30 september 2014 1
Eindrapport sub-werkgroep subsidies non-profit instellingen
30 september 2014
30 september 2014 2
Inhoudsopgave
1. Introductie ................................................................................................................................. 5
1.1. Achtergrond ....................................................................................................................... 5
1.2. Opdracht ............................................................................................................................ 5
2. Analyse ..................................................................................................................................... 8
2.1. Inleiding............................................................................................................................. 8
2.2. Interne knelpunten.............................................................................................................. 8
2.3. Externe knelpunten .......................................................................................................... 10
2.4. Subsidieverordening ......................................................................................................... 11
3. Oplossingen/maatregelen ......................................................................................................... 14
3.1. Inleiding........................................................................................................................... 14
3.2. Voorstellen ...................................................................................................................... 14
3.3. Randvoorwaarden ............................................................................................................ 15
4. Oplossingen ............................................................................................................................. 17
5. Financiële impact ..................................................................................................................... 21
5.1. Kosten vs. inkomsten ....................................................................................................... 22
5.2. Subsidie vs. inkomsten ..................................................................................................... 23
5.3. Lonen en salarissen als percentage van totale kosten ......................................................... 24
5.4. Huisvestingskosten als percentage van totale kosten ......................................................... 26
6. Implementatiestructuur ............................................................................................................ 28
7. Samenvatting en beslispunten .................................................................................................. 30
8. Bijlagen ................................................................................................................................... 32
8.1. Bijlage 1: overzicht gesubsidieerde instellingen ................................................................ 32
a) AZ ................................................................................................................................... 32
b) EO ................................................................................................................................... 32
c) Financiën ......................................................................................................................... 34
d) GMN ............................................................................................................................... 34
e) Justitie ............................................................................................................................. 36
f) OWCS ............................................................................................................................. 36
g) SOAW ............................................................................................................................. 40
8.2. Bijlage 2: Overzicht clusters / acties ................................................................................. 42
8.3. Bijlage 3: werkwijze ........................................................................................................ 46
8.4. Bijlage 4: enquête............................................................................................................. 47
30 september 2014 3
8.5. Bijlage 5: uitvoeringsstructuur .......................................................................................... 48
8.6. Bijlage 6: overzicht instellingen ....................................................................................... 49
30 september 2014 4
Copyright Notice: Copyright © 2014, Adviespraktijk A.A. Mollen NV (Mollen Consult).
Confidentiality Notice: This document contains confidential information intended for a specific purpose. This information is
private and protected by law. Any disclosure, copying or distribution, or the taking of any action based
on the contents of this information is strictly prohibited unless authorized by Mollen Consult.
Legal Jurisdiction: Any dispute or other legal matter resulting from this correspondence shall be governed by the
jurisdiction of the Common Court of Justice of Aruba, Curaçao, Sint Maarten and of Bonaire, Sint
Eustatius and Saba.
30 september 2014 5
1. Introductie
1.1. Achtergrond
De overheid staat voor een grote financiële uitdaging. Nadat de begroting in 2011 en 2012
voor het eerst sinds 2008 weer een tekort vertoonde, zijn maatregelen genomen om dit tekort
te dichten. Hierbij is gekeken naar maatregelen die zowel de inkomsten kunnen verhogen als
de uitgaven verlagen. Deze aanpak, hoewel “cold turkey”, heeft erin geresulteerd dat de
begroting in 2013 weer een overschot vertoonde.
Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten, 2014
De maatregelen hebben de hele samenleving geraakt. De inkomstenverhogende maatregelen,
zoals de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, de invoering van een algemene
ziektekostenverzekering en de aanpassing van het stelsel van omzetbelasting, waren van
invloed op het besteedbaar inkomen. De uitgavenverlagende maatregelen zijn van invloed
geweest op de dienstverlening van de overheid aan de burger. De inspanningen op het gebied
van kostenbesparing binnen de overheidsorganisatie richtten zich op drie gebieden:
de personeelskosten,
de huisvesting,
en de gesubsidieerde instellingen.
In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van het onderzoek naar de relaties met de
gesubsidieerde instellingen en de mogelijkheden om de effectiviteit en efficiëntie te vergoten.
De gesubsidieerde instellingen verzorgen producten en diensten namens de overheid. Elk
ministerie bepaalt, op basis van beleid op haar beleidsterrein, wat en hoeveel wordt ingekocht
bij derden. De financiële relatie met deze instellingen is gebaseerd op de Subsidieverordening
2007.
1.2. Opdracht
De opdracht aan de sub-werkgroep Subsidies Non Profit Instellingen was om:
30 september 2014 6
Een uitvoeringsplan op te stellen om de overheidssubsidies te rationaliseren per 2015 en
2016 en het resultaat te communiceren met de instellingen.
Om haar doelstellingen te realiseren, heeft de sub-werkgroep analyses uitgevoerd en
voorstellen aangedragen die leiden tot efficiencybesparingen op de subsidie van instellingen.
Het uitvoeringsplan voor het vervolgtraject gaat uit van een verlaging van de subsidiekosten
in 2015 en 2016 door middel van:
De herinrichting van taken (kerntakenanalyse),
Het eventueel fuseren en/of opheffen van instellingen,
De evaluatie van de Subsidieverordening 2007 op hoofdlijnen
En de evaluatie van het gehanteerde beleid bij het verstrekken van subsidies.
De overheid heeft de voorkeur uitgesproken om in de komende jaren hetzelfde niveau van
diensten te kunnen blijven inkopen, maar tegen lagere kosten.
Bij de uitvoering van de werkzaamheden sub-werkgroep is specifiek gekeken naar een aantal
strategieën om de subsidie-uitgaven te verlagen:
Minder inkopen,
Hetzelfde inkopen tegen lagere kosten
En het verbeteren van efficiëntie en effectiviteit bij de instellingen.
Hierbij is opgemerkt dat de laatste twee opties in elkaars verlengde liggen aangezien de
voornaamste manier om hetzelfde in te kunnen kopen tegen lagere prijzen neerkomt op een
efficiëntere en effectievere omgang met het toegekende budget door de instellingen.
Als de overheid minder gaat inkopen, is de kernvraag: hoe wordt voorzien in de diensten en
producten die niet meer worden ingekocht? Dit kan leiden tot een situatie waarin de diensten
of producten helemaal niet meer worden aangeboden, of alleen nog maar tegen een
vergoeding. Als de overheid besluit minder in te kopen, worden bepaalde behoeftes niet meer
vervuld of in ieder geval in mindere mate. Dit is een politieke discussie, die in de kern draait
om de beleidsvraag voor welke diensten of welk niveau van dienstverlening aan de
maatschappij de overheid (lees: de belastingbetaler) moet betalen en op welke wijze een
goede afweging kan worden gemaakt?
Dezelfde diensten of producten blijven inkopen tegen lagere kosten heeft de voorkeur
van de overheid. Dit betekent wel dat de gevolgen van de bezuinigingen vooral op de
instellingen worden afgewenteld. Veel instellingen hebben in de afgelopen jaren al bezuinigd
en hoewel er hier en daar misschien nog een slag gemaakt kan worden, is de vraag hoeveel
ruimte er nog is om de efficiëntie en effectiviteit te vergroten. De instellingen zullen hierbij
vooral gekeken hebben naar wat ze zelf kunnen doen en niet gekeken hebben naar
fundamentelere vragen zoals federatievorming, clustering, fusie of opheffing.
Het verbeteren van de efficiëntie en effectiviteit kan op verschillende manieren worden
gerealiseerd. Ten eerste kan gewerkt worden aan schaalvergroting. Momenteel is het veld
van de aanbieders van gesubsidieerde diensten versnipperd. Op diverse terreinen (zoals
nascholing onderwijzers, praktijkgericht onderwijs, cultuur, economische innovatie en
incentives, ouderschap, natuurbeheer, verslavingsopvang en naschoolse opvang) zijn
meerdere instanties werkzaam die hetzelfde aanbieden. Dit leidt tot een overlap in taken,
30 september 2014 7
hogere overheadkosten bij de instellingen en meer werk voor de overheid op het gebied van
aanbesteding en controle. Door het samenvoegen van instellingen wordt de inkoop
vereenvoudigd en kan de overheid efficiënter de dienstverlening inkopen. De overheid zou
schaalvergroting actief kunnen stimuleren of zelfs afdwingen.
Ten tweede zouden bepaalde kostenposten genormeerd kunnen worden. Hiervoor moet
inzicht bestaan in de kostenstructuur van de instellingen zodat vergelijkingen gemaakt kunnen
worden. Tot nu toe ontbreekt dit inzicht, waardoor er geen normen bestaan. Normering kan
worden toegepast op de uitgaven, de prijzen per eenheid of dienst en de personeelskosten.
Ten derde kan aangestuurd worden op een grotere focus op het taakgebied dat voor de
overheid relevant is (core business). Over het algemeen is de doelstelling van de instellingen
breder dan hetgeen de overheid inkoopt. In hoeverre worden ook andere diensten aangeboden,
waaraan de overheid middels kruissubsidie mogelijk ook meebetaalt?
Ten vierde kan gekeken worden naar de manier waarop instellingen omgaan met de
subsidiegelden, onder andere door efficiëntere inkoop van goederen en diensten door de
instellingen door een gebundeld inkoopbeleid. Het effect hiervan is afhankelijk van de
omvang van de inkopen op de totale begroting van de instelling.
Een laatste strategie is het toepassen van profijtbeginsel: anderen laten meebetalen aan het
product of de dienst waardoor de bijdrage voor de overheid minder kan worden. Hierbij kan
gedacht worden van de burger die een dienst ontvangt een eigen bijdrage te vragen of een
groter beroep op liefdadigheidsfondsen om bepaalde diensten te financieren. Het is echter
onwaarschijnlijk dat hiermee de nodige bezuinigingen worden bereikt.
Door de burger te laten meebetalen, zal deze ook kritischer worden ten aanzien van de
dienstverlening en komt er een natuurlijke rem op bovenmatig verbruik. Maar het laten
meebetalen door de burger is geen makkelijke beslissing: vaak zijn de diensten gericht op
kwetsbare groepen, die al met recente lastenverzwaring te maken hebben gehad of die weinig
ruimte hebben om meer kosten te kunnen dragen.
Voor een beschrijving van de werkwijze en van de sub-werkgroep non-profit instellingen
wordt verwezen naar bijlagen 3 en 5.
30 september 2014 8
2. Analyse
2.1. Inleiding
De analyse is gebaseerd op een overzicht (bijlage 6) waarin voor alle instellingen zijn
opgenomen:
De doelstellingen uit de statuten,
De afspraken uit de subsidieovereenkomst
En het subsidiebedrag.
Op basis van dit overzicht is een analyse gedaan van de overlap tussen de doelstellingen uit
de statuten en de subsidieovereenkomsten met de instellingen. Deze analyse is in de sub-
werkgroep besproken en aangevuld. Dit heeft geleid tot een vastgestelde lijst met knelpunten.
Hierbij is een onderscheid gemaakt naar interne en externe knelpunten. Interne knelpunten
hebben betrekking op de overheidsorganisatie en externe knelpunten op de gesubsidieerde
instellingen.
2.2. Interne knelpunten
Beleidsmatige kaders ontbreken, zijn onvolledig of onvoldoende uitgewerkt. De
beleidsmatige kaders van de respectievelijke ministeries van de overheid geven vorm en
invulling aan de subsidierelatie tussen de overheid en de instelling en zijn bepalend rondom
de toekenning van subsidie. Ook bepaalt het beleidskader of de overheid subsidieert, tegen
welke prijs, wat voor volume en voor wie. Bij het opstellen van het beleid is de relatie tussen
het probleem en de oplossing van groot belang. Vervolgens dient het beleid te worden
vastgesteld en te worden vertaald in concrete doelstellingen op uitvoeringsniveau, inclusief
criteria wie of in welke gevallen een beroep kan worden gedaan op de aangeboden producten
of diensten. Als deze stappen niet worden doorlopen, is het onduidelijk wat de overheid
beoogt te bereiken en vervolgens hoeveel zij gaat moet inkopen om de gestelde doelen te
bereiken. Hierdoor kan het voorkomen dat subsidie wordt gegeven voor diensten of producten
waarvan iemand heeft besloten het aan te bieden en niet op basis van een vraag (van een
doelgroep) of gesignaleerd knelpunt in de samenleving.
Het in te kopen product of de dienst is niet of niet eenduidig gedefinieerd. Een goede
definitie geeft duidelijkheid over de eisen ten aanzien van kwaliteit en kwantiteit van de te
leveren producten of diensten. Bij het ontbreken van een (eenduidige) definitie, kan er
onvoldoende worden gecontroleerd of de uitvoering aan de eisen voldoet en ontstaat ruimte
voor instellingen om de gevraagde producten/diensten naar eigen inzicht te leveren. Hierdoor
kunnen er kwaliteitsverschillen ontstaan tussen instellingen die dezelfde producten leveren.
Politieke betrokkenheid bij gunning of toekenning. De minister is verantwoordelijk voor
het tekenen van de Ministeriele Beschikking waarmee de subsidie wordt toegekend. De
handtekening behoort een formaliteit te zijn, maar het feit dat de minister tekent, zet de deur
op een kier voor het uitoefenen van invloed en druk vanuit de minister op elk willekeurig
moment in de subsidierelatie. Sommige ambtenaren geven aan de indruk te hebben dat ze
30 september 2014 9
sinds de nieuwe staatkundige structuur minder greep hebben op het proces van
subsidieverlening.
Geen uniforme naleving van de procedures. De procedures voor aanbesteding en
toekenning van subsidies zijn beschreven in de Subsidieverordening. Echter, de uitvoering is
niet uniform en er is geen of onvoldoende controle op de toepassing van de procedure.
Hierdoor zijn er verschillen in de wijze waarop de procedure wordt doorlopen en de wijze
waarop de afspraken worden gemaakt en vastgelegd.
De overheid dient zich te houden aan de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur. Het
zorgvuldigheidsbeginsel beïnvloedt besluitvorming. Al het optreden van de overheid moet
zorgvuldig, transparant en betrouwbaar zijn. Het is tegen die achtergrond dat eisen gesteld
worden aan proces wat wordt doorlopen om tot een besluit te komen. Met name het
beëindigen van een subsidierelatie dient secuur te worden doorlopen en is daarom
omschreven in de Subsidieverordening. Door gebrek aan tijd of kennis komt het voor dat het
proces niet zorgvuldig wordt doorlopen waardoor de subsidierelatie met instellingen die niet
aan de afspraken voldoen, toch niet (voldoende snel) kan worden beëindigd.
Subsidierelaties zijn onderhevig aan automatisme. Veel subsidierelaties bestaan al vele
jaren. De jaarlijkse toekenning is, door een combinatie van het ingewikkelde proces om ze te
beëindigen en de nauwe band die ontstaat tussen de instelling en de contactambtenaar, vaak
een automatisme. Dit betekent ook dat een kritische evaluatie aan de hand van kwalitatieve en
kwantitatieve eisen aan het product of het al dan niet behalen van de gewenste resultaten niet
altijd wordt uitgevoerd.
Verschuiving richting structuurfinanciering. Hoewel volgens de subsidieverordening de
focus in de subsidierelatie ligt op het ingekochte product of de ingekochte dienst, ligt de
nadruk in realiteit op de organisatie die het product levert. Een verlaging van het
subsidiebedrag wordt niet gekoppeld aan een vermindering van het aantal producten dat zal
worden ingekocht. Omdat er onvoldoende inzicht is in de vraag, kan de instelling ook niet
goed anticiperen en tegen de tijd dat het subsidiebedrag bekend is, is het kort dag om de
(personeels)kosten aan het nieuwe bedrag aan te passen.
Versnippering in de eenheid van de overheid. Vanuit het oogpunt van de aansturing van de
subsidierelatie, is in eerste instantie getracht elke instelling te koppelen aan of op te hangen
bij één ministerie. De subsidierelatie met de overheid wordt vanuit dat ministerie
gecoördineerd en ingevuld. De behoefte aan helderheid in de aansturing laat onverlet dat het
doel van het product dat wordt ingekocht wel raakvlakken kan hebben met meerdere
ministeries. In deze gevallen wordt er momenteel eerder voor gekozen een aparte
overeenkomst aan te gaan voor elk van de producten dan binnen de overheid te komen tot
integraliteit van beleid en het bewaken van de eenheid van de overheid. Dit verzwakt een
integrale aansturing van ministerie-overstijgende instellingen en doelstellingen.
Onvoldoende kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit. Om de besteding van de middelen
die via subsidies worden verstrekt goed te kunnen evalueren, is het noodzakelijk dat gekeken
wordt naar zowel de “output” als de “outcome” van de instelling. Er is in de overheid
onvoldoende kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit om deze evaluatie zorgvuldig te kunnen
uitvoeren. Hierdoor is niet duidelijk of de middelen bijdragen aan het oplossen van de
30 september 2014 10
geïdentificeerde maatschappelijke problemen en aan de doelstellingen van het beleid van de
overheid op dat gebied.
Gebrek aan uniformiteit in de aanpak en werkwijze bij de instellingen. In een aantal
gevallen koopt de overheid eenzelfde product of dienst in bij verschillende instellingen. Door
het ontbreken van heldere eenduidige eisen ten aanzien van de aanpak en werkwijze, heeft de
instelling een grote vrijheid om in de uitvoering een eigen werkwijze te kiezen. Dit beïnvloedt
de kwaliteit en verkleint de mogelijkheid om samen te werken.
2.3. Externe knelpunten
Er is sprake van versnippering en overlap. Veel instellingen zijn te klein om aan de totale
vraag te kunnen voldoen waardoor er verschillende overeenkomsten zijn afgesloten met
meerdere instellingen om alsnog aan de totale vraag te kunnen voldoen. Omdat beleidskaders
onvolledig zijn of ontbreken en het in te kopen product of dienst niet eenduidig is
geformuleerd, hebben de instellingen de ruimte om met een eigen aanpak en werkwijze te
komen wat uiteindelijk kan leiden tot kwaliteitsverschillen in de uitvoering. Daarnaast is de
eigenheid van de instelling in levensbeschouwelijke overtuiging of geografische locatie ook
een argument om afstemming en samenwerking af te houden.
Onvoldoende inzicht in de vraag. Uit de ingevulde enquêtes (bijlage 4) blijkt niet dat
regelmatig wordt onderzocht of dat wat de gesubsidieerde instelling levert, voldoet aan de
vraag bij de cliënten en de overheid. De aansluiting van het aanbod en de aanpak op het
gesignaleerde probleem is een beleidsvraagstuk, en zal dus binnen de overheid moeten
worden beantwoord, maar voor de instelling is het van belang inzicht te hebben in de mate
van klanttevredenheid en het effect van de output, bij voorbeeld een behandeling.
Onvoldoende inzicht in de kwaliteit. Om inzicht in de kwaliteit te hebben, is toezicht
noodzakelijk. Het toezicht op veel instellingen beperkt zich tot het overleg met de
contactambtenaar. Deze is vaak wel op de hoogte van de werkzaamheden en de afspraken,
maar voor het uitoefenen van toezicht zijn andere kennis en kwaliteiten vereist en dit vergt
veel meer tijd. Bovendien worden in de functie van contactambtenaar twee tegenstrijdige
rollen gecombineerd: contactpersoon van de instelling (vertrouwensrelatie) en controleur
(gezond wantrouwen). Tevens is door het jarenlange contact, in sommige gevallen, de relatie
minder zakelijk geworden. Voor taken op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg
bestaan overigens formele toezichthoudende instanties (inspecties) die vaak los van de
contactambtenaren optreden.
Schaalgrootte beïnvloedt de prijs per product. De versnippering in het aanbod heeft niet
alleen gevolgen voor de aanpak en verschillen in kwaliteit, maar ook een weerslag op de
kosten van de instelling. Elke instelling heeft een eigen organisatie moeten opzetten. Vooral
in de ondersteunende functies zal hierdoor sprake zijn van overlap. Als iedere instelling eigen
ondersteunende functies heeft, beïnvloedt dat de opbouw van de kosten en daarmee de prijs
van het product of de dienst die wordt ingekocht.
Tekort aan kennis en vaardigheden. Niet alle instellingen beschikken over de juiste of
voldoende kennis en vaardigheden. Vaak zijn de bestuurders gepassioneerd op het terrein
waarop ze de producten of diensten aanbieden, maar dat betekent niet dat ze ook kennis
30 september 2014 11
hebben van zaken op het gebied van financiën, bestuur en management. Dit betekent dat bij
kleinere instellingen, de administratie vaak te wensen overlaat. Hier komt bij dat alleen
instellingen die ANG 300.000 of meer subsidie ontvangen, de verplichting hebben een
jaarrekening en accountantsverklaring te overleggen (art. 21, lid 3 Subsidieverordening).
Voor kleinere instellingen geldt deze verplichting niet, of zij kunnen daar in de praktijk niet
aan voldoen, wat de financiële controle moeilijker maakt.
Sommige instellingen kunnen een beroep doen op een uitgebreid netwerk van met
mensen die heel veel kennis en ervaring hebben en goede contacten hebben met de
besluitvormers. Hierdoor kan het voorkomen dat instellingen veel meer kennis en
vaardigheden dan de contactambtenaren hebben en daardoor optimaal gebruik weten te
maken van de mazen en mogelijkheden. Deze ongelijke relatie kan er toe leiden dat
instellingen meer voor elkaar krijgen dan waarop op basis van het beleid of de afspraken
gerekend zou moeten worden.
Attitude dat de overheid wel MOET helpen. Veel private instellingen zijn sinds de
oprichting jaar-in-jaar-uit volledig afhankelijk van de overheid voor hun inkomsten. Hiermee
wordt de verantwoordelijkheid voor de financiering van de activiteiten van de instelling
volledig bij de overheid gelegd.
Product of dienst heeft economische waarde. Een aantal instellingen biedt een product of
dienst aan die een economische marktwaarde heeft. Dat betekent dat er een bijdrage van de
gebruiker gevraagd kan worden (in de vorm van een stukprijs, een toegangsprijs of
lidmaatschap). Op basis van de huidige subsidieverordening (art. 10, sub b en art 12, lid 2)
leiden alternatieve inkomsten vrijwel automatisch tot een verlaging van het toegekende
subsidiebedrag. De verordening vergroot hiermee de afhankelijkheid van de subsidiebijdrage
van de overheid.
Korte contractperiodes verhinderen duurzaamheid en realisatie lange termijn
doelstellingen. De meeste subsidiebeschikkingen worden afgegeven voor de periode van één
jaar. Dit betekent feitelijk dat jaarlijks opnieuw wordt bekeken of de instelling wederom in
aanmerking komt voor een bijdrage. Met name grotere instellingen zullen moeten investeren
in de mensen, de organisatie en productiemiddelen om ook op langere termijn de kwaliteit
van de producten en dienstverlening te kunnen garanderen. Op basis van de
subsidieverordening (art. 10, sub b en art. 12, lid 2) kunnen ze momenteel niet eens geld
reserveren zonder dat dit effect heeft op de bijdrage van het volgende jaar. Het uitblijven van
investeringen draagt op termijn bij aan de inefficiëntie van de organisatie. Daarnaast kunnen
kapitaalsinvesteringen eventueel ten laste van de kapitaaldienst worden gebracht.
De perceptie is dat gesubsidieerde instellingen hoge overheadkosten, en met name
personeelskosten hebben. Er zijn geen concrete gegevens ontvangen, maar het beeld bestaat.
De hoogte van salarissen per functie viel ook buiten de scope. Met name wordt gerefereerd
naar de salarissen van de top.
2.4. Subsidieverordening
De huidige subsidieverordening dateert uit 2007, dus van voor de staatkundige veranderingen.
In het kader van het onderzoek is een algemene evaluatie van de Subsidieverordening
30 september 2014 12
uitgevoerd. Op basis van de evaluatie worden de volgende suggesties gedaan. De
suggesties vallen uiteen in tekstuele wijzigingen en wijzigingen die de werking betreffen.
Tekstueel
Aanpassing van de verordening aan de nieuwe situatie die na 10 oktober 2010 is
ontstaan, met name op het gebied van de verdeling van taken en
verantwoordelijkheden tussen de minister, beleidsorganisatie en sectoren.
Verhelderen terminologie. In de verordening wordt de term “subsidiebeleid”
gebruikt om het beleid voor een specifieke sector aan te duiden, terwijl het op
zichzelf het beleid op het gebied van subsidieverstrekking (waarvan de
Subsidieverordening de juridische vorm is) betekent.
Voeg beleidsevaluatie toe als taak waarvoor de overheid verantwoordelijk is en
waarvoor de overdracht van data nodig is (art 18).
Werking
Maak een verschil tussen een eerste aanvraag en vervolgaanvragen voor wat
betreft de noodzakelijke bijlagen (art 8, lid 1).
Verbied het indienen van meerdere aanvragen bij verschillende ministeries en
maak het mogelijk om ministerie-overstijgende doelstellingen inzichtelijk te maken
(art 8).
Evalueer waarom de overheid de opgenomen termijnen overschreidt en pas de
termijnen eventueel hieraan aan (art 13).
31 december als uiterlijke datum waarop de instelling moet zijn bericht over de
subsidie-aanvraag is te laat voor de instelling om haar formatie en werkwijze aan te
passen aan het toegekende bedrag (art 13).
Creëer de mogelijkheid om voor wettelijke taken de termijn waarvoor een
subsidierelatie wordt aangegaan te verlengen (art 14).
Vergoot de flexibiliteit in de relatie die wordt aangegaan:
o Uitvoering wettelijke taak heeft een lange contracttermijn, krijgt
financiering voor 100% van de operationele kosten, wordt gecontroleerd op
basis van budget en jaarrekening en geïntegreerd in de overlegstructuur van
het ministerie
o Inkoop product/dienst heeft een korte contracttermijn, is een inkooprelatie,
wordt op basis van een prijs per eenheid gefinancierd, wordt gecontroleerd op
basis van een productie-overzicht
o Invloed/steun in de organisatie heeft een korte/middellange contracttermijn,
richt zich op het ondersteunen van een specifieke organisatie, krijgt een
bijdrage van maximaal 15% van de begroting van de organisatie, wordt
gecontroleerd op basis van het jaarverslag
Overdracht van data voor onderzoek, beleidsontwikkeling en planning moet een
automatisme zijn en niet op verzoek (art 18).
Als controle van de jaarrekening centraal ingekocht gaat worden en in het
laagseizoen zal worden opgesteld, zal de termijn voor indiening moeten worden
aangepast (art 21).
Koppel de uitbetaling van delen van het subsidiebedrag aan de inlevering van
relevante gegevens, rapportages en documenten (art 22).
30 september 2014 13
Creëer mogelijkheden voor instellingen met een wettelijke taak om investeringen
te plegen (art 27).
Koppel eisen en bevoedgheden aan strafbepalingen (artt 20, 28 en 29) en breid de
toepassingssfeer uit.
30 september 2014 14
3. Oplossingen/maatregelen
3.1. Inleiding
Op basis van de analyse is een aanzet gemaakt met mogelijke oplossingen/maatregelen. Ook
de oplossingen zijn in de sub-werkgroep besproken en aangevuld. Uiteindelijk heeft dit geleid
tot een vastgestelde lijst met mogelijke oplossingen.
De aangedragen oplossingen vallen uiteen in:
Voorstellen, dit zijn maatregelen die de instellingen direct raken. Hierbij valt te
denken aan het stoppen van de subsidierelatie of het samenvoegen van instellingen.
Randvoorwaarden: maatregelen die de interne organisatie van de overheid en/of de
instellingen raken. Ze dragen bij aan een betere aansturing of controle.
3.2. Voorstellen
Clusteren, samenvoegen en samenwerken. Door doelstellingen te clusteren, activiteiten
samen te voegen en instellingen te laten samenwerken of fuseren, kan het effect aanmerkelijk
worden vergroot. Een voorbeeld hiervan is de recente fusie van Stimul-IT en Innovatie
Centrum Curaçao en daarmee het creëren Curaçao Innovation and Technology Institute.
Door afzonderlijke doelstellingen, activiteiten en instellingen te clusteren vanuit een
beleidsmatige invalshoek, ontstaat er samenhang, afstemming en uniformiteit in aanpak en
werkwijze en daarnaast kan het bereik worden vergroot. De volgende clusters met instellingen
kunnen worden geïdentificeerd op basis van doelgroep of activiteit:
Naschoolse activiteiten
Jeugdzorg
Verslavingszorg
Sport
Cultuur
Sociale vorming
Nascholing
Beroepsopleidingen
Park- en strandbeheer
De clusters, de instellingen die daarin vallen, de wijze waarop het cluster georganiseerd moet
worden en de wijze waarop de overheid de clusters (beleidsmatig) moet aansturen, dienen
verder te worden uitegwerkt.
Samen delen van ondersteuning en faciliteiten. Instellingen zouden via mantelcontracten,
eventueel gefaciliteerd vanuit de overheid, diensten van accountants en administratiekantoren
kunnen inkopen. Daarnaast kan gezocht worden naar een optimaler gebruik van faciliteiten en
gebouwen van de overheid, bijvoorbeeld een leegstaand schoolgebouw of kantoorruimte. Tot
slot biedt dit voorstel de ruimte om bepaalde goederen en diensten centraal in te kopen.
Hierdoor wordt de interne organisatie van de instellingen versterkt, worden de kosten voor
30 september 2014 15
faciliteiten en gebouwen verlaagd en worden faciliteiten en gebouwen in eigendom van de
overheid beter gebruikt en kan een lagere inkoopprijs worden onderhandeld voor bepaalde
goederen en diensten.
Verzakelijking van de relatie. Deze verzakelijking kan op drie manieren worden
gerealiseerd:
Ten eerste door haar expliciet te koppelen aan beleid, verwachte resultaten te
benoemen en meten, en onderwerp te maken van evaluatie. De aanwezigheid
van beleid is conform de subsidieverordening al verplicht, maar zonder vertaling
van het beleid naar specifieke resultaten en het meten van het effect, is de
beleidscyclus niet compleet. Een beleidsdocument alleen is niet voldoende, er
moeten ook uitvoeringsregelingen zijn met aanpak en kengetallen en regelmatig
evaluaties worden uitgevoerd naar het effect.
Een tweede vorm van verzakelijking is instellingen de ruimte te geven om een
vergoeding te vragen voor de diensten of producten die worden aangeboden.
Momenteel leiden alternatieve inkomsten vrijwel direct tot verlaging van het
subsidiebedrag en worden daarom niet eens overwogen terwijl het product of de
dienst wel degelijk een economische waarde heeft.
Een derde vorm van verzakelijking treedt op door de contractduur te verlengen
waardoor instellingen meer ruimte krijgen zich op de lange termijn te richten.
Uiteraard kan dit niet zonder duidelijke performance indicatoren om gedurende
de looptijd het effect te kunnen blijven meten.
Normering en koppeling. Rondom veel instellingen hangt een imago van geprivatiseerde
ambtelijke organisaties waar alles hetzelfde is gebleven, behalve de salarissen. De realiteit is
dat niet alle instellingen op deze manier zijn ontstaan en dat er onvoldoende financiële
gegevens zijn verstrekt om te controleren of de salariskosten en bestuursvergoedingen
inderdaad buitensporig zijn. Echter, vanuit het oogpunt van kostenbeheersing en het
gelijkheidsbeginsel ligt het normeren van de beloning voor bepaalde functiegroepen voor de
hand. Daarnaast is voor instellingen die kerntaken vervullen de vraag terecht of zij niet beter
thuishoren binnen de overheid en zodoende beter in staat zijn uitvoering te geven aan het
beleid van de overheid.
3.3. Randvoorwaarden
Afstemmen/synchroniseren van beleid, uitvoeringsregelingen en evaluaties. Een goede
invulling van de subsidierelatie vereist niet alleen beleid, maar ook uitvoeringsregelingen
waarin aanpak en gewenste resultaten zijn beschreven en regelmatige evaluaties naar de mate
waarin de resultaten daadwerkelijk worden behaald. De uitkomsten van de evaluaties zijn op
hun beurt weer input voor nieuw beleid of aanpassingen van bestaande het beleid; de
zogenaamde beleidcyclus. Voldoende kennis van zowel beleidsontwikkeling, als van
beleidsuitvoering en van beleidsevaluaties is cruciaal.
Versterken integraliteit van de overheid. De versterking van de integraliteit omvat zowel
het aanwijzen van één ministerie via welke het contact verloopt, als het verbeteren van de
afstemming tussen de ministeries. De focus op een ministerie verduidelijkt de relatie met de
30 september 2014 16
overheid. In een aantal gevallen zal een uitspraak gedaan moeten worden over welke relatie
het geëigendst is. Dat ministerie is vervolgens verantwoordelijk voor de afstemming met
andere ministeries en beleidsterreinen. Dit betekent dat regelmatig overleg noodzakelijk is,
zowel over de doelstellingen en afspraken als de realisatie en werkwijze.
Uitbreiden eisen rondom normering en rapportage. Hoewel een aantal ministeries normen
heeft gesteld voor bepaalde diensten en producten, is er geen uniformere normering van
vergelijkbare diensten voor de gehele overheid die vervolgens gebruikt kan worden in de
overeenkomst. Hierdoor zijn er verschillen in prijzen, eisen en werkwijze tussen de
ministeries, maar ook tussen de ministeries en uitvoeringsorganisaties zoals bijvoorbeeld
SVB. Instellingen zouden gelijk werk op een gelijke manier moeten uitvoeren, rekening
houdend met gelijke eisen en er uiteindelijk op een gelijke manier voor beloond moeten
worden.
Verbinden van prestaties en subsidies. De overheid is in veel subsidierelaties eerder
volgend dan leidend. Ook private instellingen wenden zich, na het bepalen van de
doelstellingen, al snel tot de overheid om de doelstellingen te kunnen realiseren. De overheid
zal explicieter moeten kijken of de doelstelling en diensten of producten noodzakelijk zijn en
vervolgens de impact en prestaties van de instelling, bijvoorbeeld door het onderzoeken van
de klanttevredenheid en de resultaten, regelmatig moeten bijhouden.
Vergroten transparantie, onpartijdigheid en voorspelbaarheid. Er is momenteel geen
publiek en integraal overzicht van alle subsidierelaties van de overheid. Het proces van
aanbesteding, gunning en toekenning kan zich mede hierdoor onttrekken aan publiek toezicht.
Het internet maakt het mogelijk deze transparantie relatief gemakkelijk te realiseren.
Ook het beschrijven van de rol van de contactambtenaar en het werken met een standaard
controlelijst kan bijdragen aan het vergroten van uniformiteit in toekenning. Ook het rouleren
van het contactambtenaarschap of het instellen van een onafhankelijke expert zou kunnen
bijdragen aan de professionalisering van de toekenning van subsidies. Dit kan leiden tot een
situatie waarbij de kennis van de financiële relaties wordt gescheiden van de kennis van de
inhoudelijke vereisen.
30 september 2014 17
4. Oplossingen
De volgende opties en combinaties van opties kunnen worden overwogen:
1. Fuseren van instellingen
Bij het fuseren van instellingen worden twee of meer instellingen organisatorisch
samengevoegd in één nieuwe instelling. Er blijft één organisatie bestaan die belast wordt met
de uitvoering van de taken van de oude instellingen.
Deze optie is relevant in die gevallen waarin meerdere instellingen belast zijn met
vergelijkbare werkzaamheden. Minimaal één van de samen te voegen instellingen
functioneert zowel op het gebied van de dienstverlening als op het gebied van structuur, goed
bestuur en bestuurskracht van de instellingen naar behoren. Deze instelling zal leidend zijn bij
de samenvoeging.
Het mag worden verwacht dat overheadkosten hierdoor dalen omdat er schaalvoordeel
gerealiseerd kan worden. De fusie zal ook een positieve invloed op de personeelskosten
kunnen hebben.
In het geval van private instellingen kan de overheid geen fusie afdwingen, maar kan er via de
toekenning van subsidies wel eisen dat in de nieuwe situatie bij één instelling diensten
ingekocht gaan worden. Het is vervolgens aan de instellingen om hiermee om te gaan.
2. Clusteren van doelstellingen en/of taken
Bij deze optie ligt de nadruk op het clusteren van instellingen met vergelijkbaar beleid,
doelgroepen, doelstellingen en/of taken. Het betreft een situatie waarin de doelstellingen en/of
taken aansluiten bij beleidsdoelstellingen van de overheid en daarom gegarandeerd dienen te
worden. Echter, de wijze waarop de huidige instellingen zijn georganiseerd (structuur, goed
bestuur en bestuurskracht) laat te wensen over. De instellingen zijn of te klein of hebben
onvoldoende kennis en ervaring om de doelstellingen effectief en efficiënt te kunnen
uitvoeren.
Het gaat er expliciet niet om om een tussenlaag te creëren die de coordinerende en
toezichthoudende taken van de overheid overneemt en op die manier tussen de overheid en de
instellingen komt te zitten. De genoemde taken zijn kerntaken van de overheid en dienen daar
te blijven. De clustering moet bijdragen aan een betere aansturing van de instelling door het
samenvoegen van de besturen en ondersteunende functies, de uitvoeringscapaciteit vergroten
omdat kleinere instellingen zich kunnen focussen op de uitvoering en geen aandacht meer
hoeven te besteden aan de aansturing en leiden tot beter toezicht door en inzicht van de
overheid omdat het aantal subsidierelaties wordt verminderd. Daarnaast dwingt clustering de
overheid om beleid en aansturing van soortgelijke instellingen integraal te benaderen in plaats
van per instelling.
Nadat de doelstellingen en/of taken zijn samengevoegd, zal moeten worden gekeken naar de
wijze waarop dit het best georganiseerd kan worden. Hierbij kan zowel gekeken worden naar
een oplossing binnen de overheid (de instelling wordt door de overheid opgericht en valt
onder SBTNO) als buiten de overheid (wordt als private instelling opgericht). De keuze
beïnvloedt ook de wijze waarop de organisatie gefinancierd kan worden door de overheid.
30 september 2014 18
Met name op het gebied van culturele en sportieve activiteiten is clustering een relevante
optie. Momenteel wordt een groot aantal instellingen gesubsidieerd die activiteiten op een
specifiek gebied aanbiedt. Door de doelstelling (beoefening van sport, muziek of expressie) te
integreren in een programma voor naschoolse opvang kan het effect en bereik worden
vergroot. Uiteraard vergt dit afstemming met de schoolbesturen en de onderwijsvakbonden en
het lijkt voor de hand te liggen om de leerkrachten niet noodzakelijk verantwoordelijk te
maken voor de uitvoering van het programma. Het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap,
Cultuur en Sport zal dit concept verder moeten uitwerken.
3. Beëindigen of verminderen subsidierelatie/opheffen van de instelling
Op het moment dat de instelling alternatieve inkomstenbronnen kan aanboren, kan de
subsidierelatie worden beëindigd of verminderd. Hiermee blijft de instelling bestaan, maar is
niet langer alleen van de overheid afhankelijk voor inkomsten. Het beëindigen of verminderen
van de subsidierelatie moet zorgvuldig worden gedaan en zal in de praktijk daarom
neerkomen op het afbouwen van de relatie op een bepaalde termijn.
De overheid kan instellingen die eigen inkomsten kunnen genereren een bijdrage geven, deze
bijdrage moet dan vooral gezien worden als een teken dat de instelling in de samenleving een
functie heeft of rol vervult die als belangrijk wordt gezien voor de ontwikkeling van de
samenleving.
In het geval de instelling door de overheid is opgericht, betekent het beëindigen van de
subsidierelatie dat de instelling wordt opgeheven. Als de subsidierelatie wordt afgebouwd, zal
het beter zijn de betrokkenheid van de overheid, met name in het bestuur, te beëindigen en de
instelling in staat stellen marktconform of vraaggestuurd te gaan werken. Instellingen die door
particulieren zijn opgericht, hebben de mogelijkheid om alternatieve inkomsten te zoeken om
hun voortbestaan te kunnen blijven financieren. Mocht dat niet lukken, dan zal opheffing of
aansluiting bij een andere organisatie onvermijdelijk zijn.
4. Bepalen eenheidsprijs
Voor instellingen die een concrete dienst leveren, moet de prijs per eenheid worden bepaald.
Deze eenheidsprijs dient rekening te houden met alle directe en indirecte kosten die gemaakt
moeten worden om de dienst te leveren. De eenheidsprijs moet regelmatig worden
geëvalueerd en aangepast aan relevante ontwikkelingen. De eenheidsprijs zou door een
onafhankelijke instantie kunnen worden bepaald of getoetst. De instellingen zouden in dit
proces betrokken kunnen worden.
Door een combinatie van het beleid en de eenheidsprijs kan van te voren de omvang van de
overheidsbijdrage worden bepaald. Op het moment dat er bezuinigd moet worden, kan er
zowel naar de prijsstelling gekeken worden (waarvoor overleg met de instellingen
noodzakelijk is), maar er kan ook naar het beleid gekeken worden. Door een aanpassing van
het beleid kunnen de doelgroep of de gronden waarop aanspraak kan worden gemaakt worden
aangepast.
5. Centrale inkoop
De centrale inkoop heeft betrekking op de gezamenlijke inkoop van gebruiksgoederen
(kantoorartikelen, schoonmaakmiddelen, etc) en bepaalde diensten (accountant en advies)
30 september 2014 19
door de instellingen. Het is te verwachten dat gezamenlijke inkoop kan resulteren in lagere
inkoopprijzen en daarmee lagere operationele kosten.
In het kader van gezamenlijke inkoop, kan ook gekeken worden om verschillende
instellingen in één gebouw te huisvesten. Vooral op het moment dat de nieuwe centrale
huisvesting voor de overheid gereed is, kunnen de vrijgekomen overheidsgebouwen die de
overheid in eigendom heeft, verhuurd worden. Deze structuur creëert of extra inkomsten (wat
wel terugkomt in de subsidiebedragen) of een besparing.
Voor private ondernemingen zal deze centrale inkoop moeten worden opgenomen in de
ministeriele beschikking waarin de subsidierelatie is vastgelegd.
6. Versterken beleidsmatig kader
Het beleidsmatig kader fungeert als basis voor de inkoop van producten en diensten. Vaak is
dit kader niet volledig of onvoldoende uitgewerkt. Hierdoor is er geen eenduidig inzicht in
wat verwacht wordt van de diensten die via de instellingen wordt gefinancierd. Dit betekent
ook dat de resultaten regelmatig moeten worden geëvalueerd, zowel vanuit het oogpunt van
dienstverlening als vanuit het oogpunt van resultaten. De instelling moet niet alleen diensten
leveren die voldoen aan de eisen van de klanten, maar ook bijdragen aan de beleidsmatige
doelstellingen van de overheid en het oplossen van gesignaleerde knelpunten en problemen.
Op het moment dat er beleid is, is dit vaak op een hoog niveau en heeft de vertaling naar wat
er van de instelling verwacht (doelstellingen, productdefinitie) wordt vaak niet
plaatsgevonden.
7. Wettelijke taak/integreren in de overheid
Een aantal instellingen voert een taak uit waarvoor de overheid wettelijk verantwoordelijk is.
Dit betekent ook dat deze taak niet op andere manieren kan worden gefinancierd. Voor
dergelijke taken zal de overheid moeten accepteren dat zij, ondanks dat de instelling op
afstand is geplaatst, verantwoordelijk blijft voor de totale begroting.
Het zou overwogen kunnen worden om dit type instelling verder te integreren in de
overheidsorganisatie. Zowel op het gebied van de arbeidsvoorwaarden als in de
overlegstructuur van de sector waaronder de instelling valt. Op deze manier is de invloed op
de overheid op het functioneren en de resultaten van de instelling groter.
Tegelijkertijd biedt een integratie de ruimte om voor dit type instelling toe te staan dat
investeringen via de kapitaaldienst gefinancierd worden en de investeringen niet via de
subsidie op de gewone dienst drukken.
Dit alternatief betekent wel dat het aantal mensen in dienst van de overheid zal toenemen,
terwijl momenteel juist gewerkt wordt aan het terugbrengen van het aantal ambtenaren. Het
gaat echter uiteindelijk om de efficiëntie en effectiviteit van de betrokkenen. Als er voldoende
redenen zijn om aan te nemen dat heropname in de overheid goedkoper is dan uitvoering in
een instelling, dan mag het maximum aantal fte geen obstakel vormen. Daarnaast is de vraag
gerechtvaardigd of wettelijke taken buiten de overheid geplaatst mogen worden. Tenslotte zal
bij een herintegratie in de overheid vooral het beleidsmatig geschoold personeel moeten
worden overgenomen, een groep waarvoor op dit moment ook geworven wordt.
30 september 2014 20
30 september 2014 21
5. Financiële impact
Tijdens het onderzoek zijn financiële cijfers verzameld van de gesubsidieerde instellingen. De
gegevens van 56 gesubsidieerde instellingen zijn ontvangen. Deze zijn aan de onderzoekers
aangeleverd door Stichting Overheidsaccountantsbureau, welke deze op haar beurt weer heeft
opgesteld op basis van ontvangen jaarrekeningen van de respectievelijke instellingen.
De cijfermatige basis is niet volledig en niet consistent. Dit komt door de volgende oorzaken:
Niet alle instellingen hebben jaarrekeningen aangeleverd, noch zijn alle
jaarrekeningen gecontroleerd door een externe accountant. Een gecontroleerde
jaarrekening hoeft alleen te worden aangeleverd door instellingen die een subsidie
van meer dan ANG 300.000 per jaar ontvangen. In totaal zijn gegevens ontvangen
van 56 gesubsidieerde instellingen.
Cijfers zijn ontvangen over de periode 2008-2012 maar onderzoekers hebben niet van
alle instellingen alle 5 jaarrekeningen in deze periode ontvangen. Dit komt natuurlijk
deels omdat niet alle instellingen voor de hele periode actief waren. Om toch een
vergelijking te kunnen doen die deze hiaten in de cijfers omzeilt, is een gemiddelde
genomen van de beschikbare cijfers in de periode 2008-2012 waardoor ook
eenmalige afwijkingen in een bepaald jaar genivelleerd worden.
Er bestaat geen gestandaardiseerd rekenschema conform welk de instellingen hun
resultaten dienen te rapporteren. Dit maakt vergelijking van de de cijfers van
verschillende instellingen moeilijker. Wij geven in overweging om als onderdeel van
de standaardisatie van het verstrekken van subsidies, ook een (eenvoudige)
samenvatting van de jaarrekening te verlangen, waarin de samengevatte gegevens uit
de bestaande jaarrekening conform een standaard schema worden gerapporteerd.
De volgende gegevens zijn gecompileerd voor de periode 2008-2012:
Totale inkomsten
Totale subsidie
Percentage subsidie van de totale inkomsten
Totale kosten
Totale kosten vs. totale inkomsten
Lonen en salarissen
Percentage Lonen en salarissen van totale kosten
Huisvestingskosten
Percentage Huisvestingskosten van totale kosten
Getracht is ook andere kostencategorieën te analyseren, waaronder materiële kosten, bestuurs-
en managementkosten en de scheiding tussen directe en indirecte personeelskosten. Deze
analyse is uiteindelijk niet verricht gezien de mate van detail van de aangeleverde gegevens
geen consistente analyse mogelijk maakte.
In totaal is over 56 instellingen gegevens aangeleverd, welke totale inkomsten hadden van
AN G73,2 miljoen, waarvan ANG 61,5 miljoen (84%) gesubsidieerd. Hierna wordt op een
aantal ratio’s ingegaan.
30 september 2014 22
5.1. Kosten vs. inkomsten
Van 52 instellingen waren voldoende gegevens beschikbaar om de verhouding van kosten vs.
inkomsten vast te kunnen stellen. In de volgende grafiek wordt de frequentie van deze
verhouding weergegeven. De gemiddelde verhouding tussen kosten en inkomsten is 92%. Het
maximum is 139% en het minimum is 22%. Er waren 23 instellingen waar deze ratio hoger
dan 100% was, met andere woorden deze instellingen hebben gemiddeld over 2008-2012 een
tekort gerapporteerd.
In de volgende grafiek wordt de verhouding van kosten vs. inkomsten afgezet tegen de
grootte van de instelling. Het doel van deze vergelijking was om te zien of er een verschil is
tussen de ratio kosten vs inkomsten tussen kleinere instellingen en grotere instellingen. Om de
grootte te bepalen, zijn de totale inkomsten als indicator gebruikt.
Uit de grafiek blijkt dat, ongeacht de hoogte van het ontvangen subsidiebedrag, de ratio
tussen de kosten en de inkomsten voor het overgrote deel van de instellingen in balans is.
0
5
10
15
20
25
Uitgaven/Inkomsten
30 september 2014 23
5.2. Subsidie vs. inkomsten
Van 49 instellingen waren voldoende gegevens beschikbaar om de verhouding van subsidie
vs. totale inkomsten vast te kunnen stellen. Niet alle gesubsidieerde instellingen zijn volledig
afhankelijk van subsidie. In de volgende grafiek wordt de frequentie van deze verhouding
weergegeven. Het gemiddelde aandeel van subsidie in de totale inkomsten is 84%. Het
maximum is 100% (bij 7 instellingen) en het minimum is 24%. Er waren 32 instellingen die
75% of meer van hun inkomsten ontvingen als subsidie.
In de volgende grafiek wordt de verhouding van subsidie vs. totale inkomsten afgezet tegen
de grootte van de instelling. Het doel van deze vergelijking was om te zien of er een verschil
0%
20%
40%
60%
80%
100%
120%
140%
160%
10.000 100.000 1.000.000 10.000.000 100.000.000
Pe
rc u
itga
ven
/in
kom
ste
n
Inkomsten (in NAf)
Perc. uitgaven/inkomsten vs. grootte organisatie
0
5
10
15
20
25
Ontvangen subsidie/totale inkomsten
30 september 2014 24
is tussen de ratio subsidie vs totale inkomsten tussen kleinere instellingen en grotere
instellingen. Om de grootte te bepalen, zijn de totale inkomsten als indicator gebruikt.
Uit de grafiek blijkt dat, ongeacht de hoogte van de totale inkomsten, de ratio tussen het
subsidiebedrag en de totale inkomsten voor het overgrote deel van de instellingen tussen de
75% en 100% ligt. Dit betekent dat de instellingen over het algemeen weinig aanvullende
inkomsten hebben en dus (bijna) volledig afhankelijk afhankelijk zijn van de subsidie die
door de overheid wordt verstrekt.
5.3. Lonen en salarissen als percentage van totale kosten
Van 49 instellingen waren voldoende gegevens beschikbaar om het percentage van de lonen
en salarissen als onderdeel van de totale kosten vast te kunnen stellen. In de volgende grafiek
wordt de frequentie van deze verhouding weergegeven. Het gemiddelde aandeel van lonen en
salarissen in de totale kosten is 55%. Het maximum is 87% en het minimum is 4%.
0%
20%
40%
60%
80%
100%
120%
10,000 100,000 1,000,000 10,000,000
Pe
rc s
ub
sid
ie
Inkomsten (in NAf)
Perc subsidie vs. grootte organisatie
30 september 2014 25
In de volgende grafiek wordt het percentage van de lonen en salarissen als onderdeel van de
totale kosten afgezet tegen de grootte van de instelling. Het doel van deze vergelijking was
om te zien of er een verschil is tussen de ratio lonen en salarissen als percentage van de totale
kosten tussen kleinere instellingen en grotere instellingen. Om de grootte te bepalen, zijn de
totale inkomsten als indicator gebruikt.
Uit de grafiek blijkt dat, ongeacht de hoogte van de totale inkomsten, de ratio tussen lonen en
salarissen en de totale inkomsten erg verspreid is. De ratio is waarschijnlijk afhankelijk van
de specifieke activiteiten van de instelling.
0
5
10
15
20
25
30
0-24% 25%-49% 50-74% 75%-99%
Lonen en salarissen /totale kosten
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
10,000 100,000 1,000,000 10,000,000 100,000,000
Pe
rc lo
ne
n e
n s
alar
isse
n /
to
tale
ko
ste
n
Totale inkomsten(in NAf)
Perc Lonen en salarissen t.o.v. grootte organisatie
30 september 2014 26
5.4. Huisvestingskosten als percentage van totale kosten
Van 41 instellingen waren voldoende gegevens beschikbaar om het percentage van de
huisvestingskosten als onderdeel van de totale kosten vast te kunnen stellen. In de volgende
grafiek wordt de frequentie van deze verhouding weergegeven. Het gemiddelde aandeel van
huisvestingskosten in de totale kosten is 9%. Het maximum is 43% en het minimum is 1%.
In de volgende grafiek wordt het percentage van de huisvestingskosten als onderdeel van de
totale kosten afgezet tegen de grootte van de instelling. Het doel van deze vergelijking was
om te zien of er een verschil is tussen de ratio huisvestingskosten als percentage van de totale
inkomsten tussen kleinere instellingen en grotere instellingen. Om de grootte te bepalen, zijn
de totale inkomsten als indicator gebruikt.
Uit de grafiek blijkt dat, ongeacht de hoogte van het ontvangen subsidiebedrag, de ratio
tussen de huisvestingskosten en de totale inkomsten tussen de 5% en 15% procent ligt. Dit
zou verder uitgewerkt kunnen worden in een norm.
0
5
10
15
20
0-9% 10%-19% 20%-29% 30%-39% 40%+
Perc huisvestingkosten
30 september 2014 27
Om te becijferen hoeveel bezuiniging mogelijk is, moeten voor de verschillende
categorieën van maatregelen, aannames gemaakt worden. Dit is een exercitie die op
niveau van elke instelling gemaakt moet worden; het is niet zinvol om voor de hele groep van
gesubsidieerde instellingen algemene aannames te maken. Bezuinigingen vloeien voort uit elk
van de type maatregelen die zijn opgenomen maar de kwantificering is niet op een algemeen
hoog niveau te doen:
Bij samenvoeging van instellingen kan bezuinigd worden op bestuurskosten,
loonkosten en mogelijk op huisvesting (afhankelijk van de specifieke plannen).
Bij invoeren van een normprijs-stelsel dient een hercalculatie gemaakt te
worden van de beschikbare subsidie. Deze berekening wordt case-by-case gemaakt
op basis van de specifieke omstandigheden van de subsidie.
Indien voor een bepaald product geld gevraagd wordt, kan dit (deels) in
mindering worden gebracht op de subsidie. De specifieke bezuinigingen dienen
case-by-case bepaald te worden.
Indien een subsidie stopgezet wordt is dat uiteraard een 100% besparing van het
bedrag.
Indien door specificering van beleid de conclusie is dat de overheid minder
volume afneemt, leidt dat tot verlaging van materiële kosten, en mogelijk personeel
en huisvesting. De exacte te bereiken bezuinigingen zullen afhangen van het
gewijzigde beleid.
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
10,000 100,000 1,000,000 10,000,000 100,000,000
Pe
rc h
uis
vest
ing/
tota
le k
ost
en
Inkomsten (in NAf)
Perc huisvestingkosten vs. grootte organisatie
30 september 2014 28
6. Implementatiestructuur
Het wijzigen van de subsidierelatie is iets wat zorgvuldig gerealiseerd moet worden. De
wijzigingen raken immers zowel de overheid als de instellingen. Beide partijen moeten de tijd
krijgen om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie, de nieuwe relatie en de nieuwe
verdeling van taken en verantwoordelijkheden. Dit betekent dat het wenselijk is te werken
met een overgangsperiode.
Zoals aangegeven zijn veel instellingen in de loop van de jaren financieel volledig afhankelijk
geworden van de overheid. Het verminderen van de toegekende subsidie zal veel instellingen
in problemen brengen. Dit is onwenselijk voor de instellingen, de continuïteit van de
dienstverlening, de maatschappij, de doelgroep, maar ook vanuit het oogpunt van goed
bestuur. Daarnaast vereist hoofdstuk 6 van de Subsidieverordening ook een zorgvuldige
afbouw van een subsidierelatie.
Ook het samenvoegen van instellingen of doelstellingen is een proces dat zorgvuldig
doorlopen moet worden. De overheid moet hiervoor het beleidskader hebben uitgewerkt tot
het niveau van doelstellingen en criteria. De instellingen moeten daarnaast organisatorisch
klaar zijn om de nieuwe taken uit te kunnen voeren. De beleidsmatige en organisatorische
voorbereiding mag niet te lang duren, maar moet wel goed gebeuren.
Gezien de complexiteit van het proces om tot clustering te komen, ligt het voor de hand met
pilots te werken. Deze pilots zouden zich moeten richten op clusters waarvan op voorhand
vaststaat dat clustering gewenst en gemakkelijk te realiseren is. Op basis van de
doelstellingen uit het regeerakkoor kan gedacht worden aan jeugdontwikkeling. Bij het
doorlopen van het proces is het van belang dat er gezocht wordt naar een breed draagvlak
zodat zowel de instellingen als de samenleving het eindresultaat kunnen steunen.
Ook binnen de overheid is er een overgangsperiode noodzakelijk om het beheer van de
subsidierelaties te versterken. Er is duidelijk een behoefte aan meer standaardisatie en regie in
het beheren van de tientallen subsidierelaties van de overheid. Dit geldt voornamelijk voor de
contractuele relatie, het gunnen van subsidies, de wijze van rapporteren en financiële
verantwoording en het stimuleren van meer gezamenlijke activiteiten waaronder inkoop door
de instellingen. Deze processen kunnen worden verricht door een centrale organisatie
(Coördinator Gesubsidieerde Instellingen), waarbij duidelijk moet zijn dat de inhoud
van elke subsidierelatie (wat wordt er ingekocht, hoe worden resultaten gemeten) de
verantwoordelijkheid van de ministeries blijft.
De taken/verwachtingen van de nieuwe Coördinator Gesubsidieerde Instellingen zijn dan:
Bewaken procedures rondom aanbesteding en gunning, waaronder ook valt dat
getoetst wordt of subsidierelaties gestoeld zijn op een beleidsmatig kader;
Leiden/ondersteunen van onderhandelingen over gunning;
Aandragen van standaarden, sjablonen e.d. voor contracten en rapportages;
Beoordelen financiële rapportages;
Afsluiten centrale inkoop van bijvoorbeeld accountants- en administratie diensten;
Coördineren/stimuleren van rationele huisvesting bijvoorbeeld bij leegstaande
overheidsgebouwen, scholen, e.d.;
Ondersteunen prijsberekeningen;
30 september 2014 29
Goedkeuren en faciliteren betaalbaarstelling.
De taken/verwachtingen van de contactambtenaar in de diverse ministeries blijft:
Bewaken inhoudelijke kwaliteit geleverde producten of diensten;
Onderhouden dagelijks contact met de instelling;
Verzorgen uitvoeringsrapportages;
Evaluatie van beleid en resultaten.
De beheersstructuur omvat zowel financiële en procedurele versterking (onder andere op het
gebied van zorgcontracten, rapportages en evaluaties), als de prijsberekeningen.
Het zou het meest logisch zijn om de reguliere eenheid onder te brengen bij het Ministerie
van Bestuur, Planning en Dienstverlening, aangezien dit samenhangt met de Centrale Inkoop.
Echter deze organisatie is momenteel nog niet volledig operationeel. Om een begin te
kunnen maken met de gewenste vernieuwing van de subsidierelaties, is het wenselijk om
een projectorganisatie in te richten die op korte termijn een aanvang kan maken met het
herstructureren van de beheersstructuur. Deze projectorganisatie zal de (permanente)
nieuwe organisatie inrichten en alvast met de uitvoering van de werkzaamheden kunnen
beginnen. Zowel bij de instelling als bij de overheid zal de implementatie gradueel van de
huidige situatie naar de nieuwe situatie moeten overgaan. De projectorganisatie kan binnen de
OFO structuur rapporteren over haar plannen en voortgang (zie Bijlage 5).
30 september 2014 30
7. Samenvatting en beslispunten
De opdracht aan de sub-werkgroep Subsidies Non Profit Instellingen was om: een
uitvoeringsplan op te stellen om de overheidssubsidies te rationaliseren per 2015 en 16 en het
resultaat te communiceren met de instellingen.
De analyse is gebaseerd op een overzicht waarin voor alle instellingen zijn opgenomen:
De doelstellingen uit de statuten,
De afspraken uit de subsidieovereenkomst
En het subsidiebedrag zijn opgenomen
De volgende knelpunten zijn vastgesteld:
a. Interne knelpunten
Beleidsmatige kaders ontbreken, zijn onvolledig of onvoldoende uitgewerkt,
waardoor onvoldoende gesteund kan worden op vastgesteld beleid in de beslissingen
rondom toekenning van subsidie.
Het in te kopen product of de dienst is niet of niet eenduidig gedefinieerd.
Politieke betrokkenheid bij gunning of toekenning.
Geen uniforme naleving van de procedures.
Subsidierelaties zijn onderhevig aan automatisme.
Verschuiving richting structuurfinanciering.
Versnippering in de eenheid van de overheid.
Onvoldoende kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit.
Gebrek aan uniformiteit in de aanpak en werkwijze bij de instellingen.
Gebrek aan uniformiteit in de rapportage van gesubsidieerde instellingen.
b. Externe knelpunten
Er is sprake van versnippering en overlap.
Onvoldoende inzicht in de vraag.
Onvoldoende inzicht in de kwaliteit.
Schaalgrootte beïnvloedt de prijs per product negatief.
Tekort aan kennis en vaardigheden.
Sommige instellingen hebben meer kennis en betere contacten dan de
contactambtenaren.
Attitude dat de overheid wel MOET helpen.
Korte contractperiodes verhinderen duurzaamheid en lange termijn doelstellingen.
De perceptie is dat gesubsidieerde instellingen hoge overheadkosten, en met name
personeelskosten hebben.
Product of dienst heeft economische waarde.
Om de bovengenoemde knelpunten te verhelpen zijn een aantal maatregelen onderzocht en
worden de volgende oplossingen voorgesteld:
Betere verankering van subsidietoekenning in vastgesteld beleid in plaats van
aanbodgericht of automatisch
30 september 2014 31
Versterken beleidsmatig kader
Centrale regie van de procedurele aspecten van subsidietoekenning
Fuseren van instellingen
Clusteren van doelstellingen en/of taken
Beëindigen of verminderen subsidierelatie/opheffen van de instelling
Bepalen eenheidsprijs
Centrale inkoop ten behoeve van instellingen om kostenreductie te bewerkstelligen
(bijvoorbeeld accountantskosten)
Verschillende instellingen in één gebouw te huisvesten, eventueel vrijgekomen
overheidsgebouwen.
Wettelijke taak/integreren in de overheid
Met het vaststellen van deze nota besluit de overheid om akkoord te gaan met:
De voorgestelde oplossingen
De Stuurgroep OFO te verzoeken de projectorganisatie op te zetten en in te richten en
toe te zien op de uitvoering en realisatie van de doelstellingen.
Deze projectorganisatie op te dragen het nieuwe subsidiebeleid te implementeren
door:
o Te starten met pilot op het gebied van jeugdontwikkeling
o Het nader uitwerken van de wijze waarop de clusters gefinancierd worden.
o De voorgestelde overige oplossingen te implementeren
Adviespraktijk A.A. Mollen NV (MollenConsult)
Kaya Rakeliou 28
Curaçao
+5999 511-8588
www.mollenconsult.com
30 september 2014 32
8. Bijlagen
8.1. Bijlage 1: overzicht gesubsidieerde instellingen
In deze bijlage worden de in dit onderzoek meegenomen organisaties per verantwoordelijk
ministerie aangegeven, alsmede een kort voorstel van de weg die aanbevolen wordt te
bewandelen. Dit is slechts een eerste indicatie welke per organisatie verder uitgediept zal
moeten worden. Gezien de reikwijdte van dit onderzoek was het niet mogelijk om per
organisatie een diepgaande analyse te doen.
a) AZ
Instelling Uitgeschreven voorstel
1. Subsidie aan vakbonden en tbv SER 1. Wijs BPD aan als het primaire
ministerie. 2. Bedrag moet als bijdrage worden
gezien, er wordt immers niets
ingekocht. Is gericht op het versterken van het functioneren van
de vakbonden.
2. Stichting Fonds voor Sociale
Ontwikkeling (Reda Sosial)
1. Toedeling aan AZ als primair
ministerie ligt niet voor de hand. 2. Er heeft in de afgelopen periode een
grote taakuitbreiding plaatsgevonden
terwijl eerder was voorzien in de opheffing van Reda Sosial. De vraag
is of deze taken nog passen in de
doelstelling van de stichting en haar capaciteiten.
3. Vrijwilligers Korps Curacao (VKC) 1. Wettelijke taak.
b) EO
Instelling Uitgeschreven voorstel
4. Incentives voor het MKB beleid 1. Succesvolle incentives hebben zelden de vorm van een organisatie,
dus stoppen financiering
organisatie.
5. ADECK (Asosiashon di Empresa(rio)nan Chiki di Korsou)
1. Betreft een bijdrage van de overheid. Instelling heeft
mogelijkheden voor alternatieve
inkomsten uit lidmaatschapsgelden.
6. Curises/ICUC Bachelor in International Hospitality & Tourism Managment
1. Relatie beëindigen: studenten betalen ook collegegeld. Eventuele
financiering moet zich richten op de
studenten via een beurs.
30 september 2014 33
7. FEKOSKAN 1. Relatie beëindigen: leden betalen
lidmaatschapsgeld. 2. Eventueel kan een bijdrage worden
gegeven voor de opbouw van
bepaalde kennis of infrastructuur.
8. Fundashon Negoshi Pikina (FNP) 1. Op korte termijn moet de interne organisatie versterkt worden en een
prijs per eenheid worden bepaald.
2. Op langere termijn moeten de
doelstellingen worden geïntegreerd in een programma voor naschoolse
opvang.
9. Fundashon pa Konsumido 1. Bijdrage koppelen aan specifieke onderzoeken.
2. Samenvoegen met
mededingingsautoriteit.
3. Instelling heeft mogelijkheden voor alternatieve inkomsten uit
lidmaatschapsgelden.
10. Kennis voor Curaçao 1. Subsidierelatie is reeds beëindigd.
11. Kenniscentrum Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven
1. Bepaal wie het primaire ministerie
wordt, momenteel wordt via
verschillende ministeries subsidie
toegekend. 2. In de doel- en taakstelling is er
sprake van samenhang met ROA,
Feffik en Academy Hotel.
12. SEDECK (Fundashon Sentro pa Desaroyo di Empresa Chiki)
1. Subsidierelatie is reeds beëindigd.
13. Spin-Off Curaçcao 1. Doelstellingen samenvoegen met
Cinex.
2. Het is effectiever beleid te ontwikkelen op basis waarvan
private initiatieven incentives
kunnen ontvangen dan een
organisatie te subsidieren.
14. Stichting Innovatie Centrum Curaçao 1. Is gefuseerd met Stimul-IT.
2. Het is effectiever beleid te
ontwikkelen op basis waarvan
private initiatieven incentives kunnen ontvangen dan een
organisatie te subsidieren.
15. Stichting Secretariaat Curaçaos Informatica Stimuleringsplan (Stimul-
IT)
1. Is gefuseerd met ICC. 2. Het is effectiever beleid te
ontwikkelen op basis waarvan
private initiatieven incentives
kunnen ontvangen dan een organisatie te subsidieren.
16. Mededingingsautoriteit 1. Samenvoegen met Fundashon pa
Konsomido. 2. Mededingingstaken zijn wettelijke
taken, consumententaken kunnen uit
alternatieve inkomsten, zoals
30 september 2014 34
lidmaatschapsgelden, worden
gefinancierd.
17. Curaçao Tourism Development Foundation (CTDF)
1. Financiering koppelen aan belastinginkomsten die aan de
sector gekoppeld zijn (zoals room
tax) en een bijdrage van de ondernemers.
2. Evalueren huidige
organisatiestructuur waarin de
overheid een grote rol heeft. 3. Evalueren overlap en samenhang
met private belangenorganisaties.
18. Fundashon Wega di Number Korsou 1. Beëindigen subsidierelatie: instelling heeft eigen inkomsten.
2. Fusie met Landsloterij.
19. Curaçao International Financial Center 1. Bijdrage van de overheid,
lidmaatschapsgelden moeten primaire inkomstenbron zijn.
20. Dutch Caribbean Securities Exchange 1. Beëindigen subsidierelatie: privaat
initiatief.
21. Brazil Curacao Chamber of Commerce 1. Integreren in Cinex, in de opstartfase kan er sprake zijn van
een bijdrage van de overheid.
22. Panama Curacao Chamber of
Commerce
1. Integreren in Cinex, in de
opstartfase kan er sprake zijn van een bijdrage van de overheid.
23. Colombia Curacao Chamber of
Commerce
1. Integreren in Cinex, in de
opstartfase kan er sprake zijn van
een bijdrage van de overheid.
c) Financiën
Instelling Uitgeschreven voorstel
24. Fondo pa Deporte i Responsabilidat 1. Samenvoegen met Fundashon Desaroyo Deporte Korsou.
25. St. Bureau Toezicht en Normering
Overheidsentiteiten
1. Wettelijke taak.
d) GMN
Instelling Uitgeschreven voorstel
26. Stichting tot bevordering van
verantwoord Ouderschap (Famia Plania)
1. Definiëren van het gevraagde
product.
30 september 2014 35
Instelling Uitgeschreven voorstel
27. Stichting van het Wit Gele Kruis voor
thuiszorg Prinses Margriet (Consultatiebureau)
1. Fuseren met Kraamkliniek en
Departementu Salu Hubenil.
28. Caribbean Research & Management of
Biodiversity Foundation (Carmabi)
1. Onderzoekstaken laten financieren
door OWCS. 2. Taken op het gebied van parkbeheer
overhevelen en clusteren in
Nationale Parken.
3. Entreegelden moeten primaire inkomstenbron voor park worden,
bijdrage van de overheid tijdens de
overbrugging.
29. Soltuna 1. Instelling eigen inkomen laten
genereren, overheid kan een
bijdrage geven in een
overgangsfase.
30. Stichting Parke Tropikal 1. Samenvoegen in Nationale Parken.
2. Entreegelden moeten primaire
inkomstenbron worden, bijdrage overheid tijdens de overbrugging.
31. Vereniging Dierenbescherming 1. Lidmaatschapsgelden moeten
primaire inkomstenbron worden.
2. Bijdrage koppelen aan specifieke taken en hiervoor eenheidsprijs
vaststellen.
3. Opruimen dode dieren kan ook
geheel aan Selikor worden overgedragen en in
afvalstoffenbelasting worden
meegenomen.
32. Fundashon Perspektiva i Sosten Integral
(PSI)
1. Besluiten wie het primaire
ministerie wordt.
2. Bepalen van eenheidsprijs per
dienst. 3. Bepalen van vraag en het gewenst
aanbod.
4. Integreren taken kindertelefoon.
33. St. pa Maneho di Adikshon (FMA) 1. Bijdrage van cliënten.
2. Clusteren met Brasami
34. Stichting Opvangtehuis (Brasami) 1. Bepalen van eenheidsprijs.
Wettelijke taak voor wat betreft verplichte behandeling.
2. Clusteren met FMA
35. Sosiedat Kurasoleno di Diabetiko
(SOKUDI)
1. Lidmaatschapsgelden moeten
primaire inkomstenbron worden. 2. Bijdrage koppelen aan specifieke
taken.
30 september 2014 36
e) Justitie
Instelling Uitgeschreven voorstel
36. Stichting GVI Curaçao (Gezinsvoogdij-instelling)
Wettelijke taak.
37. Stichting Slachtofferhulp Curaçao Wettelijke taak.
38. Ambulante Justitiële Jeugdzorg Curaçao Wettelijke taak.
f) OWCS
Instelling Uitgeschreven voorstel
39. Asosashon Liga Pariba Korsou Subsidierelatie is beëindigd.
Toekomstige verzoeken moeten worden geïntegreerd in Fundashon Desaroyo
Deporte Korsou.
40. Biblioteka Publiko Korsou Financiering moet zich richten en beperken tot kerntaken nationale
bibliotheek, overige activiteiten kunnen
via lidmaatschapsgelden worden
gefinancierd. Operationele samenwerking met de
bibliotheek van UoC voor wat betreft
opslag, collectie en systemen.
41. Fundashon Bos di Hubentud Besluiten wie het primair ministerie
wordt.
Doelstellingen kunnen worden clusterd in
een programma voor naschoolse opvang.
42. Stichting nascholing onderwijsgevenden en onderwijsondersteunenden Curaçao
(Bureau Nascholingsfonds)
Taken kunnen worden samengevoegd met Fundashon Korsou 4-S en Sifma.
Bepalen van eenheidsprijs.
43. Curaçaose Sport en Olympische
Federatie (C.S.O.F.)
Integreren in Fundashon Desaroyo
Deporte Korsou. Alternatieve inkomsten uit
lidmaatschapsgelden.
44. Stichting Cultureel Centrum Curaçao Doelstellingen kunnen worden geclusterd
in een programma voor naschoolse
opvang.
45. Curaçaose Sport Federatie Is opgegaan in CSOF.
46. dagafschrift CMA aug 14 nr 145 Dit is geen gesubsidieerde instelling, dus
hoort niet thuis in deze lijst en op de
begrotingspost. Dit zijn precario-inkomsten van de carnavalsstands, moet
worden overgedragen aan het Ministerie
van Justitie.
30 september 2014 37
Instelling Uitgeschreven voorstel
47. Federatie Antilliaanse Jeugdzorg Besluiten wie primair ministerie wordt.
Doelstellingen kunnen worden clusterd in een programma voor naschoolse opvang.
YAVE kan worden geclusterd met
Sociale Vormingsplicht.
48. Fundashon pa Edukashon i Formashon di
Fishi i Kapasitashon (Feffik)
Financiering naar analogie van V&V-
stelsel. Organisatorisch samenvoegen met KBB
en Academy Hotel.
49. Fundashon pa Inovashon di Ensenansa na
Korsou (Fide)
Beëindigen subsidierelatie, opheffen
organisatie en taken en medewerkers overhevelen naar beleidsorganisatie van
het ministerie.
50. FuDeKa/Asosashon Gruponan di Karnaval Korsou
Beëindigen subsidierelatie: instelling heeft alternatieve inkomsten uit
sponsoring en bijdragen van de leden.
Overheid draagt de kosten op het gebied
van openbare orde.
51. Fundashon pa Stimula Edukashon i
Formashon den Bario
Besluiten wie primair ministerie wordt.
Doelstellingen kunnen worden geclusterd
in een programma voor naschoolse opvang.
52. Fundashon Ban Komunika Beëindigen subsidierelatie.
53. Fundashon Desaroyo i Progreso Besluiten wie primair ministerie wordt.
Doelstellingen kunnen worden geclusterd in een programma voor naschoolse
opvang.
54. Fundashon Fasilidatnan Deportivo
Korsou (FFDK)
Integreren in Fundashon Desaroyo
Deporte Korsou. Alternatieve inkomsten uit
huurinkomsten.
55. Fundashon Formashon i Alegria despues
di skol
Besluiten wie primair ministerie wordt.
Doelstellingen kunnen worden geclusterd in een programma voor naschoolse
opvang.
56. Fundashon Instituto pa Formashon
Musikal
Besluiten wie primair ministerie wordt.
Doelstellingen kunnen worden geclusterd in een programma voor naschoolse
opvang.
57. Fundashon Kas di Kultura Korsou Integreren in Nationaal Cultuurinstituut.
58. Fundashon Korsou 4-S Beëindigen subsidierelatie.
Taken samenvoegen met Bureau
Nascholingsfonds en Sifma.
59. Fundashon Kultural Seu Korsou Beëindigen subsidierelatie, instelling
heeft alternatieve inkomsten uit
sponsoring en bijdragen van de leden. Overheid draagt de kosten op het gebied
van openbare orde.
30 september 2014 38
Instelling Uitgeschreven voorstel
60. Fundashon Material pa Skol Beëindigen subsidierelatie, opheffen
organisatie en taken en medewerkers overhevelen naar beleidsorganisatie van
het ministerie.
61. Fundashon Miru Beëindigen subsidierelatie.
62. Fundashon Pa Nos Muchanan Terugbrengen overheidsbijdrage,
vergroten alternatieve inkomsten.
Overheid draagt de kosten op het gebied van openbare orde.
63. Fundashon Sentro pa Guia Edukashonal
(SGE)
Beëindigen subsidierelatie, opheffen
organisatie en taken en medewerkers
overhevelen naar beleidsorganisatie van het ministerie.
Taken op het gebied van studie- en
beroepskeuze overhevelen naar de schoolbesturen.
64. Het Curacaosch Museum Integreren in Nationaal Cultuurinstituut.
65. Komishon Karnaval Banda Bou Beëindigen subsidierelatie, instelling
heeft alternatieve inkomsten uit
sponsoring en bijdragen van de leden.
Overheid draagt de kosten op het gebied van openbare orde.
Ontwikkelen van beleid.
66. Nederlandse Rode Kruis Betreft de inkoop van diensten in het kader van openbare orde en veiligheid
rondom carnaval. Behouden als inkoop.
67. Plataforma Sklabitut i Herensia di
Sklabitut
Integreren in Nationaal Cultuurinstituut.
Taken samenvoegen met Museo Tula.
68. SEDREKO Integreren in Fundashon Desaroyo
Deporte Korsou. Alternatieve inkomsten uit
huurinkomsten.
69. Fundashon Sentro di Informashon i
Formashon na Bienestar di Mucha (Sifma)
Samenvoegen met Bureau
Nascholingsfonds en Fundashon Korsou 4-S.
Samenvoegen met MAMI SA.
70. Stichting Studiefinanciering Curaçao
(SSC)
Taken op het gebied van studie- en
beroepskeuze overhevelen naar de schoolbesturen.
71. Stichting Elektra Blou Besluiten wie primair ministerie wordt.
Doelstellingen kunnen worden geïntegreerd in een programma voor
naschoolse opvang.
30 september 2014 39
Instelling Uitgeschreven voorstel
72. Stichting Coördinatie-Centrum Kinder-
en Jeugdopvang Curaçao
Besluiten wie primair ministerie wordt.
Taken betreffen kerntaken van de overheid (coördinatie) en behoren binnen
een sector van een ministerie te worden
uitgevoerd.
73. Stichting Jeugd Centrale Curaçao Beëindigen subsidierelatie, instelling vraagt een bijdrage van de leden.
74. Stichting Kinderbescherming Curaçao Samenvoegen taken kindertelefoon bij
PSI, daarna beëindigen subsidierelatie. Besluiten wie primair ministerie wordt.
75. Stichting Monumentenzorg Curaçao Doelstellingen integreren in Nationaal
Cultuurinstituut.
76. Stichting Nationaal Archeologisch-Antropologisch Museum Nederlandse
Antillen (NAAM)
Integreren in Nationaal Cultuurinstituut. Beleidsmatige taken overhevelen naar de
beleidsorganisatie.
77. Stichting Nationale Parken Inrichten als koepel voor nationale
parken en stranden.
Ontwikkelen van alternatieve inkomsten
uit exploitatiestructuur en toegangsgelden.
78. Stichting Onderhoud Schoolgebouwen Wettelijke taak: opstellen en aanbesteden
onderhoudsprogramma voor gebouwen
en inventaris en toezicht houden op de uitvoering.
79. Fundashon pa Planifikashon di Idioma Beëindigen subsidierelatie, opheffen
organisatie en taken en medewerkers
overhevelen naar beleidsorganisatie van het ministerie.
80. UoC (UNA) Financiering naar analogie van V&V-
stelsel.
Operationele samenwerking met de bibliotheek van UoC voor wat betreft
opslag, collectie (wetenschappelijk) en
systemen.
30 september 2014 40
g) SOAW
Instelling Uitgeschreven voorstel
81. Kenniscentrum Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (KBB)
1. Bepaal wie het primaire ministerie wordt, momenteel wordt via
verschillende ministeries subsidie
toegekend. 2. In de doel- en taakstelling is er
sprake van samenhang met ROA,
Feffik en Academy Hotel.
82. Fundashon Sentro di Konosementu i Integrashon Sosial Laboral pa Gruponan
di Riesgo (Project voorkoming sociaal
isolement)
1. Bepalen van een eenheidsprijs. 2. Organisatorisch samenvoegen met
Tayer Soshal.
83. Fundashon Tayer Soshal 1. Bepalen van een eenheidsprijs.
2. Organisatorisch samenvoegen met
Fundashon Sentro di Konosementu i
Integrashon Sosial Laboral pa Gruponan di Riesgo.
3. Evaluatie beleidsdoelstellingen en
subsidie.
84. Stichting Meisjestehuis Curaçao (Casa
Manita)
1. Evalueren eenheidsprijs en
gebruiken.
2. Bepalen van vraag en het gewenst
aanbod.
85. Fundashon Perspektiva i Sosten Integral
(Coord.Org.Jeugdhulpverlening)
1. Besluiten wie het primaire ministerie
wordt.
2. Bepalen van eenheidsprijs per dienst. 3. Bepalen van vraag en het gewenst
aanbod.
4. Integreren taken kindertelefoon.
86. Fundashon Guia, Eduka i Forma 5. Evalueren eenheidsprijs en gebruiken.
6. Bepalen van vraag en het gewenst
aanbod.
87. Stichting Coördinatie-Centrum Kinder- en Jeugdopvang Curaçao
1. Besluiten wie primair ministerie wordt.
2. Taken betreffen kerntaken van de
overheid (coördinatie) en behoren binnen een sector van een ministerie
te worden uitgevoerd.
88. Stichting Kinderoorden van het Wit Gele
Kruis (Kinderoorden Brakkeput)
1. Evalueren eenheidsprijs en
gebruiken. 2. Bepalen van vraag en het gewenst
aanbod.
89. Stichting Maatschappelijke Zorg en Herstel
1. Evalueren eenheidsprijs en gebruiken.
2. Bepalen van vraag en het gewenst
aanbod.
90. Stichting New Creation Curaçao 1. Evalueren eenheidsprijs en gebruiken.
2. Bepalen van vraag en het gewenst
aanbod.
30 september 2014 41
Instelling Uitgeschreven voorstel
91. Fundashon Nos t'ei pa otro 1. Evalueren eenheidsprijs en
gebruiken. 2. Bepalen van vraag en het gewenst
aanbod.
92. Fundashon MAMI SA 1. Evalueren eenheidsprijs en gebruiken.
2. Bepalen van vraag en het gewenst
aanbod.
3. Samenvoegen met Sifma.
93. Fundashon Centro di Dama 1. Evalueren eenheidsprijs en
gebruiken.
2. Bepalen van vraag en het gewenst aanbod.
94. Steering Committee Curacao 1. Subsidierelatie afbouwen.
95. Stichting Accretio 1. Beëindigen subsidierelatie. 2. Taken en doelstellingen
samenvoegen met PSI en Sociale
Vormingsplicht.
96. Stichting Kompa Nanzi 1. Subsidierelatie is beëindigd.
30 september 2014 42
8.2. Bijlage 2: Overzicht clusters / acties
In bijlage 1 is per stichting een overzicht opgenomen van de acties welke per organisatie in
eerste instantie van toepassing lijken. Veelal leidt dit tot clustering dan wel fusie van
organisaties. In andere gevallen wordt stopzetten of herintegratie van een organisatie
voorgesteld.
In deze bijlage worden de onderzochte organisaties geordend per actie weergegeven. Tevens
is weergegeven hoeveel subsidie de cluster als totaal ontvangt. Daarbij zij aangetekend dat
onderzoekers niet van alle organisaties het subsidiebedrag heeft ontvangen, en dit bedrag dus
niet volledig is. Dit is tevens aangegeven; bijvoorbeeld bij de cluster naschoolse activiteiten is
de subsidie bekend bij 8 van de 9 organisaties.
Cluster naschoolse activiteiten (subsidie ANG 6,4 miljoen, 8 van 9 ontvangen)
Fundashon Negoshi Pikina (FNP)
Fundashon Bos di Hubentud
Stichting Cultureel Centrum Curacao
Federatie Antilliaanse Jeugdzorg
Fundashon pa Stimula Edukashon i Formashon den Bario
Fundashon Desaroyo i Progreso
Fundashon Formashon i Alegria despues di skol
Fundashon Instituto pa Formashon Musikal
Stichting Elektra Blou
Cluster jeugdzorg (subsidie ANG 11,5 miljoen, 9 van 12 ontvangen)
Stichting Meisjestehuis Curaçao (Casa Manita)
Fundashon Perspektiva i Sosten Integral (Coord.Org.Jeugdhulpverlening)
Fundashon Guia, Eduka i Forma
Stichting Coördinatie-Centrum Kinder- en Jeugdopvang Curaçao
Stichting Kinderoorden van het Wit Gele Kruis (Kinderoorden Brakkeput)
Stichting Maatschappelijke Zorg en Herstel
Stichting New Creation Curaçao
Fundashon Nos t'ei pa otro
Fundashon MAMI SA
Fundashon Centro di Dama (Fundashon Sentro pa desaroyo di Hende Muhe (SEDA))
Stichting Accretio
Cluster verslavingszorg (subsidie ANG 6,8 miljoen, 2 van 2 ontvangen)
St. pa Maneho di Adikshon (FMA)
Stichting Opvangtehuis (Brasami)
Cluster Sport (subsidie ANG 4,6 miljoen, 3 van 5 ontvangen)
Fondo pa Deporte i Responsabilidat
Curaçaose Sport en Olympische Federatie (C.S.O.F.)
Curacaose Sport Federatie
30 september 2014 43
Cluster Sport (subsidie ANG 4,6 miljoen, 3 van 5 ontvangen)
Fundashon Fasilidatnan Deportivo Korsou (FFDK)
SEDREKO
Cluster Cultuur (subsidie ANG 4,8 miljoen, 5 van 5 ontvangen)
Fundashon Kas di Kultura Korsou
Het Curacaosch Museum
Plataforma Sklabitut i Herensia di Sklabitut
Stichting Monumentenzorg Curacao
Stichting Nationaal Archeologisch-Antropologisch Museum Nederlandse Antillen (NAAM)
Cluster Sociale vorming (subsidie ANG 0,4 miljoen, 1 van 2 ontvangen)
Federatie Antilliaanse Jeugdzorg
Fundashon Sentro di Konosementu i Integrashon Sosial Laboral pa Gruponan di Riesgo (Project voorkoming sociaal isolement)
Cluster nascholing (subsidie ANG 0,3 miljoen, 2 van 3 ontvangen)
Stichting nascholing onderwijsgevenden en onderwijsondersteunenden Curaçao (Bureau
Nascholingsfonds)
Fundashon Korsou 4-S
Fundashon Sentro di Informashon i Formashon na Bienestar di Mucha (Sifma)
Cluster beroepsopleiding (subsidie ANG 5,1 miljoen, 2 van 3 ontvangen)
Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
Fundashon pa Edukashon i Formashon di Fishi i Kapasitashon (Feffik)
Kenniscentrum Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (KBB)
Cluster park- en strandbeheer (subsidie ANG 0,5 miljoen, 2 van 3 ontvangen)
Caribbean Research & Management of Biodiversity Foundation (Carmabi)
Stichting Parke Tropikal
Stichting Nationale Parken
Cluster import- en exportbevordering (subsidie ANG 0,1 miljoen, 1 van 4 ontvangen)
Spin-Off Curaçcao
Brazil Curacao Chamber of Commerce
Panama Curacao Chamber of Commerce
Colombia Curacao Chamber of Commerce
Beëindigen / reeds beëindigd (subsidie ANG 2,3 miljoen, 12 van 19 ontvangen)
Incentives voor het MKB beleid
Curises/ICUC Bachelor in International Hospitality & Tourism Managment
30 september 2014 44
Beëindigen / reeds beëindigd (subsidie ANG 2,3 miljoen, 12 van 19 ontvangen)
FEKOSKAN
Kennis voor Curaçao
SEDECK (Fundashon Sentro pa Desaroyo di Empresa Chiki)
Fundashon Wega di Number Korsou
Dutch Caribbean Securities Exchange
Stichting tot bevordering van verantwoord Ouderschap (Famia Plania)
Soltuna
Asosashon Liga Pariba Korsou
FuDeKa/Asosashon Gruponan di Karnaval Korsou
Fundashon Ban Komunika
Fundashon Kultural Seu Korsou
Fundashon Miru
Komishon Karnaval Banda Bou
Stichting Jeugd Centrale Curacao
Stichting Kinderbescherming Curacao
Steering Committee Curacao
Stichting Kompa Nanzi
Afbouwen / bijdrage / organisatie heeft eigen inkomsten (subsidie ANG 6,2 miljoen, 7 van 9
ontvang)en
Curaçaose Sport en Olympische Federatie (C.S.O.F.)
Subsidie aan vakbonden en tbv SER
ADECK (Asosiashon di Empresa(rio)nan Chiki di Korsou)
Curacao International Financial Center
Vereniging Dierenbescherming
Fundashon Perspektiva i Sosten Integral (PSI)
Sosiedat Kurasoleno di Diabetiko (SOKUDI)
Biblioteka Publiko Korsou
Fundashon Pa Nos Muchanan
Herintegratie / wettelijke taak (subsidie ANG 8,3 miljoen, 6 van 13 ontvangen)
Soltuna
Stichting Coördinatie-Centrum Kinder- en Jeugdopvang Curaçao
Vrijwilligers Korps Curacao (VKC)
St. Bureau Toezicht en Normering Overheidsentiteiten
Stichting GVI Curaçao (Gezinsvoogdij-instelling)
Stichting Slachtofferhulp Curaçao
Ambulante Justitiële Jeugdzorg Curaçao
Fundashon pa Inovashon di Ensenansa na Korsou (Fide)
Fundashon Material pa Skol
Fundashon Sentro pa Guia Edukashonal (SGE)
Stichting Coördinatie-Centrum Kinder- en Jeugdopvang Curaçao
Stichting Onderhoud Schoolgebouwen
Fundashon pa Planifikashon di Idioma
30 september 2014 45
Afname op basis van eenheidsprijs (subsidie ANG 17,4 miljoen, 13 van 16 ontvangen)
Fundashon Perspektiva i Sosten Integral (PSI)
Fundashon Sentro di Konosementu i Integrashon Sosial Laboral pa Gruponan di Riesgo (Project
voorkoming sociaal isolement)
Stichting Meisjestehuis Curaçao (Casa Manita)
Fundashon Perspektiva i Sosten Integral (Coord.Org.Jeugdhulpverlening)
Fundashon Guia, Eduka i Forma
Stichting Kinderoorden van het Wit Gele Kruis (Kinderoorden Brakkeput)
Stichting Maatschappelijke Zorg en Herstel
Stichting New Creation Curaçao
Fundashon Nos t'ei pa otro
Fundashon MAMI SA
Fundashon Centro di Dama (Fundashon Sentro pa desaroyo di Hende Muhe (SEDA))
Stichting Accretio
Fundashon Negoshi Pikina (FNP)
Fundashon pa Konsumido
Nederlandse Rode Kruis
Fundashon Tayer Soshal
30 september 2014 46
8.3. Bijlage 3: werkwijze
Gezien de uitdagingen en de wens om het gewenste subsidieniveau op een verantwoordelijke
manier te bereiken, is gekozen voor een stap-voor-stap werkwijze. In het onderstaande
plaatje, zoals vastgesteld in het plan van aanpak, zijn de werkwijze en de op te leveren
deelproducten schematisch weergegeven. De processen c.q. werkzaamheden zijn in blauw
aangegeven; de producten die daar uit volgen zijn in rood aangegeven. De nummering van de
processen en producten volgt de nummering in hoofdstuk 3 en 4 van de ToR.
Naderhand is ervoor gekozen om de communicatiewerkzaamheden (7a en 7b) te laten
vervallen. De communicatie voor 2013 en 2014 was niet meer relevant omdat bij de aanvang
van de werkzaamheden in februari 2014 de begroting voor 2014 al was vastgesteld. De
communicatie voor 2015 en verder (over de voorgestelde maatregelen), kon door de
vertraging in de uitvoering en de deadline van 30 september 2014 voor de oplevering van de
werkzaamheden, niet meer worden uitgevoerd.
Gezien de tijdsdruk en de focus van de werkzaamheden, is bij het inventariseren van de door
de overheid te subsidiëren kerntaken geen volledige kerntakenanalyse uitgevoerd. Er is vooral
gebruik gemaakt van de Optimalisatieplannen zoals die zijn verkregen van de sub-werkgroep
formatie. Tijdens de inventarisatie van gesubsidieerde diensten is het aspect van de
wenselijkheid/noodzaak van het product meegenomen in gesprekken met de
contactambtenaren van de verschillende ministeries.
Op basis van de Subsidieverordening 2007 is gekeken naar de manier waarop subsidiegelden
worden toegekend, werkzaamheden worden uitgevoerd en de afspraken worden verantwoord.
Hierbij is gekeken naar manieren waarop het proces kan worden aangescherpt of aangepast en
het aandragen van voorstellen aan de werkgroep voor aanscherping/aanpassing van de
verordening.
Het was aanvankelijk de bedoeling dat alle producten aan de sub-werkgroep gepresenteerd
zouden worden en zij zouden worden bediscussieerd.
30 september 2014 47
8.4. Bijlage 4: enquête
In overleg met de leden van de sub-werkgroep is afgesproken dat de enquête aan de
instellingen pas verzonden kon worden op het moment dat de brief van de minister aan de
instellingen is verstuurd. De minister van Gezondheid, Milieu en Natuur heeft de brief niet
verstuurd, en dus zijn de instellingen niet benaderd.
De enquêtes zijn op de volgende data naar de instellingen die vallen onder dat ministerie
verstuurd:
Op 22 april naar de instellingen die vallen onder het Ministerie van Economische
Ontwikkeling.
Op 23 april naar de instellingen die vallen onder het Ministerie van Justitie.
Op 25 april naar een aantal instellingen die vallen onder het ministerie van Sociale
Ontwikkeling, Arbeid en Werkgelegenheid.
Op 2 juni naar de instellingen die vallen onder het Ministerie van Onderwijs,
Wetenschap, Cultuur en Sport.
De enquête bestond uit 17 vragen die ingingen op de relatie met het ministerie en de interne
organisatie van de instelling. In de gesprekken met de contactambtenaren zijn vergelijkbare
vragen gesteld.
Ministerie Totaal Verstuurd Respons
Staatsorganen 1 0 0
Algemene Zaken 2 0 0
Economische Ontwikkeling 20 8 2
Financiën 2 0 0
Gezondheid, Milieu en Natuur 10 0 0
Justitie 3 2 1
Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport 42 23 2
Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn 16 7 2
Totaal 96 40 7
Totaal in % 100% 41,6% 17,5%
In een aantal gevallen is geen enquête verstuurd naar instellingen omdat ze nog niet
operationeel zijn of pas nadat de enquête was verstuurd aan de lijst zijn toegevoegd.
30 september 2014 48
8.5. Bijlage 5: uitvoeringsstructuur
De uitvoeringsstructuur van OFO-traject bestaat uit een politiek-bestuurlijk deel en een
programmabureau. Het politiek-bestuurlijk deel valt weer uiteen in de Raad van Ministers, de
Ministeriele Commissie en de Stuurgroep OFO. Het politiek-bestuurlijke deel is
opdrachtgever voor de werkzaamheden binnen het OFO-traject.
Het programmabureau bestaat uit de programmamanager, een implementatieteam en een
secretariaat en drie werkteams. Het werkteam Subsidies richt zich op de subsidies in het
onderwijs, met overheidsinstellingen en met non-profit organisaties.
Programmabureau
Raad van Ministers
Ministeriële commissie Min Pres, Min BPD, MIN Fin
Stuurgroep OFO SG Fin, SG BPD,SOAB
Implementatieteam OFO SOAB & Ministeries
Teammanager Personele kosten (SOAB)
Project Formatie
Project overige personele kosten
Project Pensioenregeling
Teammanager Materiële kosten
(SOAB)
Project Centrale Inkoop
Project Overige materiële kosten
Project Centrale Huisvesting
Teammanager Subsidies (SOAB)
Project Subsidie onderwijs
Project Financiële relatie
overheidsinstellingen
Project Subsidie non-profit
Secretariaat SOAB
Politiek Bestuurlijk –Beraad
Programmamanager (SOAB)
30 september 2014 49
8.6. Bijlage 6: overzicht instellingen
In bijlage 6 zijn voor alle instellingen opgenomen:
De doelstellingen uit de statuten,
De afspraken uit de subsidieovereenkomst
En financiële gegevens afgeleid uit de jaarrekening, inclusief het subsidiebedrag.
Deze bijlage is uitsluitend electronisch opgeleverd.