AeresGroep
ModulewerkboekPPLleerjaar1
Persoonlijkeleerfase1
Naam:
2november2017
1
Inhoudsopgave1. Persoonlijke leerfase (PPL1) ............................................................................................................... 2
2. Verantwoordelijkheden mentor ............................................................................................................ 2
3. Verantwoordelijkheden student ........................................................................................................... 2
4. Competentiemanagement en Persoonlijke ontwikkeling (CMP) (PPL1-01 en PPL1-02) en beoordelingen .......................................................................................................................................... 3
5. Modulewerkboek in Blackboard .......................................................................................................... 4
6. Activiteiten CMP 1ste jaar (PPL1-01 en PPL1-02) ................................................................................ 4
6.1 Start en overzicht activiteiten ......................................................................................................... 4
6.2 Curriculum Vitae (CV) .................................................................................................................... 5
6.3 Opdrachten .................................................................................................................................... 7
6.3.1 Training ‘leren leren’ ................................................................................................................ 7
6.3.2 Individuele Kennisontwikkeling (IK) ......................................................................................... 9
6.3.3 Klassendag ........................................................................................................................... 13
6.3.4 Opdracht situatie – prikkel – vraagmethode .......................................................................... 13
6.3.5 Overige opdrachten van de mentor ....................................................................................... 15
6.4 Gesprekken ................................................................................................................................. 16
6.4.1 Kennismakingsgesprek ......................................................................................................... 16
6.4.2 Voortgangsgesprek ............................................................................................................... 17
6.5 Competentieontwikkeling ............................................................................................................. 19
6.5.1 Competentiedossier .............................................................................................................. 19
6.5.2 Gespreksverslag ................................................................................................................... 35
6.6 Showcase! Mijn puike producten ................................................................................................. 37
7. Bijlagen .............................................................................................................................................. 38
7.1 Bijlage 1 Checklist PPL1-01, PPL1-02 en PPL1-05 .................................................................... 38
7.2 Bijlage 2 Beschrijving van Aeres Hogeschool competenties ....................................................... 40
2
1.Persoonlijkeleerfase(PPL1)De module Persoonlijke leerfase jaar 1 (PPL1) bestaat uit 4 onderdelen. Alle eerstejaars studenten in
het vierjarig studieprogramma volgen deze module.
In totaal kun je 5 studiepunten voor deze module behalen (zie tabel 1). In dit modulewerkboek wordt
aandacht besteed aan PPL1-01 (CMP najaar), PPL1-02 (CMP voorjaar) en PPL1-05 (Individuele
Kennisontwikkeling = IK). Informatie over PPL1-4 (Propedeuse Proeve van Bekwaamheid) is (t.z.t.) te
vinden op Blackboard > Persoonlijke leerfase 1 2017-2018 > Studiedocumenten > PPL1-04
Propedeuse PvB.
Tabel 1. Onderdelen module PPL1 en verdeling in ects
Code Stpt Modulenaam Omschrijving Code Stpt. Beoordeling
PPL1 5 Persoonlijke leerfase jaar 1 CMP najaar PPL1-01 1 O/V/G
CMP voorjaar PPL1-02 1 O/V/G Propedeuse PvB PPL1-04 2 O/V/G
Individuele Kennisontwikkeling PPL1-05 1 O/V/G
2.VerantwoordelijkhedenmentorDe onderdelen PPL1-01, PPL1-02 en PPL1-05 worden begeleid door je mentor. In de rol van gids,
monitor en spiegel is de belangrijkste taak van de mentor jou te helpen bij het ontwikkelen van de
relevante competenties, je studiekeuzes, - aanpak, -planning en –voortgang.
De mentor…
- is bij studie, professionele en persoonlijke problemen de eerste contactpersoon, maar geen
probleemoplosser
- kent de persoonlijke situatie van de student op het gebied van studievoortgang professionele
ontwikkelingen en loopbaanwensen
- gaat met de student de dialoog aan (voert gesprekken), signaleert en maakt (studie)problemen/
belemmeringen bespreekbaar met de student
- verwijst door naar 2e lijn zorg mocht dit nodig zijn (decaan, studentpsycholoog, etc.)
- stimuleert de studenten om een proactieve houding aan te nemen, om elkaar te ondersteunen en
kritisch op elkaar te zijn
- denkt met je mee, stimuleert je vooral om zelf acties te bedenken en tot oplossingen te komen.
3.VerantwoordelijkhedenstudentDe student…
- vraagt om begeleiding wanneer hij dat nodig acht
- bereidt zich voor op de individuele gesprekken met de mentor door de gespreksformulieren in te
vullen uit het modulewerkboek
3
- kan aantonen aan welke competenties hij werkt
- brengt betekenisvolle ervaringen in voor de gesprekken met de mentor
- is verantwoordelijk voor het uitwerken van opdrachten en is aanspreekbaar op
verantwoordelijkheden die daar bij horen
- is een ‘critical friend’ voor zijn klasgenoten, vraagt feedback op opdrachten en geeft feedback op
elkaars werk, staat open voor feedback van een ander
4.CompetentiemanagementenPersoonlijkeontwikkeling(CMP)(PPL1-01enPPL1-02)enbeoordelingenDoel:
Aeres Hogeschool Dronten vindt het belangrijk dat studenten de ruimte krijgen om een eigen
beroepsidentiteit te ontwikkelen. Door te reflecteren leer je je kwaliteiten en valkuilen te herkennen. Je
wordt door de mentor begeleid om steeds meer eigen verantwoordelijkheid te nemen, zodat je
uitgedaagd wordt om beslissingen te nemen met het oog op de toekomst.
Ter ondersteuning krijg je studieloopbaanbegeleiding. Dit noemen we op Aeres Hogeschool Dronten:
Competentiemanagement en Persoonlijke ontwikkeling (CMP). Het is de bedoeling dat je hierdoor
meer zicht krijgt op je competentieverwerving, studieloopbaan en studiekeuzes en op de
verantwoordelijkheid die je moet nemen op dit gebied. Competentiemanagement en persoonlijke
ontwikkeling vormt door de opdrachten een goede basis voor het kunnen plannen en sturen van je
carrière, ook na het behalen van je diploma.
Competentiemanagement en persoonlijke ontwikkeling heeft als doel:
• ontwikkelen van zelfbewustzijn;
• nemen van verantwoordelijkheid;
• stellen van realistische en persoonlijke doelen;
• toetsen van persoonlijke doelen;
• besluit tot leeractiviteiten;
• evalueren en reflecteren.
Wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik, welke stappen moet ik zetten om mijn doel te bereiken?
Voor je persoonlijke en professionele ontwikkeling van je competenties voor het beroepenveld, wordt
er gebruik gemaakt van de volgende onderstaande vragen.
Wie ben ik – weten wat je normen en waarden zijn, wat je belangrijk vindt. Waar liggen je talenten, wat
is je houding en motivatie?
Wat kan ik – weten wat je opgedane kennis en vaardigheden zijn, waar je kwaliteiten en valkuilen
liggen. Heb je voldoende kennis en vaardigheden voor de beroepssituatie?
Wat wil ik – weten waar je beroepsperspectief ligt, wat je in de toekomst wilt doen en weten wat bij jou
past.
Welke stappen moet ik zetten om mijn doel te bereiken? – Het opdoen van een betekenisvolle situatie,
hieruit leren en stappen zetten om weer verder te kunnen leren en te ontwikkelen.
4
De in de checklist aangegeven beoordelingscriteria (zie bijlage 1) dienen allemaal met een voldoende
afgesloten te worden. Aan het einde van het 1ste semester wordt één ects toegekend voor PPL1-01
wanneer alle met een X aangegeven onderdelen van het eerste semester voldoende zijn. Aan het
einde van het tweede semester wordt eveneens één ects toegekend voor PPL1-02 wanneer alle met
een X aangegeven onderdelen van het tweede semester voldoende zijn. Voor PPL1-05 wordt aan het
einde van het tweede semester één ects toegekend als de reflectieverslagen en je inzet tijdens de
bijbehorende mentoruren met een voldoende zijn beoordeeld.
5.ModulewerkboekinBlackboardTijdens je studiejaar werk je voortdurend aan je modulewerkboek. Hierbinnen neem je materialen op
die de rol vervullen van bewijsmateriaal waarmee je jouw competenties binnen je beroepstaken
zichtbaar maakt. Je houdt bij aan welke competenties je werkt of aan welke je nog wilt gaan
ontwikkelen. Je gebruikt dit modulewerkboek ook om anderen (bijvoorbeeld je mentor, assessoren en
toekomstige werkgevers) inzicht te geven in je persoonlijke en professionele ontwikkeling.
Je gaat je modulewerkboek inzichtelijk maken voor je mentor door hem op blackboard te zetten. Na
elke opdracht en uitwerking van format werk je je portfolio bij in Blackboard, zodat de meest recente
versie op Blackboard staat. Zorg hierbij ook voor dat de inhoudsopgave is bijgewerkt. De instructie
voor het invoeren van je modulewerkboek op blackboard vind je op Intranet:
Help / Blackboard / Een Digitaal Portfolio maken
Je maakt een map aan met Leerjaar 1. Hier zet je jouw modulewerkboek in.
6.ActiviteitenCMP1stejaar(PPL1-01enPPL1-02)6.1StartenoverzichtactiviteitenIn de eerste lesweken besteden we op een bewuste wijze aandacht aan de oriëntatiefase. De
activiteiten in de oriëntatiefase zijn erop gericht:
• je te motiveren voor het onderwerp van de modulen;
• je bekend te maken met leerdoelen en taak vereisten;
• je te helpen aanwezige voorkennis helder te krijgen;
• je te helpen duidelijk te krijgen welke kennis en vaardigheden / competenties ontbreken.
In verband met bovenstaande komt tijdens de eerste lesweken aan de orde:
• oriëntatie op de opbouw van het schooljaar en de te volgen modulen.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende activiteiten, verdeeld over de 2
semesters.
Kennismakingsgesprek Sem.1
Klassendag Sem.1
Voortgangsgesprek(ken) Sem.1
Training ‘Leren studeren’ Sem. 1
5
Opdrachten / activiteiten (toelichting door mentor) Sem.1
Totaal semester 1: CMP najaar (PPL1-01) 1 ECTS
Competentiemanagementgesprek & competentiemanagementdossier
Sem.2
Voortgangsgesprek(ken) / functioneringsgesprek(ken) Sem.2
Opdrachten / activiteiten (toelichting door mentor) Sem.2
Totaal semester 2: CMP voorjaar (PPL1-02) 1 ECTS
6.2CurriculumVitae(CV)Een belangrijk onderdeel van de Competentiemanagement en persoonlijke ontwikkeling, is het maken
en het up-to-date houden van je Curriculum Vitae, oftewel een CV. Een CV is een weergave van wat
je in je leven hebt gedaan. Je zet hier belangrijke punten in, zoals persoonsgegevens, opleidingen en
werkervaring. Misschien heb je al een keer een CV gemaakt.
We gaan nu het CV toevoegen aan het portfolio. Let op de volgende zaken:
- zoek op internet op wat er precies in een CV moet staan;
- let op een nette lay-out en zorg dat er geen taal- en spelfouten in staan;
- voeg je CV hieronder toe. Wanneer je gebruik maakt van een creatief CV (via powerpoint, prezi, film)
zorg dan voor een duidelijke link naar het internetadres en een aantal printscreens (foto’s) die je hier
binnen je portfolio kunt toevoegen.
6
CV
7
6.3Opdrachten
6.3.1Training‘lerenleren’In semester 1 zal je tijdens mentoruren aan de slag gaan met de training ‘Leren studeren’. Om de
training te volgen dien je het boek ‘Slim jezelf zijn’ aan te schaffen. Deze is te verkrijgen te bestellen
bij https://www.remindlearning.nl/ .
Opdracht 1 – Disc-test
Als input willen we van je vragen de ‘disc-kleurentest’ te maken op de website van 123test.nl. Vul de
onderstaande vragen in. Jouw mentor vertelt je wanneer je je uitslag van de test moet meenemen
naar de training.
Wat is jouw score op de vier dimensies? Dominant: % Invloed: % Stabiel: % Contentieus: % Voeg hieronder een cirkeldiagram in van jouw scores Welke belangrijke informatie wordt gegeven over jouw gedragsstijlen? Kan je je vinden in de uitleg die wordt gegeven over jouw belangrijkste gedragsstijlen? Waarom wel/niet? Als je nu kijkt naar hoe je studeert, wat vind je makkelijk? Wat gaat je goed af? Waar ben je goed in? Als je kijkt naar hoe je studeert, waar liggen je valkuilen? Wat heb je van iemand anders nodig? Wat moet je oefenen om beter te kunnen studeren en tot betere studieresultaten te komen?
8
Opdracht 2 – kort verslag ‘leren leren’
Schrijf na iedere module/onderwerp van de training een kort verslag. In sommige gevallen doe je dit
middels het invullen van een opdracht in het boek. Geef in het verslag het volgende duidelijk aan:
- Wat was je voorkennis over het onderwerp?
- Wat heb jij aan het behandelde onderwerp?
- Hoe helpt dit onderwerp jou met betrekking tot de aanpak van je studie?
- Je bijgewerkte portfolio werk je zo snel mogelijk bij in Blackboard
Verslag thema 1:
Verslag thema 2:
Verslag thema 3:
Verslag thema 4:
Verslag thema 5:
9
6.3.2IndividueleKennisontwikkeling(IK)Het onderdeel Individuele Kennisontwikkeling (IK) houdt in dat jij, buiten de reguliere modules om,
gaat werken aan het opbouwen van sector gerelateerde kennis. Dit doe je door het bijwonen van
lezingen/demonstraties/excursies/… . In totaal dien je minimaal 25 uur te besteden aan het bijwonen
van activiteiten. Dit dienen minimaal 3 verschillende activiteiten gedurende dit studiejaar te zijn. De
overige 3 uur besteed je aan het bijwonen van de bijbehorende mentoruren en de verslaglegging.
Doel van dit onderdeel is om binnen het leerplan ruimte te scheppen voor persoonlijke keuzes en
individuele kennisontwikkeling.
De activiteiten die uitgevoerd worden, moeten bijdragen aan je individuele kennisontwikkeling. Je
geeft van tevoren (tijdens het kennismakingsgesprek) bij je mentor aan welke activiteiten je wilt
deelnemen en waarom je juist voor die activiteiten hebt gekozen. De mentor oordeelt of de
voorgestelde activiteiten passen binnen IK.
Achteraf moet je aangeven naar welke activiteiten je daadwerkelijk bent geweest en welke kennis je
hebt opgedaan. Tevens toon je aan dat je hier minimaal 25 uur mee bezig bent geweest.
Beoordeling van IK door de mentor vindt plaats a.d.h.v. verslagen die je maakt over de uitgevoerde
activiteiten. Tijdens één of meerdere mentoruren zal er aandacht besteed worden aan de kennis die
tijdens de activiteiten is opgedaan. Op basis van de reflectieverslagen en je inzet tijdens de
bijbehorende mentoruren bepaalt de mentor of het onderdeel IK behaald is. Zet de bijgewerkte versie
van je portfolio in Blackboard.
Opdracht
Schrijf per activiteit een reflectie van maximaal 1 A4. In het verslag staat het volgende beschreven:
- welke activiteit je hebt bijgewoond en waarom je juist voor deze activiteit hebt gekozen;
- hoeveel uur je aan de activiteit besteed hebt;
- samenvatting van de kennis die je tijdens de activiteit hebt opgedaan?
- Bewijsmateriaal, dat wil zeggen een bewijs van de activiteit. Dit kunnen foto’s, certificaten,
filmmateriaal etc. zijn. Het moet iets zijn wat bewijst dat jij aan de activiteit hebt deelgenomen
en de aangegeven hoeveelheid tijd eraan is besteed.
10
Activiteit 1 Individuele Kennisontwikkeling: Naam: Klas: Datum van deelname: Bewijsmateriaal: Tijdsbesteding: Reflectie
11
Activiteit 2 Individuele Kennisontwikkeling: Naam: Klas: Datum van deelname: Bewijsmateriaal: Tijdsbesteding: Reflectie
12
Activiteit 3 Individuele Kennisontwikkeling: Naam: Klas: Datum van deelname: Bewijsmateriaal: Tijdsbesteding: Reflectie
13
6.3.3Klassendag
Een activiteit die in het eerste semester plaats gaat vinden, is de klassendag. De mentor geeft hier
meer uitleg over.
6.3.4Opdrachtsituatie–prikkel–vraagmethodeHet scherp kunnen formuleren van een probleem of vraag is belangrijk voor een goede start van een
gesprek. Om een betekenisvolle situatie helder geformuleerd te krijgen in een leervraag en hierop te
kunnen reflecteren, kun je de situatie/prikkel/vraag-methode gebruiken. Dit is een methode die het een
concrete, actuele en persoonlijke ervaring probeert helder te krijgen.
Met de situatie/prikkel /vraag-methode wordt in een aantal zinnen het reflectieonderwerp
verhelderd. We gaan nu samen zoeken naar een situatie, waarbij je deze kunt opschrijven. Je kunt dit
ook in een groepje met klasgenoten bespreken. Zet de bijgewerkte versie van je portfolio in
Blackboard.
Stap 1- De situatie
De situatie wordt door de inbrenger in één a twee zinnen weergegeven;
• Een concreet, actuele persoonlijke situatie
• Vertel in de ik-vorm
• Beschrijving van de situatie zonder interpretatie
• Feiten vertellen
• Geen voorbarige conclusies, oplossingen of waardeoordelen inleggen
Voorbeeld: Ik werk in het weekend op een familiebedrijf in de tuinbouw. Ik heb een ophangsysteem
voor het tuingereedschap ontwikkeld om het gereedschap overzichtelijk te kunnen opslaan, maar
niemand gebruikt het.
Noteer in dit blok in één à twee zinnen de situatie
Stap 2- De prikkel
De inbrenger benoemd in één a twee zinnen de prikkel.
Dit kan een positieve ervaring als een probleem zijn. Je benoemd wat deze situatie met je doet, maak
hierbij gebruik van een van de vier basisemoties: blij, bang, boos, bedroefd.
Voorbeeld: Ik heb voor een probleem op mijn werk een goed idee bedacht. Ik heb het idee
doorgegeven aan mijn leidinggevende, en die vond het goed dat ik mijn idee onder de aandacht
bracht bij mijn collega’s. Ze hebben gezegd dat ze er wel mee zouden werken, maar dat doen ze niet;
ik ben daarin erg teleurgesteld (bedroefd).
Noteer in dit blok de prikkel
14
Wanneer je moeite hebt met het inbrengen van een probleem, of het kiezen van een probleem uit de
situatie, kun je de volgende vragen stellen om het probleem duidelijk te krijgen:
• Wat knelt er in deze situatie?
• Waarvan heb je in deze situatie het meest last?
• Wat in deze situatie wil je de volgende keer voorkomen?
• Wat is essentieel in deze situatie?
• Wat voor gevoel geeft je deze situatie?
Stap 3- De vraag
In één zin wordt door de inbrenger een vraag geformuleerd, waarmee je mee aan de slag wil. Welke
vraag is voor jou op dit moment heel belangrijk?
• De vraag heeft betrekking op de inbrenger en de prikkel
• Wat is het leerdoel waarmee de inbrenger mee aan de slag wil
• Verscherp de vraag, zodat hij duidelijk voor jou is
Voorbeeld: Wat kan ik zelf doen zodat mijn collega’s mijn ophangsysteem gaan gebruiken?
Noteer in dit blok jouw vraag
Nadat je een vraag heb opgesteld, ga je jezelf vragen stellen (of anderen doen dit) om de situatie te
verduidelijken. Maak hierbij gebruik van niet-suggestieve vragen, zoals ‘wie, wat, waar, wanneer en
hoe’. Het is niet de bedoeling dat je antwoorden gaat invullen en vragen stelt die verkapte oplossingen
in zich meedragen.
Voorbeeld: Wat heb je precies tegen je collega’s gezegd toen ze jouw systeem moesten gebruiken?
Hoe reageerden collega’s? Positief? Negatief? Wat zeiden ze? Hoe belangrijk is het dat ze het
systeem gaan gebruiken? Wat knelt er in deze situatie? Wat wil je voorkomen de volgende keer?
Stel een aantal verhelderingsvragen
15
6.3.5OverigeopdrachtenvandementorTijdens de mentoruren kan het zijn dat de mentor nog een aantal belangrijke opdrachten meegeeft,
die belangrijk zijn voor het verdiepen van je zelfinzicht. Hieronder heb je de ruimte om deze
opdrachten in te voegen. Zet de bijgewerkte versie van je portfolio in Blackboard.
16
6.4GesprekkenEen aantal keer in het jaar heb je een gesprek met je mentor. We vragen van je om een aantal van
deze gesprekken voor te bereiden, en aan het einde een gespreksverslag toe te voegen aan je
portfolio.
6.4.1Kennismakingsgesprek In de loop van het eerste semester voert je mentor een eerste gesprek met je. Dit noemen we het
kennismakingsgesprek. Ter voorbereiding van het gesprek vul je onderstaand format in, en zorgt
ervoor dat je mentor deze voor het gesprek in bezit heeft en zorg ervoor dat er een bijgewerkte versie
op Blackboard staat van je portfolio.
Voorbereiding kennismakingsgesprek Datum: Naam: Klas: Wie ben jij? Waarom heb je voor deze opleiding gekozen? Wat zijn je verwachtingen van de opleiding? Hoe denk jij je studie aan te pakken? Waar ben je goed in? Aan welke drie activiteiten wil je deelnemen in het kader van Individuele Kennisontwikkeling (IK)?
Na afloop van dit gesprek maak je een kort gespreksverslag waarin je de belangrijkste zaken aangeeft
die je met je mentor hebt besproken.
Gespreksverslag kennismakingsgesprek Datum: Naam: Klas: Samenvatting van het gesprek: Gemaakte afspraken (wie, wat, wanneer):
17
6.4.2VoortgangsgesprekIn de loop van het eerste en tweede semester heb je een voortgangsgesprek met je mentor. Ter
voorbereiding van het gesprek vul je onderstaand format in, en zorgt ervoor dat je mentor deze voor
het gesprek in bezit heeft en werk je portfolio bij in Blackboard.
Voorbereiding voortgangsgesprek Datum: Naam: Klas: Hoe gaat het met de voortgang van je studie? Hoe functioneer je op de CAH? Welke afspraken heb je de vorige keer met je mentor gemaakt en hoe staat het daarmee? Wat is de stand van zaken voor de Individuele Kennisontwikkeling (IK)? Is er een gebeurtenis te noemen (op school, privé, etc.) Die invloed heeft gehad op jouw persoonlijke ontwikkeling? (Om je op weg te helpen, wat waren aha momenten waarbij je zoiets had van nu zit ik in een goede flow, een situatie waar je erg blij van werd, of bijvoorbeeld een moment waarbij je dacht dat heb ik niet zo handig aangepakt, dat had ik beter anders kunnen doen.) Heb je verdere eigen inbreng of zaken waarvan je denkt dat het nodig is dat de mentor dat weet?
18
Na afloop van de gesprekken vul je onderstaand gespreksverslag in waarin je de belangrijkste zaken
aangeeft die je met je mentor hebt besproken.
Gespreksverslag voortgangsgesprek Datum: Naam: Klas: Voortgang van gemaakte afspraken van kennismakingsgesprek (zie gespreksverslag kennismakingsgesprek, gemaakte afspraken): Samenvatting van het gesprek: Gemaakte afspraken (wie, wat, wanneer):
19
6.5CompetentieontwikkelingEen belangrijk onderdeel van de persoonlijke leerfase is je competentieontwikkeling. In het tweede
semester voer je een competentiegesprek met je mentor, naar aanleiding van het competentiedossier
wat je één keer per jaar maakt. In het gesprek spreek je met je mentor wat er goed ging en minder
goed ging bij je competentieontwikkeling. Het doel van het competentiedossier en gesprek is ‘Het
bewust worden en verwoorden van je competentieontwikkeling op basis van de 10 Aeres Hogeschool
competenties per semester/ jaar en daardoor gedurende je opleiding’. Bewust zijn van je kwaliteiten is
medebepalend om op de arbeidsmarkt een baan te verwerven en uit te voeren.
Je competentiedossier bestaat uit het volgende:
- het competentieprofiel: per competentie beschrijf je waarom je juist goed, of nog niet zo goed in deze
specifieke competentie bent
- bewijs van competentieontwikkeling: per situatie geef je aan wanneer een bepaalde betekenisvolle
situatie heeft plaats gevonden in je opleiding. Hierin beschrijf je hoe je bezig bent geweest met het
ontwikkelen van verschillende competenties binnen een situatie. Wat ging er goed en wat nog niet zo
goed? Wat doe je de volgende keer anders met de kennis van nu?
- competentiematrix: een korte weergave van elk leerjaar aan welke competentie je hebt gewerkt.
Je werkt het format van het competentiedossier helemaal uit, welke een start voor het
competentiegesprek vormen.
Je ingevulde competentiedossier stuur je naar je mentor op voor het competentiegesprek en werkt
hem bij in Blackboard.
6.5.1Competentiedossier
20
Competentiedossier
Naam:
Klas:
Datum:
Plaats:
21
Hoofdstuk1.Competentieprofiel
Competentie1:LeidinggevenCoachtdeontwikkelingvanmedewerkersenvertoontvoorbeeldgedrag;houdtincomplexe
situatieshetoverzicht,neemthetinitiatiefomopstrategischemomentenrichtingaan
veranderingsprocessentegevenengebruiktdaarvoordepassendeleiderschapsstijl.
Waarombenjegoed/succesvolofnognietzogoed/succesvolindezecompetentie?Maakgebruikvandegedragsindicatoren.Beschrijfditgeheelinenkelezinnen.
Competentie2:SamenwerkenZorgtvooreengoedesfeer,gaatzorgvuldigommetdebelangenvananderen,kanweerstanden
enconflictenoverwinnenenbenutdekwaliteitenvanalleteamledenomgezamenlijkhetgestelde
doeltebereiken.
Waarombenjegoed/succesvolofnognietzogoed/succesvolindezecompetentie?Maakgebruikvandegedragsindicatoren.Beschrijfditgeheelinenkelezinnen.
Competentie3:PresenterenKanaaneenkritischedoelgroepeenboodschapovereencomplexonderwerpbegrijpelijken
overtuigendoverbrengenenkiestdaarvoorbewustdemeestdoeltreffendevorm.
Waarombenjegoed/succesvolofnognietzogoed/succesvolindezecompetentie?Maakgebruikvandegedragsindicatoren.Beschrijfditgeheelinenkelezinnen.
Competentie4:OnderzoekenSignaleertenbeschrijfteenprobleemofontwikkeling,formuleerteenpraktijkgerichte
onderzoeksvraagenbeantwoordtdezemetbehulpvaneengeschikteonderzoeksmethode.
Waarombenjegoed/succesvolofnognietzogoed/succesvolindezecompetentie?Maakgebruikvandegedragsindicatoren.Beschrijfditgeheelinenkelezinnen.
Competentie5:InnoverenGebruiktcreativiteitomnieuweproducten,dienstenoftoepassingenteontwikkelendieinde
praktijkbruikbaarzijn.
22
Waarombenjegoed/succesvolofnognietzogoed/succesvolindezecompetentie?Maakgebruikvandegedragsindicatoren.Beschrijfditgeheelinenkelezinnen.
Competentie6:OrganiserenPlantenvoertactiviteitenuit,zetdaarbijmensenenmiddeleneffectiefin,bewaaktdevoortgang,
stuurtzonodigbijenbereikthetbeoogderesultaat.
Waarombenjegoed/succesvolofnognietzogoed/succesvolindezecompetentie?Maakgebruikvandegedragsindicatoren.Beschrijfditgeheelinenkelezinnen.
Competentie7:ZelfsturenHeeftinzichtineigengedragengeeftrichtingaandeeigenontwikkelingzodatheteigen
functionerenendewerkomgevingopelkaaraansluiten.
Waarombenjegoed/succesvolofnognietzogoed/succesvolindezecompetentie?Maakgebruikvandegedragsindicatoren.Beschrijfditgeheelinenkelezinnen.
Competentie8:OndernemenZietkansenenzetdezevooreigenrisicoominhetbeoogderesultaat.
Waarombenjegoed/succesvolofnognietzogoed/succesvolindezecompetentie?Maakgebruikvandegedragsindicatoren.Beschrijfditgeheelinenkelezinnen.
Competentie9:DuurzaamhandelenVerantwoordteigenhandelenmetrespectvoorwaarden,normenengerichtophetevenwichtige
gebruikvanbeschikbarebronnen.
Waarombenjegoed/succesvolofnognietzogoed/succesvolindezecompetentie?Maakgebruikvandegedragsindicatoren.Beschrijfditgeheelinenkelezinnen.
Competentie10:GlobaliserenZietdewereldalswerkterreinenfunctioneertineeninternationaleomgeving.
23
Waarombenjegoed/succesvolofnognietzogoed/succesvolindezecompetentie?Maakgebruikvandegedragsindicatoren.Beschrijfditgeheelinenkelezinnen.
24
Hoofdstuk 2. Mijn competentie ontwikkeling
Situatie1
Titelsituatie
Periodewaarindesituatieheeftplaatsgevonden:
Beschrijvingvandesituatie:
Taak:-Wathadjejezelfvoorgenomentedoen?-Watwasjedoel?-Welkerolhadjejezelftoebedeeld?
Actie:Watgebeurdeer?Watdeedjij?Hoereageerdenanderendaarop?
Resultaat:-Watwashetresultaatvanjeactie?-Hoeliephetaf?-Welkefeedbackkreegje?
Reflectie:-Hoekijkjeeropterug?-Hoetevredenbenje?-Wathebjegeleerd?-Watdoejedevolgendekeeranders/beter-ofjuistniet:watdoejedevolgendekeerprecieshetzelfde?
Welkecompetentieshebjeontwikkeldindezesituatie?
Geefpercompetentieaanhoejebinnendesituatiedezecompetentiehebtontwikkeld.
(Tip:maakgebruikvandegedragsindicatoren.Ziedebijlagevanhetmodulewerkboekvande‘handleiding
inhoudcompetentiedossier’voorbuitenschoolseactiviteitenomdegedragsindicatorenzelfteformuleren.)
25
Competentie1:
Competentie2:
Competentiex:
Bewijsstukken:Competentie1:
Competentie2:
Competentiex:
Leerpunten:-Waargajeverderaanwerken?-Hoegajedaarverderaanwerken?FormuleerditSMART
26
Situatie2
Titelsituatie
Periodewaarindesituatieheeftplaatsgevonden:
Beschrijvingvandesituatie:
Taak:-Wathadjejezelfvoorgenomentedoen?-Watwasjedoel?-Welkerolhadjejezelftoebedeeld?
Actie:Watgebeurdeer?Watdeedjij?Hoereageerdenanderendaarop?
Resultaat:-Watwashetresultaatvanjeactie?-Hoeliephetaf?-Welkefeedbackkreegje?
Reflectie:-Hoekijkjeeropterug?-Hoetevredenbenje?-Wathebjegeleerd?-Watdoejedevolgendekeeranders/beter-ofjuistniet:watdoejedevolgendekeerprecieshetzelfde?
Welkecompetentieshebjeontwikkeldindezesituatie?
Geefpercompetentieaanhoejebinnendesituatiedezecompetentiehebtontwikkeld.
(Tip:maakgebruikvandegedragsindicatoren.Ziedebijlagevanhetmodulewerkboekvande‘handleiding
inhoudcompetentiedossier’voorbuitenschoolseactiviteitenomdegedragsindicatorenzelfteformuleren.)
Competentie1:
27
Competentie2:
Competentiex:
Bewijsstukken:Competentie1:
Competentie2:
Competentiex:
Leerpunten:-Waargajeverderaanwerken?-Hoegajedaarverderaanwerken?FormuleerditSMART
28
Situatie3
Titelsituatie
Periodewaarindesituatieheeftplaatsgevonden:
Beschrijvingvandesituatie:
Taak:-Wathadjejezelfvoorgenomentedoen?-Watwasjedoel?-Welkerolhadjejezelftoebedeeld?
Actie:Watgebeurdeer?Watdeedjij?Hoereageerdenanderendaarop?
Resultaat:-Watwashetresultaatvanjeactie?-Hoeliephetaf?-Welkefeedbackkreegje?
Reflectie:-Hoekijkjeeropterug?-Hoetevredenbenje?-Wathebjegeleerd?-Watdoejedevolgendekeeranders/beter-ofjuistniet:watdoejedevolgendekeerprecieshetzelfde?
Welkecompetentieshebjeontwikkeldindezesituatie?
Geefpercompetentieaanhoejebinnendesituatiedezecompetentiehebtontwikkeld.
(Tip:maakgebruikvandegedragsindicatoren.Ziedebijlagevanhetmodulewerkboekvande‘handleiding
inhoudcompetentiedossier’voorbuitenschoolseactiviteitenomdegedragsindicatorenzelfteformuleren.)
Competentie1:
29
Competentie2:
Competentiex:
Bewijsstukken:Competentie1:
Competentie2:
Competentiex:
Leerpunten:-Waargajeverderaanwerken?-Hoegajedaarverderaanwerken?FormuleerditSMART
30
Situatie4
Titelsituatie
Periodewaarindesituatieheeftplaatsgevonden:
Beschrijvingvandesituatie:
Taak:-Wathadjejezelfvoorgenomentedoen?-Watwasjedoel?-Welkerolhadjejezelftoebedeeld?
Actie:Watgebeurdeer?Watdeedjij?Hoereageerdenanderendaarop?
Resultaat:-Watwashetresultaatvanjeactie?-Hoeliephetaf?-Welkefeedbackkreegje?
Reflectie:-Hoekijkjeeropterug?-Hoetevredenbenje?-Wathebjegeleerd?-Watdoejedevolgendekeeranders/beter-ofjuistniet:watdoejedevolgendekeerprecieshetzelfde?
Welkecompetentieshebjeontwikkeldindezesituatie?
Geefpercompetentieaanhoejebinnendesituatiedezecompetentiehebtontwikkeld.
(Tip:maakgebruikvandegedragsindicatoren.Ziedebijlagevanhetmodulewerkboekvande‘handleiding
inhoudcompetentiedossier’voorbuitenschoolseactiviteitenomdegedragsindicatorenzelfteformuleren.)
Competentie1:
31
Competentie2:
Competentiex:
Bewijsstukken:Competentie1:
Competentie2:
Competentiex:
Leerpunten:-Waargajeverderaanwerken?-Hoegajedaarverderaanwerken?FormuleerditSMART
32
Situatie5
Titelsituatie
Periodewaarindesituatieheeftplaatsgevonden:
Beschrijvingvandesituatie:
Taak:-Wathadjejezelfvoorgenomentedoen?-Watwasjedoel?-Welkerolhadjejezelftoebedeeld?
Actie:Watgebeurdeer?Watdeedjij?Hoereageerdenanderendaarop?
Resultaat:-Watwashetresultaatvanjeactie?-Hoeliephetaf?-Welkefeedbackkreegje?
Reflectie:-Hoekijkjeeropterug?-Hoetevredenbenje?-Wathebjegeleerd?-Watdoejedevolgendekeeranders/beter-ofjuistniet:watdoejedevolgendekeerprecieshetzelfde?
Welkecompetentieshebjeontwikkeldindezesituatie?
Geefpercompetentieaanhoejebinnendesituatiedezecompetentiehebtontwikkeld.
(Tip:maakgebruikvandegedragsindicatoren.Ziedebijlagevanhetmodulewerkboekvande‘handleiding
inhoudcompetentiedossier’voorbuitenschoolseactiviteitenomdegedragsindicatorenzelfteformuleren.)
Competentie1:
33
Competentie2:
Competentiex:
Bewijsstukken:Competentie1:
Competentie2:
Competentiex:
Leerpunten:-Waargajeverderaanwerken?-Hoegajedaarverderaanwerken?FormuleerditSMART
34
Hoofdstuk3.Competentiematrix
Situatie Competentie
Plaatseen1,2of3voorhetniveauvandecompetentie
waaraanjegewerkthebtbinnendemodule(ziehoofdstuk
2,competentiebeschrijvingvanhetmodulewerkboek)
1. Leidinggeven
2. Samenwerken
3. Presenteren
4. Onderzoeken
5. Innoveren
6. Organiseren
7. Zelfsturen
8. Ondernemen
9. Duurzaamhandelen
10. G
lobaliseren
Jaar1–situatie1:
Jaar1–situatie2:
Jaar1–situatie3:
Jaar1–situatie4:
Jaar1–situatie5:
Jaar2–situatie1:
(zelfverderaanvullen)
35
6.5.2Gespreksverslag
Gespreksverslag competentiegesprek Datum: Naam: Klas: Inventariseren Er zijn 10 competenties. Noem 3 competenties die je beheerst in de schaal van voldoende tot goed.
comp:voldoende………………………..………………………………………goed(zeteenkruisjeopdeschaal) comp:voldoende………………………..………………………………………goed(zeteenkruisjeopdeschaal)comp:voldoende………………………..………………………………………goed(zeteenkruisjeopdeschaal)
Pak je competentiedossier erbij. Geef een goed voorbeeld waarbij je bewust hebt gewerkt aan je competentiegroei.
Noem een situatie waarbij je competenties het best uit de verf kwamen.
Op welke wijze heb je bewijzen verzameld voor je groei?
Welke competenties vind je lastig om aan te werken? Noem er 3.
Competentie1: Competentie 2: Competentie 3:
Wat maakt het lastig?
Noem de kleinste stap die je nu kunt zetten.
Concretiseren
36
Aan welke competenties wil je het komende jaar extra aandacht geven? Leg uit.
Welke activiteiten ga je hiervoor ondernemen?
Wat voor begeleiding heb je nodig om deze activiteiten uit te voeren? Welke leeromgeving? Benoem.
Geef aan wat je gaat doen, maak een planning in de bijlage.
Wat zou mijn planning in de weg kunnen staan?
Nieuwe inzichten Op grond van het competentiegesprek heb ik de volgende nieuwe inzichten gekregen met betrekking tot mijn competentieontwikkeling:
37
6.6Showcase!MijnpuikeproductenIn dit gedeelte heb je de mogelijkheid om je producten van dit jaar waar jij trots op bent, te plaatsen.
38
7.Bijlagen7.1Bijlage1ChecklistPPL1-01,PPL1-02enPPL1-05
Beoordeling: O = onvoldoende, V= voldoende, G = goed
Algemeen Beoor-deling
PPL1-01
Beoor-
deling PPL1-02
Beoor-deling PPL1-05
De student is aanwezig tijdens de mentoruren X X
De student neemt actief deel aan de mentoruren X X
De student neemt actief deel aan de geplande activiteiten X X
De student maakt in de groep contact met mede studenten X X
Training ‘Leren studeren’
De student neemt actief deel aan de training ‘Leren studeren’ X
De student heeft per onderdeel een korte reflectie geschreven: “Wat heb je van dit onderdeel geleerd m.b.t. jouw eigen studie aanpak?”
X
CV X
Individuele Kennisontwikkeling
De student heeft de verslagen van minimaal 3 verschillende activiteiten m.b.t. kennisontwikkeling voldoende uitgewerkt
X
De student neemt actief deel aan de mentoruren Individuele Kennisontwikkeling
X
Opdrachten
De student heeft de door de mentor toegelichte opdrachten op correcte wijze uitgevoerd
X X
Studieresultaten
De student maakt op basis van zijn studieresultaten een schriftelijke analyse en formuleert aandachtspunten en acties m.b.t. studievoortgang, planning en aanpak
X X
Gesprekken + verslaglegging
De student heeft het kennismakingsgesprek gevoerd en hiervan een kort gespreksverslag gemaakt
X
De student heeft het voortgangsgesprek in semester 1 gevoerd en hiervan een kort gespreksverslag gemaakt
X
De student heeft het competentiemanagementdossier gemaakt en een competentiemanagementgesprek in semester 2 gevoerd
X
De student heeft het voortgangs- / functioneringsgesprek in semester 2 gevoerd en hiervan een kort gespreksverslag gemaakt
X
Digitaal Portfolio
De student heeft een volledig digitaal portfolio (H7 MWB) X X X
Eindbeoordeling CMP 1ste jaar: O/V/G O/V/G O/V/G
39
7.2Bijlage2BeschrijvingvanAeresHogeschoolcompetenties
Beschrijving van de Aeres Hogeschool competenties:
Dit document bevat twee onderdelen (A en B):
Onderdeel A. overzicht van de 10 Aeres Hogeschool competenties met groei indicatoren in drie niveaus Onderdeel B. de scorekaarten voor de 10 Aeres Hogeschool competenties. In de scorekaarten worden de gedragsindicatoren in drie niveaus
concreet beschreven. De gedragsindicatoren in B moeten gezien worden als een vertaling van de groei-indicatoren uit A.
A: Overzicht 10 Aeres competenties met groei indicatoren in drie niveaus 1. Leidinggeven: Coacht de ontwikkeling van medewerkers en vertoont voorbeeldgedrag; houdt in complexe situaties het overzicht, neemt het initiatief om op strategische momenten richting aan veranderingsprocessen te geven en gebruikt daarvoor de passende leiderschapsstijl. Het bepalen van duidelijke doelstellingen en zorgdragen dat medewerkers bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen. Groei indicatoren niveau 1, propedeuse,
coördineren
niveau 2, hoofdfase, stimuleren en motiveren op eigen initiatief
niveau 3, afstudeerfase, strategische besluitvorming
verantwoordelijkheid gedelegeerde verantwoordelijkheid medeverantwoordelijkheid eindverantwoordelijkheid
zelfstandigheid externe sturing eigen risico en initiatief eigen risico, eigen initiatief
publiek bekende collega's en contacten binnen eigen werkveld
nieuwe doelgroep binnen eigen sector
onbekende of deskundige doelgroepen
veranderen aandragen, initiëren, richting geven sturing geven, vorm geven proactief handelen, voorop lopen, ontwerpen
1
2. Samenwerken: Zorgt voor een goede sfeer, gaat zorgvuldig om met de belangen van anderen, kan weerstanden en conflicten overwinnen en benut de kwaliteiten van alle teamleden om gezamenlijk het gestelde doel te bereiken. Draagt bij aan een gezamenlijk resultaat door een optimale afstemming tussen de eigen kwaliteiten en belangen en die van de groep / de andere. Samenwerken geldt zowel voor met collega’s als andere stakeholders. Groei indicatoren niveau 1, propedeuse,
meewerken en informeren van anderen
niveau 2, hoofdfase, op eigen initiatief met anderen werken aan een gezamenlijk resultaat
niveau 3, afstudeerfase, stimuleren van samenwerking
rollen vakman, bedrijfsleider, ondernemer MKB
specialist, operationeel manager, ondernemer
onderzoeker adviseur, strategisch manager, innovatief ondernemer
zelfstandigheid externe sturing eigen risico en initiatief eigen risico, eigen initiatief
tijdshorizon 1 jaar 1-5 jaar 5-10 jaar
3. Presenteren: Kan aan een kritische doelgroep een boodschap over een complex onderwerp begrijpelijk en overtuigend overbrengen en kiest daarvoor bewust de meest doeltreffende vorm. Brengt ideeën en informatie, zowel mondeling als schriftelijk helder en duidelijk over, zodanig dat de essentie wordt begrepen, met een effectief gebruik van de bestaande communicatiemiddelen. Gebruikt afhankelijk van de situatie of het doel een geschikte vaardigheid of een passende wijze van communiceren (mondeling, schriftelijk etc.) Groei indicatoren niveau 1, propedeuse,
luisteren en overbrengen niveau 2, hoofdfase, effectief en efficiënt zenden en ontvangen
niveau 3, afstudeerfase, zorgdragen voor een goed communicatieklimaat
publiek bekende collega's en contacten binnen eigen werkveld
nieuwe doelgroep binnen eigen sector
onbekende of deskundige doelgroepen
kennis & inzicht feiten, methoden en principes achtergronden, verklaringen,
interpretaties integraties en discussies
bereik transfer binnen sector transfer binnen verwante sectoren transfer over sectoren heen
2
4. Onderzoeken: Signaleert en beschrijft een probleem of ontwikkeling, formuleert een praktijkgerichte onderzoeksvraag en beantwoordt deze met een geschikte onderzoeksmethode. Ziet verbanden; trekt gegronde conclusies en schat consequenties in. Deelt complexe problemen op in onderdelen en onderscheidt hoofd- en bijzaken. Maakt gebruik van logica. Groei indicatoren niveau 1, propedeuse,
de essentie van het probleem zien
niveau 2, hoofdfase, verbanden leggen en oorzaken zien
niveau 3, afstudeerfase, zelfstandig een onderzoek opzetten, uitvoeren en er verslag over uitbrengen
zelfstandigheid externe sturing eigen risico en initiatief eigen risico, eigen initiatief
procedures aanpassen en verbeteren ontwikkelen voortdurend innoveren
kennis en inzicht feiten, methoden en principes achtergronden, verklaringen, interpretaties
integraties en discussies
5. Innoveren: Gebruikt creativiteit om nieuwe producten, diensten of toepassingen te ontwikkelen die in de praktijk bruikbaar zijn. Heeft en stimuleert nieuwe, originele ideeën, werkwijzen en toepassingen. Richt zich met een onderzoekende en nieuwsgierige geest op toekomstige vernieuwing van (onderzoek)methodes, toepassingen, strategie, producten, diensten en markten. Groei indicatoren niveau 1, propedeuse,
ideeën aandragen
niveau 2, hoofdfase, voorstellen van creatieve alternatieven
niveau 3, afstudeerfase, stimuleren van vernieuwing
tijdshorizon 1 jaar 1-5 jaar 5-10 jaar
kennis & inzicht feiten, methoden en principes achtergronden, verklaringen, interpretaties
integraties en discussies
veranderen aandragen, initiëren, richting geven
sturing geven, vorm geven pro-actief handelen, voorop lopen, ontwerpen
3
6. Organiseren: Plant en voert activiteiten uit, zet daarbij mensen en middelen effectief in, bewaakt de voortgang, stuurt zo nodig bij en bereikt het beoogde resultaat. Bepaalt op een effectieve wijze doelen, prioriteiten en benodigde tijd. Zet activiteiten en middelen in om bepaalde doelen te bereiken. Groei indicatoren niveau 1, propedeuse,
effectief plannen en organiseren van eigen werk
niveau 2, hoofdfase, coördineren van eigen werk en dat van anderen
niveau 3, afstudeerfase, sturen op hoofdlijnen
verantwoordelijkheid gedelegeerde verantwoordelijkheid
medeverantwoordelijkheid eindverantwoordelijkheid
tijdshorizon 1 jaar 1-5 jaar 5-10 jaar
werk enkelvoudige taak verschillende taken samengestelde taken
bereik transfer binnen sector transfer binnen verwante sectoren transfer over sectoren heen 7. Zelfsturen: Heeft inzicht in eigen gedrag en geeft richting aan de eigen ontwikkeling zodat het eigen functioneren en de werkomgeving op elkaar aansluiten. Durft beslissingen te nemen- knopen door te hakken- en daarnaar handelen, ook wanneer de informatie beperkt is, zaken onzeker zijn en/of risico’s inhouden. Stelt het nemen van beslissingen niet onnodig uit. Legt zich vast door het uitspreken van de eigen mening; doet expliciete uitspraken; neemt duidelijk stelling. Groei indicatoren niveau 1, propedeuse,
pro-actief werken
niveau 2, hoofdfase kennen van eigen sterktes & zwaktes en omzetten van leerpunten in acties
niveau 3, afstudeerfase, kan objectief reflecteren en anticipeert met inachtneming van eigen sterktes en zwakten
verantwoordelijkheid gedelegeerde verantwoordelijkheid
medeverantwoordelijkheid eindverantwoordelijkheid
zelfstandigheid externe sturing eigen risico en initiatief eigen risico, eigen initiatief
onzekerheid situaties met onbekende factoren situaties met onvoorspelbare omstandigheden
voortdurend veranderende omstandigheden
veranderen aandragen, initiëren, richting geven
sturing geven, vorm geven pro-actief handelen, voorop lopen,
4
8. Ondernemen: Ziet kansen en zet deze voor eigen risico om in acties - veelal niet gebaande wegen - die bijdragen aan betere resultaten van de organisatie.
Groei indicatoren niveau 1, propedeuse,
signaleren van kansen
niveau 2, hoofdfase actief kansen benutten en vertalen
niveau 3, afstudeerfase, stimuleren van ondernemerschap
zelfstandigheid externe sturing eigen risico en initiatief eigen risico, eigen initiatief
tijdshorizon 1 jaar 1-5 jaar 5-10 jaar
onzekerheid situaties met onbekende factoren situaties met onvoorspelbare omstandigheden
voortdurend veranderende omstandigheden
bereik transfer binnen sector transfer binnen verwante sectoren transfer over sectoren heen
9. Duurzaam handelen: Verantwoordt eigen handelen met respect voor waarden, normen en gericht op het evenwichtige gebruik van beschikbare bronnen (balans People, Planet, Profit). Ontwikkelt en draagt een duurzaam toekomstbeeld uit. Neemt afstand van de dagelijkse praktijk. Onderkent feiten, trends en ontwikkelingen en plaatst deze in een ruimere context en lange termijn perspectief van eigen werkterrein, vakgebied en/of organisatie(-onderdeel). Groei indicatoren niveau 1, propedeuse,
vooruitkijken niveau 2, hoofdfase vertalen van feiten, trends en ontwikkelingen naar (beleids)voorstellen
niveau 3, afstudeerfase, ontwikkelen en uitdragen van het toekomstbeeld
verantwoordelijkheid gedelegeerd verantwoordelijk medeverantwoordelijk eindverantwoordelijk
tijdshorizon 1 jaar 1-5 jaar 5-10 jaar
bereik transfer binnen sector transfer binnen verwante sectoren transfer over sectoren heen
5
10. Globaliseren: ziet de wereld als werkterrein en functioneert in een internationale omgeving. Bouwt en onderhoudt contacten en samenwerking met collega’s, klanten en overige potentiële relaties die van belang zijn voor de doelen van de organisatie en/of het –onderdeel. Groei indicatoren niveau 1, propedeuse,
weten wat er op internationaal terrein gebeurt
niveau 2, hoofdfase leggen en onderhouden van (internationale) contacten
niveau 3, afstudeerfase, uitbouwen professioneel en invloedrijk netwerk
publiek bekende collega's en contacten binnen eigen werkveld
nieuwe doelgroep binnen eigen sector
onbekende of deskundige doelgroepen
onzekerheid situaties met onbekende factoren situaties met onvoorspelbare
omstandigheden voortdurend veranderende omstandigheden
veranderen aandragen, initiëren, richting geven
sturing geven, vorm geven pro-actief handelen, voorop lopen, ontwerpen
6
B: De scorekaarten voor de 10 Aeres Hogeschool competenties Bij de beoordeling van de gedragsindicatoren wordt bedoeld het gedrag wat je bij jezelf of de student waarneemt: dit gedrag is heel moeilijk, moeilijk, makkelijk of heel makkelijk voor de student of het gedrag wordt niet waargenomen bij de student (niet gezien).
1. Competentie: leidinggeven Definitie: Coacht de ontwikkeling van medewerkers en vertoont voorbeeldgedrag; houdt in complexe situaties het overzicht, neemt het initiatief om op strategische momenten richting aan veranderingsprocessen te geven en gebruikt daarvoor de passende leiderschapsstijl. Het bepalen van duidelijke doelstellingen en zorgdragen dat medewerkers bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen.
Niveau 1, propedeuse, coördineren
heel m
oeilijk
moeilijk
makkelijk
heel m
akkelijk
niet gezien
Aandachtspunten
§ delegeert en draagt zorg voor een goede werkverdeling § zorgt voor naleving van afspraken, regels, procedures en kwaliteitseisen § vraagt naar en waardeert de inbreng van medestudenten § bewaakt de voortgang in het realiseren van doelstellingen § (h)erkent prestaties en spreekt medestudenten aan op geleverde bijdragen/resultaten
Niveau 2, hoofdfase, stimuleren en motiveren op eigen initiatief
§ stimuleert en motiveert om zich in te zetten voor het behalen van de projectdoelstellingen en biedt waar nodig ondersteuning
§ kiest passende motivatiemiddelen (bijv positieve feedback geven, SMART-afspraken maken) en weet de juiste snaar te raken (kan inspelen en omgaan met de verschillende karakters van projectleden)
§ bevordert een productieve en plezierige werkomgeving § draagt de visie en missie van de projectgroep uit en stimuleert anderen dit ook te doen § geeft ruimte en verantwoordelijkheid aan projectleden voor individuele en gezamenlijke behaalde resultaten
Niveau 3, afstudeerfase, strategische besluitvorming
§ geeft leiding aan discussies en kan in korte-termijn én lange-termijn doelstellingen denken § creëert draagvlak voor zijn of haar ideeën in de organisatie (of het organisatieonderdeel) door een
aansprekende visie neer te zetten, plannen en doelen te stellen en hier consequent naar toe te werken § onderneemt gerichte actie ten behoeve van de competentieontwikkeling van anderen § heeft oog voor en anticipeert op relevante ontwikkelingen in de omgeving van de organisatie en vertaalt deze
op een passende manier Aangepast voor Aeres Hogeschool op basis van www.123management.nl
7
2. Competentie : samenwerken Definitie: Zorgt voor een goede sfeer, gaat zorgvuldig om met de belangen van anderen, kan weerstanden en conflicten overwinnen en benut de kwaliteiten van alle teamleden om gezamenlijk het gestelde doel te bereiken. Draagt bij aan een gezamenlijk resultaat door een optimale afstemming tussen de eigen kwaliteiten en belangen en die van de groep / de andere. Samenwerken geldt zowel voor met collega’s als andere stakeholders.
Niveau 1, propedeuse, meewerken en informeren van anderen
heel m
oeilijk
moeilijk
makkelijk
heel m
akkelijk
niet gezien
Aandachtspunten
§ toont belangstelling voor medestudenten en biedt op verzoek hulp aan § komt afspraken na § deelt informatie en ervaringen met anderen § geeft eigen mening en vraagt mening van medestudenten en houdt hier rekening mee § draagt bij aan het gemeenschappelijke doel
Niveau 2, hoofdfase, op eigen initiatief met anderen werken aan een gezamenlijk resultaat
§ biedt gevraagd en ongevraagd hulp aan en vraagt waar nodig zelf om hulp § maakt heldere en meetbare afspraken § wisselt op eigen initiatief informatie / kennis en ideeën, plannen en werkwijzen uit in het kader van het
gemeenschappelijke doel § verwerkt meningen van anderen in eigen ideeën, plannen en werkwijzen
Niveau 3, afstudeerfase, stimuleren van samenwerking
§ moedigt anderen aan om samen te werken en hun ideeën te uiten § zet anderen, ook in complexe situaties, aan tot het nemen van beslissingen § komt met ideeën om het gezamenlijke resultaat te verbeteren § stimuleert medewerkers / collega’s om periodiek met elkaar informatie / kennis te delen § bevordert de goede verstandhouding en geeft opbouwende kritiek en feedback
Aangepast voor Aeres Hogeschool op basis van www.123management.nl
8
3. Competentie: presenteren Definitie: Kan aan een kritische doelgroep een boodschap over een complex onderwerp begrijpelijk en overtuigend overbrengen en kiest daarvoor bewust de meest doeltreffende vorm. Brengt ideeën en informatie, zowel mondeling als schriftelijk helder en duidelijk over, zodanig dat de essentie wordt begrepen, met een effectief gebruik van de bestaande communicatiemiddelen. Gebruikt afhankelijk van de situatie of het doel een geschikte vaardigheid of een passende wijze van communiceren (mondeling, schriftelijk etc.)
Niveau 1propedeuse, luisteren en overbrengen
heel m
oeilijk
moeilijk
makkelijk
heel m
akkelijk
niet gezien
Aandachtspunten
§ brengt een heldere en logische structuur aan in de informatie, door vorm en opbouw; to-the-point, wijdt niet onnodig uit
§ gebruikt taal die aansluit bij de boodschap en doelgroep (medestudenten en contacten binnen eigen werkveld), gebruikt geen onnodig vakjargon
§ mondeling: spreekt rustig en duidelijk verstaanbaar (snelheid, volume, articulatie); maakt hierbij effectief gebruik van woord, gebaar en hulpmiddelen
§ schriftelijk: schrijft helder, beknopt en foutloos (woordkeuze, spelling, grammatica) § toont belangstelling en betrokkenheid en luistert actief naar anderen; vraagt de ander naar zijn mening, advies
en welbevinden § is in uitleg rustig en zeker
Niveau 2, hoofdfase, effectief en efficiënt zenden en ontvangen
§ presenteert zich gemakkelijk en legt contacten § bouwt een betoog logisch op en houdt de aandacht vast (legt verbanden binnen eigen sector) § toetst of een boodschap is overgekomen op de doelgroep (in eigen sector) § stelt zich open voor overleg en feedback § onderkent (non) verbale communicatie
Niveau 3, afstudeerfase, zorgdragen voor een goed communicatieklimaat
§ heeft aandacht voor andermans behoefte, belangen, emoties en opvattingen en anticipeert hierop door verbale en non-verbale communicatiestijl aan te passen
§ maakt complexe onderwerpen begrijpelijk voor anderen (transfer over sectoren heen) § stimuleert anderen tot helder communiceren § bevordert de onderlinge communicatie
Aangepast voor Aeres Hogeschool op basis van www.123management.nl
9
4. Competentie: onderzoeken Definitie: Signaleert en beschrijft een probleem of ontwikkeling, formuleert een praktijkgerichte onderzoeksvraag en beantwoordt deze met een geschikte onderzoeksmethode. Ziet verbanden; trekt gegronde conclusies en schat consequenties in. Deelt complexe problemen op in onderdelen en onderscheidt hoofd- en bijzaken. Maakt gebruik van logica.
Niveau 1, propedeuse, de essentie van het probleem zien
heel m
oeilijk
moeilijk
makkelijk
heel m
akkelijk
niet gezien
Aandachtspunten
§ stelt gerichte vragen om een probleem helder te krijgen § gaat systematisch en gestructureerd te werk in het analyseren van het probleem § verzamelt relevante informatie § onderscheidt hoofd- en bijzaken in de aangeleverde informatie § kan vanuit de probleembeschrijving een praktijkgerichte onderzoeksvraag formuleren
Niveau 2, hoofdfase, verbanden leggen en oorzaken zien
§ benadert een probleem vanuit verschillende invalshoeken en komt tot een genuanceerd oordeel § weet wanneer de verzamelde informatie voldoende is voor het trekken van conclusies; maakt onderscheid
tussen feitelijke informatie en interpretatie/ veronderstellingen § legt verbanden tussen verschillende soorten informatie § trekt conclusies over oorzaken en gevolgen (symptomen) van problemen
Niveau 3, afstudeerfase, zelfstandig een onderzoek opzetten, uitvoeren en er verslag over uitbrengen
§ overziet gevolgen op lange termijn § heeft inzicht in (onderliggende) belangentegenstellingen § plaatst het probleem in een ruimere context dan zijn/haar eigen vakgebied § ziet grote lijnen en tilt vraagstukken op een hoger abstractieniveau § brengt complexe, soms tegenstrijdige informatie terug tot de kern
Aangepast voor Aeres Hogeschool op basis van www.123management.nl
10
5. Competentie: innoveren Definitie: Gebruikt creativiteit om nieuwe producten, diensten of toepassingen te ontwikkelen die in de praktijk bruikbaar zijn. Heeft en stimuleert nieuwe, originele ideeën, werkwijzen en toepassingen. Richt zich met een onderzoekende en nieuwsgierige geest op toekomstige vernieuwing van (onderzoek)methodes, toepassingen, strategie, producten, diensten en markten.
Niveau 1,propedeuse, ideeën aandragen
heel m
oeilijk
moeilijk
makkelijk
heel m
akkelijk
niet gezien
Aandachtspunten
§ bedenkt creatieve oplossingen voor vraagstukken § staat open voor ideeën van anderen § kan improviseren § kan een goed alternatief bedenken als de gangbare methode niet werkt
Niveau 2, hoofdfase, voorstellen van creatieve alternatieven
§ signaleert belangrijke ontwikkelingen en trends en speelt daar adequaat op in § bedenkt (nieuwe) oplossingen voor complexe problemen § genereert, ook samen met anderen, nieuwe ideeën voor de ontwikkeling van de sector
Niveau 3, afstudeerfase, stimuleren van vernieuwing
§ maakt zich los uit bestaande denkkaders § creëert een stimulerende leeromgeving § stimuleert anderen tot innovatief gedrag
Aangepast voor Aeres Hogeschool op basis van www.123management.nl
11
6. Competentie: organiseren Definitie: Plant en voert activiteiten uit, zet daarbij mensen en middelen effectief in, bewaakt de voortgang, stuurt zo nodig bij en bereikt het beoogde resultaat. Bepaalt op een effectieve wijze doelen, prioriteiten en benodigde tijd. Zet activiteiten en middelen in om bepaalde doelen te bereiken.
Niveau 1, propedeuse, effectief plannen en organiseren van eigen werk
heel m
oeilijk
moeilijk
makkelijk
heel m
akkelijk
niet gezien
Aandachtspunten
§ weet wat hij moet doen en neemt (binnen kaders) initiatief § stelt doelen en prioriteiten in het eigen werk § rond het werk op tijd af § komt afspraken na
Niveau 2, hoofdfase, coördineren van eigen werk en dat van anderen
§ genereert de middelen die voor het bereiken van de doelstellingen benodigd zijn § heeft overzicht over de uit te voeren taken en voert deze taken ook binnen het gestelde kader uit § geeft aan hoe het werk efficiënt effectief kan worden ingedeeld en uitgevoerd; maakt duidelijke afspraken en
geeft verwachtingen aan (wie, wat, wanneer) § stelt doelen en prioriteiten en komt deze afspraken na § kan binnen een projectgroep prioriteiten stellen en kan deze waar nodig tijdig bijstellen
Niveau 3, afstudeerfase, sturen op hoofdlijnen
§ ziet toe op een efficiënte en effectieve besteding van middelen (zoals tijd, geld en bemensing) § stuurt de planning en organisatie van werkzaamheden aan en ondersteunt anderen daarbij § anticipeert op relevante ontwikkelingen die van invloed zijn op de doelen van de organisatie en past
planningen en doelstellingen hierop aan § doet meerdere zaken gelijktijdig, kan daarbij snel schakelen van het een naar het ander en houdt de
hoofdlijnen in het vizier Aangepast voor Aeres Hogeschool op basis van www.123management.nl
12
7. Competentie: zelfsturen Definitie: Heeft inzicht in eigen gedrag en geeft richting aan de eigen ontwikkeling zodat het eigen functioneren en de werkomgeving op elkaar aansluiten. Durft beslissingen te nemen- knopen door te hakken- en daarnaar handelen, ook wanneer de informatie beperkt is, zaken onzeker zijn en/of risico’s inhouden. Stelt het nemen van beslissingen niet onnodig uit. Legt zich vast door het uitspreken van de eigen mening; doet expliciete uitspraken; neemt duidelijk stelling.
Niveau 1, propedeuse, pro-actief werken
heel m
oeilijk
moeilijk
makkelijk
heel m
akkelijk
niet gezien
Aandachtspunten
§ staat open voor feedback
§ wil leren in werksituaties; zoekt en benut kansen voor eigen ontwikkeling § is pro-actief in het organiseren van eigen werk. § houdt in afweging rekening met alle relevante aspecten en beslist vervolgens snel en slagvaardig § handelt naar genomen beslissingen en voelt zich er verantwoordelijk voor
Niveau 2, hoofdfase, kennen van eigen sterktes & zwaktes en omzetten van leerpunten in acties
§ kan genomen acties verantwoorden en met argumenten onderbouwen
§ zet eigen ontwikkelpunten om in acties; past opgedane inzichten en kennis direct in de praktijk toe. Ontwikkelt tools om eigen valkuilen te voorkomen (valkuilen kunnen bijvoorbeeld zijn de lat te hoog leggen of te weinig zelfdiscipline hebben)
§ probeert eigen grenzen te verleggen; gaat uitdagingen aan § is open en transparant over eigen sterktes en zwaktes naar zijn/haar omgeving toe
Niveau 3, afstudeerfase, kan objectief reflecteren en anticipeert met inachtneming van eigen sterktes en zwakten
§ anticipeert op eigen valkuilen die mogelijk een belemmering binnen het professionele werkveld kunnen zijn § deelt zijn/haar sterke punten met collega’s, opdrachtgevers en benut deze optimaal § zorgt voor draagvlak voor genomen beslissingen § houdt eigen voortgang in de gaten en stuurt zonodig bij.
Aangepast voor Aeres Hogeschool op basis van www.123management.nl
13
8. Competentie: ondernemen Definitie: Ziet kansen en zet deze voor eigen risico om in het beoogde resultaat. Signaleert kansen en kan deze omzetten in acties- veelal niet gebaande wegen- die bijdragen aan betere resultaten van de organisatie
Niveau 1, propedeuse, signaleren van kansen
heel m
oeilijk
moeilijk
makkelijk
heel m
akkelijk
niet gezien
Aandachtspunten
§ staat open voor verandering, verbetering en vernieuwing § ziet problemen als uitdagingen § speelt in op de wensen van de klant of de opdrachtgever
Niveau 2, hoofdfase, actief kansen benutten en vertalen
§ houdt zich actief bezig met de toekomst en de continuïteit van de organisatie of project § zoekt kansen en neemt initiatief binnen eigen vakgebied; vertaalt naar praktische producten, toepassingen of
diensten § speelt in op signalen vanuit de omgeving en koppelt hier acties aan, laat kansen niet liggen § durft (verantwoorde) risico’s te nemen om bestaande oplossingen en aanpakken te verbeteren § neemt beslissingen ook als er nog geen volledige informatie beschikbaar is en de gevolgen nog niet bekend
zijn § commercieel ingesteld § laat zich niet uit het veld slaan als een initiatief of actie mislukt, maar ziet het als leermoment § herdefinieert en concretiseert de vraag op basis van de wensen van de klant met behulp van eigen kennis en
vaardigheden & met inachtneming van beschikbare middelen.
Niveau 3, afstudeerfase, stimuleren van ondernemerschap
§ vertaalt ontwikkelingen in de omgeving naar andere dan de gebruikelijke plannen, ook buiten het eigen vakgebied
§ student weet hoe hij/zij een project/initiatief moet managen § kan resultaten omzetten naar concrete en toepasbare adviezen voor het werkveld § stuurt vernieuwende activiteiten aan en enthousiasmeert hierbij anderen; kan succes verkopen § start activiteiten en stimuleert anderen tot verbetering en vernieuwing
Aangepast voor Aeres Hogeschool op basis van www.123management.nl
14
9. Competentie: duurzaam handelen Definitie: Verantwoordt eigen handelen met respect voor waarden, normen en gericht op het evenwichtige gebruik van beschikbare bronnen (balans People, Planet, Profit). Ontwikkelt en draagt een duurzaam toekomstbeeld uit. Neemt afstand van de dagelijkse praktijk. Onderkent feiten, trends en ontwikkelingen en plaatst deze in een ruimere context en lange termijn perspectief van eigen werkterrein, vakgebied en/of organisatie(-onderdeel).
Niveau 1, propedeuse, vooruitkijken
heel m
oeilijk
moeilijk
makkelijk
heel m
akkelijk
niet gezien
Aandachtspunten
§ kent missie en strategie van eigen organisatieonderdeel t.a.v. duurzaam handelen § legt een relatie tussen duurzaam handelen binnen eigen vakgebied en eigen activiteiten § toont respect voor mens & milieu § heeft geen vooroordelen en stelt zich neutraal op § onderneemt zelf acties en zet anderen aan tot acties om zijn/haar ecologische footprint te verkleinen § weet wat duurzaamheid betekent en kan dit uitdragen
Niveau 2, hoofdfase, vertalen van feiten, trends en ontwikkelingen naar (beleids)voorstellen
§ kan eigen rol & functie binnen een project of stage in maatschappelijk perspectief plaatsen § kan zijn/haar bijdrage aan een duurzamere wereld verwoorden privé of in zijn/haar rol als professional § onderkent trends en ontwikkelingen in het vakgebied en vertaalt deze naar de aanbevelingen bij stages en/of
projecten, komt met concrete ideeën en doet voorstellen § gaat zorgvuldig en discreet om met vertrouwelijke of gevoelige informatie van anderen § voorkomt belangenverstrengeling of heft deze (zo mogelijk) tijdig op. Maakt eigen positie en belangen duidelijk in
(zakelijke) conflictsituaties
Niveau 3, afstudeerfase, ontwikkelen en uitdragen van het toekomstbeeld
§ schat het belang in van (maatschappelijke) ontwikkelingen, onderkent trends en vertaalt deze (1) naar strategische keuzen en acties voor de organisatie of (2) naar nieuwe inzichten voor het vakgebied
§ stimuleert en faciliteert anderen om duurzaam te handelen, hij/zij creeërt “awareness” § laat voorbeeldgedrag zien in respect, eerlijkheid en betrouwbaarheid en richting milieu § signaleert niet integer gedrag en onderneemt actie
Aangepast voor Aeres Hogeschool op basis van www.123management.nl
15
10. Competentie: globaliseren Definitie: Ziet de wereld als werkterrein en functioneert in een internationale omgeving. Bouwt en onderhoudt contacten en samenwerking met collega’s, klanten en overige potentiële relaties die van belang zijn voor de doelen van de organisatie en/of het –onderdeel.
Niveau 1, propedeuse, weten wat er op internationaal terrein gebeurt
heel m
oeilijk
moeilijk
makkelijk
heel m
akkelijk
niet gezien
Aandachtspunten
§ houdt belangrijke (internationale) ontwikkelingen in het netwerk en het vakgebied bij § onderhoudt makkelijk contacten in uiteenlopende situaties en met verschillende sociale/culturele
achtergronden § respecteert waarden, geloof en rituelen van anderen § kent eigen plek binnen nationale schaal/mondiale netwerk § kan in het Engels communiceren (zowel schriftelijk als mondeling)
Niveau 2, hoofdfase, leggen en onderhouden van (internationale) contacten
§ speelt goed in op belangrijke (internationale) ontwikkelingen in het netwerk § spreekt eigen (internationale) netwerk aan als hij specifieke kennis of informatie nodig heeft § brengt mensen met elkaar in contact, stelt hen aan elkaar voor en stimuleert informatie uitwisseling § voelt zich op zijn gemak tussen (on)bekenden, kan achtergronden en relaties inschatten, stapt zelf op mensen
af, maakt een afspraak voor een nieuw contactmoment § kan de consequenties van handelingen en beslissingen in eigen land vertalen naar consequenties op
mondiale schaal § kan een professionele sollicitatiebrief en CV in het Engels opstellen § is niet bang om contact op te nemen (o.a. bellen) met onbekende organisatie, persoon uit het vakgebied § is bereid zich te verdiepen in andere culturen en kan functioneren in een internationaal team/internationale
context
Niveau 3, afstudeerfase, uitbouwen professioneel en invloedrijk netwerk
§ anticipeert op belangrijke internationale ontwikkelingen in het netwerk § wendt het eigen (internationale) netwerk aan om anderen te ondersteunen § stimuleert anderen hun interne en externe contacten te onderhouden en nieuwe contacten te leggen, geeft tips
Aangepast voor Aeres Hogeschool op basis van www.123management.nl