CFN Caribisch Fiscaal Nieuwsblad uitgave 2018 / 61 datum: 2 november 2018
Deze publicatie wordt beschermd door auteursrecht. Niets uit deze uitgave mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of gereproduceerd of
openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, film hetzij elektronisch, digitaal, mechanisch,
schriftelijk of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Alle rechten voorbehouden aan het ICB Instituut voor Caribisch belastingrecht.
Fiscale rechtspleging in het Caribische deel van het Koninkrijk
Auteur: mr. dr. A.J.H. van Suilen*
1. Inleiding
Kort geleden heb ik een bijdrage geschreven voor de vriendenbundel die op 7 september
2018 aan René Niessen is aangeboden bij zijn afscheid als hoogleraar formeel
belastingrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen.1 In die bijdrage heb ik aandacht
besteed aan de fiscale rechtspleging in de West. Op verzoek van de redactie van het
Caribisch Fiscaal Nieuwsblad heb ik die bijdrage bewerkt tot onderhavig artikel.
Hierna zal ik eerst aandacht besteden aan de rechterlijke organisatie in het Caribisch deel van
het Koninkrijk. Daarna behandel ik in het kort de verschillende belastingstelsels en bespreek ik
het verschijnsel van de geringe regeldichtheid. Vervolgens besteed ik aandacht aan de vraag of
de geringe regeldichtheid in het fiscale procesrecht aldaar als een vloek of een zegen moet
worden beschouwd.
* Mr. dr. A.J.H. (Arno) van Suilen is sinds 1 april 2018 lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 1 G.T.K. Meussen en J.J. van den Broek (red.), Formeel & formidabel (Niessen-bundel), Den Haag: Sdu Uitgevers 2018.
Fiscale rechtspleging in het Caribische deel van het Koninkrijk
2
CFN Caribisch Fiscaal Nieuwsblad uitgave 2018 / 61 datum: 2 november 2018
2. Rechterlijke organisatie
Zoals bekend, bestaan de Nederlandse
Antillen sinds 10 oktober 2010 niet langer
als staatkundige eenheid. Hierna zal ik de
benaming Antillen dan ook alleen
gebruiken als verzamelnaam voor alle zes
eilanden in de Caribische Zee die tot het
Koninkrijk der Nederlanden behoren.
2.1 Drie rechterlijke instanties
De Antillen kennen sinds april 2016
belastingrechtspraak in twee feitelijke
instanties. In de eerste lijn wordt recht
gesproken door vier Gerechten in Eerste
Aanleg. Deze gerechten zijn gevestigd in
Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire.
Laatstgenoemd gerecht heeft ook
zittingsplaatsen op Saba en Sint Eustatius.
De belastingrechtspraak in de eerste lijn is
gecentraliseerd in Aruba. Daar heeft de
belastingrechter zijn standplaats en zijn de
juridische ondersteuning en de
belastinggriffie gevestigd. De vestigingen
in de andere landen fungeren als
zogenoemde ‘front office’. In alle
vestigingen worden zittingen voor
belastingzaken gehouden. Dit betekent dat
het in 1919 geïntroduceerde fenomeen van
de ‘ommegaande rechter’ nog immer
bestaat. Uiteraard niet meer per boot, maar
per vliegtuig bezoekt de belastingrechter
2 Zie art. 1a en 15a Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en
Saba. De procedure bij de Hoge Raad vindt plaats met overeenkomstige toepassing van afdeling 4, hoofdstuk V, AWR (art.
28 AWR uitgezonderd). De termijn voor het instellen van cassatieberoep bedraagt evenwel geen zes weken, maar twee
maanden. 3 Zie art. 1c Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Voor een pleidooi tot het stellen van prejudiciële vragen door Antilliaanse belastingrechters, zie de opinie van Francine Da
Costa Gomez, Drie fiscale gerechtelijke instanties in Caribisch Nederland: deugd of zonde?, Antilliaans Dagblad, 6 oktober
2017. 4 Zie HR 19 januari 2018 (civiel), nr. 17/02344, ECLI:NL:HR:2018:59.
vanuit Aruba maandelijks Curaçao en
halfjaarlijks Bonaire en Sint Maarten voor
de mondelinge behandeling van
belastingzaken in eerste aanleg. De
belastingzaken die in eerste aanleg
voorkomen, worden in de regel door een
alleensprekende rechter behandeld. Als
rechter treedt op een lid van het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie. De
Gerechten in Eerste Aanleg maken
organisatorisch deel uit van het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Tegen de uitspraken van de Gerechten in
Eerste Aanleg kan hoger beroep worden
ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof
van Justitie, dat is gevestigd in Curaçao. In
hoger beroep wordt recht gesproken door
drie rechters. De voorzitter van de
belastingkamer is een vast lid van het Hof,
de overige twee leden zijn
plaatsvervangende leden uit Nederland.
Vanaf 1 juli 2016 is het mogelijk om tegen
de hofuitspraken beroep in cassatie in te
stellen bij de Hoge Raad.2 Ook kunnen
zowel de Gerechten in Eerste Aanleg als het
Gemeenschap Hof van Justitie prejudiciële
vragen stellen aan de Hoge Raad.3 Van
laatstgenoemde mogelijkheid is in
belastingzaken, anders dan in civiele
zaken,4 nog geen gebruik gemaakt.
CFN Caribisch Fiscaal Nieuwsblad uitgave 2018 / 61 datum: 2 november 2018
Fiscale rechtspleging in het Caribische deel van het Koninkrijk
3
2.2 Aantal zaken en
doorlooptijden
De Gerechten in Eerste Aanleg doen in
totaal circa 500 uitspraken per jaar. Sinds de
introductie van het hoger beroep in april
2016 heeft het Gemeenschappelijk Hof van
Justitie ruim 40 uitspraken in hoger beroep
gedaan. Verder heeft de Hoge Raad ten tijde
van het schrijven van dit artikel (begin mei
2018) inmiddels in twee Antilliaanse
belastingzaken arrest gewezen5 en zijn twee
zaken voorzien van een conclusie van de
advocaat-generaal.6
De doorlooptijden van de belastingzaken
wisselen per gerecht. Momenteel bedraagt
op Curaçao de gemiddelde doorlooptijd
ongeveer 14 maanden. Op de andere
eilanden is de doorlooptijd minder dan een
jaar, hetgeen te vergelijken is met de
gemiddelde doorlooptijd van een
belastingzaak bij de rechtbanken in
Nederland.
2.3 Digitalisering
Verder mag niet onvermeld blijven dat op
de Antillen de belastingprocedures in hoog
tempo worden gedigitaliseerd. Aanleiding
daarvoor zijn met name de grote afstanden
tussen de eilanden en de gebrekkige
postbezorging. Zo is het al geruime tijd
mogelijk om, anders dan in Nederland, per
e-mail te communiceren met de griffie van
de gerechten. Ook sturen de gerechten hun
5 Het eerste arrest is gewezen op 23 juni 2017, nr.
17/00562, NTFR 2017/1643. Het tweede arrest
betreft HR 19 januari 2018, nr. 17/02867,
ECLI:NL:HR:2018:55, en is afgedaan met een
verwijzing naar art. 81, lid 1, Wet RO.
uitspraken per e-email toe aan partijen.7
Daarnaast kunnen de belastingdiensten al
enige tijd gebruik maken van een
zogenoemde ‘dropbox’ waarin zij langs
digitale weg gedingstukken kunnen
indienen. Voor belastingzaken is in mei
2018 op Aruba een proef gestart waarbij
zowel de belastingdienst als de grote
belastingadvieskantoren in staat zijn om via
een beveiligd portaal gedingstukken uit te
wisselen. Als deze proef slaagt, zal deze
digitale werkwijze ook worden toegepast op
de andere eilanden. Begin 2019 zou het
merendeel van de papieren dossiers
vervangen moeten zijn door digitale
dossiers.
3. Verschillende
belastingstelsels
Tot 10 oktober 2010 kenden zowel Aruba
als de Nederlandse Antillen een eigen
belastingstelsel. Per die datum hielden de
Nederlandse Antillen in staatkundig opzicht
op te bestaan en werden ook Curaçao en
Sint Maarten zelfstandige landen binnen het
Koninkrijk. Bonaire, Sint Eustatius en Saba
(de BES eilanden) vormen sindsdien
bijzondere gemeenten (‘openbare
lichamen’) van Nederland. Een gevolg
hiervan is dat per 10 oktober 2010 binnen
de Antillen vier verschillende
belastingstelsels van toepassing zijn,
6 Zie conclusie A-G Ettema 5 december 2017, nr.
17/00785, NTFR 2018/190 en conclusie A-G Wattel
30 januari 2018, nr. 17/01640, NTFR 2018/673.
7 Zie GHvJ 6 juni 2017, nr. SXM2016H00002,
ECLI:NL:OGHACMB:2017:53.
CFN Caribisch Fiscaal Nieuwsblad uitgave 2018 / 61 datum: 2 november 2018
Fiscale rechtspleging in het Caribische deel van het Koninkrijk
4
waarbij dat van de BES eilanden afwijkt
van de andere stelsels.8
Op de BES eilanden worden door de
Belastingdienst de rijksbelastingen
geheven, zoals de inkomsten- en
loonbelasting en de algemene
bestedingsbelasting. Verder mogen de BES
eilanden elk hun eigen stelsel van lokale
(eiland)belastingen kiezen, binnen de
wettelijke mogelijkheden die de Wet
Financiën openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba (Wet FinBES) hen biedt.
Dit stelsel van eilandbelastingen –
waaronder de grondbelasting,
toeristenbelasting, parkeerbelasting,
verhuurautobelasting, hondenbelasting,
reclamebelasting – is gemodelleerd naar de
gemeentelijke belastingen in Nederland.
Deze eilandbelastingen worden niet
geheven door de inspecteur van de
Belastingdienst, maar door de
heffingsambtenaar van het openbare
lichaam. De zelfstandige landen Aruba,
Curaçao en Sint Maarten kennen niet een
dergelijk systeem van duale
belastingheffing. Alle belastingen worden
daar door de belastinginspecteur geheven
op grond van landsverordeningen (wetten)
die door de Staten (éénkamerig parlement)
zijn vastgesteld.
8 Over het belastingstelsel op de BES eilanden zie P.
Kavelaars, Fiscaliteit in Caribisch Nederland, WFR
2011/300. 9 Ook de (nog steeds bestaande) bereidheid van partijen
om samen eruit te komen zonder op het scherp van de
snede te procederen, brengt mee dat Antilliaanse
wetgeving niet hoeft te worden ‘dichtgetimmerd’. 10 Zie M.A. Loth, Een eigentijds Nanzi-verhaal? Over de
rol van de rechter in de Antilliaanse samenleving,
4. Geringe regeldichtheid
Alle Antilliaanse belastingstelsels zijn van
oudsher gemodelleerd naar het Nederlandse
belastingstelsel, maar verschillen toch ook
op vele punten van het Nederlandse stelsel
en van elkaar. Een belangrijk kenmerk en
tegelijkertijd verschil met het Nederlandse
stelsel is de geringe regeldichtheid. Zo
beslaat de regeling van de
deelnemingsvrijstelling in de
Landsverordeningen winstbelasting
hooguit twee artikelen en niet zoals in
Nederland meer dan tien artikelen.
Oorzaken van de geringe regeldichtheid op
de Antillen zijn de minder complexe
samenleving en de kleine schaal waarop
wordt bestuurd.9 Door de kleinschaligheid
is ook de wetgevingscapaciteit beperkt. Ter
illustratie: Sint Maarten heeft een
oppervlakte van 34 km2 en heeft circa
42.000 inwoners. Binnen deze mini-staat is
het aantal te reguleren beleidsterreinen
omvangrijk maar de wetgevingscapaciteit
beperkt. Een gevolg daarvan is dat de
regeldichtheid gering is en wetgeving
gedateerd kan zijn.10
Een voorbeeld van de geringe
regeldichtheid is de bezwaarprocedure.
Deze is in de Landsverordeningen van
Aruba, Curaçao en Sint Maarten,11 alsmede
in de Belastingwet BES,12 geregeld in één
bepaling, daar waar de Nederlandse Awb
Tijdschrift voor Antilliaans Recht Justicia 1998/3, blz.
147 en 148. De in dit artikel uiteengezette analyse is
mijns inziens nog steeds actueel. 11 Art. 17 Algemene landsverordening belastingen
(Aruba); art. 29 Algemene landsverordening
Landsbelastingen (Curaçao en Sint Maarten). 12 Art. 8.92 Belastingwet BES.
CFN Caribisch Fiscaal Nieuwsblad uitgave 2018 / 61 datum: 2 november 2018
Fiscale rechtspleging in het Caribische deel van het Koninkrijk
5
beduidend meer bepalingen nodig heeft.
Ook het fiscale procesrecht is minder
gedetailleerd dan in Nederland. In de
Landsverordeningen beroep in
belastingzaken van Aruba, Curaçao en Sint
Maarten ontbreken onder meer de
mogelijkheden van rechtstreeks beroep (art.
7:1a Awb), van een vooronderzoek door de
rechter (art. 8:42 Awb), van een bestuurlijke
lus (art. 8:51a Awb), van een versnelde
behandeling (art. 8:52 Awb), van een
mondelinge uitspraak (art. 8:67 Awb), van
een tussenuitspraak (art. 8:80a Awb), van
een voorlopige voorziening (art. 8:81 Awb),
van een schadevergoeding (art. 8:88 Awb)
en van incidenteel hoger beroep (art. 8:110
Awb). Ook de Belastingwet BES voorziet
niet hierin, alhoewel daarin wel de
mogelijkheid is opgenomen van een
mondelinge uitspraak (art. 8.113
Belastingwet BES) en van een
schadevergoeding (art. 8.115b Belastingwet
BES).
5. Antilliaanse procesrecht
De vraag rijst wat de weerslag is van de
geringe regeldichtheid op het fiscale
procesrecht en of dit als een vloek of zegen
moet worden beschouwd. Mijns inziens
betekent de geringe regeldichtheid
allerminst dat het Antilliaanse procesrecht
niet voldoet. Hierna zal ik een drietal
argumenten daarvoor aanvoeren.
13 Art. 5, lid 2, Landsverordening beroep in
belastingzaken (Aruba); art. 5, lid 2, Landsverordening
op het beroep in belastingzaken (Curaçao); art. 5, lid 2,
5.1 Veel detailwetgeving mist
belang voor procespraktijk
Veel Nederlandse detailwetgeving wordt in
de fiscale procespraktijk niet of nauwelijks
gebruikt, zoals de mogelijkheid van
rechtstreeks beroep, van een
vooronderzoek, van een bestuurlijke lus,
van een versnelde behandeling en van een
voorlopige voorziening. Het ontbreken van
deze wettelijke voorzieningen wordt in de
Antilliaanse procespraktijk dan ook niet als
een gemis ervaren.
5.2 Eenvoudig procesrecht
voorziet wel in behoefte
procespraktijk
Ten tweede beantwoordt het eenvoudige
Antilliaanse procesrecht in bepaalde
gevallen nu juist wel aan behoeften in de
procespraktijk, daar waar de gedetailleerde
Nederlandse wetgeving daarin niet (langer)
voorziet. Bijvoorbeeld het vereiste dat het
beroepschrift een conclusie, het petitum,
moet behelzen met betrekking tot het
belastingbedrag. Tot en met 31 augustus
1998 was dit vereiste opgenomen in art. 28,
lid 2, AWR. Tot spijt van menig
Nederlandse belastingrechter is dit vereiste
nadien geschrapt. In Aruba, Curaçao en Sint
Maarten is deze verplichting nog
onverminderd van kracht.13 Een ander
voorbeeld is de termijn waarbinnen men in
beroep kan komen tegen het niet tijdig doen
van een uitspraak op bezwaar. Het
Nederlandse procesrecht bevat daarvoor
geen beroepstermijn (art. 6:12, lid 1, Awb),
Landsverordening op het beroep in belastingzaken
1940 (Sint Maarten).
CFN Caribisch Fiscaal Nieuwsblad uitgave 2018 / 61 datum: 2 november 2018
Fiscale rechtspleging in het Caribische deel van het Koninkrijk
6
maar schrijft slechts voor dat het beroep niet
onredelijk laat mag worden ingesteld (art.
6:12, lid 4, Awb). Deze vage wettelijke
norm leidt in de praktijk tot onzekerheid en
tot procedures. Op de Antillen is
eenvoudigweg een wettelijke termijn
gesteld. Zo moet men in Aruba in beroep
komen binnen twee jaar na het verstrijken
van de termijn voor het doen van een
uitspraak op bezwaar.14 In Curaçao en Sint
Maarten geldt daarvoor een termijn van
twaalf maanden.15
5.3 Rechter geeft zelf invulling
Ten derde biedt het ontbreken van
detailwetgeving de rechter de ruimte om
zelf invulling daaraan te geven. Zo zijn op
Curaçao geen regels over de hoogte van de
proceskostenvergoeding in belastingzaken
vastgesteld. De belastingrechter heeft
daaraan invulling gegeven door aan te
sluiten bij het Antilliaanse Landsbesluit
betreffende de proceskostenveroordeling in
bestuursrechtelijke procedures.16 Een ander
voorbeeld is dat waarin hangende het
beroep bij de rechter tegen het uitblijven
van een uitspraak op het bezwaar, de
inspecteur alsnog uitspraak op het
bezwaarschrift doet. In het Antilliaanse
procesrecht is niet voorzien in een
equivalent van art. 6:20, lid 3, Awb, waarbij
het beroep bij de rechter geacht wordt mede
te zijn gericht tegen het alsnog genomen
reële besluit. De Antilliaanse
14 Art. 19, lid 3, Algemene landsverordening belastingen
(Aruba). 15 Art. 31 Algemene landsverordening Landsbelastingen
(Curaçao en Sint Maarten). 16 Zie GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008,
ECLI:NL:OGHACMB:2017:54. 17 Zie GEA Curaçao 25 augustus 2017, nr.
CUR201600613, ECLI:OGEAC:2017:107; GEA
belastingrechter heeft in het kader van de
rechtsbescherming en de efficiency echter
wel ruimte gevonden de Nederlandse
regeling op overeenkomstige wijze toe te
passen.17 De rechter is daardoor in staat ook
over dat alsnog genomen reële besluit te
oordelen, zodat de belastingplichtige niet
opnieuw beroep daartegen hoeft in te
stellen. Een ander voorbeeld is dat op de
Antillen de wettelijke mogelijkheid
ontbreekt om bezwaar en beroep in te
stellen tegen een uitnodiging tot betaling
van accijnzen (UTB). De rechter heeft dit
rechtstekort opgeheven door wel een
rechtsingang te verschaffen.18
Ook biedt een minder gedetailleerd
procesrecht de rechter de mogelijkheid om
rekening te houden met de lokale
omstandigheden. Zo wordt door de
Antilliaanse belastingrechter bij een na
afloop van de termijn ingediend bezwaar- of
beroepschrift rekening gehouden met de
gebrekkige postbezorging. Door dit manco
worden aanslagen en beschikkingen
regelmatig pas (ver) na de dagtekening
ontvangen, en worden bezwaar- en
beroepschriften regelmatig pas ontvangen
door het bestuursorgaan of het gerecht
meerdere dagen na de bezorging ter post.
De Antilliaanse belastingrechter betracht
bij de beoordeling van de ontvankelijkheid
dan ook de nodige soepelheid.19
Aruba 10 april 2018, nr. AUA201703151,
ECLI:NL:OGEAA:2018:198. 18 Zie GHvJ 1 september 2014, nr. 2011/50529,
ECLI:NL:OGHACMB:2014:81. 19 Zie GHvJ 6 juni 2017, nr. SXM2016H00002,
ECLI:NL:OGHACMB:2017:53.
CFN Caribisch Fiscaal Nieuwsblad uitgave 2018 / 61 datum: 2 november 2018
Fiscale rechtspleging in het Caribische deel van het Koninkrijk
7
5.4 Concordantiebeginsel
De vraag rijst in hoeverre de Antilliaanse
belastingrechter bij de invulling van
wettelijke leemtes is gehouden aan het
zogenoemde concordantiebeginsel,
inhoudende dat het recht in Nederland,
Aruba, Curaçao en Sint Maarten zoveel
mogelijk op overeenkomstige wijze moet
worden geregeld. Het concordantiebeginsel
is neergelegd in art. 39, lid 1 van het Statuut
voor het Koninkrijk der Nederlanden en is
naar de letterlijke tekst daarvan20 alleen van
toepassing op het burgerlijke en straf
(proces)recht. Van Ballegooijen pleitte in
2003 ook voor (feitelijke) concordantie in
de belastingrechtspraak.21 Hij constateerde
dat als er geen aanwijzingen bestaan in de
wet of in de geschiedenis voor een andere
uitleg, de Antilliaanse belastingrechter zich
dient te richten naar de rechtspraak van de
Hoge Raad. Sinds 1 juli 2016 fungeert de
Hoge Raad niet meer alleen als hoogste
belastingrechter in Nederland – waaronder
de BES eilanden – maar ook als hoogste
belastingrechter in Aruba, Curaçao en Sint
Maarten. Gelet daarop is er sindsdien des te
meer reden voor de Antilliaanse
belastingrechter om zo mogelijk de Hoge
Raad te volgen bij de invulling van
wettelijke leemtes en bij de uitleg van
gelijkluidende begrippen. Een goed
voorbeeld daarvan is de verschoonbare
20 Art. 39, lid 1, van het Statuut voor het Koninkrijk der
Nederlanden luidt als volgt: “Het burgerlijk en
handelsrecht, de burgerlijke rechtsvordering, het
strafrecht, de strafvordering, het auteursrecht, de
industriële eigendom, het notarisambt, zomede
bepalingen omtrent maten en gewichten worden in
Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten zoveel
mogelijk op overeenkomstige wijze geregeld.” 21 Zie C.W.M. van Ballegooijen, Concordantie van
belastingrechtspraak?, Tijdschrift voor Antilliaans
Recht Justicia 2003/2, blz. 97-102.
termijnoverschrijding. Bij een
overschrijding van de bezwaar- of
beroepstermijn – bijvoorbeeld vanwege een
te late ontvangst van het besluit – blijft niet-
ontvankelijkheid achterwege als het
bezwaar- of beroepschrift is ingediend zo
spoedig als dit redelijkerwijs kan worden
verlangd. Volgens jarenlange jurisprudentie
van de Antilliaanse belastingrechter kon
een termijn van één maand als “zo spoedig
mogelijk” worden aangemerkt.22 De Hoge
Raad hanteert daarvoor echter al jaren een
termijn van ten minste veertien dagen.23
Mede in het licht van de omstandigheid dat
de Hoge Raad voortaan de hoogste rechter
is in belastinggeschillen op de Caribische
eilanden, vindt de Antilliaanse
belastingrechter aanleiding om aan te
sluiten bij het door de Hoge Raad
gehanteerde criterium.24
6. Tot slot
Sinds 10 oktober 2010 zijn binnen de
Antillen vier verschillende belastingstelsels
van toepassing die zowel van elkaar als van
het Nederlandse stelsel verschillen. Een
belangrijk kenmerk van de Antilliaanse
stelsels is de geringe regeldichtheid. Dat
geldt ook voor het fiscale procesrecht. De
geringe regeldichtheid betekent allerminst
dat het Antilliaanse procesrecht niet
22 Zie Raad van Beroep voor Belastingzaken 23 juli
2012, nr. 2011/48532,
ECLI:NL:ORBBNAA:2012:BX4934. 23 Zie HR 22 maart 2002, nr. 36.933, NTFR 2002/450. 24 GEA Curaçao 19 april 2018, nr. CUR201500175,
ECLI:NL:OGEAC:2018:54; GHvJ 8 juni 2018,
BON2016H00001, ECLI:NL:OGHACMB:2018:147.
.
CFN Caribisch Fiscaal Nieuwsblad uitgave 2018 / 61 datum: 2 november 2018
Fiscale rechtspleging in het Caribische deel van het Koninkrijk
8
voldoet. Ten eerste omdat veel Nederlandse
detailwetgeving in de praktijk nauwelijks
wordt gebruikt, zodat het ontbreken daarvan
in de Antilliaanse procespraktijk niet als
gemis wordt ervaren. Ten tweede
beantwoordt het eenvoudige Antilliaanse
procesrecht nu juist wel aan bepaalde
behoeften in de procespraktijk, daar waar de
gedetailleerde Nederlandse wetgeving
daarin niet (langer) voorziet. En ten derde is
de Antilliaanse belastingrechter goed in
staat om zelf invulling te geven aan
wettelijke leemtes. Bovendien biedt hem
dat de mogelijkheid om rekening te houden
met de lokale omstandigheden. Het
concordantiebeginsel geldt formeel niet
voor het belastingrecht. Niettemin dient de
Antilliaanse belastingrechter bij de
invulling van wettelijke leemtes en uitleg
van gelijkluidende begrippen zich wel waar
mogelijk te richten naar de rechtspraak van
de Hoge Raad. Zeker nu de Hoge Raad
sinds 1 juli 2016 ook als hoogste
belastingrechter fungeert voor de Antillen.
Naar verwachting zal de Hoge Raad immers
streven naar een gelijkluidende uitleg
binnen het Koninkrijk, tenzij uiteraard de
strekking of het systeem van het
Antilliaanse procesrecht daaraan in de weg
zou staan.
__________________________________
CFN Caribisch Fiscaal Nieuwsblad uitgave 2018 / 61 datum: 2 november 2018
Fiscale rechtspleging in het Caribische deel van het Koninkrijk
9
CAVEAT
Het ICB en (de redactie van) het CFN zijn niet verantwoordelijk voor de inhoud van een artikel in de rubriek Beschouwingen. De inhoud van een
artikel in de rubriek Beschouwingen – waaronder begrepen, doch niet
uitsluitend, opinies, meningen, visies, oordelen, overwegingen, beschouwingen, interpretaties, feitenomschrijvingen, samenvattingen,
essenties e.d. en andere verstrekte informatie – valt onder de
verantwoordelijkheid van de betreffende auteur(s) van het artikel en is voor rekening van de auteur(s) zelf.
De in het artikel door de auteur geuite (al dan niet juridische) opinies, meningen, visies, oordelen, overwegingen, beschouwingen, interpretaties
e.d. reflecteren derhalve niet, althans niet per definitie, opinies, meningen,
visies, oordelen, overwegingen, beschouwingen of interpretaties van (de redactie van) het CFN of van het ICB of van welke aan het CFN of het ICB
verbonden persoon dan ook. Artikelen in de rubriek Beschouwingen beogen
in geen geval een (al dan niet juridische) opinie, mening, visie, oordeel, overweging, beschouwing of interpretatie weer te geven van (de redactie
van) het CFN, het ICB of van enige medewerker van het CFN of het ICB dan
ook over (een deel van) wet- of regelgeving, een algemene of concrete (juridische) zaak of procedure, een rechterlijke uitspraak of de juridische
positie van een (rechts)persoon.
Het CFN en het ICB pretenderen niet en garanderen niet dat artikelen in de
rubriek Beschouwingen en de daarin door de auteur verstrekte
feitenomschrijvingen, aspecten, onderdelen, samenvattingen, essenties en andere verstrekte informatie alle (al dan niet juridische en al dan niet
relevante) aspecten, onderdelen, essenties en nuances van de betreffende
informatie en documentatie, van de daarin beschreven feiten, zaken, gevallen
of procedures of van de daarin opgenomen rechterlijke oordelen, wet- en
regelgeving of andersoortige informatie of documentatie, uitputtend en
accuraat weergeven. Het ICB en (de redactie van) het CFN kunnen niet instaan voor de afwezigheid van fouten in de artikelen of voor de
volledigheid van de artikelen. Het ICB, (de redactie van) het CFN of enige
medewerker van het CFN of het ICB zijn, voor zover maximaal is toegestaan op grond van toepasselijk recht, niet voor dergelijke fouten of eventuele
onvolledigheden aansprakelijk.
Het ICB en (de redactie van) het CFN aanvaarden dan ook onder geen enkele
voorwaarde aansprakelijkheid voor eventuele gevolgschade in welke vorm
dan ook, die publicatie van een artikel in het CFN of de daarin geuite opinies, meningen, visies, oordelen, overwegingen, beschouwingen en/of
interpretaties en/of van de daarin verstrekte informatie, documentatie, of
delen daarvan, tot gevolg heeft.
COLOFON
Het CFN • Caribisch Fiscaal Nieuwsblad (hierna: “het CFN”) is een uitgave van de Stichting Instituut voor Caribisch Belastingrecht (hierna:
“het ICB”).
Het CFN is een onafhankelijk digitaal vakblad voor Caribisch
Belastingrecht en voor de Caribische belastingpraktijk.
Aanbevolen citeerwijze: “Caribisch Fiscaal Nieuwsblad”, “CFN” of
“CFN • Caribisch Fiscaal Nieuwsblad”.
ISSN: 2543-1986
Adres- en contactgegevens van het ICB:
Holendrechterweg 21B,
1191 KT Ouderkerk aan de Amstel
Nederland
tel.: +31 6 577 377 35
email: [email protected]
website: www.icb-instituut.com
Redactie van het CFN:
Mr. P.B. van Agtmaal, fiscaal-jurist
Email: [email protected]
Rubriek ‘Beschouwingen’
Het CFN biedt in haar rubriek ‘Beschouwingen’ de gelegenheid aan
auteurs om theoretische of praktijkgerichte doch inhoudelijke
wetenschappelijke, beschouwende, verdiepende of opinierende fiscaal-juridische artikelen te publiceren over onderwerpen binnen het
vakgebied van het nationale en internationale Caribische belastingrecht
(zoals dit vakgebied door het ICB is gedefinieerd), over onderwerpen die betrekking hebben op de Caribische belastingpraktijk alsmede over
andere juridische onderwerpen die een evident raakvlak hebben met het
Caribische belastingrecht of de Caribische belastingpraktijk, mits in overwegende mate verwacht mag worden dat deze artikelen de
doelgroep van het CFN aanspreken en mits deze voldoen aan het
geldende publicatiebeleid en de geldende technische instructies met
betrekking tot het plaatsen van artikelen in het CFN - het een en ander
naar het volledig discretionaire oordeel van de redactie van het CFN.
De redactie van het CFN behoudt zich te allen tijde het recht voor aan auteurs instructies te geven ten aanzien van voor publicatie aangeboden
artikelen dan wel aangeboden artikelen voor publicatie te weigeren.