre 1664. demeurant toujours en leur entier. declarant enfin le dit Bourguemaitre Nagels, autorisè comme dessus, de resilier, voire en faveur du pre--sent accord, au droit d’amende qui pouroit competer à charge du s[eignieu]r Labaer second comparant.

2. Le s[eignieu]r Lambert joosten, troisieme comparant, declare de son cotè solemnellement d’avoir toujours reconnu, et de reconnoitre tant le s[eignieu]r Labaer second comparant que le D[emoise]lle son epouse pour gens d’honneur, de bonne fame, et reputation, et de n’avoir jamais eu dessein de les injurier ni l’un ni l’autres; retractant à cet egard ce qui pouroit lui etre echapé contre eux dans un moment mouve--ment de vivacité. Declaration, que le s[eignieu]r procureur Descrij a acceptée pour au nom, et sous ratification du s[eignieu]r Labaer son principal.

3. Le meme dit s[eignieu]r joosten promet, et s’oblige de paijer à raison des frais la somme de vingt cinqz fl[orin]s b[ra]b[ants] une fois, les quels 25. fl[orin]s ont eté la meme consignés en mains du seigneur mediateur.

287

288

4. Au moijen du premis, qui devra etre prealablement ratifié par le s[eignieu]r Labaer second comparant, les parties seront hors toutes causes, et proces, et tous frais, et depens ulterieurs resteront de part et d’autre compensès.

5. Que si, contre toute attente, la ratification du s[eignieu]r Labaer ne s’en--suivoit point, le present accord sera regardè comme nul, et non arrivè, et les dits s[eignieu]rs Labaer, et joosten, second, et troisième comparant demeurant respectivement et entier sur tous leurs droits.

6. Sauve cependant la declaration, et revocation de la part du ma--gistrat de Maeseijck, dont à l’article premier; la quelle subsiste, et subsistera en tout evenement, et la quelle le dit s[eignieu]r Bourguemaitre Nagels au nom de son Magistrat, supplie très humblement son Altesse d’avoir pour agreable, et pour un temoignage de sa parfaite soumission.

7. Entendu toutefois, qu’en cas de non ratification de la part du s[eignieu]r Labaer, le magistrat demeurera pareillement sur ses droits à l’egard de la ditte amende, qui pouroit competer, et à la quelle /: comme dit est article premier :/ il ne resilie que pour un bien de paix, et en faveur du present accommodement.

Ainsi fait, et passé chez le dit seigneur Conseiller privè Comte de Borchgrave le jour, mois, et an que dessus: en foi de quoi les parties on signé comme s’ensuit. /: etoit signé :/ Lambertus Nagels regent borgemeester. j: G: qq. Lam--bertus joosten. /: embas etoit :/ ce que j’atteste, et depuis signé, De Chestret Conseiller secretaire de S: A.

289

290

291

292

Solvit le Bourguemaitre Nagelsfl[oreno]s 8.

293

294