3
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
BON NAT 2010
Datum 22 september 2010
Status Definitief concept
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
BON NAT 2010
Datum 22 september 2010
Status Definitief concept
Het basisonderhoudsniveau (BON) geeft aan welk pakket aan maatregelen op het gebied van beheer en onderhoud noodzakelijk is om de infrastructuur die de Rijkswaterstaat beheert op langere termijn in stand te houden en naar behoren te laten functioneren.
De specificatie van de maatregelen voor het beheer en
onderhoud vindt plaats in de zgn. objectbeheerregimes
(OBR’s).
Pagina 4 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Colofon
Uitgegeven door RWS Dienst Infrastructuur
Informatie Giel Klanker
Telefoon 088-7972486
Fax
Uitgevoerd door
Opmaak
Datum 22 september 2010
Status Definitief concept
Versienummer 1.0
Bestandsnaam OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Versiebeheer 0.1 01-02-2010 Initiële versie, op basis van versie 2009 (versie
2009 is vastgesteld in DT-RWS van 16 okt 2009)
0.2 12-04-2010 1e ruwe concept versie
0.3 18-04-2010 Retourversie met H0, 1, 4
0.4
0.5 14-06-2010 Commentaar AIP
0.6 01-07-2010 Versie voor reactie-ronde AIP-koppels.
H1 kleine aanpassingen
0.7 18-08-2010 Reacties AIp verwerkt
0.8 20-09-2010 Definitieve versie
1.0 22-09-2010 Verzending naar AIP, geen inhoudelijke
wijzigingen doorgevoerd.
Pagina 5 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Pagina 6 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Inhoud
0 Samenvatting OBR Kunstwerken 9 0.1 Algemene kenmerken 10 0.2 Stuwcomplexen 12 0.3 Spuisluizen en uitwateringssluizen 12 0.4 Gemalen 12 0.5 Kunstwerken overig HWS 13 0.6 Schutsluizen 13 0.7 Vaste en beweegbare bruggen 14 0.8 Afmeervoorzieningen 15 0.9 Financieel overzicht 15
1 Basisonderhoudsniveau en (object) beheerregimes 18 1.1 Algemeen 18 1.2 Raamwerk voor (object)beheerregimes 19 1.3 Specifieke uitgangspunten OBR’s en BR’s van het BON Nat 2010 20 1.4 Relaties met lopende projecten en ontwikkelingen 22 1.4.1 Vernieuwing Instrumentarium Prestatiesturing 22 1.4.2 Verbetering Efficiency HWS 22 1.4.3 Doelmatig Waterbeheer 23 1.4.4 Brede heroverweging 24 1.4.5 Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren - Uitvoeringsprogramma 24 1.4.6 Areaaluitbreiding en kosten door veranderend beleid 24 1.4.7 Duurzaamheid – programma “ZekerDuurzaam” 25 1.4.8 LCC 25 1.5 Belangrijkste verschillen OBR 2010 t.o.v. OBR 2009 25
2 Inleiding 26 2.1 Hoofdwatersysteem en Hoofdvaarwegennet 26 2.2 Areaal 26 2.3 Monumenten 27 2.4 Vervanging 27 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken 28 2.6 Service level, gebruik en Publieksgericht netwerkmanagement 29
3 Stuwcomplex 31 3.1 Aard en functie 31 3.2 Areaal 31 3.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 31 3.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 32
4 Spui- en uitwateringssluis 34 4.1 Aard en functie 34 4.2 Areaal 34 4.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 35 4.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 36
5 Gemaal 37
Pagina 7 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
5.1 Aard en functie 37 5.2 Areaal 37 5.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 37 5.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 38
6 Kunstwerken overig HWS 39 6.1 Aard en functie 39 6.2 Areaal 40 6.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 40 6.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 40
7 Schutsluizen 42 7.1 Aard en functie 42 7.2 Areaal 42 7.3 Service level / gebruikseisen 43 7.4 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 44 7.5 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 45
8 Bruggen vast en beweegbaar 46 8.1 Aard en functie 46 8.2 Areaal 46 8.3 Service level / gebruikseisen 46 8.4 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 47 8.5 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 48
9 Afmeervoorzieningen 49 9.1 Aard en functie 49 9.2 Areaal 49 9.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 49 9.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 50
10 Relevante wet- en regelgeving 51 10.1 Regelgeving kunstwerken 51
11 Civieltechnische kenmerken en functie-eisen 53 11.1 Civieltechnische functionaliteit 53 11.2 Verouderingsprocessen 54 11.3 Gevolgen van veroudering 55
12 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 57 12.1 Opbouw kosten berekeningen 57 12.2 Gemiddelde jaarlijkse kosten 58 12.3 Scope P*Q 58 12.4 Borging kwaliteit kostenopbouw 58
13 Aandachtspunten 59
14 Gevoeligheidsanalyse 61 14.1 Verruimen interventieniveau 61 14.2 Verruimen omvang maatregel: combineren van werkzaamheden 62 14.3 Verhogen frequentie 62
Pagina 8 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
14.4 Resumé 62
15 Referenties 63
16 Bijlagen 64
Bijlage A P*Q verdeling naar Regionale Diensten 65
Bijlage B Monumenten 69
Bijlage C Afmeervoorzieningen 71
Pagina 9 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
0 Samenvatting OBR Kunstwerken
Het OBR Kunstwerken heeft betrekking op de kunstwerken van de natte
infrastructuur die in het beheer zijn bij het Rijk. De objecten die deel uitmaken van
het OBR Kunstwerken kunnen worden onderverdeeld in verschillende
objectsubcategorieën die zich van elkaar onderscheiden wat betreft functionaliteit,
technische aspecten en beheer en onderhoud. In onderstaande tabellen is een
overzicht gegeven van de aantallen objecten die bij de Regionale Diensten in beheer
zijn.
Tabel 0-1: Areaal kunstwerken in het HWS (bron: NIS 1 januari 2010)
KW soort DIJG DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal
Stuwcomplex 7 3 10
Spui,- uitwateringssluis 39 11 9 1 3 23 3 89
Gemaal 4 2 1 5 4 3 19
Kunstwerken overig HWS 21 81 12 3 56 6 13 20 212
Tabel 0-2: Areaal kunstwerken HVWN (bron: NIS 1 januari 2010)
KW soort DIJG DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal
Schutsluis 10 27 22 8 8 20 11 15 121
Bruggen vast 6 38 31 7 1 54 23 4 14 178
Brug vast, beton
klein 5 10 25 6 1 25 3 3 8
86
Brug vast, beton
groot 1 6 3 4 1
15
Brug vast, staal 22 6 1 26 16 6 77
Bruggen beweegbaar 4 2 39 6 4 10 13 17 95
Afmeervoorziening 2 1 14 17
De objecten worden krachtens het zwaartepuntprincipe toegekend aan het BON
Hoofdwatersysteem of aan het BON Hoofdvaarwegennet. Ook in het financiële
overzicht aan het eind van dit hoofdstuk worden de kosten hiernaar uitgesplitst. De
verzamelcategorie Kunstwerken overig HWS betreft coupures, duikers / hevels /
sifons, waterreguleringswerken en kunstwerken ten behoeve van natuur. Verder zijn
de stormvloedkeringen opgenomen in het OBR Stormvloedkeringen, dat deel
uitmaakt van het BON HWS.
Recent is een inventarisatie uitgevoerd naar de kosten van vervanging van het
huidige areaal. In dit OBR is volstaan met een korte weergave van de uitkomsten
van de inventarisatie, voor een meer uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar
het rapport Inventarisatie vervangingsinvesteringen [3]. Onderstaande tabel geeft
een overzicht van de verwachte vervangingsinvesteringen in de kunstwerken van
HWS en HVWN in de periode 2011 – 2049.
Pagina 10 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Tabel 0-3: Totaal vervangingsinvesteringen kunstwerken HWS en HVWN
Renovatie en vervangingen kunstwerken (afgeronde bedragen)
Prijspeil 2009 2011 - 2015 2016 - 2028 2029 - 2039 2040 - 2049
[in Mln. €] totaal gem./jr. totaal gem./jr. totaal gem./jr. totaal gem./jr.
HVWN, HWS kunstwerken nominaal 0 0 1.520 115 1.650 150 710 70
HVWN, HWS kunstwerken verkort 430 85 780 60 650 60 390 40
TOTAAL 430 85 2.300 175 2.300 210 1.100 110
Hieronder worden eerst enkele algemene kenmerken van het beheer en onderhoud
van kunstwerken toegelicht. Vervolgens wordt per objectsubcategorie een
beschrijving gegeven van de functie, de werkwijze bij het beheer en onderhoud en
bijzondere aandachtspunten. De gemiddelde jaarlijkse kosten voor het beheer en
onderhoud van de betreffende subcategorie zijn berekend door de Dienst
Infrastructuur en zijn gebaseerd op onderliggende gedetailleerde overzichten van
vaste en variabele onderhoudsmaatregelen, van onderhoudsfrequenties en van
kosten van maatregelen. Bij de kostprijzen is rekening gehouden met uitvoerings-
en administratieve kosten en winst en risico (UAKWR 20 %), met de kosten van
verkeersmaatregelen (VKMTR 5 %) en met de kosten van voorbereiding,
administratie en toezicht (VAT 20 %). Deze laatste kosten zijn verder onderverdeeld
naar engineering (13,5 procentpunten, wordt meestal uitbesteed, uitgedrukt in k€)
en administratie en toezicht (6,5 procentpunten, uitgedrukt in fte’s). In de
afsluitende paragraaf wordt de wijze van kostprijsberekening verder toegelicht en
worden de financiële aspecten van het beheer en onderhoud van kunstwerken
samengevat.
0.1 Algemene kenmerken
Kunstwerken vervullen belangrijke functies in de natte hoofdinfrastructuur. De
hoogste prioriteit wordt toegekend aan waterkerende kunstwerken die deel
uitmaken van de primaire waterkering.1 Meestal zijn dit stormvloedkeringen en
schutsluizen, soms spuisluizen of gemalen. Daarnaast kunnen kunstwerken een
belangrijke bijdrage leveren aan het reguleren van de aan- en afvoer van water.
Daarmee beschermen ze enerzijds tegen overstromingen en voorkomen ze
anderzijds dat verdroging optreedt. Met name spui- en uitwateringssluizen2 en
gemalen zijn in dit opzicht van belang.3 Stuwen zorgen er voor dat rivieren ook bij
lagere waterstanden bevaarbaar blijven. Ten slotte vervullen kunstwerken
belangrijke transportfuncties: de schutsluizen voor de scheepvaart, de bruggen voor
het wegverkeer.
Bij het ontwerp van kunstwerken wordt uitgegaan van lange levensduur. Ter
illustratie: voor sluizen wordt circa 100 jaar aangehouden, voor bruggen 80 jaar en
voor gemalen 80 jaar. Schades aan kunstwerken ontstaan door veroudering
(inwerking van weer, milieu en stroming), door gebruik en – soms – door
aanvaringen en ongelukken. Bij beweegbare kunstwerken hebben de mechanische
en elektrotechnische onderdelen een aanmerkelijk kortere levensduur dan betonnen
1 De veiligheidseisen waaraan deze moeten voldoen zijn onder meer vastgelegd in de Wet op de waterkering, de
Toets op de Veiligheid en de TAW-leidraad Waterkerende kunstwerken en bijzondere constructies’. 2 Ook schutsluizen worden soms ingezet voor het afvoeren van water. 3 Op kleinere schaal kunnen ook duikers en sifons deze functie vervullen.
Pagina 11 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
en stalen onderdelen van het kunstwerk. Vervanging van deze onderdelen vindt
soms al na 10 tot 20 jaar plaats, en de maximale levensduur van mechanische en
elektrotechnische onderdelen bedraagt 40 tot 50 jaar. Ook de steeds meer
geautomatiseerde besturingssystemen vormen een belangrijke kostenpost: ICT-
deskundigen moeten meestal de software op maat ontwikkelen en na vijf tot tien
jaar moet de software worden vervangen. Ten slotte moeten onderdelen soms
worden vervangen omdat industriële standaarden zijn gewijzigd of omdat er geen
ondersteuning meer wordt geboden voor oudere systemen.
Goede planning van het volledig vervangen van kunstwerken4 is niet alleen van
belang vanwege de financiële aspecten, maar ook omdat het gedurende een langere
periode buiten bedrijf stellen van een kunstwerk vaak grote problemen oplevert
voor (vaar)weggebruikers. In de praktijk worden kunstwerken dan ook alleen
volledig vervangen als de gehele constructie echt aan het einde van de technische
levensduur is of wanneer het object in het geheel niet meer kan voldoen aan de
eigentijdse functionele eisen. Dit laatste kan zowel het gevolg zijn van
maatschappelijke ontwikkelingen als van veranderingen in de fysieke omgeving. Een
voorbeeld van zo’n maatschappelijke ontwikkeling is intensivering van het
scheepvaartverkeer waardoor de capaciteit van een schutsluis niet langer toereikend
is. Wat betreft veranderingen in de fysieke omgeving kunnen op termijn de
gevolgen van klimaatverandering een belangrijke rol gaan spelen, met name door
de stijging van de zeespiegel en de hogere pieken in de waterafvoer via de rivieren.
Hierdoor moeten in de toekomst wellicht ‘hogere’ functionele eisen worden gesteld
aan kunstwerken die een waterkerende of een waterregulerende functie vervullen.
Veel kunstwerken maken deel uit van een primaire of secundaire waterkering. De
Wet op de waterkering geeft met het oog op de bescherming tegen hoogwater
richtlijnen waaraan dergelijke kunstwerken moeten voldoen. Het Voorschrift Toetsen
op Veiligheid is vooral gericht op het waarborgen van de waterkerende functie.
Verder zijn er vele technische richtlijnen en specificaties waaraan (onderdelen van)
de kunstwerken moeten voldoen. Voor de kunstwerken en functies die niet onder de
toetsing volgens de wet op de waterkering vallen gaat de Dienst Infrastructuur in de
komende jaren een toetsingskader ontwikkelen en inventarisaties uitvoeren om
RWS-breed de risico’s in beeld te brengen.
Het beheer en onderhoud bij kunstwerken is gericht op het veilig functioneren van
de objecten, op het garanderen van de beschikbaarheid en op het behalen van de
ontwerp levensduur.5 Het betreft zowel kleinere, soms dagelijkse werkzaamheden
die tot het vast onderhoud behoren als variabel onderhoud in de vorm van
conserveringen, reconstructies en vervanging van delen van de objecten.
Kenmerkende schadebeelden bij kunstwerken zijn onder andere afname van de
sterkte en de stabiliteit van (onderdelen van) de constructie, erosie onder en langs
de constructie en defecten aan mechanische en elektrotechnische onderdelen. Vaak
leggen beschikbaarheidseisen voor de scheepvaart beperkingen op aan de tijden
waarop onderhoudswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. In dat geval worden
werkzaamheden zoveel mogelijk gecombineerd uitgevoerd.
4 Volledige vervanging van kunstwerken valt onder Aanleg. De kosten daarvan zijn daarom niet in het BON
opgenomen. 5 De personele inzet voor de bediening van kunstwerken valt onder Bediening en daarmee buiten het BON.
Pagina 12 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
De beschrijvingen in het OBR van de onderhoudsmaatregelen, de interventieniveaus
en de onderhoudsintervallen zijn ontleend aan een groot aantal
instandhoudingplannen. Voor wat betreft de werktuigkundige (W) en
elektrotechnische (E) onderdelen en deelinstallaties is gebruik gemaakt van de
landelijk geïnventariseerde gegevens inzake vervangingsintervallen.
0.2 Stuwcomplexen
Een stuw is een waterbouwkundige constructie in een rivier die beoogt het
stroomopwaartse waterpeil te kunnen beïnvloeden. Hierdoor kan de rivier ook bij
lagere waterstanden bevaarbaar blijven en wordt voorkomen dat er schade aan
oevers en oeververdedigingen ontstaat door verdroging. Verder kan met behulp van
stuwen het debiet worden geregeld, hetgeen onder andere van belang is voor het
opwekken van elektriciteit, voor de drinkwatervoorziening, de irrigatie en de
stroomafwaartse watertoevoer. Stuwen zijn vaak uitgerust met vistrappen zodat
vissen het kunstwerk kunnen passeren. Rijkswaterstaat beheert momenteel tien
stuwcomplexen: zeven in Limburg en drie in Oost-Nederland.
Beweegbare stuwen bewegen in het verticale vlak (schotbalkstuw en schuifstuw) of
roteren in het horizontale vlak om hun as (klepstuw, dakstuw en vizierstuw).
Doorgaans bestaat een beweegbare stuw uit een betonconstructie van portalen of
heftorens waaraan de schuiven zijn bevestigd. De bodem of vloer van de stuw wordt
aan beide zijden beschermd tegen uitspoeling.
Het onderhoud van stuwen is in belangrijke mate gericht op het in stand houden
van de sterkte en de constructies van de kritieke onderdelen. Maatregelen zijn
onder andere het conserveren van staalwerk en het repareren of vervangen van
mechanische en elektrotechnische onderdelen en systemen. Het vast onderhoud
bestaat uit werkzaamheden als het smeren van bewegende delen, schoonmaken,
schouwen en het verwijderen van drijfvuil. In het OBR is een overzicht opgenomen
van de belangrijkste maatregelen, de interventieniveaus en de
onderhoudsintervallen.
0.3 Spuisluizen en uitwateringssluizen
Spui- en uitwateringssluizen lozen overtollig oppervlaktewater op een boezem, een
rivier, een meer of de zee. Daarmee leveren ze een belangrijke bijdrage aan het
reguleren van het waterpeil. In totaal heeft de Rijkswaterstaat 89 spui- en
uitwateringssluizen in beheer. Een uitwaterings- of suatiesluis is een duiker met een
beweegbare waterkering en komt in Nederland veelvuldig voor in rivier en
zeedijken. Een spuisluis is een betonnen constructie met een aantal kokers
waardoor het water wordt gespuid. De kokers kunnen met schuiven worden
afgesloten. Het grootste spuicomplex in Nederland zijn de Haringvlietsluizen met
een capaciteit van bijna 10.000 kubieke meter per seconde.
Het beheer en onderhoud van de spui- en uitwateringssluizen is op hoofdlijnen
vergelijkbaar met het beheer en onderhoud van schutsluizen. Er worden
vergelijkbare interventieniveaus en maatregelen gehanteerd.
0.4 Gemalen
Gemalen zijn installaties voor het reguleren van de waterstand. Ze pompen water
vanuit een gebied met een lagere waterstand naar een gebied met een hogere
waterstand. Gemalen worden zowel in polders als bij kanalen toegepast. De in totaal
Pagina 13 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
19 gemalen die in beheer zijn bij het rijk bevinden zich vooral langs kanalen. Bij
grotere gemalen is meestal een bedieningsruimte aanwezig. Het gemaal van
IJmuiden is sinds de uitbreiding in 2004 het grootste gemaal van Europa met een
debiet van 260 kubieke meter per seconde.
Er kunnen verschillende soorten gemalen worden onderscheiden, bijvoorbeeld naar
de energiesoort (stoom, diesel of elektriciteit) of naar de bemalingtechniek. De
nieuwe gemalen hebben veelal een stelsel van schroefpompen en worden
aangestuurd met behulp van een beslissingsondersteunend systeem. Het benodigde
onderhoud varieert per type gemaal. Aangezien uitval van een gemaal (zeer)
ernstige consequenties kan hebben wordt veel aandacht besteed aan preventief en
regulier onderhoud aan de pompinstallaties. De motoren worden doorgaans binnen
25 jaar vervangen, de aansturingsinstallaties tussen 15 en 30 jaar. In het OBR is
een overzicht opgenomen van de belangrijkste onderhoudsmaatregelen.
0.5 Kunstwerken overig HWS
Tot de objectcategorie Kunstwerken overig behoren naast een aantal
hoogwaterkeringen ook diverse kleinere objecten zoals duikers / hevels / sifons,
waterreguleringswerken en kunstwerken ten behoeve van de natuur. In
onderstaande tabel zijn de arealen weergegeven.
Hoogwaterkeringen zijn sluisachtige constructies waarvan de deuren uitsluitend bij
extreme hoogwaters worden gesloten. Een coupure is een constructie die, in
geopende toestand, een wegverbinding mogelijk maakt door de doorgaande
waterkering. Alleen bij extreem hoge waterstanden wordt de coupure gesloten. Een
duiker is een (doorgaans betonnen) koker onder een dijk, dam of weg die tot doel
heeft een open verbinding te vormen tussen twee wateren (sloten) aan weerszijden
van de dijk, de dam of de weg. Een sifon of grondduiker leidt een rivier, beek of
poldertocht onder een andere watergang door die een ander waterpeil heeft. Omdat
sifons tevens een waterkerende functie hebben moeten ze aan beide zijden
afsluitbaar zijn. Waterreguleringswerken zijn vaste overlaten of inlaten die voorzien
in een vrije afvoer of aanvoer van water wanneer een bepaald peil wordt bereikt. De
kunstwerken ten behoeve van de natuur betreffen met name vistrappen bij stuwen
en sluizen. Deze maken het voor vissen mogelijk om deze obstakels in de rivier te
passeren en hun natuurlijke trek te volgen.
0.6 Schutsluizen
Schutsluizen maken het mogelijk voor de scheepvaart om verschillen in
waterstanden tussen vaarwaters te overbruggen. Schutsluizen bestaan uit een kolk
die aan weerszijden kan worden afgesloten door sluisdeuren. In de deuren of
sluishoofden zijn voorzieningen aangebracht om het waterniveau in de kolk te
kunnen nivelleren.
De meeste sluizen kunnen zowel door de beroepsvaart als door de recreatievaart
worden gebruikt; op enkele plaatsen maakt de recreatievaart gebruik van een
aparte kolk. Veel sluizen zijn gecombineerd met een brug ten behoeve van het
wegverkeer. Naast de scheepvaartfunctie maken schutsluizen vaak ook deel uit van
een waterkering en kunnen ze worden gebruikt voor het reguleren van de aan- en
afvoer van water. Een deel van de sluiscomplexen is speciaal hiervoor voorzien van
een spuisluis of een waterreguleringswerk. Bij sommige sluizen zijn installaties
aangebracht om zoet en zout water zoveel mogelijk gescheiden te houden. Het
Pagina 14 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
grootste deel van de schutsluizen is uitgerust met zogenaamde puntdeuren. Soms
worden hefdeuren of roldeuren toegepast.
De dimensionering van schutsluizen wordt in belangrijke mate bepaald door het
type vaarweg (hoofdtransportas, hoofdvaarweg of overige vaarweg), door het
maatgevend type schip waarvoor de vaarweg is bestemd (uitgedrukt in de CEMT-
klasse) en door de verwachte intensiteit van het scheepvaartverkeer. In de
‘Richtlijnen vaarwegen’ van de Commissie Vaarwegbeheerders zijn diverse
aanwijzingen opgenomen voor de bediening en de inrichting van schutsluizen. In het
algemeen geldt dat de uitrusting en bediening van de sluis zodanig moeten zijn dat
een vlotte en veilige schutting van de scheepvaart mogelijk is. De streefwaarden
voor de beschikbaarheid van de schutsluizen (en van de beweegbare bruggen)
liggen zeker voor de hoofdtransportassen en de druk bevaren hoofdvaarwegen op
een hoog niveau.
Omdat het eventueel falen van sluisdeuren tot grote veiligheidsrisico’s en
economische schade kan leiden wordt veel aandacht besteed aan het op peil houden
van de sterkte en de constructies van de kritieke onderdelen. Het vast onderhoud
bij sluizen bestaat uit werkzaamheden als het smeren van onderdelen, reinigen,
schouwen, het verrichten van kleine reparaties en het verwijderen van drijfvuil. Het
variabel onderhoud bij sluiscomplexen is voor een belangrijk deel gericht op de
bewegende delen. Het betreft onder meer het conserveren van het staalwerk van
sluisdeuren en schuiven en het repareren of vervangen van mechanische en
elektrotechnische onderdelen en systemen. Onderhoud van de betonnen delen vindt
doorgaans pas na langere tijd plaats.
Vanwege de hoge beschikbaarheidseisen is er bij de meeste sluizen slechts beperkt
ruimte voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden waarbij de sluis tijdelijk
buiten gebruik moet worden gesteld. Soms worden maatregelen daarom uitgesteld
en / of gecombineerd met andere werkzaamheden. Uit veiligheidsoverwegingen
wordt bij sluizen die deel uitmaken van een (primaire) waterkering tijdens het
stormseizoen (oktober tot en met april) doorgaans geen groot onderhoud
uitgevoerd.
0.7 Vaste en beweegbare bruggen
Bruggen verbinden de beide oevers van een (vaar)water om het verkeer op het land
het water zonder veel hinder te kunnen laten passeren. Er zijn 273 ‘natte’ bruggen6
in beheer bij het rijk, waarvan 178 vaste en 95 beweegbare. Deze laatste kunnen
voor de scheepvaart worden geopend als de doorvaarthoogte niet toereikend is. De
meeste bruggen zijn uitgevoerd in staal, beton of een combinatie van beide.
Beweegbare bruggen zijn verder uitgerust met mechanische en elektronische
onderdelen om de brug te kunnen openen.
Bij veel bruggen is de Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor de instandhouding van
de hoofddraagconstructie van de brug, terwijl het wegdek en de verharding in
beheer zijn bij een provincie, gemeente of de Nederlandse Spoorwegen. Vaste
bruggen hebben minder onderhoud nodig dan beweegbare bruggen. Met name de
6 Met ‘natte’ bruggen wordt aangegeven dat het bruggen betreft waarbij aan de betreffende vaarweg een zwaardere
functie wordt toegekend dan aan de kruisende wegverbinding. Het beheer en onderhoud aan deze bruggen wordt
vanuit het natte budget gefinancierd; de overige bruggen vallen onder de droge kunstwerken.
Pagina 15 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
mechanische en elektrotechnische onderdelen en installaties vergen relatief veel
onderhoud, mede vanwege de hoge eisen die er aan worden gesteld ten aanzien
van bedrijfszekerheid en beschikbaarheid voor de scheepvaart. Pijlers die in het
water staan behoeven aanmerkelijk meer onderhoud dan pijlers die op de oevers
staan. Stromend water en zout water vormen nog een extra belasting. Betonnen
(delen van) constructies behoeven doorgaans het minst vaak onderhoud.
0.8 Afmeervoorzieningen
Afmeervoorzieningen, in de praktijk ook wel aangeduid als ligplaatsen of
aanlegplaatsen, zijn voorzieningen voor het afmeren van schepen. Er zijn
verschillende soorten afmeervoorzieningen zoals remmingwerken of geleidewerken,
meerstoelen en meerpalen en aanlegkades of aanlegsteigers. Het beheer en
onderhoud van afmeervoorzieningen die deel uitmaken van een kunstwerk is
verwerkt in de onderhoudsmaatregelen van het betreffende kunstwerk. In het kader
van het OBR Kunstwerken worden alleen de afmeervoorzieningen behandeld die zich
in de directe nabijheid van een kunstwerk bevinden zonder daar deel van uit te
maken. Het gaat in totaal om 17 afmeervoorzieningen waarvan zich er 14 in
Zeeland bevinden. De overige ‘losse’ afmeervoorzieningen worden behandeld in het
OBR Oevers.
Het onderhoud aan afmeervoorzieningen bestaat vooral uit het conserveren van het
staalwerk van de remmingwerken, ladders, loopbruggen en haalkommen. Dit vindt
meestal plaats na 15 tot 25 jaar. Regelmatig worden objecten geheel of gedeeltelijk
worden vervangen vanwege aanvaringen of mislukte manoeuvres.
0.9 Financieel overzicht
In onderstaande tabel zijn de gemiddeld benodigde financiële middelen
weergegeven voor het jaarlijks beheer en onderhoud van de natte kunstwerken.
Hierbij is geen rekening gehouden met vervangingen van grotere kunstwerken aan
het einde van de levensduur.
Tabel 0-14: Financieel overzicht Kunstwerken HWS
EPK Vast EPK Variabel EPK Totaal Engineering
Kunstwerken HWS [k€] [k€] [k€] [k€]
Dienst IJsselmeergebied 600 3.564 4.164 375
Dienst Limburg 928 5.132 6.060 546
Dienst Noord-Brabant 68 84 153 14
Dienst Noord-Holland 1.167 831 1.998 180
Dienst Noord-Nederland 0 0 0 0
Dienst Oost-Nederland 898 2.179 3.077 277
Dienst Utrecht 259 338 597 54
Dienst Zuid-Holland 816 4.849 5.665 510
Dienst Zeeland 32 188 220 20
Totaal 4.767 17.165 21.932 1.975
Engineering 1.975
Totaal 23.907
Pagina 16 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Tabel 0-15: Financieel overzicht Kunstwerken HVWN
EPK Vast EPK Variabel EPK Totaal Engineering
Kunstwerken HVWN [k€] [k€] [k€] [k€]
Dienst IJsselmeergebied 956 3.913 4.868 438
Dienst Limburg 3.196 12.685 15.881 1.430
Dienst Noord-Brabant 2.632 8.592 11.224 1.011
Dienst Noord-Holland 1.115 4.553 5.668 510
Dienst Noord-Nederland 0 3 3 0
Dienst Oost-Nederland 1.666 8.701 10.367 933
Dienst Utrecht 2.461 8.112 10.574 952
Dienst Zuid-Holland 1.367 6.562 7.929 714
Dienst Zeeland 2.674 10.568 13.243 1.192
Totaal 16.068 63.689 79.757 7.181
Engineering 7.181
Totaal 86.938
In 2009 lagen de totale EPK’s voor alle objecten (dus zowel HWS als HVWN) op een
niveau van 112,9 miljoen euro. In het OBR Kunstwerken 2010 bedragen de totale
EPK’s 110,8 miljoen euro. Deze wijziging van de kosten wordt grotendeels verklaard
door de aangepaste onderbouwing van de PxQ voor de bruggen en door het
opnemen van Engineerings als EPK. In deze versie van het OBR is de onderbouwing
van de PxQ van de Bruggen vast in het HVWN voor het eerst gelijk aan die van de
vaste bruggen in het HWN. Daarmee is het vergelijken van bruggen in beide
netwerken en het overhevelen van bruggen tussen de netwerken vereenvoudigd.
Tot en met het OBR 2009 werd Engineering uitgedrukt in fte. Met de huidige
werkwijze worden deze werkzaamheden vrijwel altijd uitbesteed. Daarom worden
deze kosten vanaf deze OBR 2010 uitgedrukt in EPK. Daarnaast is voor het overige
areaal een correctie voor de prijsontwikkeling en een nauwkeurigere inventarisatie
van de arealen bijgedragen aan een beter onderbouwde PxQ.
Tabel 0-16: Verschillen 2007, 2009, 2010 HWS
2007 2009 2010
EPK Totaal EPK Totaal EPK Totaal Kunstwerken HWS [k€] [k€] [k€]
Dienst IJsselmeergebied 3.859 4.098 4.164
Dienst Limburg 5.719 5.970 6.060
Dienst Noord-Brabant 97 129 153
Dienst Noord-Holland 1.854 1.969 1.998
Dienst Noord-Nederland
Dienst Oost-Nederland 2.823 2.994 3.077
Dienst Utrecht 568 603 597
Dienst Zuid-Holland 5.252 5.577 5.665
Dienst Zeeland 215 220 220
Totaal EPK (excl. Engineering) 20.388 21.560 21.932
Totaal EPK (incl. Engineering) 23.907
Pagina 17 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Tabel 0-17: Verschillen 2007, 2009, 2010 HVWN
2007 2009 2010
EPK Totaal EPK Totaal EPK Totaal Kunstwerken HWS [k€] [k€] [k€]
Dienst IJsselmeergebied 5.221 5.544 4.868
Dienst Limburg 15.996 17.104 15.881
Dienst Noord-Brabant 11.434 12.021 11.224
Dienst Noord-Holland 4.554 4.835 5.668
Dienst Noord-Nederland 0 0 3
Dienst Oost-Nederland 9.178 9.745 10.367
Dienst Utrecht 12.093 12.841 10.574
Dienst Zuid-Holland 8.028 8.524 7.929
Dienst Zeeland 19.505 20.711 13.243
Totaal EPK (excl. Engineering) 86.009 91.326 79.757
Totaal EPK (incl. Engineering) 86.938
Pagina 18 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
BON Nat (O)BR’s
OBR
OBR x
OBR
OBR 5
OBR
OBR 4
OBR
OBR 3
OBR
OBR 2
OBR 1
Algemene hoofdstukken
Samenvatting BON
Samenvatting OBR1
Samenvatting OBR2
etc
Samenvattende PxQ tabel
Primaire doelgroepen:
D3 en D4
Primaire doelgroepen:
D1 en D2
PxQ document
Algemene hoofdstukken
PxQ tabel
Primaire doelgroepen:
D1 en D2
Samenvatting OBR1
Hoofdstukken
1 t/m 10
1 Basisonderhoudsniveau en (object) beheerregimes
Dit hoofdstuk beschrijft de context waarbinnen de (object) beheerregimes (OBR’s)
tot stand komen. Dit betreft een standaard hoofdstuk voor alle (O)BR’s. Er wordt
ingegaan op de rol van het (O)BR binnen de sturingscyclus van Rijkswaterstaat, de
opzet van de (O)BR’s en de specifieke uitgangspunten voor 2010.
1.1 Algemeen
Het basisonderhoudsniveau (BON) geeft aan welk pakket aan maatregelen op het
gebied van beheer en onderhoud noodzakelijk is om de infrastructuur die de
Rijkswaterstaat beheert op langere termijn in stand te houden en naar behoren te
laten functioneren. Dit betekent dat de gebruiksmogelijkheden en functies van de
infrastructuur op peil worden gehouden met inachtneming van de relevante wet- en
regelgeving en het vigerend beleid. In het verlengde hiervan brengt het BON tevens
de gemiddelde jaarlijkse kosten in beeld van het beheer en onderhoud, bezien op
landelijk niveau en over een langere periode. Daarmee levert het BON de basis voor
de financieringsaanvragen voor het beheer en onderhoud van de hoofdinfrastruc-
tuur. Het BON, dat wordt opgesteld door de Rijkswaterstaat, is het referentiekader
voor de begrotingsvoorbereiding, de SLA-afspraken en het RWS management-
jaarplan.
Figuur 1-1: Samenhang (O)BR’s, BON Nat en het ‘PxQ’ document
De specificatie van de maatregelen voor het beheer en onderhoud vindt plaats in
zogenaamde objectbeheerregimes (OBR’s). In een OBR wordt per objectcategorie
het waarom en het hoe van het beheer en onderhoud toegelicht. De OBR’s zijn
kaderstellend voor de wijze waarop het beheer en onderhoud van de betreffende
objecten moeten worden uitgevoerd. Naast de OBR’s zijn er ook zogenaamde
beheerregimes (BR’s) voor respectievelijk watermanagement en
verkeersmanagement. In de BR’s wordt ingegaan op maatregelen die niet zozeer
met specifieke objecten te maken hebben, maar vooral met het gebruik van het
Pagina 19 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
betreffende netwerk. De samenvattingen van de OBR’s en de BR’s worden
opgenomen in het BON. Het financiële totaaloverzicht van het BON bestaat uit de
optelling van de financiële overzichten van de OBR’s en de BR’s en komt tevens tot
uitdrukking in een jaarlijks ‘PxQ’ document t.b.v. de communicatie over de SLA
delta’s tussen D1 (SG/FMC) en D2 (bestuur RWS)
Voor een uitgebreidere toelichting op het BON, de gebruiksmogelijkheden van het
BON, de positie van het BON in de sturingscyclus van de Rijkswaterstaat en de
relatie van het BON met andere beleidsdocumenten wordt verwezen naar de
hoofdstukken 2 en 3 van het BON Nat 2010.
1.2 Raamwerk voor (object)beheerregimes
In onderstaande tabel zijn de OBR’s en de BR’s van het BON Nat 2010
weergegeven.
Tabel 1-1: Overzicht OBR’s en BR’s in BON Nat 2010 *1
BON Nat 2010
Hoofdwatersysteem Hoofdvaarwegennet
Object-
beheerregimes
OBR Stormvloedkeringen
OBR Dijken, dammen, duinen
OBR Kunstwerken HWS *2
OBR Kustfundament
OBR Oevers
OBR Bodems
OBR Kunstwerken HVWN *2
OBR Verkeersvoorzieningen
Beheerregimes BR Watermanagement BR Verkeersmanagement
*1 De OBR Exploitatie is in 2009 uit het BON Nat gehaald, omdat alles rond exploitatie (gebouwen e.d.) door de Corporate Dienst RWS wordt aangestuurd.
*2 Voor de kunstwerken is om praktische redenen één OBR opgesteld waarin is aangegeven welke kunstwerken en daarmee samenhangende kosten ten laste van het hoofdwatersysteem komen en welke ten laste van het hoofdvaarwegennet.
In de (O)BR’s is consequent de hoofdstukindeling gehanteerd zoals weergegeven in
onderstaande tabel. Tevens is aangegeven hoe de hoofdstukindeling gerelateerd is
aan de ‘tien aspecten/stappen’ die ook in de (O)BR 2009 leidend waren.
De hoofdstukindeling is tevens gehanteerd als paragraafindeling van de
samenvattingen van alle OBR´s. Deze samenvattingen zijn integraal in deze BON
Nat 2010 opgenomen.
Tabel 1-2: Relatie tussen hoofdstukindeling en ‘stappen’.
Hoofdstuknr en titel Stap en omschrijving
0. Samenvatting
1. Basisonderhouds-
niveau en (object)-
beheerregimes
2. Aard en functie Stap 1: Omschrijving van de aard en de functie van
de objecten (inclusief randvoorwaarden voor
functionaliteit)
Pagina 20 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
3. Areaal en
verschijningsvorm
Stap 2: Areaalgegevens (zowel algemeen als m.b.t.
deelsystemen) en verschijningsvormen
4. Relevante wet- en
regelgeving
Stap 3: Relevante wet- en regelgeving, juridisch
beheer, hieruit voortvloeiende harde normen
en streefwaarden
5. Functionaliteit en
civieltechnische
kenmerken
Stap 4: Functionaliteit en kenmerken,
verouderingsprocessen / aantasting /
schadebeelden / levensduren
6. Serviceniveau en
gebruikseisen
Stap 5: Serviceniveaus voor gebruikers /
gebruikseisen
7. Onderhoudsmetho-
den en interventie-
normen of -niveaus
Stap 6: Onderhoudsmethode (cyclisch,
toestandsafhankelijk of storingsafhankelijk),
key issues, vast en variabel onderhoud
Stap 7: (Interventie)normen, maatgevende schade,
herstelnormen
Stappen 6 en 7 worden in dit hoofdstuk samengenomen
8. Indicatie gemiddelde
kosten: financieel
overzicht
Stap 10: Indicatie van de gemiddelde jaarlijkse kosten
op landelijk niveau wanneer conform het
OBR wordt gewerkt
9. Gevoeligheids-
analyse en
risicobenadering
Stap 8: Gevoeligheidsanalyse: effecten van meer /
minder / vroeger / later onderhoud
(‘knoppen’, ‘kan het wat minder?’) Risico’s
m.b.t. functies
10. Bijzondere
aandachtspunten
Stap 9: Bijzondere aandachtspunten zoals
mogelijkheden tot het combineren van
werkzaamheden, speciale randvoorwaarden
bij het uitvoeren van werkzaamheden,
mogelijkheden voor innovatie en verbetering
(kan het slimmer?)
Uitzondering op deze hoofdstukindeling is de OBR kunstwerken waarin de
hoofdstukken 2 t/m 7 als repeterende paragrafen zijn opgenomen omdat de
hoofdstukindeling is gebaseerd op OBR-subcategorieën. Dit is overeenkomstig de
hoofdstukindeling van vorig jaar.
Bij het opstellen van de BR’s zijn de bovengenoemde tien aspecten voor de OBR’s
niet naar de letter toegepast, maar wel naar de geest. Er wordt, net als bij de
OBR’s, aangegeven waarom de betreffende activiteiten moeten worden verricht, aan
welke richtlijnen en randvoorwaarden daarbij moet worden voldaan, hoe de
uitvoering plaatsvindt en welke middelen daarvoor gemiddeld per jaar benodigd
zijn.
1.3 Specifieke uitgangspunten OBR’s en BR’s van het BON Nat 2010
• De objectbeheerregimes richten zich uitsluitend op de basispakketten voor
beheer en onderhoud en ontwikkeling. In termen van de begroting van Verkeer
en Waterstaat gaat het om de artikelen 11.02.01 (basispakket beheer en
onderhoud waterkeren), 11.02.05 (basispakket beheer en onderhoud integraal
waterbeheren) en 15.02.01 (basispakket beheer en onderhoud
hoofdvaarwegennet). In termen van de SLA 2008 – 2012 betreft dit de
Pagina 21 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
basispakketten voor Infraproviding Hoofdvaarwegennet, Infraproviding
Waterkeren en Infraproviding Integraal Waterbeheer. Bij de beheerregimes gaat
het om de artikelen 11.01.01 (basispakket watermanagement) en 15.01.01
(basispakket verkeersmanagement).
• De kosten van groot variabel onderhoud (projecten met een omvang van meer
dan 35 miljoen euro) vallen buiten het kader van het BON. De financiering
hiervan loopt via het MIRT en via de NoMo-impuls.
• Er wordt uitgegaan van continuering van de huidige aantallen objecten en
arealen, alsmede van de huidige normen, interventiewaarden, beleidsrichtlijnen
en gebruiksmogelijkheden.
• De OBR’s beschrijven het beheer en onderhoud vanuit de optiek dat de situatie
kwalitatief op orde is. Er worden geen strategieën voor achterstallig onderhoud
uitgewerkt.
• Het kostenniveau wordt in de OBR’s en BR’s zoveel mogelijk bepaald op basis
van de PxQ benadering. De P staat hierbij voor de gemiddelde kostprijs per
maatregel en de Q voor het aantal benodigde maatregelen voor het areaal. In
de OBR’s is aangegeven op welke wijze de P en de Q voor de betreffende
objecten zijn bepaald. Voor het bepalen van de P is zoveel mogelijk gebruik
gemaakt van bedrijfseconomische ramingen. Voor het bepalen van de Q is
gebruik gemaakt van het Netwerkmanagement Informatie Systeem (NIS) en
waar nodig is aanvullende informatie gezocht.
• De OBR’s van 2009 zijn uitgangspunt. In algemene zin gaat de update 2010 om
het actueel houden van de P en de Q. Daarbij zijn relevante recente
ontwikkelingen meegenomen, zoveel mogelijk kwantitatief onderbouwd, maar in
ieder geval kwalitatief beschrijvend.
• In afwachting van de resultaten van het project Verbetering Aansluitingen7 heeft
bij de update van de OBR’s in 2009 de focus gelegen op de externe
productkosten (EPK’s). De opbouw van de in de OBR’s berekende EPK’s is als
volgt. De kale kostprijzen van maatregelen worden eerst verhoogd met een
toeslag voor de aannemer voor uitvoeringskosten, algemene kosten, winst en
risico (UAKWR, totaal 20 procent). Vervolgens wordt het subtotaal verhoogd
met 19 procent voor de BTW. Alle vermelde EPK’s betreffen dus bedragen
inclusief UAKWR en inclusief BTW.
• In het BON werden tot 2009 ook de interne productkosten (IPK’s) in beeld
gebracht: de directe kosten van de bij het beheer en onderhoud betrokken
onderdelen van de eigen organisatie, waaronder de kosten van personeel,
huisvesting en ondersteunende zaken als ICT-infrastrucuur. Voor een deel
werden deze in het verleden ondergebracht bij het OBR Exploitatie en verder in
de diverse OBR’s. In afwachting van de resultaten van het project VAST, die
meer duidelijkheid moeten gaan verschaffen over de opbouw van de IPK’s en
over de vraag of ook in de toekomst weer een OBR Exploitatie zal worden
opgesteld, wordt sinds de update van het BON Nat van 2009 in de OBR’s alleen
het aantal fte’s in beeld gebracht dat direct betrokken is bij de uitvoering van
het beheer en onderhoud van de betreffende objectcategorieën. Voor
7 In 2008 is SDG begonnen met het project VAST (verbetering aansluitingen tussen begrotingscyclus en
managementcyclus) met als doel om via verdeelsleutels een verbinding te leggen tussen integrale kosten en de
binnen de Rijkswaterstaat gehanteerde EPK’s en IPK’s. Dit project heeft nog niet tot een eindproduct geleid.
Pagina 22 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
voorbereiding, administratie en toezicht (VAT) wordt daarbij veelal een toeslag
gehanteerd van circa 20 procent van de EPK’s. Deze toeslag kan echter per
objectcategorie variëren. In het financiële totaaloverzicht van het BON Nat 2010
zijn van de IPK’s alleen de aantallen fte’s weergegeven. De overige interne
productkosten blijven in deze versie van het BON buiten beschouwing.
1.4 Relaties met lopende projecten en ontwikkelingen
In de OBR’s is steeds ook relevante actuele informatie opgenomen van projecten en
ontwikkelingen die voor de OBR’s van belang zijn (zowel meer algemene informatie
zoals Doelmatig Waterbeheer, Heroverweging, Assetmanagement en
Efficiencyverbetering, als meer specifieke informatie).
1.4.1 Vernieuwing Instrumentarium Prestatiesturing
Het huidige instrumentarium voor prestatiesturing bestaande uit de BON-OBR
systematiek in combinatie met de centrale SLA-programmering en -prioritering,
heeft inmiddels zijn nut bewezen, maar op een aantal punten is vernieuwing
noodzakelijk. In april 2010 heeft het DT-RWS besloten dat RWS de komende jaren
toegroeit naar een situatie waarin zij het ‘instandhouden van objecten’ uitvoert als
onderdeel van het netwerkbeheer op basis van assetmanagement. Dit met als
kenmerken:
• prestatiegestuurd onderhoud op basis een uniform toegepaste risicomethodiek
die uitgaat van de functies van de netwerken;
• differentiatie in beheer en onderhoud op basis van gebruik.
Hiermee kan scherper worden afgesproken welke prestaties RWS kan leveren en
tegen welke kosten. Voor de kosten is een verschuiving nodig van meerjarig
gemiddelde onderhoudsbehoeftes met een p*q - budgettering naar de
daadwerkelijke onderhoudsbehoefte met daadwerkelijk benodigde budgetten,
geraamd met behulp van een normkostensystematiek.
Dit vernieuwingstraject kan de komende jaren leiden tot een ander gebruik van de
BON/OBR systematiek waarbij de huidige (inhoud van de) OBR’s de basis vormen
voor z.g. ‘netwerkschakelplannen’ en ‘onderhoudsplannen’. Voor zover ideeën en
voorstellen vanuit het vernieuwingstraject reeds een weerslag konden vinden in de
voorliggende OBR’s zijn deze doorgevoerd.
1.4.2 Verbetering Efficiency HWS
In 2009 is een audit uitgevoerd (“Value for money” ) naar de kosten van het
Beheer, onderhoud & ontwikkeling (BOO) van het hoofdwatersysteem. Dit was ook
voor wegen en vaarwegen de bedoeling maar dat is ingehaald door de ‘brede
heroverweging’ (zie paragraaf 1.4.4). De essentie van de tussentijdse resultaten
voor het HWS is dat RWS hiervoor in de komende jaren structureel meer geld nodig
heeft (80 – 100 mln.€), maar dat er tegelijkertijd mogelijkheden zijn voor
kostenbesparingen. Op basis hiervan wordt in 3 sporen onderzocht op welke wijze
door middel van efficiencyverbetering een kostenbesparing kan worden verkregen
van minimaal 11 miljoen euro op de begrotingsartikelen BOO (Beheer, Onderhoud
Pagina 23 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
en Ontwikkeling) en Watermanagement. Hierbij wordt zowel gekeken naar EPK als
IK. De drie sporen zijn:
1. Structurele aanpak efficiency bij BO&O
2. Efficiency maatregelen t.a.v. de drie thema’s uit de audit:
a. Kustlijnzorg;
b. Dijken, dammen, duinen;
c. Vergunningverlening en handhaving.
3. Efficiencymaatregelen t.a.v. de overige thema’s. T.w.:
a. Stormvloedkeringen;
b. Kunstwerken HWS;
c. Watermanagement;
d. Landelijke taken
In april 2010 zijn aan het RWS bestuur concrete maatregelen voorgesteld, die tot
efficiency moeten leiden op bovengenoemde onderwerpen. De implementatie van de
maatregelen dienen in 2012 tot concrete resultaten te leiden.
Zodra er besluitvorming met concrete gekwantificeerde resultaten beschikbaar is,
zal dit in de OBR’s worden verwerkt.
1.4.3 Doelmatig Waterbeheer
In de voorjaarsnota van 2009 heeft het kabinet aangekondigd besluitvorming voor
te bereiden om te komen tot een doelmatiger organisatie en bestuur van het
waterbeheer in Nederland. Na het advies van een ambtelijke werkgroep (Commissie
Kuijken) heeft de Unie van Waterschappen, op verzoek van de staatssecretaris van
VenW, een voorstel gedaan om de rijksbegroting op korte termijn met 100 miljoen
Euro te verlichten en daarna op langere termijn verdergaande
efficiencyverbeteringen door te voeren. Een aantal voorstellen voor zowel de korte
als de lange termijn raken, veelal direct, het werk van Rijkswaterstaat. In een
viertal sporen zijn door RWS i.s.m. de UvW, SDG en DGW de mogelijkheden, risico’s
en consequenties van de voorstellen onderzocht. De sporen richten zich op:
1. Overdracht areaal: overdracht van de integrale verantwoordelijkheid voor de
waterkeringen naar de Waterschappen, uitgezonderd de nationale
infrastructuur.
2. Functionele samenwerking bij taakuitvoering en ondersteunende processen
(zoals onderzoek/kennis, ICT, inkoop en aanbesteding, projectvoorberei-
ding);
3. HWBP (Hoogwaterbeschermingsprogramma): overdracht op korte termijn
van de voorbereidingskosten en een deel van de uitvoeringskosten van het
HWBP naar de Waterschappen. Op langere termijn overname van de
volledige kosten, met uitzondering van de ‘nationale infrastructuur’;
4. Efficiëntere organisatie van het proces m.b.t. het 2e lijns toezicht
(vermindering van de bestuurlijke drukte).
Zodra er besluitvorming met concrete gekwantificeerde resultaten beschikbaar is,
zal dit in de OBR’s worden verwerkt.
Pagina 24 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
1.4.4 Brede heroverweging
In het kader van de brede heroverwegingen zijn in deelrapport 3 ambtelijke
voorstellen gedaan voor een besparing van 20% op het onderwerp Mobiliteit en
Water. De nadruk ligt vooral op besparingen op aanleg. Voor beheer en onderhoud
HWS en HVWN zijn voorstellen gedaan voor generieke besparingen in de orde van
5%. Voor HWS komt dit bovenop de besparingen vanuit de Verbetering Efficiency
HWS (zie paragraaf 1.4.2)
In de OBR’s wordt–voor zover relevant- de actuele stand van zaken beschreven van
de heroverweging i.r.t. de OBR. Waarschijnlijk zal pas bij een volgende update de
consequenties ervan in kwantitatieve zin in beeld gebracht kunnen worden.
1.4.5 Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren - Uitvoeringsprogramma
Als uitvoeringsplan voor de Rijkswateren heeft RWS het Beheer- en Ontwikkelplan
voor de Rijkswateren (BPRW) 2010-2015 opgesteld. Het plan vertaalt het Nationaal
Waterplan en de Nota Mobiliteit naar het beheer en onderhoud van de rijkswateren,
waarbij de Waterwet, Europese richtlijnen en andere (internationale) regelgeving
belangrijke kaders vormen. Het plan is afgestemd met andere beheerders. Ook
heeft maatschappelijke consultatie plaatsgevonden. Op 22 december 2009 is het
BPRW 2010-2015 in definitieve vorm uitgebracht.
In de periode 2010 - 2015 groeit de beheeropgave. Dat komt door autonome
ontwikkelingen, zoals bodemdaling en bodemerosie, en door de oplevering van
(onderdelen van) grote aanlegprogramma’s, zoals Ruimte voor de Rivier en
Maaswerken, die tot vergroting van het beheerde areaal leiden. Ook gaat het om de
beheergevolgen van onder andere de investeringsimpuls voor de Kaderrichtlijn
Water (KRW) en om de implementatie van Natura 2000. Het vraagt een forse
inspanning van Rijkswaterstaat om deze werken tijdig en binnen de afgesproken
kaders te realiseren, met een markt waarin de capaciteit in toenemende mate onder
druk staat.
De teksten van de OBR’s zijn afgestemd met het BPRW. De OBR’s moeten immers
passen binnen de kaders die het BPRW aangeeft.
1.4.6 Areaaluitbreiding en kosten door veranderend beleid
Een aantal grote (aanleg-)programma’s leveren nu en in de komende jaren een
uitbreiding van het door RWS te onderhouden areaal. Voorbeelden hiervan zijn
Ruimte voor de Rivier, de Maaswerken, implementatie Waterwet, Kaderrichtlijn
Water en Natura 2000. Het kan zowel fysieke uitbreidingen (nieuw areaal) betreffen
als functionele uitbreiding van bestaand areaal (bestaand areaal krijgt meer of meer
uitgebreide functies).
In de OBR’s kan het beheer en onderhoud van nieuw fysiek areaal pas op correcte
wijze worden beschreven als er sprake is van een “goedgekeurd SNIP-3 besluit”
waarin het beheer en onderhoud van het betreffende areaal concreet genoeg is
opgenomen. Dit zal naar verwachting pas vanaf de volgende update (2011) kunnen
worden opgenomen, mede op basis van pilots die momenteel hiervoor in gang zijn
gezet. In de OBR Oevers is als voorbeeld de pilot Noordwaard beschreven.
Pagina 25 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
1.4.7 Duurzaamheid – programma “ZekerDuurzaam”
In mei 2009 heeft het DT RWS als onderdeel van de realisatie van de Agenda 2012
het programma Rijkswaterstaat Duurzaam vastgesteld. Het programma kent de
volgende onderdelen:
1. 100% duurzaam Inkopen (DI)
2. Progamma ZekerDuurzaam (DI)
3. Duurzaam facilitair (CDR)
Het 2e onderdeel –ZekerDuurzaam- is een programma om de zuinigheid en
zekerheid van infrastructurele kunstwerken sterk te verbeteren. Meer informatie
hierover is via de volgende link te vinden:
http://vpr.intranet.rws.nl/Algemeen/Programma_ZekerDuurzaam/default.aspx Voor de relevante OBR’s moet worden getoetst of de afspraken van ZekerDuurzaam
goed zijn verwerkt in de OBR kaders. Welke consequenties dat heeft kan op dit
moment nog niet worden aangegeven en de resultaten kunnen nog niet in deze
update worden verwerkt. Bij een volgende update van het BON en de OBR’s wordt
dit opgepakt, ook in relatie tot de vernieuwingsslag (zie paragraaf 1.4.1)
1.4.8 LCC
Life cycle costing is een methodiek die financiële afwegingen over de gehele
levenscyclus van objecten mogelijk maakt. Hiertoe worden investeringskosten,
beheers- en onderhoudskosten en 'sloopkosten' onderling vergelijkbaar gemaakt.
Mede op basis van de levensduur van objecten kan een afweging worden gemaakt
voor vervanging (slopen en investeren) van (delen van) objecten. De OBR’s zijn
gericht op het beheer en onderhoud van objecten waarbij niet-kapitaalsintensieve
vervangingen (d.w.z. tot een bedrag van ongeveer 35 miljoen euro) als beheer- en
onderhoudskosten worden gezien. In de OBR’s is steeds zo goed mogelijk
aangegeven welke niet-kapitaalsintensieve vervangingen zijn meegenomen in het
beheer en onderhoud.
1.5 Belangrijkste verschillen OBR 2010 t.o.v. OBR 2009
De belangrijkste verschillen ten opzichte van het OBR 2009 zijn:
• Aanpassen onderbouwing bruggen: tot en met de vorige versie van het OBR
Kunstwerken HWS / HVWN was de onderbouwing van de PxQ voor de bruggen
anders dan die van de bruggen in het HWN. In deze versie van het OBR is de
onderbouwing van de PxQ van de Bruggen vast in het HVWN voor het eerst gelijk
aan die van de vaste bruggen in het HWN. Daarmee is het vergelijken van
bruggen in beide netwerken en het overhevelen van bruggen tussen de
netwerken vereenvoudigd.
• De vervangingskosten zijn aangepast naar aanleiding van de recent door de
Dienst Infrastructuur uitgevoerde inventarisatie.
• Aanpassing P en Q aan peildatum 1 januari 2010: de gegevens met betrekking tot
kosten (P) en areaalomvang (Q) zijn bijgewerkt tot en met 1 januari 2010.
Pagina 26 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
2 Inleiding
2.1 Hoofdwatersysteem en Hoofdvaarwegennet
Het OBR Kunstwerken heeft betrekking op de kunstwerken van de natte
infrastructuur die in het beheer zijn bij het Rijk. Hiertoe behoren de kunstwerken in
en nabij de grote rivieren, het IJsselmeer, het Amsterdam-Rijnkanaal, het
Noordzeekanaal, de Waddenzee, het Eems-Dollard-Estuarium, en de Deltawateren.
In het volgende is voorzien in een beschrijving van de aard en functie van deze
kunstwerken.
Binnen de objectcategorie kunstwerken worden in NIS diverse objectsubcategorieën
onderscheiden. Deze objectsubcategorieën zijn verdeeld over zowel het
Hoofdwatersysteem als het Hoofdvaarwegennet. Voor de verdeling van de objecten
over beide netwerken is een verdeling gemaakt op basis van de
objectsubcategorieën.
Objectsubcategorieën kunstwerken Hoofdwatersysteem:
1. Stuwcomplex
2. Spui-, uitwateringssluis
3. Gemaal
4. Kunstwerken overig HWS: Coupure, Duiker/Hevel/Sifon, Waterreguleringswerken,
Kunstwerken t.b.v. natuur, Hoogwaterkering
De objectsubcategorie Stormvloedkeringen is niet opgenomen in het OBR
kunstwerken, maar in een apart OBR Stormvloedkeringen.
In dit document zijn de categorieën 4 t/m 8 omwille van leesbaarheid
samengevoegd onder de noemer ‘overige kunstwerken HWS’
Objectsubcategorieën kunstwerken Hoofdvaarwegennet:
1. Schutsluiskolken
2. Bruggen vast
3. Bruggen beweegbaar
4. Afmeervoorzieningen
Ten aanzien van de objectsubcategorie Afmeervoorziening wordt bij de update van
dit BON / OBR een voorstel gedaan voor verbetering van de areaalgegevens. Met dit
voorstel kan de bestaande onduidelijkheid weggenomen worden. Het voorstel is
beschreven in hoofdstuk 9 en wordt separaat aan AIP aangeboden.
2.2 Areaal
Dit OBR betreft het areaal kunstwerken in beheer van Rijkswaterstaat, zie voor een
overzicht onderstaande tabellen.
Tabel 2-1: Areaal kunstwerken in het HWS (bron: NIS 1 januari 2010)
KW soort DIJG DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal
Stuwcomplex 7 3 10
Spui,- uitwateringssluis 39 11 9 1 3 23 3 89
Pagina 27 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Gemaal 4 2 1 5 4 3 19
Kunstwerken overig HWS 21 81 12 3 56 6 13 20 212
Tabel 2-2: Areaal kunstwerken HVWN (bron: NIS 1 januari 2010)
KW soort DIJG DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal
Schutsluis 10 27 22 8 8 20 11 15 121
Bruggen vast 6 38 31 7 1 54 23 4 14 178
Brug vast, beton
klein 5 10 25 6 1 25 3 3 8
86
Brug vast, beton
groot 1 6 3 4 1
15
Brug vast, staal 22 6 1 26 16 6 77
Bruggen beweegbaar 4 2 39 6 4 10 13 17 95
Afmeervoorziening 2 1 14 17
In Noord-Nederland worden de kosten van het beheer en onderhoud van de
kunstwerken in de Fries/Groningse kanalen door de provincie gesubsidieerd volgens
Brokx-nat. Het betreft een bedrag van 17.7 m€ (prijspeil 2004), deze zijn geen
onderdeel van de PxQ.
2.3 Monumenten
Een deel van de objecten in beheer bij Rijkswaterstaat heeft een monumenten-
status, het project Cultuurhistorische Inventarisatie en Waardering van
Waterstaatsobjecten in beheer van RWS (CIWW) werkt aan een inventarisatie van
deze objecten.
Op dit moment is een overzicht beschikbaar met 177 kunstwerken ouder dan 1966
met een wettelijk beschermde monumenten status (rijks-, provinciaal of
gemeentelijk monument). Voor deze kunstwerken moet bij alle werkzaamheden een
vergunning worden aangevraagd bij de betreffende gemeente. In die vergunning
staat wat te doen / waar rekening mee te houden. Rijkswaterstaat heeft zich aan de
vergunningsvoorwaarden te houden. Het overzicht van deze object komt binnenkort
beschikbaar in DISK en NIS. Daarnaast is een overzicht beschikbaar met circa 200
kunstwerken met een hoge cultuurhistorische waarde.
Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van richtlijnen voor beheer en
onderhoud van wettelijk beschermde monumenten en kunstwerken met een hoge
cultuurhistorische waarde, en het ramen van de meerkosten voor beheer en
onderhoud vanwege die cultuurhistorische waarde. Dit loopt tot in het najaar van
2010. Op basis van de bevindingen zal het DT-RWS besluiten hoe om te gaan met
de circa 200 kunstwerken met hoge cultuurhistorische waarde.
De uitkomsten van het CIWW project zullen in toekomstige updates van het BON
worden meegenomen, tot die tijd wordt verwezen naar de tekst uit het voormalig
OBR Exploitatie, deze is opgenomen in Bijlage B.
2.4 Vervanging
Pagina 28 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Recent is een inventarisatie uitgevoerd naar de kosten van vervanging van het
huidige areaal. In dit OBR is volstaan met een korte weergave van de uitkomsten
van de inventarisatie, voor een meer uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar
het rapport Inventarisatie vervangingsinvesteringen [3].
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verwachte vervangingsinvesteringen
in de kunstwerken van HWS en HVWN in de periode 2011 – 2049.
Tabel 2-3: Totaal vervangingsinvesteringen kunstwerken HWS en HVWN
Renovatie en vervangingen kunstwerken (afgeronde bedragen)
Prijspeil 2009 2011 - 2015 2016 - 2028 2029 - 2039 2040 - 2049
[in Mln. €] totaal gem./jr. totaal gem./jr. totaal gem./jr. totaal gem./jr.
HVWN, HWS kunstwerken nominaal 0 0 1.520 115 1.650 150 710 70
HVWN, HWS kunstwerken verkort 430 85 780 60 650 60 390 40
TOTAAL 430 85 2.300 175 2.300 210 1.100 110
De totale vervangingsinvesteringen over de beie netwerken bedragen voor de eerste
beschouwde periode, (2011 t/m 2015) € 85 miljoen per jaar. Dit is vrijwel volledig
opgebouwd uit bekende projecten en programma’s. Dat betekent dat
Rijkswaterstaat de vervangingsbehoefte op programmaniveau in beeld heeft. Het
aandeel nat (HVWN en HWS) neemt toe en kent een relatief grote bandbreedte door
een nog onzekere uitkomst van de inspecties van de natte kunstwerken (project
RINK (zie paragraaf 2.5).
Onzekerheid
De raming kent een relatief grote onzekerheid. Bronnen van onnauwkeurigheid zijn
de raming van de vervangingskosten, onzekerheid van de werkelijke levensduur en
onbetrouwbaarheid van de aannames in het scenario. Er zijn geen risicoposten
opgenomen. Alleen het voorzienbare en het planbare is opgenomen. Daarmee geeft
deze raming waarschijnlijk een onderschatting van de te verwachten kosten.
Definitie vervangingen en renovaties
Vervangingen en renovaties zijn uitgaven die buiten de reguliere onderhoudscyclus
(van 5 – 15 jaar) vallen en die vanwege het bereiken van het einde van de
levensduur nodig zijn om de infrastructuur ook in de toekomst blijvend te laten
functioneren. De investeringsbeslissing is dan een keuze tussen (geheel of
gedeeltelijk) vervangen of renoveren van de infrastructuur (object of systeem).
Hiermee zal de bestaande infrastructuur op de langere termijn blijvend voldoen aan
de functionele ontwerpcriteria, de te verwachten belastingen en de geldende wet-
en regelgeving.
De investeringsbeslissing is dan een keuze tussen (geheel of gedeeltelijk) vervangen
of renoveren van de infra (object of systeem). Deze keuze wordt in samenspraak
met de eigenaar en het BeleidsDG gemaakt. Daarbij ontstaat een nieuwe situatie
voor het regulier onderhoud na vervanging of renovatie. Ook daar dient bewust voor
gekozen te worden.
2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken
Pagina 29 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Voor de veiligheid tegen overstromen is het toetskader van de Wet op de
Waterkering voldoende om de risico’s te beheersen. Voor andere functies dan
veiligheid tegen overstromen bestaat geen uniform toetskader en rapportageplicht
ten aanzien van constructieve stabiliteit en operationele beschikbaarheid. Inspecties
worden vaak niet integraal voor alle onderdelen uitgevoerd. Er is geen compleet en
kwantitatief overzicht van de risico’s die de beschikbaarheid van het netwerk
beïnvloeden.
De komende jaren zal de Dienst Infrastructuur de toestand van de natte
kunstwerken toetsen door de risico’s te laten kwantificeren, en ze te vergelijken met
aanvaardbare risico-niveau’s (door het toepassen van het toetsingskader) [5].
Parallel hieraan gaat de Dienst Infrastructuur een uniform toetskader ontwikkelen
voor deze kunstwerken, naar analogie met de toetsing op veiligheid tegen
overstromen. Het volledig ontwikkelen van het toetskader en het bereiken van een
totaalbeeld door dit kader toe te passen op alle natte kunstwerken zal naar
schatting vijf jaar vergen. In 2009 zijn de eerste inspecties uitgevoerd8, deze
worden in 2010 voortgezet met inspecties van de Maascorridor en de Stuw-
schutsluiscomplexen in de Beneden Rijn / Lek.
Daarnaast zal de komende jaren worden ingezet op het implementeren van het
inspectiehuis [6] waarmee zowel toestandsgegevens als instandhoudingsplannen op
orde gebracht kunnen worden. Hierin voeren de Regionale Diensten de
toestandsinspecties uit en verzorgd de Dienst Infrastructuur de
Instandhoudingsinspecties.
2.6 Service level, gebruik en Publieksgericht netwerkmanagement
Om de veiligheid te waarborgen en een vlotte en efficiënte verkeersafwikkeling te
garanderen zijn de volgende eisen aan de vaarweg(vakken) te stellen (SLA
hoofdvaarwegennet, 2002):
• De vaarweg moet voldoende diep zijn, zodat de schepen de bodem niet raken en
goed bestuurbaar zijn.
• De vaarweg moet voldoende breed zijn, zodat de maatgevende verkeerssituaties
zonder te grote risico’s kunnen worden afgewikkeld.
• De vaarweg moet voldoende ruim zijn, zodat de oeverbelasting binnen
aanvaardbare grenzen blijft en de beroepsvaart met een uit vervoerseconomisch
oogpunt acceptabele snelheid kan varen.
• In de af te sluiten managementcontracten van de regionale diensten van zijn
verschillende PIN’ s afgesproken.
Schepen dienen goed, snel en veilig te kunnen varen op de voor hen bestemde
vaarwegen. De classificatie van de vaarwegen geeft inzicht in de afmeting van de
vaarwegen en de schepen die op de betreffende vaarwegen kunnen varen. Deze
afmetingen gelden ook voor de kunstwerken in en over de vaarwegen. De
kunstwerken die in een vaarweg gelegen zijn, moeten zodanig zijn uitgerust dat een
veilige en vlotte verkeersafwikkeling mogelijk is. Veruit de meeste kunstwerken zijn
daarom uitgerust met bijvoorbeeld een fuikconstructie in de vorm van remming- en
geleidewerken.
8 Geïnspecteerd zijn Stuwen Lith en Sambeek, Gemaal Eefde, Schutsluizen Terneuzen en Weurt, het beweegbare
deel van de Merwedebrug en de pijlers van de Moerdijjkbrug t.a.v. stabiliteit en aanvaarbestendigheid
Pagina 30 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
De beheerder van het betreffende kunstwerk garandeert een
beschikbaarheidpercentage en/of een maximale water- en schuttijd. De functie van
de vaarweg is van invloed op de te handhaven / te garanderen beschikbaarheid van
een kunstwerk. Het beschikbaarheidpercentage van sluizen voor het schutten van
schepen in de hoofdtransportassen ligt rond de 98-99%. De niet beschikbaarheid
wordt daarbij veroorzaakt door storingen, gepland onderhoud en aanvaringen.
Geplande werkzaamheden worden middels het programma PLOV op elkaar
afgestemd zodat de hinder voor het verkeer minimaal is. De beschikbaarheid van
sluizen of bruggen op een ‘lagere’ vaarweg is daarnaast onder meer afhankelijk van
de bedieningstijden van het kunstwerk.
De functies die de kunstwerken vervullen zullen moeten worden gewaarborgd om
het overeengekomen service level te garanderen. Daarbij dient echter rekening te
worden gehouden met de veroudering van de (onderdelen van de) kunstwerken.
Om de (gevolgen van) veroudering het hoofd te bieden en bedrijfszekerheid en
functievervulling gedurende de levensduur van een kunstwerk te garanderen, wordt
onderhoud uitgevoerd. Het streven is daarbij de levensduurkosten van een
kunstwerk zo laag mogelijk te houden.
In dit OBR wordt op een hoog abstractie niveau ingegaan op het onderhoud aan
kunstwerken. De aandacht gaat uit naar maatregelen die de grootste kostenposten
vormen. Verbetermaatregelen, het toevoegen van een extra functionaliteit, komen
niet aan de orde, omdat deze geen onderdeel van het basis onderhoudsniveau zijn.
De beschrijving van de maatregelen, de interventieniveaus en de indicatie van het
onderhoudsinterval is ontleend aan een groot aantal instandhoudingplannen. Voor
wat betreft de werktuigkundige (W) en elektrotechnische (E) onderdelen en
deelinstallaties is gebruik gemaakt van de landelijk geïnventariseerde gegevens voor
wat betreft de vervangingsintervallen.
In dit OBR zijn per objectsubcategorie voor de belangrijkste onderdelen
onderhoudsmaatregelen gegeven (variabel en vast), deze vormen de basis voor het
bepalen van de PxQ.
Het benodigde onderhoud wordt beïnvloed door de mate waarin het object gebruikt
word en de eisen die aan het gebruik gesteld worden. Naast de mate van gebruik
beïnvloeden ook de eisen die aan het gebruik gesteld worden het onderhoud.
Rijkswaterstaat garandeert een beschikbaarheidpercentage en maximale water- en
schuttijd. Deze garanties zijn bepalend voor de wijze en het moment van uitvoering
van het onderhoud.
Voor wat betreft de beschikbaarheid en de wacht- en schuttijd doet een algemene
regel opgeld. Hogere eisen leiden tot hogere kosten voor het variabel onderhoud,
omdat in een korter tijdsbestek meer gepresteerd moet worden. Naar mate de
installaties verouderen, neemt de niet-beschikbaarheid van kunstwerken toe omdat
vaker onderdelen vervangen moeten worden of omdat er storingen optreden. Om
stremmingen als gevolg van werkzaamheden tot een minimum te beperken worden
indien mogelijk meerdere onderhoudsactiviteiten tegelijkertijd uitgevoerd.
Pagina 31 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
3 Stuwcomplex
3.1 Aard en functie
Een Stuwcomplex is een waterbouwkundige constructie die in een rivier is geplaatst
met als doel het bovenstrooms peil te handhaven. Door de verhoging of verlaging
van het bovenstrooms peil kan de rivier de scheepvaart functie blijven vervullen en
treedt er geen schade op in geval van droge en natte periodes. Een tweede functie
van een Stuwcomplex is het regelen van het debiet. Dit is van belang voor het
opwekken van elektriciteit, ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de irrigatie
of de watertoevoer benedenstrooms.
Een onderscheid kan worden gemaakt naar vaste en beweegbare stuwen. Vaste
stuwen worden vaak gecombineerd met sluizen, om de scheepvaart doorgang te
kunnen laten vinden. In geval van beweegbare stuwen, dient rekening gehouden te
worden met de klasse van de vaarweg en het maatgevende schip. Over het
algemeen worden vaste stuwen uitgevoerd op plaatsen waar de oever ten opzichte
van de gemiddelde waterstand hoog ligt.
Naast het belemmeren van de scheepvaart, kunnen stuwen ook een obstakel voor
vissen zijn. Om te waarborgen dat vissen ook stroomopwaarts kunnen
voortbewegen, zijn stuwen vaak uitgerust met vistrappen.
3.2 Areaal
Stuwen zijn te verdelen in vaste en beweegbare stuwen. Beweegbare stuwen
kunnen worden onderscheiden naar stuwen die in verticale richting bewegen (de
schotbalkstuw en de schuifstuw) en stuwen die roteren om de as (zoals de klepstuw,
dakstuw en de vizierstuw). In Limburg is een viertal stuwen als een stoney / poiree
combinatie uitgevoerd. Het bijzondere van het poiree gedeelte is dat het
opengesteld kan worden, zodat scheepvaart mogelijk is tijdens hoogwater. Het
stoney gedeelte bestaat uit boven- en onderschuiven, aan de hand waarvan het
waterpeil op het bovenstrooms deel van de rivier geregeld kan worden.
Een stuw bestaat doorgaans uit een betonconstructie van portalen of heftorens
waaraan de schuiven zijn bevestigd. De bodem of vloer van de stuw wordt aan
beide zijden (stroom op- en afwaarts) beschermd tegen uitspoeling door middel van
een ontvangstbed of stortbed. De schuiven worden aangedreven door
bewegingswerken.
Tabel 3-1: Areaal Stuwcomplexen (bron: NIS 1 januari 2010)
KW soort DLB DON Totaal
Stuwcomplex 7 3 10
3.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus
Voor Stuwcomplexen geldt dat de maatregelen met de grootste impact,
maatregelen zijn die betrekking hebben op de bewegende delen. Het kleinste
onderhoudsinterval is gelieerd aan de conservering van het staalwerk van
sluisdeuren en schuiven. In principe moet tijdens de tweede conserveringscyclus
Pagina 32 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
een groot deel van het W en E deel van het bewegingswerk zelfs worden vervangen.
Tijdens de derde tot vierde conserveringscyclus is het betonwerk pas aan de beurt.
Omdat Stuwcomplexen complexe kunstwerken zijn, is het type uit te voeren
onderhoud sterk afhankelijk van het te onderhouden onderdeel en de bijdrage die
elk onderdeel levert aan de toegekende functies. Vast onderhoud zoals het smeren,
schoonmaken, schouwen, het verwijderen drijfvuil, draagt zorg voor het dagelijks
operationeel zijn van de stuw.
Naar mate de installaties verouderen, neemt de niet-beschikbaarheid van
kunstwerken toe omdat dan vaker onderdelen vervangen moeten worden of omdat
er storingen optreden. Vooral voor werktuigkundige (W) en elektrotechnische (E)
onderdelen geldt dat het verouderen van de gebruikte techniek aanleiding kan
geven voor een afwijkende onderhoudsstrategie. Onderdelen zijn niet goed meer
verkrijgbaar of slechts tegen hoge kosten. Deze onderdelen worden dan vanuit
economisch oogpunt vervangen, terwijl vanuit technisch oogpunt daar nog geen
aanleiding voor is. Een voorbeeld is een bewegingswerk van een sluisdeur met een
panamawiel. Deze zijn verouderd, waardoor deze bij vervanging door bijvoorbeeld
hydraulische installaties vervangen worden.
Tabel 3-2: Interventieniveaus en onderhoudsintervallen Stuwcomplexen
Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhouds-
interval
Betonnen
constructie
Herstel betondekking;
- chloride indringing en
carbonatatie verhelpen.
- Nieuwe betondekking
aanbrengen.
Afhankelijk van aard schade (zie Redoc 3.0
Beton van de Bouwdienst)
De te verwachten omvang van de
maatregel:
Carbonatatie schade: 1 % zichtbare opp.
Chloride schade: 0,5 % zichtbare opp.
25-35 jaar
Schutdeuren/-
schuiven staal
conservering
vervangen
Afhankelijk van percentage beschadigd
oppervlak: groot of klein
conserveringswerk.
12-20 jaar
<90 jaar
Aandrijving en
bewegingswerken
elektromechanisch /
elektrohydraulisch (E)
elektromechanisch (W)
elektrohydraulisch (W)
Einde levensduur / vervanging op
economische gronden / Machine richtlijnen
/ Nen normen
20 – 30 jaar
30 – 50 jaar
20 – 30 jaar
E installaties Vervangen CCTV,
communicatie, SVS, en
dergelijke
Einde levensduur / vervanging op
economische gronden
8 – 12 jaar
Energievoorziening Vervangen
Noodstroominstallaties
Vervangen
Laagspanningsinstallatie
--
--
15 – 30 jaar
25 – 30 jaar
Besturingsgebouw Onderhoud gebouw
Vervangen
-- 10 jaar
90 jaar
De gegevens in deze tabel vormen het uitgangspunt voor de P*Q-benadering, er is
echter geen harde norm voor de uitvoering.
3.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht
Pagina 33 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Onderstaande tabel geeft de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor het
totale areaal Stuwen. De wijze waarop deze kosten zijn bepaald wordt verder
toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.
Tabel 3-4: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Stuwen (prijspeil januari 2010)
[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)
Stuwcomplexen 1.126 7.085 8.211
Genoemde budgetten zijn exclusief de vervangingskosten.
Pagina 34 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
4 Spui- en uitwateringssluis
4.1 Aard en functie
Een sluis is een kunstwerk dat deel uitmaakt van een vaste waterscheiding en dient
om twee watergangen met verschillende waterpeilen door middel van beweegbare
afsluitmiddelen naar behoefte van elkaar te scheiden of met elkaar in verbinding te
brengen. Naar gelang de primaire functie van de sluis9 kan een onderscheid
gemaakt naar:
1. schutsluizen: ten behoeve van het tot stand brengen van een scheepvaart
verbinding tussen twee wateren met een verschillende waterstand;
2. spui- of uitwateringsluizen: ten behoeve van het beheerst afvoeren en aanvoeren
van water;
3. keersluizen: ten behoeve van het permanent of periodiek keren van water.
Spui- en uitwateringsluizen dragen zorg voor de uitslag (lozen) van overtollig
oppervlakte water op een boezem, een rivier, een meer of de zee. Onder deze
objectsubcategorie vallen alle sluizen die primair dienen voor het beheersen van de
waterhuishouding, zoals de spuisluizen in de Afsluitdijk.
Een uitwaterings- of suatiesluis is een duiker met een beweegbare waterkering en
komt in Nederland veelvuldig voor in rivier en zeedijken. Twee typen kunnen
worden onderscheiden:
• geheel zelfwerkende met een of meer deuren (zoals de uitwateringssluis te
Lauwersoog)
• niet zelfwerkende en uitgerust met een schuif (zoals de Haringvliet sluis)
De spui- en uitwateringsluizen missen de voor de schutsluizen kenmerkende kolk.
De sluizen staan open of zijn gesloten, waarbij in geopende stand het water vrij
door de sluis kan stromen. Dit in tegenstelling tot schutsluizen, waar gewoonlijk
altijd één afsluitmiddel is gesloten [1].
Spuisluizen hebben, naast de zorg voor de waterhuishouding, invloed op en een
taak in relatie tot de waterkwaliteit van het te ontwateren gebied. Wanneer een
spuisluis aan zee ligt, heeft het tevens een waterkerende functie in de zin van de
Wet op de Waterkering. Wanneer spuisluizen een bijdrage leveren aan het
handhaven van een stabiel peil op een kanaal ten behoeve van de scheepvaart, is
tevens de functie scheepvaart van toepassing.
4.2 Areaal
Onder de spui- en uitwateringsluizen die Rijkswaterstaat beheerd zijn een aantal
bijzondere constructies te vinden zoals de complexen in de Afsluitdijk. De
afmetingen van uitwateringssluizen zijn afhankelijk van het af te wateren gebied.
Het grootste spuicomplex zijn de Haringvlietsluizen met een capaciteit van 9.510
m3/s.
9 Naast de genoemde functionele opdeling van sluizen, bestaan tevens sluizen met een militaire functie, zoals
inundatiesluizen, plofsluizen en damsluizen. Deze sluizen hebben louter een militaire functie en worden in het kader
van onderhavig OBR niet specifiek benoemd en de kosten ook buiten beschouwing gelaten
Pagina 35 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Een spuisluis is een betonnen constructie bestaande uit een aantal kokers. Door de
kokers wordt het water gespuid. De kokers worden afgesloten door middel van
schuiven en het bijbehorende bewegingswerk.
De spuisluizen kennen grote verschillen in omvang. De volgende spuisluizen worden
gekenmerkt als bijzonder groot. Dit is met name van belang bij de bepaling van de
onderhoudskosten op basis van P*Q. Veelal is uitgegaan van het aantal kokers.
Tabel 4-1: Grote spuisluizen in het Hoofdwatersysteem
Kunstwerknaam Dienst
Haringvlietsluizen ZH
Stevinsluis IJ
Lorentz IJ
Houtribspuisluis IJ
Noordzeesluizen IJmuiden NH
Tabel 4-2: Areaal Spui, uitwateringssluizen (bron: NIS 1 januari 2010)
KW soort DIJG DNB DNH DON DUT DZH DZL Totaal
Spui,- uitwateringssluis 39 11 9 1 3 23 3 89
4.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus
Voor zowel spuisluizen geldt dat de maatregelen met de grootste impact,
maatregelen zijn die betrekking hebben op de bewegende delen. Het kleinste
onderhoudsinterval is gelieerd aan de conservering van het staalwerk van de
schuiven. In principe moet tijdens de tweede conserveringscyclus een groot deel
van het W en E deel van het bewegingswerk zelfs worden vervangen. Tijdens de
derde tot vierde conserveringscyclus is het betonwerk pas aan de beurt.
Omdat spuisluizen complexe kunstwerken zijn, is het type uit te voeren onderhoud
sterk afhankelijk van het te onderhouden onderdeel en de bijdrage die elk onderdeel
levert aan de toegekende functies. Vast onderhoud zoals het smeren, schoonmaken,
schouwen, het verwijderen drijfvuil, draagt zorg voor het dagelijks operationeel zijn
van de spuisluis.
Met name voor werktuigkundige (W) en elektrotechnische (E) onderdelen geldt dat
het verouderen van de gebruikte techniek aanleiding kan geven voor een afwijkende
onderhoudsstrategie. Onderdelen zijn niet goed meer verkrijgbaar of slechts tegen
hoge kosten. Deze onderdelen worden dan vanuit economisch oogpunt vervangen,
terwijl vanuit technisch oogpunt daar nog geen aanleiding voor is.
Tabel 4-3: Interventieniveaus en onderhoudsintervallen Spui- uitwateringssluis
Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhouds-
interval
Betonnen
constructie
Herstel betondekking;
- chloride indringing en
carbonatatie verhelpen.
- Nieuwe betondekking
aanbrengen.
Afhankelijk van aard schade (zie Redoc 3.0
Beton van de Bouwdienst)
De te verwachten omvang van de maatregel:
Carbonatatie schade: 1 % zichtbare opp.
Chloride schade: 0,5 % zichtbare opp.
25-35 jaar
Pagina 36 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Schutdeuren/-
schuiven staal
conservering
vervangen
Afhankelijk van percentage beschadigd
oppervlak: groot of klein conserveringswerk.
12-20 jaar
<90 jaar
Schutdeuren/-
schuiven hout
conservering
vervangen
-- <15 jaar
<80 jaar
Aandrijving en
bewegingswerken
elektromechanisch /
elektrohydraulisch (E)
elektromechanisch (W)
elektrohydraulisch (W)
Einde levensduur / vervanging op
economische gronden / Machine richtlijnen /
Nen normen
20 – 30 jaar
30 – 50 jaar
20 – 30 jaar
E installaties Vervangen CCTV,
communicatie, SVS, en
dergelijke
Einde levensduur / vervanging op
economische gronden
8 – 12 jaar
Damwand Conserveren, scheuren
verwijderen
Algemene toestand: het totale schadebeeld is
maatgevend: gaten, materiaaldikte, lassen,
e.d.
<15 jaar
Energievoorziening Vervangen
Noodstroominstallaties
Vervangen
Laagspanningsinstallatie
--
--
15 – 30 jaar
25 – 30 jaar
Besturingsgebouw Onderhoud gebouw
Vervangen
-- 10 jaar
90 jaar
De gegevens in deze tabel vormen het uitgangspunt voor de P*Q-benadering, er is
echter geen harde norm voor de uitvoering.
4.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht
Onderstaande tabel geeft de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor het
totale areaal Spui, uitwateringssluizen. De wijze waarop deze kosten zijn bepaald
wordt verder toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.
Tabel 4-5: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Spui, uitwateringssluizen (prijspeil
januari 2010)
[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)
Spui, uitwateringssluizen 1.550 9.216 10.766
Genoemde budgetten zijn exclusief de vervangingsinvesteringen.
Pagina 37 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
5 Gemaal
5.1 Aard en functie
Een gemaal wordt gebruikt ten behoeve van de waterhuishouding. Een gemaal is
een constructie waarmee de waterstand gereguleerd kan worden. Door middel van
een pompinstallatie wordt water vanuit een lager gelegen gebied (een polder)
uitgeslagen naar een hoger gelegen gebied (de boezem). Gemalen zorgen er zo
voor dat water verplaatst kan worden tussen twee waterloopkundig gescheiden
gebieden.
Gemalen dienen vaak ter ondersteuning van schutsluizen of vervanging van
uitwateringsluizen, wanneer natuurlijke lozing te kort schiet of niet meer mogelijk is.
Gemalen verplaatsen water van een gebied met een lage waterstand naar een
gebied met een hogere waterstand.
5.2 Areaal
Gemalen komen in polders en kanalen voor, de door Rijkswaterstaat beheerde
gemalen bevinden zich hoofdzakelijk in of langs kanalen. Verschillende typen
gemalen kunnen worden onderscheiden. Een eerste verschil is de energiesoort die
het gemaal verbruikt: er zijn stoomgemalen, dieselgemalen en elektrische gemalen.
Een verdere onderverdeling kan worden gemaakt naar bemalingtechniek:
schepraderen, vijzels, zuigerpompen, centrifugaalpompen en schroefpompen [12].
De oude gemalen hebben schepraderen met houten bladen die nog handmatig aan
en uit moeten worden gezet; de nieuwe gemalen hebben veelal een stelsel van
schroefpompen, die aan de hand van een beslissingsondersteunend systeem wordt
aangestuurd. Bij grote gemalen is vaak een bedieningruimte aanwezig. Een
belangrijk aspect van gemalen is het vermogen van de pompen en het daarmee te
bereiken debiet [m3/s]. Het gemaal van IJmuiden is sinds 2004 uitgebreid en het
grootste gemaal van Europa, met een debiet van 260 m3/s [1].
Tabel 5-1: Areaal Gemalen (bron: NIS 1 januari 2010)
KW soort DLB DNB DNH DON DUT DZL Totaal
Gemaal 4 2 1 5 4 3 19
5.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus
Een gemaal vervult een belangrijke functie, namelijk het droog houden van het
achterland. Het onderhoud wordt daarom op basis van inspecties uitgevoerd.
Correctief onderhoud wordt hierdoor (zoveel mogelijk) voorkomen.
Storingsafhankelijk onderhoud wordt uitgevoerd bij bijvoorbeeld het dichtslibben
van de kokers door het bezwijken van het krooshek. De renovatie van pompen komt
pas aan bod wanneer een onderdeel zijn economische of technisch levensduur heeft
bereikt.
Tabel 5-2: Onderhoudsintervallen Gemalen
Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhoudsinterval
Pompinstallatie Conserveren, klein onderhoud,
revisie
Vervangen motor
Einde levensduur /
vervangen op econ.
gronden
< 25 jaar
Pagina 38 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhoudsinterval
E installaties Vervangen besturingsinstallaties Idem 15 – 30 jaar
Schuiven / kleppen Vervangen -- < 50 jaar
Krooshekken Conserveren
Vervangen
-- < 15 jaar
< 40 jaar
Bedieningsruimte Renovatie -- < 15 jaar
De gegevens in deze tabel vormen het uitgangspunt voor de P*Q-benadering, er is
echter geen harde norm voor de uitvoering.
5.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht
Onderstaande tabel geeft de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor het
totale areaal Gemalen. De wijze waarop deze kosten zijn bepaald wordt verder
toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.
Tabel 5-4: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Gemalen (prijspeil januari 2010)
[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)
Gemalen 1.960 578 2.538
Genoemde budgetten zijn exclusief de vervangingsinvesteringen.
Pagina 39 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
6 Kunstwerken overig HWS
6.1 Aard en functie
In verband met de over het algemeen geringe omvang van het areaal en de
gemiddelde jaarlijkse onderhoudsinspanningen, zijn onderstaande
objectsubcategorieën in dit hoofdstuk samengevoegd:
• Coupure
• Duiker/Hevel/Sifon
• Waterreguleringswerken
• Kunstwerken t.b.v. natuur
• Hoogwaterkeringen
Coupure
Constructie is een constructie die, in geopende toestand, een wegverbinding
mogelijk maakt door de doorgaande waterkering. De coupure en dus de waterkering
is in het algemeen altijd open en wordt slechts gesloten bij extreem hoge
waterstanden.
Duiker/Hevel/Sifon
Een Duiker is een (doorgaans betonnen) koker onder een dijk, dam of weg die tot
doel heeft een verbinding te vormen tussen twee wateren (sloten) aan weerszijden
van de dijk, de dam of de weg. Het water in een duiker heeft een vrije waterspiegel.
Een Hevel is een type duiker, bestaand uit een gebogen buisconstructie, die water
bij een bepaald niveau van het ene water in het andere laat stromen. Een hevel
bestaat uit een kokervormige constructie met een verhoogd middengedeelte dat
twee wederzijds gelegen wateren met elkaar verbindt
Een sifon of een grondduiker dient om een rivier, beek of poldertocht onder een
andere watergang (bijvoorbeeld een kanaal) door te voeren. Doordat de kruisende
wateren geen gelijk waterpeil hoeven te hebben, heeft de sifon ook een
waterkerende functie. Volgens de Wet op de Waterkeringen moeten dergelijke
constructies dubbel zijn uitgevoerd. Om deze reden is vaak aan beide zijden van de
sifon een afsluitmogelijkheid aanwezig.
Waterreguleringswerken
Waterreguleringswerk. Een constructie ten behoeve van het inlaten, uitlaten of
overlaten van water, een voorbeeld van een waterreguleringswerk is een overlaat,
inlaatwerk of aflaatwerk. Een overlaat is een automatisch werkende
uitwateringssluis, zonder beweegbare waterkering.
Kunstwerken t.b.v. natuur
Een voorbeeld van een kunstwerk ten behoeve van de natuur is een vistrap. Stuwen
en sluizen kunnen een obstakel voor vissen vormen. Om te waarborgen dat vissen
stroomopwaarts kunnen voortbewegen, worden vistrappen geconstrueerd.
Hoogwaterkeringen
Een hoogwaterkering is een constructie die in geval van hoogwater een
waterkerende functie vervult met behulp van een (stuw)schuif of sluisdeur. Een
Pagina 40 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
voorbeeld is een keersluis die gesloten wordt bij zeer hoge buitenwaterstanden.
Hoogwaterkeringen kunnen worden ingezet om bij hoogwater het water te kunnen
keren. In normale omstandigheden staat de hoogwaterkering open, zodat
scheepvaart en ecologie geen hinder van de kering ondervinden.
6.2 Areaal
Tabel 3-1: Areaal kunstwerken in het Hoofdwatersysteem (bron: NIS 1 januari
2010)
DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal
Kunstwerken overig HWS 21 81 12 3 56 6 13 20 212
Coupure 3 3
Hoogwaterkering 1 1 2
Kunstwerken t.b.v. natuur 8 7 15
Sifon/duiker/hevel 14 34 12 48 5 13 20 146
Waterreguleringswerk 7 39 46
Om de areaalgegevens van de Kunstwerken overig HWS op orde te brengen wordt
door de Dienst Infrastructuur en de Dienst Verkeer en Scheepvaart gewerkt aan
synchronisatie van DISK en BKN. Voor de categorieën Coupure en Hoogwaterkering
komen de gegevens in DISK, BKN en NIS overeen.
6.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus
Tabel 6-3: Interventieniveaus en onderhoudsintervallen Kunstwerken overig HWS
Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhouds-
interval
Betonnen
constructie
Chloride indringing en
carbonatatie verhelpen.
Nieuwe betondekking
aanbrengen
Afhankelijk van aard schade (zie Redoc 3.0
Beton van de Bouwdienst)
De te verwachten omvang van de maatregel:
Carbonatatie schade: 1 % zichtbare opp.
Chloride schade: 0,5 % zichtbare opp.
25-35 jaar
Schutdeuren/-
schuiven hout
conservering
vervangen
-- <15 jaar
<80 jaar
Schutdeuren/-
schuiven staal
conservering
vervangen
Afhankelijk van percentage beschadigd
oppervlak: groot of klein conserveringswerk.
12-20 jaar
<90 jaar
Aandrijving en
bewegingswerken
elektromechanisch /
elektrohydraulisch (E)
elektromechanisch (W)
elektrohydraulisch (W)
Einde levensduur / vervanging op
economische gronden / Machine richtlijnen /
Nen normen
20 – 30 jaar
30 – 50 jaar
20 – 30 jaar
De gegevens in deze tabel vormen het uitgangspunt voor de P*Q-benadering, er is
echter geen harde norm voor de uitvoering.
6.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht
Onderstaande tabel geeft de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor de
Kunstwerken overig HWS. De wijze waarop deze kosten zijn bepaald wordt verder
toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.
Tabel 6-7: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Kunstwerken overig HWS (prijspeil
januari 2010)
Pagina 41 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)
Kunstwerken overig HWS 99 37 136
Hoogwaterkering 35 251 286
Totaal Kunstwerken overig HWS 134 288 423
Genoemde budgetten zijn exclusief de vervangingsinvesteringen.
Pagina 42 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
7 Schutsluizen
7.1 Aard en functie
Een sluis is een kunstwerk dat deel uitmaakt van een vaste waterscheiding en dat
dient om twee watergangen met verschillende waterpeilen door middel van
beweegbare afsluitmiddelen naar behoefte van elkaar te scheiden of met elkaar in
verbinding te brengen.
Alle schutsluizen hebben meerdere functies dan alleen het faciliteren van de
scheepvaart. Een schutsluis zal zorg moeten dragen voor een beheerste af- en
aanvoer van water. In veel voorkomende gevallen is de sluis daarnaast uitgerust
met een spuisluis of een waterreguleringswerk (bijvoorbeeld in de Zuid
Willemsvaart).
In de kustgebieden en langs de grote rivieren is een groot aantal sluizen onderdeel
van een waterkering als beschreven in de Wet op de Waterkering. Dergelijke sluizen
zijn dan een onderdeel van een dijkring.
Bij veel schutsluizen is naast de beroepsvaart tevens recreatievaart toegestaan.
Hiervoor zijn speciale voorzieningen getroffen. Een probleem dat hierbij kan
optreden, is dat in zomerse perioden als gevolg van de recreatie drukte, aanzienlijke
wachttijden bij de sluizen ontstaan. Veel sluiscomplexen bestaan daarom zelfs uit
meerdere kolken (2 á 3) waardoor de beroepsvaart en recreatievaart gescheiden
van elkaar kunnen worden geschut.
Een sluiscomplex wordt vaak gecombineerd met een overgang (beweegbare brug)
ten behoeve van het landverkeer. Zodra schepen worden geschut, ondervindt het
landverkeer hinder. Op een aantal sluiscomplexen (zoals bijvoorbeeld in Terneuzen
en IJmuiden) is daarom een verkeerscirculatieplan gerealiseerd, waardoor de hinder
voor het landverkeer wordt geminimaliseerd.
Wanneer een sluis ter plaatse van een zoetwater - zoutwater overgang ligt, is de
functie ecologie en waterkwaliteit van belang. De sluis dient zodanig uitgerust te
zijn, dat zout indringing als gevolg van het schutten van schepen, minimaal is en
dat het zoetwater verlies zoveel mogelijk beperkt wordt [10].
Een schutsluis naast een sluisluis en een waterreguleringswerk kan ook uitgerust
zijn met een gemaal voor compenseren van het schutverlies.
7.2 Areaal
De omvang van de sluizen varieert, dit is afhankelijk van een aantal factoren zoals:
• de klasse schepen waarvoor de vaarweg is gedimensioneerd (met name de
diepgang speelt hierbij een belangrijke rol); en
• de intensiteit van het scheepvaartverkeer (zowel beroepsvaart als recreatievaart).
Tabel 7-1: Areaal Schutsluizen (bron: NIS 1 januari 2010)
KW soort DIJG DLB DNB DNH DON DUT DZH DZL Totaal
Schutsluis 10 27 22 8 8 20 11 15 121
Pagina 43 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
De omvang van de sluizen komt tot uiting in het aantal kolken en de afmetingen
(lengte, breedte en drempeldiepte) van elk van de kolken. De kolken kunnen
verschillend van vorm zijn en zijn over het algemeen geconstrueerd van gewapend
beton (in oudere gevallen zijn de kolken nog gemetseld). Een kolk bestaat uit een
binnenhoofd, buitenhoofd en tussenhoofd, en wordt aan de uiteinden beschermd
door stortbedden.
Aan elk uiteinde van een sluis bevinden zich deuren. De deuren kunnen uitgevoerd
zijn als rol-, hef-, of puntdeuren. De keuze voor het type deur is tijdens het ontwerp
afhankelijk van een aantal factoren, zoals de beschikbare ruimte, de vereiste
doorvaarthoogte en -breedte, de ligging van de sluis (aan een rivier, kanaal of in
getijde gebied) en dergelijke.
De schutsluizen zijn redelijk goed vergelijkbaar. Dusdanig vergelijkbaar dat ze in de
kostenbepaling met de P*Q-benadering vergelijkbaar zijn. Naast deze schutsluizen
is er nog een categorie schutsluizen die in omvang dusdanig afwijkend zijn (lees
groter) dat ze in de toekomst apart behandeld kunnen worden in de kostenbepaling.
Dit betreft de schutsluiscomplexen in onderstaande tabel10.
Tabel 7-2: Grote schutsluizen in het Hoofdvaarwegennet
Kunstwerknaam Dienst
Noordzeesluizen IJmuiden NH
Sluizencomplex Terneuzen ZL
Kreekraksluizen ZL
Krammersluizen ZL
Hansweert ZL
Volkeraksluizen ZH
Pr Bernhardsluizen UT
Pr Irenesluizen UT
7.3 Service level / gebruikseisen
Een sluis moet voldoende ruim dwarsprofiel hebben om veilig en met voldoende
snelheid in- en uitvaren mogelijk te maken en te voorkomen dat schepen de bodem
en de drempel raken. In veel sluizen worden de recreatievaart en beroepsvaart
samen geschut. Hierdoor moet extra aandacht zijn voor de veiligheid voor, tijdens
en na het schutten, zodat ongelukken worden voorkomen. Dit betekent dat
bijvoorbeeld aanvullende eisen aan de inrichting van de sluizen moeten worden
gesteld voor wat betreft de sluisinrichting, zoals de hoogte en de afstand van
haalkommen en bolders. Daarnaast moeten afmeervoorzieningen beschikbaar zijn in
zowel een kolk als in de voorhavens. In sommige sluiscomplexen wordt beroeps- en
recreatievaart gescheiden afgewerkt in aparte kolken.
Daarnaast worden er nog een aantal aanvullende eisen aan de primaire functie
gesteld, zoals wachttijden en passagetijden van schepen en eventueel wachttijden
van auto’s (deze laatste komt voort uit de droge doelstellingen). Deze tijden zijn per
sluizencomplex verschillend. De wachttijden in sluizen worden voor een belangrijk
deel bepaald door de nivelleertijden. De nivelleertijden zijn afhankelijk van het
10 De classificatie groot is gegeven aan schutsluizen met een kolkinhoud groter dan 75.000 m3
Pagina 44 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
gekozen vul- en ledigingssysteem. De in Nederland gebruikelijke nivelleertijden
variëren van 8 tot 15 minuten: 8 tot 10 minuten voor binnenvaartsluizen en 11 tot
15 minuten voor grote zeesluizen [10].
De gegarandeerde beschikbaarheid van schutsluizen is hoog. Bij een schutsluis is de
gemiddelde passeertijd afhankelijk van de verhouding tussen de intensiteit van de
scheepvaart en de schutcapaciteit van de sluis (belastingsgraad). Als de
belastingsgraad groter is dan 40% wordt begint de gemiddelde passeertijd
merkbaar op te lopen. Een voorbeeld van een streefcijfer voor de passagetijd van de
Beatrix sluis (Lekkanaal, Dienst Utrecht): 30 minuten met een 95% bovengrens van
1 uur. Van belang voor de beschikbaarheid is tevens de bediening van kunstwerken
en de verlichting, signalering en bebording. In het OBR ‘Verkeersvoorzieningen’
wordt hier verder op ingegaan.
7.4 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus
Voor schutsluizen geldt dat de maatregelen met de grootste impact, maatregelen
zijn die betrekking hebben op de bewegende delen. Het kleinste onderhoudsinterval
is gelieerd aan de conservering van het staalwerk van sluisdeuren en schuiven. In
principe moet tijdens de tweede conserveringscyclus een groot deel van het W en E
deel van het bewegingswerk zelfs worden vervangen. Tijdens de derde tot vierde
conserveringscyclus is het betonwerk pas aan de beurt.
Omdat schutsluizen complexe kunstwerken zijn, is het type uit te voeren onderhoud
sterk afhankelijk van het te onderhouden onderdeel en de bijdrage die elk onderdeel
levert aan de toegekende functies. Bij schutsluizen die ook een waterkerende functie
vervullen wordt het onderhoud doorgaans niet uitgevoerd tijdens het stormseizoen
(lopend van oktober tot en met april), vanwege de grote risico’s die hieraan
verbonden zijn. Vast onderhoud zoals het smeren, schoonmaken, schouwen, het
verwijderen drijfvuil, draagt zorg voor het dagelijks operationeel zijn van de
schutsluis.
Met name voor werktuigkundige (W) en elektrotechnische (E) onderdelen geldt dat
het verouderen van de gebruikte techniek aanleiding kan geven voor een afwijkende
onderhoudsstrategie. Onderdelen zijn niet goed meer verkrijgbaar of slechts tegen
hoge kosten. Deze onderdelen worden dan vanuit economisch oogpunt vervangen,
terwijl vanuit technisch oogpunt daar nog geen aanleiding voor is. Een voorbeeld is
een bewegingswerk van een sluisdeur met een panamawiel. Deze zijn ‘uit de tijd’,
waardoor men bij vervanging genoodzaakt is hydraulische werken daarvoor in de
plaats te installeren.
Tabel 7-4: Interventieniveaus en onderhoudsintervallen schutsluis
Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhouds-
interval
Betonnen
constructie
Herstel betondekking;
- chloride indringing en
carbonatatie verhelpen.
- Nieuwe betondekking
aanbrengen.
Afhankelijk van aard schade (zie Redoc 3.0
Beton van de Bouwdienst)
De te verwachten omvang van de
maatregel:
Carbonatatie schade: 1 % zichtbare opp.
Chloride schade: 0,5 % zichtbare opp.
25-35 jaar
Betonwerk conserveren 20 % v.h. zichtbare opp. bladdert 10-15 jaar
Pagina 45 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Schutdeuren/-
schuiven staal
conservering
vervangen
Afhankelijk van percentage beschadigd
oppervlak: groot of klein
conserveringswerk.
12-20 jaar
<90 jaar
Schutdeuren/-
schuiven hout
conservering
vervangen
-- <15 jaar
<80 jaar
Sluis inrichting plaatselijk repareren
vervangen bolders /
haalkommen / ladders
-- <10 jaar
<50 jaar
Aandrijving en
bewegingswerken
elektromechanisch /
elektrohydraulisch (E)
elektromechanisch (W)
elektrohydraulisch (W)
Einde levensduur / vervanging op
economische gronden / Machine richtlijnen
/ Nen normen
20 – 30 jaar
30 – 50 jaar
20 – 30 jaar
Besturings-
installatie
aanpassen PLC’s, relais,
schakelkasten e.d.
Vervanging op economische gronden 10 – 20 jaar
E installaties Vervangen CCTV,
communicatie, SVS, en
dergelijke
Einde levensduur / vervanging op
economische gronden
8 – 12 jaar
Energievoorziening Vervangen
Noodstroominstallaties
Vervangen
Laagspanningsinstallatie
--
--
15 – 30 jaar
25 – 30 jaar
Besturingsgebouw Onderhoud gebouw
Vervangen
-- 10 jaar
90 jaar
De gegevens in deze tabel vormen het uitgangspunt voor de P*Q-benadering, er is
echter geen harde norm voor de uitvoering.
7.5 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht
Onderstaande tabel geeft de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor het
totale areaal Schutsluizen. De wijze waarop deze kosten zijn bepaald wordt verder
toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.
Tabel 7-6: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Schutsluizen (prijspeil januari 2010)
[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)
Schutsluizen 15.027 47.519 62.547
Genoemde budgetten zijn exclusief de vervangingsinvesteringen.
Pagina 46 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
8 Bruggen vast en beweegbaar
8.1 Aard en functie
Het primaire kenmerk van zowel vaste als beweegbare bruggen is dat het een
verbinding tussen twee oevers van een vaarweg betreft. Bruggen faciliteren het
landverkeer (weg- of spoorwegverkeer) bij het kruisen van de waterweg met zo min
mogelijk hinder voor de kruisende scheepvaart en vice versa. Vaste bruggen
vormen een ononderbroken verkeersverbinding tussen de oevers. Beweegbare
bruggen kunnen voor de scheepvaart worden opengesteld als de doorvaarthoogte
niet toereikend is voor passerende schepen (zowel beroepsvaart als recreatievaart).
8.2 Areaal
Het primaire kenmerk van een brug is dat het een verbinding tussen oevers van een
vaarweg vormt: bruggen liggen er voor het weg- en treinverkeer. De bruggen die
worden onderhouden uit het natte budget zijn de natte bruggen. Dit zijn de bruggen
waarvan de autoweg een ondergeschikte functie heeft aan de waterweg. Een
voorbeeld is een weg met een regionale verkeersfunctie die kruist met een
hoofdvaarweg, gericht op nationaal verkeer. De keuze van een beweegbare of vaste
brug is afhankelijk van de intensiteit en aard van de scheepvaart in relatie tot de
intensiteit van het wegverkeer.
De meest voorkomende bruggen zijn uitgevoerd in staal, beton of een combinatie
daarvan. Beweegbare bruggen hebben in tegenstelling tot Bruggen vast, een
bewegingsmechanisme voorzien van mechanische en elektronische onderdelen.
Daarbij is bij een beweegbare brug bediening nodig, al dan niet met personeel, om
het open en dichtgaan van de brug te regelen. Afhankelijk van de plaats van de
pijlers van de brug, in het water of op de oever, zal de onderhoudsfrequentie hoger
of lager zijn. Het komt vaak voor dat het beheer betrekking heeft op de onderbouw
van de brug, terwijl het wegdek en de verharding in beheer zijn bij een provincie,
gemeente of Prorail.
Tabel 8-1: Areaal Bruggen vast en Bruggen beweegbaar (bron: NIS 1 januari 2010)
KW soort DIJG DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal
Bruggen vast 6 38 31 7 1 54 23 4 14 178
Brug vast, beton
klein 5 10 25 6 1 25 3 3 8
86
Brug vast, beton
groot 1 6 3 4 1
15
Brug vast, staal 22 6 1 26 16 6 77
Tabel 8-2: Areaal Bruggen vast en Bruggen beweegbaar (bron: NIS 1 januari 2010)
KW soort DIJG DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal
Bruggen beweegbaar 4 2 39 6 4 10 13 17 95
8.3 Service level / gebruikseisen
Bruggen worden als onderdeel van de vaarweg op de profielindeling van de vaarweg
en de soort scheepvaart afgestemd. Daarnaast is het dwarsprofiel van de bruggen
Pagina 47 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
afhankelijk van de aard van de kruisende weg. Dit heeft voor vaste en beweegbare
bruggen verschillende consequenties.
Het is van belang dat de veiligheid zowel voor de weggebruiker als de
vaarweggebruiker wordt gewaarborgd. Voor beweegbare bruggen worden, net zoals
bij sluizen, bedrijfszekerheidseisen en bedieningseisen opgesteld. De
bedieningseisen worden in overleg opgesteld met de beheerders van een corridor of
doorgaande vaarweg.
8.4 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus
Ook voor bruggen, vast dan wel beweegbaar, verschilt de onderhoudsstrategie voor
elk van de onderdelen. Bruggen vast behoeven, vanwege de niet beweegbare
constructie, relatief minder onderhoud dan beweegbare bruggen. De plaats van de
pijlers verschilt per brug. Als deze in direct contact staan met water zal er een hoger
onderhoudsniveau moeten worden toegepast. Hetzelfde geldt voor bruggen die zich
in een zout milieu bevinden.
Het kleinste onderhoudsinterval, behoudens het vaste ‘dagelijkse’ onderhoud, is
verbonden aan de verharding op het rijdek van de brug. In de regel wordt op
betonnen bruggen de toplaag van de rechter rijstrook elke 8 jaar onderhouden,
baanbreed is elke 15 tot 16 jaar nodig. Evenals bij sluizen hebben betonnen
constructie onderdelen doorgaans het grootste onderhoudsinterval.
Tabel 8-3: Interventieniveaus en onderhoudsintervallen Bruggen vast en Bruggen
beweegbaar
Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhoudsinterval
Stalen
draagconstructie
Bijplekken
Groot onderhoud
1% corrosie hoeken e.d.
5% corrosie constructie
10-15 jaar
20-30 jaar
zo mogelijk bundelen met
ander
conserveringsonderhoud
Betonnen
draagconstructie
Chloride indringing en
carbonatatie
verhelpen. Nieuwe
betondekking
aanbrengen
Afhankelijk van aard schade (zie Redoc
3.0 Beton van de Bouwdienst)
De te verwachten omvang van de
maatregel:
Carbonatatie schade: 1 % zichtbare opp.
Chloride schade: 0,5 % zichtbare opp.
25-35 jaar
Pijlers en
landhoofden
Conserveren, scheuren
dichten,
standzekerheid
waarborgen
Zicht-/meetbare afwijkingen > 20 jaar, in principe geen
regulier onderhoud nodig
Leuningen Conserveren:
Klein onderhoud
Groot onderhoud
1% corrosie hoek e.d.
5% corrosie constructie
10-15 jaar
20-30 jaar
zo mogelijk bundelen met
ander
conserveringsonderhoud
Bediening /
besturing
Vervangen -- 10 – 20 jaar
Voegovergangen Groot onderhoud:
Opknappen
Vervangen
Rubber lekt/ zit los/ vervormd
Scheuren en losse delen
10 jaar (afhankelijk van
soort)
30 – 16 jaar
Pagina 48 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Rijdek Groot onderhoud Spoor vorming 14 mm of 10% rafeling
of craquelé
12-20 jaar
Zichtbare
betonconstructie
Verwijderen graffiti,
bijkleuren
10% verweerde/veranderde kleur 10 jaar
Beweegwerken
(beweegbare
brug)
Onderhoud en
inspectie
Schade herstellen
-- <12 jaar
Incidenteel
Communicatie
installatie
Aanpassen PLC’s en
communicatie
Economische gronden 8 – 20 jaar
De gegevens in deze tabel vormen het uitgangspunt voor de P*Q-benadering, er is
echter geen harde norm voor de uitvoering.
8.5 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht
Tot en met de vorige versie van het OBR Kunstwerken HWS / HVWN was de
onderbouwing van de PxQ voor de bruggen anders dan die van de bruggen in het
HWN. In deze versie van het OBR is de onderbouwing van de PxQ van de Bruggen
vast in het HVWN voor het eerst gelijk aan die van de vaste bruggen in het HWN.
Daarmee is het vergelijken van bruggen in beide netwerken en het overhevelen van
bruggen tussen de netwerken vereenvoudigd.
Onderstaande tabellen geven de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor
het areaal Bruggen vast en Bruggen beweegbaar. De wijze waarop deze kosten zijn
bepaald wordt verder toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.
Tabel 8-4: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Bruggen vast en Bruggen
beweegbaar (prijspeil januari 2010)
[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)
Brug vast, beton klein 115 1.078 1.193
Brug vast, beton groot 145 1.198 1.343
Brug vast, staal 313 6.807 7.120
Totaal Bruggen vast 573 9.082 9.656
Tabel 8-5: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Bruggen vast en Bruggen
beweegbaar (prijspeil januari 2010)
[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)
Bruggen beweegbaar 467 6.309 6.776
Genoemde budgetten zijn exclusief vervangingsinvesteringen.
Pagina 49 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
9 Afmeervoorzieningen
9.1 Aard en functie
Afmeervoorzieningen zijn plaatsen langs een vaarweg waar voorzieningen getroffen
zijn, zodat schepen veilig kunnen afmeren en eventueel aanleggen.
Afmeervoorzieningen komen voor ter plaatse van kunstwerken als schutsluizen en
bruggen in de diverse benamingen: ligplaatsen, aanlegsteigers of remming- en
geleidewerken. In de buurt van havens worden afmeervoorzieningen ook wel
loswallen, aanlegsteigers of pieren genoemd. Remming- en geleidewerken worden
opgenomen als onderdeel van een sluis of een brug, wanneer deze zich bevinden ter
plaatse en aan weerszijden van het kunstwerk. De losse afmeervoorzieningen zijn
bij oevers opgenomen.
9.2 Areaal
Afmeervoorzieningen zijn scheepvaartvoorzieningen in de vorm van aanlegsteigers,
aanmeerplaatsen, remmingwerken, meerstoelen en dergelijke. Een aaneengesloten
rij meerpalen wordt geteld als één enkele afmeervoorziening. Afmeervoorzieningen
kunnen van hout, staal, kunststof of een combinatie hiervan zijn.
Afmeervoorzieningen die primair bij een kunstwerk horen, zijn opgenomen in het
OBR Kunstwerken. Voor andere afmeervoorzieningen, zoals laad- en losplaatsen
geldt dat ze binnen het OBR Oevers vallen.
Tabel 9-1: Areaal Afmeervoorzieningen (bron: DISK 1 januari 2010)
KW soort DNH DUT DZL Totaal
Afmeervoorziening 2 1 14 17
Afmeervoorzieningen zijn opgenomen in zowel het OBR Kunstwerken als het OBR
Oevers, daarnaast bestaat geen eenduidige registratie in verschillende systemen
(NIS, DISK, BKN). Deze problematiek wordt opgepakt in het kader van het
programma Asset management, vanuit de BON / OBR update wordt een voorstel
gedaan aan pijler 1 van het programma. In het voorstel worden de
afmeervoorzieningen in drie categorieën verdeeld:
1. Grote voorzieningen: gelegen langs Hoofdtransportassen (HTA) of
Hoofdvaarwegen (HVW), accommodeert minimaal schepen CEMT klasse >5
2. Kleine voorzieningen: gelegen lans Overige Vaarwegen
3. Voorzieningen horende bij kunstwerken
9.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus
Onderhoudswerkzaamheden aan afmeervoorzieningen bestaan vooral uit groot
onderhoud en vervangen. Afmeervoorzieningen beschermen kunstwerken (en
oevers) tegen aanvaringen, waardoor het bij uitstek objecten zijn die de
ontwerplevensduur niet halen. Dit geldt vooral in grotere vaargeulen. Groot
onderhoud bestaat uit het conserveren van het staalwerk van remmingwerken,
ladders, loopbruggen en haalkommen. Het onderhoudsinterval bedraagt 15 – 25
jaar voor het groot onderhoud en 40 – 50 jaar voor het vervangen.
Pagina 50 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
9.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht
Onderstaande tabel geeft de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor de
Afmeervoorzieningen. De wijze waarop deze kosten zijn bepaald wordt verder
toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.
Tabel 4: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Afmeervoorzieningen (prijspeil januari
2010)
[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)
Afmeervoorzieningen 779 779
Genoemde budgetten zijn exclusief vervangingsinvesteringen.
Pagina 51 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
10 Relevante wet- en regelgeving
In bijlage B van het BON-Nat 2010 is de relevante wet- en regelgeving voor de RWS
netwerken HWS en HVWN beschreven. De beschrijving is afkomstig van het Beheer-
en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW) 2010-2015 dat in december 2009 is
uitgebracht. De bijlage over de wet- en regelgeving is in april 2010 t.b.v. het BON
2010 geactualiseerd. In de volgende paragrafen wordt alleen de voor deze OBR
relevante aanvullende informatie beschreven.
10.1 Regelgeving kunstwerken
Bij het ontwerp van kunstwerken wordt naast het Bouwbesluit gebruik gemaakt van
normen. Hieronder is een overzicht gegeven van de gedurende de afgelopen
decennia gebruikte normen.
Verkeersbelastingen.
De bruggen en viaducten, die tussen 1938 en ca. 1962 zijn gebouwd, zijn
ontworpen met verkeersbelastingen conform VOSB 1938 (Voorschriften voor het
Ontwerp van Stalen Bruggen). De bruggen uit deze periode hadden smalle
rijstroken en geen vluchtstrook. Het volledige rijdek werd daarom belast met
verkeer.
In de periode 1962 – 2002 zijn de verkeersbelastingen conform de VOSB
’63.gehanteerd De VOSB ’63 biedt de mogelijkheid om de belasting te optimaliseren
door rekening te houden met de rijstrookindeling bij bruggen met bredere rijstroken
en vluchtstroken. In de regel is voor de betonnen bruggen en viaducten de
verkeersbelasting volledig aangehouden tussen de geleiderails. Bij stalen bruggen is
de belasting verder gereduceerd, door te rekenen met een niet of nauwelijks
bereden vluchtstrook.
Sinds 2002 wordt de Europese norm voor de verkeersbelasting gehanteerd. Elk land
is daarbij vrij om een zwaartecategorie te kiezen (met een zogenaamde National
Application Document). In Nederland wordt de zwaarste categorie aangehouden. De
norm gaat uit van belasting van het volledige brugdek door verkeer, onafhankelijk
van de huidige rijbaanindeling. Daarbij wordt uitgegaan van reëel voorkomende
verkeersbelastingen inclusief een zekere mate van overbelading.
Een gedetailleerd overzicht van de gehanteerde normen en voorschriften met
aanvullende bepalingen voor Rijkswaterstaat is niet opgenomen in deze nota. De
Dienst infrastructuur heeft deze vastgelegd in basisspecificaties en in de ROK
(Richtlijnen Ontwerp Kunstwerken). Deze laatste wordt in 2010 geheel herzien en
aangesloten op de Europese bouwregelgeving.
In [1, 2] wordt uitvoeriger ingegaan op de van toepassing zijnde normen. Voor wat
betreft het dagelijks gebruik en onderhoud aan de kunstwerken zijn onder andere
de volgende specifieke normen en richtlijnen van belang:
NEN 3040 / Veiligheidsvoorschriften met betrekking tot werkzaamheden
NEN 3140 aan of in de omgeving van laagspanningsinstallaties.
NEN 1890 Functionele eisen binnenverlichting
NEN 1014 Bliksembeveiliging
Pagina 52 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
NEN-EN 40 Lichtmasten
NBD 06000 Eisen voor hydraulische bewegingswerken
NBD bladenRichtlijnen voor conservering en verf, elektrotechnische
installaties en onderdelen, elektrisch lassen, eisen aan
materialen, tandwielkasten, staalkabels, etc.
Voor de (veilige) uitvoering van werkzaamheden moet rekening worden gehouden
met Arbo richtlijnen en voorschriften. Deze bepalen een groot deel van de vaste
onderhoudskosten van een kunstwerk. Daarnaast zijn wettelijke keuringen van
kracht zoals bijvoorbeeld milieu keuringen van olietanks, brandstoftanks,
brandblusinstallaties, hijs- en hefmiddelen en liften.
Pagina 53 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
11 Civieltechnische kenmerken en functie-eisen
In dit hoofdstuk komt de civieltechnische functionaliteit van de kunstwerken aan de
orde. Op basis van de civieltechnische functionaliteit wordt ingegaan op de
kenmerken van de ‘verouderingsprocessen’ die van invloed zijn op het functioneren
van het object. Tot slot wordt ingegaan op de wijze waarop de veroudering zich
manifesteert.
11.1 Civieltechnische functionaliteit
In het BPRW [4] is achtereenvolgens de hoogste prioriteit gegeven aan de
bescherming tegen hoogwater, de aan- en afvoer van water en vervolgens het
transport op de vaarwegen. Dit betekent dat eerst de hoogste eisen gesteld worden
aan de kunstwerken die dienst doen als primaire waterkering en vervolgens de
kunstwerken die zich bevinden in de vaarwegen.
Waterkeren
In de Wet op de Waterkering wordt aangegeven wat de faalkans is van elk van de
dijkringgebieden. Maakt een kunstwerk deel uit van een dijkringgebied, dan zal het
kunstwerk aan de bijbehorende eisen moeten voldoen. De Toets op de Veiligheid
geeft verdere richtlijnen hiervoor, evenals de TAW-leidraad ‘Waterkerende
Kunstwerken en Bijzondere Constructies’. In de laatstgenoemde staan eisen
geformuleerd voor wat betreft overlopen en overslag, sterkte en stabiliteit en
betrouwbaarheid van afsluitmiddelen. Voor wat betreft de veiligheidseisen wordt
geen onderscheid gemaakt naar het soort kunstwerk. Het kan dus een sluis
(Terneuzen), een gemaal (IJmuiden) of een spuisluis (Afsluitdijk) zijn.
Waterbeheer
Omdat Nederland ook te kampen kan hebben met hoge of lage waterstanden op de
rivieren of op de meren, zal tevens water (ijs en sediment) afgevoerd of
vastgehouden moeten worden. Het eerste doel is gelijk aan het doel van het keren
van water: droge voeten behouden. Het tweede waterhuishoudkundige doel heeft
betrekking op het tegen gaan van verdroging en te lage waterstanden. De
kunstwerken die dat bij uitstek doen, zijn de spui- of uitwateringssluis, het gemaal
en duikers en sifons. Ook schutsluizen kunnen hieraan een bijdrage leveren.
Kenmerkend voor de kunstwerken die belast zijn met de afvoer is de capaciteit in
termen van kubieke meters per tijdseenheid.
Daarnaast is een aantal rivieren (de Neder-Rijn en de Maas) met stuwcomplexen
uitgerust, om de waterstand in droge tijden op een aanvaardbaar peil te houden. De
afvoer van water wordt beïnvloed, waardoor scheepvaart mogelijk is. In een aantal
gevallen zijn stuwcomplexen uitgerust met een waterkrachtcentrale. Kenmerkende
eenheid voor stuwcomplexen is het effectief doorstroom oppervlak (m2) per
opening.
Scheepvaart
Voor wat betreft de sluizen, de vaste en beweegbare bruggen geldt dat deze moeten
voldoen aan de eisen van de aan de corridor of vaarweg toegekende vaarwegklasse.
Vanuit het perspectief van het BPRW wordt een onderscheid gemaakt naar
hoofdtransportas (HTA), hoofdvaarweg (HVW) en overige vaarweg (OVW).
Pagina 54 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Vanuit Europees perspectief bestaat eveneens een duiding voor de binnenvaart: de
CEMT klassen. Over het algemeen geldt dat naarmate de toegekende klasse hoger
is, de intensiteit op de vaarweg groter is, de omvang van de schepen groter is en
daarmee de eisen voor wat betreft de betrouwbaarheid, de beschikbaarheid en de
afmetingen van de kunstwerken toenemen.
Voor al deze kustwerken geldt dat de scheepvaart, in termen van het maatgevend
schip behorend bij de gegeven vaarwegklasse, zodanig snel en veilig moet kunnen
passeren als maatschappelijk of macro-economisch verantwoord is.
11.2 Verouderingsprocessen
De kwaliteit van de kunstwerken neemt af naarmate het kunstwerk ouder wordt. De
afname in kwaliteit wordt veroorzaakt door de afname in kwaliteit van onderdelen.
De afname in kwaliteit van de verschillende onderdelen van het kunstwerk verloopt
niet voor alle onderdelen hetzelfde. Een aantal verouderingsprocessen kan worden
onderscheiden.
De meest ‘gewone’ is, naast ouderdom, de slijtage van onderdelen door het gebruik
van het kunstwerk. Naarmate van een kunstwerk intensiever gebruik wordt
gemaakt, wordt het meer belast, waardoor de slijtage van de onderdelen groter zal
zijn. Over het algemeen is de slijtage aan/van de bewegingswerken van
kunstwerken gedurende een zelfde tijdspanne groter dan de slijtage aan/van de
dragende (statische) constructie. Met name de mechanische en elektrotechnische
onderdelen hebben een kortere levensduur dan de overige (betonnen en stalen)
onderdelen van het kunstwerk.
Naast slijtage en gebruik van W&E -onderdelen en -installaties geldt nog een aantal
aanvullende factoren die invloed zijn op de ‘veroudering’. Vaak komt de technische
levensduur van installaties niet overeen met de functionele en/of economische
levensduur. Een aantal maatschappelijke, technische en markt ontwikkelingen
kunnen worden onderscheiden als oorzaak:
• Materialen zijn niet meer leverbaar.
• Product ondersteuning wordt niet meer geleverd.
• Nieuwe (industriële) standaarden en normen.
• De energie / prestatie verhouding voldoet niet meer aan de normen.
Een niet of nauwelijks te beïnvloeden factor zijn weersomstandigheden zoals wind,
ijsvorming en langdurige natte of droge periodes. De ligging van het kunstwerk is
eveneens van belang: slijtage aan onderdelen treedt sneller op in een zout milieu
dan in een zoet milieu. Het is tevens van belang in wat voor water een kunstwerk
zich bevindt: een rivier, een kanaal, een meer of in getijde water. Dit is van invloed
op slijtage als gevolg van belasting door golven, veroorzaakt door scheepvaart of
door wind.
Een laatste categorie die van invloed is op de kwaliteit van het kunstwerk zijn
calamiteiten. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden naar aanvaringen of
schadevaringen, ongelukken, menselijke fouten die optreden bij de bediening van
een kunstwerk, vandalisme en terrorisme.
Resumerend kan een aantal generieke faalmechanismen worden onderscheiden ten
aanzien van kunstwerken:
• Onvoldoende kerende hoogte
Pagina 55 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
• Erosie onder en langs de constructie
• Sterkte van de constructie(-onderdelen) is onvoldoende
• Stabiliteit van de constructie(-onderdelen) is onvoldoende
• Belasting op de constructie(-onderdelen) is te hoog
• Mechanische installatie werkt niet
• Elektrotechnische installatie werkt niet
• Menselijk handelen bij bediening kunstwerk faalt
• Plaatsing noodkering faalt
• Calamiteiten
• Obstakels c.q. vervuiling voor deuren / schuiven of slagdrempels
11.3 Gevolgen van veroudering
Naarmate een kunstwerk ouder wordt, neemt de kwaliteit af. Een verminderde
kwaliteit leidt tot een afname van de betrouwbaarheid van het functioneren van het
kunstwerk. De kans op storingen neemt toe, wat van invloed is op de
beschikbaarheid van een kunstwerk. Afhankelijk van de functie en de locatie van het
kunstwerk kan een niet functionerend kunstwerk enorme (economische en niet
economische) gevolgen voor de omgeving hebben.
De levensduur van een kunstwerk is de periode na de bouw, gebeurende welke de
betrouwbaarheid van de constructie voldoet aan de gestelde eisen. Voorwaarde is
dat onderhoud (klein/groot, vast/variabel) op het juiste moment wordt uitgevoerd.
Bij natte infrastructuur wordt als gevolg van levensduurverlengend onderhoud of
renovaties de daadwerkelijke levensduur langer dan de ontwerplevensduur of de
geplande levensduur. In onderstaande tabel staat de ontwerplevensduur van
kunstwerken en een aantal onderdelen weergegeven. Hierbij moet worden
opgemerkt dat de levensduur van bedieningsgebouwen, mechanische onderdelen en
energievoorziening voor alle genoemde kunstwerken gelijk is.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de ontwerplevensduren zoals die
momenteel gehanteerd worden [3].
Tabel 11-1: Ontwerp levensduur kunstwerken
Kunstwerk categorie Subcategorie
Levensduur
[jaar]
Aanleginrichting veerpont Aanleginrichting veerpont 80
Brug Beweegbaar Brug Beweegbaar 80
Brug Vast (Beton groot) Brug Vast 80
Brug Vast (Beton klein) Brug Vast 80
Brug Vast (Staal) Brug Vast 80
Gemaal (Nat) Gemaal 80
Hoogwaterkering Hoogwaterkering 100
KW_Overig Afmeervoorziening 80
Coupure 80
Grondkering 80
Kunstwerken t.b.v. natuur 80
Sifon/duiker/hevel 80
Waterreguleringswerk 80
Schutsluis Schutsluis 100
Pagina 56 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Spui/uitwateringssluis Spui/uitwateringssluis 100
Stuw Stuw 100
De waarden in deze tabel mogen beslist niet gezien wordt als richtlijn
voor de toekomst. Zij zijn bedoeld als expert inschatting voor de
verwachte levensduur in de scenario analyse in dit rapport.
Pagina 57 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
12 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht
12.1 Opbouw kosten berekeningen
De werkzaamheden met betrekking tot het beheer en onderhoud verschillen per
objectsubcategorie. Aan de hand van het areaal en de gemiddelde kosten per jaar
van de maatregelen is voor de betreffende objectsubcategorie een kostenniveau
berekend. Alle objectsubcategorieën samen vormen dan de totale kosten van het
OBR Kunstwerken.
In geval van zowel uitbesteding van de werkzaamheden als uitvoering door eigen
mensen, zal sprake zijn van een toeslag in de vorm van uitvoerings- en
administratieve kosten en winst en risico (UAKWR; 20%). In de meeste gevallen zijn
voor de uitvoering van de werkzaamheden verkeersmaatregelen nodig (VKMTR;
5%). Bij bepaalde werkzaamheden is sprake van toezicht door het eigen personeel.
Daarna is een toeslag voor de kosten voor voorbereiding, administratie en toezicht
berekend, de VAT (20%). De VAT bestaat uit een deel engineering (13,5%) en een
deel administratie en toezicht (6,5%). Het deel engineering wordt in het algemeen
uitbesteed en daarom uitgedrukt in k€. De VAT zijn deels onderdeel van de IPK, en
deels van de EPK. De EPK zijn daarmee gelijk aan 88% van de totale kosten, de IPK
aan 12%. In onderstaande tabel staat de opbouw van de berekening weergegeven.
Tabel 12-1: Opbouw kosten per objectsubcategorie
Maatregel Berekening
Maatregel 1 prijs* areaal
Maatregel 2 prijs* areaal
……..
Totaal 1
VKMTR (5%) (Totaal 1) *1,05
Totaal 2
UAKWR (20%) (Totaal 2) *1,2
Totaal 3
BTW (19%) (Totaal 3) *1,19
Totaal 4 EPK
VAT (20%) (Totaal 1) *0,20
Engineering (Totaal 1) *0,135 EPK
Administratie en toezicht (Totaal 1) *0,065 IPK
eindtotaal (Totaal 4) + VAT
Pagina 58 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
12.2 Gemiddelde jaarlijkse kosten
De maatregelen, frequenties en bijbehorende kosten zijn opgesteld door de Dienst
Infrastructuur. De bepaling van EPK en VAT is conform onderstaande tabellen.
Bepaling van het aantal FTE is gedaan op basis een kostprijs van 63 k€/FTE.
Tabel 12-2: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Kunstwerken HWS (prijspeil januari
2010)
EPK VAT
Vast
[k€]
Variabel
[k€]
Totaal
[k€]
Engineering
[k€]
Administratie en
toezicht [fte]
Stuwcomplexen 1.126 7.085 8.211
Spui, uitwateringssluizen 1.550 9.216 10.766
Gemalen 1.960 578 2.538
Kunstwerken overig HWS 134 288 423
Totaal Kunstwerken HWS 4.771 17.166 21.937 1.975 15
Tabel 12-3: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Kunstwerken HVWN (prijspeil
januari 2010)
EPK VAT
Vast
[k€]
Variabel
[k€]
Totaal
[k€]
Engineering
[k€]
Administratie en
toezicht [fte]
Schutsluizen 15.027 47.519 62.547
Brug vast, beton klein 115 1.078 1.193
Brug vast, beton groot 145 1.198 1.343
Brug vast, staal 313 6.807 7.120
Bruggen beweegbaar 467 6.309 6.776
Afmeervoorzieningen 0 779 779
Totaal Kunstwerken HVWN 16.068 63.689 79.757 7.181 55
12.3 Scope P*Q
De P*Q omvat de gemiddelde landelijk benodigde budgetten voor onderhoud van
het areaal kunstwerken. Reguliere vervanging van onderdelen is hiervan onderdeel,
vervanging van objecten echter niet. Bij het bepalen van de P*Q wordt de eventuele
aanwezigheid van achterstallig onderhoud niet betrokken.
12.4 Borging kwaliteit kostenopbouw
De kostenopbouw is in de bijlage te vinden per onderdeel van een kunstwerk. Dit is
een eerste aanzet om tot inzicht te komen wat de opbouw van kosten is, waarmee
de beheerder e.e.a. kan opzetten voor de meerjarenplanning en zijn
instandhoudingsplan. Let wel dat dit gemiddelde kosten zijn en die kunnen per regio
verschillen.
Pagina 59 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
13 Aandachtspunten
De levensduur van kunstwerken wordt bepaald door de keuzes die bij het ontwerp
zijn gemaakt ten aanzien van geometrie, belasting en duurzaamheid materialen en
componenten. De ontwerplevensduur voor kunstwerken ligt meestal tussen de 50
en 100 jaar. In zo’n lange periode vinden veel ontwikkelingen plaats. Vaak wordt
het gebruik intensiever en neemt de belasting toe. Door technologische,
economische en klimatologische ontwikkelingen ‘verouderen’ de destijds gekozen
oplossingen. Maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden de manier waarop
bijvoorbeeld met veiligheidsrisico’s omgaan wordt. Alle genoemde factoren
beïnvloeden de mate waarin een kunstwerk aan de functie eisen voldoet. Deze
aspecten zijn van invloed op de levensduurkosten van een object voor zover sprake
is van levensduurverlengend onderhoud en niet van verbeter maatregelen.
Met name voor werktuigkundige (W) en elektrotechnische (E) onderdelen geldt dat
het verouderen van de gebruikte techniek aanleiding kan geven voor een afwijkende
onderhoudsstrategie. Onderdelen zijn niet goed meer verkrijgbaar of tegen relatief
hoge kosten. Deze onderdelen worden dan vervangen vanuit economisch oogpunt
terwijl vanuit de techniek daar nog geen aanleiding voor is.
In het bijzonder de besturingssystemen van bewegingswerken van kunstwerken zijn
kostendrijvers. Vroeger ging alles met een relais, tegenwoordig met plc’s. Gevolg is
dat duurdere specialisten en programmatuur nodig zijn om het te onderhouden.
Daar komt bij dat de houdbaarheid van (dure, vaak unieke) software ongeveer 5 tot
10 jaar is. Het onderhoud van met name de werktuigkundige (W) en
elektrotechnische (E) onderdelen van kleinere beheerobjecten neemt dan ook een
relatief groot aandeel in van de totale levensduurkosten van het object.
Mogelijke aanpassing in het beheer regime bestaat uit het aanpassen van de
beschikbaarheid aan het werkelijke aanbod van schepen (flexibilisering). Stremming
als gevolg van onderhoudsactiviteiten worden zo veel als mogelijk gepland in
perioden waarin sprake is van een beperkt verkeersaanbod. Daarnaast kan het
combineren van maatregelen aan meerdere objecten in één corridor tegelijkertijd,
de beschikbaarheid van de corridor vergroten.
Als aandachtspunt geldt de afstemming tussen gemeenten, provincie en
Rijkswaterstaat over de verschillende beheerverantwoordelijkheden. Een goede
afstemming van uit te voeren onderhoudsactiviteiten is van belang om te
voorkomen dat met name de veiligheid in het geding is. Dit is voornamelijk van
belang voor kunstwerken met de functie afvoer en waterkeren, zoals gemalen en
spuisluizen.
De Arbo wetgeving neemt een steeds belangrijkere plaats in. De Arbo wetgeving is
verantwoordelijk voor een aantal veranderingen die met name aan de inrichting van
kunstwerken moeten plaatsvinden. Een voorbeeld is de hoogte van leuningen van
onderhoudsruimtes waar mensen nauwelijks komen: deze zijn ontworpen voor een
hoogte van 70 cm, terwijl de Arbo wetgeving voorschrijft dat leuningen minimaal 90
cm hoog moeten zijn.
Pagina 60 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Een aantal nieuwe ontwikkelingen van technische aard kan worden genoemd in
relatie tot (hoofdzakelijk) schutsluizen, deze ontwikkelingen kunnen mogelijk leiden
tot lagere lifecycle kosten, dit moet echter per object bepaald worden. Het gaat
hierbij om [10]:
• Nieuwe materialen voor deuren en schuiven: kunststof en hoge sterkte beton
• Aluminium coatings voor staal van sluisdeuren
• Kunststof glijstrippen bij deuren en schuiven in plaats van railbanen en
wielgeleiding
Vooral voor natte kunstwerken geldt, dat het moeilijk is om ze geheel buitengebruik
te stellen, zodat bijvoorbeeld een nieuwe sluis kan worden gebouwd. Veelal wordt
bij het einde van de levensduur in plaats van vervanging gekozen voor
levensduurverlengend onderhoud, of wordt een nieuw complex of kolk naast de
oude geplaatst.
Pagina 61 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
14 Gevoeligheidsanalyse
Deze analyse beoogt kwalitatief inzicht te geven in de effecten van veranderingen
aan het onderhoudsregime. De veranderingen die aan de orde komen zijn:
• het verruimen van het interventieniveau,
• het verruimen van de omvang van een maatregel,
• het vergroten van de frequentie van de uit te voeren onderhoudsmaatregelen.
14.1 Verruimen interventieniveau
Het verruimen van het interventieniveau komt neer op het later uitvoeren van
onderhoud. Aan elk onderdeel van een kunstwerk is een interventieniveau
verbonden, dat een maatstaf is voor het moment van ingrijpen. Wanneer niet of
later ingegrepen wordt, voldoet een kunstwerk op termijn niet meer aan de functie-
eisen. Afhankelijk van de ernst van de consequenties van het niet voldoen aan de
functie eis(-en) en het mogelijk falen van een onderdeel kan het verruimen van het
interventieniveau een bewuste keuze zijn. De gevolgen van kritieke onderdelen die
niet meer voldoen aan de functie eisen, zijn ernstiger dan de gevolgen van niet
kritieke onderdelen (bijvoorbeeld een sluisdeur versus een leuning).
Het verruimen van het interventieniveau leidt tot een afname van de
bedrijfszekerheid en daarmee de veiligheid. De kans op falen wordt groter, de
gevolgen blijven gelijk, het risico (kans * gevolg) neemt toe.
Het verruimen van het interventieniveau leidt in principe tot een afname van de
beschikbaarheid van het betreffende kunstwerk. Daarbij moet een onderscheid
worden gemaakt naar het type onderdeel waarvan het interventieniveau wordt
verruimd. In geval van mechanische en elektrotechnische kritieke onderdelen geldt
dat een kunstwerk zijn primaire functie niet meer of in mindere mate kan vervullen.
Storingen treden steeds vaker op. Een sluis schut minder snel, of is in het ergste
geval buiten bedrijf. Een gemaal kan het water niet, of minder snel afwateren. Een
beweegbare brug kan niet meer open of dicht. Ter illustratie twee recente
voorbeelden van disfunctionerende objecten afkomstig uit de risico-inventarisatie
natte kunstwerken:
• Nieuwe wijze van onderhoud (niet meer preventief, maar correctief) leidde tot
asbreuk van de roldeur Weurt. Een afgebroken smeernippel niet werd opgemerkt,
omdat niet meer werd geïnspecteerd (althans niet frequent genoeg)
• Een andere wijze van onderhoud heeft ertoe geleid dat op de stuw Lith kettingen
braken en uiteindelijk de stabiliteit van de hele stuw in gevaar kwam
Een voordeel van het verruimen van het interventieniveau is dat de kosten van
maatregelen later worden gemaakt. In geval van het baten lasten stelsel heeft dit in
principe een positieve uitwerking. Of de totale levensduurkosten van een object
door het verruimen van het interventieniveau geringer worden, hangt af van de
gekozen onderdelen. Een leuning waarvan de verflaag is afgebladderd leidt niet tot
dezelfde gevolgen van het uitstellen van het conserveren van een sluisdeur. In het
meest ernstige geval kan het gebeuren dat een sluisdeur vervangen moet worden,
omdat het niet meer hersteld kan worden. Ook neemt het vast onderhoud toe.
Het uitstellen van ingrijpen kan in bepaalde gevallen efficiënt zijn. In ‘niet al te
ernstige’ situaties kunnen onderhoudswerkzaamheden worden uitgesteld, zodat in
Pagina 62 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
één grote onderhoudsactie alles wordt aangepakt. Het verruimen van het
interventieniveau leidt in een dergelijk geval tot een efficiënter beheer. Wanneer
maatregelen niet ‘slim’ worden gecombineerd (zie ook hieronder) neemt de
efficiëntie af.
14.2 Verruimen omvang maatregel: combineren van werkzaamheden
Combineren van werkzaamheden komt neer op het ‘slim’ en efficiënt combineren
van onderhoudsmaatregelen of inspecties aan één of meerdere objecten
tegelijkertijd. Wanneer bijvoorbeeld de roldeuren van een sluis worden
geconserveerd, kan dit gecombineerd worden met het conserveren van de
onderrolwagens. Een belangrijke voorwaarde voor het kunnen combineren van
maatregelen, is dat een volledig inzicht bestaat in alle onderhoudsacties en -
maatregelen van alle onderdelen.
Het verruimen van de omvang van een maatregel kan hogere kosten tot gevolg
hebben. Omdat niet alle onderdelen van een kunstwerk een gelijke
onderhoudsfrequentie hebben, moeten er concessies worden gedaan. Zoals
hierboven gesteld, leidt het verruimen van het interval in principe tot lagere
levensduurkosten. Andersom geldt dat wanneer alles op tijd wordt gedaan, met een
aantal onderdelen die te vroeg worden onderhouden, hogere kosten met het
onderhoud gemoeid zijn.
Het combineren van werkzaamheden leidt tot een toename van de beschikbaarheid
van het kunstwerk. Het combineren van werkzaamheden heeft geen invloed op de
veiligheid. Voor beide aspecten geldt uiteraard de voorwaarde dat de maatregelen
worden uitgevoerd, voordat het interventie niveau bereikt is.
14.3 Verhogen frequentie
Het verhogen van de frequentie komt neer op het vaker uitvoeren van onderhoud
dan strikt noodzakelijk. Door vaker inspecties te doen en vaker maatregelen uit te
voeren, wordt de bedrijfszekerheid en daarmee de veiligheid vergroot.
Het verhogen van de frequentie leidt in principe tot een grotere beschikbaarheid van
het kunstwerk. De kans op storingen neemt aanzienlijk af, wanneer meer
toestandsafhankelijk en gebruiksafhankelijk onderhoud wordt gepleegd, en
storingsafhankelijk onderhoud tot een minimum wordt beperkt. Een kunstwerk kan
echter vaker buiten gebruik zijn, omdat vaker onderhoud gepleegd wordt. Het effect
op de beschikbaarheid is dan negatief.
Het grote nadeel van het verhogen van de frequentie is de onlosmakelijke
kostenpost die hieraan verbonden is. Meer onderhoud betekent doorgaans meer
kosten. Daarnaast is te veel en te vaak onderhoud niet efficiënt: er wordt immers
meer gedaan dan strikt noodzakelijk.
14.4 Resumé
De effecten van de in de voorgaande paragrafen genoemde knoppen, staan in de
onderstaande tabel weergegeven. Een ‘+’ geeft een positief effect weer; een ‘0’ een
indifferent effect; een ‘-‘ een negatief effect. Een gegeneraliseerde kosten baten
analyse zou inzicht kunnen geven in het landelijke financiële bereik van elke knop.
Tabel 14-1: Effecten van knoppen op service level en kosten
Veiligheid Beschikbaarheid Efficiëntie Kosten
Interventie niveau verruimen - - 0 / + 0 / +
Omvang maatregel vergroten 0 + + -
Verhogen frequentie + 0/+ - -
Pagina 63 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
15 Referenties
1. Referentie documenten van de Dienst Infrastructuur
2. Bouwdienst Rijkswaterstaat, Ontwerp van schutsluizen 1 en 2, Utrecht, 2000
3. Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur, Inventarisatie
vervangingsinvesteringen, 30 maart 2010
4. Rijkswaterstaat, Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015,
December 2009
5. Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur, Risico- Inventarisatie Natte
Kunstwerken (RINK), Projectplan 2010, 23 december 2009
6. Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur, Het Inspectiehuis versie 2.3, 24
februari 2009
Pagina 64 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
16 Bijlagen
Pagina 65 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Bijlage A P*Q verdeling naar Regionale Diensten
Onderstaand de geregionaliseerde P*Q.
Q
Hierbij is de Q gehanteerd conform de stand van NIS levering op 1 januari 2010.
P
De genoemde financiële getallen zijn gebaseerd op de hoeveelheden op
onderdeelniveau zoals geïnventariseerd bij de “Vervangingskosten Kunstwerken in
2002”. Deze zijn geïndexeerd naar prijspeil 2010 (1,60% o.bv. CBS: CAO-lonen
bouwnijverheid jan2009 - jan2010 incl. bijzondere beloningen).
Tot en met de vorige versie van het OBR Kunstwerken HWS / HVWN was de
onderbouwing van de PxQ voor de bruggen anders dan die van de bruggen in het
HWN. In deze versie van het OBR is de onderbouwing van de PxQ van de Bruggen
vast in het HVWN voor het eerst gelijk aan die van de vaste bruggen in het HWN.
Daarmee is het vergelijken van bruggen in beide netwerken en het overhevelen van
bruggen tussen de netwerken vereenvoudigd.
P*Q
Als gevolg van de aangepaste Q is opnieuw de landelijke P en Regionale correctie
factor bepaald. Het landelijk benodigde budget is onveranderd gebleven afgezien van
indexatie.
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
HWS
Stuw Spui/uitwateringsluis Gemaal Hoogwaterkering Overige kunstwerken** TOTAAL HWS
Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal
[k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€]
DIJG 0 0 0 600 3.564 4.164 0 0 0 0 0 0 0 0 0 600 3.564 4.164
DLB* 887 5.091 5.978 0 0 0 35 35 71 0 0 0 5 5 11 928 5.132 6.060
DNB* 0 0 0 10 59 69 17 10 27 0 0 0 42 15 56 68 84 153
DNH 0 0 0 89 530 619 1.076 300 1.376 0 0 0 2 1 3 1.167 831 1.998
DNN 0 0 0
DON 239 1.994 2.232 0 0 0 619 173 792 0 0 0 40 13 53 898 2.179 3.077
DUT 0 0 0 4 25 30 213 59 272 35 251 286 6 2 8 259 338 597
DZH 0 0 0 816 4.849 5.665 0 0 0 0 0 0 0 0 0 816 4.849 5.665
DZL 0 0 0 32 188 220 0 0 0 0 0 0 0 0 0 32 188 220
RWS 1.126 7.085 8.211 1.550 9.216 10.766 1.960 578 2.538 35 251 286 96 36 132 4.767 17.165 21.932
* Bij de overdracht van de Midden Limburgse Kanalan van Limburg naar Noord-Brabant is een totaal jaarlijks bedrag gemoeid van 3.328 k€. Deze bedragen zijn per objectsubcategorie verrekend in het totaal overzicht (niet in RD-sheets). Het betrof hierbij: 5 schutsluizen, 16 vaste bruggen, 2 beweeegbare bruggen, 3 gemalen en 3 overige kunstwerken.
** Onder de categorie Overige Kunstwerken vallen: Watergeguleringswerken, Sifon/duiker/hevel, Onderdoorgang, Coupure, Kunstwerk tbv natuur. Voor de kunstwerken tbv de natuur zijn de aantallen gebruikt conform de RD-opgaves (landelijk 16 stuks), aangezien deze niet in DISK/NIS zitten.
EPK Vast EPK Variabel EPK Totaal Engineering
Kunstwerken HWS [k€] [k€] [k€] [k€]
Dienst IJsselmeergebied 600 3.564 4.164 375
Dienst Limburg 928 5.132 6.060 546
Dienst Noord-Brabant 68 84 153 14
Dienst Noord-Holland 1.167 831 1.998 180
Dienst Noord-Nederland 0 0 0 0
Dienst Oost-Nederland 898 2.179 3.077 277
Dienst Utrecht 259 338 597 54
Dienst Zuid-Holland 816 4.849 5.665 510
Dienst Zeeland 32 188 220 20
Totaal 4.767 17.165 21.932 1.975
Engineering 1.975
Totaal 23.907
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
HVWN
Schutsluis Brug beton, groot Brug beton, klein Brug staal Brug beweegbaar Afmeervoorziening Totaal HVWN
Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal
[k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€]
DIJG 901 3.009 3.910 7 59 67 7 63 69 0 0 0 41 781 822 0 0 0 956 3.913 4.868
DLB* 3.078 10.851 13.928 42 342 384 11 105 116 63 1.374 1.437 2 13 15 0 0 0 3.196 12.685 15.881
DNB* 2.476 6.967 9.443 0 0 0 29 270 299 7 160 168 119 1.195 1.314 0 0 0 2.632 8.592 11.224
DNH 1.049 3.519 4.568 0 0 0 5 43 48 32 687 719 30 291 322 0 12 12 1.115 4.553 5.668
DNN 0 0 0 0 0 0 0 3 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 3
DON 1.427 5.035 6.462 41 336 377 43 399 442 123 2.684 2.808 32 247 279 0 0 0 1.666 8.701 10.367
DUT 2.383 6.938 9.321 25 203 228 5 51 56 40 871 911 8 49 57 0 0 0 2.461 8.112 10.574
DZH 1.241 4.608 5.849 31 257 288 8 71 78 0 0 0 87 1.626 1.713 0 0 0 1.367 6.562 7.929
DZL 2.472 6.593 9.065 0 0 0 8 73 81 47 1.030 1.077 147 2.106 2.253 0 767 767 2.674 10.568 13.243
RWS 15.027 47.519 62.547 145 1.198 1.343 115 1.078 1.193 313 6.807 7.120 467 6.309 6.776 0 779 779 16.068 63.689 79.757
* Bij de overdracht van de Midden Limburgse Kanalan van Limburg naar Noord-Brabant is een totaal jaarlijks bedrag gemoeid van 3.328 k€. Deze bedragen zijn per objectsubcategorie verrekend in het totaal overzicht (niet in RD-sheets). Het betrof hierbij: 5 schutsluizen, 16 vaste bruggen, 2 beweeegbare bruggen, 3 gemalen en 3 overige kunstwerken.
EPK Vast EPK Variabel EPK Totaal Engineering
Kunstwerken HVWN [k€] [k€] [k€] [k€]
Dienst IJsselmeergebied 956 3.913 4.868 438
Dienst Limburg 3.196 12.685 15.881 1.430
Dienst Noord-Brabant 2.632 8.592 11.224 1.011
Dienst Noord-Holland 1.115 4.553 5.668 510
Dienst Noord-Nederland 0 3 3 0
Dienst Oost-Nederland 1.666 8.701 10.367 933
Dienst Utrecht 2.461 8.112 10.574 952
Dienst Zuid-Holland 1.367 6.562 7.929 714
Dienst Zeeland 2.674 10.568 13.243 1.192
Totaal 16.068 63.689 79.757 7.181
Engineering 7.181
Totaal 86.938
Pagina 69 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Bijlage B Monumenten
Onderstaande tekst is afkomstig uit het vervallen OBR Exploitatie. De
genoemde areaalgegevens (Q) en kosten (P) zijn geen deel van het OBR
Kunstwerken.
Rijkswaterstaat beheert diverse monumentale werken. Het CIWW project
(Cultuurhistorische Inventarisatie en Waardering van Waterstaatsobjecten in beheer
van RWS) heeft een voorlopige lijst van rijksmonumenten in beheer van RWS
opgeleverd. Tabellen B-1 en B-2 geven een overzicht van de objectsubcategorieën
en de verdeling over de regionale diensten.
Tabel B-1: Areaal kunstwerken in het Hoofdwatersysteem
(bron: NIS levering juli 2008)
KW soort DIJG DLB DUT Totaal
Stuwcomplex 3 3
Spui,- uitwateringssluis 5 1 6
Gemaal 1 1
Kunstwerken overig HWS 1 1
Tabel B-2: Areaal kunstwerken in het Hoofdvaarwegennet
(bron: NIS levering juli 2008)
KW soort DIJG DLB DON DUT DZH Totaal
Schutsluis 3 8 8 1 20
Bruggen vast 8 3 3 14
Bruggen beweegbaar 5 5
Uiterlijk medio 2009 moet het CIWW project ook een lijst van alle gemeentelijke
monumenten in beheer van RWS opleveren.
Relevante wet –en regelgeving
De bescherming van monumenten is in eerste instantie verankerd in de
Monumentenwet. Deze wet biedt een operationeel juridisch kader voor aanwijzing
en instandhouding van monumentale werken. De wetgeving is met name bedoeld
om het aanzicht dan wel uiterlijk van de bouwwerken in stand te houden. Daarnaast
kan krachtens artikel 35 van de Monumentenwet een (deel van een) dorp of stad de
status van beschermd dorps- of stadsgezicht krijgen. Aan landschapspatronen kan
ingevolge de Natuurbeschermingswet de status van beschermd landschapsgezicht
worden toegekend. Landschapspatronen moeten dan ook expliciet in planvorming
worden meegenomen. Bovendien is er in de nota Belvedère voor de periode 1999-
2009 een stimuleringsbeleid ten aanzien van cultuurhistorische waarden
geformuleerd dat vigerend is voor de ministeries van OC&W, VROM, LNV en V&W.
Dit beleid gaat uit van een ontwikkelingsvisie op cultuurhistorie, waarin
cultuurhistorische waarden integraal worden gekoppeld aan andere ruimtelijke
functies, zoals wonen, werken, landbouw, natuur, recreatie en infrastructuur.
Pagina 70 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Onderhoudsmethode en interventieniveau
De uitvoering van onderhoud dat het aanzicht aangaat dient plaats te vinden in
overleg met hiertoe ingestelde bevoegde instanties, vaak in de vorm van
commissies. Op rijksniveau wordt dat gecoördineerd door de Rijksdienst voor
monumentenzorg (RDMZ) te Zeist die beschikt over een lijst met Rijksmonumenten
welke jaarlijks wordt geactualiseerd. De RDMZ faciliteert tevens de subsidiering van
de instandhouding van monumenten. Ook op provinciaal en gemeentelijk niveau zijn
er lijsten met monumenten. Tenslotte is er de lijst met wereld erfgoed van de
Unesco. Daar staan (nog) geen RWS objecten op hoewel er wel een aantal
genomineerd zijn. Indien onderhoud noodzakelijk is dient een voorstel voorgelegd te
worden aan de eerder genoemde commissie. De commissie stelt het
onderhoudsplan vast waarna uitvoering kan starten. De voorbereiding van
onderhoud aan monumenten is daarmee arbeidsintensiever. Daarnaast zijn er
meerkosten omdat vervanging in de oorspronkelijke materialen dient plaats te
vinden het geen over het algemeen maatwerk en soms handwerk betekent.
Indicatie gemiddelde kosten: een financieel overzicht
Op dit moment wordt gewerkt met een meerkostenraming van 20% voor het
onderhoud aan monumenten. Het al genoemde CIWW project zal eind 2009 komen
met richtlijnen voor het beheer en onderhoud van objecten met cultuurhistorische
waarde in beheer van Rijkswaterstaat. Deze richtlijnen zullen gekoppeld worden aan
daadwerkelijke beschikbaar te stellen budget. Naar aanleiding van de uitkomsten
van het CIWW zal het OBR eventueel aangepast worden. Tabellen B-3 en B-4 geven
de kosten voor een monument binnen de relevante objectsubcategorieën.
Tabel B-3: Meerkosten onderhoud monumentale werken HWS
Prijspeil mei 2008 [k€]
KW soort Kosten per object Factor Kosten per monument
Stuwcomplex 670 1,20 804
Spui,- uitwateringssluis 99 1,20 119
Gemaal 30 1,20 36
Kunstwerken overig HWS 7 1,20 9
Tabel B-4: Meerkosten onderhoud monumentale werken HVWN
Prijspeil mei 2008 [k€]
KW soort Kosten per object Factor Kosten per monument
Schutsluis 629 1,20 755
Bruggen vast 117 1,20 141
Bruggen beweegbaar 54 1,20 65
Pagina 71 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Bijlage C Afmeervoorzieningen
Onderstaande tekst is afkomstig uit het OBR Oevers. De genoemde
areaalgegevens (Q) en kosten (P) zijn geen deel van het OBR Kunstwerken.
Afmeervoorzieningen zijn plaatsen langs een vaarweg waar voorzieningen getroffen
zijn, zodat schepen veilig kunnen afmeren en eventueel aanleggen.
Afmeervoorzieningen komen voor ter plaatse van kunstwerken als schutsluizen en
bruggen in de diverse benamingen: ligplaatsen, aanlegsteigers of remming- en
geleidewerken. In de buurt van havens worden afmeervoorzieningen ook wel
loswallen, aanlegsteigers of pieren genoemd.
De beheerde voorzieningen zijn zeer divers, zowel voor wat betreft constructie als
het gebruik (zie ook opmerkingen bij “Indeling in objectsubcategorieën”). In dit OBR
gaat het over afmeervoorzieningen die niet bij een kunstwerk horen en niet als
apart object (kunstwerk) worden beschouwd.
Figuur C-1: Beheerde areaal aan oevers per regionale dienst
Objectsubcategorie Eenheid DIJG DLB DNB DNH DNN DNZ DON DUT DZL DZH Totaal
Afmeervoorzieningen [stuks] 136 20 16 106 0 0 101 22 0 18 419
De getallen voor afmeervoorzieningen zijn afkomstig uit het OBR Kunstwerken
2007. Afmeervoorzieningen zijn scheepvaartvoorzieningen in de vorm van
aanlegsteigers, aanmeerplaatsen, remmingwerken, meerstoelen en dergelijke. Het
totaal aantal afmeervoorzieningen is 419 stuks met een totale lengte van ruim
12.000 meter. Zie ook Tabel C-2. Het aantal meerstoelen of meerpalen bedraagt
ruim 450 stuks. Overigens wordt een aaneengesloten rij meerpalen geteld als één
enkele aanleginrichting. In 2007 is voor het eerst een onderscheid gemaakt in
afmeervoorzieningen die bij een kunstwerk horen of als apart object (kunstwerk)
worden beschouwd en afmeervoorzieningen waar dat niet voor geldt. Deze laatste
zijn ondergebracht in dit OBR, eerstgenoemde inrichtingen vallen onder OBR
Kunstwerken. Het is echter niet duidelijk uit de opslagsystemen welke en hoeveel
van het totale aantal aanleginrichting nu onder oevers vallen.
Tabel C-2: Omvang areaal afmeervoorzieningen per dienst
Dienst Aantal
[stuks ] Lengte steigers
[meters]
Meerstoelen
[stuks]
IJsselmeergebied 136 650 250 Noord-Nederland 0 0 0
Oost-Nederland 101 1.197 0 Utrecht 22 5.260 0
Noord-Holland 106 2.865 80
Zuid-Holland 18 1.910 59
Zeeland 0 0 0 Noord-Brabant 16 ? ?
Limburg 20 150 88 Totaal 419 12032 477
Pagina 72 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Civieltechnische kenmerken
Het onderhoud van de nieuwste voorzieningen (veelal uitgevoerd in staal) is
beperkt, vast onderhoud bestaat uit bijvoorbeeld vervangen van hakorit strips,
variabel onderhoud komt neer op vervangen.
De oudere, veelal in hout uitgevoerde, voorzieningen vergen meer (vast)
onderhoud. Denk hier aan bijvoorbeeld het aandraaien / vervangen van bouten,
verven van paalkoppen. Variabel onderhoud bestaat uit het vervangen van
bijvoorbeeld dekdelen of palen. Bij vervanging van de constructie zal over het
algemeen voor een stalen constructie gekozen worden. Afmeervoorzieningen
kunnen van hout, staal, kunststof of een combinatie hiervan zijn. De
ontwerplevensduur van afmeervoorzieningen varieert van 20 tot 50 jaar.
Onderhoudsmaatregelen en interventieniveaus
De onderhoudswerkzaamheden aan afmeervoorzieningen, remming- en
geleidewerken, meerstoelen en meerpalen bestaan hoofdzakelijk uit het plegen van
groot onderhoud en het vervangen. Omdat afmeervoorzieningen oevers moeten
beschermen tegen aanvaringen, zijn het bij uitstek objecten die de
geprognosticeerde levensduur niet halen. Dit geldt vooral voor de objecten die zich
in de grotere vaargeulen bevinden. Het groot onderhoud bestaat uit het conserveren
van het staalwerk van de ladders, loopbruggen en haalkommen. Het
onderhoudsinterval bedraagt 15 – 25 jaar voor het groot onderhoud en 40 – 50 jaar
voor het vervangen.
De oudere, veelal in hout uitgevoerde, voorzieningen vergen meer (vast)
onderhoud. Denk hier aan bijvoorbeeld het aandraaien / vervangen van bouten,
verven van paalkoppen. Variabel onderhoud zou kunnen bestaan uit het vervangen
van bijvoorbeeld dekdelen of palen. Bij vervanging van de constructie zal over het
algemeen voor een stalen constructie gekozen worden.
Indicatie gemiddelde kosten
Tabel 8-8 de kosten van specifieke onderhoudsmaatregelen voor
afmeervoorzieningen.
Kritiek onderdeel Omschrijving
maatregel
Onderhouds
-interval
kosten per
stuk / meter
[k€]
referentie RWS totaal
[jaar] Areaal in
stuks /
meters
totale
kosten per
jaar [k€]
Meerstoelen (stuks) Vervanging 50 37,7325 [EBO] 477 359,97
Steigers (Meter) Vervanging 50 10,5075 12.032 2.528,52
Totaal 2888
In tabel 8-9 zijn alle kosten samengevat, incl. onderverdeling naar vast/
variabel/IPK en VAT.
Pagina 73 van 73
Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN
OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc
Tabel 8-9: Totaal gemiddelde onderhoudskosten oevers per jaar [K€ en fte]
Tabel 8-10: Verschil Totaal gemiddelde onderhoudskosten oevers per jaar 2007
t.o.v. 2009 [M€] (excl afmeervoorzieningen en post ‘Algemeen’uit OBR2007)
EPK’s per jaar [k€]
2007 2009 Verschil
Gestrekte oevers 14.595 14.871 276
Havenoevers 1.084 5.860 4.776
Kribben 5.504 8.342 2.838
Kribvakken 2.669 5.723 3.054
Strek– en
leidammen
167 440 273
Uiterwaarden 2.252 1.821 -431
Waddenzeekwelders 167 1.250 1.083
Totaal 26438 38.306 11.868
Het verschil in kosten is deels te verklaren door indexering, maar ook voor een deel
door een verschil in areaalgegevens, zie tabel 8-11.
Tabel 8-11: Verschil areaalgegevens 2007 t.o.v. 2009
Areaal in km / stuks / ha 2007 2009 Verschil %
Gestrekt oevers (km) 2.603 1.982 -621 -24
Haven Oevers (km) 104 504 400 385
Kribben (stuks) 3.905 3.871 -34 -1
Kribvlakken (km) 435 899 464 107
Strek en leidammen (km) 159 361 202 127
Uiterwaarden (ha) 66.694 50.586 -16.109 -24
Waddenzeekwelders (km) 4.262 4.262 0 0
Afmeervoorzieningen (st) 419 419 0 0
Momenteel wordt nog steeds hard gewerkt aan het op orde krijgen van de
areaalgegevens in NIS; hiervoor zijn diverse projecten opgestart (zie ook hoofdstuk
Aandachtspunten). In hoeverre de opgegeven areaalgegevens uit 2007 betrouwbaar
zijn, is niet goed te achterhalen.