De Aankomst
De completering
Gezag en gezichtspunt
Hoe maak je duidelijk dat vanaf de grondleggers op de Euraziatische
vlakten -de Arische stammen van Sredny Stog , van Sintashta-Arkaim1)
en van Andronovo- tot aan Mohandas "Mahatma" Ghandi aan toe, het
Hindoeïsme de geheimen van het bestaan nooit werkelijk vond? Hoe
maak je inzichtelijk dat Zarathoestra en Mozes, Jezus en Mohammed
bevlogen spraken over een revolutionair nieuw concept, monotheïsme,
maar dat idee zelf niet volledig begrepen, niet echt wisten waarover zij
spraken? Hoe kan een mens dit weten? Waant wie dit schrijft zichzelf een
god met de ultieme waarheid in pacht? Het is voor iedereen duidelijk dat
niemand meer een boodschap meer heeft aan
Zeus en Jupiter, of de zonnegoden Inti en Ra.
Dat is ooit anders geweest. Niemand uit
Schotland is nog bang voor Bel, de god van de
dood en koning van de onderwereld, noch
vestigt iemand daar nog enige hoop op Cliodna,
zijn tegenhanger en godin van het leven na de
dood. Niemand gelooft meer in de Noordse god
Odin -ook Weda, Woden, Wodan, Wothan,
Wuodan en Guodan genaamd- en terecht, want
de goden en godinnen hebben geen enkele
gezag meer over ons, geen van hen.
Hoe zeg je dat niets is wat het lijkt en dat alles
anders is? Hoe durf je dat op te schrijven? Hoe
zeg je dat godsdienst het raarste concept is
-het meest misleidende concept- dat ooit werd
bedacht? Hoe is het toch mogelijk dat
gerenommeerde filosofen in naam van de
wetenschap God en religie bij het afval zetten
en, in gradaties, atheïsme bepleiten, en tegelijk
de wetenschap tot de nieuwe religie verheffen?
Het lijkt allemaal nog het meest op de lamme
die de blinde helpt, kinderen die debatteren
over grote mensenzaken - aandoenlijk. De durf dit te zeggen ontstaat
door je blinddoek af te doen, de schellen van je ogen te halen, je
luchtwegen te schrapen en de vrije lucht in te ademen, het oorverdovend
lawaai uit te zetten en wat stilte te creëren, te beseffen dat alle
Cliodna
1
voornamelijk religieuze doctrines niet draaien om begrippen als waarheid,
oorsprong, lotsbestemming en nog veel meer geëxalteerds, maar om het
begrip gezag.
Boeddhisten, Indianen, Joden, Vikingen, Christenen, Aboriginals,
Moslims, Inca's, Hindoes, wetenschappers, ze zijn natuurlijk niet gek. De
overeenkomst tussen al deze mensen is dat ze, soms wanhopig, op zoek
zijn -waren- naar de waarheid. Op zoek naar de reden van het bestaan,
de zin van het bestaan, de oorsprong van het bestaan - ieder op de voor
hen geëigende manier. Allen proberen in contact te komen met het
gemis, het antwoord op de vraag waar komen wij vandaan, het antwoord
op de vraag naar het waarom. De laatste poging tot een antwoord vond
rond plaats rond het jaar 700. Geen enkele religie is er echter in geslaagd
het antwoord op de vraag naar het waarom, de waarheid volgens die
religie, bevredigend en overtuigend uit te leggen aan de rest van de
wereldbevolking. Er moet dus iets grondig mis zijn met het antwoord dat
door elk van de religies, culten en sekten wordt geformuleerd. Er
ontbreekt iets, of er is iets te veel, of er klopt iets niet in het perspectief.
Terwijl de antwoorden niet kloppen, soms zelf curieus zijn en veelal
eerder een politiek doel lijken te dienen dan een metafysisch, moet de
wijze waarop de religies het denken van de hedendaagse mens hebben
beïnvloed niet worden onderschat. Die invloed is enorm groot, ook bij
hen die zeggen niet meer te geloven. Van de mensen die zeggen niet
meer te geloven en die daadwerkelijk ook niet meer naar het godshuis
gaan noch zich op de een of andere manier daarmee verbonden voelen,
zegt de grote meerderheid toch te denken dat er wel iets is, het zijn de
aanhangers van het ietsisme. Geloven die mensen werkelijk in 'iets', of is
hun geloof in iets eerder een ontwenningsverschijnsel binnen een cultuur
die doordrenkt is -geweest- van religie? Wat vast staat is dat de moderne
wereld welhaast, nee, daadwerkelijk wordt gegijzeld door ideeën die
duizenden jaren oud zijn en die zijn geformuleerd voor een geheel andere
wereld. Maar de mens is dezelfde als toen, wordt tegengeworpen. Nee,
de mens is niet meer dezelfde, omdat de wereld van de mens is
veranderd. De wijze waarop de mens op de wereld kan reageren is
wezenlijk anders dan toen Maharishi Kapila of Mozes leefden. Religie is
het antwoord op de vraag die niet meer wordt gesteld. Religie is het
ongeldig antwoord op de vragen die wel worden gesteld. De mens stelt
niet meer de vraag naar de zin van het bestaan, hij stelt de vraag naar
de zin van zijn bestaan.
Boekverbrandingen vinden plaats in intolerante culturen en het negeren
van boeken staat meteen daarna op het lijstje van 'onvergeeflijke' zaken.
Het bestuderen van de oude religieuze boeken, of op zijn minst er af en
2
toe in lezen, is dan ook als het bestuderen van de geschiedenis en daar is
nog nooit iemand een minder mens van geworden. Het is het
gezichtspunt waar het om gaat, de blik waarmee je kijkt. Voor de
interpretatie van de heilig genoemde geschriften kan een mens het best
bij zichzelf te raden gaan. Elk mens kan, afhankelijk van de mate waarin
hij zich heeft losgemaakt van de indoctrinaties die hem beheersen, een
onafhankelijk inzicht krijgen in wat oeroude voorvaderen schreven. Een
persoonlijk autonoom inzicht in de universele waarheid, dat niet alleen in
de boeken ligt verscholen, maar vooral op de bodem van je zelf. Geen
wijze is wijs genoeg je te kunnen vertellen wat er in het diepste van je
hart op je wacht. Dat het iets akeligs zou kunnen zijn, vol van hel en
verdoemenis of slecht karma, is het angstbeeld van de onwijzen. Een
angstbeeld dat wordt misbruikt door hen met sinistere politieke
motieven. Wie zichzelf tot op de bodem uitzoekt vindt daar de Liefde die
deze wereld zo ontbeert, wie zich geneest van de ziekten van de wereld
vindt in de kern van zijn wezen zijn onvervreemdbaar aandeel in de
universele waarheid. Geloof niemand die hel en verdoemenis predikt,
want hij probeert je op het verkeerde been te zetten -een vals
perspectief te geven- en je angst te exploiteren voor zijn eigen
machtsbelang.
Religie is te belangrijk om over te laten aan religieuzen, de goeroes van
de oude tijd. Hecht evenmin teveel waarde aan wetenschappers, de
goeroes van de nieuwe tijd. Hang geen enkele goeroe aan en bepaal je
eigen melange van fysica en metafysica. Jij bent zelf de enige die de voor
jou geldige samenhang tussen informatie en interpretatie kan bepalen.
De wetenschappers die religie verwerpen kennen slechts een manier om
ergens uit te komen. Deze geleerden houden met ijzeren grip vast aan
hun materiële zekerheden. Als je wilt vertrouwen in wetenschappers, de
wetenschap als zodanig, maak je je tegelijk afhankelijk van het meeliften
naar het lot van de wetenschap, waarbij het onzeker is of je zult
aankomen op je eigen plaats van bestemming. De wetenschap laat
slechts een weg zien. De wetenschapper vraagt je zijn theorieën te
accepteren. En ook al zijn deze theorieën geschreven in de mooiste taal
van dit universum, de wiskunde, het is niet meer dan een
monokristallijne taal waarin slechts één aspect kan worden uitgedrukt,
het kwantificeerbare. Als het niet kwantificeerbaar is of niet
kwantificeerbaar gemaakt kan worden, dan is het niet onder woorden te
brengen in de taal van het wetenschappelijk universum. Niet
verwonderlijk dus, dat veel wetenschappers het bestaan van een god
-logisch moeten- ontkennen, of het atheïsme juist vol overgave
bepleiten. Het lijkt er sterk op dat wetenschappers hun eigen wereld
creëren en de wegen die naar buiten leiden dichtplakken met
3
krantenpapier, terwijl ze de gewone mensen ‘vragen’ mee te liften naar
hun bestemming. Net als de oude goeroes de mensen ‘vroegen’ te
geloven in de heilsbestemming van hun credo.
De overtuigingskracht die de wetenschap op mensen heeft, vervult
dezelfde maatschappelijke functie die voorheen door de
overtuigingskracht van de religie werd vervult - het verkondigde woord is
wet. De religie kunnen we niet achter ons laten door a-religieus te
worden of zelfs antireligieus, dat zou
neerkomen op het ontkennen of
bestrijden van iets dat bestaat. Dat is
vrij kinderlijk en je maakt jezelf
daarmee blind voor een aspect van
jezelf. Je blijft dan hangen in het
ietsisme. Daarmee zeg je dat er in je
iets klopt, je weet alleen niet dat het
je hart is. De atheïst heeft het nog
minder getroffen, want die zegt in
feite dat hij geen hart heeft. De
zekerheid die de wetenschap zegt te geven, gebruiken als substituut voor
de vroegere -maatschappelijke- zekerheid van religie, is evenmin een
begaanbare weg. De totale ontkenning van het metafysische zorgt voor
ruim baan voor het fysische, het belang van het materialistisch
welbevinden. Het geeft aanleiding tot het zoeken naar een
maatschappelijke herverdeling van macht en de opkomst van de
nieuwste religie, de materiëligie. De aanbidding van het gouden kalf zou
een Christen zeggen. Dus naast een helder hoofd, een rationele basis,
moet je ook een helder hart hebben, een basis van vertrouwen in jezelf.
De kern van de zaak
De mens geneigd is te kijken naar de autoriteit. Dat doet hij om iets te
leren of juist om niets te hoeven leren. Hij doet het omdat iemand anders
verder, hoger of beter is dan hijzelf en omdat hij zich aan die persoon wil
optrekken, of hij doet het juist niet omdat hij niet gemotiveerd is, passief
wil blijven of zich passief voelt. Een mens vertoont meestal combinaties
van de twee. Een persoon kan mateloos geïnteresseerd zijn in muziek en
in het geheel niet in politiek, of hij heeft een grote belangstelling voor
religie en weer niet voor informatietechnologie. Op het gebied waarvan
hij meent niets te weten kijkt hij naar de autoriteit, degene die er wel
meer van weet. De doorsnee mens weet van veel meer dingen weinig of
niets en is daardoor geneigd zijn leven aan te hangen bij een autoriteit,
4
terwijl hij zijn eigen talenten -als gevolg daarvan- vaak minimaliseert.
Daartegenover staan er groepen religieuzen, politici en wetenschappers
die hun kennisterrein zo omgeven met vaktaal dat de doorsnee mens
niet anders meer kan dan het op dat terrein over te geven, zelfs al zou
hij misschien anders willen. Naast de mythische Babylonische
spraakverwarring is er klaarblijkelijk ook sprake van een denkverwarring,
waarbij geen enkel mens meer de idee heeft dat hij tot alles in staat is -
zo worden mensen opgevoed en geschoold binnen het Luciwher
paradigma. De pijn van de onmogelijkheden, frustraties kan men
misschien zeggen, maken van de mens een klein mens, met kleine
gedachten op een klein gebied. Een mens wordt op die manier steeds
bevattelijker voor autoriteit en uiteindelijk voor onderdrukking. De enige
remedie die een mens hier tegen heeft, is zijn eigen talenten waarlijk
ontdekken -welke dan ook- en die zo diep mogelijk uitbouwen - diep in
zichzelf. De ware bevrediging en de vervulling van het mens zijn is hierin
vervat. Een mens die voor zichzelf een autoriteit is, zal de pijn van de
onmogelijkheden niet kennen, is dus minder of niet meer bevattelijk voor
de autoriteit van anderen en heeft daarmee het Luciwher paradigma
opgeheven.
Na en naast het graven in het diepste van zichzelf heeft een mens de
mogelijkheid zijn talenten in de breedte uit te bouwen. Op zoek te gaan
naar zij die vergelijkbare talenten en vervullingen hebben. Die door de
voldoening die het talent geeft geen interesse heeft in de concurrentie,
maar in de samenwerking - er is geen belang in gewin, maar alleen in
met elkaar delen. De pijn van de onmogelijkheden is getransformeerd in
de oplossingen van de mogelijkheden. De talenten die men niet heeft en
wel ziet bij de ander, zijn geen aanleiding meer voor overheersing, maar
voor de erkenning daarvan. De ban van de macht is gebroken en de
kracht van het samen gaan is geboren. Geen coöperatie in collectivisme,
maar de verzameling die is samengesteld uit en wordt bepaald door
individuen.
Het klinkt idealistisch -zeker in het oor van een zwartgallig persoon,
iemand die ziek is-, maar het is een haalbaar scenario. Niet volgend jaar
of tijdens de volgende generatie, maar wel ooit, omdat het de enige
oplossing is. Omdat het de enige oplossing is waarbij het individu niet
hoeft te gehoorzamen aan de machthebber -spirituele of seculier- en niet
wordt onderdrukt of bestraft wanneer hij dat niet doet. Het klinkt
idealistisch, maar niet irrealistisch wanneer men bedenkt dat tussen
bijvoorbeeld de Napoleontische oorlogen en vandaag het geweld in de
wereld substantieel is afgenomen. Door een steeds meer de gehele globe
omspannende nieuwsgaring lijkt het in de media alsof er steeds meer
5
geweld en oorlog in de wereld is, maar de realiteit is precies omgekeerd.
Oorlogen als de Eerste en de Tweede Wereldoorlog lijken niet meer goed
mogelijk en regionale oorlogen zoals de geplande oorlog tussen de
Verenigde Staten en het destijds Britse Keizerrijk -in de vorm van een
aanval op Canada in de 20'er en 30'er jaren van de twintigste eeuw-
nemen een steeds meer beperkte vorm aan - met nog steeds veel te
betreuren slachtoffers. Van een grote en mogelijk nucleaire oorlog tussen
de grote machtsblokken lijkt geen sprake meer sinds het einde van de
Koude Oorlog en de afbraak van het symbool daarvan, de Berlijnse Muur.
De oorlogen speelden zich daarna af met economische hegemonie als
inzet - handelsoorlogen dus, gevechten om grondstoffen, economische
conflicten. Dat de strijd om de economische dominantie een militair
conflict kan initiëren moet als een reële mogelijkheid in het achterhoofd
worden gehouden. Anderzijds zit een economisch blok er niet op te
wachten dat de productiemiddelen worden vernietigd als gevolg van een
gewapend conflict. De strijd om het bezit van grondstoffen is potentieel
de oorzaak van gewapende conflicten, de strijd tussen etnische en
etnisch-religieuze groepen kan een andere oorzaak zijn. In sommige
gebieden gaan die twee bronnen van onenigheid samen.
De neergaande lijn van geweld en opgaande lijn van -in zekere mate-
vreedzaam samenleven correleert in hoge mate met de opgaande lijn in
educatie. De mate waarin mensen geschoold zijn bepaalt de mate waarin
zij bereid zijn zich door de machthebbers te laten leiden richting oorlog.
Wie werkloos is, financieel en economisch aan de grond zit en geen
uitzicht heeft op de verbetering van zijn situatie, wie op geen enkele
manier erkenning en hulp voor zijn problemen kan vinden, zal eerder
bereid zijn zijn op een radicale manier op te lossen -desnoods met
geweld- en zal zich laten sturen door afgunst en haat. Dit was de situatie
waarin Adolf Hitler zich bevond en met hem miljoenen Duitsers na de
Eerste Wereldoorlog. Wie in zijn leven iets heeft opgebouwd heeft geen
aanleiding tot desperate maatregelen, anders dan de verdediging tegen
afgunst en haat - welke verdediging is de beste en wordt een aanval
soms niet gezien als de beste verdediging? De beste manier om oorlogen
tegen te gaan is dan ook de educatie aan beide zijden van de
-imaginaire- lijn op te schroeven en het daarbij niet te laten - elk mens
heeft een fatsoenlijk dak boven zijn hoofd nodig, voldoende te eten en
uitzicht op de realisering van zijn talenten. De werkelijke ontplooiing van
de mens kan pas dan plaatsvinden als hij zich ook kan ontdoen van zijn
eigen machthebbers. Wanneer hij zich kan ontdoen van de Oude Geest,
het Luciwher paradigma, die de mens sinds mensenheugenis achtervolgt,
sinds de dorpsoudste tot en met de president. Niemand stijgt tot zo'n
grote hoogte dat hij niet meer kan bukken om iemand anders op te
6
rapen. Dit adagium sluit geen egalitarisme in zich, juist niet, maar een
oproep tot solidariteit.
Wat hier staat is geen gloednieuw politiek programma, noch wil het de
samensmelting zijn van alle politieke programma’s of een keuze uit de
beste elementen ervan. Een keuze uit de politieke instrumenten kan
nooit een garantie zijn voor een rechtvaardig systeem, waar dan ook. Elk
systeem, als het al een systeem kan worden genoemd, komt voort uit de
samenstellende delen, de mensen. Je moet eerst je sokken aantrekken
voordat je je schoenen kunt aandoen. En voordat je je sokken aantrekt
was je eerst je voeten. Elke samenleving van mensen kan pas gezond
zijn wanneer die bestaat uit mensen die gezond zijn, mensen die zichzelf
hebben kunnen helen. Die niet aan de leiband lopen van wie dan ook,
maar die steunen op de innerlijk gevonden kracht - de kracht die de
eenzaamheid geen vloek doet zijn: de Liefde. Mensen die niet aan de
leiband lopen en die vertrouwen op hun eigen kracht hebben niemand
nodig om van te profiteren, anders dan als mogelijke inspiratie. Pas als je
voeten schoon en droog zijn en je je schone sokken hebt aangetrokken,
trek dan je stevige wandelschoenen aan, want nu komt het echte grote
werk.
Afsluiting
De zin van het leven
Soms is het mij te moede mensen, door de tijd heen, zich te horen
afvragen wat de zin van het leven is, de zin van het bestaan. Mensen die
zich dit afvragen vallen, zo grofweg, in twee categorieën. Mensen die zich
ongelukkig voelen -waarom overkomt mij dit- en mensen die tijd over
hebben -wat is er nog meer- doordat
anderen het zware of vervelende werk
voor hen doen; misschien zelfs wel die
uit de eerste categorie. Het is mij ook te
moede omdat impliciet of expliciet de
vraag op steeds maar een en dezelfde
manier wordt gesteld, zoals die wordt
gesteld in elke godsdienst of filosofie
waarvan ik het bestaan weet: wat is het
dat het bestaan zin geeft? Zelden,
eigenlijk nooit, wordt de vraag in de
omgekeerde volgorde gesteld: wat kan
7
ik doen om alles zin te geven? Wanneer de vraag zo wordt gesteld, is er
ook een element toegevoegd, namelijk het doen, het ondernemen van
actie. Het doen, of juist het laten, is een van de meest wezenlijke en
definiërende karakteristieken van het mens-zijn. Daarmee is in feite al de
vraag naar de zin van het leven al beantwoord: we zijn hier allemaal om
iets te doen. De volgende vraag is dan, waarom zijn we allemaal hier om
iets te doen? Op die vraag zal hier nooit antwoord komen. De
antwoorden die in dit universum kunnen worden gevonden gaan over het
wat en over het hoe, maar zullen de vraag naar het waarom altijd
onbeantwoord laten. Mensen die denken het antwoord op een waarom
vraag te hebben gevonden, zullen bij nadere beschouwing moeten
toegeven dat zij een ingewikkelde manier hebben gevonden op de vraag
naar het hoe. Het enige nietige aanknopingspunt dat een mens heeft
naar een waarom is zijn vermogen in dit universum te handelen. Vooral
in het begin van deze boekenreeks staan aanknopingspunten naar het
waarom van het waarom, maar dat zijn allegorische verwijzingen
waarvan niet mag worden aangenomen dat iedereen die zomaar gelooft.
Beter is om dat verhaal in het achterhoofd te houden, wanneer men zelf
op zoek gaat, op zoek in het innerlijk.
Het handelen van de mens in het leven verandert het leven van allen en
verandert het universum, ook al neemt die mens het op zijn best waar
als die van het vlindereffect. Het handelen dat gebeurt vanuit een
innerlijk gevonden rust en genezing heeft een helend effect op het leven
en het universum. Hierbij moet men ervan uitgaan dat een mens
doodziek op aarde verschijnt en zijn leven gebruikt om zichzelf te
genezen - elders is dat omstandiger uitgelegd. Om deze reden ook, het is
in dit boek uitgelegd en gestaafd, zijn de godsdiensten, de
representanten van de Oude Geest van het Luciwher paradigma, de
valkuilen voor de mens die op weg is door het leven. Het Hindoeïsme
pleit bij monde van Krishna in de Bhagavad Gita voor onthecht handelen,
een vorm van handelen die het handelen vanuit de ziel bepleit, zonder
acht te slaan op het effect van het handelen in de reële wereld. Maar de
mens kent zijn ziel niet, omdat de mens ziek is . Het neemt vaak een2)
heel leven om te genezen en vervolgens zuiver te handelen. Het
genezingsproces wordt door de individuele mens in gang gezet, in gang
gehouden en afgerond naar waarlijk eigen inzicht - is een mens ooit
uitgeleerd? Er is geen boek met wijze teksten dat het beter weet dan de
mens voor zichzelf kan weten. Dat geldt evenzo voor de andere grote
godsdiensten, met name de Indo-Semitische godsdiensten gesticht door
Zarathoestra, Mozes, Jezus en Mohammed. Afgezien van de doordachte
bespiegelingen zoals die ook in de Bhagavad Gita zijn te vinden, zijn de
Avesta, de Tenach, de Bijbel en de Koran toch vooral ook bedoeld om de
8
mensen te sturen - religieus en politiek. Al deze boeken zijn geschreven
vanuit het oogpunt van de autoriteit die de gewone mens moest brengen
tot een besef en een grond voor handelen. Het belang van het handelen
werd altijd geformuleerd vanuit het belang van het collectief -stad, staat,
natie- waaraan het individu zich diende aan te passen. De mens werd
zodoende geconfronteerd met eisen van buitenaf die hem eerder zieker
maakten dan hem een voedingsbodem voor genezing gaf.
Er gaan steeds meer groepen ontstaan van mensen die op weg op de
innerlijke weg zich verenigen op een gezamenlijk gevoelde eenheid. Niet
op basis van landstaal, etniciteit of bezit. Of zo’n groep een collectief is
moet die groep zelf bepalen. Ik kan me ook voorstellen dat iemand niet
tot een groep wil behoren, en zijn of haar handelen als individu een
voldoende uiting vindt van de zin van zijn of haar leven. Ik heb altijd het
beeld van de huiselijke herberg aan de innerlijke weg aangenaam
gevonden, waar de vermoeide reiziger per toeval gelijkgestemden
ontmoet. Waarna ieder weer zijns weegs gaat. Er zijn vlinders en er zijn
groepen vlinders. De conclusie is dat door zijn handelen een herstellende
persoon de menselijke aard, zijn aanwezigheid en zijn impact op de
aarde en daarmee het universum verandert.
Het doel van het universum
De vraag, heeft het universum een doel, kan gemakkelijk worden
beantwoord. Ja, dat doel is er, klaarblijkelijk, want anders waren wij, de
mens, hier niet. Dit lijkt een nogal egocentrisch antwoord, dat is het niet,
het is wel een stellig antwoord. Om zo stellig te kunnen zijn, moet je alles
laten vallen waarvan je overtuigd bent en gaan lezen, kijken en luisteren
naar alle informatie los van je overtuiging. De video van de Neil deGrasse
Tyson bijvoorbeeld [zie noot 3] zit vol informatie, maar ook vol met
overtuigingen en aannames. Ook de bijdragen van andere
wetenschappers aan het project "Does the Universe have a Purpose"3)
vertonen aannames die gemeenplaatsen zijn en niet door de betreffende
zijn onderzocht, anders dan al filosoferend in hun hoofd, filosoferend op
basis van wat zij overgeërfd hebben gekregen. Om de vraag stellig en
eenvoudig te kunnen beantwoorden, hoef je echter alleen maar naar het
hier en nu te kijken, naar dat wat IS. Een mens is moederziel alleen in
een gigantische kosmos en hij IS, hij neemt waar dus hij IS, hij leeft en
IS en sterft en IS niet meer -hier-. Dit heeft niets met egocentrisme te
maken, het is een vaststelling. Waarlijk egocentrisme ontstaat pas
doordat de mens zegt -of impliceert- dat hij het centrum is van het
9
heelal, of misschien meer precies, doordat de mens denkt vanuit zijn
eigen perspectief bij het bestuderen van het universum . Dit perspectief4)
lijkt verscholen te liggen in de bewoordingen van ieder die zich hiermee
bezighoudt. Is het dan zo moeilijk te bevatten dat wij een uitdrukking
van het heelal zijn dat zichzelf wil begrijpen? Door de aard van onze
aanwezigheid, door het feit dat wij hier zijn, geeft het universum
uitdrukking aan zichzelf, zoals ook een kunstenaar uitdrukking geeft aan
wat hem bezielt. Alles wat in dit universum is, wat ons vooraf is gegaan
en wat er na ons volgt, is een expressie van het universum . Dit is een5)
zelfstandig naakt te constateren feit. Wij zijn immers gebouwd uit de
materialen van dit universum. Dit laatste gegeven op zich impliceert op
geen enkele manier een vooropgezet doel van het universum met ons als
uitkomst, want dat doel valt menselijkerwijs niet te bewijzen. Wanneer
wij onszelf zien als uitkomst van het doel van het universum, zou dat
hetzelfde zijn als onszelf zien als het uiteindelijk resultaat van de
evolutie. Er zijn vormen van leven voor ons geweest en na ons zullen die
er ongetwijfeld ook zijn, zowel op aarde als in het universum.
De mens die het heelal wil begrijpen is als de kleuter die zijn ouders wil
begrijpen -het is niet onmogelijk, maar hoogst onwaarschijnlijk-. Het is
andersom - wij zijn immers de kinderen van het heelal. In dit universum
zijn onder andere wij mensen het middel dat het universum gebruikt om
inzicht in zichzelf te krijgen. Daarmee is de mens niet gereduceerd tot
een stuk gereedschap en hierdoor wordt de vraag van de mens naar de
zin van het bestaan evenmin redundant. Het perspectief is wel geheel
anders dan mensen tot nu toe hebben aangenomen. Tot nu toe
probeerde de mens buiten zichzelf te kijken -met telescopen en
microscopen- om de zin van het bestaan te ontdekken en komt slechts
een spiegel tegen, een spiegelgalerij zelfs waarin de beelden elkaar
steeds weer reflecteren in vragen die ontstaan zodra een vraag is
beantwoord. Om de zin van het bestaan en het doel van het universum
werkelijk te ontdekken doet een mens er beter aan eerst naar binnen te
reizen en wanneer de vragen die daar op een antwoord wachten
beantwoord zijn, pas dan de blik naar buiten te richten. De vragen die
dan gesteld worden, zijn van een geheel andere aard - niet louter
kwantificerend. Het is zinniger eerst volwassen te worden voordat de
vragen geformuleerd worden. Overigens de vragen kunnen niet worden
gesteld aan de bovenmeester, maar het zijn vragen die men zelf moet
beantwoorden. Vragen die een hypothese geldig maken en antwoorden
die jouw theorie geldig maken- jouw aandeel in de universele waarheid.
Tot die tijd moet in een beeldspraak en personificatie de kracht die het
universum beheerst Luciwher genoemd worden en het stramien
waarbinnen alles en iedereen nog 'gevangen' zit het Luciwher paradigma.
10
Pas als de mens, tot hem beperk ik mij nu, vragen kan stellen die los van
dit stramien geformuleerd kunnen worden, pas dan kan een mens de zin
van het bestaan ontdekken en het doel van het universum. Dan zijn de
allegorieën uit het eerste gedeelte van het eerste boek in deze reeks ook
niet meer nodig, dan zijn de antwoorden die ieder mens nodig heeft
inzichtelijk zonder een God met baard. Dan zijn indelingen als deïsme,
theïsme en atheïsme volkomen overbodig, zoals iedereen met een
zachtmoedige kijk op het leven nu al weet dat de dichotomie goed en
kwaad onzinnig en onwerkbaar is. Dan heeft de mens bijgedragen aan
het universum die zichzelf begrijpt, de mens die een uitdrukkingsvorm
van het universum is. Dan heeft Luciwher een stap gezet in het begrijpen
van zijn wezen, de aard van zijn zijnsvorm. De mens heeft niet Luciwher
geholpen, maar Luciwher heeft zichzelf -middels de mens- geholpen zijn
wezen te begrijpen en daarmee alles en iedereen die uit hem voortvloeit,
zijn creaties, waaronder de mens. Het spectrum van creaties dat binnen
het vermogen ligt van het rationele, het scherpzinnige, het analyserende.
Luciwher, de mens die hij creëerde en alles wat hij verder creëerde, is
daarmee een stap dichterbij gekomen bij het formuleren van zijn
talenten en kan dan weet hebben van de talenten die hem ontbreken.
Uiteindelijk kan Luciwher onder woorden brengen wat het is dat hem
mankeert, wat hem ontbreekt - met hem zijn volk, de mens. Dan kan
het licht uit in het universum en gaat iedereen naar huis. Dan zal de
aankomst het grote feest van het weerzien zijn en Liefde en Licht zijn
herenigd in WarmeSchoonheid, de AllerEerste die het allemaal mogelijk
maakte voor iedereen weer zichtbaar.
Gooi alles wat je aan het doen bent er bij neer en pak het weer op op de
juiste manier. Bevrijd jezelf van de Oude Geest en wordt een Vrije Geest.
Ontketenen jezelf van de ketenen van het Luciwher Paradigma, want
waarschijnlijk zonder het zelf te weten zit je vast aan deze instructiecode.
Breek door de grenzen van wat voor iedereen de hel is, naar de andere
kant van dit bestaan. Realiseer je dat je bent geïmmuniseerd voor
schoonheid, ongevoelig gemaakt voor de liefde. Zie dat die schoonheid
de warmte is die je nodig hebt en de liefde de zelferkenning waarnaar je
hunkert. Genees jezelf. Besef dat wat je ontbreekt niet in de handel als
een product te koop is, maar alleen als een vrij toegankelijk geschenk in
de kern van je wezen. Er zit geen zingeving in het zijn van klant van
iemands goederen, hoe verleidelijk ook tentoongesteld, hoe ook
aanbevolen door andere consumenten. Dat weet je eigenlijk heel goed,
want je hebt het altijd wel geweten hoe het is om beter te worden.
Vertrouw jezelf en doe dat niet meer met de mensen die je vragen hen
te vertrouwen. Degenen die vertrouwd kunnen worden vragen dat niet,
11
zij die de waarheid spreken zullen dat nooit aankondigen. Kijk eens langs
in de spiegel en word wie je bent. Gelooft me niet, want dat is niet wat ik
vraag. Hoewel woorden te klein zijn voor mijn stem, lees mijn woorden,
want ik ben de boodschapper die hoopt je te hebben getroost, soelaas te
hebben geboden - een beetje.
Thuis
Moe maar voldaan lig ik lekker in mijn bed, terwijl buiten de zon al volop
schijnt. Ik draai me nog een beetje om en kijk naar mijn vrouw die
glimlacht wanneer onze ogen elkaar ontmoeten. We hebben elkaar al die
lange tijd gemist, maar nu bestaat de tijd niet meer. We hebben de tijd
de afgelopen nacht in een knallend vuurwerk tot een einde gebracht. Nu
zijn we hier en we gaan niet meer weg.
12
Annex, Heeft het universum een doel?
De hiernavolgende wetenschappers hebben deelgenomen aan de
gesprekken over "Grote Vraagstukken" van de "John Templeton
Foundation". Het valt op dat vrijwel al deze mensen uit het Angelsaksisch
cultuur- en taalgebied komen -met uitzondering van een Belg en een
Fransman- en meest waarschijnlijk spreken vanuit een Joods-Christelijke
traditie. De Fransman in het gezelschap heeft zich op een later moment
tot de Islam bekeerd, maar verder zijn er geen wetenschappers met een
Islamitische achtergrond, of bijvoorbeeld vanuit de Hindoe cultuur, die
een bijdrage aan de stellingnames hebben geleverd.
De visies die in deze 'conversatie' worden gepresenteerd, representeren
een dwarsdoorsnede zoals men die kan verwachten binnen de westerse
cultuur, de dominante cultuur. Om die reden worden deze
wetenschappers van commentaar voorzien, in de eerste plaats voor de
lezers van dit boek, om hun eigen visie te vergelijken met enerzijds die
van de deelnemende wetenschappers en anderzijds de visie en de
overwegingen die worden verwoord in "de Sleutel". De lezer wordt
vervolgens uitgenodigd zijn of haar reactie daarop te geven in het
lezersforum. Dat lezersforum kan worden bereikt via de contactlink
onderaan de webpagina van manasnaala.net.
In de opzet op deze pagina wordt steeds een korte weergave gegeven
van de stellingname van de betrokken wetenschapper, met daarbij de
mogelijkheid de gehele bijdrage te bestuderen [www.templeton.org/
purpose/index.html], waarna een kort commentaar volgt. Daarnaast is
getracht een in dit verband zo relevant mogelijk 'stukje video' van en
over de genoemde wetenschapper een plaats te geven
[www.manasnaala.net]. Geïnteresseerde lezers kunnen natuurlijk zelf
-op het web- naar verder materiaal zoeken.
Lawrence M. Krauss - Hoogleraar Natuur- en
Sterrenkunde aan de Case Western Reserve Universiteit.
Het is onwaarschijnlijk dat het universum een doel heeft.
"Hoewel niets in de biologie, scheikunde, natuurkunde,
geologie, astronomie, of kosmologie ooit direct bewijs
heeft voortgebracht ten aanzien van het doel in de
natuur, kan de wetenschap nooit ondubbelzinnig bewijzen
dat er geen doel is. Zoals Carl Sagan in een andere context zei:
Afwezigheid van bewijs is geen bewijs van afwezigheid." Deze uitspraak
van Carl Sagan behoort tot de favoriete uitspraken in mijn boekje en
13
iemand die dit citaat op een juiste wijze kan gebruiken, moet iemand met
inzicht zijn. Maar genoeg nostalgisch sentiment. Aan Lawrence Krauss wil
ik vragen of hij ooit van galjoenblindheid heeft gehoord. Dat is het
fenomeen waarbij de galjoenen van de Spaanse veroveraars niet werden
waargenomen door de Maya's, omdat ze het verschijnsel galjoen niet
kenden, dat terwijl de galjoenen duidelijk zichtbaar voor de kust lagen en
de veroveraars al op het strand stonden - en werden aanbeden, alsof
Itzamna was teruggekeerd. Zou de heer Krauss God herkennen als die
voor hem stond? Wie zijn ogen sluit bewijst niet anders dan dat hij blind
is. Verder kiest Krauss niet echt in de polemiek en uit zijn woorden
begrijp ik dat hij in wezen zegt dat het zou kunnen, maar dat het niet
echt waarschijnlijk is en dat hij de rol van de traditionele godsdiensten
als uitgespeeld beschouwt. "Zo lijken de georganiseerde religies, die de
mensheid in het middelpunt zet van een of ander goddelijke plan, onze
waardigheid en intelligentie aan te vallen. (...) We moeten niet
wanhopen, maar we moeten ons nederig verheugen in het beste te
maken van deze gaven, en ons kort moment in de zon vieren." Zo eindigt
de heer Krauss zijn bijdrage.
Commentaar: Zoals Lawrence Krauss zijn er veel mensen, mensen die
nog gedeeltelijk in de oude cultuur van de religies staan, maar daar
anderszins eigenlijk al afscheid van hebben genomen - misschien is
Krauss wel een ietsist. Hij valt waarschijnlijk binnen de vijfde categorie
van Richard Dawkins en is dan een technisch agnost, iemand die de kans
op het bestaan van God op minder dan vijftig procent stelt en verklaart
dat hij er niet zeker van is of God eigenlijk wel bestaat. Het 'probleem'
met de heer Krauss en mensen zoals hij is, dat zij het al of niet bestaan
van een God afhankelijk stellen van het juist of onjuist zijn van de religie
die zij ooit hebben aangehangen. Als religie eigenlijk onzin is -maar dat
durven zij nog niet hardop te zeggen-, dan bestaat volgens hen God
evenmin. In dit boek heb ik op veel plaatsen omschreven, dat de God
van de religie onzin is, maar dat daardoor God nog geen onzin is. Krauss
ziet in zijn religie geen 'hoger doel', maar dat zegt nog niet dat er geen
'hoger doel' is. God, godsdienst en het goddelijk plan -als ik het zo
versimpeld mag formuleren- zijn veel te belangrijk om aan de
godsdiensten over te laten. Die hebben God tot hun politiek stroman
gemaakt en godsdienst tot een verslaving van het volk-. Religiositeit
heeft niets te maken met sterrenwichelarij, maar alles met het bereiken
van de bodem van de innerlijke bron, hoewel dat voor veel mensen een
innerlijke beerput blijkt te zijn. Voor iedereen echter, iedereen, ligt op de
bodem de innerlijke ontdekking klaar en daarmee de universele Liefde.
Wat een pracht wereld wordt dat waarin je je niet nederig hoeft te
verheugen in je gaven, maar waarin je voluit kunt genieten van je
14
talenten. De ontdekking van het goddelijke volgt daarna welhaast als
vanzelf en daarmee de zin van de schepping.
David Gelernter - Professor in de computerwetenschappen
aan Yale en Nationaal Fellow bij het American Enterprise
Institute. Ja, het universum heeft een doel.
De heer Gelernter begint zijn bijdrage met wat misschien
wel zijn persoonlijke 'mission statement' kan worden
genoemd. "Namelijk, onze dierlijke natuur te verslaan en
te overstijgen; goedheid, schoonheid en heiligheid te
creëren waar eerst alleen natuur en dierlijk leven bestond, om te creëren
-als we daarin slagen- wat de enige kleine speldenprik van goedheid in
het universum zou kunnen zijn - dat voor zover wij weten verder moreel
van nul en generlei waarde is. Als er in de kosmos niet overal van dit
soort projecten bestaan, verandert onze overwinning de aard van het
universum." Zijn korte betoog draait om het gegeven dat de mens zijn
dierlijke natuur dient te overstijgen om goedheid te creëren, maar
tegelijk dat de aard van die goedheid nauwelijks welomschreven is. Hij
eindigt met een verwijzing naar het boek Job -uit de Tenach en de Bijbel-
en concludeert dat een mens moet roeien met de riemen die hij heeft.
Commentaar: Net als Joodse humor is de bijdrage van de heer Gelernter
doorspekt van een fatalistisch optimisme waar ik waardering voor kan
opbrengen. Geen volk heeft zo geleden als het Joodse volk, zo wordt
vaak gezegd, hoewel de realiteit laat zien dat elk volk op aarde
verschrikkelijk geleden heeft. In de laatste paar honderd jaar lieten ruim
145 miljoen Chinezen het leven als gevolg van oorlog en geweld. Sinds de
komst van de Europeanen stierven meer dan 100 miljoen inheemse
'Amerikanen' aan oorlog en ziekte. Waaruit de conclusie kan worden
getrokken dat elk volk lijdt, dat elk mens lijdt, net als Job. Is dit het
gevolg van de dierlijke aard van de mens? Is dit het gevolg van het
niet-goede? Vele beschouwingen zijn gewijd aan de aard van de mens en
het verschil met de aard van het dier. Het dier doodt uit noodzaak, om te
eten, en de mens doodt daarnaast ook uit slechtheid, zo wordt gezegd.
In het geheel van dit boek heb ik willen aantonen dat een notie als
slechtheid geen werkbare oplossing voortbrengt, bijvoorbeeld door daar
goedheid tegenover te stellen. Dichotomieën als goed en kwaad dragen
zelden of nooit bij aan een oplossing - je creëert partijen die claimen het
goede voor te staan en die de anderen -de slechten- wensen te
bestrijden. Wanneer we er echter vanuit gaan dat de mens ziek is, ziek
van verlangen naar wat hij in zijn hart mist, kan elk individueel mens
15
werken aan zijn genezing. Cura te ipsum. Geneesheer, genees uzelf. Een
uitspraak die algemeen wordt geïnterpreteerd als een oproep geen
verwijten te maken aan een ander, want mogelijk doe je zelf ook dat en
verder van alles fout. Een dergelijke interpretatie kan leiden tot een
passieve zelfs fatalistische instelling van schuldbesef en zelfverwijt en
nodigt in elk geval niet uit tot een actieve houding goedheid, schoonheid
en heiligheid te creëren. Schoonheid -laat de goedheid en heiligheid maar
even zitten- kan niet worden gecreëerd door iemand met een zieke
geest. De hier aangehaalde uitspraak uit Lucas, die de uitspraak uit de
mond van Jezus zou hebben opgetekend, leidt tot een ander proces
wanneer die als advies tot een actieve houding wordt opgevat. Namelijk,
de mens die zijn opvoeding en alle andere vormen van indoctrinatie
buiten de deur zet en diep in zichzelf afdaalt om daar te ontdekken wat
hem in zijn hart ontbreekt. Een ziek mens creëert geen kunst of
schoonheid, maar zijn persoonlijke therapie. Alleen een genezen mens
kan werken aan de schoonheid van de wereld en de uiteindelijke
ontdekking van de universele Liefde. Hier is dan geen sprake van een
overwinning, zelfs geen zelfoverwinning -bij elke overwinning vallen
slachtoffers-, maar van ontplooiing, de zelfontplooiing van de talenten die
elk mens heeft. Niet de passieve houding van het ondergaan, zoals de
religies van je willen, maar de actieve houding van genezing, zoals in je
eigen belang is.
Paul Davies - Natuurkundige, kosmoloog en astrobioloog.
Hij is de directeur van het Beyond Center aan de Arizona
State University. Mogelijk heeft het universum een doel.
"Waar is dan het bewijs van het "kosmische doel?" Nou,
dat ligt recht voor onze neuzen in het bestaan van de
wetenschap zelf als een succesvol verklarend paradigma.
Het verrichten van wetenschap betekent uitzoeken wat er
in de wereld gaande is - wat het universum "bezield", waar het "over
gaat." Als het nergens "over gaat", zou er om te beginnen al geen goede
reden zijn om in te schepen op de wetenschappelijke zoektocht, dan
hebben wij geen enkele reden om aan te nemen dat we daarmee verdere
coherente en zinvolle feiten over de wereld zouden kunnen ontdekken."
In de bijdrage van Paul Davies wordt een relatie gelegd tussen de aard
van de mens, de aard van de wetenschap en de aard van het universum.
Zijn "misschien" hangt samen met zijn opvattingen over wat de relatie is
tussen planmatigheid en doelmatigheid.
16
Commentaar: Het is opvallend dat veel mensen, daar horen
wetenschappers bij, bij het denken over een mogelijk doel voor het
universum, het bereiken van het doel omschrijven als het punt van
voleindiging van een van te voren welomschreven plan. Daartoe moet er
een God, of een creërende kracht zijn, die alles van te voren zo bedacht
heeft. Dat is maar één opvatting van de combinatie plan en doel, een
opvatting die nog sterk doet denken aan de klokkenmaker van de
Verlichting. Het is een tirannieke opvatting, met God als de grote dictator
die alles tot in de details bepaalt. Het is een verouderde opvatting die
ook geen recht doet aan het onzekerheidsprincipe zoals dat is
geformuleerd binnen de kwantummechanica. Een andere opvatting van
plan en doel, de opvatting die ik zelf veel plausibeler acht, is die waarbij
de oorzaak van het universum, laten we die nog maar even God noemen,
zijn kind op een zelfstandig pad heeft gezet. Die opvatting lijkt mij veel
plausibeler, omdat alles in het universum op die manier werkt. Er is
oorsprong en er is afstamming, oorzaak en gevolg. De afstamming en de
gevolgen ontwikkelen zich dan niet als bij een automaton, maar in een
zelfstandige lijn langs de lijnen die zijn uitgezet. De verbinding tussen
ouder en kind, zoals bij bijvoorbeeld mensen, is daarvan afgeleid, zoals
ook het ontstaan van een planetenstelsel wordt ingeleid door een zich
ontbrandende zon. Die wetmatigheid zegt op zich al genoeg over de
bedoelingen van de God. Het heeft daarom geen enkele zin uit de
observaties van het heelal en de mens, en alles wat zich daartussen
bevindt, de wil van God trachten te destilleren, zomin als het zin heeft uit
het gedrag van de zoon het karakter van de vader af te leiden. De lijnen
zijn uitgezet, je zou dat met enige goede wil een vorm van predestinatie
kunnen noemen, maar de ontwikkelingen daarbinnen vinden zelfstandig
plaats, zoals de ouders plannen hebben voor de opleiding van hun
kinderen -op basis van veronderstelde of waargenomen talenten- en de
kinderen die uit alle opties hun eigen keuze maken.
Peter William Atkins - Fellow en professor scheikunde aan
het Lincoln College, Oxford. Nee, het universum kent geen
doel.
"Bij gebrek aan bewijs is de veronderstelling dat het
universum een doel heeft sentimenteel wensdenken en
sentimenteel wensdenken, dat aan alle religies ten
grondslag ligt, is een onbetrouwbaar instrument voor de
ontdekking van de waarheid van welke aard ook." Dit citaat van de heer
Atkins is zo heerlijk, dat ik er graag mee wilde beginnen. De uitspraak
17
staat roodgloeiend van onderliggende haken en ogen. Het woord
sentimenteel heeft voor hem een kennelijke negatieve bijklank, net zoals
wensdenken. Met gebrek aan bewijs bedoelt Atkins meest waarschijnlijk,
gebrek aan wetenschappelijk bewijs. Wetenschappelijk als in meetbaar.
Dat iets onmeetbaars waardevol kan zijn, wordt dagelijks bewezen door
wetenschappers die op basis van een vermoeden hypotheses opstellen
en op onderzoek gaan. Verder is bewijs een relatief begrip, want er is in
de wetenschapsgeschiedenis nog nooit bewijs geweest dat niet onderuit
is gehaald en vervangen door beter bewijs of door de falsifiëring ervan.
Het heeft er alle schijn van dat meneer Atkins zijn bijdrage heeft willen
openen met een klapper, die in feite op hem terugslaat en hem
tentoonstelt als kleingeestig - misschien wel zo kleingeestig als de religies
waarvoor hij een duidelijk dédain heeft, waarbij ik aanteken dat ik het
met hem eens kan zijn wanneer hij de gangbare religies in het vizier
neemt, maar waarbij hij dan wel tegelijk zijn geest afsluit voor
toekomstige ontwikkelingen. Dit maakt het moment dat hij de waarheid
-van welke aard dan ook- gaat ontdekken alleen maar moeilijker te
bereiken. Elk rabiaat standpunt isoleert een mens van zijn
mogelijkheden.
"Dat we nog niets begrijpen over het ontstaan van het heelal, mag niet
betekenen dat we aan het ontstaan ervan een bovennatuurlijke oorzaak
kunnen toeschrijven, een schepper, en de ondoorgrondelijke geest van
die maker kunnen verbinden met een doel, of dat nu een goddelijk,
kwaadaardig, of zelfs wispelturig en grillig doel is." Ook uit deze uitspraak
blijkt dat meneer Atkins de onverbiddelijke juistheid van de wetenschap
als uitgangspunt neemt. Als het niet wetenschappelijk bewezen is, dan
bestaat het officieel niet, zelfs wanneer het toch lijkt te bestaan op basis
van de oude religieuze uitgangspunten. Het komt niet in de heer Atkins
op dat beide onwaar zijn - nogal onwetenschappelijk. Dat wil zeggen, dat
de oude religieuze uitgangspunten op zijn best kunnen worden gezien als
hypothesen, die ondertussen zijn weerlegt, en dat de wetenschappelijke
methode gemankeerd is omdat die alleen het meetbare wil bewijzen, en
daarmee alleen een deel van de werkelijkheid analyseert - de
wetenschap kan alleen de kast opmeten, maar niet uitdrukken hoe mooi
en goed gemaakt die is. Bovendien, wat is bovennatuurlijk? Alleen die
meneer met de baard in de wolken is bovennatuurlijk, het sprookje van
de autoriteit. Het bovennatuurlijke bestaat niet in die zin, dat alles
natuurlijk is, natuurkundig, want dit is immers het fysiek universum. De
heer Atkins heeft zijn oude God nog niet losgelaten, want hij vecht er nog
tegen. Ergens tegen vechten heeft geen enkele zin, want het verdwaast
wat je wilt bereiken - je eigen doel. Loslaten en zelf verder gaan is veel
zinvoller.
18
"Sommige theologen zijn in de ban van de aard van het leven na de
dood, een begrip dat ze zelf hebben uitgevonden zonder ook maar een
stukje bewijs." Ik vraag de heer Atkins nog eens na te denken over de
wet van behoud van informatie. Het idee van leven na de fysieke dood
zoals die wordt gepresenteerd in de grote religies is in die vorm
inderdaad klinkklare onzin en slechts bedoeld om de bezitlozen te
verzoenen met hun situatie - religie is altijd politiek misbruikt. De idee
van een bestaan na de fysieke dood zoals die wordt ingegeven door de
genoemde natuurkundige wet sluit dat bestaan niet uit, ook al kunnen
fysieke wezens dat niet waarnemen - ook al beweren vele mediums dit
wel te kunnen. We komen ergens vandaan, we gaan daar ook naar
terug.
Commentaar: Het lijkt of de heer Atkins in een bepaalde
ontwikkelingsfase is blijven steken. Daarmee bedoel ik niet alleen zijn
ontwikkeling, maar ook die van het metafysisch denken. Atkins behoort
tot een generatie die zich heeft moeten ontworstelen aan de religie om
daarna vrijer te kunnen denken. Die ontwikkeling is in het geheel van de
ontwikkelingen absoluut noodzakelijk geweest. Het negatief fanatisme
-alsof er positief fanatisme bestaat- van de heer Atkins doet verder
denken aan het fanatisme van voormalig rokers die zich afzetten tegen
de tabaksindustrie en zij die nog wel roken. Roken is een vieze en
bedreigende gewoonte, maar mensen die roken sterven vanzelf uit. Zou
de heer Atkins net zo fanatiek zijn ten aanzien van de wijze waarop de
energie voor zijn knusse huis wordt opgewekt - bijvoorbeeld?
Nancey Murphy - Hoogleraar christelijke filosofie aan het
Fuller Theological Seminary. Er is inderdaad een doel voor
het universum.
"Als er een ontwerper God moet zijn wiens doel is dat het
universum het leven bevat, in het bijzonder intelligent
leven, dan moeten de wetten en constanten vrijwel
precies zijn die ze zijn. Dus, als het de bedoeling was dat
we hier zijn, moet de natuurlijke wereld bijna exact die mate van gevaar
en vernietiging bevatten die er is." Nancey Murphy tracht in haar
bijdrage moderne wetenschappelijke kennis, en de opvattingen die
daarbij horen, te verenigen met oude christelijke waarden en
uitgangspunten.
Commentaar: Ik heb mij altijd afgevraagd wat een mens aanmoet met
de waarden en normen van de oude religies. Niet alleen het Christendom,
ook diens voorganger, het Jodendom, en diens opvolger, de Islam,
19
vertegenwoordigen waarden die niet oud en eerbiedwaardig zijn, maar
oud en overleefd. Dat komt nog het meest tot uiting in de gruwelijkheden
die zijn bedreven uit naam van deze religie -ik zie ze alle drie als
varianten van één principe-, omdat de gruwelijkheden werden
gerechtvaardigd met een verwijzing naar die religie. Het verweer dat
afkeurenswaardige handelingen op basis van een theorie de gehele
theorie nog niet ongeldig maken, snijdt geen hout, omdat de
gruwelijkheden hoe dan ook uit de theorie voortkwamen - al was het
zelfs maar een deel van de theorie. De God van Jodendom, Christendom
en Islam zou er goed aan doen om in agressietherapie te gaan, of beter,
zijn volgelingen zouden dat moeten doen. Met de andere religies is het
niet beter gesteld.
Die agressietherapie kan voor de mens alleen succesvol zijn wanneer die
niet bij een extern deskundige wordt gevolgd, maar louter door in de
spiegel te kijken; zie de mens. Een mens kent zichzelf -in potentie- beter
dan welk ander mens dan ook. Wanneer een mens bij een ander te rade
gaat, is er altijd het risico dat de consulent zich in status tracht te
verbeteren ten koste van de cliënt. Het proces van zelfgenezing is wel
een uiterst moeilijke en soms moeizame weg, maar het is de enige weg.
Een aantal uitgangspunten uit de religies kunnen daarbij van pas komen,
maar het is aan de mens zelf om te bepalen welke dat zijn, niet aan de
deskundige. Het is altijd dom het oude zondermeer weg te gooien, want
de bestudering van de geschiedenis kan zeer verhelderend zijn. Tegelijk
is het zo dat de meest waardevolle uitgangspunten die bij het mens zijn
horen, niet stammen uit het verleden - ze zijn uiterst modern.
Owen Gingerich - Emeritus hoogleraar Sterrenkunde en
Geschiedenis van de Wetenschap aan de Harvard
University en senior astronoom emeritus aan het
Smithsonian Astrophysical Observatory. Ja, het universum
heeft een doel.
"Eerlijk gezegd, ik ben psychisch niet in staat te geloven
dat het universum zonder zingeving is. Ik geloof dat het
universum een doel heeft, en dat het onze grootste intellectuele
uitdaging als mens is om een glimp op te vangen van wat dit doel zou
kunnen zijn. (...) Slechts geleidelijk kwam ik tot de waardering van hoe
prachtig het heelal is afgestemd op het ontstaan van intelligent leven."
Owen Gingerich beargumenteert dat het feit dat de denkende mens in dit
universum aanwezig is, voldoende bewijs is dat het universum een reden
20
en dus een doel heeft. God openbaart zich in de persoonlijkheden en
intelligentie van de mens, ironisch genoeg ook in die van een atheïst.
Commentaar: Aan de bijdrage van de heer Gingerich heb ik weinig toe te
voegen. Het universum IS met de mens daarin - en wie weet talloze
andere vestigingsplaatsen van intelligent leven waar de mens -nog- geen
weet van heeft. Het doet er ten aanzien van deze bijdrage niet zo
ontzettend toe of de God waarover Gingerich spreekt de God is van de
cultuur waar hij uit voortkomt, of dat de oorspronkelijke creator de
entiteit achter de schermen is met zijn creatie Luciwher als 'beheerder'
van ons universum. Per slot van rekening zoeken wij niet voor niets God
of de Liefde, terwijl Luciwher dagelijks en waarneembaar om ons heen is.
De vanzelfsprekendheid en rust waarmee Gingerich zijn bijdrage heeft
geschreven maakt het irrelevant onderscheid te maken tussen de
AllerEerste en Luçal, aangezien het einde hoe dan ook de hereniging van
alles en iedereen is.
Bruno Guiderdoni - Astrofysicus en directeur van de
Sterrenwacht van Lyon, “Centre de Recherche
Astrophysique de Lyon et Observatoire de Lyon”,
Frankrijk. Het is zeer waarschijnlijk dat het universum een
doel heeft.
Ook Bruno Guiderdoni noemt de prachtige manier waarop
het universum fijn afgestemd is op het laten ontstaan van
biologische complexiteit. Maar kunnen we hier ook Gods handtekening in
ontdekken, zo vraagt hij zich af. Hij betoogt dat dit geenszins het geval is
en dat wij in slechts een van de universums van het multiversum leven.
Deze theorie: "Daarin staat dat we niet in een universum leven dat
zodanig is afgestemd is dat leven kan ontstaan, maar dat we toevallig
wonen in het universum, een van de vele, dat door een kosmische
samenloop van omstandigheden toevallig ook nog van het soort is dat
biologisch leven ondersteunt. Met andere woorden, we zijn niet
bijzonder, we hebben gewoon geluk." De multiversumtheorie stelt verder
dat in andere universums condities kunnen heersen waardoor biologisch
leven in het geheel niet is ontstaan, of waarin precies het tegendeel is
ontstaan van ons universum -omdat daar niet de materie die wij kennen
overheerst, maar antimaterie-, of de geschiedenis zoals wij die kennen
ook daar heeft plaats gehad, maar met een andere afloop -waar John. F.
Kennedy en Mahatma Ghandi niet zijn doodgeschoten, of waarin Hitler de
Tweede Wereldoorlog heeft gewonnen-. De complexe wiskunde die op
zich nodig is om het concept van een multiversum te ontwikkelen kan
21
echter geen toevallig bijproduct zijn, aldus Guiderdoni. "Dit is de reden
waarom ik niet kan nalaten te denken dat er, al met al, eigenlijk een
zingeving is voor het universum."
Commentaar: Toen ik voor de eerste maal hoorde van de
multiversumtheorie -de gepopulariseerde vorm, want ik ben geen
wiskundige- en van de brane-theorie, begreep ik dat was aangetoond dat
er een eindigheid aan het universum is. Toen ik een klein kind was legde
mijn vader mij het gedachte-experiment van een eindig universum voor
met de vraag wat er dan voorbij het einde zou kunnen zijn. Ik wist het
niet, noch weet Dr. Neil Turok echt wat er achter de grens van het heelal
is. Turok is directeur van het Perimeter Institute for Theoretical Physics in
Canada en een van de grondleggers van de brane-theorie -raadpleeg de
videoafdeling op de site manasnaala.net-. Brane-theorie en
multiversumtheorie zijn precies dat, een theorie en een mogelijke
verklaring, zo benadrukt Turok eveneens.
Ik heb in de brane-theorie en de eindigheid van het heelal altijd een
bevestiging gezien van de woorden in dit boek, waarbij dit universum
Luciwher gegeven is om een in tijd en omvang begrenst experiment te
doen om zijn visie gestalte te geven. Achter de grens van dit universum
ligt de oorspronkelijke wereld waar ieder mens na zijn stoffelijk sterven
naartoe terugkeert en waar het einde van het materieel universum op
een mooie hemelse avond is te zien als prachtig vuurwerk. De
grondlegger van de oerknaltheorie, de Leuvense -België- professor en
katholiek geestelijke Georges Lemaître, heeft het altijd verfoeid dat Paus
Pius XI uitriep, in 1931 bij de bekendmaking van de theorie, dat de big
bang het moment was waarop God het universum creëerde. Ik vermoed
dat Turok het evenzo zal verfoeien dat zijn brane-theorie kan aantonen
dat de hemel bestaat.
Als laatste zou ik Guiderdoni ter overweging willen geven nog eens na te
denken over het begrip toeval. Naar mijn inzicht bestaat het toeval niet,
maar duidt de mens daarmee een evenement aan waarvan hij, beperkt
door zijn waarnemingen of zelfs zijn waarnemingsvermogen, ofwel de
oorzaak dan wel het gevolg niet kent of zelfs kan kennen. De mens is te
beperkt om beide uiteinden te kunnen zien.
Christian de Duve - Biochemicus. Hij ontving in 1974 de Nobelprijs voor
Fysiologie en Geneeskunde. Nee, het universum heeft geen doel.
Een paar citaten uit de bijdrage van Christian de Duve: a. "Een
"bedoeling" veronderstelt een geest die het bedacht, evenals het
22
vermogen om het uit te voeren. In het onderhavige geval
zou dit betekenen dat de eigenaar van de geest niet
alleen het universum geschapen heeft zoals het is, maar
ook een ander universum had kunnen creëren en toch
heeft besloten om het bestaande te creëren om een
specifieke reden." b. "Als degenen die de vraag stellen, is
het duidelijk dat we onszelf zien als ten minste een deel
van het doel van God. (...) wat eigenaardig aan het heelal
is, is dat het precies de juiste fysieke eigenschappen heeft om leven
mogelijk te maken en, via het leven, om de menselijke geest mogelijk te
maken. Een dergelijke antropocentrische opvatting van de schepping is
echter niet gemakkelijk te rijmen met wat bekend is van de evolutionaire
oorsprong van de mensheid." De Duve vervolgt met een referentie aan
de Franse bioloog Jacques Monod die concludeert "dat het universum een
betekenisloze entiteit is waarin leven en geest ontstonden door een
buitengewone combinatie van onwaarschijnlijke omstandigheden die net
zo goed niet plaatsgevonden hadden hoeven hebben." De Duve verwijst
naar meer mogelijkheden om het heelal te beschouwen, op een meer
gevoelsmatige en esthetische manier via muziek, kunst en literatuur. Dit
impliceert nog steeds niet, volgens hem, dat er een creator nodig is, die
zelf toch ook een oorsprong moet hebben.
Commentaar: De heer de Duve concludeert klaarblijkelijk uit het eerste
citaat dat het toevalselement een te wankele basis is om te menen dat er
een zekere zingeving was in de creatie van het universum. Hij moge in
zijn visie de juiste conclusie trekken, maar een conclusie in de
tegenoverstelde richting -dat het universum gecreëerd is met een
specifieke zingeving- is op basis van dezelfde premisse evenzo mogelijk.
Dat hij in het tweede citaat de mens die zich deel van het doel van God
voelt antropocentrisch noemt, wordt in zijn bijdrage niet onderbouwd
met voldoende argumenten. De mogelijkheid dat er door de gehele
kosmos verspreid intelligent leven bestaat -een niet onwaarschijnlijke
mogelijkheid- voorkomt het antropocentrisch argument. Zijn verwijzing
naar de conclusies van Monod spiegelt zijn eigen argumenten, waar
echter bijkomt dat de conclusies van Monod destijds zijn gebaseerd op nu
verouderde wetenschap en dat Monod bij het trekken van zijn conclusies
wel heel erg beïnvloed lijkt te zijn door het existentialisme, dat à priori
atheïstisch is of op zijn minst non-theïstisch.
De heer de Duve verwijst in zijn bijdrage naar zijn andere publicaties en
wie die niet heeft gelezen kan geen definitieve conclusies trekken ten
aanzien van zijn bijdrage - is dit nu luiheid van de schrijver of van de
lezer? Anderzijds kunnen zijn overige publicaties niet van een geheel
andere aard zijn, of tegenovergestelde conclusies onderbouwen, de
23
reden waarom hier kan worden gesteld dat Duves argumenten geen
finale conclusies kunnen ondersteunen. Ze kunnen leiden tot de
gevolgtrekking dat het universum geen enkele zin heeft, terwijl de
aangehaalde argumenten die verwijzen naar aspecten van toeval
evenzogoed juist kunnen verwijzen naar het zinvolle aspect van het
universum. De titel van zijn bijdrage laat een resoluut nee zien
-hoogstwaarschijnlijk een persoonlijke hartenkreet-, terwijl uit zijn
bewoordingen ondanks hemzelf een misschien blijkt. Ik verwelkom de
tijd waarin niemand, hoe eerbiedwaardige die ook moge zijn, iemand
meer zegt wat je moet denken, wat je moet voelen of wat je moet
concluderen op basis van welk geïnterpreteerd of geconstrueerd bewijs
dan ook. De dagen van het gezag zijn onherroepelijk voorbij.
John F. Haught - Senior Fellow, Wetenschap & Religie, aan
het Woodstock Theological Center, Universiteit van
Georgetown. Ja, het universum heeft een doel.
"Uit het feit dat we zo'n vraag hoe dan ook kunnen stellen
blijkt een bevestigend antwoord." Zo begint Haught zijn
bijdrage in de discussie over de vraag of er een zingeving
is voor het universum. Het probleem dat de cognitieve
vaardigheden van de mens het resultaat zouden kunnen zijn van de
toevallige uitkomst van een ongericht evolutionair proces, was een
aspect van zijn evolutietheorie waar Charles Darwin niet echt gelukkig
mee was, aldus Haught, en waarvoor Darwin geen oplossing had.
Volgens John Haught ligt de oplossing voor dit probleem niet in het
terugkijken, waar we vandaan komen, maar in de toekomst, waar naar
toe de mens zich ontwikkelt. Als een mens zich dit afvraagt, geeft hij al
gelijk het antwoord, omdat die vraag de zoektocht naar de waarheid
representeert, omdat de zoektocht de aard van het universum veredelt.
"Zolang de zoektocht naar de waarheid blijft bestaan, kan een mens niet
alleen vertrouwen op zijn geest, hij kan ook vertrouwen op het
universum dat op zo'n prachtige manier zichzelf openstelt en het begin
heeft doen ontkiemen van wat waard is tijdloos te koesteren." In dit
laatste citaat geeft John Haught op een nogal ingewikkeld poëtische
manier aan, dat wanneer de mens vertrouwen in zichzelf kan hebben, hij
ook zijn vertrouwen op het universum kan stellen dat alles mogelijk heeft
gemaakt.
Commentaar: Haught heeft het bij het juiste eind en tegelijk ook niet.
Inderdaad, dat de denkende mens bestaat en dat hij voor zichzelf een
doel ziet, is het concrete bewijs voor het feit dat het universum een doel
24
heeft. Tot zover kan ik instemmen met de redeneertrant van Haught.
Wanneer de mens echter niet ook de volgende stap neemt, heeft de
eerste stap geen waarde, is het gegeven dat de mens denkt zinloos
geworden -maakt zichzelf tot robot- en is daarmee het doel van het
universum gefnuikt. Die volgende stap bestaat uit het zich niet laten
leiden door de afbakeningen die door het universum worden gesteld,
maar geheel zelfstandige afwegingen te maken die niet per sé gelijk
lopen met wat het universum ingeeft. De aspecten waar we dan aan
moeten denken zien we dagelijks om ons heen, aspecten zoals gezag en
hiërarchie, prestige en strijd, winnen en verliezen. Het universum is koud
en meedogenloos en de mens heeft het als doel daar bovenuit te stijgen,
voorbij te komen aan de dimensie van ontbinding zonder samenbinding.
Om in meer dan een opzicht, uit te stijgen boven 'het beest'.
Neil deGrasse Tyson - Astrofysicus en directeur van het
New York City's Hayden Planetarium. Ik ben er niet zeker
van of het universum een doel heeft.
"Beweren dat het universum een einddoel heeft,
impliceert dat het universum een intentie heeft. En
intentie impliceert een gewenste uitkomst. Maar wie zou
er het verlangen kunnen doen? En wat zou een gewenste
uitkomst kunnen zijn?" Dit is de kern van deGrasse Tysons vraagstelling.
"Als je religieus bent, zou je kunnen verklaren dat het doel van het leven
is om God te dienen. Maar als je een van de honderd miljard bacteriën
bent die leven en werken binnen een enkele centimeter van onze dikke
darm (...) zou je een heel ander antwoord geven." Middels wat gezegd
wordt in dit citaat wil deGrasse Tyson het bestaan van de mens binnen
een zeker perspectief plaatsen -het perspectief van nietigheid, zo lijkt
het- en daarmee de positie en de belangrijkheid van de mens relativeren.
Hij noemt de vermeende belangrijkheid die de mens zich toedicht
overmoed en concludeert dat wanneer we de waanvoorstellingen die
daaruit volgen uitfilteren, "het heelal er meer en meer willekeurig
uitziet." Hij wil niet geheel uitsluiten dat het universum een doel heeft,
maar hij stelt wel dat de bewijzen tegen het bestaan van die bedoeling
zich behoorlijk opstapelen.
Commentaar: Dat de heer deGrasse Tyson noemt dat de mens 99,9999%
van de kosmische tijd niet aanwezig was, en dat voor ons 99,9% van de
soorten door gewelddadige evenementen zijn uitgestorven, maar niet dat
99,99% van alle religie lariekoek is, is een omissie die zijn eindconclusie
beïnvloedt. Het onthult dat de heer deGrasse Tyson, misschien zonder
25
het zich te beseffen, redeneert vanuit een welomschreven
cultuurhistorische en dus ook religieuze achtergrond. Hij bewijst tevens
dat met simpel rekenwerk alleen -hoe amuserend ook-, het doel en de
waarheid van wat dan ook niet onthuld kunnen worden. Dat hij zijn
rekenwerk doet om tegelijk neerbuigend te kunnen doen over religie
-een specifiek westers Christelijk begrijpen van wat religiositeit is: het
dienen van God-, bewijst niets anders dan dat hij eerst met zijn eigen
religieuze achtergrond dient af te rekenen, alvorens een uitspraak te
kunnen doen over de al of niet vermeende aanwezigheid van een doel
van het universum - hij is niet de enige.
Het frappante is dat alles wat deGrasse Tyson zegt omkeerbaar is en
daardoor argumenten worden voor het bestaan van een God en zijn doel
met het universum dat wij bewonen - zij het weer binnen een bepaalde
visie op God. Dat de mens 99,9999% van de kosmische tijd niet aanwezig
was laat alleen zien dat wij pas nu aan de beurt zijn en dat er mogelijk
daarvoor anderen aan de beurt waren, zeker ook gezien het feit dat voor
99,9% van de soorten de tijd op was voordat wij kwamen - of dat nu op
onze aardbol was of in het geheel van universum. Kortom, zonder het te
weten bewijst deGrasse Tyson dat het godsbeeld dat zijn cultuur huldigt
complete onzin is -evenmin de enige- en dat de mens eerst maar eens
diep te rade moet gaan bij zichzelf over wie of wat God is -of anderszins
met een conclusie daarover moet komen- voordat hij met
kleuterspeelgoed de oorsprong van het universum onderuit probeert te
halen -amusant-.
Jane Goodall - Oprichtster van het Jane Goodall Instituut
voor "Wildlife Research, Education and Conservation" en
VN Boodschapper van de Vrede. Natuurlijk heeft het
universum een doel.
"Natuurlijk drijft de wetenschap meestal de spot met elk
geloof in een god, vertelt ons dat we een 'God-gen'
hebben en dat de neiging tot religieus geloven gewoon
een deel van onze biologische opmaak is, even onvermijdelijk als de
universele menselijke glimlach. Maar zelfs als dit zo zou zijn, zouden we
nog steeds willen vragen, waarom?" Verderop in haar bijdrage schrijft
Goodall over haar emotionele beleving van het orgelspel -onhoorbaar
lage orgeltonen veroorzaken een godsgevoel- in de prachtige Notre
Dame in Parijs en haar beleving van het werk van Bach. Ik begrijp haar
uitspraak door eigen ervaring. Ooit liep ik de kathedraal van Orléans
binnen en precies op dat moment begon het orgel voluit magistraal te
26
spelen, het was alsof ik door God welkom werd geheten in zijn kerk.
Atleten hebben een vergelijkbare oer-ervaring wanneer zij het stadion
binnengaan, zo wordt verteld. Goodall eindigt met: "Was al het
wonderlijke en de schoonheid simpelweg het gevolg van doelloze
draaiingen van bits van kosmisch stof in het begin van de tijd? Zo niet,
dan moet er een extrakosmische kracht, de maker van de big bang te
zijn. Een doel in het universum. Misschien, op een dag, zal dat doel
worden onthuld."
Commentaar: Tegen mevrouw Goodall zou ik willen zeggen, begrijpen wij
altijd de schijnbaar doelloze roerselen in onszelf? Toch komen we op
basis daarvan tot standpunten en principes, daden en de consequenties
daarvan. Zo leven wij, zo leeft ieder mens. De mens die de kosmos wil
begrijpen, op welke manier dan ook, is als de mier die het bos wil
begrijpen - dat gaat nooit lukken. De mens is 'veroordeeld' zich met zijn
eigen maat der dingen bezig te houden en zichzelf te onderzoeken op het
waarom van zijn zielenroerselen. Pas als het een mens lukt zichzelf te
begrijpen, wordt het doel van alles -niet alleen het universum- onthuld.
Dit klinkt allemaal nogal religieus, maar dat is het niet. Althans het heeft
niets met de religies te maken. Integendeel, het onderzoeken van jezelf
kan alleen dan, wanneer je jezelf hebt bevrijd van de religies, en van
politieke partijdigheid, en van eigen belang, kortom, van oordelen over
een ander. Er zijn maar twee dingen in het leven belangrijk, jij en wat je
in de spiegel ziet, en wat je vervolgens doet in de wereld. Daar gaat dit
boek over.
Elie Wiesel - Andrew W. Mellon professor in de
geesteswetenschappen en universiteitshoogleraar aan de
Universiteit van Boston. Ik hoop dat het universum een
doel heeft.
"Het is de taak van de mens om God te bevrijden, door
het vrijmaken van de krachten van vrijgevigheid in een
wereld die meer en meer wankel balanceert tussen vloek
en belofte." Dit is de laatste zin van Elie Wiesels bijdrage en daarmee
tegelijk zijn conclusie, hier in de vorm van een voornemen of een taak. In
de rest van zijn essay daarvoor stelt hij voornamelijk vragen, waarvan
het niet altijd duidelijk is of het echte vragen zijn of retorische vragen.
Een leraar gebruikt vaak de vraagvorm om zijn leerlingen in een
bepaalde denkrichting te bewegen. Het is een enigszins verouderde
didactische methode, omdat het immers veel zinniger is de leerling zijn
eigen vragen, zijn eigen hypothesen te laten formuleren.
27
Commentaar: Professor Wiesel verwijst naar de existentiële vragen die
door de Tenach worden geformuleerd -gelukkig is hij daar open in-, maar
tegelijk is het onhelder of hij eigenlijk vindt dat de morele kwesties die
daarin worden behandeld in feite voor alle mensen opgaan. Bovendien
verwijst hij naar gebeurtenissen, zoals de zondvloed, alsof die echt
gebeurd zijn. Vanuit de geologie is het duidelijk geworden dat een
zondvloed die de gehele aarde met water heeft bedekt nooit heeft
plaatsgevonden. Wel zijn er in de afloop van de laatste ijstijd lokaal zeer
grote vloeden geweest. Dat Jahweh zijn volk vernietigde had als oorzaak
dat het kwade welig tierde, meldt hij, terwijl iedereen zo langzamerhand
weet dat het zondvloedverhaal is overgenomen uit het Gilgamesh epos6)
waarin de god de mensen vernietigde, omdat die met hun lawaai de god
teveel uit zijn slaap hielden. Kortom, professor Wiesel tracht -terecht-
een aantal morele zaken aan de orde te stellen, die niet aan de orde zijn
te stellen op de manier waarop hij dat doet.
Daar komt bij dat in de visie van de mens het tijdsgewricht waarin hij
leeft, altijd cruciaal is en neigend naar een tocht naar de afgrond, zoals
professor Wiesel voorziet voor de huidige tijd. In ieder tijdperk ervaart de
mens zijn situatie als balancerend op het randje van de afgrond en
vrijwel nooit als in balans, met tijden van voorspoed in het verschiet.
Vraag het een willekeurige Jood, een doordeweekse Romein of Chinees,
een in zijn wereld opgesloten middeleeuwer -dat kan, lees maar- en allen
zullen zeggen dat hun tijd een van de meest onzekere in de geschiedenis
is. De Inca, de Cherokee, de Noorman, de Mongool, niemand zal zeggen
dat hun tijd onbewogen was, dat er eigenlijk niets gebeurde en dat zij in
pais en vree konden leven en hun kinderen zonder honger en angst
konden opvoeden.
De Shoah was een afgrijselijke gebeurtenis en ik mag hopen dat die de
mens lang in het geheugen zal blijven als afschrikwekkend voorbeeld
voor de degeneratie van de mens - niet eens degeneratie onder bepaalde
omstandigheden, maar het altijd aanwezige gevaar van de degeneratie.
Het kost professor Wiesel dan ook duidelijk zeer veel moeite een zinvol
doel voor het universum te postuleren. Zijn vertrouwen in de God van
Abraham en Mozes is door zoveel gebeurtenissen uit de geschiedenis
zwaar beschadigd - heel voorstelbaar. Zijn vrijgevigheid God te bevrijden
-en niet hem te ontkennen- is bewonderenswaardig. Je kunt echter ook
zeggen dat de God van Abraham -als Abraham werkelijk heeft bestaan-
en Mozes nooit waarlijk een God is geweest, maar een politiek instrument
in de handen van Jozua, een opportune politiek-culturele samensmelting
van de Kanaänitische Baäl -El- en Jahweh, zeer waarschijnlijk een
stamleider van de Nabateeërs die door zijn nazaten ten eigen faveure tot
oorlogsgod werd verheven. Dat zou betekenen dat indien de God van de
28
Tenach niet bestaat -noch zijn nazaten in de Bijbel en de Koran- niet
God, maar de mens bevrijd dient te worden. Om niet meer te hoeven
balanceren, maar om in balans te raken, zal elk mens toch echt diep in
zichzelf moeten afdalen om zich te bevrijden. De God die daarna wordt
ontdekt blijkt een geheel andere te zijn dan de manipulator die eonen het
fysiek universum heeft bestuurd. De 'God' die wordt ontdekt op de
bodem van de ziel, in de taaiste pit van het bestaan, blijkt voor ieder
mens verrassend gelijkaardig te zijn. Deze 'God' hoeft niet te worden
bevrijd, hij-zij brengt bevrijding, de vrijmaking van alles wat en wie je
bent.
De schildpad en het einddoel
een waar gebeurd sprookje
Eerst even over de haas, maar het gaat om de schildpad. De haas is de
snelle mens die in elk stadium van zijn ontwikkeling een conclusie klaar
heeft voor wat hij om zich heen kan zien, die op basis van wat hij zich
kan voorstellen een prognose maakt en zijn handelen daarop afstemt, die
meet welke afstand hem scheidt van wat hij meent het einddoel te zijn.
Dat maakt hem in zijn eigen perceptie tot de winnaar -als het begrip
winnaar werkelijk zou bestaan- en arrogant in de ogen van anderen, die
er desondanks op wedden dat de haas niet kan verliezen -als het begrip
verlies werkelijk zou bestaan-. Omdat winnen en verliezen niet bestaan
en arrogantie, net als schoonheid, alleen aanwezig is in de ogen van de
toeschouwer, laat de schildpad zich niet afleiden door de waan van de
dag en baant hij zich, met de tijd op zijn rug, langzaam en onherroepelijk
een weg naar zijn einddoel, het einddoel. Wat het einddoel is weet
niemand zeker, want niemand heeft het ooit gezien - de schildpad komt
er als eerste aan. Uitspraken over het einddoel en de zin van het al zijn
dan ook als de uitroepen in het gekrakeel van de toeschouwers langs de
lijn, uitroepen die hun hoop op de winnaar -als die zou bestaan-
verwoorden, maar die nooit de werkelijke uitkomst zullen bepalen.
Sommige toeschouwers schreeuwen hun advies, "Je moet deze weg
nemen", "Nee, neem die andere weg", roepen weer anderen. De
schildpad gaat onverdroten voort.
Er lijken uiteindelijk twee wegen in de wetenschap te zijn: de exacte
wetenschap en de andere vormen van wetenschap. De andere vormen
willen graag lijken op de exacte wetenschap en kwantificeren alles wat ze
kunnen, soms zelfs op het ridicule af. De exacte wetenschap is de enige
vorm van wetenschap die uitspraken over de werkelijkheid kan doen,
maar dat is dan ook alles. Sommige exacte wetenschappers pretenderen
29
daarbij dat de werkelijkheid inderdaad alles is, maar dat is niet zo, ook al
blijven die exacte wetenschappers dat nog zo hard roepen en
ridiculiseren zij soms met veel geweld van 'bewijs' iedereen die hen
tegenspreekt. De exacte wetenschap kan van alles fantastisch opmeten,
maar moet niet pretenderen daarmee op de troon van God te kunnen
zitten, of de poten onder zijn troon vandaan te kunnen zagen. Of minder
metafysisch geformuleerd, uit de studie van de taal van het universum,
de wiskunde, kan veel worden afgeleid, maar niet alles - zomin als uit de
taal van een volk de volledige samenhang van dat volk kan worden
bepaald. De overige wetenschappen kunnen uitspraken over God doen,
maar kunnen door de onexactheid van hun wetenschap nooit meer
pretenderen dan een -gestudeerde- visie op zin en doel van het
universum te geven. Kortom, uitspraken over een God en zijn eventuele
doel met het universum zeggen doorgaans meer over degene die de
uitspraak doet, vanuit welke achtergrond dan ook die uitspraak wordt
gedaan.
Het achterhalen van wat mogelijk de zin van het universum zou kunnen
zijn, is geen zoektocht naar het mathematisch midden of een queeste
naar het spiegelend uiteinde ervan. Noch kan de zingeving of het
ontbreken daarvan overeengekomen worden door consensus over
beschikbare data en interpretaties. De reis naar het einde van de nacht
gaat niet over de wereld daarbuiten, maar over de innerlijke wereld. De
reis door de innerlijke wereld wordt niet en kan niet worden bepaald door
de taal van het universum, noch door de taal van de profeten uit oude
tijden. Ieder individueel mens heeft zijn en haar eigen weg af te leggen
en kan ter steun daarbij inspiratie proberen te zoeken bij wat anderen
zeggen over de fysieke- en de metafysieke wereld. Ieders persoonlijke
waarheid echter, ieders persoonlijk aandeel in de waarheid, kan slechts
ontdekt worden door het doorgronden van persoonlijke afwegingen en
keuzes, verlangens en idealen. De ene waarheid is er, maar die zal door
geen mens ooit gezien, laat staan begrepen worden. Het hoogst haalbare
in dit universum is het vinden van je persoonlijk aandeel in de
oorspronkelijke waarheid. Niet, ieder heeft zijn eigen waarheid, want dat
zou iedereen van iedereen isoleren, maar iedereen heeft zijn en haar
persoonlijk aandeel in de oorspronkelijke waarheid, de zingeving van
alles. Je persoonlijk aandeel vinden is het maximaal en enig haalbare, na
een levenslange zoektocht. De consensus die ontstaat onder mensen die
de innerlijke zoektocht maken, komt niet voort uit een van buitenaf
opgelegd credo, maar vanuit een van binnenuit groeiende
overeenstemming waarbij niemand kan worden beoordeeld op de waarde
of juistheid van zijn ontwikkeling. Iedereen loopt de weg in zijn en haar
eigen tempo, terwijl de waarheid kan nooit worden geëtiketteerd. Deze
30
ontwikkeling betekent niet alleen het einde van de traditionele religies,
maar ook het einde van de wetenschap zoals die na de Verlichting tot
ontwikkeling is gekomen. Zoals religie vormgegeven zal worden vanuit
innerlijke zingeving, als het nog religie genoemd kan worden, verschuift
ook het perspectief in wat het doeleinde van de wetenschap zou moeten
zijn. Ieder is op een persoonlijke innerlijke zoektocht, omdat in dit
universum ieder individu moederziel alleen is - zo denkt men bij de
aanvang ervan.
31
Noten bij “de Aankomst”
Ook de eerste temmers van paarden, 4000 vce.1)
In de Bhagavad Gita bepleit Krishna dat de aard van je ziel wordt bepaald door2)
de varna of kaste. Op die manier, door middel van reïncarnatie is het in feite
Krishna die de ziel bepaalt.
Zie: http://www.templeton.org/purpose/3)
Eerst beleefde de mens zijn deel van de wereld als dé wereld. Daarna stond de4)
wereld centraal, met een zon die daaromheen draaide. Vervolgens werd de zon het
middelpunt, totdat bleek dat wij in een melkwegstelsel wonen. Weer later bleek
dat melkwegstelsel niet het universum te zijn, maar een van vele in een groter
universum. Er is een theorie die ons universum ziet als een van meerdere
universums, een multiversum.
Wat ons in het gehele universum vooraf is gegaan is op geen enkele manier na5)
te gaan. Wat er zich gelijktijdig met ons in een ander deel van het universum
afspeelt evenmin. Die verwijdering is zowel in tijd als afstand te groot voor een
mens om waarnemingen van betekenis te kunnen doen.
Dr. Irving Finkel is de curator van het Britisch Museum belast met spijkerschrift6)
inscripties op tabletten van klei uit het oude Mesopotamië. Hij heeft redenen om
aan te nemen dat het Gilgamesh epos ouder is dan de schriftelijke weergave op
kleitabletten uit het begin van het 2 millennium vce. Gilgamesh is volgens heme
een werkelijk bestaande koning uit het begin van het 3 millennium vce.e
Ter vergelijking, de oudste teksten uit de Tenach en de Bijbel zijn van het einde
van het 2 millennium vce, begin 1 millennium vce. Mozes, of eene e
politiek-religieuze leider als Mozes, wordt verondersteld te hebben geleefd rond
1250 vce in eerste instantie in Egypte, waar hij een studie maakte van onder
andere de manuscripten van farao Achnaton (1353-1334 vce), van wie wordt
gezegd dat het de eerste monotheïst was.
32