25
Informatief schrijven Les 2 – Doelgroep, schrijfdoel, structuur

Cursus informatief schrijven - college 2

Embed Size (px)

Citation preview

Informatief schrijven

Les 2 – Doelgroep, schrijfdoel, structuur

Vandaag

Dossiereisen

Doelgericht schrijven

Een goede structuur

Jullie eigen teksten

+ Iedereen heeft

redactiepartners?

Dossiereisen: drie teksten

Totaal dossier: minimaal 2000 - maximaal 3000 woorden

Inleiding

Drie teksten

> Incl. het ‘wordingsproces’

Verslag presentatie

Feedback aan redactiepartners

Reflectie en evaluatie

Denk om de opmaak van het geheel!

Dossiereisen

Eén thema, drie doelgroepen, drie tekstdoelen/media/genres

- een korte tekst (250-500 woorden):

Bijv. persbericht

- een middellange tekst (rond de 1000 woorden)

Bijv. informatief journalistiek achtergrondartikel

- een langere tekst (1000-1500 woorden)

Bijv. beleidsnota

Een tekst schrijven

1. De schrijfklus voorbereiden

2. De tekst schrijven

3. De tekst afwerken

Fasen van het schrijfproces

Tijdsbesteding

1. Oriënteren50%

2. Voorbereiden

3. Schrijven 20%

4. Herschrijven 30%

Wat ga je schrijven?

Voor wie? Met welk doel?

Doelgroep

Je inleven in je doelgroep

Tip: richting je op één persoon

Schrijfdoel schrijfstijl

1. Informeren informerend schrijven

= instructie bij apparaat, uiteenzetting over

vogelsoort etc.

2. Overtuigen wervend schrijven

= aanzetten tot koopactie, werven van donateur,

overtuigen van mening over boek etc.

3. Amuseren beeldend schrijven

= vrolijk gedicht, ontroerend verslag van een

gebeurtenis etc.

1. Informerend schrijven

Schrijfdoel: informatie geven aan de lezer.

De schrijver wil op een neutrale manier de

feiten op een rij zetten.

Objectieve teksten = zonder mening

Bijvoorbeeld: instructie bij apparaat,

uiteenzetting over vogelsoort, feitelijk

nieuwsbericht etc.

2. Wervend schrijven

Ook wel: activerend schrijven, commercieel schrijven

of conversiegericht schrijven

Conversie: omzetten van interesse naar handeling

> bij een website: van een bezoek naar het kopen van een

product

Schrijfdoel: de lezer prikkelen, overtuigen en activeren

Bijvoorbeeld: aanzetten tot koopactie, werven van donateur,

stelling verdedigen, overtuigen van mening over boek etc.

3. Beeldend schrijven

Schrijfdoel: je lezer amuseren, vermaken of

ontroeren met je tekst, over een onderwerp

dat hem of haar interesseert

Vaak in de vorm van een verhaal of column

Bijvoorbeeld: verhaal, column, vrolijk

gedicht, ontroerend verslag van een

gebeurtenis etc.

Oefening: mobiele telefoon (20 min.)

Schrijf een korte instructie voor het gebruik van jouw telefoon

voor…

1. … je buurvrouw van 80, zodat zij het apparaat kan

gebruiken.

2. … je neefje van 15.

Schrijf vervolgens een wervende tekst om je mobiele telefoon

aan hen te verkopen.

Aandachtspunten:

- Leef je in je doelgroep in.

- Welke informatie kies je en wat laat je weg?

- Hoe orden je de informatie?

Pauze (15 min.)

Goede opbouw: eerste gedegen vooranalyse

Een goed opgebouwde tekst…

leest prettig

is makkelijk te begrijpen

is goed te 'scannen‘

logische ordening

heldere ordening

aantrekkelijke ordening

Doel

genre

Publiek

Keuzes: - Inhoud - Opbouw - Stijl

Een goede structuur ontwerpen

Bepaal je thema/hoofdvraag

Bepaal subthema’s/deelvragen

Zet deze in een logische ordening

(boomstructuur/waaierschema)

Dit schema is je geraamte: de basis voor je

hoofdstuk- of paragraafindeling

Een goede structuur ontwerpen

De boomstructuur/het

waaierschema:

de basis voor je hoofdstuk- of

paragraafindeling

Voorbeeld Hermans:Fietsband plakken

Voorbereiding

Fiets omkeren

Spullen klaarleggen

Banden eraf halen

Gaatje zoeken en plakken

Etc.

Banden terugzetten

Ordeningsprincipes

Ruimtelijk ordeningsprincipe: “Hoe ziet het eruit?”

> van links naar rechts, van boven naar beneden etc.

Chronologisch ordeningsprincipe: “Wie deed wat wanneer?”

> serie gebeurtenissen, reeks handelingen etc.

Bekend - nieuw ordeningsprincipe

> van makkelijk naar moeilijk, van algemeen naar specifiek etc.

Classificerend ordeningsprincipe

> (hiërarchische) klassen, soorten, subklassen etc.

Let op:

Gebruik per niveau één indelingscriterium

Zorg voor niet-overlappende delen per niveau

De hoger gelegen niveaus zijn meestal abstracter dan lagere

niveaus

Fout voorbeeld:Cijfers

terugloop dagbladen

landelijke

avond

ochtend

ochtendkranten

Hoofdstukindeling

Hoofdstukindeling 1 Hoofdstukindeling 2 Hoofdstukindeling 3

1.1 Maatschappijvakken 2.1 Welkomstwoorden 3.1 Het gemeentehuis filmen

1.2 Logopedie 2.2 Afscheidstoespraken 3.2 Entree van de bruid opnemen

1.3 Mondhygiëne 2.3 Dankwoorden 3.3 Het ja-woord opnemen

1.4 Fysiotherapie 2.4 Speeches 3.4 Een close-up nemen

1.5 Ergotherapie 2.5 Nieuwjaarstoespraken 3.5 Vertrek van het bruidspaar filmen

2.6 Tafelredes

Hoofdstukindeling

Hoofdstukindeling 1 Hoofdstukindeling 2 Hoofdstukindeling 3

1.1 Maatschappijvakken 2.1 Welkomstwoorden 3.1 Het gemeentehuis filmen

1.2 Logopedie 2.2 Afscheidstoespraken 3.2 Entree van de bruid opnemen

1.3 Mondhygiëne 2.3 Dankwoorden 3.3 Het ja-woord opnemen

1.4 Fysiotherapie 2.4 Speeches 3.4 Een close-up nemen

1.5 Ergotherapie 2.5 Nieuwjaarstoespraken 3.5 Vertrek van het bruidspaar

filmen

2.6 Tafelredes

> hoger abstractieniveau > verzamelbegrip > lager abstractieniveau

op hoger abstractieniveau

Van globale opbouw naar gedetailleerder tekstschema

Verzamel informatie voor de beantwoording van je hoofd- en

deelvragen

Formuleer korte en bondige antwoorden (= algemene uitspraken)

Kies voor elk antwoord een geschikte uitwerking (bronnen)

Bepaal eventueel al in hoeveel alinea’s je deze uitwerkt

Maak hier een schema van

Tekstschema

NIVEAU I: Basisuitspraak =

(antwoord op hoofdvraag tekst)

AlgemeneUitspraak

Bron x:voorbeeld van …

NIVEAU 2:Algemene uitspraak =

(antwoord op deelvraag /topische

vraag)

NIVEAU 3: Uitwerking/specificeri

ng

Algemene uitspraak

Bron y:citaat mevrouw Y

over..

Soorten uitwerkingen

- Voorbeeld - Uitleg/definitie

- Tegenstelling - Vergelijking

- Verklaring (reden, oorzaak)

- Illustratie door sfeerbeeld, citaten

- Toelichting (door cijfers, feiten)

- Enzovoorts

NIVEAU I: Basisuitspraak =

(antwoord op hoofdvraag tekst)

AlgemeneUitspraak

Bron x:voorbeeld van …

NIVEAU 2:Algemene uitspraak =

(antwoord op deelvraag /topische

vraag)

NIVEAU 3: Uitwerking/specificerin

g

Algemene uitspraak

Bron y:citaat mevrouw Y over..

Doelgroep, schrijfdoel, structuur

Vragen?

Jullie eigen teksten

Ga in groepjes van drie zitten

Lees elkaars voorstel voor drie teksten

Geef feedback en suggesties

Individueel:

Maak een vooranalyse en een eerste

tekstschema voor je eerste tekst

Vraag feedback

Voor volgende week…

Nogmaals bestuderen:

- Hermans: H 1 & 2

- Braas & De Schepper: H (1,) 2

Maken:

- Vooranalyse, tekstschema en ‘kletsversie’ voor een van je drie teksten

Meenemen in tweevoud!

Doen:

- Nadenken over een idee voor je presentatie

- Voorkeursdatum? (lesweek 4,5,6 of 7)