Onderzoek uitgelicht
Jaargang 2, nr. 1 – juni 2013
Over herdenken,vieren en herinneren
> De inspiratie van Joke Hermsen
> Militaire geschiedenis: rattling good
reading
> Hoe voedselgebrek oorlog kan
veroorzaken
> Henk Becker en Tanja van der Lippe
over generatieonderzoek
ColofonJaargang 2, nr. 1, juni 2013
ISSN 2213-6177
Redactie: dr. Esther Captain, Rutger van Krieken MA
Correcties: Mieke Sobering
Eindredactie: drs. Marije Wilmink
Vormgeving: Martijn Luns, Amsterdam
Grafische productie: Roto Smeets, Utrecht
Onderzoek uitgelicht is een uitgave van het
Nationaal Comité 4 en 5 mei en verschijnt twee
keer per jaar. Bent u als professional of vrijwilliger
werkzaam in het werkveld van herdenken, vieren
en herinneren, dan is het voor uw organisatie
mogelijk om kosteloos een abonnement op
Onderzoek uitgelicht te nemen.
Neem contact op met:
Nationaal Comité 4 en 5 mei
t.a.v. Onderzoek uitgelicht
Nieuwe Prinsengracht 89
1018 VR Amsterdam
020-7183500
Copyright van de artikelen berust bij het Nationaal
Comité 4 en 5 mei en bij de betreffende auteurs.
Overname van (delen van) artikelen is
toegestaan voor niet-commercieel gebruik, mits
met bronvermelding en toezending van een
bewijsexemplaar. Op foto’s en illustraties rust
copyright. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft
getracht rechthebbenden van het fotomateriaal
op te sporen en hun toestemming te vragen voor
publicatie. Wie desondanks klachten of
bezwaren heeft in verband met auteursrecht,
portretrecht, andere rechten, persoonsgegevens
of privacy, wordt verzocht contact op te nemen
met het Nationaal Comité 4 en 5 mei.
Onderzoek uitgelicht is met plantaardige inkten
gedrukt op FSC®-gecertificeerd papier.
Bij het omslag: Tweede Wereldoorlog vanuit een
militair perspectief: Eloise J. Ellis, senior super-
visor op de montage- en reparatieafdeling op
Marinebasis Corpus Christi, Texas, VS.
Foto: Library of Congress – Howard R. Hollem.
www.4en5mei.nl
Inhoudsopgave
2 Redactioneel
Krenten uit de pap
� ARTIKELEN
10 Rechterlijke macht
Van ariërverklaring tot Guantánamo Bay
Liesbeth Zegveld >
Hoe valt te verklaren dat
95% van de leden van
de rechterlijke macht in
1940-1945 de ariër-
verklaring invulde?
16 Egodocumenten
Concentratiekampdagboeken als bron voor
zelfreflectie | Sanne Bolt > Kampdagboeken hel-
pen om jongeren te laten nadenken over wat zich
in concentratiekampen heeft afgespeeld.
22 Voedsel en oorlog
Hoe de behoefte aan eten oorlogen bepaalt
Lisette Mattaar > Voedselgebrek is niet alleen een
gevolg van oorlogen, maar ook een oorzaak.
28 Militaire geschiedenis
De Tweede Wereldoorlog in ruim 800 blad-
zijden | Piet Kamphuis > Anthony Beevor laat
zien hoe een ketting van lokale gebeurtenissen en
belangen wereldwijd het verloop van de Tweede
Wereldoorlog bepaalde.
� DE INSPIRATIE VAN…3 Joke Hermsen
Denken > Joke Hermsen over de laatste publica-
tie van de Duits-Joodse filosofe Hannah Arendt.
4 Een nieuw begin | Simone van Saarloos > Vol-
gens Hannah Arendt kunnen we het kwaad tegen-
gaan door een oefening in onafhankelijk denken.
� TWEELUIK 34 Terugblik met Henk Becker
“Mensen hebben een grote behoefte om in
termen van generaties te spreken”
Interview met socioloog Henk Becker, grondleg-
ger van het generatieonderzoek in Nederland.
40 Vooruitblik met Tanja van der Lippe
“Wij willen helder krijgen hoe jongeren hun
opvattingen over vrijheid en onvrijheid ont-
wikkelen”
De Universiteit Utrecht is onlangs begonnen met
het onderzoek ‘Vrijheid en onvrijheid door de
generaties heen’.
44 Hoe en waar werken Henk Becker en Tanja
van der Lippe?
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
1
In de tweede jaargang van Onderzoek uitgelicht gaat
de redactie verder met het uitlichten van onder-
zoeken die de professional in het veld van herden-
ken, vieren en herinneren beslist niet mag mis-
sen. Elke dag verschijnen er nieuwe boeken en rap-
porten over beleid en onderzoeksresultaten die van
belang zijn. De stapel publicaties op het bureau
hoopt zich op, net als de boeken die u in de trein
terug naar huis of ’s avonds en in het weekend nog
denkt te kunnen lezen. Tijdens de kantooruren is er
geen tijd om vakliteratuur bij te houden. Wie her-
kent deze situatie niet?
Ons streven met Onderzoek uitgelicht is om de krenten
uit de pap te halen en aan te geven wat relevante stu-
dies zijn voor het werkveld van herdenken, vieren en
herinneren. Welke inzichten kan de lezer uit een
studie halen? Waarom is een bepaald rapport nuttig
en voor wie precies? Om de lezer inspiratiebronnen
> ESTHER CAPTAIN
Krenten uit de pap
REDACTIONEEL
aan te reiken die direct bruikbaar zijn op de werkvloer,
vraagt de redactie aan auteurs om theorieën te verbin-
den met hun dagelijkse ervaringen in de praktijk. Want
de praktijk kan stukken weerbarstiger zijn dan de theo-
rie, zeker in ons soms precaire werkveld.
In het vorige nummer van Onderzoek uitgelicht introdu-
ceerden we Layar, waarmee verrijkte content aan de arti-
kelen is toegevoegd. Dat blijft een vast onderdeel van
deze uitgave, die ook online als een doorbladerbare pdf
is in te zien: www.4en5mei.nl/onderzoek/uitgelicht.
Een nieuw onderdeel dat de redactie in dit nummer intro-
duceert is ‘Kort en bondig’. Hiermee worden publicaties
op een aantal cruciale aspecten in één oogopslag geduid
– fijn voor mensen die visueel zijn ingesteld of die snel
willen beoordelen of een boek iets voor ze is of niet. We
geven in de ‘Kort en bondig’-kadertjes weer hoe een
boek of rapport ‘scoort’ op de schaal tussen breed en
specialistisch, praktisch en theoretisch, visueel versus
tekstueel. Ook geven we aan of het een dun boek is of
een dikke pil, en of het makkelijk leesbaar is (‘nacht-
kastje’) of iets om de tanden in te zetten (‘bureau’). Met
zo’n meertraps-beoordelingssysteem denken we een
mooi alternatief te geven voor de sterren die recensen-
ten tegenwoordig in vele media toekennen aan boeken
of films. Het ‘sterrensysteem’ laat immers geen ruimte
voor de diverse aspecten die een boek of rapport waar-
devol kunnen maken. Een publicatie kan met één (of
geen) ster afgeserveerd worden, terwijl deze voor een
specifieke doelgroep of op bepaalde punten wel degelijk
boeiend, nuttig en aantrekkelijk kan zijn.
Verder in dit nummer een nieuwe fotoru-
briek: De werkplek. Zelf verdeel ik mijn
werktijd in kantoordagen met hectiek en
thuiswerkdagen waarin ik onderzoek doe.
Beide werkplekken hebben een eigen bete-
kenis voor me. In De werkplek vertellen de
onderzoekers Henk Becker en Tanja van der
Lippe hoe zij zich tot hún werkplek verhou-
den. Graag hoor ik uw mening over de
twee nieuwe rubrieken via: onderzoekuit-
Foto: Suzanne Liem
Waarom is gedenken in de vorm van herin-
neringen ophalen of verhalen vertellen zo
belangrijk? Waarom mogen we het verle-
den niet de rug toekeren, maar moeten we ons
steeds opnieuw herinneren wat er gebeurd is en dit
ook telkens ‘met nieuwe ogen’ interpreteren? Al vele
jaren lees en herlees ik het werk van de Joodse filosofe
Hannah Arendt (1906-1975). Zij heeft in vrijwel al haar
boeken antwoorden op die vragen gezocht. Onlangs
verscheen er een nieuwe Nederlandse vertaling van
Denken. Het leven van de geest. Een boek dat ik ieder-
een van harte aanbeveel.
Hannah Arendt, die tijdens de Tweede Wereldoorlog via
Parijs naar New York vluchtte en daar tot haar over-
lijden in 1975 bleef wonen, heeft vaak benadrukt dat
belangrijke gebeurtenissen uit het verleden niet ver-
geten of uitgewist mogen worden, maar door elke ge-
neratie tot een nieuw, betekenisvol geheel gesmeed
moeten worden. Elke nieuwe getuigenis is als het ware
een nieuwe opdracht aan ons denken en aan onze
geest, die nooit lui achterover mag gaan leunen, maar
‘het pad van het denken telkens opnieuw moet banen’
zolang we nog beseffen ‘dat we ingevoegd zijn tussen
een oneindig verleden en een oneindige toekomst’.
De filosofe vergeleek onze denkende activiteit – denken
was voor Arendt een vorm van handelen – ook wel met
het verhaal van Homerus over Penelope, die elke nacht
ontrafelde wat ze overdag geweven had. Onze geest
mag in haar ogen nooit gemakzuchtig worden door
een specifieke waarheid definitief te omarmen. Dat is
immers het kenmerk van totalitaire regimes, die
met geweld één ideologie boven alle andere verheffen
om zo het kritische en creatieve denkvermogen van
de bevolking uit te schakelen.
In Denken beantwoordt Arendt de vraag of ons vermo-
gen om ‘goed’ van ‘verkeerd’ te onderscheiden verband
houdt met ons denkvermogen, gaandeweg met ‘ja’.
Niet omdat denken altijd
goede daden tot gevolg
heeft, maar omdat niet
nadenken vrijwel altijd
tot barbarij en geweld
leidt. Ook posttotalitaire
samenlevingen moeten
daarom waakzaam blij-
ven en ervoor zorgen dat
er voldoende gedacht en
herdacht kan worden.
Daarvoor is, naast goed
onderwijs en politieke
betrokkenheid, ook rust
nodig. Niet voor niets
begint Arendt haar stu-
die met een motto van
Cato: “Nooit actiever is
de mens dan wanneer
hij niets doet.”
Helaas ontbreekt het ons nogal eens aan die rust. Het
lukt ons soms amper om tijd in te ruimen voor meer
diepgaande reflectie. Arendt toont aan wat dit voor een
samenleving kan betekenen: vervreemding, onver-
schilligheid en egocentrisme gaan al snel de boven-
toon voeren. Denken is namelijk ook een vorm van em-
pathie, die leidt tot de kunst en de wil je te verplaat-
sen in de verhalen en standpunten van anderen. Pas
als een samenleving voldoende rust en ruimte schept
voor kritisch, creatief en empathisch denken, kan zij
waarlijk de schutspatroon van vrijheid en democratie
zijn.
Joke Hermsen is schrijfster en filosofe. Naast diverse ro-
mans publiceerde zij filosofische essaybundels als
Heimwee naar de mens (2004) en Stil de tijd (2009). In
het najaar verschijnt (N)iets ontbreekt ons, waarin zij aan-
dacht schenkt aan het denken van Hannah Arendt. Zie
ook www.jokehermsen.nl. <
De inspiratie van…Joke Hermsen: Denken
Joke Hermsen
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
2 | 3
Foto Ann
eke Hym
men
> SIMONE VAN SAARLOOS
Een nieuwbegin.
De denk-wereld van
HannahArendt
Hoe kunnen we het kwaad tegengaan?
Had een ferm ‘Nee!’ van Adolf Eichmann in
de oorlog verschil kunnen maken? Hannah
Arendt meent van wel. Voor Simone van
Saarloos is deze filosofe al jarenlang een
bron van inspiratie. Arendts laatste boek,
simpelweg Denken getiteld, biedt haar be-
langrijke inzichten in het nut en onnut van
herinneren.
Simone van Saarloos studeerde filosofie en literatuur-
wetenschap. Aan de New School in New York City
specialiseerde ze zich in het werk van Hannah Arendt.
Zij publiceerde verhalen in onder andere De Revisor en
Das Magazin, schrijft columns en recenseert literatuur
voor de Volkskrant. Foto: Thomas Huisman
INSPIRATIE
inds kort schrijf ik brieven aan een ter-
doodveroordeelde. Hij heet Melvin en komt
uit Florida. In de stad waar hij 28 jaar ge-
leden is geboren, zit hij nu gevangen. Hij
heeft broers en zussen, een moeder die hij
de ‘liefde van zijn leven’ noemt. Hij hield van school,
tot het misging.
Wat er misging? Geen idee, maar het gebeurde op zijn
22ste – toen hij net zo oud was als ik nu. Ik kan hem
googlen, wetende dat ik minimaal moord tref, want
ook in Amerika krijg je niet ‘zomaar’ de doodstraf.
Waarom ik met hem correspondeer? Omdat ik geloof
in een nieuw begin.
Ook Hannah Arendt (1906-1975) geloofde in een
nieuw begin. ‘Nataliteit’, zo noemde zij het unieke
menselijk vermogen om altijd een nieuw begin te ma-
ken en zodoende niet gedoemd te zijn tot één han-
deling of levensstijl. Juist omdat de Duits-Joodse filo-
sofe de vernietigende kracht van de Tweede Wereld-
oorlog van nabij heeft meegemaakt, is haar geloof in
de menselijke scheppingskracht gesterkt. De oorlog
liet geen enkel geloof of ideaal overeind: niemand kon
nog beweren dat het kwaad slechts sommigen was toe-
bedeeld. Het Bildungsideal, de zelfontplooiing en in-
tellectuele verrijking die Duitse intellectuelen vierden,
bleek een illusie. Het enige wat nog evident was, al-
dus Arendt, was dat mensen na de oorlog een nieuw
leven wisten op te bouwen. De wereld stopte niet, er
werden nieuwe afspraken gemaakt en hervormde sa-
menlevingsstructuren gecreëerd.
Let wel: een ‘nieuw begin’ is niet hetzelfde als vergeten
of de geschiedenis negeren. Toch zal ik Melvin niet
googlen. Hij mag en kan zijn daden niet vergeten,
maar ik kan er wel voor kiezen om niet te weten wat
hij deed. Niet dat Hannah Arendt onnadenkendheid
voorstond. Integendeel, zij vond gedachteloosheid juist
de bron van het kwaad.
Verbeeldingskracht > In 1961 verliet de Duitse Arendt
haar nieuwe thuis in New York, om vanuit Jeruzalem
verslag te doen van het proces tegen de SS’er Adolf
Eichmann. Arendts verslagen werden in The New York
Times gepubliceerd en later gebundeld onder de titel
Eichmann in Jeruzalem. De banaliteit van het kwaad.1
Wat Arendt vooral opviel, was dat Eichmann helemaal
geen monstrueus figuur was. Zijn daden waren dat
natuurlijk wel, maar zijn motieven niet. Die waren
even ondoordacht als die van een doodgewone klerk
die zijn bureaucratisch werk overijverig uitvoert.
Wat Eichmann zo gevaarlijk maakte, was zijn on-
vermogen om ‘zich het standpunt of de positie van
een ander in te denken’.
SO
nderzoek uitgelicht Nationaal C
omité 4 en 5 m
ei
4 | 5
De Duits-Joodse filosofe Hannah Arendt geloofde in het
unieke menselijke vermogen om altijd een nieuw begin te
maken. Foto: Hannah Arendt Trust
KORT EN BONDIG
breed � � � � � � � � � specialistisch
praktisch � � � � � � � � � theoretisch
visueel � � � � � � � � � tekstueel
dun boek � � � � � � � � � dikke pil
nachtkastje � � � � � � � � � bureau
Oorlogsmisdadiger Adolf Eichmann zat in 1961 tijdens zijn proces in Jeruzalem in een kogelvrije glazen kooi.
Foto: Associated Press Images
In navolging van Verlichtingsdenker Immanuel Kant be-
schouwt Arendt de verbeelding als een fundamenteel
onderdeel van het denken. Dankzij de verbeelding
kunnen we voorstellen ‘wat niet is’ en zijn we in staat
om te ontstijgen aan de gebondenheid aan ons eigen
lichaam en perspectief. Verbeeldingskracht stelt ons
in staat de consequenties van ons handelen te over-
zien en maakt emancipatie mogelijk: zonder ons voor
te stellen wat niet is, zou alles altijd hetzelfde zijn.
Het verband tussen gedachteloosheid en het kwaad
brengt Arendt tot de vraag: kan de oefening van het
denken kwaad tegengaan? Haar laatste werk Denken.
Het leven van de geest, net voltooid voor haar plotse dood
in 1975, is een uitgebreide onderzoeking van de fi-
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
6 | 7
losofische traditie en de maatschappelijke, activisti-
sche relevantie van het denken. Voor een antwoord
op de vraag of denken ons voor immoraliteit kan be-
hoeden, gaat ze te rade bij Socrates.
Innerlijke dialoog > Socrates is geen ‘wetende’, maar
een vragende denker die in dialoogvorm op onderzoek
uitgaat. Het motto van Arendts leermeester Martin
Heidegger in Denken sluit daar eveneens bij aan:
Denken leidt niet tot kennis, in tegenstelling tot de
wetenschappen.
Denken levert geen bruikbare levenswijsheid op.
Denken lost de raadsels van de wereld niet op.
Denken verleent niet onmiddellijk de macht om te
handelen.
Waar denken dan wel goed voor is? Denken is boven-
al een oefening. Door te verbeelden wat niet is en de
wereld in al haar mogelijkheden te aanschouwen (en
daartoe behoren ook het verleden, ‘wat niet meer is’,
en de toekomst, ‘wat nog niet is’), vergroten we de
flexibiliteit van onze geest en breken we tijdelijk met
de bekrompen gebondenheid aan onszelf.
Hoewel Socrates het woord ‘geweten’ niet gebruikt, snijdt
hij de morele noodzaak ervan wel aan. Ons geweten
is de stem waaraan we onze daden en gedachten toet-
sen. Arendt is een fenomenoloog en gelooft daarom
niet in een individu met a priori eigenschappen en
karaktertrekken: ieder mens ontwikkelt zich in sa-
menspraak met anderen. We voelen ons thuis in de
wereld omdat we haar gezamenlijk betekenis toe-
kennen: “Een singuliere ervaring die niet kan wor-
den gedeeld is een waan.”
Maar we moeten ons niet alleen aan anderen toetsen.
Want wanneer je alleen bent, ontstaat er ook een sa-
menspraak, maar dan met jezelf. Wij hebben, aldus
Arendt, een dualistische inborst en zijn ‘twee-in-één’.
We moeten het gesprek aangaan met die tweede stem.
Wie ’s avonds, in de donkere eenzaamheid van zijn ka-
mer, niet terugkeert naar een kritische ik, kan zichzelf
niet van het kwaad onthouden. Het ontbreekt de im-
morele mens aan innerlijke dialoog – een hartig woord-
je met jezelf kan een redding zijn. Daarom zijn her-
inneren en herdenken noodzakelijk: zonder ervarin-
gen uit het verleden en het besef dat onze daden mor-
gen nog naklinken, vergeten we het belang van kriti-
sche reflectie. In de stille minuten vinden we geen ver-
zoening, maar een verwoede dialoog met ons geweten.
Bewegende geschiedenis > Hoe kunnen we het
kwaad tegengaan? Om dat te kunnen, moeten we ons-
zelf oefenen in onafhankelijk denken, openstaan voor
contextuele invloeden zonder vast te houden aan re-
gels en zekerheden. Geschiedenis bestaat niet uit vast-
staande feiten, maar uit veranderlijke verhalen. Van-
daar dat ik Melvins daden niet google: zijn verleden
zou het heden volledig bepalen en een nieuw begin
onmogelijk maken. Ter illustratie citeert Arendt een
prachtige strofe uit De storm van Shakespeare:
Vijf vadem diep ligt je vader,
zijn gebeente is tot koraal geworden,
Deze parels waren zijn ogen.
Niets van hem gaat verloren
maar verandert op de bodem van de zee
tot iets rijks en vreemds.
Arendt raadt aan om de parels uit het verleden op te dui-
ken, maar waarschuwt voor een ‘ontmantelingstech-
niek’ die het rijke en het vreemde, de parels en het ko-
raal, zullen vernietigen. We moeten niet streven
naar volledigheid, maar de fragmenten die opduiken
uit het verleden omarmen, vertellen en hervertellen.
De Israëlische schrijver Nir Baram (1976) paste een-
zelfde geschiedsbenadering toe bij zijn roman Goe-
de mensen, die hij schreef vanuit het perspectief van
twee collaborateurs.2 Baram stuitte op kritiek omdat
hij de oorlog zou ‘gebruiken’, in plaats van deze te be-
schrijven. Toen ik hem onlangs interviewde zei hij:
“Je moet de geschiedenis niet zien als een graf: een
gedenkplaats waar je één keer per jaar kunt komen,
om dan vol ontzag een historisch verhaal te herden-
ken dat daar diep begraven ligt.” Het graf is te ge-
Wie ’s avonds, in de donkere eenzaamheid van zijn kamer, niet terugkeert naar
een kritische ik, kan zichzelf niet van het kwaad onthouden.
makzuchtig en levert ons in het heden bovendien niets
op: het is te doods. In de woorden van Baram: “Ge-
schiedenis moet niet begraven liggen, maar bewegen:
zodra uit het verleden iets komt bovendrijven, krijgt
het een nieuwe betekenis in het heden.”
Een nieuw begin, stelt Arendt, kan nooit ontstaan wan-
neer alles vaststaat en voorspelbaar is. De verhalen die
ons vormen, liggen niet in het brein besloten. Hoe-
wel hersenonderzoeker Dick Swaab met Wij zijn ons
brein een regelrechte bestseller heeft geschreven, kun-
nen we in onze zoektocht naar wat het betekent om
(moreel) mens te zijn, beter bij Arendt en haar Den-
ken te rade gaan.3 Veel meer dan het brein is de mens
een ervarend wezen met herinneringen en verbeel-
dingskracht om het leven vorm te geven.
Wanneer we de waarheid in onze neuronen leggen, ont-
nemen we onszelf de spontaniteit die ons tot men-
sen maakt. Spontaniteit staat haaks op de veilig-
heidsfetisjistische maatschappij waarin we verkeren,
maar zonder een zekere mate van onvoorspelbaarheid
zijn we slechts reproducerende machines. De dingen
die we groots en belangrijk achten in het leven – zo-
als vrijheid, liefde en autonomie – zijn niet in wetten
te vatten.
Onverwacht > De beste remedie tegen het kwaad, de
meest vruchtbare vorm van handelen, is een spontane
handeling. Een plots ‘Nee!’ van Eichmann had het ver-
schil kunnen maken. In De menselijke conditie, waar-
in Arendt haar begrip van ‘nataliteit’ uiteenzet,
spreekt Arendt van ‘vergeving’.4 Ze laat zich inspireren
door Jezus van Nazareth, die met zijn vergevings-
gezindheid het onverwachte deed. Zijn onverwachte,
ontwapenende reactie was een verrassing – en in de
verrassing ligt de mogelijkheid tot vooruitgang.
Wonderen bestaan, stelt Arendt. Niet als religieuze
kracht of bovennatuurlijk verschijnsel, maar als een
menselijke, onverwachte daad die alles anders maakt.
Denken aan ‘wat niet is’, een open blik op het verle-
den, het heden en de toekomst: het is die geestelijke
zelfoverstijging en zielsverhuizing die morele ver-
betering mogelijk maakt.
Onlangs mocht ik Melvin feliciteren: hij heeft zijn mid-
delbare schooldiploma gehaald. We hebben zijn ver-
leden nog altijd niet besproken, maar ik weet dat zijn
geschiedenis levend is, het bezoekt hem in zijn he-
den. Hij heeft gezelschap gevonden. Niet in mij, niet
in zijn medegevangenen, maar in zichzelf. Daar voert
hij een ‘twee-in-één’-gesprek en ontmoet hij zijn ge-
weten. Het leven van de geest is de enige vrijheid die
hij heeft.
“Hoelang houd je het schrijven aan Melvin vol?”, vragen
mensen mij. “Tot zijn dood?” “Geen idee”, antwoord
ik steevast. Ik blijf geloven in een nieuw begin. <
Hannah Arendt, Denken.
Het leven van de geest.
Vertaling: Dirk De Schutter
& Remi Peeters.
Zoetermeer: Uitgeverij
Klement, 2012, 304 pagina’s,
ISBN 9789086871018,
€ 29,50.
Noten
1 Hannah Arendt, Eichmann in Jeruzalem. De banaliteit van
het kwaad. Amsterdam: Atlas, 2005.
2 Nir Baram, Goede mensen. Amsterdam: De Bezige Bij,
2010.
3 Dick Swaab, Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot Alzhei-
mer. Amsterdam: Atlas Contact, 2011.
4 Hannah Arendt, De menselijke conditie. Amsterdam: Boom,
2009.
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
8 | 9
Herdenken op 4 mei en vieren op 5 mei: twee zijden van de-zelfde medaille. Beide dagen kunnen nu rekenen op een groot draagvlak. Beide dagen kennen ook een lange geschie-denis: een geschiedenis van breekbare dagen. In het boek Breekbare dagen, 4 en 5 mei door
de jaren heen, kunt u lezen over de geschiedenis van ruim 65 jaar herdenken. In het boek zijn ook de literaire 4 mei-lezingen opgenomen.Tot 21 juni is het boek Breekbare dagen in alle boekhandels te koop voor 12,50 in plaats van 15 euro.
LENTEACTIEEmotie en commotie. Herdenken en vieren, heeft u altijd al willen weten hoe 4 en 5 mei zijn ont-staan? Lees Breekbare Dagen. Nu voor 12,50 in plaats van 15 euro.
Breekbare dagen
4 EN 5 MEI DOOR DE JAREN HEEN
BON
t Op de hoogte blijven van onderzoek over herdenken, herinneren envieren? Neem kosteloos een abonnement op Onderzoek uitgelicht!
Ik wil graag Onderzoek uitgelicht ontvangen!
naam: q dhr. / q mevr. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
organisatie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
adres: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
postcode / woonplaats: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
telefoon: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
email: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stuur deze bon naar: Nationaal Comité 4 en 5 mei, t.a.v. Onderzoek Uitgelicht,
Nieuwe Prinsengracht 89, 1018 VR Amsterdam.
U kunt uw aanmelding en persoonlijke gegevens ook mailen naar: [email protected]
!
> LIESBETH ZEGVELD
De kwets-baarheidvan onsrechts-
systeem
Bijna 98% van de ambtenaren op het minis-
terie van Justitie vulde tijdens de oorlog de
ariërverklaring in, net zoals 95% van de leden
van de rechterlijke macht. Dat kan je veroor-
delen, zoals de auteurs van De Hoge Raad en
de Tweede Wereldoorlog doen.
Liesbeth Zegveld ziet vanuit haar praktijk als
advocaat in toenemende mate dat juristen in
extreme situaties niet anders blijken te rea-
geren dan andere mensen. Bovendien bevor-
dert de Nederlandse rechtscultuur niet dat
rechters individueel verantwoordelijkheid
nemen.
Prof. dr. Liesbeth Zegveld is advocaat en bijzonder
hoogleraar ‘internationaal humanitair recht, in het
bijzonder de positie van vrouwen en kinderen ten tijde
van gewapend conflict’ aan de Universiteit Leiden.
Zij zet zich in voor oorlogsslachtoffers. In 2011 kreeg zij
de Clara Wichmann-penning voor haar inzet voor
mensenrechten. Foto: Wouter Boswinkel
RECHTERLIJKE MACHT
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
10 | 11
Op 27 oktober 1940 besloot de Hoge
Raad, het hoogste rechtscollege in ons
land, de ariërverklaring te tekenen. Dit
was de eerste antisemitische maatregel
die de Duitse bezetter invoerde. De on-
dertekening leidde tot het ontslag van de eigen Jood-
se president van de Hoge Raad, mr. Visser. Meer be-
moeienis van de bezetter met de Hoge Raad volgde.
Zo verlaagden de Duitsers de leeftijdsgrens voor rech-
ters van 70 naar 65 jaar. Daardoor konden Nederlandse
raadsheren worden ontslagen en vervangen door
Duitse. Een andere maatregel was de vrederechtspraak,
een nieuw politiek strafrecht van de NSB. De bedoe-
ling was om daarmee de politieke vrede te beschermen.
De rechtszekerheid van het volk stond daarbij voorop,
niet die van de individuele mens.1 Omdat de vrede-
rechtspraak toestond dat al afgesloten strafzaken op-
nieuw mochten worden behandeld, plaatste deze
maatregel een fundamenteel beginsel van ons straf-
recht buiten werking: het beginsel dat niemand twee
keer mag worden berecht voor hetzelfde feit (het prin-
cipe ne bis in idem). Tegen geen van deze maatrege-
len heeft de Hoge Raad openlijk geprotesteerd. Inte-
gendeel: in het toetsingsarrest bepaalde de Hoge Raad
dat het de regels van de bezetter niet kon toetsen.
Corjo Jansen en Derk Venema, beiden verbonden aan
de Radboud Universiteit Nijmegen, stelden het boek
De Hoge Raad en de Tweede Wereldoorlog, recht en rechts-
beoefening in de jaren 1930-1950 samen. Volgens Jansen
en Venema boog de Hoge Raad diep voor de Duitsers.
Te diep. Ze vragen zich af hoe het zo ver heeft kunnen
komen. De schrijvers impliceren met deze vraag dat de
Hoge Raad fout zat. Volgens de auteurs had de Hoge
Raad eerder moeten zien dat het misging en een krach-
tig tegengeluid moeten laten horen.
Dit is een hard oordeel. Is dat oordeel terecht zo hard?
Wat mogen we eigenlijk van rechters in tijd van oor-
log verwachten? En: oordelen we over onze recht-
spraak in andere oorlogssituaties ook zo hard?
Onbevangenheid > Ik geloof dat het strenge oordeel
dat Jansen en Venema vellen mogelijk is, omdat wij
een hard oordeel hebben over de Tweede Wereld-
oorlog. Tot op zekere hoogte lijkt duidelijk te zijn wie
‘goed’ en wie ‘fout’ was tijdens deze oorlog.2
Een referentiekader zo helder als de Tweede We-
reldoorlog is er zelden. Zo moet het debat over
Nederlands-Indië nog beginnen. Ik speel daarin
als advocaat een rol sinds in 2008 een groepje
slachtoffers uit het Javaanse dorpje Rawagedeh
Mr. L.E Visser was in de vroege oorlogsjaren president van
de Hoge Raad. Hij stierf in 1942 op 71-jarige leeftijd.
Foto: Beeldbank WO2 - Joods Historisch Museum
KORT EN BONDIG
breed � � � � � � � � � specialistisch
praktisch � � � � � � � � � theoretisch
visueel � � � � � � � � � tekstueel
dun boek � � � � � � � � � dikke pil
nachtkastje � � � � � � � � � bureau
De Hoge Raad zetelt in huis Huguetan aan de Lange
Voorhout. Foto: M.M. Minderhoud (CC BY-SA 3.0)
Net na de Tweede Wereldoorlog kreeg de Hoge Raad ook
kritiek te verduren. Het weekblad Vrij Nederland publiceerde
deze spotprent op 20 oktober 1945.
zich bij mij meldde. Het ging deze Indonesische
vrouwen, allen weduwen, om de volgende zaak:
in de vroege ochtend van 9 december 1947 vielen
Nederlandse militairen Rawagedeh aan. Vrijwel
alle mannen van het dorp werden ter plekke
standrechtelijk geëxecuteerd. Nadien heeft de
Nederlandse staat de zaak rond deze misdrijven,
gepleegd in Indonesië tijdens de onafhankelijk-
heidsstrijd, op geen enkel moment afgesloten
met de slachtoffers. Namens de weduwen van
deze mannen heb ik een aantal jaren geleden de
Staat der Nederlanden aangeklaagd. Op 14 sep-
tember 2011 oordeelde de rechtbank Den Haag
dat de staat aansprakelijk is voor deze moorden.
Dat de rechter dat oordeel in de Rawagedeh-zaak nu
pas geeft, 64 jaar later, is wellicht laat, maar het is ook
verklaarbaar. Wat vroeger ondenkbaar was, blijkt nu
wel mogelijk. De generatie die zelf verantwoorde-
lijkheid heeft gedragen, is binnenkort niet meer on-
der ons. We kunnen ons koloniale verleden met gro-
tere onbevangenheid verkennen. Met deze uitspraak
van de rechter gaan gesloten deuren eindelijk lang-
zaam open. Er is ruimte voor nieuwe vragen. Ande-
re slachtoffers melden zich. Het is dus nooit te laat
om een verleden af te sluiten. Het boek van Jansen
en Venema laat dat goed zien. Hun onderzoek door-
breekt het lange stilzwijgen over de houding van onze
hoogste rechters in 1940-1945.3
Srebrenica > Dat het referentiekader van de Tweede We-
reldoorlog helder lijkt te zijn, leidt ertoe dat we nog
steeds actief misdadigers uit die tijd proberen op te
sporen en te berechten. Dit staat in schril contrast met
de vervolging van misdrijven uit andere oorlogen. Een
uitzondering daargelaten, is nog nooit enige Neder-
landse militair voor oorlogsmisdaden vervolgd.4
Niet voor Srebrenica, niet voor Irak, niet voor Afgha-
nistan, niet voor Indonesië. Het is onwaarschijnlijk
dat deze situaties nimmer aanleiding hebben gege-
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
ven tot de verdenking van strafrechtelijk laakbaar op-
treden. Voormalige Nederlandse militairen die – naar
eigen zeggen – destijds in Nederlands-Indië burgers
hebben neergeschoten, doen hun verhaal gewoon aan
de keukentafel. Aangiftes die de nabestaanden van
deze burgerslachtoffers tegen deze militairen doen,
leiden niet tot actie van het Openbaar Ministerie.
Dat we ná de Tweede Wereldoorlog een collectief oor-
deel hebben over ‘goed’ en ‘fout’, betekent niet dat dat
tijdens de oorlog ook zo was. Ten tijde van oorlog be-
staat zelden een duidelijk referentiekader. De be-
oordeling van gedrag begint vaak pas na de oorlog.
Jansen en Venema stellen vast dat het succes van
Duitsland vele Nederlanders imponeerde. Dit zal voor
de leden van de Hoge Raad niet anders geweest zijn.
“Zowel de economische bloei in Duitsland als de
opleving van de Duitse juridische wetenschap in het
interbellum oefende een onmiskenbare aantrek-
kingskracht uit op de Nederlandse juristen. De Duit-
se doctrine heeft de Nederlandse rechtsbeoefening en
vermoedelijk ook de Nederlandse rechtspraak in ver-
regaande mate beïnvloed”, zo schrijven Jansen en Ve-
nema.5
Dat men zich tijdens de oorlog laat imponeren door
één partij heb ik in mijn praktijk als advocaat ook in
een geheel andere context gezien, namelijk in de
zaak Srebrenica. Het NIOD heeft in zijn rapport
over Srebrenica melding gemaakt van de bewonde-
ring van de Nederlandse militairen voor het Bos-
nisch-Servische leger en zijn strakke organisatie.6
Tegenover de moslims, die door het Nederlandse ba-
taljon beschermd moesten worden, stonden onze
militairen veel negatiever. Sommige militairen wa-
ren zelfs anti-moslim. “De moslims die ze in de en-
clave ontmoetten ‘stonken’ en ‘schooierden’, ze sta-
len, ze waren onbetrouwbaar en kwamen nooit op
tijd”, aldus een militair in het NIOD-rapport.7 Zo
blijken niet-juridische aspecten in een oorlogssitu-
atie een factor van belang te kunnen zijn.
Het geheim van de raadkamer > De auteurs van De
Hoge Raad en de Tweede Wereldoorlog hebben juridisch-
historisch onderzoek gedaan. Ze hebben geen soci-
aal-psychologische verklaringen voor de houding van
de raadsheren willen geven. Toch zijn het ook – en
misschien wel vooral – de niet-juridische factoren die
inzicht geven in het handelen van de raadsheren. Van
Mevrouw Tijeng, hier samen met dochter, kleindochter en achterkleinkinderen, klaagde als ‘weduwe van Rawagedeh’ de Staat
der Nederlanden aan wegens oorlogsmisdaden. Foto: Suzanne Liem
12 | 13
het hoogste rechtscollege had iedereen natuurlijk ge-
hoopt dat het de strijd tegen het onrecht was aange-
gaan, en dat de raadsheren een voorbeeld hadden ge-
steld. Maar onderzoek leert dat vrijwel iedereen het-
zelfde reageert op oorlog; academici en niet-academici,
juristen en niet-juristen. Ook binnen de rechterlijke
macht was de Hoge Raad geen uitzondering. Bijna
98% van de ambtenaren die onder het ministerie van
Justitie ressorteerden, vulde de ariërverklaring in. Het-
zelfde gold voor 95% van de leden van de rechterlij-
ke macht.8
Daar komt bij dat rechters niet voorop lopen in het pu-
bliekelijk ventileren van hun oordeel. Mr. Corstens,
de huidige president van de Hoge Raad, stelt vast dat
er tijdens de Duitse bezetting binnen de Hoge Raad
wel verzet was, maar nimmer publiekelijk.9Dat is een
probleem van onze rechtscultuur. Rechters treden in
Nederland weinig naar buiten. Anders dan in de Ver-
enigde Staten en het Verenigd Koninkrijk kennen wij
niet de individual legal opinions. Wij kennen het te-
genovergestelde: het geheim van de raadkamer. Dat
betekent dat het denken, handelen en beslissen van
individuele rechters voor burgers geheim blijft. Ook
zijn de motiveringen van uitspraken van rechters in
Nederland over het algemeen uiterst kort – ook
daaruit valt hun denken nauwelijks af te leiden.
Onze rechtscultuur bevordert dus niet dat rechters in-
dividueel verantwoordelijkheid nemen. Het zou goed
zijn als de rechtspraak in Nederland transparanter zou
worden. Als de rechter in normale situaties zicht-
baarder wordt, dan kunnen we ook meer van hem of
haar verwachten in abnormale situaties. Het meer naar
buiten treden, het minder collectief en anoniem ope-
reren, maakt het wegduiken in moeilijke situaties las-
De Tweede Wereldoorlog heeft ons geleerd dat ons vertrouwen in de bestendigheid
van instituties en wetten en het geweldsmonopolie van de staat niet terecht is.
Bosnische moslims op de vlucht voor het geweld in Srebrenica. Foto: Art Zamur, Gamma-Rapho via Getty Images
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
14 | 15
tiger. Waar rechters normaliter niet zichtbaar zijn, is
het wellicht niet terecht te verwachten dat zij in tij-
den van nood ineens wel zichtbaar worden en pu-
bliekelijk verantwoordelijkheid nemen.
Onterecht vertrouwen > De verdeling van de uitoe-
fening van de macht, de trias politica, betekent dat mo-
gelijkheden van de rechter om op te treden tegen on-
recht beperkt zijn. Daar staat tegenover dat ieder rechts-
stelsel beginselen van redelijkheid en billijkheid kent.
Na de Tweede Wereldoorlog zijn daar de rechten van
de mens bijgekomen. Tegen extreem onrecht kan de
rechter dus optreden. Het is met een beroep op deze
mensenrechten en de redelijkheid en billijkheid dat
ik er als advocaat voor heb kunnen zorgen dat de slacht-
offers uit Srebrenica en Rawagedeh hun recht hebben
gekregen. Ook al hebben deze tragische gebeurtenis-
sen zich inmiddels lang geleden voorgedaan, het recht
was nog altijd beschikbaar voor hen.
Tegelijkertijd kunnen slachtoffers niet het oneindige of
het onmogelijke vragen van de rechtsorde. Je kunt het
kolonialisme niet met een rechtszaak bestrijden. In
die zin kent het recht zijn grenzen. Het zou ook niet
goed zijn als slachtoffers zich zo vastbijten in het ver-
leden dat er geen toekomst meer is. De samenleving
moet op een gegeven moment verder. Maar het ge-
heel negeren van groot onrecht, wordt – gelukkig –
door de rechter veroordeeld. Toch moeten we waken
voor de gedachte dat we met goede regels nieuwe ex-
cessen kunnen voorkomen. De Tweede Wereldoor-
log heeft ons geleerd dat ons vertrouwen in de be-
stendigheid van instituties en wetten en het ge-
weldsmonopolie van de staat niet terecht is.
We hebben nu een ander referentiekader en rechts-
stelsel: het Europees Verdrag voor de Rechten van de
Mens, de Europese Unie. Maar we hebben in de Twee-
de Wereldoorlog gezien hoe snel het referentiekader
kan veranderen. Daar is maar een paar jaar voor no-
dig. Hoe zal de toekomstige generatie terugkijken op
de war on terror? Op de Amerikaanse uitleverings-
vluchten en Guantánamo Bay? Niet alleen gebeur-
tenissen in een ver verleden, maar ook deze huidige
ontwikkelingen maken duidelijk dat ons rechtssys-
teem kwetsbaar is. <
Corjo Jansen & Derk Venema
(red.), De Hoge Raad en de
Tweede Wereldoorlog. Recht
en rechtsbeoefening in de
jaren 1930-1950.
Amsterdam: Boom, 2011,
ISBN 9461059884,
€ 30,70.
Noten
1 Jansen & Venema, p.116-117.
2 Tegenover het goed/fout-schema is een tegengeluid inge-
zet. Onder andere de historici Hans Blom en Chris van der
Heijden brengen naar voren brengen dat de scheidslijnen
tijdens de oorlog diffuus waren. Hierover is een uitgebreid
debat ontstaan, maar dat heeft de rechtspraak veel minder
bereikt.
3 Zie de toespraak van mr. Corstens tijdens de presentatie
van het boek De Hoge Raad en de Tweede Wereldoorlog op
17 november 2011.
4 Een uitzondering is de Nederlandse militair Eric O. Hij
werd vervolgd wegens een schietincident in 2003 tijdens
de missie Stabilisation Force Iraq. Hierover ontstond, met
name in militaire kringen, veel commotie. Hij werd in okto-
ber 2004 vrijgesproken door de militaire kamer van de
rechtbank te Arnhem. Het gerechtshof te Arnhem bevestig-
de dit vonnis op 4 mei 2005.
5 Jansen & Venema, p. 67.
6 De psycholoog Venhovens constateerde dikwijls een aan
bewondering grenzende houding van Dutchbat ten aanzien
van uiterlijk en organisatie van het Bosnisch-Servische le-
ger. Zie het NIOD-rapport Srebrenica, een veilig gebied, deel
II: Dutchbat in de enclave Srebrenica. Amsterdam: Boom,
2002, productie 1, p. 1555.
7 Idem.
8 Sönke Neitzel & Harald Welzer, Soldaten. Over vechten, do-
den en sterven. Amsterdam: Ambo, 2011, p. 94.
9 Zie noot 3.
De foto van M.M. Minderhoud valt onder de Creative Commons-
licentie ‘Naamsvermelding - Gelijk Delen 3.0 Unported’
(zie http://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.nl).
> SANNE BOLT
Concen-tratiekamp-dagboeken
als bronvoor zelf-reflectie
Dagboeken die gevangenen bijhielden in
concentratiekampen of de herinneringen die
ze nadien op papier stelden, zijn meer dan
louter een historische bron die inzicht geeft
in wat zich in deze kampen heeft afgespeeld.
Ze bieden ook interessante aanknopings-
punten om met jongeren te praten over ac-
tuele identiteitsvragen. Dat inzicht deed San-
ne Bolt op na lezing van Bettina Siertsema’s
proefschrift over egodocumenten van con-
centratiekampgevangenen.
Sanne Bolt is educatief medewerker. Ze is werkzaam bij
Nationaal Monument Kamp Vught, waarvoor ze het
lespakket ‘Kamp Vught in de klas’ maakte. In september
2013 start ze als freelance schrijver van biografische en
educatieve teksten. Foto: Jan van de Ven
EGODOCUMENTEN
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
16 | 17
n 2007 publiceerde Bettine Siertsema haar proef-
schrift Uit de diepten. Nederlandse egodocumenten over
de nazi concentratiekampen. In datzelfde jaar pre-
senteerde ik het lespakket ‘Kamp Vught in de klas’,
bestaande uit lesbrieven, docentenhandleidingen en
films voor de basisschool en het voortgezet onderwijs.
Ik was op dat moment drie jaar werkzaam als educatief
medewerker van Nationaal Monument Kamp Vught.
Voor dit lespakket, dat elke bezoekende jeugdgroep
zou gaan voorbereiden op hun bezoek aan het voor-
malig concentratiekamp, maakte ik intensief ge-
bruik van de egodocumenten van drie Joodse meis-
jes uit Tilburg. Zij hadden alle drie over hun erva-
ringen in verschillende concentratiekampen ge-
schreven. Ik begaf me dus rechtstreeks op het terrein
van Siertsema’s proefschrift. Toch las ik het boek van
Siertsema niet en maakte ik er dus ook geen gebruik
van bij het maken van het lespakket. Nu zou ik ter ver-
dediging kunnen aanvoeren dat het daarvoor te laat
verscheen, en dat is ook waar, maar er zit ook een meer
praktische reden achter. De praktijk van een levendig
museum, waarin een kleine staf samen met een groep
vrijwilligers jaarlijks een forse bezoekersstroom ont-
vangt en daarbij ook een grote hoeveelheid aan acti-
viteiten aanbiedt, geeft weinig aanleiding om de deur
eens te sluiten en je te verdiepen in een 667 pagina’s
tellend boekwerk zoals dat van Siertsema. Stof om ’s
avonds voor het slapengaan te lezen is het ook niet,
met als gevolg dat het boek, op een enkel gebruik als
naslagwerk na, tot nog toe in mijn kast was blijven
staan.
I
In het Nationaal Monument Kamp Vught maken basisschoolleerlingen kennis met de Nederlandse kampgeschiedenis.
Foto: Paul Jespers
De vraag om dit boek en zijn relevantie voor mijn werk-
praktijk te bespreken is daarom een vorm van her-
kansing. Voor het schrijven van dit artikel heb ik me-
zelf dan ook de vraag gesteld of ik de drie egodocu-
menten achteraf gezien anders ingezet zou hebben.
Drie meisjes, één schoolklas > Eerst even iets over het
proefschrift zelf. Kort gezegd komt Siertsema’s stu-
die hierop neer: zij onderzoekt welk godsbeeld en welk
mensbeeld de schrijvers van de door haar bestudeerde
teksten hebben en welke veranderingen de kamp-
ervaringen in deze beelden veroorzaken. Voor haar
onderzoek bekeek zij alle op dat moment voor het pu-
bliek toegankelijke Nederlandse concentratiekamp-
egodocumenten vanuit een literair, moreel en theo-
logisch perspectief. Mijn interesse in haar boek gaat
vooral uit naar het morele perspectief, omdat dit voor
mijn werk – waarin het altijd gaat over de dilemma’s
van omstanders, slachtoffers, daders en helpers – het
meest relevant is.
Dan iets over de drie egodocumenten die ik voor het ma-
ken van het lespakket ‘Kamp Vught in de klas’ heb ge-
bruikt. De reden dat ik deze drie egodocumenten koos,
is dat de drie schrijfsters elkaar kenden en alle drie
een duidelijke relatie hadden met Kamp Vught.
De tas en documenten van Helga Deen, die in 1943 een maand in Kamp Vught geïnterneerd was. In juli van dat jaar werd ze in het ver-
nietigingskamp Sobibór vermoord. Foto: Nationaal Monument Kamp Vught
KORT EN BONDIG
breed � � � � � � � � � specialistisch
praktisch � � � � � � � � � theoretisch
visueel � � � � � � � � � tekstueel
dun boek � � � � � � � � � dikke pil
nachtkastje � � � � � � � � � bureau
Door hen als onderdeel van een groter sociaal verband
te presenteren – de schoolklas die hen op de een of
andere manier met elkaar verbond – zocht ik een ver-
binding met de belevingswereld van jongeren nu. Ik
gebruikte de drie egodocumenten als bron om de le-
vens van deze meisjes te schetsen in relatie tot de gro-
tere geschiedenis van Kamp Vught.
Formeel zou maar één van deze drie documenten bin-
nen de door Siertsema gebruikte afbakening (het ‘cor-
pus’) van haar proefschrift vallen, maar daarvoor ver-
scheen het nét te laat. Siertsema kon het niet meer
meenemen in haar analyse, maar wijdt er alleen een
voetnoot aan: “Het dagboek uit Vught van Helga Deen,
Dit is om nooit meer te vergeten, […] blijft daarom bui-
ten beschouwing.” De andere twee egodocumenten
die ik voor het lespakket gebruikte – de al veel eerder
verschenen memoires van Helga’s pleegzus Gerda
Nothmann, gepubliceerd als Gerda’s Story, en One who
came back van Helga’s klasgenote Anita
Mayer – vallen buiten de criteria van Siert-
sema’s analyse. Beide zijn namelijk in het
Engels geschreven en gepubliceerd. Bo-
vendien is Gerda’s Story een uitgave in eigen
beheer.
Behalve dat de door mij gebruikte egodocu-
menten niet door Siertsema besproken zijn
(wat jammer is, want ik had haar analyse
graag gelezen), zijn ze ook om andere rede-
nen niet representatief voor haar boek. Zo be-
strijkt Uit de diepten een veel breder genre dan
alleen egodocumenten van Joodse schrij-
vers. Siertsema besteedt een compleet hoofd-
stuk aan dagboeken die in de kampen zelf zijn
geschreven (een bescheiden gezelschap van
slechts tien uitgaven).1 Daarnaast gaat ze in
haar studie in op andersoortige memoires, die
ze onderverdeelt in joodse memoires, christelijke me-
moires en ‘overige memoires’ (waarin de schrijver zich
niet over religieuze aspecten uitlaat of geen religie aan-
hangt).
Literaire stroming > Uit de diepten is geen gemakke-
lijk boek om te lezen. Het is een wetenschappelijke
studie en het leest ook zo: zeer uitvoerig gedocu-
menteerd en een en al nuance – stevige conclusies
worden niet getrokken. Het is daardoor ook geen boek
dat duidelijke, prak-
tische handvatten
biedt. Wellicht heeft
Siertsema zich dat
laatste ook gereali-
seerd, want een jaar
later publiceerde zij
een werkboek, dat
een bloemlezing
“Op een zondag verrasten de Nazi’s die in de keuken stonden, ons met wat
stukjes knapperig gebakken bacon in plaats van de soep. Ik had nog nooit bacon
geproefd, omdat we thuis kosjer aten.” Ik kan me voorstellen dat dit dilemma –
wel of niet ingaan tegen geloofsvoorschriften in een extreme situatie –
bij leerlingen wat los zal maken.
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
18 | 19
uit de door haar geanalyseerde egodocumenten be-
vat. Dit boek is een waardevolle en in mijn ogen zelfs
onmisbare aanvulling op het proefschrift. Siertsema
koos indrukwekkende fragmenten die de analyses uit
het proefschrift een gezicht geven. Maar concrete aan-
knopingspunten voor de praktijk biedt dit werkboek
mij als educatief medewerker ook niet, want het is dui-
delijk gericht op volwassenen met enige theologische
achtergrondkennis.
Toch realiseer ik me tijdens het lezen dat het boek, on-
danks het ontbreken van een praktische toepasbaar-
heid, wel degelijk een waarde voor mijn educatieve
werk heeft, maar dan als bron van inspiratie en ken-
nis. Want wat een wereld blijkt er schuil te gaan ach-
ter al die opgeschreven herinneringen. De drie boek-
jes die min of meer toevallig in mijn lespakket be-
landden, omdat ze nu eenmaal een relatie met zowel
Kamp Vught als een bepaalde schoolklas hadden, blijken
onderdeel van een literaire stroming met duidelijk ge-
meenschappelijke kenmerken. Hierdoor wordt het mo-
gelijk de ervaringen van deze drie meisjes in een breder
perspectief te plaatsen.
Gebakken bacon > Dat levert onverwacht actuele aan-
knopingspunten op. Wat te denken van de orthodox
opgevoede Anita, die in One who came back (later ver-
taald naar het Nederlands onder de titel Als ik Hitler
maar kan overleven) beschrijft hoe ze, zwaar ondervoed,
varkensvlees krijgt voorgeschoteld. Ze schrijft: “Op een
zondag verrasten de Nazi’s die in de keuken stonden,
ons met wat stukjes knapperig gebakken bacon in
plaats van de soep. Ik had nog nooit bacon ge-
proefd, omdat we thuis kosjer aten.” Ik kan me voor-
stellen dat dit dilemma – wel of niet ingaan tegen ge-
loofsvoorschriften in een extreme situatie – bij leer-
lingen wat los zal maken, of het nu vanuit een mo-
reel of vanuit een religieus standpunt is. Dankzij Siert-
sema weet ik bovendien dat Anita niet de enige was
die hiermee worstelde in het kamp. Zij geeft in het
Helga Deen bezocht eind jaren dertig, na haar vlucht uit Duitsland, in Tilburg de Rijks-HBS. Dit is een versje met tekening dat Helga voor
het poëziealbum van haar vriendin Doortje maakte. Foto: Nationaal Monument Kamp Vught-Collectie D. de Bruijn-Evertse
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
20 | 21
werkboek Uit de diepten voorbeelden van verschillende
reacties op dit dilemma, zoals dat van Hans Andriesse,
die stelt dat de opdracht om te overleven voor God
voorop staat. Maar ook dat van Abel Herzberg, die ver-
telt over de Joodse leraar Labi, die groot respect ver-
wierf onder medegevangenen met zijn weigering om
paardenvlees te eten.
Ik ging na lezing van Siertsema’s boek ook anders kij-
ken naar het verhaal van Gerda, die in Gerda’s story
aangeeft dat ze zichzelf eerder niet als uitdrukkelijk
Joods heeft gezien, maar daar direct na de bevrijding
heel andere gedachten over krijgt: “(…) I started to re-
alize that Hitler had not tried to kill me as a person
but as a Jew, and that if I would not be a real Jew, out-
spoken and informed and positive, it would be one
more stroke for Hitler.” Dit opent de weg naar een al
even actueel gesprek over identiteit en waarom het zo
belangrijk is voor mensen om die uit te dragen.
Gespreksbron > Egodocumenten zijn een belangrijke
historische bron waar je als educatief medewerker uit
kunt putten, maar Uit de diepten snijdt een diepere laag
van betekenis in deze teksten aan. Natuurlijk heb ik
die in het lespakket ‘Kamp Vught in de klas’ impliciet
wel enigszins aan bod laten komen. Maar na lezing
van Siertsema’s boek realiseer ik me beter dat een be-
paald aspect van dergelijke memoires – de invloed van
de kampervaringen op het mensbeeld – van grote
waarde is om greep te krijgen op de geschiedenis van
de concentratiekampen en bovendien veel actuele aan-
knopingspunten biedt. Nu Barak 1B, de gerestaureerde
originele concentratiekampbarak van Kamp Vught,
binnenkort de deuren opent, krijgt Nationaal Mo-
nument Kamp Vught de beschikking over drie works-
hopruimtes. Dan is er straks voor mij ook de prakti-
sche mogelijkheid om in een museumles nader in te
gaan op deze diepere laag: hoe werden mensen
beïnvloed door hun verblijf in de concentratiekampen
en hoe werkte dit door in hun verdere leven?
Terugkomend op de vraag die ik mezelf aan het begin
van dit artikel stelde, zou ik de egodocumenten na het
lezen van Uit de diepten achteraf gezien niet anders
gebruikt hebben dan ik destijds gedaan heb, als his-
torische bron die een persoonlijke inkleuring geeft aan
de geschiedenis van Kamp Vught. Wel heeft dit proef-
schrift een wereld voor me geopend die ik nog niet
eerder zo bewust verkend heb: het egodocument als
bron om in gesprek te komen over het beeld dat je hebt
van jezelf en anderen en wat omstandigheden ermee
doen – in extreme tijden of gewoon nu. <
Bettine Siertsema, Uit de
diepten. Nederlandse ego-
documenten over de nazi
concentratiekampen.
Vught: Skandalon, 2007,
667 pagina’s,
ISBN 9789076564425,
€39,50.
Bettine Siertsema, Uit de diepten. Werkboek. Vught: Skanda-
lon, 2008, 88 pagina’s, ISBN 9789076564470, €11,50.
Noot
1 Overigens zijn er sinds het verschijnen van Siertsema’s
proefschrift twee dagboeken over Kamp Vught bijgekomen.
Gerda Nothmann: “I started to realize that Hitler had not tried to kill me as a
person but as a Jew, and that if I would not be a real Jew, outspoken and
informed and positive, it would be one more stroke for Hitler.”
> LISETTE MATTAAR
Hoe de behoefteaan etenoorlogenbepaalt
In The Taste of War wijst de Britse historica
Lizzie Collingham voedselgebrek aan als een
van de oorzaken van de Tweede Wereldoor-
log. Collingham snijdt hiermee een onder-
belicht onderwerp aan dat meer aandacht ver-
dient, zo meent Lisette Mattaar van het Hu-
manity House in Den Haag. Het boek opent
de ogen voor het feit dat het ontstaan van
rampen en conflicten vaak samenhangt met
het beleid dat gevoerd wordt ten aanzien van
voedselproductie en -distributie.
Lisette Mattaar is directeur van het Humanity
House in Den Haag, een museum dat
bezoekers laat zien, horen en beleven wat het
betekent om te moeten overleven in een
gebied waar een conflict heerst of een ramp
heeft plaatsgevonden. Foto: Fred Ernst
VOEDSEL EN OORLOG
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
22 | 23
inds 2010 ben ik directeur van het Humanity
House, dat bij het brede publiek aandacht
vraagt voor humanitaire thema’s en inzicht ver-
schaft in de oorzaken en gevolgen van rampen
en conflicten in de wereld. Dat doen we door
middel van een vaste tentoonstelling, wisselexposities,
educatieve projecten en debatten. In onze vaste ten-
toonstelling ligt de nadruk op alles wat te maken heeft
met identiteit: taal, de veilige omgeving, je huis, je
vrienden, et cetera. Het gaat vaak over het sociale as-
pect – over sociale hulp en sociale ontheemding – en
over de vraag of en waarom je voor geweld of een vreed-
zame oplossing kiest. Maar ook over de rechten die je
tijdens een oorlog of conflict beschermen. Voedsel is
geen onderwerp dat in onze vaste tentoonstelling veel
aandacht krijgt. En dat is, The Taste of War lezend, mis-
schien wel vreemd.
Dit boek, geschreven door de Britse historica Lizzie Col-
lingham, zet issues rond voedselproductie en -distri-
butie neer als belangrijke aanjagers van de Tweede We-
reldoorlog. Collingham, research fellow aan het Jesus
College in Cambridge, beschrijft overtuigend hoe de
crisis die aan het eind van de jaren twintig en in de
jaren dertig van de vorige eeuw woedde, leidde tot voed-
SKORT EN BONDIG
breed � � � � � � � � � specialistisch
praktisch � � � � � � � � � theoretisch
visueel � � � � � � � � � tekstueel
dun boek � � � � � � � � � dikke pil
nachtkastje � � � � � � � � � bureau
In de Hongerwinter behoorden lange rijen wachtenden bij de gaarkeuken tot het alledaagse straatbeeld.
Foto: Beeldbank WO2 - NIOD
seltekorten. Diverse landen probeerden die stuk voor
stuk op hun eigen manier te bevechten. Groot-Brit-
tannië en de Verenigde Staten bijvoorbeeld deden dat
door vrije handel, door het opengooien van de gren-
zen. Duitsland en Japan daarentegen wilden zelf-
voorzienend worden, waardoor ze op zoek moesten
naar steeds meer land om hun bevolking te kunnen
voeden. Deze politiek moest wel leiden tot oorlog.
Uithongeringsproces > De Duitsers, zo legt Colling-
ham uit, hadden van de Eerste Wereldoorlog geleerd
dat ze de oorlog verloren hadden doordat de bevolking
en de soldaten waren uitgeput door honger. Niet de
strijd, niet het morele gelijk, niet de ideologie of de ge-
bruikte wapens, maar het al dan niet aanwezig zijn van
voldoende voedsel was de sleutel om de oorzaak en het
verloop van de oorlog te verklaren. De les voor Hitler
was dan ook: wij gaan deze oorlog winnen door an-
deren uit te hongeren en de voorziening van ons ei-
gen voedsel voorop te stellen. Het agrarische beleid van
het Derde Rijk was een van Hitlers leidende thema’s,
aldus Collingham.
Wat is het Humanity House? Het Humanity House opende haar deuren in 2010. Aan de Prinsegracht in Den Haag kunnen bezoekers kennis ne-
men van persoonlijke verhalen achter rampen en conflicten, aan de hand van een gevarieerd programma van ex-
posities, lezingen, debatten, films en educatieve activiteiten. Het Humanity House is een initiatief van het Neder-
landse Rode Kruis en wordt ondersteund door de gemeente Den Haag en het Europees Fonds voor Regionale Ont-
wikkeling van de Europese Commissie.
Een plakplaatje uitgegeven door de NSDAP in 1940 legde een expliciete relatie tussen voedsel en oorlog: “Dit is waarvoor wij
vechten – voor voedsel voor onze kinderen!! Beeld: Landesarchiv Baden-Württemberg: Staatsarchiv Freiburg
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
24 | 25
Voor Hitler duurde het uithongeringproces soms langer
dan hij wilde, betoogt de historica. Hieruit verklaart
zij het vermoorden van gehandicapten: dat zouden in
de ogen van Hitler mensen zijn geweest die geen func-
tie hadden in de wereld, useless eaters dus, die maar be-
ter geëlimineerd konden worden. Hier lijkt Colling-
ham te veel in haar focus op voedsel vast te zitten. Ge-
handicapten werden immers geëlimineerd vanwege
de fascistische ideologie, op basis waarvan ook Joden
en homoseksuelen – die in ieder geval geen useless
eaters waren – werden uitgeroeid.
Een interessant punt dat The Taste of
War aansnijdt, is dat men zich in de
Tweede Wereldoorlog vergist had in het
aantal calorieën dat de bevolking en sol-
daten nodig hadden. Beleidsmakers en
leiders hadden zich niet gerealiseerd
hoeveel meer energie mensen nodig
hebben als ze hard moeten werken (ook
vaak ’s nachts), elke dag ver moeten lo-
pen om voedsel te zoeken of lang in de
rij moeten staan voor voedselbonnen.
De caloriebehoefte verdubbelt al snel in
situaties als deze. Wat ik mij al lezend
realiseerde, is hoeveel minder voedsel
je in noodsituaties nodig hebt als men-
sen niet eindeloos lang in de rij hoeven
te staan of kilometers moeten lopen om
aan hun eten te komen. Er zou bij he-
dendaagse voedselrampen wellicht
winst te behalen zijn als hier rekening
mee wordt gehouden.
Enorme kalkoen > Ook na de oorlog
was voedsel een belangrijk politiek
item, zo toont The Taste of War. Met het
Marshallplan, dat erop gericht was
Europa weer op te bouwen, hadden de
Amerikanen een nobele taak op zich
genomen, waar ook zijzelf beter van
zouden worden. Immers, als Europa
weer snel op de been zou zijn, zou het
een grote afzetmarkt worden van Ame-
rikaanse producten. Maar het graan dat
voor Europa was bedoeld, belandde
voor een groot deel in de monden van
Amerikaanse dieren, omdat de behoefte aan vlees in
Amerika snel toenam. Het beroemde schilderij
Thanksgiving van Norman Rockwell, met een enorme
kalkoen die aan de familie wordt geserveerd, laat zien
hoe trots de Amerikanen waren dat ze zo’n grote kal-
koen konden serveren. Maar om een kalkoen te laten
groeien is veel graan nodig. De Amerikanen konden
niet meer voldoen aan de verplichting ten opzichte van
Europa die zij op zich hadden genomen. De Canadezen
moesten te hulp schieten om de Europeanen te kun-
nen voeden.
Ook in de Amerikaanse propaganda speelde voedsel een grote rol. Een van de
Four Freedoms van president Roosevelt was ‘freedom from want’. De Amerikaan-
se kunstenaar Norman Rock-well beeldde deze ‘vrijwaring van gebrek’ in een
serie posters over de vier vrijheden af met behulp van een rijkelijk met voedsel
overladen tafel. Beeld: UNT Digital Library, Washington DC
Collinghams boek maakt duidelijk hoezeer voedsel een
cruciaal aspect is in de dynamiek rond rampen en con-
flicten, en heeft mij absoluut aan het denken gezet over
de rol die het thema voedsel in onze programmering
vervult. Helemaal als je beseft dat de wereldnoodhulp
voor verreweg het grootste deel uit het verstrekken van
voedsel bestaat.
Bij het Humanity House hebben we een educatief spel
voor scholen ontwikkeld, the humanity game, dat
hongersnood behandelt en waarin voedsel een van de
noodhulpelementen vormt. Maar in de vaste exposi-
tie van het Humanity House is voedsel een onderbe-
licht thema. Ook in de wisselexposities is het nog niet
aan bod gekomen, maar het staat nu zeker op mijn lijst
van mogelijke thema’s.
Overigens is voedsel wel regelmatig onderwerp van ge-
sprek tijdens de debatten die wij organiseren. Wat mij
daarbij opvalt, is dat voedsel vaak wordt gebruikt als
politiek instrument. De directeur van het World Food
Program vertelde over de nieuwe manieren waarop
Een vrouw, op de vlucht voor de gewelddadigheden tussen de Sudan Armed Forces en het Sudan Peoples Liberation Army in
2008, wacht op haar rantsoen van de noodvoedselhulp. Foto: UN Photo/Tim McKulka (CC BY-NC-ND 2.0)
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
26 | 27
voedselhulp wordt gegeven. Voorheen was graan dat
werd uitgedeeld in zuidelijk Afrika afkomstig van ge-
subsidieerde boeren uit de Verenigde Staten. De
vraag is of je op deze wijze op duurzame manier helpt
bij het oplossen van een probleem in Afrika. Daarom
voert het World Food Program een verandering door die
past bij de uitdagingen in de toekomst: van voedsel-
hulp naar voedselzekerheid. Men verschaft niet lan-
ger lukraak voedsel wanneer nodig, maar geeft men-
sen vouchers waarmee zij zelf voedsel op de lokale
markt kunnen kopen. Hiermee wordt de lokale eco-
nomie gestimuleerd.
Voedselpolitiek in de toekomst > Ook The Taste of War
laat zien dat voedselhulp vaak wordt ingezet om een
acuut probleem van hongersnood op te lossen, maar
dat de onderliggende problemen vaak veronacht-
zaamd worden. Het boek leert dat als je de gehele voed-
selproductie eerlijk zou verdelen, iedereen op dit mo-
ment voldoende eten zou hebben. Accepteren we dat
er verschil is in toegang tot voedsel of niet? En wat is
dan de strategie voor de langere termijn? Bij de de-
batten bij ons in huis blijkt humanitaire hulp een las-
tig vraagstuk te zijn. Men handelt pas als het al te laat
is. Dat geldt voor oorlogen, rampen en dus ook voor
hongersnood. Collingham toont aan dat nadenken over
de rol van voedsel bij machtspolitiek relevant is.
Wat The Taste of War ook duidelijk maakt, is dat het in
de toekomst nog vaker over voedsel zal gaan, aange-
zien niet alleen de wereldbevolking blijft stijgen, maar
ook de technologische grenzen van de productieve ver-
bouwing zijn bereikt. Tijdens de Tweede Wereldoor-
log werd voedsel minder efficiënt geproduceerd, wat
betekende dat er nadien nog grote innovaties konden
plaatsvinden. Dat is veranderd. We kunnen niet nog
méér produceren, maar we zullen moeten nadenken
over anders produceren en minder consumeren. The
Taste of War geeft geen oplossing, wel het bewustzijn
om erover na te denken. <
Lizzie Collingham, The Taste
of War. World War II and the
Battle for Food.
London: The Penguin Press,
2011,
ISBN 9781594203299,
€ 15,99.
De foto van UN Photo/Tim McKulka valt onder de Creative
Commons-licentie ‘Naamsvermelding – Gelijk Delen 2.0 Un-
ported’ (zie http://creativecommons.org/licenses/by-
sa/2.0/deed.nl).
> PIET KAMPHUIS
De TweedeWereld-oorlog
in ruim 800bladzijden
Over de Tweede Wereldoorlog is al oneindig
veel geschreven. Toch voegt het omvangrij-
ke overzichtswerk van militair historicus An-
thony Beevor wel degelijk iets toe aan de be-
staande literatuur. Niet alleen paart hij scher-
pe analyses aan een schat aan anekdotes en
petites histoires. Ook legt hij interessante ver-
banden tussen ontwikkelingen in verschil-
lende contreien van de wereld die bij de oor-
log betrokken waren.
Drs. Piet Kamphuis is directeur van het Nederlands
Instituut voor Militaire Historie.
Foto NIMH
MILITAIRE GESCHIEDENIS
e foto aan het begin is pakkend. We zien
hoe een jonge militair in Duits uniform in
Normandië door de Amerikanen als krijgs-
gevangene wordt geregistreerd, vlak na de
geallieerde invasie op 6 juni 1944 (D-Day).
Op het eerste gezicht is hij een van de duizenden Duit-
se militairen die de wapens neerlegden. Bij nadere be-
schouwing blijkt het om een vierentwintigjarige Ko-
reaanse man te gaan, Yang Kyoungjong, die in 1938
door de Japanners als militair was ingelijfd. Hij was
vervolgens in augustus 1939 door de Russen in de slag
bij Khalkin Gol gevangengenomen en daarna bij het
Rode Leger ingezet toen de Sovjet-Unie in de loop van
1942 wankelde onder de Duitse offensieven. Bij ge-
vechten in de Oekraïne, begin 1943, viel Yang Ky-
oungjong in Duitse handen. In 1944 zonden zij
hem als lid van een zogeheten Ostbataillon, een een-
heid bestaande uit in de Sovjet-Unie krijgsgevangen
gemaakte militairen, naar Frankrijk om de Atlantik
Wall te versterken. Hoe grillig het lot ook voor hem
was, hij had geluk gehad – hij behoorde niet tot de
ruim zestig miljoen slachtoffers die de Tweede We-
reldoorlog telde.
Anthony Beevor, een veelgelezen icoon van de militai-
re geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog,
introduceert met deze petite histoire aan het begin van
zijn omvangrijke overzichtswerk The Second World War
twee belangrijke rode draden. Hij wil duidelijk maken
hoezeer ontwikkelingen in het ene oorlogstheater ver-
strekkende politieke, militaire en/of ideologische ge-
volgen konden hebben voor gebeurtenissen elders. Zijn
tweede oogmerk is de lezer te laten meevoelen wat
grand strategy en militaire operaties betekenden voor
het wel en wee van mensen van vlees en bloed.
Militaire geschiedenis nieuwe stijl > Beevor maakt
met zijn kloeke overzichtswerk een befaamde uitspraak
van Thomas Hardy – ‘War makes rattling good reading’
– meer dan waar. Aanvankelijk sloeg die uitspraak op
de heroïsche geschiedverhalen over man-tegen-man-
gevechten op het slagveld. Maar na het midden van de
vorige eeuw bleek een nieuwe generatie van militair-
historici evenzeer in staat een breed publiek te bereiken
met de plaatsing van militaire operaties in een bredere
politieke, strategische en/of culturele context en met
hun oog voor de relatie tussen krijgsmacht en sa-
menleving.
Dit is ook een doel van het Nederlands Instituut voor
Militaire Historie (NIMH), waar ik directeur van ben.
De militair-historici die bij het NIMH werkzaam zijn
behoren tot de bovengenoemde school van new mili-
tary history. Zij leggen de huidige inzet van de Ne-
derlandse krijgsmacht vast en maken de resultaten van
hun onderzoek toegankelijk in een continue stroom
van publicaties. Deze beogen het wetenschappelijk de-
28 | 29
DO
nderzoek uitgelicht Nationaal C
omité 4 en 5 m
ei
Yang Kyoungjong bij zijn gevangenneming in Normandië, 1944.
Foto: Flickr.com - PhotosNormandie (CC BY-SA 2.0)
KORT EN BONDIG
breed � � � � � � � � � specialistisch
praktisch � � � � � � � � � theoretisch
visueel � � � � � � � � � tekstueel
dun boek � � � � � � � � � dikke pil
nachtkastje � � � � � � � � � bureau
bat te stimuleren en met recente, wetenschappelijk ver-
antwoorde inzichten een breed publiek te bereiken. De
publicaties van het NIMH hebben één ding gemeen:
ze trachten door inhoud en toegankelijkheid de lezer
te ‘pakken’, zoals ook Beevor dat doet.
Lijfsbehoud > Om de stof behapbaar te houden heeft
Beevor het indringende epos van die ongekende ge-
welds- en vernietigingsexplosie, die tot in alle uithoeken
van de wereld sporen heeft nagelaten, in vijftig hoofd-
stukken onderverdeeld. Het is een chronologische
structuur die de oppervlakkige lezer houvast en de
meer ingewijde weinig verrassingen biedt. Ik heb het
boek, gebruikmakend van een korte vakantie, geboeid
en in één ruk uitgelezen. Ook in dit kloeke werk blijkt
opnieuw hoezeer Beevor de kunst van het vertellen van
een dramatisch geschiedverhaal meester is. Met
krachtige penseelstreken zet hij belangrijke geopoli-
tieke ontwikkelingen uiteen, analyseert hij spannin-
gen en conflicterende belangen bij deze of gene oor-
logvoerende of gaat hij in op de persoonlijkheden van
politieke en militaire (hoofdrol)spelers. Hij verliest hier-
bij de persoonlijke ervaring niet uit het oog. Op bij-
zonder knappe wijze brengt hij met fragmenten uit
dagboeken, brieven en andere egodocumenten van bur-
gers en militairen de harde en onzekere strijd om lijfs-
behoud tot leven.
Cavalerie uit Mongolië tijdens de slag om Khalkin Gol, 1939. Foto: Wikimedia Commons
De Russische overwinning bij de rivier Khalkin Gol is
een duidelijk voorbeeld van hoe een militaire con-
frontatie verstrekkende gevolgen kan hebben. Voor
overwinnaars, zoals de Russische generaal Zhukov die
hier naam maakte, en voor verliezers, zoals onze Yang
Kyoungjong. Veel wezenlijker was dat de bloedneus
die het Japanse Kwantung Leger opliep uiteindelijk
doorslaggevend was in de Japanse besluitvorming om
het niet op een oorlog met de Sovjet-Unie te laten aan-
komen. Indirect werd zo de positie versterkt van de
Japanse marine en andere voorstanders van expansie
in zuidelijke richting, wat uiteindelijk tot de aanval op
Pearl Harbor leidde.
Manoeuvres van Mao > Beevors behan-
deling van de meedogenloze confronta-
tie tussen de Chinese draak en het land
van de rijzende zon, Japan, bood mij een
aantal interessante nieuwe gezichts-
punten. De strijd daar ging om meer dan
een krachtsmeting tussen invaller en ver-
dediger van nationale grenzen. Ook de
ideologische dimensie en binnenlandse
tegenstellingen droegen bij aan het kruit-
vat. Beevor komt daarbij tot een genu-
anceerd oordeel over de nationalistische
leider Chiang Kai Chek, wiens slecht ge-
trainde, vermoeide en ondervoede mili-
tairen verbeten weerstand boden aan de
furor Japonica. We zien de generalissimo
langzaam fijngemalen worden tussen de
Japanse agressie, de manoeuvres van
Mao die gericht waren op de versterking
van de communistische machtsbasis en
verlangens van Amerikanen die nauwe-
lijks oog hadden voor zijn problemen.
Voor laatstgenoemden was het nationa-
listische leger vooral een kosteneffectief
middel om de meerderheid van de Ja-
panse landmacht te binden.
Te midden van de orgie van het Japanse geweld komt ook
de inzet van Eenheid 731 ter sprake, waar meer dan
3000 Japanse wetenschappers zich bezighielden met
het ontwikkelen en beproeven van chemische wapens.
De geallieerden waren overigens op deze wijze van oor-
logvoering voorbereid. Terloops verhaalt Beevor hoe
bij operaties in Italië een Amerikaans vaartuig met
mosterdgas in de haven van Bari zinkt – met als ge-
volg dat veel zeelieden en militairen een vreselijke dood
sterven. Tijdens de geallieerde opmars richting Japan
drongen marinierseenheden die de Japanners in
hun bunkercomplexen moesten uitschakelen, aan op
de inzet van chemische wapens. Deze drempel wei-
Duitse troepen grijpen tijdens hun opmars in
Nederland en België iedere mogelijkheid aan
om te slapen, mei 1940.
Bron: History in Pictures
(pictureshistory.blogspot.nl)
gerde de Amerikaanse president Roosevelt over te gaan.
De hardnekkige Japanse tegenstand, de kamikaze-aan-
vallen en de rituele zelfmoorden in plaats van overga-
ve leidden tot sombere prognoses over de kosten van
een aanval op Japan zelf – en verlaagden aldus die an-
dere drempel, die van inzet van atoomwapens. Een af-
weging die Beevor lijkt te billijken.
Lege magen > Dit boek herbevestigt nog eens overtui-
gend een uitspraak van Napoleon, namelijk dat een le-
ger niet op een lege maag kan marcheren. Het bevat
talrijke voorbeelden van hoe wezenlijk een goede lo-
gistiek is voor de moderne oorlogvoering. Zowel aan
het oostfront, waar de Sovjetlegers mede dankzij de
Amerikaanse militaire hulp in de loop van 1943 beter
voor de manoeuvreoorlog toegerust raakten dan de
tijnvos Rommel weinig oog had voor logistieke be-
hoeften en uiteindelijk weinig succes boekte. De geal-
lieerde opmars in West-Europa in de nazomer van 1944
stagneerde eveneens door een haperende toevoer van
brandstof en munitie.
Het boek zet ook aan tot reflectie over de ethische di-
mensie. Beevor stelt dat de geallieerden een psycho-
logische afhankelijkheid van hoogwaardige technolo-
gische vuurkracht in de vorm van artillerievuur en bom-
bardementen ontwikkelden. De wens slachtoffers in de
eigen gelederen zo veel mogelijk te beperken, leidde er-
toe dat de geallieerden tonnen explosieven over hun vij-
anden uitstortten. Al lezend rees bij mij de vraag of die
neiging niet een constante in moderne democratieën
is gebleven.
Een geallieerde Sherman tank in Normandië, juni 1944. Bron: flickr.com
Klok en klepel > Bij alle lof voor dit
meesterwerk zijn ook kantteke-
ningen op hun plaats. Bij een be-
schrijving van militaire operaties
horen goede kaarten waarop de le-
zer de troepenbewegingen kan
volgen. Nog afgezien van slor-
digheden als schrijffouten (‘Rot-
terdan’) voldoen de bijgevoegde
kaarten niet aan die elementaire
vereiste. Bovendien ontbreekt een
bibliografie – en die heb ik ook
niet op de in het boek genoemde
website kunnen vinden.
Opmerkelijk is het ook dat – afgezien van enkele con-
frontaties ter zee – Latijns-Amerika in dit nieuwe over-
zichtswerk geen plaats heeft gekregen. Enkele woor-
den over de Braziliaanse militaire bijdrage of over es-
sentiële grondstoffen als olie en bauxiet zouden niet
hebben misstaan.
Het boek drukt ons overigens wel met de neus op een
interessant feit. Waar de Tweede Wereldoorlog nog
steeds een belangrijke cesuur en moreel ijkpunt in
onze samenleving is, valt ons Nederlandse verhaal in
het niet bij het zoveel grotere verhaal dat Beevor ver-
telt. Nederland is niet het middelpunt der aarde – ook
niet in 1940-1945. Waar Beevor wel aandacht besteedt
aan ons koninkrijk, valt op dat zijn verhandeling de
toetssteen der kritiek kan doorstaan mits er goede En-
gelstalige literatuur beschikbaar is (zoals over de Duit-
se inval in mei 1940, operatie Market Garden, en over
de Slag in de Javazee). Wanneer dat niet het geval is,
lijdt dat tot (grove) vertekening – de bezetting is voor-
al het verhaal van het Englandspiel – of tot aperte on-
juistheden. Twee voorbeelden hiervan. De Honger-
winter was niet het gevolg van het verbod tot voed-
selimport (waar vandaan: Duitsland?) en bij de Japanse
verovering van Nederlands-Indië werden niet alle Ne-
derlandse mannen op Java en Borneo uit wraak voor
de vernietiging van olievelden gedood. Zulke fouten
leidden ertoe dat ik de korte passages over de lotge-
vallen van ‘kleine’ landen met enige scepsis en met ‘de
klok en de klepel’ in gedachten las.
Jammer vind ik tot slot dat de foto’s net als de kaarten
een sluitpost in de totstandkoming van dit boek zijn
geweest.
Toch is mijn eindoordeel over Beevors werk voornamelijk
positief. Niet alleen is Beevor een meesterverteller die
met een enkele oneliner een raak beeld kan oproepen
– zo noemt hij Hitler ‘the most reckless criminal in his-
tory’, Marshall Budenny ‘a moustachioed buffoon and
drunkard who could not find his own headquarters’ en
generaal Freyberg ‘a bear of very little brain’. Bovenal
heeft hij een knap gecomponeerd en voor een breed
publiek toegankelijk overzichtswerk geschreven. Wel
een heel dik overzichtswerk, waar je wat tijd voor moet
kunnen vrijmaken. Militair-historische fijnproevers die
liever iets dunners lezen, kan ik als alternatief A War to
be Won. Fighting The Second World War van Williamson
Murray en Allan R. Millett uit 2000 aanraden. <
Anthony Beevor, The Second
World War.
London: Weidenfield &
Nicholson, 2012,
ISBN 9780297844976,
€ 49,95.
De Sovjetbevelhebbers Grigori Shtern, Khorloogiin Choibalsan en Georgy Zhukov
tijdens de slag om Khalkhin Gol. Foto: Wikimedia Commons
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
32 | 33
> ESTHER CAPTAIN
Terugblikmet Henk
Becker
Socioloog Henk Becker geldt als de grond-
legger van het generatieonderzoek in Neder-
land. In 1992 publiceerde hij het standaard-
werk Generaties en hun kansen, waarin hij een
blauwdruk gaf voor het onderscheiden van
verschillende generaties in de Nederlandse
samenleving. Dit werk vormde de inspiratie-
bron voor talloze wetenschappelijke studies,
maar ook in de media vonden zijn denkbeel-
den gretig aftrek. Becker, sinds 1998 met eme-
ritaat, blikt met ons terug op de vlucht die zijn
generatietheorie nam.
Dr. Esther Captain is hoofdredacteur van Onderzoek
uitgelicht en senior onderzoeker bij het Nationaal
Comité 4 en 5 mei. Foto: Daniël Cohen
TWEELUIK #1
“In 1970, middenin de culturele revolutie van de jaren
zestig, kreeg ik van mijn broer een artikel uit het Ame-
rikaanse opinieblad Time over de silent generation. Het
lezen van die bijdrage bracht een schok van herken-
ning met zich mee. Het ging over de studentenpro-
testen waarmee jongeren streefden naar meer de-
mocratie op de universiteiten. Die strijd ging over de
hoofden van de hoogleraren uit de stille generatie heen,
want die hielden zich tijdens alle rumoer stil. Ik her-
kende mijzelf in die situatie. Ik was net twee jaar als
hoogleraar aangesteld aan de Universiteit Utrecht en
moest me nog waarmaken. Ook op de Universiteit
Utrecht waren demonstraties. Ik was pas 35 jaar toen
ik werd benoemd, dus ik was nog erg jong. In tegen-
stelling tot de studenten van toen had ik mijn haar kort
en droeg ik een donker pak. Het was overduidelijk dat
ik niet één van hen was.
Tijdens de massabijeenkomsten werd er niet alleen ge-
demonstreerd, maar ging het er soms heftig aan toe:
er werd met tafels en stoelen gegooid en er werd zelfs
eens een alarmpistool getrokken. In die omgeving
moest ik als jonge hoogleraar zien te overleven. Dat
heb ik gedaan door stil te blijven, zoals volgens het ar-
tikel in Time ook anderen van de stille generatie blijk-
baar hebben gedaan. Sindsdien ben ik geïnteresseerd
geraakt in generaties. Het heeft me tijdens mijn loop-
baan nooit meer losgelaten.”
“Mensen hebben een grote behoefte om in termen vangeneraties te spreken”
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei
en de afdeling Sociologie van de
Universiteit Utrecht zijn begin dit
jaar met het onderzoeksprogram-
ma ‘Vrijheid en onvrijheid door
de generaties heen’ een driejarig
samenwerkingsverband aange-
gaan. Ter gelegenheid hiervan
publiceren we in deze Onderzoek
uitgelicht voor één keer een
Terugblik én een Vooruitblik. Met
Henk Becker blikken we terug op
het generatieonderzoek dat hij in
Nederland introduceerde.
Tanja van der Lippe, leider van
het actuele onderzoek naar gene-
ratieverschillen in vrijheidsopvat-
tingen, geeft haar visie op de
insteek en de potentiële opbreng-
sten van dit onderzoek.
Tweeluik: Terugblik én Vooruitblik
Henk Becker: “Ik ben een typische representant van de stille
generatie.” Foto: Suzanne Liem
Rafelranden > In het boek Generaties en hun kansen uit
1992 bracht Becker naar voren dat mensen die in het-
zelfde jaar zijn geboren in sociologische zin niet au-
tomatisch een generatie vormen. Volgens de hoogle-
raar bepaalt de periode tussen het 10e en 25e levens-
jaar (de zogenaamde ‘formatieve periode’) welke nor-
men en waarden men ontwikkelt en blijft aanhangen.
Ook persoonlijke omstandigheden en historische
gebeurtenissen hebben hierop invloed. Er is volgens
sociologen pas sprake van een generatie als de for-
matieve periode, historische ankerpunten en per-
soonlijke omstandigheden bepalend zijn voor perso-
nen die in eenzelfde kalenderjaar zijn geboren.
Becker is met zijn afbakening de grondlegger van het mo-
derne wetenschappelijke onderzoek naar generaties.
Zijn sociologische inzichten hebben als inspiratiebron
gediend voor andere academische disciplines, zoals de
geschiedwetenschappen. De generatietheorie resul-
teerde ook in vervolgprojecten op het vlak van toege-
past onderzoek, beleidsstrategische rapporten en ma-
nagementboeken.
Wat heeft het generatieonderzoek in de ogen van de hoog-
leraar zelf opgebracht? Becker: “Het heeft een on-
derzoeksagenda opgeleverd op een studieterrein dat
veel ambiguïteit vertoont. Het is lastig om de precieze
Studenten verstoren in 1968 een vergadering van de subfaculteit Psychologie van de Rijksuniversiteit Utrecht. Ze eisen dat studenten-
waarnemers voortaan de bestuursvergaderingen mogen bijwonen. Foto: Persfotobureau 't Sticht - Spaarnestad - Het Utrechts Archief
afbakening van een generatie nauwkeurig empi-
risch te omschrijven: wanneer begint en eindigt de
Verloren Generatie exact? Dat geeft rafelranden te zien.
Tegelijkertijd hebben mensen in het dagelijks leven
een grote behoefte om te spreken in termen als ‘mijn
generatie’ versus ‘de generatie van onze grootouders’.
Nieuwe typeringen voor een bepaalde generatie ont-
staan spontaan: een journalist of essayist verzint een
naam die in het maatschappelijk verkeer wordt over-
genomen. Denk aan omschrijvingen als de patatge-
neratie, de achterbankgeneratie of de meerkeuzege-
neratie. Generatiesociologen onderzoeken de mate
waarin dergelijke typeringen ingang bij de bevolking
hebben gevonden. Ook doen zij onderzoek naar ver-
anderingen in de typeringen in de loop van de tijd.”
Geluksvogels en pechvogels > Academische en
maatschappelijke behoeften bleken na de publicatie
van Generaties en hun kansen niet gelijktijdig op te lo-
pen. Sociologen toetsten Beckers afbakening in vier
generaties en voorzagen deze van nuanceringen en kri-
tiek, waarop de hoogleraar weer repliek gaf. Hoewel
empirisch sociologen waarschuwden dat de indeling
in vier generaties niet in alle gevallen door empirische
bewijzen werd gestaafd, kwam tegelijkertijd naar vo-
ren dat het generatiebewustzijn in de samenleving zeer
groot is. Mensen zijn gewend om zichzelf in termen
van generaties te omschrijven. Dit veroorzaakte niet
alleen een levendig debat onder wetenschappers,
maar leidde ook tot een pleidooi om generaties meer
vanuit een subjectief perspectief te bestuderen. De
vraag die hierbij centraal staat is: hoe definiëren men-
sen zichzelf als deel van een bepaalde generatie?
Al met al is de spin-off van Beckers werk in de weten-
schappelijke wereld aanzienlijk. In 2010 bracht het So-
ciaal en Cultureel Planbureau (SCP) de vuistdikke mo-
nografie Wisseling van de wacht. Generaties in Nederland
uit.2 Bijna twintig jaar na Generaties en hun kansen pu-
bliceerde Becker in 2012 zijn boek Generaties van ge-
luksvogels en pechvogels, dat hij beschouwt als de af-
ronding van zijn academische carrière: “Na mijn eme-
ritaat in 1998 heb ik mijn wetenschappelijke werk op
parttime basis voortgezet. Ik werk minder uren per et-
maal, gemiddeld twintig uur per week. Ik hoop dit jaar
tachtig te worden en heb nog altijd veel plezier in mijn
werk.” Lachend: “Het levert lichaamseigen morfine op.
Generaties van geluksvogels en pechvogels is mijn laatste
grote boek. Hierin kijk ik terug op de ontwikkeling die
het generatieonderzoek heeft doorgemaakt en zet ik
een agenda uit voor intergenerationele solidariteit in
de toekomst, die reikt tot in 2030.”3
Frictie > Het Nationaal Comité 4 en 5 mei en de Uni-
versiteit Utrecht gaan samenwerken in het driejarige
onderzoeksprogramma ‘Vrijheid en onvrijheid door de
generaties heen’. Naast de thema’s vrijheid en onvrij-
heid zal oorlog een factor van betekenis zijn in dit
onderzoek. Hoe verhoudt sociologisch onderzoek, in
het bijzonder naar generaties, zich volgens Becker
tot het thema oorlog? “In de eerste plaats geldt de
Tweede Wereldoorlog als een cruciaal markeerpunt,
denk aan de veel gebruikte afbakening in een voor-
oorlogse en de naoorlogse generatie. In de tweede
plaats heeft sociologisch onderzoek tijdens en na
oorlogen belangrijke inzichten opgeleverd. Zo is in
de Verenigde Staten tijdens de Vietnamoorlog on-
derzocht waarom het aantal echtscheidingen toenam
nadat militairen van het front naar huis terugkeer-
“Na mijn emeritaat in 1998 heb ik
mijn wetenschappelijke werk op
parttime basis voortgezet. Ik werk
minder uren per etmaal, gemiddeld
twintig uur per week. Ik hoop dit jaar
tachtig te worden en heb nog altijd veel
plezier in mijn werk.”
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
36 | 37
Schoolmakend zijn de vier typologieën die Henk
Becker in zijn boek Generaties en hun kansen1 intro-
duceerde: de Vooroorlogse Generatie (geboren tussen
1910-1930), de Stille Generatie (geboren tussen 1930-
1945), de Protest Generatie (geboren tussen 1945-
1955) en de Verloren Generatie (geboren tussen 1955-
1970). Er zijn meerdere benamingen in omloop voor
de generatie die na 1970 is geboren, nu meestal aan-
geduid als de Grenzeloze Generatie en de
Pragmatische Generatie.
den. Echtgenotes moesten zich tijdens de oorlog
zonder hun mannen zien te redden, wat hun zelf-
standigheid vergrootte. De terugkeer van de mannen
leidde vervolgens tot frictie. Sociologische inzichten
lagen ten grondslag aan het voorstel om militairen
op kazernes te demobiliseren en hen van daaruit
langzaam in de burgermaatschappij te laten inte-
greren. Dit was het eerste grote succes voor het vak-
gebied sociologie,” zo haalt Becker op.
Leden van de Utrechtse sociologische studentenvereniging zetten in 1968 hun tenten op in de Uithof als protest tegen de on-
leefbaarheid van dit nieuwe universiteitscentrum. Foto: ANP FOTO - Ben Hansen
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
38 | 39
Opvallend in Beckers werk is dat hij altijd oog heeft ge-
had voor de verschillen tussen vrouwen en mannen.
“Ja,” beaamt hij, “dat houdt verband met mijn eigen
biografie. Ik ben door een weduwe grootgebracht. Ik
heb een Nederlandse moeder en een Duitse vader. Tij-
dens de Tweede Wereldoorlog woonden we in Duits-
land en werd mijn moeder op jonge leeftijd weduwe.
Ze stond plotseling alleen voor de zorg voor mij en
mijn broertje. In 1946 had mijn moeder voldoende
geld verdiend om terug te kunnen keren naar haar ou-
ders in Nederland. Ik heb toen als twaalfjarige in drie
maanden Nederlands geleerd. Vanuit deze achtergrond
heb ik altijd een drang naar veiligheid gekend. Als jon-
geman had ik een volledige baan en heb ik aan de
avond-HBS mijn staatsexamen gehaald, werken en stu-
deren met elkaar combinerend, net als veel van mijn
leeftijdsgenoten. Het is voor mij belangrijk geweest om
mijn positie in de samenleving veilig te stellen, bij-
voorbeeld in de vorm van een vaste baan of een eigen
huis. Ook in dat opzicht ben ik een typisch voorbeeld
van de stille generatie.” <
Noten
1 Henk Becker, Generaties en hun kansen. Amsterdam:
Meulenhoff, 1992.
2 Sociaal en Cultureel Plan Bureau, Wisseling van de wacht.
Generaties in Nederland. Den Haag: SCP: 2010.
3 Henk A. Becker, Generaties van geluksvogels en pechvogels.
Strategieën voor assertief opgroeien, actief ouder worden en
intergenerationele solidariteit tot 2030. Amsterdam: Dutch
University Press, 2012.
Prof. dr. Henk Becker
1933 Geboren in Greifswald, Duitsland
1946 Migratie naar Nederland
1958 Doctoraal examen sociologie, Universiteit
Leiden
1956-’64 Stafmedewerker ministerie van
Maatschappelijk werk, afdeling Onderzoek
en Planning
1964-’68 Hoofd onderzoek, Sociologisch Instituut,
Nederlandse Economische Hogeschool
(tegenwoordig Erasmus Universiteit
Rotterdam)
1968 Promotie Nederlandse Economische
Hogeschool
1968 Hoogleraar sociologie, Universiteit Utrecht
1998 Emeritaat, voortzetting wetenschappelijk
werk in deeltijd
> SABRINA DE REGT
Vooruitblikmet
Tanja vander Lippe
Tanja van der Lippe leidt het onderzoeks-
programma ‘Vrijheid en onvrijheid door de
generaties heen’ dat de Utrechtse afdeling
Sociologie samen met het Nationaal Comité
4 en 5 mei is gestart. Sabrina de Regt onder-
vroeg haar over de insteek en potentiële op-
brengsten van het onderzoek.
Dr. Sabrina de Regt is postdoc onderzoeker bij de
afdeling Sociologie van de Universiteit Utrecht en
betrokken bij het onderzoek naar generaties dat daar
plaatsvindt. Foto: Faycal Benabid
TWEELUIK #2
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
40 | 41
In januari 2013 is het onderzoekprogramma ‘Vrijheid en
onvrijheid door de generaties heen’ van start gegaan.
Wat is het belang van uitgebreid wetenschappelijk on-
derzoek naar dit thema?
Tanja van der Lippe: “4 en 5 mei zijn vanuit het per-
spectief van de vrijheid gezien twee belangrijke dagen
in Nederland. Op 4 mei herdenken we de slachtoffers
van de Tweede Wereldoorlog en staan we stil bij het
feit dat de vrijheid waarin we nu leven niet vanzelf-
sprekend is. Op 5 mei vieren we dat we vandaag de dag
in vrijheid mogen leven in een stabiele, veilige de-
mocratie. Er wordt wel gezegd dat het draagvlak on-
der jongeren voor deze twee dagen minder groot is,
omdat zij de Tweede Wereldoorlog niet hebben mee-
gemaakt. Wij willen daarom allereerst on-
derzoeken hoe jongeren hun opvattingen
over vrijheid en onvrijheid ontwikkelen. Daar-
bij is een belangrijke vraag in welke mate de
sociale omgeving – denk aan ouders en vrien-
den – daarbij een rol speelt. Staan jongeren
eerder stil bij vrijheid als hun ouders en hun
vrienden dat ook doen? Daarnaast willen we
kijken in hoeverre er daadwerkelijk verschil-
len zijn tussen jongere en oudere generaties.
Bij het beantwoorden van deze vragen zullen
we expliciet aandacht geven aan de etnische
achtergrond van mensen. Surinaamse, Turk-
se en Marokkaanse Nederlanders hebben
door hun achtergrond en familiegeschiedenis
een andere verhouding tot de Tweede We-
reldoorlog dan Nederlanders van autochtone
afkomst. Veel migrantengroepen in Nederland
hebben bovendien persoonlijk ervaring met
andere, recente oorlogen. Dit maakt het be-
langrijk ook hun denkbeelden ten aanzien van
vrijheid en onvrijheid te onderzoeken.
We willen eerst de daadwerkelijke verschillen
tussen generaties verkennen. In hoeverre
hebben zij uiteenlopende opvattingen omtrent
vrijheid en onvrijheid? Belangrijk is vervolgens
om bestaande verschillen te verklaren. Waar
komen die vandaan? Is dit omdat de oudere
generatie direct ervaring heeft met oorlog en
onvrijheid? In hoeverre spelen opleidings-
verschillen een rol? En wat is de rol van om-
standigheden toen men opgroeide?”
“Wij gaan onderzoeken hoe jongeren hun opvattingen overvrijheid en onvrijheid ontwikkelen”
Tanja van der Lippe: “Ik wil graag handvatten aanreiken om alle inwo-
ners van Nederland maximaal te betrekken bij 5 mei”
Foto: Suzanne Liem
Past dit onderzoeksproject binnen ander onderzoek dat
door de afdeling Sociologie aan de Universiteit
Utrecht wordt uitgevoerd?
“In ons onderzoeksprogramma is het verklaren van
solidariteit belangrijk. De vraag hoe verschillende ge-
neraties opvattingen over vrijheid en onvrijheid ont-
wikkelen, past daarmee heel goed binnen onze over-
koepelende onderzoeksfocus. Hij is ook gerelateerd aan
een aantal thema’s waar wij al jarenlang ervaring mee
hebben. Ten eerste is onze expertise omtrent families
natuurlijk heel belangrijk in de studie naar vrijheid en
generaties. In hoeverre worden normen en waarden
over vrijheid en onvrijheid thuis aangeleerd? Hoe wordt
dit gedaan? Door middel van gedrag, in de zin van
‘goed voorbeeld doet goed volgen’? Meer indirect, door
normen en waarden die worden overgeleverd? Of door
structurele familieomstandigheden?
Ook hebben wij hier in Utrecht veel kennis in huis om-
trent migratie en integratie. Zoals ik net al aangaf is
het belangrijk is om goed zicht te krijgen op hoe men-
sen die niet in Nederland geboren zijn of die van huis
uit een andere etnische achtergrond hebben tegen vrij-
heid aankijken. Mensen uit Indonesië hebben signi-
ficant andere ervaringen met de Tweede Wereldoor-
log dan mensen uit bijvoorbeeld Marokko, Turkije of
de Nederlandse Antillen. Is dit van invloed op hoe zij
Bevrijdingsdag beleven? En vinden we hier dezelfde
generatieverschillen als bij autochtone Nederlan-
ders? En hoe staat het met de immigranten die op de
vlucht voor geweld en onderdrukking naar Nederland
zijn gekomen? Wat betekent 5 mei voor hen inhou-
delijk?
Ten slotte hebben we ook veel ervaring met beleids-
onderzoek. Dit zorgt ervoor dat we graag de vertaalslag
willen maken van wetenschappelijk onderzoek naar
maatschappelijk relevante conclusies en aanbevelingen.
En dat is bij dit onderzoek ook nadrukkelijk de be-
doeling.”
Wanneer is dit onderzoeksproject in uw ogen geslaagd?
“We hebben hier te maken met een complex en om-
vangrijk onderzoeksthema. Wat ik hoop is dat wij hel-
der in kaart zullen weten te brengen in welke mate ou-
dere Nederlanders wat betreft hun normen en waar-
den verschillen van jongere mensen, en in hoeverre
dat komt doordat ze in een andere periode opgegroeid
zijn. Is het echt zo dat de omstandigheden uit iemands
jeugd zijn normen en waarden voor de rest van het le-
ven bepalen? Of verschillen oudere mensen van jon-
gere mensen omdat ze meer levenservaring hebben
en daardoor het belang van vrijheid duidelijker kun-
nen onderschrijven? Ik wil ook graag meer zicht bie-
den op de vraag of huidige maatschappelijke ge-
beurtenissen een rol spelen. Hebben gebeurtenissen
die niets met de oorlog te maken hebben, zoals nine
eleven en de politieke moorden op Pim Fortuyn en Theo
van Gogh, ons denken over vrijheid beïnvloed en zijn
hier verschillen tussen generaties zichtbaar?
Verder is het ook belangrijk de verschillen binnen ge-
neraties niet te verwaarlozen. Ik noemde al de ver-
schillen tussen etnische groepen, maar je kunt ook den-
ken aan verschillen tussen hoogopgeleiden en laag-
opgeleiden. Al met al ben ik verheugd dat wij dit on-
derzoek mogen uitvoeren. Hopelijk kunnen wij inzicht
bieden en handvatten aanreiken die helpen om alle in-
woners van Nederland maximaal te betrekken bij 5 mei
als dag van nationale viering van de bevrijding en vrij-
heid.”
“Hebben gebeurtenissen die niets met de oorlog te maken hebben, zoals nine eleven en
de politieke moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh, ons denken over vrijheid
beïnvloed en zijn hier verschillen tussen generaties zichtbaar?”
Prof. dr. ir. Tanja van der Lippe
1963 Geboren te Vlaardingen
1988 Master Home Economics Universiteit Wageningen
1993 Doctoraat Universiteit Utrecht
1993 Postdoc onderzoeker SCP
1993-’98 Postdoc onderzoeker Universiteit Utrecht
1995-2001 Universitair docent Universiteit Utrecht
2001-’03 Universitair hoofddocent Universiteit Utrecht
2003-heden Hoogleraar sociologie Universiteit Utrecht en
hoofd afdeling Sociologie
Onderzoek uitgelicht N
ationaal Com
ité 4 en 5 mei
42 | 43
Henk Becker is als socioloog lange tijd verbonden geweest
aan de Universiteit Utrecht. Hij heeft zowel nationaal
als internationaal een belangrijke bijdrage geleverd aan
het generatieonderzoek. Heeft zijn erfenis invloed op
dit onderzoeksprogramma?
“Het werk van Henk Becker speelt inderdaad een be-
langrijke rol in het onderzoek naar generaties. Hij
wordt vaak in één adem genoemd met andere grote
denkers omtrent generaties, zoals de Hongaarse so-
cioloog Karl Mannheim en de Amerikaanse politico-
loog Ronald Inglehart. In dit onderzoek gebruiken wij
zijn algemene gedachte dat generaties geen geïsoleerde
leeftijdscohorten zijn, maar beïnvloed worden door de
maatschappelijke context. Wij zullen deze maat-
schappelijke context proberen te kwantificeren om zo
meer inzicht te krijgen in welke gebeurtenissen een
vormende rol hebben gespeeld in onze geschiedenis
en in hoeverre mensen hierin onderling van elkaar ver-
schillen.”
Bent u ook op persoonlijk niveau verbonden met het on-
derzoek naar generaties en vrijheid?
“Ja, ik voel een grote betrokkenheid. Mijn moeder, in-
middels negentig jaar, was actief in de Tweede We-
reldoorlog. Ik vertel haar verhaal graag omdat ik trots
ben op wat ze gedaan heeft. Als achttienjarige ging zij
in 1940 klassieke talen studeren in Leiden. Rond 1941
hadden de Joodse docenten te horen gekregen dat ze
niet meer mochten lesgeven. De studenten werd ge-
vraagd te verklaren het daarmee eens te zijn. Mijn moe-
der tekende die verklaring niet en moest stoppen met
haar studie. Ze kreeg een kantoorbaan bij de PTT en
bracht verzetskrantjes rond. Dit werd opgemerkt en
om problemen te voorkomen vertrok mijn moeder
naar een boerderij in Overijssel. Daar leerde zij on-
dergedoken vliegeniers kennen die ze Engelse boeken
bracht. Ook nam ze hen regelmatig achterop de fiets
naar een andere boerderij, soms met gevaar voor ei-
gen leven.
Jaren later, toen ik op de middelbare school zat, kwam
een van die Canadese vliegeniers langs om haar een
onderscheiding te brengen. Daarvóór had zij er nooit
over verteld. Nog altijd zegt ze erover: ‘Ach kind, dat deed
je gewoon.’ Herdenken is voor mij daarmee van per-
soonlijk belang. Nu, bij mijn kinderen en hun vrien-
den, merk ik dat zij de vrijheid anders beleven. Zij dis-
cussiëren over de twee minuten stilte op 4 mei, maar
vieren op 5 mei uitbundig de vrijheid op de verschillende
festivals in Nederland. Het vergroot mijn motivatie om
te onderzoeken hoe herdenken en vieren van vrijheid
blijvend kan worden vormgegeven.” <
Overlegruimte
universiteit Utrecht.
Foto: Suzanne Liem
DE WERKPLEK VAN ...
Vele uren van de dag breng je
op je werk door. De werkkamer
van vroeger bestaat niet meer.
Het ‘nieuwe werken’ is al enige
tijd bezig met een gestage
opmars, waarbij telewerken
vanaf huis, flexplekken op de
zaak en het mobiele kantoor
vanuit de auto maar enkele
voorbeelden zijn. Een impres-
sie van werkplekken van onder-
zoekers nu.
Foto’s: Suzanne Liem
� Henk Becker “Dit is mijn werkkamer. Je hebt vanuit hier een geweldig uitzicht
omhoog, naar de lucht. Ik noem het mijn wolkenkamer. De ener-
gie van deze werkomgeving is gericht op lezen en denken. Ik heb
twee werkkamers: deze is voor de inspiratie. Ik heb boven nog een
computerkamertje met een pc en printer, voor de productie. Als
je in deze ruimte elektronische apparaten gaat neerzetten, gaat er
energie verloren. Ik heb hier een verrekijker, zodat ik tussen het
lezen en denken door naar de vogels in de tuin kan kijken. Ver-
der heeft mijn werkkamer een haard. Ik kijk graag naar de be-
wegende vlammen in het haardvuur. Het stimuleert de combinatie
van denkbeelden in mijn brein, zodat beide hersenhelften contact
met elkaar maken. Dat is goed voor de creativiteit en helderheid.”
� Tanja van der Lippe“Wij zijn pasgeleden als afdeling sociologie verhuisd naar een nieuw gebouw. Het is heel mooi opgeknapt,
vrij ruim en licht, en heel open. Zelf werk ik liever hier dan thuis, ik hecht aan de academische gemeen-
schap, aan het overleg en samenwerken met collega’s, en aan de academische vorming van jonge mensen.
Daarnaast zorgt het werken hier er ook (enigszins) voor dat ik privé en werk beter van elkaar kan scheiden.
Je kunt dus wel stellen dat ik wat mijn werkplek betreft een uiterst tevreden mens ben!”
O
nderzoek uitgelicht Nationaal C
omité 4 en 5 m
ei
44 | 45
‘Waarden van 4 en 5 mei vertalen naar de huidige tijd’ Op zoek naar de vrijheid: muziek en de vrijheid van meningsuiting
Nasrdin Dchar: ‘wie goed doet, goed ontmoet’Lokaal bestuur: 2 burgemeesters en een gouverneur over 4 en 5 mei
Heldenonthaal voor Britse veteranen
Nieuwe taken: subsidie organisaties eerste generatie
Nationaal Comité 4 en 5 mei, najaar 2012
NCMagazineOver herdenken, vieren en herinneren
Nationaal Comité 4 en 5 mei, voorjaar 2013NCMagazine
Over herdenken, vieren en herinneren
premier Mark Rutte en staatssecretaris Martin van Rijn reflecteren op herdenken & vieren
Pauline Broekema:
‘Ik wil een bijdrage leveren aan herden-ken & herinneren’
Oprichting Stichting en Musea
en Herinneringscentra 40-45: Samen maakt sterk
Joël Cahen en Theodor Holman over de oorlog van
hun ouders:‘Ik voel niet de pijn van mijn ouders, maar wel hun angst’ Ambassadeur van de
Vrijheid Miss Montreal:
‘Ik eer alle opa’s die de oorlog hebben meegemaakt’
Voorzitter Leemhuis en
directeur Nooter van het NC: ‘WOII staat centraal op de
Nationale Herdenking op 4 mei’
NC MagazineC : alles wat u wilt weten over
herdenken en vierenVoor meer informatie: [email protected]