10
De bakker van St. Marie? Twee post-middeleeuwse, hoefijzervormige bakkersovens van het Bolwerk te Gouda Ruurd Kok Afbeelding 1: grond- plan van de twee structuren; 1: bestra- ting; 2: hout. Inleiding Dat bodemsanering en archeologisch onderzoek kunnen samengaan, bleek in het voorjaar van 1995 op het Bolwerk in Gouda. Het Bolwerk is een terrein aan de rand van de Goudse bin- nenstad, genoemd naar een inmiddels geslecht verdedigingswerk in de Gouwe. Het terrein is vanaf de veer- tiende eeuw bebouwd geweest met achtereenvolgens een leprozenhuis, een nonnenklooster, opnieuw het le- prozenhuis, burgerlijke bewoning en tot slot een gasfabriek. Het laatste ge- bruik heeft in de bodem duidelijk spo- ren nagelaten in de vorm van veront- reiniging. Bij het verwijderen van de 1m vervuilde grond was de kans zeer groot dat ook oudere sporen zouden verdwij- nen. Om te voorkomen dat dit onge- zien gebeurde, zijn de saneringswerk- zaamheden archeologisch begeleid. 1 Het onderzoek is uitgevoerd door een project-archeoloog in dienst van de ge- meente in samenwerking met de Archeologische Vereniging Golda. Dit artikel gaat in op de interpretatie van twee op het Bolwerk gevonden hoef- ijzervormige structuren. Hoefijzervormige structuren Op het diepste niveau van de sane- ringsput, ongeveer 3 m onder maai- veld (= NAP) zijn twee hoefijzervormi- ge structuren aangetroffen. Bij het zichtbaar worden van de eerste ronde muur onder de bak van de graafmachi- ne gingen de gedachten uit naar een ronde (water)put. Eenmaal blootgelegd bleek de structuur hoefijzervormig en ontstond het vermoeden dat het om een oven zou kunnen gaan. Na de ont- dekking van een tweede vergelijkbare structuur werden de saneringswerk- zaamheden 'twee minuten' opgeschort om documentatie van de structuren mogelijk te maken. Beide bouwsels dienden verwijderd te worden, omdat ze zich immers in verontreinigde grond bevonden. Tijdens het weggra- ven van de structuren zijn helaas geen waarnemingen gedaan. De kleinste structuur bestaat uit een hoefijzer-/druppelvormige ruimte met afmetingen van 0,55 x 1,00 m binnen- werks (afbeelding 1: structuur 1). In deze ruimte zijn brandsporen waarge- nomen. De vloer bestaat uit op regel gelegde bakstenen en heeft een opper- vlak van circa 0,5 m 2 . Deze vloer loopt Westerheem oktober 1997, nr. 5

De bakker van Sint Marie. Twee postmiddeleeuwse hoefijzervormige bakkersovens van het Bolwerk te Gouda

Embed Size (px)

Citation preview

De bakker van St. Marie?Twee post-middeleeuwse, hoefijzervormigebakkersovens van het Bolwerk te GoudaRuurd Kok

Afbeelding 1: grond-

plan van de twee

structuren; 1: bestra-

ting; 2: hout.

InleidingDat bodemsanering en archeologischonderzoek kunnen samengaan, bleekin het voorjaar van 1995 op hetBolwerk in Gouda. Het Bolwerk is eenterrein aan de rand van de Goudse bin-nenstad, genoemd naar een inmiddelsgeslecht verdedigingswerk in deGouwe. Het terrein is vanaf de veer-tiende eeuw bebouwd geweest metachtereenvolgens een leprozenhuis,een nonnenklooster, opnieuw het le-prozenhuis, burgerlijke bewoning entot slot een gasfabriek. Het laatste ge-bruik heeft in de bodem duidelijk spo-ren nagelaten in de vorm van veront-reiniging. Bij het verwijderen van de

1m

vervuilde grond was de kans zeer grootdat ook oudere sporen zouden verdwij-nen. Om te voorkomen dat dit onge-zien gebeurde, zijn de saneringswerk-zaamheden archeologisch begeleid.1

Het onderzoek is uitgevoerd door eenproject-archeoloog in dienst van de ge-meente in samenwerking met deArcheologische Vereniging Golda. Ditartikel gaat in op de interpretatie vantwee op het Bolwerk gevonden hoef-ijzervormige structuren.

Hoefijzervormige structurenOp het diepste niveau van de sane-ringsput, ongeveer 3 m onder maai-veld (= NAP) zijn twee hoefijzervormi-ge structuren aangetroffen. Bij hetzichtbaar worden van de eerste rondemuur onder de bak van de graafmachi-ne gingen de gedachten uit naar eenronde (water)put. Eenmaal blootgelegdbleek de structuur hoefijzervormig enontstond het vermoeden dat het omeen oven zou kunnen gaan. Na de ont-dekking van een tweede vergelijkbarestructuur werden de saneringswerk-zaamheden 'twee minuten' opgeschortom documentatie van de structurenmogelijk te maken. Beide bouwselsdienden verwijderd te worden, omdatze zich immers in verontreinigdegrond bevonden. Tijdens het weggra-ven van de structuren zijn helaas geenwaarnemingen gedaan.De kleinste structuur bestaat uit eenhoefijzer-/druppelvormige ruimte metafmetingen van 0,55 x 1,00 m binnen-werks (afbeelding 1: structuur 1). Indeze ruimte zijn brandsporen waarge-nomen. De vloer bestaat uit op regelgelegde bakstenen en heeft een opper-vlak van circa 0,5 m2. Deze vloer loopt

Westerheem oktober 1997, nr. 5

door tot buiten de hoefijzervormigeruimte. Op de vloer lag een laag grijzeklei. De wand wordt gevormd door eenrondgaande muur van radiaal gemet-selde, taps-toelopende bakstenen (16,6x 8/7,5 x 4) m e t daar buiten tegenaaneen tweede vergelijkbare muur (17,5 x8/7,5 x 3>5/4)- De structuur is gebouwdin de hoek van een vertrek, waarbij deruimte tussen de wand en de muren isopgevuld met metselwerk. Onder dewesthoek van de buitenmuren van hetvertrek is een balk aangetroffen. Dezebalk was gefundeerd op twee houtenpalen en is geïnterpreteerd als eennoodmaatregel tegen verzakken van destructuur in westelijke richting (afbeel-ding 3).

De tweede structuur heeft een hoef-ijzervormig grondplan met afmetin-gen van 0,60 x 1,35 m binnenwerks(zie afbeelding 1: structuur 2). De vloerbestaat ook hier uit op regel gelegdebakstenen (afmetingen 18 x 8,7 x 4,4)en heeft een oppervlak van circa 0,8m2. De wand heeft een dikte van 0,60m en het rondgaande deel heeft aan de

buitenzijde vier vertandingen. In deruimte is een kalklaag met brandspo-ren waargenomen. Op de vloer lag eencirca 6 cm dikke laag zeer vette klei.Stuctuur 2 ligt buiten het vertrek waar-in structuur 1 is gebouwd en staat'koud' tegen de buitenmuur.

Gezien de vorm en de ligging van destructuren en gezien de brandsporenmoet worden gedacht aan ovens. Detwee ovens liggen haaks op elkaar metde openingen gericht op een kleineruimte van 0,90 x 1,50 m. Vanuit dezeruimte werden de ovens waarschijnlijkgevuld en leeggehaald. Oven 1 lijkt deoudste van de twee. Een aanwijzinghiervoor is dat de vloer van oven 2hoger ligt (circa 0,30 m) dan die vanoven 1. Dat oven 1 is ingebouwd enoven 2 buiten het vertrek ligt, hoeft inprincipe niets te zeggen over de ouder-dom. Geen van beide ovens is in ver-band gemetseld met de muren van hetvertrek. Ook de ligging van beide ovensten opzichte van elkaar maakt een ge-lijktijdig gebruik onwaarschijnlijk.2 De

Afbeelding 2: de twee

ovens op een haar

na gemist door een

recente heipaal;

rechts oven 1,

links oven 2 (vanuit

het zuidwesten).

Westerheem oktober 1997, nr. 5

AJbeelding y. de

reparatie onder de

westhoek van oven 1

(vanuit het zuid-

westen).

reden voor de bouw van een nieuweoven kan gezien worden in de veron-derstelde verzakking van oven i.Door de aard van het onderzoek konde bebouwing waarbij de ovens zijngevonden, niet volledig worden onder-zocht. Het gebouw achter welke deovens zijn aangetroffen, lag met devoorzijde aan een grachtje, de Verlo-renkost. Aangenomen dat de gevelwaar oven 2 tegenaan is gebouwd deachtergevel is, bedragen de afmetin-gen van het pand in deze periode circa4 x 9 m. Ten westen van oven 1 zijnhouten planken en resten van bestra-ting gevonden, die erop wijzen dat hiereen ongeveer 1 m breed steegje liep(zie afbeelding 1). In een volgende faseis het gebouw verlengd tot aan de er-achter lopende Lazarussteeg. Ook hetsteegje naast het gebouw is er in dezefase bij getrokken. De ovens zijn danmogelijk al buiten gebruik geraakt.Het is ook mogelijk dat oven 2 is aan-gelegd bij het verlengen van het pand.

Datering en interpretatieHet ontbreken van vondsten in of bijde ovens bemoeilijkt de datering en deinterpretatie. Door de afwijkende vormkunnen de bakstenen niet worden ge-dateerd. Duidelijke sporen van grotehitte-ontwikkeling, zoals versinterdebakstenen, ontbreken. De klei moet inde ovens terecht zijn gekomen nadatze in onbruik zijn geraakt en houdtdus niet direct verband met het ge-bruik. De enige vondsten die mogelijkeen aanwijzing vormen voor de func-tie, komen uit een verdwenen grachtjeop circa 10 meter afstand. In degrachtvulling zijn scherven van pijpen-potten gevonden en afval van majolica -productie zoals proenen en bisquits.3De mogelijkheid dat één van beideproducten in de gevonden ovens werdgemaakt kan echter worden uitgeslo-ten. Wat betreft de pijpenproductie isuit historische bronnen bekend dat deGoudse pijpenmakers hun pijpen inpijpenpotten lieten bakken bij potten-

Westerheem oktober 1997, nr. 5

bakkers. Bovendien is de enige inNederland opgegraven pijpenoven vaneen geheel ander type.4 Ook het bak-ken van majolica en zelfs van andereaardewerksoorten moet voor de ovensvan het Bolwerk vanwege de vormworden afgewezen.5Blijft een breed scala over aan ambach-telijke en industriële activiteiten, waar-bij verhitting en dus ovens een rolkunnen hebben gespeeld. Op basisvan een vergelijking met uit literatuurbekende, in Nederland opgegraven,ovens wordt geprobeerd te komen toteen interpretatie van de Goudse ovens.Hieronder worden diverse mogelijk-heden besproken.

Behalve kleipijpen en aardewerk wor-den ook andere kleiproducten in ovensgebakken, zoals bakstenen. Gezien degeringe omvang van de ovens kan bak-steenproductie zonder meer van dehand worden gewezen. Hiervoor wer-den veldovens gebruikt met afmetin-gen van meer dan 10 x 10 m.6 Voor hetgebruik van de ovens bij metaalbewer-king ontbreken niet alleen sporen vangrote hitte-ontwikkeling, maar ookijzerslakken. Ijzerslakken zijn in grotehoeveelheden aangetroffen bij drieveertiende-eeuwse hoefijzervormigeovens in Monnickendam, die in ver-band worden gebracht met metaalbe-werking.7

Een andere mogelijkheid vormen pro-ductieprocessen waarbij vloeistoffenwerden verhit. Een Goudse industriewaarbij verhitting van vloeistoffen eenrol speelde, was de bierbrouwerij, diein de veertiende eeuw van boven-regio-naal belang was. In Dordrecht zijn aande Tolbrugstraat ronde vloeren

opgegraven uit de late veertiendeeeuw, die worden geïnterpreteerd alsstookvloeren van een bierbrouwer.8

Een afbeelding toont een brouwernaast een ketel, die is opgehangen ineen ringvormige muur rond eenvuur.9 Voor een vijftiende-eeuwse(P)ronde ovenmet rechthoekige stook-gang uit 's-Hertogenbosch wordt even-eens gedacht aan bierbrouwerij of aanhet verven van wollen stoffen.10 Een inGouda opgegraven complex van drieronde ovens met rechthoekige stook-gangen" is zeer recentelijk op basisvan archiefonderzoek in verband ge-bracht met verven.12 Voor het verhittenvan ketels met vloeistoffen werd duseen stookplaats met ronde structuurgebruikt. De ovens van het Bolwerkzijn niet rond en bovendien is de lig-ging van oven 2 ongeschikt voor eendergelijk gebruik. Deze oven werd im-mers gestookt vanuit het vertrek, ter-wijl een eventuele ketel erbuiten moethebben gestaan. Verhitting van vloei-stoffen kan dus eveneens wordenuitgesloten als functie van de Bolwerk-ovens. Hiermee vervalt ook de moge-lijkheid dat de ovens in verband

Afbeelding 4: de

ovens uit Hasselt

(nr. 104,105 en 108;

schaal 1:200) en Tiel

(zonder schaal)

(resp. Bartels 1993,

p. 19. en Archeologie

in Tiel 1).

Westerheem oktober 1997, nr. 5

kunnen worden gebracht met de stads-vollerij, die van 1599 tot 1651 op hetBolwerk was gevestigd.

BakkersovensAls bakkersovens geïnterpreteerdehoefijzervormige structuren zijn ge-vonden in Asselt, Hasselt, Herken-bosch en Tiel (zie bijlage). De ovens inAsselt zijn gevonden bij een bak- enkoetshuis, in Hasselt in een historischbekende bakkerij, in Herkenbosch inéén van de kelders van kasteelDaelenbroeck en in Tiel in de bakkerijvan het Ceciliaklooster. De dateringvan de ovens beslaat de periode tussende vijftiende en negentiende eeuw (af-beelding 4 en bijlage). Van de ovens inHasselt, de eerste onderzochte huis-bakkerij, is het gebruik zeker, op basisvan historische bronnen.13 Voor Asseltis de interpretatie gebaseerd op de lig-ging bij het bakhuis van de Asselter-hof, verder is over deze ovens helaasweinig bekend.'4 Noch voor Tiel, nochvoor Herkenbosch wordt aangegevenwaarop de interpretatie is gebaseerd.Al eerder bleek dat de hoefijzervormniet is voorbehouden aan bakkers-ovens en evenmin blijken alle bakkers-ovens hoefijzervormig te zijn. Hetvoorkomen van zowel ronde, hoefijzer-vormige als rechthoekige ovens in debakkerij in Tiel geeft aan dat vorm enfunctie niet zonder meer zijn gerela-teerd (zie afbeelding 4). Eerder bestaatwellicht een verband tussen vorm,stooktechniek en beschikbare materia-len. Rechthoekige ovens uit Amers-foort en Groningen zijn ook als bak-kersovens geïnterpreteerd (zie bijlage).In Amersfoort berust de interpretatieop een niet nader te definiëren vettigesubstantie op de vloer en op het feitdat het beslist geen pottenbakkers-,steen- of kalkoven kon zijn.1' De Gro-ninger oven is vergeleken met een eer-der in die stad onder een keuken opge-graven oven, die als bakkersoven wasgeïnterpreteerd.16 Ronde bakkersovenszijn aangetroffen in kasteel Brederodete Santpoort.17 De ligging deels in endeels buiten de keukenmuur sluit een

gebruik als stookplaats voor ketels uit.Een in de kelder van Huis Winden-burg te Dreischor opgegraven cirkel-vormige fundering is eveneens als bak-kersoven geïnterpreteerd.18 Gezien deovereenkomsten in vorm, grootte enconstructie met de fundamenten uitDordrecht, moet hier waarschijnlijkeerder worden gedacht aan stookplaat-sen voor ketels. Voor een als brood- ofstookoven geïnterpreteerde ronde fun-dering uit de kelder van kasteel Astenvalt hierover vooralsnog geen uitsluit-sel te geven.1?1

Alhoewel de rechthoekige oven in Tieljonger is dan de andere (achttiendeeeuw), is de onderzochte groep bak-kersovens te klein om aan de vorm eenalgemeen geldend dateringscriteriumte verbinden. Bovendien zijn de hoef-ijzervormige ovens in Asselt in de ne-gentiende eeuw nog in gebruik.Tussen de verschillende typen bak-kersovens blijkt geen duidelijke ont-wikkeling aanwijsbaar te zijn.20

De interpretatie van structuren als bak-kersoven is in de aangehaalde litera-tuur nauwelijks onderbouwd. Alleenovens van uit historische bronnenbekende bakkerijen kunnen met ze-kerheid als zodanig worden geïnter-preteerd. Daarnaast vormen het ont-breken van afvalproducten en vansporen van grote hitte een aanwijzing.Ook reparaties, zoals aan oven 1,komen bij bakkersovens veelvuldigvoor.21 Oven 2 is in twee opzichten af-wijkend, omdat de wanden naar ver-houding aan de dikke kant zijn enomdat de oven geen vernauwde ope-ning heeft.22 Op basis van de gepre-senteerde parallellen kan wordengeconcludeerd dat de op het Bolwerkgevonden hoefijzervormige ovens ingebruik kunnen zijn geweest als bak-kersovens. De Goudse ovens zijn aande kleine kant vergeleken met de bak-kersovens waarvan de afmetingen be-kend zijn (Hasselt, Herkenbosch; ziebijlage).

Vorm en gebruikAfbeeldingen van bakkersovens geven

Westerheem oktober 1997, nr. 5

; • " * * : • • : ;

een indruk van de opbouw.2' In tegen-stelling tot pottenbakkersovens ken-den bakkersovens geen gescheidenbak- en stookruimten. De bakruimtewerd verhit met takkenbossen, turf ofeen andere brandstof. Hierna werd deas met een zogenaamd loet of rakelij-zer verwijderd en werd de hete ovenschoongemaakt met een dweil aan eenstok. Doordat de stenen van de bak-ruimte de hitte vasthielden, kon hetbrood in dezelfde ruimte worden ge-bakken. Het brood werd in een stook-ronde van ongeveer drie uur gebakkenbij een temperatuur tussen de 260 en270 °C.24 Het brood werd met houtenschieters in de oven geplaatst ('gescho-ten'). Het missaal dat in 1482-83 is ver-vaardigd in opdracht van het Nijmeegsbakkersgilde, bevat een miniatuurwaarop in de randversiering is te zienhoe een bakker zijn brood in de ovenschiet (afbeelding 5). De voorstellingtoont een episode uit de heiligenlegen-de van St. Audebert, patroonheiligevan de bakkers. De oven op de afbeel-ding heeft een rondgaande wand enligt achter een muur; dit komt overeenmet de in Tiel, Hasselt en Gouda aan-getroffen situatie (zie afbeelding 1 en4). Uit deze en andere afbeeldingen

blijkt dat de opening van de bakruimtezich ongeveer op heuphoogte bevond.Vaak lag onder de bakruimte een twee-de ruimte, waarin de brandstof konworden opgeslagen en die ook konfungeren als rijskast door de warmtevan de erboven gelegen oven.25 Eendergelijk ruimte is op het Bolwerk nietaangetroffen.In Hasselt is bij één van de ovens eenstandgat aangetroffen van circa 1.20 x1.80 m en een diepte van 0.80 m (af-beelding 4; nr. i n is de vloer van hetstandgat).26 Een standgat vergemakke-lijkte het schieten van het brood bijeen laaggelegen ovenopening. Ook debakker op het Bolwerk heeft zijn broodmogelijk vanuit een standgat gescho-ten. Aanwijzing hiervoor vormt het ni-veau van het steegje achter oven 1. Ditlag op ongeveer hetzelfde niveau als deovenvloeren. Aangenomen dat steegjeen ovens gelijktijdig aangelegd zijn,betekent dit dat de openingen van debakruimtes op straatniveau lagen. Deovens moeten dus vanuit een lager ge-legen ruimte zijn gevuld. De ruimtevoor de ovens is echter aan de kleinekant voor een standgat (0.90 x 1.50 m).De breedte komt weliswaar ongeveerovereen met de diepte van oven 1 en de

Afbeelding 5: een

bakker schiet zijn

brood in een oven,

afkomstig uit een

missaal dat in 1482-

83 is vervaardigd in

opdracht van het

Nijmeegs bakkers-

gilde (collectie

Museum Comman-

derie van St. Jan,

Nijmegen).

Westerheem oktober 1997, nr. 5

lengte met die van oven 2 (zie afbeel-ding 1), maar de hitte voor de ovenswas groot en de bakker moest de ruim-te hebben om de schieter te kunnendraaien. De bewegingsvrijheid wordtbeperkt door het haakse muurtje. Derelatie van het muurtje met de ovenskon niet worden onderzocht, evenminals de diepte van deze ruimte en deaanwezigheid van een trapje. Er isgeen verklaring voor het gedeeltelijkdoorlopen van de vloer van oven 1 inhet standgat. De aanwezigheid van eenstandgat kan dus niet met zekerheidworden vastgesteld. Een andere moge-lijkheid is dat de ruimte werd gebruiktals asgat bij het leeghalen van de ovenna het stoken.2?

Gezien de vorm van de structuren zalde bovenbouw van de Goudse ovensuit een koepel hebben bestaan. Kleine-re bakkersovens hadden een koepelvan leem, eventueel verstevigd metvlechtwerk; grotere ovens hadden eenkoepel van stenen in leem of van bak-stenen.2? Gezien de omvang van destructuren moet voor het Bolwerkworden gedacht aan lemen koepels.Mogelijk kan de laag vette klei, die opde vloeren van beide ovens is aange-troffen, met een lemen koepel in ver-band worden gebracht, alhoewel daneerder verbrand leem verwacht zouworden. Hoe de afvoer van de rookgas-sen was geregeld, is niet bekend.

Aan de hand van de oppervlakte van destookvloer kan iets worden gezegdover de capaciteit. De capaciteit is ver-der afhankelijk van de vorm en het ge-wicht van de broden, de mate waarinhet deeg rijst en de manier waarop debroden in de oven worden geplaatst.28

De ovens van het Bolwerk hebben eenoppervlak van ongeveer 0,5 en 0,8 m2.Uitgaande van ronde broden van 20 cmdoorsnede zouden er op de bakvloerrespectievelijk 12 en 20 broden kun-nen worden gebakken. De ovens zijnhiermee aan de kleine kant. De capaci-teit van de ovens in Hasselt werd ge-schat op 25 tot 30 broden per bakronde.

Nonnenklooster van St. MarieHet gebouw waar de ovens achterlagen, is zeer incompleet opgegravenen geeft helaas geen informatie overde aard van de bakkerij. De nabijheidvan het nonnenklooster van St. Mariesuggereert de mogelijkheid van eenkloosterbakkerij zoals in Tiel.3° De lig-ging van een bakkerij bij een kloosterkan in verband worden gebracht metéén van de Zeven Werken van Barm-hartigheid: het geven van voedsel. Hetnaleven van deze uit de Bijbel afgelei-de gedragsregels vergrootte de kans ophet bereiken van het Koninkrijk Gods.Veel uitreikingen van brood aanarmen vonden plaats via kerken ofkloosters.31

Over het klooster van St. Marie is he-laas bijzonder weinig bekend.32 Het iswaarschijnlijk rond 1428 gesticht enwerd opgeheven in 1572. Het nonnen-klooster was verbonden aan het kapit-tel van Sion dat behoorde tot de bewe-ging van de Moderne Devotie. Debeweging kenmerkte zich door eenzeer strenge beslotenheid. Het eigen-lijke kloostergebouw werd begrensddoor de eerder genoemde Lazarussteegdie achter de bakkerij liep. Langs denoordzijde van de steeg zijn de funde-ringen van de zuidvleugel van hetklooster aangetroffen.33 Uit de verkoopvan erven en gebouwen van het kloos-ter langs de Verlorenkost in 1584-86,kan worden afgeleid dat het klooster-terrein zich tot aan dit grachtje uit-strekte.34Over de inrichting van het klooster iszoals gezegd weinig bekend. Volgenseen mededeling van een oud-non uit1609 had dit klooster een 'coorenhuys,brouhuys, waschthuys, maelenhuys enmelkenhuys'.35 De aanwezigheid vanzowel een 'coorenhuys' als een'mae-lenhuys' doet vermoeden dat in St.Marie zelf brood werd gebakken.Mocht de bakkerij aan het kloosterhebben behoord, dan kunnen de ovensworden gedateerd in de periode 1428-1572. Deze datering kan helaas nietbevestigd worden door vondsten ofarchiefgegevens. De bakkerij lag

Westerheem oktober 1997, nr. 5

weliswaar buiten het kloostergebouw,maar wel op het terrein. Deze liggingkan wellicht worden verklaard uit destrenge beslotenheid van het klooster.Gezien het ontbreken van een date-ring, kan niet worden uitgesloten datde bakkerij behoorde bij de burgelijkebewoning op het kloosterterrein na deReformatie. Het archeologisch onder-zoek heeft producten opgeleverd vanverschillende ambachtslieden die zichlangs de Lazarussteeg vestigden.36 Indat geval zou op het Bolwerk een bak-kerij uit burgerlijke context zijn opge-graven: na Hasselt de tweede inNederland. Wat betreft de aard van debakkerij zijn op basis van de huidigegegevens dus twee conclusies moge-lijk: een kloosterbakkerij of een huis-bakkerij. Wellicht kan nader archiefon-derzoek uitsluitsel bieden.

ConclusieDe twee hoefijzervormige structurendie tijdens de bodemsanering van hetBolwerkterrein te Gouda zijn aange-troffen, kunnen worden geïnterpre-teerd als bakkersovens. Dit blijkt uit deovereenkomsten in vorm, grootte enconstructie met in Asselt, Hasselt,Herkenbosch en Tiel opgegraven bak-kersovens. Uit de gepresenteerde pa-rallellen blijkt dat vorm en functie vanovens niet zonder meer gerelateerdzijn. Zo zijn hoefijzervormige ovensook gebruikt voor metaalbewerking enkomen ook ronde en vierkante bakkers-ovens voor. De ligging van de ovens ende afwezigheid van vondsten en vansporen van grote hitte-ontwikkelingondersteunen de interpretatie. Voor deaard van de bakkerij bestaan twee mo-gelijkheden. Gezien de nabijheid vanhet nonnenklooster van St. Marie kanworden gedacht aan een kloosterbak-kerij. Dergelijke bakkerijen speeldeneen rol bij het uitreiken van brood aande armen. In dit geval kunnen deovens worden gedateerd in de periode1428-1572. De tweede mogelijkheid isdat het gaat om een burgerlijke bakke-rij uit de periode na de Reformatie. Opbasis van archiefonderzoek kan wel-

licht een keuze tussen beide mogelijk-heden worden gemaakt. Of het nu gaatom een kloosterbakkerij of om eenhuisbakkerij, de bodemsanering ophet Bolwerk heeft in ieder geval de eer-ste Goudse bakkersovens opgeleverd.

Woord van dankMijn hartelijke dank gaat in de eersteplaats uit naar Michiel Bartels (ROB),die de ovens als eerste herkende alsbroodovens, waardevolle literatuurver-wijzingen gaf en bovendien een eerde-re versie van dit artikel van commen-taar heeft voorzien. Verder wil ik devolgende personen graag hartelijk be-danken, 'in order of appearance':Ronald van Genabeek ('s-Hertogen-bosch) en de heer F.H. Landzaat(Schalkwijk) voorzagen mij van litera-tuur en literatuurverwijzingen; PieterMensert (Gouda) deed archiefonder-zoek naar een mogelijke relatie met devollerij en Christel van Hees (MuseumBoymans-van Beuningen) attendeerdemij op de Brood-catalogus. Tot slotgaat mijn hartelijke dank uit naar deheer G.W. Barendsen (Stichting HetWarme Land, Nederlands BakkerijMuseum, Hattem) voor zijn kritischekanttekeningen.

Gemeente GoudaAfdeling SVMPostbus 10862800 BB Gouda

Noten1 Kok 1996b.2 Mondelinge mededeling door de heer

G.W. Barendsen, Nederlands BakkerijMuseum, Hattem.

3 Kok 1996, pp. 32-37.4 Carmiggelt & Van den Eynde 1993; zie

ook Peacey 1982.5 Respectievelijk Lubberding e.a. 1985 en

Bruijn 1979; De Groot 1990.6 Hollestelle 1974, De Keyzer 1973.7 Bos 1989.8 Sarfatij 1972, pp. 623-624.9 Bloemers, Louwe Kooijmans & Sarfatij

ig8i,p. 153.10 Treling 1993.11 Akkerman, Van Veen & Zwart 1994,

pp. 42-43.12 Carlier 1997.

Westerheem oktober 1997, nr. 5

13 Bartels 1993.14 In de publicatie van deze opgraving

worden alleen de vondsten besprokendie wijzen op een Frankische curtis,Holwerda 1930.

15 Van Hoorn 1978, p. 50.16 Kortekaas & Waterbolk 1992, p. 214.17 Van Reyen 1965, pp. 71, 73.18 Renaud 1957, p. 9.19 Bartels 1994, p. 36.20 Muller 1992, p: 131.21 Bartels 1992, p. 50; 1993, p. 15.2222 Mondelinge mededeling door de heer

G.W. Barendsen, Nederlands BakkerijMuseum, Hattem.

23 Ter Molen 1983.24 Bartels 1992, p. 52.25 Ter Molen 1983, pp. 31-32; Muller 1992,

p. 133.26 Bartels 1993, p. 15.27 Mondelinge mededeling door de heer

G.W. Barendsen, Nederlands BakkerijMuseum, Hattem.

28 Idem.29 Muller 1992, p. 131.30 Bos maakt een opmerking over bakkerij-

en bij kastelen en kloosters, helaas zon-der voorbeelden van kloosterbakkerijente geven, Bos 1989, p. 51.

31 Ter Molen 1983, p. 75.32 Taal 1960, p. 38.33 Kok 1996, pp. 23-24.34 Kuipers-Verbuijs & Visschedijk z.j., p.

39-35 Taal 1960, p. 68.36 Kok 1996.

LiteratuurAkkerman, C , W. van Veen & A. Zwart,

1994. 25 jaar (amateur)archeologie inGouda, Jubileumboek n.a.v. het 2yjarig be-staan van de archeologische verenigingGolda. Gouda: archeologische verenigingGolda.

Archeologie in Tiel 1,1995. Archeologischonderzoek aan de Achterweg in Tiel.

Bartels, M., 1992. Hasselt, van Ae totZwartewater, Een uitwerking van het ar-cheologisch onderzoek in de stadskern vanHasselt, provincie Overijssel. Doctoraal-scriptie Universiteit van Amsterdam.

Bartels, M., 1993. De opgraving. In: M.Bartels, H. Clevis & F. D. Zeiler (Red.),Van huisvuil en huizen in Hasselt, opgra-vingen aan het Burg. Royerplein. Kampen:Stichting Archeologie IJssel/Vechtstreek.9-19.

Bartels, M., 1994. Het archeologisch onder-zoek van kasteel Asten: de vondsten. In:T. Maas (Red.). Geschiedenis van de heer-

lijkheid Asten. St. GeschiedschrijvingAsten. 33-44.

Bloemers, J.H.F., LP. Louwe Kooijmans &H. Sarfatij, 1981. Verleden Land, Archeolo-gische opgravingen in Nederland.Amsterdam: Meulenhoff.

Bos, J.M., 1989. A 14-th century industrialcomplex at Monnickendam (prov. NorthHolland) and the preceding events. InH.A. Heidinga & H.H. van RegterenAltena (Red.) Medemblik and Monnicken-dam, Aspects ofmedieval urbanization innorthem Holland. Amsterdam:Amsterdam University Press. 31-67.

Bruijn, A., 1979. Pottersvuren langs deVecht, aardewerk rond 1400 uit Utrecht.Langbroek: Stichting Het NederlandsGebruiksvoorwerp (= Rotterdam Papers 3).

Carlier, A.P.C., 1997. Nieuwkomers inGouda: de familie Carlier, aflevering II.Tidinge van die Goude 15.2, 43-51.

Carmiggelt, A. & G. van den Eynde, 1993.Een ijde-eeuwse tabakspijpoven in Breda.Gemeente Breda.

Groot, H., de. (Red.), 1990. Het vuurbeschouwd. Utrecht.

Hollestelle, J., 1974. Soil Marks of LateMedieval Brick Clamps at Wijk bijDuurstede. Berichten van de Rijksdienstvoor het Oudheidkundig Bodemonderzoek24,185-189.

Holwerda, J.H., 1930. Asdoa. Oudheid-kundige Mededelingen uit 's Rijksmuseumvan Oudheden te Leiden 11 (NieuweReeks), 97-108.

Hoorn, W. J., van, 1978. De oven van eenmiddeleeuwse warme bakker onder eenmuseumvloer. Flehite 10.3, 50-51.

Keyzer, L.M.J., de, 1973. Middeleeuwsesteenoven in 't Goy. Spiegel Historiael 8.1,

45-47-Kok, R.S., 1996. Vondsten uit vuile grond, ar-

cheologisch onderzoek bodemsaneringBolwerk fase I Gouda. Gouda: afdelingStadsvernieuwing, Volkshuisvesting enMonumentenzorg.

Kortekaas, G.L.C.A. & H. T. Waterbolk,1992. De opgraving. In: Broekhuizen,P.H., H. van Gangelen & K. Helfrich e.a.(Red.) Van boerenerftot bibliotheek, histo-risch bouwhistorisch en archeologisch onder-zoek van het voormalige Wolters-Noordhoff-Complex te Groningen. 181-234.Groningen: St. Monument en Materiaal.

Kuipers-Verbuijs, M. & I. Visschedijk (z.j.).Gouda, Het Bolwerk. Intern rapport ge-meente Gouda.

Lubberding, H.H.J. e.a., 1985. DeDeventer-majolica-oven. MededelingenbladNederlandse Vereniging van Vrienden vande Ceramiek, 119-120.

10Westerheem oktober 1997, nr. 5

Luys, W., 1993. Swalmen, ArcheologischeRoutes in Nederland 2. Amersfoort: Rijks-dienst voor het Oudheidkundig Bodem-onderzoek.

Molen, J.R., ter, 1983. Brood, De geschiede-nis van het brood en het broodgebruik inNederland. 's-Gravenhage: StichtingVoorlichting Brood.

Muller, U., 1992. Eine gewerbliche Backe-rei in Lübeck vom 13. bis zum 20.Jahrhundert. Ergebnisse der GrabungMühlenstrasse 65. Lübecker Schriften zurArchaologie und Kulturgeschichte 22,123-143.

Peacey, A.A., 1982. The structural develop-ment of day tobacco pipe kilns in Eng-land; a preliminary study. In: P. Davey(Ed.), The Archaeology of the Clay TobaccoPipe, VII. More Pipes and Kilns JromEngland, 3-17 (=BAR British Series 100).

Peet, J., van, 1996. Kasteel Daelenbroeckaan het zand ontrukt. Fibula 37.4,10-15.

Renaud, J.G.N., 1957. Het huisWindenburg te Dreischor. Bulletin enNieuwsbulletin van de Koninklijke Neder-landse Oudheidkundige Bond 10,1-20.

Reyen, P.E., van, 1965. Middeleeuwse kaste-len in Nederland. Bussum: Van Dishoeck(=Fibulareeks 9).

Sarfatij, H., 1972. Dordrecht, opgravingenin Hollands oudste stad 1. SpiegelHistoriael 7.11, 620-627.

Stienen J., 1994. Het archeologisch onder-zoek van kasteel Asten: de opgraving. In:T. Maas (Red.), Geschiedenis van de heer-lijkheid Asten. St. GeschiedschrijvingAsten, 23-32.

Taal, J., 1960. De Goudse kloosters in demiddeleeuwen (= Elfde Verzameling Bij-dragen Oudheidkundige Kring Die Goude).

Treling, J. R., 1993. Archeologisch onder-zoek aan de Beurdsepoort, 's-Hertogenbosch3,102-104.

Bijlage bakkersovens1. plaats; 2. vorm/afmetingen; 3. opbouw;4. bijzonderheden; 5. datering; 6. litera-tuurverwijzing

1. Amersfoort, Westsingel 50/Breestraat78

2. rechthoekig, 5 x 2 m. buitenwerks3. stookruimte met plavuizen vloer en

daarboven door koepelgewelfje afgedek-te bakruimte

4. vettige substantie op plavuizenvloer

5- iS(?)6. Van Hoorn 1978

1. Asselt2. twee hoefijzervormige funderingen3. bovenzijde aanzet koepel, binnenzijde

roetsporen5. behorend bij bak- en koetshuis dat rond

1800 is gebouwd6. Luys 1993

1. Asten, kasteel2. rond, diam. 1,50 m3. plavuizenvloer4. in keuken kasteel5- iS6. Bartels 1994, p. 36; Stienen 1994, p. 30

1. Groningen, Wolters-Noordhoff-Complex

2. rechthoekig, 2,4 x 2,6 m, vier sleuvenmin. 2,3 m

4. inpandig ingegraven5. 16/176. Kortekaas & Waterbolk 1992, pp. 213-214

1. Hasselt, Hoogstraat/Veersteeg2. drie hoefijzervormige funderingen;

meest complete: doorsnede 1.40 bin-nenwerks

3. vloer van op regel gelegde bakstenen4. 0,80 m diep standgat, dikke laag houts-

kool in oven en standgat5. 1675-17506. Bartels 1992,1993

1. Herkenbosch, kasteel Daelenbroeck2. hoefijzervormig, lengte c. 2 m4. in kelder5 . I 5 ( ? ) . •:- •

6. Van Peet 1996

1. Santpoort, kasteel Brederode2. twee ronde ovens4. ligging deels in en deels buiten keuken-

muur :5- "6. Van Reyen 1965

1. Tiel, Achterweg2. vijf ovens, drie rond inpandig; een hoef-

ijzervormig buiten achtermuur (laat 16);een rechthoekig inpandig (i8)rgeenafmetingen

4. bakkerij van klooster5- 16-186. Archeologie in Tiel 1 - - : : • :

11Westerheem oktober 1997, nr. 5