Kalium-Thorium en Uranium in Nederlandse afzettingen.
1 Inleiding
In vrijwel alle Nederlandse afzettingen komen gammastraling uitzendende mineralen in lage
hoeveelheden voor. Met behulp van een speciale logging techniek kunnen in een boring de gehalten
van Kalium, Uranium en Thorium worden gemeten. Dit levert een verloop van deze stoffen, waarbij de
gehalten in ppm (parts per milion, ongeveer vergelijkbaar met milligram per kilogram droge stof) of
percentage, per interval van (bijvoorbeeld) 0,1 meter worden berekend. Met behulp van deze waarden
kan dan vervolgens een beeld van de ondergrond worden gegenereerd.
2 Voorkomen van Th-K-U in sedimenten
2.1 Uranium
Uit eerder onderzoek (zie het hoofdstuk Geochemie op deze website) is gebleken dat er weinig tot
geen correlatie is tussen bijvoorbeeld korrelgrootte van het sediment en het voorkomen van Uranium.
Verder zijn er geen significante correlaties gevonden tussen Uranium en andere metalen. Dit
impliceert dat Uranium te beschouwen is als een weinig voorkomend, redelijk zuiver, mineraal (anders
zou er immers een correlatie met een ander mineraal kunnen zijn). Uit onderzoek blijkt dat het gedrag
van Uranium in de bodem bijzonder afhankelijk is van de redox-status van het grondwater. In
geoxideerd grondwater is Uranium erg mobiel (als U6+), in gereduceerd grondwater slaat Uranium
neer (als U4+). Het complex van oplosbaar Uranium is voornamelijk UO22+. Hierdoor zal uit een
sediment het Uranium verdwijnen en weer neerslaan op de redoxgrens als UO2 (Langmuir, 1978).
Hiermee is Uranium een indicator voor (paleo) hydrochemie. Uranium kan, ten gevolge van
redoxreacties, ophopen in organische sedimenten. Dit zou verklaren waarom er in fosforietknollen
verhoogde Uranium gehaltes worden aangetroffen. Verder kan een piek in de Uranium concentratie
wijzen op een redoxfront wat mogelijk intensief optreedt in tijden met veel neerslag en hogere
temperaturen. Op onderstaande figuur is een Eh-pH diagram van het U-O-H systeem bij
kamertemperatuur (20°c en druk (1000 hPa) weergegeven.
2.1.1 Voorkomen Uranium in Noordwest Europa
Uranium komt niet veel voor in Noordwest Europa. Uit het onderstaande kaartje blijkt dat verhoogde
Uranium gehaltes in riviervlakte afzettingen vandaag de dag in het stroomgebied van de Rijn alleen in
kristallijne gesteenten in bijvoorbeeld de Vogezen of de Alpen voorkomen. Hiernaast kan Uranium nog
zijn aangevoerd door de Oostrivier. Dit betreft vanzelfsprekend alleen afzettingen ouder dan de
jongste afzettingen van Enschede.
Bron: Geochemical Atlas of Europe EuroGeoSurveys—The Association of Geological Surveys of the European Union
Dit levert meteen een eerste complicatie op: het meeste Uranium lijkt te zitten in afzettingen uit het
Mioceen, van mariene herkomst (Formatie van Breda). In het verleden zijn op sequence-boundaries in
en boven de Formatie van Breda en de Formatie van Rijsbergen fosforietknollen gevonden met
verhoogde waarden aan U. In de Tweede Wereldoorlog is er zelfs onderzoek gedaan naar
winbaarheid. Het bleek dat de gehalten aan Uranium te laag zijn om commercieel gewonnen te
worden. Een tweede complicatie ligt in het feit dat rond de PPB (Plioceen-Pleistoceen grens, 2,54 Ma)
de Rijn pas een connectie kreeg met de Bovenrijnslenk en dus met een mogelijkheid van aanvoer uit
de Vogezen. Mogelijk is een deel van het Uranium afkomstig uit Oostrivier gerelateerde afzettingen,
afkomstig uit Scandinavië.
2.1.2 Uraniumlagen in Zeeland
De Uranium-houdende lagen, vaak met fosforietknollen, zijn in Zeeland als volgt beschreven:
URANIUM in ppm
Laag RGD Eigen interpretatie
K 55-164 Kwartair Erosierest, basisgrind Basis Eemien/Holsteinien
Laag 3 6-291 Grensvlak Kattendijke met ouder 30-85 m [-NAP]
Erosierest, basisgrind.
GDB
Laag 2 Grensvlak Deurne met ouder 30-95 m [-NAP]
Erosierest, basisgrind.
MPB
Laag 1 190 ± 4 meter onder top Antwerpen 35-100 m [-NAP]
mogelijk correleerbaar met de γ-ray pieken. In Breda. Top FD
Antwerpenzanden.
Top 6c NRB
2.2 Thorium
Throrium is een van de meest voorkomende zware mineralen, maar voor de Nederlandse situatie is
Thorium een zeldzaam mineraal wat met name aanwezig is in Monaziet, een mineraal wat op haar
beurt door de Rijn uit het Zwarte woud afkomstig kan zijn. Hiermee kan er in een warme tijd (geen
gletschers, veel afvoer en erosie) mogelijk meer Thorium worden aangevoerd dan in een koude tijd
(minder erosie en afvoer). Hierdoor zal Thorium een klimaatindicatie kunnen hebben die wijst op
verhoogde afvoer, en hiermee smelt en/of meer regen.
Thorium komt voornamelijk voor als het onoplosbare Th4+ , als ThO2-complex.
2.2.1 Voorkomen Thorium in Noordwest Europa
Thorium komt niet veel voor in Noordwest Europa. Uit het onderstaande kaartje blijkt dat verhoogde
Thorium gehaltes in riviervlakte afzettingen vandaag de dag in het stroomgebied van de Rijn alleen in
kristallijne gesteenten. Met name de oude Hercynische gebergten worden gekenmerkt door
verhoogde Thorium gehaltes.
Bron: Geochemical Atlas of Europe EuroGeoSurveys—The Association of Geological Surveys of the European Union
Op onderstaande figuur is een Eh-pH diagram van het Th-O-H systeem bij kamertemperatuur (20°c
en druk (1000 hPa) weergegeven.
2.3 Kalium
Kalium is een van de meest voorkomende elementen in de ondergrond. Het is sterk oplosbaar onder
geoxideerde en gereduceerde omstandigheden. Hiermee geeft het minder voorkomen van Kalium in
de ondergrond een indicatie van de mate van uitloging. K+ ionen worden vastgelegd in kleimineralen,
vaak ten koste van Na+. Kalium heeft naast het gewone isotoop 39K nog twee radioactieve isotopen, te
weten 40K en 41K, deze laatste twee zijn de bron van γ-straling.
3 Klimaatindicatie
3.1 Algemeen
Een klimaatsindicatie kan worden herleid uit het volgende
Kalium loogt meer uit onder invloed van hogere temperaturen en meer neerslag. Lagere gehalten (in
%) van Kalium zouden dan ook kunnen duiden op (meer langdurige) warmere perioden.
Uranium wordt met een lage achtergrondwaarde in sedimenten afgezet. Onder invloed van
zuurstofrijke neerslag kan Uranium worden gemobiliseerd en op de redoxgrens accumuleren. Een
relatieve aanrijking van Uranium zou dan kunnen wijzen op een meer langdurige periode van neerslag
en relatief hogere bodemtemperaturen.
Thorium is in het grondwater zo goed als immobiel. Het meer voorkomen van Thorium kan wijzen op
meer neerslag in de buurt van de Alpen en hiermee op warmere perioden.
NB: Als deze verbanden daadwerkelijk bestaan gelden ze met name voor de fluviatiele trajecten in de
sequenties. In mariene trajecten spelen erosie en transport een veel grotere rol. Voorts is daar
vanzelfsprekend geen sprake van uitloging door neerslag. Mogelijk kunnen zware mineralen (U, Th)
wel accumuleren in MFS-lagen (Maximum Flooding Surface) of in SB-lagen (Sequence Boundaries) in
het kustnabije traject.
3.2 Theorie
De combinatie van Th [ppm] vermenigvuldigd met U [ppm] gedeeld door K [%] zou dan bij hoge
waarden [-] wijzen op een natte, warmere periode, en bij lage waarden op koudere, drogere perioden.
Omdat niet zeker is dat alle metingen op uniforme wijze zijn uitgevoerd geeft de waarde voorlopig
alleen een relatieve indicatie tussen twee boringen. Deze berekening wordt uitgevoerd om een
eventuele klimaatsinvloed uit te vergroten. De waarden per meetbereik (0.1 meter) zeggen nog niet
zoveel, maar indien het gehele traject grafisch in beeld wordt gebracht kan er een duidelijke trend in
de meetreeks worden gezien. Deze curve (Th-U-K-curve) wordt vanaf hier de T-curve genoemd. In het
volgende hoofdstuk worden voor de beschikbare boringen de T-curven gepresenteerd en kort
besproken. De lokatie van de gebruikte boringen en de gebruikte kleurcodering in de boorprofielen zijn
opgenomen in bijlage 1, de boorprofielen in combinatie met de T-curve zijn opgenomen in bijlage 2.
De sequentie indeling is dezelfde als op deze website wordt gepresenteerd. In bijlage 3 is een
overzicht opgenomen van de S-5 (conform Brown, 2005) voor Nederland.
3.3 O16/O18 curve
In 2005 heeft Lisiecki een compilatie van O16/O18 curven gemaakt waarmee een wereldstandaard
van (klimaat) schommelingen beschikbaar kwam. Deze curve kan naast de T-curve gelegd worden om
verbanden op te sporen.
4 Boringen
4.1 Boring 09B-057
Deze boring, op de oostzijde van Texel toont in de boorkolom een beeld wat gedomineerd wordt door
afzettingen uit twee ijstijden. Tussen 8 en 22 meter onder NAP komt een leem voor die afkomstig is uit
het Saalien (grondmorene?) en tussen 44 en 54 meter onder NAP een serie zanden die tot de Peelo-
afzettingen gerekend worden. Hiertussen komt een serie voor met een kleiafzetting met een hoge Th-
U-K- piek, een grover zand met een Th-U-k dal en een volgende, iets lagere piek. Deze afzettingen
zijn afgezet tussen MIS 12 (Elsterien) en MIS 6 (Saalien). Dit zouden dan respectievelijk een
kleiafzetting zijn uit het Holsteinien (MIS 11), het Landes (MIS 9) en de MIS 7 interstadialen. Deze
sequentie wordt tot de U3 gerekend. In de Elp sequentie van 46 tot 54 meter onder NAP komt
middenin een piek voor. Deze piek wordt eveneens in andere Elp sequenties aangetroffen. Het is
mogelijk het laatste signaal vanuit de Oostrivier.
4.2 Boring 10B-304
Deze boring, gelegen in Makkum (Friesland), is gezet op de lokatie van een tunneldal afkomstig uit het
Elsterien. Tussen 30 en 56 meter onder NAP komen fijnzandige afzettingen voor die gerekend worden
tot de Peelo afzettingen (Elp). Deze zijn gekenmerkt door lage Th-U-K waarden met rond de 40 meter
onder NAP een kleine piek. Hieronder komen grove, grindrijke afzettingen voor die tot de E4 (of de
S4?) gerekend zouden kunnen worden. Boven de Elp komt een kleilaag met een venig traject voor
met zeer hoge Th-U-K waarden. Hierboven, tussen 14 en 22 meter onder NAP, komen lemen voor die
tot de Saalien (Sag) afzettingen worden gerekend. De hoge piek in de T-curve correspondeert ook bij
deze boring (gelijk aan 09B-057, mogelijk met MIS 11, het Holsteinien. Opgemerkt wordt dat
afzettingen uit het Saalien hier een wat hogere waarde hebben dan de afzettingen uit het Elsterien.
4.3 Boring 12H-197
Deze boring uit Drouwenerveen is een van de diepere in deze reeks. Ook hier komen Sag afzettingen
voor (Saalien) tussen 10 en 24 meter onder NAP. Opvallend zijn de zeer hoge pieken in de T-curve.
Tussen 24 en 40 meter onder NAP komen Urk afzettingen voor die bij de U2 worden ingedeeld. De U1
ligt tussen de 40 en de 58 meter onder NAP. Onderin de U1 komen zeer hoge pieken voor die
consistent zijn met pieken zoals die in Oostrivier afzettingen worden aangetroffen. Mogelijk is het
onderste deel van de U1 hier te correleren met de zogenaamde Mengzone. Onder deze zone, tussen
58 en 88 meter onder NAP liggen zeer oude Oostrivier afzettingen die tot de Scheemda-afzettingen
gerekend worden, mogelijk de Sc2. Tussen 88 en 136 meter liggen mariene afzettingen die tot de
Nieuweschans afzettingen worden gerekend. Vanaf 104 meter onder NAP is sprake van verhoogde
waarden door het optreden van glauconiet, een Uranium bevattend mineraal.
4.4 Boring 14B-134
Deze boring is gezet in de kop van Noord-Holland bij Anna Poulowna Polder. Tussen 34 en 54 meter
onder NAP komen hier mogelijk Peelo afzettingen voor. Hierboven komt mogelijk een U3 sequentie
voor (26-34 meter onder NAP) en hierboven een Eem sequentie. Over het geheel genomen is deze
boring onduidelijk is zijn indeling.
4.5 Boring 16E-274
Deze boring is gezet in Noordwolde. Wat direct opvalt zijn de extreem hoge pieken in de T-curve. De
kleien op 42 meter onder NAP zouden kunnen worden toegeschreven aan de Peelo afzettingen, dan
zijn de afzettingen tussen 16 en 42 meter toe te schijven aan de U3. Hier liggen dan de hoge MIS 11
pieken onderin de sequentie. De onder de Peelo liggende U2 en U1 sequenties zijn nauw gelieerd
aan Oostrivier afzettingen.
4.6 Boring 17A-272
Boring 17A-272 is gezet in Hijken. Hier liggen afzettingen uit het Saalien (Sag) op Elp afzettingen uit
het Elsterien. De T-curve kenmerkt zich hier door wat hogere waarden in de Sag sequentie en wat
lagere waarden in de Elp sequentie. De overgang op 24 meter onder NAP naar de U3 sequentie is
voornamelijk gebaseerd op een lithologische grens. De overgang naar de U1 ligt op 50 meter onder
NAP. Tussen 60 en 68 meter onder NAP komen afzettingen voor die duidelijk de zeer hoge pieken
hebben die te relateren zijn aan de Mengzone, de S4/E4 sequentie. Mogelijk komt tussen 68 en 76
meter onder NAP nog een Harderwijk sequentie voor, een Oostrivier sequentie met lager pieken dan
de Enschede sequenties, mogelijk te relateren aan meer K-uitloging door een hogere leeftijd.
4.7 Boring 17E-268
Deze boring uit Eexterveen Heeft tussen 16 meter boven en 22 meter onder NAP een dik pakket
glaciale afzettingen die tot de Sag (Saalien) worden gerekend. De T-curve heeft hogere waarden dan
verwacht worden bij Elsterien afzettingen. Hieronder ligt tussen 22 en 48 meter onder NAP een U2
sequentie die aanvangt met een grindbank. Van 48 tot 56 meter onder NAP ligt een U1 sequentie.
Bovenin de U2 komen pieken voor die te correleren zouden kunnen zijn et MIS 13, maar dan alleen
op basis van de ligging. De mengzone sequentie, van 56 tot 62 meter onder NAP is niet al te
uitgesproken. Mogelijk is hier eerder sprake van een S4 sequentie, of een oudere deel van de
Harderwijk afzettingen. Hieronder liggen Scheemda afzettingen met extreem hoge pieken op 64 en 90
meter onder NAP, die eerder te correleren zijn met MFS- of SB-grenzen dan met warme
afzettingstijden.. Vanaf 112 meter onder NAP komen fijnzandige trajecten voor met verhoogde
waarden die zouden kunnen wijzen op glauconiet. Dit zouden dan de Nieuweschans afzettingen zijn.
4.8 Boring 17G-261
Deze boring uit Oosterhesselen is een van de diepere in de reeks. Bovenin komt keileem voor die tot
het Saalien wordt gerekend (Sag). Tussen 26 en 38 meter onder NAP komt een sequentie voor met
hoge pieken die op het voorkomen van Oostrivier afzettingen duidt, hier equivalent aan de E4.
Hierboven ligt een U2 sequentie met een T-curve piek bovenin. In vergelijk met boringen uit de
omgeving zou dit de U2 moeten zijn, waardoor de sequentie die daarboven ligt, tussen 6 meter boven
en 14 meter onder NAP, het equivalent met de U3 kan zijn. Deze S3 komt mogelijk aan de
oppervlakte in gestuwde (de Hondsrug) positie in groeve de Boer, Emmerschans, 15 km ten oosten
van deze boring. Hoer komen grove blokken en gronden voor die mogelijk eveneens worden
gevonden in de onderzijde van de E3/S3 sequenties. Tussen 38 en 48 meter onder NAP ligt de E3.
Tussen 48 en 68 meter onder NAP komt een Sc-equivalente afzetting voor gelegen op de fijne zanden
van de Ns-sequentie tussen 68 en 104 meter onder maaiveld. Op 104 meter liggen de
(glauconietrijke) kleien van de Breda afzettingen.
4.9 Boring 21A-71
Deze boring staat in de Noordoostpolder, nabij Emmeloord. Wat hierin meteen opvalt is de kleilaag
tussen de 16 en de 20 meter onder NAP met extreem hoge waarden voor de T-curve. Dit wordt
veroorzaakt door het voorkomen van veel Th en U, maar vooral door het weinig voorkomen van K. Of
deze laag is een Saalienklei, of de klei uit het Holsteinien, uit de U3. Deze U3 ligt in deze boring
tussen 20 en 32 meter onder NAP. Hieronder ligt een U2 sequentie tussen 32 en 50 meter onder
NAP. Onderin de boring ligt nog een U1 sequentie. De waarden voor de T-curve zijn laag te noemen
in de U-sequenties. Tussen maaiveld en -16 komen recente afzettingen voor waaronder de
Kreftenheye afzettingen.
4.10 Boring 21B-279
Deze boring uit Vollenhove heeft tussen 4 en 14 meter onder NAP een grove afzetting die tot de
Kreftenheye of Saalien afzettingen kan worden gerekend. De kleilaag met T-curve piek heeft de
kenmerken van de MIS 11 piek (zie ook boring 9B-57) aan de top van de U3 sequentie. Tussen 24 en
34 meter onder NAP komen afzettingen voor met opvallen weinig T-curve. Misschien is dit een
equivalent van de Elp afzettingen, of een deel van de U2 sequentie. De U2 sequentie ligt in ieder
geval tussen de 34 en 48 meter onder NAP. Hieronder ligt de U1 sequentie met mogelijk nog een E4
(Mengzone) piek bovenin. Al met al is deze boring niet geheel duidelijk voor wat betreft de T-curve
indeling.
4.11 Boring 21D-129
Deze boring, gezet in Kamperveen, heeft tussen 12 en 34 meter onder NAP een U3 sequentie met
karakteristieke MIS 11 piek. DE rest van de U3 kenmerkt zich door lage waarden in de T-curve. Boven
de Holsteinienpiek liggen afzettingen met Kreftenheye-sequenties. Een U2 sequentie ligt tussen 34 en
50 meter onder NAP, hieronder ligt een U1 sequentie met Mengzone en/of E4 pieken.
4.12 Boring 21E-185
Deze boring uit Meppel heeft te weinig variatie in de T-curve om uitspraken te kunnen doen over de
relatie sequentie met de T-curve. Misschien komt de opvallend lage waarde van T-curve door een
meting binnen een filterbuis in plaats van in een net geboord gat.
4.13 Boring 22F-601
Een van de meest oostelijk gelegen boringen in deze reeks is gezet te Schoonebeek. Vanaf 68 meter
tot 92 meter onder NAP komen glauconietrijke kleien ivoor die tot de Breda afzettingen kunnen
worden gerekend. De hierboven gelegen fijne zanden (38-68 meter onder NAP) zouden tot de
Scheemda afzettingen (misschien zelfs de Nieuweschans afzettingen) kunnen behoren. Op basis van
de lage T-curve waarden wordt deze sequentie ingedeeld bij de Sc. Hierboven, tussen 12 en 38 meter
onder NAP, ligt een grofzandige Oostrivier sequentie die tot de Harderwijk worst gerekend. De topklei
van deze sequentie is nauwelijks verhoogd. Tussen 6 meter boven NAP en 12 meter onder NAP ligt
een Oostrivier afzetting die op basis van de hogere T-curve waarden tot de Enschede afzettingen
wordt gerekend.
4.14 Boring 25C-390
Deze boring uit IJtocht , nabij Schiphol, geeft een beeld van de Sterksel afzettingen. Glaciale
afzettingen uit het Saalien en het Elsterien worden niet aangetroffen. Tussen 8 en 26 meter onder
NAP komt een Kreftenheye sequentie voor die bovenin een kleilaag heeft die mogelijk uit het Eemien
stamt. De S4 sequentie kenmerkt zich door grovere lagen afgewisseld met fijnere lagen en lage T-
curve waarden. De S3 sequentie ligt tussen 40 en 50 meter onder NAP. Deze laatste wordt van de S4
onderscheiden op lithologische gronden. De S2 heeft een opvallende zeer hoge T-curve, Dit verloop
wordt in Zuid-Nederland geregeld teruggevonden en is terug te voeren op het veel voorkomen van
Thorium en Uranium en minder op het uitgeloogd zijn van Kalium. Mogelijk dat het veel voorkomen
van Thorium wijst op (zeer) natte klimatologische omstandigheden in de S2-sequentieperiode. Deze
natte (warme?) tijd is te correleren met het Westerhoven interglaciaal. Tussen 50 en 72 meter onder
NAP komt deze S2 sequentie voor. Hieronder komen oudere sequenties voor die tot de Tegelen
afzettingen worden gerekend. Mogelijk kenmerkt de top van de T3 zich door een T-curve piek.
4.15 Boringen 25G-913 en 25G-974
Deze twee boringen zijn in Amsterdam-centrum gezet. Ze zijn om meerdere redenen van het grootste
belang voor de Nederlandse Neogene afzettingen. Ten eerste is op basis van een zeer gedetailleerde
beschrijving van boring 25G-913 het Eemien uitvoerig beschreven (van Leeuwen, 2000), ten tweede
blijkt uit de T-Curve dat de opbouw van de ondergrond anders in elkaar zou kunnen zitten dan de
beschrijving van van Leeuwen geeft. Om deze reden wordt in een apart artikel, elders op de website,
dieper ingegaan op de consequenties die aan deze constatering vastzitten.
Voor wat betreft de indeling aan de hand van de T-Curve kan gesteld worden dat de T-Curve
afwijkend is van andere curves in Nederland. Met name Het dikke kleipakket met hoge waarden
tussen 25 en 58 meter onder NAP kent weinig vergelijk in de andere in dit hoofdstuk beschreven
boringen. Alleen boring 27H-126 (Raalte) levert een vergelijkbaar beeld op met onder een kleipakket
met hoge waarden van de T-Curve een grindige leem die eigenlijk geïnterpreteerd moet worden als
grondmorene. De hoge waarden zijn met name veroorzaakt door het veel voorkomen van U en Th.
De kleilaag in boring 25G-913 zou mogelijk een lokaal herwerkte afzetting kunnen zijn die qua
afzettingstijd volledig te correleren is met de Peelo-afzettingen. Mogelijk is het deel tussen 46 en 66
meter onder NAP te relateren aan de S4, hieronder ligt tussen 66 en 74 meter onder NAP een S3
sequentie met onderin grindrijke zanden met een warve structuur. Hieronder ligt tussen 74 en 88
meter onder NAP een S2 sequentie met een kenmerkende hoge T-curve waarde. Hier weer onder,
tussen 88 en 174 meter onder NAP komen vier Oostrivier afzettingen voor die tot de Harderwijk
afzettingen kunnen worden gerekend. De piek op 172 meter onder NAP is te relateren aan de piek die
bij de T3 kleien eveneens terug te vinden is.
4.16 Boring 26H-272
Deze boring is gezet nabij Hulshorst. De T-Curve kent weinig opvallende zaken, een piek in een leem
in de Kreftenheye sequentie wijst mogelijk op Eemien afzettingen. Verhoogde waarden in de S4
kunnen wijzen op Oostrivier pieken. In de U3 komt op 25 meter onder NAP een smalle piek voor die
samenvalt met de overgang van kalkarm naar kalkrijk materiaal. Deze piek zou het Holsteinien signaal
kunnen zijn. De sequenties zijn ingedeeld op basis van lithologische kenmerken.
4.17 Boring 27A-226
Deze boring uit Noordeinde heeft een extreme piek (met name veel Uranium) in de topklei van de U3,
mogelijk het Holsteinien signaal. De overige sequenties zijn weinig uitgesproken. In de U1/E4
sequentie, tussen 52 en 62 meter onder NAP, komen Oostrivier signalen voor.
4.18 Boring 27C-76
Deze boring is opvallend in verband met de lokatie op de Veluwe en het feit dat in de boring sprake is
van gestuwde lagen. Het gestuwde pakket komt voor tussen 24 meter boven NAP en 14 meter onder
NAP. In dit pakket komt tweemaal een kleilaag voor met “typische” Holsteinienpiek. In een groeve
(Hattem) meer naar het oosten komen gestuwde lagen voor met een E3 ouderdom (met de zgn.
Hattemlagen). De jongere U3 (Holsteinien) lagen kunnen hier dus daadwerkelijk gestuwd zijn. De
dubbele piek zou kunnen wijzen op het verschubd zijn van de lagen waarbij de Holsteinienkleien twee
maal voorkomen. De hieronder gelegen U sequenties (met mogelijk kenmerkende lage T-Curve) gaat
op 40 meter onder NAP over in Oostrivier afzettingen met kenmerkende hoge pieken.
4.19 Boring 27H-126
Deze boring, gezet in Raalte heeft tussen 30 en 46 meter onder NAP een kleilaag met hoge T-Curve
waarden. Hieronder ligt een grindrijke leem. Uitgaande van de ligging onder een U3 sequentie (tussen
16 en 30 meter onder NAP) met een hoge piek die op het Holsteinien zou kunnen duiden, en een
Kreftenheye sequentie (tussen 0 en 16 meter onder NAP) zoude klei/leemlaag uit het Elsterien
kunnen komen. De hoge waarden in de T-Curve wijzen op een mogelijk verband met de gelijkvormige
(en even diep gelegen) afzettingen in boring 25G-913. De keileem ligt tussen 46 en 64 meter onder
NAP. Hieronder komen fijnzandige afzettingen voor die tot de Scheemda afzettingen kunnen worden
gerekend. Onder deze Scheemda afzettingen komen kalkrijke mariene afzettingen voor. Deze kunnen
worden ingedeeld bij de M3 en de M2 sequentie.
4.20 Boring 31A-125
Deze boring is gezet in de Haarlemmermeer. Uit de T-Curve is weinig opvallends te herleiden. De
sequentie indeling is met name gebaseerd op lithologische kenmerken en de onderverdeling in nabij
gelegen boringen. Glaciale afzettingen ontbreken in het boorbereik.
4.21 Boring 37G-548
Deze boring is gezet te Poortugaal. Een groot deel van de Kreftenheye afzettingen (mogelijk aanwezig
op 18 tot 20 meter onder NAP) zijn geërodeerd en vervangen door recentere afzettingen met veel klei
en veenlagen. Tussen 20 en 38 meter onder NAP komen afzettingen voor die tot de Sterksel,
misschien tot de Urk afzettingen gerekend kunnen worden. In beide gevallen ontbreken de grove
delen die de St en de U sequenties kenmerken. In de nabij gelegen detailboring Zuurland (zie elders
op de website) komen Sterksel afzettingen voor tussen 28 en 36 meter onder NAP. Vanaf 38 meter
onder NAP komen fijnzandige en kleiige afzettingen voor tot de Tegelen afzettingen worden gerekend.
4.22 Boring 38F-622
Deze boring uit Tull en ’t Waal heeft in een U-sequentie, tussen 6 en 22 meter onder NAP, een
opvallend hoge piek, misschien te correleren met het Holsteinien. Hieronder komt tussen 22 en 36
meter onder NAP een (of meerdere) Sterksel sequentie voor met een zeer hoge T-Curve. Dit zou
wijzen op een S2 sequentie met kleiige top. Onder de S2 komen tussen 36 en 58 meter onder NAP
Tegelen afzettingen voor, met mogelijk op 50 meter onder NAP de T-Curve piek van de T3 sequentie.
Het deel tussen 36 en 50 meter onder NAP valt dan onder de T4 sequentie.
4.23 Boring 38G-295
Deze boring uit het plaatsje Alphen, nabij Lith aan de Maas, ligt middenin de Centrale Slenk. Onder
een relatief dik pakket met recente en Kreftenheye afzettingen tussen 8 en 26 meter onder NAP.
Hierin komt een kleilaag voor tussen 16 en 20 meter onder NAP met verhoogde T-Curve waarden.
Mogelijk is dit nog een deel van de U3 sequentie met een Holsteinien signaal. De diepte zou kunnen
worden gecorreleerd met de bevindingen van Schokker (2003) die afzettingen met een OSL datering
die op MIS 11 wijst op en vergelijkbare diepte vindt. Onder de Kreftenheye (+Urk?) sequentie liggen
vier Sterksel sequenties. De S4, met kenmerkende hoge T-Curve, bestaat uit een kleilaag en ligt
tussen de 26 en 34 meter onder NAP. De S3 ligt tussen de 34 en 46 meter onder NAP. De S2 ligt dan
tussen de 46 en 60 meter onder NAP met onderin een grindlaag. Opgemerkt moet worden dat de
hoge T-Curve waarden uit de kleiige top van de S2 ontbreken, mogelijk door het eveneens ontbreken
van de kleiige top. De S1 is kalkrijk en ligt tussen de 60 en 78 meter onder NAP. Onder de Sterksel
sequenties liggen Tegelen sequenties met de T3 mogelijk op 82 meter onder NAP.
4.24 Boring 44F-372
Dit is de diepste meting uit deze reeks. In deze boring van Brakel is een T-Curve gemeten tot een
diepte van 350 meter onder NAP. Vanaf het maaiveld tot 6 meter onder NAP komt een T-Curve rijke
afzetting voor. De Kreftenheye afzettingen liggen tussen 6 en 14 meter onder NAP, onderin een
(kenmerkende) grindlaag, boven in een T-Curve piek die mogelijk te correleren is met het Eemien.
Tussen 14 en 18 meter onder NAP komt een grove, grindrijke afzetting voor die tot de U1 gerekend
zou kunnen worden. Tussen 18 en 40 meter onder NAP komt een drietal S sequenties voor warbij de
onderzijde van de S1 en de fijnere delen van de S2 verhoogde waarden hebben. Op deze lokatie
komt (waarschijnlijk) geen Oostrivier connectie voor waardoor deze pieken zouden kunnen worden
verklaard. Tussen 40 en 48 meter komen Tegelen afzettingen voor die, door de ligging boven de
kleirijke T3 sequentie tot de T4 moeten behoren. De T3 heeft een kenmerkende T-Curve top met hoge
waarden. Hieronder ligt op 55 meter onder NAP een dal in de T-Curve. De T3 ligt tussen de 48 en 70
meter onder NAP. De T2 ligt hieronder, tussen 70 en 82 meter onder NAP met zeer hoge waarden in
de T-Curve. Een grove grindrijke laag tussen 82 en 90 meter met lage T-Curve waarden zou tot de H1
gerekend kunnen worden. Mogelijk is dit de eerste uitbouw van de Oostrivier tijdens MIS 78. De T1,
tussen 90 en 98 meter onder NAP, heeft weer hoge waarden. Tussen 98 en 160 meter onder NAP
komen vier verschillende mariene sequenties voor boven de PPB sequence boundary. Hiermee
behoren deze sequenties tot de Maassluis afzettingen. De T-Curve kent een verloop, maar het is
onbekend of dit verloop kenmerkend is. Onder de PPB, op 162 meter onder NAP komen de
Oosterhout afzettingen voor met extreem hoge pieken op 172 meter onder NAP. Mogelijk is dit de
sequence boundary op de grens van het Gelasien en het Piacenzien op 2,60 Ma (Wornardt, 1999).
Tussen 190 en 290 meter onder NAP komen fijnzandige tot kleiige afzettingen voor die tot de
(glauconiethoudende) Rijsbergen afzettingen kunnen worden gerekend. De Breda afzettingen, tussen
290 en 350 meter onder NAP, worden van de Rijsbergen afzettingen onderscheiden op basis van de
hoeveelheid kleiig materiaal.
4.25 Boring 50B-442
Deze boring bij Dorst is in meer dan een opzichten van belang. Ten eerste is deze boring gezet op
een lokatie in de regio Dorst waar de Sterksel afzettingen wel voorkomen, ten tweede is in de T-Curve
te zien dat de Sterksel sequentie met verhoogde waarden tussen de 2 en 14 meter onder NAP ligt.
Hierboven ligt een S4 sequentie. Deze volgorde is conform de volgorde die is beschreven in het artikel
over een tektonisch signaal in het Cromerien, elders op deze website. Onder de S2 ligt tussen 14 en
26 meter onder NAP een T3 sequentie met kenmerkende hoge piek bovenin.
4.26 Boring 50E-669
Deze boring is gezet ten behoeve van de aanleg van een nieuwe waterwinput op de winlokatie
Gilzerbaan ten westen van Tilburg. Deze winput, de D27n, is erg nauwkeurig beschreven. De T-Curve
geeft aan dat binnen de Sterksel sequenties onderin de S2 en bovenin de S3 en de S4 pieken
voorkomen. Met name de piek bovenin de S4 (mogelijk te correleren met MIS 15) is extreem te
noemen. Tussen 19 en 63 meter onder NAP komen T-sequenties voor waarbij de top van de T3 een
kenmerkende piek vertoont. Het Beersien (MIS 72) heeft erg lage waarden. Tussen 63 en 125 meter
onder NAP komen mariene afzettingen voor boven de PPB met lage T-Curve waarden. Onder de PPB
komt tussen de 125 en 167 meter de Oosterhout afzetting voor. Op 167 meter onder NAP liggen de
Rijsbergen afzettingen voor.
4.27 Boring 51F-474
Deze boring uit Gemert heeft tussen 18 meter boven en 6 meter onder NAP een Veghel afzetting.
Hierin komen 3 grote pieken voor die te correleren zouden zijn met MIS 5e, 9 en 11 (Schokker, 2003).
Hieronder komen Pliocene afzettingen voor op de Peelhorst die mogelijk tot de Oosterhout of
Kiezelooliet afzettingen kunnen worden gerekend. Mogelijk dat tussen 40 en 58 meter onder NAP
Breda afzettingen worden aangetroffen.
4.28 Boring 52D-166
Deze boring uit Ysselstein, boven op de Peelhorst, heeft een Veghel afzetting met een uitgesproken
MIS 11 piek. Tussen 4 meter boven NAP en 22 meter onder NAP komen grindrijke grove zanden voor
die tot de Kiezelooliet (K2?) kunnen worden gerekend. Hieronder liggen kalkrijke fijnzandige
afzettingen die hier tot de K1 worden gerekend, maar mogelijk tot oudere mariene (Rijsbergen,
Breda?) afzettingen behoren.
5 Afzettingskarakteristieken
5.1 T-Curve per afzetting
De volgende combinaties van sequentie en T-Curve karakteristieken kunnen op basis van de
uitgewerkte boringen worden beschreven:
Sequentie T-Curve karakteristieken
Kr Piek voor MIS 5e
Vg Kenmerkende pieken voor MIS 9 en MIS 11
U3 Kenmerkende pieken voor MIS 9 en MIS 11
U1 Extreme pieken in de Mengzone
Saalien, Elsterien Elsterien afzettingen vaak lage waarden met extreme middenpiek n(laatste
optreden Oostrivier), Saalien gemiddeld wat hoger. Wel hoge waarden voor
Elsterien (eind) morene situaties
S4, S2 Verhoogde waarden bovenin de sequentie in tegenstelling tot S3 en S1
S1 Verhoogde waarden onderin de sequentie
T3 Kenmerkende piek bovenin
Oostrivier afzettingen Extreme pieken in tegenstelling tot Rijn-Maas afzettingen
Oosterhout Extreme pieken op de grens van Gelasien-Piacenzien
Breda Verhoogde waarden door glauconiet
Nieuweschans, Scheemda, Harderwijk Waarschijnlijk kenmerkende pieken, maar te weinig informatie
5.2 Gebruiksmogelijkheden
Toepassingsmogelijkheden voor de T-Curve liggen vooral in het maken van een onderscheid in de
glaciale afzettingen in de Nederlandse ondergrond. Hiernaast zou bijvoorbeeld in stuwwalgebieden
(de Veluwe) de structuur van de dekbladen kunnen worden bekeken door het optreden van de MIS 9
en MIS 11 piek. Dit kan waardevolle informatie zijn voor grondwaterstromingsmodellen. Verder kan
een verdere uitwerking van deze T-Curve mogelijk leiden tot meer inzicht in een klimaatsignaal in de
Nederlandse ondergrond.
6 Referenties
Brown, F et al 2005 Site-specific sequence-stratigraphic section benchmark
charts are key to regional chronostratigraphic systems
tract analysis in growth-faulted basins
AAPG Bulletin, v. 89, no. 6
(June 2005), pp. 715–724
Langmuir, D. 1978 Uranium solution-mineral equilibria at low temperatures
with applications to sedimentary ore deposits
Geochimica et Cosmochimica
Acta v. 42, pp 547-570
Lisiecki, L. E., and
M. E. Raymo
2005 A Plio-Pleistocene stack of 57 globally distributed benthic
d18O records
Paleoceanography,
doi:10.1029/2004PA001071.
Schokker, J 2003 Patterns and processes in a Pleistocene fluvio-aeolian
environment. Roer Valley Graben, south-eastern
Netherlands’.
Thesis, VU Amsterdam
Van Leeuwen
R.J.W.
2000 Stratigraphy and integrated facies analysis of the Saalian
and Eemian sediments in the Amsterdam-Terminal
borehole, the Netherlands
Geologie en Mijnbouw /
Netherlands Journal of
Geosciences 79(2/3) 2000
Wornardt, Walter
W. Jr
1999 Revision of Sequences Boundaries and Maximum
Flooding Surfaces: Jurassic to Recent
Bijlage 1 Lokatiekaart en legenda
Fijn zandMatig fijn - matig grof zandGrof zand
oo Grindo Grindhoudend materiaaoo Sterk grindhoudend materiaal
StenenKleiBruinkool LeemVeen
452
N
Bijlage 2 Boorprofielen met T-curves
[m+NAP] 9B-57 Th * U [-]Texel K
-2-4-6-8
-10-12-14-16-18-20-22-24-26-28-30-32-34-36-38-40-42-44-46-48-50-52-54-56-58-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98
-100
Sag
U3
Elp
E?
[m+NAP] 10B-304 Th * U [-]Makkum K
-2-4 Recent-6-8
-10-12-14-16 Sag-18-20-22-24 U3-26-28-30-32-34 Elp-36-38-40-42-44-46-48-50-52-54-56-58 oo
-60 E? oo
-62 o
-64 o
-66-68-70-72-74
[m+NAP] 12H-197 Th * U [-]Drouwenerveen K
-2-4-6 o
-8 o
-10-12-14-16-18-20 o
-22 o
-24 o
-26 o
-28 oo
-30 o
-32 o
-34 o
-36-38 o
-40 o
-42 o
-44 o
-46 o
-48-50 oo
-52 oo
-54 oo
-56-58 o
-60-62-64-66 o
-68 o
-70-72-74-76-78 o
-80-82-84 Continentaal-86 Strand? o
-88 o
-90 Marien?-92-94-96-98-100-102-104-106 Kustnabij? -108-110-112-114-116-118-120 Marien?-122-124-126-128-130-132-134-136-138-140-142-144-146-148-150-152-154-156-158-160
Sc2
Ns
U1
U2
Sag
Recent
E4?
[m+NAP] 14B-134 Th * U [-]Anna P. Polder K
-2-4-6-8
-10-12-14-16-18-20 o-22-24-26-28-30-32-34-36 oo-38 oo-40 o-42 o-44 o-46 o-48 o-50 o-52 o-54 o-56-58-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98-100
Elp
U3?
Eemien
Recent
U
[m+NAP] 16E-274 Th * U [-]
Noordwolde K
-2-4-6-8
-10-12 o
-14 o
-16-18 oo
-20-22-24-26-28 o
-30 o
-32 oo
-34-36 o
-38 o
-40-42-44-46 o
-48 o
-50 oo
-52 oo
-54 oo
-56-58 o
-60 o
-62-64 o
-66 o
-68 o
-70 o
-72 o
-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98-100
U3
U2
U1
E
Recent
[m+NAP] 17A-272 Th * U [-]Hijken K
1412108642-2-4-6-8
-10-12-14-16-18-20-22-24 o
-26-28 o
-30 o
-32-34 o
-36 oo
-38 o
-40 oo
-42 o
-44 oo
-46 oo
-48 o
-50 o
-52-54 o
-56 o
-58 o
-60 o
-62 o
-64 o
-66 o
-68 o
-70-72 o
-74 o
-76 o
-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98-100
Elp?
U2
H
Sag
U1
E4?Meng
[m+NAP] 17E-268 Th * U [-]Eexterveen K
18161412108642
-2-4-6-8
-10-12-14-16-18-20-22-24-26-28-30-32 o
-34 o
-36 o
-38-40 o
-42 oo
-44 oo
-46 oo
-48 oo
-50 oo
-52 oo
-54 oo
-56 oo
-58 oo
-60 o
-62 o
-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98-100-102-104-106-108-110-112-114-116-118-120-122-124-126-128-130-132-134-136-138-140-142
Sag
Sc2
U2
Meng?
U1
Sc1
Ns?
[m+NAP] 17G-261 Th * U [-]Oosterhesselen K
12108 o6 o42
-2-4-6-8
-10-12-14 o-16-18-20 o-22 o-24 o-26 oo-28-30-32 o-34-36-38-40 o-42-44 o-46 o-48 o-50-52-54-56-58-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98
-100-102-104-106-108-110-112-114-116-118-120-122-124-126-128-130-132-134-136-138-140-142-144
Sag
U3
U2
E4
E3
Sc
Ns
B
[m+NAP] 21A-71 Th * U [-]Emmeloord K
12108642
-2-4-6-8
-10 o
-12 o
-14 o
-16 o Veel U, Th, weinig K
-18-20-22-24-26-28 o
-30 o Sterk uitgeloogd K
-32 oo
-34-36 o
-38 o
-40 o
-42 o
-44 o
-46 o
-48 o
-50 oo
-52 o
-54 oo
-56 o
-58 o
-60 o
-62 o
-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98
-100
U3
U2
U1
Kr
Sa?
[m+NAP] 21B-279 Th * U [-]Vollenhove K
12108642
-2-4-6 o
-8 o
-10 o
-12 o
-14 o
-16-18-20-22-24 o
-26-28 o
-30 o
-32 o Dal van Peelo?
-34 o
-36 o
-38 o
-40-42-44 o
-46 o
-48-50 o
-52 o
-54 o
-56 o
-58 o
-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98-100
U2
Holstein
Sag?Kr?
Recent
U3
Elp?
U1 met E4 Piek
[m+NAP] 21D-129 Th * U [-]Kamperveen K
12108642
-2-4 o
-6 o
-8 o
-10 o
-12 o
-14-16-18 o
-20 oo
-22 o
-24 o
-26 oo
-28 o
-30 o
-32 o
-34 o
-36 o
-38 o
-40 o
-42 o
-44 o
-46 o
-48 o
-50 o
-52 o
-54 o
-56 o
-58 o
-60 o
-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98-100
U2
U1/E4
U3
Kr
[m+NAP] 21E-185 Th * U [-]Meppel K
12108642
-2-4-6 o
-8 o
-10-12 o
-14 o
-16 o
-18 o
-20 oo
-22 o
-24 o
-26 oo
-28 o
-30 Kalkrijk o
-32 Kalkloos o
-34 o
-36 o
-38 o
-40 oo
-42 o
-44 oo
-46 o
-48 o
-50 o
-52 o
-54 oo
-56 o
-58 o
-60 o
-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98-100
U2
U3
Recent
[m+NAP] 22F-601 Th * U [-]Schoonebeek K
12108642
-2-4-6-8-10-12-14-16-18-20-22 o
-24 o
-26 o
-28 o
-30 oo
-32 o
-34 o
-36 oo
-38 oo
-40-42-44-46-48-50 o
-52 oo
-54-56-58-60-62-64-66-68 (gc)
-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96
Recent
E
H
Sc
B
[m+NAP] 25C-390 Th * U [-]IJtocht K
12108642
-2-4-6-8-10-12-14-16-18-20-22-24-26 oo
-28-30 o
-32 oo
-34-36 o
-38 o
-40 oo
-42 o
-44 oo
-46 o
-48-50-52-54-56-58-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90 o
-92 o
-94 o
-96 o
-98-100-102 o
-104 oo
-106 o
-108-110-112-114
Recent
Kr
S2
T4
T3
S3
S4
[m+NAP] 25G-913 25G-974 Th * U [-]Amsterdam terminal Amsterdam-Stopera K
12108642
-2-4-6-8-10-12-14-16-18-20-22-24-26-28-30-32 Schelplaag
-34-36-38-40 Zware mineraalgrens, Granaat 54%
-42-44-46 Lithologische sprong
-48 FOD Ostracoden
-50 Kruimelklei
-52-54 In 25F-154 Dropstones
-56-58 o
-60-62-64-66-68-70 o
-72 o
-74 warven o
-76-78-80-82-84-86-88 o
-90-92-94-96-98-100-102-104-106-108-110-112-114-116-118 o
-120 o
-122 o
-124 o
-126 o
-128 o
-130-132-134 oo
-136 oo
-138 oo
-140 oo
-142 oo
-144-146-148-150-152-154-156-158-160-162-164-166 o
-168-170-172-174-176-178-180
H4
H5
H3
H2
S2
S3
S4?
AT-16
0,12 Ma
AT-15
AT-14
AT-13
AT-12
AT-11
AT-10
AT-9
AT-8
AT-3
AT-2
AT-1
U3?
Kr?
C
CQB
B C
QTT
BT Q
BB Q
Q
Tn
Tn
[m+NAP] 26H-272 Th * U [-]Hulshorst K
12108642
o
-2 oo
-4-6 o
-8 oo
-10-12-14 o
-16 o
-18 o
-20 oo
-22 oo
-24 oo Ca++
-26 oo (Ca)
-28 oo
-30 o
-32 o
-34 o
-36 o
-38 oo
-40 oo
-42 o
-44 o
-46 o
-48 o
-50 o
-52 o
-54 o
-56-58-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98-100
S4
U2
U3
Kr
Recent
[m+NAP] 27A-226 Th * U [-]Noordeinde K
12108642
-2-4-6-8
-10-12-14-16 Veel U
-18 Relatief weinig K
-20-22-24-26-28-30-32-34-36-38-40-42-44-46-48-50-52-54-56-58-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98-100
o
o
o
o
o
o
oo
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
U2
U1/E4
U3
Kr
Recent
[m+NAP] 27C-76 Th * U [-]Elspeet K
2422201816141210 oo
864 o
2 Holstein
Gestuwd?
-2 oo
-4-6 Ca++
-8 o
-10 o
-12 o
-14 o
-16-18-20 Ca++
-22 o
-24 o
-26 o
-28 o
-30 oo
-32 oo
-34 oo
-36 o
-38 o
-40 o
-42-44-46-48-50-52-54-56-58-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98
-100
U3
Gestuwd
[m+NAP] 27H-126 Th * U [-]Raalte K
1210864 oo
2 o
o Ca++
-2 o
-4 o
-6 o
-8 o
-10 oo
-12 oo
-14-16 o
-18 o
-20-22 o
-24 o
-26 o
-28 o
-30 o
-32-34-36-38-40-42-44-46-48 o
-50 o
-52 o
-54 o
-56 o
-58 o
-60 o
-62 o
-64 o
-66-68-70-72 o
-74 o
-76 o
-78 o
-80-82-84 Ca++
-86-88-90-92-94-96-98-100-102-104-106-108-110-112-114-116-118-120-122
Kr
U3
Elp
Elg?
Sc1
M3
M2
[m+NAP] 31A-125 Th * U [-]Haarlemmermeer K
12108642
-2-4-6-8
-10-12-14-16-18-20 o
-22 oo
-24 o
-26 oo
-28 o
-30 o
-32 o
-34 oo
-36 o
-38-40-42-44-46-48-50-52-54-56-58-60-62 o
-64 oo
-66 o
-68 o
-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98
-100
Kr
S3
S2
H2
Recent
[m+NAP] 37G-548 Th * U [-]Poortugaal K
12108642
-2-4-6-8
-10-12-14-16-18-20 o
-22-24-26-28-30-32-34-36-38-40-42-44-46-48-50-52-54-56-58-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98
-100
Recent
Kr?
Rest S,U?
T3?
T2
[m+NAP] 38F-622 Th * U [-]Tull en 't Waal K
12108642
-2 o
-4 o
-6 o
-8-10-12 o
-14-16-18-20-22-24-26-28-30 oo
-32-34 o
-36 o
-38-40-42-44-46-48-50-52-54-56-58-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98-100
Kr
U
S2
T
[m+NAP] 38G-295 Th * U [-]Alphen K
12108642
-2 oo
-4 oo
-6 oo
-8 oo
-10 oo
-12 oo
-14 o
-16 o
-18-20-22-24 o
-26 o
-28-30-32-34-36 o
-38 o
-40 oo
-42 oo
-44 oo
-46 oo
-48 o
-50 o
-52 oo
-54 o
-56 oo
-58 oo
-60 oo
-62 oo
-64 oo
-66 oo
-68 o
-70 oo
-72 o
-74 oo
-76 o
-78 oo
-80 o
-82-84-86 o
-88-90-92-94-96-98-100
Kr
Recent
S4
S3
S2
S1
T4
[m+NAP] 44F-372 Th * U [-]Brakel K
12108642
-2-4-6-8-10-12-14 o
-16 o
-18 o
-20-22 o
-24 o
-26-28-30-32-34-36-38-40 o
-42-44-46-48 o
-50-52-54-56-58-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84 o
-86 o
-88 o
-90 oo
-92-94-96-98
-100-102-104-106-108-110-112-114-116-118-120-122-124-126-128-130-132-134-136-138-140-142-144-146-148-150 o
-152 o
-154 o
-156 o
-158 o
-160 o
-162-164-166-168-170-172 o
-174 oo
-176 o
-178 o
-180 o
-182-184-186 oo
-188 o
-190 o
-192-194-196-198-200-202-204-206-208-210-212-214-216-218-220-222-224-226-228-230-232-234-236-238-240-242-244-246-248-250-252-254-256-258-260-262-264-266-268-270-272-274-276-278-280-282-284-286-288-290-292-294-296-298-300-302-304-306-308-310-312-314-316-318-320-322-324-326-328-330-332-334-336-338-340-342-344 w
-346-348-350
Recent
Kr
U1
S3
S2
S1
T4
T3
T2
H1
T1
M4
M3
M2
M1
Rij
O
B
[m+NAP] 50B-442 Th * U [-]Dorst K
12108642
-2-4-6-8
-10-12-14 Lichtbruin
-16 grijsgroen
-18-20-22-24-26-28-30-32-34-36-38-40-42-44-46-48-50-52-54-56-58-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98-100
T3
S2
S4Recent
Boring D27n X 130,3Geboord augustus 2005 Y 395,9
Z +14 [m+NAP]NAP Geochemie Lithologie Glimmer Houtrest Schelpen Grind Glaucon Kalk
Maaiveld w m v zv w m v zv w m v zv w m v zv w m v zv w m v zv14 0 1 zand13 1 2 zand12 2 3 humeus zand11 3 4 kleiig zand10 4 5 licht kleiig zand9 5 6 zeer licht kleiig zand8 6 7 matig fijn zand ? 7 7 8 zand6 8 9 kleiig zand5 9 10 zeer grof zand4 10 11 kleiig grof zand3 11 12 grof zand2 12 13 zeer grof zand1 13 14 grof zand0 14 15 zeer grof zand ?-1 15 16 grof zand-2 16 17 grof zand-3 17 18 matig grof zand-4 18 19 kleiig zand-5 19 20 zand-6 20 21 grof zand-7 21 22 matig grof zand-8 22 23 zand-9 23 24 zand
-10 24 25 grof zand-11 25 26 zand-12 26 27 matig grof zand-13 27 28 grof zand-14 28 29 grof zand-15 29 30 grof zand-16 30 31 matig grof zand-17 31 32 grof zand-18 32 33 zand-19 33 34 grof zand-20 34 35 zandige klei (matig grof zand)-21 35 36 zandige klei (grof zand)-22 36 37 licht zandige klei (fijn zand)-23 37 38 licht zandige klei (fijn zand)-24 38 39 kleiig zand (fijn zand)-25 39 40 zand-26 40 41 zand-27 41 42 matig grof zand-28 42 43 grof zand-29 43 44 grof zand-30 44 45 grof zand-31 45 46 grof zand-32 46 47 zeer zandige klei-33 47 48 grof zand-34 48 49 grof zand-35 49 50 grof zand-36 50 51 zandige klei groenblauw-37 51 52 licht zandige klei groenblauw-38 52 53 zandige klei groenblauw-39 53 54 zandige klei groenblauw-40 54 55 zeer zandige klei-41 55 56 zeer zandige klei-42 56 57 zeer zandige klei (sterk kleiig fijn zand)-43 57 58 licht zandige klei-44 58 59 licht zandige klei-45 59 60 zandige klei -46 60 61 zeer zandige klei-47 61 62 kleiig fijn zand-48 62 63 zandige klei licht humeus-49 63 64 zeer zandige klei-50 64 65 licht zandige klei-51 65 66 kleiig zand-52 66 67 zeer zandige klei-53 67 68 licht kleiig zand (heterogeen)-54 68 69 licht kleiig zand-55 69 70 grof zand-56 70 71 grof zand-57 71 72 zand-58 72 73 grof zand-59 73 74 zand-60 74 75 zand-61 75 76 matig grof zand-62 76 77 grof zand (licht kleiig)-63 77 78 grof zand-64 78 79 zandige klei-65 79 80 zandige klei-66 80 81 zandige klei-67 81 82 zandige klei-68 82 83 kleiig zand-69 83 84 grof zand-70 84 85 kleiig zand-71 85 86 zeer zandige klei-72 86 87 kleiig zand-73 87 88 zand-74 88 89 kleiig zand-75 89 90 zandige klei-76 90 91 kleiig grof zand-77 91 92 zand-78 92 93 kleiig zand-79 93 94 kleiig zand-80 94 95 zandige klei-81 95 96 licht kleiig fijn zand-82 96 97 kleiig fijn zand-83 97 98 licht kleiig fijn zand-84 98 99 licht kleiig grof zand-85 99 100 kleiig zand-86 100 101 zand-87 101 102 zand-88 102 103 zand-89 103 104 grof zand-90 104 105 grof zand-91 105 106 grof zand-92 106 107 zeer grof zand-93 107 108 zeer grof zand-94 108 109 zand-95 109 110 zand-96 110 111 zand-97 111 112 grof zand-98 112 113 grof zand-99 113 114 grof zand
-100 114 115 matig grof zand-101 115 116 licht kleiig zand-102 116 117 matig fijn zand-103 117 118 zandige klei-104 118 119 zandige klei-105 119 120 licht kleiig zand (matig grof zand)-106 120 121 grof zand-107 121 122 licht kleiig zand-108 122 123 grof zand-109 123 124 zand-110 124 125 kleiig zand-111 125 126 grof zand-112 126 127 zeer grof zand-113 127 128 zandig grind-114 128 129 grof zand grind-115 129 130 zand-116 130 131 licht kleiig zand-117 131 132 kleiig grof zand-118 132 133 grof zand-119 133 134 grof zand-120 134 135 grof zand-121 135 136 grof zand-122 136 137 kleiig zand-123 137 138 kleiig zand-124 138 139 fijn zand-125 139 140 fijn zand (op zandige klei)
PPB -126 140 141 zandige klei-127 141 142 zandige klei-128 142 143 zeer zandige klei-129 143 144 zandige klei (fijn zand)-130 144 145 zand-131 145 146 fijn zand-132 146 147 fijn zandige klei-133 147 148 zandige klei-134 148 149 kleiig zand-135 149 150 zeer zandige klei-136 150 151 zeer zandige klei-137 151 152 zeer zandige klei-138 152 153 kleiig zand-139 153 154 licht kleiig fijn zand-140 154 155 zand (veel fijn zand)-141 155 156 zand (minder fijn zand)-142 156 157 licht kleiig fijn zand-143 157 158 zeer zandige klei-144 158 159 zeer zandige klei-145 159 160 zand-146 160 161 zeer zandige klei-147 161 162 crag-148 162 163 zand ige crag-149 163 164 licht kleiig zand-150 164 165 crag (licht kleiig zand)-151 165 166 crag (grof zand)-152 166 167 zandige crag-153 167 168 crag (licht kleiig zand)-154 168 169 crag (kleiig zand)-155 169 170 zand-156 170 171 crag (licht zandig)-157 171 172 zand-158 172 173 zand-159 173 174 zand-160 174 175 crag (zandig)-161 175 176 zand-162 176 177 matig fijn zand-163 177 178 matig fijn zand-164 178 179 matig fijn zand-165 179 180 glauconietrijk zand-166 180 181 glauconietrijk zand-167 181 182 zand-168 182 183 matig fijn zand-169 183 184 matig fijn zand-170 184 185 matig fijn zand-171 185 186 glauconietrijk matig fijn zand-172 186 187 glauconietrijk matig fijn zand-173 187 188 glauconietrijk fijn zand-174 188 189 glauconietrijk fijn zand-175 189 190 glauconietrijk fijn zand (licht kleiig)
M4
M5
T3
T4
Beersien
Gilze member
63
72
82
61
16
17
18
19
20S2
S3
S4
Nu
M3
89GDBA
O
Rij
15
21
0,78 Ma
[m+NAP] 51F-474 Th * U [-]Gemert K
201816 o
14 MIS 5e
12 o
10 o
86 MIS 9
42
MIS 11
-2-4-6-8
-10-12-14 o
-16 o
-18-20-22-24 oo
-26 oo
-28-30-32-34-36-38 oo
-40 oo
-42-44-46-48-50-52-54-56-58-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98-100
Vg
O?
B?
K?
[m+NAP] 52D-166 Th * U [-]Ysselstein K
323028262422 o
20 o
18 oo
16 o
141210 MIS 11
864 o
2o
-2 o
-4 o
-6 o
-8 o
-10 o
-12 o
-14 o
-16 o
-18 o
-20-22-24-26-28-30-32-34-36-38-40-42-44-46-48-50-52-54-56-58-60-62-64-66-68-70-72-74-76-78-80-82-84-86-88-90-92-94-96-98
-100
K2
K1
Vg
Bijlage 3 S-5 Nederland
Sequence stratigrafie Composiet Rustfase, kleiAanvullende dateringen Datering van oppervlakten boring Lokale afzettingen Opbouwfase, grofBiozones
3e orde 4e orde5e orde
MIS
Holoceen 1 NTWeichselien G Kr MaM
Eemien Eem 5eSaalien G PSB
MT IV E-LC-3
Vg2 MH Belvedere C-210
Holsteinien U3 11 MT III C-1 RSL +20Elsterien G PEB 12
Cromerien Noordbergum 13 MT II R-2Vg1 U2
AQ1
14
Rosmalen 15 R-1U1 E4 S4 MvWe MT I Gr
Surae pos magn.
G 16 MvWo Gilzerbaanbrokken
Budel MvBu P-3Onbenoemd E3 S3 17 MvWo HT IV P-2
18 MvSt MvSt***Westerhoven 19 HT III P-1
E2 S2 20 HT II G-3MvSt**
Susterzeel, neg. magn
Waardenburg 21E1 S1 22 HT I G-2
MvSt*
G-1 RSL t.o.v. H5 mogelijk 120 meter lagerBavelien Bunnikrijn-2
H5
3031
Menapien34
AQ2
3536
43
45 Bunnikrijn-1
H4
48
Har.jong54 RSL t.o.v. H3 45 meter lager55 HöT II V-2
H3 Har.oud
5657 V-1
Waalien T4 G2β 61 S-2
Eburonien 62Tiglien H2 T3 G2α 63 T H S-1
M5
72H1 T2 73 MvZu Mar
74AQ3
76
78SC2 M4 T1 G1δ MvNo HöT I Si-2
82SC1 G1γ 83 Si-1
86MvSc
88Pretiglien N M3 G1β N
92M2 G1α 93
Cr
M196
98
100 RSL t.o.v. O3 mogelijk 80 meter lagerO3 P2β K-3
103
G2O2 P2α G3 K-2
G4 AQ4O1 G5
RSL daling 45 meter
G6RIJ2 P1δ G7 sn100 Aanvang Northern Hemisphere Glaciation
K-1
RSL daling 45 meter
G10? IRD piekP1γ W-3
G16?RIJ1 P1β W-2
P1αW-1
KM5?
Z2ε
Z2δ
Z2γ
Z2β
Z2α
Z1
Diest
Leuvencap
Di
Herseltgeul
Sub-
Serie
Subs
tage
Afze
tting
smili
eu
Afze
tting
code
3o
4o
4o
4o
4o
4o
3o Opv
ul3o U
itbou
w3o
Opb
ouw
0.01 Ma
0.91Ma
0.77 Ma
0.82 Ma
0.76 Ma
0.70 Ma0.69 Ma
0.56 Ma
0.48 Ma
0.4 Ma0.42 Ma
5o
5o
0.57 Ma
Con
tinen
taal
: Flu
viat
iel
Laat
-Ple
isto
ceen
Mid
-Ple
isto
ceen
Inte
rnat
onal
e St
age
LAD Eucomnia
Eiffel vulkanisme 0,57 Ma
B/M magnetochron 0,78 Ma
LAD Valvata goldfusiana
3o
3o
3o
Stag
e
Ioni
anC
alab
rian-
2C
alab
rian-
1G
elas
ian-
2
1,806 Ma
1,40 Ma
1,56 Ma
0.96 Ma
1.47 Ma
1.59 Ma
2,08 Ma
FOD Azolla tegeliensis
FOD Azolla filiculoides 1,94Ma
Mag
netis
ch
M/J magnetochron 0,99 Ma
J/M magnetochron 1,07 Ma
O/M magnetochron 1,95 Ma
M/O magnetochron 1,77 Ma
4o
4o
4o
4o
4o
4o
4o
4o
4o
4o
4o
Akersloot 19C
-742 detailboring
2,53 Ma
M/G magnetochron 2,62 Ma
4o
4o
4o
Gel
asia
n-1
3o
3o
4o
4o
4o
4o
4o
2,30 Ma
2,21 Ma
1,95 Ma
4o
4o
2,78MaFOD Elphidiella hannai
3o
Piaz
enci
an-2
Piaz
enci
an-1 3o
4o
4o
4o
Dinocyst DN-9
Dinocyst DN-10
Dinocyst DN-8
Vroe
g-Pl
eist
ocee
n
Plei
stoc
een
Serie
Plio
ceen
Mio
ceen
Mio
ceen
Rijn
terr
asse
n
Maa
ster
rass
en
BB
MB
PPB
GDB
MMU
Aqui
ferin
delin
g
k/M magnetochron 3,03 Ma
2,94Ma
2,40 Ma
Zanc
lean
-2
3,21 Ma
3,3 Ma
3,4 Ma
3,7 Ma
3,8 Ma
3,95 Ma
Zanc
lean
-1
MPB5,3 Ma